meent oeffelter meent excursie knnv koninklijke nederlandse natuurhistorische vereniging
TRANSCRIPT
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 1
KNNV afdeling Nijmegen Natuurhistorisch secretaris: Jan Nillesen E mail:
deRaetsingel 6 5831KC Boxmeer
Prachtige zomerse dag 35° C. Tijd 10.00 -14.00 uur. Deelnemers Lucia Arkenbosch, Titus Frielink, Henriette Frielink, Roelof ten Doesschate, Jos Grootepunt, Ria van de Reep, Andre Engels, Juul de Bond, Bram Brugman, Linde van Buul, Jan Nillesen. Excursieleider: Jan Nillesen
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 3
De afstand was 8 km. Rood aangegeven de route. Het
gearceerd gedeelte is in het bezit van SBB.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 4
Colofon Route Oeffelt: Dorp aan de rivier Oeffeltse beek Uflo Brakel Drie geologische formaties
1 3 33 34 35 35
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 5
Pradolina Genneper huis Peelstroompje De Peel gaat in rook op Uffelsche Meer Heerdgang De monniken van Sint Agatha
36 36 37 38 41 43 44
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 6
Kruisheren steken de handen uit de mouwen Maasheggen Hooiwinning Kamp Julius Ceasar Bello Gallico Toponiemen
46 47 48 50 52 52 54
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 8
Zavel Lutum Slash and burn Neanderthalers Homo sapiens Flint Cryptokristallijn siliciumdioxide
58 59 60 61 63 64 64
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 9
Vuursteen De stroomrug Vorming van de stroomrug 4000 jaar vuur en vlam Zavelgronden Maalsteen en mantelspelden Celtic fields
66 67 68 71 73 73 74
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 10
Los Hoes Bronstijd Situla Mindelheimzwaard IJzertijd IJzerval IJzercarbonaat Heggenduizendknoop Ecologische paramters Heggenduizendknoop Klasse van de doornstruwelen Altissima Hemelboom Esculenta Oosterse karmozijnbes
76 77 77 78 79 81 85 88 88 89 90 92 92
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 11
Glazenmakers en Paardenbijters Bruine glazenmaker Blauwe glazenmaker Paarden: voedselarm gras, mijden planten met antivraatstoffen Facilitatie Paarden eten voedsel van wel heel lage kwaliteit
98 100 101 102 103 103
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 12
Schapen De aarde Een terrane legt de basis voor de Oeffelter Meent Avalonia vleit zich tegen Baltica aan
105 107 107 108
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 13
De Lapetusoceaan sluit zich In het Siluur wordt het Caledonische gebergte geërodeerd tot een schiervlakte Het Paleozoïcum Carboon, Variscische orogenese Tertiair: tropisch Een radiair gevoord wieltje Purperknolcollybia Superspecialist: IJsvogel
109 109 118 120 121 121 123
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 14
Een wateringenieur: De Bever Houtbehoefte: 4000 kg per jaar Ontsnippering Beversporen Veldmuizen Knobbelzwanen Watersnip Tafeleend
125 126 129 130 142 146 150 151
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 15
Kuifeend Wintertaling Smient Stroomgebied van de Maas Saalien Uffa-Ten 1442 Verkoop Kleppenburg Verkoop 1800
152 154 155 156 158 160 161 163 165
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 16
De oevers van de Maas Ieder perceel zijn eigen naam Limes divergens Terrasrand De oevers van de Maas in de toekomst Convolvulo-Filipenduletea
167 169 171 173 174 175
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 17
Associatie van Moerasspirea en Valeriaan Solanum dulcamara Filipendulion Freatofytenspectrum op de stortstenen aan de oevers van de Maas; Filipendulion Valeriano-Filipenduletum Abiotische omstandigheden op de stortsteen aan de Maasoever
177 179 179 180 181 182
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 18
Eerdmoder Levensvormenspectrum op de stortstenen langs de Maas; Filipendulion Limes divergens; dispersie speelt een belangrijhke rol De families op de stortsteen langs de Maas Op weg naar een Goed Ecologisch Potentieel Waarnemingen op de droge oever Waarnemingen in de natte biotoop Pos
183 184 185 186 187 188 189 189
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 19
Schietmot: Tinodes waeneri Eurytopen: Baars, Blankvoorn, Pos Rheofiel: Winde Limnofiel: Kleine modderkruiper Natuur Vriendelijke oevers [NVO] Stroomgebied Maas
190 190 191 191 193 193
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 20
Een cambrisch gesteente: Revinien kwartsiet De cambrische explosie Burnot conglomeraat Andrenne conglomeraat Lydiet Kalandersteen, Glanssteen Radiolaria Radiolariet
194 195 199 200 207 210 209 210
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 21
Geologische geschiedenis van de Maas Bovenrijnse laagvlakte Peelhorst IJstijden Grondels richten inheemse vis ten gronde Rivierdonderpad Marmergrondel De landschapsecologische kenmerken van de Maas Kwelgeulen en droge terrasgronden Van riool naar natuurparadijs Ardennen
212 214 215 216 220 221 223 224 224 226 231
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 22
Granietporfieren uit ede Vogezen De Zandmaas Bakenbomen: Overwinningsbomen; Ing Lely Fysiografie van de Maasoevers Reliëf volgend ontkleien Vegetatie chronologie Individuele gebruiksrechten 1307 Uitgifte van de gronden door Jan van Cuijk
232 234 235 236 236 236 267 269
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 23
Historische soortenrijkdom Laag cyclische dynamiek Een eigen maasheggenklimaat Kruidenrijke graslanden Freatofytenspectrum Doornstruwelen Rhamno-Prunetea Levensvormenspectrum Rhamno-Prunetea Kramsvogels
273 281 284 290 297 299 299
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 24
De families van het Rhamno-Prunetea Zachte gelatinueze trilzwammen Grijze gaatjeszwam Judasoren Abiotische omstandigheden Rhamno-Prunetea Kalkwormmull Wêterkuul Soortenrijkdom en storing Kratos Laevis=glad Crataegus laevigata Laevis=glanzend
303 304 305 307 309 309 309 319 320 326 326 327
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 25
Spinosa Celastraceae Sapindaceae Fellogeen=kurkcambium Adoxaceae: Gelderse Roos De families van het Pruno crataegetum Knip- en scheerheggen Struweelheggen Afgezette heg Soortenrijke oude heggen De heg als genenbron Beklierde heggenroos
327 330 330 330 333 336 337 338 339 346 348 351
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 26
Cultuurhistorische waarden Ecologische waarden Waarden als genenbron Knip en scheerheggen Beheer knotbomen en hakhoutbomen Streefbeelden Streefbeeld robuuste knip- en scheerheg Maasheggenstijl en Gelegde heg Sierlijke braammineerder Frass Braammineermot
352 355 358 367 373 375 377 378 379 380
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 27
Maasheggen Het ontstaan van het natuurlijke landschap in de Maasvallei Bewonings en ontginningsgeschiedenis Middeleeuwen en Nieuwe tijd Hop Gruit en Hop De waarde van hooiland en bouwland Maasheggen als perceelsafscheiding Maasheggen als leverancier van hout Maasheggen Van perceelsafscheiding naar veekering
382 385 387 389 393 394 398 399 400 402 402
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 28
Microklimaat Welzijn Vasthouden vruchtbaar slib Opkleiing van het Maasdal vanaf 9000 Producten uit de heg Felleem Pruno Crataegetum Epifieten Venloslenk De Maas een loser De Maas onthoofd Das
403 404 405 407 409 410 413 416 420 420 421 428
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 29
Hoofdburchten en Bijburchten Oeffelter Meent 118 ha Tussen 1820-1850 is de Oeffelter Meent vergraven Eenjarige hardbloem Overblijvende hardbloem Lathyruswikke Droge stroomdalvegetatie Natura 2000 gebied De werking van natuurlijke processen in de Oeffelter Meent
433 437 438 439 439 440 442 442 443
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 30
Meent, Meerkampen , Koude Oord Hydromorfologische processen Begrazing Kwel Procesbarometer Oeffeltermeent en Meerkampen Stroomdalgrasland habitattype H6120 Hooibeestje en Kleine vuurvlinder op Grote tijm
443 445 445 447 449 450 451
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 31
Uffelter Meer Inundatie Vegetatie en abiotische omstandigheden Thero-Airion Sedo-Cerastion Dwerghaver verbond Zilverhaver Therofyt: Ornithopus perpusillus
452 453 455 455 455 456 457 458
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 32
Dwergviltkruid, Filago minima Arrhenatheretum elatioris [16Bb1] Geknikte vossenstaart Stroomdalgraslanden Sturende processen Sedo-Thymetum pulegioides
459 460 461 463 474 490
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 33
Oeffelt mag met recht dorp van de rivier genoemd worden.
Het ligt aan de Maas die de hele omgeving heeft gevormd en
het ligt in de Pradolina. Oeffelt, in de middeleeuwen ten dele
ook wel Brakel genoemd, is ooit onderdeel geweest van het
leengoed van de Heren van Cuijk. In 1402 ging Oeffelt over
naar de heerlijkheid Gennep, die op haar beurt in 1442
onderdeel werd van het hertogdom Kleef. In 1630 werd het
hertogdom Kleef onderdeel van het keurvorstendom
Brandenburg en later van het koninkrijk Pruisen. Deze
situatie bleef tot de komst van de Fransen in 1793/1794. In
1795 werd Oeffelt samen met Sint Anthonis en Boxmeer
ingelijfd bij de Franse republiek en weer later
achtereenvolgens bij de Bataafse Republiek en het Koninkrijk
Holland. In 1810 werd het onderdeel van het Franse
Keizerrijk en ontstond de gemeente Oeffelt.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 34
Nu wonen er 2280 mensen. In de 17 e eeuw waren er 300
inwoners en 64 gezinnen. In 1813 802 inwoners
Oeffelt ligt aan de Oeffeltse Raam. Vroeger heette de beek
Oeffeltse beek. Van oorsprong een natuurlijke beek die in het
peelgebied ontstond ter hoogte van het huidige Landhorst.
