eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven ......de consequenties van de invoering...

27
AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede Eindrapportage Consequentieonderzoek Galvaniseerbedrijven met cyanidehoudende baden Project : 152995 Datum : december 2016 Opdrachtgever: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Opstellers rapport: Robert Geerts / Jan Heitink / Ton op den Dries Contactpersoon RIVM: Eelke Kooi Projectomschrijving Het opstellen van een beschrijving van de rekenmethode voor inrichtingen met cyanidehoudende ba- den, wordt opgenomen in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi. Deze moet zijn voorzien van: een uitgewerkt voorbeeld van de toepassing; een toelichting op de methode ter verantwoording van modelleringkwesties en parameterwaarden als achtergronddocument en eveneens bestemd voor opname in de Handleiding; een digitaal bestand dat de gegevens bevat van het uitgewerkte voorbeeld; PSU-file; een rapport waarin de gevolgen zijn beschreven voor de bestaande situatie. Zowel technische als be- leidsfactoren worden daarbij beschouwd. Het hiervoor uit te voeren onderzoek is het consequentieonderzoek. Het consequentieonderzoek wordt apart uitgevoerd en gerapporteerd. Dit rapport betreft het consequentieonderzoek. Conclusie De drempelwaarde van de aanwezigheid van een cyanidebad van minimaal 100 liter om een inrichting met een galvaniseerproductieruimte aan te wijzen als relevant voor de externe veiligheid is onnodig conservatief. Op grond van de aangepaste rekenmethodiek verwachten wij dat de drempelwaarde voor galvaniseerinrichtingen 500 liter kan bedragen. Onder deze grens is geen PR 10 -6 te verwachten. Er is mogelijk één galvaniseerinrichting die binnen de PR 10 -6 één of enkele kwetsbare objecten heeft liggen (peildatum dec. 2015). Zou dit inderdaad het geval blijken, dan zal deze situatie eenvoudig door bronmaatregelen zijn te verhelpen. De betreffende cyanidehoudende baden zijn te voorzien van een massief stalen frame, waardoor die niet bijdragen aan het plaatsgebonden risico. De aangepaste rekenmethodiek leidt tot kleinere afstanden voor het plaatsgebonden risico in vergelij- king met de voorgaande concept rekenmethode. Risicoanalisten & specialisten externe veiligheid + risicobeleid

Upload: others

Post on 04-Jul-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede Eindrapportage Consequentieonderzoek Galvaniseerbedrijven met cyanidehoudende baden Project : 152995 Datum : december 2016 Opdrachtgever: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Opstellers rapport: Robert Geerts / Jan Heitink / Ton op den Dries Contactpersoon RIVM: Eelke Kooi Projectomschrijving Het opstellen van een beschrijving van de rekenmethode voor inrichtingen met cyanidehoudende ba-den, wordt opgenomen in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi. Deze moet zijn voorzien van:

een uitgewerkt voorbeeld van de toepassing; een toelichting op de methode ter verantwoording van modelleringkwesties en parameterwaarden

als achtergronddocument en eveneens bestemd voor opname in de Handleiding; een digitaal bestand dat de gegevens bevat van het uitgewerkte voorbeeld; PSU-file; een rapport waarin de gevolgen zijn beschreven voor de bestaande situatie. Zowel technische als be-

leidsfactoren worden daarbij beschouwd. Het hiervoor uit te voeren onderzoek is het consequentieonderzoek. Het consequentieonderzoek wordt apart uitgevoerd en gerapporteerd. Dit rapport betreft het consequentieonderzoek. Conclusie De drempelwaarde van de aanwezigheid van een cyanidebad van minimaal 100 liter om een inrichting met een galvaniseerproductieruimte aan te wijzen als relevant voor de externe veiligheid is onnodig conservatief. Op grond van de aangepaste rekenmethodiek verwachten wij dat de drempelwaarde voor galvaniseerinrichtingen 500 liter kan bedragen. Onder deze grens is geen PR 10-6 te verwachten.

Er is mogelijk één galvaniseerinrichting die binnen de PR 10-6 één of enkele kwetsbare objecten heeft liggen (peildatum dec. 2015). Zou dit inderdaad het geval blijken, dan zal deze situatie eenvoudig door bronmaatregelen zijn te verhelpen. De betreffende cyanidehoudende baden zijn te voorzien van een massief stalen frame, waardoor die niet bijdragen aan het plaatsgebonden risico.

De aangepaste rekenmethodiek leidt tot kleinere afstanden voor het plaatsgebonden risico in vergelij-king met de voorgaande concept rekenmethode.

Risicoanalisten & specialisten externe veiligheid + risicobeleid

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 2

pagina niet beschreven

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 3

Inhoud

1. Consequentieonderzoek ...................................................................................................................... 5

2. Consequentieonderzoek rekenmethode galvaniseerbedrijven met cyanidehoudende baden ........... 5

2.1 Algemene beschrijving ................................................................................................................ 5

2.2 Aanpak consequentieonderzoek ................................................................................................ 6

3. Beschrijving resultaat ........................................................................................................................... 9

3.1 Overzicht van bedrijven met CN-baden (>100 liter/bad) ........................................................... 9

3.2 Workshop met bedrijven over conceptrekenmethodiek ......................................................... 10

3.3 Consequentie aanpassen methodiek........................................................................................ 10

4. Verantwoording resultaat .................................................................................................................. 14

4.1 Overzicht van bedrijven met CN-baden (>100 ltr/bad) ............................................................ 14

4.2 Workshop met bedrijven over conceptrekenmethodiek ......................................................... 14

5. Conclusie ............................................................................................................................................ 14

6. Verwijzingen ....................................................................................................................................... 15

Bijlage 1 Groslijst van galvanobedrijven (peildatum december 2014)....................................................... 16

Bijlage 2 Overzicht galvanobedrijven met cyanidehoudende baden > 100 L ............................................ 18

Bijlage 3 Overzicht van de omgeving van 17 beschouwde galvanobedrijven ............................................ 19

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 4

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 5

1. Consequentieonderzoek De invoering van een rekenmethodiek of de aanpassing ervan leidt tot uitkomsten waar gevolgen aan vastzitten voor verschillende partijen. Een van die partijen is het DG van Infra en Milieu (DGMI). Het DGMI is gedelegeerd bevoegd, de invoering van een rekenmethodiek goed te keuren. De minister van Infrastructuur en Milieu stelt de rekenmethode vast waarmee plaatsgebonden risico en groepsrisico worden bepaald (art 4 lid 6 Bevi). Voorafgaande aan de invoering van de rekenmethodiek is inzicht no-dig in de gevolgen (politiek-bestuurlijk). Dat inzicht wordt in het consequentieonderzoek weergegeven in een -voor risicomethodiekdeskundigen- op zichzelf leesbaar document. Uiteraard vindt wel verwijzing naar de methodiek plaats. Ook de onderbouwing van de inzichten in de gevolgen maken deel uit van het document.

