opbrengsten van tien masterclasses programma ... · dialoog, gesprek, overleg of discussie een...
TRANSCRIPT
1
Opbrengsten van tien masterclasses
Programma Kwaliteitsportfolio
32
INLEIDING...................................................................................................... 4
KWALITEITSCULTUUR.................................................................................... 5
DIALOOGVOERING:.DE.KRITISCHE.(EVALUATIEVE).DIALOOG.................. 7
KWALITEITSINFORMATIE.VERZAMELEN.EN.PRESENTEREN.................... 10
KWALITEITSSTANDAARDEN....................................................................... 12
WETTELIJKE.VEREISTEN:.ACCREDITATIE.EN.KWALITEITSPORTFOLIO.... 15
WERKWIJZEN.VOOR.VERBETERING.EN.ONTWIKKELING.......................... 18
DIALOOGVOERING:.DE.ONTWIKKELINGSGERICHTE.DIALOOG............... 21
SAMENWERKEN.ALS.TEAM.VAN.PROFESSIONALS................................... 24
INTEGRITEIT.EN.TRANSPARANTIE.VAN.KWALITEITSINFORMATIE.......... 27
WERKEN.MET.HET.DIGITAAL.KWALITEITSPORTFOLIO............................. 30
BRONNEN..................................................................................................... 34
4
In 2016 startte het programma kwaliteitsportfolio van Fontys
Hogescholen. Doel hiervan was om in continue afstemming
met in- en externe belanghebbenden te komen tot een
kwaliteitsmanagementsysteem dat zorgt voor eigenaarschap
op kwaliteit door alle betrokkenen. Op deze manier kan Fontys
zich zowel in- als extern en niet tijdgebonden verantwoorden.
Fontys wil met het programma kwaliteitsportfolio een andere
focus in het kwaliteitsdenken bevorderen. Dat doen we door
de harde cijfers wat minder centraal te stellen en ons meer te
richten op waardegedreven aspecten, zoals eigenaarschap,
ontwikkeling en transparantie. We bewegen ons als
organisatie daarmee naar een kwaliteitsomgeving, waarin alle
belanghebbenden samenwerken aan de ontwikkeling van
de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Daarbij speelt de
betrokkenheid van studenten, medewerkers en werkveld en
de dialoog tussen deze drie doelgroepen een grote rol. Deze
manier van werken is gedurende het programma verankerd in
termen van ‘generieke principes’ (fi guur 1). Het programma
kwaliteitsportfolio omvatte meerdere activiteiten, gericht op
het stimuleren van de kwaliteitscultuur en op het creëren van
mogelijkheden om te leren van elkaar.
Het programma Kwaliteitsportfolio organiseerde in 2018 en
2019 tien masterclasses. De thema’s van de masterclasses
waren gebaseerd op de eerdergenoemde generieke principes
van het programma en hebben zodoende altijd te maken met
de ontwikkeling van een kwaliteitsomgeving, dialoogvoering,
eigenaarschap en/of transparantie.
In dit document zijn de belangrijkste uitkomsten van de
masterclasses gebundeld: interessante casuïstiek, theoretische
achtergrondinformatie en geleerde lessen. De masterclasses
zijn in de meeste gevallen verzorgd door medewerkers van aan
het programma deelnemende instituten en consultants van
betrokken diensten. Veel dank aan eenieder die een bijdrage
heeft geleverd!
Namens het programmamanagement Kwaliteitsportfolio,
Ingrid van den Broek
Martin de Wolf
5
Volgens de Onderwijsraad (p. 16, 2015) is een kwaliteitscultuur
“een cultuur die stimuleert dat alle betrokkenen zowel intern als
extern zich continu richten op het defi niëren en behalen van de
gewenste kwaliteit en door middel van een constructief-kritische
houding (critical friend) steven naar de daarvoor zo nodig vereiste
kwaliteitsverbeteringen”. Daarbij is een duidelijk, gedeelde en
doorleefde visie op goed onderwijs een belangrijk basiselement.
In deze masterclass is ingezoomd op de wijze waarop Fontys
International Business School (FIBS) heeft gewerkt aan een
gedeelde visie op goed onderwijs. Vervolgens bracht de dienst
Personeel & Organisatie (P&O) nuttige inzichten mee hoe je van
visie tot gezamenlijke veranderingen kunt komen.
Visie op goed onderwijs
In de periode 2016-2018 heeft bij FIBS een brede dialoog
plaatsgevonden over de gezamenlijke visie op goed onderwijs.
Het resultaat daarvan is, dat de opleidingen van FIBS zes
uitgangspunten hanteren om het onderwijs vorm te geven.
Studenten worden uitgedaagd om:
• eigenaarschap te nemen;
• nieuwsgierig te zijn en uitdagingen te zoeken;
• kritisch te denken;
• in staat te zijn om zich aan te passen aan wisselende situaties;
• kennis toe te passen;
• adequaat probleemoplossend vermogen te hebben.
Volgens de hiervoor genoemde opvattingen van de Onderwijsraad
is ‘HRM-beleid dat kwaliteitsbeleid ondersteunt’ een tweede
basiselement van een sterke kwaliteitscultuur. Bij FIBS heeft men
die aanbeveling ter harte genomen en het personeelsbeleidsplan
in lijn gebracht met de visie op goed onderwijs. Uitgangspunt
in het personeelsbeleidsplan is onder andere dat medewerkers
bewust voorbeeldgedrag tonen en elkaar aanspreken op resultaat,
werkhouding en gedrag. Daarnaast heeft FIBS de ambitie te willen
werken als learning community, waarin docenten, studenten en
werkveldpartners kennis en ervaring uitwisselen en ontwikkelen.
FIBS heeft zich bij de ontwikkeling van de learning community
laten inspireren door het model van Crossan (1999), waarin
organisatie-leren als een dynamisch proces wordt voorgesteld.
Feedback en feed forward zijn wederkerige mechanismen tussen
de organisatie, de groep en het individu. Feedback (terugblikkend)
gaat van organisatie richting individu, terwijl feed forward
(vooruitblikkend) van individu richting organisatie gaat.
Figuur 1 – Generieke principes van het kwaliteitsportfolio
Figuur 2 – Organisatie-leren als dynamisch proces
Naar: Crossan (1999)
.KWALITEITSCULTUUR“Het kwaliteitsportfolio is een manier van samenwerken ondersteund door een digitale omgeving.”
Individual
Intuiting
Institutionalizing
Group
Feed foward
Organizational
Indi
vidu
alGr
oup
Orga
niza
tiona
l
Feed
back
Interpreting
Integration
76
Olievlekwerking
Een sterke kwaliteitscultuur vraagt nogal wat van
medewerkers in een organisatie: voorbeeldgedrag tonen,
feedback ontvangen en geven, meedenken over gewenste
ontwikkelingsrichtingen en een grote veranderbereidheid.
Dat laatste gaat niet vanzelf. Volgens medewerkers van de
dienst P&O is de veranderbereidheid van mensen het grootst
als ze moeten, willen en kunnen veranderen. Het model in
figuur 3 laat zien dat er veel factoren van invloed zijn op die
veranderbereidheid, variërend van timing tot aansturing tot
emoties van betrokkenen.
Hoe kan olievlekwerking in de ontwikkeling van de
veranderbereidheid c.q. kwaliteitscultuur gerealiseerd worden?
Hiervoor zijn vier stappen nodig:
1. helder hebben wat de noodzaak is;
2. benoem wat er specifiek moet veranderen:
Hoe ziet het er uit? Welk gedrag hoort er bij?
3. achterhalen waarom de cultuur is zoals die is,
oorzaken en functies van gedrag in kaart brengen;
4. het goede gesprek met elkaar voeren.
In de volgende masterclasses is ‘het goede gesprek’
(dialoogvoering) nog meerdere keren aan bod gekomen.
Een kwaliteitscultuur ontwikkelt zich als er onder andere
sprake is van een duidelijke, gedeelde en gedragen visie op
goed onderwijs (figuur 4). Als een dergelijke visie gedeeld en
gedragen dient te zijn, dan vraagt dat om goede onderlinge
afstemming (Van Maanen, 2014). Dialoogvoering kan daarbij
een succesvolle aanpak zijn (De Wolf, 2015). Zo werd in
aanloop naar het visitatieproces voor de accreditatie van de
opleidingen bij Fontys Lerarenopleidingen in Tilburg,
een methodiek voor dialoogvoering breed ingezet.
Uit de evaluatie bleek hoe waardevol dit werd ervaren door
studenten, medewerkers en betrokken opleidingsmanagers
(tabel 1). Zij waren van mening dat middels de dialoog een
goed en realistisch beeld van de kwaliteit van de betrokken
opleidingen was ontstaan en dat deze aanpak bijdraagt aan
de ontwikkeling van die kwaliteit.
In deze masterclass hebben collega’s van Fontys Hoge-
school Financieel Management en de dienst Onderwijs en
Onderzoek argumenten voor dialoogvoering op een rijtje
gezet en met de aanwezige collega’s de principes van de
kritische dialoog in praktijk gebracht.
Figuur 3 - Diagnosemodel voor veranderbereidheid
Naar: Metselaar et al (2016)
Gemiddelde score (vijfpuntschaal 1= nee / 5 = ja)
Geeft de zelfevaluatie een goed beeld van de huidige kwaliteit van je opleiding? 4,2
Is de opzet van een dialoog tussen docenten, studenten en teamleiding een goede manier om de kwaliteit van de opleiding te bespreken?
4,8
Draagt een dialoog tussen docenten, studenten en teamleiding bij aan de ontwikkeling van kwaliteit van de opleiding?
4,7
Levert een dialoog tussen docenten, studenten en teamleiding een realistisch beeld van de huidige kwaliteit van de opleiding op?
4,4
Tabel 1 – Evaluatie n.a.v. dialoogsessies bij opleidingen FLOT (N=56 | 76%)
Deze masterclass werd verzorgd door Elke Groeneveld, Floor Jansen (dienst P&O), Gerard Sijben (FIBS) en Martin de Wolf (dienst O&O) op 17 september 2018.