Via Rijkevoort stroomde de Oeffeltse beek naar de Vilt en
vandaar naar Oeffelt dwars door het dorp.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 35
Oeffelt ligt tussen drie geologische formaties. In het noorden
het glaciale gebied. Ontstaan 200.000 jaar geleden in het
Saalien. Het bestaat uit stuwwallen, glaciale tongbekkens,
droogdalen, ijssmeltwaterdalen en Sandrs
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 36
Oeffelt zelf ligt midden in de pradolina. Het oerstroomdal van
de Rijn van 160.000 jaar geleden. Nu stroomt er de Maas. In
het oerstroomdal meandert de rivier de Maas, die bij
Boxmeer in de Pradolina komt. Aangekomen bij de Maas
staan we voor de monding van de Niers. Nabij ligt de ruïne
van het Genneperhuis.
De Oeffeltse Raam heette oorspronkelijk Oeffeltse beek en
ontsprong bij het tegenwoordige Landhorst. Ze liep door de
Beugense peel en kwam uiteindelijk in de Vilt. Via het
Werveld en de Krolhoek kwam de Oeffeltse beek Oeffelt
binnen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 37
De Oeffeltse beek is een vergraven peelstroompje. Voor het
effectief afgraven van het hoogveen was ontwatering van
belang. Daarvoor werden de oorspronkelijke peelstroompjes
uitgediept en vergraven.
Het Noordelijk peelgebied bestond uit dellen, rijten en
ruggen. De hoogveenpakketten waren niet erg dik. 120 cm
was de doorsnee dikte. Al vanaf het begin van onze
jaartelling werd het veen hier afgegraven door de plaatselijke
bevolking. De hoeveelheid hoogveen kromp daardoor steeds
verder in. Men zei in de streek: “Er is geen moer te zien”.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 38
Het veen werd gebruikt als brandstof en strooisel in de stal.
Zo ging de Peel in rook op. Ze werd letterlijk opgestookt.
Daarvoor in de plaats kwam natte heide.
Op bovenstaande foto, hoogveenpakketten in de Noordelijke
Peel. Het hoogveen was 8000 jaar geleden ontstaan in het
Atlantcum. De hoge ligging op het Peelblok leidde tot isolatie.
Uiteindelijk werden de daar aanwezige afvoerloze laagten
geheel gevuld met regenwater.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 39
Hier ontwikkelde zich na een lang proces hoogveen.
Tot in de achttiende eeuw werd lukraak in het veen gegraven.
Hiervan getuigen de vele mangaten. In de periode daarna
namen de dorpen de regie in handen. Ze diepten de
peelstroompjes uit en legden de venen droog. Daarna konden
de dorpelingen op de aangewezen percelen veen graven. De
afgegraven venen ontwikkelden zich tot natte heide, die voor
de begrazing met schapen benut werden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 40
Op onderstaande tekening is de situatie bij Oeffelt aan
gegeven in de dertiende eeuw. De Oeffeltse beek had zijn
oorsprong in de Peel op de plaats waar nu Landhorst ligt.
Ze kwam uit in het Uffelsche Meeer en liep parallel aan de
Maas. Tussen het Uffelsche Meer en de Maas lag een oeverwal.
De Oeffeltse Beek mondde uiteindelijk uit bij Sint Agatha in
de Maas.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 41
Het Uffelsche Meer was 1 km lang en 200 meter breed. De
naam Meerkampen, Meerraet en Meerkemp herinneren daar
nog aan.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 42
In de Middeleeuwen werden de gronden aan de Maas slechts
spaarzaam benut. Op de hogere oeverwallen , rivierduinen en
terrassen had men de vegetatie weg gebrand. Hier werd bij
voldoende grasgroei het vee geweid onder toezicht van de
Koeheerd.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 44
In de veertiende eeuw waren de gronden in het bezit van het
klooster Sint Agatha. Boeren ondernamen geen grootschalige
ontginningen. Ze kenden geen organisties en werkten ieder
voor zich zelf. De monniken van Sint Agatha echter groeven
/of lieten graven de Virdsche graaf. Dwars op de oeverwal
groeven ze een uitgang naar de rivier. De rivier had zich in de
laatste 10.000 jaar steeds dieper ingegraven, zodat afvoer
van het water uit het Uffeltsche Meer eenvoudig was.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 45
De Leygraaf werd aangelegd in de dichtgeslibde laaggelegen
oude Maasbedding die evenwijdig aan de Maas liep 15 e
eeuw. Nu heeft deze sloot Virdsche Graaf. Het was het
klooster van Sint Agatha dat veel werk verrichtte.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 46
De Kruisheren staken niet graag de handen uit de wijde
mouwen. Ze hielden meer van bidden en zingen. Het is niet
bekend of ze de Virdsche graaf lieten graven of het zelf deden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 47
Op de foto is duidelijk dat in de Meent geen heggen staan.
Heggen ontstonden pas toen de gronden particulier
eigendom werden. In het begin van de 14 eeuw werden hooi-
en weilanden verpacht en verkocht. Om de
eigendomsrechten aan te duiden waren op de hogere
gronden wallen of schotten in zwang. Dit kon echter niet in
het overstromingsgebied van de Maas. De rivier zou ze
immers weg spoelen. De boeren zochten naar een oplossing.
Aan de terrasranden staken ze jonge meidoornstruiken uit en
zetten ze op een rij. Nu had men een perceelsafscheiding van
levend hout. Levend hout kost geen hout, maar brengt hout
op. Eenmaal geplant gaat het een mensenleeftijd mee.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 48
De percelen werden niet benut voor beweiding, maar voor
hooiwinning. Tot dan toe was de crux in de landbouw: Hoe
breng ik mijn vee de winter door. Men voerde ze met takken
van Hazelaar, Iep, Linde, Es. Het leverde voor de dieren wel
mineralen op, maar te weinig voeding. De percelen aan de
Maas werden pas droog in de herfst. Ze leverden dan
uitstekend hooi. De Maas zorgde immers voor gratis
bemesting.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 50
De brood magere koe die in de lente de wei in mocht was
verleden tijd
De door heggen omgeven hooilanden werden hier Kamp
genoemd. In het dialect van de streek werd dat in het
meervoud Kemp. Tot in 1960 had men hier nog nooit gehoord
van Maasheggen. Het waren professoren en studenten uit
Wageningen en Nijmegen die de naam Maasheggen
introduceerden. Het eerst komt de naam voor in artikelen
over de heggen langs de Maas in ons tijdschrift Natura
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 51
Oude namen
Het Meerraet, de Meercamp, Klaverkamp, Hanenkamp, Tichelkamp, Bakkerskamp, Pastoorskamp, Weerkamp Nu is de naam Maasheggen gemeengoed. We hebben een
Maasheggenloop, Maasheggencafetaria,
Maasheggenapotheek en Maasheggengevangenis
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 52
Het verhaal dat Julius Ceasar al de heggen zag langs de Maas
kunnen we dan ook gevoeglijk bij het rijk der fabelen
indelen. Julius Ceasar was daar echter zelf schuld aan. In zijn
Bello Galico wordt door zijjn geschiedschrijver beschreven
hoe woeste Germanen vanachter ondoordrinbare hagen zijn
dappere legioenen onverschrokken te lijf gingen.
Het ging hier echter niet om de heggen bij Boxmeer, maar de
hagen aan de Sambre en de Seine.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 53
Onze dappere voorouders bevochten de Romeinen vanaf
ondoordringbare heggen
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 54
Op bijgaande kaart staan een aantal toponiemen in Oeffelt.
De natte gronden langs de rivier waren nauwelijks in
gebruik. Hier liggen Meerkampen, Koude hoek en Hooge
hoek. De rivier had toen een heel ander karakter dan nu.
Geen diepe centrale geul, maar ondiepe, steeds van plaats
veranderende stromen met eilanden, zandbanken en
bewegende zandplaten. De kommen met klei waren te nat en
te zwaar om te bewerken. Overal groeiden ooibossen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 55
Het leven in Oeffelt speelde zich af op de stroomrug. Hier
lagen de goed bewerkbare zavelgronden. Hier lagen de
velden. Hoogveld, Kevelaarsveld, Melderd,Werveld
De gronden in het westen waren te nat. Het waren de
broekgronden. Het waren de graasgronden voor schapen.
Men won er strooisel en stak er plaggen. Daar lag de Houw,
waar men brandhout hakte.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 56
Oeffelt maakte eens deel uit van het land van Cuijk tot 1402.
Toen werden ze verkocht. Het werd de veerstoep van Gennep,
dat deel uitmaakte van het hertogdom Kleef. In 1630 werden
de keurvorsten van Brandenburg er de baas.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 57
Midden in Oeffelt lag het kasteeltje de Kleppenburg.
In 1641 logeerde stadhouderFrederik Hendrik er, om leiding
te geven aan het beleg van het op de tegenoverliggende
Maasoever gelegen kasteel van Gennep, het Genneperhuis. Na
50 dagen werd dit kasteel ingenomen.
Het kasteel De Kleppenburg, dat waarschijnlijk in de 15e
eeuw was gebouwd, werd in het midden van de 18e eeuw
bewoond door de laatste telg van de adellijke Spaanse familie
d’Amalzaga. Daarna raakte het kasteel in verval en werd
uiteindelijk gesloopt omstreeks 1845.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 58
Oeffelt ligt tussen Peel en Maas ingeklemd in een mozaïek
van landschappen.
