finaal rapport opmaak van een co -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en...

86
Pagina 1 van 86 Imagine the result Finaal rapport Opmaak van een CO 2 -nulmeting en opmaak actieplan duurzame energie van de Stad Oostende Stad Oostende – dienst strategische coördinatie - Duurzaamheid Projectnummer BE0111001438 | Finale versie

Upload: others

Post on 21-Jan-2021

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 1 van 86 Imagine the result

Finaal rapport

Opmaak van een CO 2-nulmeting en opmaak actieplan duurzame energie van de

Stad Oostende

Stad Oostende – dienst strategische coördinatie - D uurzaamheid

Projectnummer BE0111001438 | Finale versie

Page 2: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 2 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Opdrachtgever Stad Oostende

Dienst strategische coördinatie

Vindictivelaan 1

8400 Oostende

De heer Kevin Goes

Tel: 059/80.55.00

Projectomschrijving

Onderliggende studie betreft het ontwikkelen van een methodologie voor het opstellen van een CO2-nulmeting voor het grondgebied Oostende. Op basis van deze methodologie wordt een CO2-nulmeting uitgewerkt voor 2007, dat als referentiejaar doorheen de studie wordt aangenomen. Deze studie omvat ook een terugrekening naar 1990 en een prognose naar 2020 volgens BAU. Tenslotte omvat deze studie de opmaak van een actieplan duurzame energie. Tevens wordt een meetinstrument ontwikkeld, compatibel met de rapportage in het kader van het “Covenant of Mayors”, om de CO2-emissies en het actieplan in de toekomst op te volgen.

Opdrachtnemer ARCADIS Belgium nv/sa

Maatschappelijke zetel Koningsstraat 80

B-1000 Brussel

Postadres Kortrijksesteenweg 302

B-9000 Gent

Contactpersoon

Telefoon

Telefax

E-mail

Website

Annick Van Hyfte

+32 9 241 77 28

+32 9 242 44 45

[email protected]

www.arcadisbelgium.be

Page 3: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 3 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Page 4: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad
Page 5: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 5 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

INHOUDSOPGAVE

Achtergrond en doelstelling ....................... ................................................................................................... 11

DEEL 1 CO2-NULMETING .............................................................................................................. 13

1 ALGEMENE METHODOLOGIE ............................. ........................................................... 13

1.1 Opstellen van het raamwerk .............................................................................................. 14

1.2 Selectie van berekeningsmethodes per bron .................................................................... 16

2 CO2-meting voor het referentiejaar 2007 .............. ......................................................... 18

2.1 Industrie en bedrijven......................................................................................................... 18

2.1.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 18

2.1.2 Resultaat ............................................................................................................................ 19

2.2 Energieproductie ................................................................................................................ 20

2.2.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 20

2.2.2 Resultaten .......................................................................................................................... 20

2.3 Huishoudens ...................................................................................................................... 21

2.3.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 21

2.3.2 Resultaten .......................................................................................................................... 21

2.4 Handel en diensten ............................................................................................................ 22

2.4.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 22

2.4.2 Resultaten .......................................................................................................................... 22

2.5 Transport - wegverkeer ...................................................................................................... 23

2.5.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 23

2.5.2 Resultaten .......................................................................................................................... 23

2.6 Transport - Scheepvaart (zee- en binnenvaart) ................................................................. 24

2.6.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 24

2.6.2 Resultaten .......................................................................................................................... 28

2.7 Transport - Niet voor de weg bestemde mobiele bronnen ................................................ 28

2.7.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 28

2.7.2 Resultaten .......................................................................................................................... 30

2.8 Transport – Railverkeer ..................................................................................................... 31

2.9 Transport – Luchtverkeer ................................................................................................... 32

2.9.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 32

2.9.2 Resultaten .......................................................................................................................... 32

2.10 Transport totaal .................................................................................................................. 32

2.11 Landbouw .......................................................................................................................... 33

2.11.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 33

2.11.2 Resultaat ............................................................................................................................ 34

2.12 Natuur ................................................................................................................................ 34

2.12.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 34

2.12.2 Resultaat ............................................................................................................................ 35

2.13 Gemeentelijke organisatie ................................................................................................. 35

2.13.1 Energieverbruik in gebouwen ............................................................................................ 35

2.13.2 Eigen wagenpark ............................................................................................................... 35

2.13.3 Woon-werkverkeer ............................................................................................................. 35

2.13.4 Openbare verlichting .......................................................................................................... 36

2.13.5 Globaal resultaat voor stedelijke diensten ......................................................................... 36

3 CO2-emissies in het basisjaar 1990 en prognose voor he t jaar 2020 ......................... 39

Page 6: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 6 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

3.1 Methodebeschrijving .......................................................................................................... 39

3.2 Resultaten inventaris 1990 en 2020 .................................................................................. 45

3.2.1 Industrie ............................................................................................................................. 45

3.2.2 Huishoudens ...................................................................................................................... 45

3.2.3 Handel en diensten ............................................................................................................ 46

3.2.4 Transport ............................................................................................................................ 47

3.2.5 Totale balans ..................................................................................................................... 48

DEEL 2 ACTIEPLAN DUURZAME ENERGIE ................................................................................ 50

4 ALGEMENE METHODOLOGIE ............................. ........................................................... 50

5 Het Actieplan (SEAP - Sustainable Energy Action Pla n) ............................................. 51

5.1 De Multi Criteria Analyse ................................................................................................... 51

5.2 Opmaken van een actieplan .............................................................................................. 58

5.2.1 Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijven ............................................................. 59

5.2.2 Vervoer .............................................................................................................................. 68

5.2.3 Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeente. ................................................................. 73

5.2.4 Stadsverwarming / -koeling, WKK ..................................................................................... 75

5.2.5 Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden ............................................................. 76

5.3 Het actieplan: een samenvatting ....................................................................................... 79

6 Handleiding voor de monitoring en tweejaarlijkse ra pportering ................................ 81

6.1 CO2-inventarisatie .............................................................................................................. 81

6.2 Monitoring van de evolutie van de resultaten .................................................................... 83

6.3 Monitoring van de status van het actieplan ....................................................................... 84

6.3.1 Status van de acties........................................................................................................... 84

6.3.2 Mate waarin doelstellingen werden bereikt ....................................................................... 84

7 Referenties ....................................... ................................................................................ 85

Page 7: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 7 van 86 4001234

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

LIJST VAN FIGUREN

Figuur 2.1: Aandeel van verschillende brandstoffen in de totale CO2-emissies door verbrandingsprocessen

van de industrie op het grondgebied Oostende voor 2007 ............................................................................. 19

Figuur 2.2: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO2-emissies door

energieverbruik bij huishoudens op het grondgebied Oostende voor 2007 .................................................... 22

Figuur 2.3: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO2-emissies door

energieverbruik bij handel en diensten op het grondgebied Oostende voor 2007 .......................................... 23

Figuur 2.4: Het “natte gedeelte” van de Oostendse zeehaven waarover de emissies gelijkmatig worden

gespreid (EMMOSS, 2007).............................................................................................................................. 28

Figuur 2.5: CO2-emissies door transport in Oostende in 2007 ........................................................................ 33

Figuur 2.6: Aandeel van verschillende bronnen in de totale CO2-emissies door de landbouwactiviteiten op

het grondgebied Oostende voor 2007 ............................................................................................................. 34

Figuur 2.7: CO2-emissies door stedelijke diensten in Oostende in 2007 ........................................................ 37

Figuur 3.1 : Evolutie van de CO2-emissies in industrie in de periode 1990-2007-2020 .................................. 45

Figuur 3.2 : Evolutie van de CO2-emissies in huishoudens in de periode 1990-2007-2020 ........................... 46

Figuur 3.3 : Evolutie van de CO2-emissies in handel en diensten in de periode 1990-2007-2020 ................. 47

Figuur 3.4 : Evolutie van de CO2-emissies in transport in de periode 1990-2007-2020 (in 1990 wordt bij

wegverkeer geen onderscheid gemaakt in bussen/zwaar/licht verkeer) ......................................................... 48

Figuur 3.5 : Evolutie van de CO2-emissies in Oostende in de periode 1990-2007-2020 ................................ 49

Figuur 3.6 : Evolutie van de verhouding van Scope 1 en Scope 2 CO2-emissies in Oostende in de periode

1990-2007-2020 .............................................................................................................................................. 49

Figuur 5.1 : Verloop van de (afgeronde) aandelen van groen contracten in Vlaanderen (op basis van VREG,

2012) ................................................................................................................................................................ 59

Figuur 5.2 : Aankoopprijs en maandelijkse verbruikskosten volgens aandrijftype en jaarlijks gereden km

(FEBIAC, 2011a) ............................................................................................................................................. 69

Figuur 5.3 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de

emissies in 2007 .............................................................................................................................................. 80

Figuur 5.4 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de

emissies in 1990 .............................................................................................................................................. 80

Figuur 6.1 : Screenshot van het tabblad ‘INHOUD’ van de rekentool ............................................................. 82

Page 8: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 8 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1.1: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO2-meting van Oostende ................... 15

Tabel 1.2: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO2-meting van de stadsdiensten van

Oostende ......................................................................................................................................................... 16

Tabel 1.3 : Overzicht van kentallen, gebruikt in verschillende publicaties voor CO2-emissies door verbranding

van brandstoffen (IPCC, 2006) ........................................................................................................................ 17

Tabel 2.1: Ligtijden en manoeuvreertijden (in uren) gemiddeld per scheepstype in de haven van Oostende

(bron: EMMOSS, 2007) ................................................................................................................................... 24

Tabel 2.2: Vermogen hoofdmotor (ME) en hulpmotor (AE) in kW per scheepstype en lengteklasse (bron:

EMMOSS, 2007) .............................................................................................................................................. 26

Tabel 2.3: Percentage van het geïnstalleerde hoofdmotorvermogen bij varen aan gereduceerde snelheid

voor de verschillende scheepstypen en lengteklassen (bron: EMMOSS, 2007). ........................................... 26

Tabel 2.4: Aantal calls per scheepstype voor de haven van Oostende (2005) (bron: EMMOSS, 2007) ........ 27

Tabel 2.5: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in

onderliggende studie ....................................................................................................................................... 30

Tabel 2.6: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in

onderliggende studie ....................................................................................................................................... 30

Tabel 2.7: CO2-emissies in Oostende in 2007 door de sector transport ........................................................ 32

Tabel 2.8: CO2-emissies door stedelijke diensten in Oostende in 2007 ......................................................... 36

Tabel 3.1 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO2-emissies in Oostende in

1990 ................................................................................................................................................................. 41

Tabel 3.2 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO2-emissies in Oostende in

2020 ................................................................................................................................................................. 44

Tabel 3.3 : Evolutie van de CO2-emissies in huishoudens in de periode 1990-2007-2020 ............................ 46

Tabel 3.4 : Evolutie van de CO2-emissies in handel en diensten in de periode 1990-2007-2020 .................. 46

Tabel 3.5 : Evolutie van de CO2-emissies in transport in de periode 1990-2007-2020 .................................. 47

Tabel 3.6 : Evolutie van de CO2-emissies in Oostende in de periode 1990-2007-2020 ................................. 48

Tabel 5.1 : Beoordelingskader gebruikt in de MCA ......................................................................................... 52

Tabel 5.2 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren ‘energie’ en

’industrie’ .......................................................................................................................................................... 55

Tabel 5.3 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren ’huishoudens’ en

‘handel en diensten’ ......................................................................................................................................... 56

Tabel 5.4 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren ‘transport’ en

‘stadsdiensten’ ................................................................................................................................................. 57

Tabel 5.5 : Overzicht van totaal verbruik, aandeel groene stroom en emissiereductie door de aankoop van

groene stroom in plaats van grijze stroom in Oostende .................................................................................. 60

Page 9: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 9 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 5.6 : Overzicht van de jaarlijkse productie van groene stroom in Oostende op basis van het aantal

uitgereikte GroeneStroomCertificaten (bron: www.VREG.be) ........................................................................ 74

Tabel 5.7 : Overzicht van de vooropgestelde emissiereducties volgens de verschillende acties in het

actieplan (SEAP) ............................................................................................................................................. 79

Tabel 6.1 : Overzicht van de indicatoren opgenomen in de monitoringtool .................................................... 83

Page 10: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad
Page 11: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 11 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Achtergrond en doelstelling

In het kader van het Protocol van Montréal (1987), het Raamverdrag inzake klimaatverandering (1992) en

daarbij aansluitende het Protocol van Kyoto (1997), werden internationale doelstellingen vastgelegd

betreffende emissie van broeikasgassen. Sinds 2000 legde ook Europa de basis voor haar intern

klimaatbeleid. Uit het ‘Europees Programma inzake Klimaatverandering (EPK) vloeiden verschillende

Richtlijnen voort die door de lidstaten vertaald werden. In België leidden deze Europese doelstellingen tot

het ‘Nationaal Klimaatplan 2002-2012’, dat maatregelen bundelt die gewestelijke en federale overheden

moeten nemen ter realisatie van hun respectievelijke aandeel in de Belgische Kyoto doelstelling. Voor

Vlaanderen zijn de huidige klimaatdoelstellingen vervat in het tweede Vlaams Klimaatbeleidsplan (VKP),

waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven.

Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad van de Stad Oostende het Energieplan 2007-2012

aanvaard. Dit plan voorziet een hele reeks van initiatieven en maatregelen om via rationeel energiegebruik

en duurzame energieopwekking en mobiliteit op lokaal vlak een bijdrage te leveren aan de reductie van de

CO2-uitstoot.

De Europese Unie (EU) heeft het voortouw genomen in de wereldwijde strijd tegen klimaatverandering en

heeft hieraan hoge prioriteit gegeven. De ambitieuze doelen staan nauwkeurig omschreven in het EU-pakket

voor klimaatactie en hernieuwbare energie waarmee lidstaten zich verplichten hun CO2-emissies tegen 2020

met ten minste 20% te verlagen. De ondertekenaars van het Burgemeestersconvenant leveren een bijdrage

aan deze beleidsdoelstellingen doordat ze zich formeel verplichten om verder te gaan dan deze doelstelling

via de implementatie van hun actieplan voor duurzame energie. De deelnemende steden zeggen toe te

rapporteren over hun implementatie van de actieplannen en gaan ermee akkoord dat ze worden

gecontroleerd. De Gemeenteraad van Oostende, keurde op 23 januari 2010 de toetreding tot het

“Burgemeestersconvenant” goed en aanvaardde de bijhorende verbintenissen. Het eerste concrete

engagement is de opmaak van een “Actieplan Duurzame Energie” waarin uiteengezet wordt met welke

initiatieven en maatregelen men de doelstellingen denkt te behalen.

Om de evoluties in de uitvoering van deze maatregelen goed te kunnen opvolgen en het klimaatplan

eventueel aan te passen is de opmaak van een nulmeting essentieel. Bovendien wordt binnen het

Burgemeestersconvenant gevraagd om de CO2-uitstoot elke 2 jaar te inventariseren.

Page 12: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad
Page 13: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 13 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

DEEL 1 CO2-NULMETING

1 ALGEMENE METHODOLOGIE

Het algemeen gevolgde stappenplan voor de opmaak van een CO2-meting (nulmeting, terugrekening naar

1990, simulatie naar de toekomst) wordt in de hiernavolgende figuur schematisch weergegeven. Het plan

van aanpak kan opgesplitst worden in:

1. Het bijsturen van de algemeen ontwikkelde methodologie voor de berekening van CO2-emissies

volgens de specifieke situatie in Oostende

2. De bepaling van de CO2-nulmeting voor het referentiejaar

3. De inschatting van de CO2-emissies voor het basisjaar 1990

4. Een prognose van de CO2-emissies in de toekomst 2020

De bijsturing van de methodologie omvat:

• Het opstellen van het raamwerk voor de inventaris van de CO2-emissies op het grondgebied

van Oostende;

• Het selecteren van mogelijke methodes per geselecteerde bron op basis van data-

beschikbaarheid;

• Evalueren van het gebruikte cijfermateriaal.

De stappen 2 en 3, namelijk de selectie van de te gebruiken methode en de evaluatie van het cijfermateriaal,

zullen in dit rapport specifiek per bron bekeken en beschreven worden.

Page 14: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 14 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

1.1 Opstellen van het raamwerk

Het opstellen van het raamwerk houdt in dat (1) het referentiejaar wordt gekozen, (2) het studiegebied wordt

afgebakend, (3) vastgelegd wordt welke broeikasgassen in rekening worden gebracht en (4) dat een lijst

opgemaakt wordt van de relevante bronnen op het grondgebied van Oostende.

Omdat het energieplan betrekking heeft op de periode 2007-2012, wordt gekozen om 2007 als

referentiejaar te nemen voor de CO2-meting. Zodoende kan het effect van de acties uit het energieplan

Bijsturen van de algemeen ontwikkelde methodologie voor de berekening van de CO2-

emissies volgens de situatie in Oostende

Stap 1 (§ 7.1)

Stap 2 (§ 7.2)

Bepaling van de CO2-nulmeting voor het referentiejaar

1. Bestek

2. Richtlijnen Burgemees-

tersconvenant

3. Internationale literatuur

Opstellen van het raamwerk

Stap 3 (§ 7.3) en Stap 4 (§7.4)

Inschatten van CO2-emissies in 1990 en 2020

INPUT PROCES OUTPUT

1. Afbakening studiegebied

2. Selectie van relevante

bronnen

Selectie van

berekeningsmethode per bron

1. Beschikbare methodes

2. Beschikbare data/

statistieken

1. Selectie van algemene

emissiefactoren

2. Berekeningsmethode per

bron

1. Methodologie uit stap 1

2. DataverzamelingBerekening + Ontwikkeling

berekeningstool

INPUT PROCES OUTPUT

1. Emissies per bron voor

referentiejaar

2. Berekeningstool

(compatibel met

Burgemeestersconvenant)

7.1.1

7.1.2

7.2.1

7.2.2Evalueren van het gebruikte

cijfermateriaal

Kwaliteitsbeoordeling van de

beschikbare data

1. Methodologie uit stap 1

2. Dataverzameling

OF:

1. Methodologie uit stap 1

OF:

Trends vastgesteld op

Vlaams niveau

Dataverzameling

+

Berekening

INPUT PROCES OUTPUT

1. Emissies per bron voor

1990

2. Berekeningstool

(compatibel met

Burgemeestersconvenant)

7.3

OF:

1. Methodologie uit stap 1

OF:

Scenario ontwikkeld op

Vlaams niveau voor BAU

Dataverzameling

+

Berekening

1. Emissies per bron voor

20207.4

Page 15: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 15 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

getoetst worden aan de situatie voor de implementatie van die acties. In het bestek wordt het studiegebied

reeds als volgt afgebakend: “de hele stad, zowel de interne werking (de gemeentelijke organisatie) als de

rest van het grondgebied”.

Naast CO2 kunnen ook de andere broeikasgassen (methaan, lachgas, …) in rekening worden gebracht.

Deze worden dan verrekend naar CO2-equivalenten (CO2-eq) op basis van hun broeikasgaspotentieel

(global warming potential, GWP). De broeikasgassen die onder het Kyoto-protocol vallen zijn CO2, CH4,

N2O, SF6, HFC’s en PFC’s. Uit ervaring kan gesteld worden dat voor de meeste activiteiten de er mee

gerelateerde CO2-emissies meestal voldoende gedocumenteerd zijn, terwijl voor sommige activiteiten zich

ook nog emissies van andere broeikasgassen (zoals bvb methaan en lachgas) kunnen voordoen. Voor de

overige broeikasgassen ontbreken dikwijls de noodzakelijke activiteits- en/of emissiegegevens. CO2 telt voor

87% in de totale CO2-eq uitstoot in Vlaanderen (MIRA-S, 2009). CH4 en N2O worden vooral geëmitteerd in

de landbouwsector. Enkel voor de sectoren landbouw en afvalwaterbehandeling worden de emissies van

CH4 en N2O ook ingeschat, uitgedrukt in CO2-equivalenten.

