iovius augustus en herculius caesar? het belang van de signa 'iovius' en...

15
Artikel: Iovus Augustus en Herculius Caesar? Het belang van de signa ‘Iovius’ en ‘Herculius’ onder de keizers van de tetrarchie Auteur: Evelien Roels Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 35.1, 16-29. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: During the reign of the Tetrarchs (284-324) the Roman Empire witnessed a period of administrative, military and religious reforms. According to modern scholars the Tetrarchs introduced a religious ideology, as a part of which the Tetrarchs adopted two nicknames derived from the gods Jupiter and Hercules: Iovius (meaning ‘Jupiter’s’) and Herculius (‘Hercules’’). These nicknames, called signa, were allegedly part of a political ideology actively promoted by the Tetrarchs, an ideology which sanctioned their reign by claiming divine patronage. However, the sources for these signa are scarce: only Lactantius, Eusebius and some panegyrics mention them a few times, besides some inscriptions and coins. By discussing these sources while at the same time emphasizing the importance of other religions and cults besides those of Jupiter and Hercules, this article claims that the signa Iovius and Herculius were less important than is generally assumed in modern scholarship. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skript- ht.nl/archief. Skript Historisch Tijdschrift Spuistraat 134, kamer 558 1012 VB Amsterdam www.skript-ht.nl [email protected]

Upload: uni-heidelberg

Post on 02-Dec-2023

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Artikel: Iovus Augustus en Herculius Caesar? Het belang van de signa ‘Iovius’ en ‘Herculius’ onder de keizers van de tetrarchie Auteur: Evelien Roels Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 35.1, 16-29. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: During the reign of the Tetrarchs (284-324) the Roman Empire witnessed a period of administrative, military and religious reforms. According to modern scholars the Tetrarchs introduced a religious ideology, as a part of which the Tetrarchs adopted two nicknames derived from the gods Jupiter and Hercules: Iovius (meaning ‘Jupiter’s’) and Herculius (‘Hercules’’). These nicknames, called signa, were allegedly part of a political ideology actively promoted by the Tetrarchs, an ideology which sanctioned their reign by claiming divine patronage. However, the sources for these signa are scarce: only Lactantius, Eusebius and some panegyrics mention them a few times, besides some inscriptions and coins. By discussing these sources while at the same time emphasizing the importance of other religions and cults besides those of Jupiter and Hercules, this article claims that the signa Iovius and Herculius were less important than is generally assumed in modern scholarship. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skript-ht.nl/archief.

Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl • [email protected]

16

Iovius Augustus en Herculius Caesar?Het belang van de signa ‘Iovius’ en ‘Herculius’ onder de keizers van de tetrarchieEvelien Roels

De periode van de tetrarchie, in de vroege derde eeuw geïnstalleerd door keizer Diocletianus, geldt als een episode in de Romeinse geschiedenis waarin de wetenschap relatief weinig aandacht voor is geweest. Binnen het onderzoek dat tot op heden naar de ideologie van de tetrarchen is verricht hebben de signa van Iovius en Herculius een centrale positie ingenomen. In dit artikel onderzoekt Evelien Roels schriftelijke en archeologische bronnen die betrekking hebben op de tetrarchische religieuze ideologie en probeert zij het belang van de signa te nuanceren.

Op 20 november 284 na Chr. werd Diocletianus, aanvoerder van de lijfwacht van keizer Numerianus, door het leger tot keizer van het Romeinse Rijk uitgeroepen, nadat Numerianus zelf onder verdachte omstandigheden het leven had gelaten. De nieuwe keizer leek slechts de zoveelste te zijn in de rij van soldatenkeizers die sinds 235 aan de macht waren. Maar waar Diocletianus’ voorgangers het keizerlijk purper meestal al na enkele jaren gewelddadig ontnomen werd, wist Diocletianus zich te handhaven en het keizerlijk ambt uit te breiden tot een vierkeizerschap, de tetrarchie (284-324). Onder de tetrarchie maakte het Romeinse Rijk een periode van betrekkelijke vrede door en werden er politieke, economische, administratieve, militaire en religieuze hervormingen doorgevoerd. De tetrarchen, zoals de keizers van de tetrarchie worden genoemd, hebben de meeste bekendheid verworven door hun christenvervolgingen, maar ook de keizer-lijke ideologie en de daarmee samengaande religieuze politiek hebben de nodige aandacht van de moderne wetenschap gekregen. Centraal in het onderzoek naar de tetrarchische ideologie en religie hebben tot nu toe twee bijnamen gestaan, signa genoemd: Iovius (‘van Jupiter’) en Herculius (‘van Hercules’). Een signum (Latijn voor ‘teken’) is een informele (bij)naam, die zijn stam ontleent aan datgene waar het van afgeleid wordt, waarna er de uitgang –ius achtergevoegd wordt. Het ver-leent de persoon die het signum aanneemt de mogelijkheid om zich te associëren met de persoon, karaktereigenschap of godheid waar het signum van afgeleid is.1 Geleerden hebben op basis van deze signa een keizerlijke ideologie verondersteld, die verspreid zou zijn door het hele Romeinse Rijk en de positie van de tetrarchen moest verstevigen door hun relatie met de goden Jupiter en Hercules te propageren (deze ideologie zal in dit artikel ‘de ideologie van Jupiter en Hercules’ genoemd worden). Het vermeende belang van de signa is echter dubieus als men bedenkt dat de bronnen ervoor beperkt zijn: drie contemporaine literaire bronnen, veertien

35.1.indd 16 19-3-2013 11:43:59

Skript Historisch Tijdschrift 35.1 17

inscripties, vijf munten en acht medaillons. Daarnaast is er een groot aantal bron-nen dat de signa niet noemt, zoals keizerlijke edicten, wetteksten en papyri.2

Het is om deze reden dat ik in dit artikel het belang van de signa Iovius en Herculius nader wil onderzoeken en daarnaast wil kijken of er naast Jupiter en Hercules ook andere goden een belangrijke rol speelden in de tetrarchische pro-paganda. De vraagstelling luidt als volgt: wordt er door de moderne wetenschap teveel belang toegeschreven aan de signa Iovius en Herculius en wordt hierdoor het belang en de rol van andere goden en culten onderbelicht? Ik zal eerst kort de periode van de tetrarchie bespreken en de opvattingen van de geschiedwetenschap over het belang van de signa. Vervolgens zal ik de literaire, epigrafische en numis-matieke bronnen voor de signa kritisch evalueren om te achterhalen of de bronnen genoeg bewijsmateriaal leveren voor een belangrijke rol van de signa. Daarna zal ik andere religies en hun rol in de keizerlijke propaganda bespreken om tot een conclusie te komen.

