vis soc. & ant
TRANSCRIPT
Modi/ Technieken van visuele sociologie en antropologie. (5)
1. Bestaand materiaal bestuderen.2. Systematische cameraobservatie.3. Visuele feedback technieken:
Visueel interview Cultureel zelfportret.
4. Sociologische en antropologische film5. Visueel essay
Onderzoeksbenaderingen van visuele sociologie en antropologie. (3)
1. Studie van bestaand materiaal v.s wetenschappelijke beeldproductie.2. Het beeld als tussenstap of als wetenschappelijk eindproduct.3. Ruwe data versus wetenschappelijke expressie.
Verzameling en analyse van beelden uit de samenleving.
Voorbeeld: Bedrijfscultuur: Deal en Kennedy.
Voordelen: (5)
1. Groot aanbod2. Uniek aanbod (publiek en privaat)3. Niet in dienst van onderzoeksopzet4. Nadruk op product zelf : startpunt.5. Afbeeldingen als data, veel methodes.
Uitdagingen (7)
1. Ongecontroleerd, gebrek aan context.2. Gevaar van over/ misinterpretatie.3. Ethiek en eigendom4. Toestemming voor publicatie5. Het juist ontrafelen van ‘multi modale’ gebieden.6. Analyse middelen niet goed geïntegreerd, visueel mogelijk.7. Beide vorm en inhoud analyseren.
Systematische cameraobservatie (13)
Voorbeelden: Native American relocation project, Collier, 1965.
Pedestrians and Wind, Zube 1977.
Reading corporate (sub) cultures, Pauwels, 1991.
Semiotiek van de (verkoops) ruimte (studenten Pauwels)
1. Meer actief2. Geschikt voor onderzoek naar materiële cultuur en gedrag.3. Direct (foto) of opgenomen (film)4. Stilstaand of bewegend.5. Mimetisch en gecontroleerd.6. Ruwe visuele data dat wordt getransformeerd in een niet-visuele vorm
(verslag).7. Blijvende en gedetailleerde opnames.8. Veelheid van benaderingen.9. Holistisch karakter (context).10. Gecontroleerd, mogelijkheid tot vergelijking. 11. Technische kennis vereist.12. Op meerdere wijze bruikbaar (transcriptie, eindproduct)13. Minst controversiële modus.
Visuele feedback technieken (2)
1. Interview, focus groepen2. Cultureel zelfportret.
Interview, focus groepen. (6)
1. Gebruik in verschillende disciplines.2. Verbale feedback aan de hand van visuele stimuli.3. Feitelijke info en opmerkingen aan de hand van beelden.4. Respondent wordt expert.5. Verschillend visueel materiaal
Sociale beeldvorming: historisch, archief, reclame beelden. Mechanisch (fotografie) en gemaakte beelden (tekeningen)
6. Uitspraken verder geanalyseerd.
Uitdagingen (2)
1. Juiste materiaal produceren en selecteren.2. Interview niet sturen wel informatief zijn.
Cultureel zelfportret (2)
Voorbeeld: Through Navajo Eyes, Worth en Adair.
1. Door respondent geproduceerd.2. Moet nog wel geanalyseerd worden door onderzoeker.
Uitdagingen (3)
1. Zo weinig mogelijk invloed op respondenten uitoefenen.
2. Kennis van cultuur bij de onderzoeker, alleen zo kunnen de beelden ‘gelezen’ worden.
3. Minder controle op het productie proces dan bij systematische camera observatie.
Visueel essay (5)
Voorbeelden: The Burden of Existence, Marrie Bot, 1988.
Alive with Alzheimer’s Cathy Stein Greenblat.
Street discourse, Luc Pauwels.
1. Een wetenschappelijk woord/beeld eindproduct.2. Meest visueel ontwikkeld: mimetische en expressieve eigenschappen.3. Meest controversieel: kunst/wetenschap4. Veelvormige categorie: beeld, geluid, tekst, lay-out.5. Sociaal document vs. visuele sociologie.