Het oplijsten van de relevante bronnen is gebaseerd op volgende bronnen:

• De “Template” opgemaakt in het kader van de rapportering voor het Burgemeestersconvenant

• Het bestek

• Relevante internationale literatuur (GreenhouseGas Protocol, IPCC,…)

Tabel 1.1 geeft en overzicht van de categorieën en bronnen opgenomen in de inventaris voor Oostende

Tabel 1.1: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO2-meting van Oostende

CATEGORIE SUBCATEGORIE

Industrie en bedrijven

ETS bedrijven (excl. Elektriciteitsproductie)

Afvalbehandeling

Afvalwaterbehandeling

Overige bedrijven (niet in vorige opgenomen, met

onderscheid tussen grote industrieën en KMOs)

Energieproductie

Klasssieke elektriciteitscentrales

Warmte/koude productie

Decentrale energieproductie (zon, water, fotovoltaïsch,…)

Huishoudens

Energieverbruik

Tertiaire sector

Energieverbruik (handel, kantoren, scholen, … )

Transport

Wegverkeer (havengerelateerd, overige)

Zee-en binnenvaart

Openbaar vervoer (bus, trein, tram)

Luchthaven

Landbouw

Energieverbruik

Page 16: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 16 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Voor de stadsdiensten als bedrijf, wordt een aparte CO2-meting opgemaakt. De bronnen die in deze meting

meegenomen worden, worden weergeven in Tabel 1.2.

Tabel 1.2: Overzicht van de bronnen die opgenomen worden in de CO2-meting van de stadsdiensten van

Oostende

1.2 Selectie van berekeningsmethodes per bron

De methode, die gebruikt wordt om emissies in te schatten is afhankelijk van twee belangrijke parameters:

• Beschikbare methodes

• Beschikbare data

Algemeen kunnen CO2eq emissies berekend worden op basis van volgende formule:

Emissie CO2 = Activiteit x EmissieFactor per eenheid activiteit 1

Bij de keuze per bron van de methode die toegepast wordt, gaat de voorkeur steeds naar een berekening op

basis van energieverbruiken. Enkel wanneer geen data beschikbaar zijn omtrent het energieverbruik, wordt

noodzakelijkerwijs overgeschakeld op een alternatieve methode, waarbij gereden kilometers, aantal woning

van een bepaald type, … als mogelijke activiteiten kunnen vermeld worden. Eerst wordt ook ingegaan op de

selectie van de emissiefactoren, die zullen gekoppeld worden aan de energieverbruiken. Voor de andere

emissiefactoren wordt verwezen naar de desbetreffende secties.

Gezien de Stad Oostende de monitoring in het kader van het Burgemeestersconvenant naar de toekomst

toe zelf wil uitvoeren, werd er over gewaakt worden dat enkel activiteitsgegevens worden gebruik die vlot

publiek toegankelijk zijn of die door een eenvoudige bevraging van een bepaalde actor (bvb.

distributienetbeheerder) kunnen bekomen worden.

Omdat EF per eenheid energiegebruik doorheen het rapport gebruikt worden, worden in Tabel 1.3 een

overzicht gegeven van de gebruikte EF. Voor wat betreft fossiele brandstoffen wordt in de meeste studies

verwezen naar de EF van het IPCC (1996). Ook het Vlaamse Verificatiebureau Energiebenchmarking

verwijst meestal naar deze bron voor de opmaak van een energiebalans, met als uitzondering voor

cokeskolen. De reden hiertoe is onduidelijk, het verschil is echter miniem. Doorheen het rapport wordt

gebruik gemaakt van de EF, zoals aangegeven door het Verificatiebureau (en dus IPCC).

1 Emissies van CH4 en N2O worden uitgedrukt in CO2-eq, door rekening te houden met de GWP (global warming potential). Waarden die internationaal worden gebruikt zijn deze van het second assessment report van het IPCC van 1995.

CATEGORIE

Energieverbruik in gebouwen

Eigen vloot

Woon-werkverkeer

Openbare verlichting

Page 17: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 17 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 1.3 : Overzicht van kentallen, gebruikt in verschillende publicaties voor CO2-emissies door verbranding van

brandstoffen (IPCC, 2006)

Emissies in kton CO 2/PJ

Kolen 92,71

Cokes 106,00

LPG 62,44

Benzine 68,61

Diesel 73,33

Lamppetroleum 71,10

Zware stookolie 76,59

Petroleumcokes 99,80

Aard- en mijngas 55,82

Voor het gebruik van elektriciteit wordt uitgegaan van een emissiefactor op basis van de energiemix gebruikt

als input van de elektriciteitscentrales in Vlaanderen. Dit brengt ons op een EF van 89,9 kton CO2/PJ of

323,7 kg/MWh (Op basis van de totale emissies door elektriciteitsproductie in Vlaanderen van 16.224 kton

CO2 (VMM – Jaarverslag lozingen in de lucht) en de netto productie Vlaanderen van 50.127 GWh

(Energiebalans Vlaanderen).

Page 18: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 18 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

2 CO2-meting voor het referentiejaar 2007

2.1 Industrie en bedrijven

2.1.1 Methodebeschrijving

ETS bedrijven:

Jaarlijks worden door de bedrijven vallende onder het Europese emissiehandelsysteem (EU ETS), CO2-

emissiejaarrapporten ingediend. Die worden geverifieerd en door de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer,

Milieu & Gezondheid goedgekeurd. Deze goedgekeurde CO2-emissies bepalen tevens de hoeveelheid

emissierechten die door de bedrijven dienen ingeleverd te worden via afboeking in het nationaal register der

broeikasgassen. De goedgekeurde CO2-emissies worden daartoe ook doorgegeven aan de nationale

registerhouder (zie www.climateregistry.be). Een overzicht van de emissies gerapporteerd door de EU ETS

bedrijven zijn vrij beschikbaar op de website van LNE en worden per installatie weergegeven.

Het register van de periode 2005-2007 bevat informatie van 201 bedrijven. Drie bedrijven hebben hun

exploitatiezetel op het grondgebied van Oostende, namelijk Proviron Fine Chemicals, Electrawinds –

Biostoom en Electrawinds - Biomassa. Er dient opgemerkt dat de ETS-database geen procesemissies

bevat. Procesemissies zijn echter erg relevant voor Proviron. Daarom werden de emissies gerapporteerd in

kader van ETS aangevuld met de procesemissies van Proviron.

Overige bedrijven

Een andere bron van informatie in Vlaanderen is het Integrale Milieujaarverslag. De indelingslijst van bijlage

I bij Titel I van het VLAREM duidt de inrichtingen aan die een integraal milieujaarverslag (IMJV) moeten

opmaken. Indien de totale emissie van een voor de inrichting relevante verontreinigende stof in het

beschouwde jaar groter is dan de drempelwaarde dient deze emissie gerapporteerd te worden in het

deelformulier “Luchtemissies” (deelformulier II). Dit geldt ook voor alle inrichtingen, die vergunningsplichtig

zijn als klasse 1 of 2, en die deel uitmaken van een milieutechnische eenheid evenals voor alle inrichtingen

met een totaal primair energiegebruik van minstens 0,1 PJ per jaar. In het jaar 2006 werd de

rapporteringverplichting uitgebreid met onder meer CO2. Hier ligt de drempel erg hoog, en deze rapportering

omvat enkel de grootste bedrijven. Bedrijven met meer dan 0,1 PJ energieverbruik per jaar dienen deel III

van het IMJV in te vullen, met hun verbruiken per energiedrager. De cijfers gerapporteerd door de bedrijven

via het IMJV worden verzameld en verwerkt bij VMM en LNE. De database bevat 6 bedrijven, gevestigd in

Oostende (Daikin Europe, Integemeentelijke vereniging voor het afvalbeheer voor Oostende en Ommeland

(IVOO), Orac, Proviron Fine Chemicals, Steenbakkerij De Keignaert en Vesuvius Belgium). Geen van deze

bedrijven rapporteren CO2-emissies in de periode 2004-2008.

Het overgrote deel van de bedrijven komt niet in één van de inventarissen voor. Voor de inschatting van de

CO2-emissies door deze bedrijven wordt een alternatieve methode gebruikt, die hierna wordt toegelicht.

De aardgas- en elektriciteitsverbruiken werden opgevraagd bij de netbeheerders (EANDIS, ELIA en FLuxys).

Verbruiken voor de overige brandstoffen (kolen, olie,…) zijn niet beschikbaar op gemeenteniveau en werden

Page 19: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 19 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

op basis van de verbruiken op Vlaams niveau per sector en de verhouding ‘elektriciteitsverbruik

Oostende/elektriciteitsverbruik Vlaanderen’ ingeschat.

Afvalbehandeling en afvalwaterbehandeling

Om de rapportage voor het Burgemeestersconvenant te kunnen invullen, moet deze sector afzonderlijk

bekeken worden. Het betreft hier enkel de niet-energiegerelateerde emissies, en dus enkel CH4 en N2O-

emissies bij afvalwaterzuivering.

CH4- en N2O-Emissies werden ingeschat voor de RWZI Oostende op basis van de hoeveelheid stikstof (N)

en Chemische Zuurstof Vraag (CZV) (VROM, 2010i).

2.1.2 Resultaat

In de ETS-database wordt voor 2007 enkel voor Proviron Fine Chemicals een CO2-emissie gerapporteerd

(Scope 1 ). De installaties van Electrawinds waren in 2007 nog niet operationeel2.

De inschatting op basis van de energieverbruiken (aangeleverd door de energieleveranciers) en een

bijschatting voor procesemissies levert een totale emissie van 121 kton CO2. Scope 2 emissies door het

gebruik van elektriciteit bij de industrie worden ingeschat op 60 kton door koppeling van het verbruik met een

gemiddelde EF voor de elektriciteit geleverd in Vlaanderen van 89,9 kg CO2/GJ.

Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende brandstoffen in de totale CO2-emissies

door verbrandingsprocessen in de industrie in Oostende. Uit deze figuur blijkt dat 38% van de emissies

veroorzaakt worden door het gebruik van aardgas, 4% door gasolie en 6% door zware stookolie. LPG is

verantwoordelijk voor een aandeel van 1%. 10% van de emissies zijn indirecte emissies door het gebruik

van elektriciteit, geproduceerd buiten het studiegebied.

Figuur 2.1: Aandeel van verschillende brandstoffen in de totale CO2-emissies door verbrandingsprocessen van de

industrie op het grondgebied Oostende voor 2007

2 In 2009 rapporteren beide installaties samen 5.072 ton CO2

Page 20: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 20 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

2.2 Energieproductie

2.2.1 Methodebeschrijving

Klassieke elektriciteitsproductie

Op het grondgebied van Oostende zijn er geen klassieke elektriciteitscentrales op fossiele brandstoffen.

Warmte/koude productie

Voor gegevens aangaande installaties voor warmte/koude productie kunnen we terugvallen op de WKK-

inventaris, die jaarlijks opgemaakt wordt door VITO en vrij beschikbaar is via de website van LNE. De

emissies van WKK’s mogen echter niet afzonderlijk bij de inventaris opgeteld worden omdat het

energieverbruik van deze installaties vervat zit in de totale verbruiken per sector.

Decentrale energieproductie

Voor de decentrale energieproductie in Oostende (zon, wind,…) gebruiken we de gegevens van VREG,

meer specifiek lijsten van certificaatgerechtigde (groene stroom en warmtekrachtkoppeling) installaties en

hoeveelheden geproduceerde groene stroom. Uit de cijfers van 28/10/2010 blijkt dat er in Oostende in 2007

nog geen biomassa centrales, windenergie op land en grote zonne-energie-installaties aanwezig zijn. Uit de

rapportering van VREG aangaande het aantal uitgereikte GSC3 per gemeente kan een schatting van de

geproduceerde groene stroom per jaar overgenomen worden.

2.2.2 Resultaten

De WKK-inventaris toont dat in 2007 nog geen WKK-installaties aanwezig waren in Oostende. Sinds

28/8/2009 is er 1 WKK-installatie met een elektrisch vermogen van 16.600 kWe. Uit de cijfers van VREG

blijkt dat er in Oostende in 2007 nog geen grote installaties voor decentrale energieproductie aanwezig

waren. Bij particulieren werd in 2007 ongeveer 13 MWh elektriciteit geproduceerd met PV-installaties van

kleiner dan 10 kW (inschatting op basis van het aantal uitgereikte GSC in 2007), goed voor het

energieverbruik van een 4-tal gezinnen.

Vandaag echter (cijfers 28/10/2010) zijn er 3 biomassa centrales en 11 zonne-energie-installaties aanwezig

met een respectievelijk vermogen van 38.200 kWe en 1.758 kWe. Bij particulieren werd ook reeds 2.368

kWe aan zonnepanelen geïnstalleerd. Op basis van de informatie van de VREG en het aantal uitgereikte

groenestroomcertificaten in 2010, kunnen wij een inschatting maken van de totale jaarlijkse hoeveelheid

geproduceerde groene stroom in Oostende (vanaf 2010) van 211,5 GWh of 0,76 PJ. 99% van deze stroom

wordt geproduceerd door de biomassacentrales.

3 Groene Stroom Certificaten

Page 21: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 21 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

2.3 Huishoudens

2.3.1 Methodebeschrijving

Via de netbeheerder wordt het aardgas en elektriciteitsverbruik van de huishoudens in kaart gebracht.

EANDIS levert verbruiken per NACE-code4. Door combinatie van de relevante NACE-codes kunnen totale

verbruiken voor huishoudens bekomen worden. Om de verbruiken van de overige brandstoffen te kunnen

inschatten wordt volgende methodologie toegepast:

• VMM schat de verbruiken in per gemeente per brandstof op basis van aannames over

gemiddelde verbruiken per huishouden (exclusief elektriciteit) en per brandstof afhankelijk van

het type woning. Hieruit werden de aandelen van de verschillende brandstoffen in het totaal

verbruik (exclusief elektriciteit) berekend;

• Op basis van het aardgasverbruik, aangeleverd door EANDIS, en de aandelen van andere

brandstoffen (op basis van VMM data) worden de verbruiken van andere brandstoffen ingeschat.

De verbruiksdata worden met EF gecombineerd om te komen tot een inschatting van de emissies.

2.3.2 Resultaten

Emissies door gebruik van fossiele brandstoffen door huishoudens in Oostende geeft aanleiding tot 143 kton

CO2 (Scope 1 ). Scope 2 emissies door het gebruik van elektriciteit bij de huishoudens bedragen 52 kton

CO2.

Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende brandstoffen in de totale CO2-emissies

door de huishoudens in Oostende. Uit deze figuur blijkt dat 39% van de emissies veroorzaakt worden door

het gebruik van aardgas, 35% door stookolie en slechts 1% door het gebruik van vaste brandstoffen. 25%

van de emissies zijn indirecte emissies door het gebruik van elektriciteit, geproduceerd buiten het

studiegebied.

4 Elk bedrijf heeft een NACE-code. NACE is een officiële Europese lijst van activiteitsomschrijvingen. NACE wordt door de RSZ en de ondernemingsloketten gebruikt om bedrijven in te delen in sectoren. NACE bestaat uit een nummer (de NACE-code) en een omschrijving. de NACE-code is de code die bij uw hoofdactiviteit hoort.

Page 22: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 22 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 2.2: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO2-emissies door energieverbruik

bij huishoudens op het grondgebied Oostende voor 2007

2.4 Handel en diensten

2.4.1 Methodebeschrijving

EANDIS levert verbruiken per NACE-code. Door combinatie van de relevante NACE-codes kunnen totale

elektriciteits- en aardgasverbruiken voor de sector handel en diensten bekomen worden. Om de verbruiken

van de overige brandstoffen te kunnen inschatten wordt volgende methodologie toegepast:

• VMM schat de verbruiken in voor de sector handel en diensten per brandstof op basis van

aannames over gemiddelde verbruiken en enquêtering (exclusief elektriciteit) en per brandstof.

Hieruit werden de aandelen van de verschillende brandstoffen in het totaal verbruik (exclusief

elektriciteit) berekend;

• Op basis van het aardgasverbruik, aangeleverd door EANDIS, en de aandelen van andere

brandstoffen (op basis van VMM data) worden de verbruiken van andere brandstoffen ingeschat.

De verbruiksdata worden met EF gecombineerd om te komen tot een inschatting van de emissies.

2.4.2 Resultaten

Emissies door gebruik van fossiele brandstoffen door de sector handel en diensten in Oostende geeft

aanleiding tot 65 kton CO2 (Scope 1 ). Scope 2 emissies door het gebruik van elektriciteit in die sector zijn

75 kton CO2.

Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende brandstoffen in de totale CO2-emissies

door de sector handel in diensten in Oostende. Uit deze figuur blijkt dat 37% van de emissies veroorzaakt

worden door het gebruik van aardgas, 11% door stookolie en 1% door LPG. 51% van de emissies zijn

indirecte emissies door het gebruik van elektriciteit, geproduceerd buiten het studiegebied.

Page 23: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 23 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 2.3: Aandeel van verschillende brandstoffen in het totaal verbruik en de totale CO2-emissies door energieverbruik

bij handel en diensten op het grondgebied Oostende voor 2007

2.5 Transport - wegverkeer

2.5.1 Methodebeschrijving

Jaarlijks publiceert VMM de totale CO2-emissie in Vlaanderen door het wegverkeer. Voor deze schatting

wordt gebruik gemaakt van MIMOSA. MIMOSA 4 is een emissiemodel dat op basis van tellingen per

wegsegment verkeersemissies berekent. Het model is afgestemd op de methodologie zoals beschreven in

het EMEP/EEA Air Pollutant Emission Inventory Guidebook (COPERT IV) op basis van

brandstofverbruiksfuncties. Als basis worden de tellingen van het Vlaams Verkeerscentrum gebruikt. Door

middel van een GIS-applicatie werd het grondgebied Oostende geknipt uit de emissie-outputfile voor

Vlaanderen. De gehanteerde emissiefactoren (verbruiksfuncties uit COPERT IV) zijn berekend op het

wagenpark ‘Vlaanderen’. Deze verbruiksfuncties werden specifiek op Vlaanderen afgestemd.

Met deze methode kan echter geen onderscheid gemaakt worden in licht verkeer (personenwagens en

bestelwagens), zwaar verkeer (vrachtwagens) en openbaar vervoer (bussen). Als alternatief werd het

aandeel licht/zwaar van 70/30 overgenomen uit de totaalcijfers voor Vlaanderen. Emissies door het rijden

van bussen in Oostende werden als volgt ingeschat:

• Op basis van een koppeling tussen het aantal trajecten, hun afstand en hun frequentie, werd

een inschatting gemaakt van het aantal gereden kilometer door bussen op het grondgebied van

Oostende

• Op basis van eerder uitgevoerde studies, werd een gemiddelde emissiefactor per km gereden

afgeleid (dus op basis van de gemiddelde vloot van bussen in Vlaanderen)

2.5.2 Resultaten

Voor het grondgebied Oostende worden de emissies door wegverkeer ingeschat op 80 kton CO2: 54 kton

door licht verkeer, 23 kton door zwaar verkeer en 3 kton door bussen.

Page 24: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 24 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Wetende dat er in 2007 ongeveer 440.000 vrachtwagens in en uit de haven reden en dat deze op het

grondgebied van Oostende een afstand van ongeveer 12 km (totaal heen en terug) hebben afgelegd,

kunnen we inschatten dat het aandeel van het havenverkeer ongeveer 4 kton CO2 is dus ongeveer 18% van

het totaal zwaar verkeer in Oostende.

2.6 Transport - Scheepvaart (zee- en binnenvaart)

2.6.1 Methodebeschrijving

Binnen de categorie scheepvaart wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• zeevaart

• binnenvaart

• recreatievaart

• havengebonden machines (vorkliften, kranen, RoRo tractors, …).

In 2007 werd een nieuw model ontwikkeld voor VMM om de scheepvaartemissies in Vlaanderen te

berekenen (EMMOSS, TML (2007)). Het resultaat van dit model wordt gebruikt in de huidige inventaris voor

Oostende. Uit dit model blijken de emissies door binnenvaart in Oostende verwaarloosbaar. De

hiernavolgende tekst werd nagenoeg integraal overgenomen uit de het EMMOSS-rapport (TML, 2007) om

een correct inzicht te geven in de door VMM gehanteerde methode. De emissieberekening gebeurt op basis

van 3 stappen:

1. Energiegebruik (kWh) = duur(h) X ingesteld vermogen(kW) X %vermogen(-) X aantal(-)

2. Brandstofverbruik(kg) = energiegebruik(kWh) / rendement(-) / Energieinhoud (kWh/kg) X verdeling

3. Emissies(kg) = brandstofverbruik(kg) X emissiefactor(kg/kg) X reductiefactor(-)

Een aantal van deze parameters werden specifiek op basis van data voor de haven van Oostende bepaald,

andere zijn gemiddelden voor alle schepen per scheepstype in Vlaanderen. De duur van de verschillende

vaarroutes werden aangeleverd aan EMMOSS door IVS-SRK (het informatieverwerkend systeem van het

VTS-systeem de Schelde Radar Keten). Uit de havenbeheersystemen van de verschillende havens werden

gegevens over ligtijden, manoeuvreerdtijden, e.d. overgenomen. Voor Oostende worden deze tijden

gerapporteerd in Tabel 2.1.

