gids voor gidsen

108
INHOUD GANZENGIDS 1. Beknopte historie van Damme en het reservaat De Stadswallen 2. De Stadswallen van Damme 3. Romboutswervewandeling 4. Vriese- en andere ganzen 5. Wilde ganzen, de ambassadeurs van het polderlandschap 6. Het Hoge Noorden foto’s broedgebieden 7. Fiches van de verschillende soorten ganzen en andere wintergasten 7.1 Kleine rietgans 7.2 Kolgans 7.3 Grauwe gans 7.4 Brandgans / Roodhalsgans / Dwerggans / Rotgans 7.5 Wintertaling 7.6 Smient 7.7 Kleine zwaan 8. Overzichtsblad soorten ganzen 9. Overzichtskaarten broedgebieden / trekroutes / overwinteringgebieden 9.1 Kleine rietgans 9.2 Kolgans 9.3 Rietgans 9.4 Grauwe gans 9.5 Andere wilde soorten: 9.5.1 Brandgans 9.5.2 Roodhalsgans 9.5.3 Dwerggans 9.5.4 Rotgans 10. Werkblad “de trek van de kleine rietgans en de kolgans” 11. Situering van de belangrijkste ganzenregio’s in Vlaanderen 12. Trend van het totaal aantal (wilde) ganzen in Vlaanderen, gebaseerd op het hoogste winteraantal en het aantal gansdagen over het volledige winterhalfjaar (index) 13. Wintermaxima van wilde ganzen in Vlaanderen, 1990/91 2003/04 14. Procentuele verdeling van het totaalaantal gansdagen in Vlaanderen over de belangrijkste ganzenregio’s, gemiddeld over de periode 1990/91 – 2003/04 15. Maximumaantal (wilde) ganzen per winter dat tijdens de midmaandelijkse tellingen werd genoteerd in de verschillende ganzenregio’s in Vlaanderen 16. Verspreiding van Kleine rietgans 17. Trend van Kleine rietgans 18. Verspreiding van Kolgans 19. Trend van Kolgans 20. Verspreidingsareaal en de meest recente populatieschatting, trend en 1 % criteria van ganzenpopulaties waartoe de in Vlaanderen voorkomende ganzen behoren 21. Gemiddeld aandeel van de Vlaamse ganzenaantallen in de volledige geografische populatie tijdens de periodes 1990/93 2002/03 22. Ganzenpleisterplaatsen in de Oostkustpolders met aanduiding van de locaties voor invoer van gegevens in de databanken. De 254 gebieden beslaan een oppervlakte van ca. 30.500 ha 23. Aantalverloop van Kolgans en Kleine rietgans in de Oostkustpolders 24. Samenvatting van fenologie, maxima en aantal gansdagen voor Kol/ en Kleine rietgans, periode 1981/82 2004/05 25. Maximum aantal vastgestelde broedgevallen van Grauwe gans per periode van 5 jaar in de belangrijkste gebieden van de Oostkust 26. Aantalstrend bij de verwilderde ganzen in Vlaanderen, gebaseerd op sommering van losse

Upload: sask-basisschool

Post on 29-Mar-2016

244 views

Category:

Documents


4 download

DESCRIPTION

vogelfestival, gidsen

TRANSCRIPT

Page 1: Gids voor gidsen

INHOUD GANZENGIDS 1. Beknopte historie van Damme en het reservaat De Stadswallen 2. De Stadswallen van Damme 3. Romboutswervewandeling 4. Vriese- en andere ganzen 5. Wilde ganzen, de ambassadeurs van het polderlandschap 6. Het Hoge Noorden – foto’s broedgebieden 7. Fiches van de verschillende soorten ganzen en andere wintergasten 7.1 Kleine rietgans 7.2 Kolgans 7.3 Grauwe gans 7.4 Brandgans / Roodhalsgans / Dwerggans / Rotgans 7.5 Wintertaling 7.6 Smient 7.7 Kleine zwaan 8. Overzichtsblad soorten ganzen 9. Overzichtskaarten broedgebieden / trekroutes / overwinteringgebieden 9.1 Kleine rietgans 9.2 Kolgans 9.3 Rietgans 9.4 Grauwe gans 9.5 Andere wilde soorten: 9.5.1 Brandgans 9.5.2 Roodhalsgans 9.5.3 Dwerggans 9.5.4 Rotgans 10. Werkblad “de trek van de kleine rietgans en de kolgans” 11. Situering van de belangrijkste ganzenregio’s in Vlaanderen 12. Trend van het totaal aantal (wilde) ganzen in Vlaanderen, gebaseerd op het hoogste winteraantal en het aantal gansdagen over het volledige winterhalfjaar (index) 13. Wintermaxima van wilde ganzen in Vlaanderen, 1990/91 – 2003/04 14. Procentuele verdeling van het totaalaantal gansdagen in Vlaanderen over de belangrijkste ganzenregio’s, gemiddeld over de periode 1990/91 – 2003/04 15. Maximumaantal (wilde) ganzen per winter dat tijdens de midmaandelijkse tellingen werd genoteerd in de verschillende ganzenregio’s in Vlaanderen 16. Verspreiding van Kleine rietgans 17. Trend van Kleine rietgans 18. Verspreiding van Kolgans 19. Trend van Kolgans 20. Verspreidingsareaal en de meest recente populatieschatting, trend en 1 % criteria van ganzenpopulaties waartoe de in Vlaanderen voorkomende ganzen behoren 21. Gemiddeld aandeel van de Vlaamse ganzenaantallen in de volledige geografische populatie tijdens de periodes 1990/93 – 2002/03 22. Ganzenpleisterplaatsen in de Oostkustpolders met aanduiding van de locaties voor invoer van gegevens in de databanken. De 254 gebieden beslaan een oppervlakte van ca. 30.500 ha 23. Aantalverloop van Kolgans en Kleine rietgans in de Oostkustpolders 24. Samenvatting van fenologie, maxima en aantal gansdagen voor Kol/ en Kleine rietgans, periode 1981/82 – 2004/05 25. Maximum aantal vastgestelde broedgevallen van Grauwe gans per periode van 5 jaar in de belangrijkste gebieden van de Oostkust 26. Aantalstrend bij de verwilderde ganzen in Vlaanderen, gebaseerd op sommering van losse

Page 2: Gids voor gidsen

waarnemingen per atlashok 27. Kolganzen en Kleine rietganzen met kleurringen leiden tot nieuwe inzichten in de regionale verspreidingsdynamiek 28. Kleurringen bij ganzen: nieuwsbericht winter 2007/2008 29. Nekring-meldingen van kleine rietgans, kolgans en grauwe gans 30. Ganzen in taalgebruik / volksgeloof / volksspelen / volksvermaak 30.1 Spreuken, gezegden en uitdrukkingen i.v.m. ganzen 30.2 De koppen moeten er weer af 31. Houdingen 32. Engelse testen 32.1 Pink-footed-geese: the ambassadors of the polders 32.2 Studies on neckringed Pink-footed geese (Anser brachyrhynchus) in Flanders 33. Franse teksten 33.1 Etudes sur les Oies à bec court munies d’un collier en Flandre (Belgique) 33.2 l’ Homme de l’oie 34. Documentatie / websites 35. artikel kleurringen grauwe ganzen Oostkustpolders (Natuur.oriolus 71) 36. kleurringen bij ganzen (december 2008 – E. Kuyken-C. Verscheure) Bijlage: 1. Resultaat simultaantelling zomerganzen 2010 (Inbonieuws- 2. Parkeerkaart medewerkers 3. Brochure tour de gans (achtergrond info ivm verschillende ganzensoorten) 4. Ganzen met lasten 5. ganzenwandeling 9 km 6. ganzenwandeling 7;5 km 7. Begin van de ganzenbescherming in Damme 8. lijst medewerkers/gidsen zaterdag 9. lijst medewerkers/gidsen zondag 10. kleine rietgans en kolgans: populatieverloop 11. bescherming ganzen in België

Page 3: Gids voor gidsen

Beknopte historie van Damme en het reservaat de Stadswallen °°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°

Door o.m. de stormvloed in 1134 werd vanuit het Sincfal een geul uitgeschuurd die in zuidwestelijke richting het land binnendrong: het Zwin. Op een ondiepe plaats waar deze geul in enkele kreken uitliep, werd haaks op de dijk een dam opgeworpen. Zo onstond ‘Hondesdamme’, dat later Damme genoemd werd. In 1180 kreeg Damme van de Vlaamse graaf Filips van de Elzas stadsrechten. Kort daarna zorgde Brugge voor een waterweg tussen beide steden, waarschijnlijk in de bedding van een bestaande natuurlijke waterloop: de Reie. In 1251 kregen ook de Gentenaars toelating om een waterweg (de Lieve) te graven tot aan de Zwinhaven. De bloei als overslaghaven is echter, door verzanding van de Zwingeul, van korte duur. Ondanks de nakende crisis worden op de huidige plaats van het stadhuis in de 13de eeuw grote houten hallen opgetrokken en bouwt men, de in 1704 gedeeltelijk gesloopte Onze-Lieve-Vrouwekerk en het Sint-Janshospitaal. Rond de stad, die enkel toegankelijk is via één van de zeven stadspoorten wordt een omwalling aangelegd. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) ligt Damme in de frontlinie van een godsdienststrijd tussen de Noordelijke (Protestantse) en de Zuidelijke (Katholiek en door Spanje bezette) Provinciën. Van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) maakt men gebruik om de middeleeuwse vestingwerken te vergraven en om te bouwen tot een dubbele omwalling. Na de Tachtigjarige Oorlog brokkelt het militair belang van de Spaanse garnizoensstad zienderogen af. Op het einde van de 18de eeuw worden de terreinen behorend tot de vesting, openbaar verkocht. Door het nivelleren van de wallen resten enkel nog lichtglooiende hellingen die als weiland of akker in gebruik worden genomen. Her en der worden gedeelten van de grachten gedempt. Het zuidelijke deel van de binnengracht vormt nu de bedding van het in 1841 gegraven Zuidervaartje. In 1810 liet Napoleon I, keizer van Frankrijk, de Damse Vaart graven. Daarbij verdwenen heel wat patriciërswoningen en de Korenmarkt van het middeleeuwse Damme. In 1982 krijgt de toenmalige vereniging ‘Belgische Natuur- en Vogelreservaten’ de kans om een eerste gedeelte van ca. 4 ha van de Stadswallen aan te kopen. Nu, 25 jaar later, heeft de ondertussen tot ‘Natuurpunt’ omgedoopte vereniging reeds meer dan 30ha van de vestingen van Damme en enkele aanpalende historische weilanden verworven. Door een deskundig beheer vinden we er een bijzonder waardevolle verscheidenheid aan biotopen: open water, drijftillen, moeras- of broekbos, hakhoutbos, rietvelden, poelen, hooilanden en graasweiden. Het geheel biedt aan tal van planten en dieren een veilig – al of niet tijdelijk – onderkomen, dit in een uniek historisch kader. Ons streven beperkt zich niet naar het behoud en het verbeteren van de aanwezige natuurwaarden, maar beoogt daarnaast het in stand houden – en waar mogelijk het herstel – van de 17de eeuwse wallen. In dit kader werden op verschillende plaatsen reeds gedeelten van de oude omwalling in hun oude glorie hersteld. Het laatste grote project - achter de hoeve d’ Oude Schaapskooi - startte in september 2005. Na een uitgebreid archeologisch onderzoek, waarbij heel wat middeleeuws materiaal aan de oppervlakte kwam, werd een deel van een bastion, de binnengracht, een ravelijn, een halve maan en het glacis gereconstrueerd. Doorheen de site loopt een educatief wandelpad. Infopanelen laten de bezoeker kennismaken met zowel de cultuurhistorische als ecologische aspecten. Dufoort Roland Natuurpunt DAMME

Page 4: Gids voor gidsen

DE STADSWALLEN VAN DAMME

Het is de moeizame klim meer dan waard: de toren van de middeleeuwse Onze-Lieve-Vrouwekerk biedt

een mooi uitzicht op de overblijfselen van de historische stadswallen. Knotwilgen- en populierenrijen

benadrukken daarbij de historische stervorm waarbinnen de garnizoenstad van weleer werd aangelegd.

Het militair belang van, de omwalling is al eeuwen weggeëbd: voor tal van dier- en plantensoorten

ontstond zo een unieke leefplaats die momenteel vaak hun laatste toevluchtsoord is in een omgeving waar

ze door allerhande menselijke ingrepen verdrongen werden..

In 1982 startte het toenmalige „Natuurreservaten‟ met de aankoop van de eerste 4 ha van de stadswallen.

Nu, ruim dan 25 jaar later, bezit en beheert Natuurpunt Damme reeds meer dan 30ha van de omwalling.

Het reservaat verheugt zich in een steeds toenemende belangstelling en dit tot ver buiten de stadsgrenzen.

Korte historiek

De eerste spadesteken voor de aanleg van de omwalling dateren uit de periode van de Tachtigjarige

Oorlog (1568-1548) tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Provinciën. Tijdens het Twaalfjarig Bestand

(1609-1621) werd Damme uitgebouwd tot een Spaanse garnizoensstad. De stad werd versterkt met 7

bastions, omgeven door een brede gracht. Nadien werd daar een tweede gordel met o.a. 14 ravelijnen en

een buitengracht aan toegevoegd. Op die manier ontstond een verdedigingslinie in de vorm van een

zevenster, met een straal van ruim 500m !. De bijzondere vorm van deze constructie liet toe dat belagers

steeds onder vuur konden genomen worden, zonder dat de eigen manschappen geraakt werden.

Als de natuur maar de tijd krijgt

Na de Tachtigjarige Oorlog brokkelde het militair belang van de Spaanse garnizoenstad zienderogen af.

In 1782 en 1786 werden de gronden behorend tot de vesting openbaar verkocht. Op een aantal plaatsen

werden de wallen genivelleerd, waardoor er ons nu enkel nog lichtglooiende hellingen restten. Ze kregen

akker of weiland als bestemming. Her en der werden gedeelten van de grachten gedempt, terwijl het

zuidelijke gedeelte van de binnengracht heden de bedding vormt van het Zuidervaartje.

In de overige restanten van de grachten kon de natuur ongestoord haar gang gaan, waardoor een

verscheidenheid aan moerasbiotopen ontstond. Open water vinden we alleen op een gedeelte van de

binnengracht die in inde jaren „90 werd heruitgegraven. Geleidelijk aan groeiden de grachten aan de

oppervlakte dicht en vormde afgestorven plantenmateriaal een sapropeliumlaag met een dikte die varieert

van plaats tot plaats. Onder deze veenachtige bodem is echter nog water aanwezig waardoor het gebied

moeilijk te betreden is. In wetenschappelijke termen typeert men zo‟n biotoop als een permanente drijftil.

„Een mens kan er nauwelijks staan en een vis kan er niet zwemmen‟ is een minder wetenschappelijke

maar treffende definitie. Door de lokale bevolking worden de onbegaanbare grachten omschreven als

“pulsen” waarrond sinds mensenheugenis een waas van geheimzinnigheid hangt.

Het meest spectaculaire gedeelte van deze drijftillen is het moerasbos of broekbos dat zich in de

noordelijke buitengracht heeft ontwikkeld. Het is het voorlopige eindstadium van de verlanding van de

oude grachten. Moerasbos komt in Vlaanderen slechts bij mondjesmaat meer voor. Elders treffen we

uitgestrekte rietvelden aan als tussenstap in de natuurlijke successie van het gebied. Deze rietpartijen

worden door de tussenkomst van de mens in stand gehouden. In de zuidelijke buitengracht, langsheen de

Polderstraat, ontwikkelde zich een interessant hooiland op een perceel dat in droge zomers betreedbaar is.

De grote diversiteit van het gebied is het resultaat van een eeuwenlange evolutie en staat borg voor de

aanwezigheid van tal van zeldzame dier- en plantensoorten die slechts hier konden overleven. De

ontoegankelijkheid van de “pulsen” speelt daarbij uiteraard een belangrijke rol.

Ontstaan en groei van een nieuw reservaat

Het best bewaarde gedeelte van de stadswallen treffen we aan achter de molen. Voorheen was het een

afgesloten jachtterrein van ere-notaris E. Van Caillie, bij de natuurliefhebbers gekend als de man die

destijds een cruciale rol speelde bij de bescherming van de „vriezeganzen‟. Toen deze natuurliefhebber

„avant la lettre‟ in 1982 de Sint-Chritoffelhoeve in Damme verliet nam hij contact op met het toenmalige

Page 5: Gids voor gidsen

Natuurreservaten vzw om een eerste gedeelte van ruim 4 ha aan onze vereniging te verkopen. Bij de

stichting van dit nieuwe reservaat erfden we bovendien de droom van de notaris om de oude

verdedigingsgordel rond Damme opnieuw te sluiten, zij het nu als natuurgebied. Als gevolg van een

actieve aankooppolitiek groeide het reservaat stelselmatig verder uit. Zo bezit de ondertussen tot

Natuurpunt vzw omgedoopte vereniging momenteel het grootste en waardevolste gedeelte van wat nog

rest van de wallen en grachten van weleer. Waar mogelijk werden ook aangrenzende akkers en weilanden

aangekocht als noodzakelijke bufferzone voor de kwetsbare moerasvegetaties.

Deze drassige weilanden zijn het geliefkoosd rust-, foerageer en broedgebied voor water- en weidevogels.

Zo is momenteel ongeveer 28 ha van de stadswallen in het bezit van onze vereniging. De totale

oppervlakte van de in Damme als reservaat beheerde gebieden bedraagt momenteel ruim 115 ha. Daartoe

behoren o.a. de Romboutewerve (17 ha), de Platte Kreek (0,9 ha), de Kreken van Lapscheure (5,5 ha), het

Verbrand Fort (5 ha) en de Blauwe Sluis (1,5 ha).

De rietvegetaties

Op verschillende plaatsen in het reservaat komt er in de grachten een aaneengesloten rietvegetatie voor.

Dit is ondermeer het geval ten westen van de molen en aan de overzijde van Damme langs de Oude

Sluisse Dijk. De meest opvallende bewoners van dit biotoop zijn karakteristieke de rietvogels. In aantal is

de Kleine karekiet de koploper met 45 à 50 broedparen. Vanaf begin mei horen we zijn typische zang en

begint de bouw van z‟n komvormig nest in de schaduw van het riet. Tegen die tijd ligt de Rietgors, die

ongeveer reeds een maand vroeger op post is, reeds met jongen. Deze laatste houdt in Damme met 4 à 5

koppels behoorlijk stand, terwijl het hem elders in de polders minder goed voor de wind gaat. Ook de

Rietzanger heeft betere tijden gekend. Zijn krassende zang wordt steeds minder gehoord in onze

rietvelden. De achteruitgang is waarschijnlijk te wijten aan de aanhoudende droogte in het

overwinteringsgebied (Sahel-landen). In de ruigere gedeeltes van de rietkragen broeden jaarlijks ook

verschillende Bosrietzangers. Het lied van deze vogel is samengesteld uit imitaties van andere

vogelgeluiden waardoor het op naam brengen in het begin moeilijk valt. De fraaie Blauwborst is sedert

1995 als broedvogel een nieuwkomer te Damme. Het ganse jaar door oefent het reservaat een grote

aantrekkingskracht uit op de Waterral, een van de meest onbekende en mysterieuze rietbewoners. Z‟n

opvallende roep doet denken aan een gillende big. Jaarlijks komen 2 à 3 paartjes tot broeden, waarbij het

broedsucces sterk afhankelijk is van het schommelende waterpeil. Op doortrek nemen we boven de

rietpartijen regelmatig de vlucht waar van de Bruine kiekendief, een van onze grootste prooivogels. Een

enkele keer komt deze behendige jager ook tot broeden in het reservaat. Het nest wordt op een droge

plaats in het riet gebouwd.

