opm. deel 1:opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen...

18
www.devoetbaltrainer.nl Speelstijl jeugd Visie op speelstijl Trainen vanuit speelstijl Han Berger/ Andries Ulderink

Upload: others

Post on 30-Mar-2021

5 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

www.devoetbaltrainer.nl

Speelstijl jeugd

Visie op speelstijl

Trainen vanuitspeelstijl

Han Berger/Andries Ulderink

Page 2: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Speelstijl

Han Berger en Andries Ulderink werkten met elkaar samenbij De Graafschap. De eerste als Technisch Directeur, de anderals Hoofd Opleidingen. Vanuit een specifieke visie op despeelstijl van de club hebben zij een jeugdvoetballeerplanontwikkeld. Dit werd een praktisch plan dat niet in de on-derste la verdween, maar daadwerkelijk de leidraad was voorde (jeugd)trainers van de club.

1.1 OPLEIDINGHan Berger: “Bij mijn karakter past een planmatige aanpak.Ik werk graag vanuit een bepaalde structuur. Ook als voet-baltrainer was dat al zo. Toen ik hoofdtrainer was, had ik ookbelangstelling voor de jeugdopleiding van de betreffende club.Ik heb me daar ook altijd in meer of mindere mate mee be-moeid, ook al was het officieel niet mijn taak. Ik geloof in hetrendement van een uniforme werkwijze binnen een jeugd-voetbalopleiding. We willen in Nederland, zoals overal ter we-reld, resultaat behalen, maar we hechten óók waarde aan demanier waarop dat resultaat wordt behaald. Het is niet voorniets dat het Nederlands Elftal nog altijd hoog staat aange-schreven in de wereld. We kunnen echter niet wedijveren metde financiële mogelijkheden in de andere toplanden. Dat ver-klaart ook waarom Nederland of Nederlandse ploegen niet ge-regeld prijzen pakken. Daarentegen moeten we niet vergetendat vele Nederlandse topspelers in het buitenland actief zijn,evenals diverse en steeds meer Nederlandse voetbaltrainers.Nederland is als klein landje een toonaangevend voetballandgeworden bij gratie van onze voetbalvisie en jeugdopleiding.Het is een collectieve verantwoordelijkheid om dit te bewakenwant als Nederland ophoudt met investeren in de jeugdoplei-ding zal het zeker snel gedaan zijn met onze vooraanstaanderol. Dit geldt dus ook voor De Graafschap dat een goede naamheeft als opleidingsinstituut. Nadat de club door bepaalde oor-zaken de jeugdopleiding wat had laten versloffen, heeft dezenu weer een hoge prioriteit. De A-junioren en de beloften spe-len nu bijvoorbeeld weer in de Eredivisie en een aantal talentenklopt inmiddels op de deur van het eerste elftal. Bij de jongerejeugd is het zo dat onze trainers wekelijks op vier locaties trai-ning geven aan de beste E-pupillen van de ongeveer 70 re-gionale amateurclubs waarmee wij een samenwerkingsverband

hebben. Dat kunnen wij gebruiken als scoutingmiddel, maardaarnaast krijgen de trainers van die amateurclubs tijdens dezetalententrainingen de mogelijkheid om zich bij te scholen,waardoor hopelijk de kwaliteit van de jeugdtrainingen bij deamateurclubs wordt verhoogd. Daarnaast is een voordeel vandeze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoevenover te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mijmeer nadelen dan voordelen.Het is een goede zaak dat de KNVB dit ook heeft ingezien ennaar voorbeeld van het De Graafschap talentenplan op 150

12

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:10 Pagina 12

Page 3: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op speelstijl

locaties in Nederland samen met de profclubs regionale voet-baltrainingen voor tweedejaars E-pupillen organiseert. Verderben ik het met de KNVB eens dat er in Nederland geen plaatsis voor 38 professionele opleidingen, dus het is goed dat hierinmeer gecentraliseerd wordt. Tenslotte is het typisch Nederlands om te trainen vanuit despeelwijze. De wedstrijdanalyse levert dus de input voor detraining door het vereenvoudigen van de complexe voetbal-situatie. Wij trainen dus om beter te worden. In andere delenvan de wereld is dat veel minder het geval.”

1.2 CLUBCULTUUR Han Berger: “Bij Cambuur Leeuwarden was ik zowel hoofd-trainer als technisch directeur. Toen was het dus ook écht eenvan mijn belangrijkste taken om structuur aan te brengen.Daarna ging ik naar de KNVB. Ik was coach van Jong Oranjeen het Olympisch Elftal, maar op technisch gebied was ik te-vens verantwoordelijk voor de andere nationale jeugdteams.Ik stelde daar de zogenaamde oranje draad op teneinde meeruniformiteit te krijgen over de uitgangspunten qua speelwijzevan de verschillende nationale jeugdteams.Als je nieuw binnen komt bij een club of je kunt ergens opnul beginnen, dan is het verstandig om eerst te kijken naarhet karakter van de club en het verwachtingspatroon van hetpubliek. Volgens mij begint het technisch beleidsverhaal hiermeestal mee. Het verwachtingspatroon en de favoriete speel-stijl is bij elke club verschillend en ik noem dat de ‘huisstijl’.De huisstijl heeft dus consequenties voor het type spelers datje daarbij extern zoekt (scouting) en zelf opleidt (jeugdtrai-ners). Dan helpt het als bijvoorbeeld alle scouts en trainersdoor dezelfde bril kijken. Dat is echter sneller gezegd dangedaan. Dat is een proces van jaren. Bij FC Utrecht heb ikdie ontwikkeling niet af kunnen maken, maar bij De Graaf-schap zijn we daar heel ver mee gekomen. Het is niet toe-vallig dat ik onder meer heb gewerkt bij CambuurLeeuwarden, FC Utrecht, FC Groningen, De Graafschap ennu dus de Australische voetbalbond. Het karakter van dezeclubs past bij mij als persoon en als voetbaltrainer. Volksclubsmet een fel meelevende en betrokken achterban en een ‘En-gelse’ sfeer . De aanhang verwacht een opportunistischespeelstijl, er wordt niet altijd geëist dat er een langdurig,technisch hoogstaand positiespel plaatsvindt voordat mentot de eindpass komt.”

