1 relevante wet en regelgeving ontruiming · relevante wet- en regelgeving over ontruimen en bhv1...

287
© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 17 In dit document zijn de letterlijke teksten van relevante wetsartikelen opgenomen. Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV 1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 2. Arbeidsomstandigbesluit 7 3. Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken (Gebruiksbesluit) 10 4. Wet op de Ondernemingsraden (WOR) 17 1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Upload: others

Post on 09-Jul-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 17

In dit document zijn de letterlijke teksten van relevante wetsartikelen opgenomen.

Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 2. Arbeidsomstandigbesluit 7 3. Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken (Gebruiksbesluit) 10 4. Wet op de Ondernemingsraden (WOR) 17

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 2: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 17

1. Arbeidsomstandighedenwet (van kracht sinds 1 januari 2007) N.B. Achter de artikelen wordt met (AW) aangegeven dat het om de Arbo-wet 2007 gaat. HOOFDSTUK 1. DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Definities (AW) 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a) werkgever: 1* degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die ander aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten; 2* degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1*;

b) werknemer: de ander, bedoeld onder a. 2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:

a) werkgever: 1* degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten; 2* degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander niet onder zijn gezag arbeid in een woning doet verrichten, in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen;b. werknemer, de ander, bedoeld onder a, met uitzondering van degene die als vrijwilliger

b) arbeid verricht. HOOFDSTUK 2.ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBELEID Artikel 3 Arbobeleid (AW) 1. De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers

inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt: c. inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid

gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast;

e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties;

f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 5 Inventarisatie en evaluatie van risico’s (AW)

Page 3: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 3 van 17

1. Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers.

2. In de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang

van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst.

3. Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden

genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen, een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen.

4. De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee

opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.

5. Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter

beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene, die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.

Artikel 8 Voorlichting en onderricht (AW) 1. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over

de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken. Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand, bedoeld in de artikelen 13, 14, 14a en 15, in zijn bedrijf of inrichting is georganiseerd.

2. De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun

onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de arbeidsomstandigheden.

3. Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers

worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken.

4. De werkgever ziet toe op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op

het voorkomen of beperken van de in het eerste lid genoemde risico’s alsmede op het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

5. Indien binnen de onderneming werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam zijn,

houdt de werkgever bij de uitvoering van de in de voorgaande leden genoemde verplichtingen in het bijzonder rekening met de aan de jeugdige leeftijd inherente

Page 4: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 4 van 17

beperkte werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze werknemers.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van de werknemers (AW) De werknemer is verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen. Met name is hij verplicht om: a. arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken; b. de hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste

wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te gebruiken;

c. de op arbeidsmiddelen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te gebruiken;

d. mede te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8; e. de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid of de gezondheid terstond ter

kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast;

f. de werkgever en de werknemers en de andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, de personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en de arbodienst, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken op grond van deze wet.

HOOFDSTUK 3. SAMENWERKING, BIJZONDERE RECHTEN VAN DE ONDERNEMINGSRAAD, DE PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING EN DE BELANGHEBBENDE WERKNEMERS EN DE REGELING VAN DE DESKUNDIGE BIJSTAND Artikel 12 Samenwerking, overleg en bijzondere rechten van de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging en de belanghebbende werknemers (AW) 1. Bij de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid werken de werkgever en

werknemers samen. 2. De werkgever voert overleg met de ondernemingsraad of de personeels-

vertegenwoordiging over aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid betreffen alsmede over de uitvoering van dit beleid, waarbij actief informatie wordt gewisseld.

Artikel 15 Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening (AW) 1. De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op

grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.

2. Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in:

a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; b. het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van

ongevallen;

Page 5: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 5 van 17

c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.

3. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting,

zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.

Memorie van toelichting bij artikel 15 In artikel 15 wordt, in aanvulling op de algemene zorgverplichting van de werkgever in artikel 3, eerste lid, onder e, bepaald dat de werkgever zich voor de feitelijke uitvoering van die verplichting moet laten bijstaan door daartoe aangewezen werknemers. De taken van die bedrijfshulpverleners worden omschreven en er wordt bepaald aan welke eisen de bedrijfshulpverleners moeten voldoen. Het artikel is vereenvoudigd en nog meer afgestemd op artikel 8, tweede lid, van Richtlijn nr. 89/391/EEG, waarvan het de implementatie vormt. Daartoe zijn ondermeer de volgende wijzigingen doorgevoerd. “Het voorkomen en beperken van ongevallen” is gewijzigd in het beperken van de gevolgen van ongevallen, waarbij het voorkomen van ongevallen als taak van de bedrijfshulpverleners is geschrapt. Ongevalspreventie wordt ook in de richtlijn niet beschouwd als behorend tot de taak van de bedrijfshulpverlener. De taak voor de bedrijfshulpverleners om hulpverleningsorganisaties te alarmeren en daarmee samen te werken, is komen te vervallen. In artikel 8, eerste lid, van de richtlijn wordt het onderhouden van de nodige verbindingen met diensten van buitenaf geformuleerd als een verplichting voor de werkgever. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te bepalen wie hij met deze taak belast. Dit behoeven dus niet per se de bedrijfshulpverleners te zijn. De bedoelde verplichting heeft daarom een plaats gekregen in de algemene werkgeversverplichtingen in artikel 3, eerste lid, onder e. Het derde lid is eveneens meer afgestemd op de richtlijn, die voorschrijft dat de werknemers een opleiding moeten krijgen, talrijk genoeg moeten zijn en over geschikt materiaal moeten beschikken. De ervaringseis is daarbij geschrapt, omdat het voor zich spreekt dat het opleidingsniveau op peil moet worden gehouden. De bepaling dat de werkgever-natuurlijke persoon met niet meer dan 15 werknemers zelf bedrijfshulpverleningstaken mag verrichten is komen te vervallen. De in het eerste lid opgenomen verplichting voor de werkgever om zich voor de bedrijfshulpverlening te laten bijstaan door werknemers impliceert namelijk al dat in kleine bedrijven de werkgever zelf die taken ook kan uitvoeren, waarbij hij wel een bedrijfshulpverlener moet aanwijzen om hem bij afwezigheid te vervangen zodat kan worden voldaan aan de eis dat er altijd een bedrijfshulpverlener aanwezig moet zijn. Naast algemene verplichtingen voor de werkgever op het terrein van veiligheid en gezondheid van werknemers worden, op grond van Richtlijn nr. 89/391/EEG, specifieke verplichtingen opgelegd op het terrein van eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van werknemers bij ernstig en onmiddellijk gevaar. De werkgever moet maatregelen nemen om te zorgen dat deze crisissituaties op een goede manier worden beheerst. Deze maatregelen zijn een kwestie van maatwerk; de werkgever moet ze afstemmen op de aard en de grootte van de activiteiten van zijn bedrijf. Bij het nemen van maatregelen zal de werkgever rekening moeten houden met de normaliter in het bedrijf of instelling aanwezige werknemers. Zo vragen mensen met verstandelijke of fysieke beperkingen een andere inzet van de bedrijfshulpverlening dan een groep doorsnee werknemers zonder beperkingen.

