katern wet op de beroepen in het onderwijs (bio)bezoekadres: polanerbaan 15, woerden postadres:...

48
3 katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)

Upload: others

Post on 13-Aug-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

3

katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)

Page 2: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:
Page 3: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden

Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden

Telefoon: 0348 - 40 52 00

Fax: 0348 - 40 52 05

E-mail: [email protected]

Website: www.vosabb.nl

Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)

Í

Page 4: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

4 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Inleiding 5

1 Bekwaamheidseisen 6

2 De praktijk: een mogelijke richtlijn 9

voor scholen 3 Toezicht en handhaving 14

Bijlage 1: Bekwaamheidseisen leraren

primair onderwijs 15

1 Interpersoonlijk competent 15

2 Pedagogisch competent 16

3 Vakinhoudelijk en didactisch competent 18

4 Organisatorisch competent 20

5 Competent in het samenwerken

met collega’s 21

6 Competent in het samenwerken

met de omgeving 23

7 Competent in reflectie en ontwikkeling 24

Inhoud

Í

Bijlage 2: Bekwaamheidseisen leraren

voortgezet onderwijs en bve-instellingen 26

1 Interpersoonlijk competent 26

2 Pedagogisch competent 27

3 Vakinhoudelijk en didactisch competent 30

4 Organisatorisch competent 34

5 Competent in het samenwerken

met collega’s 36

6 Competent in het samenwerken

met de omgeving 38

7 Competent in reflectie en ontwikkeling 41

Bedrijfshulpverlening

Page 5: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

5Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Op 30 juni 2004 is de Wet op de beroepen in het on-

derwijs van kracht geworden1. Het is geen ‘zelfstan-

dige’ wet, maar het is een wet die diverse artikelen in

de onderwijswetten wijzigt, zoals de WPO2, de WVO3,

de WEC4 en de WEB5. De wet schrijft voor dat er be-

kwaamheidseisen komen als kwaliteitsnorm voor

leden van het onderwijspersoneel in het primair- en

voortgezet onderwijs, alsmede in de BVE -sector 6.

Leraren, onderwijsondersteunend personeel en

schoolleiders moeten bekwaam zijn en vooral blij-

ven. Eens bevoegd betekent niet altijd bekwaam.

Ook na de benoeming dan wel aanstelling aan de

school dienen de bekwaamheden onderhouden te

worden. Zowel werkgever als werknemer hebben

hierin een verantwoordelijkheid. De school moet hier

aandacht aan besteden in het schoolplan dan wel

het kwaliteitszorgverslag met een koppeling naar

personeels- en scholingsplannen. De opleidingsin-

stituten moeten met de invoering van de Wet BIO de

onderwijsprogramma’s op de bekwaamheidseisen

afstemmen.

De wet BIO geldt niet alleen voor leraren. Ook voor

onderwijsondersteunend personeel en schoolleiders

gaan bekwaamheidseisen onderdeel uitmaken van

het beroepsprofiel. De eisen voor leraren godsdienst

en humanistisch vormingsonderwijs zijn op dit mo-

ment nog onderwerp van gesprek in een landelijke

werkgroep. De bekwaamheidseisen zijn vastgesteld

bij Koninklijk besluit op 23 augustus 2005 (Staatsblad

2005, 460). De bekwaamheidseisen voor leraren pri-

mair onderwijs en voortgezet onderwijs/bve instellin-

gen zijn als bijlagen in dit katern opgenomen.

De Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) gaat

de minister voorstellen doen voor bekwaamheids-

eisen voor schoolleiders in het primair onderwijs. Het

Landelijk Platform voor de beroepen in het onderwijs,

dat door de minister in het leven is geroepen, gaat

zich richten op de bekwaamheidseisen voor onder-

wijsondersteuners. Er is al een concept voor de on-

derwijsassistent. Het Platform gaat ook bekijken of er

een afzonderlijk competentieprofiel voor leraren in het

VMBO7 moet komen.

Overigens moeten leraren ook aan de andere benoe-

mingsvereisten blijven voldoen die in de wet zijn ge-

noemd, zoals de bevoegdheid tot het geven van on-

derwijs en het overleggen van een verklaring omtrent

het gedrag, die niet ouder mag zijn dan zes maanden.

Het schema op de volgende pagina geeft een over-

zicht van de begrippen ‘bekwaam’, ‘bevoegd’ en ‘be-

noembaar’ onder de Wet BIO.

Inleiding

Í

1 Staatsblad 2004, 344

2 Wet op het

Primair Onderwijs

3 Wet op het

Voortgezet Onderwijs

4 Wet op de

expertisecentra

5 Wet educatie en

beroepsonderwijs

6 Beroepsonderwijs en

volwasseneneducatie

7 Voorbereidend middel-

baar Beroepsonderwijs

Page 6: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

6 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

1 Bekwaamheidseisen

Zoals eerder vermeld is op 23 augustus 2005 het

Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel

in het Staatsblad gepubliceerd. Voor de goede

orde zij hier vermeld dat dit besluit geen betrek-

king heeft op leraren of docenten godsdienst-

onderwijs of levensbeschouwelijk onderwijs. De

bekwaamheidseisen voor deze beroepsgroep is

momenteel nog onderwerp van gesprek tussen

verschillende onderwijsorganisaties.

De bekwaamheidseisen zijn opgesteld door de

Stichting Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit

Leraren (SBL). De minister achtte het van belang

dat de bekwaamheidseisen uit eigen kring, door

het veld, ontwikkeld zouden worden. Daarom zijn

naast diverse onderwijsorganisaties ook leraren

betrokken geweest bij het defi niëren en formule-

ren van de bekwaamheidseisen.

Uiteindelijk vormen zeven competenties de kern

van het beroep van leraar:

• Interpersoonlijk competent

• Pedagogisch competent

• Vakinhoudelijk en didactisch competent

• Organisatorisch competent

• Competent in het samenwerken met collega’s

Í

Bekwaam, bevoegd en benoembaar onder de WET BIO

BekwaamEen leraar is bekwaam als hij aan de geldende be-

kwaamheidseisen voldoet. Tijdens zijn loopbaan

moet hij die bekwaamheid onderhouden.

BevoegdEen leraar is bevoegd als hij een HO-getuig-

schrift heeft dat is afgegeven voordat de be-

kwaamheidseisen zijn ingevoerd en waaraan

onderwijsbevoegdheid is verbonden of hij een

HO-getuigschrift heeft waaruit blijkt dat hij aan

de bekwaamheidseisen voldoet. Dat getuigschrift

wordt afgegeven vanaf het moment dat de be-

kwaamheidseisen zijn ingevoerd.

BenoembaarEen leraar is benoembaar als hij bevoegd is én hij

een verklaring omtrent het gedrag kan overleggen

én de rechter hem niet heeft uitgesloten van het

geven van onderwijs. Verder is iemand benoem-

baar als hij nog niet bevoegd is, maar:

• hij een leraar in opleiding is (LIO);

• hij een zij-instromer is;

• hij volgens de wet onbevoegd mag werken.

Page 7: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

7Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

in dat verband een goed onderbouwde keuze te

maken: ofwel voortgaan met het eigen model, of-

wel omschakelen naar het SBL-model. Bij het te

kiezen model kunnen eigen gedragscriteria gefor-

muleerd worden, eventueel onderscheiden naar

niveau (basis, ervaren, excellent). Indien er speci-

fieke functies bestaan in een organisatie, kies dan

eventueel voor aanvullende competenties. In dit

verband kan gedacht worden aan coördinerende

en leidinggevende functies binnen de school,

alsmede docentenfuncties met specifieke taken

waar specifieke deskundigheid voor vereist is.

De bekwaamheidseisen zullen gaan gelden als:

• een intredevoorwaarde voor het beroep;

• referentiepunt voor het onderhouden van be-

kwaamheid (school en leraar samen);

• referentiepunt voor de noodzakelijke scholing

voor leraren.

Dit betekent dat opleidingsinstituten die oplei-

den voor het leraarschap zich moeten richten op

de bekwaamheidseisen. Overigens verliezen de

‘oude’ bewijzen van bekwaamheid hun geldig-

heid niet als ‘toegangsbewijs’ tot het onderwijs.

De Wet BIO bevat hiervoor een overgangsrecht.

Dat overgangsrecht houdt in dat wie bij inwer-

• Competent in het samenwerken met

de omgeving

• Competent in reflectie en ontwikkeling

Uitgangspunt van de bekwaamheidseisen is het

werken met leerlingen. Vakkennis, pedagogisch

inzicht, didactische vaardigheid en organisatorisch

talent moeten worden ingezet ten behoeve van de

leerling. Daarnaast is het belangrijk dat de leraar

kan samenwerken met collega’s en de omgeving,

terwijl hij ook de blik naar binnen moet richten met

de vraag waar hij staat in zijn loopbaan en in zijn

persoonlijke ontwikkeling. De bekwaamheidseisen

voor het primair onderwijs en het voortgezet on-

derwijs zijn te downloaden van de website www.

lerarenweb.nl en zijn tevens als bijlage opgenomen

in dit katern.

Als u gebruikt maakt van de SBL-competenties, is

het verstandig deze als minimum te hanteren. Als

de school al gebruik maakt van een competentie-

model, kan dit model getoetst worden aan dat van

de SBL. Er is echter een grote kans dat het eigen

model hier al aan voldoet.

Het is niet verboden om eigen schoolspecifieke

competenties te gebruiken. Het is verstandig om

Page 8: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

8 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Dan nog dit: bekwaamheidseisen worden niet

voor eeuwig vastgesteld. Zij moeten worden aan-

gepast aan nieuwe ontwikkelingen in en rond het

onderwijs. In de Wet BIO is opgenomen dat de

beroepsorganisatie die daartoe door de minister

is aangewezen, in elk geval eenmaal in de zes jaar

in de gelegenheid zal zijn om voorstellen te doen

over ongewijzigde handhaving of wijziging van de

bekwaamheidseisen.

kingtreding van de Wet BIO volgens het ‘oude

recht’ bevoegd was tot het geven van onderwijs,

wordt gelijkgesteld met iemand die voldoet aan

de eisen van de Wet BIO. Wel is ook op personen

met een ‘oude’ onderwijsbevoegdheid direct de

onderhoudsplicht van de Wet BIO van toepas-

sing, zodat zij eventuele lacunes in hun ‘oude’

onderwijsbevoegdheid zullen moeten opvullen, in

samenspraak met de school.