1.3 DRAAGVLAKHan Berger: “Als Technisch directeur bij De Graafschap benik begonnen met de vaststelling van de visie en doelstellin-gen op lange termijn. Daartoe ging ik onder meer in gesprekmet het bestuur. In mijn ogen kan het niet zo zijn dat eenhoofdtrainer, die hoe dan ook een passant is, het beleid kanvaststellen. Dat was bij De Graafschap wel jarenlang het

13

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:10 Pagina 13

Page 4: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Speelstijl

geval geweest bij mijn aantreden. Daarom heb ik als voor-waarde gesteld dat ik de volledige voetbaltechnische eind-verantwoordelijkheid kreeg binnen de door de club gesteldefinanciële grenzen. Dan heb je het dus eigenlijk over hetmandaat of het draagvlak ‘van bovenaf’ binnen de club. Devolgende stap was om goed te observeren en te luisteren,vooral naar de mensen die al veel langer bij De Graafschapwerkzaam waren. Het luisteren ging over in discussiëren. Eenvan de ‘klachten’ was dat er te veel eilandjes waren. Iedereenrunde, met de beste bedoelingen overigens, zijn eigen win-keltje. Reden te meer dus om tot een overall technisch beleidte komen. Op deze wijze is er dus geleidelijk een clubvisieen van daaruit een beleidsplan ontstaan.De clubvisie omvat eigenlijk alle relevante zaken. Bijvoor-beeld de aanstelling van de hoofdtrainer: bij de huisstijl vanDe Graafschap zoeken we een trainer die aan mij kan uit-leggen waarom die speelstijl ook zijn voorkeur heeft en hoehij dat trainbaar zal maken. In het technisch beleidsplan vanDe Graafschap wordt bijvoorbeeld het uitgangspunt vanpressievoetbal op De Vijverberg duidelijk omschreven. In ge-sprekken kom ik er achter of de trainer hier een passendevisie en werkwijze bij heeft. Het moet echter, met name bijeen eerste elftal, wel realistisch blijven. Als je tegen een veelsterkere tegenstander speelt, moet je het misschien op eenandere wijze oplossen. Een jeugdtrainer zal een zelfde soortvragen krijgen, maar wel met het oog op de leeftijdsgroepwaarmee hij gaat werken.Het is dus zaak om draagvlak te creëren bij de personen diede clubvisie in de praktijk moeten gaan brengen. Dat is eenlangdurig en dagelijks proces van communicatie en overleg,van beslissingen nemen en overtuigingskracht gebruikenbinnen alle geledingen van de club. Bij De Graafschap hebik bewust veel tijd en energie gestoken in het creëren vandraagvlak. Het moest niet míjn technisch beleidsplan wor-den, maar van de mensen zèlf. Als men dit gevoel krijgt,wordt men vanzelf ook veel enthousiaster. Maar overal waarverandering komt, ontstaat weerstand. In sommige gevallenlukt het niet om mensen te overtuigen. In dat geval moet jeafscheid nemen van elkaar. Daarnaast zullen er altijd mensenuit zichzelf vertrekken omdat ze elders kansen krijgen. Je

hebt dus altijd te maken met een zeker verloop van mede-werkers, in zowel de prof- als de amateurclub. Daarom benje nooit klaar met het proces van draagvlak creëren.”

1.4 PRESSIEVOETBALHan Berger: “Ik heb hiervoor al uitgelegd waarom ik vinddat je als club je speelstijl moet kiezen op basis van het ver-wachtingspatroon van de toeschouwers, zeker in het be-taalde voetbal. Bij De Graafschap hebben we op basisdaarvan gekozen voor pressievoetbal. Pressievoetbal kun jemet diverse formaties uitvoeren en de hoofdtrainer mag hierzijn eigen invulling aan geven. Ik vind niet dat je een hoofd-trainer bindend moet voorschrijven met welke formatie hijmoet spelen. Je kunt pressievoetbal spelen met drie spitsen,maar het kan ook prima met twee spitsen. Een hoofdtraineris afhankelijk van de kwaliteiten van de spelersgroep, van te-genstanders en van het niveau waarop gespeeld wordt. DeGraafschap heeft een historie in zowel de Ere- als de EersteDivisie. Het mag duidelijk zijn dat de club in de Eerste Divisieveel dominanter heeft kunnen spelen dan in de Eredivisie.Ook op het hoogste niveau streeft De Graafschap zeker bijthuiswedstrijd pressievoetbal na, terwijl er in sommige uit-wedstrijden een andere invulling aan wordt gegeven. Je kuntook pressievoetbal spelen in een compacte ruimte op eigenhelft. Wat betreft de jeugdteams van De Graafschap schrijven wewel de formatie voor, waarmee men nog steeds op verschil-lende manieren pressievoetbal kan spelen. Wij hebben hetdan over 1:4:3:3 met de punt naar voren op het middenveld.We vinden dit een herkenbare formatie waarmee het pres-sievoetbal goed aangeleerd kan worden. Bij de C/D-jeugdspeelt men altijd 1:4:3:3 met de punt naar voren ongeachtde formatie van de tegenstander. Speelt een tegenstanderook met de punt naar voren op het middenveld (of met tweespitsen) dan wordt er omgeschakeld naar 1:3:4:3 middelshet doorschuiven van een centrale verdediger naar het mid-denveld. In de oudere leeftijdscategorieën stellen we steedsmeer eisen aan het beheersen van variaties op deze forma-ties, afhankelijk van de tegenstander. Denk daarbij het kan-telen van het middenveld (de punt naar achteren) op het

