samen werken aan terugkeer - godfried engbersen...samen werken aan terugkeer. projectevaluatie...
TRANSCRIPT
Samen werken aan terugkeer Projectevaluatie ‘Randstad Return Initiative, reducing the barriers of return through native language social workers in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht and The Hague’
Gerda Rodenburg Afke Weltevrede Godfried Engbersen
Samen werken aan terugkeer
Projectevaluatie ‘Randstad Return Initiative, reducing the barriers of return through native language social workers in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht and The Hague’
Gerda Rodenburg
Afke Weltevrede
Godfried Engbersen
Samen werken aan terugkeer. Projectevaluatie ‘Randstad Return Initiative, reducing the barriers of return through native language social workers in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht and The Hague’/ Rodenburg, G., Weltevrede, A. en Engbersen, G. Rotterdam: IVO & RISBO Contractresearch BV/ Erasmus Universiteit Juli 2005
Verkoopprijs: € 5,00 (inclusief BTW en administratiekosten en exclusief verzendkosten) Exemplaren van deze uitgave zijn te bestellen bij: Secretariaat RISBO Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4529734 www.eur.nl/risbo © Copyright RISBO Contractresearch BV. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut ISBN 90-74234-52-6
Samen werken aan terugkeer
Projectevaluatie ‘Randstad Return Initiative, reducing the barriers of return through native language social workers in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht and The Hague’
Gerda Rodenburg*
Afke Weltevrede**
Godfried Engbersen**
* IVO, wetenschappelijk bureau voor onderzoek, expertise en
advies op het gebied van leefwijzen, verslaving en daaraan
gerelateerde maatschappelijke ontwikkelingen
** Risbo Contractresearch BV
iii
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave iii
Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Het landelijk terugkeerbeleid en de uitvoeringspraktijk 1
Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project 13 2.1 Achtergrond van het project 13 2.2 Opzet van het project 14
Hoofdstuk 3 Onderzoeksaanpak 19 3.1 Onderzoeksdoel en -vragen 19 3.2 Aanpak evaluatie 21
Hoofdstuk 4 Resultaten 23 4.1 Het RRI-project in Rotterdam 25 4.2 Het RRI-project in Utrecht 36 4.3 Het RRI-project in Den Haag 46 4.4 Het RRI-project in Amsterdam 54 4.5 De functie van native counselor 62
Hoofdstuk 5 Samenvatting, conclusies en
aanbevelingen 69 5.1 Samenvatting 69 5.2 Conclusies en aanbevelingen 76
Literatuurlijst 81
1
Hoofdstuk 1 Inleiding
Vanaf 1 september 2003 is het IOM-project “Randstad Return Initiative,
reducing te barriers of return through native language social workers in
Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en The Hague” van start gegaan. Dit is een
project waarbij IOM, lokale Non-Gouvernementele Organis aties (NGO’s) en
maatschappelijk werkers die door hun herkomst de taal en cultuur van (een
deel van) de doelgroep kennen, de zogenaamde ‘native counselors’, de
handen ineenslaan om vrijwillige terugkeer van (uitgeprocedeerde)
asielzoekers te bevorderen. Het Risbo en het IVO zijn gevraagd dit RRI-
project te evalueren. In dit rapport wordt hiervan verslag gelegd.
Opbouw rapport
Alvorens dieper in te gaan op de evaluatie, wordt in dit inleidende hoofdstuk
aandacht besteed aan het landelijk terugkeerbeleid en de uitvoeringspraktijk,
waarbij tevens de rol van IOM bij terugkeer uiteen gezet wordt. In hoofdstuk
2 wordt de achtergrond en opzet van het RRI-project beschreven. De
onderzoeksdoelen, onderzoeksvragen en onderzoeksaanpak komen in
hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 worden de resultaten uit de
verschillende steden beschreven. Tot slot volgt in hoofdstuk 5 een
samenvatting en conclusie en worden enkele aanbevelingen gedaan.
1.1 Het landelijk terugkeerbeleid en de uitvoeringspraktijk
Nederland is het afgelopen decennium geconfronteerd met substantiële
aantallen asielzoekers. Ten aanzien van de toelating van vreemdelingen is het
vreemdelingenbeleid van toepassing, dat gebaseerd is op het volgende
principe:
“Wie wordt toegelaten en dus een verblijfsvergunning krijgt, moet integreren
in de Nederlandse samenleving. Wie geen recht (meer) heeft op verblijf, is
hier illegaal en moet het land verlaten. Uitgangspunt van het terugkeerbeleid
is daarmee dat illegaal verblijf niet wordt toegestaan, ook in het belang van
de vreemdeling zelf.” (Ministerie van Justitie, 2004).
Hoofdstuk 1
2
Het merendeel van de asielzoekers krijgt echter geen verblijfsvergunning.
Dagelijks moeten derhalve vreemdelingen ons land verlaten. Aangenomen
wordt dat het overgrote deel van hen het land zelfstandig ve rlaat; een ander
deel moet gedwongen vertrekken. De terugkeer van rechtmatig
verwijderbare asielzoekers1 wordt al jaren als één van de meest weerbarstige
onderdelen van het vreemdelingenbeleid beschouwd. De overheid heeft de
laatste jaren veel inspanningen verricht om het terugkeerbeleid te
intensiveren. Minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie zet zich
hiervoor in en formuleert de aanpak van illegaliteit en een effectief
terugkeerbeleid als één van de vier speerpunten van haar Ministerie2.
Het terugkeerbeleid richt zich op twee groepen: uitgeprocedeerde
asielzoekers en zogenaamde andere vreemdelingen. Bij uitgeprocedeerde
asielzoekers gaat het om mensen die een asielaanvraag hebben ingediend en
na een procedure te horen hebben gekregen dat hun asielverzoek is
afgewezen. Daarbinnen worden weer twee groepen onderscheiden:
a) de groep die vóór 1 april 2001 in Nederland een eerste asielaanvraag
heeft ingediend, toen de ‘oude’ Vreemdelingenwet nog van toepassing
was3. Voor deze groep heeft de overheid een aantal specifieke
maatregelen getroffen om hun terugkeer naar het herkomstland te
bevorderen;
b) de groep die ná 1 april 2001 in Nederland asiel heeft aangevraagd. Deze
groep valt onder de Vreemdelingenwet 2000. Deze wet zorgt voor kortere
en dus snellere procedures. Vanaf het begin van de procedure wordt de
asielzoeker gewezen op de reële mogelijkheid dat zijn verzoek wordt
afgewezen en hij moet terugkeren naar zijn land van herkomst. In de
Vreemdelingenwet 2000 is vastgelegd dat de asielzoeker nadat de
afwijzing van zijn asielverzoek definitief is geworden, nog vier weken de
tijd krijgt om de voorbereidingen van zijn terugkeer naar zijn land van
herkomst af te ronden. Na deze vier weken worden de
(opvang)voorzieningen die hij van de overheid ontvangt, automatisch
beëindigd. De uitgeprocedeerde asielzoeker moet er zelf voor zorgen dat
1 Een asielzoeker is rechtmatig verwijderbaar wanneer: - deze geen geldige verblijfsvergunning (meer) heeft, en - er geen sprake is van een procedure die in Nederland mag worden afgewacht, en - de eventueel gegeven vertrektermijn van 28 dagen is verstreken. 2 De andere speerpunten betreffen een betere integratie, een restrictief
toelatingsbeleid en inzet op het Europese terrein van asiel- en migratiebeleid. 3 Onder deze wet bestonden er veel verschillende mogelijkheden om een negatieve
beslissing in juridische procedures aan te vechten. Het gaat veelal om asielzoekers die vanwege lange procedures geruime tijd in Nederland verblijven. Een deel van hen woont zelfstandig in een woning. Een ander deel verblijft in een opvangcentrum van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) of in een noodvoorziening van de gemeente.
Inleiding
3
hij tijdig Nederland verlaat. Vanaf de eerste afwijzende beslissing, geruime
tijd voordat de asielzoeker definitief is uitgeprocedeerd, wordt de
asielzoeker in gesprekken met IND en COA gewezen op de mogelijkheid
zelfstandig terug te keren naar zijn land met behulp van IOM. Als de
uitgeprocedeerde asielzoeker kan aantonen zelfstandig te willen
vertrekken, kan hij nog maximaal 8 weken onderdak krijgen.
Als de uitgeprocedeerde asielzoeker 28 dagen na de mededeling dat hij
het land moet verlaten niet zelfstandig vertrokken blijkt, kan hij door de
Koninklijke Marechaussee, in samenwerking met de vreemdelingenpolitie,
het land worden uitgezet. De Vreemdelingendienst voert na de 28 dagen
een adrescontrole op het laatst bekende adres van de vreemdeling uit. De
vreemdeling wordt als “administratief verwijderd” geregistreerd wanneer
hij niet aangetroffen wordt op het adres en aangenomen kan worden dat
hij vertrokken is. In de meeste gevallen impliceert dit “vertrek met
onbekende bestemming”. Wanneer de vreemdeling na de 28 dagen op het
laatst bekende adres aangetroffen wordt en gedwongen terugkeer
mogelijk is, volgt in beginsel inbewaringstelling en uitzetting of vertrek
onder toezicht. In het geval van uitzetting wordt de vreemdeling onder
begeleiding van de Koninklijke Marechaussee of de IND de grens
overgezet en eventueel naar het land van herkomst vervoerd. Bij vertrek
onder toezicht mag de vreemdeling op eigen gelegenheid Nederland
verlaten, maar wordt zijn reisdocument ingenomen en – ter controle op
het vertrek - op de doorlaatpost waarlangs de persoon het land verlaat
weer teruggegeven4.
Tot de groep andere vreemdelingen behoren de mensen die naar Nederland
zijn gekomen om te wonen, te werken of te studeren en van wie de
verblijfsvergunning afloopt en niet wordt verlengd. Zij hebben ook de plicht
om Nederland binnen vier weken zelfstandig te verlaten. Hetzelfde geldt voor
vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning wordt ingetrokken of die een
verblijfsvergunning hebben aangevraagd die is afgewezen. Vreemdelingen die
nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd moeten Nederland
onmiddellijk verlaten. Kenmerkend voor deze groep andere of illegale
vreemdelingen is dat er vrijwel geen contact (meer) is met de overheid. De
overheid ziet haar rol ten aanzien van het aanpakken van illegaal verblijf bij
4 Wanneer een asielverzoek afgewezen wordt behoort terugkeer niet altijd tot de
mogelijkheden. Men kan beleidsmatig moeilijk verwijderbaar of technisch moeilijk verwijderbaar zijn (Algemene Rekenkamer, 1999). Indien de asielzoeker na de 28 dagen niet zelfstandig vertrekt en gedwongen terugkeer niet mogelijk is, verzoekt het COA de (vreemdelingen)politie om de woonruimte te ontruimen. De asielzoeker wordt vervolgens door de (vreemdelingen)politie, indien nodig met dwang, uit de opvangvoorziening verwijderd. Vervolgens wordt op aangeven van de vreemdelingenpolitie het asieldossier bij de IND gesloten.
Hoofdstuk 1
4
het voorkómen ervan en zet daarom met name in op de grensbewaking,
vooral bij vliegvelden.
De grootste knelpunten die de overheid ten aanzien van het terugkeerbeleid
ervaart zijn dat er veel vreemdelingen niet meewerken aan hun gedwongen
vertrek uit Nederland en dat er te weinig toezicht is op illegale
vreemdelingen, vooral als het gaat om de identificatie en vaststelling van
nationaliteit.
Mede op basis van deze knelpunten heeft de minister eind 2003 de
'Terugkeernota, Maatregelen voor een effectievere uitvoering van het
terugkeerbeleid' (Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie, 2003)
geschreven. De hierin beschreven maatregelen voor een meer effectieve
implementatie van het terugkeerbeleid bestaan uit maatregelen om de
grensbewaking te verbeteren met het doel illegaal verblijf te voorkomen, en
maatregelen om het vertrek van (uitgeprocedeerde) asielzoekers te
bevorderen. Een voorbeeld van het eerste soort maatregelen is
voertuigmaatschappijen die vreemdelingen hebben vervoerd van wie de
toegang tot het grondgebied wordt geweigerd, hogere boetes geven en hun
verantwoordelijkheid vergroten. Voorbeelden van maatregelen om het vertrek
van (uitgeprocedeerde) asielzoekers te bevorderen zijn het vergroten van de
mogelijkheden voor uitzetting en de invoering van vertrek- en uitzetcentra.
Andere maatregelen die terugkeer moeten bevorderen zijn de vreemdeling
beschikbaar houden voor identiteit - en nationaliteitsonderzoek, en
eenduidiger en nadrukkelijker de mogelijke uitkomst van de asielprocedure –
terugkeer - aan de asielzoeker kenbaar maken. De overheid tracht de
terugkeer van illegale vreemdelingen ook te bevorderen door het
vreemdelingentoezicht te intensiveren en nader onderzoek te doen naar het
toepassen van biometrie5.
Andere doelen van het nieuwe beleid zijn het effectiever organiseren van het
terugkeerproces, het vergroten van het draagvlak voor terugkeer en vertrek,
en terugkeer integraal onderdeel maken van het Nederlandse
buitenlandbeleid. Met dergelijke maatregelen krijgt het terugkeerbeleid
steeds meer handen en voeten.
5 Bij de toepassing van biometrie wordt gebruik gemaakt van unieke lichaamseigen
kenmerken om de identiteit van mensen te verifiëren. Kenmerken die daarvoor in het bijzonder in aanmerking komen zijn de vingerafdruk, het gelaat en de iris. BPR heeft inmiddels een technische verkenning in gang gezet om de toepasbaarheid van de verschillende technologieën vast te stellen (Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: http://www.minbzk.nl/persoonsgegevens en/biometrie - derived: 12 oktober 2004).
Inleiding
5
Onder meer als gevolg van het stringentere vreemdelingenbeleid, waarbij de
opvangduur gelimiteerd is, komen steeds meer asielzoekers op straat te
staan en worden maatschappelijke organisaties en kerken met deze cliënten
geconfronteerd. Een aantal organisaties biedt hun beperkt onderdak en
ondersteuning (Rusinovic et al., 2002). Steeds vaker echter gaan d ergelijke
organisaties - met het oog op het uitzichtloze toekomstperspectief van hun
cliënten in Nederland - voor terugkeer pleiten. Zelfs organisaties die zich ten
principale inzetten om de verblijfskansen van de asielzoekers te verdedigen,
blijken zich steeds vaker bezig te houden met vrijwillige terugkeer. Uit recent
onderzoek van de AdviesCommissie voor VreemdelingenZaken (ACVZ) blijkt
dat er op verschillende niveaus en vanuit verschillende invalshoeken
interessante initiatieven worden ondernomen op het gebied van vrijwillige
terugkeer (ACVZ, 2005a). Het RRI-project dat in dit onderzoek wordt
geëvalueerd is een voorbeeld van een dergelijk initiatief. De ACVZ vindt
dergelijke initiatieven waardevol. Naast belangenbehartiging en het verlenen
van daadwerkelijke opvang en steun aan (uitgeprocedeerde) asielzoekers en
illegale vreemdelingen ziet de ACVZ een ondersteunde rol voor
maatschappelijke organisaties weggelegd in het kader van het
terugkeerbeleid. Zij adviseert de regering om NGO’s in te schakelen bij de
uitvoering van het terugkeerbeleid om zo het draagvlak ervoor en daarmee
de effectiviteit ervan te vergroten (ACVZ, 2005b).
Nu het terugkeerbeleid uiteengezet is, is het vervolgens relevant om naar de
uitvoeringspraktijk te kijken: in hoeverre leidt het beleid ook daadwerkelijk
tot terugkeer?
De uitvoeringspraktijk
Uit tabel 1.1 kunnen we concluderen dat het aantal ingediende
asielverzoeken in 2004 (9.780) enorm is afgenomen ten opzichte van 1998
(45.220). Het totaal aantal in Nederland ingewilligde verzoeken is ook
afgenomen (van 15.100 in 1998 naar 10170 in 2004), terwijl het aantal uit
Nederland verwijderde asielzoekers tot en met 2003 is toegenomen (van
14.340 in 1998 naar 21.860 in 2003), waarna het in 2004 weer is afgenomen
(tot 14.910). Als we naar het percentage inwilliging kijken zien we dat in
2004 meer dan 100% van de aanvragen ingewilligd wordt. Dit is echter
misleidend, omdat de verhouding inwilliging/indiening met name is
toegenomen door de drastische afname van het aantal ingediende
asielve rzoeken. Bovendien betreft het merendeel van de asielverzoeken dat
in 2004 is ingewilligd, asielverzoeken die in eerdere jaren zijn ingediend. Het
Hoofdstuk 1
6
is dus niet zo dat de overheid bij veel meer verzoeken die binnenkomen
besluit het in te willigen. De afname van het aantal inwilligingen is in
overeenstemming met de aanscherping van het vreemdelingenbeleid van de
Nederlandse overheid. Bovendien indiceert de drastische afname van het
aantal ingediende asielverzoeken dat het zogenaamde ontmoedigingsbeleid
ten aanzien van migratie werkt.
Tabel 1.1: Kerncijfers asielverzoeken, 1998-2004
Periode In Nederland ingediende asielverzoeken
Totaal in Nederland ingewilligde verzoeken Percentage inwilliging
Totaal vertrokken asielzoekers
1998 45220 15100 33.4 14340 1999 39300 13490 34.3 18340 2000 43560 9730 22.3 16620 2001 32580 10580 32.5 16020 2002 18670 8820 47.2 21260 2003 13400 9760 72.8 21860 2004 9780 10170 104.0 14910
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, statline
Het aantal verwijderde asielzoekers is de afgelopen jaren toegenomen.
Onduidelijk is echter in hoeverre deze groep ook daadwerkelijk Nederland
verlaten heeft (zie ook: ACVZ, 2005a). Figuur 1.2 laat zien dat het aandeel
uitzettingen en vertrek onder toezicht de laatste jaren is afgenomen en in
2004 weer iets is toegenomen. In 1999 vond meer dan een derde van de
verwijderingen verplicht6 plaats, terwijl in 2004 slechts ongeveer een kwart
van de uitgeprocedeerde asielzoekers verplicht verwijderd werd. Het
overgrote merendeel van de uitgeprocedeerde asielzoekers wordt verwijderd
verklaard door middel van controle op het laatst bekende adres (71.5 % in
2004). Hoewel dit in overeenstemming is met het beleidsuitgangspunt dat de
asielzoeker zelf verantwoordelijk is voor zijn terugkeer, is het niet duidelijk of
deze personen daadwerkelijk het land verlaten of dat zij hun verblijf in
Nederland voortzetten op een illegale basis. Er zijn duidelijke aanwijzingen
dat een substantieel deel van de uitgeprocedeerde asielzoekers hun verblijf in
Nederland op een illegale basis voortzet (Engbersen et al. 2002a, Leerkes et
al. 2004). In het rapport Illegale vreemdelingen in Nederland. Omvang,
overkomst, verblijf en uitzetting (Engbersen et al. 2002a) wordt een
schatting gemaakt van het aantal illegale vreemdelingen in Nederland.
6 Onder ‘verplicht verwijderen’ worden zowel uitzettingen als vertrekken onder
toezicht verstaan.
Inleiding
7
Het aantal illegalen in Nederland wordt geschat tussen de 112.000 en de
163.000 op jaarbasis7. Hoewel dat nationaal gezien een begrensd aantal is,
blijken in bepaalde regio’s als Amsterdam en Rotterdam relatief veel illegale
vreemdelingen voor te komen. Het rapport geeft tevens nadere informatie
over de relatie tussen asielmigratie en illegaliteit. Cijfers over
staandegehouden illegale vreemdelingen in de periode 1997- 2000 laten zien
dat een derde van hen uit zogenaamde “asiellanden” (landen waaruit in de
betreffende jaren de meeste asielzoekers kwamen) als Irak, voormalig
Joegoslavië, de voormalige Sovjet-Unie en Somalië afkomstig zijn (Engbersen
et al. 2002b). Dit aandeel uit een asielland afkomstige staandegehouden
illegale vreemdelingen indiceert dat een aanzienlijk deel van de illegale
vreemdelingen een asielachtergrond heeft en er dus een substantieel aantal
uitgeprocedeerde asielzoekers in Nederland is.
Figuur 1.2: Verwijderde asielzoekers naar soort verwijdering, 1992-2004
Bron: C entraal Bureau voor de Statistiek, 2004
7 Aan de hand van politiegegevens over in Nederland staandegehouden illegale
vreemdelingen worden gegevens gepresenteerd over de omvang en de samenstelling van de groep illegale vreemdelingen. Uit deze gegevens - afkomstig van 25 politieregio's - kan worden opgemaakt dat er tussen 1997 en 2000 bijna 48.000 illegale vreemdelingen in Nederland zijn staandegehouden. Op basis van deze gegevens is een schatting gemaakt van het aantal illegale vreemdelingen dat op jaarbasis in Nederland verblijft. Dit aantal ligt tussen de 112.000 en 163.000 illegale vreemdelingen.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
adrescontrole uitzetting vertrek onder toezicht anders
Hoofdstuk 1
8
Ook het VNG-rapport (2002) Gemeentelijke voorzieningen voor
uitgeprocedeerde asielzoekers beschrijft de thematiek van uitgeprocedeerde
asielzoekers. Uit dit rapport kan onder andere worden opgemaakt dat er in de
periode juli tot en met december 2001 tussen de 2.800 en 4.000
uitgeprocedeerde asielzoekers in Nederland verbleven. Zij verbleven in bijna
300 gemeenten. Het onderzoek wees tevens uit dat zo’n 170 gemeenten
voorzieningen verstrekten aan uitgeprocedeerden. Hiervan verstrekten 150
gemeenten zelf voorzieningen aan uitgeprocedeerden en werden in 60
gemeenten uitgeprocedeerden geholpen door reguliere (opvang)instellingen
of door instellingen die specifiek op uitgeprocedeerden zijn gericht. Opvallend
was de betekenis van specifieke instellingen – zoals de Pauluskerk - voor de
groep van uitgeprocedeerden die geen recht meer heeft op
overheidsvoorzieningen (Rodenburg et al. 2003).
Het in 2001-2002 uitgevoerde onderzoek Nieuwe vangnetten in de
samenleving (Rusinovic et al. 2002) geeft nader inzicht in de betekenis van
private en (semi)publieke instellingen die ondersteuning bieden aan
uitgeprocedeerde asielzoekers. Het onderzoek dat plaatsvond in de
gemeenten Leiden en Den Haag handelt over het onder het ‘formele vangnet’
gespannen vangnet van verschillende organisaties, groepen en particulieren
die verschillende vormen van opvang bieden aan illegale vreemdelingen en
uitgeprocedeerde asielzoekers. Uit dit onderzoek blijkt, ten eerste, dat het
gaat om zeer losgeknoopte vangnetten die slechts tijdelijk opvang kunnen
bieden voor specifieke groepen. Ten tweede komt uit het onderzoek de
noodzaak naar voren van het tot stand brengen van een realistisch
terugkeerbeleid ten behoeve van degenen die geen perspectief meer hebben
in de Nederlandse samenleving. Onderhavig onderzoek sluit hier nadrukkelijk
op aan. Het ACVZ-onderzoek naar terugkeerprojecten (ACVZ 2005a) laat zien
dat verscheidene maatschappelijke organisaties initiatieven hebben
ontwikkeld als het RRI-project, die voortborduren op deze behoefte aan de
ontwikkeling van een realistisch terugkeerbeleid.
Wat betreft terugkeer kan een afgewezen asielzoeker daarnaast nog
verschillende andere soorten begeleiding ontvangen. Zo zijn er landgerichte
projecten, waarin het voormalige ministerie van Ontwikkelingssamenwerking
samenwerkt met de herkomstlanden. Ook wordt er vanuit IOM assistentie
geboden bij terugkeer. In de volgende paragraaf zal de rol van IOM met
betrekking tot terugkeer toegelicht worden.