Op botanisch vlak behoort het Gewoon blaasjeskruid tot de „fine fleur‟ van het reservaat. In tegenstelling

met wat zijn naam laat vermoeden behoort dit vleesetende waterplantje in onze contreien tot de

zeldzaamheden. Elders in de kuststreek komt het immers nergens smeer voor. Voor de rest zijn de

rietvegetaties vrij soortenarm wat typisch is voor gebieden met grote schommelingen in het waterpeil. Om

de rietvegetaties vitaal te houden en wilgenopslag te verhinderen moet er geregeld gemaaid en gekapt

worden. In de stadswallen vormt dit beheer een nijpend probleem door de ontoegankelijkheid ervan.

Enkel bij lange en hevige vorstperiodes kan met schop en zeis het noodzakelijke maaibeheer uitgevoerd

worden. Vorige eigenaars omzeilden dit probleem wel eens door bij gunstige wind het riet in brand te

steken. Branden levert inderdaad mooi verjongd riet op, maar talrijke ongewervelden die in de holle

stengels overwinteren hebben het niet zo begrepen op deze beheervorm! Bovendien dient het verjongen

van rietvelden gefaseerd te gebeuren zodat steeds voldoende overjaars riet rest als broedgelegenheid.

Van bult naar bos

Niet alle open water is door de eeuwen heen verland tot rietveld. Een andere spontane evolutie verloopt

via de vorming van drijftillen met Pluimzegge en Kleine lisdodde. Aspectbepalend daarbij zijn de grote

zeggebulten die eilandjes vormen aan de oppervlakte van de gracht. Veel andere planten, die niet in open

water kunnen kiemen, profiteren van deze unieke groeiplaatsen. We vinden er ondermeer Blauw

glidkruid, Moeraswalstro en Kale jonker. Ook boomsoorten als de Zwarte els, Zachte berk en

verschillende wilgen komen re tot ontwikkeling en het geheel krijgt het uitzicht van een moerasbos.

Page 6: Gids voor gidsen

Wanneer deze bomen of struiken te zwaar worden zakken ze weg en vallen ze om. Op die manier houdt

dit systeem zichzelf in stand.

Wie aan een bos denkt, weet dat varens niet ver af zijn. In dit vochtige, schaduwrijke microklimaat

groeien verschillende soorten. Vooral de grote partijen Moerasvaren die hier gedijen vallen onmiddellijk

op;het is de enige vindplaats in de provincie. In kleiner aantal komt daarnaast ook de zo mogelijk nog

zeldzamere Kamvaren voor.

Opvallend is ook de aanwezigheid van de Zwarte bes. Deze oorspronkelijk (inheemse) moerasplant

verwierf omwille van zijn heerlijke vruchten een vaste stek in onze tuin.

Het is duidelijk dat dergelijke spectaculaire verlandingsprocessen op de schaal zoals ze hier voorkomen in

ons land uiterst zeldzaam zijn geworden. Op botanisch vlak vormt dit moerasbos dan ook een uniek en

zeer kwetsbaar pronkstuk van nationaal belang.

Het ganse jaar oefent dit broekbos ook een grote aantrekkingskracht uit op vogels ven diverse pluimage.

De Tuinfluiter, de Zwartkop en de Fitis zijn enkele van de vaste broedvogels die ook in andere bossen

algemeen zijn. Dat de Ransuil er jaarlijks nestelt wekt vaak verwondering op, maar ook deze nachtvogel

weet de veiligheid van het ontoegankelijke moerasbos naar waarde te schatten. In de winter komen er

overdag trouwens meerdere ransuilen uit de omgeving samen roesten. De Koperwiek en de Kramsvogel,

twee wintergasten uit de lijsterfamilie, benutten het gebied ‟s nachts als slaapplaats en worden er wel eens

belaagd door een hongerige sperwer. Een plotseling opvliegende Houtsnip behoort in het najaar eveneens

tot de mogelijk e waarnemingen.

De zeldzaamheid van het biotoop biedt ook levensruimte voor tal van invertebraten zoals spinnen,

insecten en mollusken. Onder hen niet alledaagse soorten met een zeer beperkt verspreidingsgebied.

Dotters in de polders

Een gedeelte van de oorspronkelijke grachten langs de Polderstraat evolueerde tot een nat maar goed

betreedbaar hooiland. Jarenlang werd dit hooiland gemaaid door een landbouwer als strooisellaag voor de

schaapsstal. Door dot volgehouden verschralingsbeheer ontwikkelde er zich een interessante

bloemenrijke vegetatie. Naarmate het voorjaar vordert verandert de hoofdkleur er van het geel van de

Dotterbloem over de wit/lila combinatie van de Pinksterbloem tot de roze bloesems van de massaal

voorkomende Koekoeksbloem. Opvallende zijn de hoge aantallen dotters, die elders in de kustpolders niet

voorkomen. De Wilde bertram, het Waterkruiskruid en de Moerasrolklaver zijn slechte enkele soorten

van dit zompige verlandingsmilieu die het zomerse kleurenpalet aanvullen. Centraal in dit hooiland is nog

een klein moerasbosje met dezelfde kenmerkende soorten als hierboven reeds beschreven.

‟s Winters komt dit hooilandje regelmatig onder water en bivakkeren er soms tientallen Watersnippen.

Als broedvogel is deze sierlijk vogel echter verdwenen in Damme.

Historische wallen als bufferzone

Intensief landbouwgebruik op de oorspronkelijke wallen leiden tot verstoring en eutrofiëring van het

waardevol moerasbiotoop. Anderzijds durven muskusratten, grauwe ganzen en wilde eenden ook al eens

schade veroorzaken op de aangrenzende akkers en weilanden. Daarom en omwille van het ganse

historische kader waarin het reservaat gelegen is voert Natuurpunt vzw ook een actief aankoopbeleid voor

de omliggende percelen. Daarbij wordt re gestreefd naar omschakeling van akkers tot structuurrijke

graslanden met een grote diversiteit aan plantensoorten. Verspreid mag er zich wat struikopslag

ontwikkelen zolang het de historische perceelsgrenzen niet doet vervagen.

Het eerste natuurontwikkelingsproject vond plaats op het centrale akkerland aan de hoofdingang van het

reservaat. Dit perceel werd voorheen zwaar bemest wat een slechte basis is: teveel voedingsstoffen in de

bodem laten slechts een beperkt aantal soorten toe om te ontwikkelen. Daarom werd de eerste drie jaar

maïs ingezaaid (uiteraard zonder te bemesten) om de grond enigszins te verschralen. Daarna kreeg de

natuur de vrij spel en kon spontane kolonisatie optreden. Later werd gestart met een begrazingsbeheer,

waarbij ezels en Galloway-runderen werden ingeschakeld, die aangepast zijn aan het soms ruige leven in

natuurterreinen. Op de hoofdwal achter de molen houdt een kudde schapen de vegetatie kort.

Dat een gunstig resultaat niet uitbleef bewijzen de meer dan 50 plantensoorten die momenteel op deze

voormalige akker voorkomen. Door het stopzetten van de bemesting verdwijnen de brandnetels op de

Page 7: Gids voor gidsen

perceelsranden ten voordele van braamstruweel. Verschillende vogels maken van dit struweel dankbaar

gebruik om te nestelen, ondermeer de sympathieke Tortelduif.

Historisch herstel

De eerste tien jaar na de oprichting van het reservaat streefden we er naar om de restanten van de oude

grachten aan te kopen teneinde ze veilig te stellen voor de toekomst. Gaandeweg kocht Natuurpunt ook

stukken van de aanpalende wallen op, enerzijds omwille van historische en natuurhistorische waarde

maar anderzijds ook om negatieve invloeden vanuit buitenaf te voorkomen.

Het aankopen van restanten van de oude omwalling is voor onze vereniging echter geen eindpunt. Willen

we de droom van ere-notaris Van Caillie waar maken om de ganse zevenster rond Damme in eer te

herstellen dan is het ogenblik aangebroken om ook te restaureren wat jammer genoeg teloor ging.

Het is dan ook een uitdaging om in de toekomst waar mogelijk te streven naar restauratie volgens het

zeventiende-eeuwse model. Uiteraard heeft dit zware financiële consequenties die onze vereniging niet

alleen kan dragen. Gelukkig zijn andere instanties bereid om mee te werken aan de door ons ingeslagen

weg. Dit omwille van enerzijds de hoge historische en educatieve waarde van deze site.

In dit kader werden op verschillende plaatsen reeds gedeelten van de oude omwalling in hun oude glorie

hersteld:

- 1999: eerste project „Zeugeslag‟ – herstel van een deel van de buitengracht en het glacis

- 2001: tweede project „Polderstraat‟ – herstel van een deel van de buitenwal, buitengracht en glacis

- 2005: het derde project achter „d‟ Oude Schaapskooi‟ startte op in september 2005 en werd beginl 2008

afgerond..Na een uitgebreid archeologisch onderzoek, waarbij heel wat middeleeuws materiaal aan de

oppervlakte kwam, werd een deel van het bastion San Miguel , de binnengracht, een ravelijn, een halve

maan en het glacis gereconstrueerd. Doorheen het gebied loop een educatief wandelpad. Infopanelen laten

de bezoeker kennismaken met zowel de cultuurhistorische als ecologische aspecten van de site. De

begrazing gebeurt door schapen (Vlaams ras en Houtlanders)..

Page 8: Gids voor gidsen

1

ROMBOUTSWERVEWANDELING 4,7 km Parcours: markt, Kerkstraat, kanaal over, Damse Vaart-West, Schipdonkvaart-West,

Romboutswervedijk, Dammesteenweg, kanaal over, markt. 1 Marktplein

De glorietijd van Damme was reeds geruime tijd achter de rug, toen besloten werd de oorspronkelijke houten halle te vervangen door een stenen gebouw in Brabantse gotiek. De werken duurden van 1464 tot 1467. De benedenverdieping bleef dienst doen als hal en opslagruimte, terwijl de stadsmagistratuur, de administratie en de Vierschaere of rechtsorgaan de eerste verdieping innamen. Nadien kregen de ruimtes vaak minder edeler bestemmingen. Zo blijkt uit een verslag van 1882 dat de kelderruimtes in die periode als koestal dienden en dat er hooi en stro op zolder gestapeld werden! Op de rechterhoek vinden we tegen de gevel twee justitie- of boetestenen. Pocherige Dammenaars vertellen echter graag dat de bouwheer het aantal stenen zo precies berekend had, dat er op het einde van de werken slechts twee stenen overbleven! Het klokkentorentje dat aangebracht werd in 17e eeuw bevat sinds 1961 een beiaard. Verder draagt het een uurwerk dat dateert van ca. 1465, een zonnewijzer en als windwijzer de hond uit het Damse wapenschild.

Tegen de ramen van de voorgevel en één der zijgevels heeft een kolonie van enkele tientallen koppels huiszwaluwen zich genesteld. In volle broedseizoen (eind mei-begin juni) is het Damse luchtruim voor hen één groot vijfsterren-restaurant. Gedurig vliegen ze zwenkend en fladderend op en af om de steeds hongerige jongen te voeden. Dit doen ze onder het goedkeurend oog van Filips van de Elzas, die stadsrechten verleende aan Damme; Johanna van Konstantinopel, die mee instond voor bedijkingen; Margaretha van Konstantinopel, die van Damme een middeleeuwse stad maakte en er het Sint-Janshospitaal

stichtte; Filips van Chieti, die Vlaanderen bestuurde van 1302 tot 1305; en Karel de Stoutte die een trouwring aanbiedt aan Margaretha van York (gehuwd in Damme in 1468). Ook Jacob van Maerlant (±1235-1293), de ‘Vader der Dietschen dichtren algader’ is een aandachtig toeschouwer. 2 Kaaimuren

Ter hoogte van het kruispunt Kerkstraat - Speystraat/Slekstraat, bestaat een gedeelte van het wegdek uit donkere kasseien. Ze duiden de plaats aan van de vroegere kaaimuren en de pijlers van de brug over de Reie.

3 Damse Vaart

De Damse Vaart (13,5 km), ook wel Napoleonkanaal of Kanaal Brugge-Sluis genoemd, is een overblijfsel uit de bezettingsperiode van de Fransen in onze gewesten. Tijdens de oorlog met Engeland vatte Napoleon I het plan op om een waterverbindingsweg aan te leggen tussen Duinkerke en Breskens. Op die manier wilde hij de supprematie van de Engelse vloot op het Kanaal vermijden. Bij het graven trachtte hij zoveel mogelijk bestaande waterwegen te integreren. Tussen Damme en Sluis was dit de oude bedding van het Zwin. Zo doorkruiste men het oude middeleeuwse Damme, waardoor heel wat patriciërswoningen, de Korenmarkt en een bastion verdwenen. Bij zijn val in 1815 te Waterloo was Hoeke het voorlopige eindpunt van de bedding. Tussen 1818 en 1824 liet Willem I het kanaal verder doortrekken tot in Sluis.

Page 9: Gids voor gidsen

2

4 Site achter d’ Oude Schaapskooi Tussen september 2005 en april 2008 werd een gedeelte van de oude stadswallen in zijn

oorspronkelijke staat gereconstrueerd. Het betreft een deel van het bastion ‘San Miguel’, een ravelijn, een halve maan, net als een deel van de binnen- en buitengracht, de tussenwal en het glacis. Dit alles binnen het internationale project ‘Staats-Spaanse Linies’. De doelstelling van het project was drieledig: historisch herstel, natuurontwikkeling en educatieve ontsluiting. Langsheen een wandelpad, dat toegankelijk is voor rolstoelgebruikers en kinderwagens, staan een reeks informatieborden die uitleg geven over de cultuurhistorische en ecologische waarden van het gebied. 5 Schipdonkkanaal

Waar vroeger de Romboutswervedijk aansluiting gaf op de Krinkeldijk, loopt deze nu dood op de zuidelijke oever van het afleidingskanaal van de Leie of het Schipdonkkanaal. Sinds 1856 voert het overtollig water van de Leie af, om het bij laag water te Heist in zee te kunnen lozen. Zijn volkse naam de Stinker dankt het kanaal aan het kwalijk riekende geurtje dat er vroeger veelal uit opsteeg. De reden was het vlasroten in de Leie.

6 Verbrand Fort

Dit natte weiland met een opvallende verhevenheid in het midden, zijn de resten van een vooruitgeschoven stelling van het Fort van Beieren te Koolkerke (Brugge). Het werd aangelegd

omstreeks 1703-1704, door Franse troepen, tijdens de Spaanse successieoorlog. Door de aanleg van de versterking diende het uiteinde van de Romboutswervedijk verlegd te worden. Het nieuwe tracé kreeg de naam nieuwe wegh. Het toponiem Verbrand Fort duidt erop dat het door brand geheel of gedeeltelijk verwoest moet zijn geweest. Toch komt de site nog duidelijk voor op de Ferrariskaart uit 1771-1778. Op een document uit 1794 treffen we de naam geslegt fort aan, wat er op zou kunnen wijzen dat het toen reeds afgebroken moet zijn geweest. In 2001 werd het omwille van zijn natuur en cultuurhistorisch waarde door Wielewaal Brugge aangekocht.

7 Romboutswervedijk

11e-eeuwse waterkering die een onderdeel was van een ingewikkeld dijkensysteem, bestaande uit de Evendijk, Kalveketedijk, Brolozen- of Bloedlozendijk en Krinkeldijk. Later is door dit gebied een kanaal gegraven het oude Zwin dat Brugge, via Koolkerke, Oostkerke en de Reygaertsvliet, een nieuwe verbinding gaf met de zeearm Sincfal en dus met de zee. Een aarden slag rechts van de weg leidt naar een weilandencomplex, het Romboutswervereservaat, dat deel uitmaakt van een groter geheel dat zich uitstrekt over de kernen van Lissewege, Ramskapelle, Westkapelle, Dudzele en Oostkerke. Iets voor de ingang van het reservaat treffen we rechts een repliek aan van één van de grenspalen, die de grens afbakenden tussen het grondgebied van de stad Damme en het Brugse Vrije.

Page 10: Gids voor gidsen

3

De dijk is over zijn volledige lengte afgezoomd met scheefgegroeide ‘achtkanters’. Deze marilandicapopulieren zijn door de overheersende westenwinden op een karakteristieke manier gaan overhellen.

8 Vestinggordel

De Dammesteenweg vormt heden een doorsteek van de 17e-eeuwse omwalling rond de stad. We passeren achtereen-volgens de buitengracht, die geëvolueerd is naar moerasbos, de toegangen tot het reservaat d’Oude Stadswallen, de met riet toegegroeide binnengracht en de hoofdwal.

9 Sint-Christoffelhoeve / Hoeve d’Oude Schaapskooi

Net voor we de Damse Vaart terug oversteken wandelen we tussen twee hoevecomplexen, die voor de aanleg van de Dammesteenweg één geheel vormden. Het betreft de Sint-Christoffelhoeve (foto), waarvan de hoofdingang zich bevindt langs de Damse vaart en d’Oude Schaapskooi aan de andere kant van de weg. Aan de toegang aan de achterzijde bemerken we enkele prachtige linden. In 1755 kocht kanunnik Johannes van der Stricht de hoeve om deze uit te bouwen tot een casteelgoet genaemt de Proostdije. Het hoofdgebouw werd gerenoveerd. De lagere zuidoostelijke vleugel (met mansardedak) werd eraan toegevoegd om gedeeltelijk als paardenstal te fungeren. Voorts werden een schuur en wagenbergplaats bijgebouwd. Op het binnenplein staat een opmerkelijke duiventoren en zien we een aantal leilinden en enkele imposante treurwilgen.

Page 11: Gids voor gidsen

4

Page 12: Gids voor gidsen

VRIEZE- en andere GANZEN

‘Ik zie de ganzen naar het zuiden vliegen.

Een grote V, twee keer een lange rij.

En hun gesnater vult het grijze luchtruim.

En ik weet nu de zomer is voorbij.’

(Oud Hollands troubadourliedje uit de tijd dat de boerenbevolking het weer voorspelde door aandachtig

de veranderingen in de natuur gade te slaan)

De volkse verzamelnaam ‘’vriezeganzen’ duidt op de verschillende soorten wilde ganzen die in het najaar

en de winter boven onze hoofden voorbijtrekken, of in grote aantallen bij ons komen overwinteren.

Alhoewel deze wintergasten pas sinds 1958 wetenschappelijk bestudeerd zijn, moeten reeds lange tijd

ganzen in onze streken vertoefd hebben. Zo maakte Charles de Coster in zijn boek over Tijl Uilenspiegel

uit 1867 reeds gewag van overwinterende ganzen rond Damme. Bovendien komen ze reeds eeuwen aan

bod in tal van gezegden, in de kunst of staan centraal in volksspelen (ganzenbord, ganzenrijden, ...).

Reeds vanaf september hebben we de grote trek over het westen van ons land van de Grauwe gans (Anser

anser) richting Spanje. Een andere soort, de Rotgans (Branta bernicia) ziet meer heil in een Franse

wintervakantie. Beide soorten blijven echter ook sporadisch of in kleine aantallen in onze streek hangen.

Wat in de Oostkustpolders in het algemeen en in de omgeving van Damme in het bijzonder het meest tot

de verbeelding spreekt zijn de grote aantallen Kolganzen (Anser albifrons) en Kleine rietganzen (Anser

brachyrhynclus).

Andere soorten die de aandachtige ‘ganzendrijver’ regelmatig kan waarnemen zijn de Rietgans (Anser

fabalis), de Grauwe gans (Anser anser), de Brandgans (Anser leucopsis) en de Rotgans (Branta bernicla)

Zeldzamere soorten of ondersoorten zijn de Dwerggans (Anser erythropus), Groenlandse kolgans (Anser

albifrons flavirostris), Sneeuwgans (Anser caerulescens) met 2 ondersoorten (Kleine en Grote

sneeuwgans), Witbuikrotgans (Branta bernicla hrota), Zwarte rotgans (Branta bernicla nigricans) en

Roodhalsgans (Branta ruficollis).