In het memo 'Criteria voor het aanpassen van rekenmethodieken' (RIVM, 2013) is aangegeven welke ge-volgen in beeld zullen worden gebracht. Dit zijn gevolgen voor de omgeving. Drie rekentechnische grootheden worden gebruikt om de beleidsmatige gevolgen te beschrijven: het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en het invloedsgebied. Een methodiek invoeren of aanpassen resulteert in contouren van het plaatsgebonden risico van inrichtingen, die het betreft. Kwetsbare objecten in de omgeving van de inrichting kunnen binnen de nieuwe contour van het plaatsgebonden risico 10-6 komen te liggen. Daarmee wordt niet aan de wettelijke norm voldaan van het beschermingsniveau voor het individu. Dat heeft bestuurlijke gevolgen voor het bevoegd gezag.

De rekenmethode levert ook het groepsrisico als resultaat. Het groepsrisico moet door het bevoegd ge-zag worden verantwoord. Een aspect van het verantwoorden is het gebruik van de oriëntatiewaarde om de hoogte van het groepsrisico mee te vergelijken. Het genoemde memo over het aanpassen of invoe-ren van een Bevi-rekenmethode noemt de ligging van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatie-waarde als beleidsmatige indicator om het gevolg aan te geven. Het kan voor de aanpak van het conse-quentieonderzoek uitmaken of het een methodiekinvoering of methodiekaanpassing betreft. Met de rekenmethode is ook te bepalen wat de 1% letaliteitafstand is van de beschouwde inrichting. Het memo geeft aan dat deze indicator van belang is voor de bepaling van het aantal objecten binnen de vastgestelde zoneringsafstand (op basis van effecten).

Het consequentieonderzoek moet navolgbaar zijn uitgevoerd opdat toetsing mogelijk is van het resul-taat volgens een aantal gangbare inhoudelijke kwaliteitscriteria.

2. Consequentieonderzoek rekenmethode galvaniseerbedrijven met cyanidehoudende baden NB De hierna opgesomde woorden die we verder zullen gebruiken betekenen het volgende: Galvanobedrijven: de galvano-technische bedrijven met cyanidehoudende baden die meer dan 100 liter bevatten; conceptrekenmethode: de rekenmethode versie 7 augustus 2009 voor inrichtingen met cyanidehoudende baden (status: concept). CN-baden: cyanidehoudende baden;

2.1 Algemene beschrijving Sinds 2009 is een concept van de rekenmethode voor inrichtingen met cyanidehoudende baden be-schikbaar als discussiedocument en voor consultatie van risicoanalyse experts (RIVM, 2009). De concept rekenmethode vindt toepassing bij het verlenen van een omgevingsvergunning op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Om de rekenmethode te kunnen opnemen in de Handleiding Risicobere-keningen Bevi zijn de gevolgen nagegaan die verwacht mogen worden voor het beleid. Dit document bevat de beschrijving van de gevolgen en de onderbouwing hoe het resultaat verkregen is zodat toetsing mogelijk is aan de gangbare inhoudelijke kwaliteitscriteria.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 6

Doel : Conform het rapport ‘Protocol aanpassing rekenmethodieken’ (RIVM, 2012) wordt nagegaan wat de gevolgen zullen zijn voor het beleid als de rekenmethode volgens de huidige stand van kennis wordt goedgekeurd dan wel aangepast en daarmee wordt voorgeschreven bij de bepaling van de externe vei-ligheid risico’s van galvanobedrijven. Aandachtspunten : Bij de aanpak en uitwerking van het consequentieonderzoek vragen een aantal pun-ten om bijzondere aandacht:

Onzekerheid van het verkregen inzicht in de consequenties. In dit onderzoek wordt die bepaald door de volgend de factoren: Volledigheid van het beeld van inrichtingen met een cyanidehoudend bad > 100 liter. Volledigheid van het beeld van de omgevingen van de inrichtingen. De informatie over de om-

gevingssituatie is niet 100% actueel. Juistheid van de informatie van aanwezige CN-baden en hun opstelling. De vergunningen zijn

niet allemaal voldoende specifiek om hier de benodigde gegevens uit te leiden.

De referentiesituatie voor de vergelijking van ‘wat is’ met ‘wat zal worden’ bij invoering van de re-kenmethodiek. Terugblikkend in de tijd is voor de inrichtingen op uiteenlopende wijzen het plaats-gebonden risico (en groepsrisico) bepaald. Vooral in de gevallen waarin niet de conceptrekenmetho-de is toegepast is het belangrijk aan te geven wat de consequenties zijn.

Betrouwbaarheid en de onzekerheid (volledigheidsaspecten en juistheid) moeten uit elkaar gehou-den worden. Met kan een onvolledig beeld hebben, maar wel een beeld dat berust op nauwkeurige analyse. Omgekeerd is het mogelijk een volledig beeld te hebben dat beperkt nauwkeurig is. Nauw-keurigheid heeft hier de betekenis tot op welk niveau van detail de analyse plaatsvindt. Het is zinvol en praktisch om trapsgewijs van globaal naar nauwkeurig te werken volgens de toets of elke volgen-de trap van nauwkeurigheid en/of meer volledigheid leidt tot toegevoegde waarde voor het doel van het consequentieonderzoek.

Bij de navolgende weergave van de aanpak van het consequentieonderzoek komen de genoemde facto-ren verder ter sprake.

2.2 Aanpak consequentieonderzoek Het consequentieonderzoek berust op de volgende reeks van activiteiten. Gegevensbestanden en andere informatiebronnen aanboren. Samenstellen van een groslijst van mogelijke galvanobedrijven. Selecteren en elimineren tot de eindlijst van het aantal galvanobedrijven. Omgevingskenmerken in beeld brengen per galvanobedrijf. Specifieke kenmerken per bedrijf in beeld krijgen. Algemene inzichten risicokenmerken op basis van rekenmethodiek. Indeling bedrijven in relevante consequentiecategorieën. Selectie van bedrijven voor detailanalyses. Overzicht van consequenties invoeren rekenmethodiek Dialoog met galvanobedrijven over de rekenmethodiek In Figuur 1 is de samenhang van de activiteiten weergegeven. In wat nu volgt wordt een toelichting ge-geven.

