stedelijke regio kortrijk in beweging - rsv · 2015. 4. 28. · 1. het werken vanuit een regionaal...
TRANSCRIPT
Stedelijke Regio Kortrijk in Beweging
Samen naar een duurzaam ruimtegebruik
Silvie Creyf en Gerard Stalenhoef
1. Het werken vanuit een regionaal perspectief kan niet gevat worden in administratieve grenzen
of in een afbakeningslijn.
2. Er moet vertrokken worden vanuit een afstemming tussen mobiliteit en ruimtelijke
ontwikkelingen. Uitspraken over wonen, bedrijvigheid, voorzieningen, etc. zijn niet mogelijk
zonder een regionale (mobiliteits)visie.
3. De meest prioritaire projecten zijn deze die de stedelijke regio vorm geven. De keuze vloeit
voort uit de regionale visie, waarbij mobiliteit en openbaar vervoer voorop staan.
4. De bestaande werking (beleid en organisatie) moet worden versterkt voor een lange termijn.
Hierbij moeten vanuit het ruimer verhaal voor de stedelijke regio de drie beleidsniveaus tot
afspraken komen over afstemming en coördinatie van de respectievelijke agenda’s.
Ruimte Vlaanderen - afdeling Gebieden en Projecten
Koning Albert I-laan 1.2, bus 91, 8200 Brugge
[email protected] en [email protected]
Sites: rsv.vlaanderen.be – www.ruimtevlaanderen.be - www.leiedal.be/rekover
Stedelijke Regio Kortrijk in Beweging
Samen naar een duurzaam ruimtegebruik
1. Inleiding
De ruimtelijke structuur van de stedelijke regio Kortrijk wordt zowel gekenmerkt door een
policentrisch verstedelijkte regio, als een soort ‘laddervormige’ structuur met de Leie en de E17 en
met tussenliggende stedelijke dwarsverbanden. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
werden verschillende doelstellingen uitgeschreven voor de nederzettingsstructuur en werd het
grensoverschrijdend stedelijk netwerk (Eurometropool) Lille-Kortrijk-Tournai geselecteerd. Daarnaast
werden stedelijke gebieden geselecteerd, op basis waarvan planningsprocessen (afbakening) werden
afgerond, waaronder voor Kortrijk (GRUP 20.01.2006), Waregem (PRUP 16.10.2012 ) en Menen
(PRUP 19.03.2013). Hiermee werd, los van de administratieve grenzen, vanuit een ruimtelijke logica
op twee schaalniveaus een basis gelegd voor de planning van de laatste en komende jaren.
Recent groeide echter het besef dat voor diverse zaken de begrenzing via de afbakeningsprocessen niet
optimaal is en niet meer volstaat. Verschillende processen en projecten overstegen de
afbakeningsgrenzen, niet alleen voor de Leie-as, maar ook op vlak van de woonprogrammatie of rond
mobiliteit en openbaar vervoer. Zowel bij de totstandkoming van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen
(BRV) als bij het Stedenbeleid worden nieuwe inzichten en uitdagingen geformuleerd over een andere
invulling van het stedelijk gebied. Een sluitende ‘definitie’ of begripsbepaling is er echter niet. In 2012
was dit aanleiding om in het kader van de ‘strategische projecten’ (zie rsv.vlaanderen.be) een
bijkomende oproep te lanceren “stadsregio’s: naar een vernieuw(en)de aanpak van stedelijke gebieden
in stadsregionaal perspectief”. De aanvragen voor de stadsregio’s Turnhout en Kortrijk REKOVER
(Regio Kortrijk & Openbaar Vervoer) werden door de minister goedgekeurd.
Inmiddels blijkt ook ‘stadsregio’ niet de lading te dekken, gezien het begrip te zeer vanuit één stad is
gedacht, en wordt er (ook) gesproken over een stedelijke regio. Een stedelijke regio blijkt evenwel op
verschillende wijzen te kunnen worden benaderd en is moeilijk te begrenzen.