Daarnaast zijn er de ‘verwilderde’ soorten zoals Canadese gans (Branta canadensis), Grauwe gans (Anser

anser), Brandgans (Branta leucopsis), Nijlgans (Alopochen aegyptiacus) die de laatste decennia sterk in

aantal toenamen als broedvogel.

Andere niet inheemse soorten die sporadisch of in relatief kleine aantallen voorkomen zijn de Indische

gans (Anser indicus) en de Magelhaengans (Chloephaga picta).

Tenslotte zijn er de verwilderde ‘boerenganzen’ of ‘soepganzen’ – de gedomesticeerde vorm van Grauwe

gans en/of zwaangans – die een aparte categorie vormen.

Buiten de regelmatige ganzentellingen worden, in het kader van onderzoek naar het trekgedrag, een aantal

Kleine rietganzen (sinds 1990) en Kolganzen (sinds 1998) voorzien van gekleurde nekringen met een

letter of cijfer/letter code. Ondertussen lopen ook dergelijke projecten met Grauwe ganzen en Canadese

ganzen.

Bronnen:

- Themanummer ‘GANZEN’, Natuur.oriolus – 2005, jg. 71, bijlage

- Kleurringen bij ganzen: nieuwsbericht INBO winter 2007-2008, blz. 33-35

- Folder ‘vriezeganzen en andere wintergasten’

Page 13: Gids voor gidsen

Wilde ganzen, de ambassadeurs van het polderlandschap

Woord vooraf bij de Ganzengids

Vijfig jaar geleden, in de winter 1957/58, werd voor het eerst in ornithologische middens (‘de Wielewaal’)

gerapporteerd over pleisterende wilde ganzen te Damme (E. Kuijken). Dit fenomeen werd vanaf die periode

door een groeiend aantal waarnemers opgevolgd. Voor ons was het een onuitputtelijk onderwerp van

wetenschappelijk speurwerk; ook onderzoekers (Universiteiten, INBO), Natuurpunt VWG Mergus en vele

natuurliefhebbers hebben in grote mate bijgedragen tot een bredere kennis over deze overwinterende vogels.

De volgehouden monitoring met veertiendaagse tellingen van vnl. Kleine rietgans en Kolgans, hun evolutie

van aantallen en verspreiding, zijn vastgelegd in een uitgebreide databank, die teruggaat tot 1959/60. De heel

strenge winters van 1962/63, 1978/79 en deze uit de beginjaren tachtig brachten telkens méér van deze

noordelijke gasten tot in onze streken. Nu zijn de aantallen al enkele jaren gestabiliseerd, met maxima van ca

35000 Kleine rietganzen en 25000 Kolganzen in de regio.

Sedert 1990 wordt bijzondere aandacht besteed aan de aflezing van nekringen, waarvoor wij de coördinatie

van de Belgische gegevens verzorgen in afspraak met projectleiders in Denemarken, Duitsland en Nederland.

Een heel netwerk van waarnemers bezorgt jaarlijks vele duizenden meldingen, die toelaten de trekbewegingen

en regionale verplaatsingen, het habitatgebruik en de familierelaties van individuele ganzen te volgen.

Reeds sedert de jaren zestig werden initiatieven rond de bescherming van de ganzen onderbouwd. Vooral het

officiële ganzenjachtverbod sinds 1981 werd in het buitenland als ‘de Belgische les’ geprezen. Hierdoor

gingen immers de toenemende aantallen ook evenredig in grote mate uitzwermen, waardoor de draagkracht

van de meeste gebieden niet werd overschreden.

Tot op vandaag is het mede dank zij deze bescherming dat Vlaanderen tegemoet kan komen aan zijn

internationale verantwoordelijkheid om de overwintering van ca 75% van de Kleine rietganzen uit

Spitsbergen en tot 5% van de Noord-Russisch/West-Siberische Kolganzen veilig te stellen. Niet voor niets

werden daartoe ook een aantal poldergebieden (Oostkust, IJzer, Kreken) door de Vlaamse regering als

‘Speciale beschermingszones’ voor de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen aangewezen.

Om de natuurliefhebber en het grote publiek meer te betrekken bij het spektakel van de ‘vriezeganzen’ en de

achtergronden van hun aanwezigheid worden door Natuurpunt sedert een aantal jaren specifieke

ganzenkijkdagen georganiseerd te Damme (met Robrecht Pillen en Rudy Deplae als trekkers) en met

uitbreiding naar Uitkerke en de hele Oostkustpolders.

De hier voorliggende ganzengids wil goed toegankelijke informatie verstrekken over deze vogels. Daarbij zijn

vooral resultaten overgenomen uit ons langlopend onderzoek, zoals gepubliceerd in diverse tijdschriften (met

vooral Natuurpunt.Oriolus 2005 als speciale overzichtsuitgave). Tal van grafieken met aantalsverloop over

bijna een halve eeuw, de gekende trekroutes en verspreidingskaarten evenals bevindingen over de ganzen met

nekringen staan daarbij centraal.

Wij durven hopen dat velen zich door dit initiatief zullen aangetrokken en gestimuleerd voelen om op een of

andere manier bij te dragen tot het onderzoek en de bescherming van deze fascinerende vogels uit het hoge

noorden.

prof Eckhart KUIJKEN

Ere-algemeen directeur Instituut voor Natuurbehoud, nu INBO ([email protected])

Universiteit Gent, Vakgroep Biologie

Christine VERSCHEURE ([email protected])

Coördinator ganzendatabank Vlaanderen

Page 14: Gids voor gidsen

Het hoge noorden

Waarom het hoge Noorden? Ganzen broeden niet voor niks in het hoge Noorden: op de toendra treffen ze een open landschap aan (zien ze van ver een vijand als de poolvos afkomen). Bovendien zijn er ten noorden van de poolcirkel ’s zomers geen nachten, wonen er vrijwel geen mensen die hen kunnen storen, kortom ze kunnen 24 op 24 op zoek gaan naar voedsel. ’s Winters is het er echter erg pikkedonker en ijskoud, daarom gaan ze op trek en komen ze overwinteren bij ons in de Oostkustpolder.

Page 15: Gids voor gidsen
Page 16: Gids voor gidsen

Kleine rietgans Herkennen ?

Kop en bovenste deel van de hals zijn donker gekleurd.

Volwassen vogels hebben een ronde kop met korte rooszwarte snavel en roze poten.

Geluid : een nasaal "wink-wink"-geroep. Van waar komen ze ?

Deze arctische gans broedt in Spitsbergen.

Op de tocht naar het hoge noorden houden ze halt in Denemarken en Noorwegen.

Op de tocht van Spitsbergen naar Vlaanderen maken ze nog een extra tussenstop in Friesland

Kalender ?

Van eind oktober tot eind februari (soms maart), met een piek half december. Weetjes ?

Een andere populatie van de kleine rietgans broedt op Groenland en IJsland maar die overwintert in Schotland.

De Engelse naam is "pink footed goose", een verwijzing naar de roze poten. 75 tot 90 % van de Spitsbergenpopulatie (dat zijn zo'n 30 à 37.000 kleine rietganzen)

overwintert in de Oostkustpolder.

Page 17: Gids voor gidsen
Page 18: Gids voor gidsen

Kolgans Herkennen ?

Grijsbruine gans met oranje poten.

Volwassen ganzen zijn makkelijk herkenbaar door hun witte voorhoofd (kol) en hun zwarte buikstrepen.

geluid : een hoog - bijna jodelend - "lio-liok"- of “kouw-liouw”-geroep. Broedplaats

Deze arctische gans broedt in de toendra van N-Rusland en W-Siberië (vnl. vanaf het schiereiland Kanin over Yamal tot Taymir in de Barentszee).

Kalender ?

Van eind oktober tot begin maart met een piek in half januari. Weetjes ?

Een andere ondersoort van de kolgans broedt meer in het Oosten van Rusland. Door de hoge bergketen Oeral hebben deze kolganzen echter overwinteringsgebieden aan de Kaspische Zee (tot in Iran toe!) en niet in West- of Centraal-Europa.

Door de jacht waren de aantallen kolganzen bij ons teruggelopen tot slechts 60.000 vogels in de jaren ’60. Thans zijn er terug een 750.000 waarvan er een 25 à 50.000 bij ons overwinteren (hoe strenger de winter in het noorden, hoe meer ganzen er naar ons komen).

Page 19: Gids voor gidsen
Page 20: Gids voor gidsen

Grauwe gans Herkennen ?

Grote grijsgekleurde gans.

Grauwe ganzen hebben een licht gekleurde kop met oranje snavel.

opvallende lichtgrijze voorvleugel (duidelijk te zien in vlucht)

Ze hebben dofroze poten. Broedplaats

Deze gans broedt in Scandinavië en rond de Oostzee. Kalender ?

Van begin oktober tot begin maart. Weetjes ?

Grauwe ganzen zijn de directe voorvaderen van de tamme ganzen.

Sinds de jaren ’80 broeden er ook grauwe ganzen bij ons maar er is nog steeds geen duidelijkheid of deze soorten wilde vogels zijn of verwilderde afstammelingen van de in 1955 ingevoerde vogels uit het Zwin.

Page 21: Gids voor gidsen

ANDERE VRIEZEGANZEN MAAR ZELDZAAM BIJ ONS

ROODHALSGANS

BRANDGANS

DWERGGANS

ROTGANS

Page 22: Gids voor gidsen

Wintertaling

roestbruine kop

groene oogvlek

egaal bruine kop

Egaal bruine kop

Page 23: Gids voor gidsen

Wintertaling Herkennen ?

Het mannetje heeft een roestbruine kop met een opvallende groene oogvlek.

Het vrouwtje heeft een egaal bruine kop.

Broedplaats ?

Wintertalingen broeden in Scandinavië en rond de Oostzee. Kalender ?

Van oktober tot maart op waterrijke plaatsen. Weetjes

Wintertalingen zijn de kleinste grondeleenden van Europa. Met grondelen bedoelen we dat ze hun voedsel zoeken door met hun kop onder water te zwemmen. Zo kunnen ze dan plantenknolletjes of muggenlarven verorberen.

Page 24: Gids voor gidsen

Smient

kastanjebruine kop

geel

voorhoofd

Page 25: Gids voor gidsen

Smient Herkennen ?

Het mannetje heeft een opvallende kastanjebruine kop met een geel voorhoofd.

Het vrouwtje heeft een eenkleurig roodbruin of grijsbruin verenkleed.

Geluid : hoog fluitend “kiew” (dit leverde hen de bijnaam “fluiteend” op). Broedplaats ?

Het broedgebied van smienten strekt zich uit van Scandinavië tot in West-Siberië. Kalender ?

Van november tot april kom je ze vaak in groep tegen op waterplassen, zoals in de Uitkerkse Polders, of langs de IJzervallei

Weetjes

De kuikens zijn, net als hun collega’s ganzen, nestvlieders: meteen nadat ze uit het ei zijn gekropen brengen de ouders hen naar het water. Na 45 dagen kunnen ze vliegen.

Page 26: Gids voor gidsen

KLEINE ZWAAN GELE SNAVELVLEK

WIT VERENKLEED

Page 27: Gids voor gidsen

Kleine zwaan Herkennen ?

Een prachtige makkelijk herkenbare vogel met geheel wit verenkleed, een ronde kop met een ronde gele snavelvlek (die de neusgaten niet raakt), donkere poten en een korte vierkante staart.

Broedplaats ?

Ze broeden op de arctische toendra in Noord-Rusland en West-Siberië. Kalender ?

Van oktober tot januari kunnen we ze bewonderen. Veelal komen ze voor op akkers waar ze zich te goed doen aan oogstresten van bieten of aardappelen.

Weetjes

De gele snavelvlek is bij elke vogel anders. Onderzoekers kunnen hierdoor makkelijk de diverse vogels onderscheiden.

Kleine zwanen zijn echte familiedieren: ze vormen zo een koppeltje voor het leven en de jonge kleine zwanen blijven gedurende hun eerste winter bij de ouders. Vaak worden ze vergezeld van hun oudere broers en zussen.

Page 28: Gids voor gidsen

1

Kleine rietgans Kolgans Rietgans Dwerggans Rotgans Brandgans

Kenmerken

Lengte 60 - 75 cm 65 - 78 cm 72 - 89 cm 53 - 66 cm 56 - 61 cm 58 - 70 cm

Kleur poten roze oranje geeloranje oranje zwart zwart

Kleur bek zwart met roze band

roze Oranje band op zwarte snavel

Korte roze snavel zwart zwart

Vleugel- kenmerken

onderaan donker en bovenaan een blauwgrijze voorvleugel, niet in scherp contrast met de kleur van de rug

onderaan en bovenaan donker (voorvleugel bruinachtig)

donkergrijs brede donkere staartband

grijs, in rust reiken de vleugelpuntjes tot achter de staart

onderaan en bovenaan donkerbruin

onderaan en bovenaan donkergrijs

Overige opvallende veldken-merken

zeer donkere kop en hals

zwarte buikvlekken en witte ronde kol

crèmekleurige strepen op bruine rug ( minder regelmatig bij juveniel )

heeft een opvallende gele oogring die van ver te zien is

heeft een op- vallende zwarte hals met witte streep

wit gezicht en scherp contrast tussen witte buik en zwarte hals

Gewicht 2,5 - 2,7 kg 1,9 - 2,5 kg 2,6 - 3,2 kg 1,3 - 1,6 kg 1,5 - 2 kg

Levensduur 10 - 20 jaar 15 - 20 jaar tot 10 jaar 12 - 15 jaar tot 18 jaar

Page 29: Gids voor gidsen

2

Canadese gans Roodhalsgans Grauwe gans

Kenmerken

Lengte 90 -110 cm 53 - 56 cm 75 - 90 cm

Kleur poten zwart zwart roze

Kleur bek zwart zwart oranje

Vleugel- kenmerken

onderaan en bovenaan donkerbruin

onderaan en bovenaan zwart

onderaan met lichtgekleurde onderdekveren en bovenaan met een opvallend lichte voorvleugel in scherp contrast met kleur van rug

Overige opvallende veldken-merken

witte keelband, zwarte hals en bovenborst in contrast met lichte bovenborst

opvallende koptekening, witte flankstreep en kastanjebruine hals en borst

enige ‘grijze’ gans met lichtgekleurde grijze kop

Gewicht 1,5 - 1,7 kg 2,9 - 3,7 kg

Levensduur 15 - 20 jaar

Page 30: Gids voor gidsen
Page 31: Gids voor gidsen
Page 32: Gids voor gidsen
Page 33: Gids voor gidsen
Page 34: Gids voor gidsen
Page 35: Gids voor gidsen
Page 36: Gids voor gidsen
Page 37: Gids voor gidsen
Page 38: Gids voor gidsen
Page 39: Gids voor gidsen
Page 40: Gids voor gidsen
Page 41: Gids voor gidsen
Page 42: Gids voor gidsen
Page 43: Gids voor gidsen
Page 44: Gids voor gidsen
Page 45: Gids voor gidsen
Page 46: Gids voor gidsen
Page 47: Gids voor gidsen
Page 48: Gids voor gidsen
Page 49: Gids voor gidsen
Page 50: Gids voor gidsen
Page 51: Gids voor gidsen
Page 52: Gids voor gidsen
Page 53: Gids voor gidsen
Page 54: Gids voor gidsen
Page 55: Gids voor gidsen
Page 56: Gids voor gidsen

- Maak dat de ganzen wijs: maak dat onnozelen wijs, speld dat dommerikken op de mouw

- De gans blaast wel, maar bijt niet: veel geblaat maar weinig wol

- Het is niet voor de ganzen gemaakt, gebrouwen (vb. bier of wijn): laten wij het maar opdrinken

- De ganzen krijgen de kost, maar zij moeten die plukken: men kan wel zijn brood verdienen, maar men

moet er werk voor doen

- Men plukt de gans zolang ze veren heeft: men trekt voordeel van iemand, totdat er niets meer van hem

te halen is

- De ganzen geloven niet dat kiekens hooi eten: zelfs bij domme mensen vinden ongerijmdheden geen

geloof

- Men kan hem wijsmaken dat de kat ganzeneieren legt: men kan hem de ongerijmste dingen op de mouw

spelden

- De gebraden ganzen komen iemand niet in de mond vliegen: zonder moeite of inspanning krijgt men de

kost niet

- Een vette gans bedruipt zichzelf: een winstgevende zaak behoeft geen ondersteuning; een rijk man

heeft niemand nodig

- Er zijn om de ganzen te hoeden: er zijn om niets te doen

- Kan ik geen ganzen hoeden, laat het dan gansjes zijn: ik doe wat ik kan

- Met iemand de gans rijden: hem voor de gek houden

- Hij zal de gans gelden: het zal hem duur te staan komen

- Dat treft (valt, loopt) op een gansje: (uit het ganzenspel) je treft een vakje met een gans op zodat de

punten dubbel tellen, je hebt geluk

- Een gans een vrouw; domme gans die ik was; zo’n gansje: dom, onnozel

- Als de vos de passie preekt, boer let op je ganzen: vertrouw een huichelaar het allerminst

- De man een vogel, de boer een gans: ieder moet evenveel hebben maar men kan wel aan iemand die het

waard is wat meer geven

- Dat is een sprookje van Moeder de Gans: dat moet je niet geloven; dat is maar een verdichtsel

- De ganzen die eenmaal in het koren geweest zijn, willen er altijd weer heen: waar men eenmaal de

smaak van beet heeft, dat trekt altijd weer

- Ik ben niet uit een ganzenei uitgebroed: ik ben van fatsoenlijke afkomst; ik ben niet zo dom, als waar jij

mij voor aanziet

- Hij is van het ganzenbord afgelopen: hij is zo mager als de dood op het ganzenbord

- Een gans heeft zo goed zijn veren nodig als een zwaluw: een rijke kan evenmin zijn grote, als een arme

zijn geringe inkomsten missen

- Iemand als een gans aan het braadspit steken: iemand overhoop steken, hem ter dood brengen

- Gansknuppelen, -rijden, -sabelen, -slaan, -trekken: volksvermaak waarbij een speler, te paard, te voet,

varende, in een wagen of op schaatsen, de (met vet ingesmeerde) kop van een aan de poten opgehangen

gans probeert af te rukken, te sabelen of te slaan

- Ganzenspel of Ganzenbord: gezelschapsspel dat reeds rond 1600 gespeeld werd in onze streken

- Ganzevleugel-werpen: winters volksvermaak, waarbij het de bedoeling was een ganzenvleugel zo ver

mogelijk te werpen o te laten zeilen. Wie in het minst aantal beurten rond de hofstee geraakte werd

overwinnaar

- Ganzen hoeden: op de ganzen passen

- Ganzengang: waggelende gang

- Ganzengat: vrouw met een dik achterste en waggelende gang, domme en vergeetachtige vrouw

- Kwaken, gaggelen, gakken of gakkeren: natuurlijk geluid van ganzen

- Schierling: naam voor wilde grauwe gans in Groningen

- Vosgang: andere naam voor Nijlgans

- Vertellingen van Moeder de Gans: verzameling kindersprookjes van Charles Perrault uit 1679

Page 57: Gids voor gidsen
Page 58: Gids voor gidsen
Page 59: Gids voor gidsen

25th ANNIVERSARY OF THE EU-BIRDS DIRECTIVE.