14

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 14

Page 5: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op speelstijl

15

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 15

Page 6: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Speelstijl

moment dat de tegenpartij met de punt naar voren speelten sterker is. Los van het benoemen van een bepaalde for-matie zoals 1:4:3:3 is misschien veel belangrijker wat je vande spelers op specifieke posities verlangt. Van de buitenspe-lers wordt in het huidige voetbal veel meer gevraagd quavrijlopen en meeverdedigen. Dat wil zeggen, zij moeten zichveelzijdiger ontwikkelen. Soms moeten zij meer terugge-trokken spelen waardoor er opeens sprake kan zijn van1:4:2:3:1. Het gaat dus om de invulling door de spelers bin-nen het kader van een gegeven formatie.”

1.5 BELEIDOm invulling te geven aan het gekozen beleid qua speelstijl

en trainingsmethodiek werd Andries Ulderink aangesteld bijDe Graafschap. Geholpen door een flinke dosis ervaring gafhij leiding aan de jeugdtrainers van de club.Andries Ulderink: “Ik heb met de jongste pupillen gewerkttoen ik zelf zestien jaar oud was. Gaandeweg de jaren gingik steeds oudere leeftijdsgroepen trainen. Toen ik op een ge-geven moment trainer was van senioren, heb ik de jeugd ernog wel bij gedaan. Toen ontstond bij mij ook de gedachtedat bij veel clubs de trainers vooral met hun eigen elftal bezigzijn en vooral aan hun eigen belang denken. De lijn vanonder naar boven was ofwel niet aanwezig ofwel zat dezeniet goed in elkaar. Bij De Graafschap werd ik Hoofd Oplei-ding en heb ik nauw samengewerkt met Han Berger. Vanuit

16

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 16

Page 7: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op speelstijl

de gewenste speelwijze bij het eerste elftal hebben we datverder vereenvoudigd naar de speelwijze bij A/B-jeugd en bijC/D-jeugd. Vervolgens bedenk je welke trainingsvormen encoachingsaccenten daar bij passen. Dit alles gebeurt om dekans op een overstap van de jeugdopleiding naar de eersteselectie zo groot mogelijk te laten zijn. Er moet een ontwik-keling zijn qua trainingsvormen en coachingsaccenten. An-ders treedt er vroeg of laat verzadiging op en staanjeugdspelers op een gegeven moment stil. Bij de D-pupillenworden er andere dingen gevraagd van de spelers dan bij deA-junioren. De trainer gebruikt daarvoor andere trainings-vormen en/of andere coachingsaccenten.De structuur vastleggen op papier is slechts stap 1. Uitein-delijk gaat het er om dat het in de praktijk daadwerkelijk na-volging krijgt. Papier is geduldig, net als een dvd. Wel is hetzo dat het beleid op papier de leidraad is voor de personendie de grote lijn op langere termijn bewaken. Dan bedoel ikeen hoofd opleiding, jeugdcoördinator of bestuurslid tech-nische zaken. Zij zijn er voor om de uitvoering van het planin de praktijk te bewaken. Zelf heb ik als hoofd opleidinghet voetbaltechnisch plan steeds gebruikt bij het aanstellenvan nieuwe trainers. Op die manier weet de trainer wat vanhem verwacht wordt en ik weet dat de trainer achter het tevoeren beleid staat. Ik heb het dan heel concreet over de tehanteren speelwijze, over de trainingsaccenten per leeftijds-groep en de manier van coachen. Vervolgens is het zaak omhet opleidingsplan niet alsnog in de la te schuiven, maar omer actief mee aan de gang te gaan. Dat kun je doen tijdenstrainersoverleg, wedstrijdbesprekingen, ouderavonden of in-dividuele gesprekken met de spelers. Op die manier breidthet plan zich als een olievlek uit en moet de lijn binnen eenclub steeds duidelijker worden.”

1.6 LEEFTIJDSGROEPENAndries Ulderink: “We onderscheiden in deze boeken endvd twee leeftijdsgroepen, namelijk A/B-jeugd en C/D-jeugd.Dit hebben we gedaan om enige richting te geven in hetonderscheid tussen diverse leeftijdsgroepen, maar we zijnons er van bewust dat de ene C-junior veel verder kan zijndan een andere C-junior. Of een B-elftal op een lager niveau