2. Uitdagingen voor de stedelijke regio Kortrijk
De afgelopen decennia is de regio Kortrijk steeds meer verstedelijkt. Aan de randen van de historische
kern, maar ook in Waregem en Menen, werden nieuwe stadsdelen gerealiseerd. De aanleg van ring- en
snelwegen boden de basis voor een exponentiële groei. Deze ontwikkelingen stuiten echter steeds
meer op de grenzen van het maatschappelijk en ruimtelijk draagvlak. De verkeerscongestie neemt toe
en veroorzaakt allerhande problemen op vlak van wonen, bedrijvigheid, milieu en bereikbaarheid. Bij
de huidige samenwerking wordt nagedacht over de verdere duurzame regionale ontwikkeling en
ruimtegebruik in de regio. Welke ingrepen maken het verschil en geven een antwoord op
maatschappelijke trends? Hoe behouden en versterken we de woon- en werkomgeving? Wat is nodig
voor een meer klimaatbestendige regio? Hoe maken we samen de regio attractief voor jonge starters en
jonge gezinnen? En hoe blijft de regio bereikbaar? Hieronder wordt aangegeven hoe in de stedelijke
regio Kortrijk de drie beleidsniveaus en partners de handen ineen slaan en hoe ze samen met de
verschillende schaalniveaus en puzzelstukken omgaan.
3. Processen en projecten – ruimtelijke ontwikkeling en openbaar vervoer
Er lopen momenteel heel wat processen en projecten in de regio. De actoren willen op korte termijn de
resultaten en conclusies samenleggen en uitwerken tot één regionale ruimtelijke visie. Dit moet een
actief ruimtelijk beleid mogelijk maken, de open ruimte vrijwaren en toelaten om vragen voor nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen.
De opmaak van de regionale ruimtelijke visie (coördinatie intercommunale Leiedal) moet de synthese
vormen van de verschillende processen en projecten in de regio. De opmaak van deze visie, met
horizon 2030, is gelinkt aan het Streekpact Zuid-West-Vlaanderen 2013-2018, de Eurometropool
Lille-Kortrijk-Tournai en moet bijdragen aan de herziening van het provinciaal ruimtelijk
structuurplan. Verschillende lopende onderzoeken (o.m. Ruimtemonitors wonen en ondernemen),
projecten (o.m. de strategische projecten REKOVER en Groene Sporen) en studies (o.m. spoorrapport,
studie regionale weginfrastructuur) moeten bijdragen tot de onderbouwing en uitvoering van deze
overkoepelende regionale visie. Belangrijkste ingrediënten in de regionale planningspuzzel zijn:
3.1. Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai
Het in het RSV geselecteerde, grensoverschrijdend stedelijk
netwerk Kortrijk-Rijsel-Roubaix-Tourcoing-Moeskroen
wordt gesitueerd binnen de (werking van) Eurometropool
Lille-Kortrijk-Tournai. De Eurometropool focust op drie
assen (strategisch plan 2014-2020): het ontwikkelen van het
socio-economische potentieel, het versterken van de interne
mobiliteit / internationale bereikbaarheid en het realiseren
van een blauw groene Eurometropool. De
projectcoördinator van REKOVER trekt de ambitiegroep
rond grensoverschrijdend openbaar vervoer. Ook andere
lopende projecten en processen, zoals de vernieuwde
streekvisie, worden gekaderd binnen de Eurometropool.
3.2. Ruimtemonitors wonen en ondernemen
De Ruimtemonitors confronteren het ruimtelijk aanbod met de ruimtelijke behoeften op basis van
objectieve gegevens. Er is een monitor opgesteld voor wonen en een monitor voor ondernemen.
De Ruimtemonitor wonen baseert zich op de registers
onbebouwde percelen, aangevuld per gemeente. Er wordt
een onderscheid gemaakt tussen onbebouwde percelen in
woongebied, woonuitbreidingsgebied en reconversie-
mogelijkheden. De inventarisatie is afgerond, maar wordt
permanent geactualiseerd.
Bij de afbakening van het regionaalstedelijk gebied werd de demografische groei overschat en de
verdichtingsmogelijkheden verkeerd ingeschat, waardoor er teveel woongebieden planologisch werden
vastgelegd. Als antwoord op het overaanbod voor wonen, een verdergaande vergrijzing en
gezinsverdunning en de sterk verspreide ligging van de nog onbebouwde percelen wordt thans
gestreefd naar kernversterking (verdichting- en reconversieprojecten) en het bevriezen, herlokaliseren
of (waar mogelijk) schrappen van woonuitbreidingsgebieden.