Page 6: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 6 van 17

Om de maatregelen uit te voeren moet de werkgever zich laten bijstaan door een of meer werknemers, de bedrijfshulpverleners. Bedrijfshulpverleners moeten zijn opgeleid voor hun taken op het terrein van eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van personen. Bovendien moeten ze kunnen beschikken over het nodige materieel om hulpverlenende taken uit te kunnen voeren. Het juiste voorzieningenniveau zal moeten worden bepaald op basis van de RIE. Om in noodsituaties adequaat te kunnen opereren zal het nodig zijn het opleidingsniveau van de bedrijfshulpverleners op peil te houden. Dit betekent (afhankelijk van onder meer de complexiteit van de bedrijfsactiviteiten) dat er regelmatig na of bijscholing van bedrijfshulpverleners zal moeten plaatsvinden. Ook kunnen de vaardigheden op peil worden gehouden door het regelmatig organiseren van oefeningen in het bedrijf. Het aantal bedrijfshulpverleners dat een werkgever aanwijst hangt samen met de grootte van het bedrijf en de specifieke risico’s van het bedrijf, en is dus ook een kwestie van maatwerk. Op basis van de ri&e zal de werkgever dus het juiste aantal bedrijfshulpverleners moeten vaststellen. Er zullen voldoende bedrijfshulpverleners aangewezen en opgeleid moeten worden zodat, rekening houdend met ziekte, vakanties of ploegendiensten op elk moment voldoende hulpverleners binnen het bedrijf aanwezig zijn. Het is denkbaar dat in kleine bedrijven de werkgever zelf de hulpverleningstaken op zich neemt, mits hij ook de vervanging heeft geborgd. Uiteraard betreft de verplichting aan de werkgever tot het doeltreffend inlichten van werknemers over de risico’s en de maatregelen om deze risico’s te voorkomen of te beperken van artikel 8 van de wet, ook voorlichting over de maatregelen in geval van noodsituaties. HOOFDSTUK 4. BIJZONDERE VERPLICHTINGEN Artikel 19 Verschillende werkgevers (AW) 1. Indien in een bedrijf of een inrichting verschillende werkgevers arbeid doen

verrichten, werken zij onderling op doelmatige wijze samen teneinde de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren.

2. Alvorens werkzaamheden behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur

aangewezen categorie aanvangen zorgen de werkgevers ervoor dat schriftelijk is vastgelegd op welke wijze zal worden samengewerkt, welke voorzieningen daarbij zullen worden getroffen en op welke wijze op die voorzieningen toezicht zal worden uitgeoefend.

Page 7: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 7 van 17

2. Arbeidsomstandighedenbesluit (van kracht sinds 1 januari 2007) N.B. Achter de artikelen wordt met (ABS) aangegeven dat het om de Arbo-besluit 2007 gaat. Hoofdstuk 3. Inrichting arbeidsplaatsen § 3. Voorzieningen in noodsituaties Artikel 3.6. Vluchtwegen en nooduitgangen (ABS) 1. Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de

werknemer, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor zijn veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen.

2. Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen

en nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden.

Artikel 3.7. Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen (ABS) 1. Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels. 2. Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend. 3. Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op

eenvoudige wijze van binnen- uit naar buiten toe te openen. 4. Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt. 5. De vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht

zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting. 6. De vluchtwegen, de deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen alsmede

de nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.

Artikel 3.8. Brandmelding en brandbestrijding (ABS) 1. In aanvulling op artikel 15 van de wet zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de

aard van de arbeid die daar wordt verricht, de daaraan verbonden gevaren en het maximum aantal werknemers en andere personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen aanwezig.

2. Indien nodig zijn, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en

alarmsystemen aanwezig. 3. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en

gemakkelijk te bedienen. 4. Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van een signalering die

voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde. De signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht.

Page 8: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 8 van 17

Artikel 3.9. Noodverlichting (ABS) Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van het kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld, zijn voorzien van adequate noodverlichting. Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken de werknemers over individuele verlichting. Artikel 2.5f. Naburige bedrijven of inrichtingen (ABS) Indien een zwaar ongeval gevolgen kan hebben voor de veiligheid van werknemers in naburige bedrijven of inrichtingen verstrekt de werkgever uit eigen beweging aan de betreffende bedrijven of inrichtingen algemene gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het risico voor de veiligheid van de werknemers in het naburige bedrijf of inrichting. Hoofdstuk 4. Gevaarlijke stoffen en biologische agentia Afdeling 1. Gevaarlijke stoffen § 4. Maatregelen bij specifieke omstandigheden § 2. Zorgplicht, maatregelen en nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie Artikel 4.7. Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen (ABS) 1. Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er

gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende procedures opgesteld die in werking treden indien zich een ongewilde gebeurtenis voordoet.

2. Op grond van de procedures, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat wanneer zich een ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen hiervan zoveel mogelijk worden beperkt.

3. Ter naleving van het tweede lid worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen: a. er worden onmiddellijk doeltreffende maatregelen genomen om de gevolgen

van een ongewilde gebeurtenis zoveel mogelijk te beperken en er wordt zo spoedig mogelijk zorg gedragen voor het herstel van de veilige toestand;

b. de werknemers worden onverwijld ingelicht over de ongewilde gebeurtenis en er wordt zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de getroffen zone;

c. uitsluitend de werknemers of andere personen, belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, betreden, met gebruik van doeltreffende middelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de getroffen zone;

d. de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de veilige toestand in de getroffen zone aanwezig;

e. er zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende waarschuwings- en andere communicatiesystemen beschikbaar ten behoeve van de signalering van een toegenomen risico voor de veiligheid en gezondheid en die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8;

f. er wordt voorkomen dat anderen dan de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, de getroffen zone betreden.

Page 9: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 9 van 17

4. De werkgever zorgt ervoor dat de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15 van de wet, en de externe hulpverleningsorganisaties desgewenst kennis kunnen nemen van de maatregelen, bedoeld in het derde lid.