Belgium. Pinkfooted-geese: the ambassadors of the polders

The Svalbard breeding Pink-footed goose (Anser brachyrhynchus) has a limited population of only 40-

45.000 with a distinct flyway from Svalbard that passes through Norway, Sweden, Denmark, NW-

Germany to wintering grounds in the Netherlands and Belgium,

Monitoring since1959 of Pink-feet wintering in the coastal polder area of Flanders, Belgium, has shown a

steady increase in numbers a well as an expansion of range. Two main factors have been crucial in this

regional development. First the occurrence of some harsh winters (mainly 1978/79) forced almost the

entire population to use the southern part of its wintering range in Belgium. Secondly, the species is very

sensitive to disturbance and the national goose shooting ban introduced in 1981 has enabled Pink-feet to

use a much larger area of suitable habitats, mainly the historic permanent grasslands in the eastern coastal

polders of Belgium.

These favourite wintering grounds were designated as Special Protection Areas (SPAs) by the Flemish

Government in 1988 (additional areas were later proposed as Special Aareas of Conservation) and now

host most of the wintering geese. Belgium therefore contributes significantly to the survival of this flyway

of Pink-footed geese, as up to 90% of the birds annually spend the winter period here from early

November to mid-February. The goose shooting ban also reduces energy losses by disturbance and

enhances the optimal use of preferred grassland habitats without overgrazing, thus limiting the risks for

overall agricultural damage.

The protection of the core grassland areas as SPAs and SACs has also helped safeguard the

ecological character of these sites, notably to slow down or stop the agricultural process of

ploughing old grasslands into arable fields. Thanks to the Bird Directive concrete conservation

measures, with support from the Life Nature programme, have increased the functional position

of the southernmost wintering grounds of Pink-footed geese. These designations also contribute

to the maintenance of historic grassland complexes that are of utmost importance for other

migratory waterbirds and for biodiversity in general.

Eckhart Kuijken

Institute of Nature Conservation (Brussels, Belgium)

University of Ghent (Belgium)

European Commission

Celebrating the Birds Directive

Luxembourg; Office for Official Publications of the European Commission

2004, 32 pp.

ISBN 92-894-7610-X

(National Species Contribution for Belgium, p. 4)

Page 60: Gids voor gidsen

25th ANNIVERSARY OF THE EU-BIRDS DIRECTIVE.

Belgium. Pinkfooted-geese: the ambassadors of the polders

The Svalbard breeding Pink-footed goose (Anser brachyrhynchus) has a limited population of only 40-

45.000 with a distinct flyway from Svalbard that passes through Norway, Sweden, Denmark, NW-

Germany to wintering grounds in the Netherlands and Belgium,

Monitoring since1959 of Pink-feet wintering in the coastal polder area of Flanders, Belgium, has shown a

steady increase in numbers a well as an expansion of range. Two main factors have been crucial in this

regional development. First the occurrence of some harsh winters (mainly 1978/79) forced almost the

entire population to use the southern part of its wintering range in Belgium. Secondly, the species is very

sensitive to disturbance and the national goose shooting ban introduced in 1981 has enabled Pink-feet to

use a much larger area of suitable habitats, mainly the historic permanent grasslands in the eastern coastal

polders of Belgium.

These favourite wintering grounds were designated as Special Protection Areas (SPAs) by the Flemish

Government in 1988 (additional areas were later proposed as Special Aareas of Conservation) and now

host most of the wintering geese. Belgium therefore contributes significantly to the survival of this flyway

of Pink-footed geese, as up to 90% of the birds annually spend the winter period here from early

November to mid-February. The goose shooting ban also reduces energy losses by disturbance and

enhances the optimal use of preferred grassland habitats without overgrazing, thus limiting the risks for

overall agricultural damage.

The protection of the core grassland areas as SPAs and SACs has also helped safeguard the

ecological character of these sites, notably to slow down or stop the agricultural process of

ploughing old grasslands into arable fields. Thanks to the Bird Directive concrete conservation

measures, with support from the Life Nature programme, have increased the functional position

of the southernmost wintering grounds of Pink-footed geese. These designations also contribute

to the maintenance of historic grassland complexes that are of utmost importance for other

migratory waterbirds and for biodiversity in general.

Eckhart Kuijken

Institute of Nature Conservation (Brussels, Belgium)

University of Ghent (Belgium)

European Commission

Celebrating the Birds Directive

Luxembourg; Office for Official Publications of the European Commission

2004, 32 pp.

ISBN 92-894-7610-X

(National Species Contribution for Belgium, p. 4)

Page 61: Gids voor gidsen

aves, 44/3 (2007) 167

Since 1990 a significant number of SvalbardPinkfeet (Anser brachyrhynchus) is markedalmost annually with blue neck collars (projectof Jesper Madsen, NERI, Denmark). The move-ments of these ringed individuals are followed indetail, with resightings along the entire flywayfrom Norway to Belgium. (http://pinkfoot.dmu.dk)

The presence of these neckringed birds in theirsouthernmost wintering area, the Flemish coastalpolders of Belgium, has been monitored from thevery start of the project. We therefore coordinatea network of volunteer and professional obser-vers and thus succeeded in collecting up to 5000records during their wintering. The Flemishregional database is integrated with data fromother countries at NERI; resightings are annuallyput at the disposal of the observers. Informationis available at the NERI website as well.

In this contribution, background information ispresented on the Svalbard Pinkfoot populationflyway from breeding area, migration stop-oversto the wintering haunts. These movements arebetter understood thanks to the reading of indivi-dual neck collars throughout the year. Also thesocial structure of groups (families) can be follo-wed, the development of individual conditions(API: abdominal profile index, indicating thepre-breeding fat reserves in spring), the pair for-mation, the reproduction success and survival,etc. in the course of a season or over severalyears. The use of satellite transmitters gives mostvaluable additional information. The example ofthe neck ring C1T is illustrative; this neckringedbird was equipped with a transmitter and could

be followed from Spring in Denmark up toSvalbard in Summer and back in late Autumn inthe Netherlands. In the beginning of the winterhe reached Belgium but then the battery wasexhausted. Thanks to the neckring C1T themovements of this bird during the followingmonths in Belgium and back to Denmark inSpring could be observed.

Also the separate winter distribution of the popu-lations from Svalbard (continent) and Iceland/Greenland (UK) can now be checked annually,showing almost no intermixing.

At a regional scale, neckring data are useful forthe study of their distribution, turn-over of locali-ty use, habitat preferences, traditions and site fide-lity, etc. Some questions or mechanisms behindregional distribution patterns are discussed in thelight of the dynamics of wintering movements;this illustrates the role of the Flemish coastal pol-ders, holding up to 90% of the total Svalbardpopulation. The phenology of goose numbers candepend on meteorological situations and is stri-kingly different for Pinkfeet compared toWhitefronts (Anser albifrons). Also the distribu-tion at Flemish scale differs for both species; thelatter seems to be more dynamic in exploring newareas and is less site faithful. Both regular countsand intensive ring readings illustrate these charac-teristics (KUIJKEN & VERSCHEURE, 2005).

Individual 'strategies' of Pinkfeet are analysedshowing birds ranging from 'nomadic behaviour'towards strict 'site fidelity'. The advantages ofthese strategies are not clear; there is some evi-

aves

, 44

(3) 2

007

: 167

- 17

0 Studies on neckringed Pink-footedGeese (Anser brachyrhynchus)in Flanders (Belgium)

Eckhart KUIJKEN & Christine VERSCHEURE

Page 62: Gids voor gidsen

168 aves, 44/3 (2007)

dence that this could be age-related. Similar tosite fidelity at regional level, there are birds thatnever come that far south as Flanders ('Frieslandfidelity'), or only appear in some winters. Also'temporary traditions' exist, with a strong prefe-rence for specific sites during some weeks bygroups of Pinkfeet characterised by the presenceof a relatively stable cluster of ringed indivi-duals. How far these clusters depend on catchingcohorts is not yet clear.

The comparison of ringed numbers from agiven catch ('cohorts') and the decreasing num-bers of those birds recorded year after yearallows to calculate mortality. The statistical dif-ficulty is that the resighting data have not beencollected with 'constant effort' (variation innumber of observers, counting dates etc. bet-ween winters). As spotting of goose neckrings isbecoming an increasingly popular 'sport' inornithology, there are many more detailed datafrom recent years, which also complicated ananalysis. The results of neckring records inBelgium at regional viz. population level,however, illustrate that the percent of individualbirds resighted in Flanders (at the total of ourwintering numbers) does not seem to reflect thetotal of ringed birds (alive) at population level.This is explained by the difficulty of recordingevery single neckring in large groups, comparedto smaller groups in which samples reflect theexpected percentage.

Fig. 1 - Evolution of Pinkfeet neckring resightingsin Flanders (Belgium) - Evolution des relectures debagues de couleur d’Oies à bec court en Flandre(Belgique).

Picture 1 - Group of Pinkfeet, three of them bearingcollars. - Groupe d’Oies à bec court dont 3 muniesd’un collier. (Photo : Roland François)

During the 15 years of this project, the pros andcons of using neck collars became clear. No spe-cific mortality due to collars has been evidenced(even not in icing conditions: see Madsen et al.2001) and the advantage of using marked birdsfor specific problems is obvious. So ringed indi-viduals function as 'tracers' and enable to controldouble countings in case of disturbances. It is ofthe greatest importance that efforts are conti-nued to maintain a more or less constant level ofringed individuals (ca 1 %) in the total Svalbardpopulation.

Note : in March 2007, 340 Pinkfeet have beenmarked in Denmark with WHITE neckrings(black inscriptions).

ReferencesKUIJKEN, E. & VERSCHEURE, C. (2005) : Kolganzen Anser

albifrons en Kleine Rietganzen Anser brachyrhynchus metnekringen : Nieuwe inzichten in de regionale versprei-dingsdynamiek (White-fronted Geese Anser albifrons andPink-footed Geese Anser brachyrhynchus with neck ringsin Flanders). Natuur.oriolus 71 : 136-144.

MADSEN, J., KUIJKEN, E., KUIJKEN-VERSCHEURE, C., HANSEN,F. & COTTAER, F. (2001) : Incidents of neckband icing andconsequences for body condition and survival of pink-foo-ted geese Anser brachyrhynchus. Wildlife Biology 7 (1):49-53.

Eckhart KUIJKEN & Christine VERSCHEURE

Research Institute for Nature and Forest (Brussels)Present address :

Lindeveld 4B - 8730 Beernem (Belgium)

[email protected]

Page 63: Gids voor gidsen

aves, 44/3 (2007) 169

Depuis 1990, chaque année un nombre significa-tif d'Oies à bec court, qui nichent à l'archipel duSvalbard/Spitzberg, sont munies de colliers bleus(projet de Jesper Madsen, NERI, Danemark). Lesdéplacements de ces oiseaux sont suivis par deslectures tout au long de leur trajet migratoire,depuis la Norvège jusqu'en Belgique.

La présence de ces oiseaux marqués dans leurzone d'hivernage la plus méridionale, les poldersde la côte belge, a été suivie depuis le début duprojet. Nous coordonnons un réseau d'observa-teurs bénévoles et professionnels et avons obte-nu 5.000 données d'hivernage. La base de don-nées régionale est intégrée aux données prove-nant d'autres pays dans la base NERI; les lectu-res sont mises chaque année à la disposition desobservateurs et l'information est aussi accessiblesur le site Internet de NERI (http://pinkfoot.dmu.dk).

Dans notre contribution à l'étude de cette espèce,nous présentons une information de base sur lesvoies migratoires des Oies à bec court de lapopulation de Svalbard, depuis leur zone dereproduction jusqu'à celle d'hivernage, en pas-sant par les sites de halte migratoire. Ces dépla-cements sont mieux compris grâce à la lecturedes colliers tout au long de l'année. En plus de lastructure sociale des groupes (familles), on peutsuivre des états de développement individuel(profil abdominal indiquant les réserves de grais-se avant la reproduction), la formation des cou-ples, le taux de reproduction, la survie… aucours d'une saison et sur plusieurs années.L'utilisation de balises fournit aussi des informa-tions précieuses. L'exemple de l'oiseau marquéC1T est illustratif; il a été muni d'une balise et apu être suivi depuis le printemps au Danemarkjusqu'au Svalbard en été et son retour en fin d'au-tomne aux Pays-Bas. Il a rejoint la Belgique audébut de l'hiver mais la batterie était déchargée.

Grâce au collier, les déplacements de cet oiseauont pu être observés les mois suivants enBelgique et jusqu'à son retour printanier auDanemark.

De même, la distribution hivernale des popula-tions originaires du Svalbard, hivernant sur lecontinent, et de celles d'Islande et du Groenland,hivernant en Grande-Bretagne, a pu être suiviechaque année. Il n'y a pas de mélange de cespopulations.

Au niveau régional, les données des oiseauxmarqués sont utiles pour l'étude de leur distribu-tion, les fluctuations locales, les habitats préfé-rés, les habitudes et la fidélité au site, etc.Certaines questions ou mécanismes dépassant ladistribution régionale sont discutés à la lumièrede la dynamique des mouvements hivernaux; ilsillustrent le rôle des polders côtiers belges oùhivernent jusqu'à 90% de la population duSvalbard. La phénologie du nombre d'oies peutdépendre des conditions météorologiques. Ladifférence entre l'Oie à bec court et l'Oie rieuseest frappante. Cette dernière semble plus dyna-mique dans la recherche de nouvelles zones etest moins fidèle au site. La distribution à l'échel-le de la Flandre est différente pour les deux espè-ces. Ces caractéristiques ont été obtenues à lafois par des comptages réguliers et des lecturesd'oiseaux marqués.

Une analyse des données de l'Oie à bec courtmontre que ces oiseaux ont des stratégies d'hi-vernage différentes allant d'un comportementnomadique à une stricte fidélité à un site. Lesavantages de ces stratégies ne sont pas évidents,mais il semble qu'elles pourraient être liées àl'âge des oiseaux. A propos de la fidélité au siteà un niveau régional : il est des oiseaux qui neviennent jamais en Flandre (ils restent en Frise)

Etudes sur les Oies à bec court munies d'un collieren Flandre (Belgique)

Traduction

Page 64: Gids voor gidsen

170 aves, 44/3 (2007)

ou y apparaissent seulement certains hivers. Ilexiste aussi des “traditions temporaires” : desgroupes d'Oies à bec court avec un ensemblerelativement stable d'individus marqués séjour-nent de préférence sur des sites spécifiques pen-dant quelques semaines. Il n'est pas encore établisi la constitution de ces groupes est liée à desensembles d'oiseaux capturés simultanément.

La comparaison du nombre d'oiseaux baguéslors d'une séance de capture avec les nombres deces oiseaux revus année après année permet dedéterminer le taux de mortalité. Il y a cependantun biais lié au fait que l'effort de lecture n'est pasconstant (variation du nombre d'observateurs,des dates de comptage… d'un hiver à l'autre).L'observation des oies porteuses de collier deve-nant un sport de plus en plus populaire en orni-thologie, il y a plus de données détaillés les der-nières années, ce qui complique l'analyse. Lesrésultats des données enregistrées en Belgiqueillustrent cependant que le pourcentage desoiseaux marqués revus en Flandre (par rapportau total des hivernants qui y sont comptés) ne

semble pas refléter le nombre d'oiseaux baguésencore en vie (par rapport à la population totale).Ceci s'explique par la difficulté de lire correcte-ment les colliers dans de grands groupes, parrapport à des groupes plus petits où l'échantillonreflète le pourcentage attendu.

Au cours des 15 années de vie de ce projet, lesavantages et les inconvénients des colliers ont puêtre clarifiés. Aucune mortalité spécifiquementdue aux colliers n'a pu être mise en évidence,même dans des conditions de gel intense.L'avantage de l'utilisation d'oiseaux ainsi mar-qués est évident pour répondre à certaines ques-tions. Ainsi, la présence d'individus marqués per-met d'éviter les doubles comptages lorsque lesoiseaux ont été perturbés. Il est de la plus grandeimportance de poursuivre l'effort afin de mainte-nir à un niveau plus ou moins constant (environ1 %) le nombre d'individus marqués dans lapopulation du Svalbard.

Remarque : en mars 2007, 340 Oies à bec courtont également été marquées au Danemark (col-liers blancs avec caractères noirs).

La prochaine Journée d'Etude Aves aura lieu le 17 novembre 2007à BruxellesLes Colloques et Journées d'Etudes Aves font partie d'une longue tradition qui permet aux orni-thologues francophones de Belgique de se rencontrer, de partager les expériences réciproqueset de présenter les résultats de recherches récentes. 2007 verra la reprise de ces événementsavec une occasion de taille : la publication de l'atlas des oiseaux nicheurs de Bruxelles. Leprogramme comprend la présentation en première cet atlas, mais aussi le point sur l'atlas wallon,la contribution ornitho à Natura 2000 en Wallonie, l'atlas de Paris, la problématique des grandsgoélands gris, l'atlas catalan et la conservation de la nature, etc. La présence d'un important standde librairie, de matériel optique et de digiscopie sera un des " plus " de la journée.

La JEA 2007 se déroulera à l'Université Libre de Bruxelles (ULB - salle Dupréel au campus duSolbosch) le samedi 17 novembre, de 9h30 à 17 heures. Elle est organisée par la CentraleOrnithologique Aves, en collaboration avec la section de Bruxelles. L'accès est gratuit pour lesmembres Aves-Natagora-RN ! Une participation de 5 € sera demandée sinon. Informations, pro-gramme, accès : voir www.aves.be et le Magazine Natagora de novembre ; pour toute question,contacter Anne Weiserbs [email protected].

L'atlas des oiseaux nicheurs de Bruxelles (300 pages en quadrichromie, format A4, couvertu-re hardback) sera mis en vente à partir du 17 novembre au prix de 29 € + éventuels frais d'envoi.Il sera disponible à la Journée d'Etude et pourra être obtenu via la Librairie Aves (commandes enligne sur www.aves.be/librairie; infos : [email protected]; 0032(0)4/2509590).

Page 65: Gids voor gidsen

26 natagora numéro 22 novembre-décembre 2007

ornithoornitho

\L'homme de l'oieJean Rommes

Ancien port médiéval

à l'époque où le Zwin y avait son

estuaire, Damme est une charman-

te localité de Flandre, où souffle

encore l'esprit de Tijl Uilenspiegel.

L'idéal de liberté incarné par le

héros de Charles de Coster y est

symbolisé depuis un demi-siècle

par les milliers d'oies sauvages qui

choisissent ces polders

pour échapper aux conditions

inhospitalières de l'hiver arctique.Situés au sud de Bruges, les villagesd'Assebroek et de Sint-Michiels sontvoisins. Pas étonnant dès lors que deuxadolescents, épris des oiseaux, qui yrésidaient à la fin des années 50 finis-sent par se rencontrer et nouer desliens durables. La participation à denombreuses excursions, organiséesnotamment par l'association ornitholo-gique « De Wielewaal », allait confirmerleur grand intérêt pour la nature et lesoiseaux et les amener à créer une sec-tion régionale de jeunes naturalistes(BJN, actuellement JNM). Bien desannées plus tard, le cadet, EckhartKuijken, allait devenir président deNatuurreservaten, aile néerlandophonedes Réserves Naturelles etOrnithologiques de Belgique (RNOB)tandis que son aîné de deux ans, GuidoBurggraeve, endosserait la responsabi-lité de conservateur de la réserve natu-relle du Zwin à Knokke.

Des oies venues du froidLes oies sauvages ! C'est toujours avecémotion que les naturalistes évoquentces oiseaux venus du Grand Nord, etqui apportent une bouffée de natureintacte, de solitude mystérieuse. Onpeut dès lors imaginer l'aventure exal-tante qu'a représentée pour nos deuxornithologues en herbe la découverte,en février 1958, d'une troupe d'oieshivernant dans les polders de Damme !Au dire de la population locale, desconcentrations de ces oiseaux migra-

teurs y étaient déjà connues avant laGrande Guerre, mais le premier comp-te-rendu de cet événement majeur futbien l'œuvre de nos deux compères.Pour Eckhart Kuijken, cette découverteconstitua le début d'une longue pas-sion et le sujet d'étude de toute une viede chercheur (mémoire de licence,thèse de doctorat, projets euro-péens…). Avec son épouse Christine, ilencourage actuellement la lecture parles ornithologues des colliers colorésdont sont munies certaines oies et enassure le suivi (voir dernier bulletinAves). C'est donc le témoin idéal pournous relater l'extraordinaire aventurede ce peuple migrateur.