....DIALOOGVOERING:.DE.KRITISCHE.(EVALUATIEVE).DIALOOG.“Teams van professionals vragen interne en externe belanghebbenden en peers feedback op de kwaliteit en
relevantie van de opleiding, waarmee zij de kwaliteit van het onderwijs continu verbeteren.”
Gevolgenwerk
Meer-waarde
Betrokken-heid
Internedruk
Externnoodzaak
Kennis en ervaring
Aansturing
Informatie
Verander-vermogen
Beheers-baarheid
Complexiteit
GedragVerander-baarheid
Resultaat
Timing
Emoties
98
Dialoog, gesprek, overleg of discussie
Een dialoog is een gesprek, maar niet ieder gesprek is een dialoog.
Bij een dialoog wordt tijd en ruimte gecreëerd om met inbreng van
alle gespreksdeelnemers te komen tot een gezamenlijk beeld van
een specifiek onderwerp. Dat vraagt een minder strakke agenda
dan bij de meeste overleggen gebruikelijk is. De dialoog is feitelijk
een ‘langzaam’ gesprek. Verschillende standpunten worden ook
niet tegenover elkaar geplaatst, zoals bij discussies gewoonlijk
is, maar naast elkaar. De dialoog is een waarderende aanpak
(Mooren, Kleinlutenbelt, & Dollevoet, 2017).
Kenmerken van dialoogvoering
De ervaring leert dat een gespreksleider bij een kritische dialoog
van grote toegevoegde waarde kan zijn. Hij of zij leidt het gesprek
in goede banen en hanteert daarbij een methodiek die focus en
richting aanbrengt. Een goede kritische dialoog stelt zowel eisen
aan de gespreksleider als aan de gespreksdeelnemers. In tabel 2
staat een overzicht van die eisen, gebaseerd op inzichten vanuit
de literatuur (Ten Hengel & Bommerez, 2008).
Waarom een kritische dialoog?
Ook bij Fontys Hogeschool Financieel Management (FHFM) wordt
aandacht besteed aan dialoogvoering. Daar zijn drie redenen voor
aan te voeren:
1) Onderwijs verbeteren - eerder werden interne en externe
belanghebbenden wel bevraagd over hetgeen ze van de opleiding
vonden, maar werd geen intensief gesprek gevoerd. Vanuit een
kritische dialoog met belanghebbenden over onderwijskwaliteit
worden eigen opvattingen gespiegeld en kunnen achterliggende
argumenten direct verhelderd worden. Daarmee kan de kwaliteit
van het onderwijs worden verbeterd.
2) Samen weet je meer dan in je eentje - door de dialoog aan
te gaan met belanghebbenden verzamel je meer inzichten over
een bepaald onderwerp.
3) Belanghebbenden willen meer invloed hebben - door
deel te nemen aan dialoogsessies krijgen belanghebbenden
de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op keuzes die
worden gemaakt in de opleiding. Door continue met elkaar in
gesprek te gaan, zorg je ervoor dat lijnen tussen geledingen
minder scherp worden en wederzijdse betrokkenheid meer
vanzelfsprekend wordt.
Waarom géén kritische dialoog?
Desondanks lukt het ook bij FHFM niet altijd om een
kritische dialoog met belanghebbenden te organiseren.
Dialoogvoering is daarmee nog niet structureel ingebed
in de kwaliteitscyclus. Voor een deel komt dat door oude
patronen die heersen en soms lastig te doorbreken zijn.
Een goede dialoog kost daarnaast relatief veel tijd, waardoor
het soms gemakkelijker is om dat niet te organiseren.
Tenslotte is er bij veel medewerkers een bepaalde vorm
van handelingsverlegenheid: hoe voer je een goede dialoog?
De deelnemers aan deze masterclass gingen ook met elkaar
in dialoog: waarom vind je dialoogvoering belangrijk en
waarom doe je dat (soms) toch niet? Met name ten aanzien
van de tweede vraag kwamen enkele aanscherpingen van
de bovenstaande redenen naar voren. Ten eerste ontbreekt
er bij veel opleidingen vooralsnog een structurele inbedding
om een kritische dialoog te voeren. De dialoog wordt nog
onvoldoende gezien als evaluatie-instrument. Daarnaast
vonden de deelnemers aan deze masterclass het lastig om
uitkomsten van een dialoog zichtbaar te maken. Verder gaven
de deelnemers aan dat gespreksleiders bij een dialoog min
of meer onafhankelijk zouden moeten zijn. Er zou nog mee
geïnvesteerd moeten worden in professionalisering van goede
gespreksleiders. Tenslotte benoemden de deelnemers dat ze
het lastig vonden om belanghebbenden bij dialoogsessies te
betrekken. Dat geldt voor studenten, maar zeker ook voor
het werkveld.
In volgende masterclasses is aandacht besteed aan de vraag
hoe je uitkomsten van een dialoog zichtbaar maakt en op
welke wijze je een ontwikkelingsgericht perspectief in een
dialoog kunt aanbrengen.
Kwaliteitscultuur Externe oriëntatie
Inspirerend leiderschap
Transparantie
Effectiviteit
Waardering
Streven naarverbetering
Gezamelijkewaarde-opvattingen
Vanzelfsprekend goed willen doen
Veranderingsgezindheid
Lerend vermogen
HRM-beleid datkwaliteitsbeleidondersteunt
Studentenbetrokkenheid
Empowerment
Open communicatie
Vertrouwen
Paricipatie
Organisatiecultuur
Eigenaarschap
Samenwerken
Willen delen
Gedeelde en doorleefdevisie op goed onderwijs
Figuur 4 – Kenmerken van een kwaliteitscultuur
Naar: De Wolf (2015)
Tabel 2 – Kenmerken van een dialoog
Gespreksleider Deelnemers
Creëren van een veilige omgeving Luisteren naar elkaar
Zorgen dat iedereen zich gehoord voelt Rust in het gesprek
Basiskennis of ervaring Aandacht voor het gesprek
Toetsen of benoemen van gevoelens Respect voor ieders inbreng
Goede (open) vragen stellen Inbrengen persoonlijke dimensie
Focus houden op de dialoog Oordelen koesteren
Deelnemers helpen elkaar te zien en horen Niet fixeren op oplossingen
Deze masterclass is verzorgd door Katie de Haas, Jessy Driessen (FHFM) en Martin de Wolf (O&O) op 22 oktober 2018.
10 11
In deze derde masterclass gingen collega’s van Fontys
Hogeschool Pedagogiek en de dienst Onderwijs en
Onderzoek nader in op de vraag hoe je kwaliteitsinformatie,
verkregen vanuit dialoogvoering, op een adequate wijze
kunt verzamelen, vastleggen en presenteren. De masterclass
werd gestart met een voorbeeld vanuit het programma
‘Waardigheid en Trots’ van de Nederlandse zorgsector. In het
programma zijn – in samenspraak met belanghebbenden
– tien klantbeloftes gedefinieerd en nader uitgewerkt.
Deze klantbeloftes worden gerealiseerd door middel van
vijf bouwstenen voor kwaliteit: informeren, conformeren,
signaleren, leren & verbeteren, en waarderen (figuur 5).
Binnen de betreffende zorgorganisaties vindt op basis van
de vijf bouwstenen voortdurend de dialoog plaats om tot
verbetering van de dienstverlening te komen. Het voorbeeld
maakte duidelijk dat dialoogvoering ook in andere sectoren
wordt gehanteerd en om een integraal en voortgaand proces
vraagt waarbij alle medewerkers verantwoordelijk zijn voor
de geleverde kwaliteit.
Kwaliteitsinformatie verzamelen
Kwaliteitsinformatie in de context van het onderwijs is het
resultaat van verzamelde gegevens over de kwaliteit van het
onderwijs. Guba en Lincoln definieerden reeds in 1989 vier
‘evaluatiegeneraties’. De eerste generatie was gericht op het
meten van kwantitatieve gegevens. De tweede generatie
was meer beschrijvend van aard. Men wilde kenmerken van
beleid kunnen duiden. De derde generatie had meer een
beoordelend karakter. Kwaliteitsmedewerkers wilden een
finaal oordeel kunnen vellen over de kwaliteit, bijvoorbeeld
door een vergelijking van gerealiseerde effecten met de
beoogde doeleinden. De vierde generatie is vervolgens
gericht op het benutten van de ervaringsdeskundigheid
van belanghebbenden. In de afgelopen drie decennia zijn
daar veel inzichten aan toegevoegd, maar er heeft zich nog
geen duidelijke vijfde generatie afgetekend. We maken
nog steeds (veel) gebruik van de ervaringsdeskundigheid
van belanghebbenden, maar zijn dat tevens op een meer
kwalitatieve manier gaan doen. Smaling (2009) spreekt
van zogenoemd participatief onderzoek ofwel responsief
evaluatieonderzoek. Doel is niet alleen om evaluatiegegevens
te genereren, maar ook om (direct) verbetering te realiseren,
vanuit interactie met belanghebbenden. De wijze waarop we
invulling geven aan die vierde evaluatiegeneratie vertoont veel
kenmerken van kwalitatief onderzoek (zie kadertekst).
Figuur 5 - Bouwstenen voor kwaliteit volgens het programma ‘Waardigheid en Trots’
Naar: Triemstra, Menting & Francke (2018)
Kwaliteitsinformatie presenteren: zoeken naar
de juiste vorm
Bij Fontys Hogeschool Pedagogiek (FHP) is de afgelopen
jaren de nodige ervaring opgedaan met het verzamelen van
kwaliteitsinformatie door middel van dialoogvoering. Voorheen
werd vanuit kwaliteitsmanagement veel informatie opgehaald,
maar het was niet altijd duidelijk wat er met die informatie
gedaan kon worden. Tegenwoordig experimenteert FHP met
schriftelijke evaluaties als aanjager om de dialoog aan te gaan,
zowel met interne als externe belanghebbenden. De ervaring
is dat de dialoog over onderwijskwaliteit de kwaliteitscultuur
binnen opleidingen stimuleert en versterkt. De uitkomsten van
een dialoog bieden daarnaast vaak aangrijpingspunten om de
kwaliteit van het onderwijs te verbeteren of te consolideren.