Uitdagingen (4)
1. Hoog niveau van wetenschappelijke vaardigheden vereist.2. Balans vinden tussen specifieke ervaringen en meer algemene
kenmerken. 3. Waneer krijgt het sociale relevantie, status?4. Het publiek moet het eindproduct goed begrijpen, decoderen.
Sociologische en antropologische film (3)
Voorbeeld: A Country Auction, Aibel, Levin, Musselo en Rubin, 1984
Tobel Marriage, Nijland, 1985
Polka, Boonzajer-Flaes en Rens, 1986
In search of the Hamat’sa, Aaron Glaser, 2004
1. Visueel rijk: geluid en bewegend beeld.2. Staat op zichzelf, afgerond eindproduct,3. Verschillende tradities: realistisch vs. visueel expressief.
Concepten binnen visuele sociologie en antropologie (3)
1. Visuele expressie2. Multivocaliteit, participatie.3. Reflexiviteit.
Visuele expressie (9)
1. Film is altijd expressief.2. Moeilijkheid van expressieve waarde.3. De wetenschappelijke integriteit staat op het spel. Maar ook de erkenning
dat alle wetenschappelijke activiteiten expressief zijn, tot een bepaalde hoogte en dat dat niet erg is.
4. Wetenschappelijke film moet tot een bepaalde hoogte expressief zijn.5. Geen naïef realisme, fly on the wall maar ook geen ongemotiveerde
expressie.6. Expressie is niet een uitdaging voor het wetenschappelijke maar een
nieuwe weg naar kennis.7. Doordacht gebruik van alle aspecten van film.8. Expressie moet bepaald doel en publiek hebben.9. Nieuwe vormen zijn niet zo visueel.
Multivocaliteit (6)
1. Ongebonden, objectieve visie op het onderzoeksobject naar verrijkende visies en uitwisselingen.
2. Meer de diepte in, meer kennis van situatie. 3. Meer gelijke relaties.4. Oplettendheid wat betreft rationalisering5. Meerdere mogelijkheden van participatie, goed voor uitwisseling van
culturen. 6. Feedback technieken worden nu veel gebruikt.
Reflexiviteit (8)
Waarom?
1. Filmmaker beïnvloedt onderzoeksveld en wordt beïnvloed.2. Veel diversiteit in veld van onderzoek3. Publiek is gepositioneerd.
Wat?
4. Blootleggen en motiveren van methode en selectie van data.5. Het product wordt nu duidelijk voor het publiek als bepaalde expressie
van een wetenschap en cultuur.
Vaak verwarring.
6. Maakt ons bewust van subjectiviteit in allerlei soorten en de effecten daarvan bij het encoderen en decoderen.
7. Erkenning van de eigen positie en de moeite om de keuzes in methodiek (intern en extern) uit te leggen.
8. Reflexiviteit kent veel aspecten, ‘onthulling’ blijft problematiek bij een groot gedeelte.
Kritische factoren bij de verzameling en verwerking van visuele data
Schema, vertaling
Theoretisch fundament (3)
1. Selectie van theoretisch uitgangspunt met duidelijke visuele dimensie.2. Adequate uitvoering en concretisering van theorie.3. Grondig vooronderzoek in verband met specifieke kenmerken van
onderzoeksveld en mogelijkheden van gebruik van visuele media.
Visuele competentie (3)
1. Voldoende technische onderlegdheid.2. Actieve kennis van beeldtaal, conventies van visuele media en hun
dynamiek. 3. Inzicht in epistemologische gevolgen van alle keuzes op technisch en
mediakundig vlak.
Intentionele en niet-intentionele invloeden (3)
1. Juiste inschatting van invloed van onderzoeksomstandigheden op bestudeerde situatie.
2. Intentionele ingrepen erkennen en motiveren.3. Technieken toepassen en omstandigheden scheppen waardoor
ongewenste invloeden tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt.