Het ligt op de meest noordelijke punt van de stroomrug van
Boxmeer. De stroomrug van Boxmeer bestaat uit
zavelgronden. Ze is reeds 4500 jaar in cultuur. De eerste
landbouwers vestigden zich hier, omdat de gronden hoog en
droog waren en goed te bewerken.
Zavel komt van het Latijnse sabulum: "grof zand" of
"kiezelzand". Het is een (minerale)grondsoort. Men spreekt
van zavel als grond een bepaald percentage lutum bevat.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 59
De rest is zand. Zavel is vruchtbaar, goed te bewerken,
vochthoudend en doorwortelbaar.
Lutum zijn kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm. Bij een
lutumpercentage tussen 8% en 12% spreekt men van zeer
lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 12% en 17,5% van
matig lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 17,5% en 25%
van zware zavel. Bij lutumpercentages van meer dan 25%
spreekt men van klei.
Reeds de Neanderthaler zocht deze hogere gronden op,
getuige de vele vuurstenen pijlpunten en vuurstenen
voorwerpen die hier gevonden zijn. De eerste boeren die zich
hier 4500 jaar geleden vestigden pasten slash en burn toe.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 60
De eerste boeren verplaatsten zich voortdurend over die
stroomrug. Ze pasten slash en burn toe. Bij uitputting van de
brandden ze weer een ander gedeelte af en begonnen
opnieuw.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 61
In de zevende eeuw ontstond de rij dorpen van Oeffelt tot
Maashees. Op 5 km afstand van elkaar, de loopafstand naar
de kerk.De eerste officiële melding van Uflo is omstreeks
1100
De jagers verzamelaars benutte de stroomrug als een veilige
strook in een doornat landschap.
Neansderthalers trokken door de rivierdalen. Hun
werktuigen maakten ze van vuursteen. Ze vonden vuursteen
aan de oevers van de rivieren.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 62
Het waren vleeseters en aaseters. Klein van stuk. Stevig
gebouwd en sterk. Ze hadden dezelfde herseninhoud als wij.
Ook de Neanderthaler behoorde tot Homo sapiens. Ze kenden
ook kunst, zie ingevoegde beeltenis van Doutze Kroes.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 63
40.000 jaar geleden trok Homo sapiens de regio in. Ze waren
toen al 200.000 jaar in Europa. Conflicten over de beste
jachtgronden leidde tot de verdrijving van de Neanderthaler
naar de marginale gebieden, wat uiteindelijk uitmondde in
het uitsterven van deze groep mensen. Homo sapiens trok
rond in grotere groepen en had de beschikking over honden.
Sexuele contacten waren er wel. We bezitten allen nog
Neanderthaler genen, die met name ons weerbaar maken
tegen ziektes.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 64
Door de intensieve wijze van jacht van zowel Neanderthaler
als Homo sapiens stierf de megafauna uit. Dit werd versterkt
door de steeds terugkerende ijstijden. Na de ijstijden waren
met name de browsers onder de herbivoren gedecimeerd.
Vuursteen was in de steentijd een ideaal gesteente voor het
maken van werktuigen. Silex of flint ("flinterdun") is een
gesteente dat we tijdens een excursie in een kalkgroeve in
knollen in kalksteen aantroffen . Dergelijke 'klompen'
worden in de geologie 'concreties' genoemd. De in het
tijdperk van het Laat-Krijt afgezette vuursteenconcreties zijn
zeer vormrijk en variëren van langwerpige platen tot gewei-
en botvormige stenen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 65
Vuursteen bestaat uit cryptokristallijn siliciumdioxide
(kwarts) en veel (chemisch gebonden) water. Het is een erg
hard (7 op de Hardheidsschaal van Mohs), clastisch gesteente
dat voornamelijk aangetroffen wordt in opgevulde
graafgangen van kreeftachtigen.
Bij een harde slag op een stuk vuursteen ontstaat er vaak een
schelpvormig breukvlak met scherpe kanten. Dit ontstaat
door een spanningsgolf in het gesteente door de inslag.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 66
Het gesteente wordt vuursteen genoemd omdat een slag met
een stuk vuursteen op een stuk ijzer of pyriet kan resulteren
in vonken, waarmee, met de nodige ervaring, een droog,
brandbaar materiaal (zoals een plukje los katoen of gedroogd
mos, of tondelzwam) aangestoken kan worden. De vonken
ontstaan door kleine ijzerdeeltjes die spontaan in de lucht
oxideren waarbij veel warmte vrij komt zodat de deeltjes
gaan gloeien.
Op de Stroomrug van Boxmeer vonden we in het verleden
vuurstenen werktuigen..
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 67
De stroomrug ligt tussen drie grote geologische formaties:
Glaciaal, Pradolina, Schollen Tectoniek. Het is een unieke
strook land met lichte zavelgronden en daardoor zeer
geschikt voor de eerste boeren en het ligt hoog in een
voormalig kletsnat waterlandschap.
De mens 4500 jaar geleden was een grensbewoner. De
Stroomrug van Boxmeer gelegen hoger in de omgeving op de
grens van water en land was de meest ideale plek om te
wonen.
De Stroomrug van Boxmeer.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 70
De steentijdbewoners bewogen zich op de stroomrug heen en
weer. Elke zeven jaar bouwden ze verderop een nieuw
onderkomen. Het aanwezige Linden-Hazelaarbos werd
weggebrand. Bos leverde te weinig voeding. Men had
behoefte aan graasgronden voor het vee. Bij gebrek aan
werktuigen was vuur een machtig hulpmiddel. Het vee hield
daarna de gronden open. Het open boomloze landschap
ontstond door vuur en de boeren die dit oordeelkundig
gebruikten.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 71
Door een uitgebalanceerde wisselwerking tussen de mens,
zijn dieren en planten die er groeiden, waren de boeren in
staat hier te overleven. En niet enkel voor een korte tijd;
maar voor de 4000 jaar dat dit cultuurlandschap is blijven
bestaan
Het begon allemaal 4000 jaar geleden. Boeren uit de steentijd
hadden open plekken nodig om er hun koeien en schapen te
laten grazen. Het bos open maken lieten ze over aan hun
bondgenoot, het “Vuur” . De bossen op de stroomrug werden
platgebrand en een dichte heide en schraalgrasland verrrees
uit de as.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 72
Dat bleken goede graasgronden die heel het jaar door
beschikbaar waren. . Maar de nieuwe vlakten moesten
worden onderhouden, anderrs zou het bos ze in korte tijd
opnieuw innemen.
Opnieuw bracht vuur de oplossing. Mer behulp van een groot
aantal goed gecontroleerde branden bleef struikhei,
generatie na generatie, het landschap overheersen. En zo
werd, door duizenden jaren met grote bosbranden en kleine,
goed in de hand gehouden heidebranden, de heiden het
dominante landschap.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 73
Eind achttiende, begin negentiende eeuw kende dit
landschap haar grootste uitbreiding
In Oeffelt veranderen ze hun naam met carnaval in
Leemkneijers. Het was zavel en de iets hogere ligging die de
stroomrug zo aantrekkelijk maakte
Op Sterkwijck vond men Boerderijen, waterputten 468
crematiegraven, 28 grafstructuren 13
inhumatiegraven=begravingen, 63730 scherven,
mantelspelden paardentuig, maalsteen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 74
De boeren hadden kleine akkers op de stroomrug. De celtic
fields. 40 bij 40 meter. Hier teelde men eenkoorn, smelt,
wortels en peulvruchten. De behuizing was tijdelijk.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 75
De mensen leefden in kleine groepen. Door de overgang van
jager/verzamelaar naar boer werden ze kleiner. Ze hadden
ook meer last van infectieziektes. De voeding werd in geringe
mate beter.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 76
Het huis was een Los Hoes De dieren en mensen leefden
samen in een grote ruimte. De bodem van de stroomrug werd
bewerkt met het eerdgetouw. Daarbij werd de grond niet
gekeerd, maar omgewoeld. De lichte zavelgronden leenden
zich hiervoor goed. De klei in de uiterwaarden was te zwaar
om te bewerken. De zandgronden waren te voedsel arm.
De bronstijd had weinig effect op de bewoners van de
Stroomrug. Brons moest van ver komen, van de Alpen. Het
was een luxe voorrwerp alleen voorbehouden aan een
enkeling. Het vorstengraf bij Oss is dan ook een uitzondering.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 77
Het Vorstengraf bij Oss is de grootste grafheuvel van
Nederland. De heuvel was drie meter hoog en had een
diameter van 54 meter.
Het vorstengraf bevatte een bronzen wijnemmer (situla)
waarin zich een kromgesmeed ijzeren Mindelheim-zwaard
(versierd met goud) uit 700 v.Chr. bevond. Het zwaard is één
van de oudste ijzeren voorwerpen van Nederland en geen
ander in Nederland gevonden zwaard uit de prehistorie is
afgewerkt met goud. In het oorsprongsgebied (Zuid-
Duitsland) werden zwaarden niet gebogen of werden ze
gebroken, wat waarschijnlijk gebeurde om te voorkomen dat
de geest van de overledene het zwaard nog kon gebruiken.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 78
De bronzen urn is afkomstig uit het Oostelijk Alpengebied,
situla werden daar gebruikt bij drinkfeesten en als grafgift
meegegeven. De emmers werden in het oorsprongsgebied
gebruikt voor wijn of mede. In het Vorstengraf is de situla
echter gebruikt als urn, het bevatte (naast het kromgesmede
zwaard) gecremeerde beenderen. De wijnemmer bevatte ook
een mes, een scheermes, twee paardenbitten, een ijzeren
kokerbijl, drie kledingspelden, een paardentuig, ijzeren
objecten met onbekende functie, restanten van een houten
object, een slijpsteen, leerbeslag, een versierd bot, bronzen
ringen, een ovaal plaatje, weefsel en een versierde bronzen
dop (mogelijk paardentuig).