is nog niet toe aan de inhoud die wij in principe geschiktachten voor de A/B-junioren. Het is belangrijk om in teschatten waar jou spelersgroep aan toe is. En binnen hetteam kun je weer onderscheid maken per speler. Iedere trai-ner heeft een aantal toppers, een grote middengroep en eenaantal achterblijvers. Het is aan de trainer om daar bewusten doordacht mee om te gaan.Het mag dus duidelijk zijn dat het gebruiken van specifiekeleeftijdsgroepen bij een bepaalde inhoud niet heilig is. Bin-nen de C/D-jeugd zijn bij alle clubs verschillen te vinden. Jekunt C-junioren niet over één kam scheren met D-pupillen.Dat heeft niet in de laatste plaats te maken met de groeispurtwaar zeker C-junioren vaak mee te maken krijgen. Dit heeftdirect gevolgen voor de afstanden die spelers al dan nietkunnen belopen of kunnen bereiken met een pass. Per de-finitie betekent dit voor de trainer weer een aanpassing inde afstanden binnen gekozen trainingsvormen. Veel C-juni-oren kunnen een pass geven over tientallen meters. Dit be-tekent dus per definitie dat medespelers die verder weg staanvan de bal bij het spel betrokken worden bij de actie van demedespeler in balbezit. Bij D-pupillen gaat het in algemenezin vooral om de speler voor, achter en naast je.Bij de A/B-jeugd zijn spelers goed in staat om verder te kij-ken dan hun eigen positie en de spelers direct om hen heen.Ze moeten nu leren in een groter (team)verband te denkenen te handelen. Het mag nu steeds belangrijker worden omje als individuele speler te profileren, om je te specialiserenop een positie en om alles te doen wat nodig is om een wed-strijd te winnen. In het eerste elftal is ‘winnen’ namelijk vrij-wel het enige dat telt.Natuurlijk zitten er binnen de groep van A/B-junioren ookenorme verschillen. De eerstejaars B-junior komt gemiddeldgenomen net uit een fysieke groeifase, terwijl de tweedejaarsA-junior al op een volwassene begint te lijken. Met dit aspectmoet je als trainer dus rekening houden als het bijvoorbeeldgaat om de belasting en belastbaarheid.”

1.7 SPEELWIJZEAndries Ulderink: “Toen ik hoofd opleiding was bij DeGraafschap, heb ik in samenspraak met technisch directeur

17

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 17

Page 8: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Speelstijl

Han Berger een speelwijze uitgewerkt voor onze jeugdop-leiding. Dit werd de leidraad waar de jeugdtrainers zich aanmoesten houden. Het gaf hen handvatten om onze jeugd-spelers nog beter op te leiden volgens een rode draad. Despeelwijze is dan ‘slechts’ een middel waarmee dit gebeurten niet een doel op zichzelf.Aan de hand van een groot aantal tekeningen, destijds ge-maakt met behulp van PowerPoint, hebben we de speelwijzeuitgewerkt. Daarin zijn dan de teamfuncties opbouwen, aan-vallen en verdedigen te onderscheiden. Ook hebben we ac-centen benoemd voor de diverse leeftijdsgroepen. Het magduidelijk zijn dat de trainer van de D-pupillen zijn spelersnog niet moet gaan vermoeien met de omschakeling en datje van A-junioren wel mag verwachten dat ze het veld groothouden bij balbezit. Dat raamwerk van een speelwijze heeft dus als basis gediendvoor de jeugdopleiding van een profclub. Het dient nu ookals belangrijk uitgangspunt voor dit boek en dvd. De moei-lijkheid is dan wel dat het niveau van D-pupillen bij de eneclub niet te vergelijken is met het niveau van de spelers indezelfde leeftijdscategorie bij een andere club. Om toch eenmethodische lijn aan te kunnen geven binnen de speelwijzehebben we het in dit boek steeds over een bepaalde leef-tijdsgroep. Dat moet men zien als een richtlijn en niet als

een absolute waarheid. Dus als men bijvoorbeeld trainer isvan een C-elftal van gemiddeld of matig niveau, dan kanhet zijn dat veel benoemde accenten binnen de D-leeftijdvan dit boek voor zijn elftal moeilijk genoeg zijn om te be-handelen. Omgedraaid geldt het natuurlijk ook: als met trai-ner is van een heel erg sterk C-team, dan kan het somswenselijk zijn bepaalde aspecten uit de A/B-categorie tegaan behandelen. Het is aan elke trainer om hier verstandigen naar eigen inzicht mee om te gaan.Bij het bespreken van de speelwijze gaan we uit van 1:4:3:3en een tegenstander die ook zo voetbalt. Dat is immers de si-tuatie die we nog het meeste tegenkomen in het jeugdvoetbalin Nederland. Ook bij De Graafschap hebben we zo gewerkt.We verwijzen in dit boek nu en dan naar positienummers diehoren bij het 1:4:3:3-systeem (zie tekening). Natuurlijk komje ook al in het jeugdvoetbal 1:4:4:2 tegen, maar aangezienwe de speelwijze als middel zien om te leren voetballen, von-den we het voor dit boek niet nodig om ook alles specifiekvoor 1:4:4:2 uit te werken. Binnen welke speelwijze dan ookkunnen de zelfde uitgangspunten gelden. Oftewel, ook bin-nen 1:4:4:2 kan een centrale verdediger inschuiven en is ersprake van opbouwen, aanvallen en verdedigen.Tenslotte, het is ook belangrijk om te vermelden waarom wede A/B-categorie en de C/D-categorie hebben gebundeld.Het ligt niet in onze bedoeling om met dit boek en de dvdvolledig te zijn. We hebben een aantal accenten benoemden uitgewerkt, waarvan wij denken dat ze belangrijk zijn omte behandelen in de jeugdopleiding van een voetballer. Zowelin de uitwerking van de speelwijze als van de trainingsvormenvindt men een methodische opbouw terug. Binnen de C/D-groep van eenvoudig naar complex en binnen de A/B-groepidem dito. Oftewel, binnen het onderdeel ‘C/D’ moet het dui-delijk zijn dat men met eerstejaars D-tjes andere dingen doetdan met de tweedejaars C-junioren. Omdat het ene D-teammoeilijk te vergelijken is met het andere D-team (qua niveau),vonden we het weinig zinvol om specifiek alles per leeftijds-groep uit te werken. Het gaat vooral om de methodische lijn,die vervolgens in elke jeugdopleiding aanwezig moet zijn.Ik vind dat je binnen een club een bepaalde lijn moet hebbenop voetbaltechnisch gebied. Daarvoor hebben de betrokken

18

11

22

55

33

44

99

77

66

88

1100

1111

De 1:4:3:3-formatie.