Tabel 2.1: Ligtijden en manoeuvreertijden (in uren) gemiddeld per scheepstype in de haven van Oostende (bron:

EMMOSS, 2007)

Scheepstype Gemiddelde ligtijd (u)

Gemiddelde manoeuvreertijd (u)

Bulk 28,7 4,1 Container 5,7 0,8 Gas Tanker General Cargo 22,7 2,3

Page 25: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 25 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Other 22,7 2,3 Other tanker 20,6 3,3 Passenger 9,6 0,7 Reefer Roro 11,1 0,8 Tanker 26,7 0,6 Vehicle Carrier 11,1 0,8

Het geïnstalleerd vermogen werd in EMMOSS bepaald op basis van een algoritme dat de relatie tussen het

vermogen en het DWT (Dead Weight Tonnage) /GRT (Gross Tonnage) van het schip beschrijft (Endresen,

1999 in EMMOSS, 2007). De gemiddelde vermogens aangenomen per scheepstype worden weergegeven

in Tabel 2.2.

Page 26: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 26 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 2.2: Vermogen hoofdmotor (ME) en hulpmotor (AE) in kW per scheepstype en lengteklasse (bron: EMMOSS,

2007)

Scheepstype <100 m 100-150m 150-200m 200-250m >250m

ME AU ME AU ME AU ME AU ME AU

Bulk 2 403 481 4 307 861 7 342 1 468 10 243 2 049 15 431 3 086

Container 2 686 537 5 802 1 160 13 500 2 700 21 251 4 250 35 195 7 039

Gas Tanker 3 842 768 6 895 1 379 13 866 2 773 24 476 4 895 43 759 8 752

General Cargo 1 497 299 3 340 668 8 047 1 609 12 966 2 593 33 847 7 749

Other 995 199 2 934 587 11 370 2 274 19 962 3 992 33 847 7 749

Other tanker 2 047 409 3 788 758 7 546 1 509 11 897 2 379 15 084 3 017

Passenger 1 518 683 7 954 3 579 14 481 6 516 21 431 9 644 31 353 14 109

Reefer 3 898 780 9 063 1 813 13 891 2 778 36 424 7 285 86 627 17 325

Roro 3 809 762 6 188 1 238 19 562 3 912 22 267 4 453 28 332 5 666

Tanker 1 825 365 3 514 703 7 437 1 487 12 105 2 421 14 994 2 999

Vehicle Carrier 3 809 762 6 188 1 238 19 562 3 912 22 267 4 453 28 332 5 666

Het percentage vermogen dat wordt gevraagd van de hoofd- en hulpmotor bij elke specifieke activiteit is

afhankelijk van scheepstype en scheepsgrootte. Met uitzondering van tankschepen, werd aangenomen dat

de hoofdmotor niet wordt gebruikt tijdens het stilliggen in de haven. Voor liggen in de sluis werd

aangenomen dat de hoofdmotor een minimaal verbruik genereert van 5% van het geïnstalleerde vermogen

gezien sommige schepen met verstelbare spoed hun hoofdmotor in de sluis laten draaien. Het percentage

van het geïnstalleerde hoofdmotorvermogen bij varen aan gereduceerde snelheid voor de verschillende

scheepstypen en grootteklassen wordt weergegeven in Tabel 2.3.

Tabel 2.3: Percentage van het geïnstalleerde hoofdmotorvermogen bij varen aan gereduceerde snelheid voor de

verschillende scheepstypen en lengteklassen (bron: EMMOSS, 2007).

Scheepstype <100 m 100-150m 150-200m 200-250m >250m

Bulk 50% 45% 40% 40% 40%

Container 40% 35% 30% 30% 30%

Gas Tanker 50% 45% 40% 40% 40%

General Cargo 45% 40% 35% 35% 35%

Other 50% 45% 40% 40% 40%

Other tanker 50% 45% 40% 40% 40%

Passenger 35% 30% 25% 25% 25%

Reefer 40% 35% 30% 30% 30%

Roro 35% 30% 25% 25% 25%

Tanker 50% 45% 40% 40% 40%

Vehicle Carrier 45% 40% 35% 35% 35%

Het aantal schepen wordt afgeleid uit data van de havens, IVS-SRK en de SERV, en wordt dan per haven

vastgelegd, per scheepstype en scheepsgrootte. Om te bepalen welke scheepsroutes gevolgd werden, werd

data van IVS-SRK gebruikt. Met die data werd vastgesteld wat de aankomende en vertrekkende vaarroute is

per scheepstype en per haven. Het aantal calls per scheepstype in de haven van Oostende in 2005 wordt

weergegeven in Tabel 2.4. Er worden cijfers van 2005 getoond als indicatie omdat het EMMOSS-model

ontwikkeld is met data van 2005.

Page 27: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 27 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 2.4: Aantal calls per scheepstype voor de haven van Oostende (2005) (bron: EMMOSS, 2007)

Scheepstype Aantal cal ls Bulk 0 Container 66 Gas Tanker 0 General Cargo 179 Other 113 Other tanker 3 Passenger 309 Reefer 0 Roro 3.802 Tanker 89 Vehicle Carrier 0 NTET 175 TOTAAL 4.736

Het rendement is afhankelijk van het motortype en de leeftijd van het schip. Deze cijfers werden afgeleid uit

het EMS protocol (Oonk 2003). De energie-inhoud van de brandstof werd gelijkgesteld aan de onderste

verbrandingswaarde, die ook in de energiebalans gebruikt wordt, namelijk de onderste verbrandingswaarde.

Voor MDO is dit 42.697 MJ/kg; voor HFO 40.604 MJ/kg. De parameter “verdeling” in de formule heeft tot

doel de berekening te verfijnen en heeft betrekking op drie aspecten:

• Brandstoftype: afhankelijk van locatie, scheepstype en scheepsgrootte worden verschillende brandstoffen gebruikt. Er wordt rekening gehouden met 2 typen: heavy fuel (HFO) en marine diesel (MDO). Grotere schepen gebruiken bijna uitsluitend HFO. Deze verdeling werd samengesteld op basis van enkele ‘expert opinions’ en werd gevalideerd door de stuurgroep van de EMMOSS-studie.

• Motortype: Deze parameter bepaalt welk motortype gebruikt wordt in functie van scheepstype en –grootte. Grotere schepen hebben veelal een tweetakt motor. Sommige grote tankers kunnen uitgerust zijn met turbinemotoren. (Endresen, 2003)

• Leeftijdsklasse: Uit de verschillende databronnen (havens en IVS-SRK) kon een leeftijdsdistributie opgesteld worden in functie van scheepstype en scheepsgrootte.

De emissiefactoren voor CO2 zijn 3.100 g/kg MDO (Marine Diesel Oil) en 3.110 g/kg HFO (Heavy Fuel Oil).

De reductiefactor wordt ook toegepast op de emissiefactor om mogelijke toekomstige maatregelen in

rekening te kunnen brengen en is afhankelijk van de leeftijdsklasse, motortype en brandstoftype.

Door koppeling van alle parameters worden de totale emissies voor de haven van Oostende berekend. De

emissies werden ook berekend per haven, de geografische resolutie is beperkt tot een emissiecijfer per

haven. Geografisch gezien worden deze emissies dan ook gelijkmatig gespreid over het natte gedeelte van

het havengebied (zie Figuur 2.4 voor het natte gedeelte van de Oostendse zeehaven).

Page 28: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 28 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 2.4: Het “natte gedeelte” van de Oostendse zeehaven waarover de emissies gelijkmatig worden gespreid

(EMMOSS, 2007)

2.6.2 Resultaten

Volgens berekeningen met EMMOSS (aangeleverd door VMM) worden de emissies door de zeevaart in

Oostende in 2007 geschat op 58,5 kton CO2.

2.7 Transport - Niet voor de weg bestemde mobiele b ronnen

2.7.1 Methodebeschrijving

Havengebonden machines worden ook wel gecatalogeerd onder “niet voor de weg bestemde mobiele

bronnen” of nog “off-road machines”. In deze CO2-nulmeting worden ze verder meegenomen onder de

rubriek “scheepvaart” en worden dus enkel die machines, die rechtstreeks gelinkt zijn aan havenactiviteiten

meegenomen. Hieronder worden bijvoorbeeld de kranen, vorkliften en allerhande machines verstaan, die in

een haven gebruikt worden voor het laden en lossen van schepen en de overslag naar treinen en

vrachtwagens. De directe emissies hier zullen afkomstig zijn van dergelijke machines op diesel of benzine.

Meest voor de hand liggend is om emissies te berekenen op basis van het energiegebruik, gekoppeld aan

emissiefactoren per type machine. Energiegebruik kan ook ingeschat worden op basis van het

motorvermogen en het aantal werkingsuren per machine.

CO2-emissies door het gebruik van havengebonden machines kunnen berekend worden op basis van het

dieselverbruik door middel van volgende formule:

CO2-Emissies = ∑ At,x x T x GV x %Load t x OR x EFt,x

Met:

• A = Activiteit = aantal havengebonden machines van het type t

Page 29: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 29 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

• T = werkingsTijd = het aantal werkingsuren per jaar per machine

• GV = gemiddeld vermogen van de machines van type t (in kWh)

• % Load = gemiddelde belastingsfactor (effectief werkzame uren aan vollast)

• OR = OmrekeningsFactor van vermogen naar dieselverbruik in kJ (= 3600 kJ/kWh)

• EF = emissie factor voor diesel (73,3 mg CO2/kJ)

• t = type machine (kranen, …)

In opdracht van LNE, Afdeling lucht, Hinder, Risicobeheer, milieu & gezondheid werd in juli 2009 een Model

ontwikkeld voor emissies door niet voor de weg bestemde mobiele machines (OFFREM, VITO, 2009). Deze

studie brengt voor de havens de machines voor het verhandelen van droge massagoederen, vloeibare

massagoederen, containers, RoRo en conventionele stukgoederen in kaart voor 4 Vlaamse (waaronder ook

Oostende) 1 Brusselse en 1 Waalse haven. De emissies in de OFFREM studie werden afgeleid door de

activiteit van dergelijke machines in de haven van Antwerpen (op basis van ARCADIS Belgium, 2006) om te

schalen naar de activiteit van deze machines in de haven van Oostende op basis van de verhouding tussen

de respectievelijke verladingactiviteiten. Het OFFREM rapport bevat enkel een indicatie (op basis van

figuren) van totale emissies van off-road machines maar geen opsplitsing per haven, noch het aantal

havengebonden machines, werkzaam in de verschillende havens.

Als alternatief werd, op basis van de informatie verzameld door ARCADIS Belgium in het kader van een

studie voor het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (2006), een inschatting gemaakt van het gemiddeld

vermogen en de gemiddelde werkingsuren per type machine (aangegeven in OFFREM). De gemiddeldes

zijn gewogen gemiddeldes op basis van informatie van 9 bedrijven, die werken met havengebonden

machines in de Antwerpse haven.

Voor de afhandeling van containers worden voornamelijk straddle carriers (=portaaltruck) en reach stackers

(= heftruck buiten/verreiker) gebruikt. Er wordt verondersteld dat 1 straddle carrier/reach stacker ongeveer

300.000 ton containergoederen behandelt. De haven van Oostende verhandelde 20.000 ton aan

containergoederen in 2006, daarom werd verondersteld dat er 1 reach stacker operationeel is in de haven

van Oostende. De wijziging van de overige verhandelde goederen tussen 2006 en 2007 is niet in die mate

dat er wijzigingen in het machinepark moeten verondersteld worden tussen 2006 en 2007.

Page 30: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 30 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 2.5: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in onderliggende

studie

Type machine Aantal (1) Vermogen (kWh) (2) Werktijd (u) (2) Load factor (-) (2)

Vorklift 21 67 1.350 0,56

Reach stacker 1 213 1.926 0,53

Kranen 1 569 2.936 0,78

Veegmachines 1 60 1.147 0,45

RoRo Tractoren 13 180 1.897 0,4

Trekkers 3 67 1.110 0,5

Wielladers 1 101 1.500 0,5

Generatoren 1 300 1.500 0,9

TOTAAL 42

(1) Overgenomen uit de OFFREM studie (VITO, 2009)

(2) Ingeschat op basis van informatie, verzameld bij 9 bedrijven in het Antwerps havengebied (ARCADIS Belgium, 2006)

2.7.2 Resultaten

Door vermenigvuldiging van de aantallen, vermogens, werktijden en ladingsfactoren, kan een totaal

energieverbruik berekend worden. Een koppeling van een totaal energieverbruik van 17.939 GJ met een

emissiefactor voor diesel van 73,36 kg CO2/GJ, levert een totale emissie door havengebonden werktuigen

van 1,3 kton CO2. De berekende verbruiken en emissies per type machine worden weergegeven in Tabel

2.6.

Tabel 2.6: Kenmerken van havengebonden machines gebruikt in de haven van Oostende verondersteld in onderliggende

studie

Type machine Verbruik (GJ) Emissie (ton CO 2)

Vorklift 3.829 281

Reach stacker 783 57

Kranen 4.691 344

Veegmachines 111 8

RoRo Tractoren 6.392 469

Trekkers 402 29

Wielladers 273 20

Generatoren 1.458 107

TOTAAL 17.939 1.315

Page 31: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 31 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

In de inventaris nemen we deze emissies mee bij zeevaart.

2.8 Transport – Railverkeer

Ook voor trein- en tramverkeer is het totaal energieverbruik of het aantal afgelegde kilometers op het

grondgebied van de stad de bepalende factor. Emissie kan dan bepaald worden op basis van

emissiefactoren per kilometer of per eenheid energieverbruik. In Oostende is er slechts 1 belangrijke lijn

(50A) en deze is geëlektrificeerd. Tussen 2004 en 2008 kwamen er goederentreinen uit Italië naar de Tilbury

bundel. Deze treinen zijn elektrisch tot de vorming van Zandvoorde en worden met dieseltenders in de

haven gereden. Het betrof een 3 à 4 treinstellen per week, die elk een afstand (heen en terug) van 4.400 m

aflegden. Met gebruik van een gemiddelde EF (op basis van de nulmeting in Genk) van 27 kgCO2/treinkm,

kunnen we de emissies van dieseltreinen in Oostende inschatten en blijken deze verwaarloosbaar te zijn.

Deze worden daarom niet meegenomen in de nulmeting.

Spoorverkeer in Oostende zal bijgevolg enkel indirecte (Scope 2) emissies veroorzaken door het gebruik van

elektriciteit.

Er was geen specifieke informatie beschikbaar omtrent het treinverkeer in Oostende. Op basis van

confidentiële informatie werden de emissies (indirect door gebruik van elektriciteit) door treinverkeer

ingeschat op 4,5 kton voor 2007.

Emissies door trams werden ingeschat volgens de methode beschreven voor bussen. Een combinatie van

de gemiddelde lengte van de trajecten (via kusttram), de frequentie en een gemiddeld elektriciteitsverbruik

per kilometer (op basis van de CO2-nulmeting in Gent), resulteert in een emissies van ongeveer 2 kton CO2

(scope 2).

Page 32: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 32 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

2.9 Transport – Luchtverkeer

2.9.1 Methodebeschrijving

In dit hoofdstuk worden enkel de uitlaatemissies door vliegtuigen behandeld. De emissies worden berekend

voor de landings- en opstijgingscyclus (LTO-cyclus). Elke klasse van vliegtuigen heeft zijn typische LTO-

cyclus. Een LTO-cyclus omvat alle normale vlieg- en grondoperaties (met hun respectieve tijdsduur),

namelijk naderen vanaf 3000 voet (915m) boven het grondniveau, landen, taxiën, opstijgen en klimmen tot

915m boven het grondniveau. De tijd die nodig is voor het taxiën, hangt af van de wachttijd voor het

opstijgen en kan variëren naargelang de luchthaven. In het statistisch jaarboek publiceert de luchthaven het

aantal bewegingen voor de verschillende vluchttypes. De verschillende types zijn: geregelde vluchten,

zakenvluchten, chartervluchten, vracht/gemengd, touringvluchten, diverse, lokale en trainingsvluchten. Aan

de hand van detailbestanden met vliegtuigbewegingen op de luchthaven werd in 2009 een analyse gemaakt

van de vliegtuigtypes per vluchttype. Die vliegtuigtypes werden gelinkt aan referentievliegtuigen waarvoor

emissiefactoren beschikbaar zijn in het EMEP/EEA Guidebook. Het detailbestand bevat ook informatie over

herkomst en bestemming van de vluchten, zodat er een onderverdeling kan gemaakt worden in LTO

binnenlandse vluchten en LTO internationale luchtvaart.

2.9.2 Resultaten

Op basis van de hierboven beschreven methode worden de emissies door luchtvaart in Oostende ingeschat

op 14,2 kton CO2.

2.10 Transport totaal

De totale transportemissies worden voor 2007 ingeschat op 154,2 kton directe en 6,5 kton indirecte

emissies. Figuur 2.5 toont aan dat in de sector transport 37% van de emissies veroorzaakt worden door

scheepvaart en 34% door licht verkeer op de weg. 14% is toe te schrijven aan het zwaar verkeer op de weg,

9% aan de luchtvaart, 4% aan spoorverkeer (indirecte emissies door elektriciteitsverbruik) en 2% aan

busverkeer.

Tabel 2.7: CO2-emissies in Oostende in 2007 door de sector transport

Type transport Emissie (kton CO 2)

SCOPE 1 SCOPE 2

Wegverkeer - licht verkeer 53,9

Wegverkeer - zwaar verkeer 23,1

Wegverkeer - bussen 3,1

Spoorverkeer 6,5 6,5

Zeevaart 59,8

Luchtvaart 14,2

TOTAAL 154,2 6,5

Page 33: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 33 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 2.5: CO2-emissies door transport in Oostende in 2007

2.11 Landbouw

2.11.1 Methodebeschrijving

Zowel de sector landbouw als de sector natuur spelen een erg belangrijke rol in de koolstofcyclus. CO2 is

namelijk een belangrijke voedingsbron van planten; planten nemen de CO2 op uit de lucht en slaan deze op

in hun biomassa en in de bodem. Natuurlijke ontbindingsprocessen, het omploegen van bodems en het

oogsten en verbranden van biomassa brengt de opgeslagen CO2 terug in de atmosfeer. Omwille van dit

gegeven nemen werden deze twee sectoren samengenomen in deze studie. Binnen de sector landbouw en

natuur kunnen de emissies toegeschreven worden aan volgende specifieke bronnen: veeteelt,

landbouwbodems en brandstofverbruik. In onderstaande paragrafen worden per bron beknopt de

rekenmethode en de gebruikte data besproken.

Veeteelt

De methaanemissies door vertering en de methaan- en lachgasemissies door mest-management worden

berekend op basis van de VMM-methodologie. Deze methodologie is op haar beurt gebaseerd op die van de

IPCC.

Landbouwbodems

Deze bron omvat CO2-emissie cijfers afkomstig van verandering in bodemkoolstofvoorraad van permanente

graslanden en akkerlanden, N2O-emissies door directe en indirecte N-verliezen uit landbouwbodems en

methaanopname door gras- en akkerland. Inputdata betreffen hier oppervlakten bekomen uit de interactieve

indicatorenatlas (INBO, 2010) en uit de BWK en emissiefactoren die de VMM gebruikt in zijn jaarrapportage

voor Vlaanderen (VMM, 2009).

Brandstofverbruik

34%

14%

2%4%

37%

9%

Wegverkeer - licht verkeer

Wegverkeer - zwaar verkeer

Wegverkeer - bussen

Spoorverkeer

Zeevaart

Luchtvaart

Page 34: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 34 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

De CH4, N2O en CO2-emissies door brandstofverbruik in de land- en tuinbouw kunnen overgenomen worden

uit de VMM rapportage (bijlage 4A en 4B).

2.11.2 Resultaat

Emissies als gevolg van landbouwactiviteiten in Oostende kunnen ingeschat worden op 6,7 kton CO2-equiv.

(Scope 1 ) per jaar. We spreken hier van CO2-equivalenten omdat vooral emissies van CH4 en N2O een

belangrijke bijdrage hebben in de totale emissies, door hun grotere Global Warming Potential t.o.v. CO2.

Scope 2 emissies door het gebruik van elektriciteit in die sector bedragen 0,8 kton CO2.

Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aandeel van de verschillende bronnen in de totale CO2-emissies door

in de landbouw in Oostende.

