geotechniek oktober 2015

52
JAARGANG 19 NUMMER 4 OKTOBER 2015 ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR HET GEOTECHNISCHE WERKVELD RUIMTE VOOR DE WAAL: ONTWERP VAN DE NIEUWE WATERKERING TE NIJMEGEN-LENT STABILITEIT VAN TALUDS IN TERTIAIRE KLEIEN PROEVENVERZAMELING DELFLAND 2.0 GEORISICOSCAN 2.0 - DE GEOTECHNISCH ADVISEUR AAN DE LAT?

Upload: uitgeverij-educom

Post on 23-Jul-2016

296 views

Category:

Documents


12 download

DESCRIPTION

Onafhankelijk vakblad voor het geotechnische werkveld

TRANSCRIPT

Page 1: Geotechniek oktober 2015

JAARGANG 19 NUMMER 4 OKTOBER 2015ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR HET GEOTECHNISCHE WERKVELD

RUIMTE VOOR DE WAAL: ONTWERP VAN DE NIEUWE WATERKERING TE NIJMEGEN-LENT

STABILITEIT VAN TALUDS IN TERTIAIRE KLEIEN

PROEVENVERZAMELING DELFLAND 2.0

GEORISICOSCAN 2.0 - DE GEOTECHNISCH ADVISEUR AAN DE LAT?

Page 2: Geotechniek oktober 2015

Civiele bouw Industriële bouw Utiliteitsbouw Maritieme bouw

Een wereldwijd opererend bouwbedrijf met ruim 100 jaar ervaring in de civiele betonbouw, industriële bouw,

utiliteitsbouw en maritieme bouw. Sinds 1992 is BESIX actief in Nederland. Meebouwend aan de toekomst,

met prestigieuze projecten als de Tweede Coentunnel, Parkeergarage Kruisplein, Landtunnel A2 Leidsche Rijn,

OV Terminal Utrecht CS, Maastoren, keersluis in Heumen en de sluisverlengingen in Born, Maasbracht en Heel.

WWW.BESIXNEDERLAND.COM

BESIX bouwt aan //Nederland

Trondheim 22 – 24Barendrecht

+31 (0)180 64 19 [email protected]

Tweede Coentunnel

OP ZOEK NAAR AFWISSELING

EN TECHNISCHE UITDAGINGEN?

JOIN TEAM FUGROFugro biedt een veelzijdige baan met uitgebreide mogelijkheden, zowel on- als offshore werken in gemotiveerde teams en uitdagende projecten.

Fugro zoekt: � (Medior/Sr.) Adviseur Waterbouw � (Medior/Sr.) Adviseur Geotechniek � Geotechnical Engineer � Project Manager � Site Manager

Fugro GeoServices [email protected]/careers

Ad_JOIN_TEAM_FUGRO_210x148.indd 1 10-07-15 11:58

Page 3: Geotechniek oktober 2015

3 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

Voor u ligt de vierde editie van het vakblad Geotechniek. Eind dit jaar ver-schijnt nog een speciaal nummer rondom de tweejaarlijkse Geotechniek-dag en hiermee sluiten wij dan alweer de 19e jaargang van het gewaar-deerde vakblad af.

Redactie, redactieraad en ik als uitgever maken ons dan op voor het vierde lustrum: 20 jaar vakblad Geotechniek!

Als uitgever ben ik dankbaar dat ik vanaf het prille begin het geotechnische vakgebied in Nederland en België goed op de kaart heb mogen zetten. Dit werd mede mogelijk gemaakt dankzij de ondersteuning van vele partijen uit het werkveld, die zich vanaf het begin hebben ingezet om van “ons” vakblad een succes te maken. Partijen die het vakblad financieel ondersteunen, zich inzetten voor redactiewerkzaamheden, reviews uitvoeren en/of het vakblad mee helpen richting te geven via hun zetel in de redactieraad. In de nog vers achter ons liggende periode van slecht economisch tij moes-ten, helaas, enkele partijen hun sponsorschap noodgedwongen stopzetten. Als uitgever hoop ik, nu alle markten weer aantrekken, dat deze partijen (en uiteraard ook nieuwe) de weg naar het vakblad weer weten te vinden en zich als ondersteuner van dit prachtige platform voor de geotechnische branche aanmelden. Zodat wij straks het 5e lustrum sterker dan ooit kun-nen aanvangen!

Gelden vanuit sponsors en adverteerders worden besteed om via Geotech-niek kennisuitwisseling- en verspreiding mogelijk te maken. Al 19 jaar wordt Geotechniek in een hoge kwaliteit uitgegeven en het bereikt een zeer groot aantal lezers in zowel Nederland als België. Ook wordt de Nederland-se en Belgische geotechniek veelvuldig gepromoot via extra internationale edities.

Hoewel de vraag naar “hard copies” nog altijd hoog is gaat het vakblad Geo-techniek uiteraard ook met zijn tijd mee en bestaat er tegenwoordig een aan het vakblad gerelateerde website (www.vakbladgeotechniek.nl). Op deze site kunt u alle reguliere edities en specials van het vakblad Geotechniek terugvinden, bekijken en downloaden. En dit alles geheel kosteloos, gewoon als service! Verder vindt u op deze site nog veel andere interessante zaken zoals nieuwe artikelen en vacatures. Reden genoeg om de website van het vakblad Geotechniek dan ook regelmatig te bezoeken.

Als uitgever hoop ik nog vele jaren verbonden te mogen blijven aan het vak-blad en de hieraan gerelateerde website om, met de ondersteuning vanuit het werkveld, kennisuitwisseling- en verspreiding mogelijk te blijven maken en beide platforms verder uit te bouwen. Om dit alles mogelijk te maken hoop ik dat nog meer partijen de verantwoordelijkheid willen nemen en het als een morele verplichting zien naar hun vakblad en hun vakgenoten om deze platforms goed in stand te houden en de lasten gelijkelijk te verdelen. Het vakblad heeft zich in de afgelopen 19 jaar duidelijk bewezen en wanneer wij ons daarvoor allemaal inzetten kunnen wij vol vertrouwen de toekomst tegemoet zien.

Tot slot nog even iets over deze editie waarin wij u weer een aantal geva-rieerde artikelen presenteren. U wordt hierin o.a. geïnformeerd over de

meerwaarde van de GeoRisicoScan 2.0. – een ‘light’-versie van de door Del-tares ontwikkelde GeoRisicoScan.

In het artikel Proevenverzameling Delfland 2.0. kunt u lezen hoe het Hoog-heemraadschap van Delfland een nieuwe proevenverzameling voor de sterkteparameters voor grond heeft opgebouwd, waardoor zij de stabiliteit van waterkeringen efficiënt en veilig zal kunnen blijven bepalen. In Lent bij Nijmegen is een civiel werk uitgevoerd waarbij de primaire wa-terkering van de Waal over een lengte van 350 meter landinwaarts is ver-plaatst. Voor het ontwerp van de 8 meter hoge L-wand van de nieuwe harde kade is gebruik gemaakt van Plaxis- en SCIA-berekeningen om tot een op-timaal ontwerp te komen.Vanuit België ontvingen wij een bijdrage over de stabiliteit van taluds in ter-tiaire kleien.Kortom, een editie die er zeker weer mag zijn!

Ik wens u namens redactie en uitgeverij veel leesplezier met deze uitgave en de hopelijk nog vele edities die de komende jaren gaan verschijnen.

Robert P.H. DiederiksUitgever

Van de redactie

Beste lezers,

Voor u ligt de 3e uitgave van de 18e jaargang van het vakblad geotechniek. Dit is een bijzondere uitgave, want naast een reguliere versie, zoals u dat gewend bent, bevat het voor u liggende blad ook nog een onderwijsspecial. Dus u treft dit keer twee bladen in één jasje aan!

Voor mij persoonlijk is dit ook een bijzondere editie, want het is de laatste keer dat ik het voorwoord schrijf; ik heb namelijk besloten terug te treden uit de redactie. Het werk voor dit mooie vakblad heb ik gedurende een periode van ruim acht jaar met veel plezier uitgevoerd, maar na een der-gelijke lange tijdspanne is het goed om het stokje door te kunnen geven aan iemand die weer geheel fris tegen de materie aankijkt en de komende jaren de kwaliteit van het vakblad verder kan waarborgen. Tevens wil ik meer tijd kunnen besteden aan het nog jonge bedrijf waar ik sinds een jaar werkzaam ben (www.geobest.nl). Daarnaast zal ik wel deel uit blijven maken van de redactieraad.

We zijn zeer gelukkig om te kunnen meedelen dat we een zeer goede vervanger hebben gevonden in de persoon van Otto Heeres. Otto is geen onbekende van het vakblad (understatement!) en we zijn dan ook erg blij dat hij zitting wil nemen in de redactie en het voorzitterschap van de re-dactieraad voor zijn rekening neemt. We hebben het volste vertrouwen dat hiermee de redactie de komende jaren garant kan staan voor de kwaliteit van het blad.

Voor dit reguliere nummer denk ik dat we er weer in geslaagd zijn een leu-ke en gevarieerde mix te maken van theoretische en praktische bijdragen, zoals dat altijd het streven van de redactie is. We slagen daar niet altijd in,

doordat op beslissende momenten soms de ´juiste´ artikelen ontbreken. Het is daarom noodzakelijk een goede buffer te hebben met artikelen over diverse onderwerpen.Bij deze wil ik daarom een oproep plaatsen aan alle lezers en dus poten-tiële auteurs: de redactie staat altijd open voor nieuwe artikelen en ideeën, uw input is gewenst!. Als iedereen daar een goede bijdrage aan levert, dan kan dit vakblad altijd gevuld zijn met hoogstaande en gevarieerde inhoud, zoals u de afgelopen 18 jaar van ons gewend bent.

Als laatste een oproep aan de geotechnische bedrijven: de laatste jaren constateren uitgever en redactie een terugloop in het aantal sponsoren. De economische teruggang die we hebben meegemaakt zal daar onge-twijfeld debet aan zijn geweest. Nu de eerste tekenen van economisch herstel zichtbaar worden, kan dit aanleiding zijn om toch weer sponsoring te overwegen. Dat kan in de hardcopy versie van dit blad, maar ook op de website www.vakbladgeotechniek.nl, want ook de Geotechniek gaat met zijn tijd mee!

Mocht u naar aanleiding van deze uitgave opmerkingen, aanvullingen en of anderszins goedbedoelde adviezen willen geven: u kunt uw commen-taar altijd kwijt op [email protected] of gewoon bij een lid van de redactieraad binnen uw eigen netwerk.

Ik wens u wederom veel leesplezier!

Namens de redactie en uitgeverRoel Brouwer

Van de redactie

Beste lezers,

Inhoud

4 Is Eurocode 7 af?Ir. G. Hannink / Ir. M. Lurvink / Ir. A.J. van Seters

10 Overzicht van geotechnische aspecten Deurganckdoksluis: bouw grootste sluis ter wereld Ir. L. Vincke / Ir. L. De Vos / Ir. E. Beyts

16 Contactgroep ‘microtechnieken’ van de NVAFStuwende krachten Willem de Meijer en Theo de Jong: Het gaat om de leden! J. van der Burg

18 Geologisch onderzoek naar aardbevingen en de relatie met activiteit in de ondergrond Dr. A.R. Niemeijer

21 Interactie constructeur en geotechnicus Ir. A. Kooistra

22 Zwelbelasting op funderingen CUR/COB-commissie C202 Ing. E. Kwast / Ir. M. Peters

28 Diepwandproef Delft Dr. J.H. van Dalen

32 Afstemming van aanbod, vraag en buffering van (geo-)thermische energie in (middel)grote gebouwenSmart Geotherm Ir. G. Van Lysebetten / Ir. L. François / Prof. Ir. N. Huybrechts

36 Diepe bouwput langs historische panden in centrum Den Haag Deel 1Ing. M. van Baars

44 Nieuwe voeten voor de spoorbrug over de Waal bij NijmegenIr. R. Spruit / Ir. G. Hannink / Dr. O. Oung

50 Stabiliteitsanalyses met ongedraineerde schuifsterkte voor regionale waterkeringenIng. T.A. van Duinen / Ir. H. van Hemert

56 Dijken optimaliseren met sensoringIng. R.D. van Putten

60 Geo-Impuls Webportaal Betrouwbaar Ondergrondmodel: wegwijzer naar vaste grondIr. A. Venmans

Neem deel aan de Geotechniek

Onderwijsspecial april/mei 2014!

De Onderwijsspecial, gericht op de aanwas van

nieuwe geotechnici, wordt gemaakt i.s.m. TU's en

Hogescholen en ook via deze kanalen gedistribueerd

in Nederland en België. Presenteer u als werkgever

naar toekomstige werknemers met een artikel en/of

corporate advertentie. Informeer bij de uitgever

naar de aantrekkelijke plaatsingstarieven:

[email protected], telefoon  010-425 6544.

N103 GEO Special_Opmaak 1 25-11-13 10:46 Pagina 1

CNC Draaien | CNC Frezen

Alle materialen inclusief kunststoffen

Sterk in kleine en grote series of enkel stuks

Industrieweg 16-18 | 2254 AE Voorschoten | [email protected]

Meer info www.pretec.nl of bel 071 561 91 64

geotechniek _Juli_2014_binnen_v3.indd 3 04-06-14 13:55

Page 4: Geotechniek oktober 2015

4 GEOTECHNIEK - Oktober 2015 3 GEOTECHNIEK – Oktober 2013

Mede-ondersteuners

Cofra BVKwadrantweg 91042 AG AmsterdamPostbus 206941001 NR AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 693 45 96Fax 0031 (0)20 - 694 14 57www.cofra.nl

Ingenieursbureau AmsterdamWeesperstraat 430Postbus 126931100 AR AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 251 1303Fax 0031 (0)20 - 251 1199www.iba.amsterdam.nl

PostAcademisch Onderwijs (PAO)Postbus 50482600 GA DelftTel. 0031 (0)15 - 278 46 18Fax 0031 (0)15 - 278 46 19www.pao.tudelft.nl

Profound BV Limaweg 172743 CB WaddinxveenTel. 0031 (0)182 - 640 964 Fax 0031 (0)182 - 649 664 www.profound.nl

Jetmix BV Postbus 254250 DA WerkendamTel. 0031 (0)183 - 50 56 66Fax 0031 (0)183 - 50 05 25 www.jetmix.nl

Royal HaskoningDHVPostbus 1516500 AD NijmegenTel. 0031 (0)24 - 328 42 84Fax 0031 (0)24 - 323 93 46www.royalhaskoningdhv.com

nv Alg. Ondernemingen Soetaert-SoiltechEsperantolaan 10-aB-8400 OostendeTel. +32 (0) 59 55 00 00Fax +32 (0) 59 55 00 10www.soetaert.be

SBRCURnetPostbus 18193000 BV RotterdamTel. 0031 (0)10 - 206 5959Fax 0031 (0)10 - 413 0175www.sbr.nlwww.curbouweninfra.nl

LezersserviceAdresmutaties doorgeven [email protected]

© Copyrights Uitgeverij Educom BV Oktober 2013 Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. © ISSN 1386 - 2758

Colofon

ABEF vzw Belgische Vereniging Aannemers FunderingswerkenPriester Cuypersstraat 31040 BrusselSecretariaat: [email protected]

BGGG Belgische Groepering voor Grondmechanica en Geotechniekc/o BBRI, Lozenberg 71932 [email protected]

SMARTGEOTHERMInfo : WTCB, ir. Luc FrançoisLombardstraat 42, 1000 BrusselTel. +32 11 22 50 [email protected]

Distributie van Geotechniek in België wordt mede mogelijk gemaakt door:

GEOTECHNIEKJAARGANG 17 – NUMMER 4OKTOBER 2013

Geotechniek is een informatief/promotioneel onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling voor het gehele geo technische vakgebied te kweken.

Geotechniek is een uitgave vanUitgeverij Educom BV

Mathenesserlaan 3473023 GB RotterdamTel. 0031 (0)10 - 425 6544Fax 0031 (0)10 - 425 [email protected]

Uitgever/bladmanagerUitgeverij Educom BVR.P.H. Diederiks

RedactieBeek, mw. ir. V. vanBrassinga, ing. H.E.Brouwer, ir. J.W.R.Diederiks, R.P.H.Hergarden, mw. Ir. I.Meireman, ir. P.

RedactieraadAlboom, ir. G. vanBeek, mw. ir. V. vanBouwmeester, Ir. D. Brassinga, ing. H.E. Brinkgreve, dr. ir. R.B.J.Brok, ing. C.A.J.M.Brouwer, ir. J.W.R.Calster, ir. P. vanCools, ir. P.M.C.B.M.Dalen, ir. J.H. van

Deen, dr. J.K. vanDiederiks, R.P.H.Graaf, ing. H.C. van de Gunnink, Drs. J.Haasnoot, ir. J.K.Hergarden, mw. Ir. I.Jonker, ing. A.Kleinjan, Ir. A.Langhorst, ing. O.Mathijssen, ir. F.A.J.M.Meinhardt, ir. G.

Meireman, ir. P.Rooduijn, ing. M.P.Schippers, ing. R.J.Schouten, ir. C.P.Smienk, ing. E.Spierenburg, dr. ir. S.Storteboom, O. Thooft, dr. ir. K.Vos, mw. ir. M. deVelde, ing. E. van der

N71 Voorwerk_Opmaak 1 28-08-13 12:10 Pagina 3

Sub-sponsors

2 GEOT ECHNI EK – Oktober 2013

Hoofd- en Sub-sponsors

Kleidijk 353161 EK RhoonTel. 0031 (0)10 - 503 02 00 www.mosgeo.com

H.J. Nederhorststraat 12801 SC GoudaTel. 0031 (0) 182 59 05 10www.baminfraconsult.nl

Rendementsweg 153641 SK Mijdrecht

Tel. 0031 (0) 297 23 11 50www.bauernl.nl

Gemeenschappenlaan 100B-1200 BrusselTel. 0032 2 402 62 11www.besix.be

IJzerweg 48445 PK HeerenveenTel. 0031 (0)513 - 63 13 55www.apvandenberg.com

Ballast Nedam EngeneeringRingwade 51, 3439 LM NieuwegeinPostbus 1555, 3430 BN Nieuwegein

Tel. 0031 (0)30 - 285 40 00www.ballast-nedam.nl

Korenmolenlaan 23447 GG WoerdenTel. 0031 (0)348 - 43 52 54www.volkerinfradesign.nl

Dywidag Systems International

Industrieweg 25 – B-3190 BoortmeerbeekTel. 0032 16 60 77 60

Veilingweg 2 - NL-5301 KM Zaltbommel Tel. 0031 (0)418-57 84 03

www.dywidag-systems.com

Industrielaan 4B-9900 EekloTel. 0032 9 379 72 77www.lameirest.be

Siciliëweg 611045 AX AmsterdamTel. 0031 (0)20- 40 77 100www.voorbijfunderingstechniek.nl

CRUX Engineering BV

Pedro de Medinalaan 3-c1086 XK AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 494 3070 www.cruxbv.nl

Sub-sponsors

Hoofdsponsor

Stieltjesweg 2,2628 CK DelftTel. 0031 (0)88 - 335 7200 www.deltares.nl

URETEK Nederland BVZuiveringweg 93, 8243 PE LelystadTel. 0031 (0)320 - 256 218 www.uretek.nl

Vierlinghstraat 174251 LC Werkendam

Tel. 0031 (0) 183 40 13 11www.terracon.nl

Veurse Achterweg 102264 SG Leidschendam

Tel. 0031 (0)70 - 311 13 33www.fugro.nl

Galvanistraat 153029 AD RotterdamTel. 0031 (0)10 - 489 69 22www.gw.rotterdam.nl

Klipperweg 14, 6222 PC MaastrichtTel. 0031 (0)43 - 352 76 09

www.huesker.com

N71 Voorwerk_Opmaak 1 28-08-13 12:10 Pagina 2

Ballast Nedam EngineeringRingwade 51, 3439 LM NieuwegeinPostbus 1555, 3430 BN Nieuwegein

Tel. 0031 (0)30 - 285 40 00www.ballast-nedam.nl

Veilingweg 2 - NL - 5301 KM ZaltbommelTel. 0031 (0)418 - 57 84 03

Philipssite 5, bus 15 / Ubicenter B -3001 Leuven

Tel. 0032 16 60 77 60www.dywidag-systems.com

Wilhelminakade 1793072 AP RotterdamTel. 0031 (0)10 489 45 30www.rotterdam.nl

2 GEOTECH N IE K – Oktober 2013

Hoofd- en Sub-sponsors

Kleidijk 353161 EK RhoonTel. 0031 (0)10 - 503 02 00 www.mosgeo.com

H.J. Nederhorststraat 12801 SC GoudaTel. 0031 (0) 182 59 05 10www.baminfraconsult.nl

Rendementsweg 153641 SK Mijdrecht

Tel. 0031 (0) 297 23 11 50www.bauernl.nl

Gemeenschappenlaan 100B-1200 BrusselTel. 0032 2 402 62 11www.besix.be

IJzerweg 48445 PK HeerenveenTel. 0031 (0)513 - 63 13 55www.apvandenberg.com

Ballast Nedam EngeneeringRingwade 51, 3439 LM NieuwegeinPostbus 1555, 3430 BN Nieuwegein

Tel. 0031 (0)30 - 285 40 00www.ballast-nedam.nl

Korenmolenlaan 23447 GG WoerdenTel. 0031 (0)348 - 43 52 54www.volkerinfradesign.nl

Dywidag Systems International

Industrieweg 25 – B-3190 BoortmeerbeekTel. 0032 16 60 77 60

Veilingweg 2 - NL-5301 KM Zaltbommel Tel. 0031 (0)418-57 84 03

www.dywidag-systems.com

Industrielaan 4B-9900 EekloTel. 0032 9 379 72 77www.lameirest.be

Siciliëweg 611045 AX AmsterdamTel. 0031 (0)20- 40 77 100www.voorbijfunderingstechniek.nl

CRUX Engineering BV

Pedro de Medinalaan 3-c1086 XK AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 494 3070 www.cruxbv.nl

Sub-sponsors

Hoofdsponsor

Stieltjesweg 2,2628 CK DelftTel. 0031 (0)88 - 335 7200 www.deltares.nl

URETEK Nederland BVZuiveringweg 93, 8243 PE LelystadTel. 0031 (0)320 - 256 218 www.uretek.nl

Vierlinghstraat 174251 LC Werkendam

Tel. 0031 (0) 183 40 13 11www.terracon.nl

Veurse Achterweg 102264 SG Leidschendam

Tel. 0031 (0)70 - 311 13 33www.fugro.nl

Galvanistraat 153029 AD RotterdamTel. 0031 (0)10 - 489 69 22www.gw.rotterdam.nl

Klipperweg 14, 6222 PC MaastrichtTel. 0031 (0)43 - 352 76 09

www.huesker.com

N71 Voorwerk_Opmaak 1 28-08-13 12:10 Pagina 2

2 GEOT ECHNI EK – Oktober 2013

Hoofd- en Sub-sponsors

Kleidijk 353161 EK RhoonTel. 0031 (0)10 - 503 02 00 www.mosgeo.com

H.J. Nederhorststraat 12801 SC GoudaTel. 0031 (0) 182 59 05 10www.baminfraconsult.nl

Rendementsweg 153641 SK Mijdrecht

Tel. 0031 (0) 297 23 11 50www.bauernl.nl

Gemeenschappenlaan 100B-1200 BrusselTel. 0032 2 402 62 11www.besix.be

IJzerweg 48445 PK HeerenveenTel. 0031 (0)513 - 63 13 55www.apvandenberg.com

Ballast Nedam EngeneeringRingwade 51, 3439 LM NieuwegeinPostbus 1555, 3430 BN Nieuwegein

Tel. 0031 (0)30 - 285 40 00www.ballast-nedam.nl

Korenmolenlaan 23447 GG WoerdenTel. 0031 (0)348 - 43 52 54www.volkerinfradesign.nl

Dywidag Systems International

Industrieweg 25 – B-3190 BoortmeerbeekTel. 0032 16 60 77 60

Veilingweg 2 - NL-5301 KM Zaltbommel Tel. 0031 (0)418-57 84 03

www.dywidag-systems.com

Industrielaan 4B-9900 EekloTel. 0032 9 379 72 77www.lameirest.be

Siciliëweg 611045 AX AmsterdamTel. 0031 (0)20- 40 77 100www.voorbijfunderingstechniek.nl

CRUX Engineering BV

Pedro de Medinalaan 3-c1086 XK AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 494 3070 www.cruxbv.nl

Sub-sponsors

Hoofdsponsor

Stieltjesweg 2,2628 CK DelftTel. 0031 (0)88 - 335 7200 www.deltares.nl

URETEK Nederland BVZuiveringweg 93, 8243 PE LelystadTel. 0031 (0)320 - 256 218 www.uretek.nl

Vierlinghstraat 174251 LC Werkendam

Tel. 0031 (0) 183 40 13 11www.terracon.nl

Veurse Achterweg 102264 SG Leidschendam

Tel. 0031 (0)70 - 311 13 33www.fugro.nl

Galvanistraat 153029 AD RotterdamTel. 0031 (0)10 - 489 69 22www.gw.rotterdam.nl

Klipperweg 14, 6222 PC MaastrichtTel. 0031 (0)43 - 352 76 09

www.huesker.com

N71 Voorwerk_Opmaak 1 28-08-13 12:10 Pagina 2

Boussinesqweg 1, 2629 HV DelftTel. 0031 (0)88 - 335 8273www.deltares.nl

No profession unleashes the spirit of innovation like engineering. From electric cars and faster microchips to medical robots, farming equipment and safer drinking water, engineersuse their knowledge to connect science to society and have a direct and positive effect onpeople’s everyday lives.

The Royal Dutch Society of Engineers (KIVI) is the largest engineering society of the Netherlands. With over 20.000 members and sections for all engineering disciplines we pro-vide an exciting platform for in-depth and cross-sector knowledge sharing and networking.

Visit us at www.kivi.nl

Engineers make a worldof difference

Royal Dutch Society of Engineers

No profession turns so many ideas into so many realities

DI.KIVI.05.14 09-05-14 09:01 Pagina 1

geotechniek _Juli_2014_binnen_v3.indd 19 04-06-14 13:56

Het vakblad Geotechniek komt tot stand m.m.v. KIVI Afdeling Geotechniek

Page 5: Geotechniek oktober 2015

5 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

Mede-ondersteuners

Associate Members

Colofon

3 GEOT ECHNI EK – Oktober 2013

Mede-ondersteuners

Cofra BVKwadrantweg 91042 AG AmsterdamPostbus 206941001 NR AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 693 45 96Fax 0031 (0)20 - 694 14 57www.cofra.nl

Ingenieursbureau AmsterdamWeesperstraat 430Postbus 126931100 AR AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 251 1303Fax 0031 (0)20 - 251 1199www.iba.amsterdam.nl

PostAcademisch Onderwijs (PAO)Postbus 50482600 GA DelftTel. 0031 (0)15 - 278 46 18Fax 0031 (0)15 - 278 46 19www.pao.tudelft.nl

Profound BV Limaweg 172743 CB WaddinxveenTel. 0031 (0)182 - 640 964 Fax 0031 (0)182 - 649 664 www.profound.nl

Jetmix BV Postbus 254250 DA WerkendamTel. 0031 (0)183 - 50 56 66Fax 0031 (0)183 - 50 05 25 www.jetmix.nl

Royal HaskoningDHVPostbus 1516500 AD NijmegenTel. 0031 (0)24 - 328 42 84Fax 0031 (0)24 - 323 93 46www.royalhaskoningdhv.com

nv Alg. Ondernemingen Soetaert-SoiltechEsperantolaan 10-aB-8400 OostendeTel. +32 (0) 59 55 00 00Fax +32 (0) 59 55 00 10www.soetaert.be

SBRCURnetPostbus 18193000 BV RotterdamTel. 0031 (0)10 - 206 5959Fax 0031 (0)10 - 413 0175www.sbr.nlwww.curbouweninfra.nl

LezersserviceAdresmutaties doorgeven [email protected]

© Copyrights Uitgeverij Educom BV Oktober 2013 Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. © ISSN 1386 - 2758

Colofon

ABEF vzw Belgische Vereniging Aannemers FunderingswerkenPriester Cuypersstraat 31040 BrusselSecretariaat: [email protected]

BGGG Belgische Groepering voor Grondmechanica en Geotechniekc/o BBRI, Lozenberg 71932 [email protected]

SMARTGEOTHERMInfo : WTCB, ir. Luc FrançoisLombardstraat 42, 1000 BrusselTel. +32 11 22 50 [email protected]

Distributie van Geotechniek in België wordt mede mogelijk gemaakt door:

GEOTECHNIEKJAARGANG 17 – NUMMER 4OKTOBER 2013

Geotechniek is een informatief/promotioneel onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling voor het gehele geo technische vakgebied te kweken.