Het gespreksverslag is echter niet altijd een aantrekkelijke
vorm om de verzamelde informatie te presenteren. FHP is
momenteel zoekende naar manieren om dat aantrekkelijker
te maken.
In de afsluitende discussie gingen deelnemers onder andere
aan de slag met de vraag hoe je dit soort kwaliteitsinformatie
kunt presenteren. Ideeën die daarbij naar voren kwamen,
waren onder andere infographics, beeldverslagen, mindmaps,
filmclips en customer journeys (zie ook thema ontwikkelings-
gerichte werkwijzen).
InformerenIedereen is op de hoogte van de beloften
ConformerenElke dag doen we,wat we beloven
SignalerenIedereen heeft hierin een rol
Leren & verbeterenWe helpen elkaarverbeteren
WaarderenWe laten ons graagtoetsen
1 2 3 4 5
Deze masterclass werd verzorgd door Anouschka van Eijk, Martijn van Boxtel (FHP), Ingrid van den Broek en Rik Feddes (O&O) op 19 november 2018.
...KWALITEITSINFORMATIE.VERZAMELEN.EN.PRESENTEREN.“Het kwaliteitsportfolio is een presentatie- en werkomgeving voor docenten, studenten, en overige interne en externe
belanghebbenden, waarmee Fontys kwaliteit van onderwijs zichtbaar maakt en ontwikkelt.”
Kadertekst – Kwalitatieve analyse-activiteiten
Baarda et al (2018) beschrijft in het Basisboek Kwalitatief
Onderzoek drie kernactiviteiten bij het proces van
kwalitatieve analyse. De eerste activiteit is het waarnemen
ofwel de gegevens verzamelen. In het geval van een
kritische dialoog bestaat de waarneming uit verslaglegging
van hetgeen gezegd is. Dat kan uiteraard ook door middel
van een geluids- of video-opname. De tweede activiteit is
het analyseren. Je gaat feitelijk ontleden wat er gezegd
is. Je kent aan passages bepaalde codes of labels toe,
waarmee je duiding geeft aan de verzamelde gegevens.
Uiteindelijk voeg je de coderingen weer samen door ze te
ordenen en te zoeken naar een logische samenhang die je
bijvoorbeeld in een infographic kunt weergeven.
De derde en laatste activiteit bij kwalitatieve analyse is
het reflecteren. Reflectie dient ertoe om vast te stellen
of je voldoende inzicht hebt verworven ten aanzien van
hetgeen dat je wilde weten. Daarnaast kan reflectie ook
tot nieuwe inzichten en vragen leiden, die aanleiding
zijn tot vervolgonderzoek. Je kunt dan ook besluiten om
je verzamelde gegevens opnieuw te coderen, waarbij een
andere samenhang in de kwaliteitsinformatie kan ontstaan.
Om uiteindelijk de betrouwbaarheid van je bevindingen te
vergroten, is peer debriefing een mogelijkheid. Je schakelt
experts in om je bevindingen tegen het licht te houden en
om te checken of ze zich kunnen vinden in je conclusies.
12 13
Wanneer je als opleidingsteam aan de slag gaat met
kwaliteitsstandaarden, geef je feitelijk antwoord op de vraag:
wanneer is je onderwijs goed? Dat is niet per definitie een
kwaliteitsvraag, maar minstens zo goed een ontwerpvraag.
Zodoende besloten medewerkers van het team kwaliteits-
management van de dienst O&O om de handen ineen te
slaan met collega’s van Fontys Educational Designers. Het
resultaat was deze masterclass over kwaliteitsstandaarden.
Kwaliteit volgens Fontys
In het najaar van 2018 heeft Fontys haar kwaliteitsbeleid
geactualiseerd: Kwaliteit volgens Fontys Hogescholen. In
deze notitie wordt het kwaliteitsbeleid beschreven aan de
hand van vijf pijlers van kwaliteitsmanagement (figuur 6).
De eerste pijler betreft de visie op de kwaliteit van onderwijs
en onderzoek (zie ook het thema kwaliteitscultuur). Deze
pijler heeft betrekking op het belang van het stellen van
eigen kwaliteitsstandaarden. De generieke principes die de
basis vormen van het programma kwaliteitsportfolio kan
men hanteren als toetssteen voor de eigen visie op kwaliteit.
Figuur 6 - De vijf pijlers van kwaliteitsmanagement binnen Fontys
Naar: Fontys Hogescholen (2018)
Kwaliteitsstandaarden
Een kwaliteitsstandaard kan gedefinieerd worden als een maat
of specificatie die is vastgesteld door een erkend lichaam of
door een groep mensen, en waarvan is afgesproken dat ze
deze zullen gebruiken. Er zijn verschillende landelijke kaders
waarin kwaliteitsstandaarden staan beschreven, zoals de Wet
op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek
(WHW) en de beoordelingskaders van de Nederlands-Vlaamse
Accreditatieorganisatie (NVAO). Ook Fontys publiceert
jaarlijks kwaliteitsstandaarden in de zogeheten kaderbrief.
Daarin wordt onderscheid gemaakt in kwaliteit die moet,
kwaliteit die hoort en kwaliteit die inspireert. Daaraan liggen
verschillende ideeën en notities ten grondslag, zoals de missie
en visie van Fontys, TEC for Society, de waardenset en de vijf
uitgangspunten voor leren. Al deze ideeën en notities zijn
samengebracht in het hiervoor genoemde kwaliteitsbeleid
Kwaliteit volgens Fontys Hogescholen (2018).
Figuur 7 - De vijf stappen van design thinking
Naar: FED (n.d.)
Design Thinking
Fontys Educational Designers (FED) bestaat uit een groep
docenten en onderwijsontwerpers die werkzaam zijn bij
verschillende Fontys instituten. FED heeft de ambitie dat
elke docent binnen Fontys een onderwijsontwerper wordt:
iemand die, in samenwerking met collega’s, in staat is om
onderwijs te ontwerpen dat inspireert, verwondert en raakt.
Daarbij hanteert FED de principes van design thinking, dat
in onderwijsorganisaties veel gebruikt wordt om complexe
vraagstukken op te lossen. Design thinking bestaat uit vijf
stappen (figuur 7), waarbij een belangrijk kernelement is dat
je jezelf als onderwijsontwerper verplaatst in de wensen en
behoeften van de student.
EMPATHIZE IDEATE
DEFINE PROTOTYPE
TEST
Ontdek enverdiep je indiegene waarje voorontwerpt.Wie is mijngebruiker?Wat doet ertoe voor diepersoon?
Creëer eenstandpuntgebaseerd opbehoeften vande gebruiker.Wat zijn debehoeften?
Maak eenrepresentatievan één ofmeer ideeëndie je anderenkunt laten zien.Hoe kan ikmijn ideepresenteren?Let op! Eenprototype isslechts eenruwe schets.
Brainstormen bedenkzoveelmogelijkcreatieveideeën.Wilde ideeënwordenaangemoedigd!
Deel je prototypemet deoorspronkelijkegebruiker voorfeedback.Wat werkte?Wat niet?
KWALITEITSSTANDAARDEN.“Opleidingen definiëren, ontwikkelen en onderhouden eigen kwaliteitsstandaarden, rekening houdend met landelijke
kaders, missie en visie van Fontys, en afgestemd met studenten en werkveld. ”
14 15
Kwaliteitsstandaarden vanuit design thinking
Tijdens deze masterclass gingen deelnemers aan de slag met
het ontwerpen van kwaliteitsstandaarden op basis van de
principes van design thinking. Hulpvragen die daarbij gesteld
werden, waren: welke TEC-skill is essentieel voor je studenten?
In welke beroepscontexten moeten je studenten deze skill
kunnen aantonen? Wat zijn kenmerken van de ideale student?
Categoriseer deze kenmerken in hart, hoofd en handen.
Wat is er nodig om die ideale student te ondersteunen?
Welke eisen stel je aan de begeleiding van je studenten?
En welke kwaliteitsstandaarden kun je daaruit afleiden?
De masterclass werd afgerond met een discussie over
de vraag hoe je als opleidingsteam zelf gedefinieerde
kwaliteitsstandaarden kunt valideren. Ook hierbij gelden
principes van kwalitatief onderzoek (zie het vorige thema
kwaliteitsinformatie), waarbij feedback van externe experts
één van de manieren is om de geldigheid van uitspraken
te vergroten. En in lijn met de kerngedachte van design
thinking betrek je als opleidingsteam ook je studenten
en het afnemend werkveld.
Binnen het programma kwaliteitsportfolio streven de deel-
nemende instituten naar het vergroten van eigenaarschap
ten aanzien van de kwaliteit van onderwijs. De vorige
masterclass sloot daar direct op aan in de vorm van het
thema kwaliteitsstandaarden. De redenering daarachter
is, dat het eigenaarschap ten aanzien van de kwaliteit
van onderwijs wordt vergroot als opleidingsteams eigen
kwaliteitsstandaarden definiëren. Daarbij dient wel rekening
gehouden te worden met wettelijke vereisten. Dat is dan
ook het thema van deze vijfde masterclass.
Nieuwe wettelijke kaders
Sinds 1 februari 2019 is de nieuwe wet Accreditatie op Maat
verankerd in het beoordelingskader van de NVAO. Aangezien
Fontys de Instellingstoets Kwaliteitszorg heeft gehaald, geldt
voor alle opleidingen binnen Fontys het zogeheten beperkte
opleidingsbeoordelingskader. In de onderstaande kadertekst
staan de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het vorige
beoordelingskader.
Deze masterclass werd verzorgd door Siete Sirag (FED), Gea van Zutven en Martin de Wolf (O&O) op 17 december 2018.
��.WETTELIJKE.VEREISTEN:.ACCREDITATIE.EN.KWALITEITSPORTFOLIO“Opleidingen vinden in het kwaliteitsportfolio (wettelijke) vereisten en methodisch verantwoorde werkwijzen.”
Kadertekst – wijzigingen in het NVAO-
beoordelingskader
• Opzet kader: in het vorige kader (2016) zaten verschillende
kaders in elkaar geschoven. Nu zijn de protocollen voor de
Toets Nieuwe Opleiding, Uitgebreid Opleidings-
boordelingskader, Beperkt Opleidingsbeoordelingskader
en de Instellingstoets Kwaliteitszorg uit elkaar getrokken.