Figuur 2.6: Aandeel van verschillende bronnen in de totale CO2-emissies door de landbouwactiviteiten op het

grondgebied Oostende voor 2007

2.12 Natuur

2.12.1 Methodebeschrijving

Deze bron omvat CO2-opnames afkomstig van de verandering in de bodemkoolstofvoorraad van bossen en

van de verandering in de groei van de bovengrondse biomassa van de bossen. Tevens worden de emissies

van het kappen van bomen in rekening gebracht. Men gaat er hierbij van uit dat de volledige koolstofinhoud

van het gekapte volume in hetzelfde jaar vrijkomt. In de praktijk is dit enkel het geval voor natuurlijke

rottingsprocessen en hout dat onmiddellijk verbrand wordt. Voor andere houttoepassingen (meubels,

timmerhout, spaanderplaat,…) spreidt die uitstoot zich gemiddeld over een periode van enkele tientallen

jaren maar het in rekening brengen daarvan gebeurt momenteel nog niet. De studie volgt daarmee de VMM-

rekenmethode voor Vlaamse bossen. Gegevens over de hoeveelheid boskap in Oostende zijn niet

beschikbaar. Bovendien wordt in internationale literatuur aangegeven (bv. Centre for Alternative Technology

0.0

1.0

2.0

3.0

4.0

5.0

6.0

7.0

8.0

SCOPE 1

Em

issi

es

in k

ton

CO

2

N2O- emissies uit de

landbouw

CH4-opname door

landbouwbodems

CO2-emissies uit

landbouwbodems

CH4-emissies uit de

veeteelt

Energieverbruik

Page 35: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 35 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

(2010), VROM (2010) en Alterra (2003) dat een mogelijke onzekerheidsmarge bij de inschatting van

emissies door boskap tussen 20 en 70% ligt. Emissies door boskap werden omwille van die redenen niet

meegenomen in het rapport.

2.12.2 Resultaat

De jaarlijkse CO2-opname door bossen in Oostende kan ongeveer op 1,5 kton geschat worden.

2.13 Gemeentelijke organisatie

2.13.1 Energieverbruik in gebouwen

Emissies kunnen berekend worden door een koppeling van verbruiksgegevens van eigen gebouwen met de

relevante emissiefactoren (Tabel 1.3). Verbruiken van elektriciteit en aardgas zijn beschikbaar maar enkel in

monetaire waarden. Voor de omrekening naar verbruiken werd rekening gehouden met de gemiddelde prijs

in 2007 voor elektriciteit en aardgas van respectievelijk 0,1229 euro/kWh en 10,33 euro/GJ (EUROSTAT,

2011)5. Koppeling met de relevante emissiefactoren, levert een scope 1 (directe) emissie van 3,2 kton CO2

door gebruik van aardgas en een scope 2 emissie van 2,1 kton CO2 door gebruik van elektriciteit.

2.13.2 Eigen wagenpark

Emissies kunnen berekend worden door een koppeling van het brandstofverbruik van het eigen wagenpark

met de relevante emissiefactoren (Tabel 1.3). Enkel het totale brandstofverbruik 266.612,6 liter is

beschikbaar zonder onderscheid tussen diesel en benzine. Om een inschatting te kunnen maken van het

aandeel diesel en benzine werd rekening gehouden met het de gemiddelde Vlaamse vloot in 2007 (MIRA-T,

2011) en gecorrigeerd voor het verschil in gemiddeld verbruik (8,9 l voor benzine en 7,3 liter voor diesel)

kunnen we aannemen dat 52% van dit verbruik diesel is en 48% benzine.

Deze aannames resulteren in een directe emissie van 0,7 kton CO2.

2.13.3 Woon-werkverkeer

Betreffende het woon-werkverkeer van de werknemers aan de stadsdiensten is er weinig informatie

beschikbaar. Daarom werd hier een ruwe benadering gevolgd, gebaseerd op de resultaten van de Federale

Enquête woon-werkverkeer 2008. Gebaseerd op de resultaten van de werknemers van 810 bedrijven in

Oostende werd volgend profiel afgeleid:

� Wagen/motor: 64.3%

� Trein 6.0%

� Bus tram metro 6.2%

� Fiets 19.4%

� Stappen 4.1%

5 Prijzen bevatten de basisprijs voor elektriciteit/gas, transport en distributiekosten, huur van meter en andere diensten

Page 36: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 36 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Dit profiel werd ook gebruikt voor de 1.168 werknemers van de stadsdiensten. Uit deze enquête blijkt ook

dat de gemiddelde afstand tussen woon- en werkplaats bij werknemers in Oostende 15,21 km bedraagt

(56% van de werknemers in Oostende wonen in Oostende).

Voor de berekening van de emissies werd nog rekening gehouden met 220 werkdagen per jaar en met

volgende gemiddelde emissiefactoren:

� auto/moto: 162 g CO2/km (gemiddelde emissiefactor bij verschillende snelheden uit het

COPERT-model, gebruikt door VMM voor de jaarlijkse emissie-inventaris Vlaanderen)

� bus: 42 g CO2/km.reiziger (eigen berekening op basis van gegevens De Lijn)

� trein: 31 g CO2/km.reiziger (NMBS, Milieujaarverslag 2008)

Woon-werkverkeer resulteert in een emissies van 0,8 kton CO2 en wordt beschouwd als een scope 3-

emissie.

2.13.4 Openbare verlichting

Emissies (scope 2) kunnen berekend worden door een koppeling van het elektriciteitsverbruik voor openbare

verlichting met een emissiefactor voor elektriciteit (obv mix in Vlaanderen). Het elektriciteitsverbruik werd

aangeleverd door de netbeheerder. Dit resulteert in een indirecte emissie van 1,9 kton CO2.

2.13.5 Globaal resultaat voor stedelijke diensten

De hiernavolgende tabel en figuur geven een overzicht van de emissies door de stadsdiensten, opgesplitst

in scope1, 2 en 3. Hieruit blijkt dat elektriciteitsverbruik door eigen gebouwen en openbare verlichting de

belangrijkste bronnen van CO2-emissies zijn. Aangezien de stad Oostende sinds 2008 100% groene

elektriciteit gebruikt voor zijn eigen gebouwen, ontstaat hier reeds sinds 2008 een reductie van 4,6 kton en

dus 39% van de totale emissies door stadsdiensten. Ter herinnering, SCOPE1 emissies zijn de emissies

door gebruik van fossiele brandstoffen voor verkeer en verwarming van gebouwen, SCOPE2 emissies zijn

indirecte emissies door gebruik van elektriciteit door de stadsdiensten en SCOPE3 emissies zijn indirecte

emissies, die veroorzaakt worden buiten het grondgebied van Oostende maar die wel kunnen gelinkt worden

aan de activiteiten van de stadsdiensten, zoals woon-werkverkeer.

Tabel 2.8: CO2-emissies door stedelijke diensten in Oostende in 2007

SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 3Woon-werkverkeer 0,849Eigen vloot 0,643Dienstreizen 0,000Openbare verlichting 1,872Energieverbruik door eigen gebouwen 3,190 2,147TOTAAL 3,832 4,020 0,849

Natuur (emissie/opname) -0,960

in kton CO2

Page 37: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 37 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 2.7: CO2-emissies door stedelijke diensten in Oostende in 2007

Page 38: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad
Page 39: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 39 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

3 CO2-emissies in het basisjaar 1990 en prognose voor he t

jaar 2020

3.1 Methodebeschrijving

In dit hoofdstuk worden de CO2 emissie van de stad Oostende in 1990 ingeschat en wordt een prognose

opgesteld van hoe de emissies zouden kunnen evolueren naar 2020 toe. Voor de terugrekening naar 1990

werd de volgende algemene methode gevolgd:

� Als uitgangspunt werd getracht om de CO2-emissie voor 1990 op analoge wijze te berekenen als de

nulmeting (2007) voor de verschillende sectoren, op voorwaarde dat de nodige gegevens

beschikbaar zijn.

� Alternatief werden de emissies, zoals ze bepaald werden voor de nulmeting (2007), geëxtrapoleerd

naar 1990 aan de hand van geschikte extrapolatiefactoren.

Ook de emissiefactor voor elektriciteitsproductie moet aangepast worden op basis van het aandeel productie

op basis van fossiele brandstoffen in 1990.

In de hiernavolgende tabel wordt aangegeven welke methode werd toegepast en welke extrapolatiefactor

werd gebruikt, waar relevant.

Page 40: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad
Page 41: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 41 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 3.1 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO2-emissies in Oostende in 1990

Broncategorie Algemene methode Extrapolatieparameter Bron

Industrie Extrapolatie van verbruik per industriële sector

Evolutie van werkelijke verbruiken in Vlaanderen per sector

Energiebalans Vlaanderen

Huishoudens Extrapolatie van de emissies en het elektriciteitsverbruik

Evolutie in totale emissies en elektriciteitsverbruik voor Vlaanderen

Evolutie bevolking in Oostende

VMM: Lozingen in de lucht

Energiebalans Vlaanderen

FOD Economie

Handel en diensten Extrapolatie van de emissies en het elektriciteitsverbruik

Evolutie in totale emissies en elektriciteitsverbruik voor Vlaanderen

VMM: Lozingen in de lucht

Energiebalans Vlaanderen

Transport

- Wegverkeer Extrapolatie van totale emissies Evolutie in emissies in Vlaanderen + wijziging verkeer door RMT

VMM: Lozingen in de lucht

- Zeevaart Extrapolatie van emissies Evolutie in activiteit in Oostende

Evolutie in gemiddelde emissiefactor voor zeevaart in Vlaanderen

SERV Havencommissie (2007)

Emissies: VMM Lozingen in de lucht

Activiteit: SERV havencommissie

- Off-road Extrapolatie van emissies Evolutie in activiteit in Oostende SERV Havencommissie (2007)

- Luchtvaart Overnemen berekende emissies door VMM

VMM – Lozingen in de lucht

- Railverkeer Extrapolatie van emissies Evolutie in activiteit (constant verondersteld)

Evolutie in type trein (ook elektrisch)

Evolutie in EF voor elektriciteit

Landbouw Extrapolatie van emissies Evolutie van emissies in Vlaanderen. Voor energieverbruik per deelsector in de landbouw.

VMM – Lozingen in de lucht

Natuur Zelfde methodologie als voor referentiejaar

Gegevens over aantal ha bos in Oostende

Stad Oostende

Page 42: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 42 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Voor de inschatting van de CO2-emissies in 2020 werd een “Business as Usual scenario” gebruikt. Dit levert

een beeld op van de reducties, die met het bestaande beleid al worden gehaald. Hierbij wordt het effect van

maatregelen op alle bevoegdheidsdomeinen op de evolutie van de CO2-emissies in kaart gebracht (bvb.

evolutie CO2 emissies van elektriciteitsproductie, stijgend aandeel biobrandstoffen in motor-brandstoffen,

strengere EPB eisen bij nieuwbouw en grootschalige renovatie …).

Voor het uitwerken van een BAU-scenario wordt getracht om voor elke bron de wijziging van de

emissiebepalende variabele enerzijds en de emissiefactor anderzijds in te schatten. Dezelfde

methodologieën/modellen worden gebruikt als in het referentiescenario, alleen moeten de variabelen

bijgeschaald worden. Er wordt uitgegaan van het BAU-scenario, zoals het in het rapport Milieuverkenning

2030 (VMM) wordt voorgesteld, het zogenaamde referentiescenario. In deze studie worden de toekomstige

ontwikkelingen voor Vlaanderen met behulp van drie beleidsscenario’s met toenemend ambitieniveau in

beeld gebracht:

• Het referentiescenario onderzoekt hoever het huidige milieubeleid reikt en kan dus als het BAU-

scenario worden meegenomen

• Het Europa-scenario onderzoekt wat nodig kan zijn om de Europese ambities op vlak van

klimaatverandering, luchtkwaliteit en waterkwaliteit op middellange termijn te realiseren.

• Het visionaire scenario onderzoekt hoe het milieu kan veiliggesteld worden voor huidige en

toekomstige generaties

Zoals voor het basisjaar 1990, wordt ook hier de emissiefactor voor elektriciteitsproductie aangepast. In het

Referentiescenario (Milieuverkenning) wordt geschat dat in 2020, de productie van groene stroom ongeveer

10% zal zijn van het eindverbruik aan elektriciteit in Vlaanderen. Houden we reeds rekening met de

productie van groene stroom op het grondgebied van Oostende vandaag (september 2011) dan resulteert dit

in een productie van ongeveer 35% van het verwachte verbruik in Oostende in 2020. In de hiernavolgende

tabel wordt voor elke bron aangegeven welke parameters werden gebruikt voor het inschatten van de

emissies in 2020.

Page 43: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad
Page 44: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 44 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 3.2 : Overzicht van de gebruikte methodes voor het inschatten van de CO2-emissies in Oostende in 2020

Broncategorie Algemene methode Extrapolatieparameter Bron

Industrie Extrapolatie van verbruiken per industriële sector

Evolutie van verwachte verbruiken per sector in Vlaanderen

Milieuverkenning 2030

Huishoudens Extrapolatie van verbruiken per brandstof Evolutie van verbruiken per brandstof in Vlaanderen

Milieuverkenning 2030

Handel en diensten Extrapolatie van verbruiken per brandstof Evolutie van verbruiken per brandstof in Vlaanderen

Milieuverkenning 2030

Transport

- Wegverkeer Extrapolatie van activiteiten en emissiefactoren

Evolutie in activiteiten voor wegverkeer (personen- en vrachtverkeer)

Evolutie in gemiddelde emissiefactoren voor wegverkeer

Milieuverkenning 2030

MIMOSA-model

- Zeevaart Extrapolatie van activiteiten en emissiefactoren

Evolutie in activiteiten obv specifieke groeivoeten voor haven Oostende

Evolutie (daling) in gemiddelde EF obv gemiddelde vloot in Vlaanderen

EMMOSS

EMMOSS

- Off-road Extrapolatie van activiteiten Evolutie in activiteiten obv specifieke groeivoeten voor haven Oostende

EMMOSS

- Luchtvaart Extrapolatie van activiteiten en emissiefactoren

Activiteit (verbruik) wordt constant verondersteld

Geen aanwijzing voor aanpassing in EF

Kernset Milieudata MIRA-S

- Railverkeer Extrapolatie van activiteiten en EF Activiteit constant verondersteld

EF voor elektriciteit aangepast

Landbouw Extrapolatie van emissies Evolutie van emissies in Vlaanderen. Voor energieverbruik per deelsector in de landbouw.

Kernset Milieudata MIRA-S

Natuur Zelfde methodologie als voor referentiejaar

Gegevens over aantal ha bos in Oostende

Stad Oostende

Page 45: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 45 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

3.2 Resultaten inventaris 1990 en 2020

3.2.1 Industrie

Figuur 3.1 toont de evolutie in de emissies tussen 1990-2007 en de prognose naar 2020. Hieruit blijkt dat ten

opzichte van 1990 vooral de directe emissies sterk zijn gedaald als gevolg van de stopzetting van de

meststoffenproductie in Oostende. Niettegenstaande het elektriciteitsverbruik is gestegen is de daling in

scope2 emissies te wijten aan een daling van de EF voor elektriciteit.

Naar 2020 toe zien we een stijging in scope1 en scope2 emissies, deels te wijten aan het terug stijgen van

de emissiefactor voor elektriciteit (oa. door sluiting van de kerncentrales).

Figuur 3.1 : Evolutie van de CO2-emissies in industrie in de periode 1990-2007-2020

3.2.2 Huishoudens

Tabel 3.3 en Figuur 3.2 tonen de evolutie in de emissies tussen 1990-2007 en de prognose naar 2020.

Emissies evolueren weinig in de sector huishoudens. Milieuverkenning 2030 geeft volgende evolutie aan

(naar 2030 toe, wat betekent dat tegen 2020 deze evolutie nog niet volledig van kracht is):

• Er worden relatief weinig gebouwen per jaar gesloopt. Alle gebouwen uit 2006 die in 2030 nog in

gebruik zijn, hebben na een grondige renovatie goed geïsoleerde daken en vensters. Luchtdichtheid

en ventilatie verbeteren lichtjes.

• Er bestaat geen toenemende nood aan mechanische koeling (bijvoorbeeld airconditioning).

• Voor nieuwbouw gelden de huidige energieprestatie- en binnenklimaatnormen (epb-normen).

• Alle verwarmingsinstallaties hebben tegen 2030 een zeer hoog rendement, en werken in de eerste

plaats op aardgas. Koken gebeurt bijna uitsluitend op gas.

• In 2030 is er enkel nog efficiënte verlichting (spaar- of buislampen). Alle elektrische apparaten

voldoen aan de huidige normen (energielabel).

0

50

100

150

200

250

300

350

1990 2007 2020

Scope 2

Scope 1

Page 46: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 46 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Er wordt volgens Milieuverkenning op basis van bovenstaande evolutie tegen 2020 een reductie in

energieverbruik verondersteld maar gezien de stijging van de emissiefactor voor elektriciteit in 2020 ten

opzichte van 2007 (door verandering in de brandstofmix, vooral minder nucleair) zijn de hieraan

gekoppelde CO2-emissies hoger dan in 2007.

Tabel 3.3 : Evolutie van de CO2-emissies in huishoudens in de periode 1990-2007-2020

1990

2007

2020

in kton CO 2 in kton CO 2 in kton CO 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE

1 SCOPE 2

Aardgas 65,0 68,5 Stookolie 75,0 50,4 Kolen 2,1 0,9 Propaan/butaan/LPG 0,6 0,3 Hout 0,5 0,7 Elektriciteit 52 52,2 61 61,2 TOTAAL 142,8 53,5 143,1 52,2 120,7 61,2

Figuur 3.2 : Evolutie van de CO2-emissies in huishoudens in de periode 1990-2007-2020

3.2.3 Handel en diensten

Tabel 3.4 en Figuur 3.3 tonen de evolutie in de emissies tussen 1990-2007 en de prognose naar 2020. Ook

in de sector handel en diensten evolueren de emissies weinig. Gezien de stijging van de emissiefactor voor

elektriciteit in 2020 betekent dit wel dat er een reductie van het energieverbruik wordt in rekening gebracht.

Tabel 3.4 : Evolutie van de CO2-emissies in handel en diensten in de periode 1990-2007-2020

1990

2007

2020

in kton CO 2 in kton CO 2 in kton CO 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2

Page 47: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 47 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Aardgas 48,7 44,6 Stookolie 14,6 15,6 Zware stookolie 0,2 0,1 Propaan/butaan/LPG 1,1 0,5 Hout 0,1 0,6 Elektriciteit 75,1 75,1 113,132 113,1 TOTAAL 65 60 65 75 61 113

Figuur 3.3 : Evolutie van de CO2-emissies in handel en diensten in de periode 1990-2007-2020

3.2.4 Transport

Tabel 3.5 en Figuur 3.4 tonen de evolutie in de emissies tussen 1990-2007 en de prognose naar 2020.

Tabel 3.5 : Evolutie van de CO2-emissies in transport in de periode 1990-2007-2020

TRANSPORT 1990 2007 2020 in kton CO 2 in kton CO 2 in kton CO 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 SCOPE 1 SCOPE 2 Wegverkeer - licht verkeer 73

54

56

Wegverkeer - zwaar verkeer

23

30 Wegverkeer - bussen

3 3

Spoorverkeer 0 7,4 0 5 0 6,9 Zeevaart 43 60 63 Luchtvaart 15 14 14 TOTAAL 131 7 154 5 166 7

In Figuur 3.4 bevatten de emissies door wegverkeer-licht verkeer in 1990 ook zwaar verkeer in bussen

omdat dit voor 1990 niet kon opgesplitst worden. Emissies van wegverkeer tonen een stijgende trend van

1990 naar 2007 naar 2020. Emissies door zeevaart stijgen weinig naar de toekomst toe.

Page 48: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 48 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 3.4 : Evolutie van de CO2-emissies in transport in de periode 1990-2007-2020 (in 1990 wordt bij wegverkeer geen

onderscheid gemaakt in bussen/zwaar/licht verkeer)

3.2.5 Totale balans

Tabel 3.6 en Figuur 3.5 geven een overzicht van de totale CO2-inventaris voor Oostende in 1990, 2007 en

een prognose naar 2020. Dit is de som van de directe emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en

CH4- en N2O-emissies uit de landbouw en de indirecte emissies door gebruik van elektriciteit in de

verschillende sectoren.