Geotechniek is een uitgave vanUitgeverij Educom BV

Mathenesserlaan 3473023 GB RotterdamTel. 0031 (0)10 - 425 6544Fax 0031 (0)10 - 425 [email protected]

Uitgever/bladmanagerUitgeverij Educom BVR.P.H. Diederiks

RedactieBeek, mw. ir. V. vanBrassinga, ing. H.E.Brouwer, ir. J.W.R.Diederiks, R.P.H.Hergarden, mw. Ir. I.Meireman, ir. P.

RedactieraadAlboom, ir. G. vanBeek, mw. ir. V. vanBouwmeester, Ir. D. Brassinga, ing. H.E. Brinkgreve, dr. ir. R.B.J.Brok, ing. C.A.J.M.Brouwer, ir. J.W.R.Calster, ir. P. vanCools, ir. P.M.C.B.M.Dalen, ir. J.H. van

Deen, dr. J.K. vanDiederiks, R.P.H.Graaf, ing. H.C. van de Gunnink, Drs. J.Haasnoot, ir. J.K.Hergarden, mw. Ir. I.Jonker, ing. A.Kleinjan, Ir. A.Langhorst, ing. O.Mathijssen, ir. F.A.J.M.Meinhardt, ir. G.

Meireman, ir. P.Rooduijn, ing. M.P.Schippers, ing. R.J.Schouten, ir. C.P.Smienk, ing. E.Spierenburg, dr. ir. S.Storteboom, O. Thooft, dr. ir. K.Vos, mw. ir. M. deVelde, ing. E. van der

N71 Voorwerk_Opmaak 1 28-08-13 12:10 Pagina 3

3 GEOT ECHNI EK – Oktober 2013

Mede-ondersteuners

Cofra BVKwadrantweg 91042 AG AmsterdamPostbus 206941001 NR AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 693 45 96Fax 0031 (0)20 - 694 14 57www.cofra.nl

Ingenieursbureau AmsterdamWeesperstraat 430Postbus 126931100 AR AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 251 1303Fax 0031 (0)20 - 251 1199www.iba.amsterdam.nl

PostAcademisch Onderwijs (PAO)Postbus 50482600 GA DelftTel. 0031 (0)15 - 278 46 18Fax 0031 (0)15 - 278 46 19www.pao.tudelft.nl

Profound BV Limaweg 172743 CB WaddinxveenTel. 0031 (0)182 - 640 964 Fax 0031 (0)182 - 649 664 www.profound.nl

Jetmix BV Postbus 254250 DA WerkendamTel. 0031 (0)183 - 50 56 66Fax 0031 (0)183 - 50 05 25 www.jetmix.nl

Royal HaskoningDHVPostbus 1516500 AD NijmegenTel. 0031 (0)24 - 328 42 84Fax 0031 (0)24 - 323 93 46www.royalhaskoningdhv.com

nv Alg. Ondernemingen Soetaert-SoiltechEsperantolaan 10-aB-8400 OostendeTel. +32 (0) 59 55 00 00Fax +32 (0) 59 55 00 10www.soetaert.be

SBRCURnetPostbus 18193000 BV RotterdamTel. 0031 (0)10 - 206 5959Fax 0031 (0)10 - 413 0175www.sbr.nlwww.curbouweninfra.nl

LezersserviceAdresmutaties doorgeven [email protected]

© Copyrights Uitgeverij Educom BV Oktober 2013 Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. © ISSN 1386 - 2758

Colofon

ABEF vzw Belgische Vereniging Aannemers FunderingswerkenPriester Cuypersstraat 31040 BrusselSecretariaat: [email protected]

BGGG Belgische Groepering voor Grondmechanica en Geotechniekc/o BBRI, Lozenberg 71932 [email protected]

SMARTGEOTHERMInfo : WTCB, ir. Luc FrançoisLombardstraat 42, 1000 BrusselTel. +32 11 22 50 [email protected]

Distributie van Geotechniek in België wordt mede mogelijk gemaakt door:

GEOTECHNIEKJAARGANG 17 – NUMMER 4OKTOBER 2013

Geotechniek is een informatief/promotioneel onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling voor het gehele geo technische vakgebied te kweken.

Geotechniek is een uitgave vanUitgeverij Educom BV

Mathenesserlaan 3473023 GB RotterdamTel. 0031 (0)10 - 425 6544Fax 0031 (0)10 - 425 [email protected]

Uitgever/bladmanagerUitgeverij Educom BVR.P.H. Diederiks

RedactieBeek, mw. ir. V. vanBrassinga, ing. H.E.Brouwer, ir. J.W.R.Diederiks, R.P.H.Hergarden, mw. Ir. I.Meireman, ir. P.

RedactieraadAlboom, ir. G. vanBeek, mw. ir. V. vanBouwmeester, Ir. D. Brassinga, ing. H.E. Brinkgreve, dr. ir. R.B.J.Brok, ing. C.A.J.M.Brouwer, ir. J.W.R.Calster, ir. P. vanCools, ir. P.M.C.B.M.Dalen, ir. J.H. van

Deen, dr. J.K. vanDiederiks, R.P.H.Graaf, ing. H.C. van de Gunnink, Drs. J.Haasnoot, ir. J.K.Hergarden, mw. Ir. I.Jonker, ing. A.Kleinjan, Ir. A.Langhorst, ing. O.Mathijssen, ir. F.A.J.M.Meinhardt, ir. G.

Meireman, ir. P.Rooduijn, ing. M.P.Schippers, ing. R.J.Schouten, ir. C.P.Smienk, ing. E.Spierenburg, dr. ir. S.Storteboom, O. Thooft, dr. ir. K.Vos, mw. ir. M. deVelde, ing. E. van der

N71 Voorwerk_Opmaak 1 28-08-13 12:10 Pagina 3

Uitgever/bladmanager

Uitgeverij Educom BVR.P.H. Diederiks

Redactie

Beek, mw. ir. V. vanBrassinga, ing. H.E.Broeck, ir. M. van denDiederiks, R.P.H.Heeres, dr. ir. O.M.Hergarden, mw. Ir. I.

Lengkeek, ir. A.Meireman, ir. P.

RedactieraadAlboom, ir. G. vanBeek, mw. ir. V. vanBouwmeester, Ir. D.Brassinga, ing. H.E.Broeck, ir. M. van denBrouwer, ir. J.W.R.Dalen, ir. J.H. van

Deen, dr. J.K. vanDiederiks, R.P.H.Duijnen, ing. P. vanGraaf, ing. H.C. van deGunnink, Drs. J.Haasnoot, ir. J.K.Heeres, dr. ir. O.M.Hergarden, mw. Ir. I.Jonker, ing. A.Lengkeek, ir. A.Meinhardt, ir. G.

Meireman, ir. P.Rooduijn, ing. M.P.Schippers, ing. R.J.Smienk, ing. E.Spierenburg, dr. ir. S.Storteboom, O.Vos, mw. ir. M. deVelde, ing. E. van der

LezersserviceAdresmutaties doorgeven [email protected]

© CopyrightsUitgeverij Educom BVOktober 2015Niets uit deze uitgave magworden gereproduceerd metwelke methode dan ook, zonderschriftelijke toestemming van deuitgever. © ISSN 1386 - 2758

GEOTECHNIEKJAARGANG 19 – NUMMER 4OKTOBER 2015

Geotechniek is een informatief/promotioneel onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogtkennis en ervaring uit te wisselen, inzichtte bevorderen en belangstelling voor het gehele geotechnische vakgebied te kweken.

Coverfoto: Ruimte voor de Waal: Ontwerp van de nieuwe waterkering te Nijmegen-Lent

ABEF vzwBelgische VerenigingAannemers FunderingswerkenLombardstraat 34-421000 Brusselwww.abef.be

2 GEOT ECHNI EK – Oktober 2013

Hoofd- en Sub-sponsors

Kleidijk 353161 EK RhoonTel. 0031 (0)10 - 503 02 00 www.mosgeo.com

H.J. Nederhorststraat 12801 SC GoudaTel. 0031 (0) 182 59 05 10www.baminfraconsult.nl

Rendementsweg 153641 SK Mijdrecht

Tel. 0031 (0) 297 23 11 50www.bauernl.nl

Gemeenschappenlaan 100B-1200 BrusselTel. 0032 2 402 62 11www.besix.be

IJzerweg 48445 PK HeerenveenTel. 0031 (0)513 - 63 13 55www.apvandenberg.com

Ballast Nedam EngeneeringRingwade 51, 3439 LM NieuwegeinPostbus 1555, 3430 BN Nieuwegein

Tel. 0031 (0)30 - 285 40 00www.ballast-nedam.nl

Korenmolenlaan 23447 GG WoerdenTel. 0031 (0)348 - 43 52 54www.volkerinfradesign.nl

Dywidag Systems International

Industrieweg 25 – B-3190 BoortmeerbeekTel. 0032 16 60 77 60

Veilingweg 2 - NL-5301 KM Zaltbommel Tel. 0031 (0)418-57 84 03

www.dywidag-systems.com

Industrielaan 4B-9900 EekloTel. 0032 9 379 72 77www.lameirest.be

Siciliëweg 611045 AX AmsterdamTel. 0031 (0)20- 40 77 100www.voorbijfunderingstechniek.nl

CRUX Engineering BV

Pedro de Medinalaan 3-c1086 XK AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 494 3070 www.cruxbv.nl

Sub-sponsors

Hoofdsponsor

Stieltjesweg 2,2628 CK DelftTel. 0031 (0)88 - 335 7200 www.deltares.nl

URETEK Nederland BVZuiveringweg 93, 8243 PE LelystadTel. 0031 (0)320 - 256 218 www.uretek.nl

Vierlinghstraat 174251 LC Werkendam

Tel. 0031 (0) 183 40 13 11www.terracon.nl

Veurse Achterweg 102264 SG Leidschendam

Tel. 0031 (0)70 - 311 13 33www.fugro.nl

Galvanistraat 153029 AD RotterdamTel. 0031 (0)10 - 489 69 22www.gw.rotterdam.nl

Klipperweg 14, 6222 PC MaastrichtTel. 0031 (0)43 - 352 76 09

www.huesker.com

N71 Voorwerk_Opmaak 1 28-08-13 12:10 Pagina 2

Van ‘t Hek GroepPostbus 881462 ZH MiddenbeemsterTel. 0031 (0)299 31 30 20www.vanthek.nl

SBRCURnetPostbus 5162600 AM DelftTel. 0031 (0)15 - 303 0500www.sbrcurnet.nl

Geobest BVPostbus 4273640 AK MijdrechtTel. 0031 (0)85 - 489 0140www.geobest.nl

PostAcademischOnderwijs (PAO)Postbus 50482600 GA DelftTel. 0031 (0)15 - 278 46 18www.pao.tudelft.nl

Profound BVLimaweg 172743 CB WaddinxveenTel. 0031 (0)182 - 640 964www.profound.nl

Cofra BVKwadrantweg 91042 AG AmsterdamPostbus 206941001 NR AmsterdamTel. 0031 (0)20 - 693 4596www.cofra.nl

Lankelma Geotechniek Zuid BVPostbus 385688 ZG OirschotTel. 0031 (0)499 - 57 85 20www.lankelma-zuid.nl

• Geomil Equipment BV, Moordrecht• JLD Contracting BV, Edam• Tjaden BV, Heerjansdam• Leiderdorp Instruments BV, Leiderdorp• Votquenne Foundations NV, Dadizele (B)

Page 6: Geotechniek oktober 2015

geotechniek _Oktober_2014_v2.indd 30 28-08-14 13:54

Tjaden Adviesbureau voor Grondmechanica is opgericht in 1968 en is voortgekomen van-uit het Grondboorbedrijf Tjaden B.V. dat zijn oorsprong heeft in het jaar 1895.

Sinds de overname door Theo van Velzen Grondboortechniek en Bronbemaling B.V. in Alkmaar, op 23 december 2011, zijn de 2 sondeerwagens vervangen door 2 nieuwe Track Trucks en is het machinepark uitgebreid met een rupsvoertuig, een minirupsvoertuig en een demontabele sondeertoren, voor moeilijk bereikbare locaties. De 2 Track Trucks zijn identiek en gebouwd op een Volvo FMX met een Euronorm 6 motor (schoonste motor van dit moment), 4 x 4 aangedreven en voorzien van tracks om in het terrein te kunnen rijden.

Bij Tjaden Adviesbureau kunt u terecht voor zowel geotechnische als geohydro- logische adviezen.

Geotechnisch adviesDeze adviezen hebben betrekking op funderingen op palen of staal, grondverbeteringen, grondkerende constructies (damwanden), stabiliteit van grondlichamen (dijken, op- hogingen), zettingen van het maaiveld (als gevolg van ophogingen) en bouwrijp maken van terreinen.

Geohydrologisch adviesHierbij gaat het om adviezen inzake bouwputbemalingen, retourbemalingen, ter- reindrainage, koude/warmte opslag in de bodem, hydrologische effectenstudies (water-overlast, droogteschade), waterbeheersplannen opzetten en uitvoeren, het begeleiden en rapporteren van proefbemalingen en pompproeven, begeleiden bij de aanvraag van onttrekkings- en lozingsvergunningen.

Tevens voeren wij de benodigde veldwerkzaamheden uit : sonderingen, grondboringen inclusief het steken van ongeroerde monster voor laboratoriumonderzoek en het plaat-sen van peilbuizen, voor monstername en grondwaterstandmonitoring

Page 7: Geotechniek oktober 2015

Inhoud

7 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

GeoRisicoScan 2.0 - De Geotechnisch adviseur aan de lat?

Actief systeem Ecoduct N261

Ruimte voor de Waal: Ontwerp van de nieuwe waterkering te Nijmegen-Lent

Proevenverzameling Delfland 2.0 Stabiliteit van taluds in tertiaire kleien.

ir. B. van Paassen / ing. O. Langhorst

ing. Hans van Eekeren / ing. Piet van Duijnen

ir. J.A.T. Ruigrok / ir. W. Claassen

ing. M.E.T. Taken MSEng / ing. R.H. Gerritsen

ir. J.Tigchelaar / ing. W.Ponsteen em. prof. ir. J. Maertens / ir. G. van Alboom

ir. K. Van Royen / dr. ir. L. De Vos

10

44

14

24 32GEOKUNST Onafhankelijk vakblad voor gebruikers van Geokunststoffen

GEOTECHNIEK Onafhankelijk vakblad voor het geotechnische werkveld

3 Van de redactie - 9 Actueel - 21 Afstudeerders - 22 SBRCURnet

Page 8: Geotechniek oktober 2015

Vooraanstaand en betrouwbaar

www.bauernl.nl

Voor gedegen

Mixed-In-Place soilmix oplossingen

BAUER Funderingstechniek voert de volgende activiteiten uit: Mixed-In-Place soilmix Groutanker met strengen Groutanker (paal) met staven GEWI-anker (paal) Cement-bentoniet dichtwand Groot diameter boorpalen Diepwand Jet grouten Grondverbetering

Vooraanstaand en betrouwbaar

www.bauernl.nl

Voor gedegen

Mixed-In-Place soilmix oplossingen

BAUER Funderingstechniek voert de volgende activiteiten uit: Mixed-In-Place soilmix Groutanker met strengen Groutanker (paal) met staven GEWI-anker (paal) Cement-bentoniet dichtwand Groot diameter boorpalen Diepwand Jet grouten Grondverbetering

www.HUESKER.comDe ingenieurs en technici van HUESKER bieden support bij het werken met andere materialen in uw bouwprojekten. Vertrouw op de producten en oplossingen van HUESKER.

Agent voor Nederland · CECO B.V. · Tel.: 043 - 352 76 09 · [email protected]

HUESKER Nederland · Tel.: 073 - 503 06 53 · [email protected]

Geotechniek en funderingstechnieken

Waterbouw

Milieutechniek

Wegenbouw

HaTelit® is een robuuste asfalt-wapening met hoge weerstand tegen beschadigingen tijdens het inbouwen. Daardoor vertraagt het gebruik van HaTelit® het ontstaan van refl ectiescheurvorming. Minder onderhoud en een langere levensduur van de gesaneerde rijbaan zijn het gevolg.

HUESKER – Ingenieursoplossingen met geokunststoffen

IDEEN. INGENIEURE. INNOVATIONEN.

N14 Artikels nw_Opmaak 1 27-02-13 11:07 Pagina 36

Vestiging BelgiëPhilipssite 5, bus 15UbicenterB-3001 LeuvenTel. 0032 16 60 77 60Fax 0032 16 60 77 [email protected]

Vestiging NederlandVeilingweg 2NL-5301 KM ZaltbommelTel. 0031 418 578 403Fax 0031 418 513 [email protected]

www.HUESKER.comDe ingenieurs en technici van HUESKER bieden support bij het werken met andere materialen in uw bouwprojekten. Vertrouw op de producten en oplossingen van HUESKER.

Agent voor Nederland · CECO B.V. · Tel.: 043 - 352 76 09 · [email protected]

HUESKER Nederland · Tel.: 073 - 503 06 53 · [email protected]

Geotechniek en funderingstechnieken

Waterbouw

Milieutechniek

Wegenbouw

HaTelit® is een robuuste asfalt-wapening met hoge weerstand tegen beschadigingen tijdens het inbouwen. Daardoor vertraagt het gebruik van HaTelit® het ontstaan van refl ectiescheurvorming. Minder onderhoud en een langere levensduur van de gesaneerde rijbaan zijn het gevolg.

HUESKER – Ingenieursoplossingen met geokunststoffen

IDEEN. INGENIEURE. INNOVATIONEN.

N14 Artikels nw_Opmaak 1 27-02-13 11:07 Pagina 36

geotechniek _Juli_2014_binnen_v3.indd 6 04-06-14 13:55

A.P. van den Berg Ingenieursburo b.v.Postbus 68, 8440 AB Heerenveen

[email protected]

creating tools that move your business

Tel.: 0513 631 355Fax: 0513 631 212

The CPT factoryAl ruim 42 jaar is A.P. van den Berg de innovatieve en betrouwbare partner als het gaat om bodemonderzoek-apparatuur voor een slappe bodem. A.P. van den Berg loopt voorop in het ontwikkelen en wereldwijdvermarkten van nieuwe geavanceerde sondeer- en monstersteeksystemen die uitblinken in betrouwbaarheid en gebruiksgemak. Van verscheidene landsondeersystemen tot multifunctioneel apparatuur voor het gebruik op zee tot waterdieptes van wel 4000 meter en van uitgebreide servicepakketten tot digitale meetsystemen waarmee de bodemgegevens via een kabel of optische lichtsignalen worden getransporteerd, ze behorenallemaal tot het leveringspakket van A.P. van den Berg.

Veel aandacht wordt geschonken aan de arbeidsomstandigheden van de sondeermeester. Zo heeft A.P. van den Berg de sondeerbuizenschroever ontwikkeld, die in ieder sondeerapparaat kan worden geïntegreerd.Met de buizenschroever wordt het op- en afschroeven van de sondeerstreng efficiënter uitgevoerd. De buizenschroever komt het meest tot zijn recht in combinatie met een draadloos meetsysteem. Het doorrij-gen van de conuskabel behoort dan tot het verleden. Voor de sondeermeester betekent dit een aanzienlijke vermindering van de fysieke inspanning en het voorkomen van een versnelde slijtage van de gewrichten.Aandacht voor de arbeidsomstandigheden is voor alle betrokkenen van groot belang en is zijn investering dubbel en dwars waard.

Sondeerbuizenschroever:gemakkelijk, snel en

ergonomisch verantwoord

a.p. van den bergThe CPT factory

a.p. van den bergThe CPT factory

A.P. van den Berg Machinefabriek Tel.: 0513 631355 [email protected] 68, 8440 AB Heerenveen Fax: 0513 631212 www.apvandenberg.nl

Mini Sondeerrups: ideaal voor locaties met beperkte toegang

De lichtste en meest compacte Sondeerrups met een indrukkracht van10 ton. Met een gewicht net onder de 1600 kg en een breedte van 780 mm past de Mini Sondeerrups door een deurpost en kan deze vervoerd worden in een bestelwagen. Ideaal dus voor sondeerlocaties met beperkte toegang of ruimte. Het indruksysteem is demonteerbaar en kan als stand-alone unit naast de rups gebruikt worden, indien er nog compacter gewerkt moet worden.

Op dit moment hebben we een Mini Sondeerrups op voorraad in onzeShowroom, maar uiteraard kunnen we ook een exemplaar voor u samenstellen dat precies aan uw wensen voldoet.

Interesse? Neem contact met ons op!

Compact, licht en wendbaar

APB CPT Ad Geotechniek MiniSondeerrups 216x138 22052015 try1.indd 1 26-5-2015 12:00:45

Page 9: Geotechniek oktober 2015

9 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

Actueel

Over veiligheid, betrouwbaarheid en risico’s in de geotechniek weten we veel maar nog lang niet alles. Wat zijn de nieuwste ideeën en in-novaties in de wereld op het gebied van geotech-niek?Tijdens het 5de International Symposium on Geotechnical Safety and Risk (ISGSR) delen we de laatste kennis vanuit onderzoek en praktijk. • 150 papers waaronder 10 keynotes van onder

meer: Mandy Korff (Deltares) - Learning from case studies and monitoring of underground construction works; Bas Jonkman (TUDelft)

- Developments in levee reliability and flood risk analysis Cees Brandsen (Rijkswaterstaat) - Geotechnical risk management in Dutch pu-blic infrastructure projects.

• 20 papers over resultaten van het Geo-Impuls programma

• Internationaal netwerk van 300 geotechnici - onderzoekers en mensen uit de praktijk-

Voorafgaand aan het symposium, op 12 oktober gaan we van start met twee cursussen: ‘Relia-bility Analysis and Updating in Geotechnical En-

gineering’ en ‘Geotechnical Risk Management’. Daarnaast organiseren Deltares, Plaxis en TNO Diana het side-event ‘How can you use software for risk management?’Het symposium is een uitgelezen kans om te le-ren van het buitenland, je te laten inspireren en nieuwe contacten te leggen.

Bekijk het programma en meld je aan via www.isgsr2015.org

International Symposium on Geotechnical Safety and Risk (ISGSR) Rotterdam, 13 – 16 oktober 2015

Eurocode 8: Earthquake EngineeringIn samenwerking metCursusleider

Cursusdata

Bouwen met Staal en de Betonvereniging Prof.ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder (TU Delft/TNO Bouw en Ondergrond)6, 7, 8 en 13 oktober

Bemalingen bij bouwprojectenSamenwerkingCursusleiderCursusdataStudiepunten

SBRCURnet en SIKBIng. V. Lubbers (Fugro)25 en 26 november6 Kenniseenheden Constructeursregister 10 PDH’s Geotechniek

Haal meer uit je grondonderzoek; geotechnische parameterbepalingIn samenwerking metCursusleidersCursusdata

DeltaresIr. A.J. van Seters (Fugro GeoServices BV) endr. G. Greeuw (Deltares)17 november en 8 december

Soil-Mix wanden, ontwerp en uitvoeringIn samenwerking metCursusleiders

CursusdatumStudiepunten

SBRCURnetIng. E. de Jong (Geobest BV) en ir. B. Snijders (CRUX Engineering BV)19 november3 Kenniseenheden Constructeursregister5 PDH’s Geotechniek

Heibaarheid en trilbaarheid van funderingspalen en damwanden

In samenwerking metCursusleider

CursusdataStudiepunten

SBRCURnetAss.prof.dr.ir. J.G. de Gijt (Gemeentewerken Rotterdam/TU Delft)9 en 10 december12 PDH’s Geotechniek

BIM in de praktijk van grond-, weg- en waterbouwCursusleider

Cursusdata

Dr.ir. J.L. Coenders (White Lioness technologies/TU Delft)13 en 14 oktober

Realisatie bouw en infrastructuur op slappe bodem

SamenwerkingCursusleiders

CursusdataStudiepunten

Beter Bouwen Beter WonenIr.drs. E. Tromp (Deltares) en ir. P.R.M. Ammerlaan (Fugro GeoServices BV)5 en 6 november3 Kenniseenheden Constructeursregister10 PDH’s Geotechniek

www.pao.tudelft.nl Postbus 50482600 GA Delft

015 278 46 [email protected]

StichtingPostAcademisch Onderwijs

Cursussen Geotechniek najaar 2015

advertentie_geotechniek_4_2015.indd 1 1-7-2015 10:07:46

Page 10: Geotechniek oktober 2015

10 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

InleidingGeotechnisch risico management wordt als een van de belangrijkste middelen gezien ter beper-king van de ondergrond gerelateerde faalkosten, getuige de conclusies van het GeoImpuls pro-gramma. Er is daarom sprake van dat belang-rijke opdrachtgevers zoals Rijkswaterstaat het toepassen van geotechnisch risicomanagement gaan waarderen bij de beoordeling van aanbie-dingen in de GWW sector.

Een manier om aantoonbaar te maken of, en in welke mate, geotechnisch risico management wordt toegepast in projecten, is het doen van een zogenaamde GeoRisicoScan (GRS).

De GRS is niet nieuw. Al enige tijd is de GRS 1.0 toegepast op grotere infrastructurele projecten, met name ter beoordeling van het risicoma-nagementsysteem binnen Rijkswaterstaat. Voor kleinere of kortlopende projecten is als bezwaar van GRS 1.0 te noemen dat deze tijdrovend en kostbaar is, en anderzijds dat deze slechts door een selecte groep adviseurs kan worden uitge-voerd.

De nieuwe vorm van GRS, GRS 2.0, is zodanig opgezet dat deze binnen één à twee weken kan worden voltooid, en door specialisten vanuit elk willekeurig ingenieursbureau kan worden uit-gevoerd, mits zij zich middels de bijbehorende cursus hebben gekwalificeerd. Het is hierbij ook mogelijk dat de scan wordt gedaan door men-sen vanuit de eigen organisatie, wat in sommige gevallen wegens vertrouwelijkheid van de infor-matie gewenst kan zijn. De scan kan dus inge-zet worden als externe kwaliteitsborging (EKB) maar ook als interne kwaliteitsborging (IKB).

Eind 2013 is het principe van deze GRS 2.0 toe-gelicht in een door Deltares en GeoImpuls geor-ganiseerde pilot cursus, voor deelnemers vanuit diverse partijen (Movares, BAM, CRUX, Gemeen-te Rotterdam en Amsterdam). Sindsdien zijn

door deze groep vijf scans uitgevoerd, zowel bij projecten in uitvoering, voorbereiding en in ten-derfase. In dit artikel blikken de auteurs, die bij vier van deze GRS als reviewer betrokken zijn geweest, hierop terug.

Opzet en uitvoering van een GRS 2.0In de GRS 2.0 wordt getoetst in hoeverre geo-techniek expliciet deel uitmaakt van het project risico management systeem, ofwel hoe het staat met GeoRisicoManagement (GeoRM). Aan de GRS 2.0 nemen de personen deel die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van Ge-oRM in het project. Dat kunnen de projectleider, technisch manager, risicomanager, ontwerper zijn en diegene die de GeoRM daadwerkelijk uit-voert, meestal de geotechnisch adviseur. Voor kleinere projecten kan dit dezelfde persoon zijn.

De opdrachtgever organiseert de GRS 2.0 ses-sie. De GRS 2.0 wordt afgenomen door een duo dat is gekwalificeerd voor het uitvoeren van de GRS 2.0, maar die geen directe betrokkenheid met het project hebben. Een GRS 2.0 duurt de hele dag, waaraan voorafgaand enige voorbe-reiding van de projectbetrokkenen benodigd is. Deze voorbereiding bestaat uit het beschikbaar maken van de relevante documenten waaruit het risico geotechnisch risicomanagement naar voren komt, zoals het risicodossier, verslagen, rapportages, het ondergrond dossier. Daarnaast wordt aan bij voorkeur de geotechnisch adviseur gevraagd een projectpresentatie voor te berei-den, waarin behalve een introductie ook de door hem of haar als grootst beoordeelde risico’s aan bod dienen te komen.

GeoRisicoScan 2.0 - De Geotechnisch adviseur

aan de lat?