• Inhoudelijke wijzigingen: er wordt in het nieuwe kader van
opleidingen verwacht dat ze de taalkeuze verantwoorden.
Als de opleiding een Engelse naam hanteert dient de
opleiding dat te verantwoorden. Verder wordt er gekeken
naar de taalbeheersing van docenten.
• Beslisregels: in het nieuwe kader zijn geen
gedifferentieerde oordelen meer. Eerst kon een opleiding
een excellent, goed, voldoende of onvoldoende behalen.
In het nieuwe kader wordt dat ‘voldoet’, ‘voldoet niet’ of
‘voldoet onder voorwaarden’.
• Onbepaalde tijd: de licentie van een opleiding is voortaan
voor onbepaalde tijd in plaats van zes jaar. Daarmee geeft
het nieuwe kader uitdrukking aan ‘verdiend vertrouwen’.
Er moet wel elke zes jaar getoetst worden of een opleiding
voldoet aan de eisen die aan de licentie worden gesteld.
• Voorwaarden: in het geval van tekortkomingen die
binnen twee jaar zijn te herstellen, verleent de NVAO een
accreditatie onder voorwaarden.
• Visitatiegroepen en inleverdatum: alle opleidingen in het
accreditatiestelsel worden ingedeeld in visitatiegroepen.
Voor deze groepen stelt de NVAO de uiterste datum vast
waarop zij een compleet en formeel correct visitatierapport
in moeten leveren bij de NVAO.
• Panelleden en secretarissen: in het nieuwe kader worden
opleidingen aangemoedigd om de bemensing van de
panels zelf te organiseren. De NVAO hanteert een richtlijn
voor de wijze waarop instellingen de deskundigheden en
onafhankelijkheid van panelleden en de secretaris kunnen
onderbouwen in de aanvraag om goedkeuring van een
panelsamenstelling.
• Bestudering eindwerken: om de gerealiseerde
leerresultaten te beoordelen, selecteert en bestudeert
het panel recente eindwerken van ten minste 15
afgestudeerden van de opleiding. Daarnaast beoordeelt
het panel ook de wijze waarop alumni functioneren in de
praktijk (NVAO, 2018).
16 17
De JHS-kwaliteitsstandaard
In het vervolg van de masterclass gingen medewerkers
van de Juridische Hogeschool (JHS) in op de wijze waarop
zij met wettelijke vereisten omgaan in het kader van het
programma kwaliteitsportfolio. JHS is binnen het programma
kwaliteitsportfolio één van de zes deelnemende instituten
van het eerste uur.
Binnen JHS werken veel juristen die vanuit een juridische
cultuur gewend zijn om zaken vast te leggen. Daarbij worden
wettelijke vereisten snel omarmd. Het beoordelingskader van
de NVAO vormt binnen JHS dan ook het vertrekpunt voor de
kwaliteitsstandaarden waarmee wordt gewerkt. JHS heeft
de kwaliteitsstandaarden van de NVAO echter aangevuld
met eigen JHS-beleidsdoelen.
Het curriculum binnen JHS is in blokken georganiseerd,
waarbij voor ieder blok een blokcoördinator is aangesteld.
Een onderwijsblok is binnen JHS de kleinste integrale
onderwijseenheid. Om die reden heeft JHS besloten om de
zogeheten JHS-Kwaliteitsstandaard in eerste instantie te
richten op de onderwijsblokken. Er is een formulier ontwikkeld
waarbij aan blokteams wordt gevraagd om antwoord te geven
op vragen die betrekking hebben op de kwaliteitsstandaarden
van de NVAO en de beleidsdoelen van JHS (tabel 3). De vragen
zijn ontwikkeld in samenspraak met de blokteams. In de opzet
van het formulier komt de PDCA-cyclus tot uitdrukking.
Er zijn vragen over uitvoering (Do) in relatie tot beleid (Plan),
er wordt gevraagd naar evidenties (Check) en er zijn vragen
over verbetermaatregelen (Act). Inmiddels zijn er vergelijkbare
formulieren ontwikkeld voor de commissies binnen JHS en
een totaaloverzicht voor de directie (figuur 8).
Vanuit deze drie geledingen worden de vragen in de
formulieren jaarlijks beantwoord en ontstaat er een cyclus
waarmee JHS zich permanent (jaarlijks) accreditatiewaardig
kan noemen. Deze werkwijze bevordert daarnaast de
kwaliteitscultuur doordat de vragen leiden tot een dialoog
waarin teams een gedeelde en gedragen visie op goed
onderwijs ontwikkelen.
Tabel 3 - voorbeeld JHS-kwaliteitsstandaard voor blokteams
JHS Kwaliteits-standaard
MACON
StategischBeleid
Directie
MARAP
Deelbeleid
Commissie
Jaarverslag
Competentie-boek
Blokteam
Blokrapportage
Jaarplan
KS Schema
Deze masterclass werd verzorgd door Henk Hulsen, Jasper Oltheten (JHS), Fridy Smits (audit) en Ingrid van den Broek (O&O) op 7 januari 2019.
Figuur 8 - PDCA’s binnen JHS
Beleid Hulpvragen om de standaard aan te tonen
Antwoorden en toelichting op de hulpvragen
Betekenisvolle bewijzen
NVAO-standaard 2:
Programma: oriëntatie
Standaard 2: Het program-
ma maakt het mogelijk om
passende (professionele of
academische) onderzoeks-
en beroepsvaardigheden
te realiseren.
Het programma sluit aan
bij de actuele (internationale)
ontwikkelingen, eisen en
verwachtingen in het
beroepenveld en in het
vakgebied. Academische
vaardigheden en/of onder-
zoeks- en/of beroepsgerichte
competenties krijgen invulling
op een wijze die past bij
de oriëntatie en het niveau
van de opleiding.
Bijvoorbeeld realisatie
beroepsvaardigheden/
vakgebied:
2.1 Hoe stimuleert het blok
de beroepsvaardigheden
van de student, passend
binnen de competenties
van het blok?
2.2 Hoe sluiten beroepspro-
ducten aan op het werk-
veld en het vakgebied?
2.3 Komen casuïstieken,
opdrachten en toetsen
uit het werkveld en het
vakgebied?
2.4 Wordt er in het blok
gebruik gemaakt van
expertise uit lectoraten,
literatuur, andere
opleidingen, andere
deskundigen?
2.5 Inzet gastcolleges,
gastdocenten, excursies?
Door blokteam in te vullen. Door blokteam aan te leveren.
18 19
Deze zesde masterclass van het programma kwaliteitsportfolio
ging over ‘werkwijzen voor verbetering en ontwikkeling’.
Medewerkers van de dienst Onderwijs en Onderzoek en
de opleiding Toegepaste Psychologie gingen in gesprek
over ontwikkelingsgerichte werkwijzen. Daarnaast gaven
zij een inkijkje in de wijze waarop de opleiding Toegepaste
Psychologie een ontwikkelingsgerichte manier van werken heeft
geïntegreerd in een bijzondere opzet van hun accreditatietraject.
Ontwikkelingsgerichte werkwijzen
Er is een breed scala aan acties die je kunt hanteren om
de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, zoals meer
persoonlijke aandacht voor studenten, hechte betrekkingen
met het werkveld of verschillende vormen van teamleren.
Er zijn in het onderwijs ook methodieken ontwikkeld die als
ontwikkelingsgerichte werkwijze ingezet kunnen worden. In
deze masterclass werden enkele voorbeelden gepresenteerd:
• Dialooginstrument studentcoaching – medewerkers en
studenten van een opleiding kunnen met dit instrument in
gezamenlijkheid vaststellen wat zij onder goede student-
coaching verstaan en monitoren vervolgens ook samen of
en hoe dit gerealiseerd wordt. Met dit instrument krijgen
opleidingsteams handvatten om goede voorbeelden
en verbetermogelijkheden inzichtelijk te maken (Fontys
Hogescholen, n.d.).
• De toetsing getoetst – deze methodiek is ontwikkeld vanuit
de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Opleidingsteams
kunnen zich via deze methodiek een beeld vormen van de
kwaliteit van hun toetsen, het toetsprogramma, toetsbeleid,
toetsorganisatie en de toetsbekwaamheid bij opleidingen
(Van Schilt-Mol, 2016).
• Protocol Verbeteren en Verantwoorden van afstuderen in
het hbo – dit protocol is een initiatief van de Vereniging
Hogescholen i.s.m. enkele Nederlandse hogescholen. Het
protocol is feitelijk een handreiking bij het verbeteren van
het afstudeerprogramma van opleidingen, gebaseerd op een
integrale vragenlijst. Vragen die gesteld worden, zijn onder
andere: Wat is de visie van de opleiding op de beroeps-
bekwame student? Welke beroepsopdrachten leiden tot de
gewenste prestaties? In hoeverre is het beoordelingsmodel
ondersteunend bij het komen tot een valide, betrouwbaar,
transparant en integraal oordeel? (Andriessen, Sluijsmans,
Snel & Jacobs, 2017)
Kwaliteitsportfolio HRMP:
ontwikkelingsgerichte benadering
Bij de opleiding Toegepaste Psychologie (TP) is de voor-
bereiding op de visitatie en accreditatie ingezet als een
werkwijze voor ontwikkeling. De opleiding TP maakt deel
uit van Fontys Hogeschool HRMP. Dit instituut is één van
de zes pilotinstituten die vanaf het begin van fase I deel
uitmaakt van het programma kwaliteitsportfolio.
Vertrekpunten die FH HRMP in het programma heeft
gehanteerd zijn: a) versimpelen; b) terug naar de kern
(weergegeven in figuur 9); c) medewerkers zijn gedreven om
kwaliteit te leveren; d) het kwaliteitsportfolio faciliteert de
dialoog en e) maakt kwaliteit continu inzichtelijk. In de wijze
waarop de opleiding TP het visitatietraject had vormgegeven,
kwamen deze vertrekpunten goed naar voren.