Inleiding
9
De rol van IOM bij terugkeer
De Internationale Organisatie voor Migratie is in 1951 opgericht door
vertegenwoordigers van 16 lidstaten, die de wens koesterden een organisatie
op te richten die zorg zou dragen voor ontheemde Europeanen, vluchtelingen
en migranten. Inmiddels is IOM uitgegroeid tot een wereldwijde organisatie
en richt het zich op velerlei migratievraagstukken. De hoofddoelstelling van
IOM wordt als volgt geformuleerd: “Het wereldwijd bewerkstelligen van
ordelijke en humane migratie van personen” (IOM, 2003). Het mandaat van
IOM is “een bijdrage te leveren aan ordelijke migratie vanuit de gedachte dat
dit in het belang is van individuele migranten en van samenlevingen als
geheel” (IOM, 2003). In het werk van IOM wordt altijd gezocht naar
samenhang met het landelijk beleid. IOM startte in Nederland in 1991 haar
activiteiten op verzoek van de Nederlandse regering. Vanaf 1992 houdt IOM
zich bezig met het programma Return and Emigration of Aliens from the
Netherlands (REAN), dat gefinancierd wordt door het Ministerie van Justitie.
Dit programma richt zich op “de realisering van een humaan en effectief
beleid voor terugkeer of hervestiging van vreemdelingen” (IOM, 2003). De
ondersteuning aan vreemdelingen die door- of terug willen migreren vanuit
het REAN-programma bestaat uit:
- voorlichting over terugkeer;
- begeleiding op Schiphol;
- het financieren van een vliegticket naar een bestemming zo dicht mogelijk
bij de eindbestemming;
- een vergoeding van de kosten voor reisdocumenten en
- een financiële bijdrage voor de eerste kosten van levensonderhoud.
Wat betreft het eerste punt geldt dat IOM-districtsmedewerkers gesprekken
voeren met potentiële vertrekkers over hulp bij vertrek uit Nederland. Het
aantal van deze gesprekken was in 2003 flink gestegen ten opzichte van
voorgaande jaren (zie tabel 1.3). De stijging van het aantal contacten met
potentiële vertrekkers is terug te zien in een sterke stijging van het aantal
vertrekkers (IOM, 2003).
Belangrijk is ook een meer indirecte vorm van voorlichting waarbij
districtsmedewerkers betrokken organisaties - kerkelijke en maatschappelijke
organisaties, advocaten, enzovoort - voorlichten over de rol die IOM kan
spelen bij vertrek uit Nederland.
Hoofdstuk 1
10
Tabel 1.3 Overzicht aantal gesprekken en voorlichtingen
Periode Gesprekken met cliënten (aantal personen) Voorlichting aan externen (aantal personen) 2001 14.084 16.674 2002 14.101 16.007 2003 18.502 11.6118
l (aantal personen)
Naast het REAN-programma heeft IOM op het vlak van terugkeer ook
projecten uitgevoerd die zijn gericht op specifieke doelgroepen en zijn
medegefinancierd door het Europees VluchtelingenFonds (EVF). Eén van de
doelstellingen van deze projecten is om de samenwerking tussen
maatschappelijke organisaties in Nederland en IOM op het punt van
voorlichting en begeleiding bij terugkeer te versterken. In 2003 was er in dit
kader het project: “Terugkeer en herintegratie van (afgewezen) asielzoekers
uit de Zuid-Kaukasische staten, de Russische Federatie, Wit-Rusland en de
Oekraïne”. Het in dit rapport geëvalueerde project “Randstad Return
Initiative” is eveneens een doelgroepgericht project (zie ook hoofdstuk 2).
Verder biedt IOM nog andersoortige projecten aan, zoals individuele
bemiddeling aan alleenstaande minderjarigen, migranten met
gezondheidsproblemen en slachtoffers van mensenhandel, en
landenspecifieke herintegratieprojecten, bijvoorbeeld gericht op terugkeer
naar Afghanistan, Angola, Irak en Sri Lanka.
Het aantal personen dat in 2004 vanuit Nederland terugkeerde naar het land
van herkomst of doormigreerde en daarbij geassisteerd is door IOM is ten
opzichte van 2003 met 26.4% toegenomen. Het aantal met hulp van IOM
vertrokken personen in 2004 bedroeg 3.714 personen (zie tabel 1.4).
Tabel 1.4: Door IOM geassisteerde personen, 2000-2004
2000 2001 2002 2003 2004 Aanta l teruggekeerde personen 1998 1389 2068 2912 3714 Aantal doorgemigreerde personen 1220 346 142 116 114 Totaal aantal uit Nederland vertrokken personen
3218 1735 2210 3028 3828
Bron: IOM, 2005
Van de terugkeerders keren de meeste personen terug naar
achtereenvolgens: Angola, Servië en Montenegro, Oekraïne, Afghanistan,
8 Het aantal gesprekken met hulpverleners en andere geïnteresseerden over hulp bij
vertrek is in 2003 afgenomen ten opzichte van de voorgaande jaren. Dit heeft te maken met het relatief grote aantal vertrekkers in 2003. Het geven van ondersteuning aan deze vertrekkers heeft voorrang gekregen en is duidelijk ten koste gegaan van het geven van voorlichting aan externen.
Inleiding
11
Iran, Bosnië -Herzegovina, Turkije, Russische Federatie, Soedan en Ghana (zie
tabel 1.5).
Tabel 1.5: Top 10 IOM terugkeerlanden 2004: landen waarnaar de meeste mensen via IOM in 2004 teruggekeerd zijn
Land
Aantal personen naar teruggekeerd in 2004
Angola 401 Servië en Montenegro 328 Oekraïne 303 Afghanistan 248 Iran 208 Bosnië-Herzegovina 190 Turkije 122 Russische Federatie 116 Soedan 109 Ghana 108 Totaal Top 10 2133 Andere landen 1581 Totaal aantal teruggekeerden
3714
Bron: IOM, 2005
13
Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project
In dit hoofdstuk wordt het Randstad Return Initiative (RRI) beschreven.
Allereerst wordt in paragraaf 2.1 de achtergrond van het project uiteengezet.
Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 de opzet van het project beschreven, met
daarbij aandacht voor de aanpak, projectdoelen en –indicatoren, en de
organisatie van het project.
2.1 Achtergrond van het project
Het RRI-project is een vervolg op het in 2002/2003 geïmplementeerde
project ‘Terugkeer en herintegratie van (afgewezen) asielzoekers uit de Zuid-
Kaukasische staten en Rusland’, kortweg Kaukasusproject genaamd. Het
Kaukasusproject betrof een intensivering van de reeds bestaande
samenwerking op het gebied van terugkeer van IOM en de Pauluskerk te
Rotterdam. De doelgroep bestond uit (afgewezen) asielzoekers afkomstig uit
de Zuid -Kaukasische staten, de Russische Federatie, Oekraïne en Wit-Rusland
die bij de Pauluskerk komen voor hulp en overwegen terug te keren.
Het project bestond uit twee componenten:
a) een onderzoek onder de doelgroep om meer inzicht te krijgen in het
profiel en de migratiemotieven van de doelgroep en zo de counseling9 te
verbeteren en gerichtere assistentie bij terugkeer en herintegratie te
bevorderen;
b) het bieden van hulpverlening - intensieve begeleiding, kortdurende
opvang en informatie op maat - met als doel het aantal terugkeerders te
laten toenemen.
Het meest vernieuwend aan het project was de aanstelling bij de Pauluskerk
van een ‘native speaker’ van de Russische taal en de aanwezigheid van een
IOM-medewerker die wekelijks spreekuur hield bij de Pauluskerk.
Hoewel de gestelde kwantitatieve doelen van het Kaukasusproject slechts ten
dele zijn behaald, is het project als dusdanig positief ervaren dat het in het
RRI-project in breder verband wordt voortgezet. Het succes van het
Kaukasusproject zat hem met name in de bundeling van krachten: de
9 Hieronder worden alle hulpverleningsactiviteiten verstaan die een kandidaat in staat
stellen een weloverwogen beslissing te maken met betrekking tot zijn of haar toekomst.
Hoofdstuk 2
14
Pauluskerk met haar laagdrempelige karakter, het vertrouwen dat zij
uitstraalt en haar brede hulpverleningspakket, de IOM medewerker met haar
praktische kennis met betrekking tot terugkeer en de native speaker met
haar kennis van de taal en cultuur. Dit alles heeft bevorderend gewerkt voor
(het denken over) terugkeer van de cliënten (Weltevrede et al, 2004).
De bedoeling van het RRI-project is om het Rotterdamse succes voort te
zetten en te versterken, en verder uit te breiden naar de drie andere grote
steden Amsterdam, Utrecht en Den Haag en naar anderstalige doelgroepen.
2.2 Opzet van het project
De aanpak
De specifieke aanpak van het RRI-project bestaat uit counseling door
maatschappelijk werkers die door hun herkomst de taal en cultuur van (een
deel van) de doelgroep kennen – de zogenaamde ‘native counselors’ - in
combinatie met een nauwe samenwerking tussen IOM en Non-
Gouvernementele Organisaties (NGO’s), die gespecialiseerd zijn in het
ondersteunen van daklozen in grote steden.
Het project is gebaseerd op de ervaring dat in grote steden een substantieel
deel van de daklozen bestaat uit (uitgeprocedeerde) asielzoekers, die volgens
IOM behoefte hebben aan terugkeergeoriënteerde hulp en counseling. Het
RRI-project richt zich dus op counseling van (uitgeprocedeerde) asielzoekers
die geen aanspraak meer kunnen maken op opvangfaciliteiten en tracht de
doelmatigheid van het proces van vrijwillige terugkeer te bevorderen.
Doelgroep, doelstelling en projectindicatoren
De doelgroep van het RRI-project bestaat uit twee subdoelgroepen.
a) (bijna) uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit:
- Russischtalige landen, zoals Rusland, Azerbeidzjan, Georgië, Armenië,
Wit-Rusland, Oekraïne, Kazachstan, Kirgizië, Letland, Moldavië en
Mongolië;
- Frans-/Engelstalige West-Afrikaanse landen, zoals Siërra Leone,
Liberia, Guinee, Ivoorkust, Nigeria, Togo en Burkina-Faso;
- één of meer andere lingo-culturele regio’s van potentiële terugkeer,
bijvoorbeeld Iran, de Hoorn van Afrika, Somalië, Ethiopië en Soedan.
Beschrijving van het project
15
b) organisaties die ondersteuning bieden aan daklozen in één van de vier
grote steden. Wenselijk is dat deze lokale NGO’s of partnerorganisaties al
een primaire samenwerking hebben met IOM op het terrein van vrijwillige
terugkeer.
Mensen die tot de doelgroep van het project behoren moeten aan de
volgende criteria voldoen:
- ooit asiel hebben aangevraagd in Nederland;
- geen recht meer op opvang hebben;
- woonachtig zijn in Utrecht, Rotterdam, Amsterdam of Den Haag;
- terug willen keren naar hun herkomstland;
- door de partnerorganisatie naar IOM doorverwezen zijn. In Rotterdam is
dit de Pauluskerk, in de drie andere steden worden andere
partnerorganisaties gezocht.
De algemene doelstelling, zoals geformuleerd in de projectbeschrijving van
het Randstad Return Initiative, is:
bijdragen aan het bevorderen van vrijwillige terugkeer van - vaak dakloze –
(uitgeprocedeerde) asielzoekers middels het aanbieden van een
laagdrempelige en vertrouwelijke counseling voor een voorbereiding en
uitvoering van vrijwillige terugkeer in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Den
Haag.
De projectdoelen zijn drieledig:
1) met betrekking tot feitelijke vrijwillige terugkeer:
het regelen van vrijwillige terugkeer voor 120 personen.
2) met betrekking tot doeltreffendheid in counselingsamenwerking:
het tot stand brengen van een laagdrempelige toegang tot counseling,
voorbereiding en uitvoering van vrijwillige terugkeer van uitgeprocedeerde
asielzoekers die in de vier grote steden van Nederland - Rotterdam,
Amsterdam, Utrecht en Den Haag - verblijven.
3) met betrekking tot uitwisseling van best practices:
het verbeteren van de samenwerking, service en doeltreffendheid van IOM
en haar partnerorganisaties op het terrein van gefaciliteerde vrijwillige
terugkeer.
Deze projectdoelen worden geoperationaliseerd in verschillende
projectindicatoren.
Hoofdstuk 2
16
Projectindicatoren
1) Feitelijke vrijwillige terugkeer:
a) 60 personen10 afkomstig uit verschillende herkomstlanden, die momenteel
in Rotterdam verblijven, laten terugkeren via counseling bij de Pauluskerk
Rotterdam in samenwerking met IOM;
b) 20 personen afkomstig uit verschillende herkomstlanden, die momenteel
in Amsterdam verblijven, laten terugkeren via counseling bij een
Amsterdamse partnerorganisatie, vergelijkbaar met de Pauluskerk, in
samenwerking met IOM;
c) 20 personen afkomstig uit verschillende herkomstlanden, die momenteel
in Den Haag verblijven, laten terugkeren via counseling bij een Haagse
partnerorganisatie, vergelijkbaar met de Pauluskerk, in samenwerking met
IOM;
d) 20 personen afkomstig uit verschillende herkomstlanden, die momenteel
in Utrecht verblijven, laten terugkeren via counseling bij een Utrechtse
partnerorganisatie, vergelijkbaar met de Pauluskerk, in samenwerking met
IOM.
Wanneer er behoefte aan blijkt te zijn, zal IOM individuele bemiddeling
aanbieden, zoals assistentie bij het zoeken van contact met familie in het
herkomstland voorafgaand aan de terugkeer.
2) Doeltreffendheid in counselingsamenwerking:
a) Counseling in de moedertaal (Russisch) door een hulpverlener op één van
de locaties van de Pauluskerk in Rotterdam, te weten Galerie Medea, in
samenwerking met IOM, gedurende het hele projectjaar. De
Russischsprekende hulpverlener is mobiel en kan ook gevraagd worden
counseling te verschaffen in de andere drie steden.
b) Counseling in de moedertaal of vanuit dezelfde culturele achtergrond door
twee of meer hulpverleners, in samenwerking met een lokale NGO en
IOM, op één locatie in Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam. Het
doel is om de counseling uiterlijk in de laatste zes maanden van de
projectperiode aan te bieden (eerder is wenselijk). Dit hangt af van de
afspraken die gemaakt kunnen worden met de lokale partnerorganisaties.
10 Dit worden ook wel ‘terugkeerders’ genoemd, waaronder (bijna) uitgeprocedeerde
asielzoekers worden verstaan die op dit moment (bijna) illegaal in Nederland verblijven. Een minderheid van de cliënten van de Pauluskerk (en waarschijnlijk ook van vergelijkbare stichtingen in andere steden van de Randstad) zijn nog bezig met de asielprocedure.
Beschrijving van het project
17
3) Uitwisseling van ‘best practices’:
Het houden van twee bijeenkomsten van de Pauluskerk en IOM voor de
lokale partnerorganisaties en native counselors in Amsterdam, Utrecht en
Den Haag met het doel om:
a) ervaringen uit te wisselen die zijn opgedaan met het Kaukasusproject en
b) de lokale NGO’s te stimuleren om vergelijkbare diensten op te zetten.
Organisatie
IOM is verantwoordelijk voor de directie van het project. Zij zal nauw
samenwerken met lokale partnerorganisaties. De Pauluskerk zal gedurende
het hele projectjaar partner zijn. Met de andere partnerorganisaties zal in de
eerste helft van het projectjaar een contract worden gesloten. IOM is
verantwoordelijk voor het eerste contact en de verdere ontwikkeling van de
samenwerking met partnerorganisaties in Amsterdam, Utrecht en Den Haag.
De Pauluskerk zal de coördinatie en uitbreiding van activiteiten van het
project naar partnerorganisaties in Rotterdam op zich nemen. De Pauluskerk
en IOM zijn verantwoordelijk voor de logistiek en voorbereiding van het best
practices-seminar.
Door de reeds bestaande samenwerking van IOM met de Pauluskerk heeft
het RRI-project in Rotterdam op 1 september 2003 van start kunnen gaan.
Ten behoeve van het aantrekken van partnerorganisaties in de andere steden
hebben IOM-districtsmedewerkers in Utrecht, Den Haag en Amsterdam
binnen hun eigen netwerk verschillende NGO’s benaderd. Hierbij werd
gezocht naar organisaties die aan drie voorwaarden voldeden, te weten:
1) de organisatie biedt onderdak of hulp aan daklozen;
2) de organisatie is in de gelegenheid een native counselor in dienst te
nemen;
3) de organisatie is in de gelegenheid om gezamenlijk met IOM op dezelfde
locatie en op hetzelfde moment kantoortijden te voeren.
In de praktijk bleek geen enkele NGO aan deze criteria te voldoen.
Desondanks is er een samenwerking tot stand gekomen met NGO’s in de vier
grote steden. Welke partnerorganisaties zijn gecontracteerd, wordt bij de
resultaten in hoofdstuk 4 beschreven.
Voor het bepalen van de achtergrond van de aan te stellen native counselors
in Utrecht, Amsterdam en Den Haag is door IOM voorafgaande aan de start
van het RRI-project voor de verschillende steden een analyse gemaakt van
de nationaliteit van de ve rtrekkers via IOM (vertrekkers in de periode 01-08-
2002 t/m 31-08-2003). Uit deze analyse, gecombineerd met observaties van
de districtsmedewerkers in de vier grote steden en de ervaringen van de
Hoofdstuk 2
18
native counselor in Rotterdam, werd duidelijk dat de (afgewezen)
asielzoekers voor een belangrijk deel afkomstig zijn uit West- en Centraal-
Afrikaanse landen, Afghanistan en Iran, en uit voormalige Sovjet-
republieken. De conclusie die hieruit getrokken is, is dat de culturele
achtergrond van de nieuw aan te stellen native counselors gerelateerd moest
zijn aan Afghanistan / Iran met Farsi als moedertaal en/of West-Centraal
Afrika met Frans/Engels als moedertaal. Bij de resultaten in hoofdstuk 4
wordt beschreven welk native counselors uiteindelijk zijn aangesteld.
19
Hoofdstuk 3 Onderzoeksaanpak
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op het doel van de evaluatie en de
daarvan afgeleide onderzoeksvragen. De manier waarop de
onderzoeksvragen zijn beantwoord – de aanpak van de evaluatie – wordt in
paragraaf 3.2 beschreven.
3.1 Onderzoeksdoel en -vragen
Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven is het RRI-project een voortzetting en
uitbreiding van het Kaukasusproject, waarin IOM en de Rotterdamse
Pauluskerk nauw samenwerkten. Het Kaukasusproject was succesvol. De drie
belangrijkste, onderling samenhangende factoren die hierbij een rol
speelden, waren dat:
a) de Pauluskerk in het kader van het project een hulpverlener met het
Russisch als moedertaal (‘native counselor’) had aangesteld,
b) de Pauluskerk een NGO is die vertrouwen uitstraalt en openstaat voor alle
mensen in nood, en
c) IOM en de Pauluskerk gelijktijdig spreekuur hielden op dezelfde
Pauluskerk-locatie (‘counselen onder één dak’).
Het hoofddoel van deze evaluatie is nagaan in hoeverre de best practice die
uit de samenwerking van IOM en de Pauluskerk is ontstaan overdraagbaar is
naar andere steden en anderstalige doelgroepen. Nagegaan wordt of ook in
Utrecht, Den Haag en Amsterdam de combinatie van het werken met native
counselors, samenwerking met lokale, laagdrempelige NGO’s en het
counselen onder één dak11 uitvoerbaar en succesvol is.
Een nevendoel is het formuleren van a) vereiste kwaliteiten en vaardigheden
voor het vervullen van de functie van native counselor en b)
randvoorwaarden waaraan lokale partnerorganisaties en IOM moeten voldoen
om een native counselor goed te kunnen laten functioneren.
11 Onder ‘counselen onder één dak’ wordt in het vervolg verstaan: het gelijktijdig
spreekuur houden van IOM-districtsmedewerker(s) en de native counselor van de partnerorganisatie op een locatie van de partnerorganisatie.
Hoofdstuk 3
20
De centrale onderzoeksvraag is:
Is de best practice uit Rotterdam overdraagbaar naar andere steden en
anderstalige doelgroepen?
De hierbij geformuleerde deelonderzoeksvragen zijn:
1. Zijn de doelstellingen met betrekking tot feitelijke, vrijwillige terugkeer die
onder het RRI-project zijn geformuleerd, bereikt?
2. Zijn in Utrecht, Den Haag en Amsterdam in het eerste half jaar van de
projectperiode partnerorganisaties gevonden waarmee overeenkomsten
zijn gesloten voor het houden van IOM-spreekuur op locatie?
3. Zijn ten behoeve van de steden Utrecht, Den Haag en Amsterdam
minimaal twee native counselors aangesteld gedurende minimaal het
laatste half jaar van de projectperiode?
4. Hebben twee bijeenkomsten (seminar en follow-up) van de Pauluskerk en
IOM voor de overige partnerorganisaties en native counselors
plaatsgevonden, waarin het uitwisselen van ervaringen rond de best
practice en ondersteuning aan de partnerorganisaties centraal stonden?
5a. Welke verschillen zijn tussen Rotterdam, Utrecht, Den Haag en
Amsterdam waar te nemen wat betreft zaken als opzet van het project,
invulling van de best practice, en migrantenpopulaties die tot de doelgroep
van het project behoren?
5b. Vormen deze verschillen verklaringen voor het al dan niet uitvoerbaar zijn
van de best practice in Utrecht, Den Haag en Amsterdam?
6. Wat zijn vereiste kwaliteiten en vaardigheden voor het vervullen van de
functie van native counselor?
7. Aan welke randvoorwaarden moeten lokale partnerorganisaties en IOM
voldoen om een native counselor goed te kunnen laten functioneren?
Op basis van de uitkomsten kan nagegaan worden of verspreiding van de
best practice al dan niet voortgezet moet worden, of de best practice
bijgesteld moet worden, én onder welke voorwaarden het werken met native
counselors het meeste kans van slagen heeft.
Onderzoeksaanpak
21
3.2 Aanpak evaluatie
Onderzoeksmethode
Voor de evaluatie van het project is gekozen een productevaluatie en een
procesevaluatie uit te voeren. Bij de p roductevaluatie is gekeken in hoeverre
de kwantitatieve doelstellingen - waarvan het aantal terugkeerders de
belangrijkste is - behaald zijn. Bij de procesevaluatie is gekeken naar het
opzetten van het project in de steden Utrecht, Den Haag en Amsterdam
(knelpunten, kwaliteit van samenwerking, e.d.) en hoe de overdracht van de
best practice vanuit Rotterdam naar de andere drie steden heeft
plaatsgevonden. Door middel van de combinatie van een kwantitatieve en
kwalitatieve evaluatie wordt gepoogd een zo compleet mogelijk beeld te
geven van de overdraagbaarheid van de best practice en welke knelpunten
zich daarbij voor kunnen doen. De totale evaluatie betreft een ex-post
evaluatie12 die na afronding van het project heeft plaatsgevonden.
Dataverzameling
Om inzicht te krijgen in de overdraagbaarheid van de best practice, is
nagegaan in hoeverre de geformuleerde kwantitatieve doelstellingen van het
RRI-project zijn behaald, en is een kwalitatieve analyse van verschillen
tussen de vier steden gemaakt (zie deelonderzoeksvragen). Mogelijk liggen
hierin verklaringen voor het al dan niet succesvol zijn van de best practice in
een bepaalde stad. Tevens is gekeken of het mogelijk is om op basis van de
ervaringen van de partnerorganisaties, de IOM-districtsmedewerkers die ter
plaatse spreekuur houden en de native counselors zelf a) randvoorwaarden te
formuleren waaraan lokale partnerorganisaties en IOM moeten voldoen om
een native counselor goed te kunnen laten functioneren en b) vereiste
kwaliteiten en vaardigheden op te stellen voor vervulling van de functie van
native counselor.
Voor de verzameling van gegevens zijn verschillende bronnen geraadpleegd.