De IJzertijd bracht grote veranderingen. IJzer was er in
overvloed. IJzer was er voor iedereen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 79
In de Broekgronden ten westen van de stroomrug komt op
vele plaatsen ijzerrijk kwelwater uit de Peel naar boven.
Het regenwater zakt op de Peelhorst in de zand en
grindlagen. Het water is zuur. Op zijn weg door de
watervoerende grindlagen naar de Broekgronden , neemt het
het ijzerhuidje wat als een coating om de zandkorrel zit mee.
In de Broekgronden slaat het ijzer neer.
Hiervan getuigt de naam: IJzerbroek. In de Papenvoort en
Walsert kwam zoveel ijzer met het kwelwater van de Peel
mee, dat er zich grote ijzerbanken vormden. In de regio
wordt het broeksteen genoemd. IJzer heeft een sterk kittend
vermogen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 80
Het kitte samen en vormde broeksteen, in de rest van
Nederland oer genaamd. Het ijzer was echter van slechte
kwaliteit. Het was vaoor 50% verontreinigd met silicium en
organische materiaal.
Het effect van ijzer op de beken en sloten in de broekgronden
is dat het fosfaat neerslaat, waardoor de sloten extreem
voedselarm worden.
Hierdoor groeien er geen algen. Het water is kraakhelder en de sloten herbergen dan ook een bijzondere flora met Drijvende waterweegbree en Klimopereprijs.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 81
Op het water leek wel olie te drijven, in allerlei blauwe en
paarse tinten. Een dun kleurig vliesje op het water. Als je het
aanraakt breekt het dunne laagje in stukken.
Geen olie dus, want dat vloeit aaneen. In plaats van een
brutaal staaltje milieuvervuiling is het een dun vlies gemaakt
door de natuur zelf: om precies te zijn, ijzercarbonaat Het is
een teken van kwel, omhoog borrelend grondwater.
Kwel is grondwater, dat aan de oppervlakte komt. Dat water
heeft een lange reis gemaakt van de Peel naar de
Broekgronden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 82
Door het verblijf in de bodem is kwelwater rijk aan allerlei
mineralen die opgelost zijn in het grondwater. Een van de
talrijkste mineralen is ijzer. Kwel is dus ijzerrijk en dat is te
zien. De kwel bevat ook andere mineralen zoals calcium
(kalk).
Je herkent kwelslootjes en kwelplekken aan hun roodbruine
kleur. Dat ontstaat doordat het ijzer in contact komt met
zuurstof en begint te “roesten”, ijzer en zuurstof vormt
ijzeroxide en dat is een net woord voor roest.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 83
In overbelaste slootjes zie je dat het ijzer uit begint te
vlokken en een drabbige bruine massa vormt. Dat is een
samenklontering van ijzer met fosfaten.
Op het wateroppervlak van het kwelgebied zagen we een
opvallend kleurige laag. Dit zijn vliesjes van ijzercarbonaat
van slechts één molecuul dik. Het ijzer heeft zich gebonden
aan CO ² uit de lucht. Bij de goede invalshoek zie je de
prachtige regenboogkleuren, die je ook bij bijvoorbeeld olie
op water ziet.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 84
Het is geen olie, wat je kunt checken door het aan te raken.
Bij ijzercarbonaat breekt het vliezige laagje na aanraking
makkelijk uiteen. Dat zul je bij olieproducten nooit zien, dan
zal de olievlek na de verstoring snel weer samenvloeien tot
een aaneengesloten laag.
Kwelgebieden zijn interessant zijn voor planten en dieren.
Door de rijkdom aan mineralen en gebrek aan meststoffen
(fosfaten, nitraten) ontstaat een bijzonder biotoop, waar
bijzondere soorten gedijen. Bekende kwel indicatoren zijn de
planten waterviolier en holpijp. Bijzondere kwelsoorten zijn
bijvoorbeeld het knaloranje beekmijtertje en de fraaie
bandheidelibel.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 85
Heggenduizendknoop
De Heggenduizendknoop aan de Oeffeltse Raam is een
opvallende klimplant. Deze plant behoort tot het soort
klimplanten die we wel met het begrip sluier aanduiden,
omdat ze als een waas andere planten (struiken) kunnen
bedekken. Het zijn eenjarige planten.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 86
Duizendknopen zijn te herkennen aan de tuitjes op de stengel
bij iedere knoop, waardoor de knopen extra geaccentueerd
worden, het zijn er vele, soms tientallen per stengel, maar
duizend?
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 87
Bij Heggenduizendknoop is een naar rechts windende stengel
aanwezig, waarmee de plant zich omhoog kan werken. De
bladeren hebben een lange bladsteel, ze zijn driehoekig van
vorm, hebben een spitse top en een afgeronde pijlvormige
voet. De bloemen zijn onopvallend en wit tot iets rossig.
In veel opzichten lijkt Heggenduizendknoop op Zwaluwtong,
een andere Duizendknoop. Het duidelijkste verschil zit in de
lengte van de bloemsteel of van de steel aan de uitgegroeide
vrucht en de plek waar het gewrichtje in de steel zit. Bij
Zwaluwtong is dat dicht bij de vrucht, bij
Heggenduizendknoop is dat dicht bij de aanhechting van de
langere steel.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 88
Ecologische parameters Heggenduizendknoop
Klasse van de doornstruwelen
Heggenduizendknoop groeit in de klasse van struwelen op
matig vochtige tot droge, neutrale tot basische gronden. Door
de drogere standplaatsen onderscheiden zij zich van de
wilgenbroekstruwelen (klasse 36). De wilgenbroekstruwelen
detecteerden we aan de oevers van de kleiputten.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 89
De betere basenvoorziening in de bodem vormt het
belangrijkste verschil met de Brummel-klasse (35). De
Brummelklasse treffen we aan, aan de randen van de
Oeffeltse Meent.
De klasse wordt gekenmerkt door al of niet doornige
struiken. Behalve gewone soorten als Eenstijlige meidoorn,
Sleedoorn, Hondsroos en Kardinaalsmuts behoren ook
minder algemene soorten, zoals Wegedoorn, Rode kornoelje,
Wilde liguster en Egelantier, tot de kenmerkende soorten.
Lianen zoals Heggenrank, Hop en Bosrank zijn ook
kenmerkend. In onze regio groeien de gemeenschappen van
deze klasse vooral in de rivierduinen, landduinen en het
rivierengebied. Sommige gemeenschappen komen onder min
of meer spontane omstandigheden voor (bijvoorbeeld in de
landduinen , andere op sterk door de mens bepaalde
standplaatsen, zoals op kapvlakten en in heggen en
houtwallen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 90
Altissima=de Hoogste
In de tuin van de pastorie van Oeffelt stond de Hemelboom
Ailanthus altissima
De Hemelboom (Ailanthus altissima) is een boom uit de
hemelboomfamilie (Simaroubaceae). De plant komt van
oorsprong uit China. De soort is in de tuin van de pastorie
aangeplant voor schaduw en om de sierwaarde.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 91
Als exoot komt de Hemelboom voor in Zuid- en Midden-
Europa. De laatste jaren wordt de boom steeds meer in onze
regio aangeplant. Het is een zogenaamde wachtkamersoort.
De hoogte is ongeveer 25 m. De Hemelboom wordt
beschouwd als een invasieve uitheemse plantensoort wegens
grote concurrentie met inheemse soorten, snelle groei en
verspreiding en omdat deze soort allelopatische chemicaliën
bevat, dat wil zeggen: dit soort scheidt chemicaliën af die het
gedrag, gezondheid, groei en fysiologie van insecten en
andere planten kan beïnvoeden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 92
Daarnaast kan deze soort verharding opdrukken en
beschadigen. De hemelboom hing vol prachtige vruchten. Ze
bestonden uit gedraaide vleugels met een zaad in het
centrum. De vruchten zijn circa 4 cm lang. De vleugels hangen
in een grote tros van 30 × 30 cm en rijpen van geelgroen tot
helder oranjerood.
Esculenta=eetbaar
Onder de Hemelboom groeide de Oosterse karmozijnbes.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 93
De oosterse karmozijnbes (Phytolacca esculanta) is
oorspronkelijk een bewoner van grote delen van oostelijk
Azië.
De plant bereikt in de tuiin van de pastorie een hoogte van
zo’n twee meter en vormt een dikke penwortel. De oosterse
karmozijnbes rijst omhoog met een rossige stengel. De reden
dat deze exoot in ons land is ingevoerd zijn natuurlijk zijn
aantrekkelijke donkerpaarse besachtige vruchten.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 94
Die bessen bevatten een kleurstof, waarvan in vroeger tijden
de verfstof karmozijn werd gefabriceerd. De hele plant zit
boordevol gif, waaronder de alkaloïden phytolaccine en
phytolaccotoxin, plus een hartritmeverstorende
glycoproteïne.
Ook de bladeren zijn giftig, al zijn er mensen die geloven dat
ze uitstekend gekookt geconsumeerd kunnen worden
wanneer ze nog jong zijn omdat de gifstoffen zich pas in het
blad ophopen als het ouder wordt. De vraag is dus: hoe jong is
jong en hoe oud is oud.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 95
Het verschil tussen de westerse en de oosterse karmozijnbes
is het best te zien aan de bessen, want de westerse variant
heeft simpele trosjes van ronde bessen, terwijl zijn oosterse
familielid in het bezit is van aantrekkelijk gevormde besjes in
een opstaande aar.
Geen wonder dat daarom juist de Oosterse karmozijnbes in
het verleden veel als sierplant in tuinen werd aangeplant.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 96
Dit zou op zich geen probleem hoeven te zijn als die plant zich
maar wist te gedragen en geen uitstapjes in onze ‘vrije
natuur’ zou gaan maken. Dat is dus niet het geval gebleken,
want vogels blijken verzot te zijn op die prachtige paarse
bessen.