Bij het totstandkomen van de bekwaamheidseisen

voor leraren heeft de SBL ook nagedacht over de

vraag wat goed onderwijs is. Een eenduidig ant-

woord daarvoor is moeilijk te geven. Toch is er op

hoofdlijnen een eensgezind antwoord geformuleerd:

Goed onderwijs:

• komt tegemoet aan de basisbehoeften van leer-

lingen (veiligheid, waardering, uitdagingen om

te leren);

• helpt leerlingen om die dingen te leren die

maatschappelijk noodzakelijk zijn en die ze zelf

willen en kunnen leren;

• is bij de tijd (inhoud, leermiddelen, werkwijzen);

• past bij de eigen identiteit van de school en bij

de actuele stand van zaken in de onderwijskun-

dige theorie en praktijk.

Page 9: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

9Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

2 De praktijk: een mogelijke richtlijn voor scholen

Í

De Wet BIO gaat uit van een aantal vooronder-

stellingen, samengevat in onderstaande vijf pun-

ten. Voor de school is het van belang te bepalen

of met name de eerste drie aannames overeen-

stemmen met de realiteit.

Impliciete aannamesVoordat een school aan de gang gaat met de

competenties van het personeel en de vorming

van bekwaamheidsdossiers is het goed om een

aantal impliciete aannames als uitgangspunt van

het te voeren beleid rondom de Wet BIO aan te

nemen.

1 De leraar (= professional) is de eigenaar van zijn

eigen professionele ontwikkeling.

2 Het schoolmanagement is in staat zelf de be-

kwaamheid van het personeel te onderhouden

en uit te breiden.

3 Er bestaat een rechtstreeks verband tussen on-

derwijskwaliteit en de professionaliteit en kwa-

liteit van het personeel.

4 De beroepsgroep is zelf prima in staat om be-

kwaamheidseisen voor het beroep te definië-

ren, maar afstemming met de relevante omge-

ving is noodzakelijk.

5 De beroepsgroep kan niet zelf uitmaken wat de

standaarden zijn voor opleiding, beroepstoe-

treding, beroepsuitoefening en verwijdering uit

het beroep.

Hoe kan de Wet BIO in het bestaand beleid worden ingepast?De Wet BIO is zoals gezegd geen op zichzelf

staande wet, maar een wijziging in artikelen bin-

nen de bestaande onderwijswetten. De Onderwijs-

inspectie zal de uitvoering van de Wet BIO door

een school beoordelen (zie bij het onderdeel ‘De

onderwijsinspectie’).

De Wet BIO is een goed instrument om in te zetten

in het bestaande personeelsbeleid van de school.

Het kan een hulpmiddel zijn om ontwikkelingsdoe-

len met betrekking tot het personeel en de organi-

satie te concretiseren. Het dient aldus een weder-

zijds belang tussen de school en de leerkracht. De

ontwikkelingen op het gebied van integraal per-

soneelsbeleid kunnen met deze wet ondersteund

worden, met name in de loopbaanontwikkeling van

het personeel. De Wet legt een verbinding tussen

het scholingsbeleid en het integrale personeelsbe-

leid. Het zou schoolorganisaties kunnen bewegen

nieuwe afspraken te maken over beoordelings- en

functioneringsgesprekken en over het opstellen van

persoonlijke ontwikkelingsplannen. Voor het perso-

Page 10: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

10 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

neel is er nu een externe prikkel om de bekwaam-

heden te onderhouden. De school zou in het ka-

der van IPB in faciliterende zin – bijvoorbeeld in

tijd – de leerkrachten in staat moeten stellen de

eigen bekwaamheid op peil te houden en ver-

der te ontwikkelen. Naast instrumenten voor een

modern loopbaan- en beloningsbeleid zou een

werkgever ook moeten beschikken over extra

belonings- dan wel sanctiemogelijkheden met

rechtspositionele consequenties indien boven de

gestelde eisen wordt gepresteerd respectievelijk

niet wordt voldaan aan de gestelde professionali-

seringsvereisten.

De kunst is om in dialoog de docent (professional)

vast te laten stellen waar hij zit in zijn loopbaanont-

wikkeling, wat de volgende stap moet zijn en welke

competenties hij moet ontwikkelen om daar te

komen (Jo Simons, senior consultant VOS/ABB).

In het gesprek tussen schoolleiding en leraar

kunnen de volgende vijf vragen behulpzaam zijn

om bovenstaande stelling concreet te maken.

1 Waar sta je nu?

Stand van zaken m.b.t. de gehanteerde

competenties.

2 Waar wil je naar toe?

Welk gedrag is straks veranderd en hoe is dat

meetbaar/zichtbaar?

3 Hoe kom je daar?

Welke mogelijkheden zie je om dat te bereiken?

4 Welke concrete acties ga je ondernemen?

Wat ga je precies doen?

5 Hoe worden afspraken en doelen

gemonitord en geëvalueerd?

IJkpunten aangeven en evaluatiegesprekken

plannen.

Hoe moet de inhoud van een bekwaamheidsdossier eruit zien?Het bekwaamheidsdossier is in principe vormvrij.

In mei 2005 zijn op initiatief van het ministerie van

OCW op een aantal scholen en instellingen pilots

van start gegaan. Deze pilots moeten verschil-

lende instrumenten, implementatiestrategieën en

voorbeelden opleveren die bruikbaar zijn voor alle

andere scholen. Vooralsnog is er speciale aan-

dacht in de pilots voor het bekwaamheidsdossier.

Uitgangspunt is dat het bekwaamheidsdossier zo

praktisch en simpel mogelijk is.

(Noot dd. 22-11-2005: de diverse werkgroepen

hebben hun produkten in concept gereed. De

Page 11: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

11Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

concepten gaan nu naar het ministerie van OCW

(Thomas Landman) die de concepten samen met

anderen – ook VOS/ABB wordt uitgenodigd - zal

beoordelen. Op 10 januari 2006 is de verwachting

dat de produkten naar de drukker gaan, zodat kort

daarna voor verspreiding en communicatie hierom-

trent zorg gedragen zal worden).

Het bekwaamheidsdossier verschaft de school en

het betreffende personeelslid informatie waarmee

de professionele ontwikkeling van leraren gesti-

muleerd kan worden, in lijn met het beleid van de

school. Bovendien kan de school aan de hand van

de dossiers aantonen dat de bekwaamheid van het

personeel gewaarborgd is, dat alle personeelsleden

in staat worden gesteld zichzelf verder te ontwik-

kelen in lijn met het schoolbeleid én dat de daartoe

geboden mogelijkheden en middelen ook effectief

gebruikt zijn. Het personeelslid zelf kan het dossier

gebruiken als hulpmiddel voor zijn professionele

ontwikkeling. Als professional is het personeelslid

immers zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van

zijn beroepsuitoefening en voor een doorgaande

professionele ontwikkeling.

Een bekwaamheidsdossier zou in ieder geval de

volgende zaken moeten bevatten:

• Diploma’s en certificaten van opleidingen, cur-

sussen, etcetera.

• Aantoonbare (brede) inzetbaarheid in de school

(trajecten, jaarlagen, vakken, projecten, niet-les-

gebonden activiteiten).

• Uitslagen van (zelf)evaluaties m.b.t. de gehan-

teerde competenties, eventueel met behulp van

een scoreformulier.

• Wijze waarop aan de deskundigheid en profes-

sionaliteit is gewerkt:

- verdieping/verbreding van vakbekwaamheid;

- didactiek, pedagogiek, leerpsychologie;

- persoonlijke ontwikkelingsplannen en resultaten.

• Evaluaties van leerlingen in verschillende klassen.

• Bijzondere prestaties / wapenfeiten.

Eigenaars van het bekwaamheidsdossier zijn de

school en het personeelslid samen. Beiden hebben

een actueel exemplaar van het bekwaamheidsdos-

sier in bezit.

De leraar en zijn portfolio Bij het professionaliseren van het leraarsberoep kan

het bijhouden van een portfolio een prima onder-

steuning zijn. De leraar die een portfolio samenstelt,

geeft daarmee een beeld van zijn bekwaamheid

als leraar. Hij kan laten zien welke vaardigheden en

Page 12: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

12 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

kennis hij in huis heeft om de taken van een leraar

goed uit te voeren. Hij laat ook zien wat zijn moti-

vatie is en zijn beroepshouding. En welke waar-

den en normen voor hem belangrijk zijn bij zijn

beroepsuitoefening.

De leraar is de eigenaar van zijn portfolio. Hij kan

deze naar eigen goeddunken vormgeven door

middel van enkele beschouwende, analytische

teksten over zijn eigen functioneren, maar ook met

allerlei ondersteunend materiaal bij die teksten,

zoals documenten, videofragmenten en foto’s.

Een portfolio kan behulpzaam zijn bij sollicitaties

en ontwikkelingsgesprekken in de school. Met an-

dere woorden: het portfolio kan gebruikt worden

als ondersteuning bij het realiseren van de loop-

baanwensen van de leraar.

Op www.lerarenweb.nl staan uitgewerkte voorbeel-

den die een uitstekend beeld geven hoe een goed

portfolio van leraren eruit moet zien.

Samenhang tussen personeelsdossier en bekwaamheidsdossierVan ieder personeelslid wordt een personeels-

dossier bijgehouden. Alle relevante stukken die

betrekking hebben op de arbeidsrelatie komen

in het personeelsdossier. Het is aan te bevelen

het bekwaamheidsdossier onderdeel te laten zijn

van het personeelsdossier. Hierdoor wordt voor-

komen dat er dubbele stukken in beide dossiers

terecht komen. Het bekwaamheidsdossier vloeit

immers ook voort uit de werkrelatie.

Iedere school is in meerdere of mindere mate be-

zig met Integraal Personeelsbeleid (IPB). In die

zin is het verstandig om de bekwaamheidseisen

en de competenties tegen het licht te houden en

een overzicht te maken van de gewenste situatie

(nulmeting). Zo kan voor ieder personeelslid wor-

den bepaald welke competenties nog niet in vol-

doende mate zijn ontwikkeld en hoe de gewenste

situatie bereikt kan worden. De door de school

ontwikkelde en gebruikte personeelsinstrumen-

ten zijn hierbij ondersteunend. Leidinggevende en

personeelslid maken afspraken over de gewenste

ontwikkeling, bespreken de voortgang en de te

nemen stappen conform de bestaande gesprek-

kencyclus op de school en evalueren de ontwik-

keling aan het eind van de afgesproken periode.

Op die manier ontstaat er een natuurlijke koppe-

ling van de Wet BIO en het gevoerde personeels-

beleid, die vastgelegd wordt in het personeels/

bekwaamheidsdossier.

Page 13: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

13Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Tot slot zijn samenvattend enkele zaken met betrek-

king tot de Wet BIO en doorvoering daarvan in de

schoolorganisatie op een rij gezet.