Tabel 3.6 : Evolutie van de CO2-emissies in Oostende in de periode 1990-2007-2020

TOTAAL (scope 1+ scope 2) in kton CO 2

1990 2007 2020 (BAU) Industrie 334,7 180,7 206,1 Energieproductie 0 0 0 Huishoudens 196,3 195,4 181,9 Handel en diensten 124,2 139,8 174,5 Transport 138,5 159,2 172,8 Landbouw 9,2 7,6 6,8 TOTAAL 803 682,7 742

Natuur -0,5 -1,5 -2,3

Page 49: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 49 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 3.5 : Evolutie van de CO2-emissies in Oostende in de periode 1990-2007-2020

Figuur 3.6 : Evolutie van de verhouding van Scope 1 en Scope 2 CO2-emissies in Oostende in de periode 1990-2007-

2020

Page 50: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 50 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

DEEL 2 ACTIEPLAN DUURZAME ENERGIE

4 ALGEMENE METHODOLOGIE

Het algemeen gevolgde stappenplan voor deel 2 wordt in de hiernavolgende figuur schematisch

weergegeven. De verschillende stappen uit het stappenplan worden in de aangegeven hoofdstukken in

detail toegelicht.

Opmaak van het “Actieplan Duurzame Energie”

Stap 1 (§ 7.5)

Resultaten Perceel 1 Evaluatie van deze resultaten

Stap 2 (§ 7.6)

Inschatten van CO2-emissies in 1990 en 2020

INPUT PROCES OUTPUT

Identificatie van belangrijke

bronnen van CO2-emissies in

Oostende7.5.1

1. SEAP GUIDEBOOK

2. Indicatoren uit Nulmeting

Oplijsten van relevante indicatoren

en aanvullen van berekeningstool

INPUT PROCES OUTPUT

1. Monitoringtool

geïntegreerd in

berekeningstool

2. Handleiding en opleiding

7.6

1. Lijst van belangrijke

bronnen

2. Literatuur/expertise rond

mogelijk maatregelen

Verwerken van literatuur/oplijsten

van maatregelen per bronLong-list van maatregelen7.5.2

Long-list van maatregelen /

Literatuur / praktijkstudiesMulti-criteria analyse Short-list van maatregelen7.5.3

Short-list van maatregelenGedetailleerde beschrijving van

maatregelen volgens criteriaActiefiches7.5.4

7.5.5

VASTLEGGING VAN HET AMBITIENIVEAU

Bij niet haalbaar

ambitieniveau

Selectie van Fiches in

samenspraak met

opdrachtgever

Bundeling van fiches ACTIEPLAN

Page 51: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 51 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

5 Het Actieplan (SEAP - Sustainable Energy Action P lan)

Het actieplan moet weerspiegelen welke evolutie werd en kan doorgemaakt worden vanaf 2007

(referentiejaar van de nulmeting en gekozen basisjaar voor SEAP). Om een selectie te maken van acties,

mee te nemen in het SEAP voor Oostende, werd een long-list van acties (zowel lopende als nieuwe)

geëvalueerd volgens de Multi-criteria analyse (MCA). Deze MCA werd ter beoordeling voorgelegd aan de

verschillende leden van de “Oostende Climate Initiative” Board met o.a. vertegenwoordigers van Stad

Oostende, POM West-Vlaanderen, VOKA, NV Greenbridge Incubator & Innovation center, VZW Power-link

en Haven Oostende. De beoordeling en van de OCI Board werd meegenomen naar de eigenlijke selectie

van acties.

5.1 De Multi Criteria Analyse

Bij de beoordeling van de maatregelen houden we rekening met de 4 P’s “people, planet, prosperity, policy”.

Naast de kosten en effecten van de maatregelen houden we dus in onze beoordeling ook rekening met

volgende criteria, hetzij op een meer kwalitatieve manier:

• Sociaal-maatschappelijke effecten: het fysiek en geestelijk welzijn van de mensen (people) maar ook

een gezonde economische/maatschappelijke ontwikkeling (prosperity), hierbij bekijken we ook

mogelijke barrières die de inzet van een maatregel kunnen hinderen of vertragen

• Andere milieu-impacten (planet): hier kijken we niet alleen naar de impact op de CO2-emissies maar

ook op de impact op andere milieucompartimenten zoals bijvoorbeeld luchtkwaliteit, geluidshinder.

• Tijdsschema: dit criterium richt zich op de (theoretische) tijdsspanne waarbinnen kan verwacht

worden dat de maatregel reeds voor een belangrijk aandeel geïmplementeerd is; dit criterium geeft

een indicatie van de marktrijpheid van de technologie én van de nood aan belangrijke

organisatorische of infrastructuurwerken.

Dit alles werd in een beoordelingsinstrument gegoten. Dit instrument bestaat uit fiches, met een beschrijving

van de maatregelen volgens de bovenvermelde criteria. De verschillende criteria worden beoordeeld per

maatregel volgens het beoordelingskader opgenomen in Tabel 5.1. Op basis van dit beoordelingskader

kennen we aan elk criterium een score toe. Niet alle criteria die aan bod komen in de maatregelenfiche

kunnen gescoord worden, zoals bijvoorbeeld, het type instrument dat kan gebruikt worden.

Page 52: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 52 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 5.1 : Beoordelingskader gebruikt in de MCA

CRITERIUM SCORE

1 2 3 4 5

Effect

(reductiepotentieel) <0,5% 0,5%<…<1% 1%<…<5% 5%<…<10% >10%

Tijdsschema na 2020 2015 - 2020 voor 2015

Kosteneffectiviteit >1.000euro/ton 100<…<1.000euro/ton 20<…<100euro/ton 0<…<20euro/ton <0euro/ton

Andere milieu-effecten overwegend

negatief

matig negatief geen significante

effecten

matig positief overwegend

positief

Sociaal-

Maatschappelijke

effecten/barrières

overwegend

negatief

matig negatief geen significante

effecten

matig positief overwegend

positief

Er werd in de MCA gekozen om alle criteria even zwaar te laten doorwegen in de eindbeoordeling. Het doel

van dergelijke beoordeling met score is om de verschillende maatregelen te kunnen rangschikken op basis

van meer dan economische criteria. De scores mogen dus niet als vaste waardes worden beschouwd maar

moeten steeds in relatie met de andere scores gebruikt worden.

In de fiches worden naast de beoordeling van de bovenvermelde criteria ook ingegaan op:

• De mogelijke rol van de stad Oostende in de uitvoering van de maatregelen:

o Informeren/sensibiliseren: Vanuit een gecoördineerde aanpak informeren en sensibiliseren

van betrokken partijen

o Faciliteren/begeleiden: De gemeente wijst partners op mogelijkheden die zich binnen dit

beleidsterrein voordoen.

o Regisseren: Regisseren is sterk verwant met sturen en managen, vanuit een directieve rol of

gekarakteriseerd door overleg, onderhandeling en overtuiging.

o Het goede voorbeeld: De Stad neemt concrete maatregelen om de burger en het

bedrijfsleven te stimuleren om bij te dragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot en

vervult dus de rol van voorbeeldfunctie.

• Welk type instrument kan gehanteerd worden om de implementatie van maatregelen te

beïnvloeden/stimuleren:

o Juridisch: Het gedrag via regels stimuleren (convenanten, contracten, overeenkomsten,

vergunningen) en corrigeren (wetgeving).

o Economisch: Bepaald gedrag aantrekkelijk of onaantrekkelijk maken met een financiële

prikkel (premies, subsidies, taksen, …).

o Sociaal : Stimulerend instrument, ‘goed’ gedrag bevorderen via communicatie, sensibilisatie

en kennisoverdracht.

In de hiernavolgende tabellen wordt het resultaat van de MCA weergegeven per sector. De uitgebreide

fiches en het beoordelingsinstrument wordt als bijlage meegeleverd aan dit rapport.

Naast numerieke scores per criterium wordt ook een visuele score meegegeven, gelinkt aan het

beoordelingskader in Tabel 5.1.:

Page 53: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 53 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

5

4

3

2

1

Score 4 - matig positieve score

Score 3 - meest neutrale score binnen zijn categorie

Score 5 - meest positieve score binnen zijn categorie

Score 2 - matig negatieve score

Score 1 - meest negatieve score binnen zijn categorie

Het vergelijken van de beoordeling per criterium

3

2

1

de 33% maatregelen die een gemiddelde score krijgen

de 33% maatregelen die slechts scoren

TOTAAL SCORE

De totaalscores per maatregel worden bekomen door eenvoudige sommering van de scores

per criterium.

De best gescoorde maatregelen krijgen ook de hoogste score.

Alle maatregelen worden in 3 categorieën verdeeld volgens:

de 33% maatregelen die best scoren

Page 54: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad
Page 55: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 55 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 5.2 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren ‘energie’ en ’industrie’

NA = geen informatie beschikbaar; grijs gemarkeerd = inschatting op basis van expertise ipv kosteneffectiviteit

EFFECT KOSTEN TIJD ANDERE

MILIEU-

EFFECTEN

SOCIAAL

MAATSCH

TOTAAL

ENERGIESECTOR

1 Onderzoeken mogel i jkheden van warmteabsorberend as fal t indien di t bi j een project van toepas s ing kan zi jn.1 5 1 5 3 11

2 Overweging aanleg van Duurzame Wegen 2 1 1 5 3 8

3 Ruimtel i jke energieplanning: Haa lbaarheids studies aanleg van warmtenetten met res twarmte 2 2 3 5 3 11

4 Beki jken potentieel windenergie 1 5 3 5 3 13

5 Duurzaam energieplan - productie van duurzame energie in Oostende, goed voor 50% van het elektrici tei tsverbruik4 1 5 3 9

6 Wave energy converter 1 2 1 5 3 8

INDUSTRIE

Energie-efficiëntie

1 Uitvoeren van energies can 1 5 5 4 3 15

2 Maatregelen ikv benchmark- en auditconvenant 3 5 3 5 2 15

Opmaken thermografi sche foto's van industrieterreinen NA NA 3 5 3 NA

Workshop pers luchtdetectie + aanbieden detectietoes tel len en parabools ens or NA NA 5 5 3 NA

Duurzame energie

3 Groepsaankoop van groene energie (gas en elektrici tei t) 3 5 5 4 2 16

4 Gezamel i jke inkoop van PV panelen 3 2 5 5 2 14

5 Productie van elektrici tei t uit restwarmte 1 3 5 3 5 13

Efficiënt gebruik van fos s iele brands toffen

Op zoek naar restwarmte binnen bedri jven (zie warmtenetten EN3)

6 Ins ta l latie van bio-WKK, goed voor 50% van de warmtevraag binnen indus trie 4 5 3 2 2 14

Overkoepelend

7 BIJzondere voorwaarden voor nieuwe bedri jventerreinen/duurzame bedri jventerreinen 3 NA 3 5 2 NA

Page 56: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 56 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 5.3 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren ’huishoudens’ en ‘handel en diensten’

NA = geen informatie beschikbaar; grijs gemarkeerd = inschatting op basis van expertise ipv kosteneffectiviteit

TYPE ACTIES

EFFECT KOSTEN TIJD ANDERE

MILIEU-

EFFECTEN

SOCIAAL

MAATSCH

TOTAAL

HUISHOUDENS / HANDEL EN DIENSTEN (Tertia i re sector)

Energie-efficiëntie

1 Vervroegd opleggen van energieneutrale nieuwbouw gezinswoningen 2 2 3 5 2 11

2 Renovatie van bes taande woningen ikv energie-efficiëntie gezins woningen 3 2 3 5 3 12

3 Aans chaf energiezuinige apparaten/gedragsverandering 1 2 5 3 3 11

4 Uitvoeren van energiescan 2 5 5 5 3 16

5 groepsaankoop dakisolatie 3 5 5 5 3 17

6 s lui ten van winkeldeuren 1 5 5 3 3 14

7 Vervroegd invoeren van vers trengde EPB-eis en voor gebouwen in tertia i re sector 3 1 3 5 2 11

Duurzame energie

8 Investeren in hernieuwbare energie (PV, 20% van totaa lverbruik) 3 2 3 4 2 11

9 Opstarten van voorbeeldprojecten (pas s ieve woonwi jken, corporatiewoningen,...) 1 1 1 4 4 7

10 Groepsaankoop van groene energie (gas en elektrici tei t) 3 5 5 4 2 16

11 Bi jmenging van biogas in het aardgas netwerk (50%) 4 2 3 3 3 12

Overkoepelend

Aanbieden van warmtefoto's van de gemeente om inwoners bewust te maken van verbruik

Communicatiecampagne

12 Convenanten met inwoners (beter doen dan Europa oplegt) 4 4 5 5 4 18

Investeringscalculator aanbieden (onl ine)

Page 57: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 57 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 5.4 : Overzicht van alle maatregelen onderworpen aan een MCA binnen de sectoren ‘transport’ en ‘stadsdiensten’

EFFECT KOSTEN TIJD ANDERE

MILIEU-

EFFECTEN

SOCIAAL

MAATSCH

TOTAAL

TRANSPORT

Algemeen

1 Duurzaam energiebeleid in Haven Oostende / Oostende Green Port 2 3 3 5 2 12

Infras tructuur

2 Real i satie van 1 aardgasvulpunt 1 1 5 3 2 10

3 Real i satie van elektri sche oplaadpunten 1 3 5 3 2 12

4 Forse impuls voor ontwikkelen van fietsvoorzieningen 1 1 5 3 3 10

5 Wals troom voorziening 3 2 3 4 3 12

Voertuigen

7 Stimuleren van bedri jven om wagenpark te vergroenen NA NA 3 5 2 NA

6 Dal ing emiss ies havenmachines door reductie idl ing en elektri ficering van machines 1 3 5 5 3 13

8 Herbeki jken van het verkeers - en informatiesys teem in de haven

Mobi l i tei t in de Stad

9 Grotere verkeersvri je zones in de binnenstad 1 3 3 3 3 10

10 Mi l ieuzonering obv CO2-uits toot 3 5 3 4 3 15

11 Parkings aan rand van de stad 1 3 3 4 2 10

12 Parkeertarieven di fferentiëren obv CO2-ui tstoot 1 1 3 4 2 8

13 Investeren in duurzaam openbaar vervoer (groengas ) 1 3 3 4 2 10

14 Afspraken tss gemeente en werknemers over duurzaam woon-werkverkeer

STADSDIENSTEN, -GEBOUWEN EN VOORZIENINGEN

1 Mi l ieuzorg in het onderwijs NA NA 5 5 5 NA

2 Opzetten en ui tdragen Oostende Cl imate Ini tia tive NA NA 5 5 5 NA

3 Energieneutra le overheid: het goede voorbeeld gebouwen en voorzieningen 2 5 3 5 5 15

4 Energieneutra le overheid: het goede voorbeeld vergroening van het eigen wagenpark 1 2 3 5 2 10

5 Energieneutra le overheid: het goede voorbeeld openbare verl i chting 1 5 3 5 3 13

6 Energieneutra le overheid: het goede voorbeeld ins ta l leren van PV-panelen (30% van verbruik) 1 2 5 5 3 12

7 Monitoring energieverbruik, emiss ies 1 5 5 5 3 15

8 Energieneutra le overheid: het goede voorbeeld aankoop groene s troom (rest van verbruik = 50%) 1 5 5 3 10

Page 58: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 58 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

De resultaten van de MCA moeten als volgt geïnterpreteerd worden:

• De beoordeling per criterium is sector overkoepelend, dit betekent per criterium een rankschikking

kan gebeuren van de beste maatregelen over de sectoren heen;

• Het criterium ‘effect’ moet met de nodige voorzichtigheid worden bekeken, omdat het effect uiteraard

afhangt van de graad waarin de maatregel wordt geïmplementeerd (bijv. als we veronderstellen dat

10% van de energievraag in Oostende duurzaam wordt geproduceerd heeft dat uiteraard een groter

effect dat dan er slechts 5% duurzaam wordt geproduceerd;

• Bij de berekening van kosteneffectiviteit en reductiepotentieel werd geen specifieke volgorde van de

maatregelen voor ogen gehouden, dit betekent dat effecten en kosten niet optelbaar zijn omdat

sommige maatregelen afhankelijk zijn van elkaar

• Bij de totaalscore zijn het dus de groen gemarkeerde maatregelen, die over de criteria heen, als

beste scoren

De resultaten van de MCA werden voorgelegd aan de OCI Board. Hierbij werd door elk van de leden een

individuele score (1: maatregel wordt ondersteund; 2: geen mening; 3: maatregel lijkt minder geschikt)

gegeven bovenop de MCA. Zodoende werd de draagvlakvorming van de verschillende maatregelen beter in

kaart gebracht.

Op basis hiervan werd een selectie gemaakt van maatregelen, die werden meegenomen in het actieplan.

Een beschrijving van deze geselecteerde maatregelen wordt gegeven in het hiernavolgende hoofdstuk.

5.2 Opmaken van een actieplan

In tegenstelling tot de berekening van effect en kosteneffectiviteit voor de MCA, waarbij de verschillende

maatregelen in de long-list niet altijd cumuleerbaar waren en de volgorde van de maatregelen niet in

rekening werd gebracht, werd dit wel gedaan bij de opstelling van het actieplan en de inschatting van het

reductiepotentieel en de kosten. Het reductiepotentieel wordt bepaald ten opzichte van de emissies in 1990

en 2007. Het reductiepotentieel wordt ook telkens bepaald ten opzichte van de emissies in 2020.

Rekening houdend met het SEAP-sjabloon, worden de acties onderverdeeld in volgende groepen:

• Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijven

• Vervoer

• Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeente

• Stadsverwarming / -koeling, WKK

• Ruimtelijke ordening

• Overheidsaankopen van producten of diensten

• Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden

• Overige sectoren

In de volgende paragrafen geven wij dus per groep aan welke maatregelen zullen meegenomen worden in

het actieplan van Oostende, met een korte beschrijving van de maatregel. Hierbij wordt de emissiereductie

door implementatie van de maatregel meegegeven. Waar mogelijk wordt ook de terugverdientijd vermeld.

Deze geeft slechts een indicatie en is berekend op basis van de verhouding van de investeringskost en de

Page 59: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 59 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

jaarlijkse baten meestal door verlaging in de energiefactuur. Eventuele subsidies en belastingaftrek wordt

niet in rekening gebracht wegens te grote onzekerheid hieromtrent in de toekomst.

5.2.1 Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijv en

5.2.1.1 Overkoepelende maatregelen

5.2.1.1.1 Aankoop van groene stroom door industrie, huishoudens en sector handel en diensten

Beschrijving

De aankoop van groene stroom is een manier om de productie van duurzame elektriciteit te stimuleren. In

Figuur 5.1 wordt het verloop van het aandeel van groene contracten in Vlaanderen (waarbij de percentages

zijn afgerond) weergegeven (op basis van informatie van VREG).

Figuur 5.1 : Verloop van de (afgeronde) aandelen van groen contracten in Vlaanderen (op basis van VREG, 2012)

Uit Figuur 5.1 blijkt dat dit aandeel tussen 2007 en 2012 gestegen is van ongeveer 2% naar ongeveer 18%.

Deze figuur geeft slechts een indicatie en is opgemaakt op basis van een figuur van VREG met

maandelijkse aandelen tussen 2007 en 2012.

Op basis van 3 leveranciers van elektriciteit in Oostende (Electrabel, Belpower en EFD-Luminus), kunnen we

het aandeel van groene stroom in de totale leveringen in 2010 inschatten op 18% voor huishoudens, 23%

voor handel en diensten en 52% voor industrie (inclusief ETS). In deze maatregel berekenen we tegen 2020

een aandeel van respectievelijk 25%, 30% en 60% voor huishoudens, handel en diensten en industrie.

Reductie

De totale reductie door de aankoop van groene stroom van respectievelijk 25%, 30% en 60% voor

huishoudens, handel en diensten en industrie resulteert in ongeveer 75 kton CO2. Het betreft hier een

reductie van indirecte emissie doordat deze elektriciteit wordt opgewekt op basis van een hernieuwbare

energiebron in plaats van een gemiddelde energiemix (met een CO2-emissiefactor van 123,5 kton/PJ in

2020)

Page 60: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 60 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Tabel 5.5 : Overzicht van totaal verbruik, aandeel groene stroom en emissiereductie door de aankoop van groene stroom

in plaats van grijze stroom in Oostende

Sector Totaal verbruik 2020 (MWh)

Aandeel groen 2020

Emissiereductie (ton CO2)

Aankoop groen (MWh)

Huishoudens 137.000 25% 15.294 34.375

Handel en diensten 254.000 30% 33.054 76.333

Industrie (niet-ETS) 101.000 60% 26.981 60.686

592.000 75.425 171.395

Kost

Aan de aankoop van groene stroom in de plaats van grijze stroom worden geen kosten toegekend omdat

vandaag de contracten voor groene stroom niet duurder zijn.