5. De informatie over de maatregelen, bedoeld in het vierde lid, omvat in ieder geval: a. een beschrijving van de gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in

artikel 4.2; b. een beschrijving van de redelijkerwijs voorzienbare specifieke gevaren op grond

van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, die kunnen ontstaan bij een ongewilde gebeurtenis;

c. een beschrijving van de maatregelen die zijn getroffen ter naleving van artikel 4.6, eerste en tweede lid;

d. een omschrijving van de procedures, bedoeld in het eerste lid.

Page 10: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 10 van 17

3. Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken (Gebruiksbesluit) N.B. Op de cd-rom vindt u een pdf van het Gebruiksbesluit inclusief toelichting HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen 1. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt

verstaan onder: - ADR-klasse: classificatie als bedoeld in de op 30 september 1957 te Genève tot

stand gekomen Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Trb. 1959, 171);

- brandcompartiment: brandcompartiment als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - brandgevaarlijke stof: vaste, vloeibare of gasvormige stof die brandbaar of

brandbevorderend is of bij brand gevaar oplevert; - brandweerlift: brandweerlift als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - brutovloeroppervlakte: brutovloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580; - gebruiksfunctie: gebruiksfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - gebruiksmelding: melding als bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid; - gebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580; - gebruiksvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.11.1, eerste lid; - meetniveau: meetniveauals bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - milieugevaarlijke stoffen: gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit algemene

regels voor inrichtingen milieubeheer; - NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm; - nevenfunctie: nevenfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - nooddeur: nooddeur als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - subbrandcompartiment: subbrandcompartiment als bedoeld in het Bouwbesluit

2003; - verblijfsruimte: verblijfsruimte als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - verkeersroute: verkeersroute als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - verpakkingsgroep: verpakkingsgroep als bedoeld in de op 30 september 1957 te

Genève tot stand gekomen Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Trb. 1959, 171);

- vluchtroute: voor het vluchten bij brand bestemde route die uitsluitend voert over vloeren, trappen en hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift;

- wet: Woningwet; - wooneenheid: gedeelte van een woonfunctie voor een individueel huishouden bij

kamergewijze verhuur; - woonfunctie voor kamergewijze verhuur: woonfunctie voor het bedrijfsmatig

verschaffen van woonverblijf aan meer dan een huishouden en aan meer dan vier personen.

2. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

- woonfunctie: woonfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003. - bijeenkomstfunctie: bijeenkomstfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - celfunctie: celfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - gezondheidszorgfunctie: gezondheidszorgfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit

2003; - industriefunctie: industriefunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;

Page 11: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 11 van 17

- kantoorfunctie: kantoorfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - lichte industriefunctie: lichte industriefunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - logiesfunctie: logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - onderwijsfunctie: onderwijsfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - sportfunctie: sportfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - winkelfunctie: winkelfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003; - overige gebruiksfunctie: overige gebruiksfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit

2003. 3. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt

onder bouwwerk mede verstaan delen van een bouwwerk die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te worden gebruikt.

Artikel 1.2 Gemeenschappelijk of gezamenlijk 1. Bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een bouwwerk, een ruimte of

een voorziening, die ten dienste staat van meer dan een gebruiksfunctie, aangeduid als gemeenschappelijk. Een zodanig gedeelte, zodanige ruimte of zodanige voorziening maakt met uitzondering van een gedeelte van een nevenfunctie, voor de toepassing van dit besluit deel uit van ieder van de betrokken gebruiksfuncties.

2. Bij of krachtens dit besluit wordt een niet-gemeenschappelijk gedeelte van een

woonfunctie, een ruimte of een voorziening, die ten dienste staat van meer dan een wooneenheid, aangeduid als gezamenlijk.

Artikel 1.3 Reikwijdte 1. De bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften zijn van toepassing op elk

gebruik van een bouwwerk, tenzij bij het desbetreffende voorschrift anders is aangegeven.

2. Op een gemeenschappelijke ruimte van een in een woongebouw gelegen

woonfunctie voor zorg en een nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.2.1, vierde lid, 2.3.7 en 2.8.1 niet van toepassing.

3. Op een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie voor zorg en een

nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.2.1, vierde lid, 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.11, 2.4.2, 2.4.3 en 2.8.1 niet van toepassing.

4. Op een gemeenschappelijke ruimte van een in een woongebouw gelegen

woonfunctie voor kamergewijze verhuur en een nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.2.1, vierde lid, 2.3.7 en 2.8.1 en paragraaf 2.11 niet van toepassing.

5. Op een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie voor kamergewijze

verhuur en een nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.2.1, vierde lid, 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.11, 2.4.2, eerste lid, en 2.8.1 en paragraaf 2.11 niet van toepassing.

6. Op een gemeenschappelijke ruimte van een in een woongebouw gelegen niet in

het tweede en vierde lid genoemde woonfunctie en een nevenfunctie daarvan zijn

Page 12: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 12 van 17

de artikelen 2.2.1, vierde lid, 2.3.7, 2.4.2 en 2.8.1 en de paragrafen 2.11 en 2.12 niet van toepassing.

7. Op een niet-gemeenschappelijke ruimte van een niet in het derde en vijfde lid

genoemde woonfunctie en een nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.2.1, vierde lid, 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.11, 2.4.2, 2.4.3 en 2.8.1 en de paragrafen 2.11 en 2.12 niet van toepassing.

8. Op een niet in een logiesgebouw gelegen logiesfunctie en een nevenfunctie

daarvan zijn de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.2.1, vierde lid, 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.11, 2.4.2, 2.4.3 en 2.8.1 en de paragrafen 2.11 en 2.12 niet van toepassing.

9. Op een overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50

m2 die niet voor het publiek toegankelijk is en op een lichte industriefunctie is artikel 2.3.7 niet van toepassing.

10. Op een bouwwerk geen gebouw zijnde, niet zijnde een tunnel met een

tunnellengte van meer dan 250 m, is artikel 2.3.7 niet van toepassing. Paragraaf 2.3 Vluchten bij brand Artikel 2.3.1 Opstelling inventaris 1. De inrichting van een ruimte is zodanig dat:

a. voor elke persoon zonder zitplaats ten minste 0,25 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is;

b. voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,3 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is, indien geen inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang;

c. voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,5 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is, indien inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang.

Bij de berekening van de per persoon beschikbare vloeroppervlakte wordt uitgegaan van de vloeroppervlakte aan verblijfsruimte na aftrek van de oppervlakte van de inventaris.

2. In een ruimte met meer dan 100 zitplaatsen zijn de zitplaatsen gekoppeld of aan

de vloer bevestigd, zodanig dat deze niet kunnen verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang, voor zover die zitplaatsen in meer dan 4 rijen van meer dan 4 stoelen zijn opgesteld.

3. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen is tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig met

een breedte van ten minste 0,4 m, gemeten tussen de loodlijnen op de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen.

4. Indien in een rij als bedoeld in het derde lid tussen de zitplaatsen een tafel is geplaatst, bevindt deze zich niet in de vrije ruimte, bedoeld in dat lid.

5. Een rij zitplaatsen die slechts aan een einde op een gangpad of uitgang uitkomt,

heeft niet meer dan 8 zitplaatsen. 6. Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang uitkomt, heeft

ten hoogste:

Page 13: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 13 van 17

a. 16 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, niet groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is;

b. 32 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is;

c. 50 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 1,1 m is.

Artikel 2.3.2 Ruimten met stands, kramen, schappen, podia en andere inrichtingselementen 1. Gangpaden tussen stands, kramen, schappen, podia en andere

inrichtingselementen in een voor publiek toegankelijke ruimte zijn ten minste 1,1 m breed.

2. Voor een uitgang in een ruimte als bedoeld in het eerste lid is een vrije

vloeroppervlakte met een lengte en een breedte van ten minste de breedte van deze uitgang.

Artikel 2.3.3 Deuren, ramen en luiken met rookwerende functie Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in de artikelen 2.138, 2.144, 2.168 en 2.177 van het Bouwbesluit 2003 mag niet in geopende stand zijn vastgezet, tenzij het constructieonderdeel bij rook als gevolg van brand automatisch wordt losgelaten. Artikel 2.3.4 Rookdoorgang bij doorvoeren Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding-of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van de afdelingen 2.16, 2.22 en 2.23 van het Bouwbesluit 2003 een eis omtrent de rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen rookdoorgang van de scheidingsconstructie op adequate wijze gecontroleerd. Artikel 2.3.5 Deuren in vluchtroutes 1. Bij aanwezigheid van personen in een bouwwerk is een deur in een vluchtroute

uitsluitend gesloten indien die deur tijdens het vluchten, zonder gebruik te moeten maken van een sleutel, onmiddellijk over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend.

2. Een deur van een ruimte voor meer dan 100 personen en een deur waarop bij het

vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen kunnen in de vluchtrichting worden geopend door:

a. een lichte druk tegen de deur, of b. een lichte druk tegen een op circa 1 m boven de vloer over de volle breedte van

de deur aangebrachte panieksluiting die voldoet aan NEN-EN 1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2002.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid is bij een celfunctie of een nevenfunctie

van een celfunctie een deur in een vluchtroute uitsluitend gesloten indien die deur

Page 14: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 14 van 17

voor het vluchten bij brand voldoende snel over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend.

4. Een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangs of

uitgangscontrole in een vluchtroute mogen het vluchten niet belemmeren. 5. Een deur die toegang geeft tot een overdruktrappenhuis als bedoeld in NEN 6092:

1995 is voorzien van een aanduiding waaruit blijkt dat hard duwen noodzakelijk kan zijn.

6. Aan de tegen de vluchtrichting in gekeerde zijde van een nooddeur of nooduitgang

in een uitwendige scheidingsconstructie is het opschrift ‘nooddeur vrijhouden’ of ‘nooduitgang’ aangebracht. Dit opschrift voldoet aan de eisen voor aanvullende tekens in NEN 3011: 2004.

7. Een deur in een vluchtroute vanaf de toegang van een wooneenheid naar de

toegang van de woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan in de vluchtrichting worden geopend: a. door een lichte druk tegen de deur, of b. met behulp van een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NEN-EN 179:

1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2002, of aan NEN-EN 1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2002.

Artikel 2.3.6 Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan 1. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 2.2.1,

eerste lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie die voldoet aan NEN 2575: 2004 en aan een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen als bedoeld in deze norm.

2. Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur is de in het eerste lid bedoelde

ontruimingsalarminstallatie een luidalarminstallatie die in elke verblijfsruimte voldoende hoorbaar is. Deze installatie heeft ten minste een signaalgever in een gezamenlijke keuken en een per bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert.

3. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld

in artikel 2.2.1, vierde lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie met automatisch ontruimingssignaal die voldoet aan NEN 2575: 2004 en aan een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen als bedoeld in deze norm.

4. Het beheer, de controle en het onderhoud van een ontruimingsalarminstallatie als

bedoeld in het eerste tot en met derde lid voldoet aan NEN 2654-2: 2004. 5. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 2.2.1 heeft

een ontruimingsplan. Artikel 2.3.7 Vluchtrouteaanduidingen 1. Een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50

personen hebben een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan NEN 6088: 2002 en

Page 15: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 15 van 17

aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838: 1999.

2. Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid is aangebracht op een

duidelijk waarneembare plaats. 3. Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid voldoet binnen 15

seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende een periode van ten minste 60 minuten aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838: 1999.

4. Op een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid, op een vluchtroute

vanuit een ruimte met een verlichtingsinstallatie die niet is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in de artikelen 2.59 en 2.66 van het Bouwbesluit 2003, zijn bij het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit de in het eerste lid bedoelde zichtbaarheidseisen niet van toepassing.

5. De controle en het onderhoud van een vluchtrouteaanduiding vindt ten minste

eenmaal per jaar op adequate wijze plaats. Artikel 2.3.8 Noodverlichtingsinstallaties 1. Een noodverlichtingsinstallatie als bedoeld in de artikelen 2.59 en 2.66 van het

Bouwbesluit 2003 functioneert overeenkomstig de in die artikelen genoemde voorschriften.

2. De controle en het onderhoud van de in het eerste lid bedoelde

noodverlichtingsinstallatie vindt ten minste eenmaal per jaar op adequate wijze plaats.

Artikel 2.3.9 Rookbeheersingssystemen Een bij of krachtens de wet voorgeschreven rook-en warmteafvoerinstallatie of ander rookbeheersingssysteem is voorzien van een geldig door burgemeester en wethouders aanvaard document waaruit blijkt dat deze voorziening adequaat functioneert, wordt onderhouden en gecontroleerd. Paragraaf 2.9 Overige bepalingen brandveilig gebruik Artikel 2.9.1 Voorkomen van belemmeringen en hinder Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor: a. brandgevaar wordt veroorzaakt; b. melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd; c. het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of d. het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd. Paragraaf 2.11 Gebruiksvergunning

Page 16: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 16 van 17

Artikel 2.11.1 Gebruiksvergunningplicht 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van

burgemeester en wethouders: a. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken voor zover daarin

bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft aan meer dan 10 personen;

b. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken voor zover daarin dagverblijf zal worden verschaft aan: 1° meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of 2° meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen.