Interne en externe contextuering (2)
1. Beeldinterne context: relatie-deel-geheel in beeldproduct zelf. 2. Beeldextern: documentatie en motivatie van methode en productie
omstandigheden3. Info uit andere bronnen als toevoeging of als er vergelijking.
Ethiek
Schade vermijden
1. Moeilijk te behalen (set-up)2. Invloed op visueel onderzoek.3. Ook op lange termijn (schade komt later)
Toestemming
1. Geïnformeerd, neer geschreven.2. Inadequaat om privacy te verzekeren.3. Voorafgaande toestemming is niet altijd mogelijk.4. Verkrijgen op individueel vlak.5. Meer controle op machtsverhoudingen
Anonimiteit
1. Negatieve consequenties vermeden.2. Kracht en terughoudendheid van indexicale en iconisch verband in het
beeld.3. Dilemma: veiligheid vs. volledige toegankelijkheid en ‘rijkheid’ aan
materiaal.
Praktijk
Samenleving: verlangen voor privacy in visuele praktijken.
Wetenschap: weerstand tegen terughoudende houding.
Minder ethische methodes en korte wegen, visuele methodes vermijden.
Doel: Esthetisch blijven maar niet ‘schools’ worden.
Multidimensional Model of Visual Social Research
Schema, vertaling
A. Ontstaan/oorsprong van het visuele materiaal
A1. Oorsprong/productie context
Bestaande beeldeno Gevonden beeldeno ‘Tweedehands’ onderzoeksmateriaal
Beelden van onderzoekero ‘Uitgelokte’ producten door respondenteno Door onderzoeker gemaakt
A2. Referent/ Onderwerp
Materiële cultuur (objecten) Natuurlijk gedrag Uitgelokt gedrag (visueel/berbaal) Voorgeschreven gedrag (rituelen) Gereproduceerd gedrag (re-enacted) of gereconstrueerde materiële
cultuur. Concepten/relaties/abstracties
A3. Visueel medium/techniek
Directe observatie getranscribeert in tekst, tellen, meten, geen visuele opname.
Niet-agloritmisch tekenen (niet automatisch, handgetekend) en intentionele technieken.
Algoritmisch, geautomatiseerde technieken: foto, film wetenschappelijke tekeningen.
B. Onderzoeksfocus en ontwerp.
B1. Analytische focus.
Het visuele product: gevonden, uitgelokt, door onderzoeker gemaakt. Het uitgezochte (depicted): inhoud op ante-filmisch niveau. Het uitzoeken (depiction): representatie, keuzes, stijl en cultuur waaruit
de onderzoeker komt. Verbale feedback van respondenten op visuele aansporing. Zaken die visuele representaties opnieuw gebruiken, laten zien of
verspreiden.
B2. Theoretisch kader.
Selectie van theorieën gerelateerd aan de visuele analyse, productie: Semiotiek, retoriek, Iconografie, sociologie, antropologie, Cultural Studies.
Keuze van theorieën die aspecten of thema’s van het onderzochte veld die een grote invloed hebben op het visuele (integratie, sociale klasse, welstandsstatus etc).
B3. Methodologische zaken
Visuele vaardigheido Gepaste werkwijze en visuele vertaling van theorie.o Keuze van opname apparatuur met kennis van gevolgen.o Actieve kennis van de dynamische taal en conventies van visuele
media in hun culturele context.o Samenwerking, Expertise, Skills: technisch, vormelijk en creatief.