Ir. Bart van Paassen BAM Infraconsult

Ing. Onno Langhorst Movares Nederland BV

Foto 1 - OV Saal (hoge ophoging naast spoor) - Bij het project OV Saal zijn grote ophogingen naast in bedrijf zijnd spoor aangebracht. Uit het ontwerp is naar voren gekomen dat een risico gestuurde

uitvoering noodzakelijk is geweest. Het is een van de projecten waar een GRS 2.0 is uitgevoerd.

Page 11: Geotechniek oktober 2015

11 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

SamenvattingDe GeoRisicoScan 2.0 (GRS 2.0) is een “light” versie van de door Deltares ontwikkelde GeoRisicoScan. Door middel van één daagse interview sessie wordt een oordeel gegeven over de vraag: zijn de geotechnische risico’s

“in control”? Dit artikel beschrijft de opgedane ervaringen met GRS 2.0. Samenvattend: een nuttig middel met duidelijke meerwaarde dat meer navolging verdient.

Op de dag zelf zijn er twee interviews van elk 1,5 à 2 uur voor alle betrokkenen gezamenlijk. Hier tussendoor nemen de “reviewers” documenten door en bereiden het tweede interview voor. Aan het eind van de dezelfde dag geven de auditoren een voorlopige score en de eerste feedback. Het uiteindelijke oordeel (Geo OK?) volgt, schrifte-lijk, binnen een week.

De scan is in principe een moment opname, voor de betreffende fase waarin het project zich bevindt, en kan daarom herhaaldelijk, in meer-dere fases van een project worden uitgevoerd. Vooral projecten met een grote geotechnische component die meerdere fases kennen, zoals haalbaarheid – voorbereiding – aanbesteding – realisatie, of: aanbieding – detail ontwerp – uit-

voeringsontwerp lenen zich hier goed voor. Bij-gaande foto’s geven hiervan voorbeelden.

Audit of review?Zoals al gesuggereerd, heeft de GRS 2.0 ken-merken van een audit: er kan in de korte tijd niet diep ingegaan worden op de inhoud, laat staan dat er door de interviewers een oordeel en een oplossing wordt aangedragen. Er wordt beoor-deeld of de geotechnische risico’s die naar voren komen in de stukken en de interviews ook te-rugkomen in het risico dossier, en de in RISMAN te onderscheiden stappen terug te vinden zijn in het proces en onderdeel zijn van de keuzes in ontwerp en realisatie. Een Geo OK is in die zin geen waarborg dat het project ook technisch in-houdelijk aan alle te stellen eisen voldoet.

Toch wordt ook een inhoudelijke check gedaan, namelijk op de inhoud van het risico dossier: zijn deze specifiek en expliciet genoeg, en zijn de genoemde kansen en beheersmaatregelen rea-listisch en effectief? Hierover kan en dient een oordeel te worden gegeven.

Om in korte tijd technische en procesmatige ri-sico’s te kunnen identificeren moet naast over kennis (mogelijk op te doen in een cursus) ook over ervaring worden beschikt. Dit stelt eisen aan uitvoerders van GRS 2.0 op gebied van er-varing. De optimale samenstelling van het GRS 2.0 team dient daarom bij voorkeur benaderd te worden uit een inhoudelijke invalshoek (ervaren geotechnisch adviseur) en een procesmatige in-valshoek (bijvoorbeeld een risicomanager).

StructuurAls leidraad zijn de vragen onderverdeeld in een technisch inhoudelijke – en een procesmatige lijst. In onderstaande tabel zijn de vragen inzich-telijk gemaakt.

MeerwaardeDe GRS 2.0 kan primair een bijdrage leveren aan de beheersing van ondergrond gerelateerde risi-co’s bij infrastructurele projecten, doordat deze een (periodieke) meting doet van de toepassing van het geotechnisch risico denken. Enerzijds wordt beoordeeld of de inhoud en systematiek van het risico dossier, op geotechnisch gebied, hout snijdt. Ook komt naar voren in hoeverre de geotechnisch adviseur integraal deelneemt aan

Tabel 1 - Vragenlijsten (proces en inhoudelijk)

Nr. Criteria (procesmatig) Nr. Criteria (inhoudelijk)

1.1 Stap 0: GeoRM zit integraal in project RM 2.1 De relevante project-specifieke

georisico’s zijn benoemd

1.2 Stap 1a: Georisico doelen zijn vastgesteld 2.2 Georisico’s zijn expliciet gekoppeld aan

doelen en performance indicatoren

1.3 Stap 1a: Geo-gegevens zijn verzameld 2.3 Geschatte kansen van de georisico’s zijn realistisch in de project context

1.4 Stap 2: Georisico’s zijn geïdentificeerd 2.4 Geschatte gevolgen van de georisico’s zijn realistisch in de project context

1.5 Stap 3: Georisico’s zijn geclassificeerd 2.5 Georisico’s worden / zijn (contractueel) gealloceerd & gecommuniceerd

1.6 Stap 4: Georisico’s zijn beheerst 2.6 Gekozen risicobeheersmaatregelen zijn technisch uitvoerbaar

1.7 Stap 5: Maatregelen zijn geëvalueerd 2.7 De kosten van de beheersmaatregelen wegen op tegen de beoogde effecten

1.8 Stap 6a: Stap 2 t/m 5 in risicodossier 2.8 De risicobeheersmaatregelen zijn aantoonbaar & daadwerkelijk effectief

1.9 Stap 6b: Periodieke georisico rapportage 2.9 Grondonderzoek is risicogestuurd

opgezet en uitgevoerd

2.10 Monitoring is risicogestuurd opgezet en uitgevoerd

De vragen zijn in twee standaard tabellen opgenomen, waarin voor de 6 GeoRM processtappen wordt beoordeeld of deze aantoonbaar en correct zijn uitgevoerd: één hiervan behandeld de pro-cesmatige kant, de ander de inhoudelijke (geotechnische) kant van het risicodossier. Per vraag kan een score worden behaald, wat uiteindelijk leidt tot een eindoordeel: GeoOK-(onvoldoende), GeoOK (voldoende), of GeoOK+ (goede kwaliteit), ofwel het oordeel of de georisico’s inhoudelijk effectief en efficiënt zijn beheerst. In onderstaande tabel is aangegeven hoe het eindoordeel voor zowel project beheersing en inhoudelijke beheersing wordt gevormd.

Tabel 2 - Eindoordeel GRN 2.0

Eindoordeel GeoRMscan 2.0Criteria (procesmatig)

GeoRM Procesbeheersing

Onvoldoende Voldoende Goed

GeoRM InhoudelijkeBeheersing

Onvoldoende GeoOK- GeoOK- GeoOK-

Voldoende GeoOK- GeoOK GeoOK+

Goed GeoOK- GeoOK+ GeoOK+

In de tabellen is ruimte beschikbaar voor toelichtingen en het geven van voorbeelden waarmee onderbouwing kan worden gegeven van de scores, en waarmee voor het project betrokkenen feedback gegeven kan worden zodat verbeterpunten duidelijk worden. Uiteraard kunnen er in de rapportage ook aanvullende (inhoudelijke) aanbevelingen of bevindingen gegeven worden.

Page 12: Geotechniek oktober 2015

12 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

het ontwerp en bijdraagt in de besluitvorming. Wanneer blijkt dat dit het geval is, bijvoorbeeld doordat de geotechnisch adviseur aantoonbaar vertegenwoordigd is in risico sessies, trade-offs en reviews, zal dit in de score naar voren komen. Het zelfde geldt wanneer geotechnische risico’s systematisch worden geïnventariseerd en ge-evalueerd, en expliciet behandeld worden in de documenten. Omgekeerd geldt dat als dit soort zaken niet naar voren komen, dit resulteert in een lage score maar ook een aanbeveling voor het vervolg.

Door de systematische opzet, en ‘smart’ ge-maakte beoordeling, maakt GRS 2.0 het moge-lijk aantoonbaar te maken dat het GeoRM onder controle is. Zo kan GRS 2.0 een middel zijn voor aannemers om hoger te scoren in een aanbe-steding volgens de methode ‘ Best Value and Procurement’ op het geotechnisch risico ma-nagement.

Voor opdrachtgevers maakt GRS 2.0 het mo-gelijk invulling te geven aan ‘systeem gerichte contract beheersing’, en daarbij het belang van risico gestuurd geotechnisch ontwerp te bena-drukken, zonder die inhoudelijk in te vullen. In feite kan GRS 2.0 ingezet worden om alle exter-ne partijen / belanghebbenden / omwonenden inzicht te geven of de ondergrondrisico’s inhou-delijk effectief en efficiënt worden beheerst.Voor de projectorganisatie zelf is, zoals ook uit de gemaakte scans is gebleken, de scan uiterst

leerzaam en daarmee duidelijk méér dan een eindscore alleen. In de interviews en rapportage wordt zeer nadrukkelijk ingegaan op de syste-matische invulling van het risico dossier, en in het bijzonder de geotechnische aspecten. Zon-der heel diep op de inhoud in te gaan, wordt een volle dag aandacht gegeven aan de plaats van de geotechnisch adviseur en de ondergrond in het project. Dit kan leerzaam zijn voor de project-leiding, maar zeker ook voor de geotechnisch adviseur zelf.

Hoewel niet primair het doel, kan in de scan naar voren komen dat een of meer risico’s ver-dere uitwerking behoeven of dat nieuwe risico’s moeten worden toegevoegd aan het risicodos-sier. Deels door de systematiek, en deels door de – deels frisse - inhoudelijke kennis die erbij aanwezig is, blijken zaken naar voren te komen.

Eerste ervaringen GRS 2.0Aantal uitgevoerde scansDe GRS 2.0 is na de opleiding van 31-10-2013 totaal 5 maal uitgevoerd. Dit is opvallend weinig gezien het belang van Geoimpuls dat aan GeoRM wordt gehecht, en de meerwaarde die ook door de projecten werd herkend. Steeds was er vanuit de projecten een wens om de risicobeheersing aantoonbaar te maken. Ook is steeds positief gewaardeerd om nadrukkelijk stil te staan bij de geotechnisce risico’s en het risicodossier.

We stellen vast dat het gebruik van GRS 2.0 is

stilgevallen. Dit kan komen door de beperkte bekendheid en het kleine aantal opgeleide ad-viseurs. Om deze ‘tool’ een succes te laten wor-den is het volgens ons belangrijk dat de cursus wordt herhaald, opdat er een groter aantal ge-kwalificeerden zullen zijn dan nu het geval is, en daarmee de GRS 2.0 meer kritische massa krijgt.

VerwachtingsmanagementVanuit één van de projecten was de verwachting dat de scan had moeten leiden tot meer zeker-heid over de gegeven adviezen bij de beslis-sers in het project. De hoop bestond dat er na uitvoeren van de scan geen discussie meer zou zijn over de gekozen oplossingen. Dat dit niet was geslaagd had mogelijk als oorzaak dat het product onvoldoende bekend was bij de rest van het team, er ontbrak een goede toelichting. Een degelijke presentatie zou hierbij geholpen heb-ben. GRS 2.0 kan waarborgen dat GeoRM goed is toegepast (en dat kan bijdragen tot een betere onderbouwing van risico’s en het maken van ri-sicogestuurde keuzes), maar is geen review op aangedragen geotechnische oplossingen.

DraagvlakDoor de GRS eerder op de kaart zetten en tevens het resultaat (oké!) breder naar buiten brengen was meer draagvlak geweest. Uiteraard zal het helpen wanneer de GRS vaker wordt toegepast, en professionals er ook mee bekend raken. Wan-neer dit binnen een project daadwerkelijk een of

Foto 2 - A4 (diepe bouwput naast rijksweg). - Bij het project A4 Burgerveen – Leiden zijn diepe bouwputten naast de bestaande weg aan-gelegd. De complexe faseringen en geotechnische omstandigheden vroegen om een risico gestuurde aanpak, wat ook door de opdracht-

gever (RWS) expliciet werd geëist. Voor dit project met zijn vele fasen zou zeer geschikt zijn geweest voor een periodieke GRS 2.0.

Page 13: Geotechniek oktober 2015

13 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

meer keer herhaald wordt, kan dat al eenvoudig bereikt worden.

Opzet GRS 2.0De opzet van de vragenlijsten zijn goed, maar behoefte is aan meer gerichte vragen. Wat ver-der opviel was dat de gesprekken in een open en prettige sfeer verliepen, wat wel een zekere vaardigheid vraagt. Het is de kunst om enige va-riatie in de vragen te hebben, en niet de vragen-lijsten stap voor stap af te werken.

Ook de fase van het project is van belang: in een geval bevond het project zich in de opleverfase en bleek de procesmatige kant van het GeoRM minder strak doorgevoerd dan in de eerdere fasen van het project: de bevindingen werden hierom niet direct herkend door het project team. De vraag is echter ook legitiem of de di-verse stappen ook in elke fase van een project zo relevant zijn: deze overweging is dan ook aan de reviewers. Ook dit soort ervaring kan alleen ingebracht worden door frequente(re) toepas-sing van GRS 2.0.

ConclusiesOp basis van de uitgevoerde GRS 2.0 blijkt dat in 1 jaar tijd totaal 5 scans zijn uitgevoerd. De GRS 2.0 staat dus nog niet goed op de kaart. De GRS 2.0 heeft een toegevoegde waarde voor de pro-jecten waarop deze is uitgevoerd, het draagt bij aan inzicht in de kwaliteit van GeoRM en aan het geotechnisch risicodossier. Het is een snelle en effectieve methode om de GeoRM goed in beeld te krijgen en aan de klant te laten zien. De hui-dige opzet van de GRS 2.0 met de bijbehorende invullijsten voldoen. Er is daarom tot dusverre geen aanleiding om de GRS 2.0 inhoudelijk of procesmatig aan te passen. De GRS 2.0 laat zien of de geotechnisch adviseur aan de lat staat. Er moet nog meer ervaring mee opgedaan worden en meer mensen dienen zich hierin te kwalifice-ren om het tot een succes te laten worden.

Voor nadere informatie over de GRS 2.0, en de bijbehorende cursus, wordt verwezen naar: http://www.geoimpuls.org/#category=georisicomanagement&product=inleiding-georisico-scan-2-0voor-projecten.

Referentie- Bles, T.J., Van Staveren, M.Th., Litjens, P.P.T.,

and Cools, P.M.C.B.M. 2009. “Geo Risk Scan: Getting Grips on Geotechnical Risks.” In Geo-technical Risk and Safety, Honjo, Y., Suzuki, T., Hara, T., and Zhang, F. eds. 2009, 339-346. London: Taylor and Francis.

GEORISICOSCAN 2.0 - DE GEOTECHNISCH ADVISEUR AAN DE LAT?

Foto 3 - NZ lijn (diepe bouwput naast monumentaal station). - In het kader van de Noord Zuidlijn is de tunnel onder het Amsterdam CS aangelegd. Ter plaatse van het voorplein is een diepwand gemaakt. Een speciaal risico daarbij was de grond- en waterdichtheid van de voegen. Als maatre-gel is gekozen om bij de voegen jetgrout kolommen te installeren. Per bouwfaseringsslag is een geotechnische risico analyse opgesteld en goedgekeurd alvorens met de volgende fase verder te gaan. Een GRS 2.0 zou een goede tool zijn geweest.

Page 14: Geotechniek oktober 2015

14 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

Ruimte voor de Waal: Ontwerp van de nieuwe waterkering te

Nijmegen-Lent Integratie van geotechniek,

waterkeringen en constructies.

Ir. J.A.T. Ruigrok Geotechnisch adviseur

Witteveen+Bos

Ir. W. Claassen Projectleider Witteveen+Bos

Ing. M.E.T. Taken MSEngConstructeur Witteveen+Bos

Ing. R.H. Gerritsen Geotechnisch adviseur

Witteveen+Bos

InleidingDe Waal heeft bij Nijmegen te maken met een vernauwing en een scherpe bocht die als een soort ‘flessenhals’ de doorstroming van de rivier beperken. In de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier (2006) is berekend dat verlegging van de noordelijke Waaldijk met 350 meter landinwaarts de meest effectieve

maatregel is om de doorstroming te bevorderen. De bocht wordt met een nevengeul afgesneden over een lengte van circa drie kilometer. Hier-door ontstaat een langgerekt (stads)eiland mid-den in de rivier. Aannemerscombinatie i-Lent (bestaande uit DuraVermeer DivisieInfra BV / Ploegam BV) voert dit project uit, ondersteund door Witteveen+Bos voor het ontwerp van de

constructieve objecten. Belangrijke onderde-len voor Witteveen+Bos daarin zijn de realisatie van een grote kadeconstructie, een diep wa-terkerend scherm, de Parmasingelbrug, de Ci-tadelbrug, en het verlengen van de bestaande Waalbrug (De Verlengde Waalbrug met tussen-liggend Bastion), figuur 1. De omvang van het project en het grote aantal externe raakvlakken (waaronder de omlegging van de N325, Verleng-de Waalbrug, de Promenadebrug en de spoor-brug) geven een enorme uitdaging voor aanleg binnen een strak tijdschema. Zo moest het weg-verkeer over de kruisende bestaande Waalbrug (N325) en het treinverkeer over de spoorbrug te allen tijde doorgang vinden. De nieuwe waterke-ring bestaat voor circa 700 meter uit een groene dijk en voor circa 900 meter uit een harde ka-deconstructie lopend vanaf de westzijde van de spoorbrug tot voorbij de Verlengde Waalbrug. De harde kade is opgebouwd met betonnen L-wan-den van acht meter hoog. De opgaande wand van de L-wand heeft vanuit esthetisch oogpunt een helling schuin naar achteren tot de kerende hoogte van NAP+16,4 meter. Aan de voorzijde hiervan bevinden zich verschillende niveaus die door trappen, hellingbanen en grondtaluds met elkaar zijn verbonden. De inrichting van het ge-bied is daarbij gericht op een prettige omgeving voor recreatie met zicht op de rivier, figuur 2. Dit artikel behandelt het ontwerp van de harde kadeconstructie die Lent en het achterland moet beschermen tegen het water in de Waal.

Figuur 1 - 3D model met de 900 m harde kade (stippellijn) en de bruggen. Van links naar rechts: de spoorbrug, de Promenadebrug, de Verlengde Waalbrug en de Parmasingelbrug. De Citadelbrug valt buiten de afbeelding. Rechtsonder een doorsnede van de L-wand met onder de teen de CB-wand.

In 1993 en 1995 hadden de Rijn en de Maas te kampen met zeer hoge waterstanden. Naar aanleiding van deze hoge waterstanden is ge-bleken dat de Rijntakken en de Maas grotere hoeveelheden water af moesten kunnen voeren dan de hoeveelheid waarmee tot dusver rekening was gehouden. Omdat de dijken op de meeste plaatsen niet aan de wettelijke veiligheidsnorm tegen overstromen voldoen, zijn maatregelen nodig. In het jaar 2000 heeft het kabinet het Rijkspro-gramma Ruimte voor de Rivier gekozen als uitgangspunt voor een nieuwe aanpak van hoogwaterbescherming: in plaats van het verhogen en versterken van dijken, moet de rivier meer ruimte krijgen. Daarbij is als uitgangspunt genomen ‘geen dijkversterking, tenzij …’.

Page 15: Geotechniek oktober 2015

15 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

In Lent bij Nijmegen is een gigantisch civiel werk uitgevoerd waarbij de Primaire waterkering van de Waal over een lengte 350 m landinwaarts is verplaatst. De werkzaamheden bestonden onder ande-re uit het verlengen van de bestaande bruggen, het aanleggen van nieuwe bruggen, 700 m nieuwe groene dijk en 900 m nieuwe harde kade. Dit artikel beschrijft het ontwerp de 8 m hoge L-wand van de nieuwe harde kade waarbij met behulp van Plaxis- en SCIA-berekeningen tot een optimaal ontwerp is gekomen. Voor een goede modellering zijn ervaringen uit het verleden teruggerekend, is er uitgebreid gemonitord en zijn de geotechnische en constructieve modellen op elkaar afgestemd.

Samenvatting

Het ontwerp is afgestemd en geoptimaliseerd aan de hand van de wisselende eigenschappen van de ondergrond en de lokale omstandigheden en belastingssituaties. Daarnaast is een belang-rijke parameter van het ontwerp de toelaatbare vervormingen in de gebruikssituatie. Hiertoe is gekozen gebruik te maken van eindige elemen-ten beschouwingen in Plaxis in combinatie met Scia Engineer; Plaxis voor de grondinteractie en Scia voor de betonconstructie. De resultaten van beide pakketen zijn op elkaar afgestemd om tot een optimaal ontwerp te komen.

OntwerpDe kademuur bestaat uit 36 moten, die zijn on-dergebracht in ontwerpsecties A t/m K, figuur 3. De secties zijn ingedeeld op basis van geome-trie, omgevingobjecten en bodemopbouw voor het verkrijgen van een zo economisch mogelijk ontwerp. Sectie B betreft hierbij, bijvoorbeeld de passage met de Verlengde Waalbrug, sectie E met de Promenadebrug en sectie H met de spoorbrug. Binnen sectie H is onderscheid ge-maakt tussen de L-wanden onder de spoorbrug en die ernaast. Voor de overige secties is de be-langrijkste variatie het verloop van het voorland vanwege de grote invloed die deze heeft op de stabiliteit van de L-wanden.

Het project ‘Ruimte voor de Waal’ is aanbesteed als een design-and-construct contract met een onderhoudscomponent (D&C en Maintenance). In de vraagspecificatie zijn eisen gesteld aan de verschillende constructies. Een harde eis is de realisatie van betonnen L-wanden met een grondkerende hoogte van 5,9 meter, ongeacht de inrichting van het voorland met hieronder een ondergronds waterkerend scherm tot circa 20 meter diepte. In het referentieontwerp van de opdrachtgever is de L-wand voorzien met een fundatie op palen. In het ontwerp is gezocht naar mogelijkheden om de L-wanden te funde-ren op staal. Door de aanwezigheid van harde zandlagen op beperkte diepte werd dit haalbaar geacht. De cohesieve deklaag onder het funde-ringsniveau is hiervoor vervangen door zand. Dit heeft een besparing opgeleverd van bijna 1000 funderingspalen.

Voor het ontwerp is conform de vraagspecifica-tie rekening gehouden met onderstaande maat-gevende de waterstanden:• Maatgevend hoogwater (MHW): o Waterstand nevengeul zijde NAP +16,03 m; o Waterstand Lentzijde NAP +10,50 m.• Val na hoogwater: o Waterstand nevengeul zijde NAP +10,50 m; o Waterstand Lentzijde NAP +12,00 m.• Laagwater: o Waterstand nevengeul zijde NAP +3,50 m; o Waterstand Lentzijde NAP +8,00 m.

Door de zanderige ondergrond was als water-kerend scherm een cement-bentoniet wand (CB-wand) voorzien tot in de diepe waterrem-mende klei/leemlaag. Hierbij was uit oogpunt van duurzaamheid de CB-wand voorzien van een afgehangen damwand of kunststofprofiel. In het referentieontwerp waren lichte damwandprofie-len in het CB-materiaal voorzien. In het huidige ontwerp is gekozen om als primaire waterdich-ting gebruik te maken van een foliescherm. Om grondwaterstroming onder de kade te voorko-men moet de L-wand waterkerend verbonden zijn met dit foliescherm. Deze schermen zijn met een afzinkframe geïnstalleerd in de natte CB-sleuf. Het foliescherm bestaat uit een ge-patenteerd systeem (Geolock), bestaande uit HDPE-panelen van 2 meter breed en 2 mm dik. Ze zijn voorzien van kunststof sloten met in het slot een zwelkoord dat bij aanraking met water de sloten waterdicht afsluit. Om het scherm aan te sluiten op de L-wand is deze 20 cm ingestort in de vloer. Door de gekozen uitvoeringstechniek bleek de plaatsingstolerantie te kunnen variëren

Figuur 3 - Bovenaanzicht kadeconstructie Lent met indeling ontwerpsecties

Figuur 2 - Kademuur in aanleg.

Page 16: Geotechniek oktober 2015

16 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

tussen +/- 0,20 meter. Hierop is de wapening in de L-wand aangepast, figuur 4. Het bleek zeer lastig de plaatsingstolerantie klein te houden, omdat het vloeibare cement bentoniet niet stil-staat door de op- en neergaande beweging van de graafmachine in dezelfde sleuf.

In de vraagspecificatie was de hoogte van de L-wand vastgesteld. De afmetingen van de vloer van de L-wand waren echter niet gespecificeerd en zijn in het ontwerp per sectie met Plaxis 2D geoptimaliseerd. Vanuit constructies zijn daarbij de optimale betondikte en wapeningsconfigura-tie per moot van 25 m bepaald. Aan de achterzij-de van de vloer is daarbij voor de meeste secties

een korte damwand geplaatst om de overallsta-biliteit van de waterkering te waarborgen en zo beton uit te sparen. Deze damwand zorgt voor een vernageling van het glijvlak dat anders zou kunnen ontstaan. Door de damwand moet het glijvlak een langere weg afleggen. Zie figuur 5 waarin een moot met damwand zichtbaar is. MonitoringEen groot deel van sectie A, 4 van de 7 moten, lag vooraan in de planning in verband met de aanleg van de tijdelijke omleiding N325. De L-wand van dit deel werd aan de achter- en voorzijde volledig aangevuld met zand, zodat het verkeer van de N325 hier tijdelijk over kon worden omgeleid om plaats te maken voor de aanleg van sectie B en de Verlengde Waalbrug. In verband met de plan-ning is hier gekozen voor een robuust ontwerp. Omgevingsobjecten waren niet aanwezig en de kans op schade aan de voegprofielen door ver-schilzettingen tussen de moten was zeer laag. Dit laatste kwam door de gelijkmatige grondop-bouw onder de moten en gelijkmatig aanvullen, zodat alle moten tegelijk werden belast. Hier-mee was het risicoprofiel van deze eerste moten laag. Omdat de uitvoering hiervan voorliep op het ontwerp van de overige secties is het gedrag van de constructie uitgebreid gemonitord ter va-lidatie van het Plaxismodel. Vaststellen van het deformatiegedrag van de L-wanden was ook van groot belang om aan te tonen dat de kerende hoogte werd gehaald en de vervorming van de voegen tussen de moten niet groter was dan dat het voegprofiel kon opnemen.In figuur 6 zijn de berekende en gemeten ver-plaatsing van de L-wand weergegeven na het aanvullen aan de achterzijde. Voor het bereke-

nen van de verplaatsingen met Plaxis is gebruik gemaakt van het ‘Hardening Soil-model’. In de grafiek is op de achtergrond de L-wand weer-gegeven in onvervormde toestand, met hierin de aanwezigheid van de CB-wand aan de voorzijde. De berekende positie van de L-wand in de ver-vormde toestand is weergegeven met de rode doorgetrokken lijn. De nul- en eindpositie van alle meetpunten zijn weergegeven met de rode en zwarte punten. De verplaatsingen in de figuur zijn met een factor 50 vergroot voor de leesbaar-heid. Op de betonnen wand zijn de vervormingen gemeten met verschillende monitoringpunten aan de bovenzijde en halverwege de wand. Hier-toe zijn reflectoren geplaatst en metingen uitge-voerd met een Total Station. Met de Total Station konden de X, Y en Z-positie van de reflectoren worden bepaald. De reflectoren zijn aan weers-zijde van iedere voeg geplaatst, zodat de vervor-ming over het betreffende voegprofiel berekend kon worden t.o.v. de nulmeting. De zetting van de achterzijde van de L-wand werd gemeten met zakbaken die aan de achterzijde van de vloer waren bevestigd. In totaal zijn op de eerste vier moten 8 zakbakens en 16 reflectoren geplaatst.Uit het ontwerp is gebleken dat de CB-wand onder de teen van de L-wand zich gedraagt als ‘stijf element’. Dit gedrag is aangetoond met metingen in de praktijk, waarbij de L-wand een lichte kanteling achterover ondergaat, door het aanbrengen van de grote hoeveelheid grond op de vloer. Met de metingen is aangetoond dat de Plaxisberekeningen een conservatief beeld ge-ven van de werkelijke verplaatsing. De verticale en horizontale verplaatsingen zijn ongeveer een factor 2 kleiner dan werd berekend. Het model is hierop echter niet aangepast, omdat de grond-

Figuur 4 - Plaatsingstolerantie HDPE-scherm in CB-wand.

Figuur 6 - Berekende en gemeten vervormingen na de aanvulfase achter de wand sectie A (50x vergroot).