Allereerst zijn documenten geanalyseerd, waaronder de
voortgangsrapportages van het project, opgesteld voor het Europees
Vluchtelingenfonds, en notulen van bijeenkomsten die in het kader van het
project zijn gehouden. Vervolgens zijn in de maand maart 2005 semi-
gestructureerde interviews gehouden met sleutelinformanten, te weten:
12 Ex-post evaluatie onderzoek: het verzamelen (en beoordelen) van gegevens over
een aantal aspecten van een beleidsinterventie ten tijde en/of na afloop van die beleidsinterventie.
Hoofdstuk 3
22
- de vluchtelingencoördinator van de Pauluskerk te Rotterdam;
- de native counselor met standplaats Rotterdam;
- een IOM-districtsmedewerker met standplaats Rotterdam;
- een vertegenwoordiger van Vluchtelingenwerk Utrecht;
- de native counselor met standplaats Utrecht;
- een IOM-districtsmedewerker met standplaats Utrecht;
- een vertegenwoordiger van Vluchtelingenwerk Den Haag;
- de native counselor met standplaats Den Haag en Amsterdam;
- een IOM-districtsmedewerker met standplaats Den Haag;
- een vertegenwoordiger van WOU, een Amsterdamse partnerorganisatie;
- een IOM-districtsmedewerker met standplaats Amsterdam;
- de coördinator van het RRI-project;
- een IOM-netwerker die betrokken is bij het vinden van partnerorganisaties
in Den Haag en Amsterdam.
De belangrijkste topics die besproken zijn hingen samen met de opzet van
het RRI-project in de verschillende steden, overdracht van de best practice,
de onderlinge samenwerking - binnen en tussen de steden - tussen NGO’s,
IOM en de native counselor, de terugkeerdoelstelling en randvoorwaarden en
vereiste kwaliteiten van native counselors.
23
Hoofdstuk 4 Resultaten
Binnen het RRI-project valt een onderscheid te maken tussen Rotterdam
enerzijds en de steden Utrecht, Den Haag en Amsterdam anderzijds. Immers,
in Rotterdam werd de best practice reeds voor aanvang van het project ten
uitvoer gebracht, terwijl deze in de andere drie steden nog opgezet moest
worden. Bovendien werd Rotterdam in de projectopzet een rol toebedeeld bij
de verspreiding van de werkwijze. In dit hoofdstuk worden per stad de
resultaten beschreven. Rotterdam komt hierbij als eerste aan bod (4.1),
gevolgd door Utrecht (4.2), Den Haag (4.3) en Amsterdam (4.4). Per stad
wordt ingegaan op het projectverloop, de projectopzet (invulling van de best
practice) en op realisatie van de terugkeerdoelstelling. De paragraaf wordt
afgesloten met een samenvatting en tussentijdse conclusie. Aangezien de
functie van native counselor een belangrijke plaats inneemt binnen het RRI-
project, wordt het hoofdstuk afgesloten met een paragraaf over native
counselors in het algemeen. In deze slotparagraaf wordt onder andere
ingegaan op de inhoud van de functie, de vereiste kwaliteiten en
vaardigheden waarover native counselors moeten beschikken en op
institutionele randvoorwaarden waaraan voldaan moet zijn om native
counselors goed te kunnen laten functioneren (4.5).
Enkele opmerkingen vooraf:
- eind mei 2003 heeft IOM voor het RRI-project een projectaanvraag
ingediend bij het Europees Vluchtelingenfonds (EVF). De aanvraag is
gehonoreerd. De projectperiode liep oorspronkelijk van september 2003
tot september 2004. Echter, doordat het opzetten van de werkwijze met
partnerorganisaties en native counselors in de steden Utrecht, Den Haag
en Amsterdam langer duurde dan verwacht, is tijdens de derde
projectperiode (maart – juni 2004) besloten het project budgetneutraal te
verlengen tot en met december 2004. Hieronder wordt gerapporteerd over
deze verlengde projectperiode van 16 maanden.
- in november 2003 is een interne richtlijn voor het RRI-project verschenen
voor betrokken IOM-medewerkers. Hierin is onder andere vastgelegd dat
IOM-districtsmedewerkers in Utrecht, Amsterdam en Den Haag en de
Pauluskerk in Rotterdam zoeken naar potentiële partnerorganisaties in de
steden, en dat de IOM-districtsmedewerker en de native counselor van de
Hoofdstuk 4
24
partnerorganisatie gelijktijdig spreekuur houden op locatie van de
partnerorganisatie (‘counselen onder één dak’).
- IOM wil niet zelf native counselors in dienst nemen, maar deze aanstellen
bij partnerorganisaties. Dit vanuit de gedachte dat een native counselor
die formeel niet verbonden is aan IOM een meer neutrale relatie met
potentiële cliënten zal hebben.
Alvorens van start te gaan met de beschrijving van resultaten per stad, volgt
hier een algemeen resultaat. Een algemeen beeld dat uit de interviews naar
voren komt, is dat de coördinatie, communicatie en taakverdeling rond het
RRI-project weliswaar op schrift was gesteld, maar in de praktijk
onvoldoende werd waargemaakt. Dit laatste hangt deels samen met het feit
dat de taken te versnipperd waren. Op de werkvloer bestond lange tijd
onduidelijkheid over wie waarvoor verantwoordelijk was, als ook over het
doel van de inzet van native counselors: moet dit leiden tot hogere
terugkeercijfers of tot een betere hulpverlening aan de doelgroep? Dit laatste
leidt niet per definitie tot hogere terugkeercijfers.
Door de onduidelijkheden werd de meerwaarde van het RRI-project niet door
alle betrokkenen ingezien en was het draagvlak voor het project in eerste
instantie beperkt. Dit gold met name voor personen die niet bij het
Kaukasusproject betrokken waren geweest.
“Het draagvlak voor het RRI-project was in het begin nihil, mede
omdat het Kaukasusproject altijd een Rotterdams onderonsje
met een paar IOM-medewerkers is geweest.” (coördinator RRI-
project)
Vanaf begin juli 2004 liep het RRI-project in alle vier de steden. Vanaf dat
moment is een IOM-districtsmedewerker aangesteld als fulltime coördinator
van het project. Door ziekte liep de coördinatie in het begin niet optimaal,
maar vanaf oktober 2004 is het project door de inzet van de coördinator
beter gaan lopen. Enerzijds is veel aandacht besteed aan de inhoudelijke
begeleiding van de native counselors, inclusief gezamenlijk overleg voor
uitwisseling van ervaringen, anderzijds aan het ‘zichtbaar maken’ van het
werk van de native counselors. Door native counselors te laten vertellen over
hun manier van werken (zie ook paragraaf 4.5), werd het draagvlak onder
IOM-districtsmedewerker en partnerorganisaties voor het RRI-project
vergroot.
Resultaten
25
4.1 Het RRI-project in Rotterdam
De belangrijkste taken voor Rotterdam onder het RRI-project waren:
- voortzetting van de activiteiten onder het Kaukasusproject;
- uitbreiding van de doelgroep van Russischsprekenden naar anderstaligen;
- coördinatie en uitbreiding van activiteiten van het project naar
partnerorganisaties in Rotterdam;
- samen met IOM verantwoordelijk voor de logistiek en voorbereiding van
het best practice seminar.
Uiteindelijk moesten in Rotterdam gedurende de projectperiode 60 personen
uit de doelgroep terugkeren.
Projectverloop
Volgens planning is het project in Rotterdam op 1 september 2003 van start
gegaan en wel met een bijeenkomst van IOM en de vluchtelingencoördinator
en native counselor van de Pauluskerk. Tijdens de bijeenkomst wordt het
RRI-project doorgenomen en worden afspraken gemaakt omtrent de start
van het project. Als centrale elementen in de werkwijze worden de inzet van
de native counselor en de samenwerking tussen een IOM-
districtsmedewerker en de native counselor op één locatie genoemd.
Afgesproken wordt dat de native counselor fulltime werkt voor mensen uit de
voormalige Sovjet-Unie, Bulgarije en andere slavischtalige landen. In eerste
instantie is zij fulltime in Rotterdam aanwezig. Zodra ook in andere steden
partnerorganisaties zijn gevonden, houdt de native counselor ook daar
spreekuur. De native counselor stemt de spreekuren zo goed mogelijk af op
de spreekuren van de IOM-districtsmedewerkers. Dit wordt immers als een
centraal element van de best practice gezien. Is dit niet mogelijk, dan noteert
de native counselor alle gegevens die nodig zijn voor een terugkeeraanvraag
en mailt/faxt zij die naar de betrokken districtsmedewerker. De native
counselor houdt verder een administratie bij rond de counselinggesprekken.
Dit gebeurt op basis van een aangepast registratieformulier dat voor het
Kaukasusproject werd gebruikt.
Aangegeven wordt dat er een tweemaandelijks overleg komt waarin de native
counselors en de districtsmedewerkers ervaringen uit kunnen wisselen. Tot
slot wordt afgesproken dat de native counselor met het houden van
spreekuren van start gaat en gegevens hieromtrent registreert. Op
6 oktober 2003 komen IOM en de Pauluskerk weer samen, tenzij in de
andere drie steden alle partnerorganisaties bekend zijn. Dan volgt een
gezamenlijk overleg me t alle partnerorganisaties.
Hoofdstuk 4
26
Vanaf september 2003 houden IOM en de native counselor van de Pauluskerk
twee keer per week gezamenlijk spreekuur bij de Pauluskerk, locatie Galerie
Medea. Galerie Medea beschikt over een ‘huiskamer’ waar cliënten kunnen
wachten, terwijl ze koffie drinken en naar het nationale nieuws uit hun
thuisland kunnen kijken. De spreekuren van IOM breiden zich in de loop van
het projectjaar vanwege drukte uit van twee naar drie keer per week. Op
maandag, dinsdag en woensdag wordt van 10.00 tot 15.00 uur spreekuur
gehouden bij Galerie Medea. Op maandag en woensdag is de native
counselor ter plaatse aanwezig. Op maandag houdt ook de
vluchtelingencoördinator van de Pauluskerk spreekuur bij Galerie Medea. In
het kader van het RRI-project counselt zowel de native counselor als de
vluchtelingencoördinator; de native counselor neemt het merendeel van de
gesprekken voor haar rekening. Tijdens een counselinggesprek wordt de
huidige situatie van de cliënt besproken, de mogelijkheden van terugkeer
naar het land van herkomst met hulp van IOM of in Nederland blijven. De
hulpvragen waarmee cliënten komen zijn divers: van juridisch advies tot hulp
bij fysieke en psychische klachten.
In navolging op het overleg van 1 september vindt op 6 oktober en 3
november 200313 in Rotterdam RRI-overleg plaats over de voortgang in
Rotterdam.
In de periode maart, april, mei 2004 worden acties ondernomen in het kader
van uitbreiding van het project naar andere Rotterdamse partnerorganisaties.
De vluchtelingencoördinator geeft informatie over het terugkeerproject aan
Vice Versa, een plaatselijke instelling die opvang biedt aan
(uitgeprocedeerde) asielzoekers en illegale vreemdelingen, Vluchtelingenwerk
Rijnmond en verschillende kerken die hulp bieden aan daklozen. Daarnaast
wordt een lezing gegeven voor de stichting LOS (Landelijk
Ongedocumenteerden Steunpunt), een nationale organisatie die mensen
zonder documenten ondersteunt.
Op 29 juni 2004 heeft IOM een seminar georganiseerd voor uitwisseling van
de best practice tussen partnerorganisaties, de native counselors en IOM-
medewerkers die bij het project betrokken zijn. Doel ervan is elkaar de
mogelijkheid te bieden om kennis te maken en om ervaringen uit te wisselen.
De Pauluskerk krijgt tijdens dit seminar een speciale rol toebedeeld in de zin
dat zij gevraagd is haar ervaringen te delen met de nieuwe
partnerorganisaties. Tijdens de bijeenkomst wordt daarnaast gediscussieerd
13 Van de bijeenkomst van 3 november in Rotterdam zijn geen notulen beschikbaar;
wegens gebrek aan items is er geen verslag gemaakt.
Resultaten
27
over de positie en taken van de native counselor in relatie tot IOM en de
partnerorganisaties (zie ook paragraaf 4.5)
Naast het seminar vindt overdracht van de best practice plaats door
persoonlijk contact van de native counselor uit Rotterdam met de native
counselors uit de andere steden. Er is een gezamenlijke bijeenkomst van de
drie native counselors geweest, waarin de native counselor uit Rotterdam
vertelt over haar ervaringen.
“Ik heb met andere native counselors gesproken over mijn
ervaring, wat ik heb meegemaakt. Op wat voor punten gelet
moet worden, hoe kom je aan de doelgroep, om in de eigen stad
een netwerk op te bouwen. Een netwerk opbouwen doe je door
contact te leggen met andere organisaties waarin die mensen
verschijnen. Dus dat is het Leger des Heils of verschillende
humanitaire organisaties waar ze onderdak, eten, straatkrant
krijgen. Soms ga ik daar ook langs tijdens openingstijden; even
erbij komen om kennis te maken met mensen die daar komen.
Wat netwerk betreft werkt mondelinge reclame het beste. Ik heb
door zoveel jaren zelfs een keer iemand uit het hoge noorden
gesproken. Ik ben er zelf nooit geweest, maar die
Russischsprekende mensen wisten ‘Rotterdam, Kristina op de
Bergweg’ en zij kwamen langs om hun situatie met mij te
bespreken.” (native counselor Rotterdam)
Daarnaast was de native counselor uit Rotterdam voor vragen van de andere
twee native counselors aanspreekpunt.
Op 18 november 2004 vindt een eindseminar plaats, waarbij de nadruk ligt
op de inzet van de native counselor. Ook tijdens deze slotbijeenkomst heeft
de Pauluskerk de rol als ervaringsdeskundige en vertelt de
vluchtelingencoördinator over de ervaringen van de Pauluskerk.
Projectopzet: invulling best practice
De drie centrale elementen uit de best practice zijn 1) de inzet van een native
counselor, 2) samenwerking met een laagdrempelige NGO die vertrouwen
uitstraalt en openstaat voor mensen in nood en 3) gelijktijdig spreekuur van
IOM en de native counselor van de partnerorganisatie op een locatie waar de
partnerorganisatie spreekuur houdt (‘counselen onder één dak’). Hieronder
wordt op deze drie elementen ingegaan.
Hoofdstuk 4
28
Counselen onder één dak
Net als onder het Kaukasusproject vindt in Rotterdam één keer per week een
gelijktijdig spreekuur plaats van niet alleen de native counselor en IOM, maar
ook de vluchtelingencoördinator van de Pauluskerk. Dit gebeurt bij de
Pauluskerk, locatie Galerie Medea. Er is een nauwe samenwerking tussen de
drie partijen die als positief ervaren wordt, maar waarbij er wel voor gewaakt
wordt dat naar buiten toe duidelijk is dat IOM en de Pauluskerk verschillende
organisaties zijn. IOM is specifiek voor terugkeer, de Pauluskerk biedt meer.
“Het lijkt me onhandiger als de native counselor niet fysiek
aanwezig is, zoals in Amsterdam. Hier in Rotterdam is de
samenwerking tussen de drie partijen [vluchtelingencoördinator
Pauluskerk, native counselor Pauluskerk en IOM-
districtsmedewerker, GR] veel hechter. We zitten regelmatig met
z’n drieën of nog met een cliënt erbij even te overleggen. Dat is
heel fijn.” (IOM-districtsmedewerker Rotterdam)
Daarnaast heeft IOM in de loop van het project haar eigen spreekuren
vanwege drukte uitgebreid naar drie keer per week (maandag, dinsdag en
woensdag). De native counselor is op maandag en woensdag in Galerie
Medea aanwezig. Op dinsdag houdt zij spreekuur in de Pauluskerk.
Vanwege de drukte heeft IOM in de loop van het project het inloopspreekuur
vervangen door spreekuur op afspraak. Dit belemmert cliënten niet om te
komen, aldus de geïnterviewden. Bovendien worden cliënten die vrij inlopen
nog steeds geholpen. Een inloopspreekuur is echter niet meer de regel.
“Sinds november maken we telefonisch afspraak. Dat is omdat
het gewoon een gekkenhuis was. ’s Ochtends zaten er 30
mensen voor de deur te wachten. Je kreeg het gewoon niet
afgewerkt en mensen moesten lang wachten. (…) Bovendien
blijven mensen toch nog gewoon komen, ook als ze geen
afspraak hebben. Vandaag hadden we vijf aanwaaiers. En dan
helpen we ze natuurlijk ook. Dan moeten ze misschien alleen iets
langer wachten.” (IOM-districtsmedewerker)
Partnerorganisatie: kenmerken organisatie en rol binnen het project
De Pauluskerk is een laagdrempelige, private organisatie in Rotterdam die
zich al jarenlang inzet voor kwetsbare groepen (drugsverslaafden, daklozen,
illegale vreemdelingen, etc.). Het is een organisatie die landelijk veel
Resultaten
29
bekendheid geniet en bij de doelgroep veel vertrouwen inboezemt. De
Pauluskerk biedt al meer dan tien jaar hulp aan vluchtelingen middels het
vluchtelingenspreekuur van de vluchtelingencoördinator. Het begrip
‘vluchtelingen’ dient hier breed geïnterpreteerd te worden en omvat zowel
illegale vreemdelingen, uitgeprocedeerde asielzoekers als asielzoekers in
procedure zonder recht op opvang en/of verblijf in Nederland. De hulp die
geboden wordt bestaat uit opvang, financiële ondersteuning en juridische
hulpverlening, als ook uit hulp bij terugkeer naar het land van herkomst.
Enerzijds speelde in de beginperiode begrensde middelen een rol in het gaan
bieden van hulp bij terugkeer, anderzijds werd beseft dat het niet mogelijk is
illegale vreemdelingen zónder perspectief in Nederland hun leven lang te
onderhouden, dat hiermee geen bijdrage wordt geleverd aan het verbeteren
van hun situatie en dat langdurige opvang slechts valse verwachtingen kan
scheppen. De Pauluskerk is er dus zelf van overtuigd dat terugkeer voor
sommige groepen vreemdelingen de enige realistische optie is. Zij werkt dan
ook al ongeveer tien jaar met IOM samen en staat positief tegenover
samenwerking met IOM.
Naast ‘vluchtelingenhulp’, kunnen vluchtelingen in de Pauluskerk gebruik
maken van medische zorg en van juridisch advies in algemene zin. Voor dit
laatste houdt een huisadvocaat wekelijks spreekuur in de Pauluskerk. Het
hulpverleningsaanbod van de Pauluskerk is met haar opvang, financiële
ondersteuning, hulp bij terugkeer, medische zorg en juridisch advies breed te
noemen.
Naast het wekelijkse vluchtelingenspreekuur samen met IOM, houdt de
Pauluskerk nog twee keer per week een eigen spreekuur, één keer in de
Pauluskerk en één keer in Galerie Medea. Galerie Medea is oorspronkelijk een
huiskamerproject, gericht op mensen met een Russische achtergrond, omdat
die veel in Rotterdam verblijven. De laatste jaren komen velen van hen onder
valse voorwendselen naar Nederland, bijvoorbeeld via malafide
uitzendbureaus, om werk te vinden. Daarnaast valt op dat er de laatste tijd
meer Afrikanen in Rotterdam verblijven. Intensivering van de samenwerking
met een kerkparochie in het Oude Westen, waar een pastor is die enkele
jaren in Afrika heeft gewerkt, maakt het bieden van hulp aan Afrikanen
eenvoudiger. De pastor is Nederlands, maar kan gezien worden als een
deskundige die de taal spreekt. Deze pastor is ook goed op de hoogte van
IOM en het RRI-project.
In het kader van het project biedt de Pauluskerk IOM een locatie, Galerie
Medea, voor het houden van spreekuren. Daarnaast heeft de Pauluskerk een
Hoofdstuk 4
30
native counselor aangesteld, die gelijktijdig met IOM spreekuur in Galerie
Medea houdt. Eén keer per week wordt de vluchtelingencoördinator van de
Pauluskerk aan dit team toegevoegd. De districtsmedewerker wijst op de
bufferfunctie van de Pauluskerk:
“Iedereen kent de Pauluskerk. De vluchtelingencoördinator werkt
er al zo lang en is echt een buffer voor ons. Andere NGO’s sturen
door naar de Pauluskerk. De vluchtelingencoördinator houdt de
counselinggesprekken met mensen en als ze echt terug willen,
komen ze pas bij ons. In Utrecht [Amsterdam en Den Haag:
toevoeging GR] is er voor de IOM-districtsmedewerkers geen
buffer. Daar worden mensen direct via andere NGO’s naar IOM
doorverwezen.” (IOM-districtsmedewerker Rotterdam).
Gedurende de projectperiode heeft de Pauluskerk aandacht besteed aan het
uitbreiden van de activiteiten naar partnerorganisaties in Rotterdam en
daarbuiten. Zoals uit het projectverloop blijkt, was dit met name in de
maanden maart tot en met mei 2004. Daarnaast is aan het einde van de
projectperiode de Pauluskerk samen met IOM naar Stichting De Ontmoeting
geweest. Daar werd duidelijk dat er binnen het netwerk van de Pauluskerk
instanties zijn die vaak hun cliënten doorverwijzen naar de Pauluskerk voor
hulp, maar niet op de hoogte zijn van (alle taken van) IOM en van de
aanwezigheid van een native counselor. Vandaar dat IOM en de Pauluskerk
binnenkort nog meer projecten en instanties langsgaan.
“Ik dacht dus eigenlijk dat iedereen het wel wist. Maar ze zien
het in zoverre van: nou stuur maar naar die Pauluskerk, dan
komt het wel goed. Die regelen dat wel. Ik had het idee dat de
bekendheid van IOM wel redelijk aanwezig was, maar wat ze niet
weten is - ik noem maar even wat - de nieuwe ontwikkelingen
met Bureau Maatwerk bij terugkeer en medische hulp etc. Dat
IOM en Bureau Maatwerk bij terugkeer nu samenwerken, dat zijn
toch nieuwe dingen. En denk ik wel heel belangrijk om te
weten.” (vluchtelingencoördinator Pauluskerk)
Tot slot heeft de Pauluskerk in het kader van het RRI-project aandacht
besteed aan overdracht van de best practice naar partnerorganisaties in
andere steden. Dit is met name gebeurd middels het uitwisselingen van
Resultaten
31
ervaringen op de door IOM georganiseerde seminars. Het eerste seminar
vond eind juni 2004 plaats, de tweede half november 2004.
Invulling functie native counselor
De invulling van de functie van native counselor in Rotterdam is onder het
RRI-project hetzelfde als onder het Kaukasusproject. De native counselor
heeft door het Kaukasusproject reeds ervaring en een grote
naamsbekendheid opgebouwd. De native counselor ziet haar rol in het
aansluiten bij wat de cliënt wil bereiken en vervolgens samen proberen de
zaak realistisch op een rij te zetten. Als sterke punten van een native
counselor omschrijft zij:
- het snel kunnen doorzien van de houding van de cliënt door een zelfde
culturele afkomst;
- het hebben van gedegen kennis van de veranderende omstandigheden in
het land van herkomst (bijv. over wetsveranderingen op het gebied van
staatsburgerschap);
- het hebben van goede kennis voor het verkrijgen van reisdocumenten in
voormalige Sovjetstaten;
- het hebben van een realistische kijk op toekomstmogelijkheden in
Nederland versus het land van herkomst.
Formeel is de doelgroep onder het RRI-project uitgebreid naar anders-dan-
Russischtaligen. In de praktijk werd echter ook tijdens het Kaukasusproject
reeds hulp aan anderstaligen geboden. Het verschil is dat deze nu
geregistreerd dienen te worden ter verantwoording naar het EVF. Een ander
verschil is dat onder het RRI-project bij Afrikaanse cliënten gebruik gemaakt
kan worden van de kennis en kunde van de native counselors in de andere
steden. Als de Rotterdamse native counselor of de vluchtelingencoördinator
tijdens een counselinggesprek problemen ervaren - bijvoorbeeld door
specifieke vragen, taalbarrière of het vrouw-zijn - dan kunnen zij hen
benaderen voor een telefonisch consult, hen vragen om in Rotterdam langs te
komen, of de cliënt doorverwijzen naar het spreekuur van native counselors
in andere steden. De vluchtelingencoördinator vindt het wenselijk tijdens
haar spreekuur vaker assistentie te hebben van een Afrikaanse native
counselor.