2. In een bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de wet, kan worden

afgeweken van het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde aantal personen. Paragraaf 2.12 Gebruiksmelding Artikel 2.12.1 Gebruiksmeldingplicht 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding: a. een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, toe te passen; b. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn; c. een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamergewijze verhuur. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een

bouwwerk waarvoor een gebruiksvergunning is vereist. 3. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het in gebruik nemen of

gebruiken van: a. een één-of meergezinswoning; b. een tunnel die uitsluitend dan wel mede bestemd is voor motorrijtuigen als

bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet. 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het veranderen van een

bouwwerk of van het gebruik daarvan indien eerder een gebruiksmelding is gedaan en door het veranderen een afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens.

Page 17: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 17 van 17

4. Wet op de Ondernemingsraden (WOR) Wet van 28 januari 1971, houdende nieuwe regelen omtrent de medezeggenschap van de werknemers in de onderneming door middel van ondernemingsraden N.B. Achter de artikelen wordt met (WOR) aangegeven dat het om een artikel uit de WOR gaat. Hoofdstuk II. De instelling van ondernemingsraden (WOR)

Artikel 27 (WOR)

1. De ondernemer behoeft de instemming van de ondernemingsraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van:

a. een regeling met betrekking tot een pensioenverzekering, een winstdelingsregeling of een spaarregeling;

b. een arbeids- en rusttijdenregeling of een vakantieregeling; c. een belonings- of een functiewaarderingssysteem; d. een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het

ziekteverzuim of het reintegratiebeleid; e. een regeling op het gebied van het aanstellings-, ontslag- of

bevorderingsbeleid; f. een regeling op het gebied van de personeelsopleiding; g. een regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling; h. een regeling op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk; i. een regeling op het gebied van het werkoverleg; j. een regeling op het gebied van de behandeling van klachten; k. een regeling omtrent het verwerken van alsmede de bescherming van de

persoonsgegevens van de in de onderneming werkzame personen; l. een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor

waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de in de onderneming werkzame personen;

een en ander voor zover betrekking hebbende op alle of een groep van de in de

onderneming werkzame personen.

Page 18: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

327Besluit van 26 juli 2008 houdende vaststellingvan voorschriften met betrekking tot hetgebruik van bouwwerken uit het oogpunt vanbrandveiligheid (Besluit brandveilig gebruikbouwwerken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses vanOranje-Nassau, enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratievan 5 februari 2008, nr. DJZ2008002904, Directie Juridische Zaken,Afdeling Wetgeving;Gelet op de artikelen 8, achtste lid, en 120a van de Woningwet;De Raad van State gehoord (advies van 7 april 2008,

nr. W08.08.0047/IV);Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en

Integratie van 14 juli 2008, nr. BJZ2008065150, Directie Bestuurlijke enJuridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegevenvoorschriften wordt verstaan onder:– ADR-klasse: classificatie als bedoeld in de op 30 september 1957 te

Genève tot stand gekomen Europese overeenkomst betreffende hetinternationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Trb. 1959,171);– brandcompartiment: brandcompartiment als bedoeld in het

Bouwbesluit 2003;– brandgevaarlijke stof: vaste, vloeibare of gasvormige stof die

brandbaar of brandbevorderend is of bij brand gevaar oplevert;– brandweerlift: brandweerlift als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– brutovloeroppervlakte: brutovloeroppervlakte als bedoeld in NEN

2580;– gebruiksfunctie: gebruiksfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– gebruiksmelding: melding als bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid;– gebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;– gebruiksvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.11.1, eerste

lid;

Staatsbladvan het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2008

Staatsblad 2008 327 1

Page 19: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

– meetniveau: meetniveauals bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– milieugevaarlijke stoffen: gevaarlijke stoffen als bedoeld in het

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;– NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven

norm;– nevenfunctie: nevenfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– nooddeur: nooddeur als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– subbrandcompartiment: subbrandcompartiment als bedoeld in het

Bouwbesluit 2003;– verblijfsruimte: verblijfsruimte als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– verkeersroute: verkeersroute als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– verpakkingsgroep: verpakkingsgroep als bedoeld in de op

30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese overeenkomstbetreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over deweg (Trb. 1959, 171);– vluchtroute: voor het vluchten bij brand bestemde route die

uitsluitend voert over vloeren, trappen en hellingbanen en eindigt op eenveilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift;– wet: Woningwet;– wooneenheid: gedeelte van een woonfunctie voor een individueel

huishouden bij kamergewijze verhuur;– woonfunctie voor kamergewijze verhuur: woonfunctie voor het

bedrijfsmatig verschaffen van woonverblijf aan meer dan een huishoudenen aan meer dan vier personen.2. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven

voorschriften wordt voorts verstaan onder:– woonfunctie: woonfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003.– bijeenkomstfunctie: bijeenkomstfunctie als bedoeld in het

Bouwbesluit 2003;– celfunctie: celfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– gezondheidszorgfunctie: gezondheidszorgfunctie als bedoeld in het

Bouwbesluit 2003;– industriefunctie: industriefunctie als bedoeld in het Bouwbesluit

2003;– kantoorfunctie: kantoorfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– lichte industriefunctie: lichte industriefunctie als bedoeld in het

Bouwbesluit 2003;– logiesfunctie: logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– onderwijsfunctie: onderwijsfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit

2003;– sportfunctie: sportfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– winkelfunctie: winkelfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2003;– overige gebruiksfunctie: overige gebruiksfunctie als bedoeld in het

Bouwbesluit 2003.3. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven

voorschriften wordt onder bouwwerk mede verstaan delen van eenbouwwerk die zijn ontworpen of aangepast om afzonderlijk te wordengebruikt.

Artikel 1.2 Gemeenschappelijk of gezamenlijk

1. Bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een bouwwerk,een ruimte of een voorziening, die ten dienste staat van meer dan eengebruiksfunctie, aangeduid als gemeenschappelijk. Een zodanig gedeelte,zodanige ruimte of zodanige voorziening maakt met uitzondering van eengedeelte van een nevenfunctie, voor de toepassing van dit besluit deel uitvan ieder van de betrokken gebruiksfuncties.2. Bij of krachtens dit besluit wordt een niet-gemeenschappelijk

gedeelte van een woonfunctie, een ruimte of een voorziening, die tendienste staat van meer dan een wooneenheid, aangeduid als gezamenlijk.