Verzamelen van gegevens Voor het consequentieonderzoek zijn de volgende gegevensbestanden gebruikt. Gegevensbestand (1): Registratie Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) conform het Registratiebe-

sluit externe veiligheid. Deze bron van gegevens is onvolledig, beperkt actueel en on-toereikend om te kunnen beoordelen of sprake is van een galvaniseerbedrijf, dat re-levant is voor het consequentieonderzoek.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 7

Gegevensbestand (2): Aangesloten leden van de branchevereniging NGO-SBG. Het bestand is betrouw-baar maar onvolledig. Niet alle galvaniseerbedrijven zijn aangesloten. NGO-SGB schat dat 60 % van alle galvano-technische bedrijven is aangesloten. Sommige van de niet bij NGO-SGB aangesloten galvanotechnische bedrijven zijn lid van de ION.1 Het le-denbestand van de ION is gescand op trefwoorden voor galvanotechnische behande-lingen.

Gegevensbestand (3): Google Earth. Te gebruiken voor beeldvorming van de omgeving. Actualiteit kan circa 8 jaar achter lopen.

Verder zijn inhoudelijke informatiebronnen gebruikt, waaronder: Informatiebron (1): Wm-Vergunningaanvragen. Niet alle gegevens die nodig zijn voor beoordeling van

de consequenties zijn in de aanvraag aanwezig. Informatiebron (2): Bestemmingsplannen (ruimtelijkeplannen.nl). Te gebruiken voor de aard van de be-

stemming van de directe omgeving van de inrichting. Informatiebron (3): Via internetzoekmachines als Google te ontsluiten informatiebronnen. Informatiebron (4): Onderzoek VROM-Inspectie bij kleinere galvanische bedrijven (2008) De consequenties van de invoering van de rekenmethodiek kunnen niet voor 100% in beeld worden ge-bracht. Dat is vanuit praktische overweging niet haalbaar. Gestreefd is naar een voldoende betrouwbaar overzicht. De beslissing over het voorschrijven van de rekenmethodiek is daarmee voorzien van een ver-antwoorde basis.

1 Vereniging Industrieel Oppervlaktebehandelend Nederland

AANBOREN GEGEVENSBESTANDEN & INFOR-

MATIEBRONNEN

GROSLIJST SAMENSTELLEN MOGELIJKE GALVANOBEDRIJVEN

EINDLIJST POPULATIE VAN GALVANOBEDRIJVEN

SPECIFIEKE KENMERKEN PER GALVANOBEDRIJF

OMGEVINGSKENMERKEN PER GALVANOBEDRIJF

ALGEMENE INZICHTEN RISICO''S

REKENMETHODIEK

CONSEQUENTIES VAN INVOEREN REKEN-METHODIEK

DETAILANALYSES BIJ SELECTIE VAN GALVANOBEDRIJVEN

ANALYSE EN SCHIFTEN IN CON-SEQUENTIECATEGORIEËN

DIALOOG MET GALVANO-BEDRIJVEN

Figuur 1. Schematische weergave uitvoering consequentieonderzoek

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 8

Volledigheid van eindlijst van galvaniseerbedrijven. In principe zou met het RRGS kunnen worden volstaan. De kwaliteit echter van het RRGS is onvoldoende om tot een betrouwbaar beeld te komen van de consequenties.2 Daarom is eerst een groslijst samenge-steld. Daarvoor is o.a. het RRGS gebruikt. Elk bedrijf op de RRGS-lijst is rechtstreeks benaderd of sprake is van het gebruik van CN-baden. Van de aangesloten bedrijven bij de NGO-SGB (per definitie relevant voor de groslijst) is navraag gedaan of gebruik gemaakt wordt van CN-baden. Van de 331 leden van de vereniging ION3 zijn op grond van de zoekfunctie van trefwoorden voor galvanotechnische bewerkingen de bedrijven geselecteerd en aan de groslijst toegevoegd. Ook deze bedrijven is gevraagd of CN-baden gebruikt worden van meer dan 100 liter.

Analyse en gebruik van gegevens Juistheid van de informatie. Specifieke kenmerken van de galvanobedrijven zijn nodig om de rekenmethodiek te kunnen toepassen. Juiste informatie, indien goed toegepast, levert betrouwbare resultaten. Juiste informatie hoeft niet ge-detailleerde of nauwkeurige informatie te zijn. Bij dit onderzoek speelt de situatie van de omgeving van de bedrijven een belangrijke rol omdat hieruit blijkt of en hoeveel bedrijven een PR 10-6 contour hebben waarbinnen (geprojecteerd of niet) kwetsbare objecten zijn gelegen. Tevens blijkt uit de omgevingsin-formatie wat zich binnen het invloedsgebied van het bedrijf bevindt. De aanpak van globaal naar nauw-keurig wordt hier gevolgd. Dit houdt in dat detaillering en/of nauwkeurigheid van informatie wordt toe-gepast waar dit nodig blijkt. Referentiesituatie voor vergelijking consequenties. Er laten zich voor de aanpak van dit onderzoek vier categorieën van galvanobedrijven onderscheiden die relevant zijn. (1) Galvanobedrijven met een omgevingsvergunning na 1 april 2008.4 (2) Galvanobedrijven met een omgevingsvergunning voor 1 april 2008.5 (3) Galvanobedrijven die niet aangewezen zijn door het Brzo. (4) Galvanobedrijven die wel aangewezen zijn door het Brzo. De relevantie is dat bij bestemmingsplanvaststellingen, die na 1 januari 2008 hebben plaats gevonden, vastgesteld zou moeten zijn waar de plaatsgebonden risicocontour voor de grenswaarde ligt van het galvanobedrijf (dat niet al was aangewezen door het Brzo). Immers er mogen geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt worden binnen de grenswaarde. Deze formele en juiste gang van zaken veronderstelt informatie en kennis die in de praktijk lang niet altijd aanwezig was. Een probleem kan de veranderde omgevingssituatie zijn tussen het moment dat het QRA-resultaat werd getoetst en de huidige omgevingssituatie. Consequenties die veroorzaakt zijn door veranderingen in be-stemmingsplannen zijn samengegaan met consequenties veroorzaakt door de wijzing(en) van de con-cept rekenmethode. Het vergt buitengewoon veel analysewerk om aan te geven waar een naar voren komende saneringsconsequentie in voorkomende gevallen aan toe te schrijven is. Deze analyse is ach-terwege gelaten. In het consequentieonderzoek wordt niet primair naar oorzaken gezocht van ontstane situaties die niet aan de grenswaarde voldoen.