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 18

Page 9: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op speelstijl

trainers, spelers, ouders concrete handvatten nodig. Wij heb-ben juist voor een combinatie van tekst (boek) en beeld (dvd)gekozen, omdat mensen op verschillende manieren leren ofbeïnvloed worden.Het is vrijwel onmogelijk om een speelwijze te vatten in eenpaar pagina’s, laat staan in een aantal alinea’s. Je kunt hetvoetballen immers niet compleet vastleggen, omdat je altijdmet een tegenstander hebt te maken. De tegenpartij doetdingen die je zelf niet altijd in de hand hebt. Toch kun jewel belangrijke uitgangspunten vaststellen van de speelwijzewaar je als club of jeugdopleiding voor kiest.”

1.8 C/D-JEUGDAndries Ulderink: “Bij de C/D-jeugd ben ik bij voorbaat eenvoorstander van een dominante, dus een positief ingesteldespeelwijze. Deze spelers moeten niet bij voorbaat achteroverleunen en loeren op de counter, omdat daarmee het besteresultaat behaald kan worden. Basisformatie is 1:4:3:3,waarbij een centrale verdediger zo veel mogelijk moet in-schuiven door de as en naar het middenveld. Dat is voorjeugdspelers van deze leeftijdsgroep herkenbaar. Zoek je deman-meer-situatie aan een flank, dan wordt het al snel teingewikkeld voor deze leeftijdsgroepen. Ik vind het belangrijk

19

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 19

Page 10: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Speelstijl

dat beide centrale verdedigers leren om door te schuiven.Nog te vaak zie je dat er sprake is van een echte mandekker(3) en een echte voetballer (4). Daarmee doe je beide spelersop deze leeftijd te kort. De doorschuivende vrije man krijgtde meeste ruimte als je kiest voor een diepe centrale mid-denvelder (10). Het middenveld speelt dus in principe metde punt naar voren. In de voorhoede kiezen we voor drieaanvallers, van wie twee vleugelaanvallers. De veldbezettingis dan vaak goed ingevuld en herkenbaar voor de spelers. Alsnu de tegenstander kiest voor dezelfde speelwijze, dan krijgje veel 1:1-situaties op het veld. Dit gaat misschien ten kostevan het voetbal, maar dan is het zaak om tóch aan het voet-ballen te komen. Elke voetballer krijgt vroeg of laat te makenmet 1:1-situaties, dus er is niets mis mee om hier aandachtaan de schenken. De centrale aanvaller als aanspeelpunt kunje dan bijvoorbeeld als trainings- en coachingsaccent nemen.Binnen het jeugdvoetbal is het sowieso verstandig om in pe-riodes van zo’n acht weken gericht te werken aan een be-paald trainingsaccent dat past bij de leeftijdsgroep of niveau.Een belangrijke doelstelling is dat C/D-spelers leren wat hetbetekent om een veld groot of klein te maken. Wat moethet team doen als wij de bal hebben en wat betekent dat vooriedere individuele speler? Vleugelaanvallers staan zo breedmogelijk aan de zijlijn, de spits zo diep mogelijk weg, ommaar wat noemen. Met een aantal basisafspraken kun je dui-delijk maken wat de bedoeling is. En wat moet er gebeurenals de tegenpartij de bal heeft? Begrippen als knijpen en rug-dekking kunnen daarbij behandeld worden. Je kunt jeugd-spelers helpen door aan te geven tot hoe ver minimaalgeknepen moet worden. C/D-spelers gaan dit steeds beter zelfherkennen omdat hun oriëntatie op het speelveld toeneemt.In dit boek en dvd is een belangrijke plaats ingeruimd voorpressievoetbal. Bij de C/D-teams moet het uitgangspunt zijndat je probeert druk te zetten op de helft van de tegenpartij.De volgende aspecten moeten deze spelers aanleren: de te-genpartij dwingen naar een zijkant, het voorkomen van dedieptebal en het doorschuiven van eigen spelers in de lengte-as van het veld.Ik noem bewust ‘de omschakeling’ niet als prioriteit bij deC/D-jeugd. Hoewel ook bij deze leeftijdsgroepen geldt dat

de omschakeling bepalend kan zijn voor het resultaat in eenwedstrijd, moet door hen eerst de basis beheerst worden:opbouwen, aanvallen en verdedigen.”