Figuur 5 - Uitvoering van de gekromde L-wanden met hydraulisch verstelbare bekisting, zicht vanaf achterzijde.

Page 17: Geotechniek oktober 2015

17 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

slag niet over de hele waterkering gelijk is en bovendien is de waterkering voorzien van een in hoogte verstelbare afwerkingsbalk, zodat de ke-rende hoogte exact kon worden gehaald. Daarbij was een veilige modellering van de vervormin-gen belangrijk voor de risicovolle omgevingsob-jecten, zoals de spoorbrug, en moest de water-dichtheid van de voegprofielen tussen de moten worden aangetoond. Dit is gedaan door aan te tonen dat de verschilvervorming tussen de mo-ten kleiner is dan de vervormingscapaciteit van de profielen. Risico gestuurd ontwerpDe passage van de waterkering onder de spoor-brug van Nijmegen heeft een zeer hoog risico-profiel. Dit betreft sectie H. Door de positie van de waterkering in relatie tot de nevengeul is het voorland hier extreem kort en steil. Door de be-perkte ruimte achter de wand en de aanwezig-heid van de fundatie van de fietsbrug Snelbinder, was het hier niet mogelijk de L-wand te maken. Daarom is de vloer verschoven naar de voorzijde (gespiegelde L-wand) en is de stabiliteit geborgd door dit deel op palen te funderen, figuur 7. Het omvangrijke oude gemetselde landhoofd van

de spoorbrug is gefundeerd op staal. Vanwege de belangrijke schakel in het spoornetwerk en de vitale functie voor de stad Nijmegen mocht vanuit het contract het spoor niet buitendienst worden gesteld. Op 10 meter afstand van het landhoofd moest het waterkerend scherm wor-den gegraven. Het aanbrengen van de CB-wand, zoals die was voorzien in het contract, zo dicht bij een bestaand landhoofd met in gebruik zijnd spoor werd als zeer risicovol gezien door de mo-gelijkheid op sleufinstabiliteit. Bij uitvoering van CB-wanden wordt namelijk gewerkt in relatief grote sleuflengten en verhardt de wand lang-zaam. De sleuflengte wordt gemeten tussen de positie waar wordt gegraven en de positie waar de CB-wand is uitgehard. De sleuflengte kan zo oplopen tot meer dan 20 meter. Om het gevolg van sleufinstabiliteit te kwantifi-ceren ter plaatse van de spoorbrug is met Plaxis 2D een berekening gemaakt waarbij instabiliteit is gesimuleerd door de CB-wand een volume-krimp van bijna 100% te geven. Het gevolg was een maaiveldzetting tussen het landhoofd en de CB-wand van 1 meter. De zetting van het land-hoofd zelf zou bij een dergelijke calamiteitensi-

tuatie niet verder oplopen dan 12 cm vanwege het diepere fundatieniveau, de afstand tot de sleuf en herverdelende werking van het land-hoofd. Een dergelijke zetting is echter onaccep-tabel voor het spoor, omdat dit een maanden-lange buitendienststelling zou betekenen om het landhoofd te repareren en potentieel gevaar zou opleveren voor een op dat moment passe-rende trein.

Gezien de bovenstaande factoren is besloten het waterkerend scherm ter plaatse van de spoor-brug te realiseren met een diepwand. Door de kleine sleuflengte van 3 meter is de sleufstabi-liteit veel groter. Daarnaast is de kans op optre-den van instabiliteit kleiner, doordat de periode waarin de sleuf open staat met bentoniet en wordt voorzien van wapening verkort is tot 1 dag Tot slot is bij een diepwand het gevolg van insta-biliteit kleiner. Een sleuflengte van drie meter brengt namelijk een veel kleiner grondvolume in beweging dan een sleuf van meer dan 20 meter. Om de positie van de overgang tussen de CB-wand en de diepwand te bepalen is met behulp van een Plaxis 3D-model het invloedsgebied berekend van sleufinstabiliteit van de CB-wand. Hierbij is aangenomen dat 5 mm zetting van het maaiveld ter plaatse van het landhoofd ten ge-volge van deze calamiteit nog acceptabel is. Met Plaxisberekeningen is gekeken naar het invloed-gebied van sleufinstabiliteit van de CB-wand en deformaties daarbij naar de omgeving. Dit heeft ertoe geleid dat de diepwand tot 10 meter buiten de fundaties van de spoorbrug is doorgetrokken. Buiten deze contour zijn weer aansluitingen ge-maakt met de CB-wanden.

Risico diepwandinstallatieVoor realisatie van de nevengeul zijn de fundaties van drie brugpijlers van de spoorbrug verlengd door ze in te pakken met een beschermingcon-structie van diepwanden. Deze werkzaamheden zijn vanuit Prorail in een apart contract op de markt gezet en vooruitlopend op de ontgraving van de nevengeul gerealiseerd in 2012. Bij uit-voering van deze diepwanden zijn echter forse steunpuntzettingen gemeten van circa 30 mm (R. Spruit, 2013). Een dergelijke zetting zou niet acceptabel zijn voor het op staal gefundeerde gemetselde landhoofd. De eerste tussenpijler is gelegen op circa 80 meter van het landhoofd. De diepwanden van de tussenpijlers zijn even diep, hebben dezelfde sleuflengtes en hebben nage-noeg dezelfde grondopbouw als de diepwanden van de waterkering. De tussenpijlers zijn tijdens de uitvoering van de diepwanden continu geme-ten. Deze metingen zijn door Prorail beschik-baar gesteld en zijn gebruikt voor een postdictie

RUIMTE VOOR DE WAAL: ONTWERP VAN DE NIEUWE WATERKERING TE NIJMEGEN-LENT

Figuur 7 - 3D Model en uitvoering van de waterkering met een op staal gefundeerd landhoofd onder de spoorbrug en fundaties van de fietsbrug (Snelbinder).

Page 18: Geotechniek oktober 2015

18 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

voor fine-tuning van de Plaxismodellen. De 3D situatie van de diepwanden rondom de tussen-pijlers is hiervoor vereenvoudigd tot een 2D axi-aal symmetrisch model.

In het axiaal symmetrische model is de diep-wand gemodelleerd met volume-elementen. Het gedrag van de diepwand tijdens installatie is vervolgens gemodelleerd met een horizontale volumekrimp. Het verschil in diepwandbreedte kon door het toepassen van een volumekrimp goed met elkaar verrekend worden. Hieruit is de conclusie getrokken dat een volumekrimp van 1% voor een diepwand van 0,8 m breed de zetting zeer goed benadert. De omzetting van het ef-fect van krimp in het axiaal symmetrisch model naar het 2D-model is hierbij verwaarloosbaar. De gemeten zetting van 30 mm in de uitvoering bedroeg in de postdictie berekeningen 32 mm, zie figuur 8. Een volumekrimp is overigens geo-technisch gezien geen exacte omschrijving van dat wat er rondom de sleuf gebeurt, maar was hier wel uitermate geschikt door de zeer gelij-kende geometrie, grondopbouw en omdat het totale effect van een groot aantal sleuven werd

bepaald.

Met de uitkomst van de postdictie berekenin-gen van de tussenpijlers is een vertaalslag uit-gevoerd naar de situatie van de waterkering bij het landhoofd. Bij het toepassen van de volu-mekrimp van 1% in het 2D model van de water-kering werd een zetting gevonden van slechts 2 millimeter van het landhoofd. De uiteindelijk opgetreden zetting van het landhoofd bij uitvoe-ring van de waterkering was dusdanig klein dat deze wegvalt in de meetnauwkeurigheid van de metingen en natuurlijke fluctuaties. Deze fluc-tuaties worden veroorzaakt door de schomme-lende waterstand in de rivier en trillingen door passerende treinen over de brug.

Tot slot is gekeken of de verschilverplaatsing tussen de sectie op palen ter plaatse van de spoorbug met de naastgelegen op staal gefun-deerde moten niet tot te grote vervormingen zou leiden. De spoorsectie verplaatst onder de hoge belasting richting de nevengeul. De moot roteert niet door de momentvaste verbinding met de diepwand en de funderingspalen. De naastge-

legen op staal gefundeerde moten roteren naar achteren door de grondaanvulling op de vloer van de L-wand. Dit komt doordat de CB-wand, onder de teen van de L-wand, stijver reageert dan de grond waarop de rest van de L-wand is gefundeerd. Vervolgens is de verschilverplaat-sing tussen de moten berekend om de afmetin-gen van het voegprofiel te bepalen.

Interactie met constructiemodelVoor de beschouwing van de stabiliteit van de overige secties van de L-wanden is eveneens met Plaxis de lengte van de vloeren geoptima-liseerd. Vervolgens is met behulp van software van SCIA engineer de dikte van de wand en vloer bepaald. Hiervoor is voor vrijwel alle secties een 2D model gemaakt en voor een aantal een 3D model, afhankelijk van de situatie. Zo is de in-vloed van de ongelijkmatige bedding onder de 50 m lange moot van sectie B onder de Verlengde Waalbrug in een volledig 3D-model beschouwd. De belastingsgevallen en gronddrukken die een groot effect hebben op de wand- en vloerdiktes en hoeveelheid wapening zijn met behulp van Plaxisberekeningen geoptimaliseerd. Er zijn twee specifieke optimalisaties beschouwd: aan-hangende grond en de horizontale gronddruk-factor.

Aanhangende grondOmdat de kleilaag alleen onder de L-wand is vervangen door zand, wil de L-wand relatief gezien minder zetten dan het grondmassief op enige afstand van de waterkering. Door schuif-spanningen in de grond zal deze grond als het ware gaan hangen aan de grond die bovenop de vloer van de L-wand rust. Dit is inzichtelijk ge-maakt met een berekening waarin de L-wand is gefixeerd, figuur 9. Dit heeft een maximale ver-schilvervorming tussen de L-wand en de omge-ving tot gevolg, en hiermee de maximale hoe-veelheid aanhangende grond.Uit de berekening volgt dat de gronddruk toe-neemt naar de achterzijde van de vloer door de aanhangende grond. De totale grootte van de aanhangende grond is analytisch goed te bepa-len. Bij vergelijking van de analytisch berekende aanhangende grond op het schuifspanningsvlak met de extra druk op de vloer in Plaxis komen deze vrijwel exact overeen.In de constructieve berekeningen was in eer-ste instantie aangenomen dat de schuifspan-ning op het verticale vlak als een puntlast de vloer belast. Op basis van de Plaxisuitkomst is vervolgens de analytisch berekende belasting door de aanhangende grond meegenomen als driehoeksbelasting over de achterste helft van de vloer, figuur 9. Door het onderbouwen van de spanningspreiding met het Plaxismodel en de

Figuur 8 - 2D axiaal symmetrisch Plaxis model postdictie berekening tussenpijlers.

Figuur 9 - Visualisatie zetting achter de L-wand met het verticale schuifspanningsvlak en de in de SCIA-berekeningen toegepaste driehoeksbelasting als aanhangende gronddruk.

Page 19: Geotechniek oktober 2015

RUIMTE VOOR DE WAAL: ONTWERP VAN DE NIEUWE WATERKERING TE NIJMEGEN-LENT

simplificatie tot driehoeksbelasting voor de 36 SCIA-modellen, was het mogelijk de wapening van de betonvloer economischer uit te voeren. GronddrukfactorenDe gronddrukfactor geeft de relatie tussen de verticale en horizontale gronddruk weer. Om de interne krachtswerking van de L-wand te be-palen is een model opgezet in SCIA-engineer. De buigende momenten die dit model gaf wa-ren echter vele malen groter dan die gevonden zijn met Plaxis. Dit komt omdat het met SCIA-Engineer niet mogelijk is grondinteractie mee te nemen. Waar in Plaxis de L-wand met de grond-vervormingen meebeweegt, actieve en passieve gronddrukken ontwikkelt en uiteindelijk weer in een evenwichtssituatie terecht komt zonder grote interne spanningen te ontwikkelen, kan SCIA dit niet. Zo zal bij een Maatgevend Hoogwa-ter (MHW) de L-wand tegen de grond achter de wand gedrukt worden. De grond zal vervolgens in Plaxis naar mate van de belasting een tegen-druk bieden en in SCIA niet. Om de modellen op elkaar aan te laten sluiten en vooral het SCIA-model beter te laten aansluiten op de werkelijk optredende grond-constructie-interactie zijn de actieve en passieve gronddrukfactoren Ka en Kp uit het Plaxismodel herleid. In de overige belas-tingsituaties, ‘Val na hoogwater’ en ‘Laagwater’, beweegt de L-wand naar voren. In deze geval-len is de stabiliteit van de L-wand maatgevend.

Daarom wordt in deze situaties voor de beton-constructies aan de achterzijde gerekend met neutrale gronddruk, welke is berekend met de formule van Jaky: K0 = 1-SIN(φ) = 0,46.Door de berekende horizontale effectieve grond-druk uit de MHW-fase in Plaxis te delen door de effectieve verticale gronddruk in de onbelaste fase is een actieve gronddruk bepaald van KA = 0,40 en een passieve gronddruk van KP = 0,76. Uiteindelijk zijn de factoren 0,4 en 0,7 toegepast in de berekeningen. De factoren gelden echter alleen als de L-wand op staal is gefundeerd. Bij de overige moten, de moten met damwand en de moot bij de spoorbrug, zijn andere factoren van toepassing, maar is dezelfde filosofie aange-houden. De gronddrukfactoren kunnen ook ana-lytisch worden bepaald, maar deze waarden zijn minder realistisch, omdat zeer grote vervormin-gen nodig zijn om ze te bereiken. KP kan daarbij theoretisch zelfs oplopen tot meer dan 12.Mede door deze optimalisatie kon de dikte van de betonwand aan de onderzijde over een groot gedeelte van de waterkering worden terugge-bracht van 1,2 m naar 0,8 m. De bovenzijde heeft een vaste maat van 0,4 m.

ConclusieDoor de gekozen ontwerpaanpak is het mogelijk geworden de waterkering in Lent veilig, en risi-cogestuurd te ontwerpen. In iedere Plaxissnede kon de interactie met omgevingsobjecten wor-

den bepaald en is de stabiliteit van de construc-tie aangetoond. Met behulp van Plaxis zijn de geotechnische belastinggevallen aanhangende grond en horizontale gronddruk, die een grote invloed hebben op de betonafmetingen en hoe-veelheid wapening van de L-wand, in detail be-schouwd en geoptimaliseerd voor de construc-tieberekeningen waardoor een economisch voordeliger ontwerp verkregen is. Het was in het ontwerp mogelijk gebruik te maken van eerder opgedane ervaringen in het projectgebied. Zo waren er binnen 100 m afstand al eerder diep-wanden aangelegd en was een klein deel van de waterkering in de uitvoeringsplanning ver naar voren getrokken, zodat de monitoringsgegevens en opgedane ervaringen hiervan gebruikt kon-den worden in de rest van het ontwerp.

DankwoordDit project is tot stand gekomen dankzij door de goede samenwerking met de aannemerscom-binatie i-Lent, Prorail, gemeente Nijmegen en Waterschap Rivierenland.

Referenties[1] Spruit R. [2013]. Nieuwe voeten voor de

spoorbrug over de Waal bij Nijmegen. Geo-techniekdag 2013.

FotografieWouter Claassen

Figuur 10 - Waterkering in aanbouw onder de spoorbrug.

19 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

Page 20: Geotechniek oktober 2015

Geomil Equipment heeft al ruim 80 jaar ervaring in het ontwikkelen, ontwer-pen en vervaardigen van technologie en apparatuur voor bodemonderzoek met de nadruk op Cone Penetration Testing (CPT) techniek.

JLD-Dijkstabilisatie.

C O N T R A C T I N G . C O M

Postbus 147NL - 1135 ZK EdamNederland

Tel:E-mail:Website:

+31 0299 622 [email protected]

Nederlands magazine

Page 21: Geotechniek oktober 2015

21 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

In deze rubriek wordt een samenvatting gegeven van het afstudeerwerk van Alex Greeuw. Het onder-zoek verrichtte hij voor zijn MSc in Geo Engineering aan de Technische Universiteit Delft en voerde hij uit bij Witteveen+Bos. Zijn thesis is getiteld ‘Geomecha-nical unloading behaviour of Boom clay for excavati-ons’. Het volledige werk is te vinden op http://repository.tudelft.nl.

Ontlastgedrag van Boomse klei in ontgravingen - Alex GreeuwOm de verkeersstroom rondom Antwerpen te ver-beteren is besloten tot de voltooiing van de ringweg rondom de stad. Een uitdaging hierbij zijn de diepe ontgravingen in de Boomse klei. Deze klei is sterk overgeconsolideerd, wat invloed heeft op de geo-technische eigenschappen. Bovendien treedt bij ontgraven van de Boomse klei zwel op. Er is veel onderzoek gedaan naar de Boomse klei, maar er is weinig bekend hoe men rekening houdt met deze processen.

Witteveen+Bos heeft een proefontgraving op volle-dige schaal ontworpen en begeleid tijdens uitvoe-ring om beter inzicht te krijgen in het gedrag van de Boomse klei, zie Figuur 1. De put is ontgraven tot aan de Boomse klei op -17 m TAW. In en rondom de ontgraving zijn o.a. meerdere extenso-, piëzo- en inclino-meters geïnstalleerd. Gedurende meer dan een jaar zijn de zettingen, waterdrukken en vervormingen van de damwand gemeten. Dit re-sulteerde in een grote hoeveelheid unieke data van de Boomse klei in een ontgraving.

Om de huidige staat van de Boomse klei goed te begrijpen is ook gekeken naar de geologische invloeden. In het verleden lag boven deze kleilaag tot 100 meter grond, resulterend in een hoge preconsolidatie spanning aan de bovenkant van de kleilaag. Bovendien is de formatie te verdelen in een aantal lagen met afwijkende eigenschappen.

Zowel samendrukkings- als triaxiaalproeven met ontlast/herbelast stappen zijn uitgevoerd. Dit is gedaan om het effect van ontgraven te benaderen. Aan de hand van de laboratoriumproeven zijn de geotechnische parameters voor de Boomse klei af-geleid. De parameters zijn toegepast in een nume-riek model van de proefontgraving. De resultaten van deze berekeningen zijn vervolgens vergeleken met de meetdata.

Het numeriek modelleren van deze ontgraving is gedaan met een Plaxis2D axisymmetrische be-nadering. Door de octagonale vorm van de proef-ontgraving is dit een acceptabele benadering. Als grondmodel is het Hardening Soil met small strain stiffness (HSsmall) model gekozen, omdat de stijfheid bij kleine rekken cruciaal bleek om de verplaatsingen goed te modelleren. In dit model bleken de triaxiaal proevengeschikter dan samen-drukkingsproeven voor het bepalen van de ontlast/herbelast stijfheidsparameters. Dit kan verklaard worden door de verschillende rekniveaus van de ontlast/herbelast stappen van de proeven. Bij het modelleren van een diepe ontgraving dient men rekening te houden met de afname van de klein-ste hoofdspanning (σ3). Als dit niet gebeurt neemt de (spanningsafhankelijke) stijfheid sterk af, met onrealistische verplaatsingen tot gevolg. Dit kan voorkomen worden door de stijfheid in de boven-ste lagen constant, i.e. niet spanningsafhankelijk, te maken.

Verder is gemodelleerd met een experimenteel model, het Generalised Hardening Soil (GHS). Dit model neemt de preconsolidatie spanning en/of de isotrope spanning mee in de stijfheidsparameters. Dit is een logische aanpassing omdat de preconso-lidatie van invloed is op de eigenschappen van de grond. In dit onderzoek is zowel naar de afleiding van de parameters als toepasbaarheid gekeken en zijn verbeteringen voorgesteld.

De proefontgraving bood ook een kans om de

Boomse klei in-situ te onderzoeken. Opvallend was hier een `blokken’ structuur van de klei. Ook lijkt de vers ontgraven klei een hoge ongedraineerde sterkte te hebben. De metingen van de water-drukken toonden aan dat de bovenste meters vele malen meer doorlatend zijn dan de onderliggende lagen. De zwel van de klei treedt vooral op in de bo-venste meters en er worden nauwelijks horizontale verplaatsingen waargenomen bij de teen van de damwanden. Bovendien komt de bouwkuip inte-graal omhoog.

Een voorbeeld van de metingen is gegeven in Fi-guur 2. De bovenste blauwe lijnen laten de zwel gemeten door de extensometers zien aan de bo-venkant van de kleilaag. De rode, zwarte en groene lijnen, verkregen middels extensometers die later geïnstalleerd zijn, visualiseren de zwel over diepte. Het merendeel van de zwel treedt op in de bovenste meters en neemt sterk af met diepte. Tot op heden is er ongeveer 65 millimeter zwel gemeten aan de bovenkant van de laag.

Een uitdagend punt blijft de ontwikkeling over lan-gere tijd van de Boomse klei. De ontwikkeling over tijd van de poriedrukken lijkt op microniveau (in de kleibrokken) anders dan op grote schaal (in de gehele bouwkuip). Dit effect is complex en lastig te kwantificeren, maar kan van groot belang zijn voor het lange termijn gedrag, zowel ten aanzien van sterkte als vervorming (zwel). Dit inzicht betreft een aanbeveling voor verder onderzoek. Idealiter wordt er nog een jaar doorgemeten aan de proef-ontgraving om meer inzicht in te krijgen in het lange termijn gedrag van de Boomse klei. Lange termijn samendrukkingsproeven met ontlast/her-belast stappen kunnen hier ook aan bijdragen.

In dit onderzoek is het gelukt om op basis van parameters, afgeleid van specifiek laboratorium onderzoek, een model op te stellen dat resultaten genereert die goed overeenkomen met de praktijk metingen in de proefontgraving.

Afstudeerders

Figuur 1 - Proefontgraving in Oosterweel, ontgraven tot de Boomse klei.

Figuur 2 - Zwel Boomse klei over tijd en diepte.

Page 22: Geotechniek oktober 2015

22 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

SBRCURnet

Dutch Port Infrastructure CommitteeDoor SBRCURnet zijn de afgelopen jaren diverse handboeken uitgebracht voor haveninfrastruc-tuur, bv het Handboek Quay Walls (2e druk) en de Hydraulic Fill Manual. Daarnaast is er een aantal handboeken in ontwikkeling, zoals ‘Jet-ties and Wharfs’ (steigers). Veel van de kennis en ervaring in deze handboeken ligt op het snij-vlak van waterbouw, hydraulica en geotechniek. Ervaringen uit de praktijk moeten worden ver-zameld en de handboeken moeten worden on-derhouden.

Om dit te kunnen doen is, op voorstel van het Havenbedrijf Rotterdam, onder SBRCURnet het platform “Dutch Port Infrastructure Committee” (DPIC) opgericht.

Dit platform bestaat uit vertegenwoordigers van opdrachtgevers, ingenieursbureaus en aanne-mers op het gebied van haveninfrastructuur.

Meer weten? Mail naar [email protected]

Kraanopstelplaatsen bij windturbinesBij de bouw van windturbines gaat om het op-wekken van steeds meer vermogen, met als gevolg steeds groter en steeds hoger. Voor de bouw van die steeds grotere en hogere windtur-bines zijn ook steeds grotere en hogere en dus zwaardere kranen vereist.

De opstelplaatsen van die kranen vereisen aan-dacht, niet alleen tijdens de bouw van de wind-turbines, maar ook gedurende de levensduur

ervan, omdat met regelmaat (groot) onderhoud noodzakelijk is. Ook dan moeten opstelplaatsen voor die kranen beschikbaar zijn.

Vanuit de sector is het verzoek om te komen tot een SBRCURnet-Richtlijn kraan-opstelplaatsen voor het ontwerp en de realisatie van die opstel-plaatsen. Op 8 oktober 2015 zal in een breed sa-mengestelde vergadering (30 à 40 deelnemers) op De Bouwcampus in Delft een startbijeen-komst worden gehouden, waarin de scope van de Richtlijn op hoofdlijnen zal worden vastge-steld. Daarna wordt het plan van aanpak verder uitgewerkt, inclusief de begroting en het finan-cieringsplan.

Meer weten? Mail naar [email protected]

Kwaliteit van grondonderzoekOp 29 april 2011 is, mede op voorstel van de Ver-eniging Ondernemers Technisch Bodemonder-zoek (VOTB), bij de toenmalige CUR Bouw&Infra een breed samengestelde workshop gehouden. Aanleiding daarvan was de discrepantie tus-sen enerzijds het inmiddels geavanceerde geo-technische laboratoriumonderzoek en de dito rekenmethoden (zoals Plaxis) en anderzijds de manier waarop ongeroerde monsters voor het laboratoriumonderzoek worden verkregen. In die workshop bleek (opnieuw) dat in de afgelo-pen ca. 80 jaar vrijwel geen enkele ontwikkeling is geweest ten aanzien van de manier waarop ongeroerde monsters worden verkregen. Dit geldt met name voor de Nederlandse ingenieur-spraktijk waar verreweg het merendeel van de uitgevoerde boringen pulsboringen zijn in com-binatie met het steken van Akkerman bussen voor monstername. Deze boormethode wordt al sinds de jaren ’30 toegepast. Sindsdien waren aanpassingen van dit systeem vooral gericht op het sneller uitvoeren van de boring. Het steken van monsters met behulp van Akkerman bussen is een techniek die door buitenlandse experts op zijn minst als ouderwets wordt ervaren. In de ons omringende landen wordt het merendeel van de monsters gestoken met een gedrukte dunwandige sampler, soms voorzien van een tij-dens het steken stilstaande zuiger in de steek-buis (stationary piston sampler, zie illustratie). De monsters die deze techniek oplevert voor slappe samendrukbare grondlagen zoals klei en veen worden, internationaal, gezien als kwalita-

tief hoogwaardiger beschouwd.

Om een nieuwe impuls te geven aan de kwali-teit van grondonderzoek is in de jaren na 2011, samen met de marktpartijen, onderzoek uit-gevoerd, waarbij is nagegaan wat de invloed is van de gekozen boor- en bemonsteringswijze op de in het laboratorium bepaalde stijfheids- en sterkte-eigenschappen van slap veen. Door verschillende bij de VOTB aangesloten bedrijven zijn boringen met ongeroerde monstername volgens 6 verschillende methoden uitgevoerd. Het laboratoriumonderzoek op deze monsters is uitgevoerd en geanalyseerd door Deltares, onder begeleiding van een SBRCURnet commis-sie waarin de verschillende marktpartijen zijn vertegenwoordigd (overheid, ingenieursbureaus en geotechnische onderzoekbedrijven). Het on-derzoek is inmiddels afgerond. De SBRCURnet commissie is bezig met het verwerken van de resultaten in de vorm van een CUR-Handreiking voor het nemen van ongeroerde veenmonsters; deze Handreiking zal eind 2015/begin 2016 be-schikbaar komen. Als vervolgstap zal een ver-gelijkbaar onderzoek worden uitgevoerd op hu-meuze klei.

Meer weten? Mail naar [email protected]

Herziening CUR 236 “Ankerpalen”Voor het ontwerp van ankerpalen is CUR-publi-catie 236 “Ankerpalen” inmiddels in de dage-lijkse praktijk een vertrouwd, veel gebruikt en gewaardeerd document als het gaat om het hele traject van toepassingsmogelijkheden, het di-mensioneren en het beproeven van ankerpalen. Bij grote en kleine bouwwerken is dit document eigenlijk niet meer weg te denken, en wordt het

Onder redactie van:ing. Fred Jonker

[email protected]

Page 23: Geotechniek oktober 2015

SBRCURnet

in de meeste bestekken als bindend document voorgeschreven.Na enkele jaren praktijkgebruik van ‘CUR 236’ is in brede zin gebleken dat een revisie nodig is om de in afgelopen jaren opgedane ervaringen en nieuwe inzichten daarin te verwerken. Het gaat daarbij voornamelijk om - cruciale onderdelen die in directe relatie staan

tot de sterkte, respectievelijk het draagvermo-gen, en daarmee enerzijds de veiligheid en an-derzijds de mogelijkheid tot optimalisatie van ankerpalen;

- de resultaten die inmiddels zijn opgedaan met betrekking tot aanvullend onderzoek naar de axiale veerstijfheid van de ankerpalen.

Daarnaast zijn bedrijven benaderd die concrete toegevoegde waarde kunnen leveren vanwege de ervaringen die in de afgelopen jaren zijn op-gedaan, zoals bijvoorbeeld met ankerpalen type E (met behulp van een stalen hulpbuis ingetrilde GEWI-palen).