2 Deze constatering is gebaseerd op veelvuldig gebruik in de praktijk van het RRGS door AVIV voor studies van de externe veiligheid.

Door AVIV geconstateerde problemen zijn: Onvoldoende actualiteit; sommige bedrijven zijn vermeld maar niet meer actief of hebben een ander proces. Bedrijven die al lang bezig zijn staan niet vermeld. Locaties zijn soms verkeerd aangegeven. Vermelding wel/niet Bevi blijkt niet altijd juist. PR-contouren zijn soms achterhaald of verouderd. Genoemde problemen worden ook door an-dere organisaties herkend, die regelmatig moeten werken met het RRGS.

3 Peildatum site www.ION.nl 6 juni 2014 4 De wijziging Revi (Stcrt 24 dec 2007/249) is ingegaan op 1 jan. 2008. De datum 1 apr. 2008 volgt uit artikel III . 5 Bedrijven die voor 1 januari 2008 door het Bevi waren aangewezen zijn per definitie Brzo inrichtingen.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 9

Betrouwbaarheid. De nauwkeurigheid die verkregen kan worden van het beeld van de consequenties bij het vaststellen van de rekenmethode en dus op te nemen in de Handleiding Risicoberekeningen Bevi, hangt uiteraard af van het detailniveau waarmee de analyse plaatsvindt. Het draait om de selecties die telkens worden gemaakt in de stappen die in figuur 1 zijn weer gegeven. Bij de beschrijving hierna van de uitwerking van het consequentieonderzoek wordt aangegeven welke keuzes zijn gemaakt bij de detaillering en/of nauwkeurigheid van de informatieverwerking. Gestreefd is naar een voldoende betrouwbaar inzicht in de consequenties om een verantwoorde afweging te kunnen maken over de vaststelling van de reken-methode voor galvaniseerbedrijven met cyanidehoudende baden groter dan 100 liter. De betrouwbaarheid bestaat uit: De volledigheid van het overzicht van galvanobedrijven. Het detailniveau van analyse per bedrijf. Juistheid van de gebruikte gegevens. Bij de beschrijving van het resultaat (hoofdstuk 3) zal nader worden ingegaan op deze drie aspecten. Algemene inzichten in risico’s De algemene inzichten in de risico’s volgen uit: Toepassing van de concept rekenmethode. Inbreng van de bedrijven zelf in een workshop-bijeenkomst. Eigen ervaringen en inzichten door bedrijfsbezoeken (5) voor het opstellen van een QRA (met con-

ceptversies rekenmethode).

3. Beschrijving resultaat In dit hoofdstuk worden de resultaten van de deelstappen beschreven en het eindresultaat. De verant-woording van de hier gepresenteerde deelresultaten en het eindresultaat is in de bijlagen bij dit rapport opgenomen.

3.1 Overzicht van bedrijven met CN-baden (>100 liter/bad) De samengestelde groslijst bestaat uit 61 bedrijven die galvano-technische activiteiten uitvoeren (zie bij-lage 1). Uiteindelijk voldoen 17 bedrijven aan het criterium dat een CN-galvaniseerbad van tenminste 100 liter aanwezig is voor het aanbrengen van een metaallaag. Onderstaande tabel toont voor deze 17 bedrij-ven hoeveel kilogrammen CN- er naar schatting aanwezig is. Omdat deze gegevens bedrijfsvertrouwelijk zijn, zijn de gegevens verwerkt tot klassen. In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de eindlijst van bedrij-ven inclusief de bedrijven waarvan onbekend is of hier CN-baden aanwezig zijn. Tabel 1. Geschatte hoeveelheden CN- bij bedrijven met minimaal 100 l aan cyanidehoudende oplossin-gen (peildatum dec. 2014) BEDRIJFSNUMMER TOTAAL AANTAL LITER GESCHAT AANTAL KG

1 100 tot 1000 l 0 tot 10 kg

2 100 tot 1000 l 0 tot 10 kg

3 100 tot 1000 l 0 tot 10 kg

4 100 tot 1000 l 0 tot 10 kg

5 100 tot 1000 l 0 tot 10 kg

6 100 tot 1000 l 10 tot 100 kg

7 1000 tot 10.000 l 10 tot 100 kg

8 1000 tot 10.000 l 100 tot 1000 kg

9 1000 tot 10.000 l 100 tot 1000 kg

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 10

BEDRIJFSNUMMER TOTAAL AANTAL LITER GESCHAT AANTAL KG

10 1000 tot 10.000 l 100 tot 1000 kg

11 1000 tot 10.000 l 0 tot 10 kg

12 1000 tot 10.000 l onbekend

13 1000 tot 10.000 l 100 tot 1000 kg

14 1000 tot 10.000 l 100 tot 1000 kg

15 > 10.000 l 100 tot 1000 kg

16 > 10.000 l 100 tot 1000 kg

17 onbekend6 onbekend

3.2 Workshop met bedrijven over conceptrekenmethodiek Bedrijven uit de branche zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een workshop over de conceptreken-methodiek. Aan deze uitnodiging hebben meerdere personen gehoor aan gegeven. Tijdens de workshop werden diverse elementen van de rekenmethodiek besproken. Ook elementen die niet in de concept-rekenmethodiek zaten, waaronder: Er is weinig brandbaar materiaal aanwezig in de galvaniseerruimte, waardoor de brandsnelheid laag

zal zijn. Dit doet vermoeden dat de brandduur van 10 minuten voordat pluimstijging optreedt te kort is.

De aanwezige baden in de galvaniseerlijn zijn overwegend alkalisch. Bij het falen van meerdere ba-den is het daarom niet reëel ervan uit te gaan dat al het cyanide zal reageren met zuur tot water-stofcyanide. Ook bestaat het vermoeden dat de menging niet ideaal zal zijn wat er voor zorgt dat minder HCN zal worden gevormd per tijdseenheid dan in de conceptrekenmethodiek is aangeno-men.

Er is een duidelijk verschil tussen een galvaniseerruimte waar continue mensen aanwezig zijn en con-tinue meerdere handelingen plaatsvinden en een PGS-15 opslagruimte waar af en toe producten worden geplaatst of weggehaald. De brandkans één op één overnemen van een PGS-15 opslagruim-te is wellicht niet correct.