« Leur nom populaire « vriezeganzen »est lié à la croyance que l'apparition engrand nombre dans le ciel automnal deces vols en formation en V est annon-ciatrice d'un rude hiver », expliqued'abord le scientifique passionné quirappelle l'importance de cette décou-verte : « Lorsqu'il s'avéra qu'en plus del'oie rieuse, la rare oie à bec courtséjournait également dans ces polders,la chasse à ces anatidés fut volontaire-ment supprimée sur une zone d'envi-ron 450 hectares, sous l'impulsionprincipale du Comte Léon Lippens,connu déjà pour avoir créé la réservedu Zwin en 1952. » De cette époquedatent aussi les premiers comptagesscientifiques qui permettent à présentde disposer d'une masse énorme dedonnées.

Une référence en matière deconservation de la nature

Le 1er juillet dernier, EckhartKuijken a pris sa pension en tantqu'administrateur-général del'INBO (Institut flamand deRecherche sur la Nature et laForêt) et, fin septembre, il mettaitun terme à sa carrière de profes-seur à l'Université de Gand. Maisc'est surtout en tant que figureemblématique de la conservationde la nature en Flandre qu'il estconnu parmi les associationsactives dans ce domaine. Un seulexemple significatif : lors d'uneenquête lancée parmi les adhé-rents de Natuurreservaten, à laquestion « comment êtes-vousdevenu membre ? », une partienon négligeable a répondu « parEckhart Kuijken » !

Ch

rist

ine

Vers

cheu

re

magazine22_NEW.qxp 7/11/2007 12:10 Page 26

Page 66: Gids voor gidsen

natagora 27

e

Nouvelle étape au cours du rigou-reux hiver 1962-63 : toute la popula-tion des oies du nord-ouest del'Europe traverse nos régions endirection de la France. La tranquillitédont bénéficièrent ces migrateurs enFlandre allait les attirer sur cette voiechaque année plus nombreux.Eckhart Kuijken précise : « Ce choixfut surtout le fait des oies rieuses. En1967-68, quelque 9000 oies furentrecensées : le nombre d'oies à beccourt ne dépassait pas alors les1000 individus. »

Un enjeu internationalL'hiver exceptionnellement rigoureuxde 1978-79 et la série de rudeshivers des années 80 virent une aug-mentation significative du nombred'oies et leur essaimage en dehorsde Damme. Commentant les chiffresspectaculaires enregistrés alors(plus de 150 000 oies arrivèrentdans les polders de Flandre),Eckhart Kuijken y voit « une illustra-tion définitive de l'importance de ceszones d'hivernage et du caractère

international de la responsabilité deleur conservation ».

L'aspect transfrontalier des migra-tions des oies allait logiquementconduire Eckhart Kuijken à s'enga-ger dans leur protection à l'échelleeuropéenne et mondiale en deve-nant le responsable belge du BureauInternational de Recherche sur laSauvagine (BIRS, actuellementWetlands International), organismechargé notamment des dénombre-ments annuels internationaux desoiseaux aquatiques. « Ces donnéesservent de base à des recommanda-tions justifiées en matière de régle-mentation de la chasse et de conser-vation des zones humides impor-tantes. Un des efforts principaux duBIRS a porté sur l'organisation d'unesérie de conférences internationales.Celle de 1971 à Ramsar (Iran) est laplus célèbre : c'est là que futapprouvé le texte définitif de laConvention relative aux zones

Toujours plus tôt !

Alors que dans les années 60 et 70, l'arrivée des premières oies était notéedébut novembre, les résultats plus récents mentionnent le 22 septembrecomme date la plus précoce (en moyenne : 24-25 octobre). Le départ desoies à bec court se situe de plus en plus avant la fin de janvier, presque unmois plus tôt que dans les années 80 et 90. Les oies rieuses restent auplus tard jusqu'à la mi-mars.

Jean

-Mar

ie W

inan

ts

magazine22_NEW.qxp 7/11/2007 12:10 Page 27

Page 67: Gids voor gidsen

28 natagora numéro 22 novembre-décembre 2007

ornitho

humides d'importance internationa-le, particulièrement comme habitatsdes oiseaux d'eau ». Eckhart Kuijkena ainsi pu suivre jusqu'à nos joursles réalisations de cette Convention.

L'oie et la loiLes actions privées de protection desoies dans les environs de Dammefurent progressivement renforcées parles autorités compétentes : interdictionofficielle de la chasse aux oies, d'abordtrès localement en 1968 et ensuite en1971, sur une superficie de 6500 hec-tares. En 1981, toute chasse aux oiesfut supprimée en Belgique (à l'excep-tion des oies cendrées introduites dansla région du Zwin en 1955).

Grâce à cette protection continue, lespopulations d'oies purent se dispersersur une surface beaucoup plus impor-tante dans des polders offrant deszones de prairies appropriées (microre-lief prononcé, réseau dense de fosséset d'abreuvoirs et niveau d'eau hivernalélevé). L'importance de celles-ci pour labiodiversité est mise en exergue parnotre homme : « La conservation deces prairies typiques séculaires n'estpas seulement primordiale pour lesoies. Canards siffleurs, sarcelles d'hiver,combattants, courlis, hiboux des maraiset tant d'autres espèces hivernantesprofitent de ces polders. Il faut y ajouterencore les oiseaux de prairies nichant

souvent en fortes densités (p. ex. lesbarges à queue noire) et les troupesspectaculaires de pluviers dorés et devanneaux huppés de passage. »

Quel avenir pour lesoies sauvages ?Comme chaque année à cette saison,les ornithologues guettent avec impa-tience le retour des oies qui vont ani-mer les polders de Flandre durant lesjours les plus courts du calendrier.Depuis longtemps, ces concentra-tions spectaculaires ne sont plusréservées aux seuls scientifiques : denombreux amateurs de natureenthousiastes n'hésitent pas à affron-ter le froid pour le seul plaisir d'ob-server les plus importantes concen-trations d'oiseaux – en poids en toutcas – de notre pays !

Ce spectacle magique, les générationsfutures pourront-elles aussi enprofiter ? Eckhart Kuijken témoigne del'évolution défavorable de l'habitat favo-ri des oies : « Entre le début desannées 80 et l'an 2000, les polderscompris dans le triangle Bruges-Ostende-Knokke ont vu la proportionde prairies permanentes passer de47,1 à 35,6 % au profit des prairiestemporaires, des champs cultivés etdes zones urbaines. » Cette diminutionentraîne une fréquentation de plus enplus soutenue des champs cultivés.

Mais le scientifique relativise cepen-dant cet impact : « La pression moyen-ne du pâturage hivernal dans les pol-ders de la côte orientale, avec une sur-face disponible de 20 à 30 000 hec-tares et un maximum de 100 000 oiesest clairement inférieure à celle exis-tant aux Pays-Bas. De même que lepâturage à la fin de l'hiver – davantagedommageable pour les plantes agri-coles – est plus limité en Flandre. »

C'est d'ailleurs essentiellement l'aug-mentation rapide des populationsd'oies sédentaires (surtout l'oie cen-drée introduite) qui est responsable dunombre croissant de plaintes émanantdu monde agricole.

En dépit des grandes facultés d'adapta-tion de la plupart des espèces d'oies etl'augmentation générale des effectifsconstatée ces dernières années, l'avenirde ces oiseaux demeure incertain. Lesprochaines décennies verront notam-ment des changements dans l'agricultu-re européenne en relation avec lesmodifications continues du climat.

Laissons l'homme de l'oie conclure surun souhait : « Il est très important, via lemaintien d'un suivi et des recherchesscientifiques, de comprendre l'évolutiondes populations d'oies sauvages et decontinuer à attirer l'attention des autori-tés sur leur grande responsabilité dansun contexte international. »

Depuis un demi-siècle, la situation aprofondément varié pour les oiessauvages. Si les polders de la côteorientale continuent à être la seulezone d'hivernage des oies à bec courten Flandre, celles-ci y ont atteintrécemment un total de 38 000exemplaires, soit environ 75 % detoute la population nichant auSvalbard. Au contraire, l'oie rieuse(encadrée sur la photo ci-contre)s'est répandue sur de nombreuseszones en Flandre et, après avoirconnu deux pics de quelque 55 000individus dans les années 1978 à1986, totalise ces dernières annéesenviron 25 000 exemplaires(2,75 % des effectifs de la popula-tion Baltique-Mer du Nord).

Yves

Bap

tiste

magazine22_NEW.qxp 7/11/2007 12:10 Page 28

Page 68: Gids voor gidsen

natagora 29

Festival de l'Oiseau à Dammeles samedi 15 et dimanche 16 décembre

Laissez-vous séduire par la magie des oies sauvages venues du Grand Nord etdécouvrez leur fabuleux périple !

Participez au premier Festival de l'Oiseau de Flandre et profitez dans un cadreagréable d'une offre étendue de jumelles, longues-vues, équipements de ter-rain et voyages naturalistes.

Vous êtes cordialement attendus le week-end des 15 et 16 décembre dans lepetit village pittoresque de Damme situé au cœur des polders.

Vous trouverez dans l'agenda Natagora ou sur le site www.vogelfestival.betoutes les informations permettant d'y passer une journée agréable.

N'oubliez pas de remplir votre formulaire de participation au stand de « Aves -Natagora » à l'Hôtel de Ville de Damme. En tant que visiteur, peut-être aurez-vousla chance de gagner une longue-vue ou des jumelles.

La tachefrontale blanche

et les larges barresventrales noiressont typiques de

l'oie rieuse adulte.

La couleur rosene caractérise passeulement les pattesde l’oie à bec courtmais est aussi présentesur les mandibules.

Gilb

ert

Del

veau

x

Gas

ton

Gas

t

X

Pour en savoir plus :

Themanummer Ganzen (2005) :Aantallen, verspreiding engedrag; bescherming en beheer.183 pp. Natuur.oriolus 71(bijlage). www.natuurpunt.be

Numéro spécial consacré auxoies fréquentant la Régionflamande, tant en hiver qu’enpériode de nidification.

Eck

har

t K

uijk

en

Zones fréquentées par l’oie à bec court(en orange, ses zones de nidification).

Zones fréquentées par l’oie rieuse(en orange, ses zones de nidification).

magazine22_NEW.qxp 7/11/2007 12:11 Page 29

Page 69: Gids voor gidsen

Enkele leuke websites; rond de ganzen

www.natuurpuntdamme.tk

www.mergus.be/

www.inbo.be

www.natuur.startpagina.nl

www.natuurpunt.be ( zoeker )

www.vogelbescherming.nl

www.rlm.be

www.proclam.be

www.oost-vlaanderen.be

www.west-vlaanderen.be

www.oostkustpolder.be

www.bondbeterleefmilieu.be

www.vlm.be

www.inbo.be

www.minaraad.be

www.bosengroen.be

www.natuur.be

www.vogelwerkgroepnovl.be

www.vogelbescherming.be

www.gisvlaanderen.be

www.wwf.be

www.nlmeetjesland.be

www.vzwlagare.be

www.vilt.be

www.faunafonds.nl

www.minlnv.nl

www.vogelvisie.nl

www.sovon.nl

www.steltkluut.nl

Page 70: Gids voor gidsen

Vriezeganzen

Ik zie de ganzen naar het zuiden vliegen.

Een grote V, twee keer een lange rij.

En hun gesnater vult het grijze luchtruim.

En ik weet nu de zomer is voorbij

Page 71: Gids voor gidsen

Medewerker vogelfestival

20 – 21 december 2008

Page 72: Gids voor gidsen

Rit 1 = Oude Sluissedijk

Rit 2 = Pijpeweg

Rit 3 – Mikhemstraat

Rit 4 = Ronselarestraat

Rit 5 = Oude Aardenburgseweg

Parkeergelegenheid medewerkers (over de brug onmiddellijk rechts)

Mogelijke parkeerplaats

Rit 3 Rit 1

Rit 2

Rit 4

Rit 5

Page 73: Gids voor gidsen

Medewerker vogelfestival

Page 74: Gids voor gidsen

1

Tour de gansGanzen kijken in Nederland

Page 75: Gids voor gidsen

Fotografie

Foto Natura: H. Dekkers (pag 3, kolganzen), G. du Feu (binnenzijde omslag, grauwe

gans), P. Hermansen (pag 4, brandganzen), M. Hoshino (pag 5, rotgans met jong), N. Kooyman

(pag 7, grauwe gans), F. Lanting (pag 10, brandganzen), W.A.M. Meinderts (pag 4, brandgans;

pag 15, rietgans), C. Schenk (pag 6, grauwe ganzen; pag 12 en 13, rietganzen), H. Schouten

(voorzijde omslag, brandganzen; pag 7, rietganzen), W. Weenink (achterzijde omslag, kolgan-

zen), J./P. Wegner (pag 5, grauwe ganzen)

KINA: B. Klazenga (voorzijde omslag, kolgans)

Colofon

Teksten: Toon Fey

Illustraties: Elwin van der Kolk

Vormgeving: Edwin van de Laar Grafisch Ontwerpburo

© 2003 Vogelbescherming Nederland, Zeist

Vogelbescherming Nederland wordt ondersteund door:

grauwe gans

Page 76: Gids voor gidsen

3

zulke grote groepen dat op bepaalde ogenblikkende hemel van horizon tot horizon is gevuld mettienduizenden ganzen en het massale gegak vanalle kanten op je af komt. Deze beelden van mas-saal neerstrijkende en opvliegende ganzen horenthuis in de beste natuurfilms, maar kunnen aanden lijve worden meegemaakt voor wie de juisteplekken weet te vinden. In deze brochure wordteen aantal van zulke plekken beschreven. Eénding is zeker: als je dit ganzenspektakel één keervan nabij hebt meegemaakt, blijven de beelden ende geluiden je voor altijd bij. Sterker nog: voorveel vogelliefhebbers is het een reden om naar dewinter uit te kijken.

Een gure dag in november. De schrale noordoos-tenwind voert arctische lucht aan. De meestebomen zijn hun bladeren kwijt, de rietkragenlangs het water beginnen geel te worden. Hetwater oogt grauw en koud. Je voelt en ziet het: dewinter is onmiskenbaar in aantocht.Het is op dagen als deze dat ze in grote aantallenuit het noorden arriveren: onze winterganzen. Wiede moeite neemt om af en toe eens naar de lucht tekijken, ziet regelmatig indrukwekkende V-forma-ties langs trekken. In de loop van de winter nemende aantallen toe tot vele honderdduizenden. Ophet hoogtepunt bivakkeren er zelfs ruim een mil-joen ganzen in ons land en dat levert spectaculairebeelden op. Op sommige plekken verzamelen zich

kolganzen

Een Hollands spektakel

Page 77: Gids voor gidsen

4

Het hoge Noorden

De ganzen die zich in de wintermaanden in onzestreken ophouden zijn afkomstig uit gebiedenlangs de poolcirkel: Nova Zembla, Spitsbergen,Scandinavië, Siberië. Op het eerste gezicht zijntoendra’s met hun korte en gure zomers nu niet demeest geschikte gebieden om te nestelen en jon-

gen groot te brengen. Toch heeftjuist dit onherbergzame land-

schap voor de ganzen eenaantal belangrijke plus-

punten. Toendra’s zijnvrijwel onbe-

woond;van ver-

storing doormenselijke activiteiten is hier

geen sprake. Natuurlijke vijanden zoalssneeuwuilen en poolvossen komen welvoor, maar doordat de zon tijdens dezomermaanden niet onder de horizonverdwijnt, kunnen deze rovers tijdigworden opgemerkt. Parasieten, die inwarmere streken nogal eens slacht-offers onder de nestelende vogelsmaken, komen er dankzij de lagetemperatuur nauwelijks voor. Dezomers mogen dan kort zijn, maardoordat de zon niet verdwijnt is er

wel sprake van een explosieveplantengroei. En bovendien: de

ganzen kunnen 24 uur peretmaal voedsel zoeken en

hoeven zodoende nooit een lege maag te hebben.Voor grazers is dat belangrijk, want de begroeiingop de toendra bevat nu eenmaal weinig voedings-stoffen.

Rotgans

Brandgans

Grauwe gans

Kolgans

Kleine rietgans

Rietgans

brandganzenbrandgans

Page 78: Gids voor gidsen

5

Ganzenfamilies

Ganzen nestelen tamelijk dicht bij elkaar op droge‘eilandjes’ in de toendra. Het uitbroeden van deeieren is vrouwenwerk; tijdens die periode verla-ten ze zelden of nooit het nest. Om de eieren zoefficiënt mogelijk te verwarmen -direct via dehuid- hebben ze het dons op hun borst wegge-plukt. Wanneer de eieren eenmaal zijn uitgekomenen de jongen kunnen lopen, breekt voor de ouderseen riskante tijd aan: die van de rui. Net als anderewatervogels verliezen ganzen al hun slagpennentegelijkertijd. Dat heeft als voordeel dat de ruikort duurt, maar als nadeel dat de ganzen enigetijd niet kunnen vliegen en een makkelijke prooivormen voor roofdieren. Ook hier bewijst de moe-rasachtige toendra zijn waarde; door zich terug tetrekken op waterrijke plekken weten de ruiendeganzen buiten het bereik van de poolvossen teblijven. Na het broedseizoen blijven de jongen (integenstelling tot veel andere vogelsoorten) infamilieverband bij elkaar. Pas na de eerste ‘win-tervakantie’ in zuidelijkere streken gaan de meesteeerstejaars hun eigen weg. Maar ringonderzoek

De trek naar het zuiden

De overgang van zomer naar winter verloopt inhet arctische gebied razend snel. Al in septembervalt de winter in. Sommige ganzen kiezen ervoorom in een paar stevige rukken naar onze streken tevliegen en arriveren begin oktober al, anderenlaten zich door de vorstgrens geleidelijk naar hetzuiden drijven. Een deel geeft de voorkeur aan deEngelse of Franse kust. Tijdens de trek vliegenganzen in een keurige V-formatie. Dat is natuur-lijk niet voor niets; door zo dicht bij elkaar te vlie-gen profiteren ze van de opstijgende wervelingenvan de voorganger. Dat bespaart maar liefst dehelft van de benodigde energie. Door geregeld vanpositie te wisselen, worden de krachtsinspannin-gen over de groep verdeeld. Bij lange afstandenvliegen de ganzen vaak op een hoogte van enkelekilometers.

echtpaar grauwe ganzen

rotgans met jong

heeft aangetoond dat sommige jonge ganzen veellanger bij hun familie blijven. Ganzen zijn trouweechtgenoten en blijven een leven lang bij elkaar.

Page 79: Gids voor gidsen

grauwe ganzen

6

Waarom Nederland?

De voorkeur van ganzen voor Nederland isbepaald niet nieuw. Als je goed kijkt, kun je in deluchtpartijen van heel wat oude winterschilderijenvliegende ganzen ontdekken. Wat maakt ons landnu zo aantrekkelijk voor ganzen?Om te beginnen: het klimaat van de Hollandsewinter. Tijdens een normale winter groeit het gras- het hoofdvoedsel voor ganzen - door. Weliswaarveel langzamer dan in de zomer, maar dat is nujuist wat de ganzen goed uitkomt. Want als hetgras snel groeit, dreigt de omgeving te verruigenen valt er voor de ganzen weinig meer te halen.Het tempo waarmee het jonge, eiwitrijke en veelbeter te verteren wintergras groeit, is voor de gan-zen goed bij te houden.