“Ik heb de native counselor uit Utrecht uitgenodigd. Ik vond dat
zelf interessant ten aanzien van Afrikaanse mensen. Die hebben
we natuurlijk ook veel. Ik merkte bij mezelf dat mijn
communicatie met hen niet altijd even makkelijk verloopt. Om
Hoofdstuk 4
32
verschillende redenen. Ik ben natuurlijk vrouw, ik ben blank. Ik
was zelf heel blij met de native counselor. (…) Hij is hier een
aantal keren geweest om met in ieder geval een man te spreken
en daarnaast incidenteel ook met andere mensen. En dat heeft
hij heel erg goed gedaan. (…) En de andere native counselor heb
ik een keer gebeld, om zijn advies te vragen om met iemand te
spreken door de telefoon.” (vluchtelingencoördinator Rotterdam)
Anders dan in eerste instantie afgesproken, heeft de native counselor van de
Pauluskerk geen spreekuur kunnen houden in de andere steden. Hierdoor is
haar aanstelling blijven steken op 0,5 fte en niet uitgebreid naar 1,0 fte. Wel
wordt zij telefonisch benaderd vanuit de andere steden en houdt dan soms
telefonisch een counselinggesprek. Dit heeft echter niet haar voorkeur.
Fysieke aanwezigheid van de cliënt vindt zij erg belangrijk.
“Ik ben wel gebeld dat wel, maar ik ben zelf nooit naar de
andere steden toe geweest. (…) Ik heb ook met
Russischsprekende mensen uit andere steden gesproken over
hun situatie. Dus een counselinggesprek door de telefoon. Ik
vind zelf een counselinggesprek door de telefoon niet zo goed
genoeg, want wanneer je oogcontact hebt met mensen, dan
werkt het anders. Bij migranten kunnen verschillende aspecten
meespelen zoals angst, maar ook ‘werkt ie niet tegen ons’. Het
zou beter zijn als er oogcontact was. Ik vind het belangrijk bij
een counselinggesprek echt met mensen te spreken.” (native
counselor Rotterdam)
Door de nauwe samenwerking met IOM tijdens het Kaukasusproject, is de
Rotterdamse native counselor op de hoogte van de werkwijze van IOM-
districtsmedewerkers. Tijdens het Kaukasusproject nam zij bij drukte of
afwezigheid werkzaamheden van de districtsmedewerker over. Ook nu
verzorgt de native counselor als er geen IOM-districtsmedewerkers aanwezig
zijn de IOM-intake en geeft ze de verkregen informatie door aan de
verantwoordelijke districtsmedewerker.
“De native counselor uit Rotterdam vult bijvoorbeeld ook IOM-
formulieren in als ze tolkt. Dat komt omdat zij al zo’n tijd
ervaring heeft en mij zoveel keer zo’n formulier heeft in zien
vullen, dat ze het makkelijk zelf kan. Dat is bij andere native
Resultaten
33
counselor natuurlijk niet zo.” (IOM-districtsmedewerker
Rotterdam)
Door ziekte heeft de native counselor niet de gehele projectperiode kunnen
counselen. Zij werd gedurende haar afwezigheid zoveel mogelijk vervangen
door een Russischsprekende, die bekend is met de Pauluskerk en de
werkwijze van het IOM. Zijn werkzaamheden beperken zich tot tolken bij
counselinggesprekken.
Realisatie kwantitatieve terugkeerdoelstelling
Zoals uit tabel 4.1 blijkt, zijn uiteindelijk 130 personen met hulp van IOM en
de Pauluskerk onder het RRI-project teruggekeerd. De kwantitatieve
doelstelling met betrekking tot terugkeer is hiermee ruimschoots gehaald
(217%).
De top 5 van landen waar naartoe de meeste personen uit de doelgroep zijn
teruggekeerd is:
1. Servië-Montenegro (22x)
2. Georgië (18x)
3. Iran (12x)
4. Armenië (11x)
5. Rusland (9x)
Op Iran na, zijn dit alle landen waar een Slavische taal wordt gesproken.
Het aantal counselinggesprekken dat gedurende de projectperiode heeft
plaatsgevonden lag voor de doelgroep op 327. Hieruit valt af te leiden dat in
Rotterdam ca. 40% van de counselinggesprekken leidt tot terugkeer14.
Naast de 130 personen uit de doelgroep die zijn teruggekeerd, zijn in
dezelfde periode 311 illegale migranten – dat wil zeggen personen zonder
asielachtergrond - met hulp van IOM en de Pauluskerk teruggekeerd. Bij de
evaluatie van het Kaukasusproject werd wat betreft de hoge aantallen
teruggekeerde illegale migranten gewezen op twee zaken. Enerzijds dat in de
Randstad vanwege betere arbeidskansen verhoudingsgewijs meer illegale
migranten zijn; anderzijds dat onder illegale migranten sprake is van een
hogere terugkeerbereidheid (Weltevrede et al, 2004).
14 Wij realiseren ons daarbij dat de personen die tijdens de projectperiode zijn
teruggekeerd niet per definitie dezelfde personen zijn die tijdens de projectperiode een counselinggesprek hebben gehad.
Hoofdstuk 4
34
Tabel 4.1: Terugkeer van (afgewezen) asielzoekers en illegale migranten met assistentie van IOM-Pauluskerk
September 2003 t/m december 2004, in absolute aantallen*
Land Doelgroep = (afgewezen) asielzoekers Illegale migranten
Aantallen per periode** Aantallen per periode** Aantallen (totaal) 1 e 2 e 3 e 4 e 5 e
Aantallen (totaal) 1 e 2 e 3 e 4 e 5 e
Algerije 1 0 0 0 0 1
Armenië 11 0 4 1 0 6
Bosnië 8 0 0 3 2 3 12 0 0 2 8 2
Brazilië 47 5 10 4 19 9
Bulgarije 1 0 1 0 0 0 47 2 3 7 7 28
China 2 0 0 0 0 2
Colombia 5 0 0 0 5 0
Ethiopië 1 0 0 0 0 1
Georgië 18 2 3 4 3 6
Guinee 2 0 0 1 1 0
Iran 12 0 4 1 5 2
Kameroen 2 0 0 0 2 0
Kirgizië 4 0 0 4 0 0
Kroatië 3 0 0 0 3 0
Libië 1 0 0 0 1 0
Moldavië 1 0 0 1 0 0
Mongolië 6 0 2 1 3 0
Oekraïne 1 0 0 0 0 1 71 4 15 13 28 11
Russische Federatie 9 5 1 0 3 0 29 7 9 3 8 2
Servië-Montenegro 22 1 1 6 10 4
Siërra Leone 1 0 1 0 0 0
Slowakije*** 3 3 0 0 0 0
Soedan 3 0 1 1 0 1
Suriname 3 0 0 3 0 0
Tanzania 1 0 0 1 0 0
Togo 3 0 0 2 0 1
Turkije 4 0 3 0 0 1
Wit-Rusland 2 0 2 0 0 0
Overig (35 landen) 105 13 25 22 25 20
TOTAAL 130 11 23 29 38 29 311 31 62 51 95 72
* Opmerking bij de tabel: het gaat om het aantal vertrekkers vanuit Rotterdam onder het RRI-project, dus met tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie. Het totaal aantal IOM-vertrekkers uit Rotterdam – dus inclusief vertrekkers die zonder tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie zijn vertrokken – ligt hoger. ** 1e periode = september t/m november 2003; 2e periode = december 2003, januari en februari 2004; 3e periode = maart t/m mei 2004; 4e periode = juni t/m augustus 2004; 5e periode = september t/m december 2004. *** sinds 1 januari 2004 zijn terugkeerders naar de 10 nieuwe EU-landen uitgesloten van IOM-hulp, behalve slachtoffers van mensenhandel
Net als bij de doelgroep bestaat ook bij de illegale migranten de top 5 van
landen waar de meeste personen naar zijn teruggekeerd uit vier landen waar
een Slavische taal wordt gesproken:
1. Oekraïne (71x)
2. Brazilië (47x)
3. Bulgarije (47x)
Resultaten
35
4. Rusland (29x)
5. Bosnië (12x)
Het aantal counselinggesprekken onder de illegale migranten lag op 358. Bij
deze groep leidt in Rotterdam ruim 85% van de counselinggesprekken tot
terugkeer15.
Samenvatting en tussentijdse conclusie
Uit voorgaande blijkt dat in Rotterdam de kwantitatieve terugkeerdoelstelling
van het RRI-project ruimschoots is behaald. Verder is opvallend dat in
Rotterdam bijna 2,5 keer zoveel illegale migranten als (afgewezen)
asielzoekers met hulp van IOM en de Pauluskerk zijn teruggekeerd.
Daarnaast valt op dat zich bij beide groepen in de top 5 ‘landen van
terugkeer met behulp van IOM en de Pauluskerk’ vier Slavischtalige landen
bevinden.
Een andere kwantitatieve projectdoelstelling was dat gedurende het gehele
projectjaar counseling in het Russisch door een native counselor op een
Pauluskerk-locatie plaatsvond. Zoals uit het projectverloop duidelijk is
geworden, is de native counselor door ziekte niet altijd aanwezig geweest.
Deze werd echter zoveel mogelijk vervangen door een Russischsprekende,
die bij counselinggesprekken tolkte. De doelstelling is hiermee in iets
aangepaste vorm behaald.
De laatste kwantitatieve projectdoelstelling had betrekking op het
organiseren van twee bijeenkomsten (seminar en follow-up) van de
Pauluskerk en IOM voor de overige partnerorganisaties en native counselors,
waarin het uitwisselen van ervaringen rond de best practice en ondersteuning
aan de partnerorganisaties centraal stond. Uit het projectverloop bleek dat
twee bijeenkomsten zijn gehouden. In die zin is de kwantitatieve doelstelling
behaald. Het eerste seminar is echter pas eind juni 2004 gehouden, wat -
zeker gezien de start van het project in Utrecht in mei 2004 - aan de late
kant was. Dit sluit aan bij de opmerking van verschillende respondenten dat
het RRI-project in algemene zin organisatorisch niet vlekkeloos is verlopen.
In Rotterdam is de best practice, zoals deze onder het Kaukasusproject vorm
had gekregen, voortgezet.
IOM en de Pauluskerk zijn blijven samenwerken en de native counselor heeft
haar werkzaamheden voortgezet. Nog steeds vindt counselen onder één dak
in Galerie Medea plaats, en nog steeds wordt één keer per week gelijktijdig
spreekuur door IOM, de native counselor én de vluchtelingencoördinator van
15 Wij realiseren ons daarbij dat de personen die tijdens de projectperiode zijn
teruggekeerd niet per definitie dezelfde personen zijn die tijdens de projectperiode een counselinggesprek hebben gehad.
Hoofdstuk 4
36
de Pauluskerk gehouden. Galerie Medea is een galerie en huiskamerproject
van de Pauluskerk, waar veel Russischsprekenden komen, waaronder ook
veel illegale (arbeids)migranten. Kenmerkend voor de Pauluskerk is haar
laagdrempelige karakter, haar jarenlange ervaring en grote
naamsbekendheid, zowel lokaal als nationaal, het vertrouwen dat zij bij de
doelgroep inboezemt en het brede hulpverleningsaanbod waarover zij
beschikt. De Pauluskerk houdt al meer dan tien jaar een eigen spreekuur
voor vluchtelingen, waardoor de doelgroep sowieso over de vloer komt. Ook
wordt reeds meer dan 10 jaar hulp bij terugkeer geboden, waardoor IOM als
samenwerkingspartner wordt gezien en niet als vijandige organisatie. De
Pauluskerk heeft zelf de overtuiging dat terugkeer soms goed is.
“Het was gewoon moeilijk om partners in andere steden te
vinden. Waarom? Ik vind dat moeilijk om daar een vinger op te
leggen. Het heeft te maken dat andere organisaties misschien
nog helemaal niet klaar zijn voor het concept ‘meehelpen aan
terugkeer’. Sommige organisaties zijn daar faliekant op tegen.
Het is bij ons natuurlijk al heel lang een bespreekbaar
alternatief.” (vluchtelingencoördinator Pauluskerk)
De native counselor is in Rotterdam goed ingebed en kan zowel het werk van
de vluchtelingencoördinator van de Pauluskerk als dat van de IOM-
districtsmedewerkers overnemen. Wel zorgen IOM en de Pauluskerk dat naar
buiten toe duidelijk is dat het om twee verschillende organisaties gaat. De
native counselor heeft in de afgelopen jaren veel naamsbekendheid
opgebouwd en is een gevestigde naam geworden. Potentiële cliënten uit het
hele land komen voor haar naar de Pauluskerk.
4.2 Het RRI-project in Utrecht
In de interne RRI-richtlijn die in november 2003 is opgesteld, is onder andere
vastgelegd dat IOM-districtsmedewerkers in Utrecht, Amsterdam en Den
Haag en de Pauluskerk in Rotterdam zoeken naar potentiële
partnerorganisaties in de andere drie steden. Volgens het projectplan was het
doel in het eerste half jaar van de projectperiode lokale partnerorganisaties
te vinden waarmee overeenkomsten werden gesloten voor het houden van
IOM-spreekuur op locatie. De lokale partnerorganisaties moesten daarbij aan
drie voorwaarden voldoen: 1) onderdak / hulp bieden aan daklozen, 2) in
Resultaten
37
staat zijn om een native counselor aan te stellen en 3) de mogelijkheid
hebben om de native counselor gelijktijdig met IOM spreekuur te laten
houden op dezelfde locatie.
De IOM-districtsmedewerkers in de steden zijn ook op zoek gegaan naar
native counselors. Volgens het projectplan zouden minimaal twee native
counselors aangesteld moeten worden gedurende minimaal het laatste half
jaar van de projectperiode. Uiteindelijk moesten in Utrecht gedurende de
projectperiode 20 personen uit de doelgroep terugkeren.
Hieronder wordt allereerst het projectverloop in Utrecht beschreven, gevolgd
door de manier waarop het RRI-project uiteindelijk in Utrecht is ingevuld,
waarna wordt ingegaan op realisatie van de kwantitatieve
terugkeerdoelstelling. De paragraaf wordt afgesloten met een samenvatting
en tussentijdse conclusie.
Projectverloop
Een districtsmedewerker in Utrecht krijgt in september 2003 de opdracht op
zoek te gaan naar een lokale partnerorganisatie en een native counselor in
het kader van het RRI-project. Allereerst wordt de native counselor
gevonden. Het gaat om een Soedanees met een uitgebreid netwerk onder de
Soedanese populatie in Nederland. Hij is ruim 11 jaar in Nederland en
spreekt - naast Nederlands - Arabisch en Engels. Hij is daarmee in staat
counselinggesprekken te voeren met zowel asielzoekers van het Midden-
Oosten en de Maghreb als asielzoekers uit de Engelssprekende Afrikaanse
landen. Tijdens zijn asielprocedure heeft hij in het AZC waar hij verbleef als
vrijwilliger gewerkt. Omdat hij veel contact had met instellingen in
Nederland, werd hij door veel lotgenoten gevraagd hen te helpen. Als tolk en
steun voor een Soedanees die terug wilde keren, is hij in contact gekomen
met een IOM-districtsmedewerker in Utrecht. De districtsmedewerker heeft
hem later gevraagd te solliciteren naar de functie van native counselor. Hij
heeft een sollicitatiegesprek gehad met IOM en is later aangenomen bij de
Utrechtse partnerorganisatie voor 18 uur per week.
Bij de zoektocht naar een lokale partnerorganisatie in het kader van het RRI-
project, speelt in Utrecht mee dat de districtsmedewerker sowieso op zoek
was naar een nieuwe spreekuurlocatie. IOM hield voor aanvang van het RRI-
project spreekuur bij het AZC Utrecht. Dit werd echter als een ongeschikte
locatie gezien, omdat de spreekkamer van IOM pal naast het bureau van de
Vreemdelingendienst lag en omdat de lage terugkeercijfers in Utrecht deden
vermoeden dat de drempel voor toeloop van cliënten uit de regio naar het
AZC te hoog was. Er is toen gezocht naar een ‘neutralere’ locatie met een
Hoofdstuk 4
38
centralere ligging, die ook goed toegankelijk is voor illegale vreemdelingen.
Vanaf september 2003 zijn contacten gelegd en gesprekken gevoerd met
verschillende mogelijke partnerorganisaties. Dit waren:
- Stichting Vluchtelingenwerk Utrecht (SVU): een lokale afdeling van
Vluchtelingenwerk Nederland, die juridische hulp biedt aan asielzoekers;
- Stichting Noodopvang dakloze vreemdelingen Utrecht. Deze stichting biedt
opvang aan afgewezen asielzoekers die door SVU zijn aangewezen;
- Interkerkelijke Stichting Kerken en Buitenlanders, een interkerkelijke
organisatie die activiteiten ontplooit met als doel de samenwerking tussen
Nederlanders en mensen met een andere culturele herkomst en religie te
versterken;
- Nachtopvang in zelfbeheer. Dit is een instantie die opvang biedt aan
daklozen;
- het Leger des Heils, dat medische en geestelijke hulp biedt aan daklozen;
- Museumcafé Lombok. Dit is een ontmoetingsplek voor mensen die in
Lombok, een multiculturele wijk in Utrecht, wonen. De contactpersoon
hiervan heeft een uitgebreid netwerk in het circuit van asielzoekers en
illegalen.
- Kruispunt: een ontmoetingscentrum en kringloopwinkel.
Uiteindelijk is de keuze gevallen op Stichting Vluchtelingenwerk Utrecht. In
het eerste kwartaal van 2004 wordt een formeel contract gesloten voor het
bieden van spreekuurruimte in het centrum van de stad. Om de partner aan
IOM te committeren, hecht IOM waarde aan het aanstellen van de native
counselor bij de partnerorganisatie. Omdat Vluchtelingenwerk Utrecht
problemen met coördinatie verwacht, staat zij hier in eerste instantie negatief
tegenover. Uiteindelijk neemt zij de native counselor toch voor 18 uur per
week in dienst en kunnen IOM en de native counselor vanaf mei 2004
wekelijks spreekuur houden bij Vluchtelingenwerk Utrecht. Hoewel de native
counselor in eerste instantie is gevraagd voor het voeren van
counselinggesprekken in zowel Rotterdam, Amsterdam als Utrecht, heeft hij
uiteindelijk in Utrecht een vaste locatie gekregen en gaat op aanvraag naar
de andere steden. In de praktijk komt dit er op neer dat hij enkele keren
naar Rotterdam gaat.
Op dinsdag houden IOM en de native counselor gezamenlijk spreekuur.
Vluchtelingenwerk heeft hiertoe een ruimte op de begane grond van haar
pand in het centrum van de stad ter beschikking gesteld. Het is een
kantoorruimte met twee bureaus. Op woensdagochtend houdt de native
counselor hier een eigen spreekuur.
Resultaten
39
De native counselor in Utrecht is in de eerste maanden niet goed ingewerkt.
Hij heeft één keer kennisgemaakt met de native counselor in Rotterdam en
verder veel zelf uitgezocht. Van het kennismakingsgesprek met de native
counselor in Rotterdam heeft hij opgepikt dat native counselen breder is dan
alleen terugkeervragen behandelen.
“De start was wat moeizaam voor de native counselor. In eerste
instantie moest hij het zelf uitzoeken. Hij heeft toen veel
werkzaamheden gedaan van districtsmedewerkers.” (IOM-
districtsmedewerker Utrecht)
Zoals eerder aangegeven vindt op 29 juni 2004 het seminar plaats waarin
uitwisseling van de best practice tussen partnerorganisaties, de native
counselors en IOM-medewerkers die bij het project betrokken zijn, centraal
staat. Daarna vindt regelmatig onderling contact plaats tussen de drie native
counselors over de eigen invulling die zij geven aan hun functie. Vaak is het
contact telefonisch.
Op 8 oktober 2004 is er een RRI-overleg Utrecht, waarin onder meer
aandacht wordt besteed aan de invulling en taakafbakening van de native
counselor, en aan de samenwerking met Vluchtelingenwerk Utrecht. De
native counselor heeft zich tot nu toe vooral beziggehouden met het houden
van spreekuur en geeft aan dat het moeilijk is de balans te vinden tussen
maatschappelijk werk en IOM-werk. Besloten wordt de werkzaamheden van
de native counselor meer te verplaatsen naar de stad: via netwerken en het
opstellen van een sociale kaart wordt getracht doorverwijzing naar IOM via
de native counselor te bevorderen.
Wat de samenwerking met Vluchtelingenwerk betreft wordt aangegeven dat
deze na een gewenningsperiode goed verloopt. Vluchtelingenwerk is bekend
geraakt met IOM en mede hierdoor is terugkeer binnen Vluchtelingenwerk
een meer en meer bespreekbaar thema geworden.
“De eerste maanden van de samenwerking was het zoeken. IOM
nam ruimte in beslag en was voor Vluchtelingenwerk een rare
eend in de bijt. (…) We hebben nu een gezamenlijke
geschiedenis opgebouwd. Twee werelden zijn bij elkaar gebracht.
IOM is een betrouwbare en plezierige partner gebleken.”
(vertegenwoordiger partnerorganisatie Utrecht)
Hoofdstuk 4
40
De begeleiding van de native counselor vanuit de partnerorganisatie is aan
het begin door tijdgebrek niet optimaal verlopen. Tijdens het overleg van 8
oktober wordt afgesproken dat de begeleiding wordt overgedragen aan een
ander persoon binnen Vluchtelingenwerk. Ook wordt tijdens het overleg door
de IOM-districtsmedewerker en de native counselor aangegeven dat meer
spreekuurruimte en –tijd wenselijk zou zijn. Het gezamenlijke spreekuur
wordt namelijk druk bezocht.
Op 18 november 2004 organiseert IOM een eindseminar, waarbij de nadruk
ligt op de inzet van de native counselors (zie paragraaf 4.5).
Projectopzet: invulling best practice
Ter herinnering: de drie centrale elementen uit de best practice zijn 1) de
inzet van een native counselor, 2) samenwerking met een laagdrempelige
NGO die vertrouwen uitstraalt en openstaat voor mensen in nood en 3)
gelijktijdig spreekuur van IOM en de native counselor van de
partnerorganisatie op een locatie waar de partnerorganisatie spreekuur houdt
(‘counselen onder één dak’). Hieronder wordt op de invulling van deze drie
elementen in Utrecht ingegaan.
Counselen onder één dak
In Utrecht wordt één keer per week gelijktijdig spreekuur gehouden van IOM
en de native counselor bij Vluchtelingenwerk Utrecht, op een ‘neutrale’ en
eenvoudig bereikbare locatie in het centrum van de stad. De native counselor
vindt gezamenlijk spreekuur met IOM erg belangrijk, met name met het oog
op direct overleg met IOM. Voor cliënten is een week wachten soms te lang.
Net als in Rotterdam wordt voor het IOM-spreekuur in Utrecht sinds oktober /
november 2004 op afspraak gewerkt. De native counselor heeft nog wel
inloopspreekuur. Doorverwijzingen van de native counselor naar IOM worden
zoveel mogelijk op dezelfde dag gepland.
“Werken op afspraak is gedaan, omdat soms wachtkamers
helemaal vol liepen. Op deze manier is er tijd voor een cliënt.
Voor elke cliënt wordt een half uur gereserveerd. (…) Dit is niet
strijdig met het principe van ‘counselen onder één dak’. Er wordt
flexibel mee omgegaan. Er is immers een inloopplek-verleden en
bij de native counselor is de inloopmogelijkheid er nog wel. Als
de native counselor iemand krijgt die naar IOM wil, wordt de
afspraak indien mogelijk gepland op dezelfde dag.” (IOM-
districtsmedewerker Utrecht)
Resultaten
41
Op de locatie waar IOM en de native counselor spreekuur houden, voert
Vluchtelingenwerk met name haar inburgeringsactiviteiten uit. De doelgroep
hiervan is een heel andere dan die van IOM en de native counselor. Immers,
inburgeringsactiviteiten worden aangeboden aan personen met een
verblijfsvergunning. Tussen de doelgroep van het onderdeel
‘rechtsbescherming’ van Vluchtelingenwerk, dat het merendeel van de
juridische hulp biedt aan asielzoekers, en de doelgroepen van IOM en de
native counselor zit wel overlap. Dit onderdeel houdt echter voornamelijk
spreekuur op een andere locatie. Op cliëntniveau wordt samengewerkt tussen
IOM, de native counselor en de afdeling Rechtsbescherming van
Vluchtelingenwerk door over en weer door te verwijzen. Vluchtelingenwerk
ziet IOM en de native counselor hierbij als betrouwbare partners.