De tetrarchen: hervormers en traditionalisten

Nadat Diocletianus aan de macht gekomen was zag hij in dat het Romeinse Rijk onder auspiciën van slechts één keizer niet goed functioneerde. In 286 benoemde hij Maximianus tot mede-keizer. Deze ‘diarchie’ werd in 293 uitgebreid door de benoeming van Galerius en Constantius Chlorus tot Caesares, onderkeizers, met Diocletianus en Maximianus als de hoofdkeizers, Augusti. De eerste tetrarchie was een feit.3

In 305 eindigde de eerste tetrarchie met het vrijwillige aftreden van Diocleti-anus en Maximianus. De Caesares Galerius en Constantius werden Augusti en er werden twee nieuwe Caesares benoemd. De zonen van Maximianus en Constan-tius, respectievelijk Maxentius en Constantijn, werden hierbij echter gepasseerd. Toen Constantius in 306 onverwachts overleed, werd Constantijn door zijn vaders troepen uitgeroepen tot Augustus, waarna er een oorlog tussen de verschillende tetrarchen uitbrak. Na de slag bij de Milvische brug werd Constantijn in 312 Au-gustus in het Westen. Licinius was Augustus in het Oosten. Uiteindelijk werd Con-stantijn in 324, na zijn overwinning op Licinius, alleenheerser van het Romeinse Rijk.4

De tetrarchie was een ongekende politieke constructie, maar niet alleen op politiek gebied werd er hervormd. Ook de keizerlijke bureaucratie, de muntslag en de religie werden gereorganiseerd. Al deze hervormingen waren erop gericht de rust en welvaart in het Romeinse Rijk te herstellen. Dit is de context waarbinnen de religieuze hervormingen plaatsvonden, die het onderwerp zijn van dit artikel. Door de tetrarchen werden zowel de traditionele godsdienst als de oude Ro-meinse normen en waarden actief gepropageerd. De tetrarchen probeerden door het herstel van de oude godsdienst de goden weer gunstig te stemmen. De zorg die ze voor dit herstel koesterden komt duidelijk naar voren in hun Huwelijks- en Prijs- edict. Hierin tonen ze zich bezorgd om de toorn der goden en zijn ze erop gebrand de goden de juiste eer te bewijzen. Het is ook in dit kader dat de christenvervolgin-

35.1.indd 17 19-3-2013 11:43:59

18

35.1.indd 18 19-3-2013 11:43:59

Skript Historisch Tijdschrift 35.1 19

gen gezien kunnen worden. Het christendom, dat actief volgelingen wierf, vormde een bedreiging voor de tetrarchische religiepolitiek en moest daarom aangepakt worden.5

Hoewel de christenvervolgingen en de religieuze hervormingen uitvoerig on-derzocht zijn door de moderne wetenschap, is er nog geen specifieke studie naar religie onder de tetrarchie verschenen.6 Met name de rol van andere goden dan Jupiter en Hercules is nog nauwelijks onderzocht. Het zijn de christenvervolgingen en de signa Iovius en Herculius geweest die tot nu toe de meeste aandacht gehad hebben. Mijns inziens is het mede aan deze beperkte focus te wijten, dat de signa zo’n centrale rol wordt toegeschreven in de tetrarchische religiepolitiek.

HistoriografieI

Volgens moderne geleerden speelde een ideologie van Jupiter en Hercules een centrale rol in de religieuze praktijken en machtsaanspraken van de tetrarchie. Hierbij zou een belangrijke rol weggelegd zijn voor de signa. Ten tijde van de tetrarchie was het aan-nemen van een signum een populair gebruik en volgens geleerden namen Diocletianus en Maximianus rond het jaar 289 er beiden één aan, respectievelijk Iovius en Hercu-lius. In 293 zou vervolgens Constantius het signum ‘Herculius’ en Galerius het signum ‘Iovius’ aangenomen hebben. Ook de latere tetrarchen zouden zich ofwel Iovius ofwel Herculius genoemd hebben en hun signum gepropageerd hebben. Deze signa beteken-den niet zozeer dat de tetrarchen zichzelf als goddelijk zagen, maar wezen erop dat ze een nauwe band met Jupiter of Hercules propageerden en symbolische goddelijke afstamming en interventie in hun beleid claimden, waarmee ze hun machtsaanspraken verstevigden. Daarnaast straalden de signa ook eenheid uit: net zoals Hercules Jupiter ooit te hulp geschoten was in zijn strijd tegen de Giganten en Jupiter en Hercules elkaar onderling aanvulden, bedacht de ene keizer de plannen en voerde de andere keizer ze uit.7

Vertrekpunt voor het moderne onderzoek naar de signa is een artikel van H. Mattingly uit 1952, dat een aantal controversiële interpretaties van de signa geeft. Later onderzoek heeft daarop voortgebouwd en gepoogd tot een diepgaander begrip van de ideologie van Jupiter en Hercules te komen met daarin een belangrijke rol voor de signa, naast verder onderzoek naar de christenvervolgingen. Geleerden besteden meestal nauwelijks aandacht aan andere culten. De belangrijkste werken zijn van Kolb, Brandt, Corcoran, Demandt (ed.) en Rees.8 Rees is de enige die suggereert dat de signa een minder grote bekendheid zouden kunnen hebben gehad dan altijd is aangenomen. Ook in de overzichtswerken van de late oudheid en de regering van Constantijn wordt de meeste aandacht besteed aan de ideologie van Jupiter en Hercules en de chris-tenvervolgingen. Zie hiervoor de werken van Barnes, Potter, Mitchell en Van Dam. Dit geldt verder tevens voor het religieuze overzichtswerk van Liebeschuetz. Aan andere culten wordt wederom weinig aandacht besteed, de studie van Berrens uitgezonderd, die de cultus van de zonnegod onder de tetrarchie bespreekt.9

Afbeelding links: het tetrarchenbeeld bij de San Marco in Venetië (bron: wikipedia.org).