Ook het Hollandse landschap bevalt de ganzenprima. Het vlakke land biedt net als de toendraoverzicht zodat ganzen hun vijanden kunnen zienaankomen. Bovendien komt bijna overal watervoor. En water betekent veiligheid. De meesteganzen brengen de nacht door op het water of opplekken die zijn omringd door water. Wanneer tij-dens een strenge vorstperiode plassen en merendichtvriezen, trekken de meeste ganzen naar dedeltagebieden in het zuidwesten van ons landwaar vrijwel altijd open water te vinden is.Kortom: Nederland is een ganzenland bij uitstek.Ruim een miljoen ganzen brengen hier de winterdoor, ongeveer de helft van alle in Europa over-winterende ganzen. Nederland draagt dan ook eeninternationale verantwoordelijkheid voor hetvoortbestaan van de gans.

Page 80: Gids voor gidsen

7

Ganzen beschermd

Ganzen en boeren zijn onlosmakelijk met elkaarverbonden. Het open polderlandschap waar gan-zen zo van houden, is lang geleden door boerengevormd. Door de eeuwen heen is er op ganzengejaagd. Halverwege de vorige eeuw nam de jachtzulke intensieve vormen aan, dat het aantal gan-zen dramatisch terugliep. Daarom werden erjachtbeperkingen ingevoerd. Doormeer voedsel en beterebescherming nam hetaantal ganzen daarnaweer snel toe -endaarmee ook de schade aan het jongegras en de wintertarwe. Om gedupeerde boerentegemoet te komen, bedacht men een schadever-goedingregeling. In 2000 werd de jacht op ganzen in Nederlandzelfs geheel verboden. Een succes voor

Vogelbescherming Nederland. In het najaar van2002 nam de Tweede Kamer echter een motie aanom de plezierjacht op grauwe ganzen en kolgan-zen weer toe te staan. Vogelbescherming heeftvervolgens haar uiterste best gedaan om te voor-komen dat de klok weer decennia zou wordenteruggedraaid. Met enig succes. De overheid moetnu zorgen dat er in totaal 80.000 hectare opvang-of foerageergebied komt waar ganzen ongestoordkunnen grazen. Uit de omliggende gebiedenmogen ganzen worden verjaagd. Als alle andereverjaagmiddelen falen mag daarbij helaas ook hetgeweer gebruikt worden. Totdat de opvanggebie-den zijn aangewezen mogen ganzen alleen ver-jaagd worden van akkers met commercieelbelangrijke gewassen. Vogelbescherming zal ervoor waken dat verjaging met het geweer geenexcuus wordt voor plezierjacht op grauwe ganzenen kolganzen.

kleine rietganzen

grauwe gans

Page 81: Gids voor gidsen

8

Voor de meeste mensen zijn alle ganzen hetzelfde. Toch hoef je geen ervaren vogelaar te zijnom al snel allerlei verschillen te ontdekken. In grootte, tekening en geluid blijken er

duidelijke verschillen te bestaan. Als vuistregel wordt een onderscheid gemaakttussen ‘bruine’ (ofwel ‘grijze’) ganzen en ‘bonte’ (ofwel ‘zwart/witte’) ganzen.

Niet zo gek want daarmee worden de kleuren van de verschillende soortenaardig weergegeven. Tot de eerste groep behoren de grauwe gans, de

kolgans en de verschillende rietganzen. De brandgans, rotgans en dezeldzame roodhalsgans zijn ‘bonte’ ganzen. Om het kijkplezier te vergroten,

nemen we de verschillende soorten iets uitgebreider onder de loep.

Grauwe gansDit is de directe voorvader van de tamme gansen tevens de grootste van het hele stel.Grauwe ganzen broeden voornamelijk inScandinavië en rond de Oostzee. De laatstejaren broedt er ook weer een flink aantal inNederland. Ze verblijven vooral in de herfst enaan het einde van de winter in ons land, onderandere in het Verdronken Land van Saeftinghe inZeeland. In het midden van de winter is een deel

in Spanje te vinden.Grauwe ganzen zijn

goed te herkennenaan hun oranjesnavel. Bij hetvliegen valt delichtgrijze kleurvan de voorvleu-gels op. Hunluide, nasale gegak

doet het meest aandat van tamme ganzen denken.

KolgansDe kolgans doet zijn naam eer aan dankzij deopvallende witte kol aan het begin van de snavel.Opvallend zijn ook de zwarte dwarsstrepen op debuik bij de volwassen exemplaren. In januari enfebruari bereiken de aantallen een hoogtepunt endan is de kolgans de meest voorkomende gans. Zezijn goed te herkennen aan de hoge, haast jodelen-de kreten die ze voortbrengen.

RietgansDeze forse gans is voornamelijk in januari enfebruari te zien, zij het in veel kleinere aan-tallen dan de vorige ganzensoorten. Dedonkere kop en de gestreepte rug zijn demeest karakteristieke kenmerken. Hetgeluid is opvallend laag en doet aan eenblaasinstrument denken. In Nederland komentwee ondersoorten van deze gans voor: de taiga-rietgans en de toendrarietgans. De eerste komt vooral voor inhet binnenland, de ander is meer in kustgebieden te vinden. Qua uiter-lijk lijken ze veel op elkaar.

Ganzen en ganzen

Page 82: Gids voor gidsen

9

Kleine rietgansDe kleine rietgans komt maarop een paar plekken in Europain kleine aantallen voor en is

daardoor een kwetsbaresoort. Deze gans broedt in

Spitsbergen en trekt via midden-Frieslandnaar West-Vlaanderen om daar de winter door te brengen.

Het is een ‘vroege’ gans die voornamelijk in de herfstis te zien en al weer vroeg naar noordelijkere

streken trekt. Het geluid is minder laag dan datvan de gewone rietgans. Opvallend zijn deroze poten van de volwassen ganzen.

RotgansDe rotgans is een kleine gans; hij is nietveel groter dan een forse eend. Toch legt

hij de grootste afstanden af; hetbroedgebied ligt hoog in Siberië.

Rotganzen zijn voornamelijk te vinden op hetwad en bij riviermondingen waar

ze zich voeden met zee-gras, wieren, algen enkwelderplanten. Ze

produceren een laag,ritmisch enenigszins

grommendgeluid: rôt, rôt,

waaraan deze soortdus haar naam dankt. De voornaamste kenmerkenzijn de zwarte kop, snavel en hals en het witte ach-terlichaam. De eerste rotganzen verschijnen kort nade zomer in Nederland, de laatste vertrekken pas inmei.

BrandgansDe brandgans is niet veel groter dan de rotgans enhoudt zich vooral op in debuurt van zoet water,zoals hetLauwersmeergebied, hetGrevelingenmeer enWaterland. De lichte kopen onderkant steken opval-lend af tegen de zwarte hals

en borst. Het geluidwordt meestal

omschreven als hees en blaffend. Zezijn de hele winter in Nederland tezien.

BuitenbeentjesHoewel de kans niet erg grootis, worden er toch regelmatigenkele zeldzamere soorten waarge-nomen. De roodhalsgans valt op door de kastanjebruine hals enhet duidelijk afgetekende zwart/wit van het overige verenkleed.

De dwerggans is iets kleiner dan een kleine kolgans enheeft een uitgesproken roze snavel, het geluid is

nog hoger dan dat van de kolgans. En danzijn er nog de ‘exoten’, ganzen die hier van

nature niet voorkomen, zoals de Nijlgansen de Canadese gans. Ooit ontsnapt uitparken of dierentuinen blijken ze het in

het wild goed te doen.

Page 83: Gids voor gidsen

10

Avond- en ochtendtrek

Ganzen brengen de nacht door op het

water of op plekken die royaal zijn omringd

door water, zoals bijvoorbeeld zandplaten.

Vanuit verschillende richtingen bereiken

grote groepen tegen het schemer hun

slaapplaatsen. Aan het begin van de dag

vertrekken de ganzen weer massaal naar

hun favoriete foerageergebieden.Wie zich

op deze tijden op de juiste plek bevindt, kan

het imposante ganzenspektakel niet ont-

gaan.

1 Zeeburg ( Texel) De weilanden van polder Zeeburg liggen langs hetwad bij De Cocksdorp op het noordelijke puntjevan Texel. Het gebied staat al jaren bekend als het‘rotganzenreservaat’ en vormde het voorbeeldvoor een goed doordacht opvangbeleid. Bij wijzevan uitzondering maakt Staatsbosbeheer hiergebruik van kunstmest om zo de ganzen vanzoveel mogelijk gras te voorzien. Doordat de rot-ganzen elders op het eiland verjaagd mogen wor-den, blijven de ganzen bij voorkeur op hun ‘eigen’plek. In het begin van de winter brengen de gan-zen ook veel tijd op het wad door, op zoek naarwier en zeesla. De rotganzen voelen zich zo veiligin hun opvanggebied dat ze hier ook meestal denacht doorbrengen. Langs de hele waddijk loopteen prachtig fiets/wandelpad. Om verstoring tevoorkomen, loopt dit pad bij het natuurgebied deSchorren aan de binnenkant van de dijk, bij hetganzenreservaat juist aan de buitenkant. Bij deoprit naar de zeedijk, net buiten De Cocksdorp,staat een informatiepaneel en is polder Zeeburggoed te overzien.

De CocksdorpP U

DE SCHORREN

POLDERZEEBURG

W a d d e n z e e

Uitkijkpunt

10 uitmuntende ganzenkijkplekken

brandganzen

Page 84: Gids voor gidsen

11

2 Ezumakeeg (Lauwersmeer)Het Nationaal Park Lauwersmeer is één van debelangrijkste vogelgebieden in Nederland. Dit uit-gestrekte gebied met z’n ondiepten, platen envoormalige kwelders is een ideale slaapplaatsvoor de meeste overwinterende ganzensoorten. Inhet buitendijkse poldergebied aan de Friese zijdevan het Lauwersmeer, de Ezumakeeg (vlakbij hetgehucht Ezumazijl), is een rondwandeling vanenkele kilometers uitgezet die langs een kijkplaatsloopt. Voor automobilisten is hier een bescheidenparkeerplaats aangelegd. In de ochtend verlatentienduizenden ganzen (kol/brand/grauwe) hunslaapplaats om in de polders in de buurt vanAnjum te gaan grazen. Vanaf de oude zeedijk bijEzumazijl laat dit schouwspel zich goed bekijken;met een beetje geluk speelt zich dit af tegen hetlicht van de opkomende zon. Tip voor fietsers: tussen Ezumazijl en Oostmahornloopt een schitterend fietspad.

3 WieringenHet voormalige waddeneiland Wieringen heefteen reputatie als (rot)ganzenland. In het wapen enfamilienamen komt de rotgans nog steeds voor.Het vangen van ganzen (die op het nu vrijwel ver-dwenen zeegras afkwamen) was een wijdverbrei-de gewoonte. Het oude, enigszins glooiende landvan Wieringen is een populair foerageergebiedvoor (nog steeds) rotganzen die de nacht door-brengen op het Balgzand. Dat maakt de heleWieringse zeedijk tot een goede uitkijkplaats. Dezeedijk is voor zowel fietsers als wandelaars overde hele lengte te benutten, alleen bij het Normer-ven (iets buiten Hippolytushoef) moet even van dedijk worden afgeweken. Vanaf de parkeerplaats bijWesterland (het uiterste westpuntje van Wierin-gen) laten de vogels zich goed vanuit de autobekijken. Eenmaal in deze buurt, loont het zeer demoeite om ook even het aansluitende Amstelmeerte ronden. Op verscheidene plaatsen zijn hier uit-kijkposten geplaatst.

Hippolytushoef

Westerland

A7

N99

Den Oever

Harlingen

W I E R I N G E N

Breehorn

Amstelmeer

W a d d e n z e e

P

Anjum

Ezumazijl

EZUMAKEEG

Lauwersmeer

Sennerplaat

P

Oostmahorn

Page 85: Gids voor gidsen

12

5 WaterlandZeker voor buiten-landers blijft het eenbijzonder verschijnsel: een landelijke omgevingzo dicht bij Amsterdam. Want even buiten dehoofdstad heeft de drukte van de stad plaatsgemaakt voor waterpartijen en sappige weilanden,waar met name kol- en brandganzen foerageren.De ganzen slapen op het IJsselmeer en om diereden vormt de dijk een uitstekende plek om de open neer vliegende ganzen te zien. Een interessanteomgeving (niet alleen voor ganzen) is het buiten-dijkse veenweidegebied IJdoorn ten oosten vanDurgerdam. Bij de afslag naar de weg naarRansdorp is parkeergelegenheid en staat eenvogelkijkhut. Dit is ook een prima startpunt vooreen wandeling over de dijk in noordelijke richting.Deze wandeling is een onderdeel van de aangege-ven Goudriaanroute die via Holysloot en dwarsdoor de polders terug loopt naar het beginpunt inde buurt van Durgerdam. Een ideale wandelingvoor ganzenliefhebbers!

4 WorkumerbuitenwaardLangs het IJsselmeer, tussen Workum en Gaast,ligt een buitendijks gebied met ondiepten, schel-penbanken en grasland. Het is het restant van eengroot kweldergebied dat zich voor de sluiting vande Zuiderzee ten westen van Workum uitstrekte.Het gebied is overdag zeer populair bij vrijwelalle ganzensoorten en ze laten zich hier goedbekijken. ’s Nachts slapen de ganzen op het watervan het IJsselmeer. De kans om op deze plek eenkleine rietgans te zien is groter dan waar ook inNederland. De Workumerbuitenwaard is welis-waar niet vrij toegankelijk, maar vanaf tweeuitkijkplekken is het gebied prima te overzien. Inhet zuiden heeft het Fryske Gea een observatie-heuvel aangelegd, in het noorden een uitkijk-plateau . Tip: langs de Friese kust ten noorden van hetgebied (tussen Gaast en Makkum) liggen dicht bijde weg nog enkele vergelijkbare gebieden. BijKooihuizen staat een vogelkijkhut.

2

1

Workum

GaastI J s s e l m e e r

WORKUMER-BUITENWAARD

N359

Bolsward

Sneek

1

2P

Amsterdam

Ransdorp

Monnickendam

Broek in Waterland

Holysloot

M a r k e r m e e r

WA

TE

RL A N D

A10

N247

P V Vogelkijkhut

rietganzen

Page 86: Gids voor gidsen

13

7 De Bijland (Gelderse Poort)Gelegen bij de grens met Duitsland, misschienniet een plek waar je volop ganzen zou verwach-ten. Toch leent deze grote plas ten westen vanLobith/Tolkamer zich bijzonder goed als slaap-plaats voor ganzen die overdag in de graslandenen uiterwaarden in de omgeving hun voedsel zoe-ken. Bovendien is de wijde omgeving buitenge-woon waterrijk dankzij de dode rivierarm de OudeWaal en de nabij gelegen Lobberdensche Waard.Met de auto om De Bijland heen is niet mogelijk.Maar fietsend of wandelend kan dat wel, wantrondom De Bijland ligt een mooi pad met eenlengte van ongeveer 4 kilometer. Het meestgeschikte startpunt ligt even ten zuiden vanHerwen; hier is ook een parkeerplaatsje. Tip: tegenover Tolkamer, aan de overzijde van deRijn (dus op Duits grondgebied) ligt in de uiter-waarden het natuurreservaat Salmorth. De kansom grazende ganzen (kol/riet/grauwe) te zien ishier groot.

Waal

RossumRivierdijkOensel

Alem

WaardenburgOpijnen

Hurwenen

Zaltbommel

HURWENENSCHEUITERWAARDEN

A2

N322

Bijlands Kijlands Kanaal

Millingen a/d Rijn

DUITSLAND

NEDERLAND

Bijlands Kanaal

Lobith

Herwen

Pannerden

Arnhem

Tolkamer

BIJLAND

P

6 HurwenenDe Hurwenensche Uiterwaarden (ook wel aange-duid als de “Kil van Hurwenen”) liggen aan dezuidzijde van de Waal, minder dan 10 kilometerten oosten van Zaltbommel. Het gebied bestaat uitgrote plassen, oude zijarmen van de rivier, rietzo-men en moerasbos en is een belangrijke rust- enslaapplaats van vooral kol- en rietganzen. De gan-zen foerageren in de uiterwaarden in de omge-ving, maar ook op de weilanden binnen hetgebied. Vanwege het belang voor overwinterendeganzen is een groot deel van dit natuurreservaat inde wintermaanden (oktober t/m april) gesloten.

Borden maken duidelijk hoe ver u het buiten-dijkse gebied in mag gaan. De beperkte toegan-

kelijkheid is nauwelijks een bezwaar, want hetwandel/fietspad dat bovenop de rivierdijk tussenOensel en Hurwenen loopt, biedt een uitstekendekijk op de omgeving van dit bijzondere rivierland-schap.

Page 87: Gids voor gidsen

14

9 Slijkplaat (Haringvliet)De kust van Flakkee boven Middelharnis is eenopvallend leeg en stil stukje Nederland. Niet veruit de kust ligt de Slijkplaat, een schaars begroei-de plaat die door ganzen (brand/kol/riet) wordtgebruikt als slaapplaats. Vanaf de dijk is de och-tend- en avondtrek goed te zien. Bij de Westplaat(het gedeelte van de kust tegenover de Slijkplaat)wordt deze winter een grootschalig natuurontwik-kelingsproject uitgevoerd. Een andere mogelijk-heid is om naar de inlaatsluis van het Zuider-diepkanaal te gaan. De laatste 700 meter naar hetwater is in het bezit van het waterschap en is niettoegankelijk voor auto’s maar wel voor fietsers enwandelaars. Vanaf de inlaatsluis is de Slijkplaat -niet méér dan een rijtje lage boompjes in het bredewater van het Haringvliet- duidelijk te zien. Wieook overdag ganzen wil zien, moet de noordelijkeoever van Flakkee ook op andere plekken verken-nen. Een buitengewoon mooi en te bewandelengedeelte vormt het buitendijkse gebied tussen Stadaan ’t Haringvliet en Den Bommel.

8 Schouwse inlagenInlagen zijn al in de Middeleeuwen ontstaan doorde aanleg van een ‘reserve-dijk’ aan de binnenzij-de van de zeedijk. Door kwel en regenwater ver-anderde het land tussen deze twee dijken inbrakke ondiepten die bijzonder gewild zijn bijallerlei kust- en watervogels. De Schouwse inla-gen bestaan uit twee gedeelten: die in de omge-ving van Zierikzee en de Koudekerksche inlaagten oosten van Burghsluis. De eerste bestaan uittwee meertjes; het is mogelijk om rond deze inla-gen te lopen (fietsen is onmogelijk) door gebruikte maken van de zeedijk. Aan de landzijde van deInlaagweg is het resultaat van het grootschaligenatuurontwikkelingsproject Tureluur goed te over-zien. Behalve brand- en rotganzen verblijven opdit voormalige agrarische gebied nog veel meervogelsoorten. Bij de Koudekerksche inlaag staatde opvallende Plompetoren, het enige gebouw datoverbleef van het Middeleeuwse dorpje dat hierooit heeft gelegen. De deur van de toren is openvan 10.00 tot 17.00 uur. Behalve interessanteinformatie biedt de toren een schitterend uitzichtover de inlagen en de Oosterschelde.