Faciliteiten
Communicatie
Cu
rriculum Toetsing
Praktijk
Didactiek
Bege
leid
ing
Talent & Geluk
Posi
tieve
bel
evin
g med
ewerkers Positieve beleving studenten
Positieve beleving werkveld
Opleiden totberoeps-
beoefenaar dieaansluit op
praktijk
Ontwikkelingsgericht visitatietraject
Voor het visitatietraject had het projectteam van TP specifieke
uitgangspunten geformuleerd. Men wilde voorkomen dat
de visitatie werd ervaren als een ‘kunstje in een circus’, zoals
door opleidingen soms wel wordt gezegd. De voorbereiding
en visitatiedag dienden betekenisvol te zijn. De opleiding
wilde nadrukkelijk haar eigen verhaal vertellen en zich niet
laten leiden door extern geformuleerde kwaliteitsstandaarden.
Daarbij wilde het projectteam een zelfevaluatierapport opzetten
dat gericht is op doorontwikkeling van de opleiding TP. Het
zelfevaluatierapport zou ook na de visitatie onderdeel moeten
worden van de jaarlijkse PDCA-cyclus van TP. Het projectteam
besloot ook dat een voldoende goed genoeg was voor deze
visitatie. De visitatie moest vooral leuk zijn en energie opleveren.
Eigen invulling zelfevaluatierapport
De opleiding wilde de geboden vormvrijheid vanuit het
beoordelingskader optimaal benutten. Zodoende kreeg ook
het zelfevaluatierapport een geheel eigen vorm. De opleiding
omarmde de customer journey als werkwijze en creëerde een
rapport waarmee de lezer aan de hand van twee karakters
door de opleiding wordt meegenomen: voltijdstudent Lisa
en deeltijdstudent Rob. Het projectteam kwam samen met
collega’s van de opleiding tot een gezamenlijke invulling
van het rapport. Er werd onder meer een accreditatieborrel
georganiseerd, waarbij medewerkers antwoord gaven op vier
vragen: Waar ben je trots op? Wat verdient aandacht? Wat
kan de prullenbak in? En wat is je ambitie?
Figuur 9 - Kernactiviteiten van FH HRMP
WERKWIJZEN.VOOR.VERBETERING.EN.ONTWIKKELING“Het kwaliteitsportfolio is een presentatie- en werkomgeving voor docenten, studenten, en overige interne
en externe belanghebbenden, waarmee Fontys kwaliteit van onderwijs zichtbaar maakt en ontwikkelt.”
20 21
Ontwikkelgesprek
De opleiding TP vond het belangrijk dat ze gevisiteerd zou
worden door een panel dat in staat is om het eigen verhaal
van de opleiding te beoordelen én mee te denken over de
doorontwikkeling van de opleiding. Niet alleen maar doctoren
en professoren, maar bij voorkeur afgestudeerde TP’ers. In
het landelijk overleg werd dat gezien als een opmerkelijke
keuze. Het ontwikkelgesprek was uiteindelijk het sluitstuk van
het visitatiebezoek. De hele dag was al ingericht op enkele
ontwikkelvragen, zoals: Hoe behouden we kleinschaligheid
bij een nieuwe organisatiestructuur? En hoe kunnen we meer
holistisch beoordelen? Bij het ontwikkelgesprek kon het panel
haar bevindingen goed koppelen aan deze vier vragen. De
opleiding werd overigens beoordeeld met een ‘goed’ op de
eerste drie standaarden en een voldoende voor standaard
4. Missie geslaagd.
Succesfactoren
De masterclass werd afgesloten met een overzicht van succes-
factoren in relatie tot dit accreditatietraject. Bij jezelf blijven,
een ontwikkelingsgerichte benadering centraal stellen, kaders
loslaten en werken vanuit wederzijdse verantwoordelijkheid
zijn enkele succesfactoren die daarbij genoemd en herkend
werden door de deelnemers aan deze masterclass.
In deze zevende masterclass kwam opnieuw het thema
dialoogvoering aan bod. Eerder werd aandacht besteed
aan dialoogvoering in algemene zin in de context van de
‘kritische (evaluatieve) dialoog’. Nu ging de aandacht uit naar
de ontwikkelingsgerichte dialoog. Uitgangspunt daarbij is,
dat een dergelijke aanpak bijdraagt aan de kwaliteit van het
onderwijs, doordat dialoogvoering de gedeelde en gedragen
visie op goed onderwijs kan versterken.
Kenmerken van de ontwikkelingsgerichte dialoog
Bij een ontwikkelingsgerichte dialoog proberen gespreks-
deelnemers altijd vooruit te blikken: wat komt er op ons
af, waar moeten we rekening mee houden of waar willen
we naartoe. Het zijn gesprekken over een waarschijnlijke
toekomst of een gewenste toekomst. Het lastige daarbij is, dat
de toekomst zich moeilijk laat voorspellen. We hebben geen
glazen bol waarin we kunnen zien welke ontwikkelingen er
nog op ons af gaan komen. Er zijn echter wel methodieken
die een ontwikkelingsgericht karakter hebben. Kenmerkend
aan deze methodieken is dat de ontwikkeling in verschillende
fasen wordt beschreven. In de vorige masterclass werden al
enkele methodieken aan de orde gesteld, met betrekking
tot studentcoaching, toetsing en afstuderen. Bij een
ontwikkelingsgerichte dialoog wordt vaak gebruik gemaakt
van een dergelijke methodiek om met gespreksdeelnemers
te kunnen bepalen welke fase past bij de kenmerken van
het heden en welke fase passend is bij een waarschijnlijke
of gewenste toekomst. Daarmee krijgt de ontwikkelings-
gerichte dialoog richting en betekenis. Er zijn in het onder-
wijs meerdere voorbeelden te vinden van methodieken die
ingezet kunnen worden om een ontwikkelingsgerichte
dialoog te voeren.
AISHE
Een eerste voorbeeld is AISHE: het Auditing Instrument for
Sustainability in Higher Education (Roorda, 2001). Deze
methodiek bestaat uit achttien onderwerpen waarbij de
relatie tussen onderwijs, organisatie en duurzaamheid centraal
staat. Hobéon biedt AISHE tegenwoordig aan als instrument
om een bijzonder kenmerk toegekend te krijgen bij een
opleidingsaccreditatie. Desalniettemin kan AISHE vooral gezien
worden als een methodiek met een ontwikkelingsgerichte
aanpak. Tijdens een AISHE-sessie wordt van deelnemers
verwacht dat ze niet alleen beoordelen waar de opleiding nu
staat, maar ook wat het ambitieniveau is. Daarbij wordt gebruik
gemaakt van vijf kwaliteitsdimensies: activiteitgeoriënteerd,
proces-georiënteerd, systeemgeoriënteerd, ketengeoriënteerd
en maatschappijgeoriënteerd. In de opbouw van deze vijf
dimensies is sprake van toenemende integraliteit en een
steeds grotere betrokkenheid van belanghebbenden bij
planvorming, evaluatie en verbetering. Deelnemers aan een
AISHE-sessie bepalen eerst voor zichzelf waar zij denken
dat de opleiding staat. Op basis van een overzicht van deze
individuele ‘scores’ wordt een plenair gesprek gevoerd, waarin
twee vragen centraal staan: waar staat de opleiding en
waar gaat op de opleiding naartoe? Kenmerkend voor deze
dialoog is dat de deelnemers een heterogene groep vormen
(medewerkers, studenten en andere belanghebbenden),
dat er een onafhankelijke gespreksleider is en dat het principe
van consensus wordt gehanteerd.Deze masterclass werd verzorgd door Karin van Rooijen, Bregje Steenaert, Jeske Nederstigt (FH HRMP) en Martin de Wolf (dienst O&O) op 11 februari 2019.
DIALOOGVOERING:.DE.ONTWIKKELINGSGERICHTE.DIALOOG“Opleidingen gaan in dialoog met interne en externe belanghebbenden om kwaliteit van onderwijs en onderzoek
zichtbaar te maken en ontwikkelen.”
22 23
FOOT
Een tweede voorbeeld is FOOT: Fontys Organisatie Ontwikkeling
Tool. Deze methodiek is ontwikkeld vanuit de dienst Personeel
en Organisatie van Fontys Hogescholen. FOOT is gebaseerd
op het zogeheten 7S-model, waarin zeven factoren centraal
staan die van invloed zijn op de prestaties van een organisatie.
Binnen FOOT zijn deze factoren vertaald naar zeven thema’s:
organisatie, strategie, structuur, cultuur, processen en systemen,
personeel en leiderschap. FOOT bestaat daarnaast uit vier
ontwikkelfasen, die in zekere zin overeenkomen met de
hiervoor genoemde kwaliteitsdimensies. Per fase is voor ieder
thema beschreven wat kenmerken zijn, zodat betrokkenen bij
opleidingsteams kunnen bepalen in welke fase zij zich bevinden
en in hoeverre dat een gewenste fase is. FOOT levert daarmee
inzicht in kenmerken van de organisatie en vormt het startpunt
voor een ontwikkelingsgerichte dialoog.
ZAS
Het derde voorbeeld is ZAS: de Zelfevaluatie en Ambitie Scan.
ZAS is in sterke mate afgeleid van AISHE wat betreft opzet en
aanpak. ZAS bestaat echter uit vijftien onderwerpen die voor
een belangrijk deel zijn afgeleid van het beoordelingskader
van de NVAO. Per onderwerp worden vier kwaliteitsdimensies
gebruikt, in lijn met de wijze waarop het Instituut Nederlandse
Kwaliteit (INK) dat tegenwoordig doet. Dat levert per
onderwerp een tabel op, die tijdens een ZAS-sessie gebruikt
kan worden als referentiekader voor het gesprek. Ook hier
bepalen deelnemers (medewerkers, studenten en andere
belanghebbenden) in eerste instantie voor zichzelf welke
kwaliteitsdimensie per onderwerp het beste bij de opleiding
past, waarna de deelnemers met elkaar in gesprek gaan.
Aan het einde van deze dialoogsessie heeft de opleiding een
waardevol overzicht van gedeelde inzichten en actiepunten
om verder mee aan de slag te gaan.