35.1.indd 19 19-3-2013 11:44:00

20

De literaire bronnen

Een aantal primaire bronnen heb ik uitgebreid besproken en kritisch geëvalueerd in mijn scriptie, waar dit artikel uit voortgevloeid is. Omdat hier de ruimte ont-breekt voor een uitvoerige bespreking van die bronnen, beperk ik me tot conclusies die gebaseerd zijn op mijn eerdere onderzoek. De belangrijkste vermelding van de signa komt van de christelijke auteur Lac-tantius (ca. 250 - 325), een bekend redenaar aan het hof van Diocletianus en Con-stantijn. Lactantius’ literaire geschriften behoren tot de belangrijkste bronnen voor de periode van de tetrarchie, maar zijn sterk gekleurd door hun christelijk karakter en een daarmee gepaard gaande vijandige houding tegenover de tetrarchen. De au-teur maakt een zeer interessante en curieuze opmerking over de signa in zijn werk De Mortibus Persecutorum (‘Over de levenseindes van de vervolgers’). Zoals de titel impliceert, is De Mortibus vijandig tegen de tetrarchen. Lactantius zet in dit werk de slechte, heidense keizers af tegen de goede christenen. De passage komt uit de laatste alinea van De Mortibus, wanneer Lactantius de overwinning van God en zijn volk op de christenvervolgers (de tetrarchen) be-zingt. De tekst luidt als volgt:

Ubi sunt modo magnifica illa et clara per gentes Iouiorum et Herculiorum cognomina, quae primum a Dioclete et Maximiano insolenter adsumpta ac postmodum ad suc- cessores eorum translata uiguerunt? Nempe deleuit ea dominus et erasit de terra.I 10

Dit is de enige antieke interpretatie van de signa in een contemporaine bron en lijkt een duidelijk bewijs te vormen voor een brede verspreiding van die signa. Lactantius noemt de signa Iovius en Herculius ‘bijnamen’ (cognomina). Het woord cognomen betekent letterlijk ‘bijnaam’, maar was in de praktijk ook de fami-lienaam. Translata en adsumpta zouden hier naar een familienaam kunnen verwijzen. Daarnaast lijkt de passage grote bekendheid van de signa te suggereren (‘clara per gentes (…) cognomina’) en lijkt ze te verwijzen naar een grote bloei van die bijnamen (‘quae (…) viguerunt’). Ook vermeldt Lactantius dat de signa overgedragen werden (‘translata’) op de opvolgers van Diocletianius en Maximianus, nadat deze twee de signa als eerste hadden aangenomen (‘adsumpta’). Wat kunnen we uit deze passage concluderen, die geschreven is door een man die bekend was met het hof waar deze cognomina gecirculeerd zouden kunnen hebben?11

De informatie die Lactantius ons in deze passage over de signa geeft is door de meerderheid van moderne wetenschappers overgenomen, maar ik wil hier toch enige vraagtekens bij plaatsen. De passage heeft namelijk een bijtende ondertoon. ‘Mag-nifica illa et clara’ lijkt cynisch bedoeld, het aannemen van de signa door de keizers wordt gezien als arrogant en hoogmoedig (‘insolenter’) en er lijkt in ‘clara’ zoveel spot

I Vertaling: ‘Waar zijn die recentelijk nog schitterende en bij de heidenen beroemde bijnamen ‘Iovius’ en ‘Herculius’ [‘van de Iovii en de Herculii’], die floreerden, nadat ze eerst door Diocle[tianu]s en Maximianus vol hoogmoed aangenomen waren en daarna aan hun opvolgers waren overgegeven? De Heer heeft ze [de bijnamen] beslist verwoest en van de aarde laten verdwijnen.’

35.1.indd 20 19-3-2013 11:44:00

Skript Historisch Tijdschrift 35.1 21

en afkeuring te zitten, dat het de vraag is of Lactantius hier serieus is. De kritiek op het gebruik van de tetrarchen om zich met goddelijke namen aan te duiden maakt verder deel uit van Lactantius’ verwerping van de tetrarchie als zodanig op religieuze en morele gronden. De signa waren tekenend voor de slechtheid van de tetrarchen, dus Lactantius kan geneigd geweest zijn het belang van die signa groter voor te doen dan het eigenlijk was. Lactantius’ bewering dat de signa bij de heidenen beroemd waren, wordt daar-naast niet ondersteund door de epigrafische en numismatieke bronnen. Er is slechts een klein aantal inscripties, munten en medaillons met de signa overgeleverd en er lijkt geen sprake van een grote verspreiding. De passage roept dus de nodige vragen op, maar geeft nauwelijks antwoorden en het is de vraag hoe serieus we de typeringen ‘clara per gentes, illa magnifica en viguerunt’ mogen nemen. Een andere belangrijke literaire bron voor de signa Iovius en Herculius zijn de Panegyrici Latini (‘Latijnse Lofredes’). Dit is een verzameling van twaalf lofredes waarvan er elf uit de late oudheid stammen en hun herkomst hebben in Gallië. De Pa-negyrici vii t/m xi noemen de signa, waarbij vooral x en xi ze uitvoerig vermelden.12

Lofredes werden door een professionele redenaar geschreven en opgedragen tij-dens feestelijke gelegenheden. De Panegyrici vii t/m xi zijn anoniem overgeleverd en opgedragen aan één of meerdere van de tetrarchen en waarschijnlijk allemaal uitge-sproken aan het hof in Trier. In de lofredes wordt de keizer ter ere van een speciale gelegenheid geprezen, met loftuitingen die erg buitensporig kunnen zijn en voor onze moderne begrippen zelfs zo overdreven vleiend dat ze niet serieus bedoeld lijken te zijn. Het publiek waarvoor de lofredes door de redenaar werden uitgesproken, was beperkt: het keizerlijk hof, hoge ambtenaren en officieren.13