Het wonen moet geconcentreerd en verweven worden in kernen met een goed uitgebouwd openbaar
vervoer (zie REKOVER). Door het streven naar verdichting in de kernen wordt de huidige
leegstandproblematiek in de kernen en de versnippering van de open ruimte aangepakt. Het al dan niet
ontwikkelen van woonuitbreidingsgebieden moet gekoppeld worden aan het beleid, een gedragen
regionale visie, en mag niet afhankelijk zijn van een ad-hoc-vergunningenbeleid.
De Ruimtemonitor ondernemen baseert zich op gegevens
van de provincie en de Provinciale Ontwikkelings-
maatschappij (POM).1 Een constante monitoring en een
regelmatige actualisatie van de Ruimtemonitor is voorzien.2
Op vandaag blijkt de regio over voldoende aanbod aan
bedrijvenzones te beschikken om de behoefte tot 2022 in te
vullen, uitgezonderd voor wat betreft kleine en middelgrote
ondernemingen (KMO-zones of lokale bedrijventerreinen).
De focus ligt op het bouwrijp maken van reeds bestemde terreinen, het behoud van principe van
grootschaligheid en op bestemming van nieuwe lokale bedrijventerreinen.3 Op initiatief van de
provincie wordt geprobeerd de bestaande juridische conflicten rond nieuwe regionale
bedrijventerreinen te deblokkeren (Menen-West en Waregem Blauwpoort).
Visie ruimtelijke-economische structuur Zuid-West-Vlaanderen
Naast de toekomstige ruimtebehoeften voor ondernemen werd ook een onderzoek verricht naar de
bestaande “paarse” bestemmingszones. De intercommunale Leiedal vertaalde de gegevens in een
onderzoeksrapport met algemene principes te hanteren bij planningsprocessen.4 Daarbij wordt een
traject uitgezet om de beleidsaanbevelingen uit dit rapport door de steden en gemeenten te laten
bekrachtigen en later te vertalen in concrete instrumenten (bv. RUP’s).
De regio wordt gekenmerkt door grote gebieden voor milieubelastende industrie en talrijke kleinere
geïsoleerde “paarse sproeten”. De verouderde bestemmingsplannen voor deze gebieden leiden tot
zonevreemde situaties en leegstand. Ze moeten worden bijgesteld, waarbij het vestigen van nieuwe
bedrijven niet langer wordt gekoppeld aan het milieubelastend karakter, maar volgens ruimtelijke
impact en schaal. Vanuit de regio wordt gestreefd naar een duurzaam hergebruik van de ruimte voor
ondernemen en dus een betere economische invulling van ‘paarse’ zones (reconversie, revitalisering,
aanpak leegstand, verweven werken en wonen in kernen), zonder bijkomend economisch te
bestemmen.
3.3. Strategisch project stadsregio Kortrijk REKOVER
De bijkomende oproep van 2012 was, anders dan de ‘gewone’ strategische projecten, gericht op een
evaluatie van stedelijke afbakeningsprocessen en een analyse van nieuwe uitdagingen in een ruimere
regio. Het strategisch project REKOVER betreft een bijdrage in de
loon- en werkingskosten van de projectcoördinatie (100.000 euro
per jaar) voor de subsidieperiode (1 oktober 2013 tot 30 september
2015). Het is een investering in een meer professionele aansturing.
1 Nota bedrijventerreinen in West-Vlaanderen (POM West-Vlaanderen en provincie West-Vlaanderen). 2 Hierbij wordt een planhorizon van 2030 vooropgesteld i.p.v. de huidige programmatie met behoefteraming tot 2022. 3 Bij de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Kortrijk werd een taakstelling van 58 ha nieuwe lokale
bedrijventerreinen vooropgesteld, doch op heden moet nog circa 30 ha worden bestemd. 4 Ruimte voor ondernemen, Ruimtelijk-economische structuur Zuid-West-Vlaanderen, Intercommunale Leiedal, juli 2014.
Het strategisch project heeft als doel om bestaande visies en plannen te evalueren en op elkaar af te
stemmen, een meer operationele visie en een evenwichtige realisatiegerichte ruimtelijke agenda uit te
werken en daarover een gezamenlijke beslissing voor te bereiden. Tegelijk moet deze oefening een
gefundeerde bijdrage leveren voor de invulling van het begrip ‘stadsregio’. Van in het begin werden
de afbakeningsplannen van Kortrijk, Waregem en Menen onder de loep genomen. Hieruit bleek onder
andere dat bij de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Kortrijk te weinig rekening werd
gehouden met de mobiliteitseffecten van sommige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor dit
thema, en in het bijzonder het openbaar vervoer, is met andere woorden een inhaalbeweging nodig.