Zelf toepassen
De opzet van de gesprekstabellen die bij ZAS worden gehan-
teerd, zijn gebaseerd op het European Framework for Quality
Management (Van Kemenade, 2004). Het EFQM-model
beschrijft naast de hiervoor genoemde kwaliteitsdimensies
een aantal kwaliteitsaspecten van een organisatie waarop de
kwaliteit geborgd kan worden. Dat zijn: oriëntatie, beleid,
participatie binnen of vanuit de organisatie, documentatie en
verbetering. Bij de samenstelling van de ZAS-gesprekstabellen
is van deze kwaliteitsaspecten gebruik gemaakt. In tabel 4
zijn de kwaliteitsdimensies en kwaliteitsaspecten tegen elkaar
afgezet. In de cellen van deze matrix staat in algemene zin
wat er bij elke fase zichtbaar zou moeten zijn. Het zal duidelijk
zijn dat dat bij elk onderwerp anders is. De concrete invulling
verschilt per onderwerp en hangt samen met wat er in de
kwaliteitsdimensies daarboven is gedefinieerd.
In deze masterclass zijn deelnemers aan de slag gegaan
met toepassing van tabel 4 in de context van het thema
‘beroepspraktijk in het programma’. Interessante conclusie
was, dat de ontwikkeling richting hybride leeromgevingen
(samen met werkveldpartners opleiden) ervoor zorgt dat
opleidingen in toenemende mate gericht dienen te zijn
op een ketengeoriënteerde kwaliteitsdimensie. Dat brengt
interessante kansen en uitdagingen met zich mee, zo merkte
één van de deelnemers op. Een goede methodiek voor een
ontwikkelingsgerichte dialoog kan daarbij erg helpend zijn.
Deze masterclass werd verzorgd door Martin de Wolf (O&O) op 11 maart 2019.
Activiteitgeoriënteerd Procesgeoriënteerd Systeemgeoriënteerd Ketengeoriënteerd
OriëntatieDe organisatie is sterk intern georiënteerd.
De focus is gericht op de groep en op de opleiding.
De focus is op alle aspecten van de organisatie.
De organisatie ziet zich-zelf als een keten tussen aanleverende scholen en het beroepenveld.
ParticipatieEr is sprake van een sterke individuele oriëntatie.
De oriëntatie op de opleiding / het team neemt zichtbaar toe.
De betrokkenheid van werknemers en studenten neemt zichtbaar toe.
Er wordt maximaal gebruik gemaakt van de kennis en capaciteiten in de organisatie in relatie tot (toe)leveranciers, klanten, belangen- organisaties, opdracht- gevers etc.
BeleidEr is nauwelijks sprake van enig daadwerkelijk beleid.
Er is duidelijk sprake van korte termijn beleid (1 jaar).
Er is sprake van een geformuleerd en overeengekomen kwaliteitsbeleid, voor de middellange termijn (3-5 jaar) en met een integraal karakter.
Activiteiten en doelstellingen zijn zichtbaar gerelateerd aan het strategisch en middellang termijn-beleid.
DocumentatieEr is nauwelijks sprake van richtlijnen en procedures.
Op productniveau zijn meer eenduidige richtlijnen geformuleerd.
Er wordt conform vast-gelegde richtlijnen en procedures gehandeld.
Procedures en richtlijnen zijn organisatiebreed opgesteld.
VerbeteringDe nadruk ligt sterk op het corrigeren van ad hoc problemen.
Delen van een evaluatiesysteem zijn aanwezig.
Er is sprake van een kwaliteitszorgsysteem.
Er is sprake van een integraal operationeel en concreet uitgewerkt kwaliteitszorgsysteem.
Tabel 4 - Gesprekstabel als basis voor de ontwikkelingsgerichte dialoog
24 25
Tijdens fase II van het programma kwaliteitsportfolio breidde
het aantal deelnemende instituten uit van zes naar dertien.
Een aantal instituten beschouwde deelname aan het
programma vooral als een kans om een impuls te geven
aan principes met betrekking tot teamleren. Vanuit die
instituten kwam het aanbod om, samen met consultants
van de dienst P&O, een masterclass te verzorgen over
‘samenwerken als team van professionals’, in de context van
het kwaliteitsportfolio. Daarmee sluit deze masterclass aan bij
een belangrijke ontwikkeldoelstelling van Fontys, namelijk de
ambitie om de professionele leergemeenschap te versterken.
Fontys Sporthogeschool
De opleiding Sportkunde is één van de opleidingen binnen
de Sporthogeschool (FSH). De opleiding heeft de afgelopen
jaren een grote groei gekend door een toenemende
studenteninstroom. Dat leidde vanzelfsprekend tot een groter
docententeam. De wijze waarop docenten samenwerkten
binnen de opleiding kwam door die snelle groei onder druk
te staan, waardoor besloten werd om over te stappen op
een nieuwe teamstructuur én een nieuw curriculum. Dat
ging niet vanzelf. Uitdagende vragen waar men bij FSH
tegenaan liep waren: hoe kunnen we elk team eigenaar
laten zijn, wendbaar zijn, hoe kunnen ze dat samen doen en
samen verantwoordelijk zijn voor de resultaten? Tijdens deze
masterclass werden antwoorden op deze vragen gezocht
vanuit het werk van Senge en Vroemen. Het werk van Senge
(1992) kan gezien worden als een standaardwerk voor lerende
organisaties. Hij beschrijft vijf essentiële disciplines: persoonlijk
meesterschap, mentale modellen, gemeenschappelijke visie,
teamleren en systeemdenken (figuur 10). Vroemen (2009)
publiceerde in 2009 een veelgebruikt boek over teamwerk.
Hij beschrijft teamleren als een gefaseerd proces, waarin
vier fasen zijn te onderscheiden:
• gefragmenteerd leren – binnen het kader;
• geclusterd leren – kaderverbredend;
• geïntegreerd leren – kaderverbrekend;
• continu leren – werken en leren vallen geheel
samen / het team leert ook met de buitenwereld.
Tijdens de masterclass kwamen ook praktische vragen naar
voren, zoals: hoe leren teams van elkaar? En wie bepaalt welke
mensen in welk team komen? Bij FSH kunnen mensen zich
inschrijven op expertise. Hierbij staan vier thema’s centraal
die door het werkveld als belangrijk genoemd worden. In het
kader van het programma kwaliteitsportfolio is FSH aan de slag
gegaan met de formulering van eigen kwaliteitsstandaarden,
vanuit de vraag welke belofte teams willen doen naar hun
studenten. Hiermee sluit FSH aan bij meerdere elementen
vanuit de ideeën van Senge en Vroemen: werken vanuit een
gemeenschappelijke visie en continu leren.
Fontys Economische Hogeschool Tilburg
Medewerkers van Fontys Economische Hogeschool Tilburg
(FEHT) presenteerden het volgende vraagstuk: hoe kunnen
we als projectteam (kwaliteitsportfolio) zo goed mogelijk
samenwerken met opleidingsteams om het kwaliteitsportfolio
te implementeren? Daarbij heeft het projectteam gebruik
gemaakt van het werk van Drach-Zahavy & Somech (2002), die
stellen dat de kans dat een innovatie slaagt, groter wordt als:
• er voldoende formele en informele bijeenkomsten zijn;
• er veel heterogeniteit in het team is;
• er veel verschillende taken in het team zijn;
• er veel interactie is tussen teamleden.
Het projectteam besloot om in vier fasen te werk te gaan:
1. informeren en stimuleren;
2. delen met elkaar;
3. toepassen zelfontwikkeling;
4. gemeenschappelijk doel.
In de eerste fase staat de activiteit van de docent centraal.
In de tweede fase is sprake van teamleren. De derde fase is
gericht op toepassing van geleerde activiteiten in het team. En
de vierde fase kan gezien worden als het eindpunt. Bij iedere
fase is sprake van meer integraliteit, dat ook tot uitdrukking
komt in de wijze waarop PDCA-cycli zich tot elkaar verhouden
(figuur 11). Fase 4 wordt door het projectteam gekenmerkt als
de gewenste kwaliteitscultuur. Daarin is iedere medewerker
drager voor een bepaald deel van de kwaliteit van de
opleiding. Het team voelt zich eigenaar van de kwaliteitszorg.
En het instituut zet kwaliteitszorg in voor het behalen van
strategische doelen.
Ontwikkeling van de lerende gemeenschap
Persoonlijke meesterschap en gezamelijke visie
Systeemdenken
Mentale modellenen teamleren
Aspi
ratie
Com
mun
icat
ie
Begrijpen van de
complexiteit
Figuur 10 - kenmerken van de lerende organisatie
volgens Senge (1992)
Naar: Jutten (2015)
Figuur 11 - fase 4 van de ontwikkeling van het
kwaliteitsportfolio bij FEHT
A
P
D
C
A
P
D
C
A
P
D
C
A
P
D
C
A
P
D
C
A
P
D
C
SAMENWERKEN.ALS.TEAM.VAN.PROFESSIONALS“Het kwaliteitsportfolio is een manier van samen-werken ondersteund door een digitale omgeving.”
26 27
Strategische planning
Man
agin
g pe
rfor
man
ce Effectief managem
ent
Ontw
ikkelen van mensen Cultuur en commun
icatie
Le
idinggevende
Missievisie
Dynamischebeleidscyclus
Lerend team
ontwikkeling Professionele
cultuur
Organisatie
RVE/PDCA
lean
Verb
eter
enve
rant
woo
rden
cycl
us
Figuur 12 - Fontys teamverandercirkel
Naar: Dienst P&O (n.d.)
In de dikke Van Dale wordt integriteit gedefinieerd als
onschendbaarheid, eerlijkheid, onkreukbaarheid. Maar wat
verstaan we hieronder bij Fontys Hogescholen? Hoe gaan
we bijvoorbeeld om met slechte evaluatiegegevens? Of met
negatieve feedback van studenten, werkveld of peers? Hoe
bepaal je of kwaliteitsinformatie betrouwbaar en valide is?
En zijn er grenzen aan transparantie? Deze vragen stonden
centraal in deze negende masterclass over integriteit en
transparantie.
Auditcharter
In 2018 is een Fontys auditcharter ontwikkeld waarin de
toekomstige werkwijze bij interne audits staat beschreven.