De giftige bessen worden later weer uitgescheiden
(uitgepoept, zo u wilt) en dan blijkt dat de oosterse
kamozijnbes het perfect doet in onze regio. Steeds vaker zien
we verwilderde exemplaren.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 98
Glazenmakers en Paardenbijters.
Een drietal Glazenmakers waren present bij de
Meerkampen. Alleen de namen als glazenmaker en
paardenbijter zijn al boeiend. Dan ook nog hun grootte, hun
vliegkunsten en de fabeltjes dat ze kunnen steken maken
deze grote libellen tot bekende, insecten. Eerst even over die
namen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 99
De libellen zijn in twee groepen te verdelen en de
glazenmakers horen tot de groep van de zogenaamde ‘echte’
libellen. Die houden hun vleugels uitgespreid. De
glazenmakers vroeger (en dan bedoel ik mensen met het vak
glazenmaker) droegen het glas dat ze in de vensters moesten
aanbrengen op hun rug. Daarbij stak vaak aan beide kanten
een flink stuk glas uit en de overeenkomst is duidelijk.
De paardenbijter heeft ook een heel logische naam. We zagen
ze rondom het vee en je ziet ze ook daadwerkelijk ‘aanvallen’
uitvoeren op die dieren. Maar in werkelijkheid zijn ze op
zoek naar voedsel en pakken ze de dazen en andere insecten
van het vee. Paarden zijn dolblij met deze bijters. De
paardenbijter is de kleinste glazenmaker, maar toch nog een
fors dier
We kennen in de regio acht soorten glazenmakers en drie
daarvan hebben we vandaag gespot.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 100
Voor deze soorten hoef je eigenlijk niet ver weg. Ze komen
namelijk ook voor in stedelijk groen en twee soorten zelfs
ook veel in tuinen, zeker als daar een vijver is.
De bruine glazenmaker, die zijn naam eer aan doet, heeft niet
alleen een bruin lijf, maar ook de vleugels hebben die kleur .
We zagen de Bruine glazenmaker bij de grotere wateren en
langs bosranden van de Meent.
Een mooie zon-beschenen bosrand leverde 15
paardenbijters op die daar op jacht waren naar insecten. De
paardenbijter, de kleinste van onze glazenmakers, komt ook
wel in tuinen voor, maar er is ook een echte
‘tuinglazenmaker’, namelijk de blauwe.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 101
Deze heeft een wat verwarrende naam, want de mannetjes
zijn blauw met groen en de vrouwtjes zelfs helemaal groen.
De blauwe glazenmaker komt niet alleen jagen in tuinen,
maar kan zich ook voortplanten in kleine tuinvijvertjes.
Bij Piet Smeets in Gennep zitten er 800 in zijn tuinvijver. De
larven blijven daar een paar jaar om zich te ontwikkelen en
dan kun je de verse blauwe glazenmakers vanuit je tuinstoel
uit zien sluipen in de rand van je vijver.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 102
Anders dan runderen grazen paarden kort, jong gras. De hele
zomer door grazen ze kleine weitjes kort, terwijl de rest van
het gebied met rust gelaten wordt.
Als in de loop van de herfst de Meent steeds minder oplevert,
gaan de dieren ook elders hun voedsel zoeken. Ze maken dan
graag gebruik van de voorbereiding door runderen, die de
voorkeur geven aan ruiger gewas.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 103
De door runderen open gegraasde terreindelen zijn weer
voor paarden interessant, een vorm van facilitatie. Een ander
verschil met rund is dat paarden planten met
antivraatstoffen mijden en de voorkeur geven aan
voedselarmer gewas. Hierdoor kunnen ze uitstekend
overleven op de arme zandgronden van de Meent.
Paarden eten voedsel van wel heel lage kwaliteit
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 104
Paarden zijn hoefdieren maar geen herkauwers. Ze kunnen
voedsel van wel heel lage kwaliteit eten.
Deze dieren kunnen zelfs ziek worden van het te eiwitrijke
gras van de moderne kunstweide. Runderen en paarden
hebben een zeer volumineuze maag en darm. Hierin kan een
berg voedsel lange tijd met behulp van bacteriën en
protozoën staan te verteren.. Het lijkt wel een grote warme
composthoop of een biogasinstallatie. Hoefdieren met een
dergelijk volumineus darmstelsel kunnen planten met een
hoog gehalte aan cellulosevezels, zelfs oud en dood gras, nog
goed verteren.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 105
Op de dijk graasden schapen
De begrazing door schapen bevordert de vergrassing omdat
de grasplanten een sterke zode gaan vormen als ze kort
worden afgegraasd. Daarom worden de dieren ingezet op de
dijk. Schapen hebben alleen in de onderkaak tanden. Het eten
lijkt nog het meeest op het werk van een tondeuse
Als het vee dag-in dag-uit in de Meent loopt helpt de
begrazing niet tegen vermesting: ze poepen en piesen dan
overal.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 106
Alleen de stikstof die als ammoniak uit de urine ontsnapt
betekent in dat geval een waardevol verlies aan meststof. De
vroegere boeren van Oeffelt haalden hun vee 's avonds naar
de stal. Daar werd de mest opgevangen en gebruikt op de
akkertjes. Op die manier werd veel meer meststof aan de
schrale weidegronden onttrokken.
In de Meent wordt een combinaties van grazers ingezet,
runderen en paarden. Paarden houden het gras en de
kruiden kort terwijl er bij runderen ruigtes kunnen ontstaan
omdat zij niet van de lange stengels van grassen en van
houtachtige kruiden en struiken houden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 107
Ontwikkeling van de aarde onder de Meent en Meerkampen
In de Meerkampen is in de laatste 2000 jaar een meters dik
kleipakket afgezet. Daaronder liggen fluviatiele afzettingen.
Enorme pakketten zand en grind. De dikte bedraagt 900
meter. Sediment van het Rijnmassief. Daaronder ligt het
Londens-Brabantmassief. Dit is een deel van Avalonia, een
terrane die in het Cambrium tegen het Baltisch schild is
aangeschoven.
Aan het begin van het Ordovicium lag Europa op het zuidelijk
halfrond. Europa bestond nog slechts uit het Baltische schild;
dit is ongeveer het huidige Europees Rusland, Finland en
Zweden. Op de zuidpool lag het grote continent Gondwana.
Aan de rand daarvan scheurde aan het begin van het
Ordovicium een kleine microplaat, een ‘terrane’, los van de
grote Gondwana plaat.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 108
Deze microplaat, Avalonia, raakt op drift en verplaatste zich
richting Baltica. Vijftig miljoen jaar later ligt Avalonia tegen
Baltica aan.
Er had subductie plaatsgevonden, waardoor tussen Baltica en
Avalonia een hooggebergte was ontstaan, het Caledonisch
gebergte. De resten daarvan liggen in Noorwegen, Schotland
en ook in de ondergrond van België, Nederland en Noord-
Duitsland.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 109
Gezamenlijk bewogen Baltica en Avalonia zich in de richting
van Laurentia, het latere Noord-Amerika, waardoor de
toenmalige tussenliggende Iapetusoceaan zich sloot.
Daardoor ligt het Caledonisch gebergte ook op de oostkust
van Noord-Amerika.
Tijdens het Siluur werd het Caledonisch gebergte geërodeerd
tot een schiervlakte. De zuidelijke rand in Oeffelt, België en
Nederland is later begraven onder jongere sedimenten.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 110
De aarde is 4,6 miljard jaar oud. Gedurende haar
onvoorstelbaar lange geschiedenis is ongeveer alles
veranderd.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 111
Uit de eerste miljard jaar is vrijwel niets meer over. Pas uit de
laatste 10% van die geschiedenis kunnen we enkele dingen
herkennen.
De temperatuur aan
de oppervlakte is zeer hoog en zeer laag geweest. Alle
continenten hebben overal elders gelegen en organismen
hebben een evolutie ondergaan van een eenvoudig tot
complex.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 112
Pas na ruim twee miljard ontstond een atmosfeer die ook
zuurstof bevatte en pas ruim 400 miljoen jaar geleden
veroverden organismen, die aanvankelijk de zee bevolkten,
het land.
2,5 Kwartair mens
65 Tertiair zoogdieren
150 Krijt bloemplanten
200 Jura dinosauriërs
250 Trias naaldbomen
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 113
300 Perm reptielen
350 Carboon (steenkool)
420 Devoon insecten
445 Siluur landplanten
490 Ordovicium vissen
550 Cambrium trilobieten
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 114
4600 Precambrium bacteriën, algen
Sindsdien leidde de evolutie van levensvormen tot een
explosieve ontwikkeling van nieuwe soorten. Sindsdien ook
hebben op de aarde, mede door verplaatsing van de
toenmalige continentale landmassa’s een grote
verscheidenheid aan klimaten gekend, variërend van
langdurige warm vochtige tropische tot koude perioden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 115
IJstijden komen gedurende de gehele aardgeschiedenis voor.
Er zijn vermoedelijk verscheidene glaciale perioden bekend
uit het Precambrium. Van tenminste één daarvan
wordt vermoed dat een ijsmassa de hele aarde bedekte.
Het is nog onduidelijk wat daarvan precies de oorzaak is
geweest en vooral ook hoe het toen reeds aanwezige leven
zich heeft weten te handhaven. De bloei van
fotosynthetiserende cyanobacteriën zou het tot dan toe
hoge koolzuurgasgehalte hebben verminderd, waardoor het
broeikaseffect van de atmosfeer
sterk afnam.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 116
De ijstijd zou zijn geëindigd door vergrote vulkanische
activiteit.