Op basis van de workshop en bevindingen van de literatuurstudie is besloten de rekenmethodiek aan te passen. De nieuwe rekenmethodiek is beschreven in “Rekenmethode voor inrichtingen met een cyani-dehoudende bad ten behoeve van het aanbrengen van metaallagen” versie 22 december 2016.

3.3 Consequentie aanpassen methodiek In onderstaand overzicht (Tabel 2) worden de overeenkomsten en verschillen aangegeven tussen de concept rekenmethode van 2009 (RIVM, 2009) en de nieuwe rekenmethode (RIVM, 2016). In de nieuwe rekenmethode is de kans op een brand aanzienlijk groter dan voorheen. De hoeveelheid HCN dat vrij-komt is veelal lager en de periode waarover het naar buiten komt is drie keer zo lang (met navenant la-gere concentraties). Daardoor worden de berekende effectafstanden kleiner.

6 Bekend is dat het bedrijf cyanidehoudende oplossingen gebruikt en dat minimaal één bad een inhoud heeft groter dan 100 l.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 11

Tabel 2: Overeenkomsten en verschillen tussen concept rekenmethode 2009 en de rekenmethode 2016 CONCEPT REKENMETHODE 2009 REKENMETHODE 20167

Uitgangspunten die betrekking hebben op de kans 1 Initiële brandkans in brandcompartiment dat galvani-

seerruimte omvat: fb ×1,8.10-4 per jaar. fb = 1 als er geen ontvlambare stoffen (vlampunt

beneden 55°C) aanwezig zijn en er geen brandge-vaarlijke activiteiten zoals lassen of slijpen plaats-vinden.

fb = 5 indien dat wel het geval is.

Kans op brand in productieruimte galvaniseer-inrichting: fb

* × 5,1.10-3 per jaar. fb

* is standaard 1. fb

* = 0,33 als baden worden beschermd tegen (opwarming bij) droogkoken.

Uitgangspunten die betrekking hebben op de hoeveelheid cyanide die vrijkomt 2 Cyanide in massief metalen bakken neemt niet deel

aan de bronterm. Cyanide in massief metalen bakken neemt niet deel aan de bronterm.

3 Verschillende deelscenario’s met kleiner/groter brandoppervlak. Per deelscenario hangt de hoeveel-heid betrokken cyanide af van het brandoppervlak en het oppervlak van de betrokken galvaniseerlijn of –lijnen.

f1 = 1 als het veronderstelde brandoppervlak gro-ter is dan het oppervlak van de galvaniseerlijn met cyanideoplossingen

f1 = Abrand/Alijn als het veronderstelde brandop-pervlak (Abrand) groter is dan het oppervlak van de galvaniseerlijn met cyanideoplossingen (Alijn).

Er is maar één brandoppervlak, namelijk een brand die de hele productieruimte beslaat.

4 Het betrokken cyanide (zie vorig punt) reageert volle-dig tot HCN.

Er zijn meer basische vloeistoffen dan zure vloeistof-fen, maar niet alle vloeistoffen komen samen. De helft van de CN- blijft in een basisch milieu, de ande-re helft reageert tot HCN.

*1

f = 0,5

5 Gescheiden opvangvoorzieningen bieden de mogelijk-heid om de toevoer van cyanide en vloeistofplas in de productieruimte te beperken.

f2 = 1 als er geen gescheiden opvangvoorzieningen zijn.

f2 = 0,5 als er wel gescheiden opvangvoorzieningen zijn.

Gescheiden opvangvoorzieningen bieden de moge-lijkheid om de toevoer van cyanide en vloeistofplas in de productieruimte te beperken.

f2* = 1 als er geen gescheiden opvangvoorzienin-

gen zijn. f2

* = 0,5 als er wel gescheiden opvangvoorzie-ningen zijn.

6 De helft van het gevormde HCN ontleedt in de brand tot stikstof, koolmonoxide en water.

f3 = 0,5.

De helft van het gevormde HCN ontleedt in de brand tot stikstof, koolmonoxide en water.

f3* = 0,5.

Uitgangspunten die betrekking hebben op de tijdsduur en de verspreiding 7 De cyanide komt gelijkmatig vrij in een tijdsbestek van

10 minuten. Na 10 minuten treedt pluimstijging op. De cyanide komt gelijkmatig vrij in een tijdsbestek van 30 minuten. Na 30 minuten treedt pluimstijging op.

Om het effect van de verschillen te onderzoeken, zijn twee ‘modelinrichtingen’ gedefinieerd: Een inrichting met een totale hoeveelheid CN- van 120 kg en een productieruimte met een vloerop-

pervlak kleiner dan 300 m2. Een inrichting met een totale hoeveelheid CN- van 305 kg, vloeroppervlak van de productielijnen met

cyanideoplossingen <= 300 m2 en een productieruimte met een totaal vloeroppervlak van 640 m2. Voor beide inrichtingen is aangenomen dat de galvaniseerruimte zich bevindt in een gebouw met de afmetingen 43×43×6 m. Verder is aangenomen dat er geen aparte opvangvoorzieningen zijn voor de ba-

7 Ten behoeve van de vergelijking met de rekenmethode uit 2009 is gekozen voor een aanduiding van factoren die afwijkt van de aanduiding in de nieuwe rekenmethode zelf. fb

* heeft in de nieuwe rekenmethode de aanduiding fb, f1* is f2, f2

* is f1 en f3* is f3.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 12

den met cyanidehoudende oplossingen (f2* = 1). Voor de kans op brand zijn de defaultwaarden aange-

houden (fb* = 1).

Voor beide modelinrichtingen zijn de afstand tot de PR 10-6 contour en de maximale effectafstand be-paald met beide rekenmethoden. De resultaten van deze vergelijking staan in Tabel 3. Voor de inrichting met 120 kg CN- wordt de afstand tot de PR 10-6 contour 46 m in plaats van 73 m.

De maximale effectafstand neemt af van 285 m naar 50 m. De kleinere effectafstand is een gevolg van de kleinere bronterm; met de nieuwe uitgangspunten is de hoeveelheid HCN dat vrijkomt klei-ner, en dit wordt bovendien verspreid (uitgesmeerd) over een langere tijdsperiode.

Voor de inrichting met 305 kg CN- neemt de afstand tot de PR 10-6 contour af van 132 m naar 87 m, terwijl de maximale effectafstand afneemt van 1010 m naar 110 m. De (substantieel) kleinere effect-afstanden zijn wederom een gevolg van de hoeveelheid blauwzuurgas die per seconde vrijkomt.