Op 3 september jl. is een nieuwe SBRCURnet commissie van start gegaan om de herziening van ‘CUR 236’ te realiseren. Wilt u deelnemen, of meer weten? Mail naar [email protected]

HUESKER – Ingenieursoplossingen met geokunststoffen

www.HUESKER.comDe ingenieurs en technici van HUESKER bieden support bij het werken met andere materialen in uw bouwprojekten. Vertrouw op de producten en oplossingen van HUESKER.

Agent voor Nederland · CECO B.V. · Tel.: 043 - 352 76 09 · [email protected]

HUESKER Nederland · Tel.: 073 - 503 06 53 · [email protected]

Waterbouw

Geotechniek en funderingstechnieken

Milieutechniek

Wegenbouw

Geokunststoffen worden vaak enop veel manieren in de water-bouw ingezet. Of het nu gaat om waterwegen, dijkbouw of kustbescherming, de geotextielen (al dan niet geweven), composiet-materialen en geogrids zijn voor allerlei toepassingen geschikt – milieuvriendelijk, voordelig en veilig.

IDEEN. INGENIEURE. INNOVATIONEN.

Page 24: Geotechniek oktober 2015

24 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

Proevenverzameling Delfland 2.0

Ir. J.Tigchelaar Hoogheemraadschap van Delfland, Beleidsadviseur

waterkeringen

Ing. W.PonsteenHoogheemraadschap van Delfland, Beleidsadviseur

waterkeringen

InleidingHet Hoogheemraadschap van Delfland beheert ruim 700 km waterkeringen. In het beheer speelt de beoordeling van de macrostabiliteit een grote rol. In de analyse van de stabiliteit van de waterkeringen zijn de sterkteparameters één van de belangrijkste factoren.

Sinds 1997 maakt Delfland gebruik van een proevenverzameling [6] voor deze sterktepa-rameters. Dit heeft gezorgd voor een uniforme werkwijze en een kostenbesparing door het voorkomen van een directe noodzaak voor uit-gebreid (laboratorium)onderzoek per project. In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de oude proevenverzameling op basis van cel-proeven gedateerd is door veranderde inzichten in het gebruik van materiaalmodellen en veilig-heidsfactoren. Ook is het inzicht in de waarde van celproeven veranderd. Delfland voert in 2015 een aantal kadeverbeteringen uit en wil dat de kadeverbeteringen aan de nieuwste inzichten voldoen. Daarom is in 2014 gestart met het op-zetten van de nieuwe verzameling op basis van triaxiaal- en DSS-proeven. Vanwege het grote belang voor het beheer is nadrukkelijk aandacht gegeven aan de kwaliteit en vastlegging van de hele onderzoeksketen om te komen tot pragma-tische en veilige grondparameters. Hierbij faci-liteert de nieuwe verzameling meerdere reken-technieken/modellen (robuustheid).

In dit artikel worden enkele onderdelen van de totstandkoming van deze proevenverzameling belicht en brengt het de ervaringen onder de aandacht. Het beschrijft tevens de door Delf-land gehanteerde werkwijze voor de statistische bepaling van groepen en grondparameters per onderscheiden groep. Dit maakt een praktische toepassing mogelijk.

Onderzoekslocaties en veldwerkOm kwalitatief hoogwaardige monsters te krij-

Figuur 1 - Opstelling Direct Simple Shearproef.

Page 25: Geotechniek oktober 2015

25 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

SamenvattingDelfland heeft een nieuwe proevenverzameling voor de sterkteparame-ters voor grond opgebouwd. Dit is nodig om de stabiliteit van waterke-ringen efficiënt en veilig te kunnen blijven bepalen. Hierbij heeft Delfland als eerste waterschap grootschalig de nieuwe STOWA protocollen voor grondonderzoek toegepast in combinatie met een bestaande statistische methode. Bij de totstandkoming heeft de nadruk gelegen op het gebruik van het critical state soil mechanics model. Het project heeft voor ver-schillende groepen grond onder meer ongedraineerde schuifsterkte ra-tio’s opgeleverd voor 6 statistisch te onderscheiden groepen. In de analyse is een vergelijk gemaakt tussen het gebruik van samendrukkingsproeven en triaxiaalproeven voor de bepaling van de invloed van overconsolidatie

op de sterkte. Hierbij leidt het gebruik van de triaxiaalsterktes tot een vei-lige benadering. Ook is een beeld geschetst van de uitkomsten van een tweetal bekende belastingsprocedures. De SHANSEP procedure lijkt hier-bij de kleinste spreiding te laten zien. Delflands proevenverzameling heeft geleid tot een dataset waarmee het grondgedrag in beeld is gebracht. Uit de analyse is duidelijk geworden dat het aantal uitgevoerde proeven een grote rol speelt. Vooral bij grondsoorten met sterker variërende eigen-schappen. Om de stabiliteit van dijken te bepalen kan de proevenverza-meling op basis van eenvoudige kenmerken van de ondergrond worden toegepast. Het is wenselijk om data aan te vullen en te delen om inzichten aan te scherpen.

gen is in het beheergebied gezocht naar onder-zoekslocaties zonder dijkbebouwing en andere verstorende invloeden zoals recent uitgevoerd onderhoud, verbetering of sterk afwijkende geometrieën. Uiteindelijk is op 11 geschikte locaties, verspreid over het gebied, uitgebreid onderzoek uitgevoerd in en naast regionale ke-ringen, polderkaden en primaire waterkerin-gen. Het grond- en laboratoriumonderzoek is uitgevoerd door Raadgevend ingenieursbureau Wiertsema & Partners, Inpijn-Blokpoel ingeni-eursbureau en Fugro GeoSevices B.V.

Per locatie zijn op de kruin en nabij de bin-nenteen van de waterkering mechanische bo-ringen gezet (Ackermann continue steekboring ø67mm) en klasse 1 sonderingen uitgevoerd (met meting van helling, kleef en waterspan-ning). Als basis voor het veldonderzoek is het protocol voor monstername en beproeving van de Stowa gebruikt [1], [2], [3]. Vanwege de be-hoefte om de kwaliteit te verhogen zijn aanvul-lende eisen gesteld aan de monstername, de monsterbehandeling en de beproevingsproce-dures. Zo zijn alle bussen gedrukt gestoken en waren deze zo goed als nieuwe bussen voorzien van scherpe snijranden. Gekozen is voor Acker-mann vanwege de ruime beschikbaarheid op de markt en het niet beschikbaar zijn van nieuwe inzichten uit landelijk onderzoek aangaande monsterkwaliteit. Tevens zijn de gestoken bus-sen met bijzondere aandacht vervoerd en ge-conditioneerd om monsterverstoringseffecten zo klein mogelijk te houden.

LaboratoriumwerkzaamhedenDe geconditioneerde monsters zijn in de drie laboratoria beproefd volgens de laboratorium-procedures zoals beschreven in de protocol-len [1], [2], [3]. Om de kwaliteit te verhogen zijn grote monsterdiameters gebruikt (ø65mm). Dit verkleint monsterverstoringseffecten door

trimwerkzaamheden en verbetert de nauwkeu-righeid van de spanningsmetingen in de labo-ratoriumtesten. Alle traditionele samendruk-kingsproeven (OED), samendrukkingsproeven met constant rate of strain (CRS) en triaxiaal-proeven (TA_CU) zijn bij deze diameters uitge-voerd. De direct simple shearproeven op veen zijn met een diameter van 50 mm uitgevoerd. Om ook deze proeven op grotere diameter uit te voe-ren vereiste (helaas) een te grote ombouw van de opstellingen. Alle triaxiaal- en direct simple shearproeven zijn gecorrigeerd voor membraan en wrijvingsinvloeden. Zie figuur 1.

In het protocol [1] zijn twee werkwijzen voorge-steld om het sterktegedrag van grond in kaart te brengen. In de eerste procedure wordt het mon-ster geconsolideerd bij de effectieve verticale terreinspanning en vervolgens ongedraineerd afgeschoven (Norwegian methode). De mate van overconsolidatie wordt bepaald aan de hand van de effectieve terreinspanning en de grens-spanning uit een samendrukkingsproef. Deze schuifsterkte beoogt de sterkte in het veld te weerspiegelen. Nadeel van deze werkwijze is dat monsterverstoring de sterkte negatief kan beïnvloeden en bij de interpretatie van de meet-gegevens onzekerheden in terreinspanning en grensspanning mee zullen wegen. De Norwe-gian methode genereert daarom naar verwach-ting meer spreiding in de uiteindelijke sterkte-parameters.

In de tweede procedure wordt het monster eerst in normaal geconsolideerde toestand ge-bracht waarna het monster wordt ontlast tot de effectieve terreinspanning (SHANSEP me-thode). Voordeel hiervan is dat de invloed van monsterverstoring wordt beperkt en de mate van overconsolidatie nauwkeurig bekend is (omdat deze wordt opgelegd). Onzekerheden ten aanzien van terreinspanning en grens-

spanning hebben dan ook geen invloed op het grondgedrag.

Delfland heeft de SHANSEP procedure toe-gepast waarbij de mate van OCR is opgelegd (tussen 1 en 4). Het bepalen van de sterktes bij overconsolidatie met CSSM principes is daarbij mogelijk. Het opleggen van de OCR is gedaan door de monsters eerst te consolideren tot 1,5 à 2 maal de grensspanning en vervolgens tot ver-schillende spanningsniveaus te ontlasten tot de effectieve verticale terreinspanning, doorgaans een vrij lage effectieve spanning. Hierbij was de laagst opgelegde effectieve spanning 10 kPa.

In een aanvullend onderzoek is ook een serie proeven uitgevoerd met de Norwegian metho-de om zo een vergelijk te kunnen maken. Deze werkwijze is voor zowel de triaxiaalproeven als de DSS-proeven gevolgd.

De sterkteparameters uit de afzonderlijke tri-axiaal- en DSS-proeven zijn opgenomen in een grote verzameling met data inclusief de classifi-catieproeven. Deze verzameling vormt de basis voor de proevenverzameling van Delfland.

Kenmerken proevenverzamelingDelfland heeft gekozen om met een objectieve en pragmatische insteek een onderbouwde proevenverzameling te maken. In het verleden zijn de regionale proevenverzamelingen van de waterschappen tot stand gekomen door statis-tische analyse van groepen grondsoorten. Toen nog op basis van kenmerken als afzettingsge-schiedenis (geologie), grondsoort en lokale kenmerken, zoals de locatie ten opzichte van de dijk. Deze kenmerken werden vervolgens als ingang gebruikt voor de selectie van de grondparameters. De selectie vond plaats op basis van expert judgement, eventueel in com-binatie met eenvoudig grondonderzoek.

Page 26: Geotechniek oktober 2015

26 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

In de nieuwe proevenverzameling van Delfland is wederom gekozen voor het koppelen van de kenmerken van de grond aan de sterkte. Als ba-sis hiervoor zijn vrij eenvoudig toegankelijke pa-rameters gebruikt, zoals grondsoort (hoofdbe-standdeel), nat volume gewicht en watergehalte. De koppeling tussen de proevenverzameling en de samenstelling van de ondergrond is daarmee vooral geotechnisch ingestoken.

Statistische bepaling groepenOm te komen tot sterkteparameters zijn eerst groepen gemaakt op basis van de proefuitkom-sten. Meerdere steekproeven uit de gehele po-pulatie zijn statistisch in een iteratief proces met elkaar vergeleken. Hierbij is aangesloten bij de methode Wilcoxon, zoals beschreven in [4]. De

methode Wilcoxon beoordeelt of een nulhypo-these ‘steekproeven behoren tot dezelfde popu-latie’ verworpen wordt of niet. Indien de hypo-these verworpen wordt, is sprake van een aparte groep. De steekproeven zijn tot stand gekomen door keuzes in watergehalte of nat volume ge-wicht. Gezocht is naar zoveel mogelijk groepen in het iteratieproces. Vervolgens zijn kleine opti-malisaties uitgevoerd door groepsgrenzen licht aan te passen zodat de mate van onderschei-dend vermogen tussen de groepen toenam. Voor de Wilcoxon toets is gekozen omdat die geschikt is bij onduidelijkheden over verschillen tussen type kansverdelingen en spreidingsverschillen tussen de steekproef. Het maakt het een ro-buuste methode om data te vergelijken. De aan-pak vraagt wel om een aanzienlijke dataomvang.

Pas recent zijn in Nederland de mogelijkheden van het critical state model (CSSM) bij dijkont-werp onderzocht. In het model wordt aangeno-men dat ieder monster bij doorgaand vervor-men/belasten in een toestand komt waarbij de verhouding tussen de aangebrachte schuifspan-ning en isotrope spanning (q/p’ = Μ) niet meer verandert: de critical state. Deze verhouding is – net zoals φ‘ – een materiaaleigenschap, dus voor iedere monstersamenstelling (grondsoort) uniek. Voor zowel monsters met een normaal geconsolideerde als overgeconsolideerde toe-stand. De mogelijkheid om alle normaal ge-consolideerde en overgeconsolideerde data te bundelen en hier vervolgens groepen mee te maken is erg waardevol omdat bij het maken van schattingen de aantallen een grote invloed hebben op de spreiding. Het opbossen vergroot de omvang van de database en zorgt voor een reductie van de spreiding in de schatting van de verwachtingswaarde van de grondparameters (S, m). Bij het bepalen van de parameter voor het CSSM-model is het van belang de eindwaar-des van de sterktes te gebruiken om monsters in de ‘critical state’ met elkaar te kunnen ver-gelijken. Voor triaxiaalproeven bij grote rekken; rekniveau’s van 20-25% of meer. Of de monsters werkelijk de critical state hebben bereikt blijft een aanname. Bij dergelijke rekniveau’s wordt de spanningbepaling ook minder betrouwbaar door vervormingsmodus van het monster.

In de figuren 2 en 3 is een selectie van de proef-

Tabel 1 - Verwachtingswaarden triaxiaalsterkte klei bij grote vervormingen, 5% ondergrenswaarden en 5% bovengrenswaarden ().

Volumiek gewicht S nnc;eind m noc;eind φcs’

[kN/m3] [kN/m3] [-] [-] [-] [-] [0]

van tot

Groep 1 < 13,5 0,21 (0,68) 3 -0,51 (0,33) 12 45,0

Groep 2 13,5 15,5 0,27 (0,30) 18 0,69 (1,23) 30 40,7

Groep 3 15,5 16,5 0,24 (0,34) 5 0,40 (0,97) 16 37,2

Groep 4 16,5 21 0,33 (0,47) 10 0,69 (1,10) 14 27,2

Figuur 2 - q vs p’ voor alle normaal en overgeconsolideerde triaxiaalmonsters.

Figuur 3 - Μ (= q/p’) vs γn klei.

Page 27: Geotechniek oktober 2015

27 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

PROEVENVERZAMELING DELFLAND 2.0

data weergegeven met alle eindtoestanden van de ongedraineerde triaxiaalproeven op klei. De helling van de verbindingslijn tussen de pun-ten en de oorsprong geeft voor iedere proef (en monster) de waarde van M. In ongedraineerde triaxiaalproeven kunnen, vooral bij lage span-ningen en organische grondsoorten, de effec-tieve horizontale spanningen in de afschuiffase naar 0 reduceren. Feitelijk worden dan (radiale en tangentiële) trekspanningen opgewekt. De rode streepjeslijn – de tension cut off – in figuur 2 geeft deze spanningscondities weer. Trek-spanningen kunnen niet gemeten worden in de triaxiaalproef waardoor gemeten spanningstoe-standen boven deze lijn onbetrouwbaar en dus niet bruikbaar zijn. Van belang hierbij is dat wel eerst voor membraaninvloeden wordt gecorri-geerd. Dit zorgt doorgaans voor een verlaging van het spanningspunt.

In figuur 3 is de uitkomst gepresenteerd van groepsbepalingen van klei op basis van volu-megewicht met de beschreven statistische me-thode. Per steekproef zijn het gemiddelde en de standaarddeviatie bepaald. Op basis hiervan zijn de 5% ondergrens en 5% bovengrens van de verwachtingswaarden van de populatie geschat (met een betrouwbaarheid van 90%). In totaal zijn binnen de proevenverzameling 4 groepen voor klei en 2 groepen voor veen onderscheiden. In tabel 1 zijn de kleigroepen weergegeven. Een-zelfde analyse op basis van watergehaltes gaf vrijwel dezelfde groepsgrenzen.

Interessant is dat de groepsgrens bij een volu-megewicht van 13,5 kN/m3 ligt. De grens is op statistische wijze aan de hand van de sterkte bepaald. In praktijk is 13,5 kN/m3 ook de grens is waarbij monsters van samenstelling verande-ren van organisch naar een niet organische klei. Naast Μ is ook de effectieve hoek van inwendige wrijving (φcs’) afgeleid voor gedraineerde analy-ses.

De groepen zijn op basis van de Wilcoxon metho-de vastgesteld waarna de statistische bewerking van de gemeten ongedraineerde schuifsterkte kon plaatsvinden.

Uit de ondergrensschatting van de normaal ge-consolideerde schuifsterkteratio (formule 2) blijkt dat de waarde ligt tussen de 0,21 en 0,33. De groepen 1 en 4 zijn relatief het sterkst. Dit zijn respectievelijk de organische kleien en de zandige kleisoorten. Beide groepen laten ook meer spreiding zien in de metingen, leidend tot grotere verschillen tussen boven en onder-grensschattingen van de verwachtingswaarde. De relatieve spreiding kan voor die groepen naar verwachting worden gereduceerd door meer testen uit te voeren. Voor de organische klei zijn meer normaalgeconsolideerde monsters nodig. De weinig overgeconsolideerde zandige klei monsters in groep 4 laten regelmatig dila-tant gedrag zien, leidend tot een relatief hoge sterkte. Met meer data kan de groep zandige kleisoorten mogelijk worden gesplitst. In de

proevenverzameling zijn deze extreem sterke monsters uit de dataset van groep 4 verwijderd. Uit de tabel 1 volgt ook dat de hoek van inwen-dige wrijving toeneemt bij de lichtere materialen (ook zichtbaar in figuur 3). Ook dit ligt in de lijn der verwachting.

In de proevenverzameling zijn voor het afleiden van de sterkteparameters de eindrekken ge-bruikt omdat deze corresponderen met de re-latief grote vervormingen en ook lager zijn dan de piekwaarden; een conservatieve benadering. Piekwaarden zijn wel afgeleid maar het gebruik hiervan vraagt een betrouwbare analyse van vervormingen in de dijk omdat piekwaarden cor-responderen met veel kleinere rekken.

Volgens het SHANSEP principe wordt de relatie tussen de Su-ratio en de OCR door 2 parameters bepaald: S en m (formule 1,2 en 3). Theoretisch worden S en m daarom bepaald door een fit door 2 punten. In werkelijkheid zijn zowel de S als de

Figuur 4 - Schuifspanningsratio S vs. OCR, groep 2, eindwaarden rek.

Su;eind; oc = ongedraineerde schuifsterk-te bij overgeconsolideerde condities en eindwaarden rek [kPa]

σvi’ = effectieve verticale terrein-spanning [kPa]

Su;eind; nc = ongedraineerde schuif-sterkte bij normaal gecon-solideerde condities en eindwaarden rek [kPa]

σvc’ = effectieve verticale consoli-datiespanning (in het lab bij OCR=1) [kPa]

σvy’ = effectieve verticale grens-spanning (in het veld) [kPa]

OCR = overconsolidatieratio (in het veld) [-]

m = sterkte toename exponent [-]S = normaal geconsolideerde

ongedraineerde schuifspan-ningsratio [-]

Page 28: Geotechniek oktober 2015

28 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

m stochast en treedt variatie in de sterkteme-tingen op. Het is dus van belang om de wijze van fitten nader te bepalen. De meest voor de hand liggende fit is een trendlijn door alle normaal en overgeconsolideerde data. De moeilijkheid is dan om een schatting te maken van zowel S als m. Omdat veel normaal geconsolideerde mon-sters zijn beproefd en dus S relatief betrouw-baar kon worden geschat, is ervoor gekozen om S statistisch te schatten bij een lage waarde van OCR (OCR<1,05) en vervolgens de overge-consolideerde data (>1,05) te gebruiken om m te schatten. Deze laatste factor is geschat door voor ieder overgeconsolideerd monster de m separaat te bepalen uitgaande van de verwach-tingswaarde van S. Uit het gemiddelde en stan-daardeviatie van m is de verwachtingswaarde geschat met een betrouwbaarheid van 90%. Ver-volgens zijn trendlines afgeleid voor onder- en

bovengrenzen van de verwachtingswaarde. Dit is weergegeven in figuur 4 en 6 (zwarte lijnen).

Uit de ondergrensschatting van de overgecon-solideerde monsters blijkt dat de waarde van m ligt tussen de -0,51 en 0,69. De organische klei-soorten laten een lage waarde van m zien. Door een relatief hoge waarde van de verwachtings-waarde van S ten opzichte van de metingen en de spreiding in de metingen wordt m zelfs nega-tief. Dit is niet in lijn met het beeld van de data en verwachting op basis van expert judgement. De werkwijze heeft hier dus duidelijk last van (te) beperkte data en de spreiding. Uit nadere ana-lyse blijkt dat 3 extra datapunten van bruikbare Norwegian style uitgevoerde proeven al een veel hogere verwachtingswaarde van m laat zien (ondergrens -0,003 en bovengrens 0,67). Delf-land kiest er voor om de 5% ondergrens aan te

houden als veilige maat voor de verwachtings-waarde waarbij voor organische monsters meer data zal worden verzameld.

Een tweede mogelijkheid om m te schatten is door dit te doen op basis van de resultaten van samendrukkingsproeven die uitgevoerd zijn op monsters uit de betreffende groep. De factor m is namelijk te bepalen uit de verhouding van de belast en herbelast stijfheid. De uitkomsten zijn gepresenteerd in tabel 2, en grafisch in figuur 4 en 6 (rode lijnen). In figuur 5 zijn de ondergrens-schattingen met beide methodes visueel met elkaar vergeleken.

Uit het vergelijk van beide methodes om m te schatten volgt dat de ondergrenswaarden van triaxiaalproeven onder die van samendruk-kingsproefresultaten liggen. De keuze om on-dergrenswaarden van triaxiaalsterktes aan te houden is dus aan de veilige kant. Naast de conservatieve insteek is een bijkomende over-weging dat de vervormingsmodus van triaxiaal-proeven (bij grote rek) beter overkomen met de vervormingsmodus van een afschuivende dijk in vergelijking met samendrukkingsproeven. Het uitvoeren van meer testen (of het delen van vergelijkbare testresultaten) geeft meer inzicht in de relatie en verhouding tussen beide metho-den.

Overigens zou met een aanpassing van de pro-cedure van de direct simple shearproef, door het introduceren van een ontlast en herbelast stap in de consolidatiefase, de parameter m

Tabel 2 - Factor m uit samendrukkingsproeven, 5% ondergrenswaarden en 5% bovengrenswaarden van de verwachtingswaarde ().

Volumiek gewicht m n

[kN/m3] [kN/m3] [-] [-]

van tot

Groep 1 < 13,5 0,81(0,87) 21

Groep 2 13,5 15,5 0,81(0,87) 16

Groep 3 15,5 16,5 0,83(0,89) 7

Groep 4 16,5 21 0,77(0,83) 6

Figuur 5 - schattingen ondergrens schuifsterkte ratio per groep op basis van triaxiaal en samendrukkingsproeven.

Figuur 6 - schuifspanningsratio S vs. OCR, groep 1, eindwaarden.

Page 29: Geotechniek oktober 2015

29 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

ook kunnen worden afgeleid. Groot voordeel is dat de parameter m dan van hetzelfde mon-ster afkomstig is waarvan later de normaal geconsolideerde sterkte wordt bepaald. Met die procedure kunnen uit de DSS-proef alle relevante sterkteparameters en samendruk-kingsparameters van veen worden bepaald met mogelijk minder spreiding tot gevolg. Dit kan al-leen voor de SHANSEP procedure. Het bepalen van de sterkte bij de terreinspanning is in deze procedure dan niet mogelijk. Voor triaxiaalproe-ven en klei lijkt de aanpak minder haalbaar van-wege de complexe sturing van de spanningen in de consolidatiefase. Ook is de verwachting dat de kleinere spreiding in kleisterktes het werken met meerdere nabijgelegen monsters beter mo-gelijk maakt.

Ongedraineeerde sterkte bij terreinspanning (Norwegian methode)Bovenbeschreven zijn de resultaten voor de SHANSEP benadering (opgelegde consolidatie-spanning). Naast de SHANSEP benadering zijn enkele proeven uitgevoerd bij terreinspanning, de Norwegian methode. De proefresultaten zijn in figuur 4 en 6 weergegeven met zwarte bol-letjes. De mate van overconsolidatie is bepaald aan de hand van samendrukkingsproeven op na-bij gelegen monsters (ter bepaling van de grens-spanning) en de verwachte terreinspanning. Voor groep 3 (Figuur 4) liggen de datapunten net buiten de randen van de bandbreedte van de SHANSEP benadering. Het lijkt er dus op dat de spreiding groter is. De nieuwe datapunten voor groep 1 (figuur 6) liggen vooral lager. Een drietal monsters reageerden normaal geconsolideerd bij de aangehouden terreinspanning. Dit vormt een aanvulling op het beperkte aantal monsters bij deze groep bij OCR=1. De datapunten liggen in lijn met de verwachte ligging op basis van de overgeconsolideerde proefresultaten.

Opgemerkt wordt dat bij het hanteren van zowel de SHANSEP als de Norwegian methode, voor het berekenen van de stabiliteit, een inschatting gemaakt moeten worden van de OCR in het veld om de koppeling te maken met de werkelijke sterkte. Hier is in dit artikel geen nadere uitwer-king aan gegeven.

Gebruik proevenverzamelingMet dit onderzoek is het gedrag van enkele kenmerkende groepen in kaart gebracht. Voor het berekenen van de stabiliteit zijn verschil-lende mogelijkheden. Dit is afhankelijk van de benodigde diepgang/scherpte. De meest een-voudige strategie is het in kaart brengen van de ondergrond met ondiepe boringen en/of sonde-

ringen en het koppelen van een veilige waarde van de ongedraineerde schuifsterkte aan de vastgestelde groepen. Hierbij kan bijvoorbeeld uit worden gegaan van normaalgeconsolideerd gedrag in combinatie met een inschatting van de de terreinspanning (bij maatgevende condi-ties). Volumieke gewichten, watergehaltes en gemeten stijghoogtes kunnen hierbij als aan-vullende informatie worden gebruikt. Naarmate meer diepgang nodig is, kan het onderzoek wor-den uitgebreid met samendrukkingsproeven of nauwkeurige(re) sonderingen om de mate van overconsolidatie te bepalen. Hiermee kan de on-gedraineerde schuifsterkte worden verhoogd op basis van de kenmerken van de groep. Ook kan in dit stadium worden nagedacht over de moge-lijkheden van de Norwegian methode in combi-natie met sonderingen [5].

ConclusiesDelfland heeft als eerste waterschap groot-schalig een proevenverzameling opgezet aan de hand van de nieuwe STOWA richtlijnen en een bestaande statistische methode. Dit was nodig om de stabiliteit van waterkeringen efficiënt en veilig te kunnen blijven bepalen. Hierbij heeft de focus gelegen op het toepassen van het critical state soil mechanics model en SHANSEP me-thode. De volgende conclusies kunnen worden getrokken:• Delfland heeft bijzondere aandacht gehad voor

monstername en behandeling om monster-verstoring zo veel mogelijk te beperken. Het beproeven van grote monsters (50/67 mm) is hierbij een belangrijk aspect. Tevens vergroot dit de nauwkeurigheid van de meting.

• Bij de totstandkoming van de verzameling heeft Delfland gekozen om het grondgedrag in kaart te brengen en de OCR in de laborato-riumprocedures op te leggen (SHANSEP me-thode) in plaats van het beproeven bij enkel de terreinspanning (Norwegian methode).

• Bij de totstandkoming van de grondparame-ters is gebruik gemaakt van een bestaande statistische methode. Door gebruik te maken van het critical state principe kon de dataom-vang worden vergroot. Dit zorgt voor een re-ductie van de spreiding in de schatting van de verwachtingswaarde van de grondparameters (S, m). Op deze wijze zijn 4 groepen voor klei en 2 groepen voor veen afgeleid.

• Delfland heeft gekozen om de grondparameter m te bepalen uit sterkte testen in plaats van uit samendrukkingsproeven omdat dit meer aansluit bij de vervormingsmodus van grond in een afschuiving. Meer data is nodig om hier definitieve conclusies aan te verbinden.