Productie en selectie strategieëno Onderzoekend en opportunistisch.o Systematisch (snapshot, een serie van een langere tijd, of
herhaling). Het in controle houden van intentionele en onintentionele standpunten.
o Voorbereidend onderzoek van de specifieke kenmerken van het veld en de mogelijkheden van het gebruik van visuele middelen.
o Je bewust zijn van de beïnvloeding die je hebt als onderzoeker op de onderzochte situatie
o Het toepassen van middelen om ongewenste invloeden te beperken.
o Het herkennen en verantwoorden van intentionele tussenkomst. Mate van betrokkenheid bij het veld.
o Geen weet
o Niet onderkendo Reactief.o Interactiefo Medewerkingo Samenwerking
Zicht op belang van context.o Intern, in het beeld. Deel/geheel relatie in het visuele object zelf. o Extern, vergelijking, supplement, data, reacties van respondenten
etc.o Reflexiviteit, het documenteren en verantwoorden ban gekozen
methode, de exacte productie omstandigheden en de positie van de onderzoeker.
Ethische Aspecteno Geïnformeerd, eerlijk gebruik en eigendom.
C. Vorm en doel.
C1. Output/ presentatie vorm.
Artikel zonder beelden, alleen visuele beelden gebruik als tussenkomst.
Artikel met grafieken en conceptuele tekeningen. Afbeeldingen en woorden, geïllustreerd artikel, visueel essay. Zelf gemaakte film, video. Interactief media platform.
C2. Status van het visuele
Specifieke rol van het visuele, illustratie, voorbeeld etc. Gebruik van visuele elementen, mimetisch of expressief? Samenspel, interactie met andere expressies zoals verbaal of
numeriek.
C3. Opzet en gebruik
Fundamentele conclusie van onderzoek Gespecialiseerde communicatie Studenten en een meer algemeen publiek opleiden. Steun van instituties. Politiek, sociaal, economisch en spiritueel sterk maken van
gemeenschap, sociale veranderingen beperken.
The Multimodal Framework For Analyzing Websites.
Schema, vertaling
1. De conditie van de eerste indruk en reacties. Het aanzien en gevoel bij de eerste blik (opdeling in categorieën)
Het vastleggen van de emoties, aantrekkingskracht.2. Inventaris van belangrijke eigenschappen en onderwerpen.
Kenmerken Categorieën en onderwerpen Categoriseren en kwantificeren van kenmerken en onderwerpen van
de site. Een negatieve analyse maken: wat ontbreekt er duidelijk?
3. Diepte analyse van inhoud en keuzes in opmaak van de site Geschreven tekst Typografie Visuele beelden Geluid Lay-out Verbanden tussen bovenstaande keuzes Negatieve analyse
4. Point of views en ‘stem’ en bedoeling van de website Analyse van POV en persoon die op de site wordt neergezet. Analyse van publiek van de site, voor wie is het bedoelt? Wat is het doel van de site?
5. Analyse van informatie organisatie en ruimtelijke strategieën. Structurele en zoek opties. Interactieve links Pop-ups, die de aandacht trekken. Links naar andere websites
6. Contextuele analyse. Identificatie met de zender en de bronnen. Technologische platformen en hun beperkingen en hetgeen wat zij
uitdragen. Bijdragen op het cultureel hybride vlak.
The Conceptual Framework
Schema, vertaling
Visuele representaties in de wetenschappen
Sleutelwoorden:
1. Referent2. Proces3. Visuele representatie 4. Context/doelstelling
1. Oorsprong van de referent Direct observeerbaar met menselijk oog Wordt allen zichtbaar met technische hulpmiddelen.
Niet visuele fenomenen getransformeerd tot iets visueels (vb. geluidsgolven)
Concepten: metingen, visuele data (vb. tabel). Immaterieel en abstract (vb. zwarte gat) Meerdere referenties (symbolisch, iconisch).
2. Sociaal en technisch productie proces Oorsprong van het fysieke ‘encoderen’ (visueel/niet visueel, 3d, 2d) Technische en structurele beperkingen (hulpmiddelen etc.) Culturele, sociale productie (tradities, macht, ethiek etc.)
3. Visuele representatie Eigenschappen en beperkingen van representatie. Eigenschappen van eindproduct (vb. oplossing). Bewuste keuzes (artistiek, technisch)
4. Functies, publiek en doel Doelen en communicatieve waarden Doelgroep Status en modus van representatie. Context en intertekstualiteit.