1.9 A/B-JEUGDAndries Ulderink: “Binnen de teamfunctie verdedigen moe-ten A/B-junioren kennis hebben van en kunnen omgaan metzaken als verdedigen vanuit de eigen positie, zoneverdedi-gen, momenten van drukzetten, samenwerken bij het kan-telen. Als team ga je afspreken hoe diep je gaat drukzetten.Je zult een eigen voorkeur hebben, maar soms houd je re-kening met de sterkte en zwakte van je tegenstander of destand in de wedstrijd. In tegenstelling tot bij de C/D-jeugdvind ik het bij A/B-junioren wèl gepast om op momenten inte zakken op eigen helft en van daaruit snel om te schakelenna balverovering (counter). Je bespreekt nu van te vorenwaar de zwakste opbouwende schakel van de tegenstanderspeelt en wat je eigen sterkte punten binnen het team juistzijn met betrekking tot het drukzetten. Wat je ook afspreektomtrent het gebied van drukzetten (diep, rond middenlijnof op eigen helft), dat verandert niets aan de manier waaropje drukzet: je moet niet een afwachtende houding aanne-men, maar altijd initiatief willen hebben. Zeker bij slechte ofonzorgvuldige ballen van de tegenpartij moet je, waar danook op het veld, er kort op zitten.Verder ben ik voorstander van een viermans verdediging,tegen zowel drie als twee spitsen. Voor drie man is het ergmoeilijk om de gehele achterste lijn te belopen. Je vraagtdan in fysiek en conditioneel opzicht veel van de spelers. Metvier verdedigers is dit beter te doen. Beide centrale verdedi-gers moeten daarbij in de dekking kunnen spelen, maar ookkunnen opbouwen. De vleugelverdedigers moet het tactischinzicht hebben in de momenten van knijpen danwel door-dekken op het middenveld. Tenslotte is het ook zo dat jedoor te verdedigen met een viermans achterhoede snel in jeeigen formatie staat na balverovering.Op elk niveau zie je dat A/B-teams het zogenaamde ‘anti-voetbal’ beheersen. Hun uitgangspunt is inzakken en spelenop de counter, of juist de opbouw van de tegenstander he-lemaal niet toe te laten door alvast diep te gaan stáán. Als

20

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 20

Page 11: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op speelstijl

21

we dan kijken naar onze eigen gewenste speelwijze dan legtdat beperkingen op aan het opbouwende/aanvallende ge-deelte. Hoewel je misschien zou willen opbouwen, wordt naeen dieptepass het winnen van de tweede bal belangrijker.Er moet eerst een duel gewonnen worden, voordat je aande opbouw en aanval toe komt. Bij de C/D-jeugd is het aan-leren van de opbouw een doel op zich, terwijl het bij de A/B-junioren de bedoeling is om steeds minder risico te nemenomdat het winnen van wedstrijden centraal mag staan. Fou-ten worden op die leeftijd ook meer afgestraft, dus spelerszullen op die leeftijd vanzelf minder risico durven nemen.”

Opm. Deel 1:Opmaak 1 24-04-09 12:11 Pagina 21

Page 12: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

2. Visie op training

Opm deel 2:Opmaak 1 24-04-09 12:22 Pagina 17

Page 13: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Trainingsvormen

text van voetballen te halen. Als je zo’n vijf keer traint perweek, kun je best gebruik maken van de traditionele WielCoerver oefenstof, bij voorkeur door een échte specialist. Eneen specialist op dat gebied is toch vaak iemand anders dande gemiddelde jeugdtrainer! Hij moet spelers dan heel gerichten vooral technisch beter maken. Heb je als amateur-trainer maar twee trainingen per week, dankun je alsnog heel veel aandacht besteden aan de technischevorming, maar doe dit dan vooral binnen 2:2-vormen of 2:2met kameleon. In de organisatie van de trainingsvorm kun jeheel goed de weerstanden aanpassen, zodat de spelers zinvolkunnen trainen. Een ‘kameleon’ die fungeert als neutrale spe-ler, zal de aanvallers helpen, net als het gebruiken van meer-dere doeltjes om op te scoren, of een grotere ruimte.”

D-PUPILLENAndries Ulderink: “D-pupillen zijn op een leeftijd aangeko-men dat ze nadrukkelijk gaan leren om op een positie tevoetballen. Tot en met de E-tjes moet je dat in mijn ogennamelijk nog wat meer laten rouleren. Overigens is het nietzo dat een D-pupil vastgepind moet worden op één positie,want dan doe je hem veel te kort. Voor de training betekentdit dat de verdediger X niet altijd in een verdedigende rolmoet worden gedrukt bij bijvoorbeeld een afrondoefening.Hetzelfde geldt voor de afsluitende kleine partijvormen. Hetnatuurlijke gedrag van D-pupillen is om ‘hun eigen positie’op te zoeken, maar als trainer kun je dit patroon bewust afen toe doorbreken. Verder ben ik bij D-pupillen een voor-stander van het werken met kleinere aantallen in een be-perkte ruimte. Een grote 7:7- en wedstrijdgerichtepartijvorm op een half veld kan best wel eens plaatsvinden–zeker bij de profs- maar wat mij betreft beperken D-trai-

18

Een training aan D-pupillen heeft vaak een ander karakterdan een training voor A-junioren. Hoewel sommige trai-ningsvormen op elkaar kunnen lijken, zal de betreffendetrainer zijn manier van coachen aan de leeftijdsgroep moe-ten aanpassen. Van een A-junior mag je immers meer ver-wachten dan van een D-pupil. Een van de belangrijkstetaken van een Hoofd Opleiding is om hier invulling aan tegeven. Dat deed Andries Ulderink dan ook in zijn tijd alsHoofd Opleiding bij De Graafschap.