Partnerorganisatie: kenmerken organisatie en rol binnen het project
Vluchtelingenwerk Utrecht is een lokale afdeling van Vluchtelingenwerk
Nederland. Het is een onafhankelijke stichting die zich richt op de
rechtsbescherming van asielzoekers en de integratie van vluchtelingen in
Utrecht. Vluchtelingenwerk heeft eigen spreekuren, die los staan van het
IOM-spreekuur. Tot enkele jaren geleden was terugkeer binnen
Vluchtelingenwerk Utrecht een beladen thema. Door afname van de instroom
van asielzoekers, het veranderende perspectief van asielzoekers en het
terugkeerbeleid, moest Vluchtelingenwerk Utrecht echter opnieuw haar koers
bepalen. Er is een werkgroep opgericht, waarin gebrainstormd werd over
Vluchtelingenwerk en terugkeer. De native counselor maakte deel uit van
deze werkgroep. De werkgroep, in combinatie met de positieve ervaringen in
de samenwerking met IOM, heeft het taboe op terugkeer bij
Vluchtelingenwerk Utrecht weggenomen en het thema bespreekbaar
gemaakt.
“Vluchtelingenwerk is een stap dichter bij IOM gekomen. Er was
altijd al clusteroverleg waarin Vluchtelingenwerk zat, maar sinds
de komst van de native counselor wordt toch eerder door
Vluchtelingenwerk doorverwezen. De native counselor wekt
vertrouwen, waardoor IOM niet meer een stap te ver is.” (IOM-
districtsmedewerker Utrecht)
Vluchtelingenwerk Utrecht is in 2003 gestart met een (ex-)AMA-project,
‘Perspectief’ genaamd. Binnen dit project is een eigen methodiek ontwikkeld
met betrekking tot het counselen van (ex-) AMA’s richting verblijf in
Hoofdstuk 4
42
Nederland of terugkeer naar het herkomstland. De native counselor heeft
veelvuldig contact met jongeren die via Perspectief naar IOM worden
doorverwezen en gaat op aanvraag langs bij de inloop/internet-huiskamer
van Perspectief.
In het kader van het RRI-project biedt Vluchtelingenwerk Utrecht IOM een
locatie voor het houden van spreekuur. Daarnaast heeft Vluchtelingenwerk
Utrecht een native counselor aangesteld, die zij ook begeleid.
Invulling functie native counselor
In Utrecht wordt de native counselor ingezet voor cliënten die veel zorg
vragen. Het gaat dus om het bieden van hulp in brede zin – niet alleen
terugkeer - aan moeilijke cliënten die veel tijd vragen. De functie van native
counselor is aanvullend op die van IOM-districtsmedewerker, omdat
districtsmedewerkers zich voornamelijk dienen te beperken tot terugkeer en
per cliënt slechts een half uur tijd ter beschikking hebben. Centraal in de
manier van werken van de native counselor staat het langzaam opbouwen
van vertrouwen. Daarna is eventueel terugkeer mogelijk. Door inzet van de
native counselor is in Utrecht terugkeer van zeer gemarginaliseerden onder
het project bewerkstelligd.
“De native counselor in Utrecht doet goed werk. Hij is een
aanvulling op de IOM-districtsmedewerker in de zin dat hij veel
verder kan gaan. Dat heeft veel positief effect. Het heeft ook een
uitstralingseffect op anderen. De culturele achtergrond van de
native counselor is nuttig en hij beschikt over goede
gesprekstechnieken. (…). Door hem zijn enkele drugsgebruikers
en overlastgevers uiteindelijk toch teruggekeerd. (…) De
doelgroep vindt IOM vaak nog wel, maar de kracht van de native
counselor is ‘échte terugkeer’.” (IOM-districtsmedewerker
Utrecht)
In eerste instantie bestond de functie van native counselor in Utrecht
voornamelijk uit het houden van spreekuur. De taakafbakening tussen het
werk van de districtsmedewerker en de native counselor werd daarmee een
punt van bespreking.
“De districtsmedewerker moet wel goed op de hoogte blijven van
de dossiers en een vinger aan de pols kunnen houden. Ik pleit
Resultaten
43
dan ook voor terugkoppelmomenten tussen districtsmedewerker
en native counselor.” (IOM-districtsmedewerker Utrecht)
Later werd in het kader van toeleiding van cliënten meer aandacht besteed
aan het opbouwen van een lokaal netwerk van instellingen waar de doelgroep
te vinden is, en waaruit doorverwijzingen plaats kunnen vinden. Hierdoor is
de naamsbekendheid van de native counselor in het veld aanzienlijk vergroot.
Er wordt vanuit gegaan dat dit zijn vruchten af gaat werpen in de vorm van
meer toeleidingen. Ook heeft de native counselor aandacht besteed aan het
opbouwen van een zorgnetwerk voor zaken als opvang en medische zorg. Het
opzetten van een sociale kaart is vereenvoudigd door gebruik te maken van
het netwerk van een IOM-districtsmedewerker in Utrecht die het project deels
coördineerde.
“Wat de Pauluskerk zelf allemaal in huis heeft aan hulpverlening,
heb ik in kaart gebracht in Utrecht. Als er geen opvang in Utrecht
is te regelen, wijk ik soms uit naar Rotterdam of Amsterdam.”
(native counselor Utrecht)
In Utrecht houdt de native counselor naast het wekelijkse gezamenlijke
spreekuur met IOM nog een extra ochtend spreekuur bij Vluchtelingenwerk
en maakt daarnaast telefonische afspraken en afspraken op locatie. De
functie wordt dus niet alleen op de spreekuurlocatie van Vluchtelingenwerk
uitgeoefend. Spreekuur in andere steden wordt in principe niet gedraaid. Op
aanvraag gaat de native counselor naar de andere steden, soms worden
cliënten naar hem toe doorgestuurd of krijgen zij zijn telefoonnummer voor
een telefonisch consult. Andersom roept de native counselor uit Utrecht soms
de hulp in van de native counselor uit Rotterdam of Den Haag / Amsterdam.
Utrecht kent – zeker in vergelijking met Amsterdam, Rotterdam en Den Haag
– veel populaties met een asielachtergrond en weinig illegale migranten. De
native counselor komt in Utrecht veel Arabischtaligen uit het Midden-Oosten,
Soedanezen en overige Afrikanen tegen. In Utrecht vinden veel
doorverwijzingen naar IOM vanuit het AZC en het COA plaats. Sinds het
najaar van 2004 is hierin een toename te zien, die mogelijk te maken heeft
met de start van het ‘Herintegratieproject terugkeer’, waaronder de financiële
bijdrage voor terugkeer voor (uitgeprocedeerde) asielzoekers aanzienlijk is
verhoogd.
Hoofdstuk 4
44
Realisatie kwantitatieve doelstellingen
Zoals uit tabel 4.2 blijkt zijn onder het RRI-project 41 personen uit de
doelgroep met hulp van IOM en de native counselor uit Utrecht teruggekeerd.
Veruit de meeste mensen zijn teruggekeerd naar Soedan (13x), gevolgd door
Iran (7x). De kwantitatieve projectdoelstelling voor terugkeer is met 41
personen ruimschoots gehaald (205%). De situatie dat er zich in Utrecht een
verhoudingsgewijs grote populatie van (afgewezen) asielzoekers bevindt, kan
bevorderend hebben gewerkt voor het grote aantal terugkeerders uit de
doelgroep. Ook heeft het project door de verlenging van de projectperiode in
Utrecht 8 maanden kunnen draaien (in tegenstelling tot 6 maanden in Den
Haag en Amsterdam (zie hierna)). Het aantal counselinggesprekken dat
gedurende de projectperiode heeft plaatsgevonden lag voor de doelgroep op
64. Hieruit valt af te leiden dat bijna 65% van de counselinggesprekken leidt
tot terugkeer16.
Naast de 41 personen uit de doelgroep die onder het project zijn
teruggekeerd, zijn in dezelfde periode 18 illegale migranten met hulp van
IOM en de native counselor uit Utrecht teruggekeerd. Het merendeel van
deze illegale migranten keerde terug naar Oekraïne (10x).
Het aantal counselinggesprekken onder de illegale migranten lag op 12. Bij
deze groep leidt 2/3 van de counselinggesprekken tot terugkeer.
Tabel 4.2 laat een toename van het aantal terugkeerders in de periode juni
t/m december 2004 zien, als deze periode wordt vergeleken met de maanden
maart t/m mei 2004. Mogelijk komt dit door het ingewerkt raken van de
native counselor en het uitbreiden van zijn netwerk.
16 Wij realiseren ons daarbij dat de personen die tijdens de projectperiode zijn
teruggekeerd niet per definitie dezelfde personen zijn die tijdens de projectperiode een counselinggesprek hebben gehad.
Resultaten
45
Tabel 4.2: Terugkeer van (afgewezen) asielzoekers en illegale migranten met assistentie van IOM – native counselor Utrecht. Mei 2004 t/m december 2004, in absolute aantallen*
Land Doelgroep = (afgewezen) asielzoekers Illegale migranten
Aantallen per periode** Aantallen per periode** Aantallen (totaal) 3 e 4 e 5 e
Aantallen (totaal) 3 e 4 e 5 e
Albanië 1 0 0 1
Azerbeidzjan 1 0 0 1
Djibouti 1 0 1 0
Iran 7 0 5 2 1 0 0 1
Kazakstan 4 0 4 0
Libië 1 0 1 0
Mongolië 2 2 0 0
Nigeria 1 0 1 0
Oekraïne 3 3 0 0 10 1 5 4
Oezbekistan 2 0 2 0
Russische Federatie 3 1 1 1
Servië-Montenegro 3 0 3 0
Siërra Leone 1 0 0 1
Soedan 13 0 1 12
Somalië 1 0 1 0
Syrië 1 0 1 0
Tsjaad 1 0 0 1
Zuid-Afrika 2 0 2 0
TOTAAL 41 5 19 17 18 2 9 7
* Opmerking bij de tabel: het gaat om het aantal vertrekkers vanuit Utrecht onder het RRI-project, dus met tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie. Het totaal aantal IOM-vertrekkers uit Utrecht – dus inclusief vertrekkers die zonder tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie zijn vertrokken – ligt hoger. ** 3e periode = maart t/m mei 2004; 4e periode = juni t/m augustus 2004; 5e periode = september t/m december 2004.
Samenvatting en tussentijdse conclusie
In Utrecht is de kwantitatieve terugkeerdoelstelling van het RRI-project
ruimschoots gehaald. Er zijn in de projectperiode 41 personen uit de
doelgroep met assistentie van IOM en de native counselor uit Utrecht
teruggekeerd, veruit de meeste daarvan naar Soedan (13 personen). Naast
de 41 terugkeerders uit de doelgroep zijn 18 illegale migranten met hulp van
IOM en de native counselor uit Utrecht teruggekeerd.
Volgens het projectplan was het doel in elke stad in het eerste half jaar van
de projectperiode een lokale partnerorganisatie te vinden waarmee een
overeenkomst werd gesloten voor het houden van IOM-spreekuur op locatie.
In Utrecht is in het eerste kwartaal van 2004 – ongeveer een half jaar na de
start van het project - een samenwerkingscontract met Vluchtelingenwerk
Utrecht ondertekend. De IOM-districtsmedewerker en de native counselor
houden gelijktijdig spreekuur op een locatie van Vluchtelingenwerk Utrecht in
het centrum van de stad. Er wordt dus ‘gecounseld onder één dak’. Aangezien
Vluchtelingenwerk Utrecht op de spreekuurlocatie met name haar
Hoofdstuk 4
46
inburgeringsactiviteiten uitvoert, bestemd voor personen met een
verblijfsvergunning, was de locatie voor aanvang van het project geen
laagdrempelige inlooplocatie voor de doelgroep van het RRI-project, in de zin
dat (bijna) uitgeprocedeerde asielzoekers hier spontaan binnenliepen.
Binnen Vluchtelingenwerk Utrecht was bij aanvang van het RRI-project
meewerken aan terugkeer een beladen thema. Gedurende de projectperiode
is hier verandering in gekomen. Vanuit Vluchtelingenwerk is een werkgroep
geformeerd die brainstormde over Vluchtelingenwerk en terugkeer. De native
counselor nam hieraan deel. De werkgroep, in combinatie met de positieve
ervaringen in de samenwerking met IOM, heeft het taboe op terugkeer bij
Vluchtelingenwerk Utrecht weggenomen.
Conform het projectplan is in Utrecht een native counselor aangesteld bij de
partnerorganisatie en wel vanaf mei 2004. De native counselor is van
Soedanese komaf. Uitgaande van de verlengde projectperiode tot en met
december 2004, is voldaan aan het doel de native counselor minimaal het
laatste half jaar van de projectperiode aan te stellen. De native counselor had
bij aanvang echter geen duidelijke functie -omschrijving en heeft zichzelf min
of meer in moeten werken.
Doordat de hulp die Vluchtelingenwerk aanbiedt op de locatie waar IOM
spreekuur houdt niet direct gericht is op de doelgroep van het RRI-project, en
door het – in vergelijking met de Pauluskerk - beperkte hulpverleningsaanbod
van Vluchtelingenwerk, zijn de taken van de native counselor in Utrecht
steeds meer verschoven van de spreekuurlocatie naar het veld. Het doel
hiervan was de doelgroep te vinden en een zorgnetwerk op te bouwen van
voorzieningen (opvang, medische zorg, maaltijdverstrekking, etc.) waarnaar
cliënten doorverwezen kunnen worden.
4.3 Het RRI-project in Den Haag
Net als in Utrecht, moesten in Den Haag in het eerste half jaar van de
projectperiode door IOM-districtsmedewerkers potentiële partnerorganisaties
benaderd worden voor het houden van IOM-spreekuur op locatie. Ook werd
op zoek gegaan naar een native counselor die gedurende minimaal het
laatste half jaar van de projectperiode aangesteld kon worden bij een
partnerorganisatie. Uiteindelijk moesten in Den Haag gedurende de
projectperiode 20 personen uit de doelgroep terugkeren.
De opbouw van deze paragraaf is hetzelfde als die van paragraaf 4.2.
Allereerst wordt het projectverloop in Den Haag beschreven, gevolgd door
Resultaten
47
hoe het RRI-project uiteindelijk in Den Haag is ingevuld, waarna wordt
ingegaan op realisatie van de kwantitatieve terugkeerdoelstelling. De
paragraaf wordt afgesloten met een samenvatting en tussentijdse conclusie.
Projectverloop
In Den Haag heeft de netwerker van de G4 de voorbereidende gesprekken
voor het vinden van een partnerorganisatie gevoerd. In eerste instantie heeft
hij contact gehad met de Kessler stichting, een stichting die onderdak biedt
aan daklozen. Echter, spoedig blijkt dat de doelgroep van het RRI-project hier
nauwelijks komt. Ook wordt gesproken met Vluchtelingenwerk Den Haag.
IOM houdt hier reeds enkele jaren spreekuur. Omdat Vluchtelingenwerk Den
Haag de belangrijkste plaats in Den Haag blijkt te zijn waar vreemdelingen
zonder recht op opvang zich melden, wordt in het voorjaar een
samenwerkingsovereenkomst met Vluchtelingenwerk Den Haag gesloten voor
het bieden van spreekuurruimte aan de IOM-districtsmedewerker en de
native counselor.
Voor het vinden van een native counselor in Den Haag is een interne vacature
uitgezet, die de uiteindelijke native counselor via Vluchtelingenwerk
Amsterdam onder ogen is gekomen. In mei 2004 vindt een sollicitatiegesprek
plaats. Echter, Vluchtelingenwerk Den Haag doet zelf ook een voordracht voor
een native counselor. Het gaat om een ex-vluchtelinge die bij
Vluchtelingenwerk Den Haag stage heeft gelopen. Uiteindelijk doet IOM de
selectie en kiest de persoon die zij zelf heeft voorgedragen: een meneer uit
Burundi die bijna vijf jaar geleden als vluchteling naar Nederland is gekomen
en twee jaar bij Vluchtelingenwerk Amsterdam heeft gewerkt. Hij spreekt
Swahili17, Kirundi, Frans en Russisch. Hij is daarmee in staat asielzoekers uit
verschillende Afrikaanse landen en uit voormalige Sovjet-republieken te
bereiken. Voordat de aanstelling voor 20 uur per week formeel vorm krijgt, is
het enige tijd later. Het bestuur van Vluchtelingenwerk Den Haag wil geen
toestemming verlenen om mee te werken aan een project dat op terugkeer
gericht is. Voor het bestuur is terugkeer nog een taboe. Op de werkvloer zijn
de exitgesprekken voor cliënten van Vluchtelingenwerk die in een uitzichtloze
situatie verkeren al steeds meer gericht op terugkeer. Op de werkvloer is
terugkeer dus niet meer een onbespreekbaar thema. Uiteindelijk geeft het
bestuur van Vluchtelingenwerk toch toestemming voor het project en gaat
het project in juli 2004 in Den Haag van start.
17 Swahili wordt gesproken in West-Afrika, inclusief Somalië, Kenia en Oeganda.
Hoofdstuk 4
48
“De start van het project is twee maanden uitgesteld door het
bestuur. Dat wilde eigenlijk niet meewerken aan terugkeer.”
(partnerorganisatie Den Haag)
De native counselor wordt aangesteld bij Vluchtelingenwerk Den Haag, maar
gaat ook spreekuur houden in Amsterdam (zie paragraaf 4.4.). In Den Haag
houdt de native counselor spreekuur bij PRIME, een actiegroep voor
ongedocumenteerden, en soms, samen met IOM, bij Vluchtelingenwerk Den
Haag. Bij aanvang van het project houdt IOM één keer per week spreekuur
bij Vluchtelingenwerk Den Haag. Dit wordt door drukte op het spreekuur in
november en december uitgebreid naar twee keer per week en wel op
maandag en donderdag.
Op 29 juni, net voor aanvang van het project in Den Haag, vindt het seminar
plaats waarin een rol is weggelegd voor de Pauluskerk om ervaringen met het
werken met IOM en een native counselor uit te dragen. Daarna gaat de
native counselor van start. Hij mist echter een duidelijke taakomschrijving,
omdat de situatie in Den Haag wezenlijk verschilt van die in Rotterdam.
“De native counselor in Rotterdam had het wat dat betreft
makkelijk. Daar komen mensen gewoon binnen, maar in de
andere steden moet je echt naar de doelgroep op zoek.” (native
counselor Den Haag)
In eerste instantie loopt de native counselor mee met de IOM-
districtsmedewerker op het spreekuur. Hij gaat ook bij de native counselor in
Utrecht langs en heeft eind september overleg met de coördinator van het
RRI-project over wat te doen. In eerste instantie wordt aandacht besteed aan
het gelijktijdig spreekuur houden. Later gaat hij ook het veld in op zoek naar
de doelgroep. De tijd hiertoe is echter beperkt. De native counselor geeft aan
dat één werkdag per week in Den Haag te weinig is voor netwerken en het
vinden van mensen op straat.
De begeleiding van de native counselor vanuit Vluchtelingenwerk verloopt in
het begin slecht. De begeleider is overbelast en er zijn daarnaast voor de
partnerorganisatie veel zaken nog niet helder, waardoor aansturing moeilijk
is.
“Er zijn te weinig kaders. De projectopzet, projectbeschrijving en
projecttaken zijn onduidelijk. Ook is onduidelijk of de native
counselor zich moet profileren als IOM-er of niet. (…) Er is weinig
Resultaten
49
aandacht besteed aan overdracht van het ‘kunstje Kristina’.”
(partnerorganisatie Den Haag)
In het RRI-overleg Den Haag van 15 oktober 2004 wordt hier aandacht aan
besteed. Besloten wordt dat IOM de begeleiding van de native counselor
overneemt. Vluchtelingenwerk kan een rol blijven spelen in het toegang
verlenen van de native counselor tot het netwerk van Vluchtelingenwerk. Bij
het leggen van contacten moet de native counselor zich meer profileren als
een medewerker van Vluchtelingenwerk dan als een IOM-medewerker. Om
zijn toegang tot het netwerk van instanties te vergemakkelijken stelt
Vluchtelingenwerk een brief op ter profilering en legitimering van de native
counselor. Op 18 november vindt het slotseminar van het RRI-project plaats.
Projectopzet: invulling best practice
Reeds eerder is aangegeven dat IOM bij de zoektocht naar lokale NGO’s in
Utrecht, Den Haag en Amsterdam geen organisatie heeft gevonden die aan
de drie door IOM gestelde voorwaarden voldeed.
“Een Pauluskerk is niet te vinden in de andere steden. Het was
een probleem een laagdrempelige inlooplocatie te vinden, waar
ook nog spreekuur kon worden gedraaid.” (IOM-netwerker)
De drie voorwaarden voor partnerorganisaties hangen samen met de drie
centrale elementen uit de best practice. Hieronder wordt weergegeven hoe in
Den Haag invulling aan de best practice is gegeven.
Counselen onder één dak
Vluchtelingenwerk Den Haag is van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot
17.00 uur vrij toegankelijk voor vluchtelingen en asielzoekers. In de
wachtruimte is een balie ingericht waar de doelgroep terechtkan met alle
vragen waarop relatief eenvoudig een antwoord te geven is. Daarnaast wordt
vier keer per week (met uitzondering van donderdag) van 10.00 tot 13.30
uur voor cliënten spreekuur volgens afspraak gedraaid. Los van deze
spreekuren houdt IOM bij Vluchtelingenwerk in eerste instantie één keer per
week en aan het einde van de projectperiode twee keer per week
spreekuur18. Gezamenlijk spreekuur met de partnerorganisatie vindt niet
plaats. Wel verwijst Vluchtelingenwerk cliënten door naar IOM. In Den Haag
18 Opmerking: reeds voor aanvang van het RRI-project hield IOM in Den Haag
spreekuur op de locatie van Vluchtelingenwerk.
Hoofdstuk 4
50
is niet structureel sprake van gelijktijdig spreekuur van IOM en de native
counselor. De native counselor werkt gemiddeld één dag per week in Den
Haag, maar houdt dan voornamelijk spreekuur bij PRIME. Voor overleg met
districtsmedewerkers of indien wenselijk in verband met een cliënt, komt de
native counselor naar de spreekuurlocatie van IOM.
Partnerorganisatie: kenmerken organisatie en rol binnen het project
Vluchtelingenwerk Den Haag is een lokale afdeling van Vluchtelingenwerk
Nederland. De stichting komt op voor de belangen van asielzoekers en
vluchtelingen, door zich in te zetten voor hun recht op bescherming, hun
recht op een menswaardige toekomst en door een brugfunctie te vervullen
tussen asielzoekers en vluchtelingen enerzijds en de Haagse samenleving
anderzijds. Maatschappelijke en juridische begeleiding is één van de
kerntaken van Vluchtelingenwerk. Maatschappelijke begeleiding is gericht op
zelfredzaamheid van vluchtelingen en omvat onder ander een
inburgeringstraject. Juridische begeleiding is er voor asielzoekers
(Vluchtelingenwerk Den Haag, 2005).
In het kader van het RRI-project biedt Vluchtelingenwerk Den Haag IOM een
locatie voor het houden van spreekuur. Bovendien heeft Vluchtelingenwerk
Den Haag een native counselor aangesteld, die deels vanuit
Vluchtelingenwerk wordt begeleid. Daarnaast verwijst Vluchtelingenwerk Den
Haag cliënten door naar IOM en/of de native counselor en heeft zij
zorggedragen voor introductie van de native counselor in het netwerk van
instellingen waarmee Vluchtelingenwerk contact heeft, en waar de doelgroep
te vinden is.