Vanuit de werkingsmiddelen van het project zijn er data bekomen die een gerichte bevraging van het
provinciaal verkeersmodel van het Vlaams Verkeerscentrum mogelijk maken en is er bijkomend
studiewerk gebeurd.
Logischerwijs was reeds van bij de aanvraag de doelstelling te streven naar een duurzame ruimtelijke
ontwikkeling op schaal van de stedelijke regio Kortrijk, met focus op mobiliteit en vooral de
optimalisatie van het openbaar vervoersnetwerk. Rond de knooppunten van het openbaar vervoer
zouden de meeste ontwikkelingen ook worden geconcentreerd. Dit vormt in het project de kapstok
voor de operationele visie en het enten van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen. Tegelijk worden
verschillende regionale strategische projecten verder gerealiseerd of uitgetekend (zie verder).
3.4. Studies mobiliteit en openbaar vervoer
• Spoorrapport regio Kortrijk. Op basis van de studie ‘kwalitatief openbaar vervoer in
Kortrijk’5, de Mobiliteitsvisie 2020 van de V.V.M. De Lijn en het Vervoersplan 2014 van de
NMBS werd in het kader van het strategisch project REKOVER een ‘spoorrapport’
opgemaakt.6 In dit rapport wordt het bestaande treinaanbod in de regio Kortrijk onder de loep
genomen en een visie opgebouwd voor het toekomstig treinaanbod. Na een adviesronde zal
het spoorrapport bekrachtigd worden op de Conferentie van Burgemeesters en ingebracht
worden in het verder overleg in de stedelijke regio. Ook (en vooral) zal het de gezamenlijke
regionale basis vormen voor de verdere onderhandelingen met de NMBS over een volgend
vervoersplan.
• Actualisatie en verfijning van de regionale Mobiliteitsvisie 2020 van V.V.M. De Lijn.
Binnen werkgroepen in het kader van het
strategisch project REKOVER worden
criteria op punt gezet die leiden tot een
selectie van openbaar vervoersknooppunten
en -verbindingen. Hierbij wordt rekening
gehouden met het bestaande netwerk, de
(geplande) voorzieningen en
ontwikkelingen, de Ruimtemonitors, het
provinciaal fietsroutenetwerk, etc.
Knooppunt OV en regionale hub – Hoog Kortrijk
5 Studie Kwalitatief openbaar vervoer in Kortrijk, eindrapport, Vectris, i.o.v. stad Kortrijk, juni 2011. 6 Strategisch project REKOVER, Spoorrapport regio Kortrijk, Intercommunale Leiedal, 2014.
Het provinciaal verkeersmodel levert hierbij data over de verkeersstromen. Het bestaande
busnetwerk wordt in de visie aangevuld en herschikt tot een hiërarchisch openbaar
vervoersnetwerk met verbindende en ontsluitende streekbuslijnen en frequentere
voorstadslijnen. Zo ontstaat een meer rastervormig openbaar vervoerssysteem, dat sterker
aansluit bij de ruimtelijke structuur van de verstedelijkte regio. De nieuwe hoogwaardige
openbaar vervoerslijn (HOV) tussen het station van Kortrijk en Hoog Kortrijk moet één van de
belangrijkste stamlijnen voor het vernieuwde openbaar vervoersnetwerk vormen.
• Studie Mobiliteit Regio Kortrijk.7 Tijdens het verloop van de verschillende processen werd
vastgesteld dat het luik “mobiliteit” op schaal van de regio onvoldoende aan bod komt. Het is
echter niet mogelijk om in het kader van de verschillende processen en projecten uitspraken te
doen over wonen, bedrijvigheid, voorzieningen, etc. zonder een regionale mobiliteitsvisie.