• Voor organische kleisoorten en zandige klei-

soorten wordt relatief veel spreiding in de resultaten waargenomen. Bij organische klei-soorten heeft het geringe aantal proeven een rol gespeeld bij de bepaling van de grondpa-rameters. Bij zandige kleisoorten zorgt het waargenomen dilatant gedrag bij lage over-consolidatieratio’s voor relatief hoge sterktes.

• Delflands proevenverzameling heeft geleid tot een pragmatisch hanteerbaar instrument met de mogelijkheid om in de toekomst te worden aangevuld en verfijnd met aanvullende data.

AanbevelingenAanbevolen wordt om de SHANSEP methode te hanteren voor het bepalen van de grondpara-meters S en m en de groepsindeling te analy-seren middels de Wilcoxon methode. Dit vraagt om voldoende laboratorium testen (minimaal 10-15 normaalgeconsolideerde proeven en mi-nimaal 20 overgeconsolideerde proeven per te verwachten groep). Ook wordt aangeraden data met elkaar te delen volgens het door Stowa vast-gestelde format. Interessant hierbij is te onder-zoeken of data uit verschillende regio’s kunnen worden gecombineerd en in hoeverre andere kenmerken, zoals geologie, significant kunnen zijn op de invloed van de sterkteparameters. Ook lijkt het zinvol om te onderzoeken of door aan-passing van de DSS beproevingsprocedure alle benodigde CSSM parameters voor veen kunnen worden afgeleid. Tenslotte zal nadere aandacht moeten worden geschonken aan de koppeling van het waargenomen grondgedrag met de con-dities in het veld.

Referenties[1] Protocol voor het uitvoeren van laboratori-

umproeven (versie 5), Stowa, 16 juni 2011[2] Toelichting bij het protocol voor het uitvoeren

van laboratoriumproeven, Stowa, 10 februari 2012

[3] Aanvulling op het protocol voor het uitvoeren van laboratoriumproeven, Stowa, 20 sep-tember 2012

[4] Evaluatie van wrijvingseigenschappen ten behoeve van kadeonderzoek, CO-280332/19, grondmechanica delft, augustus 1987

[5] handreiking voor het bepalen van schuif-sterkteparameters, WTI 2017 Toetsregels Stabiliteit, versie 1, 1209434-003-GEO-0002, December 2014.

[6] Proevenverzameling Delfland, Hoogheem-raadschap van Delfland/GeoDelft, 1997.

PROEVENVERZAMELING DELFLAND 2.0

Page 30: Geotechniek oktober 2015

TERRACON

Kwaliteit als fundament

[email protected]

Interesse?Bel +31 (0)10 425 65 44 of mail naar [email protected] en wij nemen contact met u op om dediverse mogelijkheden te bespreken.

Uitgeverij Educom BVUitgeverijMarketingDrukwerkInvesteringenInternetwww.uitgeverijeducom.nl

3 Leden KIVI NIRIA, afd. Geotechniek

3 Leden Ingeokring

3 Leden NGO (Nederlandse Geotextielorganisatie)

3 Leden ie-net (v/h KVIV)

3 Leden BGGG (Belgische Groepering voor Grondmechanica en Geotechniek)

3 Leden ABEF (Belgische Vereniging Aannemers Funderingswerken)

3 5.000+ professionals uit de GWW-sector in Nederland en België(waaronder ook prospects als overheden)

Word sponsor of mede-ondersteuner van Geotechniek en bereik uw doelgroep effectief!U ontvangt een aantrekkelijk publiciteitspakket waarmee u uw organisatie, dienst of product kunt profileren d.m.v. publicatie/adverteren.

KiesVOOR HET VAKBLAD GEOTECHNIEK ENbereik

N71 Cover_Opmaak 1 02-09-13 09:48 Pagina 2

geotechniek _Oktober_2014_v2.indd 2 28-08-14 13:53

Page 31: Geotechniek oktober 2015

Vooraanstaand en betrouwbaar

www.bauernl.nl

Voor gedegen

Mixed-In-Place soilmix oplossingen

BAUER Funderingstechniek voert de volgende activiteiten uit: Mixed-In-Place soilmix Groutanker met strengen Groutanker (paal) met staven GEWI-anker (paal) Cement-bentoniet dichtwand Groot diameter boorpalen Diepwand Jet grouten Grondverbetering

Vooraanstaand en betrouwbaar

www.bauernl.nl

Voor gedegen

Mixed-In-Place soilmix oplossingen

BAUER Funderingstechniek voert de volgende activiteiten uit: Mixed-In-Place soilmix Groutanker met strengen Groutanker (paal) met staven GEWI-anker (paal) Cement-bentoniet dichtwand Groot diameter boorpalen Diepwand Jet grouten Grondverbetering

Local Presence – Global Competence

DELIVERING THE SUPPORT YOU NEEDPalen

� GEWI® palen

� RR palen

� DYWI® Drill

Damwandverankeringen � GEWI® staal

� DYWIDAG voorspanstaven

� DYWIDAG strengen

Groutankers � DYWIDAG voorspanstaven – strengen

� GEWI® staal

� DYWI® Drill

DYNA Force® Elasto-Magnetic Sensorwww.dywidag-systems.com/emea

Vestiging BelgiëPhilipssite 5, bus 15UbicenterB-3001 Leuven

Tel. +32 16 60 77 60Fax +32 16 60 77 [email protected]

Vestiging Nederland

Veilingweg 2NL-5301 KM Zaltbommel

Tel. +31 418 578 403Fax +31 418 513 [email protected]

NIEUW

140806_geotechniek_verdasdoonk_v2.indd 1 08.08.2014 09:19:36

geotechniek _Oktober_2014_v2.indd 6 28-08-14 13:53

Deltares is het ona fhankelijke kennisinstituut voor water,

ondergrond en infrastructuur. Wij richten ons op het duurzamer

en veiliger makenvan het leven in stedelijk gebied. Voortdurend

verdiepen en vernieuwen we onze kennis. Nationaal en

internationaal hebben vele overheden en bedrijven de weg naar

ons al gevonden. Samen zoeken wij naar praktische, duurzame en

innovatieve oplossingen. Zo maken we het leven in deltagebieden

elke dag weer een stuk veiliger. Voor nu en straks.

Deltares biedt:

• actuele kennis en onderzoek over veilig leven in delta’s, kust- en

riviergebieden

• praktische, duurzame adviezen voor overheden en bedrijven

• onderbouwing van strategische

besluiten

• meer dan 800 specialisten op het

gebied van water, ondergrond en

infrastructuur

Duurzamer leven in de delta begint bij Deltares

www.deltares.nl | [email protected] | +31 88 335 72 00

Page 32: Geotechniek oktober 2015

32 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

1. InleidingIn het artikel “Kanaal Ieper-Leie, geschiedenis van de drogen vaart” [1] werd de mislukking van de uitgraving van het kanaal in de tertiaire Ieper klei toegelicht.Uit het overzicht van de problemen die zich heb-ben voorgedaan kon worden afgeleid dat bij het ontwerp en de uitvoering van het project onvol-doende rekening werd gehouden met het spe-cifieke gedrag van tertiaire kleien bij uitgraving.

In dit artikel wordt daarbij aansluitend dieper ingegaan op de algemene problematiek van af-schuivingen in tertiaire kleien, met back calcu-lations van de beschreven instabiliteiten in het kanaal Ieper-Leie, en ook een beschrijving van een recente afschuiving en remediëring in een groeve waar de Ieper klei wordt ontgraven. Tot slot wordt ingegaan op de onderkenning van een afschuiving in de klei van Merelbeke

Wanneer we het in Vlaanderen over tertiaire kleien hebben dan bedoelen we zeer vaste klei-en, met een belangrijke mate van overconsoli-datie; typische voorbeelden zijn de Boomse klei en de klei van Ieper. De overconsolidatie vindt zijn oorsprong in mariene afzettingen (met een dikte van 60 tot 100m of meer) die op het klei-pakket zijn afgezet en nadien zijn geërodeerd bij opeenvolgende transgressies.

Deze tertiaire kleien hebben een hoog kleige-halte (50% en meer), een hoge plasticiteitsin-dex (om en bij de 50) en een zeer lage doorla-

tendheid; bovendien vertonen deze kleien een gescheurdheid die vooral uitgesproken is in de bovenste tiental m. [2]

Bepalend voor het gedrag van tertiaire kleien is de overgang van niet-gedraineerde toestand naar gedraineerde toestand.

2. Specifiek gedrag van tertiaire kleienDoor de geologische voorbelasting vertonen tertiaire kleien totaal andere eigenschappen dan normaal geconsolideerde kleien. Dit mani-festeert zich vooral door het feit dat tot op een aanzienlijke diepte de niet-gedraineerde schuif-

weerstand aanzienlijk groter is dan de gedrai-neerde schuifweerstand (fig1).

Het gevolg daarvan is dat de stabiliteit van een in een tertiaire klei aangelegd talud afneemt met de tijd. Zo kan een talud dat gedurende een lan-ge periode stabiel is geweest uiteindelijk toch nog bezwijken.

In de beginfase wordt de stabiliteit immers be-paald door de niet-gedraineerde schuifweer-stand. Bij een uitgraving ontstaan in de klei negatieve poriënwaterspanningen die afnemen naarmate er water kan toestromen. Gezien de

Stabiliteit van taluds in tertiaire kleien.

em. prof. ir. J. Maertens Jan Maertens BVBA

ir. K. Van RoyenDenys

ir. G. van AlboomDep. Mobiliteit en Openbare

Werken - afd. Geotechniek

dr. ir. L. De VosDep. Mobiliteit en Openbare

Werken - afd. Geotechniek

Figuur 1 - overgang van niet-gedraineerde naar gedraineerde toestand bij uitgraving.

cu

c'

gedraineerd

niet - gedraineerd

Page 33: Geotechniek oktober 2015

33 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

geringe doorlatendheid van de klei gebeurt dit zeer langzaam. Voor grote kleimassieven kan dit vele jaren in beslag nemen. Naarmate de negatieve poriënwaterspannin-gen afnemen neemt ook de schuifweerstand meer en meer af tot deze overeenstemt met de volledig gedraineerde toestand. (fig2)

Omdat de doorlatendheid van de klei in globo enerzijds zeer klein is, maar anderzijds de scheurtjes in de klei door de ontspanning bij uitgraving meer open komen te staan (vooral in de bovenste meters onder de uitgraving) is een adequate voorspelling van het consolida-tieverloop zeer moeilijk. Bij deze consolidatie zullen de negatieve waterspanningen afnemen met kleinere korrelspanningen en dus ook een kleinere schuifweerstand tot gevolg; deze overgang van de niet-gedraineerde naar de ge-

draineerde toestand goed voorspellen blijft een uitdaging.

In kleigroeven kunnen bv. op basis van ervaring de taludhellingen zodanig gekozen worden dat de globale stabiliteit van het talud verzekerd is. Er kan evenwel niet worden uitgesloten dat er zich lokale oppervlakkige afschuivingen voor-doen, bv. op plaatsen waar de negatieve po-riënwaterspanningen door de gelaagdheid of gescheurdheid van de klei sneller kunnen af-nemen, of ten gevolge wateruittrede in stoor-laagjes met silt en zand.

Zoals normaal geconsolideerde kleien heb-ben tertiaire kleien ook een residuele schuif-weerstand die veel kleiner is dan de maximum schuifweerstand of piekwaarde. De terugval is evenwel sterker dan bij normaal geconsoli-deerde kleien.

3. Herberekening taluds kanaal Ieper – Leie.In 1979 publiceerde Prof. Dr. Ir. E. De Beer een uitgebreid rapport over de historiek van het ka-naal Leie-Ieper en de eigenschappen en gedra-gingen van de Ieperse klei in het tijdschrift der openbare werken van België [3] .

In deze publicatie maakte De Beer ook enkele berekeningen van de stabiliteit van de verschil-lende uitgegraven taluds. In het kader van dit artikel worden een aantal van deze berekenin-gen met eenvoudige Bishop berekening herno-men met de software DGeoStability van Delta-res.

Uit veld- en laboratoriumproeven op het mili-tair terrein te Ieper nabij de Palingbeek conclu-deerde De Beer dat er voor de homogene Ieper klei een correlatie bestond tussen de niet-ge-draineerde piekschuifweerstand cu bepaald met vinproeven op kleine ongeroerde monsters en de conusweerstand, namelijk:

Tevens merkte hij op dat de conusweerstand en dus ook de niet-gedraineerde schuifweerstand cu toeneemt met de diepte onder het maaiveld:

[kPa]

z = diepte onder het maaiveld [m]

Christiani en Nielsen (Bjerrum L., 1968) hebben voor verschillende gescheurde kleien (Boomse klei, London klei, Polavaram) het evenwicht van opgetreden glijdvlakken bij uitgravingen nage-rekend en zo bepaald welke gemiddelde cu,m een veiligheidscoëfficiënt gelijk aan 1 oplever-de. Deze niet-gedraineerde schuifweerstanden werden vergeleken met piekschuifweerstanden van niet-gedraineerde niet-geconsolideerde tri-axiaalproeven op ongeroerde monsters diame-ter 3.6 cm.

Op basis van dit onderzoek ontwikkelden ze een logaritmische functie die de afname van de niet gedraineerde cohesie in functie van de tijd be-schrijft.

Dit artikel gaat verder in op de stabiliteit van taluds in tertiaire kleien, problematiek eerder aangehaald in het artikel “Kanaal Ieper-Leie, geschiedenis van de drogen vaart” (januari nummer 2015 van dit tijd-schrift).Na een korte probleemschets van de tijdsgebonden overgang van niet-gedraineerde naar gedraineerde toestand worden de gerapporteerde instabiliteiten van het kanaal Ieper-Leie vanuit dit oogpunt nagerekend.

Verder wordt een recente afschuiving beschreven in een groeve waar de Ieper klei wordt ontgraven, en wordt ingegaan op de remediëring ervan.Tenslotte wordt de onderkenning van de instabiliteit van een Schelde oever gerapporteerd; op basis van inclinometermetingen kon deze wor-den teruggevoerd tot een afschuiving in een tertiaire kleilaag. Om de instabiliteit te monitoren werden optische vezel technieken en analyse van satellietbeelden met succes toegepast.

Samenvatting

Figuur 2 - verloop van poriënwaterspanningen (PWS), schuifweerstand (τ) en veiligheid tegen afschuiving (FS) bij ophogingen en uitgravingen.

T ijd

Ophoging uitgraving

Uitgra

ving

Ophogi

ng

P WS

F S F S

H H

T ijd

T ijd

T ijd

T ijd

T ijd

T ijd

T ijd

P WS

Cu,piek =qc

9

Cu,piek = 68.2 + 16.2 • z

Page 34: Geotechniek oktober 2015

34 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

[kPa]

Cu,piek,m = piekschuifweerstand monster in labo [kPa]

met t: tijd in dagen

Voor deze niet-gedraineerde berekeningen wer-den de formules van De Beer en Christiani en Nielsen gecombineerd om een inschatting te maken van de stabiliteit van de taluds in functie van de tijd. (tabel 1)

Eén dag na de realisatie van een uitgraving be-draagt de niet-gedraineerde schuifweerstand van een gescheurde klei dus slechts 40 % van zijn initiële waarde.

De Beer stelde in zijn publicatie dat een evalu-atie van de stabiliteit kort na uitgraving met de berekende niet-gedraineerde schuifweerstand na 1 dag een redelijke benadering vormde.

4.1. Back calculation taluds 1864In eerste instantie werden de allereerste ingra-vingen daterend uit 1864 onder de loep genomen (figuur 3). Voor deze uitgravingen is men im-mers zeker te beschikken over een maagdelijke klei en niet te hoeven rekenen met de residuele schuifweerstand van de klei. De gemiddelde ta-ludhelling in 1864 bedroeg 30°10’.

De gedraineerde schuifweerstandsparameters van de Ieper klei zijn conform de ervaringen met recente afschuivingen gelijk genomen aan φ’ = 25 ° en c’ = 20 kPa.

Een klassieke Bishop berekening met gedrai-neerde schuifweerstandskarakteristieken voor de Ieper klei resulteert in een globale vei-ligheidsfactor SF = 0.76 (tabel 2 en figuur 4), hetgeen ruim onder de vereiste 1.30 ligt voor definitieve taluds, en wijst op eminent afschui-vingsgevaar op lange termijn.

Het verdient de opmerking dat enkel diepe glijd-vlakken in de Ieper klei werden becijferd.

Naast de gedraineerde berekening is ook een berekening in niet-gedraineerde toestand uit-gevoerd.

De berekeningen leveren een veiligheidsfactor SF = 1.99 [-] voor tijdstip t = 1 dag. Na 1 jaar valt de berekende veiligheidsfactor terug op een waarde gelijk aan 1.10, met de schuifweer-standskarakteristieken op tijdstip t = 750 dagen vindt men een SF = 0.99 (figuur 5).

Deze resultaten liggen in de lijn van de histori-sche gegevens. Er worden afschuivingen gerap-porteerd tot enkele jaren na de gerealiseerde uitgravingen.

Bij steile taluds zoals deze is het ook mogelijk dat langs het potentiële glijdvlak de vervormin-gen in bepaalde zones zeer groot zijn t.o.v. an-dere zones. Het is dus gevaarlijk te onderstel-len dat de piekwaarde van de niet-gedraineerde cohesie over de gehele lengte van het glijdvlak zou beschikbaar zijn. Dit betekent dat lokaal de schuifweerstand reeds overschreden is en een progressieve breuk kan ontstaan.

4.2. Back calculation taluds 1910-1912De taluds van de ingravingen in 1910-1912 wer-den berekend met gedraineerde karakteristie-ken. Hier bekomt men een globale veiligheid ge-lijk aan 1.07 hetgeen nipt voldoende is om niet instabiel te zijn doch zeker geen voldoende vei-ligheidsmarge biedt voor een definitief talud. Dit geeft dan wel aan dat men mogelijk in het gebied van de grotere vervormingen terecht komt. De afschuivingen ter hoogte van de Sint-Elooibrug uit 1912 en 1913 zijn toe te schrijven aan eerdere verstoring van de klei waardoor de schuifweer-stand terugvalt op de residuele schuifweerstand. Figuren 6 en 7 tonen de waargenomen en bere-kende afschuiving thv de Sint Elooisbrug.

Figuur 3 - Type dwarsprofiel uitgraving 1864.

4.5m 3m 6.25m 2m 7.50m 2m 7.50m2m

10m

H=2

6m

+47.15

1:1.5

1:1.25

1:1.25

1:1.5

1:1.5

van +40.53

tot +32.18

B ovenkantIeperklei

jaagpadas v

an h

et k

anaa

l

+20

+25

+30

+35

+40

+45

+50

+21.163m

T Y P E DWAR S P R OF IE LING R AV ING door V E R G UNNINS HOUDE NDE MAAT S C HAP P IJ

Tabel 1

MV 47.16 [m TAW]

peil diepte cu,piek cu,t=1dag cu,t=365 dagen cu,t=750 dagen

p d cu,piek 1 365 750

[m TAW] [m] [kPa] [dagen] [dagen] [dagen]

47.16 0.00 62.78 25.11 13.85 12.48

40.53 6.63 170.10 68.04 37.53 33.81

21.16 26.00 483.63 193.45 106.71 96.12

0.00 47.16 826.14 330.46 182.28 164.19

Cu,t = Cu,piek,m • (0.40 - 0.07 • log(t))

Cu,t = (68.2 + 16.2 • z) • (0.40 - 0.07 • log(t))

Cu,1dag = (68.2 + 16.2 • z) • (0.40 - 0.07 • log(1)) =

25.1 + 6.5 • z

Page 35: Geotechniek oktober 2015

35 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

STABILITEIT VAN TALUDS IN TERTIAIRE KLEIEN.

4.3. Recente afschuiving in een kleigroeve in Kortemark.Eind 2012 heeft zich een afschuiving voorge-daan in een groeve in Kortemark (figuur 8) waar Ieper klei wordt ontgonnen. De ontginning ge-beurt met twee baggermolens, telkens over een hoogte van ca 20m. De bovenste zogenaamde magere klei bevat een aantal zand- of zandige lagen, terwijl de onderste zogenaamde vette klei nagenoeg geen zandige lagen bevat. Onderin de groeve werd bijkomend nog ontgonnen met be-

hulp van een hydraulische kraan.

Langs de zijkanten van de groeve werden re-latief steile taluds in stand gehouden met een berm van ca 15m breed ter hoogte van de over-gang tussen de magere en de vette klei (figuur9).

In de tweede helft van december 2012 werden scheuren vastgesteld in de achter het talud ge-legen gronden en op 28 december 2012 werd een plaatsbezoek georganiseerd, omdat er zich

lokaal een afschuiving had voorgedaan en de scheuren zich over de volledige lengte van het talud manifesteerden.

• Omwille van de verlofperiode en de zeer he-vige neerslag, bestond de enige praktisch re-aliseerbare maatregel erin om, in het achter de scheuren gelegen terrein een gracht te graven, teneinde te voorkomen dat er opper-vlaktewater zou kunnen terecht komen in de scheuren. Deze maatregel was niet afdoende en door de verantwoordelijke van de groeve werden volgende verzakkingen vastgesteld ter hoogte van de scheur:

º ca. 0,20m op 29-12-2012; º ca. 2m op 30-12-2012; º ca. 5m op 31-12-2012; º ca. 10m op 1-01-2013.

Figuur 4 - Gedraineerde berekening profiel uitgraving 1864.

Figuur 6 - Waargenomen afschuiving thv de Sint Elooisbrug.

Figuur 5 - Niet-gedraineerde berekening profiel uitgraving 1864.

Figuur 7 - Berekende afschuiving thv de Sint Elooisbrug.

landhoofd

uitgraving

+45.00

+36.50AB

ba

brugpijler

+29.666

+26.166

+21.00

c d

1:2

1:2

Tabel 2

Grondlaag ρd ρn φ' c'

[-] [kN/m³] [kN/m³] [°] [kPa]

Q-Kleihoudend fijnzand 17.0 19.0 27.0 0.0

T-Ieperiaan_gedraineerd 18.1 18.1 25.0 20.0

Page 36: Geotechniek oktober 2015

36 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

Op 01-01-2013 was de situatie min of meer ge-stabiliseerd en was er een stijlrand ontstaan met een hoogte van meer dan 10m.

Bij een plaatsbezoek op 2 januari 2013 (figuur 10) kon worden vastgesteld dat:• de instabiliteit zich tot op een relatief geringe

afstand van de fabriek uitstrekte;• er op ca 20m achter de instabiliteit een nieuwe

scheur was ontstaan;• er ter hoogte van deze nieuwe scheur ook

scheuren voorkwamen in de zijgevel van de fabriek waarvan niemand met zekerheid kon zeggen of deze in de laatste weken al of niet waren toegenomen.

Al deze vaststellingen vormden een aanwijzing dat er best snel kon gehandeld worden ten ein-de verdere instabiliteiten te voorkomen. Er werd dan ook onmiddellijk beslist om:• achter de instabiliteit een horizontale drain in

te frezen op ca 6m diepte en de sleuf over 2m op te vullen met zand;

• de stijlrand bovenaan het talud af te vlakken en de afgegraven grond te storten tegen het talud in de vette ter hoogte van de fabriek;

• de scheuren in de zijgevel dicht te smeren, zo-dat kon worden nagegaan of er zich nog ver-plaatsingen voordeden.

Door de aanhoudende neerslag verliepen alle werkzaamheden in zeer moeilijke omstandighe-den. Toen het terrein nagenoeg overal onberijd-baar werd, werden de werkzaamheden tot mid-den april opgeschort. Op dat ogenblik werden geen verdere bewegingen vastgesteld.

De stabiliteit van het voor de afschuiving be-staande talud werd nagerekend uitgaande van de schuifweerstandskarakteristieken van de klei: ϕ’ = 25° en c’ = 20 kPa, die als richtwaarden gelden voor de gemiddelde schuifweerstands-karakteristieken van zeer stijve kleien. De ver-kregen veiligheidscoëfficiënt bedroeg ca. 1.Aanvullende berekeningen werden uitgevoerd voor de na de afschuiving ontstane situatie en voor een residuele wrijvingshoek ϕres = 20° , resp. 15°. Deze waarden van de residuele wrij-vingshoek zijn beduidend hoger dan de voor stijve kleien algemeen aangenomen waarden, maar werden realistisch geacht op basis van de helling van het talud na de afschuiving.Gelijktijdig werden ook een aantal diepsonde-ringen uitgevoerd in het afgeschoven talud. Uit de resultaten van de uitgevoerde sonderingen bleek wel dat de afschuiving geen of slechts een zeer beperkte invloed heeft op de opgemeten

Figuur 9 - Situatie groeve talud vóór afschuiving.

Figuur 8 - Groeve in Kortemark.

Figuur 10 - Foto afschuiving 02/01/2013.

G WP 3m onder grondoppervlak

Page 37: Geotechniek oktober 2015

37 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

STABILITEIT VAN TALUDS IN TERTIAIRE KLEIEN.

conusweerstanden en de waarde van het wrij-vingsgetal.Uitgaande van beperkte anomalieën in de co-nusweerstand (figuur 11) werd de vermoedelijke ligging van het glijvlak vastgelegd (figuur 12). Bijkomende stabiliteitsberekeningen werden uitgevoerd voor de na de afschuiving ontstane situatie en waarbij ter hoogte van het vermoe-delijke glijvlak de residuele wrijvingshoek van 20° resp. 15° werd in rekening gebracht (figuur

13). Gelijkaardige berekeningen werden ook uit-gevoerd met een steunberm tegenaan het talud in de vette klei tot de peilen -16,5m TAW, -13,5m TAW, -10,5m TAW en -7,5m TAW. (tabel 3) Reeds eerder was beslist om het talud in de ma-gere klei zoveel mogelijk af te vlakken en om nog 3 bijkomende horizontale drains aan te brengen.

Tijdens en na het uitvoeren van de herstellings-

werken werden volgende vaststellingen gedaan:• uit de in het talud aangelegde horizontale

drains stroomde veel meer water dan hetgeen was vooropgesteld. Uit de 2 middelste drains stroomt permanent water, uit de 2 andere drains stroomt alleen water na periodes van hevige neerslag. Het debiet uit de middelste drains neemt ook sterk toe na periodes met hevige neerslag;

• in het talud is het glijvlak enkele malen op-nieuw duidelijk zichtbaar geworden. Dit toont aan dat er tijdens het uitvoeren van de herstel-lingswerken nog beperkte bewegingen heb-ben plaatsgevonden.

5. Instabiliteit Schelde oevers SchellebelleTer hoogte van de Hogelandweg te Schellebelle is de rechteroever van de Schelde instabiel (fi-guur 14).

Om de oorzaak van de afglijding en de verder-gaande beweging te onderzoeken werd een uit-gebreid grondonderzoek (sonderingen, borin-gen en laboratoriumonderzoek) en monitoring programma (inclinometers, peilbuizen en wa-

Figuur 12 - Reconstructie glijdvlak uit opmeting steilrand en sondeerresultaten S4 en S7.

dieptedrain 6m diepte

dieptedrain 6m diepte

dieptedrain 6m diepte

dieptedrain 6m diepte

2.08m16.71m 33.38m 35.75m

2.99m6.89m 24.50m 8.42m

6/4 6/4

6/4 5.00

m

-2.5

-10.8

S 4

S 7

-15

DWAR S P R OF IE L C - D

4.46

m

-7.5

-10.5

-13.5

-16.5

Alleen indien S F( =15°) < 1.15

Niveau + 8.00 T AW

glijdvlak

Figuur 11 - Ligging glijdvlak uit CPT diagram.

V ermoedelijk peilafschuiving

V ermoedelijk peilafschuiving

Page 38: Geotechniek oktober 2015

38 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

terspanningscellen) opgezet.

De resultaten van proeven en metingen tonen aan dat de afschuiving zich voordoet langs een diep gelegen glijdvlak dat zich ontwikkelt in de tertiaire klei van Merelbeke (figuur 15). De dikte van deze kleilaag is beperkt en varieert over de site van 3m tot 1m. Naast de standaard inclinometers werd ook een in-place-inclinometer geplaatst met continue opmeting van de verplaatsingen, zodat de ver-banden konden worden onderzocht met grond-waterpeilen, getijde en neerslaggegevens. Uit deze metingen blijkt dat de afglijding getrapt verder loopt, waarbij het vooral de extreem lage waterstanden op de Schelde zijn die verdere be-weging telkens opnieuw initiëren (Figuur 16). Neerslag lijkt weinig directe invloed te hebben op de verdere afglijding.