In verband met wijziging in de benoembaarheidseisen• Opnemen in het schoolplan hoe het onderhoud

van de bekwaamheden wordt vormgegeven

• Opnemen in het werving & selectiebeleid

• Opnemen in de personeelsinstrumenten en

bijbehorende formulierenstroom (waaronder

functionering/beoordeling, POP8-gesprekken,

scholing)

Formuleren van een competentiemodel• Keuze voor het SBL-model of een

schoolspecifiek model

• Uitwerking van de gemaakte keuze per functie

• Voor specifieke functies eventueel aanvullende

competenties beschrijven

Bekwaamheidsdossier• Voor ieder personeelslid dient een bekwaam-

heidsdossier aangelegd te worden

• Zowel de school als het personeelslid hebben

een actueel exemplaar in bezit

• Ontwikkeling van personeel is in lijn met het

gevoerde onderwijskundig- en personeelsbeleid

van de school

• Het bekwaamheidsdossier dient een waarbor-

ging te zijn van de kwaliteit van het personeel

• I n het kader van IPB eventueel een nulmeting

uitvoeren

Loopbaanontwikkeling• Conform de vigerende regelgeving gesprekken

voeren met personeelsleden over de gewenste

ontwikkeling

• Inbouwen van periodieke evaluaties

8 POP = persoonlijk ontwikkelingsplan

Page 14: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

14 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

De rol van de Inspectie van het onderwijsDe Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) geeft ka-

ders aan de Inspectie van het Onderwijs in het

beoordelen van, het rapporteren over en het be-

vorderen van de kwaliteit van het onderwijs. De

Inspectie ziet de Wet BIO als één van de instru-

menten om het personeelsbeleid in scholen vorm

te geven. Normaal gesproken is het personeels-

beleid van scholen geen onderwerp van toetsing

door de Inspectie, behalve bij het zogenaamde

‘nader onderzoek’. Hiervan is sprake indien er

reden is om te twijfelen aan de algehele kwaliteit

van een school. Bij een dergelijk onderzoek zal

dan ook worden getoetst of de school voldoet

aan de uitgangspunten van de Wet BIO. Zoals de

Inspectie het zelf verwoordt: “De Wet BIO maakt

deel uit van het proportioneel toezicht”. In het toe-

komstig beleid van de onderwijsinspectie zal het

personeelsbeleid als kwaliteitsaspect een steeds

prominentere rol gaan spelen.

Het is voor een school uiteraard wel een goede

reclame als uit inspectierapporten of andere

bronnen blijkt dat op de school een goed perso-

neelsbeleid wordt gevoerd. Een zorgvuldig perso-

neelsbeleid dat uitdagingen biedt voor medewer-

kers, zal een aantrekkende werking hebben op de

werving van nieuwe collega’s.

3 Toezicht en handhaving

ÍSanctiesDe Wet BIO vloeit onder andere voort uit deregu-

lering vanuit de rijksoverheid en autonomie van

het onderwijsveld. Zijn er sanctiemogelijkheden

als door een werkgever niet voldaan wordt aan

de Wet BIO?

In de Memorie van Toelichting in het wetsvoorstel

staat daarover het volgende:

De voorschriften van de wet BIO over de be-

kwaamheidseisen, het schoolplan en het ge-

schiktheidsonderzoek zijn regels voor het open-

baar onderwijs en bekostigingsvoorwaarden voor

het bijzonder onderwijs. Op niet-naleving daarvan

staat de sanctie van gehele of gedeeltelijke in-

houding van de bekostiging. De naleving van de

voorschriften van de Wet BIO die betrekking heb-

ben op taken van “assessment-instellingen” en

HO-instelllingen kan worden verzekerd door de

sanctiemogelijkheid van het verlies van het recht

om wettelijke taken uit te voeren. Verder is er na-

tuurlijk het inspectietoezicht.

Een school die de Wet BIO goed implementeert

zal zich ontwikkelen tot een moderne arbeidsor-

ganisatie, zodat uiteindelijk een verhoging van de

kwaliteit van het onderwijs het resultaat zal zijn.

Page 15: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

15Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

1 Interpersoonlijk competentDe leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er

in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst.

Om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken

moet de leraar interpersoonlijk competent zijn.

Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft

op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept

een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een

open communicatie tot stand. Zo’n leraar bevordert

de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn

interactie met hen een goede balans tussen:

• leiden en begeleiden;

• sturen en volgen;

• confronteren en verzoenen;

• corrigeren en stimuleren.

BekwaamheidseisDe leraar primair onderwijs onderschrijft zijn inter-

persoonlijke verantwoordelijkheid.

Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag

én van de invloed daarvan op de kinderen.

Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid op het

gebied van groepsprocessen en communicatie om

een goede samenwerking met en van de kinderen

tot stand te brengen.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs het volgende doen:

• hij maakt contact met de kinderen en zorgt ervoor

dat zij contact kunnen maken met hem en zich op

hun gemak voelen;

• hij geeft de kinderen leiding maar laat hun ook ver-

antwoordelijkheid en geeft hun een eigen inbreng;

• hij schept een goed klimaat voor samenwerking

met de kinderen en tussen de kinderen onderling.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de

leraar primair onderwijs deze kennis hebben:

• hij is goed op de hoogte van communicatie- en om-

gangsvormen in de leefwereld van de kinderen;

• hij is op een praktisch niveau op de hoogte van

communicatietheorieën, groepsdynamica en in-

terculturele communicatie en hij kent vooral ook

de implicaties daarvan voor zijn eigen doen en

laten.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke com-

petenties.

• De leraar ziet wat er gebeurt in zijn groep.

Bijlage 1:

Bekwaamheidseisen leraren primair onderwijs

Í

Page 16: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

16 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Hij luistert naar de kinderen en hij reageert op

hen. Hij spreekt hen aan op ongewenst gedrag

en hij stimuleert gewenst gedrag. Hij laat de

kinderen in hun waarde.

• Hij houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen

en manier van communiceren rekening met

wat gebruikelijk is in de leefwereld van zijn

leerlingen.

• Hij kan beschrijven en verklaren wat de commu-

nicatiepatronen zijn in zijn (cultureel heterogene)

groep en hoe de sociale verhoudingen liggen.

Hij weet hoe hij een en ander zonodig kan ver-

beteren.

• Hij kan verantwoorden hoe hij met zijn (cul-

tureel heterogene) groep omgaat en ook met

individuele kinderen. Daarbij maakt hij gebruik

van relevante theoretische en methodische in-

zichten.

2 Pedagogisch competentDe leraar primair onderwijs moet de sociaal-emo-

tionele en morele ontwikkeling van de kinderen

bevorderen. Hij moet hen helpen een zelfstan-

dig en verantwoordelijk persoon te worden. Om

die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken

moet de leraar pedagogisch competent zijn.

Een leraar die pedagogisch competent is, creëert

een veilige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen.

Zo’n leraar zorgt ervoor dat de kinderen

• weten dat ze erbij horen en welkom zijn;

• weten dat ze gewaardeerd worden;

• op een respectvolle manier met elkaar omgaan;

• uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te

nemen voor elkaar;

• initiatieven kunnen nemen en zelfstandig

kunnen werken.

BekwaamheidseisDe leraar primair onderwijs onderschrijft zijn peda-

gogische verantwoordelijkheid.

Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaar-

digheid om een veilige leeromgeving tot stand te

brengen waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen

tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. Voor

een hele klas of groep maar ook voor een individuele

leerling.

En dat op een professionele, planmatige manier.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs het volgende doen:

• hij vormt zich een goed beeld van het sociale

klimaat in een groep, van het individuele welbe-

Page 17: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

17Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

vinden van de kinderen en van de vorderingen

die zij maken op het gebied van zelfstandigheid

en verantwoordelijkheid;

• hij ontwerpt op basis daarvan een plan van

aanpak of een benadering om de kinderen te

begeleiden naar een veilig en harmonisch leef-

en werkklimaat en om hun sociaal-emotionele

en morele ontwikkeling te bevorderen;

• hij voert dat plan van aanpak of die benadering uit;

• hij evalueert dat plan van aanpak of die bena-

dering en stelt het zonodig bij, voor de hele

groep en ook voor individuele kinderen;

• hij signaleert problemen en belemmeringen in

de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling

van leerlingen en stelt, eventueel samen met

collega’s, een passend plan van aanpak of be-

nadering op.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs deze kennis hebben:

• hij is vertrouwd met de leefwereld van basis-

schoolkinderen, hun basisbehoeften, hun ver-

wachtingen met de culturele bepaaldheid daar-

van, en hij weet hoe hij daarmee om kan gaan;

• hij is bekend met het globale verloop van de

sociaal-emotionele en morele ontwikkeling

van basisschoolkinderen, met de problemen die

zich daarbij kunnen voordoen en hij weet hoe hij

daarmee om kan gaan;

• hij is bekend met ontwikkelings- en opvoedings-

theorieën van het jonge en oudere kind, hij is

vertrouwd met verschillende opvoedingspraktij-

ken en met de culturele bepaaldheid daarvan; dit

alles met name in hun consequenties voor het

onderwijs en voor zijn doen en laten als leraar;

• hij heeft kennis van processen van identiteits-

vorming, zingeving en waardenontwikkeling bij

het jonge en oudere kind én van de culturele

bepaaldheid daarvan en hij weet welke conse-

quenties hij hieraan moet verbinden voor zijn

handelen.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke com-

petenties.

• De leraar ziet hoe de kinderen met elkaar omgaan

en wat dat voor gevolgen heeft voor het welbe-

vinden van (individuele) kinderen. Hij bespreekt

met hen de sfeer in de groep en de omgang met

elkaar.

• Hij waardeert de inbreng van de kinderen, is

nieuwsgierig naar hun ideeën en complimenteert

Page 18: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

18 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

hen regelmatig. Hij stimuleert hen om kritisch

na te denken over hun opvattingen en gedrag

en om daarover in de groep te communiceren.

• Hij laat hen zelfstandig werken en samenwerken.

• Hij kan van elk kind in zijn groep beschrijven

hoe het zich ontwikkelt op fysiek, sociaal-emo-

tioneel en moreel gebied en hoe hij die ontwik-

keling probeert te bevorderen. Hij signaleert

onmiddellijk als er ontwikkelings- of gedrags-

problemen zijn, hij kan beoordelen of en hoe hij

die zelf kan aanpakken en weet waar hij even-

tueel hulp kan vinden in en buiten de school.

• Hij kan zijn pedagogische opvattingen verant-

woorden en ook hoe hij de groep of individu-

ele kinderen aangepakt heeft. Daarbij maakt hij

gebruik van relevante theoretische en methodi-

sche inzichten.

3 Vakinhoudelijk & didactisch competentDe leraar primair onderwijs moet de kinderen hel-

pen zich de culturele bagage eigen te maken die

samengevat is in de kerndoelen voor het primair

onderwijs en die elke deelnemer aan de samen-

leving nodig heeft om volwaardig te kunnen func-

tioneren. Om die verantwoordelijkheid waar te

kunnen maken moet de leraar vakinhoudelijk en

didactisch competent zijn.

Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch com-

petent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in

zijn groep en zijn lessen. Zo’n leraar:

• stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten

af op de kinderen en houdt rekening met indivi-

duele verschillen;

• motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt

hen uit om er het beste van te maken en helpt

hen om ze met succes af te ronden;

• leert de kinderen leren, ook van en met elkaar,

om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te

bevorderen.

BekwaamheidseisDe leraar primair onderwijs onderschrijft zijn vak-

inhoudelijke en didactische verantwoordelijkheid.

Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid op

het gebied van de onderwijsinhoud en de didac-

tiek om een krachtige leeromgeving tot stand

te brengen waarin de kinderen zich de culturele

bagage eigen kunnen maken die de maatschap-

pij vereist.

En dat op een eigentijdse, professionele, plan-

matige manier.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs het volgende doen:

Page 19: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

19Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

• hij vormt zich een goed beeld van de mate

waarin de kinderen de leerinhoud beheersen

en van de manier waarop ze hun werk

aanpakken;

• hij ontwerpt op basis daarvan (speel- en) leer-

activiteiten die voor de kinderen uitvoerbaar

zijn en die hen aanzetten tot zelfwerk-

zaamheid;

• hij voert die activiteiten samen met de

kinderen uit;

• hij evalueert die activiteiten en de effecten er-

van en stelt ze zonodig bij, voor de hele groep

maar ook voor individuele kinderen;

• hij signaleert leerproblemen en –belemmeringen

en stelt, eventueel samen met collega’s, een

passend plan van aanpak of benadering op.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs deze kennis hebben:

• hij beheerst de leerinhouden van de vak- en

vormingsgebieden, zoals beschreven in de

kerndoelen voor het primair onderwijs;

• hij kent het belang van die leerinhouden

voor het dagelijks leven van basisschool-kin-

deren en hij weet hoe zij die leerinhouden ge-

bruiken;

• hij is vertrouwd met de opbouw van de leer-

inhouden in leerlijnen en met de samenhang

daartussen;

• hij heeft (onderzoeksmatig) kennis van ontwer-

pen van onderwijs, didactieken en didactische

leermiddelen, waaronder ict;

• hij is bekend met verschillende leer- en onder-

wijstheorieën en onderwijsarrangementen voor

het jonge en oudere kind en hij weet hoe hij die

in praktijk kan brengen;

• hij is vertrouwd met hoe kinderen leren, wat

hun leerbehoeften zijn, hoe hun ontwikkeling

verloopt, welke problemen zich daarbij kunnen

voordoen en hij weet hoe hij daar mee om kan

gaan;

• hij heeft kennis van de invloed van taalbeheer-

sing en taalverwerving op het leren en hij weet

hoe hij daar in zijn praktijk rekening mee moet

houden;

• hij heeft een praktische kennis van veel voor-

komende leerstoornissen en onderwijsbelem-

meringen;

• hij heeft kennis van processen van identiteits-

vorming, zingeving en waardenontwikkeling bij

het jonge en oudere kind én van de culturele

bepaaldheid daarvan en hij weet welke conse-

quenties hij hieraan moet verbinden voor zijn

handelen.

Page 20: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

20 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties.

• De leraar kan de opdrachten, oefeningen en

toetsen waar de kinderen mee te maken krij-

gen, zelf foutloos maken en duidelijk demon-

streren of uitleggen.

• Hij legt duidelijk uit aan de kinderen welke leer-

doelen hij met welke leeractiviteiten nastreeft.

• Hij kiest gevarieerde, op de kinderen afgestem-

de speel- en leertaken, gebruik makend van mo-

derne middelen, waaronder ict. Hij biedt ruimte

voor verschillende manieren van werken.

• Hij geeft opbouwend commentaar op het werk

van zijn kinderen en op de manier waarop ze

werken. Hij doet op basis van evaluatie en

toetsing betrouwbare uitspraken over hun ken-

nis en de vaardigheid.

• Hij kan van elk kind in zijn groep beschrijven

hoe het zich ontwikkelt op cognitief gebied en

hoe hij die ontwikkeling probeert te bevorderen.

Hij signaleert onmiddellijk als er leerproblemen

zijn, hij kan beoordelen of en hoe hij die proble-

men zelf kan aanpakken en weet waar hij even-

tueel hulp kan vinden in en buiten de school.

• Hij kan zijn vakinhoudelijke en didactische

opvattingen verantwoorden en ook hoe hij de

groep of individuele kinderen aangepakt heeft.

Daarbij maakt hij gebruik van relevante en ac-

tuele theoretische en methodische inzichten.

4 Organisatorisch competentDe leraar primair onderwijs draagt zorg voor alle

aspecten van klassenmanagement ten behoeve

van zijn groep. Om die verantwoordelijkheid waar

te kunnen maken moet de leraar organisatorisch

competent zijn.

Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt

voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte

sfeer in zijn klas en zijn lessen. Zo’n leraar zorgt er

dus voor dat de kinderen:

• weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze

hebben voor eigen initiatief;

• weten wat ze moeten doen, hoe en met welk

doel ze dat moeten doen.

BekwaamheidseisDe leraar primair onderwijs onderschrijft zijn orga-

nisatorische verantwoordelijkheid.

Hij heeft voldoende organisatorische kennis en

vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen een goed

leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Over-

Page 21: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

21Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

zichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten

voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de kin-

deren helder.

En dat op een professionele, planmatige manier.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs het volgende doen:

• hij hanteert op een consequente manier con-

crete, functionele en door de kinderen gedra-

gen procedures en afspraken;

• hij gebruikt organisatievormen, leermiddelen en

leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten

ondersteunen;

• hij houdt een planning aan die bij de kinderen

bekend is en gaat adequaat om met tijd.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs deze kennis hebben:

• hij is bekend met die aspecten van klassenma-

nagement die voor zijn onderwijs relevant zijn.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties.

• Hij hanteert op een consequente manier con-

crete, functionele en door de kinderen gedra-

gen procedures en afspraken.

• Hij gebruikt organisatievormen, leermiddelen en

leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten

ondersteunen.

• Hij houdt een heldere planning aan die hij ook

met de kinderen bespreekt. Hij gaat adequaat

om met tijd. In onverwachte situaties improvi-

seert hij op een professionele manier en stelt

daarbij duidelijke prioriteiten.

• Hij kan zijn opvatting en zijn aanpak van klas-

senmanagement verantwoorden.

5 Competent in samenwerken met collega’s

De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen

dat zijn werk en dat van zijn collega’s op school

goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bij-

dragen aan het goed functioneren van de school-

organisatie. Om die verantwoordelijkheid waar te

kunnen maken moet de leraar competent zijn in

het samenwerken met collega’s.

Een leraar die competent is in het samenwerken

met zijn collega’s, levert zijn bijdrage aan een

goed pedagogisch en vakinhoudelijk & didactisch

klimaat op zijn school, aan goede onderlinge sa-

menwerking en aan een goede schoolorganisatie.

Dat wil zeggen dat zo’n leraar:

Page 22: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

22 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

• goed met collega’s communiceert en samen-

werkt;

• een constructieve bijdrage levert aan verga-

deringen en andere vormen van schooloverleg

en aan de werkzaamheden die moeten wor-

den uitgevoerd om de school goed te laten

functioneren;

• een bijdrage levert aan de ontwikkeling en ver-

betering van zijn school.

BekwaamheidseisDe leraar primair onderwijs onderschrijft zijn

verantwoordelijkheid in het samenwerken met

collega’s.

Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om

een professionele bijdrage te leveren aan een

goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn

school, aan goede werkverhoudingen en een

goede schoolorganisatie.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs het volgende doen:

• hij deelt informatie die voor de voortgang van het

werk van belang is, met collega’s en hij maakt ge-

bruik van de informatie die hij van collega’s krijgt;

• hij levert een constructieve bijdrage aan ver-

schillende vormen van overleg en samenwer-

ken op school;

• hij geeft en ontvangt collegiale consultatie en

intervisie;

• hij levert een (onderzoeksmatige) bijdrage aan

de ontwikkeling en verbetering van zijn school.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs deze kennis hebben:

• hij is op praktisch niveau bekend met metho-

dieken voor samenwerking en intervisie;

• hij is op een praktisch niveau op de hoogte

van leerlingvolgsystemen en manieren om zijn

eigen werk toegankelijk te administreren;

• hij heeft enige kennis van organisatie- en bestuurs-

vormen voor scholen in het primair onderwijs;

• hij is op de hoogte van modellen voor kwaliteits-

zorg en methodieken voor onderwijsverbete-

ring en schoolontwikkeling.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties.

• Hij heeft een gemakkelijk toegankelijke admini-

stratie en registratie van leerlinggegevens.

• Hij gaat werkrelaties aan die voor zijn onderwijs of

Page 23: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

23Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

voor de school van belang zijn. Hij spreekt colle-

ga’s aan en is ook zelf aanspreekbaar als het gaat

om het vragen of geven van hulp bij het werk.

• Hij werkt met collega’s samen aan het verbeteren

en vernieuwen van het onderwijs of de organi-

satie, bijvoorbeeld door met vormen van actie-

onderzoek/handelingsonderzoek gesignaleerde

problemen aan te pakken.

• Hij houdt rekening met zijn collega’s en met de

belangen van zijn school.

• Hij kan zijn opvattingen en zijn werkwijze op het

gebied van samenwerken met collega’s en functi-

oneren in een schoolorganisatie verantwoorden.

6 Competent in het samenwerken met de omgeving

De leraar primair onderwijs moet contacten on-

derhouden met de ouders of verzorgers van de

kinderen. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn

professionele handelen en dat van anderen buiten

de school goed op elkaar zijn afgestemd. Om die

verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet

de leraar competent zijn in het samenwerken met

de omgeving van de school.

Een leraar die competent is in het samenwerken

met de omgeving, levert in het belang van de kin-

deren zijn bijdrage aan een goede samenwerking

met mensen en instellingen in de omgeving van de

school. Dat wil zeggen dat zo’n leraar:

• goede contacten onderhoudt met de ouders of

verzorgers van de kinderen;

• goede contacten onderhoudt met andere men-

sen en instellingen die ook te maken hebben

met de zorg voor de kinderen.

BekwaamheidseisDe leraar primair onderwijs onderschrijft zijn ver-

antwoordelijkheid in het samenwerken met de

omgeving van de school.

Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om

goed samen te werken met mensen en instel-

lingen die betrokken zijn bij de zorg voor de kinde-

ren en bij zijn school.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs het volgende doen:

• hij geeft op een professionele manier aan ouders

en andere belanghebbenden informatie over de

kinderen en hij gebruikt de informatie die hij van

hen krijgt;

• hij neemt op een constructieve manier deel aan

verschillende vormen van overleg met mensen en

instellingen buiten de school;

Page 24: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

24 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

• hij verantwoordt zijn professionele opvattingen

en werkwijze met betrekking tot een leerling aan

ouders en andere belanghebbenden en past in

gezamenlijk overleg zonodig zijn werkwijze aan

ten opzichte van die leerling.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de

leraar primair onderwijs deze kennis hebben:

• hij is bekend met de leefwereld van ouders of ver-

zorgers en met de culturele achtergronden van

de kinderen en hij weet hoe hij daar rekening mee

moet houden in zijn doen en laten als leraar;

• hij is op de hoogte van de professionele infra-

structuur waar zijn school onderdeel van is.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties.

• Hij onderhoudt op een open en constructieve

manier contacten met ouders, verzorgers of

andere belanghebbenden.

• Hij spreekt mensen en instellingen buiten de

school aan die met de kinderen te maken hebben

en is hij ook zelf voor die mensen en instellingen

aanspreekbaar. Daarbij stemt hij zijn werk goed

af op dat van andere partijen.

• Hij kan zijn opvattingen en zijn werkwijzen op

het gebied van samenwerken met ouders, ver-

zorgers en anderen buiten de school verant-

woorden.

7 Competent in reflectie en ontwikkelingDe leraar primair onderwijs moet zich voortdu-

rend verder ontwikkelen en professionaliseren.

Om die verantwoordelijkheid waar te kunnen

maken moet de leraar primair onderwijs compe-

tent zijn in reflectie en ontwikkeling.

Een leraar die competent is in reflectie en ontwik-

keling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvat-

tingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo’n

leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de

tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar:

• weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraar-

schap en van welke waarden, normen en onder-

wijskundige opvattingen hij uitgaat;

• heeft een goed beeld van zijn eigen competen-

ties, zijn sterke en zwakke kanten;

• werkt op een planmatige manier aan zijn verdere

ontwikkeling;

• stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van

zijn school en benut de kansen die de school

biedt om zich verder te ontwikkelen.

Page 25: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

25Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

BekwaamheidseisDe leraar primair onderwijs onderschrijft zijn ver-

antwoordelijkheid voor zijn eigen professionele

ontwikkeling.

Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn op-

vattingen over het leraarschap en zijn bekwaam-

heid als leraar.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs het volgende doen:

• hij werkt planmatig aan de ontwikkeling van zijn

bekwaamheid, op basis van een goede analyse

van zijn competenties;

• hij stemt de ontwikkeling van zijn bekwaamheid

af op het beleid van de school;

• hij maakt bij die ontwikkeling gebruik van in-

formatie van kinderen en collega’s en ook van

collegiale hulp in de vorm van bijvoorbeeld in-

tervisie en supervisie.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar primair onderwijs deze kennis hebben:

• hij heeft voldoende gedragspsychologische

kennis om zijn eigen gedrag en dat van anderen

te begrijpen en te analyseren;

• hij is op de hoogte van de onderwijspraktijk in

andere scholen voor primair onderwijs en ver-

volgscholen en ook van actuele ontwikkelin-

gen op het gebied van pedagogiek, didactiek,

inhouden, werkwijzen en organisatievormen in

het primair onderwijs;

• hij is op de hoogte van actuele ontwikke-

lingen op het gebied van pedagogiek en di-

dactiek die relevant zijn voor zijn onderwijs.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties.

• Hij brengt onder woorden wat voor hem in het

leraarschap belangrijk is en vanuit welke pro-

fessionele opvattingen hij werkt.

• Hij brengt zijn beroepsopvatting en werkhouding

in verband met de (onderwijskundige en levens-

beschouwelijke) identiteit van de school.

• Hij kijkt kritisch naar zijn werk en gebruikt evalu-

atie, reflectie en feedback van anderen om dat

verder te ontwikkelen.

• Hij benoemt zijn sterke en zwakke kanten, for-

muleert leervragen en werkt daar planmatig aan.

• Hij kan zijn eigen activiteiten en plannen over

professionele ontwikkeling verantwoorden, in

relatie met het beleid van de school en tegen

de achtergrond van actuele ontwikkelingen in

onderwijs, wetenschap en samenleving.

Page 26: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

26 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Bijlage 2:

Bekwaamheidseisen leraren voorgezet onderwijs en bve-instellingen

Í1 Interpersoonlijk competentDe leraar voortgezet onderwijs en bve moet

ervoor zorgen dat er in de groepen waarmee hij

werkt, een prettig leef- en werkklimaat heerst.

Om die verantwoordelijkheid waar te kunnen

maken moet de leraar interpersoonlijk compe-

tent zijn.

Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft

op een goede manier leiding. Zo’n leraar schept

een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt

een open communicatie tot stand. Zo’n leraar

bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen/

deelnemers en zoekt in zijn interactie met leerlin-

gen/deelnemers een goede balans tussen:

• leiden en begeleiden;

• sturen en volgen;

• confronteren en verzoenen;

• corrigeren en stimuleren.

BekwaamheidseisDe leraar voortgezet onderwijs en bve onderschrijft

zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid.

Hij is zich bewust van zijn eigen houding en ge-

drag én van de invloed daarvan op de leerlingen/

deelnemers.

Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid op het

gebied van groepsprocessen en communicatie om

een goede samenwerking met en van de leerlingen/

deelnemers tot stand te brengen.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve het volgende

doen:

• hij maakt contact met de leerlingen/deel-

nemers en hij zorgt ervoor dat zij contact kunnen

maken met hem en zich op hun gemak voelen;

• hij biedt een kader waarbinnen de leerlingen/deel-

nemers hun eigen leerproces kunnen vormgeven

en hij helpt de leerlingen/deelnemers daarbij;

• hij schept een goed klimaat voor samenwerking

met de leerlingen/deelnemers en tussen de leer-

lingen/deelnemers onderling.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve deze kennis

hebben:

• hij is goed op de hoogte van communicatie- en

omgangsvormen in de leefwereld van zijn leerlin-

gen/deelnemers en in de (beroeps)praktijk waar

zij zich op voorbereiden;

• hij is op een praktisch niveau op de hoogte van

communicatietheorieën, groepsdynamica en

Page 27: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

27Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

interculturele communicatie en kent vooral ook de

implicaties daarvan voor zijn eigen doen en laten.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties:

Voor vo en bve:

• De leraar ziet wat er gebeurt in de groepen

waarmee hij werkt. Hij luistert naar de leerlin-

gen/deelnemers en reageert op hen.

Hij spreekt hen aan op ongewenst gedrag en hij

stimuleert gewenst gedrag. Hij laat de leerlin-

gen/deelnemers in hun waarde en zorgt ervoor

dat de leerlingen/deelnemers respect opbren-

gen voor hem en voor elkaar.

• Hij maakt de leerlingen/deelnemers mede-

verantwoordelijk voor de sfeer in de groep en

reageert positief op initiatieven van leerlingen/

deelnemers.

• Hij stimuleert de samenwerking met en tussen

de leerlingen/deelnemers. Hij staat open voor

vragen van leerlingen/deelnemers en laat mer-

ken dat hij begrijpt wat ze zeggen en dat hij hier

rekening mee houdt.

• Hij laat merken dat hij een goede samen-wer-

king tussen de leerlingen/deelnemers waar-

deert en zorgt ervoor dat leerlingen/deelne-

mers rekening houden met elkaar.

• Hij houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen

en manier van communiceren rekening met

wat gebruikelijk is in de leefwereld van zijn

leerlingen/deelnemers.

• Hij kan beschrijven en verklaren wat de com-

municatiepatronen zijn in de (cultureel hetero-

gene) groepen waarmee hij werkt en hoe de

sociale verhoudingen liggen. Hij weet hoe hij

een en ander zonodig kan verbeteren.

• Hij kan verantwoorden hoe hij met zijn (cul-

tureel heterogene) groepen omgaat en

ook met individuele leerlingen/deelnemers.

Daarbij maakt hij gebruik van relevante theo-

retische en methodische inzichten.

Alleen voor bve:

• Hij houdt rekening met wat gebruikelijk is in

de beroepspraktijk waar zij zich op voorbe-

reiden en hij gebruikt ook voorbeelden uit de

beroepspraktijk, bijvoorbeeld bij het bespre-

ken van communicatie en omgangsvormen.

2 Pedagogisch competentDe leraar voortgezet onderwijs en bve moet de

leerlingen/deelnemers helpen een zelfstandig

Page 28: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

28 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

en verantwoordelijk persoon te worden die onder

andere een goed beeld heeft van zijn ambities

en mogelijkheden. Om die verantwoordelijkheid

waar te kunnen maken moet de leraar pedago-

gisch competent zijn.

Een leraar voortgezet onderwijs en bve die peda-

gogisch competent is, biedt de leerlingen/deel-

nemers in een veilige leer- en werkomgeving

houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten

maken en hij bevordert dat zij zich verder kunnen

ontwikkelen. Zo’n leraar zorgt ervoor dat de leer-

lingen/deelnemers:

• weten dat ze erbij horen, welkom zijn en ge-

waardeerd worden;

• op een respectvolle manier met elkaar omgaan

en uitgedaagd worden om verantwoordelijk-

heid voor elkaar te nemen;

• initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kun-

nen werken;

• hun affiniteiten en ambities leren ontdekken en

op basis hiervan keuzes kunnen maken met

betrekking tot hun studie en loopbaan.

BekwaamheidseisDe leraar voortgezet onderwijs en bve onder-

schrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid.

Hij heeft voldoende pedagogische kennis en vaar-

digheid om een veilige leeromgeving tot stand te

brengen waarin leerlingen/deelnemers zich kun-

nen ontwikkelen tot een zelfstandig en verant-

woordelijk persoon.

De leraar realiseert zo’n veilige leeromgeving voor

de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook voor

individuele leerlingen/deelnemers.