5.2.1.2 Gemeentelijke gebouwen en uitrusting/voorzieningen

5.2.1.2.1 Energiezuinige/energieneutrale stedelijke gebouwen

Beschrijving

Deze maatregel situeert zich in het streven naar een energieneutrale overheid. Met deze maatregel geeft de

stad zelf het goede voorbeeld en draagt dit ook uit. Het concept wordt doorgedreven op vlak van renovatie

en nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen en openbare voorzieningen (bv ziekenhuizen,

onderwijsinstellingen, sporthallen, stadhuizen, culturele centra, administratieve centra, bibliotheken….).

Recent werd een proces opgestart, in samenwerking met EOS, teneinde te komen tot het afsluiten van

EnergiePerformantieContracten (EPC) voor een pakket van stadsgebouwen. EPC’s worden afgesloten voor

grotere energiebesparingsprojecten met meerdere parallelle maatregelen zowel op het vlak van de

installaties (HVAC, relighting) als de gebouwschil (isolatie, zonwerende folie) voor één of meerdere

gebouwen. Het gaat om totaalprojecten die studie, investering, onderhoud en de financiering omvatten met

een bepaalde resultaatgarantie. Een EPC maakt gebruik van ‘derdepartijfinanciering’ waarbij de

terugbetaling gebeurt vanuit de jaarlijkse besparing. In de maatregel hier trekken we het afsluiten van EPC’s

door naar alle stadsgebouwen.

Een mogelijke emissiereductie en daaraan gekoppelde kost is moeilijk in te schatten daar deze sterk

afhankelijk zijn van het type gebouw, het huidig verbruik, de huidige installatie, gebouwenschil, enzovoort. In

een studie van Grontmij (2010) over de haalbaarheid van het verstrengen van de EPB-eisen voor

kantoorgebouwen worden een 20-tal voorbeelden gegeven van hoe zowel aardgas- als elektriciteitsverbruik

kunnen worden gereduceerd. Het installeren van een warmtepomp is hierbij dé maatregel om het

aardgasverbruik op nul te brengen, waarvoor meerkosten variëren tussen 25.000 en 110.000 euro. Het

installeren van een warmtepomp kan echter leiden tot een stijging van het elektriciteitsverbruik. Maatregelen,

die worden aangegeven om het elektriciteitsverbruik te doen dalen zijn o.a. automatische verlichting,

aanwezigheidsdetectie, installeren van lagere vermogens voor verlichting, toerentalregeling op ventilatoren,

pompen. Gemiddeld kon op basis van de kosten per eenheid daling van het E-peil per m² en de oppervlakte

van de gebouwen een kost van 130.000 euro berekend worden voor gebouwen met een gemiddeld verbruik

Page 61: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 61 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

van ongeveer 200.000 kWh aardgas en 160.000 kWh elektriciteit om het E-peil met 30 te verminderen. Dit

komt ongeveer overeen met een reductie van 100% van de emissies van fossiele brandstoffen en 20% van

het elektriciteitsverbruik (deze is echter moeilijk in te schatten).

Met deze maatregel gaan we ervan uit dat alle gemeentelijke gebouwen worden aangepakt.

Reductie

De reductie wordt dus berekend als 100% van het aardgasverbruik (3.190 ton) en 20% van het

elektriciteitsverbruik (590 ton).

Kost

De kost wordt ingeschat door het totaalverbruik van de gemeentelijke gebouwen te delen door de

gemiddelde verbruiken, aangegeven in de Grontmij (2010) studie. Dit komt neer op een 60-tal gebouwen

waarop de prijs van 130.000 euro nodig voor renovatie kan toegepast worden. Let wel dat deze berekening

van het aantal gebouwen louter indicatief is om te komen tot een aantal gebouwen qua verbruik

vergelijkbaar met die uit de haalbaarheidsstudie (Grontmij, 2012).

Dit komt dus neer op een totale investeringskost van ongeveer 8 miljoen euro. Jaarlijks zou dit wel een

energiebesparing opleveren van 590.000 euro (hierbij werd geen rekening gehouden met de reductie van

20% elektriciteitsverbruik omdat dit te onzeker is) en dus een terugverdientijd van ongeveer 13,5 jaar.

5.2.1.2.2 Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld installeren van PV-panelen (resterend

verbruik)

Beschrijving

Om de emissies door elektriciteitsverbruik naar beneden te halen kan de elektriciteit lokaal duurzaam

geproduceerd worden. Een mogelijke maatregel om hiertoe te komen is het installeren van PV-panelen. We

nemen aan dat op basis van PV-panelen, in de toekomst 10% van het elektriciteitsverbruik in de eigen

gebouwen kan geproduceerd worden.

Reductie

De reductie wordt dus berekend als 10% van het elektriciteitsverbruik (236 ton).

Kost

De kost wordt ingeschat door volgende berekening:

• Op te wekken elektriciteit : 530 MWh

• Gemiddelde opbrengst van zonnepanelen: 850 kWh/kWp

• Gemiddelde kostprijs van 2,43 euro/Wp

Dit komt neer op een totale investeringskost van ongeveer 1,5 miljoen euro. Deze investering brengt wel

jaarlijks ongeveer 100.000 euro door vermindering in de elektriciteitsfactuur. Zonder rekening te houden met

de opbrengst van groenestroomcertificaten en eventuele stijging van de elektriciteitsprijzen, betekent dit een

terugverdientijd van 15 jaar.

Page 62: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 62 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

5.2.1.2.3 Energieneutrale overheid: Aankoop van groene stroom

Beschrijving

De stad Oostende koopt sinds 2008 voor het eigen elektriciteitsverbruik 100% groene stroom aan. In

principe worden zo de 2.147 ton indirecte emissies door elektriciteitsverbruik reeds tot nul gereduceerd.

Rekening houdend met de hierboven vermelde maatregelen berekenen we het reductiepotentieel op de

resterende indirecte emissies.

Reductie

De reductie wordt dus berekend als 100% van het elektriciteitsverbruik (2.124 ton).

Kost

Er zijn geen extra kosten verbonden aan de aankoop van groene stroom. Er zijn reeds leveranciers die een

vergelijkbare prijs aanbieden ten opzichte van grijze stroom.

5.2.1.3 Tertiaire (niet-gemeentelijke) gebouwen en uitrusting/voorzieningen

5.2.1.3.1 Sluiten van openstaande winkeldeuren

Beschrijving

Door openstaande winkeldeuren wordt in de winter de buitenlucht letterlijk verwarmd. Door het voorzien van

een luchtgordijn, of beter nog, een sas, kan op vrij eenvoudige wijze een energiebesparing doorgevoerd

worden. Bij winkels en winkelketens is het uitvoeren van een tourniket of sas via twee verschillende

schuifdeuren van toepassing. Het uitvoeren van een enkele schuifdeur is minder effectief maar kan reeds

een reductie van 40 tot 85 % betekenen. Per openstaande winkeldeur van 3 op 2 meter gaat zo'n 80.000

kWh verloren op jaarbasis. Er werd rekening gehouden met ongeveer 75 winkels in 2 straten in Oostende

(Kapellestraat en Torhoutsesteenweg).

Reductie

De reductie wordt berekend op basis van een vermindering van het aardgasverbruik van 80.000 kWh per

winkel op jaarbasis en dat voor 75 winkels (1.048 ton).

Kost

De kosten van een handbediende viervleugelige draaideur met een inwendige diameter van twee meter

bedragen ongeveer 10.000 euro. De kosten van een tochtsluis met twee enkelvleugelige automatische

schuifdeurmechanieken inclusief twee puidelen en twee verbindingspuien zijn ongeveer 11.500 euro.

Dit komt dus neer op een totale investeringskost van ongeveer 750.000 euro maar een jaarlijkse besparing

op de energiefactuur van ongeveer 320.000 euro. Dit komt neer op een terugverdientijd van ongeveer 2 jaar.

Page 63: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 63 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

5.2.1.4 Woningen

Voor het reduceren van emissies bij woningen werden in de MCA verschillende maatregelen opgenomen,

die elkaar kunnen overlappen. In het actieplan wordt voorzien dat elke eigenaar kan deelnemen aan één van

de acties. Voor de berekening van de reducties en kosten wordt een aanname gedaan over welk aandeel

van de eigenaars zal deelnemen aan welke actie. We gaan ervan uit dat om tot een belangrijke reductie te

komen er 10.000 gezinnen ingrijpende maatregelen moeten nemen om hun energieverbruik te reduceren.

5.2.1.4.1 Groepsaankoop dakisolatie

Beschrijving

Deze maatregel is nodig om aan het referentiescenario te voldoen (deze maatregel is eigenlijk de uitvoering

van geldende wetgeving). In het referentiescenario worden alle daken van woningen van voor 2006

geïsoleerd tegen 2020. Door groepsaankopen te organiseren, wordt het voor de bevolking makkelijker om

actie te ondernemen. Volgens het referentiescenario moeten echter alle daken geïsoleerd zijn tegen 2020.

Reductie

Het aanbrengen van dakisolatie heeft een reductiepotentieel van ongeveer 30% van het energieverbruik van

de woning. Dit reductiepotentieel is echter al meegenomen in de referentiesituatie en mag hier dus niet meer

in rekening worden gebracht. Het isoleren van 13.000 woningen zou een reductie kunnen betekenen van

ongeveer 22 kton (deze daling is dus al zichtbaar in het referentiescenario (121 kton in 2020 tov 140 kton in

2007).

Kost

Het isoleren van 13.000 daken vraagt een investering van ongeveer 29 miljoen euro. Jaarlijks kan wel

ongeveer 4,5 miljoen euro bespaard worden op de energiefactuur bij deze 13.000 gezinnen.

5.2.1.4.2 Uitvoeren energiescan

Beschrijving

Verstrekken van advies rond energiebesparing in particulieren woningen door een energiedeskundige aan

de particulieren in Oostende. De maatregel houdt ook het installeren van een spaarpakket in ter waarde van

20 euro (bijv. buisisolatie, radiatorfolie, spaarlampen, spaardouchekop, schakeldozen, verwarming een

graadje minder zetten, goed sluiten van deuren,...). Deze maatregel richt zich dus op kleine, laagdrempelige

maatregelen.

Reductie

In de periode 2008-2010 werden 2.700 scans uitgevoerd. We nemen aan dat er in de periode 2011-2015

telkens 500 scans per jaar worden uitgevoerd. Op basis van ervaring met de 2.700 uitgevoerde scans wordt

de CO2-reductie per woning waar een scan werd uitgevoerd ingeschat op 0,454 ton directe en 0,617 ton

indirecte emissies. Voor een totaal van 6.000 scans wordt dus een emissiereductie ingeschat van 2.724 ton

directe emissies en 3.720 ton indirecte emissies.

Page 64: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 64 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Kost

De financiering voor de uitvoering van deze energiescans komt van EOS/EANDIS en bedraagt ongeveer

280 euro per scan. Voor een totaal van 6000 scans betekent dit dus een investering van ongeveer 1,7

miljoen euro. De bewoners/eigenaars die de tips van de energiescan opvolgen, kunnen rekenen op een

jaarlijkse besparing van ongeveer 320 euro door een lager energieverbruik (totaal van 1,9 miljoen euro per

jaar voor 6000 woningen). De terugverdientijd is minder dan een jaar.

5.2.1.4.3 Stimuleren van renovatie van bestaande woningen ikv energie-efficiëntie door het

aanbieden van groene leningen

Beschrijving

De regelgeving rond E-peilen voor bestaande woningen kan verstrengd worden (vervroegd traject ten

opzichte van Europese regelgeving) om het energieverbruik van bestaande woningen te reduceren. De hier

in rekening gebrachte maatregel wil private huishoudens aanmoedigen om te investeren in een

energiebesparende renovatie van hun woning door het aanbieden van groene leningen. Deze renovatie

moet dus verder gaan dan dakisolatie (omdat dit reeds in het referentiescenario 2020 zit vervat).

Reductie

Een inschatting van het reductiepotentieel is gebaseerd op de reeds bestaande actie getrokken door AG

EOS, waarbij goedkope leningen worden verstrekt sinds 2008 aan particulieren in Oostende. In een periode

van 3 jaar werden daar ongeveer 865 contracten voor groene leningen in het kader van renovatie

afgesloten, dus ongeveer 288 per jaar, waar een energiebesparing van ongeveer 4.500 kWh per woning per

jaar werd vastgesteld. Mogelijke renovatie-ingrepen die hierbij worden gedaan zijn isoleren van vloeren,

muren, vervanging van enkele/dubbele beglazing door HR-glas, plaatsen van een condensatieketel,

thermostatische radiatorkranen, .... In Oostende zijn ongeveer 13.000 woningen ouder dan 30 jaar. We

nemen aan dat er ongeveer 200 woningen per jaar worden aangepakt en in totaal ongeveer 2.865 in de

periode 2007-2020. Dit zou een reductie betekenen in 2020 van ongeveer 2.400 ton CO2.

Kost

De jaarlijkse investering door Stad Oostende en EOS als werkingskosten wordt op 250.000 euro geschat.

Over een periode van 13 jaar (2007-2020) zou dit dan 3.250.000 euro betekenen.

5.2.1.4.4 Convenanten met inwoners

Beschrijving

Met het afsluiten van convenanten met inwoners met als doel om beter te doen dan Europa, willen we

streven naar een 5.000-tal huurders/eigenaars die hun energieverbruik met 40% doen dalen door het nemen

van maatregelen. Het betreft hier andere gezinnen dan deze die gebruik maken van een groene lening.

Bovendien mikken we met deze maatregel op een gemotiveerd publiek, die naast het streven naar een

lagere energiefactuur ook het belang inziet van een verlaging van de CO2-uitstoot en daarvoor bereid is een

investering te doen. De maatregel gaat verder dan een renovatie op basis van een groene lening.

Page 65: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 65 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Reductie

Een reductie van 40% in aardgasverbruik en in elektriciteitsverbruik bij 5.000 woningen levert een reductie

op van 8.420 ton directe en 3.050 ton indirecte emissies.

Kost

Een kost hieraan verbonden zijn in principe voor stad Oostende enkel werkingskosten voor het opzetten van

een systeem om convenanten af te sluiten met de inwoners. Deze is echter in het kader van deze studie niet

gekwantificeerd.

5.2.1.5 Openbare verlichting

5.2.1.5.1 Energieneutrale overheid: het goede voorbeeld openbare verlichting

Beschrijving

Een cultuurverandering treedt op binnen de stad naar een energieneutrale overheid, de stad geeft het goede

voorbeeld en draagt dat ook uit. Het concept wordt doorgedreven op vlak van openbare verlichting. In eerste

instantie is onderzoek nodig naar de mogelijkheden voor het realiseren van energiebesparing bij openbare

verlichting, waar mogelijk wordt LED-verlichting toegepast, niet alle verlichting brandt overal tegelijkertijd,

dimmen van lichten of de best beschikbare technieken naar energie-efficiënte verlichting worden onderzocht

en toegepast. Het aspect veiligheid blijft wel primeren. De Stad stelt een lichtplan als leidraad op met

energie-efficiënte verlichtingsmaatregelen en neemt het energiezuinig lichtaspect op in zijn aanbestedingen

voor infrastructuurprojecten.

Reductie

Verscheidene steden hebben een energiebesparing op verlichting vooropgesteld van 20% (bvb Gent,

Amstelveen,...). Het is niet mogelijk om op voorhand te bepalen welke lichtbron het best geschikt is voor een

specifieke straat of een bepaald plein, elke situatie vraagt om een aparte benadering.

Als voorbeeld werd uitgegaan van de vervangingen in Gent. Daar werden 20.325 lampen vervangen door

LED, dit leverde een besparing van 3.595.332 kWh/jaar of een CO2-besparing van 0,05 ton per jaar en per

lamp. Op basis van de verhouding van de lengte van het verharde gemeentelijk wegennet in Oostende ten

opzichte van Gent, stellen we een vervanging van ongeveer 5.000 lampen voor in Oostende. Dit levert een

CO2-reductie van 408 ton indirecte emissies.

Kost

Rekening houdend met een investeringskost van ongeveer 145 euro/lamp, schatten we de totale

investeringskosten op ongeveer 725.000 euro en 30.000 euro jaarlijkse werkingskosten. Jaarlijks wordt er

ongeveer 140.000euro uitgespaard op de elektriciteitsfactuur. Dit resulteert in een terugverdientijd van

ongeveer 7 jaar.

Page 66: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 66 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

5.2.1.6 Bedrijven (met uitzondering van bedrijven die onder de EU-regeling voor de handel in

emissierechten (ETS) vallen & het mkb)

5.2.1.6.1 Uitvoeren van energiescan

Beschrijving

Het uitvoeren van een energiescan geeft het bedrijf een duidelijk beeld van waar de prioriteiten dienen te

liggen wanneer er beslist wordt om het energieverbruik aan te pakken (en van wat er haalbaar kan zijn).

Door het uitvoeren van een energiescan kan ook restwarmte opgespoord worden binnen verschillende

bedrijven. Het effect hiervan werd meegenomen in de maatregel “haalbaarheidsstudie warmtenetten”.

Reductie

De energiekoffer van bv. het bedrijf DTPlan brengt de status van de actuele energieconsumptie van

industriële processen in kaart via monitoring. Op basis hiervan kan advies worden gevormd omtrent

energiebeheer en energiereducerende acties in de process flow. Door het energieverbruik toe te wijzen op

machineniveau kan de totale product- of process flow geoptimaliseerd worden en kan een efficiëntere

energiekost per product toegewezen worden. Het reductiepotentieel is afhankelijk van bedrijf tot bedrijf, maar

de literatuur geeft aan dat er minimum een jaarlijkse energie-efficiëntieverbetering van 1% mogelijk is. Om

overschatting te vermijden, houden we rekening met een energie-efficiëntieverbetering van 5% tegen 2020

bij de bedrijven die een doorlichting laten doen. De energiebesparing is berekend op 5% van de helft van de

totale industriële emissies in Oostende (we nemen dus dat 50% van de bedrijven een scan laten uitvoeren,

een 150-tal bedrijven).

Voor een totaal van 150 scans wordt dan een emissiereductie ingeschat van 790 ton directe emissies en

1120 ton indirecte emissies.

Kost

Het Agentschap Ondernemen ontwikkelde een ‘energiescan', toegespitst op de typische energieverbruikers

binnen KMO's, deze scan is volledig gratis. Geavanceerde monitoring kan bv via de energiekoffer van

DTPlan, de aankoop varieert naargelang het aantal meetpunten maar wordt ruw geschat op 3.000 tot 4.000

euro. Er kan ook een eenmalige meting worden uitgevoerd, waarbij de installatie wordt gehuurd aan 700 tot

800 euro/week. We rekenen algemeen een kost van 1000 euro per scan, dus 150.000 euro. Jaarlijks wordt

de energiebesparing op 650.000 euro geschat.

5.2.1.6.2 Installeren van bio-WKK’s in bedrijven

Beschrijving

Warmtekrachtkoppeling (WKK) is een verzamelnaam voor vele verschillende technologieën waarbij warmte

en mechanische energie gelijktijdig worden opgewekt in hetzelfde proces. Meestal wordt de mechanische

energie rechtstreeks omgezet naar elektrische energie, maar het is ook mogelijk dat deze rechtstreeks

gebruikt wordt in een bedrijf. In Vlaanderen zijn de meeste WKK’s gebaseerd op interne

verbrandingsmotoren. Voor installaties in de industrie, met veel grotere vermogens, zijn dit meestal stoom- of

gasturbines.

Page 67: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 67 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Afzonderlijk bekeken is de productie van warmte en elektriciteit in een WKK niet zo efficiënt. Pas wanneer

we ze samen bekijken en vergelijken met een standaardsituatie, zien we dat er met een WKK veel energie

bespaard kan worden. De volgende figuur verduidelijkt het principe.

Aan de linkerkant ziet u de WKK. Als we bijvoorbeeld 100 kWh brandstof invoeren zal de WKK in het

voorbeeld 35 kWh elektriciteit en 50 kWh warmte produceren. In totaal wordt dus 85 kWh aan nuttige

energie geproduceerd op basis van 100 kWh brandstof. Er is een verlies van 15 kWh.

Aan de rechterkant van de figuur wordt de standaardsituatie van de gescheiden opwekking getoond. We

gaan er van uit dat de elektriciteit van het net wordt afgenomen en dat de warmte geproduceerd wordt in een

klassieke boiler. Om dezelfde hoeveelheid energie (35 kWh elektriciteit en 50 kWh brandstof) te produceren

is 126 kWh brandstof nodig. In dit voorbeeld wordt bij de gescheiden opwekking van energie 26 kWh meer

verloren dan bij opwekking in de WKK. De vergelijking van deze twee situaties leert ons dat de WKK minder

brandstof nodig heeft om dezelfde energie op te wekken en dus efficiënter is dan de gescheiden opwekking.