In de marge van dit onderzoek werden ook 2 nieuwe monitoringstechnieken uitgetest.

Optische vezelmetingen, type BOTDA [4] hebben aangetoond dat deze meettechniek mogelijkhe-den biedt als toepassing voor een early warning system in zones met inherent stabiliteitsgevaar. Daar waar de glasvezel het glijvlak kruist, kan een piek in de rekmetingen worden opgemerkt (Figuur 17). Een verdere optimalisatie door com-pensatie voor temperatuur dringt zich nog op. Aan de firma Hansje Brinker werd gevraagd een analyse te doen op basis van bestaande satel-lietbeelden( ERS (1993-2001) en envisat (2003 -2010) data). Slechts 1 punt binnen de afglij-dende zone gaf voldoende reflectie en een vol-doende stabiel resultaat voor een analyse. Hier-uit blijkt dat in de periode van 2003-2010 er een zetting (beweging in lijn met het beeld van de satelliet) is van 12cm (figuur 18).Uit de analyse bleek ook dat alle punten in de omgeving stabiel zijn (wat de hoofdopzet was van de analyse) . 6. Besluit.Bij de studie van de taludstabiliteit in tertiaire overgeconsolideerde kleien is de overgang van niet-gedraineerd naar gedraineerd gedrag een bepalende factor. Het is ook van belang de voor-geschiedenis van mogelijke instabiliteiten te kennen, om te weten of men al dan niet met re-siduele karakteristieken dient te rekenen.

Wateruittrede uit het talud doorheen stoorlaag-jes vormt ook zeer vaak de oorzaak van stabili-teitsproblemen.

De studie van dergelijke afschuivingen laat zich daarom niet in regels en richtlijnen vatten, maar moet steunen op een goed onderbouwd engi-neering judgement.

Om het schuifvlak te onderkennen is het voor-zien van inclinometer metingen onontbeerlijk.

Tenslotte bieden nieuwe monitoring technieken perspectieven om enerzijds continue de vervor-mingen van oevers en uitgravingen op te volgen (optische vezel metingen) en anderzijds de his-torische evolutie van vervormingen gedurende de laatste decennia te analyseren (satellietbeel-den).

Figuur 13 - Glijdingsevenwicht berekeningen met residuele karakteristieken.

Figuur 14 - Afschuiving Schellebelle.

Tabel 3

SF

ϕ‘ = 20º ϕ‘ = 15º

Aanvulling tot -16,5 mTAW 0,95 0,71

Aanvulling tot -13,5 mTAW 1,11 0,83

Aanvulling tot -10,5 mTAW 1,35 1,03

Aanvulling tot -7,5 mTAW 1,74 1,33

Page 39: Geotechniek oktober 2015

39 GEOTECHNIEK - Oktober 2015

STABILITEIT VAN TALUDS IN TERTIAIRE KLEIEN.

Literatuur[1] “Kanaal Ieper-Leie, geschiedenis van de

drogen vaart” (Jan Maertens, Gauthier Van Alboom, Kristof Van Royen) 2014 Tijdschrift Geotechniek

[2] “Shear strenght characteristics of the Boom Clay” 1967 Prof. E. De Beer

[3] “Historiek van het kanaal Leie-Ieper” Prof. E. De Beer, Tijdschrift der openbare werken van België 1979

[4] Vergelijking van de toepasbaarheid van on-line meettechnieken voor de monitoring van bouwputten. (Gauthier Van Alboom, Leen De Vos, Koen Haelterman, Wim Maekelberg) 2013 Tijdschrift Geotechniek

Figuur 15 - Typisch sondeerdiagram en corres-ponderende inclinometermeting

Figuur 17 - Plaatsing optische vezels en resultaten meting

Figuur 16 - Verplaatsing opgemeten door de in-place-inclinometer.

Figuur 18 - Analyse satellietbeelden grondbewegingen Schellebelle.

‐15

‐10

‐5

0

5

‐5 0 5 10 15 20 25 30 35

Diepte [m

TAW]

Verplaatsing [mm]Conusweerstand [MPa]

inclinometer I6 op 20/02/2012

 inclinometer I6 op 20/04/2012

sondering S2

0

10

20

30

40

50

60

70

0,00

1,00

2,00

3,00

4,00

5,00

6,00

7,00

8,00

18/02/20

14 0:00

20/02/20

14 0:00

22/02/20

14 0:00

24/02/20

14 0:00

26/02/20

14 0:00

28/02/20

14 0:00

2/03

/201

4 0:00

4/03

/201

4 0:00

6/03

/201

4 0:00

8/03

/201

4 0:00

10/03/20

14 0:00

12/03/20

14 0:00

Vervorming IPI [mm]

Neerslaghoe

veelhe

id [m

m/dag]

Waterpe

il [m

TAW]

Tijdstip [dd/mm/jjjj uu:mm]

getijde schelde

db1diep

OB2

IPI op ‐2,22mTAW

I3

‐1200

800

2800

4800

6800

8800

10800

12800

14800

0,7510,7520,7530,7540,7550,7560,7570,7580,7590,75

Microstrain [‐]

Distance along the fibre [m]

17/12/2013 11:23

17/12/2013 11:25

6/01/2014 11:11

14/01/2014 12:21

27/01/2014 9:44

13/02/2014 10:22

26/03/2014 10:56

Page 40: Geotechniek oktober 2015

No profession unleashes the spirit of innovation like engineering. From electric cars and faster microchips to medical robots, farming equipment and safer drinking water, engineersuse their knowledge to connect science to society and have a direct and positive effect onpeople’s everyday lives.

The Royal Dutch Society of Engineers (KIVI) is the largest engineering society of the Netherlands. With over 20.000 members and sections for all engineering disciplines we pro-vide an exciting platform for in-depth and cross-sector knowledge sharing and networking.

Visit us at www.kivi.nl

Engineers make a worldof difference

Royal Dutch Society of Engineers

No profession turns so many ideas into so many realities

DI.KIVI.05.14 09-05-14 09:01 Pagina 1

geotechniek _Juli_2014_binnen_v3.indd 19 04-06-14 13:56

Page 41: Geotechniek oktober 2015

KATERN VAN

Actief systeem Ecoduct N261

19E JAARGANG NUMMER 4 OKTOBER 2015ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR

GEBRUIKERS VAN GEOKUNSTSTOFFEN

Page 42: Geotechniek oktober 2015

GEOKUNST - Oktober 201542

Geokunst wordt mede mogelijk gemaakt door:

Bonar BVWestervoortsedijk 736827 AV ArnhemTel. +31 (0) 85 744 1300Fax +31 (0) 85 744 [email protected]

TEXION Geokunststoffen NVAdmiraal de Boisotstraat 13B-2000 Antwerpen – BelgiumTel. +32 (0)3 210 91 91Fax +32 (0)3 210 91 92www.texion.bewww.geogrid.be

TenCate GeosyntheticsHoge Dijkje 27442 AE NijverdalTel. +31 (0)546-544 811Fax +31 (0)546-544 [email protected]/geonederland

NAUE GmbH & Co. KGGewerbestr. 232339 Espelkamp-Fiestel – GermanyTel. +49 5743 41-0Fax +49 5743 [email protected]

Baggermaatschappij Boskalis BV, PapendrechtBonar BV, ArnhemCofra B.V., AmsterdamDeltares, DelftFugro GeoServices BV, LeidschendamGeopex Products (Europe) BV, GouderakHero-Folie B.V., ZevenaarHuesker Synthetic BV, Den DungenInfraDelft BV, DelftIntercodam Infra BV, AlmereKem Products NV, Heist op den Berg (B)Kiwa NV, RijswijkKwast Consult, HoutenMovares Nederland BV, UtrechtNaue GmbH & Co. KG, Espelkamp-Fiestel

Ooms Civiel BV, AvenhornProsé Geotechniek BV, LeeuwardenQuality Services BV, BennekomRobusta BV, GenemuidenSBRCURnet, DelftT&F Handelsonderneming BV, OosteindTen Cate Geosynthetics Netherlands BV, NijverdalTensar International, ’s-HertogenboschTerre Armee BV, WaddinxveenVan Oord Nederland BV, GorinchemVoorbij Funderingstechniek BV, AmsterdamVulkan-Europe BV, Gouda

De collectieve leden van de NGO zijn:

Geokunst - Oktober 201442

Geokunst wordt mede mogelijk gemaakt door:

Bonar BVWestervoortsedijk 736827 AV ArnhemTel.+31(0)857441300Fax+31(0)[email protected]

TEXION Geokunststoffen NVAdmiraal de Boisotstraat 13B-2000 Antwerpen – BelgiumTel.+32(0)32109191Fax+32(0)32109192www.texion.bewww.geogrid.be

TenCate GeosyntheticsHoge Dijkje 27442 AE NijverdalTel.+31(0)546-544811Fax+31(0)[email protected]/geonederland

NAUE GmbH & Co. KGGewerbestr. 232339 Espelkamp-Fiestel – [email protected]

Baggermaatschappij Boskalis BV, PapendrechtBonar BV, ArnhemCeco BV, MaastrichtCofra B.V., AmsterdamDeltares, DelftFugro GeoServices BV, LeidschendamGeopex Products (Europe) BV, GouderakHero-Folie B.V., ZevenaarInfraDelft BV, DelftIntercodam Infra BV, AlmereKem Products NV, Heist op den Berg (B)Kiwa NV, RijswijkKwast Consult, HoutenMovares Nederland BV, Utrecht

Naue GmbH & Co. KG, Espelkamp-FiestelOoms Civiel BV, AvenhornProsé Kunststoffen BV, LeeuwardenQuality Services BV, BennekomRobusta BV, GenemuidenSBRCURnet, RotterdamT&F Handelsonderneming BV, OosteindTen Cate Geosynthetics Netherlands BV, NijverdalTensar International, ’s-HertogenboschTerre Armee BV, WaddinxveenVan Oord Nederland BV, GorinchemVoorbij Funderingstechniek BV, Amsterdam

De collectieve leden van de NGO zijn:

Enkadrain®. De drainagemat voor o.a. parkeerdaken, pleinen en kelderwanden.

Enkadrain draineert, filtreert en beschermt. De drukstabiliteit en langetermijnprestaties van Enkadrain zijn uitstekend. Daarnaast is Enkadrain licht, flexibel en eenvoudig te installeren.

Drainage onder plein Stedelijk Museum, Amsterdam

Bonar

Westervoortsedijk 73 / 6827 AV Arnhem / T +31 85 744 1300

F + 31 85 744 1310 / [email protected] / www.bonar.com

1x formaat 208(b)x 134(h)Advert_Enkadrain_208x134mm_02_NL.pdf 1 01-10-13 09:30

geotechniek _Oktober_2014_v2.indd 42 28-08-14 13:54

Page 43: Geotechniek oktober 2015

43 GEOKUNST - Juli 2015

Van de redactie

Colofon

Geokunst wordt uitgegeven door deNederlandse Geotextiel organisatie.Het is bedoeld voor beleidsmakers,opdrachtgevers, ontwerpers, aanvnemersen uitvoerders van werken in de grond-,weg- en waterbouw en de milieutechniek.Geokunst verschijnt vier maal per jaaren wordt op aanvraag toegezonden.

Tekstredactie C. SlootsEindredactie S. O’HaganRedactieraad C. Brok A. Bezuijen M. Duskov J. van Dijk F. de MeerleerProductie Uitgeverij Educom BV

Een abonnement kan wordenaangevraagd bij:Nederlandse Geotextielorganisatie (NGO)Postbus 3583840 AJ HarderwijkTel. 085 - 1044 [email protected]

www.ngo.nl

Op het moment dat u dit leest, is de meteorologische zomer voorbij en hopen we op mooie nazomerdagen. Wellicht bent u afgelopen zomer met uw auto of fiets op pad geweest in Noord Brabant en heeft u gemerkt dat enkele trekpleisters, zoals de Efteling en de Loonse en Drunense Duinen wat makkelijker bereikbaar zijn geworden. De provinciale weg N261, ook wel bekend aIs de toegangspoort tot het hart van Brabant, is een provin-ciale weg in de provincie Noord-Brabant. De weg vormt een verbinding tussen de A59 nabij Waalwijk en de A65 ten oosten van Tilburg. Voor velen tot deze zomer wellicht bekend als de drukke weg met veel stoplichten en verkeersopstoppingen, die zowel vanuit het noorden als vanuit het zuiden naar de Efteling leidt. Alle kruispunten in de oude N261 zijn omgebouwd tot ongelijkvloerse kruisingen, waardoor de verkeerveiligheid en de door-stroming aanzienlijk zijn verbeterd. De gehele weg bestaat nu uit 2 maal 2 rijstroken. Dit werk is aangenomen door de BAM met als projectteam: BAM N261 Non-Stop, een zeer toepasselijke naam

Binnen dit project zijn 12 nieuwe kunstwerken gebouwd en 10 bestaande kunstwerken aangepast. Er is niet alleen aan de verkeersveiligheid en doorstroming gedacht, ook de natuur en het wild profiteren van dit project. Bij de ombouw van de N261 is een ecoduct aangelegd (de Westloonse Wis-sel) waardoor twee belangrijke natuurgebieden ‘Landgoed Huis ter Heide’ en ‘Loonse en Drunense Duinen’ met elkaar zijn verbonden.

Voor het ecoduct was een grondkerende constructie onder een hoek van 90° nodig. In deze GeoKunst wordt door Hans van Eekeren en Piet van Duijnen ingegaan op het ontwerp en de uitvoering van de steile wanden, waarbij geogrids een belangrijke rol hebben gespeeld. Zij bespreken de overwegingen van de voor- en nadelen van actieve en passieve steile wand systemen en onderbouwen de uiteindelijke keuze om een niet standaard oplossing toe te passen. Ik verheug me er in ieder geval op om onder het ecoduct door te rijden, op weg naar ons jaarlijkse Efteling uitje; in een ritje van ongeveer een halve minuut een vrije val maken van bijna veertig meter in de divecoaster Baron 1898, de nieuwste attractie in Kaatsheuvel. Over steil gesproken…

Ik wens u veel leesplezier met deze GeoKunst,

Shaun O’Hagan, Eindredacteur GeoKunst.

Beste Geokunst lezer,

˘

Page 44: Geotechniek oktober 2015

GEOKUNST - Oktober 201544

Algemene beschrijving projectDe N261 loopt over de Midden-Brabantweg en verbindt de A59 bij Waalwijk met de aansluiting Tilburg-Noord. De weg loopt van Waalwijk langs Kaatsheuvel en Loon op Zand naar Tilburg. De toename van het verkeer op de weg gaf pro-blemen ten aanzien van de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling. Daarom werd de N261 omgebouwd tot een regionale stroomweg die bestaat uit 2x2 rijstroken met ongelijkvloerse kruisingen. Daarnaast werden busstroken aan-gelegd tussen de Prof. Kamerlingh Onnesweg (PKO-weg) en Tilburg. Hiermee wordt de door-stroming en veiligheid op deze belangrijke route verbeterd en dankzij de aanleg van geluids-schermen en -wallen en geluidsarm-asfalt zal er een positief effect ontstaan op de leefomge-ving rondom de N261. Voor het fietsverkeer dat de N261 of de A59 over wil steken zijn er twee fietsviaducten. Ook werd over de N261 tussen Loon op Zand en Kaatsheuvel een natuurbrug aangelegd, zodat een natuurlijke verbinding ontstaat tussen Landgoed Huis ter Heide en de Loonse en Drunense Duinen.

Dit werk is aangenomen door de BAM met als projectteam: BAM N261 Non-Stop. Het project is afgerond in augustus 2015

Gewapende grondIn totaal zijn 12 nieuwe kunstwerken gebouwd en 10 bestaande kunstwerken aangepast. Er is een grote diversiteit aan gewapende grondcon-structies toegepast. Bijvoorbeeld horizontale ontlastconstructies, taludversteviging, spreid-matras en definitieve & tijdelijke grondkeringen. De grondkeringen zijn op verschillende manie-ren afgewerkt zoals prefab panelen, schanskor-

Actief systeem Ecoduct N261

Ing. Hans van EekerenBAM Infra Nederland B.V.

Ing. Piet van DuijnenGeotec Solutions B.V.

Foto 1 - Ecoduct in aanbouw

Figuur 1 - Principe doorsnede landhoofd Ecoduct.

Page 45: Geotechniek oktober 2015

Samenvatting

45 GEOKUNST - Oktober 2015

ven en Hedera (klimop) begroeiing.

Kunstwerk 8 ecoductKunstwerk 8 is een nieuw te realiseren ecoduct over de N261 waarmee verbinding ontstaat tus-

sen de leefgebieden van verschillende dier-soorten, tussen Landgoed Huis ter Heide en de Loonse en Drunense Duinen. Het viaduct heeft 3 overspanningen van circa 22 meter over de N261 en de parallelbaan de Horst. De totale lengte van

het dek bedraagt circa 66 meter. Het ecoduct heeft een netto breedte van circa 40 meter.

De constructie bestaat uit 3 hoofdoverspannin-gen en is statisch bepaald opgelegd, op de land-hoofden en twee tussensteunpunten. De pijlers van de tussensteunpunten zijn op palen ge-fundeerd. De landhoofden zijn hooggelegen en gefundeerd op een gewapende grondconstruc-tie, die aan de voorzijde voorzien is van prefab wandpanelen. Foto 1 geeft een impressie van het Ecoduct in aanbouw medio november 2014. Figuur 1 geeft de principe doorsnede weer van het landhoofd.

Afweging actief/passief systeemIn een vroeg stadium van het project is er een afweging geweest tussen keuze voor een actieve wand of een passieve wand. Een actieve wand is een prefab beton grondkerende wand die veran-kerd is met geogrids. Een passieve wand is een wand opgebouwd met de terugslagmethode. Nadat de gewapende grond op hoogte is, wordt deze aan de voorzijde afgewerkt met prefab be-tonplaten. Figuur 2 geeft het principe van beide systemen weer. Bij een actieve wand worden eerst de betonnen wanden geplaatst en tijdelijk geschoord. Daarna wordt er in lagen opgevuld, verdicht en wordt de geogridwapening met de betonpanelen verbon-den en vervolgens weer opgehoogd. Bij een passief systeem wordt eerst een tijde-lijke bekistingswand geplaatst, en wordt vervol-gens met de terugslagmethode een nagenoeg verticale wand gerealiseerd. Voor de bevestiging van de betonpanelen worden gepatenteerde le-gankers meegenomen.

Beide systemen hebben voor en nadelen. In ta-bel 1 worden de voor en nadelen globaal tegen elkaar afgewogen per facet van de bouw.

Conclusie afweging actief/passiefOverall gezien is een actieve wand niet per de-finitie goedkoper dan een passieve wand. Vooral de inmiddels zeer efficiënte bouwmethode van

De N261 tussen Tilburg en Waalwijk vormt een van de belangrijkste toe-gangswegen van Midden-Brabant. De weg dient als toegang tot belang-rijke publiekstrekkers als De Efteling, de meubelboulevard in Waalwijk en de Loonse en Drunense duinen. Dankzij deze functie vormt de N261 een toegangspoort tot het “Hart van Brabant”. Door toename van het verkeer op deze weg was het noodzakelijk om de weg om te bouwen in 2 x 2 rij-stroken met ongelijkvloerse kruisingen. Binnen dit project zijn 12 nieuwe

kunstwerken gebouwd en 10 bestaande kunstwerken aangepast. Het ge-hele anderhalf jaar durende project werd in augustus 2015 zijn afgerond. In dit artikel wordt ingegaan op het ontwerp en de uitvoering van een ecoduct, waarbij de voor- en nadelen van actieve en passieve steile wand systemen zijn overwogen. Uiteindelijk werd voor een creatieve variant op het actieve systeem gekozen.

Figuur 2 - principe actieve en passieve wand.

Tabel 1: afweging t.o.v. elkaar actief en passief systeem

Onderdeel Verklaring

OverspanningVoor een zelfde doorrijbreedte (B) is de overspanning bij een actieve wand circa 0,6 m korter dan voor een passieve wand.

Bouwtijd

De bouwtijd van een actieve wand is korter dan van een pas-sieve wand. Een en ander heeft vooral te maken met geringere aantal wapeningslagen en het feit dat er minder hulpwerk noodzakelijk is dan bij een actieve wand.

Zettingen

De betonnen elementen van een actieve wand ondergaan meer zetting dan de elementen van een passieve wand. Voor onderhavig project zijn de zettingen zeer beperkt en hebben geen invloed

Horizontale verplaatsingen

Bij een passief systeem treden nagenoeg alle verplaatsingen op tijdens de bouw van de gewapende grond. De achteraf te monteren prefab voorzetwand kan perfect worden uitgelijnd. Gezien de goede ondergrond is dit geen probleem.

Aanlegkosten

Uit de evaluatie blijkt dat de bouwkosten van een passieve wand circa 25 euro/m2 lager uitvallen dan bij een actieve wand. Hierbij is geen rekening gehouden met de meerkos-ten van de passieve wand ten gevolge van de 0,6 m langere overspanning.

Page 46: Geotechniek oktober 2015

GEOKUNST - Oktober 201546

de passieve wand en de bij een actieve wand kostbare verbinding tussen beton en geogrids (zowel materiaal als manuren) hebben een ne-gatieve impact op de bouwkosten van een pas-sieve wand. Gelijktijdig wordt opgemerkt dat de kosten van 0,6 m langere overspanning hoger zijn dan de meerkosten van de actieve wand.

OntwerpaspectenDe horizontale en verticale verplaatsingen van de wand zijn dominant geweest bij de uitwer-king van het ontwerp. De verplaatsingen tijdens de bouw van de gewapende grond, maar ook de kruip en spanningsrelaxatie in de wapening heeft invloed op de deformaties.

Dikte prefab beton panelenVooraf is door de constructeur aangegeven dat de dikte van de panelen vooral wordt bepaald door het transport en de afwerking aan de voor-zijde. In een vroeg stadium is de totale dikte van de wand vastgesteld op 0,25 m. De constructieve dikte is 0,22 m. De laagdikte tussen de geo-grids is zo gekozen dat de betonwapening voor het opnemen van de horizontale grondbelasting goed overeen komt met de betonwapening be-nodigd voor het transport. Uit een Plaxis analyse bleek later echter dat er een cumulatief effect optreedt, waardoor de momenten in de wanden groter zijn dan volgens de tenderberekeningen .

Verbinding tussen geogrids en betonVoor de verbinding tussen beton elementen en de geogrids is een interactief proces doorlopen. De manier waarop de geogrids worden bevestigd aan de betonwanden is een uitdaging waarvoor iedere leverancier zijn eigen oplossing heeft. In eerste instantie werd gedacht aan het instorten van geogrids in de betonelementen. Daar liepen we tegen de volgende vragen aan: • Is het geogrid resistent tegen de inwerking

van vloeibaar beton? • Hoe zit het met de handelbaarheid van de in-

gestorte rollen tijdens transport?• Welk effect heeft het zakken van de geogrids

achter de wand en daarmee het mogelijk in-snijden van het beton in het geogrid?

Na een korte brainstormsessie is dit pad snel verlaten.

Een sub variant is om korte geogrids in te stor-ten, waaraan later de wapening wordt bevestigd. Deze variant liep mank op de beschikbare pro-ducten van Huesker, die zich hier slecht voor lenen en het gegeven dat dergelijke verbindin-gen relatief lage treksterkten hebben, zodat er veel lagen noodzakelijk zijn. Als tweede optie is een ontwerp uitgewerkt met haken. In het be-ton wordt een haak ingestort. Nadat het paneel geplaatst is, wordt er een buis ingelegd waar-omheen een geogrid is gewikkeld. Vanwege het opentrekken van de haak moest of de haak zeer zwaar worden uitgevoerd, of er moest een pas-sende sluiting worden uitgewerkt. Het sluitstuk (zie figuur 3) bleek vanwege de maatvastheid te duur. Het moet immers precies passend zijn.

Vele onrustige nachten verder is een derde op-tie uitgewerkt die het uiteindelijk geworden is. In het beton worden per verbinding 2 rijen haarspelden ingestort. Tussen de haarspelden wordt een buis (waaromheen een geogrid wordt geslagen) ingeschoven en verankerd met verti-cale pennen. In foto 2 is deze derde optie weer-gegeven. Rekenkundig is de benodigde dikte van de haarspeld circa 5 mm, maar in verband met corrosie afslag en robuust ontwerpen is geko-zen voor thermisch verzinkte haarspelden van rond 10 mm.Er zijn diverse varianten bestudeerd. Gedacht is aan de wapening inklemmen tussen stalen

strips, de geogrids om een buis slaan en de buis vastschroeven op het beton, enzovoort. De lezer wordt echter alle details over de vele subvarian-ten in ontwikkeling bespaard.

Horizontale grondbelasting tegen de panelenTijdens de uitwerking is het aanvulmateriaal achter de wand diverse malen gewijzigd op ver-zoek van de geotechnisch ontwerper. In het eer-ste ontwerp was achter de wand een 1 m dikke (gebonden) puinkolom bedacht met daarachter zand. De puinkolom is verticaal stijver dat het zand. Het bovenliggende landhoofd gaat daar-door roteren. Vervolgens is een oplossing over-wogen met uitsluitend zand. Uit de berekenin-gen bleek echter dat de verplaatsingen groter werden, de verdichting risicovoller werd en er geen dubbele voegafdichting meer is, waardoor de constructie gevoelig wordt voor vandalisme. Uiteindelijk is er voor gekozen om de gehele aanvulling onder het landhoofd uit te voeren in puin.De horizontale grondbelasting tegen het land-hoofd is op vier manieren berekend. Er is een analyse uitgevoerd meet de tie back wedge me-thod, een tweede analyse met methode Cull-man (hand berekening) een derde analyse met D-sheet en diverse Plaxis analyses.

UitvoeringDe bouw van de actieve wand bestaat uit de vol-gende stappen in hoofdlijnen:1 aanleg van een goede funderingslaag;2 bouwen van een verankerde betonsloof

waarop de betonpanelen geplaatst worden;3 plaatsen van de betonpanelen;4 laagsgewijs aanbrengen van aanvulmateriaal

achter de wand met de geogrids als veranke-ringselement.

De bouw is uitgevoerd door het gespecialseerde

Foto 2 - Verbinding met beton.Figuur 3 - Alternatief 2, de in te storten haak.

Page 47: Geotechniek oktober 2015

47 GEOKUNST - Oktober 2015

ACTIEF SYSTEEM ECODUCT N261

bedrijf, Voets Gewapendegrondconstructies BV

Om een goede gelijkwaardige funderingslaag onder de funderingssloof te creëren wordt een geogrid type Fortrac 150T toegepast die wordt aangelegd met de terugslag methode. Deze laag, compleet uitgevoerd in menggranulaat,

steekt iets uit zodat er een duidelijk neusje ont-staat waarop de funderingssloof kan staan.Op de funderingssloof wordt de betonnen sloof aangebracht. In de betonnen sloof wordt een enkel geogrid ingestort (zie foto 3), welke in langsrichting aaneengesloten wordt gelegd. Dit geogrid wordt verbonden met de wapening van

de funderingssloof zodat de horizontale krach-ten opgenomen kunnen worden. De betonsloof heeft namelijk ook als taak om de wand hori-zontaal te stempelen.

Nadat de betonnen sloof voldoende is uitgehard en het verankeringsgeogrid is strakgetrokken met een deklaag erop, worden de betonelemen-ten een voor een geplaatst. De elementen wor-den geschoord en 3 cm achterover geplaatst. Reden hiervoor is dat gedurende de bouw de panelen iets naar voren zullen komen zodat uiteindelijk de 90 graden wand ontstaat. De schoren worden niet alleen gedimensioneerd op gronddruk maar vooral, in de bouwfase, op windbelasting. De schoren worden bevestigd op een betonplaat die weer verzwaard is met big bags (zie foto 4). Gedurende de bouw is het van belang dat de bevestiging van de schoren en de schoorstand worden gecontroleerd.