De lofredes vii t/m xi zijn sterk op de westelijke keizers gericht en gebruiken de signa als een middel om de keizers te prijzen. In Panegyricus x, die opgedragen is aan Maximianus en waarschijnlijk in 289 te Trier is opgevoerd, wordt Maximianus’ sig-num (Herculius) meerdere malen gebruikt om zijn (goddelijke) karaktereigenschap-pen en kwaliteiten te benadrukken. Daarbij worden ook Diocletianus en zijn signum Iovius genoemd. De redenaar gebruikt de signa om de rolverdeling tussen de twee keizers uit te werken: Diocletianus, de Iovius, is degene die de plannen maakt (net zoals zijn goddelijke representant Jupiter), terwijl Maximianus, de Herculius, zijn uitvoerende kracht is die hem te hulp komt, net zoals Hercules Jupiter ooit te hulp kwam. In Panegyricus xi worden wederom de signa opgevoerd, maar ditmaal worden Diocletianus en Maximianus aan de hand van hun signa geprezen voor hun alomte-genwoordigheid in het Rijk (een goddelijke eigenschap) en hun vroomheid. De signa waren dus flexibel inzetbaar. In Panegyrici vii, viii en ix worden Constantius (Hercu-lius), Constantijn (Herculius) en wederom Maximianus met hun signa aangesproken, waarbij er ook een familielijn van de Herculii en van de Iovii wordt uitgewerkt. Een belangrijke en problematische vraag is nu de volgende: werd de inhoud van een lofrede bepaald door de keizer en zijn hof? Het is aannemelijk dat de redenaar geen controversiële kwesties in zijn lofrede besprak of tegen de keizerlijke politiek inging, maar dat is nog iets anders dan dat de keizer de redenaar voorschreef wat hij moest zeggen. Wetenschappers zijn over deze kwestie verdeeld in twee kampen, waar-bij sommigen menen dat de inhoud van de lofredes gecontroleerd of zelfs opgedragen

35.1.indd 21 19-3-2013 11:44:00

22

werd door het keizerlijk hof. Andere wetenschappers zijn (mijns inziens terecht) de mening toegedaan, dat de redenaars geen nauwe banden hadden met het keizerlijk hof en de inhoud van een lofrede ook niet door dat hof werd bepaald. Bovendien werd het initiatief tot een lofrede meestal genomen door steden of individuen die de keizer wilden prijzen of feliciteren, en niet door de keizer zelf. Het waren, in die opvatting, de redenaars zelf die ertoe kwamen om de signa te gebruiken en er een be-paalde interpretatie aan te geven en ik wil me graag bij deze opvatting aansluiten. In dat geval vervalt het argument dat de Panegyrici een bewijs zouden zijn van een door de tetrarchen gepropageerde ideologie.14

De signa zijn echter niet de enige beeldspraak die in de Panegyrici gebruikt wordt. Ook het idee van de tetrarchen als fratres (broers) wordt regelmatig ingezet om hun onderlinge saamhorigheid te benadrukken. Dit beeld zien we ook terug bij Lactantius, die de tetrarchen eveneens zo aanduidt. Interessant genoeg komt deze beeldspraak van de tetrarchie ook uit een andere bron naar voren. Toen de afvallige officier Carausius in 287-293 Brittania regeerde, probeerde hij na enige tijd aansluiting te vinden bij Diocletianus en Maximianus om als mede-keizer erkend te worden. Hij vaardigde munten uit waarop hij zichzelf presenteerde als hun broer. Het opschrift op de munten luidde caravsivs et fratres svi (‘Carausius en zijn broers’) met daarbij een afbeelding van Diocletianus, Maximianus en Carausius zelf. Carausius gebruikte dus géén signum om als mede-keizer erkend te worden.15

Hoewel de Panegyrici de signa regelmatig vermelden, leveren ze toch geen vol-doende overtuigend bewijs voor een actieve propagering van de signa door de te-trarchen. De inhoud van de lofredes werd niet door de keizers bepaald, maar door de redenaar, die de signa op verschillende manieren inzette om de keizers te prijzen. Aan de Panegyrici is, waarschijnlijk door de intrigerende manier waarop de signa in de lofredes voorkomen, teveel waarde gehecht. De beeldspraak van ‘fratres’ speelt in lofredes een minstens even grote rol, een beeldspraak die we terugzien op de munten. Er is meer en vooral andersoortig bewijs nodig om te kunnen spreken van een door de tetrarchen gepropageerde ideologie op basis van de signa. De laatste contemporaine literaire bron is de Historia Ecclesiastica (‘Kerkgeschie-denis’) van de Griekstalige christelijke auteur en kerkvader Eusebius van Caesarea (±260-±339). Wanneer Eusebius in zijn kerkgeschiedenis de periode van de tetrarchen bespreekt, noemt hij één keer een signum, namelijk dat van de tetrarch Maximinus Daia, Iovius, in een brief van Maximinus aan zijn onderofficier. In de door Eusebius geciteerde brief geeft Maximinus, daartoe gedwongen door het onlangs uitgevaar-digde Edict van Milaan (313), het bevel de christenen in de toekomst niet meer te vervolgen. Het signum komt voor in de aanhef van de brief: ‘Iobios Maximinus Au-gustus aan Sabinus’.16

Hoewel Eusebius meestal beschouwd wordt als een betrouwbare bron voor het citeren van officiële keizerlijke documenten, zijn er twijfels over de betrouwbaarheid van deze brief. Zo doet Eusebius in de brief de bloei van het christendom mooier voor dan ze in werkelijkheid was en ontbreken de lange officiële titels van de tetrarch, die Eusebius elders wel citeert. Deze brief lijkt geen authentieke keizerlijke brief te zijn en kan daarom niet als een bewijs gelden voor actief gebruik door Maximinus van zijn signum.17

35.1.indd 22 19-3-2013 11:44:00

Skript Historisch Tijdschrift 35.1 23

Latere literaire bronnen (tussen de vierde en zevende eeuw)18 die de signa noemen, zoals Aurelius Victor, zijn een stuk minder interessant voor dit onderzoek, omdat ze de signa maar voor één bepaald doel lijken te gebruiken. De tetrarchen Maximianus en Galerius werden in de Late Oudheid allebei Maximianus genoemd en de latere literaire bronnen wenden de signa aan om de twee keizers uit elkaar te houden: Maximianus werd Maximianus Herculius genoemd, Galerius Maxi-mianus Iovius. Dit geeft echter wel aan dat de signa ook nog in de latere eeuwen bekendheid genoten, omdat het anders geen zin gehad had de keizers zo van elkaar te onderscheiden.