Ruimte Vlaanderen investeert daarom in de studieopdracht “Mobiliteit Regio Kortrijk”
(Vectris), met als focus de regionale weginfrastructuur. Er wordt vooral een inventaris
gemaakt van bestaande plannen en de bestaande beleidskeuzes rond mobiliteitsvraagstukken
op schaal van de Eurometropool, de stedelijke regio (o.m. verfijnen interlokaal
vrachtroutenetwerk) en voor zover relevant op lokaal niveau (doortochten, lokale
omleidingswegen, tonnagebeperkingen, etc.). De studie evalueert ook de categorisering van
wegen. Het resultaat van de studie is een synthese van de bestaande mobiliteitsplannen, een
aanzet tot een regionale mobiliteitsvisie en voorstellen voor de verdere werking in de regio
(bv. oprichting intergemeentelijke begeleidingscommissie, gebruik van ruimtelijke
streefbeelden). Prioriteit blijkt alvast de aanpak van de ring rond Kortrijk (R8). Hier situeren
zich verscheidene (mobiliteits)vraagstukken die samen met de ruimtelijke ontwikkelingen in
de omgeving ervan moeten bekeken worden.
• Relatie met het fietsnetwerk. Met het oog op voor- en natransport wordt binnen REKOVER
ook aandacht besteed aan de evaluatie van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk, de
optimalisatie van bestaande en de creatie van nieuwe fietssnelwegen, en diverse
ondersteunende en flankerende maatregelen. Het Masterplan fiets Schelde en Leie van de
provincie West-Vlaanderen (2014) vormt hierbij een belangrijke leidraad.
3.5. Pilootproject Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)
De “Stedelijke Regio Kortrijk” is één van de tien gebieden in Vlaanderen waar door een benadering
‘van onderuit’ (voorzitter is de algemeen directeur van Leiedal), aan de hand van concrete
vraagstukken op het terrein, een aantal principes en concepten uit het Groenboek / BRV worden getest.
Voor dit gebied werd aangehaakt bij lopende processen en projecten en werd voortgebouwd op drie
krachtlijnen van de streekvisie en het strategisch project REKOVER:
• (her)ontwikkelen van kernen en openbaar vervoersknooppunten
• kwalitatieve ruimtelijke verankering van de regio aan het blauw groene netwerk
• bundelen van bovenlokale programma’s in regionale hubs8
Per krachtlijn werden drie projecten geselecteerd aan de hand waarvan de vier principes van het BRV
(mensenmaat, veerkracht, metropolitane allure en ruimtelijk rendement) werden getest. Elk project
werd daarenboven op de drie schaalniveaus (Eurometropool, regionaal en lokaal) bekeken.
7 Vectris, i.o.v. Ruimte Vlaanderen, 2015 (lopend onderzoek). 8 Regionale hubs zijn gebieden die afgelopen decennia werden ontwikkeld omwille van optimale autobereikbaarheid. Ze
bevatten reeds enkele belangrijke regionale functies en hebben potenties om bijkomende regionale/bovenlokale
programma’s op te nemen en belangrijke knooppunten te vormen in het toekomstige openbaar vervoerssysteem.
Met het oog op een realisatiegericht uitvoeringstraject werden een aantal quickwins voor de stedelijke
regio uitgetekend. Voor de geselecteerde quickwins zijn op korte termijn verdere stappen te zetten
naar realisatie toe (bv. kanaal Bossuit-Kortrijk of Hoog Kortrijk). Vanuit de gebiedsgerichte werking
is geconcludeerd dat de stedelijke regio nood heeft aan een uitgebalanceerd actieprogramma waar
meerdere strategische projecten deel van uitmaken met evenwel verschillende tijdspaden en met eigen
quickwins.
Vanuit de gebiedsgerichte werking worden ook beleidsaanbevelingen naar Vlaanderen toe
geformuleerd. De regio vraagt bv. om een gebiedsspecifieke en regionale benadering toe te voegen aan
het BRV, de rol van de stedelijke regio te duiden in relatie tot de strategieën voor het versterken van
de ‘metropolitane allure’ in Vlaanderen, perspectieven toe te voegen rond de regionale hubs en
multimodale economische ontwikkelingen en te verduidelijken waarop moet ingezet worden bij
kernversterking. Het afstemmen van ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen is daarbij
onontbeerlijk. Er wordt tevens gezocht naar een sluitende wetgeving voor de aanpak van de
woonuitbreidingsgebieden en een regelgeving rond bedrijvigheid die meer afgestemd is op de
economische realiteit. Ook wordt aan Vlaanderen gevraagd de bestaande samenwerkingsverbanden
voort te zetten en uitvoering te geven aan de grensoverschrijdende samenwerking (interregionaal
vrachtroutenetwerk). Daarbij wordt een gerichte samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus
en een geïntegreerde aanpak beoogt voor concrete regionale projecten.