Het Paleozoïcum
Aan het begin van het Paleozoïcum speelde het leven zich
uitsluitend in zee af. Het land was ‘woest en ledig’. Op de
continenten kwamen gebergten voor, maar de erosie had er
vrij spel. De gidsfossielen voor het Cambrium zijn de
trilobieten. Fossiele inktvissen, de orthoceras,
zijn bekend uit het Ordovicium. Pas vanaf het Siluur
verschijnen de eerste planten op het
land, gevolgd door insecten.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 117
Het Carboon is het tijdvak van de steenkoolvorming. West-
Europa lag toen in de tropen. Aan het einde van het Carboon
begon de Variscische gebergtevorming.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 119
Al in het Perm werd het gebergte weer afgebroken tot een
golvende schiervlakte. De resten daarvan zijn de
middelgebergten in Europa. Tijdens het Trias lag Europa in
het gebied van de tropische woestijnen. In uitdrogende
binnenzeeën kristalliseerden grote hoeveelheden zout uit. Bij
Winterswijk ligt dolomiet uit die periode. Tijdens het Onder-
Krijt werden de Bentheimer en Losserse zandsteen gevormd
en uit het Maastrichtien is de Limburgse kalksteen, die bij
een tropisch klimaat ontstond, bekend.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 120
De laatste ijstijd
Het Tertiair is evenals de drie voorafgaand perioden een
tropische tijd. Maar tijdens het Oligoceen raakt Australië los
van Antarctica. Het Zuidpoolcontinent kwam thermisch
geïsoleerd te liggen en kreeg een landijskap. Sinds het
Pleistoceen is de aarde gedompeld in
een afwisseling van glacialen en interglacialen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 121
Een radiair gevoord wieltje
Aan de voet van een struweelhaag groeide op dode takjes en
twijgjes van het loofhout het Wieltje. Marasmius rotula is
saprofiet.
Purperknolcollybia
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 123
Roelof spotte de IJsvogel. Het broedbiotoop bestaat uit
beschutte visrijke, ondiepe, heldere en doorgaans langzaam
stromende wateren van minimaal twee meter breed.
Het nest is een gegraven hol in steile, vaak afkalvende oevers,
wanden van afgravingen of aardkluiten van omgewaaide
bomen. De ijsvogel vertoont daarbij voorkeur voor een
steilwand van minimaal 2 meter, de grondsoort is bij
voorkeur leemhoudend zand. Het nest ligt direct aan of
binnen 200 meter van de waterkant. Voedsel zoekt de
ijsvogel vanaf een zitplaats zoals overhangende takken,
waarvan de vogel direct in helder water kan duiken.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 124
De zichtdiepte van dieper water moet minstens 1 meter zijn,
de minimale waterdiepte is 10 centimeter. Het
foerageergebied kan zich uitstrekken tot op enkele
kilometers van het nest.
Het voedsel van ijsvogels bestaat voornamelijk uit visjes en
waterinsecten zoals libellenlarven, waarbij vis de voorkeur
heeft.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 437
De Oeffelter Meent is het meest noordelijke deel van het
natuurgebied Maasheggen.
Het bevindt zich ten noordoosten van Oeffelt tussen deze
plaats en de Maas. Van dit gebied is 118 ha in bezit van
Staatsbosbeheer. De naam meent verwijst naar
gemeenschappelijke weidegrond. Sinds ongeveer 1400 is dit
gebied in bezit geweest van de Kruisheren van Sint Agatha.
Het gebied is gekenmerkt door open rivierduinen en
riviertjes als Virdse Graaf en Oeffeltse Raam. Voor een deel
lopen deze door oude stroomgeulen van de Maas.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 438
Tussen 1820 en 1850 is een van de rivierduinen vergraven,
zodat het grind aan de oppervlakte kwam. Ook dit grind is
deels gewonnen, waardoor een reliëfrijke hobbelweide
ontstond. Ook ten behoeve van de baksteenfabricage is klei
gewonnen. Dit alles heeft tot het ontstaan van moerassige
laagten geleid.
Het gebied werd lange tijd verwaarloosd als dumpplaats en
crossterrein, maar in 1982 verwierf Staatsbosbeheer 25 ha
van het terrein, en in de loop der jaren 90 van de 20e eeuw
werd, naast het zandige terrein, meer weidegrond
verworven.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 439
Het gebied kent bloemrijke droge stroomdalgraslanden met
planten als eenjarige hardbloem, en overblijvende
hardbloem,
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 440
Op open, droge, kalkrijke grazige bodem vonden we de
therofyt Lathyruswikke.
Lathyruswikke werd vergezeld door wilde tijm, kaal
breukkruid, zacht vetkruid, gestreepte klaver en
draadklaver.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 442
De Oeffeltse Meent is van belang vanwege het voorkomen van
droge stroomdalvegetatie. Daarom is het Natura 2000 gebied
en Habitatrichtlijngebied.
De stroomdalflora is vrijwel geheel beperkt tot de oude
vergravingspercelen [de eigenlijke Oeffelter Meent. Circa 25
ha. In de rest van het gebied de Meerkampen trekken we
door relatief soortenarme graslanden. Langs de Maasheggen
vinden we lokaal Gevlekte Aronskelk en Kruisbladwalstro.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 443
De werking van natuurlijke processen in de
Oeffelter Meent
Bovenstaand de situatie van 2015. De Oeffeltse Raam is nu
om de Meent heengeleid. De Virdse graaf die in het
voormalige Uffelter Meer ligt is gedempt
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 444
In het natuurgebied Oeffelter Meent is slechts in een beperkt
deel [de eigenlijke Meent] ruimte voor spontane vegetatie
ontwikkeling. De rest van het gebied wordt beheerd door
maaien en relatief intensieve beweiding.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 445
Hydromorfologische processen
De ruimte voor beek- en rivierdynamiek is door de
werkzaamheden van de afgelopen jaren verbeterd. De Maas
wordt ontdaan van zijn breuksteen en keien en de kades
rondom de Oeffeltse Raam zijn verwijderd. Het gegraven deel
door de Meent is gedempt. De nieuwe bedding meandert fraai
door de Meerkampen.
Begrazing
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 446
Het proces van begrazing krijgt op de Meent ruimte in de
vorm van [deels gemengde] seizoensbeweiding in losse
percelen [patroonbeheer].
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 447
Nu grazen er prachtige Belgische knollen, die met de
metworstrennen present zijn bij de knollenrit.
Winterbegrazing en sociale kuddes ontbreken.
Kwel
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 448
Kwel vanuit de hogere terrassen speelt in de Oeffelter Meent
lokaal een rol [in aangelegde poelen en vergraven laagten].
Op sommige plaatsen in de vegetatie vinden we Bosbies en
Schildereprijs. Verderop in het gebied groeit in de sloten
Klimopwaterranonkel en Waterviolier.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 450
In dit Natura 2000-gebied komen kalkarme vormen van
habitattype H 6120 stroomdalgraslanden voor die
verzuringsgevoelig zijn. De verzuring wordt hier veroorzaakt
door een afname van de inundatie als gevolg van de
omvangrijke normalisatie van de Maas in de vorige eeuw.
Oplossing hiervan vergt zeer grote inspanning en kan
conflicteren met de Maaswerken.
Het habitattype kan vooral worden uitgebreid door
natuurontwikkeling in landbouwpercelen .
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 451
Met interne beheermaatregelen kan mogelijk de kwaliteit
binnen het huidige reservaat worden verbeterd .
• De Oeffelter Meent ligt in de uiterwaarden van de Maas en
kan als een deels vergraven rivierduinencomplex worden
gekarakteriseerd. Het gebied is deels nog in agrarisch
gebruik. Langs de Maas ligt een lage zomerdijk.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 452
• Door het gebied lopen twee waterlopen, de Virdse Graaf en
de Oeffeltsche Raam, die beiden water vanuit
landbouwgebied door het Natura 2000 gebied voeren. De
Oefeltsche Raam is ca 20 km lang en voert het water uit het
landbouwgebied ten westen van Oeffelt af naar de Maas. In de
jaren ’60 is in het gebied een dijk langs de Oeffeltse Raam
gelegd. Gelukkig is die nu verwijdered en is de storende
onnatuurlijke loop door de Oeffelter Meent gedempt.
Nu stroomt de Oeffeltse Raam weliswaar niet meer door zijn
oude bedding , maar toch heel fraai meanderend naar de
Maas. De Virdse Graaf is een gegraven waterloop in de
voormaliger Uffelter Meer die uitmondt in de Maas.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 453
• In het verleden traden inundaties op met rivierwater vanuit
Maas en Oeffeltsche Raam. Tegenwoordig treden geen
overstromingen vanuit de Oeffeltsche Raam meer op.
Overstromingen met Maaswater treden alleen nog
incidenteel op (1995), als gevolg van de peilbeheersing in de
Maas.
• De bodem bestaat voornamelijk uit kalkarm rivierzand. In
lage delen is daarop rivierklei afgezet.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 455
Vegetatie en abiotische omstandigheden
• In de Oeffeltse Meent bestuderen we goed ontwikkelde
vegetaties van het Dwerghaver-verbond (Thero-Airion) en
het verbond der droge stroomdalgraslanden (Sedo-
Cerastion). We spotten d3e volgende soorten: Wilde tijm,
Gestreepte klaver, Zacht vetkruid, Wit vetkruid, Tripmadam,
Kruipend stalkruid, Wilde kruisdistel, Breukkruid,
Knolboterbloem en Geel walstro.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 456
Het Dwerghaver-verbond (Thero-Airion) is een verbond van
de klasse van de droge graslanden op zandgrond (Koelerio-
Corynephoretea).