Epigrafische en numismatieke bronnen

Hoewel literaire bronnen de meest uitgebreide informatie verschaffen, zijn ze voor dit onderzoek niet de belangrijkste bronnen. Literaire bronnen zijn door één au-teur geschreven en daarmee beïnvloed door diens standpunt, kennen een beperkt beoogd publiek en zijn een slechte indicator om vast te stellen of de signa door de tetrarchen door het hele rijk verspreid werden. Hierin geven munten, medaillons en inscripties meer inzicht. Het moderne onderzoek naar de signa heeft zich echter tot nu toe nauwelijks beziggehouden met dit soort bronnen. Uit de periode van de tetrarchen is een grote hoeveelheid inscripties, munten en medaillons overgeleverd, waarvan slechts enkele de signa noemen. Wetenschappers hebben echter nog niets uit dit spaarzame voorkomen van de signa geconcludeerd, noch hebben ze de epi-grafische en numismatieke bronnen uitvoerig onderzocht. Inscripties zijn teksten die ingegraveerd zijn op marmer of andere soorten steen. Meestal vermelden inscripties wijdingen, keizerlijke edicten, wetsverorde-ningen of zijn ze opgericht ter ere van een speciale gelegenheid van een andere aard. In het geval van keizerlijke edicten werden de inscripties verspreid over het hele Rijk om op deze manier de bevolking kennis te laten nemen van de wil van de keizers. In het kader van dit onderzoek zou een veelvuldig voorkomen van de signa in keizerlijke edicten een steekhoudend bewijs zijn voor een actieve verspreiding van de signa door de tetrarchen. In totaal zijn er veertien inscripties die de signa vermelden, waarvan er maar één, of mogelijk twee, door de tetrarchen zelf opgedragen is.19 De ene inscriptie waarvan dit zeker is, is gevonden op een locatie die nauwelijks ‘publiciteitswaarde’ bezit: een Mithraeïsch heiligdom dat alleen toegankelijk was voor een selecte groep ingewijden. De overige twaalf inscripties zijn door individuen of steden opgericht. Het kleine aantal inscripties dat de signa noemt, lijkt dus geen bewijs te leveren voor een actieve keizerlijke verspreiding van die signa.20

Een medium dat essentieel was voor de verkondiging van de keizerlijke ideo-logie zijn munten. Munten werden op gezag van de keizer door het Rijk verspreid en zorgden door opschriften met de naam en portret van de keizer ervoor, dat alle onderdanen bekend werden met de man die zich keizer noemde. Munten tonen daarnaast hoe keizers door hun onderdanen gezien wilden worden en waren een belangrijk medium om titels, benoemingen en overwinningen onder de bevolking

35.1.indd 23 19-3-2013 11:44:00

24

te verspreiden. Uit de tetrarchenperiode is een grote hoeveelheid munten overge-leverd, maar er zijn slechts vijf munten die de signa vermelden. Daarbij draagt slechts één munt de naam en het signum van Maximinus, de andere vier noemen de naam en het signum van Licinius, die aan het einde van de tetrarchenperiode heerste. Het spaarzame voorkomen van de signa onder de tetrarchen doet vermoe-den dat de signa maar zéér zelden door de tetrarchen actief verspreid zijn en het doet daarnaast de vraag rijzen of de signa ooit als officiële titels bedoeld waren.21

In tegenstelling tot munten waren medaillons bedoeld voor een select gezel-schap. Medaillons zijn groot uitgevallen munten die ter ere van speciale gelegen-heden in opdracht van de keizer in kleine oplages geslagen werden en als geschen-ken gegeven werden aan de hogere militairen en ambtenaren. Medaillons waren daardoor een belangrijk medium om de keizerlijke boodschap onder de elite te verkondigen.22

Er zijn acht medaillons gevonden die een signum vermelden, waarvan het merendeel Diocletianus en Maximianus en hun signa noemt. Het is aannemelijk dat de medaillons, gezien de functie ervan, bedoeld waren om onder hoge militai-ren en ambtenaren de aanspraak van de tetrarchen op de keizerlijke macht met goddelijke steun te verstevigen. De medaillons waren bedoeld voor een specifieke, selecte doelgroep en hier is wederom geen sprake van een brede verspreiding in het Rijk. Interessant is nu de vraag of het beoogde publiek van de medaillons ook het beoogde publiek van de Panegyrici Latini is geweest. In dat geval zouden de signa gezien kunnen worden als informele bijnamen met duidelijke machtsclaimen ge-richt aan de militaire en civiele elite. Hiermee versterkten de tetrarchen hun gezag en schrikten ze eventuele troonpretendenten af. De tetrarchen hadden geleerd van de fouten van hun voorgangers, de soldatenkeizers.23

Andere goden en culten onder de tetrarchie

Dat de signa Iovius en Herculius vermoedelijk geen grote verspreiding kenden onder de Romeinse bevolking wil niet zeggen dat de goden Jupiter en Hercules geen belangrijke rol speelden voor de tetrarchen. Er zijn namelijk meerdere monu-menten opgericht voor beide goden, waarbij Jupiter steeds de prominente godheid is. Verder zijn er meerdere munten verspreid met de opschriften Jupiter Conserva-tor (‘Jupiter de beschermer’) en Hercules Comes (Hercules de vriend/metgezel).24 Maar niet alleen Jupiter en Hercules waren voor de tertarchen van belang, ook andere religies en culten speelden een grote rol in de tetrarchische ideologie en vervulden hierin soortgelijke rollen die tot nu toe exclusief aan de signa zijn toe-geschreven. Deze culten en religies zijn echter nog nauwelijks onderzocht en de belangrijkste wil ik nu kort bespreken. De oude Romeinse godsdienst en de traditionele goden, de immortales dei, hadden een centrale rol in de religieuze restauratiepolitiek. De tetrarchen propa-geerden hun pietas, vroomheid, niet alleen door munten, inscripties, verordeningen en bouwwerken, maar namen ook maatregelen om de pietas van hun onderdanen te herstellen. Diocletianus vaardigde twee edicten uit, het Huwelijks- en het Prijs-