3.6. Realisatie / detectie van concrete strategische projecten
Naast algemene acties rond ‘ondernemen’ (aanpak paarse sproeten, verweving in kernen, regionale
aanpak van leegstand van handelspanden, etc.) én ‘wonen’ (regionale aanpak van de
woonuitbreidingsgebieden en leegstand van woningen), worden er binnen de regionale samenwerking
(o.m. binnen de streekvisie, het BRV en het strategisch project REKOVER) verschillende projecten
gedetecteerd of (verder) gerealiseerd. Het zijn speerpuntprojecten, strategische acties of ook quickwins
die in het ruimer perspectief worden geplaatst van de regionale ruimtelijke visie. De projecten moeten
nog verder worden geselecteerd, uitgebalanceerd of geclusterd, met de bedoeling te komen tot een
integratie in een actieprogramma. Hierin zullen vooral de meest strategische (maar realistische)
projecten op regionaal niveau moeten doorwegen.
STEDELIJKE REGIO KORTRIJK - STRATEGISCHE PROJECTEN – voorlopige longlist
1. Hoog Kortrijk met ook de HOV-lijn naar het station
2. Kortrijk-Oost
3. Waregem-Zuid: stadsvernieuwingsproject Waregem
Zuid Boulevard, link met stationsomgeving,
bedrijventerrein Blauwpoort en nieuw op- en
afrittencomplex
4. De Gavers / Harelbeke-Zuid: openbaar vervoer,
recreatief programma op regionaal niveau,
bedrijvigheid, link stationsomgeving Harelbeke,
stadsvernieuwingsproject De Gavers
5. Kortrijk-Noord (bedrijventerrein, ringshoppingcentrum)
6. Omgeving luchthaven Kortrijk-Wevelgem, met o.m.
verkeersproblematiek, baanwinkels en nog niet
ontwikkelde terreinen
7. Gullegem-Moorsele / Bergelen
8. Marke Pottelberg
Strategische projecten (zie kaart)
9. De ring rond Kortrijk (R8) met sluiten van de ring, de aanpak
van de zuidelijke aansluitingscomplexen (o.m. Kortrijk-Oost),
doortrekking t.h.v. Noordlaan, etc. met inbegrip van de
ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving
10. Optimalisatie van de N58 als primaire weg II / Menen-West
11. Lighttrain langs de Leie-as als belangrijkste openbaar
vervoersas in de regio en met potenties voor kernversterking
bij de verschillende treinstations
12. Kanaal Bossuit-Kortrijk met naast de verbreding en verdieping
van het kanaal ook thema’s als watergebonden bedrijvigheid,
natuur, recreatie, etc.
13. Stationsomgeving Kortrijk / innovatieve-as “westelijke banaan” –
voormalig strategisch project
14. Menen: Leieverbreding (nieuwe Leieboorden en brug), site
gemeenschapsonderwijs, stationsomgeving en
stadsvernieuwingsproject Menen-Centrum
4. Samen naar een duurzaam ruimtegebruik
Het is niet evident om in een groot gebied tot afstemming en coördinatie te komen tussen de vele
processen en projecten op verschillende schaalniveaus. Er moet bovendien worden afgerekend met een
traditie waar actoren vaak naast elkaar werkten binnen hun eigen terrein. Elkeen met zijn eigen project
naar het beleid, naar Brussel, naar een mogelijke financiering of subsidie, etc. De belangrijkste
uitdaging is dan ook het creëren van vertrouwen, geloof en een stabiele organisatie voor een langere
termijn. De voorwaarde daarvoor is dat alle kernactoren van de drie beleidsniveaus bereid zijn creatief
en flexibel om te gaan met de eigen (ruimtelijke) agenda’s, procedures en regelgeving. Niet om die
opzij te zetten, maar wel om ze gericht te willen bijsturen en af te stemmen in een strategisch geheel:
een realistische visie en uitvoeringsprogramma.
Dit is precies wat er momenteel gebeurt in de stedelijke regio Kortrijk. Met de aanstelling van een
professionele projectcoördinatie in het kader van het strategisch project, gesitueerd binnen de werking
van de intercommunale Leiedal, wordt een belangrijke investering gedaan in de versterking van de
organisatie. Hierbij wordt een band gelegd met de traditionele werking en worden, omdat de
projectcoördinator ‘onafhankelijk en autonoom’ opereert voor de coördinatie, ook nieuwe banden
gesmeed. 9 De aansturing is dan ook niet het werk van één persoon. Verantwoordelijkheden worden
gedeeld in verschillende fora en ook andere kernactoren zoals de departementen Mobiliteit &
Openbare Werken en Ruimte Vlaanderen, de stad Kortrijk, de V.V.M. De Lijn, de NMBS of de
provincie West-Vlaanderen trekken actief mee aan de kar.