“Door Vluchtelingenwerk is de native counselor bekend bij
collega-organisaties. Zo is in oktober een bijeenkomst bij Stek
geweest, een diaconaal bureau van de gereformeerde en
hervormde kerken. Stek beschikt over eigen opvang. Verder
kennen de mensen van het team ‘ongedocumenteerden’ van
Vluchtelingenwerk de native counselor.” (vertegenwoordiger
partnerorganisatie Den Haag)
Invulling functie native counselor
In eerste instantie heeft de native counselor in Den Haag geworsteld met de
vraag hoe de functie van native counselor in te vullen. Er was geen duidelijke
taakomschrijving en de situatie in Rotterdam was dusdanig anders, dat
Resultaten
51
dezelfde invulling in Den Haag niet effectief zou zijn. Als belangrijk onderdeel
van zijn functie ziet de native counselor in Den Haag het veld in gaan op zoek
naar de doelgroep. Hij ziet als ‘zijn cliënten’ mensen die hij zelf heeft
gevonden – en dus niet de mensen die zelf naar IOM zijn gekomen – en die
hij werkelijk heeft begeleid. Het uiteindelijke doel is terugkeer. Aan het einde
van de projectperiode heeft de native counselor goed inzicht in waar de
doelgroep zich bevindt en vindt veel counseling plaats. Het aantal
terugkeerders is echter nog gering (zie ook hierna: realisatie kwantitatieve
terugkeerdoelstelling).
Door de beperkte aanstelling van de native counselor voor werkzaamheden in
Den Haag (ruim 1 dag per week) en het accent dat hij legt op het veldwerk,
vindt gelijktijdig spreekuur met IOM bij Vluchtelingenwerk niet tot nauwelijks
plaats. Wel houdt de native counselor spreekuur bij Prime, waar hij veel
illegalen ontmoet. Illegalen zijn soms bang om bij Vluchtelingenwerk te
komen, aldus de native counselor.
Door het ontbreken van een opvangfunctie en andersoortige hulp dan
juridische hulp bij Vluchtelingenwerk Den Haag, gaat de native counselor ook
het veld in om een netwerk van instanties voor dergelijke voorzieningen op te
bouwen. Vluchtelingenwerk is hierbij behulpzaam. In de loop van het project
heeft de native counselor een netwerk opgebouwd van voorzieningen,
inclusief medische zorg. In Den Haag vindt opvang via Prime plaats.
De native counselor van Den Haag voert zijn werkzaamheden ook ruim één
dag per week in Amsterdam uit (zie ook paragraaf 4.4). In Utrecht e n
Rotterdam werkt hij niet. Wel heeft hij – bijvoorbeeld bij taalbarrières -
contact met de native counselor in Utrecht. Soms verwijst hij cliënten door
naar Utrecht. Met de native counselor in Rotterdam heeft hij contact via het
maandelijks overleg van de drie native counselors met de projectcoördinator,
dat vanaf oktober 2004 van start is gegaan.
Zowel in Den Haag als Amsterdam ziet de native counselor meer illegale
migranten dan (uitgeprocedeerde) asielzoekers. Bijna alle mensen die hij
tegenkomt uit de voormalige Sovjet-Unie zijn illegaal. Als de native counselor
de situatie in Den Haag vergelijkt met die in Amsterdam, valt hem op dat er
in Den Haag ook veel instanties zijn die niet mee willen werken. In Den Haag
probeert hij de doelgroep dan ook zoveel mogelijk direct te benaderen en zijn
telefoonnummer te geven.
Realisatie kwantitatieve terugkeerdoelstelling
Zoals uit tabel 4.3 blijkt zijn onder het RRI-project 8 personen uit de
doelgroep met hulp van IOM en de native counselor uit Den Haag
Hoofdstuk 4
52
teruggekeerd. De kwantitatieve terugkeerdoelstelling van 20 is daarmee voor
40% behaald. De 8 personen die onder het project uit Den Haag zijn
teruggekeerd, komen van overal over de wereld. Mogelijke verklaringen voor
het niet behalen van de terugkeerdoelstelling liggen in de late start van het
project in Den Haag en het moeten opbouwen van een netwerk. Bovendien
heeft de native counselor van Den Haag een aanstelling van 0,5fte, maar
moet hij in die tijd naast Den Haag ook Amsterdam bedienen. De native
counselor in Utrecht – die ook nog een netwerk op moest bouwen – heeft een
aanstelling van 0,5 fte voor alleen Utrecht. Bovendien is het project in
Utrecht anderhalf à twee maanden eerder van start gegaan en is kenmerkend
voor Utrecht – zo geven de respondenten aan - dat er veel (afgewezen)
asielzoekers verblijven. In Den Haag, Amsterdam en Rotterdam zijn
verhoudingsgewijs meer illegale migranten te vinden. De native counselor uit
Den Haag heeft dan ook veel meer contacten gehad met illegale migranten
die uiteindelijk via IOM zijn vertrokken (zie tabel 4.3). Tot slot wordt gewezen
op registratieproblemen als oorzaak voor het niet behalen van de
kwantitatieve doelstelling. Vaak is bijvoorbeeld niet duidelijk of een instantie
uit het netwerk ‘gewoon’ doorverwijst naar IOM o f dat dit via de native
counselor is gebeurd. Zeker gezien het feit dat de native counselor in Den
Haag niet gezamenlijk spreekuur houdt met de IOM-districtsmedewerker,
kunnen cliënten eenvoudig buiten de administratie vallen.
Vanuit Den Haag zijn naast de 8 (afgewezen) asielzoekers gedurende de
projectperiode 21 illegale migranten met hulp van IOM en de native
counselor uit Den Haag naar het land van herkomst teruggekeerd. Van hen
zijn er 15 afkomstig uit Oekraïne (zie tabel 4.3). Net als in Rotterdam zijn er
in Den Haag veel illegale arbeidsmigranten die werken in het Westland. De
terugkeerbereidheid onder deze groep is vaak hoog. De native counselor
beheerst bovendien het Russisch.
Het aantal counselinggesprekken dat gedurende de projectperiode heeft
plaatsgevonden lag voor de doelgroep op 50. Als dit wordt afgezet tegen de 8
terugkeerders, valt op te maken dat 16% van de counselinggesprekken leidt
tot terugkeer19. Bij de illegale migranten ligt dit percentage hoger, namelijk
op bijna 48% (21/44).
19 Wij realiseren ons daarbij dat de personen die tijdens de projectperiode zijn
teruggekeerd niet per definitie dezelfde personen zijn die tijdens de projectperiode een counselinggesprek hebben gehad.
Resultaten
53
Tabel 4.3: Terugkeer van (afgewezen) asielzoekers en illegale migranten met assistentie van IOM – native counselor Den Haag. Juli 2004 t/m december 2004, in absolute aantallen*
Land Doelgroep = (afgewezen) asielzoekers Illegale migranten
Aantallen per periode** Aantallen per periode** Aantallen (totaal) 4 e 5 e
Aantallen (totaal) 4 e 5 e
Ethiopië 1 0 1
Colombia 2 2 0
India 1 0 1
Indonesië 2 2 0
Irak 1 0 1
Iran 1 1 0
Oekraïne 15 7 8
Soedan 1 0 1
Suriname 1 1 0 1 1 0
Tunesië 1 0 1
Turkije 2 1 1
TOTAAL 8 3 5 21 12 9
* Opmerking bij de tabel: het gaat om het aantal vertrekkers vanuit Den Haag onder het RRI-project, dus met tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie. Het totaal aantal IOM-vertrekkers uit Den Haag – dus inclusief vertrekkers die zonder tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie zijn vertrokken – ligt hoger. ** 4e periode = juli en augustus 2004; 5e periode = september t/m december 2004.
Samenvatting en tussentijdse conclusie
In Den Haag is de kwantitatieve terugkeerdoelstelling van het RRI-project
niet gehaald. Er zijn niet 20 maar 8 personen uit de doelgroep met
assistentie van IOM en de native counselor uit Den Haag teruggekeerd. Door
de late start van het project in Den Haag en de beperkte aanstelling van de
native counselor heeft het project te weinig tijd gehad om tot bloei te komen.
Aan het einde van de projectperiode vindt in Den Haag wel veel counseling
plaats – de doelgroep lijkt dus gevonden – maar nog niet zoveel terugkeer.
Naast deze verklaringen voor het niet behalen van de terugkeerdoelstelling
wordt gewezen op registratieproblemen. Doordat in Den Haag de IOM-
districtsmedewerker en de native counselor niet gezamenlijk spreekuur
houden op dezelfde locatie, worden doorverwijzingen door de native
counselor, via een instantie als bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk, niet altijd
onder het project geregistreerd.
Naast de 8 terugkeerders uit de doelgroep zijn uit Den Haag gedurende de
projectperiode 21 illegale migranten met hulp van IOM en de native
counselor teruggekeerd.
In Den Haag is in het voorjaar van 2004 – iets later dan een half jaar na de
start van het project - een samenwerkingscontract met Vluchtelingenwerk
Den Haag ondertekend. IOM houdt spreekuur bij Vluchtelingenwerk. Echter,
Hoofdstuk 4
54
de IOM-districtsmedewerker en de native counselor houden niet gelijktijdig
spreekuur op deze locatie. Counselen onder één dak vindt dus niet plaats. De
native counselor houdt spreekuur bij Prime, een laagdrempelige inlooplocatie
voor ongedocumenteerden. Hier komt de native counselor veel illegalen
zonder asielachtergrond tegen.
In Den Haag is vanaf juli 2004 een native counselor uit Burundi aangesteld.
De formele aanstelling is vertraagd doordat het bestuur van
Vluchtelingenwerk Den Haag in eerste instantie geen medewerking wilde
verlenen aan een terugkeerproject. Op de werkvloer van Vluchtelingenwerk
Den Haag richt men zich echter bij cliënten die in een uitzichtloze situatie
verkeren al steeds meer op terugkeer.
Uitgaande van de verlengde projectperiode tot en met december 2004, is
met de aanstelling vanaf juli 2004 voldaan aan het doel de native counselor
minimaal het laatste half jaar van de projectperiode aan te stellen. De native
counselor mist bij aanvang echter een duidelijke taakomschrijving. De native
counselor in Den Haag realiseert zich dat de situatie in Den Haag wezenlijk
verschilt van die in Rotterdam. Hij besteedt veel tijd aan het opzoeken van de
doelgroep in het veld en aan het opbouwen van een netwerk van instanties
die voorzieningen aanbieden op het gebied van opvang, medische zorg en
maaltijdverstrekking, zodat cliënten hier naartoe doorverwezen kunnen
worden. De partnerorganisatie is behulpzaam bij het opbouwen van het
‘zorgnetwerk’.
4.4 Het RRI-project in Amsterdam
Net als in Utrecht en Den Haag, moesten in Amsterdam in het eerste half jaar
van de projectperiode door IOM-districtsmedewerkers potentiële
partnerorganisaties benaderd worden voor het houden van IOM-spreekuur op
locatie. Ook werd op zoek gegaan naar een native counselor die gedurende
minimaal het laatste half jaar van de projectperiode aangesteld kon worden
bij een partnerorganisatie. Uiteindelijk moesten in Amsterdam gedurende de
projectperiode 20 personen uit de doelgroep terugkeren.
Analoog aan de vorige twee paragrafen wordt in deze paragraaf allereerst het
projectverloop in Amsterdam beschreven, gevolgd door hoe het RRI-project
uiteindelijk in Amsterdam is ingevuld, waarna wordt ingegaan op realisatie
van de kwantitatieve terugkeerdoelstelling. De paragraaf wordt afgesloten
met een samenvatting en tussentijdse conclusie.
Resultaten
55
Projectverloop
Net als in Den Haag heeft de netwerker van de G4 de voorbereidende
gesprekken voor het vinden van een partnerorganisatie in Amsterdam
gevoerd. In de eerste drie maanden van de projectperiode is met de
volgende NGO’s contact opgenomen om mogelijke samenwerking te
bespreken:
- het Leger des Heils, dat materiële en morele ondersteuning aan daklozen
biedt;
- Jongeren op doortocht. Dit is een project dat psychologische, morele en
fysieke ondersteuning biedt aan mensen die illegaal in Nederland
verblijven;
- Afrikahuis, een NGO die onderdak, eten en activiteiten biedt aan
afgewezen asielzoekers uit Afrika. Het Afrikahuis beschikt over een
‘huiskamer’ (laagdrempelige inlooplocatie);
- Werkgroep Ondersteuning Uitgeprocedeerden (WOU). Dit is een
werkgroep die valt onder de Raad van Kerken van Amsterdam en opvang
en juridisch advies biedt aan afgewezen asielzoekers.
In september 2003 wordt het project met WOU en het Afrikahuis besproken,
met wie IOM al een goede werkrelatie heeft. In oktober 2003 geeft het
Afrikahuis aan niet te willen participeren in het project vanwege hoge
verplichtingen in verhouding tot de baten. Een rol speelde daarbij het in
dienst nemen van een native counselor. Ook WOU wenst geen native
counselor in dienst te nemen. Daarnaast voldoet WOU niet aan een tweede
voorwaarde; het heeft niet de beschikking over een ruimte waar IOM en de
native counselor gelijktijdig spreekuur kunnen houden.
In november 2003 worden contacten gelegd met het Leger des Heils, dat
over verschillende aanlooplocaties in Amsterdam beschikt en tevens advies
en opvang biedt. In december 2003 geven zij aan deel te willen nemen aan
het project. Inmiddels is het Afrikahuis toch ove rtuigd geraakt van de
meerwaarde van het project. Zowel het Leger des Heils als het Afrikahuis
worden partnerorganisatie, maar nemen beiden geen native counselor in
dienst. In februari 2004 worden de contracten door beide instanties
goedgekeurd. Vanwege de nauwe samenwerking met het Afrikahuis wordt
ook WOU weer bij het project betrokken. Het gaat echter om een informele
samenwerking; er wordt geen contract opgesteld en ondertekend. Tot slot
wordt in februari 2004 ook Vluchtelingenwerk Amsterdam bij het pro ject
betrokken. Vluchtelingenwerk Amsterdam levert – net als in de voorafgaande
jaren overigens – spreekuurruimte aan IOM. Aangezien geen van de
Amsterdamse partnerorganisaties een native counselor in dienst wil nemen,
Hoofdstuk 4
56
gaat de native counselor die aangeste ld is bij Vluchtelingenwerk Den Haag
ook in Amsterdam werken.
Net als in Den Haag is het project in Amsterdam in juli 2005 van start
gegaan. In de eerste weken is de native counselor iedere dinsdag aanwezig
op het IOM-spreekuur bij Vluchtelingenwerk. Daarna verplaatst de native
counselor zijn spreekuren naar het Afrikahuis en een dagcentrum voor
daklozen van het Leger des Heils. Hij draait slechts op aanvraag spreekuur
met IOM bij Vluchtelingenwerk.
Ook in Amsterdam verschilt de situatie wezenlijk van die in Rotterdam,
waardoor de native counselor in het begin in Amsterdam tegen dezelfde
problemen aanloopt als in Den Haag. Op 21 oktober 2004 vindt RRI-overleg
in Amsterdam plaats, waarin afstemming van de functie van native counselor
en aansturing van de native counselor centraal staan. Met name de
partnerorganisaties Afrikahuis en WOU vragen zich af hoe de native counselor
hen kan ondersteunen in hun werk en wat hij wel en niet mag betekenen in
het kader van terugkeer. Aangegeven wordt dat de native counselor de
anonimiteit van cliënten moet waarborgen, omdat het essentieel is dat
cliënten vertrouwen in de native counselor hebben.
Omdat de native counselor in dienst is van Vluchtelingenwerk Den Haag,
maar ook veel werkzaam is in Amsterdam, is de aansturing van de native
counselor niet optimaal. De projectcoördinator neemt een deel van de
aansturing van de native counselor in Amsterdam over. Op 18 november
vindt het slotseminar plaats bij het Afrikahuis in Amsterdam. Aan het einde
van de projectperiode heeft de native counselor in Amsterdam een groot
netwerk opgebouwd, waarbinnen hij de bekendheid van IOM heeft vergroot.
Mogelijk gaat dit op lange termijn vruchten afwerpen in de zin van meer
toeleidingen naar IOM.
Projectopzet: invulling best practice
Omdat in Amsterdam net als in de Utrecht en Den Haag geen
partnerorganisatie gevonden kon worden die aan de door IOM gestelde
voorwaarden kon voldoen, is samenwerking met meerdere organisaties
gezocht. Hieronder wordt beschreven hoe in Amsterdam door de
partnerorganisaties, IOM en de native counselor invulling is gegeven aan de
drie centrale elementen van het RRI-project.
Counselen onder één dak
Counselen onder één dak vindt in Amsterdam niet plaats; de IOM-
districtsmedewerker en de native counselor houden geen gelijktijdig
Resultaten
57
spreekuur. Een rol speelt hierbij dat de IOM-districtsmedewerkers in
Amsterdam in eerste instantie niet overtuigd waren van het nut van
counselen onder één dak. Zij zagen voor de native counselor met name een
rol weggelegd op laagdrempelige inlooplocaties als het Leger des Heils en het
Afrikahuis, om zo het aantal toeleidingen naar IOM te vergroten. De native
counselor houdt in Amsterdam dan ook bij deze instellingen spreekuur. IOM
houdt twee keer per week – op dinsdag en vrijdag – spreekuur bij
Vluchtelingenwerk Amsterdam. De native counselor komt op aanvraag naar
deze spreekuurlocatie. Los van de IOM-spreekuren houdt Vluchtelingenwerk
Amsterdam zelf drie keer per week een eigen vluchtelingenspreekuur.
Partnerorganisaties: kenmerken organisaties en rollen binnen het project
Vluchtelingenwerk Amsterdam is een lokale afdeling van Vluchtelingenwerk
Nederland. In het kader van het RRI-project biedt Vluchtelingenwerk
Amsterdam een locatie voor het houden van IOM-spreekuur. Daarnaast
verwijst Vluchtelingenwerk soms cliënten naar IOM door.
Het Afrikahuis is een NGO die onderdak, eten en activiteiten biedt aan
afgewezen asielzoekers uit Afrika. De organisatie is nog niet erg ingesteld op
terugkeer. Het Afrikahuis beschikt over een laagdrempelige inlooplocatie
(huiskamer). In het kader van het RRI-project biedt het Afrikahuis de native
counselor een plek om spreekuur te houden. De bezoekers van de huiskamer
- potentiële cliënten – leren hiermee de native counselor kennen.
Het Leger des Heils biedt materiële en morele ondersteuning aan daklozen,
waaronder (uitgeprocedeerde) asielzoekers. Het beschikt in Amsterdam over
verschillende aanlooplocaties en heeft opvangplekken ter beschikking. In het
kader van het RRI-project heeft het Leger des Heils de native counselor op
een laagdrempelige inlooplocatie een ruimte ter beschikking gesteld voor het
houden van spreekuur. Potentiële cliënten leren hiermee de native counselor
kennen. Daarnaast biedt het Leger des Heils ruimte in de nachtopvang.
De Werkgroep Ondersteuning Uitgeprocedeerden (WOU) is een werkgroep die
valt onder de Raad van Kerken van Amsterdam en sinds 1991 juridisch advies
biedt aan afgewezen asielzoekers en asielzoekers in procedure die geen recht
meer hebben op opvang. Het belangrijkste werk is een juridische beoordeling
van de situatie. Als er mogelijkheden zijn, wordt een nieuwe procedure
opgestart. Zo niet, dan wordt over terugkeer gesproken. Terugkeer is voor
WOU geen taboe.
Sinds 1998 is aan het juridisch adviseren het bieden van opvang en financiële
ondersteuning toegevoegd. De opvang zit verspreid door de stad en is deels
in eigen beheer. Tot 1998 was het bieden van opvang niet nodig, omdat de
Hoofdstuk 4
58
overheid deze toen nog verzorgde. Bovendien kwam de grote stroom
asielzoekers na begin jaren ’90. Door toename van het aantal hulpvragen
heeft WOU zich in de loop der jaren steeds meer genoodzaakt gezien te
selecteren. Hierdoor worden meer mensen gewezen op de mogelijkheid van
terugkeer. Het contact met IOM bestond reeds voor het RRI-project. Sinds
IOM spreekuur houdt in Amsterdam is het contact tussen IOM en WOU
vereenvoudigd. WOU is van mening dat het IOM-spreekuur zo toegankelijk
mogelijk moet zijn. WOU is dan ook geen voorstander van de invoering van
‘spreekuur op afspraak’ door IOM.
“Ik vind het hopeloos. Soms wil je mensen gewoon zo snel
mogelijk op het spreekuur krijgen, bijvoorbeeld omdat ze in
erbarmelijke omstandigheden verkeren of gewoon omdat je
gebruik wil maken van het moment. Een week wachten is dan
soms te lang.” (vertegenwoordiger WOU)
WOU biedt geen hulp aan illegale migranten. Dit en het feit dat WOU niet
beschikt over een huiskamer, maakt het grote verschil met de Pauluskerk.
WOU is een informele samenwerkingspartner in het kader van het RRI-
project. Het vervult de functie van doorverw ijzer naar IOM; de native
counselor en IOM verwijzen op hun beurt door naar WOU. WOU biedt in het
kader van het project ook onderdak aan terugkeerders in spe. WOU beschikt
niet over een laagdrempelige inlooplocatie (huiskamer) en heeft voor de
native counselor en/of IOM geen ruimte ter beschikking voor het houden van
spreekuur.
Geen van de Amsterdamse partnerorganisaties heeft een native counselor in
dienst genomen. Het is de native counselor van Vluchtelingenwerk Den Haag
die ook één dag per week in Amsterdam werkt.
Invulling functie native counselor
Aangezien de native counselor in Amsterdam dezelfde is als die in Den Haag,
is de invulling van de functie ook vergelijkbaar. Ook in Amsterdam was er in
eerste instantie onduidelijkheid over de taakomschrijving, maar heeft de
invulling van de functie zich uiteindelijk uitgekristalliseerd. De native
counselor is met name bezig met het voorwerk: vertrouwen kweken bij de
doelgroep en toeleiden naar IOM. Voor de native counselor is een belangrijke
rol weggelegd in het veld, op zoek naar de doelgroep. Door deze invulling van
Resultaten
59
de functie is de taakverdeling tussen districtsmedewerker en native counselor
helder en goed gescheiden.
De native counselor houdt spreekuur bij twee van de partnerorganisaties: het
Leger des Heils en het Afrikahuis. Doordat er geen gelijktijdig spreekuur met
IOM bij Vluchtelingenwerk wordt gehouden, is er geen ‘thuishaven’ voor de
native counselor.
“Voor de native counselor in Amsterdam was er geen vast honk.
Vluchtelingenwerk Amsterdam was zeker niet een soort
thuishaven voor de native counselor. Er was niet echt plek voor
hem.” (IOM-districtsmedewerker Amsterdam)
De native counselor heeft bij de invulling van zijn functie in Amsterdam
nauwere relaties met de partnerorganisaties dan in Den Haag. Zowel bij het
Afrikahuis als bij het Leger des Heils komt de native counselor wekelijks over
de vloer als hij er spreekuur houdt. Voor WOU vervult de native counselor
een adviesfunctie, zowel naar de organisatie zelf als naar de doelgroep van
de organisatie toe. Daaromheen heeft de native counselor nog een breed
netwerk van instellingen en voorzieningen opgebouwd, dat op de hoogte is
van wat de native counselor zoal doet en waarvan de native counselor
gebruik kan maken. Ook een gezondheidscentrum maakt onderdeel uit van
het netwerk. Onlangs zijn aan het netwerk twee Amsterdamse
migrantenkerken toegevoegd.
Door de nauwere samenwerking met (partner-)organisaties in Amsterdam en
doordat Amsterdam de woonplaats van de native counselor is, ervaart hij zijn
werk in Amsterdam als eenvoudiger dan in Den Haag. Net als in Den Haag
ziet de native counselor in Amsterdam meer illegale migranten dan
(uitgeprocedeerde) asielzoekers.