E/F-PUPILLENAndries Ulderink: “Het spelplezier als doel op zich staatvoorop bij de trainingen en wedstrijden van de E/F-pupillen.De jongere jeugdspelers moeten daarnaast vooral aan detechnische vaardigheden kunnen werken. De trainer moetdus vooral gebruik maken van trainingsvormen in beperkteruimtes en met kleine aantallen spelers. Het aantal balcon-tacten en herhalingen gaat daardoor omhoog. Ik vind datde trainingsvormen ook dichtbij de wedstrijd moeten blijven.Dus niet te snel overstappen naar tweetallen tegenover el-kaar, die naar elkaar gaan passen, om vervolgens als traineriets te zeggen over de technische uitvoering. Ik denk nietdat we jonge voetballers langdurig moeten lastig vallen metgeïsoleerde trainingsvormen die niet tot hun verbeeldingspreken. Hier is trouwens ook het onderscheid tussen betaald voetbalen amateurvoetbal van belang. Amateur-spelers hebben min-der trainingsmomenten. De trainer moet er dus voor zorgendat er meerdere elementen van voetbal tegelijkertijd wordengetraind. In het betaald voetbal heeft de trainer meer trai-ningsactiviteiten tot zijn beschikking en kan het soms geenkwaad om bijvoorbeeld technische vaardigheden uit de con-

Opm deel 2:Opmaak 1 24-04-09 12:22 Pagina 18

Page 14: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op training

ners dit. De tweebenigheid is dan een belangrijk accent bijdeze leeftijdsgroep en daarvoor heb je herhalingen en veelbalcontacten nodig! Als de spelers straks ouder zijn, plukkenzij daarvan de vruchten. Het is niet onmogelijk, maar welmoeilijker om tweebenigheid in een latere fase goed te ont-wikkelen. Tweebenigheid kun je op de training stimulerendoor linksom én rechtsom te werken en door een veiligeomgeving te creëren voor spelers die fouten durven maken(met hun zwakke been). De coaching van de trainer is daar-

19

bij dus cruciaal. De trainer moet de momenten herkennendat een speler beter zijn zwakke been kan gebruiken, ookal is er een oplossing met het sterke been. Dit heeft ook temaken met de manier waarop een medespeler jou een balaanspeelt. Krijg je de bal op je verste been, omdat je ookdíe kant op moet, dan moet je niet de buitenkant van jeandere voet gaan gebruiken. Nee, dan is het logisch om jezwakke been te gebruiken. Dat moet eigenlijk gewoonteworden. Veel herhalen dus!”

Opm deel 2:Opmaak 1 24-04-09 12:22 Pagina 19

Page 15: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Trainingsvormen

een half veld, maar veel 3:3, 5:3, 6:3 in de relatief kleineruimte. Een goede balbehandeling is dan absoluut nood-zakelijk en door de organisatie van de trainingsvorm wor-den bijna vanzelf eisen gesteld aan de technische uitvoeringdoor de spelers. Ze werken nu veel aan de aanname, hetopengedraaid staan, het uitkappen van je man, balcontrole.Werk je in 8:7 of 9:9, dan moet je het al snel zoeken intactische accenten. Er zijn veel minder balcontacten. Prima,maar bij uitstek geschikt voor de oudere leeftijdsgroepen.Tot en met de C-jeugd moet de trainer door middel vancoachopmerkingen nadrukkelijk aandacht besteden aan detechnische uitvoering.

20

C-JUNIORENAndries Ulderink: “Net als bij de D-pupillen, moet je C-junioren vooral scholen in het opbouwende/aanvallendegedeelte. Natuurlijk train je dan ook direct het verdedigenen het omschakelen, maar het accent hoeft er niet altijd opte liggen. Speel je 3:3 lijnvoetbal, dan zul je zeker ook ietszeggen over het knijpen. Daar is niets mis mee. Het is aande trainer om een geschikte keuze te maken in de coach-ingsaccenten. De meeste trainers zijn het er wel over eensdat techniek centraal staat bij de jongere jeugd. De vraagis vervolgens hoe je dat in de praktijk daadwerkelijk zo laatzijn. Als trainer kun je hier bijvoorbeeld invulling aan gevendoor vaak te kiezen voor kleine positiespellen. Geen 8:7 op

Opm deel 2:Opmaak 1 24-04-09 12:23 Pagina 20

Page 16: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op training

De gemiddelde C-junior krijgt te maken met de groeispurt.Als trainer heb je de verantwoordelijkheid dat je zorgt vooreen goede afweging tussen belasting en belastbaarheid. Ikben dan ook geen voorstander van lange trainingen voorC-junioren. Ook heb ik heb het helaas te vaak gezien dat erbij C-teams heel eentonig wordt gewerkt. Bijvoorbeeld eenuitgebreide oefening voor de passing met de binnenkantvoet, waarna het positiespel 4:2 in de kleine ruimte volgtom te eindigen met 3:2 met afronden. Als je dit dan ooknog eens gaat herhalen gedurende een aantal trainingen inéén week, dan is er duidelijk sprake van een monotone be-lasting voor de spelers en dit kan juist bij C-junioren leiden

21

tot overbelasting. Ik zou dus juist heel gevarieerd gaan trai-nen: kleine ruimte, grote ruimte, passing binnenkant voet,passing met de wreef, sterke been of zwakke been etc. Komen de spelers eenmaal uit de groeispurt, dan kan mener weer wél voor kiezen om heel gericht en met veel herha-ling te gaan werken aan de zwakke punten van een speler.Het lichaam is dan geschikter om in een kortere periode eenmonotone belasting aan te kunnen.”