Vlaanderen staat in dit verhaal voor een sterkere autonomie van de regio. Anderzijds heeft Vlaanderen
zelf verschillende belangrijke planningsprocessen en projecten die moeten worden gerealiseerd. De
huidige samenwerking is met andere woorden een evenwichtsoefening, waar bottom-up en top-down
geen relevante termen meer zijn. Vlaanderen stimuleert het regionaal en grensoverschrijdend werken
en versterkt mee de intergemeentelijke samenwerking. De Vlaamse overheid treedt hierbij op als
procesgebeleider of bemiddelaar en zal tevens de eigen doelstellingen en projecten coördineren en
inbrengen in het overleg, en aldus samen mee de regie voeren.
9 Bij het aanstellen van een projectcoördinator ondertekent de aanvrager een ‘autonomieverklaring’ waarbij wordt
gegarandeerd dat hij/zij onafhankelijk en autonoom zal kunnen werken.
Ruimte Vlaanderen beschikt over verschillende instrumenten of taken die ze op een gecoördineerde
manier tracht in te brengen in belangrijke gebieden zoals een stedelijk regio. De inbreng van de
verschillende afdelingen van het departement wordt zo efficiënt mogelijk geregeld:
• afd. Juridische en Beleidsontwikkeling: ruimtelijk beleid (BRV)
• afd. Gebieden en Projecten: gewestelijke planningsprocessen (bestemmingsplannen/GRUP),
opvolging (strategische) projecten en vergunningverlening
• afd. Participeren en Adviseren Lokaal: ondersteuning en advisering lokale overheden bij
lokale plannen en stimuleren van intergemeentelijke samenwerking
• afd. Monitoring en Onderzoek: thematische werking, onderzoek, GIS, ICT en monitoring
Ruimte Vlaanderen werkt momenteel actief mee in de stedelijke regio Kortrijk. Ze staat ook voor een
stuk in voor de interactie met het Vlaams beleidsniveau en besluitvorming, maar ook voor de
voorbereiding en synchronisatie van gewestelijke planningsprocessen. Naast het leveren van
informatie, inhoudelijke expertise vanuit andere projecten en de (administratieve) opvolging van het
strategisch project, worden bijdragen geleverd aan de kennisvergaring en externe expertise ingehuurd.
4.1. Inhoudelijke stroomlijning
Inhoudelijk is de doelstelling om de bestaande context en de goedgekeurde plannen te kennen, te
evalueren en te komen tot een grensoverschrijdende en ‘geïntegreerde’ regionale visie. We willen
daarbij de toekomstige ruimtelijke uitdagingen adequaat koppelen aan een performante structuur voor
het openbaar vervoer en een optimalisatie op vlak van mobiliteit. We willen hierbij uitspraken doen
over wonen, bedrijven, voorzieningen, en tegelijk ook het landschap en de open ruimte vrijwaren.
Voor de stedelijk regio formuleren we aldus een operationele visie, en gaan daarbij na welke
samenhangende acties (deelprojecten in een programma) op dat niveau strategisch kunnen zijn.
Aangezien de belangrijkste processen in de recente jaren werden opgestart of ‘hernomen’, was er
alleszins telkens een vertaalslag nodig van de bestaande ‘context’. Er is erg veel moeite gedaan om
bestaande visies, studies, plannen en projecten in kaart te brengen, na te gaan welke agenda’s de
actoren hebben, welke procedures relevant zijn. Er is ook vastgesteld dat voor een realistische
afweging van de voorstellen (een visie op) de regionale verkeersstructuur, mobiliteit en openbaar
vervoer doorslaggevend zijn, en dat juist rond dit thema er een serieuze leemte bestond.
Kernproducten zijn in eerste instantie die waar er dwarsverbanden worden gelegd en verschillende
tijdspaden worden afgestemd, zodat een afweging mogelijk wordt. Voor Kortrijk wordt zo’n
inhoudelijke stroomlijning beoogd in producten als de visie rond mobiliteit, openbaar vervoer, de
streekvisie (waar de beide voorgaande worden in geïntegreerd), de monitoring (atlas), de
projectenclustering en het actieprogramma. Hierin zal duidelijk moeten worden welke middelen en
instrumenten kunnen worden ingezet, met een eerste verankering van acties in meerjarenbegrotingen.