De focus ligt op interne audits, waarbij onderscheid gemaakt
wordt in basisaudits, maatwerkaudits en bijzonder onderzoek
en er een verschuiving plaatsvindt naar systeemaudits en
naar meer maatwerk. Voor de basisaudits betekent dit
minder nadruk op de NVAO-standaarden en meer op de
inrichting van de kwaliteitsprocessen. Om de auditmethodiek
inzichtelijk te maken wil de afdeling Audit van Fontys
een nieuw referentiekader voor basisaudits opstellen. Op
dit moment wordt met de nieuwe methodiek geoefend.
Bijvoorbeeld bij de bachelor Applied Sciences, waarbij de
interne audit was gericht op standaard 5 (kwaliteitszorg)
met als hoofdvraag: Heeft de opleiding het vermogen
om kwaliteit (standaard 1 tot en met 4) in samenhang
duurzaam te borgen? De kwaliteitsinformatie die de opleiding
daarvoor moest aanleveren bleek niet zo maar voorhanden.
De opleiding moest veel zaken verzamelen en bij elkaar
plaatsen. Vervolgens ging Audit in gesprek met de IMR,
studenten, docenten en de kwaliteitsmedewerker om het
kwaliteitssysteem in de praktijk te toetsen. De bevindingen
van deze interne audit werden aan de betreffende opleiding
gepresenteerd in de vorm van beelden, bedenkingen en
overwegingen met als belangrijkste doel om de kwaliteitszorg
van de opleiding verder te kunnen verbeteren. Interessante
vragen die tijdens deze masterclass opkwamen naar aanleiding
van het auditcharter: Welke kwaliteitsinformatie is relevant
voor dit type audit? Welke ‘versie’ van het kwaliteitsportfolio
zou je willen delen met audit? In hoeverre sluit dit aan bij
ontwikkelingen rond de macon / marap cyclus?
Kwaliteitsportfolio bij FHMG
Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid (FHMG) doet al
sinds het begin mee aan het programma Kwaliteitsportfolio.
Tijdens fase I is in dialoog met de stakeholders geconstateerd
dat er drie soorten portfolio’s onderscheiden kunnen worden:
een publieksgericht-, een ontwikkelingsgericht- en een
verantwoordingsgericht portfolio. In het publieksportfolio
wil je als opleiding laten zien wie je bent, wat je doet
en hoe je dat doet. Drie van de opleidingen van FHMG
zijn met dit portfolio aan de slag gegaan. Het huidige
digitale kwaliteitsportfolio is echter nog niet voor externen
toegankelijk, waardoor het lastig was daadwerkelijk een
publieksportfolio te realiseren. Een andere opleiding is gestart
met het ontwikkelingsgerichte portfolio, waarbij de focus
ligt op kennisdeling en spiegelen, met als doel verbeteren.
Dit sluit goed aan bij nieuwe werkwijze van Audit. In het
Teamverandercirkel
De masterclass werd afgesloten met een discussie over
de vraag welke inspanningen nodig zijn om te komen tot
resultaatverantwoordelijke teams. Daarbij werd gebruik
gemaakt van de zogeheten teamverandercirkel van de dienst
P&O (figuur 12). In deze teamverandercirkel staan missie en
visie centraal en daaromheen verschillende aspecten van de
organisatie: de dynamische beleidscyclus, de organisatie van
kwaliteitszorg, de professionele cultuur, het lerende team
en de cyclus van verbeteren en verantwoorden. Deelnemers
van deze masterclass kwamen tot de conclusie dat de team-
verandercirkel een interessant ordeningsprincipe is om het
gesprek te voeren over succesfactoren voor teamontwikkeling.
Deze masterclass werd verzorgd door Marucha Scholten, Richard Dinkgreve (FSH), Bart van Bezooijen, Gerald Palm (FEHT), San Wojakowski, Elke Groeneveld (P&O) en Ingrid van den Broek (O&O) op 8 april 2019.
INTEGRITEIT.EN.TRANSPARANTIE.VAN.KWALITEITSINFORMATIE“Interne en externe stakeholders kunnen actuele en voor hen relevante kwaliteitsinformatie te allen tijde raadplegen in
het digitale kwaliteitsportfolio. Dit leidt tot transparantie. Het kwaliteitsportfolio doet een beroep op de integriteit van alle
betrokkenen en van de kwaliteitsinformatie.”
28 29
verantwoordingsportfolio ligt de nadruk op het laten zien
van de resultaten. Dit wordt door FHMG momenteel niet als
zodanig gebruikt. Bij het verzamelen van kwaliteitsinformatie
voor de verschillende portfolio’s kwamen verschillende vragen
op die te maken hebben met integriteit en transparantie:
Wat laat je wel of niet zien? Zijn er (Fontys) kaders?
En hoe gaan anderen hiermee om?
Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke
integriteit
Voor onderzoek is een nieuwe gedragscode m.b.t.
integriteit verschenen die mede ontwikkeld is door de
Vereniging Hogescholen (2018). Integriteit is hierin vertaald
naar vijf principes: eerlijkheid (geen ongefundeerde claims),
zorgvuldigheid (methodisch en precies), transparantie
(navolgbaar), onafhankelijkheid (alleen wetenschappelijke
overwegingen) en verantwoordelijkheid (rekening houden
met legitieme belangen van belanghebbenden). Deze
principes zijn in de gedragscode geconcretiseerd naar
normen voor onderzoek.
Hulpvragen
De principes van integriteit voor onderzoek boden tijdens de
masterclass voldoende aanknopingspunten voor een levendige
discussie over de integriteit van kwaliteitsinformatie. In drie
groepen bogen de deelnemers zich over de vraag hoe de
integriteitsprincipes geconcretiseerd kunnen worden voor het
kwaliteitsportfolio. Voor eerlijkheid en zorgvuldigheid vonden
de gespreksdeelnemers het belangrijk om de beschikking
te hebben over deugdelijke evaluatiemethodes en om geen
informatie achter te houden, tenzij deze in strijd is met de
AVG. Met betrekking tot de principes van onafhankelijkheid
en verantwoordelijkheid werd opgemerkt dat dit zeker bij
een ‘verantwoordingsportfolio’ van belang is, maar dat een
‘publieksportfolio’ ook vraagt om een positieve insteek. En
ten aanzien van transparantie was men het erover eens dat
in ieder geval altijd inzicht in de processen gegeven moet
worden, maar dat de resultaten die je presenteert afhankelijk
kan zijn van het doel, de doelgroep en de externe oriëntatie.
Na afloop van de masterclass hebben medewerkers van FHMG
en de dienst O&O de bevindingen samengevat in de vorm van
hulpvragen die opleidingsteams kunnen gebruiken bij keuzes
voor de presentatie van kwaliteitsinformatie. De hulpvragen
zijn opgenomen in de volgende kadertekst.
Deze masterclass werd verzorgd door Marion Poldervaart (FHMG), Fridy Smits (Audit) en Ingrid van den Broek (O&O) op 13 mei 2019.
Kadertekst – hulpvragen t.b.v. het maken van
keuzes voor presentatie van kwaliteitsinformatie
Hieronder vind je vier hulpvragen om een opleidingsteam te
helpen bij keuzes welke informatie wordt opgenomen in het
(digitale) kwaliteitsportfolio. Het is aan de opleiding om de
keuzes te maken en deze uit te leggen.
1. Vragen m.b.t. doel en doelgroep
a. Wat is het doel? Waar wordt de informatie
voor gebruikt?
• Ontwikkelen
• Verantwoorden (intern / extern)
• Presenteren
b. Wie is de doelgroep?
• Intern (medewerkers, studenten, audit, CvB, …)
• Extern (werkveldpartners, potentiële studenten,
visitatiepanel, maatschappij, …)
2. Vragen m.b.t. de ruwe data
a. Zijn de data betrouwbaar en valide?
b. Zijn relevante gremia betrokken geweest?
OC, IMR, …
c. Is de informatie actueel?
3. Vragen m.b.t. de (wettelijke) regels en / of andere
belangen
a. Voldoet de informatie aan de AVG?
b. Is deze informatie van invloed op redelijke belangen
van anderen?
• Intellectuele eigendom
• Bedrijfsgegevens
• Anders …
c. Is deze informatie van invloed op de
concurrentiepositie?
d. Is deze informatie van invloed op de beeldvorming
van de opleiding?
4. Vragen om de data / informatie te transformeren naar
kennis / wijsheid
a. Hoe beantwoordt deze informatie de vragen
van de doelgroep?
• Niet te veel en niet te weinig
• Duiding van de context / samenhang
• Anders …
b. Hoe zoekt de doelgroep deze informatie?
• Benodigde metadata
• Welke plek in het kwaliteitsportfolio
• Relevante verwijzingen
• Anders …
3130
In de tweede fase van het programma kwaliteitsportfolio
is een digitaal kwaliteitsportfolio gerealiseerd, dat als doel
heeft opleidingen te ondersteunen bij het presenteren van
kwaliteitsinformatie en bij het voeren van de dialoog met
belanghebbenden. In deze laatste masterclass is teruggeblikt
op de inhoud, functionaliteit en techniek van het digitaal
kwaliteitsportfolio.
Inhoudsstructuur
In fase I van het programma (2016/2017) zijn zes pilot-
instituten in dialoog gegaan met relevante belanghebbenden,
om te weten te komen welke kwaliteitsinformatie zij in een
kwaliteitsportfolio verwachten aan te treffen. Dat leverde een
grote hoeveelheid informatie op en een diversiteit aan thema’s.
In fase II van het programma (2018/2019) zijn deze thema’s
geanalyseerd en gecategoriseerd, waarna een vereenvoudigde
structuur ontstond die de basis is geworden voor het digitaal
kwaliteitsportfolio (figuur 13).
• De kern van de themastructuur bestaat uit het thema
kwaliteit. Hier kan een opleiding haar visie op onderwijs,
profilering en kwaliteitsbeleid in plaatsen, en op welke wijze
de opleiding wil werken aan de ontwikkeling van kwaliteit.
• Vervolgens vormt de driehoek onderwijs – onderzoek –
werkveld een belangrijk onderdeel in de themastructuur.