Met deze maatregel gaan we ervan uit dat 50% van de energievraag in de industrie (niet-ETS) in Oostende

ingevuld wordt door gebruik van een bio-WKK.

Reductie

Aan de verbranding van biomassa wordt geen directe CO2-emissies toegekend omdat het hier om

hernieuwbare energie gaat. Indirecte CO2-emissies dalen door te veronderstellen dat alle door de WKK

geproduceerde elektriciteit ook kan verbruikt worden binnen de industrie. Met deze aannames schatten we

een reductiepotentieel in van 19.400 ton directe en 19.500 ton indirecte emissies.

Kost

Om een inschatting te maken van de kostprijs, houden we rekening met een kostprijs van 920.000 euro voor

een 1MWe-installatie. Dit betekent dat er ongeveer 10 moeten worden geïnstalleerd om aan 50% van de

energievraag te voldoen en dus een investering van ongeveer 9 miljoen euro. De jaarlijkse vermindering op

de energiefactuur kan ingeschat worden op 5 miljoen euro bij alle bedrijven samen. De kosteneffectiviteit en

terugverdientijd van een WKK is uiteraard erg bedrijfsafhankelijk. De haalbaarheid van een WKK moet

daarom ook individueel per bedrijf geanalyseerd worden. Uit een studie van ARCADIS (2012) bij 11

bedrijven in de regio haven Gent werden terugverdientijden tussen 1 en 75 jaar berekend. Bij 6 van de 11

Page 68: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 68 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

bedrijven was de terugverdientijd lager dan 3 jaar. Het installeren van een WKK is dus niet voor elk bedrijf

kosteneffectief.

5.2.1.6.3 Bijzondere voorwaarden voor nieuwe bedrijventerreinen

Beschrijving

Bij de aanleg/invulling van nieuwe bedrijventerreinen kan bedrijventerreinneutraliteit opgelegd worden. Deze

maatregel gaat verder dan wat vandaag verstaan wordt onder 'CO2-neutrale bedrijventerreinen' maar streeft

ook naar neutraliteit wat betreft gebruik van fossiele brandstoffen en niet enkel elektriciteit.

Reductie

De eis dat een bedrijventerrein volledig in eigen energievoorziening voorziet levert zowel een directe als

indirecte emissiereductie op. Er werd uitgegaan van het wegvallen van een voorziene toename in

energieverbruik door groei van de industrie in het algemeen. Wanneer we geen rekening houden met de

emissies van ETS-bedrijven kunnen we de stijging van de emissies door een economische groei inschatten

op ongeveer 5.800 ton directe en 5.300 ton indirecte emissies. Dit is dan ook de emissiereductie die we in

rekening brengen door deze maatregel.

Kost

De kost van dergelijke maatregel is moeilijk in te schatten omdat er onvoldoende voorbeelden zijn.

5.2.2 Vervoer

5.2.2.1 Wagenpark van de stad of gemeente

5.2.2.1.1 Vergroening van het eigen wagenpark

Beschrijving

Een cultuurverandering treedt op binnen de stad naar een energieneutrale overheid, de stad geeft het goede

voorbeeld en draagt dat ook uit. Innovatie rond efficiëntieverbeteringen van voertuigen (aankoop van

elektrische wagens of wagens op aardgas/groen gas, gebruik van nieuwe brandstoffen zoals biodiesel en

bio-ethanol, huisvuilwagen op aardgas/groen gas, ...). Het is belangrijk deze alternatieve brandstoffen of

technologieën een kans te geven in het eigen wagenpark, zodoende de techniek te ondersteunen en het

goede voorbeeld te geven naar de bevolking.

De Stad neemt het initiatief om efficiëntere voertuigen aan te kopen. Een wagenparkscan kan worden

uitgevoerd om de impact van het wagenpark op de CO2-uitstoot van de Stad na te gaan en te verbeteren.

Reductie

CO2-reductie wordt bekomen door een besparing op fossiele brandstoffen en een switch naar een

alternatieve brandstof/techniek. We veronderstellen:

� Reductiepotentieel van aardgas tav dieselwagens: 20% (bron: TR1)

� Reductiepotentieel van elektrische wagens tav conventionele wagens: 82% (bron: TR2)

Page 69: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 69 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Bij deze simulatie zijn we uitgegaan van vervanging van 20 wagens, waarvan 10 naar CNG en 10 naar

elektriciteit.

Op die manier wordt een reductie van ongeveer 20 ton directe emissies ingeschat.

Kost

De levensduur van personenwagens van de Stad zijn op 6 jaar gezet en aantal afgelegde km per

personenwagen per jaar: 14.000 km/jaar. (bron: Rijksuniversiteit Groningen (2004)). Bij deze simulatie zijn

we uitgegaan van vervanging van 20 wagens, waarvan 10 naar CNG (meerkost van 1000 euro/wagen) en

10 naar elektriciteit (meerkost van 15.000 euro/wagen). De kostprijs van een aardgasvulpunt of laadpalen

werd hier niet in rekening gebracht maar worden in individuele maatregelen verwerkt.

Rekening houdend met de meerkost enerzijds en de lagere brandstofkost anderzijds wordt voor een wagen

op aardgas, respectievelijk elektriciteit een kosteneffectiviteit van 78 euro/ton en 961 euro/ton berekend.

Het verschil in aankoopprijs en maandelijkse verbruikskosten volgens aandrijftype en jaarlijks gereden km

worden in Figuur 5.2 weergegeven (bron: FEBIAC, 2011a). Puur naar verbruik toe is een EV duidelijk

voordeliger.

Figuur 5.2 : Aankoopprijs en maandelijkse verbruikskosten volgens aandrijftype en jaarlijks gereden km (FEBIAC, 2011a)

Op basis van de “Total Ownership Cost” (TOC), waarbij ook rekening wordt gehouden met:

� Aanschafprijs en restwaarde

� Energie- of brandstofgebruik

� Verzekering en pechverhelping

� Onderhoud en herstellingen

� Verkeersbelasting en belasting op inverkeersstelling

� Subsidies en andere overheidsincentives

blijkt dat een elektrisch voertuig maandelijks 76 euro goedkoper is dan het conventioneel voertuig

(vergelijkbaar qua type en grootte) (The New Drive, 2012, persoonlijke communicatie).

Page 70: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 70 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

5.2.2.2 Openbaar vervoer

5.2.2.2.1 Investeren in bussen op groengas

Beschrijving

Met deze maatregel wordt ervan uitgegaan dat 10 conventionele bussen worden vervangen door bussen op

groengas en dat die de volledige stadsdienst kunnen bedienen.

Reductie

Voor groengas wordt geen emissies verondersteld, waardoor een reductie van ongeveer 3.150 ton CO2 kan

bereikt worden (cf. de ingeschatte emissies op basis van verbruik in 2007).

Kost

Voor een investering in bussen op groengas mag een meerprijs van 40.000 euro in rekening worden

gebracht. Dit betekent een totale extra investering van 400.000 euro voor de vervanging van 10 bussen.

Voor biogas wordt echter een hogere prijs ingeschat dan voor diesel (1,01 euro/km t.o.v. 0,92 euro/km).

5.2.2.3 Particulier en commercieel vervoer

5.2.2.3.1 Realisatie van elektrische oplaadpunten

Beschrijving

Met deze maatregel kan Oostende meehelpen de elektrische laadinfrastructuur uit te bouwen, zodoende

voorloper te zijn in introductie van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.

Reductie

Deze maatregel leidt ertoe dat het aantal gereden kilometer met conventionele brandstoffen op het

grondgebied Oostende gereduceerd zal worden. We gaan ervan uit dat 1/5de van de voertuigkm van de

wagens die opladen bij een van de laadpunten in Oostende op het grondgebied van Oostende worden

afgelegd:

- Voertuigkilometer Oostende: 319.817.548 vkm/jaar (bron: NIS 2005)

- Aantal voertuigen in Oostende: 29.454 (bron: http://oostende.lokaal.be/statistiek/)

- Energiegebruik elektrische auto: 0,15kWh/km (bron: Nissan Leaf)

- Emissies verkeer Oostende: 80.153.616 kg CO2 (bron: VMM 2007)

Een jaarlijkse reductie van 85 ton CO2 bij het plaatsen van 100 laadpalen kan zodoende gerealiseerd

worden.

Kost

Enkel de investeringskost en de operationele kost is beschouwd bij de berekening van de kosteneffectiviteit

- Investeringskosten = 3.000 euro/laadpunt (bron: Bluecorner - 6000euro voor laadpaal met 2

laadpunten) (levensduur: 10jaar en discontovoet 4%)

- operationele kosten = 150 euro/laadpunt (bron: Claes, 2011)

- brutowinstmarge= 0,02 euro/kWh

Page 71: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 71 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

- brutowinstmarge per laadpaal= 170 euro/jaar (bron: ECN (2010) Groen tanken)

De meerkost van een elektrische auto is gemiddeld euro 15.000. Het voordeel in brandstofkost van

elektriciteit ten opzicht van diesel wordt op 0,037 euro/km genomen. De voordelen voor de gebruiker zijn

berekend op de volledige jaarkilometrage (20.000 km).

De investeringskost voor het installeren van 100 laadpalen schatten we op 600.000 euro.

5.2.2.3.2 Forse impuls voor het ontwikkelen van fietsvoorzieningen

Beschrijving

In ruimtelijke planning of lokaal verkeersbeleid erop toezien dat de fiets en openbaar vervoer of bijvoorbeeld

autodelen centraal wordt gesteld. Het fietsbeleid richt zich op de dagelijkse, functionele fietser. Ruimtelijke

planning aan de hand van de VPL-methodiek (Verkeer ,Prestatie op Locatie), het is een methodiek waarbij

structureel aandacht is voor de effecten van verkeer op de kwaliteit van de leefomgeving.

De Stad zorgt voor:

- de aanleg van fietsbruggen en –onderdoorgangen

- het vervolledigen van de hoofdfietsroutes

- het verbeteren van fietspaden

- kleinere aanpassingen voor meer comfort en veiligheid (wegmarkeringen, aangepaste

verkeerscirculatie,…)

Reductie

Reductiepotentieel is afhankelijk van de volgende factoren:

- mate waarin het aantal kilometers gemotoriseerd verkeer wordt gereduceerd (we veronderstellen dat 10%

van de autoritten tot 7,5 km met de fiets zou worden gemaakt; bron; CE Delft 2008); Reductie van het

gemiddeld aantal afgelegde kilometer per persoon per dag met de auto volgens afstand (bron: mobiel

vlaanderen)

- CO2-emissies van de infrastructurele aanpassingen werden niet meegenomen.

Een jaarlijkse reductie van 1.150 ton CO2 wordt ingeschat door meer mensen op de fiets te krijgen.

Kost

De totale investeringskost voor extra fietsvoorzieningen in de stad worden geschat op 3 miljoen euro in de

periode 2006-2010.

5.2.2.3.3 Realisatie van een aardgasvulpunt

Beschrijving

Minstens 1 aardgasvulpunt realiseren, om zodoende voorloper te zijn in introductie van infrastructuur voor

alternatieve brandstoffen.

Page 72: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 72 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Reductie

De CO2-uitstoot aardgas bedraagt ongeveer 80% van dieselwagens (bron: TNO (2011) Brandstoffen voor

het wegverkeer). Er zijn ongeveer 32 voertuigen nodig om vulpunt rendabel te houden, op voorwaarde dat

additioneel benzine en diesel worden aangeboden (bron: ECN (2010) Groen tanken).

De emissiereductie van 32 voertuigen wordt op 18 ton geschat.

Kost

De investeringskost van een aardgasvulpunt bedraagt ongeveer 350.000 euro (bron: ECN (2010) Groen

tanken). De brutowinstmarge van een verkooppunt = 0,217 euro/kg (bron: ECN (2010)

5.2.2.3.4 Duurzaam energiebeleid in de haven van Oostende

Beschrijving

Als individuele haven is het moeilijk om initiatieven te nemen voor emissiereductie van de schepen. Daarom

moet er gestreefd worden naar het mee instappen in internationale initiatieven en meefinancieren of

meewerken daarin o.a:

� goed verkeers- en informatiemanagementsysteem

� belonen van schepen met verlaagde haventaksen via de ESI

Reductie

Welke reductie hier precies kan mee gehaald worden is onduidelijk. Hoe meer havens meewerken aan

dergelijke initiatieven, hoe meer schepen hier rekening zullen mee houden en hoe groter de potentiële

reductie. In de emissiereductie nemen we aan dat er via een duurzaam beleid 10% kan gereduceerd worden

in emissies. Een inschatting van het reductiepotentieel is dus 6.300 ton directe CO2 emissies.

Kost

Onmogelijk in te schatten.

5.2.2.3.5 Walstroomvoorziening

Beschrijving

Doordat schepen tijdens hun verblijf aan de kade zijn aangesloten op een walstroom installatie, worden de

eigen generatoren niet gebruikt en vindt ook geen lokale milieubelasting plaats. De belangrijkste onderdelen

van een walstroomvoorziening op de kade zijn de aansluiting op het reguliere net, de aansluitmogelijkheden

voor de schepen en het betalingssysteem voor het gebruik van de walstroom voorziening. Om de mogelijke

reductie en kosten van een walstroomvoorziening te kunnen inschatten is het noodzakelijk om een

gedetailleerde analyse te maken van de databank van scheepsbewegingen in de haven om zodoende een

inzicht te krijgen in de frequentie waarmee bepaalde schepen aan bepaalde kades aanmeren. Dit is in het

kader van deze studie niet mogelijk. Uit onderzoek blijkt dat walstroomvoorzieningen vooral haalbaar blijken

op kades waar een aantal schepen heel frequent aanmeren. Dit is vooral zo voor RoRo, containerschepen

en cruises. In Oostende zijn die 3 types van schepen verantwoordelijk voor 88% van de totale calls in 2007

(ongeveer 4700). Om hoeveel verschillende schepen het gaat is niet gekend. We nemen in deze maatregel

aan dat er 200 schepen moeten aangepast worden en dat er 6 walstoomvoorzieningen komen in Oostende.

Page 73: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 73 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Reductie

Doordat de eigen generatoren van de schepen niet dienen te werken wordt een emissiereductie veroorzaakt.

Stijging van indirecte emissies kunnen vermeden worden door gebruik te maken van duurzame elektriciteit.

Omdat deze maatregel enkel van toepassing is op dat deel van de emissies dat veroorzaakt wordt tijdens

hotelling, werd eerst en vooral voor Oostende een inschatting gemaakt van dit aandeel. Op basis van een

studie in Antwerpen, werd het aandeel hotelling op 40% geschat. Bovendien veronderstelden we met een

algemeen duurzaam energiebeleid in de haven reeds een reductie van 10%. We nemen aan dat de emissies

van RoRo, containerschepen en cruiseschepen in Oostende 88% uitmaken van het totaal (lineair ingeschat

op basis van het aandeel van die schepen in de totale calls). Deze maatregel is dus van toepassing op een

totale emissies van ongeveer 25.000 ton. We nemen aan dat door het invoeren van walstroom (6 installaties

en aanpassingen bij 200 schepen) deze directe emissies volledig gereduceerd worden. In de plaats zal

uiteraard dan veel meer elektriciteit worden verbruikt. In het licht van de duurzaamheidsgedachte in dit

actieplan gaan we ervan uitgaan dat deze elektriciteit groen zal zijn (door aankoop van groene stroom of

lokale productie).

Kost

De kosten werden berekend op basis van een rekentool ontwikkeld door het WPCI (World Ports Climate

Initiative – bron: www.ops.wpci.nl) en houdt rekening met kosten voor de aanpassing aan wal en de kosten

voor aanpassingen op de schepen zelf. Deze tool geeft aan dat de investeringkost voor een

walstroomaansluiting voor een RoRo-schip ongeveer 900.000 euro bedraagt, terwijl de kosten op het schip

zelf aan te passen aan walstroom ongeveer 455.000 euro bedraagt. Voorzien we 6 walstroominstallaties dan

loopt de investeringskost op tot ongeveer 5,4 miljoen euro.

Zoals aangegeven is dit louter indicatief rekening houdend met de aannames in dit rapport. Het verschil in

brandstofkosten (elektriciteit tov. Diesel) wordt hier niet in rekening gebracht wegens te onzeker.

5.2.3 Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeent e.

5.2.3.1 Bekijken potentieel windenergie

Beschrijving

Volgens het windplan Vlaanderen komt het havengebied, alsook de rest van het stedelijk gebied van

Oostende, niet in aanmerking daar de aanvliegroute van het vliegveld van Oostende teveel beperkingen

oplevert voor het inplanten van (grote) windturbines (Provincie West-Vlaanderen, 2008).

Daarom wordt hier enkel ingegaan op de inplanting van middelgrote of kleine windturbines. In Oostende zijn

trouwens eind 2012 tien nieuwe kleine windturbines in gebruik genomen. Het betreft een veldlaboratorium

dat gebouwd is in het wetenschapsveld van Power-Link en zal dienen om meer onderzoek te voeren en de

turbines te optimaliseren. Kleine windmolens zijn turbines die bevestigd zijn op een as van maximum vijftien

meter hoogte. Het nieuwe veldlaboratorium met tien nieuwe turbines, waarvan zes van de Associatie UGent,

zal onderzoek doen en zoeken naar de optimalisering van de turbines. Het gaat onder meer om het

verhogen van de opbrengst en het minimaliseren van geluid.

Page 74: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 74 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Reductie

Een mogelijke emissiereductie is uiteraard afhankelijk van het aantal windturbines die worden ingepland en

het type. Vermogens kunnen variëren van 6 kW tot 15 kW bij kleine tot 100-300 kW bij middelgrote

windmolens. In dit actieplan zijn we uitgegaan van middelgrote windmolens met een vermogen van 100 kW

met een ashoogte van 40m en een jaarlijkse netto-productie van 220 MWh (op basis van 2200 draaiuren per

jaar). Dit levert een totale emissiereductie doordat minder elektriciteit (geproduceerd op basis van de

gemiddelde Vlaamse energiemix in 2020) wordt aangekocht van ongeveer 1.950 ton CO2.

Kost

De investeringskost wordt berekend op basis van een aangegeven investeringskost per windmolen van

ongeveer 220.000 euro en een jaarlijkse onderhoudskost van 4.400 euro (AO, 2011). Rekening houdend

met 20 windmolens levert dit een totale investeringskost van ongeveer 4,5 miljoen euro. Indien de opbrengst

van de windmolen kan gebruikt worden door de investeerder zelf, dan kan een jaarlijkse opbrengst van

660.000 euro in rekening worden gebracht (op basis van een kostprijs van elektriciteit van 0,15euro/kWh).

5.2.3.2 PV-panelen bij industrie/tertiair/huishoudens

Beschrijving

In verschillende sectoren is het installeren van PV-panelen meegenomen met het oog op het verhogen van

lokale duurzame energieproductie. In de VREG databank wordt de jaarlijkse productie van zowel grote (>10

kW) als kleine (<10 kW) installaties per gemeente opgenomen, zoals ook het geïnstalleerd vermogen van

PV-installaties >10 kW. Voor Oostende zijn volgende gegevens terug te vinden wat betreft jaarlijkse

productie (zie Tabel 5.6).

Tabel 5.6 : Overzicht van de jaarlijkse productie van groene stroom in Oostende op basis van het aantal uitgereikte

GroeneStroomCertificaten (bron: www.VREG.be)

Jaartal Productie door installaties <10 kW (MWh)

Productie door installaties >10 kW (MWh)

TOTAAL

(MWh)

2007 13 - 13

2008 68 - 68

2009 529 65 594

2010 1.819 1.349 3.168

2011 2.805 2.363 5.168

2012 (1) 3.185 2.483 5.666

(1) Berekend op basis van aantal GSC in 2001 en de verhouding in geïnstalleerd vermogen in juni 2012

ten opzichte van december 2011

Op basis van Tabel 5.6 zien we dus dat er op 5 jaar tijd PV-panelen werden geïnstalleerd in Oostende, goed

voor een productie van ongeveer 5.700 MWh per jaar. Dit is 1,1% van de totale geschatte elektriciteitsvraag

in 2020 door de sectoren industrie (exclusief ETS), huishoudens en handel en diensten samen. Sinds 2010

Page 75: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 75 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

tot nu werden installaties aangekocht goed voor ongeveer 5.000 MWh productie per jaar (dus in een periode

van 4 jaar tijd). De stijging is er vooral gekomen sinds 2010 met de invoering van de GSC. Vandaag blijven

PV-panelen een rendabele investering, niettegenstaande de waarde van GSC sterk is gedaald en dat

omwille van een sterke daling van de investeringskost. Volgens prognoses van EPIA wordt er voor België

verwacht dat in 2020 het geïnstalleerd vermogen een factor 2,4 hoger is dan in 2012. Trekken we deze lijn

door voor Oostende zou dit een productie betekenen van ongeveer 13.700 MWh in 2020. We gaan er vanuit

in onze doelstellingen dat Oostende extra inspanning doet om het installeren van PV te stimuleren en

trekken deze doelstelling op naar ongeveer 15.000 MWh, zijnde ongeveer 3% van de totale

elektriciteitsvraag voor bovenvermelde sectoren in 2020.