A/B-JUNIORENAndries Ulderink: “Bij A/B-junioren zijn er wat mij betreftweer andere prioriteiten dan bij de C/D-jeugd. Daarbij is hetwel van belang op te merken dat we het hier hebben overeen richtlijn, een indicatie voor leeftijdsgroepen en hunvaardigheden. Een B3-team op laag niveau zal namelijk ge-baat zijn bij veel zaken die we in dit boek/DVD bij de C/D-jeugd plaatsen, terwijl een C1 op hoog niveau al aandachtkan schenken aan dingen die we gemiddeld genomen voorA/B-junioren geschikt achten. Hoe dan ook, ik vind dat erbij A/B-junioren steeds meer aandacht moet zijn voor deonderlinge samenwerking tussen spelers en het uitvoerenvan specifieke taken op posities. Het teamgebeuren wordtsteeds belangrijker, zonder dat het ten koste gaat van deontwikkeling van individuele spelers. Voor een B-juniormoet het intussen wel duidelijk zijn geworden op welke po-sitie hij zich moet gaan richten en waarbinnen hij zich dusmoet gaan ontwikkelen. De rechtshalf moet weten hoe hijbij een pass van achteruit kan opendraaien richting de spitsof vleugelaanvaller. Dit betekent dús dat je gaat trainen metmeerdere linies en in grotere aantallen. Op de training kunje dus ook gerust gebruik maken van grotere partijvormenals 7:7 tot 11:11, waarbij de trainer ook expliciet aandacht

Opm deel 2:Opmaak 1 24-04-09 12:23 Pagina 21

Page 17: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Voetbalopleidingsplan Trainingsvormen

maken naar het tweede of eerste elftal, of in ieder geval hetseniorenvoetbal. A-junioren moeten daarom een wedstrijdkunnen lezen. Wat vraagt een wedstrijd? Hoe speelt de te-genstander en hoe kunnen wij dat het beste bestrijden? Hetis dus belangrijk dat A-junioren kennis hebben van systemen.In de trainingen zul je dus steeds vaker aandacht moeten be-steden aan de rol van de tegenstander. Bijvoorbeeld als hetgaat om het spelen tegen een team met twee spitsen: hoe

22

heeft voor de taken en functies van spelers op bepaalde po-sities. De trainer van B-junioren moet ook aandacht hebbenvoor de omschakeling. Dit past bij deze leeftijdsgroep, omdatze er tijdens de wedstrijden ook steeds meer mee te makenkrijgen. Hoe ouder je wordt, des groter worden de gevolgenvan een matige omschakeling, zeker na balverlies. Voer je opdie momenten je taak niet goed uit, dan zal de tegenstanderdat afstraffen. In de leeftijdscategorie van B-junioren neemthet winnen een belangrijke plaats in. Spelers willen zich zelfbewijzen. Individuele coaching, aandacht over iemands rol inhet team is essentieel. In de grotere positie- en partijspelen kunje verbanden leggen tussen elkaars kwaliteiten. Ik train altijdzo dicht mogelijk bij de wedstrijd. Bij B-junioren is het tempovaak hoger en wordt er korter gedekt. Je kunt goed positie-spelen gebruiken waarin het omschakelen en het spelen vanpositiespel onder druk van jagende spelers naar voren komt. Wees bij B-junioren voorzichtig met het voor een groep kri-tisch benaderen van een speler. In deze leeftijd krijgen spelersook inzicht in andere zaken van het leven, zijn soms op zoeknaar zichzelf. Als je niet tevreden bent over de ontwikkelingvan een speler, zoek het dan meer in het één op één gesprek.Durf als trainer begrip te tonen voor de fase waar hij in zit.Bied je hulp aan en maak duidelijke afspraken.De concentratieboog is bij B-junioren sterk wisselend. Hetwin- en verlieselement in de trainingsvormen is hier een be-langrijk hulpmiddel. Nagenoeg al mijn trainingsvormen sluitik af met een wedstrijdelement. Bijvoorbeeld bij een pass-en trapvorm: wie het snelst de bal rond speelt. Of bij eenafrondvorm: eindigen met teams tegen elkaar of een indi-viduele winnaar. Soms speel ik met extra prijzen: de verlie-zers ruimen op, lopen een afstand in bepaalde tijd, endergelijke.Tweedejaars A-junioren staan op het punt om de overstap te

Opm deel 2:Opmaak 1 24-04-09 12:23 Pagina 22

Page 18: Opm. Deel 1:Opmaak 1deze opzet dat talentjes niet al op hele jonge leeftijd hoeven over te stappen naar een profclub, want dat heeft volgens mij meer nadelen dan voordelen. Het is

Visie op training

bouw je dan op en hoe verdedig je dan? Deze focus zal bij deC/D-leeftijd nog niet zo aanwezig zijn. Het winnen wordt bijde A’s ook steeds belangrijker. Balverlies tijdens de opbouw isdan uit den boze. In de trainingen moet dat dan ook naarvoren komen. De trainer mag veeleisend zijn en je kunt deoudste junioren benaderen alsof het jonge volwassenen zijn.De trainer van de eerste selectie zal dat straks immers niet an-ders doen.”

23

KEEPERAndries Ulderink: “Welk positiespel je ook kiest, ik vind hetmeevoetballen door de keepers in de trainingsvormen vooralle leeftijdsgroepen erg belangrijk. In de wedstrijd wordentegenwoordig ook voetbalvaardigheden gevraagd, dus datmoet je ook op de training laten terugkomen. Hij leert danbijvoorbeeld aannemen en passen onder druk, iets wat inde wedstrijd ook voorkomt. Ook kan de keeper goed mee-doen in oefeningen met 1:1. Als de tegenstander de balheeft, is hij gewoon keeper die doelpunten moet voorko-men. Als de andere speler de bal heeft, kan hij worden in-geschakeld als aanspeelpunt om zodoende een 2:1-situatiete creëren. Bij oefeningen van passen en trappen is het mee-doen van de keeper minder noodzakelijk, omdat hij dit mis-schien beter in de keeperstraining kan oefenen.”

Opm deel 2:Opmaak 1 24-04-09 12:23 Pagina 23