35.1.indd 24 19-3-2013 11:44:00

Skript Historisch Tijdschrift 35.1 25

edict, waarin het betonen van de juiste eer aan de immortales dei een centraal element is. Deze edicten zijn interessant omdat ze de beweegredenen en zorgen van de tetrarchen laten zien. Geen signa, maar wel de onsterfelijke goden die men goedgezind moet houden: dát is wat de tetrarchen aan hun bevolking over wilden brengen. Het rescript tegen de Manicheeërs (een verordening van de tetrarchen waarin ze deze religie verboden) en de christenvervolgingen kunnen gezien worden als maatregelen om de religie en gebruiken van de voorvaderen intact te houden.25

Ook de cultus van Sol Invictus, de Zonnegod, speelde een belangrijke rol. Deze god wordt veelvuldig genoemd op munten, in inscripties en in de Panegyrici. De tetrarchen claimden met een beroep op deze god goddelijke bescherming voor hun heerschappij. Het belang van Sol voor de tetrarchen wordt geattesteerd door de literaire, numismatieke en epigrafische bronnen en relativeert de vermeende centrale rol van Jupiter en Hercules binnen de tetrarchische ideologie.26

Literaire, epigrafische en numismatieke bronnen tonen verder dat ook andere goden als patroongoden voor de tetrarchen functioneerden. Keizers associeerden zich met een patroongod om een nauwe band met die god te benadrukken en diens bescherming te genieten. De gepropageerde relaties moeten niet gezien worden als een teken van het persoonlijk geloof van de keizer, evenmin werden andere goden hiermee uitgesloten. Zo werden Diocletianus en Maximianus vaak gelijkgesteld aan de Dioscuri, de mythische tweeling Castor en Pollux, die ook zonen van Jupi-ter waren.27 En ook voor de andere tetrarchen zijn er andere patroongoden naast Jupiter en Hercules aan te wijzen.28

Jupiter en Hercules waren dus niet de enige belangrijke goden onder de te-trarchen en het is nu de vraag of er onder de tetrarchie zoiets bestond als een keizerlijke ideologie die uitsluitend gebaseerd was op Jupiter en Hercules, met een belangrijke rol voor de signa. De begunstiging van een bepaalde godheid sluit an-dere goden namelijk niet uit. Het is aan een vervolgstudie om de rol van die andere goden nader te onderzoeken en hierdoor een duidelijker beeld te krijgen van die goden én de rol van Jupiter en Hercules.

Conclusie

Door de moderne wetenschap wordt een groot belang toegeschreven aan de signa Iovius en Herculius, die door de tetrarchen aangenomen en actief gepropageerd zouden zijn over het hele Rijk, in alle lagen van de bevolking. Dit vermeende be-lang is vreemd, wanneer de spaarzame bronnen voor de signa in acht genomen worden. De literaire bronnen geven de meeste informatie over de signa, maar moe-ten kritisch benaderd worden. De enige antieke interpretatie van de signa door Lactantius komt zeer cynisch en vijandig over en wordt niet ondersteund door de epigrafische en numismatieke bronnen. Verder bieden de Panegyrici Latini geen overtuigend bewijs voor een centraal geformuleerde ideologie onder de tetrarchie met daarin een belangrijke rol voor de signa. Bovendien ondersteunen ook de vermeldingen door Eusebius en de latere literaire bronnen een actieve verspreiding van de signa niet.

35.1.indd 25 19-3-2013 11:44:00

26

Epigrafische en numismatieke bronnen zijn bij uitstek het soort bronnen waar-in een gepropageerde keizerlijke ideologie terug te vinden zou moeten zijn, maar zij vermelden de signa slechts een aantal keer. Opvallend genoeg doet de moderne wetenschap weinig met het marginale voorkomen van de signa in deze bronnen en heeft ze deze bronnen ook nog niet nader onderzocht. Dit gebrek aan onderzoek geldt tevens voor de rol van andere religies en culten ten tijde van de tetrarchie. In mijn bespreking is gebleken dat deze religies en culten in de tetrarchische ideologie een soortgelijke rol speelden als de signa. Daarnaast moet het belang van de goden Jupiter en Hercules losgekoppeld worden van het vermeende belang van de signa. Jupiter en Hercules waren voor de tetrarchen belangrijke goden, maar of de signa ook belangrijk waren is zeer de vraag. In dit artikel ben ik ingegaan op de vraag of er door de moderne wetenschap teveel belang gehecht wordt aan de signa Iovius en Herculius en hierdoor het be-lang van andere goden en culten onderbelicht wordt. Concluderend wil ik stellen dat dit inderdaad het geval lijkt te zijn. Ten eerste willen wetenschappers te veel uit de primaire bronnen herleiden, zonder dat ze hierbij de aard van dit bron-nenmateriaal in acht nemen. Daarnaast is er, op de cultus van Sol Invictus na, nog nauwelijks gekeken naar de rol van andere religies en culten onder de tetrarchen. Ook die andere goden en culten werden door de tetrarchen begunstigd en speelden een rol in de keizerlijke ideologie en machtslegitimering. Hercules en vooral Jupi-ter speelden zeker een belangrijke rol onder de tetrarchen, een rol die geattesteerd is in literaire, epigrafische en numismatieke bronnen. Maar hiermee kan niet een centrale rol van de signa Iovius en Herculius bewezen worden, die actief gepropa-geerd werd door de tetrarchen. Er is meer onderzoek en andersoortig bewijs nodig om deze conclusie te kunnen trekken.29

35.1.indd 26 19-3-2013 11:44:00

Skript Historisch Tijdschrift 35.1 27

Noten

1 Dit werd oorspronkelijk gedaan door vrijgelatenen, die het signum van hun vroegere eigenaar aannamen, maar ontwikkelde zich in de derde eeuw tot een populair verschijnsel onder de aristocratie. De signa werden als bijnamen gebruikt en niet bij de geboorte overgegeven. Zie B. Salway, ‘What’s in a name? A survey of Roman onomastic practice from c. 700 b.c. to a.d. 700’, Journal of Roman Studies 84 (1994) 124-145, aldaar 136-137.