DirkslandMiddelharnisSommelsdijk

WESTPLAAT BUITENGRONDEN

N215

H a r i n g v l i e t

Slijkplaat

U Uitkijkpunt

P

Burghsluis

Serooskerke

WEVERS INLAAG

KOUDEKERKSCHE INLAAG

N59

O o s t e r s c h e l d e Zierikzee

Haamstede

P

P Plompetoren

Page 88: Gids voor gidsen

15

10 Saeftinghe ( Westerschelde)Zoals de naam al doet vermoeden, bestond hetVerdronken Land van Saefthinge ooit (in de lateMiddeleeuwen) uit ingepolderd boerenland. Naverwoestende stormvloeden is het gebied gedeel-telijk op de zee heroverd; wat uiteindelijk over-bleef was een enorm buitendijks schorren (ofwel:kwelder)gebied, gelegen op de overgang van deSchelderivier naar de (zoute) zeearm Wester-schelde. Voor kustvogels zijn dergelijke land-schappen op de grens van land en zee ideaal.Ze bieden veiligheid, broedgelegenheid envoedsel. In de wintermaanden komtvooral de grauwe gans in grote aantal-len (tot 50.000!) in het gebied voor, maar ook kol-ganzen zijn goed vertegenwoordigd. Afgezien vaneen korte wandelroute in de buurt van het bezoe-kerscentrum bij Emmadorp, mag niet op eigengelegenheid in het gebied worden gewandeld. Welworden er vaak excursies gehouden. Het gebieden de aankomende en vertrekkende ganzen zijngoed te zien vanaf de zeedijk tussen Paal enEmmadorp. Eén kilometer ten oosten vanEmmadorp staat een vogelkijkhut. Voor excursies: www.hetzeeuwselandschap.nl oftel. 0114-633110

Graauw Emmadorp

Paal VERDRONKEN LANDVAN SAEFTINGHE Schelde

Nauw van Bath

V VogelkijkhutP

rietgans

Tips voor een geslaagdeganzentour

• warme kleding

• video- of fotocamera

• wat eten en drinken

• een verrekijker

• stevige schoenen of laarzen

• stoor de ganzen niet, blijf op

afstand!

Page 89: Gids voor gidsen

Postbus 925

3700 AX Zeist

tel 030 693 77 00

fax 030 691 88 44

www.vogelbescherming.nl

Help mee vogels beschermen!Vogelbescherming Nederland zet zich in voor vogels en hun leef-

gebieden. Vogels zijn een goede graadmeter voor de kwaliteit van

natuur en milieu. Handhaving van hun soortenrijkdom onder

natuurlijke leefomstandigheden is een essentiële voorwaarde voor

het behoud van de biodiversiteit op aarde.

Samenwerking is de sleutel tot succesvolle bescherming. Op regio-

naal, nationaal en internationaal niveau werkt Vogelbescherming

Nederland samen met collega-organisaties, overheden en vele

vrijwilligers. Vogelbescherming Nederland is Partner van BirdLife

International, wereldwijd actief voor vogels en natuur.

Page 90: Gids voor gidsen
Page 91: Gids voor gidsen
Page 92: Gids voor gidsen

Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek

ZATERDAG ZONDAG

MONIEK MONIEK

9.45 X 9.45 X

11.00 X 11.00 X

13.00 X 13.00 X

15.00 X 15.00 X

MARTIN VERBEKE MARTIN VERBEKE

9.45 X 9.45 X

11.15 X 13.00 X

14.30 X 15.30 X

16.00 X

MARK DECEUNINKC MARK DECEUNINKC

11.00 X 9.15 X

15.30 X 13.30 X

FRANS TYTGAT FRANS TYTGAT

13.00 X 13.00 X

14.30 X 14.30 X

15.45 X 15.45 X

HENK SAP HENK SAP

13.00 X 14.00 X

14.30 X 15.00 X

15.45 X 16.00 X

EWOUT ZW, JOZEF VERL,

9.15 X 9.15 X

11.30 X

11.30 X 15.00 X

Page 93: Gids voor gidsen

Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek

ZATERDAG ZONDAG

PIET PIET

9.15 X 10.15 X

11.15 X 13.30 X

13.30 X 16.00 X

15.30 X

MANU CRUL MANU CRUL

9.15 X 9.15 X

11.15 X 13.00 X

14.30 X 15.30 X

16.00 X

JOZEF VERLEYE

9.15 X

13.00 X

15.00 X

MANU DE WITTE MANU DE WITTE

10.15 X 11.00 X

14.00 X 16.00 X

16.00 X

WIM LAMMERANT STEVEN DHAESE

13.00 X 10.00 X

15.00 X 13.30 X

HENDRIK (Ngidsen) HENDRIK (Ngidsen)

10.30 X 10.30 X

14.00 X 13.00 X

16.00 X

Page 94: Gids voor gidsen

Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek

ZATERDAG ZONDAG

JAN GILTE JAN GILTE

9.00-11.45 X 9.00-12.00 X

15.00 X 14.30 X

16.00 X

DANIEL JANSSENS DANIEL JANSSENS

13.30 X 10.30 X

16.00 X

GUIDO BURGGRAVE

10.00 X

WIM JANS WIM JANS

14.00 X 10.00 X

PATRICK (Ngidsen) PATRICK (Ngidsen)

10.30 X 10.00 X

14.30 X 13.00 X

16.00 X

FRANK FRANK

14.00 X 14.00 X

JAN (Ngidsen) JAN (Ngidsen)

10.30 X 11.30 X

15.00 X 13.00 X

16.00 X

PHILIPPE MARTENS

12.30 X

BART VAN GELDEREN BART VAN GELDEREN

Page 95: Gids voor gidsen

9.00-16.30 x 9.00-16.30 X

Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek

ZATERDAG ZONDAG

DIEDERIK DIEDERIK

9.00-16.30 X 9.00-16.30 X

FRANS LOZIE FRANS LOZIE

9.00-16.30 X 9.00-16.30 X

STEFAAN VERPLANCKE

ERWIN SYS X 13.00 X

9.00-16.30 14.30 X

DIETER X DOMINIEK VERBELEN

11.45-16.30 9.15 X

11.15 X

JEF VAN DE WATER 14.30 X

10.00 X

13.30 X NICOLAS ENDRIATIS

16.00 X 10.15 X

11.15 X

GEERT DEWISPELARE

10.15 X

14.00 X

KEN LOSSY

10.15 X

14.00 X

15.00 X

WIM VERACHTERT

11.15 X

14.00 X

15.00 X

Page 96: Gids voor gidsen

16.00 X

Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek

ZATERDAG ZONDAG

KOEN LEYSEN

11.15 X

14.00 X

15.00 X

16.00 X

GERALD DRIESSSENS

10.30 X

13.00 X

15.00 X

IZAAC VANCROMBRU

13.00 X

14.00 X

15.00 X

16.00 X

DIRK VERCAUTER

11.30 X

14.00 X

15.00 X

PIETER VANDORSELAAR

10.30 X

14.00 X

15.00 X

Page 97: Gids voor gidsen

Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek Pajeero Bus Fiets Wandeling Vluchtv Op zoek

ZATERDAG ZONDAG

JOHN BEYLEMANS

9.00-16.30 X

DANNY DUPON

12.30-16.30 X

Page 98: Gids voor gidsen
Page 99: Gids voor gidsen

Het begin van de ganzenbescherming in Vlaanderen.

Op 17 februari 195 8 noteerde Guido Burggraeve in zijn notaboek “een 50-tal rietganzen en

een 250-tal kolganzen te Damme”. Dit was samen met Eckhart Kuijken inderdaad onze eerste

waarneming van ganzen in de streek.

Eveneens in diezelfde periode kwam er een grote bedreiging op een bekende

ganzenpleisterplaats bij de Braakman in West Zeeuws-Vlaanderen. Daar zou het schiereiland,

overwinteringgebied van vele duizenden ganzen, ingericht worden als recreatiegebied. Als

jonge snaak had Guido toen reeds goede contacten met Graaf Léon Lippens, één der pioniers

van de natuurbescherming in ons land. Guido maakte een afspraak, fietste naar Knokke en

besprak het probleem. Ganzen streken neer in de Damse polders doch werden, vooral in de

weekends, bejaagd. Niet de jacht op zich maar wel de verstoring vormt een groot probleem

voor deze schuwe vogels. Léon Lippens beloofde toen dat hij iets zou ondernemen.

Het resultaat was echt fantastisch. Persoonlijk nam hij contact op met de mensen die in

Damme het jachtrecht hadden. Dat waren notaris Edouard van Caillie, de toenmalige

burgemeester van St. Kruis de Pierpont en 2 industriëlen (de heren de Meulemeester en

Nicod). Dat resulteerde in een vrijwillige bescherming van de ganzen vanaf de winter

1958/59. Vooral notaris van Caillie zorgde bijzonder goed voor “zijn” ganzen. Dit was

meteen de start van de echte ganzenbescherming in Vlaanderen. Vijfentwintig jaar later was

het dezelfde Edouard van Caillie die aan de basis lag van het reservaat te Damme.

De buitengewoon belangrijke studies en verdere bescherming hebben we dan hoofdzakelijk

aan Eckhart Kuijken te danken. Dat verhaal is wel voldoende bekend.

Page 100: Gids voor gidsen

VOGELFESTIVAL – GANZENKIJKDAGEN 20 EN 21 DECEMBER 2008 Praktische richtlijnen voor gidsen, Via de link kan je de uurregeling voor jezelf bekijken. Heb je opmerkingen, laat dit zo vlug mogelijk weten ! Gelieve niks op eigen initiatief te veranderen a.u.b. (contacteer Rudy) Probeer ruim op tijd te aanwezig te zijn (bij voorkeur een half uur) Iedere gids zorgt zelf voor een fluo-vestje (ligt normaal in elke auto). Je draagt dit vestje als herkenningspunt voor de mensen en voor de zichtbaarheid in het verkeer. Als je vertrekt richting ganzen, gelieve het vluchtverkeerscentrum te raadplegen om de juiste locatie van de ganzen te kennen.

1. Voor de treinbegeleiders : zorg ervoor dat de treinbestuurder weet naar hij moet rijden.

2. Voor de busbegeleiders : er zijn enkele vaste routes (aangepaste kaart is op de bus aanwezig, vind je ook in de map vogelfestival via de gekende link)

3. Voor de begeleiders van de wandelingen : als de ganzen te ver weg zitten, kan je een wandeling maken in het reservaat (alles goed afsluiten want er zitten nog “echte” ezels) of de Romboutswerve-wandeling of een wandeling tot op de dijk langs de Damse Vaart kant molen… Er kunnen immers altijd ganzen overvliegen !

De mensen die ingeschreven zijn gaan eerst naar de infoborden (ganzenborden), zodat ze voor hun vertrek naar de ganzen reeds uitleg kregen. Donald zal twee dagen zorgen dat iedereen op tijd vertrekt. ZORG DUS DAT JE ZEKER TERUG BENT OP HET JUISTE UUR. VOOR DE BUSSEN IS PER RIT MAAR 1 UUR VOORZIEN. Gelieve het uurrooster te respecteren ! Belangrijke opmerking : de mensen die willen deelnemen moeten zich eerst gaan inschrijven bij de Dienst voor Toerisme,daar krijgen ze een Boeketje Damme In een boeketje Damme zitten kleurbonnen om deel te nemen aan de verschillende activiteiten, als gids moet je zeker de bon afscheuren. Wie geen kleurbonnetje heeft kan niet mee (kinderen onder 12 jaar kunnen gratis mee onder begeleiding van een ouder) Voor de pajero-trein is er per vertrekuur een andere kleurbonnetje voorzien.

De gidsen of medewerkers die een volle dag helpen halen een bonnetje voor een gratis broodje af bij Rudy. Dat broodje kan je dan zelf bestellen bij TIJL EN NELE ( Jacob van Maerlandstraat 2)

Als je niet moet gidsen kan je altijd gratis een kop koffie drinken aan de bar.

Breng je verrekijker mee, eventueel een telescoop en je GSM. Alvast hartelijk bedankt voor de medewerking ! Tot zaterdag en/of zondag… Bevestig dat je dit gelezen hebt via de link hiernaast: [email protected] en vermeld a.u.b je GSM-nummer Rudy – 0476 88 71 33

Page 101: Gids voor gidsen

VOGELFESTIVAL – GANZENKIJKDAGEN 20 EN 21 DECEMBER 2008

Praktische regeling voor alle medewerkers (uitgez. gidsen)

Op zoek achter de ganzen. Alles start om 9.00 uur (inschrijving ) .

Ik denk dat wij zeker vroeg moeten starten : samenkomst om 8.40 u op de markt te Damme ( pas

op bij het parkeren van de wagen ). Jullie kunnen ook onderling afspreken .

Bij het lokaliseren van ganzen de juiste locatie doorbellen naar het vluchtverkeercentrum

0486/52 12 33 ( noodnummer: 0476/88 71 33)

Er zijn dit jaar 2 ploegen : één aan de kant molen / één aan de kant van de kerk.

ZATERDAG :

Bart Van Gelderen 0479/97 05 77 en Diederik 050/35 45 30

Frans Lozie 0477/37 43 94 en Erwin Sys 0486/32 67 31

ZONDAG :

John Beylemans 050/72 05 20 en Diederik 050/35 45 30

Bart Van Gelderen 0479/97 05 77 en Frans Lozie 0477/37 43 94

Jullie kunnen ’s middags met een bonnetje een gratis broodje bestellen en afhalen bij Tijl en Nele, J.

Van Maerlantstraat 2. Vraag dit bonnetje ’s morgens al bij Rudy.

Vluchtverkeercentrum : Alles start om 9.00 uur (inschrijving )

We moeten starten om 8.45 u in het Stadshuis van Damme ( gelijkvloers ) daar de terreinploegen

rond 8.40 vertrekken. ( pas op bij het parkeren van de wagen )

Kijk in de lijst bijlage wanneer je daar moet zijn.

Medewerkers die een volle dag blijven halen een bonnetje voor een broodje bij Rudy (broodje af te

halen bij Tijl en Nele, J. Van Maerlantstraat 2)

Opvang mensen op de Markt te Damme : Alles start om 9.00 uur (inschrijving )

Graag om 9.00 uur in het Stadshuis van Damme ( gelijkvloers) voor de verdere richtlijnen van

Donald of Rudy . Het is de bedoeling dat jullie de mensen wegwijs maken ( wat waar is enz …..).

Bekijk goed de lijst wanneer je er moet zijn.

Medewerkers die een volle dag blijven halen een bonnetje voor een broodje bij Rudy (broodje af te

halen bij Tijl en Nele, J. Van Maerlantstraat 2)

MEDEWERKERS Dienst toerisme Damme : Alles start om 9.00 uur (inschrijving )

Graag om 8.55 uur bij de Dienst voor Toerisme . Het is de bedoeling dat jullie daar helpen bij de

inschrijvingen (kleur bonnen Pajero Trein / vertrek uren )

Medewerkers die een volle dag blijven halen een bonnetje voor een broodje bij Rudy (broodje af te

halen bij Tijl en Nele, J. Van Maerlantstraat 2)

Page 102: Gids voor gidsen

Regelen van uren bussen /trein/ wandelingen / fietstocht / Donald : Alles start om 9.00 uur

(inschrijving ) Graag om 8.45 uur in het Stadshuis van Damme ( gelijkvloer s) om de verdere

richtlijnen van Rudy te krijgen. Het is de bedoeling dat alles zo veel mogelijk op het uur vertrekt

zoals op de lijst. De gidsen zullen er ook zijn , je kan ook gebruik maken van een micro om alles af te

roepen, ook de voordrachten .

Medewerkers die een volle dag blijven halen een bonnetje voor een broodje bij Rudy (broodje af te

halen bij Tijl en Nele, J. Van Maerlantstraat 2)

Uitleg ganzenboorden Alles start om 9.00 uur (inschrijving ).

Graag om 8.55 uur in het Stadshuis van Damme ( gelijkvloers ). Je taak is uitleg geven aan de

ganzenborden ( zelfde als vorig jaar ).

Medewerkers die een volle dag blijven halen een bonnetje voor een broodje bij Rudy (broodje af te

halen bij Tijl en Nele, J. Van Maerlantstraat 2)

Koffie bar De mensen die inschrijven hebben allemaal een bon voor gratis koffie.

Gelieve dan ook deze bon in ontvangst te nemen. De kinderen beneden 12 jaar komen gratis en

hebben dus geen bon. U kan deze ofwel een gratis chocomelk geven of thee of koffie gratis. Als er

nog mensen zijn die nog een tas koffie vragen, kan je die dan verkopen aan 1,00 € maar het is zeker

niet de bedoeling : verwijs ze maar door naar de plaatselijke horeca . Goed om te weten :

alle gidsen en medewerkers kunnen altijd om gratis koffie komen ( zonder

bon) Medewerkers die een volle dag blijven halen een bonnetje voor een broodje bij Rudy (broodje af te

halen bij Tijl en Nele, J. Van Maerlantstraat 2)

Voordrachten of diavoorstellingen : alle mensen die komen moeten een kleurbon afgeven en deze

moet afgescheurd worden.

Bevestig a.u.b. via deze link dat je dit gelezen hebt: [email protected]

Page 103: Gids voor gidsen
Page 104: Gids voor gidsen

Hierna volgend artikelis afkomstig uit:

Doelstelling van ’De Levende Natuur’

Het informeren over ontwikkelingen in

onderzoek, beheer en beleid op het gebied

van natuurbehoud en natuurbeheer, die

van belang zijn voor Nederland en België.

De artikelen zijn vooral gebaseerd op

eigen ecologisch onderzoek, ervaring of

waarneming van de auteurs.

De Levende Natuur verschijnt 6x per jaar,

waaronder tenminste 1 themanummer.

Abonnementskosten zijn

€ 28,50 per jaar (privé) of

€ 45,- per jaar (instellingen, bedrijven).

Te verkrijgen door genoemd bedrag over

te maken op giro 81935 (NL)

of p.r. 000-1701789-21 (B) t.n.v.

Abonnementenadministratie De Levende

Natuur, Wageningen, o.v.v. 'nieuwe abonnee'.

e-mail: [email protected]

kijk ook op

Page 105: Gids voor gidsen

32 | De Levende Natuur - jaargang 111 - nummer 1

Vijftig jaar terugblik: jachtstop en hardewintersNa de ontdekking van overwinterende gan-zen nabij Damme in februari 1958 en opbasis van eerste telgegevens werd vanaf1960/61 in samenspraak met jachthoudersbesloten in een zone van ca 450 ha rondDamme de jacht op ganzen vrijwillig testoppen vanaf december tot eind februari,de toenmalige sluitingsdatum van water-wildjacht. Dit had tot gevolg dat Kolganzen(Anser albifrons) die voorheen een belang-rijke pleisterplaats in de Braakman (Bier-vliet) hadden, een uitwijkplaats vonden bijDamme (Suetens, 1964). Dit zichtbareeffect van jachtstop werd door Lebret (1966)‘de Belgische les’ genoemd.Naast de bescheiden toename van Kolgan-zen was de opkomst van de toen zeldzameKleine rietgans (Anser brachyrhynchus) alsvaste wintergast bij Damme een bijzonderfenomeen, dat meer dan alleen vrijwilligebeschermingsmaatregelen vergde. In1968/69 werd op basis van ons onderzoek

(Kuijken, 1969) door het Ministerie vanLandbouw officieel alle ganzenjacht verbo-den in een zone van ca 3000 ha rondDamme, in 1971/72 uitgebreid tot 6250 ha,met de opname van het huidige Achterha-vengebied van Zeebrugge, vóór de industriezich daar vestigde.Belangrijke veranderingen in het versprei-dingspatroon werden veroorzaakt door deharde winter van 1978/79, waarin grote aan-tallen ganzen naar Vlaanderen, zelfs tot inWallonië en Frankrijk afzakten. Dankzij eentijdelijk jachtverbod konden de watervogelsdeze ijswinter doorkomen. Van de vele een-malige pleisterplaatsen werden de daaropvolgende jaren opnieuw opgezocht, vooralpoldergebieden langs de kust en de Bene-den-Zeeschelde.Uit onderzoek bleek dat toenemende gan-zenaantallen niet per se een extra hogebegrazingsdruk veroorzaken, wanneer zezich maar voldoende vrij kunnen versprei-den (Kuijken, 1975). Dit onderbouwde medede uitvaardiging van het algehele jachtver-

bod op ganzen in België vanaf 1981, ten-einde de ganzen te spreiden en de begra-zingsdruk te beperken via natuurlijke regula-tie (Kuijken & Meire, 1987). Figuur 1 geeftde lange-termijntrends over vijftig jaar in deOostkustpolders; na het ingestelde jachtver-bod in 1981 nemen vooral de rustgevoeligeKleine rietganzen sterker toe.