De wisselwerking binnen deze driehoek wordt door
hbo-opleidingen gezien als de kern van het werk van het
hbo: onderwijs in samenwerking met het werkveld, op
basis van onderzoeksgegevens en toegepast onderzoek ten
dienste van werkveld en onderzoek. Het zijn tevens drie
belangrijke thema’s in het beoordelingskader van de NVAO.
• Uit de gesprekken met belanghebbenden in fase I van het
programma werd duidelijk dat de meeste belanghebbenden
het belangrijk vinden om te weten wie de mensen zijn
die hun toekomstige werknemers opleiden. We kunnen
spreken van medewerkers of docententeam, maar er is
hier gekozen voor de bredere term ‘personeel’.
• Daarnaast willen belanghebbenden graag weten wat
studenten aan het einde van een opleiding kunnen:
het eindniveau van de student. In termen van het
beoordelingskader van de NVAO betreft dat standaard
1 (beoogde leerresultaten) en standaard 4 (gerealiseerde
leerresultaten). Dit thema biedt alle ruimte om de student
aan het woord te laten: hoe hij of zij zich kan ontwikkelen
binnen de opleiding en tot wat voor soort professional hij
of zij wordt opgeleid.
• Begeleiding, toetsing en voorzieningen zijn vervolgens drie
thema’s die direct afgeleid zijn van de dialoog die in fase I
met belanghebbenden is gevoerd. Ook hierbij geldt dat de
thema’s aansluiten bij het beoordelingskader van de NVAO
(respectievelijk standaard 2 en 3).
WERKEN.MET.HET.DIGITAAL.KWALITEITSPORTFOLIO“Het kwaliteitsportfolio is een manier van (samen) werken ondersteund door een digitale omgeving. Interne en
externe stakeholders kunnen actuele en voor hen relevante kwaliteitsinformatie te allen tijde raadplegen in het digitale
kwaliteitsportfolio. Dit leidt tot transparantie.”
Figuur 13 - De negen thema’s in het digitale kwaliteitsportfolio
Kwaliteitsinformatie
Tijdens de ontwikkeling van het digitale kwaliteitsportfolio,
is vanuit de instituten gesuggereerd dat het goed zou zijn om
de kwaliteitsinformatie die in het kwaliteitsportfolio wordt
gepresenteerd, te ordenen in aansluiting op de PDCA-cyclus.
Op basis daarvan is achter elk thema een achterliggende
pagina opgenomen waarbij van opleidingen gevraagd wordt
om antwoord te geven op de onderstaande vier vragen
(figuur 14). Deze vragen bieden opleidingsteams een handvat
om met elkaar en andere belanghebbenden een kritische
en ontwikkelingsgerichte dialoog te voeren. Het digitaal
kwaliteitsportfolio biedt ruimte om achter elke vraag een
pagina in te richten waarmee het antwoord op de vraag
uitvoeriger toegelicht kan worden dan de ruimte die in de
oranje blokjes wordt geboden.
• Welke kwaliteit streven we na? Sluit aan bij de P
van de PDCA-cyclus. Hier kan beschreven worden
wat beleid, uitgangspunten en kwaliteitscriteria van
de opleiding zijn t.a.v. het betreffende thema.
• Wat doen we? Sluit aan bij de D van de PDCA-cyclus.
Het kunnen voorbeelden zijn of casuïstiek, die weergeeft
wat de opleiding doet t.a.v. het betreffende thema.
• Waaruit blijkt onze kwaliteit? Sluit aan bij de C van de
PDCA-cyclus. Dit omvat reflecties en uitkomsten van
evaluaties, kengetallen, toepassing van evaluatie-
instrumenten, feedback van opleidingscommissies,
Raad van Advies, alumni, studenten, werkveld, etc.
• Hoe verbeteren we de kwaliteit? Sluit aan bij de A van
de PDCA-cyclus. Het gaat hier om de ‘ontwikkelings-
gerichte werkwijzen’: good practices, scenario’s,
instrumenten, inzichten.
3332
Doorontwikkeling
Het digitaal kwaliteitsportfolio is nog niet af. In fase II is de
digitale omgeving gerealiseerd en zijn opleidingen gestart
met ingebruikname ervan. Bij Fontys International Business
School heeft één opleiding het digitaal kwaliteitsportfolio
gebruikt ter vervanging van het analoge zelfevaluatierapport.
Andere opleidingen hebben de ingebruikname van het
digitaal kwaliteitsportfolio vooral ingezet voor interne
doeleinden. Vanuit deze eerste ervaringen zijn verbeterpunten
geformuleerd die op dit moment van schrijven worden
uitgewerkt in een adviesrapport voor doorontwikkeling van
het digitaal kwaliteitsportfolio. Daarmee is de eerste cyclus
rond: van ontwerp naar realisatie en ingebruikname, en van
evaluatie naar verbeterplan en doorontwikkeling.
Deze masterclass werd verzorgd door Patricia Kokx (IT), Ingrid van den Broek en Martin de Wolf (O&O) op 17 juni 2019.
Figuur 14 - kwaliteitsvragen in het digitaal kwaliteitsportfolio
3534
Maanen, M. van (2014). Kwaliteitscultuur hangt in de lucht. Geraadpleegd op 21 oktober 2018,
op www.hobeon.nl/actueel/weblogs/weblogs_item/t/kwaliteitscultuur_hangt_in_de_lucht.
Mattanja Triemstra, M., Menting, J. & Francke, A. (2018). Kwaliteit van leven en zorg meten. Actieonderzoek in vier
verpleeghuisorganisaties. Geraadpleegd op 18 november 2018, op https://www.waardigheidentrots.nl/wp-content/
uploads/2018/07/WT_Eindrapportage_thema_3_def.pdf.
Metselaar, E., Cozijnsen, A. & Delft, P. van (2016). Van weerstand naar veranderbereidheid. Mijnsheerenland: Bricklayer productions.
Mooren, J.H., Kleinlutenbelt, D. & Dollevoet, T. (red.) (2017). Dialogisch begeleiden, werken met de dialoog.
Utrecht: Uitgeverij De Graaff.
NVAO (2018). Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs Nederland. Geraadpleegd op 6 januari 2019,
op https://www.nvao.net/files/attachments/.89/Beoordelingskader_accreditatiestelsel_hoger_onderwijs_Nederland_2018.pdf.
Onderwijsraad (2015). Kwaliteit in het hoger onderwijs. Geraadpleegd op 16 september 2018,
op https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2015/kwaliteit-in-het-hoger-onderwijs/volledig/item7277.
Roorda, N. (2001). Auditing Instrument for Sustainability in Higher Education. Utrecht: Stichting Duurzaam Hoger Onderwijs.
Schilt-Mol, T. van, (2016). De toetsing getoetst. Geraadpleegd op 10 februari 2019,
op https://www.han.nl/onderzoek/werkveld/projecten/pilot-praktische-methodie/.
Senge, P. (1992). De vijfde discipline: De kunst en praktijk van de lerende organisatie. Uitgeverij Scriptum.
Smaling, A. (2009). Participatief onderzoek: een overzicht. KWALON 40, 14(1), 22-30.
Vroemen, M. (2009). Team op vleugels. Gids voor geïnspireerd samenwerken. Alphen aan de Rijn: Uitgeverij Vakmedia Management.
Wolf, M. de (2015). In dialoog naar een kwaliteitscultuur in het hbo. Geraadpleegd op 21 oktober 2018,
op https://www.sigmaonline.nl/wp-content/uploads/2015/12/SIGMA06_2015_In_dialoog_naar_een_kwaliteitscultuur_
in_het_hbo-1.pdf.
BRONNEN
Andriessen, D., Sluijsmans, D., Snel, M. & Jacobs, A. (2017). Protocol Verbeteren en Verantwoorden van afstuderen in het hbo.
Geraadpleegd op 10 februari 2019, op https://www.vereniginghogescholen.nl/system/knowledge_base/attachments/files/
000/000/744/original/Vreemde_Ogen_Dwingen-Protocol_Verbeteren_en_Verantwoorden_van_Afstuderen_in_het_hbo.pdf?
1491999591.
Baarda, B., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., Peters, V., Velden, T. van der & Boullart, A. (2018). Basisboek Kwalitatief Onderzoek.
Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Commissie herziening Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit (2018). Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke
integriteit. Geraadpleegd op 12 mei 2019, op http://www.vsnu.nl/files/documenten/Nederlandse%20gedragscode%20
wetenschappelijke%20integriteit%202018.pdf.
Crossan, M.M., Lane, H.W. & White, R.E. (1999). An Organizational Learning Framework: From Intuition to Institution.
In: The Academy of Management Review, Vol. 24, No. 3 (Jul., 1999), pp. 522-537.
Drach-Zahavy, A. & Somech, A. (2002). Building innovative teams: The role of team heterogeneity and interaction processes in teams.
In Serge P. Shohov (ed.), Advances in Psychology Research. Nova Science Publishers. pp. 17-131.
Fontys Hogescholen (2018). Kwaliteit volgens Fontys Hogescholen. Eindhoven: Fontys Hogescholen.
Fontys Hogescholen (n.d.). Dialooginstrument studentcoaching. Geraadpleegd op 10 februari 2019, op https://fontys.nl/
KennisNetwerk/Ontwikkelingen/Home/Themas-projecten-en-instrumenten-1/Dialooginstrument-studentcoaching.htm.
Guba, E. G., & Lincoln, Y. S. (1989). Fourth generation evaluation. Thousand Oaks, CA, US: Sage Publications, Inc.
Hengel, E. ten & Bommerez, J. (2008). Het oog kan zichzelf niet zien. Dialoog, de kunst van het samen denken.
Eemnes: Uitgeverij Nieuwe Dimensies.
Jutten, J. (2015). Systeemdenken in de school van de 21e eeuw. Geraadpleegd op 7 april 2019,
op https://wij-leren.nl/duurzaam-leren-systeemdenken.php.
Kemenade, E. van, (red.), Kuiper, H., Onzenoort, J. van, Schaik, M. van en Biesta, E. (2004). Methode voor kwaliteitsverbetering
van het hoger onderwijs naar het EFQM-model. Zwolle: De Expertgroep HBO.
36
COLOFONEindhoven, 3 oktober 2019Deze uitgave is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van het programma kwaliteitsportfolio van Fontys Hogescholen.