Staatsblad 2008 327 2

Page 20: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 1.3 Reikwijdte

1. De bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften zijn vantoepassing op elk gebruik van een bouwwerk, tenzij bij het desbetreffendevoorschrift anders is aangegeven.2. Op een gemeenschappelijke ruimte van een in een woongebouw

gelegen woonfunctie voor zorg en een nevenfunctie daarvan zijn deartikelen 2.2.1, vierde lid, 2.3.7 en 2.8.1 niet van toepassing.3. Op een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie voor

zorg en een nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.2.1,vierde lid, 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.11, 2.4.2, 2.4.3 en2.8.1 niet van toepassing.4. Op een gemeenschappelijke ruimte van een in een woongebouw

gelegen woonfunctie voor kamergewijze verhuur en een nevenfunctiedaarvan zijn de artikelen 2.2.1, vierde lid, 2.3.7 en 2.8.1 en paragraaf 2.11niet van toepassing.5. Op een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie voor

kamergewijze verhuur en een nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.1.3,2.1.4, 2.2.1, vierde lid, 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.11,2.4.2, eerste lid, en 2.8.1 en paragraaf 2.11 niet van toepassing.6. Op een gemeenschappelijke ruimte van een in een woongebouw

gelegen niet in het tweede en vierde lid genoemde woonfunctie en eennevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.2.1, vierde lid, 2.3.7, 2.4.2 en 2.8.1en de paragrafen 2.11 en 2.12 niet van toepassing.7. Op een niet-gemeenschappelijke ruimte van een niet in het derde en

vijfde lid genoemde woonfunctie en een nevenfunctie daarvan zijn deartikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.2.1, vierde lid, 2.3.1, 2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7,2.3.10, 2.3.11, 2.4.2, 2.4.3 en 2.8.1 en de paragrafen 2.11 en 2.12 niet vantoepassing.8. Op een niet in een logiesgebouw gelegen logiesfunctie en een

nevenfunctie daarvan zijn de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.2.1, vierde lid, 2.3.1,2.3.2, 2.3.5, eerste lid, 2.3.7, 2.3.10, 2.3.11, 2.4.2, 2.4.3 en 2.8.1 en deparagrafen 2.11 en 2.12 niet van toepassing.9. Op een overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten

hoogste 50 m2 die niet voor het publiek toegankelijk is en op een lichteindustriefunctie is artikel 2.3.7 niet van toepassing.10. Op een bouwwerk geen gebouw zijnde, niet zijnde een tunnel met

een tunnellengte van meer dan 250 m, is artikel 2.3.7 niet van toepassing.

Artikel 1.4 Gelijkwaardigheid

1. Aan een in paragraaf 2.1 tot en met 2.9 gesteld voorschrift behoeftniet te worden voldaan indien het gebruik van een bouwwerk anders dandoor toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfdemate van brandveiligheid biedt als is beoogd met het betrokkenvoorschrift.2. De eigenaar van een bouwwerk dan wel degene die uit anderen

hoofde daartoe het meest aangewezen is, maakt desgevraagd voldoendeaannemelijk dat een in het eerste lid bedoelde gelijkwaardige oplossing instand wordt gehouden.

Artikel 1.5 Experimenteerbepaling

1. Onze Minister kan ten behoeve van experimenten tijdelijk van de indit besluit gegeven voorschriften afwijken of afwijking daarvan toestaan.2. Onze Minister maakt geen gebruik van de in het eerste lid bedoelde

bevoegdheid dan nadat burgemeester en wethouders van de gemeentewaarin het bouwwerk geheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen in degelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen.

Staatsblad 2008 327 3

Page 21: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3. De tijdsduur van een afwijking als bedoeld in het eerste lid bedraagtten hoogste 24 maanden.4. Onze Minister zendt drie maanden voor het verstrijken van de in het

derde lid bedoelde termijn een verslag over de doeltreffendheid en deeffecten van het experiment in de praktijk aan de Staten-Generaal.5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met

betrekking tot de uitvoering van een experiment.

HOOFDSTUK 2 BRANDVEILIG GEBRUIK BOUWWERKEN

Paragraaf 2.1 Voorkomen en beperken van brand

Artikel 2.1.1 Toestellen en installaties

1. Een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in afdeling 2.7 van hetBouwbesluit 2003 wordt niet gebruikt op een wijze die gevaar oplevertvoor het ontstaan van brand.2. In een ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellen met een

totale nominale belasting van meer dan 130 kW aanwezig zijn of eengemeenschappelijk stook- of warmwatertoestel aanwezig is zijn geenbrandbare goederen opgeslagen of opgesteld.3. Een opening ten behoeve van de toevoer van verbrandingslucht of de

afvoer van rook is niet afgesloten tijdens het gebruik van een daaropaangewezen verbrandingstoestel.4. Een verbrandings- of verwarmingsinstallatie wordt niet gebruikt

indien de installatie, de opstelling of het gebruik daarvan gevaar oplevertvoor het ontstaan van brand. Bij een verbrandingsinstallatie is dat gevaarniet aanwezig indien de installatie, de opstelling en het gebruik daarvanvoldoen aan de brandveiligheidsvoorschriften van NEN 3028: 2004.5. Een voorziening voor de afvoer van rook wordt uitsluitend gebruikt

indien die voorziening:a. doeltreffend is gereinigd;b. na brand voldoende is gereinigd en hersteld;c. bij gebruik geen gevaar voor de veiligheid van personen oplevert.

Artikel 2.1.2 Verbod op roken en open vuur

1. Het is verboden te roken of open vuur te hebben:a. in een ruimte die is bestemd voor de opslag van een brandgevaarlijke

stof;b. bij het verrichten van een handeling die het uitstromen van een

brandgevaarlijke stof kan veroorzaken;c. bij het vullen van een brandstofreservoir met een brandgevaarlijke

stof.2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, wordt duidelijk zichtbaar

aangegeven door het aanbrengen van een gestandaardiseerd symboolovereenkomstig NEN 3011: 2004.

Artikel 2.1.3 Aankleding in een besloten ruimte

1. Aankleding in een besloten ruimte mag geen brandgevaar opleveren.Dit gevaar is niet aanwezig indien:a. de aankleding een navlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en

een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden;b. de aankleding onbrandbaar is, ofc. de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar

levert.

Staatsblad 2008 327 4

Page 22: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2. De verticale vrije ruimte tussen de vloer van een besloten ruimte voorhet verblijven of het vluchten van meer dan 50 personen en niet op devloer aangebrachte aankleding is ten minste 2,5 m, tenzij:a. de aankleding onbrandbaar is;b. de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar

levert, ofc. de aankleding zich bevindt boven een gedeelte van een vloer waar

zich geen personen behoren te bevinden.3. De aankleding in een besloten ruimte mag bij brand geen druppel-

vorming geven boven een gedeelte van een vloer bestemd voor gebruikdoor personen.4. Bij apparatuur en installaties die warmte ontwikkelen mag, ter

voorkoming van brand, de temperatuur van een gedeelte dat in aanrakingkan komen met de aankleding van een besloten ruimte, niet hoger wordendan 90 °C. Dit geldt niet voor zover de aankleding onbrandbaar is.5. In een besloten ruimte zijn geen met brandbaar gas gevulde

ballonnen aanwezig.