Voor beide voorbeelden geldt dat met betrekking tot de ligging van de PR 10-6 contour, de afname van effectafstanden zwaarder wegen dan de toename van de veronderstelde kans op een brand. Tabel 3. Uitkomsten concept rekenmethode 2009 en nieuwe rekenmethode 2016 INRICHTING TOETSWAARDE CONCEPT REKEN-

METHODE 2009 NIEUWE REKEN-

METHODE 2016

120 kg CN- Afstand tot de PR 10-6 contour 73 46

Maximale effectafstand 285 50

305 kg CN- Afstand tot de PR 10-6 contour 132 87

Maximale effectafstand 1010 110

De effect- en risicoafstanden hangen af van de omvang van het gebouw; hoe groter het gebouw, hoe meer luchtopmenging door toedoen van recirculatie in de lijwervel van het gebouw. Om meer inzicht te krijgen in de uitkomsten van de nieuwe rekenmethode zijn enkele aanvullende berekeningen gedaan voor een relatief klein gebouw van 20×20×6 m. De resultaten zijn vermeld in Tabel 4. In Tabel 4 worden afstanden gerapporteerd voor dat een situatie waarbij geen aparte opvangvoorzie-ningen zijn die de mogelijkheid van contact met zuren bij falen van cyanidebaden volledig wegnemen (f2

* = 1), en ook afstanden voor het geval dergelijke opvangvoorzieningen wel aanwezig zijn (f2* = 0,5). In

beide gevallen worden er twee afstanden gerapporteerd: één voor het geval er géén maatregelen ge-nomen zijn die voorkomen dat brand kan ontstaan door het droogkoken van baden (fB

* = 1), en één voor het geval die maatregelen wel getroffen zijn (fB

* = 0,33). Voor een bedrijf met 25 kg CN- (f2

* = 1) of 50 kg (f2* = 0,5) CN- is de concentratie blauwzuurgas in de lij-

wervel van het gebouw volgens de uitgangspunten van de rekenmethode zodanig laag dat de berekende kans op overlijden kleiner is dan 1%. Daarom is er geen sprake van een plaatsgebonden risico, in de be-tekenis van het Bevi en de Handleiding Risicoberekeningen Bevi. Voor grotere hoeveelheden zijn er wel externe plaatsgebonden risico’s. Voor een bedrijf in een gebouw van 20x20x6 m3 met 300 kg CN- waarbij geen maatregelen getroffen zijn die brand door droogkoken van baden voorkomen, is de risicoafstand 200 m. Voor de overige situaties is de risicoafstand kleiner (zie Tabel 4).

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 13

Tabel 4. Uitkomsten voor een gebouw van 20×20×6 m HOEVEELHEID CN- INDIEN F2* = 1

HOEVEELHEID CN- INDIEN F2* = 0,5

AFSTAND TOT PR 10-6 INDIEN FB

* = 1 AFSTAND TOT PR 10-6 INDIEN FB

* = 0,33 MAXIMALE EFFECTAF-STAND

25 kg 50 kg afwezig afwezig afwezig

50 kg 100 kg 25 m 25 m 29 m

75 kg 150 kg 36 m 32 m 42 m

100 kg 200 kg 42 m 38 m 50 m

125 kg 250 kg 44 m 39 m 52 m

150 kg 300 kg 70 m 51 m 105 m

175 kg 350 kg 84 m 60 m 140 m

200 kg 400 kg 100 m 75 m 190 m

225 kg 450 kg 120 m 90 m 225 m

250 kg 500 kg 150 m 102 m 270 m

275 kg 550 kg 180 m 120 m 315 m

300 kg 600 kg 200 m 135 m 350 m

In Figuur 2 is een vergelijking weergegeven van de afstand tot de PR 10-6 contour voor een gebouw van 20x20x6 m3 en een gebouw van 25x25x6 m3. Tot 125 kg CN- zijn de afstanden nagenoeg gelijk. Boven 125 kg CN- zijn de afstanden voor het grotere gebouwkleiner. Dit onderstreept dat de gerapporteerde afstanden voor een gebouw van 20x20x6 m3 conservatief zijn.

Figuur 2 Invloed van gebouwafmetingen op afstand tot PR 10-6 contour De meeste bedrijven liggen op een bedrijventerrein op voldoende afstand van woningen of andere kwetsbare objecten. Bijlage 3 geeft een overzicht van de omgeving van de bedrijven. Drie bedrijven lig-gen dicht bij kwetsbare objecten. Van éen daarvan is bekend dat alle CN-baden op één na zijn uitge-voerd met massief stalen bak gelegen op een betegelde betonnen ondergrond. Hierdoor is er geen plaatsgebonden risicocontour 10-6. Het tweede bedrijf blijkt inmiddels geen cyanidehoudende baden meer te gebruiken. De hoeveel cyanide in oplossing bij het derde bedrijf is niet bekend. Daardoor is (al-leen) voor dit bedrijf niet te bepalen of hier een kwetsbaar object aanwezig is binnen het plaatsgebon-den risico 10-6, of niet.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 14

Uit het consequentieonderzoek is verder gebleken dat de nieuwe rekenmethode aanzienlijk eenvoudi-ger is dan de concept rekenmethode uit 2009. In de voorgaande rekenmethode moesten de hoeveelhe-den cyanide per lijn worden bepaald en moesten op basis van het vloeroppervlak van de productielijnen verschillende scenario’s worden berekend. De frequenties en releasehoeveelheden van deze scenario’s hingen op een ingewikkelde manier af van het vloeroppervlak van verschillende productielijnen, ver-schillende brandoppervlakken en de totale omvang van de productieruimte. In de nieuwe rekenmetho-de hoeft alleen de totale hoeveelheid CN- binnen een inrichting te worden bepaald. Vervolgens is er nog maar één scenario dat in SAFETI-NL hoeft te worden ingevoerd.

4. Verantwoording resultaat In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de herkomst is van de informatie uit hoofdstuk 3. Ook worden de keuzes toegelicht die zijn gemaakt bij de totstandkoming van de rekenmethodiek.

4.1 Overzicht van bedrijven met CN-baden (>100 ltr/bad) Om te kunnen bepalen hoeveel bedrijven in Nederland CN-baden in gebruik hebben is met behulp van het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS), de belangenverenigingen NGO-SBG en Ion en een document van de VROM-inspectie uit 2008 een lijst gemaakt van zoveel mogelijk galvano bedrijven in Nederland. Van een aantal was reeds bekend dat zij met CN-baden werkten en in het RRGS zijn ook een aantal bedrijven gevonden met CN-baden. De overige bedrijven uit de lijst zijn opgebeld met de vraag of er CN-baden groter dan 100 liter aanwezig zijn. Uiteindelijk blijken er 17 bedrijven te zijn met CN-baden groter dan 100 liter. Deze zijn gegeven in tabel 1. Bij de overige bedrijven werden in het verleden nog CN-baden gebruikt, maar een paar jaar geleden zijn de vergunningen aangepast waardoor het niet meer is toegestaan met CN-baden te werken.