Reductie

Voor een productie van 15.000 MWh per jaar aan elektriciteit, is er ongeveer een geïnstalleerd vermogen

nodig van 17.600 kWpiek. Dit komt overeen met een jaarlijkse reductie (indirecte emissie) van ongeveer

6.600 ton CO2.

Kost

Voor de berekening van de investeringskost wordt rekening gehouden met een gemiddelde prijs van 2,3

euro/Wp. Dit brengt ons op een inschatting van een totale investeringkost van 40,5 miljoen euro. Hierbij werd

geen rekening gehouden met een eventuele investeringsaftrek of het ontvangen van GSC. De vermindering

van de elektriciteitskost wordt ingeschat op jaarlijks 2 miljoen euro.

5.2.4 Stadsverwarming / -koeling, WKK

5.2.4.1 Aanleg van een warmtenet

Beschrijving

Onder deze maatregel verstaan we het aanwenden van restwarmte, die vrijkomt bij de energieproductie en

die toch volledig of gedeeltelijk verloren is, voor het aanleveren van warmte aan industrieën, gebouwen in de

tertiaire sector, woningen. In eerste instantie moet hierbij bekeken worden of en hoe de productie en vraag

van warmte op elkaar kunnen afgestemd worden. Uit een studie van Technum (2013) blijkt dat er

verschillende potentiële (rest)warmtebronnen beschikbaar zijn op het bedrijventerrein Plassendale (IVOO,

Proviron, Electrawinds) en dat er mogelijks nog een erg grote (rest)warmteproducent kan bijkomen

(Ematco). Ook werden een aantal grote potentiële warmteklanten geïdentificeerd en in kaart gebracht. Uit

een eerste ruwe kosteninschatting komt naar voren dat er voldoende indicaties zijn om vervolgstappen te

zetten om in de richting van een warmtenet voor Oostende.

Reductie

Een CO2-reductie ontstaat doordat de energievraag daalt en kan vervangen worden door de geleverde

restwarmte..Het werkelijk restwarmtepotentiëel kan enkel bepaald worden door een gedetailleerde

inventarisatie. In een recente studie van Technum (2013) werd de beschikbare restwarmte op hoge

temperatuur bij 4 aanbieders geïnventariseerd op 890 GWh op jaarbasis. Hierbij geven zij aan dat in realiteit

niet al deze aanbieders aansluitbaar zullen zij op een warmtenet. De vervolgstudie waarin hier uitsluitsel kan

Page 76: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 76 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

worden over gedaan is nog lopende. In diezelfde studie werd de warmtevraag bij 19 potentiële afnemers

vastgesteld op 150 GWh.

In de onderliggende studie nemen we aan dat die 150 GWh via een warmtenet van 15 km kan aangeleverd

worden door aanbieders in Oostende.

Veronderstellende dat door de aanleg van een warmtenet 173 GWh minder primaire energie (aardgas) wordt

verbruikt in Oostende, kan het reductiepotentieel ingeschat worden op ongeveer 140.000 ton CO2

(Technum, Erratum oktober 2013).

Kost

De kost voor de aanleg van een warmtenet met Ematco als warmteleverancier, en met alle warmtevragers

aangesloten werd in de studie van Technum (2013) geschat op 22 miljoen euro.

5.2.5 Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden

Onder deze categorie van acties geven we eerst en vooral deze acties aan die de bewoners en stakeholders

betrekken bij het gehele proces. Voor deze maatregelen is het onmogelijk om een emissiereductie en

kosteneffectiviteit te berekenen. Niettegenstaande zullen deze maatregelen meegenomen worden in het

actieplan omdat deze acties een sturende/regisserende rol zullen spelen in de uiteindelijke uitwerking van

het actieplan.

5.2.5.1 Oostende Climate Initiative

Beschrijving

In juni 2010 werd het Oostende Climate Initiative gelanceerd. Het is een

initiatief van Stad Oostende, NV Greenbridge Incubator & Innovation

center, VZW Power-link en het Autonoom Gemeentebedrijf

Energiebesparing Oostende (EOS) en bundelt alle projecten, van

bewoner tot bedrijf, rond het thema duurzame energie. Stad Oostende

voert een gedreven energiepolitiek, kaderend binnen het streekpact. Haven Oostende groeit uit tot Energy

Port, de plaats bij uitstek voor innovatie en logistiek met focus op energie. In de Oostendse regio ontwikkelt

zich een cleantech bedrijvencluster met het Greenbridge wetenschapspark als R&D hub. Oostende beschikt

zo over een groeiend potentieel aan groene, slimme “high tech” energietechnologieën, een topregio voor

nieuwe energie. Deze gezamenlijke aanpak en het samen streven naar een Oostendse regio met

internationale cleantech uitstraling, vindt vandaag een unieke krachtenbundeling in het Oostende Climate

Initiative. Dit label biedt bijzondere toegevoegde waarde in het CO2-neutraliteitsplan van groot Oostende.

Reductie

Het platform probeert bepaalde CO2-reductiedoelstellingen te bekomen via het uitvoeren van een aantal

acties of maatregelen binnen een bepaald thema (mobiliteit, duurzame energie, gebouwen, energie-

efficiënte industrie,…). Het Climate Initiative moet een ondersteuning vormen om alle bovenvermelde

Page 77: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 77 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

maatregelen geïmplementeerd te krijgen in Oostende en is eerder een doelstelling dan dat de actie op zich

een emissiereductie zal veroorzaken.

Kost

De kosten voor de werking van dergelijk initiatief zijn moeilijk inschatbaar maar kunnen als volgt beschreven

worden:

• de stad stelt mensen en middelen ter beschikking om het climate initiative operationeel te houden en

om bepaalde acties/maatregelen uit te voeren

• Het is mogelijk dat het platform bepaalde acties plant die best uitgevoerd worden door private en/of

publieke investeerders

• Ook de burger kan initiatief nemen en investeren om bepaalde acties uit te voeren (bv maatregelen

duurzaam bouwen en transport)

De verschillende kosten kwamen aan bod in de beschrijving van deze specifieke acties.

5.2.5.2 Oprichting van het Autonome Gemeentebedrijf Energiebesparing Oostende (EOS)

Beschrijving

De stad Oostende wil alvast haar steentje bijdragen om de klimaatsverandering tegen te gaan. Daarom

richtte ze het Autonome Gemeentebedrijf Energiebesparing Oostende (EOS) op. EOS wil de Oostendenaar,

stimuleren om energie te besparen en gebruik te maken van alternatieve energiebronnen. EOS lanceerde

onder andere volgende initiatieven:

• gratis energiescans : Elk gezin in Oostende krijgt via EOS de kans om gratis een

energiedeskundige in huis te halen die in uw woning een energiescan uitvoert. Een energiescan is

een snelle doorlichting van de woning. Door middel van een eenvoudige rondgang in de woning

krijgt de bewoner een eerste beeld van de energiesituatie en de mogelijke energiebesparing. De

scan richt zich vooral op het gedrag van de bewoner, maar ook op isolatie, verwarming, verlichting,

elektrische apparaten,… Met de energiescan wordt een rapport met een samenvatting van de

huidige energiesituatie gemaakt, de mogelijk te nemen maatregelen om energie te besparen en een

eerste indicatie van het te besparen bedrag. Daarnaast wordt ook informatie over mogelijke

financiële ondersteuningsmaatregelen meegegeven

• zeer goedkope leningen (0% of 2%6): Eigenaars van een woning in Oostende die als

hoofdverblijfplaats gebruikt wordt, zowel eigenaar-bewoners als verhuurders komen in aanmerking.

• De aanvrager moet financieel in staat zijn om een lening terug te betalen. Volgende investeringen

komen in aanmerking:

o Bij renovatie en nieuwbouw: alle structurele maatregelen die de energiekost naar

beneden halen (isolatie, zonneboilers, fotovoltaïsche zonnepanelen, hoogrendementsglas,

geothermische warmtepomp, condensatieketels,...)

o Bijkomende voorwaarde nieuwbouw: De E-waarde moet tussen E60 en E80 liggen.

6 Aangezien de federale overheid niet meer voorziet in het toekennen van een intrestbonificatie voor groene leningen werd EOS genoodzaakt om de intrestvoet op te trekken tot 2% JKP. Alle kredietaanvragen die ingediend worden ná 1 januari 2012 zullen toegekend worden aan 2%.

Page 78: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 78 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Reductie/kost

Ook voor deze actie kunnen geen specifieke reducties en kosten berekend worden omdat deze actie in

principe de implementatie van verschillende maatregelen omvat. Er werden aan deze actie dan ook geen

individuele reducties en kosten toegekend.

5.2.5.3 Algemene bewustmakingscampagnes

Op de website van de stad Oostende wordt een specifieke pagina voorzien om allerhande informatie mee te

geven rond de verschillende initiatieven, die in de stad Oostende worden genomen. Een link naar de website

is: http://www.oostende.be/duurzaamheid

Aan de hand van informatie-avonden worden de bewoners en andere stakeholders op de hoogte gebracht

van initiatieven/resultaten van acties, …

Page 79: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 79 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

5.3 Het actieplan: een samenvatting

Tabel 5.7 geeft een overzicht van de vooropgestelde emissiereducties volgens de verschillende acties in het

actieplan. In deze tabel wordt weergegeven wat de emissiereductie zou zijn door implementatie van de

verschillende maatregelen ten opzichte van het BAU-scenario in 2020, ten opzichte van het referentiejaar

2007 en ten opzichte van het basisjaar 1990.

Tabel 5.7 : Overzicht van de vooropgestelde emissiereducties volgens de verschillende acties in het actieplan (SEAP)

ACTIES Emissiereductie (ton CO 2)

Directe Indirecte Totaal

Gebouwen, uitrusting/voorzieningen en bedrijven 57.244 107.998 165.242

Vervoer 35.253 20 35.273

Elektriciteitsproductie in uw stad of gemeente 0 8.550 8.550

Stadsverwarming/-koeling, WKK 140.000 0 140.000

Ruimtelijke ordening 0 0 0

Overheidsaankopen van producten en diensten 0 0 0

Betrokkenheid van burgers en belanghebbenden 0 0 0

TOTALE REDUCTIE 232.497 116.568 349.065

Totale emissies in 2020 volgens BAU (niet-ETS) 468.000 274.000 742.000

Reductiepercentage 2020 tov 2020 BAU 50% 43% 47%

Totale emissies 2020 na implementatie van maatregelen

235.503 157.432 392.935

Totale emissies in 2007 489.844 192.852 682.696

Emissiereductie 2020 t.o.v. 2007 52% 18% 42%

Totale emissies in 1990 619.061 183.945 803.006

Emissiereductie 2020 t.o.v. 1990 62% 14% 51%

Deze samenvatting toont aan dat er, door implementatie van de maatregelen uit het actieplan tegen 2020,

een emissiereductie vooropgesteld wordt ten opzichte van 2007 van ongeveer 52% van de directe emissies

(emissies als gevolg van gebruik van fossiele brandstoffen op het grondgebied) en van 18% voor indirecte

emissies (emissies veroorzaakt buiten het grondgebied door verbruik van elektriciteit in Oostende). Dit wordt

visueel weergegeven in Figuur 5.3. Het implementeren van alle acties uit het SEAP, houdt ook een daling in

van het energieverbruik van 701 GWh. De productie van hernieuwbare energie wordt ingeschat op 231

GWh, dit betekent ongeveer 10% van het geschatte verbruik in Oostende in 2020.

Page 80: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 80 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 5.3 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de emissies in 2007

Ten opzichte van de emissies 1990, wordt een emissiereductie vooropgesteld van 62% van de emissies als

gevolg van gebruik van fossiele brandstoffen. De indirecte dalen met ongeveer 14% ten opzichte van het

niveau in 1990. De daling van indirecte emissies is zowel een gevolg van lager elektriciteitsverbruik als van

de aankoop van groene stroom. Figuur 5.4 stelt de emissiereductie visueel voor na 100% implementatie van

het actieplan.

Figuur 5.4 : Overzicht van de te behalen emissiereductie in 2020 na uitvoering van het SEAP t.o.v. de emissies in 1990

Het volledig overzicht van het actieplan zit vervat in de rekentool in bijlage.

Page 81: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 81 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

6 Handleiding voor de monitoring en tweejaarlijkse

rapportering

De website van het Burgemeestersconvenant geeft aan dat er pas in 2013 een specifieke handleiding rond

monitoring en rapportage zal gepubliceerd worden. Ondertekenaars van het Burgemeestersconvenant

worden wel gestimuleerd om zelf een monitoringplan op te maken en deze te delen. Uitgaande van de

huidige richtlijnen voor het opstellen van een SEAP, zal de tool tot monitoren van het SEAP voor Oostende

ook opgesteld worden op basis van het evalueren van een aantal indicatoren.

De aanpak tot monitoring en tweejaarlijkse rapportering is volledig gelinkt aan een model opgemaakt in

Excel©. Deze tool stelt de stad Oostende in staat om:

• Een tweejaarlijkse update te maken van de inventaris - de nodige figuren en tabellen te maken om

op te nemen in de rapportering

• De evolutie van de CO2-inventaris te monitoren adhv indicatoren

• De status van de acties op te volgen

De tool is opgebouwd uit verschillende tabbladen. De screenshot op volgende pagina (Figuur 6.1van het

tabblad INHOUD van de tool maakt deze opbouw duidelijk.

Om een inschatting te kunnen maken van de betrouwbaarheid en de eventuele foutenmarges van de

resultaten, wordt een analyse gemaakt van de kwaliteit van de beschikbare gegevens. De kwaliteitsevaluatie

zal gebeuren op basis van een codering. Een voorstel van een mogelijke codering voor inputdata kan zijn:

A Gebruik van harde cijfers (verbruiksdata of emissiedata)

B Basisdata van goede kwaliteit, maar gebruikt na manipulatie

C Data op basis van een betrouwbare inschatting

D Data op basis van een ruwe inschatting

Door deze evaluatie, is duidelijk, waar de zwakke schakels in de inventaris zitten en voor welke sectoren het

eventueel nuttig zou zijn om bijkomende informatie te verzamelen om in de toekomst een nog betere

inventaris te kunnen opmaken.

6.1 CO2-inventarisatie

Om in de toekomst de CO2-inventaris up te daten volstaat het om de informatie in het tabblad INPUT DATA

in te vullen voor het respectievelijke jaar. De resultaten van de nulmeting worden automatisch gegenereerd

in het tabblad RESULTATEN. Alle figuren en tabellen worden automatisch aangepast.

Page 82: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 82 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

Figuur 6.1 : Screenshot van het tabblad ‘INHOUD’ van de rekentool

Page 83: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 83 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

6.2 Monitoring van de evolutie van de resultaten

Op basis van een aantal indicatoren kan de evolutie van de resultaten van de CO2-inventaris geanalyseerd

worden. Deze indicatoren worden opgenomen in de tool op het tabblad ‘MONITORING ACTIEPLAN’. Een

aantal van deze indicatoren worden automatisch berekend op basis van de resultaten van de CO2-meting,

voor andere indicatoren moet extra informatie verzameld worden in de sheet “INPUT DATA”. In Tabel 3.1

worden alle gebruikte indicatoren opgelijst.

Tabel 6.1 : Overzicht van de indicatoren opgenomen in de monitoringtool

ALGEMENE INDICATOREN

Emissie per eenheid energieverbruik (mix van alle energiebronnen)

Emissie per eenheid energieverbruik (mix van alle energiebronnen excl. elektriciteit)

Emissies per inwoner (incl. elektriciteit)

Emissies per inwoner (excl. elektriciteit)

Emissies door aardgasverbruik per inwoner

Emissies door transport per inwoner

GEBOUWEN, UITRUSTING / VOORZIENINGEN & BEDRIJVEN

Aantal klanten die groene stroom aankopen

Aardgasverbruik in huishoudens

Elektriciteitsverbruik in huishoudens

Totaal energieverbruik van gemeentelijke gebouwen

Aantal uitgevoerde energiescans EOS

Aantal verstrekte groene leningen EOS

Aantal inwoners die het burgersconvenant ondertekenden

ELEKTRICITEITSPRODUCTIE IN UW STAD OF GEMEENTE

Gerealiseerde hoeveelheid groene stroom t.o.v. potentieel

Gerealiseerde hoeveelheid productie groene stroom

Percentage gezinnen dat met lokaal geproduceerde groene stroom zou kunnen worden voorzien

Gemiddeld energieverbruik per huishouden

Opgesteld vermogen van PV-panelen (<10 kW en >10 kW) per inwoner

Opgesteld vermogen van windturbines per inwoner

VERVOER

Investering in aanleg/herstel van fietspaden

Totaal energieverbruik (fossiele brandstof) van de stadsvloot

Aantal voertuigen van de stadsvloot op hernieuwbare energie

Aantal bussen op hernieuwbare energie

Aantal elektrische laadpalen

Page 84: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 84 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

6.3 Monitoring van de status van het actieplan

De Rekentool bevat onder het tabblad ‘MONITORING ACTIEPLAN’ een aantal specifieke indicatoren

waarmee de status van de verschillende acties opgenomen in het actieplan kan gevolgd worden. Het betreft:

• Een opvolging van de status van de acties met een indicatie van: nog niet opgestart, lopende,

voltooid

• Een opvolging van de mate waarin de emissiereductie en energiereductie is bereikt

6.3.1 Status van de acties

Bij elke actie opgenomen in de lijst moet bij de opmaak van de rapportering aangegeven worden of deze

acties als dan niet zijn opgestart in het tabblad ‘MONITORING ACTIEPLAN’. De tool berekent automatisch

het aantal nog niet opgestarte, lopende en voltooide acties en er wordt automatisch een figuur gegenereerd.

6.3.2 Mate waarin doelstellingen werden bereikt

Om deze indicator te berekenen moet er per actie aangegeven worden wat de (vermoedelijke)

emissiereductie en energiereductie is. Op basis van de doelstellingen, zoals overgenomen uit het actieplan

wordt het percentage of de mate waarin de doelstelling werd bereikt, berekend. Ook hier wordt automatische

een figuur gegenereerd.

Page 85: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Pagina 85 van 86 BE0111001438

14.oostende co2 nulmeting en energieplan finaal.docx

7 Referenties

De referenties bij dit document zitten vervat in de rekentool.

Page 86: Finaal rapport Opmaak van een CO -nulmeting en opmaak ...waarin de rol van steden en gemeenten en hun invloed op het klimaat wordt beschreven. Op 25 oktober 2007 werd door de Gemeenteraad

Kantoren www.arcadisbelgium.be

Antwerpen- Berchem

Citylink - Posthofbrug 12

B-2600 Berchem

T +32 3 360 83 00

F +32 3 360 83 01

Hasselt

Eurostraat 1 – bus 1

B-3500 Hasselt

T +32 11 28 88 00

F +32 11 28 88 01

Gent

Kortrijksesteenweg 302

B-9000 Gent

T +32 9 242 44 44

F +32 9 242 44 45

Brussel

Koningsstraat 80

B-1000 Brussel

T +32 2 505 75 00

F +32 2 505 75 01

Liège

26, rue des Guillemins, 2ème étage

B-4000 Liège

T +32 4 349 56 00

F +32 4 349 56 10

Charleroi

119, avenue de Philippeville

B-6001 Charleroi

T +32 71 298 900

F +32 71 298 901

ARCADIS Belgium nv/sa BTW BE 0426.682.709 RPR BRUSSEL ING 320-0687053-72 IBAN BE 38 3200 6870 5372 SWIFT BIC BBRUBEBB

Maatschappelijke zetel

Brussel

Koningsstraat 80

B-1000 Brussel

Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, infrastructuur, milieu en ruimtelijke ordening. Detachering van projectmedewerkers.

i VROM (2010). Protocol 0075 Afvalwater, t.b.v. NIR 2010; 6B: CH4 en N2O in afvalwater