Artikel 2.1.4 Brandveiligheid stands, kramen, schappen, podia enandere inrichtingselementen

1. In een voor publiek toegankelijke ruimte opgestelde stands, kramen,schappen, podia en andere inrichtingselementen zijn brandveilig.2. Aan het in het eerste lid gestelde is voldaan indien een naar de lucht

toegekeerd onderdeel van het inrichtingselement:a. onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064: 1991, inclusief

wijzigingsblad A2: 2001;b. een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als

bedoeld in NEN 6065: 1991, inclusief wijzigingsblad A1: 1997, ofc. een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte

is verlijmd met een onderdeel als bedoeld onder b.

Artikel 2.1.5 Deuren, ramen en luiken met brandwerende functie

Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in de artikelen 2.107,2.114, 2.119 en 2.124 van het Bouwbesluit 2003 mag niet in geopendestand zijn vastgezet, tenzij het constructieonderdeel bij brand automatischwordt losgelaten.

Artikel 2.1.6 Branddoorslag en brandoverslag bij doorvoeren

Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of anderedoorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van deafdelingen 2.13, 2.14, 2.19, 2.22 en 2.23 van het Bouwbesluit 2003 een eismet betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslaggeldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van descheidingsconstructie op adequate wijze gecontroleerd.

Artikel 2.1.7 Aanvullende behandeling constructieonderdelen

Onderdelen van de bouwconstructie als bedoeld in het Bouwbesluit2003 die uitsluitend met een aanvullende behandeling kunnen voldoenaan de in het Bouwbesluit 2003 gestelde eisen met betrekking totbrandveiligheid zijn voorzien van een geldig door burgemeester enwethouders aanvaard document waaruit blijkt dat deze aanvullendebehandeling adequaat is toegepast.

Staatsblad 2008 327 5

Page 23: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.1.8 Brandgevaarlijke stoffen

1. In, op of nabij een bouwwerk is geen in tabel 2.1.8 aangewezenbrandgevaarlijke stof aanwezig.2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:a. de in tabel 2.1.8 aangegeven toegestane hoeveelheid per stof niet

wordt overschreden, met dien verstande dat de totale toegestanehoeveelheid stoffen 100 kilogram of liter is;b. de stof deugdelijk is verpakt, waarbij:1° de verpakking tegen normale behandeling bestand is,2° de verpakking is voorzien van een adequate gevaarsaanduiding, en3° geen inhoud onvoorzien uit de verpakking kan ontsnappen, enc. de stof wordt gebruikt met inachtneming van de op de verpakking

aangegeven gevaarsaanduidingen.3. Het eerste lid is voorts niet van toepassing op:a. brandstof in het reservoir van een verbrandingsmotor;b. brandstof in een verlichtings-, een verwarmings- of een ander

warmteontwikkelend toestel;c. voor consumptie bestemde alcoholhoudende dranken;d. gasflessen tot een totale waterinhoud van 115 liter;e. dieselolie, gasolie of lichte stookolie met een vlampunt tussen de

61°C en 100 °C tot een totale hoeveelheid van 1.000 liter, enf. brandgevaarlijke stoffen voor zover de aanwezigheid daarvan bij of

krachtens de Wet milieubeheer is toegestaan.4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van een in

het tweede lid, onderdeel a, bedoelde toegestane hoeveelheid.5. Bij het berekenen van een toegestane hoeveelheid als bedoeld in het

tweede lid, onderdeel a, wordt een aangebroken verpakking als een vollemeegerekend.

Tabel 2.1.8 Brandgevaarlijke stoffen

ADR-klasse Omschrijving Verpakkingsgroep Toegestane maximumhoeveelheid in kg of l.1

2

UN 1950 spuitbussen & UN2037 houders, klein, gas

gassen zoals propaan, zuurstof, acyteleen,aerosolen (spuitbussen)

n.v.t. 50

3 brandbare vloeistoffen zoals bepaaldeoplosmiddelen en aceton

II 25

3

excl. dieselolie, gasolie oflichte stookolie met eenvlampunt tussen 61°C en100°C

brandbare vloeistoffen zoals terpentine enbepaalde inkten

III 50

4.1, 4.2, 4.3 4.1: brandbare vaste stoffen, zelfontledendevaste stoffen en vaste ontplofbare stoffen inniet explosieve toestand zoals wrijvings-lucifers, zwavel en metaalpoeders4.2: voor zelfontbranding vatbare stoffenzoals fosfor (wit of geel) en diethylzink4.3: stoffen die in contact met waterbrandbare gassen ontwikkelen zoalsmagnesiumpoeder, natrium encalciumcarbide

II en III 50

5.1 brandbevorderende stoffen zoalswaterstofperoxide

II en III 50

5.2 organische peroxiden zoals dicymylperoxide en di-propionyl peroxide

n.v.t. 1

1 Eenheid bepaald overeenkomstig het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

Artikel 2.1.9 Brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen

1. Bedrijfsmatige opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen iszodanig dat bij brand geen onveilige situatie kan ontstaan voor een opeen aangrenzend perceel gelegen of op dat perceel volgens het bestem-mingsplan nog te realiseren gebouw dat op grond van het Bouwbesluit2003 een brandcompartiment of een gedeelte van een brandcompar-timent is, of voor een speeltuin, kampeerterrein of opslag van brandge-vaarlijke stoffen.

Staatsblad 2008 327 6

Page 24: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2. Aan het in het eerste lid gestelde is bij opslag van hout, anders dan ineen gebouw, voldaan indien:a. de opslag bij brand gedurende een periode van ten minste 60

minuten, gerekend vanaf het ontstaan van de brand, geen groterestralingsbelasting veroorzaakt dan 15 kW/m2;b. de bereikbaarheid van de opslag vanaf twee tegenover elkaar

liggende zijden is gewaarborgd, waarbij in een derde zijde ook eentoegangsmogelijkheid aanwezig is indien die zijde langer is dan 40 m, enc. bij de opslag een bluswatervoorziening met gedurende ten minste

vier uren een toevoercapaciteit van ten minste 90 m3 per uur aanwezig is.3. De in het tweede lid bedoelde stralingsbelasting wordt gemeten op:a. de perceelsgrens, indien het aangrenzend perceel een kampeer-

terrein, een speeltuin of een opslag van brandgevaarlijke stoffen is, enb. enig punt van de uitwendige scheidingsconstructie van een op het

aangrenzend perceel gelegen gebouw.