4.2 Workshop met bedrijven over conceptrekenmethodiek Er is contact gelegd met de branchevereniging NGO-SBG en via hen is een uitnodiging verstuurd voor een workshop bij het RIVM over de concept rekenmethodiek. Hierop is positief gereageerd door zeven leden waarvan vijf ook daadwerkelijk met CN-baden werken. Wegens omstandigheden waren uiteinde-lijk drie leden met CN-baden aanwezig bij de workshop. Tijdens de workshop werden de volgende on-derwerpen behandeld: Mengfouten Verlading cyanidezouten Overige oorzaken falen van baden Brandkans en de invloed van activiteiten daarop/brandoorzaken Opvang van cyanide uit baden Aanwezigheid van base en invloed hiervan op blauwzuurvorming Brandverloop/branddetectie

Een belangrijke conclusie van de workshop was dat niet één op één aangesloten kon worden bij de re-kenmethodiek voor PGS-15 inrichtingen en dat vooral de brandkans en het brandverloop aangepast moesten worden. De wijzigingen die daaruit voortgekomen zijn, zijn vermeld in de nieuwe rekenmetho-de en de verantwoording daarvan.

5. Conclusie De nieuwe inzichten hebben geleid tot een andere modellering van het belangrijke scenario brand van de productieruimte. De nieuwe inzichten zijn mede aangedragen door de branche. Enerzijds is de kans op het uitbranden van de productiehal aanzienlijk hoger verondersteld dan in de voorgaande versie van de rekenmethodiek. Anderzijds zijn factoren in rekening gebracht die realistischer worden geacht voor het ongevalscenario. Niet alle aanwezige cyanide in de baden zal reageren tot HCN omdat het milieu

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 15

sterk basisch is als alle baden gemengd zouden worden. Om toch recht te doen aan het onvoorspelbare karakter van het verloop van het leegstromen van de baden waardoor de menging met de leeg ge-stroomde inhoud van een zuurbad mogelijk is, is uitgegaan van de factor 0,5. Geconcludeerd kan worden dat de PR 10-6 contour die met de aangepaste methode wordt berekend in vergelijking met de vorige methode op kleinere afstand van de productieruimte ligt uitgaande van de al-gemene parameterwaarden; dus zonder gebruik van de voorwaardelijke specifieke waarden die het model heeft. Een belangrijke conclusie berust op het inzicht dat wij verwachten dat galvaniseerinrichtingen met een totale hoeveelheid cyanidebaden van minder dan 500 liter geen plaatsgebonden risico 10-6 zullen heb-ben. Dit indiceren de berekeningen die zijn uitgevoerd. Uiteraard hangt de minimum hoeveelheid cyani-de die in oplossing in de baden aanwezig moet zijn af van de geometrie van het gebouw waarin de gal-vaniseerproductieruimte is geplaatst. Maar uitgaande van hetgeen in de praktijk realistisch is, verwach-ten wij een aanzienlijk hogere drempel om relevant te zijn voor het Bevi dan de 100 liter die thans als drempel vigeert.

6. Verwijzingen RIVM 2016 Rekenmethode voor inrichtingen met een cyanidehoudend bad ten behoeve van het

aanbrengen van metaallagen, versie 22 december 2016. RIVM. 2016. RIVM 2013 Discussiedocument, versie 12 november 2013 (intern concept). RIVM. 2013 RIVM 2012 Protocol aanpassing rekenmethodieken externe veiligheid, RIVM 620550009/2012 RIVM 2009 Concept Rekenmethode voor inrichtingen met cyanidehoudende baden. Versie 7 augus-

tus 2009. RIVM. 2009

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 16

Bijlage 1 Groslijst van galvanobedrijven (peildatum december 2014)

NAAM OFFICIEEL PLAATSNAAM ADRES BEVI

AHC BENELUX BV EINDHOVEN HURKSESTRAAT 32 JA

BOMA COATING B.V. EINDHOVEN QUINTEN MATSYSLAAN 59

NEE

BRANDSMA METAALVEREDE-LING B.V.

HILVERSUM MUSSENSTRAAT 55 JA

CHROMEFA WEESP PAMPUSLAAN 216 NEE

CHROMEKA B.V. NIEUWEGEIN HILDO KROPSTRAAT 12 NEE

CHROMIN MAASTRICHT BV MAASTRICHT SLEPERWEG 31 NEE

CHROMOLUX B.V. ROTTERDAM WAALHAVEN NOORD-ZIJDE 95

NEE

CHROOM EN NIKKEL INDU-STRIE LEMMENS EN ZN

MAASTRICHT BRUSSELSEWEG 524 JA

CHROOM TECHNIEK VAN DER VELDEN

TILBURG MINOSSTRAAT 15 NEE

CZL TILBURG BV TILBURG BOTERBERG 30 NEE

DAMECO PLATING BV VELDHOVEN DE RUN 5114 NEE

DRS DENTAL SERVICES MENTERWOLDE INDUSTRIEWEG 4 NEE

EDAS METALFINISH VOF EERSEL MEERHEIDE 100A NEE

FOBA PLATING HAARLEM KUPPERSWEG 5 NEE

FOKKER LANDING GEAR HELMOND GRASBEEMD 28 JA

GALVAMÉ OPPERVLAKTE-TECHNIEKEN

ROTTERDAM WILLINGESTRAAT 41 JA

GALVANISCHE INDUSTRIE WOLTHUIS

ALMELO DOLLEGOORWEG 3 ONBEKEND

GALVANISEERBEDRIJF DE VRIES B.V.

VAASSEN AALBOSWEG 29-31 NEE

GALVANO HENGELO HENGELO SCANDINAVIËLAAN 21 JA

GALVANO TECHNIEK NEELEN BEVERWIJK WIJKERMEERWEG 22E JA

GALVANO TECHNISCH BEDRIJF WAALRE B.V.

WAALRE PETUNIALAAN 16 NEE

GALVANO VAN WOLFEREN BV HOLLANDS KROON WESTRAK 230 JA

GALVIN B.V. OOSTERHOUT SOUVEREINSTRAAT 8 NEE

GALVIRON VAASSEN SPINFONDSWEG 9 NEE

GTO PLATING B.V. DEN BOSCH RIETVELDENWEG 32B NEE

HARDCHROOM VAN DER MEER B.V.