En hij doet dat op een professionele, planmatige

manier.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve het vol-

gende doen:

• hij vormt zich een goed beeld van het sociale

klimaat in een groep, van het individuele wel-

bevinden van de leerlingen/deelnemers en van

de vorderingen die zij maken op het gebied van

zelfstandigheid en verantwoordelijkheid;

• hij ontwerpt op basis daarvan een plan van

aanpak of een benadering om de leerlingen/

deelnemers te begeleiden naar een veilig en

harmonisch leef- en werkklimaat en om hun

sociaal-emotionele en morele ontwikkeling te

Page 29: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

29Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

bevorderen in de richting van zelfstandigheid

en verantwoordelijkheid;

• hij voert dat plan van aanpak of die benadering uit;

• hij evalueert dat plan van aanpak of die benade-

ring en stelt het zonodig bij, voor de hele groep

en ook voor individuele leerlingen/deelnemers;

• hij signaleert problemen en belemmeringen in

de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling

van leerlingen/deelnemers en stelt, eventueel

samen met collega’s, een passend plan van

aanpak of benadering op.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve deze ken-

nis hebben:

• hij is vertrouwd met de leefwereld van zijn leer-

lingen/deelnemers, hun basisbehoeften, hun ver-

wachtingen, met de culturele bepaaldheid daar-

van, en hij weet hoe hij daarmee om kan gaan;

• hij is bekend met bedrijfsculturen waar de leer-

lingen/deelnemers in of na hun opleiding mee

te maken krijgen;

• hij is bekend met de sociaal-emotionele en mo-

rele ontwikkeling van tieners, jongvolwassenen

en volwassenen, met de problemen en belem-

meringen die zich daarbij kunnen voordoen en

hij weet hoe hij die problemen in de praktijk kan

signaleren en hoe hij daarmee om kan gaan;

• hij is bekend met ontwikkelings- en opvoe-

dingstheorieën, hij is vertrouwd met ver-schil-

lende opvoedingspraktijken en met de culturele

bepaaldheid daarvan; dit alles met name in hun

consequenties voor het onderwijs en voor zijn

doen en laten als leraar;

• hij heeft kennis van processen van identiteits-

vorming, zingeving en waardenontwikkeling bij

tieners, adolescenten en volwassenen én van

de culturele bepaaldheid daarvan en hij weet

welke consequenties hij hieraan moet verbin-

den voor zijn handelen.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties:

Voor vo en bve:

• Hij ziet hoe leerlingen/deelnemers met elkaar

omgaan en wat dat voor gevolgen heeft voor

het welbevinden van (individuele) leerlingen/

deelnemers. Hij bespreekt met hen de sfeer in

de groep en de omgang met elkaar.

• Hij waardeert de inbreng van de leerlingen/deel-

nemers, is nieuwsgierig naar hun ideeën en

complimenteert hen regelmatig. Hij stimuleert

Page 30: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

30 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

hen om kritisch na te denken over hun opvat-

tingen en gedrag en om daarover in de groep te

communiceren.

• Hij levert zijn bijdrage aan een goede analyse

van het sociale klimaat in de groepen waar hij

mee te maken heeft en hij communiceert hier-

over met zijn collega’s.

• Hij signaleert ontwikkelings- of gedragsproble-

men bij individuele leerlingen/deelnemers en

beoordeelt in overleg met collega’s of en hoe

die aangepakt kunnen worden.

• Hij laat leerlingen/deelnemers zelfstandig wer-

ken en samenwerken. Hij bevordert de zelf-

standigheid van de leerlingen/deelnemers en

de samenwerking tussen leerlingen/deelnemers

door hen te stimuleren tot of te begeleiden bij

het reflecteren op de geboekte resultaten en op

het proces van leren en samenwerken.

• Hij doet recht aan (culturele) verschillen tussen

leerlingen/deelnemers: hij houdt er rekening

mee en maakt er in zijn pedagogisch handelen

een goed gebruik van.

• Hij begeleidt leerlingen/deelnemers bij het ma-

ken van keuzes gericht op hun studie en loop-

baan. Hij draagt eraan bij dat leerlingen/deelne-

mers passende adviezen krijgen die aansluiten

bij hun ambities en capaciteiten.

• Hij is zich bewust van zijn eigen beroepsop-

vatting, zijn waarden en normen en hij laat dat

merken aan zijn leerlingen/deelnemers. Hij kan

bijvoorbeeld toelichten welke rol zijn normen,

waarden en beroepsopvatting spelen bij de be-

geleiding van de leerlingen/deelnemers.

• Hij kan zijn pedagogische opvattingen verant-

woorden en ook hoe hij de groep of individuele

leerlingen/deelnemers aangepakt heeft. Daarbij

maakt hij gebruik van relevante theoretische en

methodische inzichten.

Alleen voor bve:

• Hij helpt deelnemers om ten opzichte van el-

kaar en/of van hun collega’s in bedrijf of instel-

ling, collegiale omgangsvormen te ontwikkelen

en benut hierin de leeromgeving als oefenom-

geving voor de werkomgeving.

• Hij helpt deelnemers bij de ontwikkeling van

hun beroepsidentiteit.

3 Vak- of beroepsinhoudelijk & didactisch competent

De leraar voortgezet onderwijs en bve moet de leer-

lingen/deelnemers helpen zich de leerinhouden van

een bepaald vak of beroep eigen te maken en ver-

trouwd te raken met de manier waarop die in het da-

Page 31: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

31Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

gelijkse leven en in het werk gebruikt worden. Ook

helpt hij de leerlingen/deelnemers zicht te krijgen op

wat zij in de samenleving en in de wereld van het

werken kunnen verwachten. Om die verantwoor-

delijkheid waar te kunnen maken, moet hij vak- of

beroepsinhoudelijk en didactisch competent zijn.

Een leraar die vak- of beroepsinhoudelijk en di-

dactisch competent is, creëert een krachtige leer-

omgeving, onder andere door het leren in verband

te brengen met realistische en voor de leerlingen/

deelnemers relevante toepassingen van kennis in

beroep en maatschappij. Zo’n leraar:

• stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten

af op de leerlingen/deelnemers en houdt reke-

ning met individuele verschillen;

• bepaalt met de leerling diens (individuele) leer-

traject, met bijvoorbeeld mogelijkheden voor

leren in en buiten school en leren in de context

van de beroepsuitoefening;

• motiveert de leerlingen/deelnemers voor hun

leer- en werktaken, daagt hen uit om er het bes-

te van te maken en helpt hen om ze met succes

af te ronden;

• leert de leerlingen/deelnemers leren en werken,

ook van en met elkaar, om daarmee onder an-

dere hun zelfstandigheid te bevorderen.

BekwaamheidseisDe leraar voortgezet onderwijs en bve onderschrijft

zijn vakinhoudelijke en didactische verantwoorde-

lijkheid.

Hij heeft voldoende inhoudelijke en didactische ken-

nis en vaardigheid om een krachtige leeromgeving

tot stand te brengen waarin leerlingen/deelnemers

zich op een goede manier de leerinhouden van een

bepaald vak op beroep eigen kunnen maken.

De leraar realiseert zo’n krachtige leeromgeving

voor de groep(en) waarmee hij werkt, maar ook

voor individuele leerlingen/deelnemers.

En hij doet dat op een professionele, planmatige

manier.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve het volgende

doen:

• hij vormt zich een goed beeld van de mate waarin

de leerlingen/deelnemers de leerinhoud beheer-

sen en van de manier waarop ze hun werk aan-

pakken;

• hij ontwerpt op basis daarvan gevarieerde leer-

activiteiten die voor de leerlingen/deelnemers

Page 32: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

32 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

uitvoerbaar zijn, waaruit zij eventueel kunnen kie-

zen en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid;

• hij voert die leeractiviteiten samen met zijn leer-

lingen/deelnemers uit;

• hij evalueert die leeractiviteiten en de effecten er-

van en stelt ze zonodig bij, voor de hele groep

maar ook voor individuele leerlingen/deelnemers;

• hij signaleert leerproblemen en –belemmeringen

en stelt, eventueel samen met collega’s, een pas-

send plan van aanpak of benadering op.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve deze kennis

hebben:

• hij heeft zelf een grondige kennis en beheersing

van de leerinhouden waarvoor hij verantwoor-

delijk is en hij is op grond van eigen studie en

eventueel werkervaring vertrouwd met de theo-

retische en (beroeps)praktische achtergronden

daarvan;

• hij kent het belang van die leerinhoud voor het

toekomstige beroep en het dagelijks leven van

de leerlingen/deelnemers;

• hij kent op hoofdlijnen de leerinhoud van an-

dere vakken of beroepen waarmee hij binnen

zijn school of opleiding samenwerkt;

• hij weet op hoofdlijnen wat en hoe zijn leerlin-

gen/deelnemers geleerd hebben in het voor-

gaande onderwijs en hoe hij daarop kan aan-

sluiten;

• hij heeft (onderzoeksmatig) kennis van ontwer-

pen van onderwijs, didactieken en didactische

leermiddelen, waaronder ict;

• hij is bekend met verschillende onderwijs- en

leertheorieën, met verschillende onderwijs ar-

rangementen voor het voortgezet onderwijs

en bve (onder andere actuele vormen van be-

roepsgerichte didactiek) en hij weet hoe hij die

in praktijk kan brengen;

• hij is vertrouwd met hoe leerlingen/deelnemers

leren, wat hun leerbehoeften zijn, hoe zij zich

ontwikkelen, welke problemen zich daarbij

kunnen voordoen en hij weet hoe hij daarmee

om kan gaan;

• hij heeft kennis van de invloed van taalbeheer-

sing en taalverwerving op het leren en hij weet

hoe hij daar in zijn praktijk rekening mee moet

houden;

• hij heeft een praktische kennis van veel voor-

komende leerstoornissen en onderwijsbelem-

meringen en hij weet hoe hij daar mee om

kan gaan;

• hij heeft kennis van processen van identiteits-

vorming, zingeving en waarden ontwikkeling bij

Page 33: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

33Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

tieners, adolescenten en volwassenen én van de

culturele bepaaldheid daarvan en hij weet welke

consequenties hij hieraan moet verbinden voor

zijn handelen.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties:

Voor vo en bve:

• Hij kan de opdrachten, oefeningen en toetsen

waar zijn leerlingen/deelnemers mee te maken

krijgen zelf foutloos uitvoeren, demonstreren en

uitleggen. Dit voor zover die betrekking hebben

op zijn vak(gebied).

• Hij biedt de leerlingen/deelnemers keuzes (the-

ma’s, werkvormen, opdrachten) en zorgt voor

actieve betrokkenheid van leerlingen/deelne-

mers bij de invulling van hun onderwijspro-

gramma. Hij creëert de randvoorwaarden (sfeer,

organisatie, opdrachten, materialen en machi-

nes) die de leerlingen/deelnemers in staat stel-

len zelfstandig te kunnen werken, zodat zij in

hun eigen tempo en op hun eigen wijze kunnen

leren.

• Hij maakt gebruik van moderne middelen, waar-

onder ICT. Zo maakt hij, als dat aan de orde is,

gebruik van een elektronische leeromgeving

die plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk

maakt en effectieve communicatie over het le-

ren vanaf verschillende plekken ondersteunt.

• Hij legt duidelijk uit aan leerlingen/deelnemers

welke leerdoelen hij met welke activiteiten na-

streeft. Of hij laat binnen gegeven kaders de

leerlingen/deelnemers hun eigen leerdoelen

formuleren.

• Hij begeleidt leerlingen/deelnemers in hun leer-

proces door reflectiegesprekken met hen te

voeren zodat de leerlingen/deelnemers in staat

zijn om zelf leervragen te formuleren en het ei-

gen leerproces te sturen.