Realisatie kwantitatieve doelstellingen
Zoals uit tabel 4.4 blijkt zijn onder het RRI-project 3 personen uit de
doelgroep – allen uit voormalige Sovjetstaten - met hulp van IOM en de
native counselor uit Amsterdam teruggekeerd. De kwantitatieve
terugkeerdoelstelling van 20 is daarmee voor 15% behaald. Mogelijke
verklaringen voor het niet voor 100% behalen van de terugkeerdoelstelling
van het project zijn dezelfde als die voor de Haagse situatie:
- de late start van het project in Amsterdam;
- het nog moeten opbouwen van een netwerk;
Hoofdstuk 4
60
- de beperkte aanstelling van de native counselor voor het uitvoeren van
zijn werkzaamheden in Amsterdam;
- het verhoudingsgewijs geringe aantal uitgeprocedeerde asielzoekers in
Amsterdam in vergelijking met Utrecht;
- registratieproblemen doordat de native counselor en IOM-
districtsmedewerker niet gezamenlijk spreekuur houden.
“De native counselor heeft een registratieverplichting naar de
projectcoördinator toe. De gegevens uit het registratiesysteem
van IOM worden gecheckt met de registratie van de native
counselor om zo de aantallen te verbeteren. Er slippen nogal
eens mensen doorheen die ten onrechte niet op het RRI-project
worden geboekt.” (IOM-districtsmedewerker Amsterdam)
Een districtsmedewerker voegt aan deze verklaringen nog een mogelijke
verklaring toe en wel dat de Afrikaanse doelgroep een moeilijkere is dan de
Russischsprekende:
“De doelgroep van de native counselor uit Burundi is moeilijker.
De terugkeerdrempel is bij zijn doelgroep hoger en er zijn
minder mensen van in Nederland aanwezig.” (IOM-
districtsmedewerker Amsterdam)
Tot slot wijst de projectcoördinator op de transitfunctie van Amsterdam als
mogelijke verklaring. De Afrikaanse doelgroep blijft over het algemeen niet
lang in Amsterdam, maar trekt door naar andere Europese steden waar meer
kans is op een betere toekomst.
Tabel 4.4 laat ook zien dat gedurende de projectperiode 9 illegale migranten
met hulp van IOM en de native counselor uit Amsterdam zijn teruggekeerd en
wel naar landen verspreid over de hele wereld.
Het aantal counselinggesprekken dat gedurende de projectperiode heeft
plaatsgevonden lag voor de doelgroep op 73. Als dit wordt afgezet tegen de 3
terugkeerders, valt op te maken dat ca. 4% van de counselinggesprekken
leidt tot terugkeer20. Bij de illegale migranten ligt dit percentage hoger,
namelijk op bijna 20% (9/46).
20 Wij realiseren ons daarbij dat de personen die tijdens de projectperiode zijn
teruggekeerd niet per definitie dezelfde personen zijn die tijdens de projectperiode een counselinggesprek hebben gehad.
Resultaten
61
Tabel 4.4: Terugkeer van (afgewezen) asielzoekers en illegale migranten met assistentie van IOM – native counselor Amsterdam. Juli 2004 t/m december 2004, in absolute aantallen*
Land Doelgroep = (afgewezen) asielzoekers Illegale migranten
Aantallen per periode** Aantallen per periode** Aantallen (totaal) 4 e 5 e
Aantallen (totaal) 4 e 5 e
Ghana 3 1 2 India 2 2 0
Nigeria 1 1 0
Oekraïne 1 0 1 2 0 2
Roemenië 1 0 1
Russische Federatie 2 0 2
TOTAAL 3 0 3 9 4 5
* Opmerking bij de tabel: het gaat om het aantal vertrekkers vanuit Amsterdam onder het RRI-project, dus met tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie. Het totaal aantal IOM-vertrekkers uit Amsterdam – dus inclusief vertrekkers die zonder tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie zijn vertrokken – ligt hoger. ** 4e periode = juli en augustus 2004; 5e periode = september t/m december 2004.
Samenvatting en tussentijdse conclusie
In Amsterdam is de kwantitatieve terugkeerdoelstelling van het RRI-project
niet gehaald. In plaats van 20 zijn 3 personen uit de doelgroep met
assistentie van IOM en de native counselor uit Amsterdam teruggekeerd.
Verklaringen hiervoor zijn vergelijkbaar met die in Den Haag. Naast de 3
terugkeerders uit de doelgroep zijn gedurende de projectperiode uit
Amsterdam 9 illegale migranten met hulp van IOM en de native counselor
teruggekeerd.
In Amsterdam zijn in februari 2004 – een half jaar na de start van het project
– samenwerkingscontracten met drie partnerorganisaties ondertekend:
Vluchtelingenwerk Amsterdam, het Leger des Heils en het Afrikahuis.
Daarnaast is gedurende het project informeel samengewerkt met WOU. In
Amsterdam wordt geen invulling gegeven aan counselen onder één dak.: IOM
en de native counselor houden niet gelijktijdig spreekuur op de IOM-
spreekuurlocatie bij Vluchtelingenwerk Amsterdam. Een verklaring hiervoor is
dat de IOM-districtsmedewerkers in Amsterdam in eerste instantie niet
overtuigd waren van het nut van counselen onder één dak. Zij zagen voor de
native counselor met name een rol weggelegd op laagdrempelige
inlooplocaties om zo het aantal toeleidingen naar IOM te vergroten. De native
counselor hield dan ook spreekuur bij een laagdrempelige inlooplocatie van
het Leger des Heils en bij het Afrikahuis.
In Amsterdam is geen native counselor aangesteld. De native counselor uit
Den Haag is vanaf juli 2004 werkzaamheden in Amsterdam gaan verrichten.
Net als in Den Haag mist de native counselor in Amsterdam bij aanvang van
Hoofdstuk 4
62
zijn werkzaamheden een duidelijke taakomschrijving. De native counselor
besteedt in Amsterdam veel tijd aan het opzoeken van de doelgroep in het
veld en aan het opbouwen van een netwerk van instanties die voorzieningen
aanbieden op het gebied van opvang, medische zorg en maaltijdverstrekking,
zodat cliënten hier naar doorverwezen kunnen worden. De
partnerorganisaties bieden deels deze voorzieningen, maar het zorgnetwerk
wordt ook daarbuiten uitgebreid. In vergelijking met Den Haag is in
Amsterdam de samenwerking met het (zorg)netwerk intensiever.
Uit bovenstaande blijkt dat in Amsterdam - net als in Utrecht en Den Haag -
een eigen invulling aan de best practice is gegeven, en dat de werkwijze uit
Rotterdam niet zomaar te kopiëren valt.
“De werkwijze uit Rotterdam valt niet te kopiëren. Rotterdam is
uniek. In andere steden is het versnipperd over meerdere
organisaties. In Amsterdam is inmiddels wel een eigen netwerk
opgebouwd. Een probleem in Amsterdam is een gebrek aan
opvangplekken voor de circa twee weken waarin mensen
nadenken over al dan niet terugkeren. IOM betaalt pas opvang
als het ticket er is.” (IOM-districtsmedewerker Amsterdam)
4.5 De functie van native counselor
Uit voorgaande is duidelijk geworden dat de manier van werken die in
Rotterdam wordt toegepast niet zomaar te kopiëren is naar andere steden.
Zo konden bijvoorbeeld nergens partnerorganisaties gevonden worden die
aan de drie door IOM gestelde voorwaarden (laagdrempelige inlooplocatie,
gezamenlijk spreekuur IOM en native counselor, en het in dienst nemen van
een native counselor) voldeden. Als gevolg hiervan was de uitgangspositie in
de andere steden anders dan in Rotterdam en behoefde de best practice in
deze steden een andere invulling. Hierdoor ontstond op de werkvloer
onduidelijkheid over zaken als wie waarvoor verantwoordelijk was, functie-
en taakomschrijvingen en over het doel van de inzet van native counselors.
Zoals aan het begin van hoofdstuk 4 aangegeven, was het draagvlak voor het
RRI-project bij personen die niet bij het Kaukasusproject betrokken waren
geweest in eerste instantie beperkt. Vanaf oktober 2004 is onder meer door
de inzet van de projectcoördinator veel aandacht besteed aan het vergroten
Resultaten
63
van het draagvlak onder IOM-districtsmedewerkers en partnerorganisaties,
als ook aan de inhoudelijke begeleiding van de native counselors.
I: “Hoe was de organisatie van het RRI-project?”
R: “De organisatie kan altijd beter. Wat er mis ging is dat er
vanaf het begin geen goede aanpak was. Het project begon na
een half jaar pas echt te draaien. […] Onder het project kunnen
in principe hele nuttige dingen gebeuren. Daar had wel meer
aandacht voor mogen zijn. Het was ook dat er bij IOM steeds
opnieuw iemand nieuw kwam. Dat was eerst die en dan een
andere en dan een nog een ander. Dat kan ook gebeuren in het
leven, dat iemand ziek wordt of iets anders gaat doen. Alleen
had het wel even goed aangepakt mogen worden; dat het
project er niet onder te leiden had…” (native counselor
Rotterdam)
In de interviews is veelvuldig gewezen op de centrale rol van de native
counselor binnen de best practice, maar dat hieruit meer te halen viel dan
onder het project is gebeurd. In de laatste maanden is wat dat betreft een
inhaalslag gemaakt. In deze paragraaf wordt dan ook ingegaan op de functie
van native counselor, de toegevoegde waarde ervan, als ook op vereiste
kwaliteiten en institutionele randvoorwaarden waaraan instellingen moeten
voldoen.
De native counselor
Het oorspronkelijke doel van de inzet van de native counselor is het
ondersteunen van het maatschappelijk werk in brede vorm. Het omvat meer
dan alleen hulp bij terugkeer. De native counselor wordt gezien als een
maatschappelijk werker met een brugfunctie tussen IOM en lokale NGO’s.
Door deze brugfunctie is netwerken een belangrijke taak van de native
counselor. Bij het netwerken gaat het enerzijds om het in contact komen met
de doelgroep en anderzijds om het opbouwen van een netwerk van instanties
waarnaar cliënten doorverwezen kunnen worden. In Rotterdam was
netwerken ten tijde van het RRI-project minder cruciaal. Immers, de
Pauluskerk had al een laagdrempelige inlooplocatie, breed eigen
hulpverleningsaanbod en een groot netwerk ter beschikking.
“Vanwege het ontbreken van een inlooplocatie waar ook
spreekuur gehouden kan worden, is in de andere steden een
Hoofdstuk 4
64
andere werkwijze vereist dan in Rotterdam. De native counselor
moet daar meer netwerken. In Rotterdam is dat niet nodig.”
(IOM-netwerker)
Het opbouwen van een netwerk is tijdsintensief. Eén respondent omschrijft
het als volgt:
“Ik vind dat het project toch niet genoeg tijd heeft gehad om te
slagen. Het was pas laat dat andere partnerorganisaties in
andere steden boven zijn gekomen. Er is gewoon zoveel tijd
verspild om een netwerk op te bouwen, op zoek te gaan naar die
partnerorganisaties. Dat kost ook tijd. En dat was niet fout; dat
is gewoon zo. Ga je netwerken dan kan je pas na een tijdje de
resultaten zien.” (native counselor Rotterdam)
Tijdens het project wordt meer en meer duidelijk dat de toegevoegde waarde
van de native counselor niet alleen in kwantitatieve zin (terugkeercijfers) uit
te drukken is, maar dat juist de kwaliteit van het werk zo belangrijk is. Zo
heeft de native counselor in Utrecht veel ‘moeilijke’ mensen laten terugkeren,
zoals mensen met medische of psychiatrische klachten en verslaafden. De
native counselors zelf zien hun kracht in de volgende vijf punten:
1. een groot gevoel van betrokkenheid bij de doelgroep door een
gezamenlijke achtergrond. De native counselors zijn bijvoorbeeld
lotgenoot (asielverleden), landgenoot, cultuurgenoot of geloofs genoot van
de doelgroep. Dit wekt vertrouwen.
2. dezelfde culturele achtergrond als de doelgroep, wat drempelverlagend
werkt, tot begrip leidt en een snelle analyse van de situatie mogelijk
maakt.
3. dezelfde non-verbale en verbale taal als de doelgroep. Dit werkt
tijdbesparend en zorgt voor minder ruis.
4. kennis van de Nederlandse samenleving, wetgeving, regelgeving e.d.,
waardoor goed en realistisch advies gegeven kan worden.
5. flexibiliteit. De native counselors zijn niet agenda- en kantoorgebonden.
Ze hebben een inloopspreekuur en spreken bijvoorbeeld ook af op locaties
in de stad als de cliënt hier de voorkeur aan geeft.
Niet alleen voor de cliënten, maar ook voor de partnerorganisaties en
districtsmedewerkers heeft de native counselor een toegevoegde waarde. De
native counselor is niet alleen op de hoogte van de situatie in het land van
Resultaten
65
herkomst, maar ook van de Nederlandse situatie en van de werkwijze van
IOM. Daarnaast lopen contacten met ambassades sneller en soepeler,
doordat de native counselor de taal van de ambassade beheerst en
ambassades vertrouwen hebben in de native counselor. In de laatste
maanden van het project wordt dan ook gerealiseerd dat uitwisseling van
kennis van de native counselors naar de partnerorganisaties en IOM-
districtsmedewerkers meer structureel plaats moet vinden. Dit vergroot de
wederzijdse betrokkenheid. Bovendien wordt door het ‘zichtbaar maken’ van
de kennis en kunde van de native counselors het draagvlak voor het RRI-
project vergroot. De native counselors kunnen vertellen over (culturele)
achtergronden van hun doelgroep, maar bijvoorbeeld ook over
mensenhandel.
“Dat is wederom niet zo heel erg sterk qua methodiek, maar qua
wijze van benaderen en hoe mensen uit andere culturen denken.
Afrikaanse mensen zijn bijvoorbeeld gewend om veel meer in
familieverband te leven en dat een oudere persoon voor hen
beslissingen neemt. Ik was dat niet gewend en ik wist dat
helemaal niet. Het is heel goed om dat een keer te horen. Ik zag
in gesprekken dat mijn cliënt veel meer reageerde op deze
oudere Afrikaanse native counselor dan op mij. Ja, de cliënt
reageerde ook op mij, maar...” (vluchtelingencoördinator
Pauluskerk).
In de laatste maanden van het project is ook meer aandacht besteed aan een
uitgebreidere dossiervoering door de native counselors. Hierdoor krijgt IOM
beter zicht op de doelgroep die de native counselors bedienen, zowel qua
achtergrondkenmerken, qua hulpvragen als qua motivatie om al dan niet
terug te keren. Ook heeft de projectcoördinator de native counselors
uitgebreid casussen laten beschrijven. Hiermee werd inzichtelijk hoe de
native counselors te werk gaan, maar ook de veelheid aan contacten die
cliënten vaak met verschillende instanties hebben. Inzicht hierin maakt het
afstemmen van werkzaamheden tussen de verschillende instanties
eenvoudiger.
Vereiste kwaliteiten
Hoewel de vereiste kwaliteiten voor het vervullen van de functie van native
counselor natuurlijk deels afhankelijk zijn van de lokale invulling ervan, zijn
Hoofdstuk 4
66
enkele algemene kwaliteiten en/of vaardigheden te noemen die van belang
zijn. Door respondenten is op de volgende punten gewezen:
- contactvaardig;
- vertrouwen uitstralen / integriteit;
- goed kunnen luisteren / empathisch vermogen;
- beschikken over goede gesprekstechnieken;
- professionaliteit;
- geen agendacultuur;
- niet afwijzend tegenover terugkeer staan;
- kennis van de culturele achtergrond van de doelgroep;
- kennis van de taal van de doelgroep;
- kennis van de lokale sociale kaart;
- kunnen netwerken;
- goed ingevoerd zijn in Nederland, in de zin van goed geïntegreerd zijn en
de Nederlandse taal zowel schriftelijk als mondeling goed beheersen;
- goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in het herkomstland.
Wat de kennis van taal en cultuur betreft, wordt vooral de culturele
achte rgrond als drempelverlagende factor gezien.
“Een native counselor moet niet alleen de taal beheersen. Want
bijvoorbeeld ik kan wel Engels spreken, maar ik ben daarvoor
geen native counselor, want ik ken die cultuur niet heel goed. Ik
kan tien jaar in Engeland wonen, maar nog steeds blijven er
aspecten, mentaliteit die je niet kent. Een belangrijke is dus
culturele achtergrond. En ook het vermogen hebben om met
mensen te praten, om te zien, het hebben van algemene kennis
van psychologie, maatschappelijk werk en gewend zijn om met
mensen te werken.” (native counselor Rotterdam)
Institutionele randvoorwaarden
Het project heeft duidelijk gemaakt dat aan bepaalde institutionele
randvoorwaarden voldaan moet zijn wil de functie van native counselor goed
uit te voeren zijn. De belangrijkste door de respondenten genoemde
voorwaarden zijn:
- een duidelijke afstemming van de rol en grenzen van de native counselor
met de partnerorganisatie(s) en met IOM. Niet de lokale invulling van de
functie van native counselor is het probleem, maar het niet expliciteren
Resultaten
67
ervan, waardoor over en weer onduidelijkheid bestaat over taken en
verantwoordelijkheden;
- een goede inwerkperiode en begeleiding van de native counselor.
Omdat de native counselors in dienst zijn bij partnero rganisaties, vindt
ook de begeleiding van de native counselor in eerste instantie door de
partnerorganisatie plaats. Dit kan echter voor onduidelijkheid zorgen,
omdat de native counselor – met uitzondering van Rotterdam – meer met
IOM-districtsmedewerkers dan met de partnerorganisatie(s) te maken
heeft;
- een werkplek voor de native counselor, bij voorkeur op een locatie van de
partnerorganisatie waar ook de IOM-districtsmedewerker spreekuur
houdt;
- ondersteuning door de partnerorganisatie bij het o pzetten van een lokaal
netwerk. De partnerorganisatie moet de native counselor promoten;
- visitekaartjes voor de native counselor ter profilering en legitimering in
het veld.
69
Hoofdstuk 5 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
In dit afsluitende hoofdstuk worden in paragraaf 5.1 de resultaten
samengevat door de onderzoeksvragen te beantwoorden. Vervolgens worden
in paragraaf 5.2 conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
5.1 Samenvatting
De centrale onderzoeksvraag is:
Is de best practice uit Rotterdam overdraagbaar naar andere steden en
anderstalige doelgroepen?
Uit de resultaten blijkt dat de best practice die in Rotterdam ontwikkeld is,
niet zomaar overdraagbaar is naar andere steden. In Utrecht, Den Haag en
Amsterdam konden geen partnerorganisaties gevonden worden die net als de
Pauluskerk voldeden aan de drie door IOM gestelde voorwaarden voor
partnerorganisaties, te weten21:
a) de beschikking hebben over een laagdrempelige inlooplocatie voor de
doelgroep;
b) de mogelijkheid hebben IOM en de native counselor gelijktijdig spreekuur
te laten houden op deze laagdrempelige inlooplocatie en
c) de mogelijkheid hebben een native counselor in dienst te nemen.
Daarnaast geven andere elementen de samenwerking tussen IOM en de
Pauluskerk een uniek karakter, waardoor de overdraagbaarheid van de best
practice naar andere steden wordt bemoeilijkt (zie voor deze elementen
onderzoeksvraag 5).
De overdraagbaarheid van de best practice naar anderstalige doelgroepen is
ook niet vanzelfsprekend. Respondenten gaven aan dat de Russischsprekende
doelgroep, waar de Rotterdamse native counselor veel voor counselt, toch
een andere is dan bijvoorbeeld Afrikaanse doelgroepen. Onder de
Russischsprekende populatie bevinden zich bijvoorbeeld veel illegale
21 De eerste twee door IOM gestelde voorwaarden zijn hier iets scherper
geformuleerd. Dit omdat gedurende het onderzoek duidelijk werd dat het hier eigenlijk om draait.
Hoofdstuk 5
70
migranten, die over het algemeen eerder en makkelijker terugkeren dan
mensen met een asielachtergrond. Ook zaken als het nog in bezit hebben van
geldige reisdocumenten spelen hierbij een faciliterende rol.
De eerste deelonderzoeksvraag is:
Zijn de doelstellingen met betrekking tot feitelijke, vrijwillige terugkeer die
onder het RRI-project zijn geformuleerd, bereikt?
De resultaten laten zien dat de kwantitatieve terugkeerdoelstellingen van het
RRI-project in Rotterdam en Utrecht wel, maar in Den Haag en Amsterdam
niet zijn bereikt22.
In Rotterdam is met 130 terugkeerders onder de doelgroep van het RRI-
project de doelstelling van 60 ruimschoots gehaald. Daarnaast zijn gedurende
de projectperiode 311 illegale migranten met hulp van IOM en de native
counselor uit Rotterdam vertrokken. Voor beide groepen bevinden zich in de
top 5 van terugkeerlanden vier landen waar een Slavische taal wordt
gesproken. De native counselor beheerst de Slavische talen.
In Utrecht was de kwantitatieve terugkeerdoelstelling van het RRI-project op
20 personen geste ld. Met 41 terugkeerders uit de doelgroep is deze dus ook
ruimschoots gehaald. De meeste van hen zijn afkomstig uit Soedan, het land
waar de native counselor oorspronkelijk vandaan komt. Naast de 41
terugkeerders uit de doelgroep zijn gedurende de projectperiode 18 illegale
migranten met assistentie van IOM en de native counselor uit Utrecht
teruggekeerd.
In Den Haag is de kwantitatieve terugkeerdoelstelling van het RRI-project
van 20 personen uit de doelgroep met 8 terugkeerders niet gehaald. Door de
late start van het RRI-project in Den Haag en de beperkte aanstelling van de
native counselor heeft het project te weinig tijd gehad om tot bloei te komen.
Aan het einde van de projectperiode vindt in Den Haag veel counseling plaats
– de doelgroep lijkt dus gevonden – maar dit is (nog) niet terug te zien in
verhoogde terugkeercijfers. Naast deze verklaringen voor het niet behalen
van de terugkeerdoelstelling wordt gewezen op registratieproblemen.
Doordat in Den Haag de IOM-districtsmedewerker en de native counselor niet
gezamenlijk spreekuur houden op dezelfde locatie, worden doorverwijzingen
door de native counselor, via een instantie als bijvoorbeeld
Vluchtelingenwerk, niet altijd onder het RRI-project geregistreerd. Naast de 8
terugkeerders uit de doelgroep zijn gedurende de projectperiode 21 illegale
22 Opmerking bij de nu volgende aantallen per stad: het gaat in alle gevallen om
aantallen vertrekkers onder het RRI-project, met tussenkomst van een native counselor./partnerorganisatie. Het totaal aantal IOM-vertrekkers per stad – dus inclusief vertrekkers die zonder tussenkomst van een native counselor/partnerorganisatie zijn vertrokken – ligt hoger.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
71
migranten met hulp van IOM en de native counselor uit Den Haag
teruggekeerd.
In Amsterdam is de kwantitatieve terugkeerdoelstelling van 20 personen uit
de RRI-doelgroep met 3 terugkeerders niet gehaald. Verklaringen hiervoor
zijn vergelijkbaar met die in Den Haag. Naast de 3 terugkeerders uit de
doelgroep zijn gedurende de projectperiode 9 illegale migranten met
assistentie van IOM en de native counselor uit Amsterdam teruggekeerd.
De tweede deelonderzoeksvraag is:
Zijn in Utrecht, Den Haag en Amsterdam in het eerste half jaar van de
projectperiode partnerorganisaties gevonden waarmee overeenkomsten zijn
gesloten voor het houden van IOM-spreekuur op locatie?
Uit de resultaten blijkt dat deze vraag bijna volledig me t ja beantwoord kan
worden.