HENGELO OPAALSTRAAT 19 ONBEKEND

HAVEMAN EDELMETAAL EN ALUMETAAL

LEIDSCHENDAM-VOORBURG

POPULIERENDREEF 321 JA

HEGIN METALFINISHING B.V. HEERDE SPORTLAAN 8A JA

JANSEN CHROOM B.V. ENSCHEDE OOSTERSTRAAT 202 JA

JH TECHNIEK B.V. (JANSEN HARDCHROOM TECHNIEK B.V.)

ANKEVEEN CANNENBURGERWEG 63F

NEE

KAMPHORST GALVANOTECH-NIEK B.V.

AMERSFOORT SPACESHUTTLE 20 NEE

KLM E&M HAARLEMMERMEER VAN WEERDEN-POELMANWEG

JA

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 17

NAAM OFFICIEEL PLAATSNAAM ADRES BEVI

LATOUR GALVANO TECHNIEK B.V.

NIJMEGEN MERCURIUSSTRAAT 7 JA

LOKO GRAMSBERGEN B.V. GRAMSBERGEN HOGE HOLT 4A NEE

METAALINDUSTRIE WAELBERS RUINERWOLD HOGE AKKERS 13 ONBEKEND

MIKRON B.V. TILBURG JULES VERNEWEG 10 NEE

MTRC HELMOND VOSSENBEEMD 47 JA

MULTINAL AMSTERDAM AMSTERDAM RHÔNEWEG 10 NEE

MULTINAL COEVORDEN COEVORDEN MODEM 32 JA

MULTINAL DUIVENDRECHT OUDER-AMSTEL INDUSTRIEWEG 39 NEE

MULTINAL WEESP WEESP BLOEMENDALERWEG 44 – 46

NEE

PLATING SOLUTIONS BV LELYSTAD BOLDERWEG 50 NEE

POSSEHL ELECTRONICS NV S HERTOGENBOSCH DE BEVERSPIJKEN 3 JA

RAMAER HELMOND VOSSENBEEMD 101 JA

RIANO EINDHOVEN B.V. EINDHOVEN ROOIJAKKERSSTRAAT 5 NEE

ROGAL B.V. ENSCHEDE HANDELSKADE WEST 5 JA

ROTO SMEETS DEVENTER B.V. DEVENTER HUNNEPERKADE 17004 ONBEKEND

SCHUMACHER PLATING B.V. UDEN VLIEGENIERSSTRAAT 14 NEE

SELECTPLATING MEPPEL RABROEKENWEG 6 NEE

SHERART HELMOND ZUIDDIJK 27 NEE

SPECIAL PLATINGS B.V. STEIN NIJVERHEIDSWEG 4 NEE

SULZER METCO EUROPE GMBH (BRANCHE BENELUX)

STANDAARDBUITEN MOLENSTRAAT 32 NEE

TATA STEEL IJMUIDEN VELSEN-NOORD WENKEBACHSTRAAT 1 JA/BRZO

TRI-SURE® NETHERLANDS AMSTERDAM ASTERWEG 25 ONBEKEND

VAN BEURDEN HARDCHROOM B.V.

ZALTBOMMEL BOSSEKAMP 5 NEE

VAN DE WERKEN B.V. TILBURG JULES VERNEWEG 111 ONBEKEND

VAN DUN - BIERENS B.V. TILBURG LEDEBOERSTRAAT 15 NEE

VECO B.V. BRUMMEN KAREL VAN GELREWEG 22 A

JA

VERZINKERIJ SCHIPPERS BV HARKEMA REITSMASTRJITTE 56C ONBEKEND

VERZINKERIJ TWENTE B.V. ALMELO EDISONSTRAAT 7 NEE

WILBO B.V. ENSCHEDE DEURNINGERSTRAAT 380

NEE

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 18

Bijlage 2 Overzicht galvanobedrijven met cyanidehoudende baden > 100 L

De lijst is gesorteerd op grootte van de baden. De ‘bedrijfsnummers’ zijn fictief.

BEDRIJFSNUMMER TOTAAL AANTAL LITER BADEN GESCHAT AANTAL KG

#1 100 TOT 1000 L 0 TOT 10 KG

#2 100 TOT 1000 L 0 TOT 10 KG

#3 100 TOT 1000 L 0 TOT 10 KG

#4 100 TOT 1000 L 0 TOT 10 KG

#5 100 TOT 1000 L 0 TOT 10 KG

#6 100 TOT 1000 L 10 TOT 100 KG

#7 1000 TOT 10.000 L 10 TOT 100 KG

#8 1000 TOT 10.000 L 100 TOT 1000 KG

#9 1000 TOT 10.000 L 100 TOT 1000 KG

#10 1000 TOT 10.000 L 100 TOT 1000 KG

#11 1000 TOT 10.000 L 0 TOT 10 KG

#12 1000 TOT 10.000 L ONBEKEND8

#13 1000 TOT 10.000 L 100 TOT 1000 KG

#14 1000 TOT 10.000 L 100 TOT 1000 KG

#15 > 10.000 L 100 TOT 1000 KG

#16 > 10.000 L 100 TOT 1000 KG

#17 NIET VAN TOEPASSING, BEDRIJF FAILLIET

#18 ONBEKEND9 ONBEKEND

#19 ONBEKEND, BEDRIJFSBRAND VOOR LEVERING GEGEVENS

#20 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

#21 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

#22 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

#23 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

#24 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

#25 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

#26 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

#27 ONBEKEND, VERMOEDELIJK GEEN

8 Bedrijf heeft 2 baden met galvanisch process waarbij onbekend is wat de concentratie CN- is. 9 Bekend is dat het bedrijf cyanidehoudende oplossingen gebruikt en dat minimaal één bad een inhoud heeft groter dan 100 l.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 19

Bijlage 3 Overzicht van de omgeving van 17 beschouwde galvanobedrijven In deze bijlage worden de omgevingen van de 17 beschouwde inrichtingen getoond. De breedte van el-ke foto is circa 1 kilometer. De volgorde is alfabetisch en wijkt af van Bijlage 2.

Brandsma Metaalveredeling B.V.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 20

Galvamé Oppervlaktetechnieken

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 21

Galvano Hengelo

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 22

Galvano van Wolferen BV

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 23

Jansen Chroom B.V.

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 24

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 25

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 26

Eindrapportage consequentieonderzoek galvaniseerbedrijven 27