4.2. Organisatorische stroomlijning
Bij de vermelde processen is de intentie om te komen tot een betere intergemeentelijke samenwerking
en een structurele samenwerking tussen de drie bestuursniveaus en alle betrokken partners op vlak van
ruimtelijke ordening en mobiliteit. De beleidsstandpunten, financiële middelen en concrete realisaties
van de verschillende Vlaamse en lokale administraties, instellingen en verenigingen dienen
(gebiedsgericht) afgestemd of geïntegreerd te worden.
De vereiste samenwerking overstijgt het lokale bestuursniveau en vereist een grondige
projectcoördinatie (inhoudelijk, organisatorisch, financieel, planning en fasering). De belangrijkste
actoren die momenteel betrokken zijn:
• Lokaal: de 13 betrokken steden en gemeenten (met o.m. Kortrijk, Waregem en Menen), de
intercommunale Leiedal, middenveldorganisaties (UNIZO, Boerenbond, Natuurpunt, ABVV,
VOKA, ACV) en de provincie West-Vlaanderen (diensten ruimtelijke planning, mobiliteit,
water, milieu).
• Vlaams: Agentschap Wegen en Verkeer, departement Mobiliteit en Openbare Werken-
afdeling Mobiliteit, Beleid en Verkeersveiligheid, V.V.M. De Lijn, NV Waterwegen en
Zeekanaal, Vlaamse Landmaatschappij, Landbouw en Visserij, Stedenbeleid, Agentschap
Ondernemen, Ruimte Vlaanderen,…
• Federaal/internationaal: NMBS en Infrabel, Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai.
De samenwerking (in kader van de streekvisie, het strategisch project en het BRV) bouwt voort op de
bestaande structuren en samenwerkingsvormen in de regio. Vermeldenswaardig zijn de Eurometropool
Lille-Kortrijk-Tournai, de werkgroepen “openbaar vervoer en mobiliteit” (REKOVER), de
intergemeentelijke werkgroepen rond ruimtelijke ordening (IGORO), mobiliteit (IGOMOB),
milieu/natuur en wonen, de gebiedsgerichte werking van de provincie en de werkgroepen BRV.
4.3. Beleidsmatige stroomlijning
We weten dat alle partners en overheden telkens moeten beslissen over onderdelen van het
programma. De tijd staat immers niet stil en continuïteit moet er zijn. Deze beslissingen zijn ook
agendavormend en kennen ook hun uitvoering. Beetje bij beetje worden beleidsvoerders van de drie
niveaus op een meer gestructureerde wijze samengebracht. Over het beleidsniveau- en beleidsdomein-
overschrijdend (ruimtelijk) actieprogramma dat tot stand komt, wordt momenteel een aanpak
uitgetekend die een interbestuurlijk overleg (IBO) mogelijk maakt, voortbouwend op bestaande
structuren zoals de Conferentie van Burgemeesters. Twee zaken zijn hierin fundamenteel:
• We proberen de zaken waarover moet worden beslist zo te formuleren dat elk van de
bestuursniveaus erin een verantwoordelijkheid heeft (en dus niet elke gemeente of vakminister
afzonderlijk).
• We proberen de tijdspaden, procedures en beslissingen over de afzonderlijke deelprojecten
zodanig te stroomlijnen dat een beleidsmatige afstemming wordt bereikt. Met andere woorden
dat via een geïntegreerde beslissing de verbanden worden gelegd en het aantal beslissingen
kan worden gereduceerd.
Hoewel niet evident en nog broos, worden de voorwaarden gecreëerd om via een regionale
afstemming van verschillende ruimteclaims en ruimtelijke problematieken met het openbaar vervoer
als bindend element, een cultuuromslag teweeg te brengen. Het samenleggen van agenda’s en de wil
samen resultaten af te kloppen, zal in de loop van 2015 gebeuren door een gecoördineerde
communicatie (o.m. algemene vergadering Leiedal, bezoek minister Omgeving in het kader van het
BRV-project) en door middel van een gezamenlijke ‘principiële beslissing’.
Met dank aan Steven Hoornaert en Leen Vandevelde