• In zijn interactie met leerlingen/deelnemers be-

nut hij de kennis en ervaring die de leerl

ingen/deelnemers elders, bijvoorbeeld tijdens

werken hebben opgedaan. Hierdoor blijft zijn

onderwijs inhoudelijk up-to-date en stimuleert

hij de leerlingen/deelnemers kennis te delen

en van elkaar te leren.

• Hij geeft opbouwend commentaar op het werk

van zijn leerlingen/deelnemers en op de manier

waarop ze werken. Hij doet op basis van eva-

luatie en toetsing betrouwbare uitspraken over

hun kennis en vaardigheid.

• Hij ontwikkelt (in samenwerking met collega’s)

Page 34: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

34 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

beoordelingsinstrumenten.

• Hij kan beschrijven hoe zijn leerlingen/deelne-

mers leren, wat hun vorderingen zijn en hun

sterke en zwakke punten, en hoe hij hun leren

probeert te bevorderen. Hij signaleert leerpro-

blemen en kan beoordelen of en hoe hij die pro-

blemen zelf kan aanpakken en hij weet waar hij

en de leerling/deelnemer eventueel hulp kun-

nen vinden in en buiten de school.

• Hij kan zijn vakinhoudelijke en didactische

opvattingen verantwoorden en ook hoe hij

de groep of individuele leerlingen/deelne-

mers aangepakt heeft. Daarbij maakt hij ge-

bruik van relevante en actuele theoretische en

methodische inzichten.

Alleen voor bve:

• Hij ontwerpt leeractiviteiten die in het perspec-

tief van de loopbaan van de deelnemer bete-

kenisvol zijn en waarin hij rekening houdt met

het niveau van taalbeheersing van de deelne-

mer. Dit betreft brede geïntegreerde opdrach-

ten of projecten maar ook smalle vakgerichte

en zowel schoolgerelateerd als ook werkplek-

gerelateerd.

• Hij ontwerpt in overleg met de praktijkbegelei-

der opdrachten waarmee de deelnemer in het

bedrijf zelfstandig aan de slag kan, die recht

doen aan de specifieke kenmerken van het

bedrijf of bedrijfstak, die ervoor zorgen dat de

leermogelijkheden op de werkplek optimaal be-

nut worden en dat de deelnemer ten behoeve

van zijn loopbaan optimaal leerrendement haalt

uit het werkplekgerelateerde leren.

• Hij bepaalt met de deelnemer diens (individue-

le) leertraject, opgebouwd uit individuele activi-

teiten en groepsactiviteiten, rekening houdend

met de mogelijkheden en ambities van de deel-

nemer.

• Hij moedigt de deelnemer aan zijn leererva-

ringen in en buiten de opleiding onder woor-

den te brengen en met elkaar in verband te

brengen.

4 Organisatorisch competentDe leraar voortgezet onderwijs en bve draagt

zorg voor organisatorische zaken die samen-

hangen met zijn onderwijs en het leerproces van

de leerlingen/deelnemers in de school en op de

leerwerkplek. Om die verantwoordelijkheid waar

te kunnen maken, moet de leraar organisatorisch

competent zijn.

De leraar voortgezet onderwijs en bve die organi-

satorisch competent is, zorgt ervoor dat de leer-

Page 35: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

35Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

lingen/deelnemers een ordelijke en taakgerichte

omgeving treffen. Waar het leren zich op verschil-

lende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschil-

lende plaatsen in de school, stages, leerbedrijf,

buitenschoolse projecten) zorgt de leraar (eventu-

eel in samenspraak met andere begeleiders) voor

afstemming tussen die verschillende plaatsen.

Zo’n leraar zorgt er dus voor dat de leerlingen/

deelnemers:

• weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze

hebben voor eigen initiatief;

• weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe

en met welk doel ze dat moeten (of kunnen)

doen.

BekwaamheidseisDe leraar voortgezet onderwijs en bve onder-

schrijft zijn organisatorische verantwoordelijk-

heid.

Hij heeft voldoende organisatorische kennis

en vaardigheid om in zijn groepen en zijn an-

dere contacten met leerlingen/deelnemers een

goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen.

Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht, en in alle

opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral

voor de leerlingen/deelnemers helder.

En dat op een professionele, planmatige manier.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve het vol-

gende doen:

• hij hanteert op een consequente manier con-

crete, functionele en door de leerlingen/deelne-

mers gedragen procedures en afspraken;

• hij biedt organisatievormen, leermiddelen en

leermaterialen aan die leerdoelen en leeractivi-

teiten ondersteunen;

• hij houdt voor zijn onderwijs een planning aan

die bij de leerlingen/deelnemers bekend is en

waar zij hun eigen planning op kunnen afstem-

men, en hij gaat adequaat om met tijd.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve deze ken-

nis hebben:

• hij is bekend met die aspecten van (groeps- of)

klassenmanagement die voor zijn vorm van on-

derwijs relevant zijn;

• hij is bekend met de organisatorische aspec-

ten van verschillende soorten leeromgevingen

in de school en in het leerbedrijf, zoals een

open leercentrum, de werkplekkenstructuur,

beroepspraktijkvorming en praktijklessen.

Page 36: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

36 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties:

Voor vo en bve:

• Hij hanteert concrete, functionele en door de

leerlingen/deelnemers gedragen procedures

en afspraken op een consequente manier.

Hij biedt organisatievormen, leermiddelen en

leermaterialen aan die leerdoelen en leeracti-

viteiten ondersteunen.

• Hij houdt een heldere planning aan, waarbin-

nen keuzemogelijkheden voor de leerlingen/

deelnemers zijn. Hij bespreekt deze met de

leerlingen/deelnemers en voor zover moge-

lijk stelt hij die samen met de leerlingen/deel-

nemers op. Hij gaat adequaat om met tijd.

In onverwachte situaties improviseert hij

op een professionele manier en stelt daarbij

duidelijke prioriteiten.

• Hij organiseert en administreert in samenwer-

king met collega’s en de (praktijk)begeleider

van het bedrijf of instelling de beoordeling

van de leerling/deelnemer. Hij zorgt voor hel-

dere communicatie naar de leerling/deelne-

mer over de beoordeling.

• Hij kan zijn opvattingen, zijn aanpak van

(groeps- of) klassenmanagement en de orga-

nisatie van zijn onderwijs (op school en in het

bedrijfsleven of een instelling) verantwoorden.

Alleen voor bve:

• Hij organiseert gesprekken met de

(praktijk)begeleider in het bedrijf of de instel-

ling en met de deelnemer om de voortgang

te bespreken en de begeleiding af te stem-

men. Hij administreert deze gesprekken in een

(leerling)volgsysteem.

• In situaties van teamteaching en/of samenwer-

king met onderwijsassistenten of instructeurs

en met begeleiders in leerbedrijven en –instel-

lingen zorgt hij voor een duidelijke taakverde-

ling en –afstemming die ook bij de deelnemers

bekend is.

5 Competent in het samenwerken met collega’s

De leraar voortgezet onderwijs en bve moet er-

voor zorgen dat zijn werk en dat van zijn colle-

ga’s in de school goed op elkaar zijn afgestemd.

Hij moet ook bijdragen aan het goed functione-

ren van de schoolorganisatie. Om die verant-

woordelijkheid waar te kunnen maken, moet hij

competent zijn in het samenwerken met collega’s

(binnen de school).

Page 37: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

37Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Een leraar die competent is in het samenwerken

met zijn collega’s, levert zijn bijdrage aan een

goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn

school, aan goede onderlinge samenwerking en

aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen

dat zo’n leraar:

• goed met collega’s communiceert en samen-

werkt;

• een constructieve bijdrage levert aan verga-

deringen en andere vormen van schooloverleg

en aan de werkzaamheden die moeten worden

uitgevoerd om de school goed te laten

functioneren;

• een bijdrage levert aan de ontwikkeling en ver-

betering van zijn school.

BekwaamheidseisDe leraar voortgezet onderwijs en bve onder-

schrijft zijn verantwoordelijkheid in het samen-

werken met collega’s.

Hij heeft voldoende kennis en vaardigheden om

een professionele bijdrage te leveren aan een

goed pedagogisch en didactisch klimaat van

zijn school, aan goede werkverhoudingen en een

goede schoolorganisatie.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve het vol-

gende doen:

• hij deelt informatie die voor de voortgang van

het werk van belang is met collega’s en hij

maakt gebruik van de informatie die hij van

collega’s krijgt;

• hij levert een constructieve bijdrage aan verschil-

lende vormen van overleg en samenwerken op

school;

• hij geeft en ontvangt collegiale consultatie en

intervisie;

• hij werkt met collega’s (onderzoeksmatig)

samen aan de ontwikkeling en verbetering van

zijn school.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis

moet de leraar voortgezet onderwijs en bve deze

kennis hebben:

• hij is op praktisch niveau bekend met metho-

dieken voor samenwerking en intervisie;

• hij is op praktisch niveau op de hoogte van

leerlingvolgsystemen en manieren om zijn ei-

gen werk toegankelijk te administreren;

• hij heeft enige kennis van organisatie- en be-

stuursvormen voor scholen in het voortgezet

onderwijs en bve;

• hij is op de hoogte van modellen voor kwali-

Page 38: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

38 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

teitszorg en methodieken voor onderwijsverbete-

ring en schoolontwikkeling.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties:

Voor vo en bve:

• Hij werkt samen met collega’s (docent, instruc-

teur en/of onderwijsassistent) in het voorberei-

den, uitvoeren (teamteaching) en evalueren van

onderwijs. Hij heeft een gemakkelijk toeganke-

lijke administratie en registratie van leerling(dee

lnemer)gegevens.

• Hij werkt met collega’s samen aan het verbe-

teren en vernieuwen van het onderwijs of de

organisatie, zoals bijvoorbeeld het ontwikkelen

van opdrachten en beoordelingsinstrumenten

in het kader van een nieuwe onderwijsvorm

of het vormen van kernteams of zelfsturende

teams.

• Hij maakt gebruik van vormen van actieonder-

zoek/handelingsonderzoek om gesignaleerde

problemen aan te pakken.

• Hij spreekt collega’s aan en is zelf ook aan-

spreekbaar als het gaat om het vragen of geven

van hulp bij het werk.

• Hij houdt rekening met zijn collega’s en met de

belangen van zijn school.

• Hij draagt bij aan een effectief functionerende or-

ganisatie door te werken volgens in de organisatie

geldende afspraken, procedures en systemen.

• Hij kan zijn opvattingen en zijn werkwijze

op het gebied van samenwerken met colle-

ga’s en functioneren in de schoolorganisatie

verantwoorden.