2 Zie R. Rees, ‘The emperor’s new names, Diocletian Jovius and Maximian Herculius’, in: L. Rawlings en H. Bowden (red.), Herakles/Hercules in the Ancient World (Swansea 2005) 223-239, aldaar 225. Rees geeft in zijn artikel een opsomming van alle vermeldingen van de signa, maar gedurende dit onderzoek bleek deze opsomming niet volledig te zijn. Een overzicht van alle vermeldingen van de signa volgt hieronder bij de bespreking van de literaire, numismatieke en epigrafische bronnen.

3 Voor de overzichtelijkheid en om een overdaad aan jaartallen te voorkomen, hanteer ik in dit artikel de volgende begrippen: de diarchie (284-293, Diocletianus en Maximianus samen Augusti); eerste tetrarchie (293-305, Augusti: Diocletianus en Maximianus; Caesares: Galerius en Constantius), tweede tetrarchie (305-308, Augusti: Galerius en Constantius (tot 306); Caesares: Severus (na 306 Augustus) en Maximinus Daia) en derde tetrarchie (308-312, Augusti: Galerius, Maximinus Daia, Constantijn en Licinius (de titel van Caesar kwam te vervallen). Na 312 was Constantijn keizer van het Westen en Licinius van het Oosten. Zie voor de jaartallen H. Brandt, Geschichte der römischen Kaiserzeit, von Diokletian und Konstantin bis zum Ende

der konstantinischen Dynastie (284-363) (Berlijn 1998) 20-25.4 Ibidem.5 A. Demandt, ‘Diokletian als Reformer’,

in: A. Demandt (red.), Diokletian und die Tetrarchie (Berlijn/New York 2004) 1-9, aldaar 3-9; R. Rees, Diocletian and the Tetrarchy (Edinburgh 2004) 46-51.

6 Rees, Diocletian, 201.7 Het signum ‘Iovius’ werd aangenomen

door Diocletianus, Galerius, Maximinus Daia en Licinius en het signum ‘Herculius’ door Maximianus, Constantius, Severus en Constantijn. Zie onder andere F. Kolb, ‘Praesens Deus: Kaiser und Gott unter der Tetrarchie’, in A. Demandt, Diokletian und die Tetrarchie, 27-37, aldaar 29-31; J.H.W.G. Liebeschuetz, Continuity and Change in Roman Religion (Oxford 1979) 240-241; Rees, Diocletian, 55 en idem, ‘The emperor’s new names’, 231-233. Liebeschuetz stelt over de signa het volgende: ‘The Jovius title adopted by Diocletian and the Herculius title of Maximian imply (…) that the senior emperor was descended from Jupiter and the junior from Hercules. When in due course each Augustus selected a Caesar, the latter, by virtue of his new rank, joined the divine dynasty of his Augustus. (…) Jovius and Herculius are the earthly representatives of the heavenly Jupiter and Hercules. As Hercules once rendered Jupiter the service of defeating the giants, so Maximian aided Diocletian by defeating barbarians.’ (Continuity, 240)

8 Brandt, Geschichte der römischen Kaiserzeit; S. Corcoran, The empire of the tetrarchs, imperial pronouncements and government ad 284-324 (Oxford 1996); A. Demandt, Diokletian und die Tetrarchie; F. Kolb, Diocletian und die Erste Tetrarchie, Improvisation oder Experiment in der

35.1.indd 27 19-3-2013 11:44:00

28

Organisation monarchischer Herrschaft? (Berlijn/New York 1987); H. Mattingly, ‘Jovius and Herculius’, Harvard Theological Review 45 (1952) 131-134; Rees, Diocletian.

9 T.D. Barnes, Constantine and Eusebius (Cambridge (Mass.)/Londen 1981); S. Berrens, Sonnenkult und Kaisertum von den Severn bis zu Constantin i. (193-337 n. Chr.) (Stuttgart 2004); Liebeschuetz, Continuity; S. Mitchell, History of the later Roman Empire (Malden/Oxford/Carlton 2007); D.S. Potter, The Roman Empire at bay, ad 180-395 (Londen/New York 2004); R. Van Dam, The Roman revolution of Constantine (Cambridge 2007).

10 Lact. Mort. 52.3. De teksteditie is van A. Søby Christensen, Lactantius the historian: An analysis of De mortibus persecutorum (Kopenhagen 1980), de vertaling is van eigen hand. De andere twee vermeldingen van het signum Herculius doen zich voor in Mort. 8 en 27.

11 Rees, ‘Emperor’s new names’, 226 concludeert op basis van deze passage dat er wél sprake was van een brede bekendheid van de signa en er ook zekere codificatie bestaan moet hebben in de overdracht van de signa. Ik ben het op dit punt niet met hem eens, maar wel met zijn opmerking dat het karakter van de passage enigszins sarcastisch en spottend is.

12 De signa worden in de volgende passages vermeld: Pan. Lat. vii 2.5, 8.1-5 en 14.1; Pan. Lat. viii 4.1; Pan. Lat. ix 8.1-3, 10.2 en 16.2; Pan. Lat. x 4.2, 7.5-6 en 11.6; Pan. Lat. xi 3.3-8, 6.1-3 en 14.2.

13 C.E.V. Nixon en B.S. Rodgers, In praise of later Roman emperors, the Panegyrici Latini (Berkely/Los Angeles/Oxford 1994) 26-31; R. Rees, Layers of loyalty in Latin Panegyric (Oxford 2002) 9-11 en 23-25.

14 Zie voor een beknopt overzicht van dit debat S. Van Poppel, ‘“Een vurig verlangen om de keizer te zien” Laatantieke

panegyrieken en keizerlijke afwezigheid in Rome’, Lampas 45 (2012) 179-194, aldaar 181-185. Voor de opvatting dat de inhoud van de lofredes niet door het hof werd bepaald, zie: Nixon en Rodgers, In praise, 26-27; Rees, Layers of loyalty, 9-11.

15 B. Leadbetter, ‘Best of Brothers: fraternal imagery in panegyrics on Maximian Herculius’, Classical Philology 99 (2004) 257-266, aldaar 263-264.

16 he ix 9a4: het signum is hier ‘Iobios’ in plaats van Iovius, omdat Eusebius in het Grieks schreef.

17 Voor Eusebius’ betrouwbaarheid bij het citeren van officiële documenten, zie Corcoran, The empire of the Tetrarchs, 20-21 en 125. De enige wetenschapper die zijn vraagtekens bij de inhoud van de brief zet is Barnes, Constantine, 161.

18 De volgende latere literaire bronnen vermelden de signa: Aurelius Victor, De Caesaribus 39.18; 39.19; 39.21; 39.25; 39.30; 39.33; 39.46; 39.48; 40.1; 40.5; 40.8; 40.21; Eutropius, Breviarium ix 20.3; 22.1; 27.1-2; x 2.3; 3.1; Epitome de Caesaribus 39.2; 39.6; 40.3; 40.5; 40.10; Anonymus Valesianus, Origo Constantini imperatoris 1; 5; 6; 10; 29; Orosius, Historiae adversum paganos libri septem 25.2; 25.5; 25.13; 28.5-6; 28.9; 28.20; Johannes Malalas, Chronika xii.72; Chronicon Paschale, 287; 288; 290; 293; 294; 297; 299; 300; 302-307.

19 ils 659 is door de tetrarchen zelf opgedragen, van ils 634 is dit onzeker. Verder noemen ook de volgende inscripties de signa: ils 620, 621, 622, 623, 658, 661, 676, 681, 8930, 8931 en nummer 310 in M.C. Sahin, Die Inschriften von Stratonicea 1 (Bonn 1981).

20 Berrens, Sonnenkult, 149-150; M. Clauss, The Roman cult of Mithras, the God and his mysteries (Edinburgh 2000) 28; A.L. Frothingham, ‘Diocletian and Mithra in the Roman Forum’, American Journal of Archeology 18 (1914) 146-155, aldaar 151-

35.1.indd 28 19-3-2013 11:44:01

Skript Historisch Tijdschrift 35.1 29

152; Mitchell, A History, 61; J.E. Sandys, Latin Epigraphy. An introduction to the study of Latin inscriptions (Cambridge 1927) 91 maken allemaal melding van de inscripties, maar interpreteren deze verder niet. Berrens merkt wel op dat de manier waarop de oprichters van de inscriptie aangeduid worden vreemd is en suggereert dat het hier misschien om een persoonlijke verering van de tetrarchen gaat, omdat de inscriptie maar een heel klein publiek bereikt zou hebben.

21 Voor de rol en belang van munten, zie D.M. Schaps, Handbook for Classical Research (London/New York 2011) 211-212. De volgende munten noemen de signa: ric vi 636, nr. 134; ric vii 547, nr. 50; 606, nr. 38; 645, nr. 13; 679, nr. 21.

22 R. Hedlund, ‘“... achieved nothing worth of memory”, Coinage and authority in the Roman empire, c. ad 260-295’, in: H. Nilsson (red.), Studia Numismatica Upaliensia (Uppsala 2008) 48-49.

23 Het gaat om de volgende medaillons, gecatalogiseerd door I. Gnecchi, I Medaglioni Romani (Milaan 1912): vol. i, 12, nr. 3l vol. ii, 124, nr. 3; 124, nr. 4; 124, nr. 7; 132, nr. 1; 132, nr. 2; vol. iii, 78, nr. 40. Het achtste medaillon is niet door Gnechhi gecatalogiseerd, maar wordt wel vermeld in de catalogus van het British Museum: r4381.

24 In de woorden van Hedlund, ‘achieved nothing’, 198: ‘There is no need to comment on the fundamental importance of Jupiter in the language of power used for the tetrarchy.’ Zo staat Jupiter centraal in het Decennalia-monument te Rome, dat eind 303 opgericht werd om de twintigjarige heerschappij van Diocletianus en Maximianus te vieren. Ook stond de oppergod centraal in een ruimte in de tempel van Ammon in Memphis (Egypte) en is er een tempel van Jupiter teruggevonden in het paleiscomplex van

Diocletianus in Spalato (Kroatië).25 Brandt, Geschichte der römischen

Kaiserzeit, 93; Liebeschuetz, Continuity, 235-237; Rees, Diocletian, 57-58.

26 Berrens, Sonnenkult, 139-142 en 162-165.27 Op deze manier werd er een verband

gelegd met én de goddelijke afkomst van de tetrarchen én de broederschap en saamhorigheid van de twee tetrarchen onderling. (Kolb, Diocletian, 105 en 120).

28 Diocletianus werd ook geassocieerd met de Egyptische god Serapis. Door sommige wetenschappers wordt verder naast een keizer-tetrarchie ook een corresponderende goden-tetrarchie herleid uit het bronnenmateriaal. Hierin zouden naast Jupiter en Hercules als de patroongoden voor Diocletianus en Maximianus respectievelijk, Mars de patroongod van Galerius geweest zijn en Sol Invictus die van Constantius. Daarnaast zou Galerius een nauwe band gepropageerd hebben met Mars en Dionysus en wordt hij in een papyrus ook gelijkgesteld aan Apollo. Maximinus werd, evenals Diocletianus, met Serapis en Sol geassocieerd en Maxentius begunstigde vooral de oude goden van de stad Rome als Venus, Roma en Romulus. Zie: Barnes, Constantine, 12, n.87; H. Castritius, Studien zu Maximinus Daia (Kallmünz 1969) 26; O. Nicholson, ‘The wild man of the Tetrarchy: A divine companion for the emperor Galerius’, Byzantion 54 (1984) 253-275, aldaar 254; Rees, Diocletian, 83-84.

29 Graag zou ik dr. Lucinda Dirven (uva) willen bedanken voor haar begeleiding bij mijn scriptie en dit daaruit voortvloeiende artikel. Tevens wil ik Raphael Hunsucker bedanken voor zijn hulp en kritische opmerkingen.

35.1.indd 29 19-3-2013 11:44:01