De betonnen wanden met een werkende breed-te van 2,4 m worden op 4 niveaus verankerd met een geogrid. Deze niveaus liggen langs de gehele wand op hetzelfde niveau. Achter ieder paneel worden op elk verankeringsniveau een dubbel geslagen geogrid type Fortrac R200/30-30T aangebracht met een breedte van 1.67 m. Steeds wordt over de gehele breedte tot on-derzijde verankeringsniveau het menggranu-laat aangebracht en verdicht. Dan worden alle geogrids op dat niveau aangebracht (foto 5) en een voor een op spanning gebracht. Het geogrid wordt om een stalen buis geslagen. Deze buis wordt verbonden door een verbindingspen tus-sen de uitstekende beugels uit de betonwand (zie foto 6). Gecontroleerd wordt of de verbin-ding bij elk punt goed bevestigd is voordat het geogrid op spanning wordt gebracht.

De naden tussen de betonpanelen worden af-gedicht door een erosiedoek dat gedurende de bouw mee omhoog wordt getrokken (zie foto 5).Op deze wijze wordt laag voor laag aangebracht totdat het niveau van onderzijde funderings-balk wordt bereikt.

MonitoringMet Plaxis zijn de nodige vervormingsbereke-ningen uitgevoerd zodat er een voorspelling gemaakt kan worden van de te verwachten

verplaatsingen. Zoals we weten geeft dit ver-plaatsingen die groter zijn dan de werkelijkheid. Omdat we geïnteresseerd zijn in de werkelijke verplaatsingen, ook voor projecten in de toe-komst, is er een monitoringsprogramma op-gezet. Dit bestaat uit een tweetal verschillende metingen, namelijk:

Foto 3 - Betonsloof met geogrid.

Foto 4 - Geschoorde wand.

Page 48: Geotechniek oktober 2015

GEOKUNST - Oktober 201548

• verplaatsingsmetingen op de betonpanelen en

• verplaatsingsmetingen van het geogrid op verschillende niveaus en afstanden ten op-zichte van het paneel.

De metingen zijn uitgevoerd op verschillende momenten:• Tijdens de bouw van aanvulling en

verankering van de wand;• Nadat de funderingssloof was geplaatst• Nadat het dek was geplaatst en• Metingen in tijd nadat de constructie

gereed was

Deze laatste metingen worden nog steeds uit-gevoerd.

De eerste resultaten zijn zeer goed. Volgens de metingen van de betonpanelen is de wand maar 1 cm naar voren gekomen, terwijl de berekening op 3 uitkwam. De meetresultaten van de geo-grids zijn nog onvoldoende om een duidelijke uitspraak te doen maar geven een beter beeld dan verwacht. In een aanvullende publicatie kan hier later dieper op ingegaan worden.

Conclusie • Het ontwikkelen van een nieuw systeem is

tijdrovend en vraagt moed om bijna bij de fi-nish terug te keren naar de startlijn om een betere weg te vinden;

• Bij de uitwerking van de stalen onderdelen voor de koppeling beton met geogrid is het noodzakelijk dat een creatieve staal/beton constructeur meedenkt in de detaillering. Het op voorhand laten uitwerken van de stalen on-derdelen door een minder ervaren construc-teur leidt tot overdimensionering met als ge-volg dat een mogelijk kansrijk concept afvalt;

• Sommige voorziene problemen bleken ach-teraf mee te vallen of zelfs voordelen op te leveren: De uitstekende beugels werden bij de fabricage van de betonpalen als lastig be-schouwd. Tijdens het vlechten van de stalen wapeningskorven bleek dat het ophangen van de wapening aan de uitstekende beugels prima gaat. Een groot voordeel is dat aan de zichtzijde geen dekkingafstandhouders te zien zijn, waardoor een egale zichtzijde wordt gerealiseerd.

Foto 5 - Aanzicht tijdens bouw.

Foto 6 - Detail aansluiting.

Page 49: Geotechniek oktober 2015

Texion Geokunststoffen nv - Admiraal de Boisotstraat 13 - 2000 Antwerpen - België - Tel. + 32 (0)3 210 91 91 - Fax +32 (0)3 210 91 92 - www.texion.be

nieuwe handige tool voor ontwerpen met geokunststoffen

met wegwijzer voor standaardbestekken

duidelijke schetsen die de werking illustreren

snelle selectie van eisen te stellen aan geokunststof unieke rekenmodules voor Methode Sellmeijer LatRes & MemAct

TexionDesign

Page 50: Geotechniek oktober 2015

ADVERTORIAL

ASFALTWAPENING

Texiglas® is een geweven geogrid in glasvezel.

GEOGRID IN GLAS TEXIGLAS®

E’Grid® is een biaxiaal geogrid uit gerokken plaat met vaste knooppunten.

GEOGRID IN POLPROPYLEEN E’GRID®

GEOGRID IN KOOLSTOF CARBONTEX

WAPENING IN STAAL ROAD MESH®

CarbonTex is een geocomposiet van geweven koolstofvezels en niet-geweven geotextiel.

Road Mesh® is een Texion systeem uit gevlochten staaldraad met dwarsverstijvers.

SB250 PTV 876 - type 1, 2, 3, 4QUALIROUTES 2015 C.27.3.2 - type 1, 2, 3, 4

CCT & TB 2010 § C.41.4.2 - type 1, 2, 3RAW 81.01.05

SB250 vs 3.1 - § 13.3.2.3 - tabel 3-13.3-1 - CQUALIROUTES 2015 C.27.1.2 - classe C

CCT & TB 2010 § C.41.2.2 - Klasse C1 en C2RAW 81.01.04

SB250 vs 3.1 - § 13.3.2.3 - tabel 3-13.3-1 - AQUALIROUTES 2015 C.27.1.2 - classe ACCT & TB 2010 vs § C.41.2.2 - Klasse A

RAW 81.01.04

SB250 vs 3.1 - § 13.3.2.3 - tabel 3-13.3-1 - DQUALIROUTES 2015 C.27.1.2 - classe D

RAW 81.01.04

Texion biedt 6 oplossingen om scheuren in asfalt in belangrijke mate te vertragen. De bijkomende kost bij de aanleg van de nieuwe slijtlaag verdient zichzelf terug dankzij de veel langere levensduur van de weg.

De verwijzing naar bestekken dient gecontroleerd te worden.

20150719-TX_advertorial_asvaltwapening.indd 2 19/07/15 15:23

TEXION GEOKUNSTSTOFFEN NV - Admiraal de Boisotstraat 13 - 2000 Antwerpen - Tel. +32 (0)3 210 91 91 - Fax +32 (0)3 210 91 92 - www.texion.be

Meer informatie?Voor meer informatie of advies bij de keuze, berekening of installatie

surf naar www.texion.be, of contacteer Texion op +32 (0)3 210 91 91of [email protected]

GEOGRID IN GLAS EN POLYESTER COMBIPRODUCT

Combiproduct is een geocomposiet, een geogrid in glas gebreid op een niet-geweven geotextiel.

Miragrid® is een uit polyester geweven geogrid.

Voordelen• ekwaliteit: het systeem levert een substantiële bijdrage aan de

kwaliteit van de hele wegstructuur• levensduur: de hele constructie krijgt een langere levensduur• kostenbesparing: u kunt de dikte van het funderingsmateriaal

beperken en asfal overlagingen gaan langer mee

GEOGRID IN POLYESTER MIRAGRID®

U kiest voor het wapenen van uw asfalt het juiste geogrid of geocomposiet. Texion adviseert m.b.t. de selectie en bezorgt een uitgebreide procedure voor het plaatsen. Het is belangrijk dat elk product op de juiste wijze wordt ingebouwd. Het resultaat voor het gebruik van een wapeningslaag is niet onmiddellijk meetbaar, maar resulteert in een veel langere levensduur van de weg. Als indicatie gaat u uit van een factor 2 tot 5.

Scheuren in het asfalt ontstaan door vermoeidheid en spoorvorming. Ze komen ook voor bij de aansluiting van wegverbredingen en bij het aanbrengen van de overlaging op betonwegen (semi-rigide structuren) met scheuren (breuken) en voegen.

Het gebruik van een inlage in de asfaltlaag heeft meerdere eff ecten. De starheid van de wapening voorkomt grote scheuren die blijvend zijn en spreidt vervorming in vele kleine microscheurtjes die zelfherstellend zijn (self healing). Het niet-geweven geotextiel bij de geocomposieten heeft de functie van vloeipapier, neemt de emulsie van bitumen op en vormt een waterdichte fi lm. Deze laag voorkomt doorsijpelen van water naar de fundering en ondergrond. De toepassing van asfaltwapening heet in de literatuur ‘refl ective cracking’: de scheuren in de onderlagen zetten niet door naar de boven, maar worden gerefl ecteerd. De nieuwe asfalt slijtlaag blijft intact.

Protection Criteria:The obje

Asfaltoverlaging

Temperatuur bestendige geokunststof

Scheur

Geokunststof voorkomt het opwaartse doorzetten van scheuren

Zonder geokunststof zetten de scheuren zich door

Betonweg of oudere asfaltweg met scheuren

ASFALTWAPENING

6 Texion oplossingenom asfalt te wapenen

SB250 vs 3.1 - § 13.3.2.3 - tabel 3-13.3-1 - BCCT & TB 2010 vs § C.41.2.2 - Klasse B

RAW 81.01.04

SB250 vs 3.1 - § 13.10 - tabel 3-13.3-1 - C of DQUALIROUTES 2015 C.27.2.2 - classe C ou D et C.27.1.2

CCT & TB 2010 vs § C.41.3.1 - Type I, II en IIIRAW 81.01.04

“Voorkom scheuren in het asfalt!”

20150719-TX_advertorial_asvaltwapening.indd 3 19/07/15 15:23

Page 51: Geotechniek oktober 2015

TEXION GEOKUNSTSTOFFEN NV - Admiraal de Boisotstraat 13 - 2000 Antwerpen - Tel. +32 (0)3 210 91 91 - Fax +32 (0)3 210 91 92 - www.texion.be

Meer informatie?Voor meer informatie of advies bij de keuze, berekening of installatie

surf naar www.texion.be, of contacteer Texion op +32 (0)3 210 91 91of [email protected]

GEOGRID IN GLAS EN POLYESTER COMBIPRODUCT

Combiproduct is een geocomposiet, een geogrid in glas gebreid op een niet-geweven geotextiel.

Miragrid® is een uit polyester geweven geogrid.

Voordelen• ekwaliteit: het systeem levert een substantiële bijdrage aan de

kwaliteit van de hele wegstructuur• levensduur: de hele constructie krijgt een langere levensduur• kostenbesparing: u kunt de dikte van het funderingsmateriaal

beperken en asfal overlagingen gaan langer mee

GEOGRID IN POLYESTER MIRAGRID®

U kiest voor het wapenen van uw asfalt het juiste geogrid of geocomposiet. Texion adviseert m.b.t. de selectie en bezorgt een uitgebreide procedure voor het plaatsen. Het is belangrijk dat elk product op de juiste wijze wordt ingebouwd. Het resultaat voor het gebruik van een wapeningslaag is niet onmiddellijk meetbaar, maar resulteert in een veel langere levensduur van de weg. Als indicatie gaat u uit van een factor 2 tot 5.

Scheuren in het asfalt ontstaan door vermoeidheid en spoorvorming. Ze komen ook voor bij de aansluiting van wegverbredingen en bij het aanbrengen van de overlaging op betonwegen (semi-rigide structuren) met scheuren (breuken) en voegen.

Het gebruik van een inlage in de asfaltlaag heeft meerdere eff ecten. De starheid van de wapening voorkomt grote scheuren die blijvend zijn en spreidt vervorming in vele kleine microscheurtjes die zelfherstellend zijn (self healing). Het niet-geweven geotextiel bij de geocomposieten heeft de functie van vloeipapier, neemt de emulsie van bitumen op en vormt een waterdichte fi lm. Deze laag voorkomt doorsijpelen van water naar de fundering en ondergrond. De toepassing van asfaltwapening heet in de literatuur ‘refl ective cracking’: de scheuren in de onderlagen zetten niet door naar de boven, maar worden gerefl ecteerd. De nieuwe asfalt slijtlaag blijft intact.

Protection Criteria:The obje

Asfaltoverlaging

Temperatuur bestendige geokunststof

Scheur

Geokunststof voorkomt het opwaartse doorzetten van scheuren

Zonder geokunststof zetten de scheuren zich door

Betonweg of oudere asfaltweg met scheuren

ASFALTWAPENING

6 Texion oplossingenom asfalt te wapenen

SB250 vs 3.1 - § 13.3.2.3 - tabel 3-13.3-1 - BCCT & TB 2010 vs § C.41.2.2 - Klasse B

RAW 81.01.04

SB250 vs 3.1 - § 13.10 - tabel 3-13.3-1 - C of DQUALIROUTES 2015 C.27.2.2 - classe C ou D et C.27.1.2

CCT & TB 2010 vs § C.41.3.1 - Type I, II en IIIRAW 81.01.04

“Voorkom scheuren in het asfalt!”

20150719-TX_advertorial_asvaltwapening.indd 3 19/07/15 15:23

Page 52: Geotechniek oktober 2015

N71 GK_Opmaak 1 28-08-13 12:06 Pagina 53

TERRACON

Kwaliteit als fundament

[email protected]

Interesse?Bel +31 (0)10 425 65 44 of mail naar [email protected] en wij nemen contact met u op om dediverse mogelijkheden te bespreken.

Uitgeverij Educom BVUitgeverijMarketingDrukwerkInvesteringenInternetwww.uitgeverijeducom.nl

3 Leden KIVI NIRIA, afd. Geotechniek

3 Leden Ingeokring

3 Leden NGO (Nederlandse Geotextielorganisatie)

3 Leden ie-net (v/h KVIV)

3 Leden BGGG (Belgische Groepering voor Grondmechanica en Geotechniek)

3 Leden ABEF (Belgische Vereniging Aannemers Funderingswerken)

3 5.000+ professionals uit de GWW-sector in Nederland en België(waaronder ook prospects als overheden)

Word sponsor of mede-ondersteuner van Geotechniek en bereik uw doelgroep effectief!U ontvangt een aantrekkelijk publiciteitspakket waarmee u uw organisatie, dienst of product kunt profileren d.m.v. publicatie/adverteren.

KiesVOOR HET VAKBLAD GEOTECHNIEK ENbereik

N71 Cover_Opmaak 1 02-09-13 09:48 Pagina 2

geotechniek _Oktober_2014_v2.indd 54 28-08-14 13:55

SBRCURnet

gestelde SBRCURnet commissie, onder voorzit-terschap van Harry Dekker (RWS GPO).

De commissie is geïnteresseerd in ervaringen met betrekking tot schade aan belendingen als gevolg van het aanbrengen / trekken van stalen elementen. Maar ook als uw prognose perfect klopte, en de uitvoering verliep ‘volgens het boekje’, is dat belangrijke informatie.Wilt u deelnemen aan deze nieuwe commissie, of heeft u ervaringen die u met ons wilt delen? Mail svp naar [email protected]

Soil mix wanden, handboek ontwerp en uitvoeringAl eerder meldden we u over deze gezamenlijke SBRCURnet/WTCB commissie die bezig is met de realisatie van het Handboek “Soil mix wan-den”. De techniek van soil mix wanden is in de afgelopen jaren booming en het werd dus hoog tijd om alle kennis en ervaring te bundelen en handvatten te ontwikkelen voor ontwerp en re-alisatie.

Omdat een aantal onderdelen tot een stevige discussie in de commissie hebben geleid, is er wat meer tijd nodig om het handboek af te ron-den. Verwacht wordt dat de commissie rond de

zomer 2015 de tekst definitief zal vaststellen. Het handboek zal dan in september/oktober 2015 beschikbaar komen. Inmiddels heeft de Stichting PAO al een cursus gepland op donder-dag 19 november a.s. U kunt dit event alvast in uw agenda noteren.

Update CUR 198 “Kerende constructies in gewapende grond”De update van deze publicatie is in een verge-vorderd stadium en zal naast verticale taluds (hellingen > 70°) ook van toepassing zijn voor gewapende grondconstructies met flauwere hellingen. Inmiddels zijn het ontwerp-deel en het uitvoerings-deel gereed. De commissie is bezig met de ‘laatste puntjes op de i’, inclusief het opnieuw vaststellen van de partiële factoren, die uiteraard zullen aansluiten op de Eurocode en op de ervaringen in het buitenland. Verwacht wordt dat de commissie de tekst vóór de zomer 2015 definitief zal vaststellen. De herziene ‘CUR 198’ komt vervolgens in september/oktober 2015 beschikbaar.

Geokunststoffen als wapening in gebonden en ongebonden funderingslagenMedio 2014 is SBRCURnet-commissie 1991 van start gegaan. In deze commissie werken

opdrachtgevers, adviesbureaus, leveranciers, bouwbedrijven en een onderzoeksinstelling samen aan de nieuwe SBRCURnet-publicatie ‘Geokunststoffen als wapening in gebonden en ongebonden funderingslagen’. In deze publi-catie wordt alle recente kennis en ervaring op dit gebied samengebracht. Er is een inhouds-opgave opgesteld met hierin hoofdstukken als functioneel specificeren, ontwerpmethodiek, uitvoering en beheer. De geïnventariseerde ont-werpmethodieken worden momenteel verder uitgewerkt en aan de hand van praktijkmetingen met elkaar vergeleken. De planning is dat de publicatie eind 2015 beschikbaar is. Voor meer informatie over deze commissie kunt u mailen naar [email protected]. Herziening CUR 226 “Ontwerprichtlijn paalmatrassystemen”SBRCURnet-commissie 1693 werkt momenteel aan de afronding van de herziening van CUR-pu-blicatie 226, ‘Ontwerprichtlijn paalmatrassyste-men’. Een concept-eindrapportage is tijdens de laatste commissievergadering in maart bespro-ken. Tegen de zomer van dit jaar is de herziene uitgave van ‘CUR 226’ beschikbaar. Wilt u meer weten over dit project? Mail naar [email protected].

gemaakt. De resultaten van het onderzoek kunnenworden gebruikt voor het geven van handvatenvoor het toepassen van de indeling die in de Euro-code NEN-EN 1997-2 en NEN-EN-ISO 22475-1/C11 wordt gegeven. De nadruk op de praktischetoepassing en aandacht voor organische grondvormt de meerwaarde van het voorgestelde on-derzoek ten opzichte van de reeds uitgevoerde on-derzoeken en beschikbare publicatie in deinternationale literatuur.Voor de langere termijn blijft het doel te komentot een eenduidig vast te stellen criterium waar-mee monsterkwaliteit kan worden vastgelegd.

Literatuur– Baligh M.M. Azzouz A.S., Chin C-T (1987) Disturbances due to ideal” tube sampling Journal of Geotechnical Engineering vol. 113 no 7 p 739-757.– Clayton C.R.I., Siddique A., Hopper R.J. (1998)Effects of sampler design on tube sampling disturbance – numerical and analytical investigati-ons Géotechnique vol 48 no 6 p 847-867.– Dijkstra J., (2012) CUR Commissie “kwaliteit van grondonderzoek”, notitie monsterverstoring16 november 2012 interne notitie, verslagleg-ging studiereis NGI. .– Den Haan E.J. (2003) Sample Disturbance of

Oostvaardersplassen clay. Poc. 3rd Int. Symp. On deformation characteristics of Geomaterials,Lyon, Swets & Zeitlinger Vol. 1 p 49-55.– Helenelund K.V., Lindqvist L-O, Sundman C.(1972) Influence of sampling disturbance on the engineering properties of peat samples. Proc. 4th Int. Peat Congres, Helsinki Vol II p 229-240.– Landva A.O. (2007) Characterization of Escuminiac peat and construction on peatland in:Characterisation and engineering properties of natural soils. Tan, Phoon, Hight & Leroueil (eds)Taylor & Francis group ISBN 978-0-415-42691-6.– Long M. (2006) Use of a downhole block samplerfor very soft organic soils. Geotechnical testingjournal 25(3), p 1-20.– Long M., El Hadj N., Hagberg K. (2009) Quality of conventional fixed piston samples of Norwegian soft clay. Journal of geotechnical andgeoenvironmental engineering 135: 2 p185-198.– Lunne T., Berre T., Strandvik S. (1997) Sample disturbance in soft low plastic Norwegianclay Recent developments in Soil and Pavement mechanics. Almeid (ed) Balkema Rotterdam,ISBN 90 5410 885 1.– Lunne T., Berre T., Andersen K.H., Strandvik S.,Sjursen M. (2006) Effects of sample disturbanceand consolidation procedures on measured shearstrength of soft marine. Norwegian clays Canadian

Geotechnical Journal vol 43 p 726-750.Mathijssen F.A.J.M. (2012) Memo ontwikkelactivi-teiten in de geotechnische keten interne notitie.H03104-M-79-FMAT0b. – Mayne P.W., Coop M.R., Springman S.M.,Huang A-B, Zornberg J.G. (2009) Geomaterial behaviour and testing. Proc. Of the 17th Int. Conf.on soil mechanics and geotechnical engineering,Hamza, Shahien El-Mossallamy (eds) AlexandriaIOS press ISBN 978-1-60750-031-5.– Orr, T. L. L., & Farrell, E.R. (1999) Geotechnicaldesign to Eurocode 7, Springer - Verlag London limited.– Santagata M., Sinfield J.V., Germaine J.T.(2006) Laboratory simulation of field sampling:comparison with ideal sampling and field data. Journal of geotechnical and geoenvironmentalengineering vol 132 no 3 p 351-362.– Van de Schrier J. (2012) Nut en noodzaak beteremonstername grondonderzoek. Interne notitie nr 51403/JsvdS/MCUR-001/419190/Nijm.– Tanaka M., Tanaka H., Shiwakoti D.R. (2001)Sample quality evaluation of soft clays using sixtypes of samplers. Proc. Of the 11th internationaloffshore and polar engineering conf. Vol. 2 p493-500, Stavanger Norway, The Internationalsociety of offshore and polar engineers ISBN 1-880653-53-2. �

N14 Artikels nw_Opmaak 1 27-02-13 11:07 Pagina 18

Ingezonden

Met veel plezier las ik het artikeltje van Henk van de Graaf (Geotechniek juli 2013) over de geschiedenis van het sonderen. Hierin is de ontwikkeling van het electrisch sonderen vóór 1962 wat onderbelicht gebleven.

Een belangrijke reden waarom het electrisch sonderen pas zo laat van degrond kwam, was de moeilijkheid te meten met rekstrookjes.Ik citeer uit speurwerkrapport SE-95-1 van het Laboratorium voor Grond-mechanica: aantekeningen van W.J. van den Boogaard bij de voor-drachten tijdens de leergang Rekstrookjes-Meettechniekgehouden van 4-7 juli 1950; verslag over de oefeningen in het lab.v.d.Werkgr. Spannings- en trillingsonderzoek T.N.O.: Voor 1940was reeds een begin gemaakt met het onderzoek naar de mogelijk-heden om spanningen te meten met behulp van weerstandsveran-deringen in een stroomgeleidend materiaal. Tijdens de oorlogwerden de onderzoekingen in Nederland opgeschort, maar in Ame-rika werden ze met grote intensiteit voortgezet. De in Amerika gevon-den resultaten werden in 1946 in Nederland bekend, vooral door destudiereizen van de hoogleraren Biezeno en van der Maas. De voorstel-ling alsof het plakken van rekstrookjes even eenvoudig is als het plak-ken van een postzegel en het meten van spanningen even eenvoudig alshet op de klok aflezen van de tijd, is ten ene male misleidend.

Toch werden er in 1949 en 1950 door het LGM al electrische sonderingen

uitgevoerd. Speurwerkrapport SE-35-D-2-1 van prof.dr.ir. G.J. de Josselin deJong betreft het verslag over het eerste vijftal speurwerk-sonderingen ver-richt met een capacitieve meetkop. Daarin staan metingen uitgevoerd met eensondering met electrische meetkop in 1949 en 1950. Zowel de doorsnede vande conus als de vergelijkende metingen zijn bewaard gebleven in het archief van Deltares GeoEngineering.Jan Heemstra

De bekendheid van het Stedelijk Museum aan de

Paulus Potterstraat in Amsterdam heeft meer te

maken met de klassiek moderne en hedendaagse

kunst waarvan zij haar bezoekers laat genieten, dan

met het gebouw waarin zij is gevestigd. Toch is dit

neorenaissancegebouw – in 1895 ontworpen door

architect Adriaan Willem Weissman – een bekend en

historisch monument. De ingrijpende renovatie die in

de periode 2007 – 2010 heeft plaats gevonden vroeg

dan ook de grootste zorg.

Rekenen en bewaken

Om deze reden was MOS Grondmechanica van

het begin tot het einde van de uitvoering betrokken

bij de renovatie van het Stedelijk Museum. Het

bureau verzorgde het benodigde grondonderzoek

en op basis van de resultaten hiervan de volledige

geotechnische engineering van de bouwkuipen en

funderingen. MOS bleef gedurende het bouwproces

op de achtergrond aanwezig om te toetsen of de

optredende vervormingen van het oude pand niet

groter werden dan geoorloofd. Hiermee leverden de

mensen van MOS een belangrijk aandeel aan het

behoud van een markant stukje Nederlands erfgoed.

MOS Grondmechanica Kleidijk 35 Postbus 801 3160 AA Rhoon T + 31 (0)10 5030200 F + 31 (0)10 5013656 www.mosgeo.com

“De metingen geven aan dat de bouwput tot de einddiepte mag worden

ontgraven.”

N71 Artikels_Opmaak 1 28-08-13 12:12 Pagina 42

A.P. van den Berg Ingenieursburo b.v.Postbus 68, 8440 AB Heerenveen

[email protected]

creating tools that move your business

Tel.: 0513 631 355Fax: 0513 631 212

The CPT factoryAl ruim 42 jaar is A.P. van den Berg de innovatieve en betrouwbare partner als het gaat om bodemonderzoek-apparatuur voor een slappe bodem. A.P. van den Berg loopt voorop in het ontwikkelen en wereldwijdvermarkten van nieuwe geavanceerde sondeer- en monstersteeksystemen die uitblinken in betrouwbaarheid en gebruiksgemak. Van verscheidene landsondeersystemen tot multifunctioneel apparatuur voor het gebruik op zee tot waterdieptes van wel 4000 meter en van uitgebreide servicepakketten tot digitale meetsystemen waarmee de bodemgegevens via een kabel of optische lichtsignalen worden getransporteerd, ze behorenallemaal tot het leveringspakket van A.P. van den Berg.

Veel aandacht wordt geschonken aan de arbeidsomstandigheden van de sondeermeester. Zo heeft A.P. van den Berg de sondeerbuizenschroever ontwikkeld, die in ieder sondeerapparaat kan worden geïntegreerd.Met de buizenschroever wordt het op- en afschroeven van de sondeerstreng efficiënter uitgevoerd. De buizenschroever komt het meest tot zijn recht in combinatie met een draadloos meetsysteem. Het doorrij-gen van de conuskabel behoort dan tot het verleden. Voor de sondeermeester betekent dit een aanzienlijke vermindering van de fysieke inspanning en het voorkomen van een versnelde slijtage van de gewrichten.Aandacht voor de arbeidsomstandigheden is voor alle betrokkenen van groot belang en is zijn investering dubbel en dwars waard.

Sondeerbuizenschroever:gemakkelijk, snel en

ergonomisch verantwoord

a.p. van den bergThe CPT factory

a.p. van den bergThe CPT factorycreating tools that move your business

Vanetesten nu ook mogelijk met de Icone

A.P. van den Berg Ingenieursburo bv Tel.: 0513 631355 [email protected] 68, 8440 AB Heerenveen Fax: 0513 631212 www.apvandenberg.nl

Naast de vier standaard parameters puntdruk (qc ), kleef (fs ),waterspanning (u) en helling (lx/y) kunnen extra parameters gemeten worden met de gebruiksvriendelijke modules voor de Icone. Iedere module wordt automatisch herkend door het meetsysteem, zodat u fl exibel kunt werken.

De modules Icone Seismisch, Icone Conductivity en Icone Magneto waren reeds beschikbaar. U kunt uw set nu uitbreiden met de Icone Vane.

Interesse?Neem contact met ons op!

Icone Vane• bepalen van ongedraineerde en geroerde schuifsterkte • zowel onshore als off shore (tot 4000 m waterdiepte) • nauwkeurig: koppelopnemer &

aandrijving dichtbij de vin en digitale data-overdracht• stevige beschermbuis• diepere vanetest direct mogelijk, zonder bovengronds prepareren

APB CPT Ad Geotechniek Icone Vane 216x138 19052014 try1.indd 1 19-5-2014 13:23:59

geotechniek _Juli_2014_binnen_v3.indd 29 04-06-14 13:56geotechniek _april_2015.indd 25 20/02/15 12:14