Het Dwerghaververbond is een groep van kortlevende
plantengemeenschappen van kalkarme, zure tot neutrale
zandgronden, vooral bestaande uit eenjarige pionierssoorten
en topkapselmossen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 457
De naam Thero-Airion is afgeleid van de wetenschappelijke
naam van een veel voorkomende soort in dit het verbond, de
zilverhaver (Aira caryophillea). Het voorzetsel Thero- slaat
op de warmteminnende soorten (therofyten) die in deze
gemeenschap dikwijls worden aangetroffen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 458
Het Dwerghaver-verbond vinden we op de open, droge,
kalkarme, zure tot neutrale, weinig voedselrijke, fijne tot
grove zandbodems van de Oeffeltse Meent. Restanten van de
gemeenschap groein in zandige bermen en voormalige
zandgroeven.
Dwerghaver-vegetaties worden gekenmerkt door een zeer
open vegetatie met volledige afwezigheid van de boom- en de
struiklaag.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 459
In de kruidlaag zijn eenjarige planten dominant, zij vormen
zich ieder jaar opnieuw uit zaad als de omstandigheden
gunstig zijn. De hoofdbloei vindt plaats op het einde van de
zomer.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 461
• In de laagste delen van het reservaat bij De Rijtjes komen
overstromingsgraslanden met Geknikte Vossenstaart en met
Pitrus voor. Deze lage delen staan een deel van het jaar onder
water als gevolg van het neerslagoverschot.
• Een groot deel van het gebied heeft een voedselminnende
vegetatie door (voormalige) bemesting.
• De vegetatie bloeide op na de overstroming van 1995.
• Het gebied wordt extensief begraasd door paarden en
koeien.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 462
• Het gebied ligt hoog ten opzichte van het Maaspeil en is
daardoor grotendeels inzijggebied. Voor het behoud en
herstel van de basenrijkdom is het afhankelijk van aanvoer
van vers sediment door overstroming met Maaswater of door
overstuiving met recent door de Maas afgezet sediment. Door
het strakke peilbeheer in de Maas treden alleen in
uitzonderlijke situaties nog overstromingen op. Door het
ontbreken van aanvoer van vers sediment is verzuring
opgetreden.
• De vegetatie wordt in een groot deel van het gebied
gekenmerkt door plantensoorten van voedselrijke milieus.
Deels wordt dit veroorzaakt door het (voormalige)
landbouwkundige gebruik. Mogelijk hebben inundaties met
voedselrijk rivierwater in het verleden hier ook aan
bijgedragen. Verschraling van voedselrijke gronden is nodig
voor uitbreiding van de schralere vegetatietypen.
Deze relatief schrale vegetaties komen nu alleen voor op de
hogere zandige dijken en oeverwallen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 463
Stroomdalgraslanden zijn soortenrijke, relatief open, grazige
begroeiingen op droge of matig droge, voedselarme, zandige
of zavelige en veelal kalkhoudende groeiplaatsen langs de
rivieren. De groeiplaatsen in de Oeffelter Meent zijn echter
ontkalkt. De Stroomgraslanden behoren tot de kalkarme
variant.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 464
De bodem bestaat uit zand. De stroomdalgraslanden zijn te
vinden op de van nature hogere terreingedeelten van de
riviersystemen, zoals oeverwallen, stroomruggen en
rivierduinen.
Plaatselijk zijn ze bandvormig aanwezig op natuurlijke
rivierdalranden en op dijken langs de grote rivieren. Die
dijken kunnen worden gezien als kunstmatige
rivierdalranden. De begroeiing is daar weelderiger doordat
de door de mens opgebrachte bodem kleiig is en sterker
vochthoudend.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 465
Wie bij ‘stroomdal' aan een laagte denkt, ‘vergist zich; het
woord ‘dal' verwijst hier naar het oorsprónkelijke rivierdal
of het riviersysteem op regionaal landschapsniveau. Door
zandafzetting en opslibbing zijn grote delen van het
rivierengebied inmiddels veranderd in hoger gelegen
landschappen.
Langs de rivieren komt een grote variatie aan graslandtypen
voor op laag tot hoger gelegen terrein, van nat tot droog en
van kalkrijk tot kalkarm.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 466
De vochtminnende vegetaties van de riviersystemen, bijv.
laag gelegen uiterwaarden, rekenen we echter niet tot het
stroomdalgrasland.
Stroomdalgraslanden komen in grote delen van Europa voor
en zijn bijvoorbeeld in Midden-Europa vaak soortenrijker
dan in onze regio. Langs elke rivier hebben ze echter weer
een iets andere soortensamenstelling en zeker in de regio
Nijmegen, dat aan de rand van het verspreidingsgebied van
stroomdalgraslanden ligt. Om het totaal aan variatie te
behouden is het van belang om verspreid over het hele
verspreidingsgebied stroomdalgraslanden te beschermen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 467
Een groot deel ervan is als een voorrangstype, een
zogenoemd prioritair habitattype (H6120) in de Europese
habitatrichtlijn opgenomen. Dat betekent dat Nederland zich
voor de bescherming ervan extra zal inspannen.
Overal in de regio is de bijzondere stroomdalflora door
intensief agrarisch beheer van de rivierbegeleidende
graslanden onder druk komen te staan. Veel van de
karakteristieke stroomdalsoorten staan op de Rode lijst en
de meesten zijn ook internationaal gezien schaars.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 468
Van nature komen stroomdalgraslanden hoofdzakelijk langs
de grote rivieren voor. Langs de Waal stroomafwaarts tot bij
de Biesbosch, langs de IJssel, Lek, Dinkel (kalkrijke vorm) en
Vecht en Beneden Regge (kalkarme vorm) zijn lokaal
soortenrijke stroomdalgraslanden bewaard gebleven.
Momenteel bedekt het stroomdalgrasland in goed
ontwikkelde vorm naar schatting hooguit 30 hectaren. In
onze regio zijn het kleine snippers, waarvan de flora verarmd
is. Oeffelter Meent, Zelderse Driesen, Moker rivierduin en
Stalberg zijn de belangrijkste.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 469
De beste voorbeelden van pionierbegroeiingen van het
habitattype zijn te vinden in het Natura 2000 gebied Gelderse
Poort (deelgebied Millingerwaard).
Voor herstel van de stroomdalgemeenschappen en
uitbreiding op nieuwe locaties, is op de langere termijn meer
ruimte voor de rivier nodig, meer rivierdynamiek, voldoende
afzetting van zand en incidentele overstromingen. Voorlopig
blijft het dringend noodzakelijk verdere achteruitgang te
voorkomen door een strikte bescherming van de resterende
locaties met stroomdalgraslanden en een adequaat beheer.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 470
Stroomdalgrasland maakt deel uit van een uitzonderlijk
gevarieerd rivierenlandschap tussen zomer- en winterdijk.
Grazige uiterwaarden, oude doorbraakkolken die wielen
heten, zien bij de Oeffelter Meent omringd door knotwilgen
en heggen zoals in het Maasheggenlandschap.
Kronkelwaarden met hun hoge en lage delen vormen relicten
van stroomverleggingen, kleiputten en wilgenstruwelen
wisselen op kleine schaal af met elementen van menselijke
oorsprong. Er zijn baksteenfabrieken, veelal buiten gebruik
en geliefd bij vleermuizen, verdedigingswerken zoals het Fort
bij Pannerden, eendenkooien, boerderijen en
waterhuishoudkundige werken, zoals zomerkaden, sluisjes
en klepduikers.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 471
Vestingstadjes en dorpen zijn vaak op oeverwallen gebouwd,
of op zogenoemde donken, ‘begraven' rivierduinen die nog
deels boven de klei of veenlaag uitsteken. Wierden en andere
al dan niet kunstmatige verhogingen getuigen tevens van de
vroegere strijd tegen het wassende water. Dankzij onder
meer Bataven en Romeinen worden in het rivierengebied ook
zeer oude sporen van vroegere bewoning aangetroffen.
Voor een nadere beschrijving is het zinvol om een
onderscheid te maken in drie typen van stroomdalgrasland
op verschillende standplaatsen:
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 472
[1] op zavelige, kalkhoudende, matig droge bodem, (2) op
zandige, kalkrijke en droge bodem en (3) op zandige,
kalkarme en droge bodem. Het aandeel van de
pionierplanten en -dieren varieert sterk in deze graslanden;
dit is ook afhankelijk van de wegslijting en afzetting van
materiaal, zogenoemde erosie en sedimentatie, tijdens
overstromingen.
Daar waar rivieren dieper ingesneden zijn in het landschap
kunnen stroomdalgraslanden van type 3, op kalkarme,
dalranden van de pleistocene zandgronden tot ontwikkeling
komen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 473
Dat is het geval met de Oeffelter Meent. Op zandige en
zavelige winter-en zomerdijken kunnen alle drie genoemde
typen van stroomdalgrasland tot ontwikkeling komen. Dit is
afhankelijk van het type van de opgebrachte bodem.
De meest natuurlijke stroomdalgraslanden komen voor op
oeverwallen en rivierduinen. Zoals vermeld bij het
rivierengebied is na de aanleg van winterdijken in de late
Middeleeuwen de dynamiek in de uiterwaarden sterk
toegenomen en hiermee nam ook de vorming van
oeverwallen en rivierduinen toe.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 474
In latere tijden, na de aanleg van zomerkades en kribben lag
de nadruk op de afzetting van slib in de lagere delen van de
uiterwaarden. Een groot deel van de natuurlijke
stroomdalgraslanden bestaan in hun huidige vorm dus al
enkele eeuwen lang.
Sturende processen
In de riviersystemen treedt enerzijds een jaarlijks
terugkerende piekafvoer van rivierwater in de winter en het
voorjaar op, en anderzijds zijn er 's zomers droge periodes
met lage rivierwaterstanden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 475
Gedurende deze seizoensgebonden cyclus wordt langs de
rivieren op vele plaatsen sediment afgezet, terwijl er elders
juist grond wegspoelt. Het aldus gemodelleerde landschap
wordt vooral gekenmerkt door rivierduinen, stranden,
moerassen en stroomdalgraslanden.