6 Competent in het samenwerken met de omgeving

De leraar voortgezet onderwijs en bve moet con-

tacten onderhouden met de ouders of verzorgers

van de leerlingen/deelnemers en met collega’s

van (leer)bedrijven en instellingen waar zijn school

voor het onderwijs en de leerlingen/deelnemers-

zorg mee samenwerkt. Hij moet er ook voor zor-

gen dat zijn professionele handelen en dat van

anderen buiten de school goed op elkaar afge-

stemd zijn. Bovendien moet hij eraan meewerken

dat de samenwerking van zijn school met die be-

drijven en instellingen goed verloopt.

Om die verantwoordelijkheid waar te kunnen ma-

ken, moet de leraar competent zijn in het samen-

werken met de omgeving van de school.

Een leraar die competent is in het samenwerken

Page 39: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

39Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

met de omgeving zorgt voor een goede commu-

nicatie en afstemming met ouders of verzorgers

van de leerlingen/deelnemers. Zo’n leraar:

• zorgt in overleg met de leerling voor een goede

communicatie en afstemming tussen school,

leerling en bedrijven of instellingen waar de leer-

ling (in het kader van zijn opleiding) mee te ma-

ken heeft;

• maakt doeltreffend gebruik van het professionele

netwerk van de school als het gaat om de oplei-

ding van de leerling of de zorg voor de leerling;

• gaat verantwoordelijk en zorgvuldig om met de

contacten die hij namens de school onderhoudt

met de omgeving van de school.

BekwaamheidseisDe leraar voortgezet onderwijs en bve onder-

schrijft zijn verantwoordelijkheid in het samen-

werken met de omgeving van de school.

Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om

goed samen te werken met bedrijven of instel-

lingen om hun gezamenlijke verantwoordelijkheid

vorm te geven in het opleiden van de leerling.

En hij heeft voldoende kennis en vaardigheid om

goed samen te werken met mensen en instellin-

gen die betrokken zijn bij de zorg voor de leer-

lingen/deelnemers en bij zijn school.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve het vol-

gende doen:

• hij geeft op professionele manier informatie

over de leerlingen/deelnemers aan ouders en

andere belanghebbenden en hij maakt gebruik

van de informatie die hij van hen krijgt;

• hij zorgt in overleg met de leerling en andere

betrokkenen voor afstemming tussen het leren

in en buiten de school en voor duidelijkheid

over ieders verantwoordelijkheid en bijdrage

hierin;

• hij neemt op een constructieve manier deel aan

verschillende vormen van overleg met mensen

en instellingen buiten de school;

• hij verantwoordt zijn professionele opvattingen

en werkwijze met betrekking tot een leerling

aan ouders en andere belanghebbenden en

past in gezamenlijk overleg zonodig zijn werk

met die leerling aan.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve deze ken-

nis hebben:

Page 40: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

40 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

• hij is bekend met de leefwereld van ouders of

verzorgers en met de culturele achtergronden

van de leerlingen/deelnemers en hij weet hoe

hij daar rekening mee moet houden in zijn doen

en laten als leraar;

• hij is op de hoogte van de professionele infra-

structuur waar zijn school onderdeel van is;

• hij is bekend met de cultuur en de actuele gang

van zaken in het bedrijfsleven waarin zijn leer-

lingen/deelnemers participeren en weet hoe hij

daar als leraar mee om kan gaan;

• hij is bekend met de regelgeving en samen-

werkingsprocedures tussen zijn school en de

bedrijven en instellingen waarmee wordt sa-

mengewerkt;

• hij weet hoe hij ervoor kan zorgen dat het bin-

nen- en buitenschoolse leren en de interne en

externe begeleiding van zijn leerlingen/deelne-

mers goed op elkaar zijn afgestemd.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties:

Voor vo en bve:

• Hij onderhoudt op een open en constructieve

manier contacten met ouders, verzorgers of an-

dere belanghebbenden. Zo spreekt hij mensen

en instellingen buiten de school aan die met

de leerlingen/deelnemers te maken hebben en

is hij ook zelf voor die mensen en instellingen

aanspreekbaar. Daarbij stemt hij zijn werk goed

af op dat van andere partijen.

• Hij overlegt met vertegenwoordigers van toele-

verende en afnemende scholen om te komen

tot doorlopende leerlijnen, zodat de leerling op-

timaal de eigen loopbaan vorm kan geven.

• Hij kan zijn opvattingen en werkwijzen op het

gebied van samenwerken met de (potentiële)

leerwerkplek biedende bedrijven/instellingen,

ouders/verzorgers en anderen buiten de school

verantwoorden.

Alleen voor bve:

• Hij bespreekt op een open en constructieve

manier de ontwikkeling van de deelnemer met

de praktijkbegeleider, zodat eventuele proble-

men tijdig worden onderkend en opgelost.

• Hij bouwt relaties op met bedrijven of instel-

lingen en onderhoudt deze. Hij helpt in het

bedrijf of de instelling mee om voor de deel-

nemers een betekenisvolle leerplek en vei-

lige leeromgeving te maken. Hij zorgt voor

een werkbaar evenwicht tussen de belangen

Page 41: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

41Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

van deelnemer, school en bedrijf zodat ook op

lange termijn een goede samenwerking wordt

gegarandeerd. Verslagen van zijn contacten

met bedrijven of instellingen administreert

hij in een (digitaal) relatiebeheersysteem,

zodat de informatie voor zijn collega’s

beschikbaar is.

• Hij stelt zich ondernemend en marktgericht op,

volgt de ontwikkelingen in het bedrijfsleven,

instellingen en maatschappij en vertaalt deze

naar het onderwijs. Hij gaat adequaat om met

vragen uit het bedrijfsleven en instellingen en

benut deze vragen ten behoeve van het onder-

wijs (bijvoorbeeld door ze te vertalen naar op-

drachten voor deelnemers).

• Hij geeft aansprekende voorlichting over de

opleidingen aan (potentiële) deelnemers, be-

drijven of instellingen die leerwerkplekken bie-

den of kunnen gaan bieden en aan ouders of

verzorgers van de deelnemers.

7 Competent in reflectie en ontwikkelingDe leraar voortgezet onderwijs en bve moet zich

voortdurend verder ontwikkelen en professionali-

seren. Om die verantwoordelijkheid waar te kun-

nen maken, moet hij competent zijn in reflectie en

ontwikkeling.

Een leraar die competent is in reflectie en ontwik-

keling, denkt regelmatig na over zijn beroepsop-

vattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo’n

leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de

tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar:

• weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraar-

schap en van welke waarden, normen en on-

derwijskundige opvattingen hij uitgaat;

• heeft een goed beeld van zijn eigen competen-

ties, zijn sterke en zwakke kanten;

• werkt op een planmatige manier aan zijn ver-

dere ontwikkeling;

• stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid

van zijn school en benut de kansen die de

school biedt om zich verder te ontwikkelen.

BekwaamheidseisDe leraar voortgezet onderwijs en bve onder-

schrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen

professionele ontwikkeling.

Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn op-

vattingen over het leraarschap en zijn bekwaam-

heid als leraar.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve het volgen-

de doen:

Page 42: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

42 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

• hij werkt planmatig aan de ontwikkeling van zijn

bekwaamheid, op basis van een goede analyse

van zijn competenties;

• hij stemt de ontwikkeling van zijn bekwaamheid

af op het beleid van de school en de ontwikke-

ling en afspraken binnen het team;

• hij maakt bij die ontwikkeling gebruik van infor-

matie van leerlingen/deelnemers en collega’s

(in school en bedrijf) en ook van collegiale hulp

in de vorm van bijvoorbeeld intervisie en super-

visie.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet

de leraar voortgezet onderwijs en bve deze ken-

nis hebben:

• hij is op de hoogte van actuele ontwikkelingen

in het bedrijfsleven en de maatschappij die re-

levant zijn voor zijn onderwijs;

• hij is op de hoogte van de onderwijspraktijk in

andere scholen voor voortgezet onderwijs en

bve en van actuele ontwikkelingen op het ge-

bied van inhouden, werkwijzen en organisatie-

vormen in het voortgezet onderwijs en bve;

• hij is op de hoogte van actuele ontwikkelingen

op het gebied van de pedagogiek en de didac-

tiek die relevant zijn voor zijn onderwijs;

• hij heeft voldoende gedragspsychologische

kennis om zijn eigen gedrag en dat van anderen

te begrijpen en te analyseren.

IndicatorenEnkele voorbeelden van de interpersoonlijke

competenties:

Voor vo en bve:

• Hij brengt onder woorden wat voor hem in het

leraarschap belangrijk is en vanuit welke pro-

fessionele opvattingen hij werkt. Zo brengt hij

zijn beroepsopvatting en werkhouding in ver-

band met de (onderwijskundige en levensbe-

schouwelijke) identiteit van de school.

• Hij kijkt kritisch naar zijn werk en gebruikt eva-

luatie, reflectie en feedback van anderen om

zich verder te ontwikkelen.

• Hij benoemt zijn sterke en zwakke kanten, for-

muleert leervragen en werkt daar planmatig

aan. Hij maakt daarbij gebruik van de kaders

en structuren die de school biedt (bijvoorbeeld

competentiemanagement, persoonlijk ontwik-

kelingsplan, teamontwikkelingsplan, functione-

rings- en beoordelingsgesprekken).

• Hij signaleert relevante ontwikkelingen in de

samenleving, het bedrijfsleven en het onderwijs

en trekt daaruit consequenties voor zijn profes-

sionele ontwikkeling.

Page 43: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

43Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

• Hij benut verschillende mogelijkheden om zich-

zelf verder te ontwikkelen, zoals het bijhouden

van vakliteratuur, het volgen van trainingen en

opleidingen, maar ook het deelnemen aan ver-

nieuwingsprojecten, het uitvoeren van actie

onderzoek en het oppakken van nieuwe taken.

• Hij kan zijn eigen activiteiten en plannen over

professionele ontwikkeling verantwoorden, in

relatie met het beleid van de school, afspraken

binnen het team en tegen de achtergrond van

actuele ontwikkelingen in het onderwijs, het

bedrijfsleven en de samenleving.

Page 44: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

44 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Page 45: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

45Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Page 46: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

46 Wet op de beroepen in het onderwijs | vos/abb

Page 47: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail:

ColofonÍ

Uitgever: VOS/ABB ©

Samenstelling Koos Roos, eerstelijnsadviseur VOS/ABB en

Jo Simons, senior consultant VOS/ABB

Vormgeving: Vormgeving Onbekend, Almere

Druk: Drukkerij Giethoorn Ten Brink, Meppel

Woerden, april 2006

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,

opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt,

in enige vorm of op enige manier, hetzij electronisch, mechanisch, door foto-

kopie, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke

toestemming van de uitgever.

Page 48: katern Wet op de beroepen in het onderwijs (BIO)Bezoekadres: Polanerbaan 15, Woerden Postadres: Postbus 162, 3440 AD Woerden Telefoon: 0348 - 40 52 00 Fax: 0348 - 40 52 05 E-mail: