2 - 2011 themanummer: de opkomst van china

40
2 - 2011 Ap: THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA met o.a. Ingrid d’Hooghe, Ruud Janssens en Henk Houweling

Upload: others

Post on 12-Sep-2021

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

2 - 2011

Ap:THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINAmet o.a. Ingrid d’Hooghe, Ruud Janssens en Henk Houweling

Page 2: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atlantisch Perspectief is een

uitgave van de Stichting

Atlantische Commissie

ingeschreven bij de Kamer van

Koophandel Haaglanden onder

nummer 41149134. Atlantisch

Perspectief verschijnt 8x per jaar

Bureau & Redactie

Bezuidenhoutseweg 237A-239A

2594 AM Den Haag

telefoon: 070 363 94 95

fax: 070 364 63 09

e-mail: [email protected]

internet: www.atlcom.nl

Eindredacteur

Maarten Katsman

Adviesraad

dr. Bram Boxhoorn

voorzitter

Niklaas Hoekstra

senior redacteur

genmaj marns b.d. Kees Homan

Joris Janssen Lok

prof. dr. Ruud Janssens

prof. dr. Wim Klinkert

Hans van Leeuwe

prof. dr. Marianne van Leeuwen

Rik van der Linden

Anselm van der Peet

dr. Sebastian Reyn

Auke Venema

Internationale Adviesraad

dr. Hans Binnendijk

dr. Ann-Sofie Dahl

Marten van Heuven

prof. dr. Jan Willem Honig

prof. dr. Margarita Mathiopoulos

prof. dr. Alexander Moens

dr. Henning Riecke

Stanley Sloan

Abonnementen

Een abonnement kost ? 27,50

per jaar. Studenten en scholen

betalen ? 22,-. Opgave schriftelijk,

telefonisch of elektronisch bij

het bureau van de Atlantische

Commissie.

Vormgeving

Arthur Meyer; M/vG ontwerpers

Opmaak & Druk

De Swart, Den Haag

ISSN-nr.: 0167-1847

Artikelen uit Atlantisch Perspectief

mogen alleen worden overgenomen

na schriftelijke toestemming van

de redactie.

De redactie van Atlantisch

Perspectief is het niet noodzakelij-

kerwijs eens met de strekking van

de artikelen in het tijdschrift.

Losse en voorgaande nummers

van Atlantisch Perspectief zijn

te verkrijgen bij de Atlantische

Commissie.

Advertentietarieven zijn te bevragen

bij de redactie.

Abonnementen en lidmaatschap-

pen worden automatisch met een

kalenderjaar verlengd tenzij voor

1 december schriftelijk is opgezegd.

Fragment van de Nine Dragon Wall in de Verboden Stad, Beijing (foto: Wikimedia/Jakub Halun)

2 - 2011

Ap:THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINAmet o.a. Ingrid d’Hooghe, Ruud Janssens en Henk Houweling

211145_AP_2.indd 1 24-03-2011 11:18:20

3 Redactioneel

4 Analyse China’s opkomst Kroniek van een machtsverschuiving Ingrid d’Hooghe

8 Analyse China in de regio Door productie-allianties naar nieuwe verhoudingen in

Oost- en Zuidoost-Azië Henk Houweling

14 Analyse Zowel fan van Streisand als bouwer van de carrier killer missile China in het buitenlands beleid van de regering-Obama Ruud Janssens

19 Analysis EU-China relations Strategic or pragmatic, the future or already the past? Matthias Stepan and Falk Ostermann

25 Interview “De Indische Oceaan: symbolische kaart van de 21e eeuw” Een interview met Robert D. Kaplan Maarten Katsman

30 Beschouwing Het multipolaire debat over een multipolaire wereld Geert Asselbergs en Joppe Schaaper

34 Atlantisch Nieuwsoverzicht

INHOUDSOPgAVE

COlOfONAtlantisch perspectief: Nummer: 2 / 2011 Jaargang 35

tijdschrift voor internationale betrekkingen en veiligheidspolitiek

Page 3: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Redactioneel

Sinds er protesten in Tunesië uitbraken in december 2010 en de vonk daarna oversloeg naar andere Arabische landen, is er veel gebeurd: dictators zijn vertrokken (Tunesië, Egypte), opstanden (vooralsnog) neergeslagen (Jemen, Bahrein) en regimes gebombardeerd (Libië). Wordt deze ‘Arabische lente’ werkelijk een nieuwe golf van democratisering, of lijkt de uitkomst meer op het Europa van ‘1848’? Het zal nog lang kunnen duren voordat er conclusies duidelijk worden. Vooralsnog spreidt de westerse interventie in Libië voorna-melijk verdeeldheid ten toon, zowel wat betreft leiderschap over de missies als over doel en uitvoering daarvan.

Ondertussen verandert de wereld op een andere, langzame, maar gestage manier. Het is een verandering die waar-schijnlijk van grote invloed is op de verhoudingen in de we-reld: de opkomst van China. Sinds 1978 maakt dit land een stormachtige ontwikkeling door. De economie van dit land is nu in grootte de tweede van de wereld en blijft indrukwek-kende groeicijfers behalen. Het Volksbevrijdingsleger is het grootste staande leger in de wereld en moderniseert in een stevig tempo. Wie alleen de voorpagina’s van de kranten in de gaten houdt, mist de lange termijn ontwikkelingen die er-toe doen. Juist in de kleine, onopvallende berichten schuilen ontwikkelingen die de wereld op den duur vormgeven. Dit geldt zeker voor de gestage opkomst van China.

China heeft niet direct te maken met de trans-Atlantische betrekkingen, maar toch is dit nummer van Atlantisch Perspectief gewijd aan ‘the rise of the dragon.’ De sterkste partner in het trans-Atlantische bondgenootschap verschuift zijn aandacht namelijk geleidelijk richting het Verre Oosten. De Amerikaanse ministers Clinton en Gates bezochten onlangs China, terwijl Barack Obama de Chinese president Hu Jintao ontving in het Witte Huis. Deze verschuiving van aandacht krijgt ongetwijfeld haar weerslag op de aard van het Atlantische bondgenootschap. Bovendien maakt de opkomst van een nieuwe grote mogendheid het machtsspectrum meer diffuus. China draagt hier overigens niet alleen aan bij, andere machten in het BRIC-rijtje (Brazilië, Rusland, India) doen dat in meer of mindere mate eveneens. Het unipolar mo-ment van de VS is voorbij en dat levert nieuwe perspectieven en uitdagingen op. Atlantici moeten zich hieraan aanpassen.

Vandaar nu deze aandacht voor Azië en China in het bijzonder. Belangrijke onderwerpen hierbij zijn de econo-mische ontwikkeling en banden van China in zijn regio, de plaats van de Volksrepubliek in het Amerikaanse buiten-lands beleid en de betrekkingen tussen de EU en China. Voor de Verenigde Staten geldt dat zij sinds lange tijd een gevestigde mogendheid en belangrijke speler in Azië zijn. De Europese Unie is economisch een groot en sterk blok en de Europese banden met China gaan eeuwen terug, maar bij interne verdeeldheid en een gebrek aan andere machtsmiddelen is het voor de EU moeilijk om een cohe-rent China-beleid te voeren. China zélf, met zijn bewonde-ring voor tradities en het verleden, beschouwt een promi-nente positie op het wereldtoneel als de normale orde. Wel verzekert het land zijn omgeving dat zijn opkomst vreed-zaam zal zijn, ondanks de almaar groeiende investeringen in het defensieapparaat. Voor China geldt misschien de uitspraak van Theodore Roosevelt: “Speak softly and carry a big stick – you will go far.” De hegemonie van het Westen vormt in het licht van China’s ‘natuurlijke plaats’ slechts een korte onderbreking van de historische gang van zaken, die met China’s opkomst weer ongedaan wordt gemaakt.

Maar zover is het nog niet. Het is mode om over Amerikaans en westers verval te spreken, al is dat verval slechts relatief. Tegelijkertijd lijkt men vooral uit te gaan van de Chinese prestaties en niet zozeer de problemen waarmee het land kampt. En problemen zijn er: op demografisch, politiek en milieugebied. Het valt daarom nog te bezien of het hoge tempo van China’s economische en machtspolitieke groei blijvend is. Dit nummer van Atlantisch Perspectief doet een poging tot enkele antwoorden. In ieder geval leveren de au-teurs een bijdrage aan meer inzicht en nuancering over ‘the rise of the dragon.’

Maarten Katsman

24 maart 2011

Wilt u reageren? Mail de redactie: [email protected].

‘The rise of the dragon’

Ap: 2011nr2 3

Page 4: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

China’s opkomst

China’s opkomst is één van de belangrijkste trends van deze tijd. De gedachte dat de 21e eeuw de eeuw van Azië is, met China als middelpunt en drijvende kracht, wordt steeds meer realiteit. Dat geldt in de eerste plaats op het economische vlak. In 2010 is China’s economie de tweede grootste economie ter wereld geworden, na die van de VS. Dat roept meteen de vraag op of en wanneer China’s economie ook die van de VS voorbij zal streven. Werd er vóór de financiële crisis nog gedacht dat het wel tot 2030-2040 zou duren voordat het zover zou zijn, in het afgelopen jaar zijn de prognoses aangepast. Nu verwachten financiële analisten dat de Chinese economie al binnen tien jaar de grootste zal zijn.

PricewaterhouseCoopers, bijvoorbeeld, voorspelt dat het in 2018 gebeurt, The Economist houdt het op 2019. De Chinese regering reageert voorzichtig op dit soort voorspellingen en wijst erop dat deze berekeningen uitgaan van optimistische scenario’s. Ook benadrukken de Chinese leiders dat China, ook als het de grootste economie ter wereld wordt, nog steeds een arm land zal zijn. Het inkomen per hoofd van de bevolking (1,3 miljard mensen) zal immers nog lange tijd vele malen lager zijn dan dat van de Amerikanen of Europeanen. Niettemin komen Chinese analisten in hun berekeningen eveneens uit op een termijn van minder dan tien jaar.

Ook in de internationale handel wordt China’s positie steeds sterker. Het land is inmiddels de grootste exporteur in de wereld en het beschikt over de grootste valutareserves: 2,3 miljard dol-lar, afkomstig van China’s handelsoverschot. Met deze ontwik-kelingen is China een belangrijke speler geworden in financiële fora zoals de G20, het Internationale Monetaire Fonds (IMF) en de Wereldbank. In de G20 weten Chinese leiders steeds vaker met succes onwelgevallige plannen tegen te houden, bijvoorbeeld wanneer de waarde van China’s munteenheid, de yuan, of de omvang van de valutareserves in het geding zijn. In het IMF zijn de stempercentages onlangs aangepast aan de nieuwe economi-sche verhoudingen in de wereld en bezet China inmiddels naar stemgewicht de derde plaats.

Politieke stabiliteit

De groeiprognoses voor China gaan ervan uit dat aan een aantal belangrijke voorwaarden zal worden voldaan. De belangrijkste daarvan zijn politieke stabiliteit in China; herstructurering van de Chinese economie; en geen nieuwe financiële crisis in de VS. Op het eerste gezicht lijkt er momenteel sprake van een stabiele situatie. De recente Jasmijn-revoluties in het Midden-Oosten hebben geen navolging gekregen in China. Er is weinig animo onder de Chinese bevolking om de straat op te gaan voor poli-tieke hervormingen. Het gaat immers goed met de economie en voor de meerderheid van de bevolking wordt het leven elk jaar wat beter.

Toch is er ook veel onvrede en sociale onrust in China. De Chinese bevolking is gefrustreerd over corruptie en de groeiende kloof tussen rijk en arm en maakt zich zorgen over stijgende voed-sel- en woningprijzen. Daarnaast vinden er regelmatig milieu- en voedselincidenten plaats die de volksgezondheid ernstig in gevaar brengen. Volgens Chinese onderzoeken zijn er 80.000 tot 100.000 gevallen van sociale onrust per jaar. Het gaat daarbij om vreed-zame demonstraties op lokaal niveau, maar ook om menigten die een politiebureau in brand steken vanwege een corruptieaffaire of arbeiders die een fabrieksdirecteur doden omdat zij al maanden geen loon uitbetaald hebben gekregen.

Analyse

Kroniek van een machtsverschuivingIngrid d’Hooghe

Ap: 2011nr24

Page 5: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Een ander teken van wijdverbreide onvrede is het enorme aantal mensen dat naar Beijing reist om hun problemen en klachten via het ‘Bureau voor Brieven en Bezoeken’ onder de aandacht van de Chinese leiders te brengen. Het zijn er zo’n 100.000 per jaar. Zij maken gebruik van een systeem dat ver teruggaat in de Chinese geschiedenis en onder diverse keizerlijke dynastieën in gebruik was. Het getuigt van vertrouwen in de centrale overheid, ook al blijkt uit Chinees onderzoek dat uiteindelijk slechts één tot twee procent van de klachten wordt gehonoreerd. Bovendien worden veel van de indieners geïntimideerd door de politie. Een nog veel groter aantal petities, meer dan tien miljoen per jaar, wordt in de provinciale hoofdsteden ingediend. Als de verschillende oorzaken van de onvrede de komende jaren niet worden aangepakt, komt er een dag waarop de soms draconische maatregelen van de overheid om ieder protest in de kiem te smoren niet meer voldoende zijn. Op zo’n moment zal, in de woorden van Mao Zedong, één klein vonkje genoeg zijn om een prairiebrand te veroorzaken.

Een actieve diplomatieke speler

China’s opkomst beperkt zich niet tot het terrein van de economie. China wordt ook als politieke en militaire macht steeds belangrij-ker. Er is vrijwel geen enkel internationaal probleem dat aangepakt kan worden zonder China erbij te betrekken. In de eerste twee decennia van China’s ‘Open Deur’-beleid (1978) concentreerde

de Chinese regering zich voornamelijk op binnenlands beleid om economische ontwikkeling te stimuleren. Vanaf eind jaren negentig werd China geleidelijk actiever op het internationale vlak. De inter-nationale gemeenschap begon steeds vaker een beroep te doen op China om verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van interna-tionale problemen, bijvoorbeeld in het geval van Noord-Korea toen dit land zich in 2003 terugtrok uit het non-proliferatieverdrag. China werd, aanvankelijk met tegenzin, in een leidende rol binnen het zespartijenoverleg geduwd.

In dezelfde periode echter, werd het Chinese leiderschap zich er steeds meer van bewust dat invloed op ontwikkelingen buiten de eigen landsgrenzen ook positief kon bijdragen aan China’s eigen, binnenlandse belangen. De Chinese regering breidde in snel tempo haar bilaterale diplomatieke betrekkingen uit en verste-vigde bestaande relaties zoals met de VS en met belangrijke po-litieke en handelspartners in Europa en Azië. Daarnaast ontdekte China de multilaterale diplomatie. Het trad toe tot internationale organisaties, uiteenlopend van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) tot het ASEAN Regional Forum (ARF), en nam ook zelf het initiatief tot oprichting van een internationale organisatie: de Shanghai Cooperation Organisation (SCO). De SCO richt zich op veiligheid en economische samenwerking in de Centraal-Aziatische regio.

Een op kolen gestookte elektriciteitscentrale in Shuozhou, China. Kolencentrales voorzien in tachtig procent van de Chinese elektriciteitsbehoefte.

Daarmee vormen zij een groot probleem voor de Chinese CO2-uitstoot en milieuvervuiling.

De Chinese regering is zich bewust van deze tijdbom en werkt hard aan groener beleid (foto: Wikimedia)

Ap: 2011nr2 5

Page 6: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

In 1999 lanceerde China het ‘Go Out’ of ‘Go Global’ beleid waar-bij Chinese staats- en privébedrijven gestimuleerd werden in het buitenland te investeren. Deze politiek dient drie doelen: groei van toevoer van grondstoffen naar China; ontsluiting van nieuwe afzetmarkten voor Chinese producten; en groei van technologische kennis en onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit (R&D). Vanaf de introductie van dit beleid hebben de Chinese investeringen in met name grondstofrijke landen in Zuidoost Azië, Afrika en Latijns-Amerika zich snel uitgebreid. China was daarbij niet kieskeurig. De regering is niet of nauwelijks geïnteresseerd in het politieke karak-ter van het regime in de landen waar het zaken doet. Het land sluit zijn economische overeenkomsten zonder zich met binnenlandse kwesties te bemoeien of lastige vragen te stellen. In veel landen die door het Westen genegeerd of vanwege hun politiek regime bewust geïsoleerd worden, heeft China een impuls aan de lokale economie gegeven. China doet dit met handelsovereenkomsten, investeringen in de lokale infrastructuur en met zachte leningen of het kwijtschelden van leningen. In ruil daarvoor verkrijgt China olie, koper, diamanten, hout en steun voor het ‘Eén-China beleid.’ De Chinese regering is er zo in geslaagd het aantal landen dat officiële diplomatieke betrekkingen onderhoudt met Taiwan te verminderen tot 23.

Ontwikkelingslanden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika kijken met veel interesse naar China’s politiek-economische model. Voor hen ligt de kracht van China’s aanpak in de toepassing van het eigen, succesvol gebleken, ontwikkelingsmodel, en de eigen Chinese ervaringen met armoedebestrijding. Daarnaast werkt China snel en effectief of, zoals een Afrikaanse leider eens zei: er komt geen jarenlang vergadercircus aan te pas, zoals in het geval van wes-terse donoren. Waar het Westen aandringt op goed bestuur, bouwt China een weg of een ziekenhuis. Waar het Westen spreekt over de ethische plicht te investeren in ontwikkelingshulp, benadrukt China dat het gaat om economische samenwerking die voor beide zijden winstgevend is. Dat laatste is zeker niet altijd het geval, maar de kritische aandacht van het Westen heeft er toe bijgedragen dat China steeds beter rekening houdt met lokale belangen ten aanzien van het milieu of sociaaleconomische ontwikkeling.

Militaire opkomst

Een derde belangrijke component van China’s opkomst is de ont-wikkeling van militaire capaciteiten. Volgens de Chinese regering moet China’s militaire ontwikkeling niet als bedreiging worden beschouwd; China wil slechts de veiligheid van het land garande-ren en internationale vrede en stabiliteit bevorderen. In concrete termen wil China op de korte termijn in staat zijn om: zich te ver-dedigen tegen militaire interventies; de internationale vaarroutes en daarmee de aanvoerlijnen van grondstoffen te beschermen; en de claim op Taiwan en eilandengroepen in de Oost- en Zuid-Chinese Zee te verdedigen. Op dit moment gaat dan ook veel aandacht uit

naar capaciteitsontwikkeling van de Chinese marine. China bouwt sinds 2009 aan een vliegdekschip en in 2010 kondigde het officieel aan dat de marine-strategie werd verschoven van ‘kustverdediging’ naar ‘verdediging op zee.’ In de eerste fase van de nieuwe strate-gie wil de Chinese marine in staat zijn de dichtstbijzijnde eilan-den Japan, Taiwan en de Filipijnen te bestrijken. In de volgende fase wil het land zich kunnen manifesteren in de wateren van de Aziatische regio tot aan Australië. Rond 2050 wil China over een marine beschikken die over de gehele wereld kan opereren.

China’s marine, evenals China’s algehele militaire macht, is op dit moment nog beperkt en ook vele malen kleiner dan die van de VS. Maar China heeft wel het potentieel om op termijn een serieuze militaire rivaal te worden van de VS. Maken de VS zich

vooral zorgen over de middellange termijn, de Aziatische regio voelt China’s militaire adem nu al in de nek. Naar aanleiding van scher-mutselingen met Japan rondom de Diaoyu/Senkaku eilanden in de Oost-Chinese Zee en di-verse incidenten bij de Spratley-eilanden in de Zuid-Chinese zee, heeft

China afgelopen jaar duidelijk laten merken dat zijn claim op de eilanden serieus genomen moet worden en dat het bereid is die claim te verdedigen. Het onderstreepte de uitspraak nog eens door meteen marine-oefeningen in de regio te houden. Dit leidde tot zeer verontruste reacties in de regio. Verschillende individuele landen en de Zuidoost-Aziatische organisatie ASEAN vroegen de VS actief betrokken te zijn bij het handhaven van de veiligheid en stabiliteit in de regio. De Amerikaanse minister van Defensie, Robert Gates, en de minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton, verzekerden de regio in zomer 2010 daartoe bereid te zijn en de VS hielden vervolgens eveneens militaire oefeningen, o.a. met Vietnam en Zuid-Korea. Ook Japan maakt zich ernstige zorgen over de militaire opbouw van China, met wie het een zeegrens deelt. Japans nieuwe militaire strategie die in december 2010 gepresenteerd werd, is dan ook vooral ingegeven door de dreiging die het voelt vanuit China.

Ondertussen bouwt China diepzeehavens in Pakistan, Myanmar en Sri Lanka om zijn positie in de Indische Oceaan te versterken en wordt het ook actiever buiten de Aziatische regio. Sinds 2009 doet China mee aan de antipiraterijmissie in de Golf van Aden en in 2010 kreeg het zelfs een coördinerende rol toebedeeld in SHADE, een samenwerkingsverband opgericht om de activiteiten van de enorme internationale antipiraterijvloot in de Golf van Aden op

Analyse

Waar het Westen

aandringt op goed

bestuur, bouwt

China een weg of

een ziekenhuis

Ap: 2011nr26

Page 7: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

elkaar af te stemmen. Het is de eerste Chinese gevechtsmissie buiten de eigen territoriale wateren sinds 1421. In maart van dit jaar volgde een andere primeur: China zette voor het eerst een marineschip in bij een humanitaire actie buiten de eigen gren-zen. Beijing stuurde een fregat van de Golf van Aden naar de kust van Libië om te assisteren bij het evacueren van 30.000 Chinese arbeiders in Libië.

Keerzijde van het succes

De keerzijde van China’s succesverhaal als opkomende macht is het milieu. Milieuvervuiling heeft schrikbarende vormen aangenomen in China en is een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Chinese kranten meldden enkele jaren geleden al dat de combi-natie van milieuvervuiling en gebrek aan voedselveiligheid ertoe heeft geleid dat kanker de grootste doodsoorzaak is geworden in het land. China kent de grootste uitstoot van CO2 ter wereld en volgens de Wereldbank bevinden twintig van de dertig meest vervuilde steden ter wereld zich in China. Grootste boosdoeners zijn de elektriciteitscentrales die voor tachtig procent op kolen gestookt worden. Daarnaast is ook de watervervuiling alarmerend, een probleem dat nog eens verergerd wordt door een watertekort in vele delen van het land. Meer dan 300 miljoen mensen in China hebben geen toegang tot schoon drinkwater en zeventig procent van China’s rivieren en meren is ernstig vervuild. De meeste schade wordt veroorzaakt door kunstmest en verouderde productiemetho-den in fabrieken op het platteland, vooral in de arme provincies in het binnenland.

De Chinese regering is zich zeer bewust van deze tijdbom en werkt hard aan beleid om China groener te maken. Ook het nieuwe vijfjarenplan, dat de periode 2011- 2015 beslaat, besteedt veel aandacht aan milieubehoud. De regering investeert miljarden in ontwikkeling van schone energie en in een efficiënter gebruik van energie. China is inmiddels de grootste producent van zonnepa-nelen en windturbines. Er worden groene steden gebouwd en mi-lieuzones ingesteld in bestaande steden. Afgelopen zomer kregen meer dan 2.000 bedrijven het bevel de productie neer te leggen wegens het overschrijden van milieuregels en bleven honderden andere bedrijven om dezelfde reden een maand lang van elektrici-teit verstoken. De regulerende hand van de overheid reikt echter niet tot in alle hoeken van China. In afgelegen districten in arme provincies is onvoldoende kennis en geld beschikbaar om schoner te produceren. De lokale overheden daar zijn blij dat er een fabriek is die wat geld in het laatje brengt en voor werkgelegenheid zorgt, dus zij zijn niet gemotiveerd om de milieuregels streng te handha-ven. De arbeiders zijn blij werk en daarmee een inkomen te hebben dus ook zij klagen niet zolang de vervuiling niet tot merkbare gezondheidsproblemen leidt. China zet zich hard in voor milieuver-betering, maar de vraag is of het de race tegen de klok zal winnen. De economische groei zal gepaard blijven gaan met een groeiende

vraag naar energie en schone technologieën blijven voorlopig verhoudingsgewijs duur.

De gevolgen van China’s opkomst

China’s opkomst stelt de wereld voor uitdagingen. We weten niet hoe China zich op de lange termijn zal gedragen binnen de internationale gemeenschap. Maar ook wanneer China’s opkomst vreedzaam verloopt en het land zich constructief opstelt, heeft deze machtsverschuiving ingrijpende gevolgen. De VS dreigen hun leidende rol in de wereld kwijt te raken en steeds afhankelijker te worden van China’s instemming met internationaal beleid, op welk terrein dan ook. Voor Europa dreigt marginalisatie. Met het toene-mend gewicht van China en het blijvende belang van de VS is het vooral Europa dat aan invloed verliest. Zeker zolang de Europese Unie er niet in slaagt met één stem te spreken ten aanzien van internationale kwesties, verliest Europa aan politieke en economi-sche invloed binnen internationale fora zoals de G20, het IMF en de klimaattoppen. Zelfs op gebieden waarop Europa nog steeds een voorsprong heeft, technologie en innovatie, werkt China hard aan het opbouwen van eigen capaciteit.

China heeft er geen belang bij het huidige internationale systeem omver te werpen. Waar het wel naar streeft is een aanpassing van de huidige spelregels om deze meer in overeenstemming te brengen met China’s eigen visie op internationale samenwerking. Deze wens is gerechtvaardigd; nu China aan tafel zit mag het zijn stem ook laten horen. Een zorg daarbij is wel of een toekomstig oppermachtig China de democratische normen en waarden die een grondslag vormen voor het internationale diplomatieke systeem, zal respecteren.

China’s opkomst biedt niet alleen uitdagingen, maar ook kansen voor aanpassing en hervorming van het internationale systeem die de wereld als geheel ten goede kunnen komen. De internationale gemeenschap zal dan wel moeten investeren in het versterken van het wederzijds vertrouwen en een open dialoog met China moeten aangaan. En alsof dat nog niet moeilijk genoeg is, zal de wereld daarnaast moeten accepteren dat China andere ideeën heeft over ontwikkeling en bestuur en dat die ideeën in sommige gevallen misschien even waardevol zijn als die van het Westen.

Ingrid d’Hooghe is China-specialist bij het Diplomatic

Studies Programme van Instituut Clingendael.

Wilt u reageren? Mail de redactie: [email protected].

AnalyseAp: 2011nr2 7

Page 8: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analyse

China in de regio

Openstelling van China voor investeringen en handel brengt de economieën van Oost- en Zuidoost-Azië samen in een gelaagd stelsel van productieallianties tussen internationale bedrijven en daaraan gelieerde overheidsinstanties. De Chinese economie fungeert sinds het einde van de jaren negentig in dit politiek- economisch complex in groeiende mate als intermediaire werkplaats. De Europese Unie en Noord-Amerika zijn de belangrijkste afnemers.

onse devotie te brengen.” Dat gold toen, twee eeuwen later niet meer en nu weer wel.

In Japan werden Spaanse monniken in het openbaar aan het kruis genageld, gevolgd door twee eeuwen van afsluiting. In de negentiende eeuw was de militair-gedreven handelsexpansie in China door Engeland, Amerika – spoedig gevolgd door Japan – van marginale betekenis voor het overleven van deze samenlevingen. De gevolgen voor het Chinese rijk en zijn bewoners waren echter desastreus. Het hof slaagde er niet langer in voedselvoorraden aan te leggen en waterwerken te laten uitvoeren. De keizerlijke finan-ciële huishouding verkeerde in chaos (zilverafdracht voor opium, schatplicht en plundering van de centrale kas door de interventie-machten tijdens de Boxeroorlog). Onder de ogen van Europeanen en Amerikanen vonden tussen 1876 en 1900 naar schatting tussen 19,5 en 30 miljoen Chinezen de honger- of verdrinkingsdood. Claude Levi-Strauss constateert terecht dat aan het onderscheid tussen Europese civilisatie hier en barbaren – of ‘scheelogen’ – daar, de barbarij ten grondslag ligt van hen die dit onderscheid maken.

China’s eigen weg

Inhaalindustrialisatie omvat dus meer dan het streven naar een goederenrijk leven. De Chinese weg naar boven is geen herhaling

Door het aanleggen van transportlijnen te land in China zelf (interprovinciaal stelsel van snelwegen; spoorlijnen; pijpleidingen; vliegvelden en havens), in omringende landen, maar ook buiten de eigen regio, expandeert de Volksrepubliek China (VRC) in meer politiek-militaire zin. Naarmate het interne bestel afhankelijker wordt van ononderbroken aan- en afvoer is sprake van de opbouw van ‘lateral pressure.’ In vergelijking met keizerlijk China is interne druk tot externe aanwezigheid nieuw voor het leiderschap en de rest van de wereld. Inhaalindustrialisatie door China (en India) transformeert de structuur (aantal machtspolen) van de wereldorde en diplomatie van alle betrokkenen, inclusief de economische en ideologische legitimatie van die orde. Dit artikel schetst enkele hoofdlijnen van de samenhangende processen van industrialisatie en expansie.

Transformaties

Met het uitroepen van de VRC is de politieke missie van het revolu-tionaire China, met uitzondering van Taiwan, min of meer voltooid. De verdergaande doelstelling is transformatie van de boerensa-menleving naar een industriële economie op socialistische basis. Industrialisatie is middel tot herstel van een verloren positie. Dat samenlevingen in Oost-Azië in de pre-industriële periode in staat waren zich te verweren, moge blijken uit de klaagzang van Coen dat het “ons seer sware [sal] vallen met oorloge de Chinesen tot

Door productie-allianties naar nieuwe verhoudingen in Oost- en Zuidoost-Azië Henk Houweling

Ap: 2011nr28

Page 9: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Chinese arbeiders in een computerfabriek. Productie verschuift gestaag van het Westen naar Azië. Het gaat echter vooral om assembleren,

niet de productie van het gehele product. De winstmarges blijven dan ook veelal in het Westen (foto: Wikimedia)

Analyse

van de eerdere Japanse ervaring. In de Meiji-periode hervormde industrialiserend Japan de eigen instituties naar vooral Duits model. De Japanse inhaalslag liep uit op een mislukte poging een concurrerend Aziatisch imperium te vestigen. In Europa eindigde overzeese expansie in destructie van de eigen samenleving.

In tegenstelling tot de Samurai-hervormers , beoogden revoluti-onairen rond Mao Zedong de culturele eigenheid uit de Keizertijd juist te vernietigen, uitlopend op de destructie van tempels tijdens de culture revolutie. Het revolutionaire bewind legde industrialisatie op in de context van de anti- ideologie die, via de Sovjet-Unie, werd geïmporteerd uit het klasse-verdeelde westen. Ideologisch rood legt het beleidsinstrumentarium echter niet vast. Industriepolitiek speelt zich af binnen de vier velden die door de variabelen ‘markt’ en ‘eigendom’ worden gevormd. Ook in revoluti-onair China creëert de mate van marktonderdrukking en de ruimte die de CCP laat aan particulier eigendom van productiemiddelen het palet waaruit het leiderschap een wisselend menu samenstelt.

Op de periode van de door Sun-yat Sen bepleitte gemengde eco-nomie, volgde interne destructie door de ‘grote sprong voorwaarts.’ Die werd gevolgd door het binnenhalen van westers bedrijfsleven en het invoeren van rationele gedragsstandaarden in bedrijfsvoe-ring. Anders dan het Japanse regionalisme toen en nu, bestaat in het huidige China geen tegenstelling tussen regionalisme en glo-

balisering – op voorwaarde dat zij geen inbreuk maakt op interne soevereiniteit. In industrialiserend en globaliserend China gaat, meer dan in Japan, een levenswijze ten onder. Tot op de dag van vandaag staat Japan onderaan in de trans-nationaliseringsindex van de UNCTAD. Japan is niet gesteld op vreemd ondernemerschap in het thuisland – een lijn die loopt van het verwijderen van G.M. van Japanse bodem in de jaren dertig, tot heden. Anders dan China, volgt Japan de lijn die tussen de beide wereldoorlogen door Akamatsu Kaname is uitgezet: invoersubstitutie, eerst voor eind-producten, dan voor kapitaalgoederen, gevolgd door export. Niet in Tokyo, maar in Shanghai kan men zich in Manhattan wanen.

Beter bestuur en meer welvaart

Tot 1956/57 werd de lijn van Sun-yat Sen aangehouden: priori-teit voor herstel van de staat en natie als soeverein lichaam, met een gemengde economie. Besluitvorming over productie en afzet in landbouw en kleine dienstverlening bleef bij huishoudens. Zeggenschap over de opbouw van industriële sectoren kwam onder staatsplanning. In de loop van 1955 en 1956 is er sprake van groeiende verdeeldheid over deze pragmatische lijn. Max Weber volgend: revolutionair charisma botst met rationeel-functioneel gezag van de partijorganisatie. De botsing tussen ‘charisma’ en ‘organisatie’ had ‘de grote sprong voorwaarts’ onder de regie van de Mao-getrouwen, als uitkomst. Industrialiseren door mobilisatie

Ap: 2011nr2 9

Page 10: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analyse

van revolutionaire wilskracht liep echter uit op hongerdood, terreur en zelfs kannibalisme. De ‘kostbare opera’ die volgens Mao’s lijfarts werd opgevoerd, kostte meer dan veertig miljoen mensenlevens.

De inmiddels achtste editie van Tombstone van Yang Jisheng, een voormalig correspondent van Xinhua, bevestigt aan de hand van archiefonderzoek de verschrikkingen. Deze materie is van belang voor het heden. Zij wordt het keerpunt naar meer ruimte voor marktwerking, een grotere rol van particulier eigendom en opening naar buiten. De wending werd ingezet door boeren. Door honger gedreven, ontvluchtten zij lege communale eetzalen. Ze begonnen weer voor zichzelf. De ‘culturele revolutie,’ de wraak van Mao, wordt een tussenstop op weg naar de ondergang van de ‘Bende van Vier’ en herstel van een gemengde economie.

De betonlaag waarmee latere leiders dit massagraf hebben afgedekt vertoont inmiddels forse scheuren. In de Chinese samenleving komen tongen los over eigen de geschiedenis. De innerlijke onze-kerheid van het regime en zijn nerveuze concentratie op econo-mische groei door arbeidsmobilisatie tekenen de angst voor wat Havel eens noemde ‘leven in waarheid.’ De poging tot ‘rebranding’ door het plaatsen van een pompeus standbeeld van Confucius op het Plein van de Hemelse Vrede, zal deze kramp niet wegnemen. Misschien is het winst dat de man die volgend jaar hoogstwaar-schijnlijk Hu Jintao zal opvolgen op onaangename wijze kennis heeft gemaakt met het regime waarvan hij de nieuwe leider wordt. Maar zolang een groot deel van de spraakmakende bevolking in en buiten de CCP de uit de keizertijd stammende opvatting deelt dat de politieke leiding de boot en de bevolking de zee is die de boot kan doen omslaan, ligt herhaling van de opstand van 1989 niet in de lijn der verwachting. Industriële en democratische revoluties gaan met turbulentie gepaard. Het devies blijft: beter bestuur en meer welvaart. Maar de golven van ontevredenheid op het plat-teland lijken hoger te worden. Of de dijk op een kwade dag zal bezwijken is een van de vele grote onbekenden in dit experiment van inhaalindustrialisatie door een collectief, geïnstitutionaliseerd en autoritair leiderschap zonder ideologie.

Nationale kampioenen

Om het tempo van de Chinese industrialisatie en integratie in de wereldeconomie te kunnen begrijpen dient het volgende: in de jaren tachtig van de vorige eeuw riepen politici in het Westen, door openstelling en deregulering, internationale marktkrachten te hulp om stagflatie – en een machtsimpasse in eigen land – te doorbreken. Dure arbeid werd in concurrentie gebracht met goed-kope. Nieuwe technologie van transport en communicatie maak-ten het mogelijk fabriekswerk uit te besteden. In China kregen buitenlandse investeerders na de zuidelijke toer van Deng Xiaoping (1992) gelegenheid hun activiteiten uit te breiden van de Speciaal-Economische Zones langs de kust naar een groeiend aantal steden.

Gastarbeid in het OECD-gebied vindt nu overzee plaats. Groei en expansie in elkaar nemen dan de plaats in van concurrentie tegen elkaar. De internationale betrekkingen tussen de westerse landen en China pacificeren.

Maar nieuwe verhoudingen tussen markt en staat in het Westen dragen ertoe bij dat het maatschappelijk draagvlak van vertrouwen in leiders van het naoorlogse herstel wordt weggevaagd. In de westerse wereld verdwijnt de arbeidersklasse als georganiseerde politieke macht uit het politieke landschap. In de VS verricht nog slechts ongeveer zes procent van de werkende bevolking fabrieks-werk. De (nog?) niet georganiseerde fabrieksarbeiders in China nemen de plaats aan de lopende band in. Na werktijd laten zij het fysieke kapitaal achter. In OECD-landen komt aan de periode van

stabiele groei en con-vergentie van inkomen – die door massa-afzet in eigen land ook mas-saproductie mogelijk maakte – een (voorlo-pig?) einde.

Daarvoor in de plaats komen ondernemingen met geringe arbeids-absorptie, hogere scholingseisen en een

externe oriëntatie. In productienetwerken van moederbedrijven (merkeigenaren), toeleveranciers, logistiek, transport en afzet, wordt meerwaarde gecreëerd. Die wordt verdeeld op basis van de onderhandelingsmacht waarover partijen beschikken. In deze netwerken treft men aan onze zijde van de oceaan nieuwe kennis-werkers aan die gedetailleerde instructies geven voor de productie van duurzame gebruiksartikelen aan managers van blauwe kielen overzee (‘original equipment manufacturers’).

Arbeidsproductiviteit in OECD-landen groeit dan vooral door verplaatsing van werk, door rationalisatie, overnames en fu-sies. Die leiden veelal tot reductie van het personeelsbestand. Internationaal opererende bedrijfsleiders en regeringen stappen als het ware deels uit de eigen samenleving. Voor het Chinese leider-schap ontstaat zo ruimte eigen hervormingen te laten aansluiten bij de sociaal-politieke en technologische transformatie van de westerse wereld. Concreet: het leiderschap zet de gedisciplineerde, geletterde, maar weinig productieve, boerenbevolking in op de internationale arbeidsmarkt voor laaggeschoold werk in op export gerichte producties.

Halverwege de jaren negentig begint dus de echte revolutie: het op grote schaal inzetten van buitenlands kapitaal als hefboom bij de transformatie van grote staatsbedrijven, mobilisatie van het

Met het uitroepen van de Volksrepubliek China is de politieke

missie van het revolutionaire China, met uitzondering van Taiwan, min of meer

voltooid

Ap: 2011nr210

Page 11: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analyse

platteland voor exportgericht fabriekswerk en de selectie (met ondersteuning) van ‘nationale kampioenen.’ Rond 65 procent van China’s export wordt nu voortgebracht door uitbestedingen van werk aan Chinese vestigingen van multinationale bedrijven en ‘joint ventures.’ Multinationale bedrijven worden importeurs in het land waarin zij hun hoofdkwartier hebben. Deze indirecte koppeling tussen arbeid en kapitaal aan de beide uiteinden van het Euro-Aziatisch continent, slecht twee obstakels voor industrialisatie van elke lage-inkomenseconomie: (1) mobilisatie van investeringska-pitaal en technologie; en (2) koopkrachtige vraag. In China zijn boeren, die voor economische groei zorgden in de jaren tachtig, opnieuw kind van de rekening.

Westerse bedrijfsconcentratie

Wanneer een land met een substantieel deel van de wereldbevol-king erin slaagt om over een periode van enkele tientallen jaren sneller te groeien dan de wereldeconomie, dan brengt het een groeiend deel van het wereldproduct binnen eigen grenzen voort. Dat is bij China het geval. Op de trendlijn voor het Chinese aandeel in de wereldeconomie bevindt het BBP zich in het accelererend deel van een S-vormige groeicurve. Voor landen in Europa is deze dynamiek sinds 1815 cijfermatig in kaart gebracht. Doran1 wijst er terecht op dat gevolgen die zij in de westerse wereld opriep (machtsovergangen gevolgd door wereldoorlog in twee fasen), geenszins een algemene wet vormen. Sinds vorig jaar is de Chinese economie in grootte de tweede van de wereld. De waarde van de export overtreft die van Amerika en Duitsland. China is nu de belangrijkste bestemming van buitenlands investeringskapitaal buiten het OECD-gebied. Multinationale bedrijven hebben een fors deel van de Chinese economie in hun globale netwerken van pro-ductie en handel geïncorporeerd als toeleveranciers. Bedrijven als Wal-Mart, de beste klant op bedrijfsniveau, brengen eindproducten in de warenhuizen. Het gaat dus om export uit ‘locatie China.’

Handelsomvang verschaft echter geen informatie over verdeling van toegevoegde waarde. Het BBP – en het aandeel van de export daarin – meet economische activiteit, maar maakt geen onder-scheid tussen kosten en opbrengsten. Nog maar drie decennia geleden kwam exportproductie in grotere landen als Amerika vrijwel geheel tot stand in het exporterende land zelf. Tegenwoordig wordt exportproductie gevoed door globale toeleveranciers. Een voor-beeld: de Asian Development Bank heeft berekend dat, indien de waarde van China’s export van iPhones naar de VS op basis van de in China voortgebrachte toegevoegde waarde wordt berekend, die in 2009 geen twee miljard, maar 73 miljoen dollar zou hebben bij-dragen aan het Amerikaanse handelstekort met China. Gilboy kwam in Foreign Affairs onlangs tot de conclusie dat “... the United States and China are developing precisely the type of economic relation-ship that U.S. strategy has long sought to create.”2 Amerikaanse goederenexport concurreert slechts voor ongeveer twintig procent

met Chinese exportproductie.

Daarmee is uiteraard niet alles gezegd. Een feit is dat Chinese bedrijven die actief zijn in de industriële productie er tot op heden er niet in zijn geslaagd toe te treden tot het duopolie van vlieg-tuigbouwers dat de wereldproductie van grote intercontinentale vliegtuigen in handen heeft. Chinese bedrijven zijn afwezig in de top-tien van autoproducenten, die zeventig procent van de wereld-markt beheersen. Evenzeer is productie van geavanceerde onderde-len, zoals automotoren, autoglas, delen van het remsysteem en ap-paratuur voor snelheidsbeheersing, in zeer sterke mate bij westerse bedrijven geconcentreerd. Overnames, fusies, productieallianties en uitwisseling van standaarden voor onderdelen tussen westerse bedrijven hebben geleid tot een ongekend niveau van bedrijfscon-centratie. Die functioneert – vooralsnog – als barrière voor Chinese toetreding tot de door westerse bedrijven beheerste technologie en afzetmarkten. Inmiddels stijgen de lonen in de Chinese kustprovin-cies. De verwachting is dat Chinese cost-push, bij een zwakke Euro, inflatie in de EU zal veroorzaken.

China in de regio

Chinese structureringsmacht in Zuidoost-Azië concurreert met, en verdringt, Japanse invloed. Voor Japan is het militaire bondgenoot-schap met de VS geen gangbare weg om de Chinese opmars in de regio te stuiten: de VS zijn niet langer geïnteresseerd om als toe-vluchtsmarkt te dienen voor Japanse producten. In Oost-Azië zijn de VS een militaire macht. China’s invloed groeit door industrialisa-tie en regionale integratie in Oost- en Zuidoost-Azië. Voor Japanse (en Taiwanese) multinationale bedrijven is China een uitwijkhaven voor stagnatie op de thuismarkt. Japan tracht sinds het midden van dit decennium met een eigen charmeoffensief in Zuidoost-Azië het Chinese tij te keren. Japan verruilt de terminologie van ‘Asia-Pacific’ voor ‘East Asian Community.’ Japans regionale wending bleek reeds tijdens de Aziatische financiële crisis uit het, door de VS getorpedeerde, voorstel voor een Aziatisch IMF.

Aanhechting aan China’s industrialisatie

Door de aanleg van het Arterial Highway System wordt intern de bestuurlijke en economische eenheid van China versterkt. Doordat deze verbindingen niet bij China’s grenzen stoppen, wordt de wijdere omgeving aan China’s economische ontwikkeling gekop-peld en ondergaat zij de politieke gevolgen daarvan. Verbindingen tussen de Chinese kust via Urumqi in het verre westen naar Centraal-Azië en de Zwarte Zee, en ook naar (de kust van) Pakistan, en via Yunnan en Tibet naar Vietnam, Thailand en (de kust van) Myanmar, zijn manifestaties van deze expansie. In 1990 werd de spoorlijn tussen Urumqi naar Kazachstan geopend, en vervol-gens uitgebreid tot wat een nieuwe Euraziatische landbrug via Rusland naar Rotterdam moet worden. De aanleg van een spoor-

Ap: 2011nr2 11

Page 12: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Een Chinees marineschip op havenbezoek in Pearl Harbor, Hawaï. De auteur betwijfelt of China, met zijn enorme landgrenzen, veel van zijn energie

in wereldwijde zeemacht zal steken. Vergelijk bijvoorbeeld Robert Kaplan, die China vooral als zeemacht beschouwt (foto: U.S. Navy/David Rush)

Analyse

lijn tussen Lhasa en de in grootte tweede stad Xigaze brengt het Chinese spoorwegnetwerk dichter bij Nepal en de grens van India. Transportverbindingen met Korea en Rusland leiden tot aanhech-ting van delen van deze landen aan China’s industrialisatie. Uit Hohot, de hoofdstad van Binnen-Mongolië, worden containers naar Frankfurt vervoerd.

Keten van parels

Ook op zee, in de lucht en in de ruimte is China actief. Vlootbases in Qingdao, Shanghai, Zhanhiang bestrijken aangrenzende zee-gebieden en krijgen, of beschikken reeds over, havenfaciliteiten op de Cocoseilanden en Malediven, in Cambodja, Bangladesh, Sri Lanka, en Gwadar (Pakistan). Deze ‘keten van parels’ langs de kust wordt omzoomd door wateren van de Stille en Indische Oceaan. Daarin zijn de Amerikaanse Zevende en Vijfde Vloot oppermachtig. Amerika beschikt over het vermogen overzeese aan- en afvoerlijnen af te snijden. Tijdens ernstige conflicten wordt het Chinese leider-schap daaraan herinnerd. Maar elke ruk aan de militaire strop die rond China’s nek is gespannen, zal ademnood in de westerse wereld teweegbrengen. Dat is de prijs van marktvervlechting.

De geopolitieke positie van China maakt het niet aannemelijk dat het leiderschap over de wil beschikt de mondiale suprematie ter zee van de VS te bevechten door op stapel staande vliegdeksche-pen niet alleen binnen de’ keten van parels,’ maar bijvoorbeeld ook in de Straat van Florida, te positioneren. Landgrenzen met vijftien buren en een lengte van 22.143 km. nodigen niet uit alle stukken op de zee te zetten.

Rusland

Voor Rusland bewegen relaties met China tussen hoop en vrees. In dit opzicht is sprake van een zekere mate van continuïteit sinds 1949, zo niet eerder. Amerikaans beleid in Europa sinds de ontbin-ding van de Sovjet Unie (NAVO-uitbreiding; verdrijven van Rusland uit de zuidelijke Balkan; Kaukasus; raketschild; bemoeienis met zuidelijke ‘kleurenrevoluties’) was vanuit China bezien goed nieuws: de anti-Russische oriëntatie sloot de deur voor Russisch-Amerikaanse samenwerking tegen China. Nieuwe grenzen in Centraal-Azië dwon-gen beide landen tot afbakening van grenzen en beheersing van gemeenschappelijke bedreigingen. President G.W. Bush bleek niet gecharmeerd van de suggesties van de nieuw aangetreden President Poetin om een gezamenlijk front te vormen tegen de radicale islam in ruil voor de status quo in Europa (stopzetten van NAVO-uitbreiding; geen raketschild). Deze keuzen dreven Rusland en China samen tegen de expansie van Amerikaanse invloed in Centraal-Azië.

In de Gezamenlijke Verklaring ter gelegenheid van de 13e Russisch-Chinese topontmoeting in Moskou in 2005 herhaalden beide opnieuw dat een poly-centrische wereldorde bezig is te ontstaan. Rusland werd een groot wapenleverancier aan China. In 2005 kwamen de landen verdubbeling overeen van Russische olieleve-ranties. In 2009 werd besloten handel in het grensgebied van het Russische Verre Oosten in lokale valuta te verrekenen. Het is niet onwaarschijnlijk dat de ‘reset’ door President Obama niet slechts een gevolgtrekking is uit het mislukken van de Amerikaanse diplo-

Ap: 2011nr212

Page 13: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analyse

matie inzake de ‘kleurenrevoluties’ en de oorlog in Georgië, maar tevens bedoeld is als reactie op de opkomst van China. De weg van Rusland naar Europa hangt nog steeds deels af van Amerika. Duitsland en Nederland zijn overigens voorloper in de energiesam-enwerking met het Rusland van Poetin.

Zuidoost-Azië en ASEAN

China’s wending naar de Association of Southeast Asian Nations (ASEAN) kent drie belangrijke momenten:

• 1978:VerdragvanVredeenSamenwerkingtussendeSovjet-Unie en Vietnam; bezoek van Deng Xiaoping.

• 1989:opstandophetPleinvandeHemelseVrede,gevolgddoor herstel of aanknopen van diplomatieke relaties met alle ASEAN-leden; aanwezigheid van de Chinese minister van Buitenlandse zaken op de bijeenkomst in 1991 van ministers van Buitenlandse Zaken van de organisatie, gevolgd door Chinese aanwezigheid in 1994 bij de inauguratie van het Asian Regional Forum.

• 1997/98:financiëlecrisisinAzië;eerstetopontmoetingvanASEAN-China en van ASEAN-Japan en Zuid-Korea. Ongewild hielpen commentaren door leden van de Clinton-regering Chinezen aan goodwill in de regio.

In 1989 veroordeelden westerse leiders de repressie op het Plein van de Hemelse Vrede. De leden van ASEAN volgden deze kampi-oenen van mensenrechten niet. Misschien hebben de crisis van 1995/96 in de Straat van Taiwan, het bombardement op de Chinese ambassade in Belgrado (1999) en het spionage-incident (2001) bij-gedragen tot het charmeoffensief dat China in de regio ontketent. Voor leiders van de ASEAN-landen was de z.g. Aziatische financiële crisis een keerpunt in de houding ten opzichte van China. In 2003 trad China toe tot het Treaty of Amity and Cooperation. Doel van dit verdrag, dat alleen openstaat voor staten in Zuidoost-Azië, is ondermeer de regio te vrijwaren van onderlinge agressie en externe overheersing. Amerika meent dat deze laatste bepaling onverenig-baar is met zijn eigen rol als aanbieder van veiligheid in de regio.

De eerste topontmoeting van ‘ASEAN + 3’ (de leden van ASEAN plus China, Japan en Zuid-Korea) werd besloten met een gezamenlijke verklaring inzake het voornemen ‘to Establish Good-neighborly Partnership of Mutual Trust Oriented to the 21st Century.’ In 2002 werd overeengekomen om in 2010 een vrijhandelsgebied te vormen. Voordien voerde Japan handelsbesprekingen uitsluitend in het raamwerk van de GATT/WTO. In 2005, twee jaar na zijn aantreden als president en secretaris-generaal van de CCP, verlegde Hu Jintao het beleid ten aanzien van Japan. Het nieuwe leider-schap sneed de band tussen handel en politiek door: het bezoek van Japanse leiders aan Yasukuni staat uitbouw van economische relaties niet langer in de weg. In 2008 kwamen beide landen over-

een gezamenlijk gasvelden te ontwikkelen in omstreden gebieden in de Oost-Chinese (Japanse) Zee. Maar die wending voorkwam niet een nieuwe botsing nabij Diaoyu/Senkaku, in september 2010. Die werd gevolgd door Japans-Amerikaanse vlootoefeningen en stevige verklaringen van Amerikaanse kant.

In Taiwan/Republiek China is met het aan-treden van President Ma Ying-jeou in mei 2008 een nieuwe periode in de onderlinge verhou-ding begonnen. In plaats van staatsrech-telijke erkenning dient bewapening, naast zelfverdediging, het doel van versterking

van de onderhandelingsmacht van de regering. De toonzetting in de Taiwan Review is sinds de arrestatie van President Chen Sui-Bian veranderd naar samenwerking met de VRC. In 2010 volgde op de koerswending de Economic Cooperation Framework Agreement.

Australië is er niet in geslaagd tot het ASEAN-verdrag toe te treden. Sommige leden vrezen dat met toetreding ook de VS wordt binnengehaald. De status van het land is die van ‘dialoogpartner.’ Het land maakt dus wel deel uit van het diplomatieke constellatie die de regio in politiek opzicht samenbindt en als zelf-organise-rende regio op de wereldkaart zet. Amerika (APEC) en de Europese Unie (ASEM) participeren daarin maar blijven tevens buitenstaan-ders in relatie tot de kern van dit netwerk. Die bestaat uit het ‘ASEAN + 3’-proces.

Henk Houweling was universitair hoofddocent

Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van

Amsterdam. Sinds 1998 is hij als extern docent verbonden

aan het Europa Instituut van de Universiteit van Macao.

Wilt u reageren? Mail de redactie: [email protected].

Charles F. Doran, ‘Economics, philosophy of history and the ‘single 1.

dynamic’ of power cycle theory: expectations, competition and sta-

tecraft,’ International Political Science Review/Revue Internationale

de Science Politique, 24/1 (2003). Zie hierover ook Henk W. Houweling

en Jan G. Siccama, ‘The neo-functionalist explanation of world

wars: a critique and an alternative,’ International Interactions 18/4

(1993), 387-408.

George J. Gilboy, ‘The Myth Behind China’s Miracle’ 2. Foreign Affairs,

July/August 2004.

Elke ruk aan de

militaire strop rond

China’s nek, zal

ademnood in de

westerse wereld

teweegbrengen

Ap: 2011nr2 13

Page 14: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analyse

Zowel fan van Streisand als bouwer van de carrier killer missile In 2003 voorspelden analisten van de Goldman Sachs bank dat in 2039 de Chinese economie dezelfde omvang zou hebben als de Amerikaanse en dat al snel daarna de Chinese economie het hoogste Bruto Nationaal Product ter wereld zou hebben.1 Deze voorspelling versterkte een Amerikaans wereldbeeld van teloorgang: de militaire superioriteit van de Amerikanen had al een deuk opgelopen met de aanslagen van 9/11, de problemen om Osama Bin Laden in Afghanistan te vinden en, naar men dacht, de noodzaak om een nieuwe oorlog in Irak te voeren in het kader van de Oorlog tegen het Terrorisme. Het Goldman Sachs rapport benadrukte nu ook het einde van de Verenigde Staten als de grootste economie ter wereld en dientengevolge een mogelijke conventionele dreiging van een grootmacht: China.

op het Witte Huis kreeg aangeboden, waarbij onder andere Jimmy Carter, Bill Clinton, Henry Kissinger, Jackie Chan en Barbra Streisand aanzaten (voor diegenen die geïnteresseerd zijn in soft power: president Hu schijnt een groot fan van Barbra Streisand te zijn. Toen Streisand zelf gevraagd werd waarom zij dacht dat ze uitgenodigd was, zei ze: “I worked at a Chinese restaurant”).2

De Chinese handelscontracten waren voor de regering-Obama van groot belang vanwege het Amerikaanse tekort op de handelsbalans met China. In 2010 hadden de Verenigde Staten wereldwijd het hoogste handelstekort met China, met een bedrag van meer dan 273 miljard dollar(het totale tekort bedroeg $646 miljard. Op de tweede plaats kwam Mexico met $66 miljard en Japan stond op de derde plaats met $59 miljard).3 Amerikaanse vakbonden en som-mige Amerikaanse politici zien de lage lonen in China als oneerlijke concurrentie voor Amerikaanse bedrijven en dientengevolge als oorzaak van het verlies van werkgelegenheid in de Verenigde Staten. De Amerikaanse minister van Financiën Timothy Geithner beweert al sinds zijn aantreden in 2009 dat die oneerlijke concurrentie vooral komt door het valutabeleid van de Chinese regering. Geithner vindt dat China zijn munteenheid moet devalueren. Congresleden vinden dat de regering te weinig doet aan dit probleem. De Democratische senator Charles Schumer (New York) verklaarde bijvoorbeeld: “China’s currency manipulation is like a boot to the throat of our recovery. The administration refuses to try and take that boot of our neck.”

Vanuit Amerikaans perspectief is het de vraag of men de Volksrepubliek China als toekomstig partner in de wereldpolitiek moet zien, of vooral als potentiële tegenstander. Een gewenste samenwerking is niet altijd mogelijk omdat de Chinese en Amerikaanse belangen soms tegenge-steld zijn. In dit artikel leg ik de nadruk op de Chinees-Amerikaanse betrekkingen tijdens de regering-Obama. Een aantal kwesties tussen China en de Verenigde Staten zijn echter al ontstaan tijdens de Koude Oorlog en het feit dat deze vraagstukken zich decennialang voortslepen geeft aan hoe moeilijk het is om tot een oplossing te komen. De dis-cussies gaan over handelstekorten, valuta, mensenrechten, de militaire machtsbalans tussen beide landen en de internationale betrekkingen in de Oost-Aziatische regio. Deze onderwerpen kwamen ook afgelopen januari aan de orde toen de Amerikaanse minister van Defensie Robert M. Gates een bezoek bracht aan Beijing en tien dagen later de Chinese president Hu Jintao Washington bezocht.

Handel, mensenrechten en soft power

Het goede nieuws van de topontmoetingen in januari was dat de beide partijen nieuwe handelscontracten sloten, waarbij de Chinezen voor 45 miljard dollar bestellingen plaatsten bij Amerikaanse bedrij-ven (waarvan $29 miljard alleen al bij vliegtuigfabrikant Boeing). President Barack Obama claimde dat met deze contracten 235.000 Amerikanen van een baan verzekerd waren. President Hu kreeg de officiële erkenning die hij graag wilde door het galadiner dat hij

China in het buiten-lands beleid van de regering-Obama

Ruud Janssens

Ap: 2011nr214

Page 15: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

De Amerikaanse president Obama en zijn Chinese ambtsgenoot Hu Jintao tijdens het bezoek van laatstgenoemde aan het Witte Huis in januari 2011.

Mensenrechten in China staan weer op de Amerikaanse agenda. Volgens Obama zijn harmonieuze samenlevingen meer stabiel en succesvol

(foto: White House/Pete Souza)

Analyse

Afgelopen september wilden honderd leden van het Huis van Afgevaardigden, zowel Republikeinen als Democraten, wetgeving in stemming brengen om importheffingen in te voeren voor Chinese producten, om zodoende de oneerlijke concurrentie tegen te gaan.4

Een andere belangrijke financiële band tussen beide landen, waar minder aandacht voor was van Amerikaanse kant, is de Chinese investering in de Amerikaanse overheidsschuld. De Chinese over-heid had in december 2010 meer dan 1,1 biljoen dollar aan U.S. Treasurybonds gekocht en was daarmee de grootste investeerder in Amerikaanse staatsleningen (Japan kwam op de tweede plaats met 882 miljard dollar en het Verenigd Koninkrijk kwam met 272 miljard dollar op de derde plaats).5 Klaarblijkelijk zagen veel Amerikanen een dergelijke Chinese investering vooral als een Chinees belang in de economische en politieke stabiliteit van de Verenigde Staten.

Tijdens het bezoek van Hu bracht Obama ook mensenrechten onder de aandacht van de Chinese president. Twee jaar eerder had minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton nog gezegd dat het debat over mensenrechten ondergeschikt was aan de onderhandelin-gen over klimaatverandering en de wereldwijde financiële crisis. Ondertussen had de Amerikaanse regering op dit punt haar beleid veranderd. Obama riep Hu op een gesprek met de Dalai Lama aan te gaan (Obama had bijna een jaar eerder zelf een ontmoeting met de Tibetaanse geestelijk leider) en om Liu Xiaobo, de winnaar van de

Nobelprijs voor de Vrede, vrij te laten. Obama plaatste deze kritiek in de context van de opkomst van China en zijn visie dat harmonieuze samenlevingen stabieler en meer succesvol zijn. Obama stelde:

“We welcome China’s rise. We just want to make sure that (…) rise occurs in a way that reinforces international norms and international rules, and enhances security and peace, as opposed to it being a source of conflict.”6

Chinees-Amerikaanse militaire betrekkingen

Tijdens het bezoek van Gates aan Beijing tien dagen eerder waren er echter indicaties dat niet iedereen overtuigd was van een harmonieu-ze samenwerking tussen Amerika en China. Enkele uren voordat Gates president Hu ontmoette, testte de Chinese krijgsmacht een nieuw stealth jachtvliegtuig, de J-20. Bovendien bleek, volgens Amerikaanse bronnen, dat toen Gates aan Hu een vraag stelde over de testvlucht, de Chinese president niet op de hoogte was, hetgeen een verschil van beleid tussen de Chinese politieke en militaire top suggereerde.7

Vice Admiraal Jack Dorsett, hoofd van de Amerikaanse Marine Inlichtingendienst, had een week eerder aangegeven dat het Pentagon meer verontrust is over een ballistische raket die de Chinezen hebben ontwikkeld en waarmee ze een varend vliegdek-schip tot zinken zouden kunnen brengen (de zogenaamde carrier kil-

Ap: 2011nr2 15

Page 16: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analyse

ler missile). Tevens zou China dit jaar het eerste vliegdekschip in de vaart kunnen nemen.8 Ook de toename van het Chinese defensiebud-get wekt onrust bij de Amerikanen. Tussen 1999 en 2009 verhoogden de Chinezen hun defensiebudget met tien procent per jaar, in 2010 was de toename 7,5 procent en voor komend jaar heeft men besloten tot een verhoging met 12,7 procent. Overigens geven de Amerikanen wereldwijd het meeste geld aan defensie uit met 729 miljard dollar en staat China op de tweede plek op deze ranglijst met $78 miljard. Daarentegen opereren de Amerikanen wereldwijd en de Chinezen alleen in de eigen regio en is de Chinese krijgsmacht met 2,2 miljoen soldaten groter dan de Amerikaanse met 1,4 miljoen soldaten.

Het bezoek van Gates aan Beijing was het eerste gesprek tussen de Chinese en Amerikaanse militaire top sinds een jaar. In januari 2010 besloot de Amerikaanse regering om voor 6,4 miljard dollar aan wapens aan Taiwan te verkopen, waaronder Patriot raketten en Black Hawk helikopters. De Chinese krijgsmacht wilde daarna geen diplomatieke ontmoetingen met Amerikaanse militairen hebben. De diplomatieke spanningen waren overigens al eerder opgelopen nadat Hillary Clinton de Chinese regering had opgeroepen actie te ondernemen tegen de cyber-aanvallen op de Google e-mailaccounts van Chinese mensenrechtenactivisten.9

Sommige Chinese militaire leiders waren zeer ontstemd over met name de Amerikaanse wapenverkoop aan Taiwan en de ontmoe-ting van Obama met de Dalai Lama. Zij riepen op om Amerikaanse Treasurybonds te verkopen en daarmee de Amerikaanse economie te verzwakken en zodoende de regering-Obama te straffen.10 Een der-gelijke Chinese actie zou echter ook de Chinese economie kunnen verzwakken, vanwege het grote aandeel van de Chinese overheid in de Amerikaanse overheidsschuld. Na Chinese verkopen van U.S. Treasurybonds in april en mei van vorig jaar heeft de Chinese rege-ring later in het jaar echter weer fors ingekocht. De opmerking van de Chinese militaire leiders duidt daarom niet zozeer op een directe economische dreiging, maar vooral op tegenstellingen tussen de militaire en politieke top in China en het feit dat niet alle Chinese leiders de Verenigde Staten als strategische partner zien.

De meer intimiderende houding van sommige Chinese militairen was ook al gebleken vlak na het aantreden van Obama als presi-dent. Op 9 maart 2009 vielen vijf Chinese schepen het onbewapen-de Amerikaanse marine-verkenningsschip USNS Impeccable lastig door het de doorvaart te belemmeren. De Amerikanen claimden dat het schip zich in internationale wateren in de buurt van het schiereiland Hainan bevond, terwijl de Chinezen stelden dat het Amerikaanse schip zich in Chinese wateren bevond. Bij het hetzelf-de schiereiland dwongen de Chinezen in 2001 een Amerikaans ver-kenningsvliegtuig tot landen, vlak nadat George W. Bush president was geworden. Deze acties wekken de indruk dat Chinese militairen (en misschien ook politici) nieuwe Amerikaanse presidenten wilden provoceren en hun vastberadenheid wilden testen.11

Ondanks deze spanningen hebben de beide regeringen overigens wel samengewerkt in het afgelopen jaar. Gates complimenteerde de Chinese regering met de constructieve rol in de internationale onderhandelingen om de spanning te doen afnemen nadat Noord-Korea een Zuid-Koreaans eiland had beschoten.

Machtsconflicten in Oost-Azië

Taiwan en Noord-Korea zijn twee heikele punten in de internationale politiek in de regio. De Volksrepubliek China claimt dat Taiwan Chinees grondgebied is en dat Taiwan zich niet tot onafhankelijke staat mag uitroepen (in 1949 vluchtte de Nationalistische regering van China naar Taiwan, terwijl op het vasteland de Communisten de macht overna-men. De Nationalistische regering onder leiding van Tsjiang Kai-shek verwachtte uiteindelijk ook op het vasteland de macht weer te krijgen). Indien Taiwan zich wel onafhankelijk verklaart, dan dreigt China het land te zullen binnenvallen. De Volksrepubliek heeft 1.400 raketten op Taiwan gericht staan en defensie-analisten zien de expansie van de Chinese vloot in de afgelopen jaren als mogelijke voorbereiding op een invasie van het eiland. In 1996 stuurde de Amerikaanse marine nog twee vliegdekschepen naar Taiwan als maatregel tegen militaire oefeningen van de Volksrepubliek in de buurt van Taiwan.

China is het enige land dat nauwe betrekkingen onderhoudt met Noord-Korea. Noord-Koreaans buitenlands beleid blinkt vooral uit in uitda-gend gedrag, onder andere met het bouwen van kernwapens (ondanks afspraken om dat niet te doen), het testen van raketsystemen (door ze over Japan heen te schieten), het beschieten van een Zuid-Koreaans eiland vorig jaar en in het verleden het ontvoeren van burgers uit Japan. De landen in de regio en de Verenigde Staten hebben China nodig om met Noord-Korea te onderhandelen, waarbij het karakter van de Chinees-Noord-Koreaanse betrekkingen enigszins onduidelijk is.

China heeft problemen met een aantal landen in Oost- en Zuidoost-Azië over territoriale claims. China maakt onder andere aanspraken op de Diaoyu of Senkaku eilanden (net zoals Japan), de Paracel eilanden (net zoals Taiwan en Vietnam) en de Spratley eilanden (net zoals Brunei, Indonesië, Maleisië, Vietnam, de Filippijnen en Taiwan). Bij de Spratley eilanden is olie gevonden en bij de Senkaku eilanden gaat het vooral om wie de wateren rond de eilanden mag claimen (de Exclusieve Economische Zone). Deze claims betreffen niet alleen diplomatieke conflicten, maar het gaat hier eveneens om provocerend gedrag van voornamelijk marineschepen. Afgelopen september arresteerde de Japanse kustwacht de bemanning van een Chinees vissersschip, nadat het Chinese schip de wateren rond het eiland weigerde te verlaten en Japanse schepen ramde. De Chinese regering maakte veel ophef over dit incident en eiste niet alleen de bemanning terug, maar ook een schadevergoeding.

Zoals gesteld investeert China ondertussen steeds meer in zijn krijgs-macht en in combinatie met bovenstaande conflicten leidt het Chinees

Ap: 2011nr216

Page 17: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analyse

buitenlands en defensiebeleid tot grote onrust in de landen in de regio. Die onrust geldt in Oost- en Zuidoost-Azië, maar ook voor India (waarmee China in 1962 nog oorlog voerde). Al deze landen hebben vaak sterke banden met de Verenigde Staten, hetgeen ook invloed heeft op de Chinees-Amerikaanse betrekkingen. De suggestie is dat de Amerikaanse militaire aanwezigheid een remmende invloed heeft op een mogelijke bewapeningswedloop, maar dat lijkt in praktijk slechts gedeeltelijk waar. Ondertussen heeft China in 2001 een nieuwe veilig-heidsorganisatie opgezet, de Shanghai Cooperation Organisation (SCO), waarvan Rusland, Kazachstan, Kirgizstan, Tadzjikistan, Oezbekistan, India, Pakistan, Iran en Mongolië deel uitmaken. De SCO lijkt een reactie te zijn op de veiligheidsverdragen die de Verenigde Staten met hun bondgenoten in de regio hebben gesloten.

Doemscenario’s

Deze internationale spanningen leiden tot toekomstvoorspellingen over een Chinees-Amerikaans militair conflict. De Amerikaanse journalist Robert D. Kaplan schreef in 2005 een stuk waarin hij China als de volgende grote militaire dreiging beschreef en hoe de Verenigde Staten een dergelijk conflict zouden moeten aanpak-ken.12 In een recenter artikel en boek beschreef Kaplan hoe de op-komst van China tot conflicten in de Indische Oceaan zal leiden.13 Kaplan was niet de eerste journalist die de ernst van dergelijke mogelijke conflicten beschreef. In 1997 publiceerden de journalis-ten Richard Bernstein en Russ H. Munro The Coming Conflict with China, waarin ze stelden dat als China assertief zou blijven en de Verenigde Staten “naïef” blijven reageren op een dergelijk Chinees beleid, dit tot een oorlog kan leiden.14

Joseph Nye, de vooraanstaande politicoloog en voormalig staats-secretaris van Defensie voor Oost-Azië, heeft een andere kijk op de opkomst van China. Hij wijst er in zijn recente boek over macht op dat, ten eerste, een visie op macht gebaseerd op vooral economische groei nogal beperkt is en, ten tweede, dat de voorspellingen over de economische groei van China uitgaan van de aanname dat de recente groei zich zonder problemen kan blijven voortzetten in de komende decennia.15 Dat lijkt weinig waarschijnlijk als de Chinese economie geavanceerder wordt en China geen lagelonenland blijft. Bovendien projecteren deze economen de toekomst van de Verenigde Staten op basis van een recente teruggang, waarin ze een verbetering uitslui-ten, hetgeen misschien ook niet realistisch is.

Ongeacht de vraag of de Chinese economie net zo groot of groter wordt dan de Amerikaanse, en of de Verenigde Staten voorlopig de enige grootmacht blijft of niet, de belangrijkste vraag blijft of de internationale conflicten in Oost- en Zuidoost-Azië beperkt zullen blijven tot diplomatieke confrontaties of op gewelddadige conflicten zullen uitlopen. De relaties tussen China en de Verenigde Staten blijven essentieel voor de mogelijkheid op een vreedzame toekomst in een regio waar de spanningen regelmatig zeer hoog oplopen.

Ruud Janssens is hoogleraar Amerikanistiek aan de

Universiteit van Amsterdam. Hij is gespecialiseerd in

Amerikaans buitenlands en defensiebeleid. In 2007

was hij Erasmus Lecturer op Harvard University. In

2009-2010 werkte hij mee aan het Interdepartementale

Project Verkenningen: Houvast voor de Krijgsmacht van de

Toekomst.

Wilt u reageren? Mail de redactie: [email protected].

Dominic Wilson &Roopa Purushothaman, “Dreaming with BRICs: 1.

The Path to 2050,” Global Economic Paper no. 99, 1 oktober 2003,

http://www2.goldmansachs.com/ideas/brics/brics-dream.html.

John Pomfret en Scott Wilson, “Obama hosts Hu Jintao on 2.

state visit, presses China on human rights,” 20 januari 2011, The

Washington Post, http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/

article/2011/01/19/AR2011011904733_pf.html.

U.S. Census Bureau3. , U.S. Bureau of Economic Analysis, “U.S.

International Trade in Goods and Services, December 2010,”

11 februari 2011, http://www.census.gov/foreign-trade/data.

“Mr. Geithner and China,” 4. The New York Times, 18 september 2010,

A20.

“Major Foreign Holder of Treasury Securities,” 28 februari 2011, 5.

Department of the Treasury/Federal Reserve Board op

http://www.treasury.gov/resource-center/data-chart-center/tic/

Documents/mfh.txt.

Obama geciteerd in “Obama hosts Hu Jintao on state visit, presses 6.

China on human rights.”

John Pomfret, “China tests stealth aircraft before Gates, Hu meet,” 7.

The Washington Post, 11 januari 2011, http://www.washingtonpost.

com/wp-dyn/content/article/2011/01/11/AR2011011101338.html.

“China Defense Budget to Stire Regional Disquiet,” 8. Reuters,

4 maart 2011, http://www.huffingtonpost.com/2011/03/04/china-

defense-budget_n_831271.html.

“US defends $6.bn weapons sale to Taiwan,” 9. BBC News,

30 januari 2010, http://news.bbc.co.uk/2/hi/8489301.stm.

Chris Buckley, “China PLA officers urge economic punch 10.

against U.S.,” Reuters, 9 februari 2010, http://www.reuters.com/

article/2010/02/09/us-china-usa-pla-idUSTRE6183KG20100209.

“Chinese ships ‘harass’ U.S. vessel,” 11. BBC News, 9 maart 2009,

http://news.bbc.co.uk/2/hi/7933171.stm.

Robert D. Kaplan, “How We Would Fight China,” 12. The Atlantic

Monthly, juni 2005, http://www.theatlantic.com/magazine/

print/2005/06/how-we-would-fight-china/3959/.

Robert D. Kaplan, “Center Stage for the Twenty-first Century,” 13.

Foreign Affairs, maart/april 2009, vol. 88, no. 2.

Richard Bernstein & Ross H. Munro, 14. The Coming Conflict with China

(New York: Alfred A. Knopf, 1997).

Joseph S. Nye, Jr., 15. The Future of Power (New York: Public Affairs,

2011).

Ap: 2011nr2 17

Page 18: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Advertentie

Verbijsterend China. Wereldmacht van een andere soort

door Jan van der Putten

China is bezig een wereldmacht te worden, maar wat voor een? Om daarover iets zinnigs te zeggen moeten we de westerse gewoonte vergeten om de rest van de wereld naar de eigen maat te meten. Het Westen heeft lang gedacht dat China een democratie zou worden. Dat het Chinese economi-sche model inferieur was aan het westerse. Dat de Chinese samenleving langzaam zou verwestersen. Het is anders uitgepakt. Van een democratise-ring van China is geen sprake, de economische wereldcrisis is niet veroorzaakt door China maar door het Westen, en China wordt niet westerser maar juist steeds Chineser.

Er is maar één manier om althans bij benade-ring te weten waar het met China – en dus de wereld – naar toegaat: te rade gaan bij het Chinese verleden. In dit boek ontrafelt Jan van der Putten dat verleden met het oog op de toekomst. Zeker is dat we van de Chinese perenboom geen westerse appels kunnen ver-wachten. China wordt een wereldmacht van een andere soort.

Ap: 2011nr218

Page 19: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analysis

EU-China relations

The relationship between the European Union and the People’s Republic of China is one that brings together two unique partners. Looking first of all into the political structures we discover major differences. On the one hand, we have a multi-level governance institution sui generis with partly shared sovereignty that is still expanding and currently comprises 27 nation states. On the other hand, we see a centrally administered, semi-authoritarian state of more than thirty sub-national units comprising 1.3 billion inhabitants, paying traditionally great attention to maintain its geographical unity. Provinces – the first sub-national level in China – are in size, population, and in some cases even economic power on equal footing with individual member states of the EU.

Against this background, and given the partners do not share geographical borders, the enlargements of the EU do not have the potential to challenge China’s immediate sphere of influence, as they have for Russia. It needs to be stressed at this point that the part-ners are not linked by cultural roots, common values, language, or belief that are binding factors of the North-Atlantic region with its various forms of cooperation and integration. However, the relation-ship between the EU and China has been largely evolving ever since 1975. Both partners consider it as strategic. The concept of strategic partnership in international relations theory remains contested and misses a clear definition. In our understanding, it implies a long-term plan to achieve high-ranking objectives. As a partnership al-ways consists of at least two, these objectives should generally be of a shared character. However, in contemporary international relations, the EU-China relationship has so far not been of significance.

This leads us to the main question addressed in this paper: How stra-tegic is the relationship between the EU and China? In order to answer this question, it is necessary to identify the starting point for the co-operation, to uncover the various dimensions of the partnership, and to analyse the broader implications it has for the individual partner.

The article will briefly introduce the history and evolution of the EU-China relations, and discuss the practice and outcomes of the cooperation against the underlying objectives of both partners.

A relationship in its making – beyond trade interests?

Looking back in time, it seems that the underlying motivation for European interest in China did not change substantially in the last 750 years. Marco Polo traveling along the Silk Road in the middle of the 13th century, the arrival of the European seafaring nations, starting with Portugal in the early 16th century, and the European companies queuing to enter China after the announce-ment of the opening-up of the country in 1978 stand unified by economic interests. Whereas the traded goods have changed from a focus on luxury goods such as silk to consumer goods like children’s toys, the dream about China as a trading partner and especially a market of endless opportunities, prevails. A historical view into the interest of the other partner also displays continui-ties. Imperial China and its successors have always been keen to find out more about science and technologies originating in Europe. Inviting the Jesuits to the imperial court and welcoming foreign experts display some continuity. However, different from earlier dates, in which China needed to be convinced by force to open for foreign products, nowadays mutual trade has also grown into one of the main concerns of the Chinese. However, a strategy should go beyond trade interest. Therefore we will look at the evolution of the EU-China relations and present the different fields of cooperation.

Strategic or pragmatic, the future or already the past?Matthias Stepan and Falk Ostermann

Ap: 2011nr2 19

Page 20: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analysis

A maturing relationship

The year 1975 marks the beginning of the relationship between the EU and the People’s Republic of China (PRC). Mutual trade interests were openly presented as a foundation for establishing diplomatic relations, and the relationship has evolved ever since.1 The whole complexity of the trajectory of EU-China relations must be seen in the context of the internal evolutions the actors have gone through in the last three and a half decades in terms of institution building and economic development.

From 1975 to 2011, the European Communities have evolved from an economy-focused, fragmented institution of nine states, that was just starting to integrate more deeply in the political, mon-etary, and institutional realm, towards a single European market of 27 members, partially underpinned by monetary union. An encom-passing political union covering policy fields of formerly exclusively national sovereignty, such as homeland and judicial affairs, foreign, security, and defence policies, has been established with the 1992 Maastricht Treaty. This treaty is a sound symbolic statement on the one hand, but an ever unaccomplished, future promise on the other. This also explains the problems of the EU to act as a coherent international player, as except for commercial relations, the customs union, the monetary policies of the Euro countries, and the protection of its “marine biological resources,” there is no exclusive European competence in any exterior policy field.2

In the same time period, the PRC has undergone major transfor-mations. Whereas in the year 1975, the Chairman Mao was still in power and presiding over a country largely shut down to the outside world and devastated by the Cultural Revolution, China in 2011 presents itself as a self-confident economic power that is

yet on its rise. After Mao’s death in 1976, Deng Xiaoping shaped a development strategy that included privatization and economic and fiscal decentralization. In following this strategy, the post-Mao leadership was successful in its ambition to achieve an economic renaissance of a powerful China. At the downside of the develop-ment, China’s rise came at the cost of environmental degradation, rising social inequalities and complexities in steering the country. Time and again mass demonstrations were triggered by discontent related to mass layoffs and missing social security arrangements. These issues’ exerting pressure on the governing capacities of the Communist Party (CCP) convinced its leadership of the necessity to look for foreign expertise and best practice.

After presenting the internal disparities of China and the EU, we can now address the relationship itself. During the period from 1975 to 2011, the EU-China partnership has lived phases of intense cooperation and exchange, as well as those of major setbacks. The Trade and Co-operation Agreement of 19853 was a clear step in the direction of deepening and formalizing the relationship. The open-ing of a permanent representation of the European Commission in Beijing in 1988 was a sign for the maturation of the relations between the two entities. However, this considerable breakthrough was only a short-lived climax of the relations; the 1989 Tiananmen student revolts caused a freezing of the political relations until 1992.

After the normalization of the relations in the mid-1990s, the rela-tionship was transcending towards more encompassing economic, political and security topics.4 In 2003, China and the EU agreed on the establishment of a strategic partnership. Each side issued an independent policy paper that laid down the fields of on-going co-operation and expected goals.5 According to the EU paper, the EU has set out a comprehensive strategy to get involved with China.

China’s Major Trade Partners (2009) EU’s Major Trade Partners (2009)

Rank Partners Million euro % Rank Partners Million euro %

Countries (worldwide) 1,499,129.0 100 Extra EU27 countries 2,297,181.8 100

1 EU27 260,459.9 17.4 1 United States 364,648.0 15.9

2 United States 213,918.7 14.3 2 China 296,517.2 12.9

3 Japan 163,625.7 10.9 3 Russia 181,273.0 7.9

4 Hong Kong 124,838.8 8.3 4 Switzerland 162,396.9 7.1

5 South Korea 111,541.5 7.4 5 Norway 106,351.1 4.6

6 Australia 42,782.0 2.9 6 Japan 92,768.2 4.0

7 Malaysia 36,936.5 2.5 7 Turkey 80,208.5 3.5

8 Singapore 34,123.9 2.3 8 South Korea 53,901.0 2.3

9 India 31,093.5 2.1 9 India 52,932.7 2.3

10 Brazil 30,165.2 2.0 10 Brazil 47,345.8 2.1

Table 1: main trade partners EU and China. Source: Eurostat 2011

Ap: 2011nr220

Page 21: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Shanghai Yangshan deep-water port. This port can handle the largest containerships today. The EU and China are very important trade partners,

which is made possible by large ports (photo: Flickr/Bert van Dijk)

Reactie

The intention is to gain knowledge of internal political and societal processes in various policy fields, and ultimately making China a reliable partner in the international arena.6 The EU further pursues the goal to assist China in its transformation to an international actor that incorporates Western good governance principles such as accountability, transparency, political participation, and the recognition of universal human rights.

Reading the documents of the Chinese side, it becomes clear that besides the interests in good relations, equality-driven (“demo-cratic”) international relations, and a stable peace, Western techni-cal expertise and advanced technologies are of key interest for building a stronger economy and administrative system. Ultimately, China is interested in becoming one of the leading global actors in economics and politics in a multipolar world.

The question in how far these two understandings can be recon-ciled and if the partners achieve their goals will be object of the second section of this article.

Cooperation in practice

In the previous section we have paid attention to the evolution of the formal relations between the EU and China. This particular section will deal with the relationship in practice.

The most visible institution within the relations is the high-level EU-China summit taking place once a year. It is however striking that despite the strategic character of the relationship, the 11th EU-China summit was postponed by half a year because of the re-ception of the Dalai Lama by Nicolas Sarkozy. The strategic partner-

ship also touches areas of high sensitivity and security relevance, such as non-proliferation, counter-terrorism, armament, or human trafficking, that are dis-cussed on expert level. This clearly transcends purely economic means and is in line with the parallel development of the European Security

Strategy in 2003, wherein China appears as one of three partners in Asia for the EU’s strategy towards an effective multilateralism.7 Whether this will lead to common strategic views in geopoliti-cal terms is questionable and remains debated.8 However, both partners are trying to craft a cooperative self-image to the outside world (the civilian power or peace power of the EU; the peaceful rise of China).

Ap: 2011nr2 21

Both partners are

trying to craft a

cooperative

self-image to the

outside world

Page 22: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Graph 1: architecture EU-China relations. Source: European Commission 2008 – with own modifications

Analysis

Whereas the EU appreciates the increasing engagement of China in regional and other multilateral institutions, lines of irritation and disagreement persist, e.g. the trust to lift the arms embargo is missing. A human rights dialogue is taking place back to back with the EU-China summits, and marks quite another controversially discussed field of cooperation. Ultimately, the strong institution-alisation of forums in the field of economic and trade relations underlines that these are the key interests of both partners. The importance of mutual trade can be substantiated by referring to the overview of the main trade partners of the EU and China (Table 1). Although there exist around fifty sectoral cooperations, it is not surprising that many, and among them the most visible, deal with trade-related issues such as intellectual property rights and tariff barriers. Nonetheless, the EU explicitly links them to ecologi-cal and political questions in its policy papers.9

The remaining sectoral cooperations cover areas of traditional technical cooperation. Overarching issues are human resource development, the strengthening of the rule of law, and civil society. Interparliamentary meetings between the European Parliament and the National People’s Congress have also been institutionalized. Last but not least, within the framework of the partnership, the establishment of “transsocietal connections and people to people links”10 is supported. Activities comprise academic exchange, schol-arships, research programs, and various forms of cultural cooperation.11

Thus, it becomes pretty clear that, departing from the starting point in exploring trade and business relations in 1975, the relationship has matured and is now covering a broad area of issues. The clear economic focus raises the question whether the partnership is really strategic, or yet a simple amalgam of juxta-posed cooperations.12

Strategic or pragmatic – who gains what?

Even though the objectives for cooperation of the two partners are not completely overlap-ping and points of disagreement persist, the relations can be regarded as increasingly institutionalized.13 In order to assess if the partnership can be termed strategic, we gauge the achievements of it for the two partners. For matters of simplicity, we will subdivide the areas of cooperation in three distinct fields:

the economic and trade relations; technical cooperation; and politi-cal cooperation.

Economic and trade relations

In the previous section we have shown that the central element in the EU-China relationship remains the interest in business and trade opportunities. The trade volume between the EU and China in 2005 is thirty times it was in 1978. The EU is China’s most important trading partner, whereas China occupies the second place of Europe’s trading partners in terms of trade volume (cf. Table 1). Since the 1990s, the EU is developing an increasing trade deficit that amounted to EUR 128 billion in 200914, that at least partly can be traced back to the successful European foreign direct investment (FDI) in China, and the relocation of production facilities from Europe to China.

Ap: 2011nr222

Page 23: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analysis

An additional development is that the complementarity of the two markets is decreasing. Chinese industries grow out of the low-skill production sectors and the high-skill sectors are rapidly developed, with major backup of the Chinese state.15 After the international financial crisis alerted the Chinese authorities of the vulnerability of the Chinese economy to external shocks, China invests more in developing the internal market. Altogether, these developments indicate that the relationship will be put to the test. Access to Chinese markets, tariff barriers, property rights, dumping practices (related human rights violations), and counterfeiting16 are already constantly on the agenda. Given the help of the Chinese state to individual EU member states to stabilize their national economies in the aftermath of the financial crisis, it will be the question in how far the EU will be able to push these issues in the future.

Technical cooperation

When looking into the area of technical cooperation, the rela-tionship between the EU and China seems to be quite fruitful without displaying any major conflict. China warmly welcomes European expertise, technology, and last but not least money to tackle internal problems such as poverty-alleviation, inefficiency of public administration, or environmental degradation. However, people rightfully ask what is in for Europe in these cooperations. The toolbox the EU brings to China clearly resembles the one used in the process of enlargement. Candidate countries receive large scale technical and financial support by the EU in building up their administrative and regulatory capacities in order to implement the acquis communautaire, in improving their infrastructure and tackle environmental problems. Different from the countries in Eastern Europe, China does not bind itself to the acquis or in any other form to the EU, which stresses the question where the pay-off for the EU materializes.

Political cooperation

The field of political cooperation is linked to the EU’s strategy to engage China as a responsible stakeholder in international rela-tions and global governance issues. As mentioned earlier, a central objective of the EU is to build up trust and make China responsive to Western political ideals. While the PRC is a permanent member of the United Nations Security Council since 1971, it has become more actively engaged only since the late 1990s and the accession of the third generation of leaders of the CCP.17 The same pattern can be seen in its role in regional cooperation forums, such as the Association of Southeast Asian Nations (ASEAN), the ASEAN Regional Forum and the Shanghai Cooperation Organisation.18

There are two ways of interpreting China’s seemingly hesitant adoption to its new, leading role in international relations, high-lighting different arguments. Whereas the one refers to China’s

strong attachment to the principles of non-interference and the leitmotif of harmonious development19, others interpret China’s approach as rather pragmatic, carefully evaluating in how far involvement serves its own interests.20 The understanding of what constitutes a responsible international stakeholder is the very fact that differs between the EU and China. Intense EU focus on this part of the dialogue might thus not pay off as expected. The Afro-Chinese relations, including trade cooperation and developmental aid, constitute a major example. China’s commitment in Africa is criticized by the EU since it undermines its own policy that stress-es good governance and the respect of human rights when dealing

with African govern-ments, a point that is completely absent in China’s approach.

Without doubt, the EU has also much to lose not only in economic terms, but also in respect of its energy security and the access to raw materials.21 It is therefore even more

striking that the relations with Africa are not included in the field of political cooperation. There is a communication of the European Commission “The EU, Africa and China: Towards trilateral dialogue and cooperation”22 that suggests five priority objectives for coop-eration. However, it would be interesting to look into the matter more closely, as this initiative has not been brought any further and the document was not even published in the official journal.

Conclusion

In the last three and a half decades, the EU-China relations have grown from modest beginnings to a stage where the individual partners coin the relationship as strategic. Whereas the trade relations have intensified continuously, and technical coopera-tion projects have helped to build up trust between the partners, the political cooperation had to cope with major setbacks. China seems to achieve all of the goals it has set, while many of the objectives of the EU remain unmet. As China is still gaining in economic and political strength and influence on the international stage, the EU falls behind its own ambitions because of its inter-nal struggles. In respect to the relations with China this has the consequence that there is not one single European China policy – but a European “lowest common denominator” approach23, ac-companied by 27 national China policies. Despite its long-lasting institutionalization process in many policy fields, the EU’s foreign policy stays strongly divided and incoherent, and is damped by economic competition.

Ap: 2011nr2 23

A central objective

of the EU is to build

op trust and make

China responsive

to Western political

ideals

Page 24: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Analysis

Meanwhile, China has become more confident about its politi-cal model and its role in the international system. In its trade relations, China is stressing its five principles24 while not paying attention to human rights and good governance issues.25 These trade practices clearly challenge European interests in Africa. Given the common understanding that the EU-China relations are not hampered by conflicting geopolitical interests, as in the case of China-US or EU-Russia relations, we have to state that Africa could develop in such a geopolitical issue.

In conclusion, China and the EU have made much progress in building a better mutual understanding. However the partnership has not grown beyond the point at which the actors have clear, yet individual objectives and tactics of how to involve the respective counterpart in pursuing these. The lack of common objectives is already a clear indicator that the partnership is far away from being termed strategic, if the term can apply to the EU and its dif-ferent member state policies at all. Ultimately, for the future of the partnership it will be crucial how the partners construct their role in the international system and also how they choose to cooperate to deal with already existing and looming political and economic disputes.

Matthias Stepan is a Doctoral Researcher at the

Department of Political Science, Faculty of Social

Sciences, VU University Amsterdam. Falk Ostermann is

an Associate PhD Researcher, Department of Political

Science, Faculty of Social Sciences, VU University

Amsterdam.

Would you like to react?

Mail the editor: [email protected].

Cabestan, Jean-Pierre (2006) ‘European Union China Relations and 1.

the United States’, Asian Perspective, 30(4): 13.

Council of the European Union (2010, March 30) 2. Consolidated

versions of the Treaty on European Union and the Treaty on the

Functioning of the European Union, Charter of Fundamental Rights of

the European Union. Official Journal C83: art. 3.

Official Journal no. L250, 1985, September 19.3.

Algieri, Franco (2008) ‘It´s the system that matters’. In David 4.

Shambaugh (ed.), China-Europe Relations. London and New York:

Routledge: 64.

Callahan, William A. (2007) ‘Future Imperfect: The European Union’s 5.

Encounter with China (and the United States)’, The Journal of

Strategic Studies, 30(4-5): 778.

Holslag, Jonathan (2006) ‘The European Union and China: The Great 6.

Disillusion’, European Foreign Affairs Review, 11(4): 555-580.

Callahan, 783.7.

Cabestan, 20.8.

Ibid., 14.9.

Mergenthaler, Stephan (2007) Partners for effective global govern-10.

ance? The EU-China strategic partnership and EU Foreign Policy.

International Symposium on European Integration and its impact on

the Euro-Asian Relations. Shanghai.

Callahan, 778.11.

Ibid. 790.12.

Mergenthaler.13.

European Commission (2010) 14. EU-China trade in facts and figures.

http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/june/tradoc_146272.pdf

Andreosso-O’Callaghan, Bernadette and Françoise Nicolas (2007) 15.

‘Complementarity and Rivalry in EU–China Economic Relations

in the Twenty-First Century’, European Foreign Affairs Review,

12(1): 17, 19, 26, 30 and Casarini, Nicola (2006) The Evolution of the

EU-China Relationship: From Constructive Engagement to Strategic

Partnership. Paris: European Union Institute for Security Studies

Occasional Paper no. 64: 16.

Cabestan, 31.16.

Medeiros, Evan S. (2005) ‘China’s Rise on the Asia Pacific: Beijing’s 17.

Moves, Washington’s Responses and the Future Challenges for

both Nations’. In: Bates Gill and Gudrun Wacker (ed.), China’s Rise.

Diverging U.S.-EU Perceptions and Approaches: Berlin: Stiftung

Wissenschaft und Politik. www.swp-berlin.org

Dembinski, Matthias and Bruno Schoch (2007) ‘Chinas Aufstieg 18.

und die Veränderung der globalen Machtverhältnisse – Europa

als Zuschauer oder Akteur?‘ In: Bruno Schoch et.al. (eds),

Friedensgutachten 2007. Münster: 250.

Acharya, Amitav (2005) 19. ”Why Is There No NATO in Asia?“ The

Normative Origins of Asian Multilateralism. Cambridge/MA:

Weatherhead Center for International Affairs, Paper 05-05.

Möller, Kay (2005) 20. Die Außenpolitik der Volksrepublik China 1949-2004.

Eine Einführung. Wiesbaden: VS Verlag für Sozialwissenschaften: 39.

Andreosso, 14, 35 and Cabestan, 33.21.

The EU, Africa and China: Towards trilateral dialogue and 22.

cooperation” (COM(2008)654 final).

Cabestan, 21.23.

The five principles are (1) mutual respect for territorial integrity 24.

and sovereignty,(2) non-aggression, (3) non-interference in the

internal affairs of other countries, (4) equality and mutual benefit

in international relations, and (5) peaceful coexistence.

Cabestan, 30, 33 and Holslag, 576.25.

Ap: 2011nr224

Page 25: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Interview

“De Indische Oceaan: symbolische kaart van de 21e eeuw”

De machtsverhoudingen in de wereld verschuiven. De opkomst van Azië, in het bijzonder van China, verlegt het blikveld van de Verenigde Staten van de Stille en Atlantische Oceaan naar de Stille en Indische Oceaan. De kaart van laatstgenoemde oceaan en zijn omringende landen vormt de belangrijkste kaart voor de toekomst van de internationale betrekkingen. Robert Kaplan (o.a. National Correspondent voor Atlantic Monthly) stelt dit in zijn nieuwste boek Monsoon: the Indian Ocean and the future of American power, waarvan onlangs de Nederlandse vertaling verscheen. In een interview met Atlantisch Perspectief ging Kaplan onder andere in op een aantal aspecten van China’s groeiende macht, in het kader van het themanummer over dit land.

In uw werk concentreert u zich op lange termijn ontwikkelingen en min of meer ‘vaste’ omstandigheden, zoals geografie, in plaats van de waan van de dag. In de context van de opkomst van China, welke rol speelt demografie? China krijgt te maken met sterke vergrijzing, terwijl de VS blijven profiteren van immigratie. Welke invloed heeft demografie op de rivaliteit in de Indische Oceaan?

China vergrijst wel, maar de bevolking bestaat uit 1,3 miljard mensen. Het land is daarom hoe dan ook een demografisch ‘po-werhouse.’ Het Westen was de afgelopen eeuwen dominant, omdat de Industriële Revolutie daar het eerst plaatsvond. Nu komt de Industriële Revolutie naar China, en naar Azië in het algemeen. Daar hangt een groot demografisch gewicht aan en Azië wordt het economische centrum van de wereld. De VS blijven zeker een levendige samenleving door immigratie. Bovendien is en blijft het geboortecijfer stabiel; de bevolking zal groeien. Toch zijn de VS nu in ‘relative decline.’ China, en bijvoorbeeld ook Brazilië, halen de VS langzaam in, maar Amerika blijft een grootmacht voor vele jaren, waarschijnlijk nog decennia.

Wat betreft de andere landen in de regio: India zal volgens de meest recente modellen qua bevolking China inhalen in 2032. Net als China, vergrijzen Japan en Zuid-Korea. Noordoost-Azië bestaat uit landen met gezinnen met in veel gevallen één kind. Dat lijkt echter geen probleem voor de economische ontwikkeling van de regio.

Amerikaans verval en machtsevenwicht

In een artikel in Foreign Affairs stelde u dat de VS in Azië een sta-biliserende werking zullen uitoefenen en ‘onmisbaarheid’ moeten nastreven, in plaats van dominantie. In een ander artikel in het-zelfde blad voorspelde u dat de VS zullen proberen te voorkomen dat China een hegemonie op het oostelijk halfrond zal vestigen. Dat laatste klinkt weer als dominantie.

Het gaat hier om balans, niet om dominantie. Balance is het sleutelwoord. De VS moeten gelijkgestemde democratische landen, zoals Japan, India, Australië en Zuid-Korea, en ook ondemocrati-sche anderen (bijvoorbeeld Vietnam, dat de-facto een bondgenoot is van de VS) aanmoedigen meer te doen aan de eigen defensie. Met deze landen moeten de VS een alliantie aangaan om zo een tegenwicht te vormen tegen de groeiende macht van China. De VS moeten niet alleen staan, maar de kleinere machten laten samen-werken, met de VS en met elkaar. Dat is voor de VS de manier om de machtsverhoudingen in Azië in balans te houden en zelf oud te worden als grootmacht.

Het Britse rijk, en zijn marine, raakte in verval vanaf het midden van de jaren negentig van de negentiende eeuw. Toch bleef Groot-Brittannië lang als grootmacht bestaan en won het land twee we-reldoorlogen. ‘Verval’ op zichzelf kan als concept overschat worden.

Een interview met Robert D. KaplanMaarten Katsman

Ap: 2011nr2 25

Page 26: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Interview

Het gaat geleidelijk, het is een proces. De Royal Navy gebruikte de groeiende macht van andere landen, zoals de VS en Japan, om een tegenwicht te creëren tegen andere, opkomende landen, zoals Duitsland en Rusland. De VS doen nu precies hetzelfde in wat ik noem de ‘Indo-Pacific’-regio: de Indische Oceaan plus Oost-Azië.

Hoe ziet het Amerikaanse volk dat ‘geleidelijke’ en ‘relatieve’ ver-val? Veel publicaties tegenwoordig gaan over American decline.

De publieke opinie op dit gebied verschuift. Zij hangt sterk samen met het verloop van economische groei. Indien de Amerikaanse economie goed herstelt van de recessie, verbetert de gemoedstoe-stand van de Amerikanen. Dan worden ze weer optimistischer, ook over de toekomst van Amerika’s rol en positie in de wereld.

‘Sea power’

De huidige Amerikaans militaire campagnes zijn vooral landope-raties en gericht op counterinsurgency. Uw boek suggereert de opkomst van een meer prominente rol voor marines.

De regio van de Indische Oceaan vergt geen grote marine op zichzelf, maar sea power in het algemeen. De VS moeten hun blikveld verschui-ven: geleidelijk van land naar zee. In de toekomst niet grote landoperaties herhalen, maar opereren met een kleine footprint. Een goed voorbeeld van hoe het zou moeten is de aanwezigheid van de VS in Jemen en langs de kust van Somalië. Op die manier kun je terrorisme bestrijden: met kleinschalige aan-valsteams die snel kunnen ingrijpen met gecombineerde zee- en luchtmacht. De VS hebben innovatieve manieren om te opereren in de grensgebieden tussen Afghanistan en Pakistan, met drones. Dit soort optreden moet gebeuren met een kleine footprint. De lucht-macht en marine moeten relatief meer investeringen krijgen. Dit maakt de nieuwe vorm van optreden mogelijk en zal tegelijkertijd bondgenoten als Japan en India herverzekeren.

Hoe gaat dat dan met het idee van nation building? Zonder grote footprint is dat niet meer mogelijk. Voor nation building zijn ‘laar-zen op de grond’ nodig, bijvoorbeeld in Afghanistan.

Je kunt een land niet zomaar in de steek laten, dus nation building gaat niet zomaar overboord. Amerika is nu eenmaal betrokken, op de grond, bij Afghanistan. We zullen echter zien dat vanaf 2014/15

de Amerikaanse troepenaantallen sterk zullen afnemen. Nederland heeft een nieuwe trainingsmissie, tot 2014, die zal daarna mis-schien ook aflopen. In Irak is het aantal Amerikaanse troepen gedaald van 130.000 tot 50.000. Eind dit jaar zijn het er misschien nog 20.000. De Amerikaanse strijdkrachten zullen voorlopig niet volledig weggaan uit Irak. Deze situatie moet uitgewerkt worden in samenwerking met de nieuwe Iraakse regering. Die regering zal zelf een kleinschalige Amerikaanse aanwezigheid willen houden, ook al kan ze dat niet openlijk zeggen. Nieuwe grootschalige nation building activiteiten zullen niet snel meer ontplooid worden, maar de huidige operaties worden niet abrupt gestopt.

Is de terugkeer van sterkere rol voor de marine ten opzichte van landmacht ook weer een terugkeer naar de ‘normale’ gang van zaken, historisch gezien?

Hopelijk wel, het zou kunnen. Zeemacht brengt veel minder morele kwesties met zich mee. Bij operaties op het land liggen civiele populaties in de weg. Dat brengt kwesties van mensenrechten teweeg, die vervolgens weer moralistische discussies zoals over de Balkan en Irak kunnen laten terugkomen. Activiteiten van de marine daarentegen zijn puur militair van aard, tenzij de marine natuurlijk steden of burgerdoelen op land bombardeert. Schepen hoeven niet met bevolkingen om te gaan.

Behalve de puur militaire activiteiten kunnen marines ook soft power bevorderen.

Zeker, marines projecteren ook soft power. Het zijn hard power mid-delen die soft power kunnen genereren, bijvoorbeeld bij rampenbe-strijding, zoals de tsunami van 2004.

Het vliegdekschip is het symbool van Amerikaanse (militaire) macht. China bouwt nu ook een vliegdekschip, onder andere zoals u schreef om soft power uit te stralen. Maar is zo’n schip niet de ultieme vorm van uw idee van sea power: lucht- en zeemacht ge-combineerd? Wat zijn de gevolgen daarvan voor China’s hard power mogelijkheden?

Behalve voor soft power bouwt China ook vliegdekschepen om het nationaal prestige te vergroten. Het vliegdekschip is inderdaad misschien wel het grootse symbool van Amerikaanse militaire macht, China wil dat graag evenaren.

Zou China ook, net als de VS, vliegdekschepen rond de wereld laten varen en laten patrouilleren?

Dat moeten we afwachten. Het zou erg interessant zijn om te zien waar ze dan heen gaan. Maar het zal nog lang duren voordat de Chinese strijdkrachten leren hoe ze met vliegdekschepen om moeten gaan. Operaties met vliegdekschepen zijn erg complex.

Ap: 2011nr226

“Armies occupy,

naval ships make

port visits”

Page 27: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Volgens Kaplan worden marines belangrijker, dankzij groeiende rivaliteit in de ‘Indo-Pacific’-regio. China bouwt zijn eerste vliegdekschip,

een wapen dat nu het symbool van Amerikaanse militaire macht is (foto: U.S. Navy/Eric S. Powell)

Interview

Ze varen niet alleen, maar in een grote groep van verschillende typen schepen. De Amerikanen hebben hier carrier strike groups voor.

China moet daar nieuwe, grote en geïntegreerde systemen voor opzetten.

Juist. En dat is een complexe operatie. Marines doen er jaren over om die capaciteiten en systemen, bijvoorbeeld de commandostruc-tuur, te ontwikkelen. Dus China heeft daar nog een lange weg voor te gaan.

U schreef dat incidenten tussen de marines van China en de VS aantonen dat China nog geen grootmacht is, maar eerder ‘onvol-wassen.’ Maar zijn deze incidenten niet gewoon een manier voor China om Amerikaans gedrag te beïnvloeden? De VS doen dat zelf ook: door wapendeals met Taiwan verhogen zij het risico en de kosten voor China in de problematiek rond Taiwan. China probeert daarom de kosten voor de VS om te opereren in China’s regio te verhogen. De presentatie van het nieuwe Chinese stealth-vliegtuig past daar ook bij.

Zeker. Als China vliegdekschepen inzet, en minstens evenveel onderzeeërs in de vaart neemt als de VS (wat China zal doen), stelt dat het land in staat een psychologisch effect in Oost-Azië

te creëren. Dat is tevens gekoppeld aan economische macht: China is de grootste handelspartner van bijvoorbeeld Japan, Australië, de Filipijnen en Vietnam. Deze militaire en economische factoren creëren een effect van dominantie. Sommige Amerikaanse analisten beweren zelfs dat China significante delen van Oost-Azië probeert te ‘Finlandiseren.’

Is er dan een analogie te maken met het Duitsland van vlak voor de Eerste Wereldoorlog?

Die vergelijking wordt inderdaad vaak gemaakt. Maar er is een groot verschil: Duitsland was in die tijd overwegend een land-macht, althans in termen van machtsprojectie. China daarentegen is een zeemacht wat betreft machtsprojectie. Dat maakt China mis-schien meer ‘goedaardig’ in internationale relaties. “Armies occupy, naval ships make port visits.”

Rivaliteit en grotere strijdkrachten in Oost-Azië en in de Indische Oceaan hoeven niet automatisch te leiden tot gewapende con-flicten. Vergeet niet dat óók vlak voor de Eerste Wereldoorlog de wereld in rap tempo globaliseerde. Handel vindt enkel plaats als zeeroutes veilig zijn. Dat kan alleen met grote marines. Er zijn grote onderlinge verschillen tussen de landen rond de Indische Oceaan. Incidenten tussen de Korea’s laten zien hoe gevaarlijk de regio is. Het is geen kwestie van of oorlog, of vrede. De opkomst

Ap: 2011nr2 27

Page 28: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Interview

en groei van marines, luchtmacht, raketten etc. kan hand in hand gaan met groeiende handel en welvaart. Dat is de meest waar-schijnlijke weg.

Rivaliteit in Afrika

Tijdens een discussiebijeenkomst over Afrika’s grondstoffen gaf u een voorbeeld van het land Niger. Na een staatsgreep in dat land behield China goede banden met de overheid, omdat China tijdens de staatsgreep beide rivaliserende partijen bespeelde. Hebben de Chinezen hiermee een groot strategisch voordeel ten opzichte van de VS, met hun realistische benadering in tegenstelling tot de morele aspecten van de Amerikaanse buitenlandse politiek? Zeker nu WikiLeaks gevoelige informatie blootlegt.

Ik voorzie geen impact van WikiLeaks op de Amerikaanse diploma-tie op de lange termijn. De Amerikaanse diplomatie zal zich her-stellen en weer op het oude niveau te werk kunnen gaan. Amerika en China zijn verwikkeld in een ‘vreedzame concurrentie’ in Afrika. China is daarin wel erg agressief: het bouwt wegen en spoorlijnen en is hard op zoek naar koper en ijzererts. De VS zijn zelf ook actief, bijvoorbeeld met olieboringen in de Golf van Guinee, maar op een kleinere schaal.

De VS moeten meegaan met China in het ontplooien van activitei-ten in Afrika, om vóór te blijven op dat land?

Precies. Op dit terrein is een duidelijke competitie aan de gang. Het opzetten van een Africa Command door het Pentagon was een impliciete erkenning van de Chinese activiteiten en het verkrijgen van een voet aan de grond in Afrika. De VS willen hier grip op krijgen.

Europa

Heeft Europa nog een maritieme rol te spelen in Azië en de Indische Oceaan?

De VS zijn wel degelijk een traditionele macht in Azië, sinds het midden van de negentiende eeuw, toen commandeur Matthew Perry Japan ‘opende.’ De VS hebben in Azië wereldoorlogen gevochten, evenals de Spaans-Amerikaanse oorlog en de Vietnamoorlog. Amerika’s betrokkenheid in Azië is daarom vanzelfsprekend. Het is één van de onuitgesproken doelen van de regering-Obama om de focus te verschuiven van het Midden-Oosten naar Oost- en Zuid-Azië. Europa als blok is wel een grotere economie dan de VS, maar de Europese invloed op het wereldtoneel blijft beperkt door het gebrek aan militaire capaciteiten. Europa kan zelf simpelweg geen ‘two-ocean strategy’ hanteren en substantiële macht uitoefenen in Azië. Door de almaar dalende defensiebudgetten zal dat niet snel veranderen, integendeel.

Frankrijk is wel op eigen houtje actief in de Indische Oceaan, van-wege zijn traditionele banden met de regio sinds de koloniale tijd. Voor Europa is Noord-Afrika als regio van strategisch belang. De huidige evolutie van regimes in Noord-Afrika kan de Middellandse Zee herstellen als brandpunt van Europa. We zien dan als het ware een restauratie van de kaart van het Romeinse Rijk. Stabiele democratie ontstaat echter niet zomaar; labiele regimes kunnen economische ontwikkeling in de weg staan. Het is onmogelijk te voorspellen welke kant het op zal gaan. Gezien de defensiebud-getten is een strategie voor Oost-Azië te ambitieus voor Europa. De strategische focus zou moeten liggen op het Middellandse Zeegebied.

In de Indische Oceaan is er meer ruimte voor concurrentie dan rond de Stille Oceaan. De machten aan de Indische Oceaan zijn meer divers en gefragmenteerd. Is er voor Europa dan toch een rol te spelen in die regio, zelfs met kleinere militaire capaciteiten, zeker gezien het belang van transport- en communicatielijnen daar en de bedreiging daarvan door piraterij?

De geografie rond de Indische Oceaan vormt de symbolische kaart van de 21e eeuw, omdat het de enige oceaan is waar geen enkele supermacht direct aan grenst. China is een ‘Pacific power,’ de VS zo-wel ‘Pacific’ als ‘Atlantic.’ De kaart van de Indische Oceaan symbo-liseert de opkomst van de ontwikkelingslanden. Het gebied zal een regio van hard power zijn. Dat zien we bijvoorbeeld al met India. Dit land, met zijn op twee na grootste vloot ter wereld, hanteert een soort Monroe-doctrine.

Het piraterijprobleem zou nu al beter verholpen moeten zijn dan het geval is. Dat is niet zo, omdat de piraterij-situatie lijkt op die van Bosnië in 1991-1995. Toen was er officieel een internationale coalitie, maar de VS namen geen leidende rol op zich. Het probleem etterde daarom voort. Vanaf het moment dat de VS wel duidelijk de leiding namen, verbeterde de situatie. Zonder de oorlogen in Afghanistan en Irak zouden de VS een robuustere rol spelen op het gebied van piraterijbestrijding. Voor Europa zou er wel een rol kunnen zijn, maar alleen wanneer Europa bereid is hard power en geweld te gebruiken om piraten af te schrikken en dus ook bereid is offers te brengen en slachtoffers te accepteren.

Wilt u reageren? Mail de redactie: [email protected].

Ap: 2011nr228

Page 29: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Advertentie

‘Mooi opgeschreven impressies en gedachten van een scherpzinnig waarnemer.’NRC Handelsblad

In Moesson toont Robert D. Kaplan, een van de bekendste en meest invloedrijke Amerikaanse journalisten van deze tijd, overtuigend aan hoe cruciaal de Indische Oceaan zal zijn voor de wereldmachten van de 21e eeuw. De landen aan deze oceaan zullen een verandering in het globale machtsevenwicht veroorzaken dat niet kan worden genegeerd. Dit gebied zal de spil worden in de wereldwijde politiek. Hier zal de strijd om democratie, onafhankelijkheid van energiebronnen en religieuze vrijheid worden gewonnen of verloren en hier zal de buitenlandse politiek van de westerse landen zich op moeten concentreren om hun mondiale dominantie te behouden.

Kaplan biedt een tot nadenken stemmende ontdekkingstocht van dit strategische en demografi sche brandpunt. Het onthult de effecten van explosieve bevolkingsgroei, klimaatsverandering en extremistische politieke regeringen op deze onstabiele regio – en hoe dit onze eigen belangen beïnvloedt. Moesson is een groots, indrukwekkend boek over een gebied in de wereld waarvan westerlingen het zich niet langer kunnen veroorloven om het links te laten liggen.

‘Kaplan heeft bewezen dat hij vaak gelijk heeft gehad, maar gezien

zijn conclusies voor de toekomst van Zuid-Azië hoop ik dat hij het dit

keer mis heeft.’Paul Theroux

Moesson - De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachtenISBN: 978 90 491 0463 4 | Prijs: € 24,99

Verkrijgbaar bij de boekhandel en bij wazzaa.nl.Spec

trum

is o

nder

deel

van

Uitg

ever

ij U

nieb

oek

| H

et S

pect

rum

bv

Ap: 2011nr2 29

Page 30: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Beschouwing

Het multipolaire debat over een multipolaire wereld

In de laatste lezing voor de Atlantische Commissie van Atlantic Monthly-journalist Robert Kaplan bleek maar weer eens hoever de opvattingen over de opkomst van landen als China en India uiteen kunnen lopen. Kaplan, die in zijn boek Monsoon: The Indian Ocean and the Future of American Power de door de periodieke moessons verbonden regio rondom de Indische Oceaan aanduidt als ‘Indo-Pacific’ is bepaald niet optimistisch. Hij be-schouwt de snelle opbouw van state-of-the-art marines, het relatieve succes van alternatieve, ondemocratische bestuursvormen en de explosieve economische groei niet alleen als een directe bedreiging voor de westerse hegemonie, maar tevens als een potentiële bedreiging voor ons gemeenschappelijke stelsel van normen en waarden in de toekomst.

pluriformiteit van het debat waarin academici, politici, diploma-ten, journalisten en andere specialisten over dit onderwerp zich in begeven, zelfs als het gaat over de meest algemene thema’s.

Het eerste deel van het artikel behandelt de plaats van militaire actie in het Amerikaans buitenlands beleid aan de hand van president Obama’s opmerkingen over het concept “rechtvaardige oorlog.” Het tweede deel richt zich op de toekomst van de verhou-dingen tussen Europa en de Verenigde Staten. Startpunt hierbij zijn de opmerkingen van Leo Michel, research fellow bij het Institute for National Strategic Studies (Washington, D.C.), in een recent interview over dit onderwerp.

Militaire actie in het Amerikaans buitenlands beleid

Eén van de vraagstukken, die Leo Michel omschreef als “de moeilijkste politieke beslissing die een president kan maken,”1 is de plaats en functie van militaire actie in de Amerikaanse buiten-landse politiek. Dit thema is met name interessant in het licht van de uitspraken die president Obama deed in zijn Nobel Peace Prize Acceptance Speech (2009) waarin hij dit onderwerp bespreekt. In deze speech liet hij zich specifiek uit over het concept van de “moreel gerechtvaardigde oorlog,” en beschreef hij een aantal voorwaarden die gezien de huidige omstandigheden in de Arabische wereld nu weer actueel zijn:

Vooral Europa dreigt ondergesneeuwd te raken in het economische geweld van de Aziatische tijgers. Weinig eenstemmigheid, minimale militaire slagkracht en bovenal: gebrek aan bereidwilligheid. Dat zijn eigenlijk de kerndefinities van Europa in Kaplans argument. En toch zijn er ook tegengeluiden te horen. Stemmen die de Europees-Amerikaanse band als méér zien dan een gezamenlijk defensiebud-get, en voor wie een multipolair politiek klimaat niet per definitie gelijk staat aan chaos en ontwrichting. De vraag is echter: in hoeverre kunnen deze opinies met elkaar vergeleken worden? Wat zijn de startwaarden en ideologische opvattingen over hoe een wenselijke internationaal politiek klimaat eruitziet, en in hoeverre kan er waarde gehecht worden aan voorspellingen over allesomvat-tende onderwerpen als de economische en politieke toekomst van een heel continent?

Hoe overtuigend en ‘well-researched’ ervaren specialisten als Kaplan ook mogen zijn, ze blijven slechts één van de vele stemmen in een debat waarvan de uiterste tegenpolen mijlenver uit elkaar liggen en waarin gebruik wordt gemaakt van een onafzienbare hoe-veelheid bronnenmateriaal en een even groot aantal startaanna-mes, kwalificaties en onderzoeksmethodes. Stuk voor stuk hebben zij eigen doelstellingen die op hun beurt weer een plaats hebben in het referentiekader van de eigen doelgroep. Dit artikel is een voorzichtige poging opvattingen als die van Kaplan in een ander perspectief te plaatsen, namelijk in het perspectief van de enorme

Geert Asselbergs en Joppe Schaaper

Ap: 2011nr230

Page 31: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Beschouwing

“More and more, we all confront difficult questions about how to prevent the slaughter of civilians by their own government, or to stop a civil war whose violence and suffering can engulf an entire region. I believe that force can be justified on humanitarian grounds, as it was on the Balkans, or in other places that have been scarred by war. Inaction tears at our conscience and can lead to more costly intervention later. That’s why all responsible nations must embrace the role that militaries with a clear mandate can play to keep the peace.”2

In bovenstaand fragment wekt Obama de indruk dat er weinig twijfel bestaat over de condities en de verantwoordelijkheid die Amerika heeft met betrekking tot de inzet van zijn militaire macht. In het eerder genoemde interview is Michel echter een stuk terughoudender over deze verantwoordelijkheid en stelt hij dat Obama’s uitlatingen vooral gezien moeten worden in de context van de legitimatie van lopende militaire acties in Afghanistan en Irak. Daarnaast is het volgens Michel absoluut onhaalbaar om aan de door Obama gestelde universele morele verplichting te voldoen in materieel opzicht en ligt er in bijvoorbeeld Libië wat dat betreft eerder een verantwoordelijkheid voor de Europese Unie dan voor de Verenigde Staten.3

Robert Kaplan ging op de eerder genoemde conferentie over zijn boek Monsoon begin dit jaar in Den Haag zelfs nog een stapje ver-der. Over de toekomst van de economisch coherente ‘Indo-Pacific’ zei hij dat het Europa aan de militaire capaciteit en bereidheid ontbreekt om enige rol van betekenis te spelen in een gebied waar “excercising hard power is the norm, and no superpower has dominant control like in the western hemisphere.”4 In dit gebied, stelt hij, zijn maritieme macht en handel onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door Amerika als “traditional Asian power” te clas-sificeren impliceert hij dat “hard power” (militaire macht) dus een noodzakelijk en legitiem middel is voor het verwezenlijken van puur economische doelstellingen.

Eenzelfde tegenstelling kan gevonden worden wanneer er gekeken wordt naar Amerika´s verbintenis aan de NAVO, of internationale instituties in het algemeen. Obama laat wederom geen twijfel bestaan over zijn opvattingen:

“In a world in which threats are more diffuse, and missions more complex, America cannot act alone . . . . Peace requires responsibility. Peace requires sacrifice. That’s why NATO continues to be indispensable. That’s why we must strengthen U.N. and regional peacekeeping, and not leave the task to a few countries.”5

Ook Leo Michel stelt dat NAVO-lidmaatschap in de toekomst essen-tieel zal blijven voor de Verenigde Staten, maar stelt tegelijkertijd

dat geen enkele Amerikaanse president op grote schaal troepen zal leveren aan bijvoorbeeld de Verenigde Naties, waarin ook niet-democratische landen zetelen. Hierdoor zal de rol en betekenis van dergelijke (toekomstige) instituties als oplossing voor toekomstige veiligheidsvraagstukken volgens Michel dus beperkt blijven tot incidentele coalities. Dit is interessant, aangezien Robert Kaplan een veel somberder beeld schetst over Amerikaanse betrokkenheid bij de NAVO. Hij stelt dat de betrokkenheid en investeringen in de nabije toekomst grotendeels afhankelijk zullen zijn van de mate waarin de lasten gedeeld worden met andere lidstaten. Volgens hem is Amerikaanse betrokkenheid bij de NAVO derhalve in grote mate afhankelijk van de ontwikkelingen in Europese defensiebudgetten.

Zodoende beschouwt Kaplan de structurele Europese bezuinigingen op defensie dan ook als een strategische misstap, aangezien het dezelfde sterke inter-nationale instituties zijn die de veiligheid moeten garanderen in een multipolair politiek klimaat, waarin talloze relatief onstabiele regi-

onale machten op korte termijn de beschikking zullen hebben over één of andere vorm van massavernietigingswapens.

Het idee van sterke instituties als antwoord op deze potentiële veiligheidsvraagstukken wordt echter weer verworpen door poli-tiek realist John Hulsman, die in zijn populair-wetenschappelijke boekje The Godfather Doctrine de instituties juist beschrijft als “conduits of influence that ‘reflect and ratify’, but not supplant deeper power realities”6 De instituties hebben geen zelfregulerend vermogen wanneer deze afspiegeling niet meer representatief is. Ook Obama deelt deze ietwat cynische blik op de werkelijke beteke-nis van internationale instituties (in wat voor vorm dan ook) en zegt over de plaats van militaire actie in verhouding met diploma-tieke oplossingen het volgende:

“The world must remember that it was not simply interna-tional institutions – not just treaties and declarations – that brought stability to a post-World War II world. Whatever mistakes we have made, the plain fact is this: The United States of America has helped underwrite global security for more than six decades with the blood of our citizens and the strength of our arms.”7

Al met al kan men dus stellen dat zelfs in de opvattingen over zeer algemene vraagstukken als de plaats van militaire actie in

Ap: 2011nr2 31

“Exercising hard power is the

norm, and in the Indian Ocean no superpower has

dominant control” – Robert Kaplan

Page 32: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Beschouwing

Amerikaans buitenlands beleid en de betekenis en werking van supranationale instituties al behoorlijk tegenstrijdige opvattingen bestaan, zelfs als men zich beperkt tot de ‘gematigde’ ideeën van auteurs als Kaplan, Hulsman en Michel, die allemaal in meer of mindere mate als ‘autoriteit’ in hun vakgebied te boek staan.

Europees-Amerikaanse verhoudingen

Eenzelfde patroon is zichtbaar wanneer men kijkt naar de verhou-dingen tussen de Verenigde Staten en Europa. In Europa werd met gejuich gereageerd op de verkiezing van Barack Obama tot presi-dent van de Verenigde Staten: eindelijk een herstel van de stroeve Europees-Amerikaanse verhoudingen van het afgelopen decennium onder George Bush jr. De afgelopen twee jaar waren echter een lichte teleurstelling voor degenen die de trans-Atlantische band koesteren. In april 2010 zegde Obama een EU-VS-top af wegens andere verplich-tingen en in november van hetzelfde jaar had hij na de NAVO-top in Lissabon slechts een uurtje over voor een onderling overleg met EU-prominenten Barroso en Van Rompuy. Hoe staat de trans-Atlan-tische relatie ervoor? Heeft het verbond nog toekomst of wegen de tegenstellingen inmiddels zwaarder dan de overeenkomsten?

Leo Michel heeft een gematigd positieve kijk op de toekomst van deze betrekkingen. De gedeelde waarden en belangen blijven onverminderd aanwezig en vormen een hoeksteen van de relatie. Michel is het in grote mate eens met het volgende citaat van Charles Kupchan (Directeur European Studies, Council on Foreign Relations) wat we hem voorlegden:

“Europe remains the United States’ go-to partner on every front – from stewardship of the global economy to curbing global warming to bringing stability to Afghanistan. With U.S. debt soaring and Americans tiring of the wars in Iraq and Afghanistan, Washington could certainly use a collective EU capable of shouldering greater global burdens.”8

Michel beaamt dat de Verenigde Staten een capabele Europese Unie nodig hebben in het bestrijden van terrorisme, economische crises en andere veiligheidskwesties, maar deze afhankelijkheid is natuur-lijk wederzijds. Hij plaatst hierbij wel een aantal kanttekeningen. Zo maken de Verenigde Staten zich zorgen over het feit dat de EU te weinig initiatief toont in de internationale politiek: Frankrijk en Groot-Brittannië waren dan wel de aanjagers van de interventie in Libië, maar dit was buiten het verbond van de EU om. Dat is iets wat de zwakte van de Unie aantoont: het gebrek aan een zoge-naamde samenhangende ‘strategic culture.’

Door deze afwezigheid van een structurele Europese strategie moe-ten bij elk besluit de verschillende standpunten van lidstaten on-derling afgestemd worden, wat de slagvaardigheid en het aanzien van de EU niet groter maakt. Als hier geen verandering in komt, zal

de NAVO het belangrijkste forum voor defensie- en veiligheidskwes-ties blijven en zal de EU als instituut niet verworden tot wat het aspireert te zijn: een wereldmacht. Michel is hierin een optimist: volgens hem is het op het moment inderdaad een zwak instituut, maar is de mogelijkheid zeker aanwezig dat de EU in de toekomst een belangrijkere stem krijgt in de internationale politiek.9

Leo Michel denkt echter dat een continuering van de trans-Atlantische relatie niet alleen noodzakelijk is voor beide partners, maar ook dat de Verenigde Staten erg welwillend tegenover het behouden van dit verbond staan. Hij zegt dat de VS effectiever zijn als ze met landen samenwerken waarmee ze langdurige betrekkin-gen onderhouden: de Europese landen zijn hiervan een uitstekend voorbeeld. Tegen de algemene consensus in, meent Michel dat de

Verenigde Staten nog steeds veel interesse hebben in Europa, mede door de lange geschie-denis met het conti-nent en de gedeelde waarden. Hij erkent dat er problemen en meningsverschillen zijn, maar dat het in grote mate een sterk partner-schap is.

Met het standpunt dat de Europese Unie een belangrijke partner van de Verenigde Staten is en vooral blijft, gaat Michel in tegen Robert Kagan, Robert Kaplan en in mindere mate bovengenoemde Charles Kupchan. Deze drie auteurs zien de toekomst van de trans-Atlantische betrekkingen somber in.

Waar Kupchan zijn artikel positief begint met bovenstaand citaat, ziet hij geen rooskleurige toekomst voor de Europese Unie. Hij constateert een renationalisatie in de Europese politiek, met als voorbeelden het Nederlandse en Franse ‘nee’ in het referendum over een Europese grondwet en de opkomst van anti-Europese popu-listische partijen. De noodmaatregelen voor zwakke eurolanden kwamen pas tot stand toen de eurozone als geheel in gevaar kwam. Deze ontwikkelingen kunnen zorgen voor een “historical set-back in a world that sorely needs the EU’s aggregate will, wealth and muscle.”10 Hiermee geeft hij dus, net als Michel, aan dat de Verenigde Staten een sterk Europa nodig hebben. Echter hij ziet de positie van de Europese Unie niet versterken maar verzwakken, in tegenstelling tot Michel.

Robert Kagan (journalist en werkzaam bij de Amerikaanse denktank Brookings Institution) gaat hierin nog verder door te betogen dat de VS en de EU structureel van elkaar (gaan) verschillen. Zo begint hij een artikel met:

Ap: 2011nr232

“In een

veranderende wereld

blijft de trans-

Atlantische band

sterk” – Leo Michel

Page 33: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Beschouwing

“It is time to stop pretending that Europeans and Americans share a common view of the world, or even that they occupy the same world. On the all-important question of power – the efficacy of power, the morality of power, the desirability of power – American and European perspectives are diverging. Europe is turning away from power(..). It is entering a post-historical paradise of peace and relative prosperity, the realization of Kant’s “Perpetual Peace.” The United States, meanwhile, remains mired in history, exercising power in the anarchic Hobbesian world where international laws and rules are unreliable and where true security and the defense and promotion of a liberal order still depend on the possession and use of military might.”11

Met deze filosofische tegenstelling wil Kagan verduidelijken dat de twee traditionele partners in zoverre van elkaar verschillen dat toekomstige samenwerking steeds lastiger wordt. Hiermee zegt hij eigenlijk op een andere manier wat Robert Kaplan ook betoogt: als de Europese defensiebudgetten blijven dalen, zal de Europese Unie geen vooraanstaande plek innemen op het wereldpodium en komt de trans-Atlantische relatie onder druk te staan. Een duidelijk verschil met Michel, die zich behalve op budgetten ook richt op gedeelde waarden.

Conclusie

In beide onderwerpen blijkt dat de opvattingen van Robert Kaplan (en andere experts) niet de enige waarheid belichamen, maar slechts één model vormen van de werkelijkheid. In het eerste deel, over de plaats van militaire actie in Amerikaans buitenlands beleid, wordt al gauw duidelijk dat de door Obama gepresenteerde “uni-versele” waarheden nog voor behoorlijk brede interpretatie vatbaar zijn in de visies van de besproken auteurs.

In het tweede deel, over de Europees-Amerikaanse verhoudingen, blijkt dat Michel als enige van de besproken auteurs een posi-tief toekomstbeeld heeft. Hij denkt dat de Europese Unie en de Verenigde Staten elkaar nodig hebben en een voortzetting van de relatie ook wenselijk vinden. Bovendien voorziet hij dat de trans-Atlantische band sterk zal blijven in een veranderende wereld, mits de EU een heldere, eenduidige strategie ontwikkelt. Robert Kagan, Kaplan en Charles Kupchan hebben om uiteenlopende redenen ech-ter hun bedenkingen bij de houdbaarheid van deze betrekkingen en zien de EU langzaam veranderen in een tweederangs wereldmacht.

Uit beide thema’s blijkt een waaier van opvattingen van verschil-lende auteurs te bestaan. Deze waaier geeft goed weer dat er geen vaststaande conclusies te trekken zijn in academische debatten. Iedere auteur, expert of academicus bekijkt de stof vanuit zijn eigen achtergrond en visie, en hanteert een eigen methodolo-gie. Visies als die van Kaplan moeten in dit perspectief dus ook nadrukkelijk beschouwd worden als modellen van de werkelijkheid.

Deze modellen kunnen weliswaar een nuttig hulpmiddel zijn in de verklaring en waardering van de realiteit, maar dienen gesitueerd te worden te midden van talloze andere ‘waarheden’ die afhankelijk van de visie van de lezer allen evenredig waardevolle verklaringen kunnen bevatten.

Geert Asselbergs en Joppe Schaaper volgen een stage

bij de Atlantische Commissie.

Wilt u reageren? Mail de redactie:[email protected].

Interview met Leo Michel, 16 maart 2011.1.

‘Barack Obama’s Nobel Prize Acceptance Speech,’ 2. New York

Times, 10 december 2009 (http://www.nytimes.com/2009/12/11/world/

europe/11prexy.text.html).

Interview met Leo Michel, 16 maart 2011.3.

Conferentie Atlantische Commissie 9 februari 2011 4.

(http://www.atlcom.nl/upload/Verslag%20Kaplan%2009-02-11.pdf).

‘Barack Obama’s Nobel Prize Acceptance Speech.’5.

John Hulsman, 6. The Godfather Doctrine, Princeton: Princeton

University Press, 56.

‘Barack Obama’s Nobel Prize Acceptance Speech.’7.

Charles Kupchan, 8. The Potential Twilight of the European Union,

Working Paper Council on Foreign Relations (September 2010,

New York).

Interview met Leo Michel, 16 maart 2011.9.

Kupchan, 10. Potential Twilight of the European Union.

Robert Kagan, 11. Power and Weakness, Policy Review Hoover

Institution (juni 2002).

Ap: 2011nr2 33

Page 34: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

• NEDERLANDSE F 16 ’ S NAAR L IB I Ë •

• N EDERLANDSE F 16 ’ S NAAR L IB I Ë •

Onrust in het Midden-Oosten

In het kader van de uitzonderlijke gebeur-

tenissen rondom de golf van protesten

die op dit moment de Arabische wereld

overspoelt, volgt onderstaand een iets

gewijzigd format voor het nieuwsover-

zicht over deze regio. Het overzicht bevat

per land beknopte achtergrondinformatie

en geeft de belangrijkste gebeurtenissen

van de afgelopen maanden weer.

Tunesië

Statistiek

Tunesië heeft een bevolking van onge-

veer 10,5 miljoen inwoners. De werkloos-

heid ligt op veertien procent (schatting

2010). Het Bruto Nationaal Product (BNP)

per inwoner is 9.500 dollar.

Bestuur

Volgens de grondwet van 1959 is het land

een democratische republiek met de

Islam als staatsgodsdienst. In de praktijk

staat de regerende partij echter bekend

als zeer repressief, zij wordt dan ook ge-

classificeerd als een autoritair regime.

Relatie met het Westen

Tunesië onderhoud goede banden met

het Westen, meer specifiek met voorma-

lig kolonisator Frankrijk. De Tunesische

regeringsstructuur is gemodelleerd naar

Nieuwsoverzicht op het gebied van de trans-Atlantische betrekkingen, Europese veiligheid en het Nederlandse buitenlands beleid

Periode11 februari 2011 – 23 maart 2011

AuteursGeert Asselbergs en Joppe Schaaper

BronnenNRC Handelsblad, de Volkskrant, International Herald Tribune, The Washington Post, Financial Times, Le Monde, Frankfurter Allgemeine

Zeitung, Jane’s Defence Weekly, CNN, BBC News, e-nieuwsbrieven van Eastweek, RFE/RL Balkan Report en ISN Security Watch, en web-

sites van onder meer de NAVO en andere internationale organisaties

dit land. Ook de betrekkingen met de

Verenigde Staten zijn goed te noemen.

Beide landen onderhouden langlopende

goede relaties, onder andere dankzij de ac-

tieve bijdrage van Tunesië aan de vredes-

onderhandelingen in het Midden-Oosten

en een pro-westers buitenlands beleid.

Wortels van de onrust

De opstanden in Tunesië ontstonden na-

dat een werkloze afgestudeerde student

zichzelf in brand stak op 17 december

2010, nadat de politie zijn fruitstalletje in

beslag had genomen. De daaropvolgende

protesten tegen de hoge werkloosheid,

politieke onderdrukking en stijgende in-

flatie leidden uiteindelijk tot het aftreden

van president Zine El Abidine Ben Ali

in januari. De ‘Jasmijnrevolutie’ vormde

het begin van grootschalige onrusten in

grote delen van de Arabische wereld.

Relevante gebeurtenissen

Recentelijk heeft de Tunesische minister

van Binnenlandse Zaken aangekondigd

de zogenaamde ‘politieke politie,’ een

gevreesd instituut, en de staatsveilig-

heidsdienst op te doeken. Ook zijn er

inmiddels talloze ministers opgestapt,

waaronder premier Mohamed Gannouchi.

Echter, ook na het aantreden van de

interim-regering waarin ook de oppositie

is opgenomen, blijven de protesten aan-

houden. Inmiddels zijn er meer dan dertig

officiële politieke partijen ontstaan

en heeft de Amerikaanse minister van

Buitenlandse Zaken Hillary Clinton bij

een officieel bezoek haar steun betuigd

aan het proces van democratisering.

Egypte

Statistiek

Egypte heeft een populatie van naar

schatting 80,5 miljoen inwoners. De werk-

loosheid ligt rond de tien procent (schat-

ting 2010). Het BNP per inwoner bedraagt

6.200 dollar.

Bestuur

Officieel een republiek. Egypte werd in

de praktijk sinds 1981 autoritair bestuurd

door voormalig luchtmachtofficier Hosni

Moebarak. Moebarak was de vierde presi-

dent van Egypte en werd tot viermaal toe

herkozen, tot hij in februari van dit jaar

onder druk van de massale protesten de

macht overdroeg aan de ‘Opperste Raad

van Strijdkrachten van Egypte.’

Relatie met het Westen

De Egyptische relatie met het Westen is

goed. Het land heeft sterke banden met

Amerika, onder andere door gemeen-

schappelijke economische en politieke

belangen in de regio. Egypte heeft in het

verleden tevens actief bijgedragen aan

vredesmissies van de Verenigde Naties,

al zijn de verhoudingen met het Westen

na de februari-revolutie en aanhoudende

onrust enigszins bekoeld.

Ap: 2011nr234

Page 35: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

ONRUST M IDDEN -OOST EN • OPKOMST

Wortels van de onrust

Wat begon als volksprotest tegen groot-

schalige corruptie bij politie en ambtena-

ren escaleerde al gauw in protesten direct

gericht tegen president Moebarak. Andere

issues waren het gebrek aan vrije ver-

kiezingen, de hoge werkloosheid en snel

stijgende voedselprijzen die velen met zijn

bewind geassocieerden. Na het vertrek

van Moebarak duurden de protesten voort,

met als doel de vrijlating van politieke

gevangenen, afschaffing van de noodtoe-

stand en meer volksvertegenwoordiging.

Relevante gebeurtenissen

Op twee februari veroordeelde Obama’s

regering openlijk de gewelddadige

acties van Moebaraks medestanders

tegen demonstranten. Daarmee verbrak

Obama openlijk de banden met één van

zijn sterkste bondgenoten in het Midden-

Oosten. Dit leidde niet alleen tot furieuze

reacties bij de Egyptische overheid, maar

ook tot onrust bij Israëlische officials

die vreesden dat Moebaraks vertrek de

Egyptisch-Israëlische vredesakkoorden

van 1979 in gevaar kon brengen.

Na het aftreden van Moebarak op

11 februari ontspande de situatie enigs-

zins, dankzij een verklaring van de leger-

leiding dat Egypte de lopende verdragen

met Israël in stand zou houden. Tevens

besloot een door de legerleiding inge-

stelde raad van juridische experts tot een

referendum, dat door velen gezien wordt

als de eerste stap naar democratisering

van Egyptes politieke bestel.

libië

Statistiek

De bevolking van Libië telt ongeveer 6,5

miljoen mensen (schatting 2010). Volgens

de laatste schatting in 2004 is rond de

dertig procent van de beroepsbevolking

werkloos. Het BNP per inwoner ligt op

13.800 dollar.

Bestuur

Officieel de Groot Libisch-Arabische

Socialistische Volks Jamahiriyah. Libië

wordt sinds de staatsgreep in 1969 in de

praktijk geleid door kolonel Moammar

Kadhafi’s autoritaire regime.

Relatie met het Westen

De relatie tussen het Westen en Libië is

zeer wisselvallig. De Verenigde Staten

hebben Libië sinds jaar en dag geclas-

sificeerd als een regime dat terrorisme

openlijk steunt (met name in de nasleep

van Lockerbie), maar zijn daar in 2006 van

afgestapt. Sinds 2003 zoekt Libië onder

leiding van Kadhafi meer aansluiting met

de westerse wereld, onder andere door

het stopzetten van het programma voor

de ontwikkeling van massavernietigings-

wapens.

ONRUST M IDDEN -OOST EN • OPKOMST

Een Tomahawk-kruisraket wordt gelanceerd vanaf een Amerikaanse marineschip. Sinds 18 maart

voeren verschillende landen onder een VN-mandaat aanvallen uit op het Libische regime, in een

poging de bevolking te beschermen tegen de Libische leider Kadhafi (foto: U.S. Navy/Jonathan

Sunderman)

Ap: 2011nr2 35

Page 36: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

BR IC - LANDEN • ● KR I T I EK GATE S OP

BR IC - LANDEN • ● KR I T I EK GATE S OP

Wortels van de onrust

De protesten in Libië begonnen in

januari 2011 met de bezetting van een

woningbouwproject van de overheid, als

protest tegen ellenlange vertragingen.

Aanvankelijk kwam Kadhafi’s regime de

demonstranten tegemoet met de oprich-

ting van een staatsfonds van vierentwin-

tig miljard dollar voor woningbouw. Een

maand later begonnen de demonstraties

echter opnieuw, deze keer als protest

tegen de torenhoge werkloosheid en

gebrek aan vrijheid. Inmiddels zijn deze

protesten uitgemond in een ware burger-

oorlog, met honderden slachtoffers en

alle humanitaire problemen van dien.

Relevante gebeurtenissen

Door onder andere de Amerikaanse over-

heid, de Europese Unie, de Franse presi-

dent Sarkozy en de Veiligheidsraad van de

Verenigde Naties werden er al in februari

verregaande maatregelen tegen Libië over-

wogen. Eén van de maatregelen waarover

sinds eind februari gesprekken zijn gevoerd

is het instellen van een no-flyzone boven

Libië. Op twee maart sprak de Amerikaanse

minister van Defensie Robert Gates zich

echter uit tegen het plan. Volgens hem kan

het instellen van een no-flyzone boven Libië

niet plaatsvinden zonder een grootscha-

lige preliminaire aanval op de luchtafweer

installaties van het land.

Op 17 maart werd er echter via een VN-

resolutie besloten dat dit toch geoorloofd

was ter bescherming van de burgerbe-

volking en in de daaropvolgende dagen

werden op grote schaal luchtaanvallen

uitgevoerd door onder andere de Franse,

Britse en Amerikaanse luchtmacht.

Tevens werden er kruisraketten ingezet.

Een bezetting werd in dezelfde reso-

lutie echter nadrukkelijk uitgesloten.

Nederland doet niet mee aan de handha-

ving van de no-flyzone, maar wel aan de

NAVO-missie die het wapenembargo te-

gen Libië moet waarborgen (zie verderop

in het nieuwsoverzicht).

Jemen

Statistiek

De bevolking van Jemen bestaat uit

ongeveer 23,5 miljoen mensen (schatting

2010). Volgens de laatste schatting in

2003 ligt de werkloosheid rond de vijfen-

dertig procent. Het BNP per inwoner ligt

op 2.600 dollar.

Bestuur

Officieel een presidentiële republiek met

een uit twee kamers bestaand parlement.

Ali Abdoellah Saleh is tot dusver de

enige president van het in 1990 verenigde

Jemen (daarvoor was hij president van

Noord-Jemen). Hij werd in 2006 opnieuw

voor zeven jaar herkozen. Echter, de

door geweld gekenmerkte verkiezingen

werden door internationale toezichthou-

ders slechts als gedeeltelijk vrij geclas-

sificeerd.

Relatie met het Westen

Ondanks de spanningen tussen Jemen

en de westerse wereld wordt het land

in de laatste jaren, met name door de

Verenigde Staten, beschouwd als een

belangrijke bondgenoot in de strijd tegen

terrorisme.

Wortels van de onrust

Begin februari begonnen protesten voor

het aftreden van president Saleh. De

onvrede onder de bevolking wordt sinds

lange tijd aangewakkerd door onder

andere spanningen tussen sjiitische

en soennitische moslims, dreigende

watertekorten en hoge werkloosheid.

Na grootschalige volksoproer begin dit

jaar kondigde president Saleh aan zich

in 2013 niet herkiesbaar te stellen en de

macht ook niet over te dragen op zijn

zoon. Later kwam hij echter terug op deze

belofte door te stellen dat hij alleen zal

vertrekken wanneer hij de verkiezingen

verliest.

Relevante gebeurtenissen

Als één van de armste landen van de

Arabische wereld werd gevreesd dat

Jemen een nieuw toevluchtsoord voor

terroristische groeperingen zou worden.

Zodoende hebben de Verenigde Staten

actief geprobeerd de banden met de au-

tocratische president Saleh aan te halen,

onder andere door het verstrekken van

militaire kredieten ter waarde van 250 mil-

joen dollar voor versterking van het leger.

Net als in Bahrein worden de Amerikaanse

politieke banden met president Saleh ech-

ter delicater, naarmate het geweld tegen

demonstranten toeneemt. Op 18 maart

braken opnieuw grootschalige protesten

uit in de hoofdstad Sanaa, waarbij veertig

doden vielen. Hierop riep president Saleh

de noodtoestand uit. Zowel Frankrijk als

de Verenigde Staten drongen er echter bij

de Jemenitische overheid op aan vredige

protesten toe te staan.

Iran

Statistiek

Iran heeft 77 miljoen inwoners. De werk-

loosheid ligt op 14,5 procent (schatting

2010). Het BNP per hoofd van de bevol-

king is 11.200 dollar.

Bestuur

Iran, officieel de Islamitische Republiek

Iran genoemd, heeft een unieke hybride

bestuursvorm, bestaande uit democra-

tische elementen en ondemocratisch

religieus leiderschap. Deze bestuurs-

vorm, die afkomstig is uit het islamitische

sjiisme, werd ingesteld in de nasleep van

de Iraanse Revolutie in 1979/80, die een

einde maakte aan de pro-westerse dicta-

tuur van sjah Mohammed Reza Pahlavi.

Relatie met het Westen

De relatie tussen Iran en de westerse we-

reld is slecht. De weigering mee te werken

Ap: 2011nr236

Page 37: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

BONDGENOTEN • NEDERLANDSE F 16 ’ S

BONDGENOTEN • NEDERLANDSE F 16 ’ S

met inspecties van nucleaire programma’s,

vermeende sponsoring van terrorisme,

grootschalige mensenrechtenschennis

en het niet erkennen van de staat Israël

maakt Iran tot probleemgebied. Dit geldt

met name voor de Verenigde Staten, die

geen diplomatieke banden met Iran onder-

houden. Ook wordt er door de Verenigde

Staten geen handel gedreven met Iran en

is het land eerder omschreven als onder-

deel van “de as van het kwaad.”

Wortels van de onrust

Na de omstreden herverkiezing van

president Mahmoud Ahmadinejad in

2009, waarbij honderdduizenden de straat

op gingen om te protesteren tegen de

vermeende grootschalige stembusfraude,

laaiden er in navolging van de Tunesische

‘Jasmijnrevolutie‘ opnieuw kleine pro-

testen op. Sindsdien heeft de Iraanse

geheime dienst talloze dissidenten en te-

genstanders van het regime gearresteerd.

Relevante gebeurtenissen

Uit onbevestigde bronnen blijkt dat ook

in Teheran door kleine groepjes bur-

gers wordt geprotesteerd, in navolging

van een oproep van medestanders van

twee sleutelfiguren in de oppositie: Mir

Hoessein Moussavi en Mehdi Karrubi.

Volgens geruchten zouden zij gevangen

zijn gezet, al is dit niet bevestigd. Uit de-

zelfde onbevestigde bronnen blijkt echter

dat de demonstranten in aantallen zwaar

worden overtroffen door de uit voorzorg

ingezette politiemacht.

Overige

Ook in andere Arabische landen was

het afwisselend onrustig. In het kleine

maar strategische belangrijke olie-

staatje Bahrein, tevens thuisbasis voor de

Amerikaanse Vijfde Vloot, vielen eerder

al honderden gewonden en enkele doden.

Nieuwe demonstraties richten zich onder

andere tegen de controversiële aankoop

van het ‘Bahrain Financial Harbour’-

ontwikkelingsproject door premier Sjeik

Khalifa Bin Salman Al-Khalifa, voor de

prijs van één dinar. Op 16 maart grepen

Saoedische troepen op kleine schaal in ter

voorkoming van een sjiitische machts-

overname, tot woede van de Bahreini’s.

In Palestina ontstonden enkele kleine

demonstraties. Demonstranten riepen

Palestijnse politieke facties als Hamas

en Fatah op hun geschillen vóór de ver-

kiezingen in september bij te leggen met

de leus: “geschillen genereren corruptie.”

Ook in Irak, Syrië, Oman, Algerije,

Mauritanië, Marokko, Koeweit, Djibouti,

Saoedi-Arabië en Jordanië braken in

meer of mindere mate onrusten uit, soms

met een gewelddadig karakter.

Nederland

Missie libië

• Op 22 maart besloot de Nederlandse

regering om mee te werken aan

internationale acties tegen Libië. Het

gaat hierbij om een NAVO-missie die

het wapenembargo tegen het Noord-

Afrikaanse land moet handhaven.

Nederland stelt zes F16’s beschikbaar,

waarvan er vier direct inzetbaar zijn.

Daarnaast zet Nederland een mijnenja-

ger en een tankvliegtuig in.

• De missie duurt maximaal drie maan-

den, maar kan verlengd en/of uitge-

breid worden als de NAVO, in con-

sensus, daartoe besluit. Handhaving

van de no-flyzone (en de bijbehorende

bombardementen) valt niet onder de

Nederlandse missie.

Mislukte evacuatie

• Begin maart werden drie Nederlandse

militairen in Libië gearresteerd. Zij

probeerden met een helikopter een

Nederlandse man en een Zweedse

vrouw te evacueren. De naar verluidt

amateuristisch uitgevoerde reddings-

operatie van de Nederlandse marine

liep slecht af toen Kadhafi-gezinden de

helikopter tegenhielden bij het opstij-

gen en de militairen arresteerden.

• Volgens experts stond Kadhafi in

zijn recht met deze arrestatie, omdat

Nederland de Libische soevereiniteit

had geschonden door zonder overleg

een operatie op Libisch grondgebied te

beginnen. Uiteindelijk kwamen de drie

militairen na overleg zonder kleer-

scheuren vrij; de Nederlandse helikop-

ter werd gehouden.

Defensie

• Minister van Defensie Hans Hillen

kwam in maart onder vuur te staan.

Naast zijn medeverantwoordelijkheid

voor de arrestatie van de militairen in

Libië, kwamen misstanden aan het licht

bij marineonderdelen in Den Helder.

Zelfverrijking, intimidatie en diefstal

bleken bewust achtergehouden voor de

minister door zijn hoge ambtenaar. De

Tweede Kamer vond dat ze onvolledig

was ingelicht en eiste excuses van

de minister. Toch werd een motie van

wantrouwen niet door het parlement

aangenomen.

• In maart kwamen nieuwe cijfers naar

voren van het Zweedse instituut SIPRI,

dat onder andere internationale wapen-

handel in kaart brengt. Daaruit bleek dat

Nederland per hoofd van de bevolking

wereldwijd op de derde plaats staat in

wapenexport. Bovendien betekent dit

een flinke stijging ten opzichte van de

eerste vijf jaar van dit decennium.

BRIC

• De vier sterk opkomende landen

Brazilië, Rusland, India en China

(BRIC) nemen een steeds belangrijker

positie in in de internationale betrek-

kingen. Nu de G20 de G8 als belangrijk-

ste economische forum heeft verstoten

en er stemmen opgaan om India en

Brazilië een vaste plek in de VN-

veiligheidsraad te geven, lijkt zich een

verschuiving in de betrekkingen voor te

doen.

Ap: 2011nr2 37

Page 38: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

NAAR L IB I Ë • ONRUST M IDDEN -OOST EN

NAAR L IB I Ë • ONRUST M IDDEN -OOST EN

Militair

• Door de enorme groeicijfers van hun

economieën (China is vorig jaar Japan

voorbijgestreefd als tweede economie

van de wereld), stijgen de defensiebud-

getten gestaag en de investeringen in

het buitenland niet minder.

• Zo maakten zowel China als Rusland

eind februari een substantiële investe-

ring in het militaire apparaat bekend.

China’s budget werd verhoogd met

12,7 procent, tot ongeveer 85 miljard

dollar (per jaar). Relatief gezien echter,

vergeleken met de defensie-uitgaven

van de Verenigde Staten van ongeveer

700 miljard dollar, stelt dat nog weinig

voor. De Chinese regering stelt zelf dat

deze uitgaven met name gericht zijn op

defensieve veiligheidsmaatregelen en

niet op offensieve plannen.

• Rusland kondigde een tienjarenplan

aan voor het moderniseren van de

krijgsmacht. Met een eenmalige inves-

tering van ongeveer 650 miljard dollar

zullen honderden nieuwe schepen,

vliegtuigen, helikopters en duikboten

worden aangeschaft, grotendeels

geproduceerd in eigen land. Ook

Ruslands structurele defensiebudget

van ongeveer 87 miljard dollar is echter

miniem vergeleken met de Verenigde

Staten. India en Brazilië staan sinds

kort in de top-tien van de wereld.

Economisch

• Ook economisch gezien profileren de

landen zich wereldwijd. Naast deel-

name aan de G20, wordt overal ter

wereld geïnvesteerd in infrastructuur,

industrieën en grondstofwinning. Met

name in ontwikkelingslanden in Afrika

en Zuid-Amerika proberen de BRIC-

landen op die manier een zekere mate

van economische afhankelijkheid te

creëren, zodat het afzetten van eigen

producten en het in bezit krijgen van

grondstoffen of strategische handels-

routes makkelijker wordt.

• In Colombia bijvoorbeeld liggen er

Chinese plannen op tafel om een nieu-

we spoorlijn te bouwen van de Stille

Oceaan naar de Atlantische Oceaan,

om zo het door Amerika gedomineerde

Panamakanaal te omzeilen. Dit zou

aanzienlijk in de tolkosten schelen, al

is het de vraag of de capaciteit van een

spoorlijn de capaciteit van een kanaal

kan overtreffen.

• Behalve in Colombia, heeft China

projecten in andere Zuid-Amerikaanse

landen en in heel Afrika. Sinds vorig

jaar heeft het land met 82 miljard euro

de leidende positie van de Wereldbank

overgenomen als het gaat om verstrek-

te leningen aan ontwikkelingslanden.

AfPak

Afghanistan

• In Afghanistan stond wederom de

veelbesproken troepenterugtrekking in

de belangstelling. De Afghaanse presi-

dent Hamid Karzai zocht begin februari

op de Munich Security Conference de

confrontatie met de NAVO door een

gedeeltelijke troepenterugtrekking te

eisen.

• Admiraal Stavridis, opperbevelheb-

ber van de NAVO in Afghanistan, en

vele anderen met hem, wil geen vaste

datum stellen voor de definitieve te-

rugtrekking, al ligt deze waarschijnlijk

in 2014. Hiermee wil hij de Taliban geen

hoop geven. Wel zal naar alle waar-

schijnlijkheid in juli 2011 een gedeelte-

lijke terugtrekking plaatsvinden omdat

dan het verwachte voorjaarsoffensief

van de Taliban over moet zijn, zodat de

tijdelijke troepenversterking niet meer

nodig is.

• Verder is gebleken dat er nog ruim ze-

venhonderd politietrainers te kort zijn,

waardoor het opleiden van een sterk en

onafhankelijke Afghaans veiligheids-

systeem in het geding komt.

• Begin maart bracht de Amerikaanse

minister van Defensie Robert Gates

een bezoek aan Afghanistan om over

deze problemen te praten met Karzai

en Generaal Petraeus, de Amerikaanse

opperbevelhebber in Afghanistan. Zij

kwamen overeen dat er een beperkt

aantal Amerikanen na 2014 achterblijft

voor opleidende en adviserende taken,

dus niet om gevechtsmissies uit te

voeren.

• Na dit bezoek woonde Gates een

NAVO-top van defensieministers bij

in Brussel. Hij uitte zeldzaam harde

kritiek op zijn Europese bondgenoten,

omdat zij het volgens hem meer over

de zogenaamde exit strategy hebben,

dan over het aanpakken van de huidige

problemen in Afghanistan.

Pakistan

• De betrekkingen tussen Pakistan en

de Verenigde Staten staan op scherp.

Nadat eind januari Raymond Davis,

een medewerker van het Amerikaanse

consulaat, twee Pakistani had dood-

geschoten, zat de Amerikaanse

staatsburger tot half maart in een

Pakistaanse gevangenis.

• De Verenigde Staten eisten dat hij

werd uitgeleverd, maar Pakistan wilde

hem in eerste instantie in een eigen

rechtbank veroordelen, omdat het vond

dat Davis geen diplomatieke immuni-

teit had. De Amerikanen dreigden de

financiële miljardensteun drastisch

te verlagen als de dader niet werd

vrijgelaten en stelden een jaarlijks

gehouden conferentie met Pakistan en

Afghanistan voor onbepaalde tijd uit.

Uiteindelijk zwichtte de Pakistaanse

rechtbank voor deze druk.

• Het conflict omtrent de blasfemie-

wet laaide weer op, toen op 3 maart

de (enige christelijke) minister voor

Minderheden Shahbaz Bhatti werd

doodgeschoten, naar verluid door

extremistische moslims. Hij was, net

als de in januari vermoorde Salman

Taseer, een tegenstander van deze

blasfemiewet, waarin beledigingen van

de profeet Mohammed op de doodstraf

komen te staan.

Ap: 2011nr238

Page 39: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atlantisch Nieuwsoverzicht

Atlantisch Nieuwsoverzicht

• OPKOMST BR IC - LANDEN •

EU-Turkije

• Februari was een tweezijdige maand

voor de relaties tussen EU-lidstaten en

Turkije. Eerst werd bekend dat Groot-

Brittannië en Turkije een militaire

samenwerking aangaan, waarin geza-

menlijke oefeningen en het uitwisselen

van kennis centraal staat.

• Vervolgens waren er spanningen, eerst

door de Franse president Sarkozy, die

op bezoek was in Turkije, daarna door

de Turkse premier Erdogan op bezoek in

Duitsland. Sarkozy, die als tijdelijk voor-

zitter van de G20 naar Turkije afreisde

en niet als Franse president, haalde zich

de woede van de Turken op de hals door

zijn gedrag en ondiplomatieke uitspra-

ken. Zo liet hij weten Turkije liever als

geprivilegieerd EU-partner te zien dan

een EU-lidstaat, terwijl Turkije al sinds

2005 in het toetredingsprogramma zit.

Turkije zou volgens Sarkozy de EU te

veel destabiliseren, een opmerking

die de Turkse premier in het verkeerde

keelgat schoot.

• Een week later zocht Erdogan zelf de

confrontatie op tijdens een bezoek aan

Duitsland, toen hij de Duitse regering

van discriminatie beschuldigde en de

Duitse samenleving als xenofobisch

weergaf. Dit deed hij voorafgaand aan

een ontmoeting met bondskanselier

Merkel.

Overig

• Tijdens een referendum over de af-

scheiding van Zuid-Soedan heeft 98,83

procent van de stemgerechtigden voor

afscheiding gekozen. President Omar

al-Bashir van Soedan maakte bekend

de uitslag te respecteren. Op 9 juni

wordt naar alle waarschijnlijkheid de

onafhankelijkheid een feit.

• Zowel het Canadese als het Franse mi-

nisterie van Financiën is de afgelopen

maanden getroffen door een cyberaan-

val van buitenaf. Beide landen zeggen

nog niet eerder op zo’n grote schaal

getroffen te zijn door een cyberaanval.

In Frankrijk bestaat het vermoeden dat

het de daders ging om documenten

over de G20, waarvan het land nu voor-

zitter is.

• De Irakees Rafid al-Janabi heeft

opgebiecht dat hij heeft gelogen toen

hij de Amerikaanse CIA vertelde dat

Saddam Hoessein weapons of mass

destruction had. De man, met CIA-

codenaam Curveball, zei dat hij de kans

greep om zo een Amerikaanse inval te-

weeg te brengen, die dictator Hoessein

af zou zetten.

• Het Amerikaanse luchtvaartbedrijf

Boeing heeft een van de grootste

militaire deals ooit gemaakt met

de Amerikaanse luchtmacht. Voor

35 miljard dollar gaat Boeing bijna

tweehonderd tankervliegtuigen maken.

Boeing heeft in de strijd om de toeken-

ning Europese luchtvaartgigant EADS,

moederbedrijf van Airbus, afgetroefd.

• De Duitse minister van Defensie Karl-

Theodor Zu Guttenberg heeft begin

maart zijn aftreden bekendgemaakt.

In februari was gebleken dat hij in

zijn proefschrift grote delen gepla-

gieerd had en deze kwestie leverde

een onhoudbare situatie op. Thomas

de Maizière, tot voor kort minister van

Binnenlandse Zaken, neemt zijn positie

over.

AchterafAchteraf

T i jdschr i f t voor internat ionale betrekkingen en vei l igheidspol i t iek

Ap:Atlantischperspectief

Project1:stopper ap 19-08-2008 10:24 Pagina 1

Ik neem een jaarabonnement en ontvang acht

nummers van Atlantisch Perspectief voor e 27,50.

Ik neem een

studentabonnement en

ontvang acht nummers van

Atlantisch Perspectief voor

e 22,- per jaar.

Welkomstgeschenk:

(Dis)Organising European

Security. The Iraq Controversy and Patterns in US-European

Relations door Arnout Molenaar.2 - 2011

Ap:THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINAmet o.a. Ingrid d’Hooghe, Ruud Janssens en Henk Houweling bon

U kunt deze bon opsturen naar de

Atlantische Commissie

Antwoordnummer 304

2501 WB Den Haag

(geen postzegel nodig)

Naam:

Adres:

Postcode/woonplaats:

Ik word begunstiger en ontvang voor e 44,50 per jaar naast

Atlantisch Perspectief alle overige publicaties gratis of tegen korting,

evenals uitnodigingen voor bijeenkomsten van de Atlantische Commissie.

Ik word lid van Jonge Atlantici en ontvang Atlantisch Perspectief,

de overige publicaties (gratis of tegen korting), plus de uitnodigingen

voor de bijeenkomsten van Jonge Atlantici en de Atlantische Commissie,

voor e 24,- per jaar.

T i jdschr i f t voor internat ionale betrekkingen en vei l igheidspol i t iek

Ap:Atlantischperspectief

Project1:stopper ap 19-08-2008 10:24 Pagina 1

Kijk voor het uitgebreide nieuwsoverzicht

op www.atlcom.nl/site/atlnieuws.

Ap: 2011nr2 39

Page 40: 2 - 2011 THEMANUMMER: DE OPKOMST VAN CHINA

Atl

anti

sch

pers

pect

ief

22011 • Jaargang 35

Prijs e 4,95