In Utrecht is in het eerste kwartaal van 2004 – ongeveer een half jaar na de
start van het project - een samenwerkingscontract met Vluchtelingenwerk
Utrecht ondertekend waarin Vluchtelingenwerk aan IOM spreekuurruimte in
het centrum van de stad aanbiedt. In Den Haag is in het voorjaar van 2004 –
iets later dan een half jaar na de start van het project - een
samenwerkingscontract met Vluchtelingenwerk Den Haag ondertekend voor
het bieden van IOM-spreekuurruimte. In Amsterdam is in februari 2004 – een
half jaar na de start van het project – een soortgelijk samenwerkingscontract
ondertekend. Daarnaast zijn in Amsterdam samenwerkingscontracten
opgesteld met het Leger des Heils en het Afrikahuis, en wel voor het bieden
van spreekuurruimte aan de native counselor. In Amsterdam is daarnaast
gedurende het project informeel samengewerkt met de Werkgroep
Ondersteuning Uitgeprocedeerden (WOU).
De derde deelonderzoeksvraag is:
Zijn ten behoeve van de steden Utrecht, Den Haag en Amsterdam minimaal
twee native counselors aangesteld gedurende minimaal het laatste half jaar
van de projectperiode?
De resultaten laten zien dat dit het geval is. Voor Utrecht is een native
counselor aangesteld bij Vluchtelingenwerk Utrecht en voor Den Haag en
Amsterdam bij Vluchtelingenwerk Den Haag.
In Utrecht is de native counselor aangesteld vanaf mei 2004. Uitgaande van
de verlengde projectperiode tot en met december 2004, is de native
counselor de laatste 8 maanden van de projectperiode aangesteld geweest.
In Den Haag en Amsterdam heeft de native counselor een aanstelling
Hoofdstuk 5
72
gekregen vanaf juli 2004. Als ook hier wordt uitgegaan van de verlengde
projectperiode, is de native counselor in deze steden het laatste half jaar van
de projectperiode aangesteld geweest.
Voor het bepalen van de achtergrond van de aan te stellen native counselors
in Utrecht, Amsterdam en Den Haag is door IOM voorafgaande aan de start
van het RRI-project voor de verschillende steden een analyse gemaakt van
de nationaliteit van de vertrekkers via IOM. Uit deze analyse, gecombineerd
met observaties van de districtsmedewerkers in de vier grote steden en de
ervaringen van de native counselor in Rotterdam, werd duidelijk dat de
(afgewezen) asielzoekers voor een belangrijk deel afkomstig zijn uit West- en
Centraal-Afrikaanse landen, Afghanistan en Iran, en uit voormalige Sovjet-
republieken. De conclusie die hieruit getrokken is, is dat de culturele
achtergrond van de nieuw aan te stellen native counselors gerelateerd moest
zijn aan Afghanistan / Iran met Farsi als moedertaal en/of West-Centraal
Afrika met Frans/Engels als moedertaal. De native counselor uit Utrecht is
afkomstig uit Soedan en spreekt Nederlands, Engels en Arabisch. Hij is
daarmee in staat counselinggesprekken te voeren met asielzoekers uit de
Engelssprekende Afrikaanse landen en met asielzoekers uit het Midden-
Oosten en de Maghreb. De native counselor uit Den Haag / Amsterdam komt
uit Burundi en spreekt naast Swahili, de taal die in West-Afrikaanse landen
wordt gesproken, Kirundi, Frans en Russisch.
De vierde deelonderzoekvraag is:
Hebben twee bijeenkomsten (seminar en follow-up) van de Pauluskerk en
IOM voor de overige partnerorganisaties en native counselors
plaatsgevonden, waarin het uitwisselen van ervaringen rond de best practice
en ondersteuning aan de partnerorganisaties centraal stonden?
Uit de resultaten blijkt dat twee bijeenkomsten plaats hebben gevonden: de
eerste in juni 2004 en de tweede in november 2004. De doelstelling is
daarmee in kwantitatieve zin gehaald. Hoewel de start van het project reeds
in september 2003 was, is bewust gewacht met het houden van de eerste
bijeenkomst tot juni 2004, omdat toen pas in alle steden de
partnerorganisaties en native counselors bekend waren. Echter, dit betekende
dat het eerste seminar plaatsvond nadat de native counselor in Utrecht met
zijn werkzaamheden van start was gegaan.
Een algemeen beeld dat uit de resultaten naar voren komt, is dat de
coördinatie, communicatie en taakverdeling rond het RRI-project weliswaar
op schrift was gesteld, maar in de praktijk onvoldoende werd waargemaakt.
Hierdoor ontstond op de werkvloer onduidelijkheid over zaken als wie
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
73
waarvoor verantwoordelijk was, functie- en taakomschrijvingen en over het
doel van de inzet van native counselors. Door de onduidelijkheden werd de
meerwaarde van het RRI-project niet door alle betrokkenen ingezien en was
het draagvlak voor het project in eerste instantie beperkt. Vanaf oktober
2004 is onder meer door de inzet van de projectcoördinator veel aandacht
besteed aan de inhoudelijke begeleiding van de native counselors, inclusief
gezamenlijk overleg voor uitwisseling van ervaringen, en aan het ‘zichtbaar
maken’ van het werk van de native counselors. Door native counselors te
laten vertellen over hun manier van werken werd het draagvlak onder IOM-
districtsmedewerker en partnerorganisaties voor het RRI-project vergroot.
Deelonderzoeksvraag 5a is:
Welke verschillen zijn tussen Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Amsterdam
waar te nemen wat betreft zaken als opzet van het project, invulling van de
best practice, en migrantenpopulaties die tot de doelgroep van het project
behoren?
Het grootste verschil23 tussen Rotterdam enerzijds en Utrecht, Den Haag en
Amsterdam anderzijds is dat in Rotterdam niet alleen aan de drie door IOM
gestelde voorwaarden voor partnerorganisaties is voldaan, maar dat de
Pauluskerk daarnaast ook andere unieke kenmerken heeft waardoor de
samenwerking tussen IOM en de Pauluskerk een uniek karakter heeft. De
beschikking over een laagdrempelige inlooplocatie voor de doelgroep en de
mogelijkheid dat IOM en de native counselor hier gelijktijdig spreekuur
houden, heeft als voordeel dat de doelgroep sneller naar IOM en de native
counselor toekomt. Op de laagdrempelige inlooplocatie houdt ook de
Pauluskerk zelf haar vluchte lingenspreekuur. Zij biedt de doelgroep een breed
hulpverleningsaanbod (opvang, financiële ondersteuning,
maaltijdverstrekking, gezondheidszorg, juridisch advies e.d.), waaronder ook
al jaren lang hulp bij terugkeer. De Pauluskerk staat dus achter het principe
van vrijwillige terugkeer. Door gelijktijdig spreekuur van de
vluchtelingencoördinator van de Pauluskerk, IOM en de native counselor
ontstaat een nauwe samenwerking op cliëntniveau. Bovendien vervult de
Pauluskerk een bufferfunctie voor IOM: instellingen uit het brede netwerk van
de Pauluskerk verwijzen vaak door naar de Pauluskerk, die vervolgens
terugkeervragen doorspeelt naar IOM. Tot slot heeft de samenwerking met de
Pauluskerk voor IOM-districtsmedewerkers en de native counselor het
voordeel dat zij voor hun cliënten gebruik kunnen maken van het brede
23 Voor overige verschillen verwijzen wij naar de samenvattingen en tussentijdse
conclusies aan het einde van de resultatenparagrafen in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5
74
hulpverleningsaanbod van de Pauluskerk. Dit alles maakt dat er op een
directe en snelle manier maatwerk voor de cliënt geleverd kan worden. In de
verschillende behoeften van een cliënt – terugkeer en/of opvang, en/of
counseling - kan immers worden voorzien.
Doordat in de steden Utrecht, Den Haag en Amsterdam door IOM geen
spreekuur wordt gehouden op een laagdrempelige inlooplocatie voor de
doelgroep24, moet deze meer opgezocht worden, onder andere door het
opzetten van een netwerk van instellingen waar de doelgroep geregeld komt.
Daarnaast moet door het ontbreken van een zo breed hulpverleningspakket
als dat waar de Pauluskerk over beschikt in de andere steden een netwerk
worden opgezet van zorginstellingen waar naartoe cliënten doorverwezen
kunnen worden voor bijvoorbeeld opvang of medische zorg. Bovendien
heerste bij sommige partnerorganisaties in eerste instantie nog min of meer
een taboe op terugkeer.
Deelonderzoeksvraag 5b is:
Vormen deze verschillen verklaringen voor het al dan niet uitvoerbaar zijn
van de best practice in Utrecht, Den Haag en Amsterdam?
Het unieke karakter van de Pauluskerk en in het verlengde hiervan de
samenwerking tussen IOM en de Pauluskerk in Rotterdam maakt dat de best
practice niet op dezelfde wijze uitvoerbaar is in andere steden. Deze behoeft
aanpassing aan de lokale situatie. Daarbij is gedurende het project duidelijk
geworden dat het belangrijk is om al in een vroeg stadium aandacht te
besteden aan het creëren van draagvlak voor de nieuwe werkwijze onder
IOM-districtsmedewerkers en partnerorganisaties. Voor hen moet de
toegevoegde waarde van de native counselor duidelijk zijn, evenals zaken als
functie- en taakomschrijvingen. Dit kan bewerkstelligd worden door reeds in
een vroeg stadium aandacht te besteden aan uitwisseling van ervaringen
tussen verschillende steden. Ook is het belangrijk de native counselors
inhoudelijk goed te begeleiden en hen onderling ervaringen te laten
uitwisselen. Op deze wijze worden verschillen tussen steden en eventuele
noodzakelijke aanpassingen snel inzichtelijk.
Er kan vanuit worden gegaan dat – anders dan in Rotterdam – voor native
counselors in andere steden een belangrijke taak weggelegd is op het gebied
van netwerken, zowel om de doelgroep op te sporen als om een zorgnetwerk
op te zetten.
24 Hiermee wordt bedoeld dat de doelgroep van het RRI-project op de locatie waar
IOM spreekuur houdt niet reeds voor aanvang van het project spontaan binnen liep. In Den Haag en Amsterdam houdt de native counselor wel spreekuur op dergelijke laagdrempelige inlooplocaties.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
75
De zesde deelonderzoeksvraag is:
Wat zijn vereiste kwaliteiten en vaardigheden voor het vervullen van de
functie van native counselor?
Uit de resultaten volgt de volgende opsomming:
- contactvaardig;
- vertrouwen uitstralen / integriteit;
- goed kunnen luisteren / empathisch vermogen;
- beschikken over goede gesprekstechnieken;
- professionaliteit;
- geen agendacultuur;
- niet afwijzend tegenover terugkeer staan;
- kennis van de culturele achtergrond van de doelgroep;
- kennis van de taal van de doelgroep;
- kennis van de lokale sociale kaart;
- kunnen netwerken;
- goed ingevoerd zijn in Nederland, in de zin van goed geïntegreerd zijn en
de Nederlandse taal zowel schriftelijk als mondeling goed beheersen;
- goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in het herkomstland.
De zevende deelonderzoeksvraag is:
Aan welke randvoorwaarden moeten lokale partnerorganisaties en IOM
voldoen om een native counselor goed te kunnen laten functioneren?
Uit de resultaten blijkt dat de volgende zaken van belang zijn:
- een duidelijke afstemming van de rol en grenzen van de native counselor
met de partnerorganisatie(s) en met IOM. Niet de lokale invulling van de
functie van native counselor is problematisch, maar het niet expliciteren
ervan, waardoor over en weer onduidelijkheid bestaat over taken en
verantwoordelijkheden;
- een goede inwerkperiode en begeleiding van de native counselor.
Omdat de native counselors in dienst zijn bij partnerorganisaties, vindt
ook de begeleiding van de native counselor in eerste instantie door de
partnerorganisatie plaats. Dit kan echter voor onduidelijkheid zorgen,
omdat de native counselor – met uitzondering van Rotterdam – meer met
IOM-districtsmedewerkers dan met de partnerorganisatie(s) te maken
heeft;
- een werkplek voor de native counselor, bij voorkeur op een locatie van de
partnerorganisatie waar ook de IOM-districtsmedewerker spreekuur
houdt;
Hoofdstuk 5
76
- ondersteuning door de partnerorganisatie bij het opzetten van een lokaal
netwerk. De partnerorganisatie moet de native counselor promoten;
- visitekaartjes voor de native counselor ter profilering en legitimering in
het veld.
5.2 Conclusies en aanbevelingen
Een eerste belangrijke conclusie die uit dit onderzoek getrokken kan worden
is dat het creëren van draagvlak onder direct-betrokkenen cruciaal is voor het
slagen van overdracht van een nieuwe werkwijze. Bij het RRI-project zijn de
direct-betrokkenen de IOM-districtsmedewerkers in de verschillende steden
en de vertegenwoordigers van de partnerorganisaties. Voor hen moet
duidelijk zijn wat de meerwaarde van de inzet van een native counselor is,
maar ook zaken als wat zij van de native counselor mogen verwachten en
wat er van henzelf wordt verwacht in het kader van het project. Duidelijkheid
vergroot de betrokkenheid. Het draagvlak voor het RRI-project was in eerste
instantie beperkt, maar is door het uitwisselen van ervaringen en door het
zichtbaar maken van de werkzaamheden van de native counselors in de
laatste periode van het project aanzienlijk vergroot.
Een belangrijke conclusie met betrekking tot overdracht van de best practice
is dat de situatie in Rotterdam uniek te noemen is en in andere steden niet
snel gevonden zal worden. De best practice zal in andere steden dan ook
aangepast moeten worden aan de lokale situatie. Het is van belang snel een
eerste indruk te krijgen van de lokale situatie, zodat de verschillende
betrokken partijen (IOM-districtsmedewerker, vertegenwoordiger van de
partnerorganisatie én de native counselor) snel duidelijkheid krijgen over de
invulling van de best practice in hun stad en wat hun rol daarbinnen is. Een
belangrijke taak voor native counselors in andere steden zal liggen in het
netwerken en opstellen van een sociale kaart. Hoewel het de native
counselors onder het RRI-project in Utrecht, Den Haag en Amsterdam gelukt
is om – al dan niet met hulp van de IOM-districtsmedewerkers en/of de
partnerorganisaties - netwerken op te zetten, kan hieruit de lering getrokken
worden dat dit veel tijd kost.
Bij overdracht van de best practice naar andere steden is een trekkersrol
weggelegd voor IOM. IOM moet daarbij:
- taken en verantwoordelijkheden helder omschrijven;
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
77
- een structuur creëren, waarin de lokale partnerorganisatie en de native
counselor een duidelijke rol krijgen toebedeeld. Voorkomen moet worden
dat vrijblijvendheid ontstaat en/of alles op de schouders van de native
counselor terechtkomt;
- zorgen voor goede registratie van het aantal terugkeerders;
- zorgen voor uitwisseling van ervaringen tussen deelnemende steden. Het
onderzoek heeft laten zien dat dit het draagvlak voor het project en de
onderlinge betrokkenheid aanzienlijk vergroot. Bij aanvang van het project
was het RRI-project niet zozeer een Randstad-project, maar bestond het
eerder uit vier eilanden in de Randstad: Rotterdam, Utrecht, Amsterdam
en Den Haag. Door aandacht voor uitwisseling van ervaringen tussen de
steden aan het einde van de projectperiode is meer een gevoel ontstaan
dat men met zijn allen werkt aan één doel en é én project. De afstand
tussen steden is verkleind en moet nog kleiner worden. Tijdens het project
werden in de verschillende steden de native counselors uit de andere
steden sporadisch en ad hoc ingeschakeld. Mede met het oog op het
verkleinen van de afstand tussen de steden zou het goed zijn dit
frequenter en structureler plaats te laten vinden.
Dergelijke punten legt IOM bij voorkeur vast in een draaiboek `Overdracht
best practice´.
Naar aanleiding van het Kaukasusproject heeft IOM drie voorwaarden
geformuleerd waaraan partnerorganisaties moeten voldoen. Het verdient
aanbeveling deze aan te scherpen en uit te breiden. Uit de resultaten blijkt
namelijk dat ook het feit dat de Pauluskerk reeds jarenlang een eigen
vluchtelingenspreekuur draait (naamsbekendheid en ervaring), een positieve
houding ten opzichte van vrijwillige terugkeer heeft en beschikt over een
eigen, breed hulpverleningsaanbod belangrijke factoren zijn voor de
succesvolle werkwijze in Rotterdam. Bovendien omvat ‘counselen onder één
dak’ in Rotterdam meer dan een gelijktijdig spreekuur van IOM en de native
counselor. Eén keer per week wordt aan dit ‘team’ de
vluchtelingencoördinator van de Pauluskerk toegevoegd. Hierdoor ontstaat
een nauwe samenwerking op cliëntniveau.
Naar aanleiding van bovenstaande zouden partnerorganisatie in andere
steden idealiter beschikken over:
a) een laagdrempelige inlooplocatie voor de doelgroep, zowel qua ligging
(makkelijk bezoekbaar) als qua cultuur;
b) de mogelijkheid een native counselor in dienst te nemen;
Hoofdstuk 5
78
c) de mogelijkheid IOM en de native counselor gelijktijdig spreekuur te laten
houden op de laagdrempelige inlooplocatie. Dit impliceert overigens dat de
direct-betrokkenen de meerwaarde van counselen onder één dak inzien;
d) een positieve houding ten opzichte van hulp bij vrijwillige terugkeer. Bij
voorkeur wordt reeds hulp bij vrijwillige terugkeer geboden;
e) een eigen spreekuur voor de doelgroep, bij voorkeur gehouden op
dezelfde dag en op dezelfde laagdrempelige inlooplocatie waar IOM en de
native counselor spreekuur houden. Dit bevordert nauwe samenwerking
op cliëntniveau;
f) een breed hulpverleningsaanbod voor de doelgroep (opvang, financiële
ondersteuning, maaltijdverstrekking, gezondheidszorg, juridisch advies
e.d.) binnen de eigen o rganisatie.
Wordt aan bepaalde voorwaarden niet voldaan, dan impliceert dit aanpassing
van de best practice.
Onder het RRI-project bleef de samenwerking met partnerorganisaties waar
IOM spreekuur hield met name beperkt tot het leveren van spreekuurruimte
en het in dienst nemen van een native counselor. IOM hecht waarde aan het
aanstellen van een native counselor bij de partnerorganisatie, omdat de
partnerorganisatie hiermee aan IOM gecommitteerd wordt. Hier moet echter
een kanttekening bij geplaatst worden. De commitment zal alleen
bewerkstelligd worden als de partnerorganisatie voordeel van de native
counselor ondervindt. In Rotterdam is dit duidelijk het geval. De native
counselor werkt faciliterend voor de vluchtelingencoördinator van de
Pauluskerk. Zij helpt mee met het vluchtelingenspreekuur en is door haar
kennis en kunde van de Russische taal een toegevoegde waarde. Echter,
wordt naar de partnerorganisatie in Den Haag gekeken, dan is de directe
opbrengst van de inzet van de native counselor voor de partnerorganisatie
minder duidelijk. In dergelijke situaties kunnen de lasten – in de vorm van
begeleiding bijvoorbeeld - voor de partnerorganisatie zwaarder wegen dan de
opbrengsten, en kan het commitment verminderen. Het verdient dan ook
aanbeveling om in de toekomst bij het zoeken naar partnerorganisaties meer
aandacht te besteden aan de directe opbrengst die de native counselor voor
de partnerorganisatie kan hebben. Dit impliceert meer aansluiten bij
organisaties die reeds op een laagdrempelige locatie hulp aan de doelgroep
bieden. In Amsterdam zou wat dat betreft uitgeprobeerd kunnen worden om
niet alleen de native counselor, maar ook de IOM-districtsmedewerker
spreekuur te laten draaien bij het Afrikahuis. Nog een stap verder is
aansluiten bij spreekuren van projecten voor vrijwillige terugkeer. Zoals in
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
79
het inleidende hoofdstuk aangegeven, ontstaan er steeds meer van dergelijke
projecten. Verder werd tijdens de interviewfase van het onderzoek duidelijk
dat zich in de grote steden lokale NGO’s bevinden die reeds werken met
native counselors. Het is ook goed met het RRI-project bij dergelijke
initiatieven aan te sluiten en samenwerking te zoeken.
In de laatste fase van het project is meer aandacht besteed aan een
uitgebreide dossiervoering door native counselors. Hieruit valt een schat aan
informatie te halen. Zoals in paragraaf 4.5 aangegeven kan hiermee inzicht
worden verkregen in achtergrondkenmerken van de cliënten (nationaliteit,
geslacht, geboortedatum, sociale eenheid, woonplaats, etc), in hun
hulpvragen, maar ook in zaken als motivatie om al dan niet terug te keren.
Het is dan ook aanbevelenswaardig de voorhanden zijnde dossiers te
analyseren. De hieruit verkregen informatie is niet alleen interessant voor de
eigen organisatie, maar biedt ook aanknopingspunten voor het krijgen van
nieuwe samenwerkingspartners en nieuwe - al dan niet lokale - financiers.
Het RRI-project is van januari tot en met augustus 2005 door IOM met eigen
financiering voortgezet. In deze periode is de doelgroep uitgebreid me t
illegale migranten. Indien vervolgfinanciering voor het project gevonden
wordt, is het belangrijk deze uitbreiding van de doelgroep van
(uitgeprocedeerde) asielzoekers naar illegale vreemdelingen mee te nemen.
Gezien de overlastproblematiek die door illegale vreemdelingen in gemeenten
veroorzaakt kan worden, is het van belang gemeenten bij het project te
betrekken.
81
Literatuurlijst
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken: A. Ode (2005a). Inventarisatie
van terugkeerprojecten voor (ex) asielzoekers. Den Haag: Adviescommissie
voor Vreemdelingenzaken (ACVZ).
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (2005b). Terugkeer, de nationale
aspecten: beleid, uitvoering en draagvlak. Den Haag: Adviescommissie voor
Vreemdelingenzaken (ACVZ).
Algemene Rekenkamer (1999). Terugkeerbeleid afgewezen asielzoekers.
's-Gravenhage: SDU uitgevers.
Engbersen, G., R.Staring, J.P. van der Leun, J. de Boom, P. van der Heijden
en M. Cruijff (2002a). Illegale vreemdelingen in Nederland. Omvang,
overkomst, verblijf en uitzetting. Rotterdam: RISBO.
Engbersen, G., E. Snel, J. de Boom and E. Heyl (2002b). Migration,
immigrants and policy in the Netherlands: report for the continuous system
on migration (SOPEMI) of the Organisation of Economic Co-operation and
Development (OECD). Rotterdam: RISBO.
IOM (2003). Dienstverlening. Jaarverslag 2003 IOM Nederland. Den Haag:
IOM
Leerkes, A., M. van San en G. Engbersen (2004). Wijken voor illegalen: Over
ruimtelijke spreiding, huisvesting en leefbaarheid. Den Haag: SDU uitgevers.
Ministerie van Justitie (2004). Factsheet Terugkeer van uitgeprocedeerde
asielzoekers en andere vreemdelingen. Den Haag: Ministerie van Justitie.
Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie (2003). Terugkeernota,
Maatregelen voor een effectievere uitvoering van het terugkeerbeleid. Den
Haag: Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie.
Literatuur
82
Rodenburg, G., K. Rusinovic, A. Weltevrede, G. Engbersen (2003), Het
Wereldhuis. Een onderzoek naar terug- en doormigratieprojecten in Den
Bosch en Rotterdam. Rotterdam: RISBO.
Rusinovic K., J.P. van der Leun, T. Chessa, A. Weltevrede, G. Engbersen en J.
Vos (2002). Nieuwe vangnetten in de samenleving. Over problemen en
dilemma’s in de opvang van kwetsbare groepen. Rotterdam: RISBO.
Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) (2002), Gemeentelijke
voorzieningen voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Den Haag: SGBO.
Vluchtelingenwerk Den Haag (2005). www.vluchtelingenwerkdenhaag.nl.
Weltevrede, A., G. Rodenburg, G. Engbersen (2004), Hulp bij terugkeer.
Projectevaluatie ‘Terugkeer en herintegratie van (afgewezen) asielzoekers uit
de Zuid-Kaukasische staten, de Russische Federatie, Wit-Rusland en de
Oekraïne’. Rotterdam: RISBO.