De belangrijkste sturende processen bij ontstaan en behoud
van stroomdalgraslanden in een natuurlijke situatie zijn
begrazing, rivierdynamiek (overstroming, zandafzetting,
erosie), winddynamiek (nodig voor rivierduinvorming) en
ijsgang.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 476
Oeverwallen en rivierduinen worden vooral gevormd door
afzetting van zand en zavel tijdens de piekafvoeren van het
rivierwater. Grote rivierduinen kunnen vervolgens door
verstuiving nog hoger worden.
Het vers afgezette sediment is tamelijk voedselrijk. Het
kalkgehalte ervan varieert. Riviersedimenten in het
Rijnsysteem en in de Maas stroomopwaarts van Venlo
bevatten vrij veel kalk, elders meestal weinig. Verse
afzettingen van kalkrijk zand en zavel raken eerst begroeid
met pionierplanten van tamelijk voedselrijk milieu. Stikstof
spoelt al binnen enkele jaren uit.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 477
Ook de hoeveelheid beschikbaar fosfaat neemt spoedig af,
vooral in grofkorrelige of kalkrijke bodems. De ontkalking
verloopt veel minder snel.
Na een pionierfase met kalkrijke, voedselrijke
omstandigheden volgt dus een periode met kalkrijke,
tamelijk voedselarme omstandigheden. Dit zijn goede
standplaatsen voor de vestiging van kalkminnende
stroomdalgraslanden.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 478
Afhankelijk van het kalkgehalte en de aanvoer van
zuurbufferende stoffen door overstroming en hoge
grondwaterstanden zal na verloop van tijd echter verzuring
op gaan treden.
Dit gebeurt vooral op droge zandbodems, minder op zavel, en
de verzuring begint in de toplaag van de bodem. Zolang de
verzuring beperkt blijft tot de toplaag, bestaat het
stroomdalgrasland uit een mozaïek van oppervlakkig
wortelende, zuurtolerante plantensoorten en van diep
wortelende, kalkminnende soorten.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 479
Als ook de diepere bodemlaag verzuurt, gaan de soorten van
droge, zwak zure bodem op de voorgrond treden. De
stroomdalgraslanden op de oeverwallen en rivierduinen
vertonen dan veel overeenkomst met die van de zwak zure
dalranden van de pleistocene zandgronden.
Vanouds werden de stroomdalgraslanden een of twee keer
per jaar kortstondig overstroomd, met uitzondering van de
graslanden op de kruin van de winterdijk.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 480
De overstroming voorkomt sterke verzuring, bovendien
wordt een groot deel van het strooisel afgevoerd met het
water.
Strooisel en humus blijft alleen zeer plaatselijk liggen in de
vorm van vloedmerk: aanspoelsel, dat in het rivierengebied
ook wel ‘veek' genoemd wordt. Tijdens overstromingen
wordt vaak nog enig zand afgezet of er spoelt juist een deel
van het grasland weg.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 481
Hierdoor blijven er plekken met een pioniermilieu aanwezig,
een belangrijke voorwaarde voor veel planten van
rivierduinen. rivierduinen die tot boven het bereik van het
rivierhoogwater zijn opgestoven of waar de rivierdynamiek
is afgenomen kunnen uiteindelijk geheel zuur worden, zodat
er zich heischrale graslanden, heidevegetaties en zuur bos of
heide kunnen ontwikkelen.
Veel plantensoorten zijn min of meer aan het rivierengebied
gebonden (fluviatiele soorten) en worden ‘stroomdalplanten'
genoemd.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 482
Het zijn meestal soorten die zich vanuit Midden-Europa langs
de rivieren tot in de laagvlakte hebben verspreid. Ze hebben
een continentale of submediterrane verspreiding en onze
regio ligt aan de uiterste noordwest grens van hun
verspreidingsgebied.
Deze stroomdalsoorten groeien vooral in droge graslanden
en zomen op kalkrijke, relatief voedselarme bodem en
hebben een zekere voorkeur voor warme hellingen met een
zuidoostelijke, zuidelijke of zuidwestelijke expositie.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 483
Daar komt het microklimaat het meest overeen met het
klimaat van Midden-Europa. De klassieke stroomdalplanten
waren al voor de 19de eeuw in onze regio.
Geregeld worden in de uiterwaarden nieuwe plantensoorten
waargenomen waarvan sommige zich blijvend vestigen en
dus inburgeren. Naast stroomdalsoorten zijn er ook veel
pionier- en ruigtesoorten die alleen of hoofdzakelijk in het
rivierengebied district voorkomen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 484
De meer dan 150 soorten stroomdalplanten komen in onze
regio hoofdzakelijk voor op rivierduinen en oeverwallen.
Daar leven ze als het ware op ‘een droog eiland' omringd
door vochtige tot natte natuur.
Een deel groeit ook op droge en snel opwarmende
standplaatsen buiten ons rivierengebied, met name in de
kalkhoudende duinen en in Zuid-Limburg.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 485
Karakteristieke stroomdalsoorten zijn Cypreswolfsmelk
(Euphorbia cyparissias), Sikkelklaver (Medicago falcata),
Geoorde zuring (Rumex thyrsiflorus), Tripmadam (Sedum
reflexum), Veldsalie (Salvia pratensis) en Brede ereprijs
(Veronica teucrium).
Binnen het rivierengebied treden regionale verschillen op in
soortensamenstelling.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 486
De flora van het Rijnsysteem en die van het
zoetwatergetijdengebied aan de benedenlopen van de grote
rivieren zijn soortenrijker dan de flora van het Maassysteem.
Het Rijngedeelte is het rijkst aan stroomdalsoorten. Daarbij
neemt het aantal van oost naar west gaande af.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 487
Veel oude stroomdalgraslanden zijn bijzonder rijk aan
paddenstoelen, met name Satijnzwammen (Entoloma
soorten) en Wasplaten (Hygrocybe soorten). Dit geldt niet
alleen voor kalkrijke maar ook voor kalkarme
stroomdalgraslanden, zoals de Zeldersche Driessen bij
Gennep.
Stroomdalgrasland is in principe een geschikte broedbiotoop
voor Veldleeuwerik (Alauda arvensis), Kwartel (Coturnix
coturnix), Grasmus (Sylvia communis), Patrijs (Perdix
perdix), Roodborsttapuit (Saxicola rubicola) en Grauwe
klauwier (Lanius collurio).
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 488
Een hoog aandeel warmteminnende dieren maakt deel uit
van de karakteristieke stroomdalgrasland fauna. Te denken
valt aan Grindwolfspin (Arctosa cinerea) en diverse soorten
graafbijen, sprinkhanen zoals het Knopsprietje
(Myrmeleotettix maculatus) en dagvlinders zoals Bruin
blauwtje (Aricia agestis) en Wolfsmelkpijlstaart (Hyles
euphorbiae).
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 489
Stroomdalgraslanden zijn bloemrijke graslanden op droge
kalkhoudende zandbodems die voor een deel behoren bij
twee associaties van het Verbond der droge
stroomdalgraslanden (14Bc; Sedo-Cerastion).
De Associatie van Vetkruid en Tijm (14Bc1)groeit op de
relatief kalkarme groeiplaatsen en bestaat uit een mozaïek
van overblijvende planten en eenjarige gewassen.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 490
De associatie komt van oudsher goed ontwikkeld voor in het
Maasdal. Ze is ook aanwezig op de Oeffelter Meent.
De begroeiingen van de Associatie van Sikkelklaver en Zachte
haver (14Bc2) prefereren kalkrijk zand en bestaan uit een
tamelijk gesloten gemeenschap met veel bloeiende planten
en een grote variatie in structuur. Dit vegetatietype komt
vooral voor in het naar verhouding kalkrijke Rijnsysteem.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 491
Jonge stadia van stroomdalgraslanden wijken sterk af door
een met hoge dynamiek samenhangend ruderaal karakter.
Pionierbegroeiingen van stroomdalgrasland worden
gerekend tot de Kweekdravik-associatie (31Ca2). De best
ontwikkelde voorbeelden zijn te vinden in het Natura 2000
gebied Gelderse Poort (deelgebied Millingerwaard).
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 492
Een aan stroomdalgrasland verwant vegetatietype
(Associatie van Schapengras en Tijm; 14Bb1), is beperkt tot
kalkarme zandbodems langs de Dinkel, de Overijsselse Vecht
en de Oeffelter Meent..
Hier en daar komen kleinschalige mozaïeken voor van de
bovengenoemde gemeenschappen met droge weiden van het
Kamgras-verbond (16Bc).
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 493
Zowel de Kamgrasweiden, graslanden van het
Glanshaververbond (16Bb), de Associatie van Schapengras en
Tijm en de Kweekdravik-associatie zijn echter geen ‘echte'
stroomdalgraslanden.
De minder droge graslanden op zavel, kleiige bodem en
zandbodems met een zekere grondwaterinvloed vallen
meestal onder het Glanshaververbond (16Bb) en die
graslanden worden hier bij een ander natuurtype gerekend.
Ruimtelijke overgangen zijn mogelijk met aangrenzende
graslandgemeenschappen van bijv. de natuurtypen bloemrijk
grasland, dotterbloemgrasland, nat schraalgrasland en
heischraal grasland.
25 aug 2016 KNNV Oeffelter Meent 494
Stroomdalgrasland valt binnen het systeem van
natuurdoeltypen in de categorie ‘Bloemrijk grasland van het
rivieren- en zeekleigebied' .
De meest soortenrijke van onze stroomdalgraslanden vallen
onder het prioritair habitattype H6120- als ‘Kalkminnend
grasland op dorre zandbodem'.