BegrazingsdrukUit onze cijfers (Kuijken et al., 2005; Kuijken& Verscheure, 2008) blijkt dat de begra-zingsdruk in de Oostkustpolders met eenbruto beschikbare oppervlakte van 30.500ha en wintermaxima van minder dan100.000 ganzen uiteraard beduidend lagerligt dan in Nederland en Duitsland. Begra-zing in het voorjaar is in Vlaanderen ookveel geringer, gezien 90% van de Kleine riet-ganzen en Kolganzen reeds is weggetrokkeneind januari, resp. eind februari, na een ver-blijf van ca 95 dagen. Wel worden ook delandbouwactiviteiten vroeger in het jaar her-nomen dan in Nederland.Overwinterende ganzen in de Oostkustpol-ders hebben traditioneel een voorkeur voorhistorisch permanent nat grasland (foto 1).Mede door de toenemende achteruitgangvan dit habitat (30 à 40% in 50 jaar!) gingende ganzen frequenter foerageren op geoog-ste akkers, wintergraan of eiwitrijk raaigras.

Bescherming vanoverwinterende ganzen in België Eckhart Kuijken

Vanuit een halve eeuw persoonlijke betrokkenheid wordt met deze bijdrage een beeld

geschetst van historiek, knelpunten en oplossingen rond bescherming van overwinter-

ende ganzen in België, met de nadruk op Vlaanderen en vooral de Oostkustpolders.

De sterkste groei van de aantallen in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw

kon opgevangen worden door een algeheel jachtverbod op ganzen. De vraag is of dit

ook in de toekomst zal blijven leiden tot spontane spreiding en aanvaardbare begra-

zingsdruk. In hoeverre zal het recent vernieuwde Vlaamse beleid – mede rekening

houdend met zomerganzen – een verbetering betekenen voor landbouw én natuur ?

Foto 1. Overwinterende ganzen prefererenvooral waterrijk historisch permanent graslandmet microreliëf (polderdorp Klemskerke op de

achtergrond) (foto: Eckhart Kuijken).

Page 106: Gids voor gidsen

De Levende Natuur - januari 2010 | 33

Dit leidde tot spanningen met de landbouw.Fytosanitair kan het opruimen van oogstres-ten (suikerbiet, aardappel, maïs) wellichteen voordeel betekenen. Om kwetsbare teel-ten te vrijwaren worden meestal passieveverweringsmiddelen gebruikt (vnl. vlaggen,recent ook oude auto’s), zodat energiever-lies bij massale verstoring vermeden wordt(foto 2). Het actief wegjagen door boerendie het land betreden gebeurt vrij frequentmaar locaal, en verplaatsingen blijven veel-eer beperkt in afstand en tijd.

Over de laatste 10 winters berekend herber-gen de Oostkustpolders gemiddeld 3,7x106

gansdagen. Met een effectief gebruik vangemiddeld 13.500 ha levert dit nauwelijks275 gansdagen/ha. Op permanente graslan-den in kerngebieden kan dit oplopen totgemiddeld 750, met uitschieters tot 2000.Ook voor de IJzervallei komt Devos (2005)op gemiddeld 750 kolgansdagen per hectare

grasland. Tellen we hierbij de aanwezigeGrauwe ganzen (Anser anser) gedurende dewintermaanden, dan komt het totale gebruikop ca. 295 gansdagen/ha. De overige soor-ten zoals Canadese gans (Branta canadensis)en Brandgans (Branta leucopsis) bereikengeen hoge winteraantallen.

LandbouwschadeIn Vlaanderen verloopt de vergoeding vaneventuele ganzenschade via een moeizamejuridische weg, leidend tot eventuele ver-mindering van de te betalen belastingen aande fiscus enkele jaren na de opgelopenschade. Tot in 2004 werden jaarlijks hooguitenkele tientallen claims voor winterganzeningediend. De Nederlandse aanpak vanschaderegeling werd in 2005 in een proef-project in de Oostkustpolders uitgetest,maar bleef grote twijfels opleveren, ondermeer door gebruikte meettechnieken en hetniet steeds afwachten van concrete oogst-resultaten. Lopende projecten op het Instituutvoor Natuur- en Bosonderzoek en het Insti-tuut voor Landbouw- en Visserijonderzoekmoeten hieromtrent meer duidelijkheidbrengen. Een nieuw Besluit van de VlaamseRegering van voorjaar 2009 vereenvoudigtde indiening van schadeclaims via eenadministratieve procedure (i.p.v. gerechte-lijke weg) vanaf de huidige winter. In hoe-verre dit zal leiden tot toenemende schade-

Fig. 1. De ontwikkeling van de wintermaxima van Kolgans (Anser albifrons) en Kleinerietgans (A. brachyrhynchus) in de Oostkustpolders tussen Brugge, Oostende en

Knokke (gebaseerd op volgehouden tweewekelijkse tellingen). De knik in aantallen gaatsamen met de algehele jachtstop sinds 1981. De recent dalende trend voor de Kolgans

en de stabilisatie van de Kleine rietganzen kan gerelateerd zijn aan zachtere winters,waardoor het belang van de meest zuidelijke pleisterplaatsen afneemt.

Foto 2. Passieve afweer van ganzen op wintergraan in de Oostkust-polders kan efficiënt zijn bij zorgvuldige opstelling; op de achter-

grond de kuststad Blankenberge (foto: Christine Verscheure).

60 -

50 -

40 -

30 -

20 -

10 -

0 -

nationaal verbod ganzenjachtaantal x 103

1959

/60

1964

/65

1969

/70

1974

/75

1979

/80

1984

/85

1989

/90

1994

/95

1999

/00

2004

/05

2009

/10

Page 107: Gids voor gidsen

34 | De Levende Natuur - jaargang 111 - nummer 1

claims is nu nog onduidelijk; ook de financi-ële weerslag is af te wachten. Het Agent-schap voor Natuur en Bos is aanspreek-punt.

Gebiedsgerichte beschermende maat-regelenVooreerst zijn er ‘gewestplannen’ metbodembestemmingen als ‘natuurgebied’,‘reservaatgebied’ of ‘ecologisch waardevollandbouwgebied’. Hier is de vegetatiewijzi-ging van ‘historisch permanent grasland’(scheuren, egaliseren, ploegen) verboden ofminstens onderhevig aan een ‘natuurver-gunning’ (decreet Natuurbehoud, 1997).In 1984 werden de Ramsargebieden aange-wezen (Wetlandconventie 1971). Meer ingrij-pend was in 1988 de aanwijzing door deVlaamse Regering van ‘speciale bescher-mingszones’ in uitvoering van de EU-Vogel-richtlijn (1979). Vergeleken met Ramsar dek-ken deze zowat alle Vlaamse ganzenpleister-plaatsen. Aanvullend in 1996 volgden ‘speci-ale beschermingszones’ in het kader van deEU-Habitatrichtlijn (1992), waarbij voor depolders onder meer nadruk ligt op ziltegraslanden of gebieden waar in 1988 nogweinig Kleine rietganzen aanwezig waren.Deze bindende EU-richtlijnen leiden tot eenkrachtiger beleid (met o.a. compensaties)dan de wetlandconventie of andere verdra-gen (Bonn, Bern). Ze maken tevens het rea-liseren van LIFE-projecten mogelijk dank zijfinanciële EU-steun.Figuur 2 toont deze internationale aangewe-zen zones in de Oostkustpolders in relatietot de aantallen en verspreiding van Kolgansen Kleine rietgans. Voor de laatste drie win-ters blijkt resp. 88% en 57% van de aantal-len binnen deze EU-richtlijngebieden te ver-blijven; het zijn vooral Kleine rietganzen dievaak akkerlanden frequenteren die daarbui-ten zijn gelegen.In het Decreet Natuurbehoud (1997) is hetVlaams Ecologisch Netwerk (VEN) voorzien.Door druk vanuit enkele sectoren bleef deafbakening van de afgesproken 125.000 havoor heel Vlaanderen alsnog beperkt tot86.000 ha. In de poldergebieden werd teweinig rekening gehouden met de aanwezig-heid van complexen met relatief groteoppervlakten aan ‘historisch permanentegraslanden’, zelfs wanneer opgenomenonder de EU-richtlijnen. Het VEN bleef vnl.beperkt tot terreinen die reeds enige tijd alsnatuurreservaat beheerd worden, zoals teDamme, Knokke, Uitkerke, Meetkerke,Oudenburg, Vlissegem en Klemskerke.Recent is de uitvoering van Natuurinrich-tingsprojecten bijzonder succesvol geweest,

o.a. voor de ganzengebieden in de Meet-kerkse Moeren en de Uitkerkse Polders. Dedecretaal voorziene afbakening van zg. ‘ver-wevingsgebieden’ (natuur en landbouw)heeft echter nog nauwelijks concrete uitvoe-ring gekregen.Met het oog op de nodige rust voor ganzenen watervogels in de hele winterperiode zijnkerndelen van de speciale beschermings-zones wettelijk aangewezen als ‘vogelrijkegebieden’, waar alle jacht (ook op kleinwild) wordt gesloten vanaf ten laatste halfnovember.De toenemende aanwezigheid van zomer-ganzen echter betekent uiteraard een bijko-mende druk op landbouwgronden en reser-vaatgebieden. Het veroorzaakt ook psycho-logisch extra spanningen bij landeigenarenen grondgebruikers. Daarom is de jacht opGrauwe ganzen geopend van half augustustot eind september, voor de Canadese ganstot eind januari. Recent werden de mogelijk-heden voor (jaarrond) bestrijding in hetgeval van schade aanzienlijk uitgebreid,maar afschotcijfers zijn niet bekend. Eenvoorstel tot beheerplan van zomerganzenwerd opgesteld door Kuijken et al. (2006),waarbij geadviseerd werd eieren te schud-den in de broedconcentraties (Grauwegans), hier de vos als predator te respecte-ren en eventuele afvangst in de ruiperiodete organiseren (Grauwe en Canadese gans).In enkele natuurgebieden leverde dit goederesultaten, maar de broedvogels gaan zichmeer verspreiden en worden dus moeilijker‘beheerbaar’. Afvangst van vooral sedentaireCanadese ganzen heeft op diverse plaatsende aantallen teruggedrongen.

BedreigingenDe uitbouw van de havens van Antwerpenen Zeebrugge betekent belangrijk terrein-verlies van eertijds biologisch waardevollepoldergebieden. De uitwerking van compen-saties wordt gelukkig door de EuropeseCommissie ernstig genomen, waardoor

geselecteerde potentiële gebieden extrabescherming en beheer moeten krijgen vooropvang van de verliezen.Een specifieke problematiek betreft wind-turbines. Tot nu toe worden geen vergunnin-gen verleend in EU-richtlijngebieden of inNatuur- en Reservaatgebieden volgens debestemmingsplannen, met inbegrip van eenbufferzone tot 700 m. Onder meer ganzenen hun massale verplaatsingen gelden hierals indicator, zoals samengebracht in een‘Vogelatlas’ (Everaert et al., 2003) teneinderisicogebieden op voorhand te situeren.De belangrijkste bedreiging voor de traditio-nele ganzenhabitats blijft de aanhoudendeintensivering van de landbouw. De verlagingvan polderpeilen, gevolgd door egaliserenvan microreliëf, zware bemesting en her-inzaaien of omzetten van grasland in inten-sieve akkers is een prangend probleem voorbehoud van biodiversiteit. Winterganzenzijn recent wel in staat gebleken snel teadapteren aan extra voedselaanbod opakkers, zij het tijdelijk in afwisseling metobligaat gebruik van grasland in de omge-ving. Dit gedrag kan uiteraard gepaard gaanmet toenemende risico’s op schade, afhan-kelijk van de oppervlakteverdeling grasland/akker binnen een gebied. Permanent gras-land zal zelden schadegevoelig zijn. Eenbetere hergroei in het voorjaar als gevolgvan ganzenbegrazing kon plaatselijk wordenvastgesteld (Kuijken, 1969).Verder kan ontsluiting van grote poldercom-plexen (m.n. ruilverkavelingen, wegenaan-leg) een verhoging betekenen van verstoringdoor verkeer, luidruchtige recreatievormenals warme luchtballons, ULM’s, paramoto-ren of modelvliegtuigjes.

De toekomst: voldoende ruimte voorganzen in Vlaanderen?Het is een uitdaging voor het overheids-beleid om aan eerdergenoemde knelpuntenantwoord te bieden. Zowel ruimte als kwali-teit van ganzenpleisterplaatsen vergen

Fig. 2. Afbakening van‘Speciale Beschermings-zones’ in uitvoering van

EU-Vogelrichtlijn enHabitatrichtlijn en de

Ramsargebieden in deOostkustpolders. Cirkelsgeven de belangrijkheid

als pleisterplaats weervoor Kol- en Kleine riet-

gans, met de onderlingeverhouding tussen de

soorten per locatie.

Kleine rietgansKolgansRamsargebiedHabitatrichtlijngebiedVogelrichtlijngebied

0 10 km

Page 108: Gids voor gidsen

De Levende Natuur - januari 2010 | 35

gebiedsgerichte maatregelen. Deze moetenonder meer vastgelegd worden in deinstandhoudingsdoelstellingen voor deEuropese richtlijngebieden en vereisen ver-dere afbakening van het VEN, zodat Vlaan-deren zijn (internationale) verantwoordelijk-heid kan vervullen.Het aanbod aan rust- en foerageergebiedenmoet met de huidige afbakeningen én hetvolgehouden jachtverbod de functionelespreiding van de ganzen blijven garanderen,zodat de algemene begrazingsdruk vol-doende laag kan blijven. Hiertoe dientvooral gestreefd te worden naar behoud enherstel van vochtige, permanente graslan-den in samenhangende complexen metgrote draagkracht voor ganzen. Waar reëleschade optreedt, dient vergoeding op kortetermijn geregeld te worden; bij herhaaldeproblemen met kwetsbare teelten binneneenzelfde traditionele ganzenlocatie kanhet afsluiten van beheersovereenkomstenbepleit worden.Op flyway-schaal tenslotte kan onder invloedvan klimaatverandering en daaraan gerela-teerde wijzigingen in de landbouw een ver-andering van verspreidingspatronen ont-staan (Fox et al., 2005; Wisz et al., 2008).Dat zou voor de zuidelijkste wintergebiedeneen afname van ganzenaantallen kunnenbetekenen, tenzij verdere uitbreiding vanbroedende zomerganzen, met name Brand-ganzen vanuit Nederland, zou optreden.

LiteratuurDevos, K., 2005. Overwinterende ganzen in deIJzervallei. Aantallen, verspreiding en trends.Natuur.oriolus 71: 43-53.Everaert, J., K. Devos & E. Kuijken, 2003. Vogel-concentraties en vliegbewegingen in Vlaanderen.Beleidsondersteunende vogelatlas - achtergrond-informatie voor de interpretatie. R.2003.02. Rap-

port Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.Fox, A.D., J. Madsen, H. Boyd, E. Kuijken,D.W. Norriss, I.M. Tombre & D.A. Stroud, 2005.Effects of agricultural change on abundance,fitness components and distribution of twoarctic-nesting goose populations. Global ChangeBiology 2005/11: 881–893.Kuijken, E., 1969. Grazing of Wild Geese onGrasslands at Damme, Belgium. Wildfowl 20 :47-54.Kuijken, E., 1975. Oecologie van overwinterendeganzen te Damme (W.-Vl.) in Westeuropees ver-band. PhD. Thesis Universiteit Gent.Kuijken, E. & P. Meire, 1987. Overwinterendeganzen in België: lessen uit bescherming.De Levende Natuur 88 (5): 213-215.Kuijken, E. & C. Verscheure, 2008. GreaterWhite-fronted Geese Anser albifrons and Pink-footed Geese Anser brachyrhynchus wintering inBelgium: observations on interspecific relations.Vogelwelt 129: 185–190.Kuijken, E., C. Verscheure & P. Meire, 2005.Ganzen in de Oostkustpolders: 45 jaar evolutievan aantallen en verspreiding. Natuur.oriolus 71:21-42.Kuijken, E., J. Casaer, W. Courtens & C. Ver-scheure, 2006. Beheerplan voor overzomerendeganzen aan de Oostkust. Project ‘Zomerganzen’Provincie West-Vlaanderen (Eindrapport).R.2006.31. INBO, Brussel.Lebret, T., 1966. Rustgebieden voor Ganzen.Vogeljaar 14: 225-234.Suetens, W., 1964. Ganzenpleisterplaatsen tenZuiden van de Westerschelde. Giervalk 54 (4):397-438.Wisz, M., N. Dendoncker, J. Madsen, M. Roun-sevell, M. Jespersen, E. Kuijken, W. Courtens,C. Verscheure & F. Cottaar, 2008. ModellingPink-footed Goose (Anser brachyrhynchus) winte-ring distributions for the year 2050: Potentialeffects of land-use change in Europe. Diversityand Distributions 14: 721–731.

SummaryThe protection of wintering geese in Flanders(Belgium)After the discovery of wintering geese nearDamme and Brugge in February 1958 the authorcould study the development of this phenome-non in the Oostkustpolders during half a century.After the harsh winter 1978/79 and cold spells inthe 1980s the increasing goose numbers (mainlyWhite-fronted geese (Anser albifrons) and Pink-footed geese (Anser brachyrhynchus) spread outover larger polder areas in Flanders. This wasenhanced by the national goose shooting bansince 1981 and resulted in a further increaseduring the 1990s. Both species prefer complexesof wet permanent grasslands but an increasingforaging on silage grass, winter wheat and cropsafter harvesting is a result of the ongoing conver-sion of former grasslands. The overall grazingpressure of geese remains low (av. 275 goose-days/ha; in core areas 750gd/ha) so the numberof complaints by farmers is still limited. This isalso caused by the complicated juridical proce-dure (leading to tax reduction), which is recentlychanged in an administrative assessment ofdamage. In order to reduce complaints caused by‘summer geese’ the shooting of Graylag (Anseranser) and Canada goose (Branta canadensis) istemporarily allowed. The continued shooting banon Arctic geese results in a spontaneous sprea-ding of these birds. In the Oostkustpolders onaverage 73% of geese winter within Natura 2000‘special protection areas’ (fig. 2). In some desig-nated areas with high bird numbers all hunting isprohibited from mid-November on, thus increa-sing the regional carrying capacity and safe win-tering of waterbirds.The most important threat for geese is habitatloss, mainly wet permanent grasslands. Positiveare projects of nature restoration, often stimula-ted by EU-LIFE funding, and supported by anincreasing public interest. Some indications existthat global warming could cause some distribu-tion changes at flyway level.

DankwoordBijzondere dank gaat naar de vele vrijwilligersdie mee instaan voor tellingen, ringaflezingen,reservaatbeheer en bezoekersopvang. ChristineVerscheure coördineert ganzentellingen in deOostkustpolders; Wouter Courtens en KoenDevos integreren ganzen in de watervogeltellin-gen en de beleidsgerichte monitoring.

Prof.dr. E. KuijkenUniversiteit Gent, vakgroep BiologieInstituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Brussel)Privé: Lindeveld 4B-8730 [email protected]

In ganzengebieden die deel uitmaken van natuurreservaten worden vaak inspanningen gedaanom het publiek te betrekken via bezoekercentra, kijkhutten of aangeduide routes. Het bezoekers-

centrum van Uitkerke ligt midden in een belangrijk ganzengebied (foto: Christine Verscheure).