Paragraaf 2.2 Tijdig vaststellen van brand

Artikel 2.2.1 Brandmeldinstallatie

1. Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie met een omvangvan de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I bij ditbesluit, indien:a. de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie groter is dan de in

bijlage I bij dit besluit aangegeven grenswaarde;b. de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie

gemeten boven het meetniveau hoger is dan de in bijlage I bij dit besluitaangegeven grenswaarde;c. het aantal bouwlagen van de gebruiksfunctie groter is dan de in

bijlage I bij dit besluit aangegeven grenswaarde ofd. bijlage I dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als

hierboven bedoeld.2. Een doormelding als bedoeld in het eerste lid vindt rechtstreeks

plaats naar de regionale alarmcentrale van de brandweer.3. Bij een woonfunctie voor zorg met zorg op afroep in een

woongebouw of in een groepszorgwoning, vindt rechtstreekse meldingnaar een zorgcentrale plaats. Bij 24-uurszorg in een woongebouw of ineen groepszorgwoning, vindt deze melding naar een zusterpost plaats.4. Een besloten ruimte waarop een verblijfsruimte is aangewezen van

waaruit slechts in een richting kan worden gevlucht heeft een brandmeld-installatie met ruimtebewaking als bedoeld in NEN 2535: 1996, inclusiefwijzigingsblad A1: 2002, indien:a. de loopafstand tussen de toegang van de verblijfsruimte en het punt

van waaruit in meer dan een richting kan worden gevlucht meer dan 10 mis ofb. de totale vloeroppervlakte van de besloten ruimte van waaruit in

slechts een richting kan worden gevlucht meer dan 200 m2 is.5. Het eerste lid is niet van toepassing op een woonfunctie voor

kamergewijze verhuur indien elke wooneenheid in een afzonderlijksubbrandcompartiment ligt met een volgens NEN 6068: 2004, inclusiefwijzigingsblad A2: 2005, bepaalde weerstand tegen branddoorslag enbrandoverslag van het subbrandcompartiment naar een besloten ruimtein het brandcompartiment die niet lager is dan 30 minuten.6. Een installatie als bedoeld in het eerste lid voldoet aan NEN 2535:

1996, inclusief wijzigingsblad A1: 2002, en aan een door burgemeester enwethouders goedgekeurd programma van eisen als bedoeld in dezenorm.7. Een installatie als bedoeld in het eerste lid functioneert overeen-

komstig de op de installatie van toepassing zijnde voorschriften.

Staatsblad 2008 327 7

Page 25: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

8. Het beheer, de controle en het onderhoud van een installatie alsbedoeld in het eerste en derde lid voldoet aan NEN 2654-1: 2002.9. Een installatie als bedoeld in het eerste lid heeft, indien de installatie

is voorzien van doormelding, een geldig certificaat als bedoeld in deRegeling brandmeldinstallaties 2002 van het Centraal College vanDeskundigen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.

Artikel 2.2.2 Rookmelders woonfunctie

1. Indien in een woonfunctie voor kamergewijze verhuur de vloer vaneen verblijfsruimte hoger ligt dan 2.1 m boven het meetniveau en vanafde toegang van de wooneenheid waar die verblijfsruimte toe behoortgeen tweede vluchtroute is en het aansluitende terrein niet op een andereadequate wijze kan worden bereikt zonder gebruik te maken van eensleutel, hebben alle verblijfsruimten in de woonfunctie doorgekoppelderookmelders als bedoeld in NEN 2555: 2006.2. Een rookmelder als bedoeld in het eerste lid en een volgens artikel

2.146, zevende lid, van het Bouwbesluit 2003 aangebrachte rookmelderfunctioneren overeenkomstig dat voorschrift.

Paragraaf 2.3 Vluchten bij brand

Artikel 2.3.1 Opstelling inventaris

1. De inrichting van een ruimte is zodanig dat:a. voor elke persoon zonder zitplaats ten minste 0,25 m2 vloer-

oppervlakte beschikbaar is;b. voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,3 m2 vloeroppervlakte

beschikbaar is, indien geen inventaris kan verschuiven of omvallen alsgevolg van gedrang;c. voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,5 m2 vloeroppervlakte

beschikbaar is, indien inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolgvan gedrang.Bij de berekening van de per persoon beschikbare vloeroppervlakte

wordt uitgegaan van de vloeroppervlakte aan verblijfsruimte na aftrek vande oppervlakte van de inventaris.2. In een ruimte met meer dan 100 zitplaatsen zijn de zitplaatsen

gekoppeld of aan de vloer bevestigd, zodanig dat deze niet kunnenverschuiven of omvallen als gevolg van gedrang, voor zover diezitplaatsen in meer dan 4 rijen van meer dan 4 stoelen zijn opgesteld.3. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen is tussen de rijen een vrije ruimte

aanwezig met een breedte van ten minste 0,4 m, gemeten tussen deloodlijnen op de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen.4. Indien in een rij als bedoeld in het derde lid tussen de zitplaatsen een

tafel is geplaatst, bevindt deze zich niet in de vrije ruimte, bedoeld in datlid.5. Een rij zitplaatsen die slechts aan een einde op een gangpad of

uitgang uitkomt, heeft niet meer dan 8 zitplaatsen.6. Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang

uitkomt, heeft ten hoogste:a. 16 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, niet

groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpadof van de uitgang ten minste 0,6 m is;b. 32 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, groter

is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of vande uitgang ten minste 0,6 m is;c. 50 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, groter is

dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of vande uitgang ten minste 1,1 m is.

Staatsblad 2008 327 8

Page 26: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.3.2 Ruimten met stands, kramen, schappen, podia enandere inrichtingselementen

1. Gangpaden tussen stands, kramen, schappen, podia en andereinrichtingselementen in een voor publiek toegankelijke ruimte zijn tenminste 1,1 m breed.2. Voor een uitgang in een ruimte als bedoeld in het eerste lid is een

vrije vloeroppervlakte met een lengte en een breedte van ten minste debreedte van deze uitgang.

Artikel 2.3.3 Deuren, ramen en luiken met rookwerende functie

Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in de artikelen 2.138,2.144, 2.168 en 2.177 van het Bouwbesluit 2003 mag niet in geopendestand zijn vastgezet, tenzij het constructieonderdeel bij rook als gevolgvan brand automatisch wordt losgelaten.

Artikel 2.3.4 Rookdoorgang bij doorvoeren

Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of anderedoorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van deafdelingen 2.16, 2.22 en 2.23 van het Bouwbesluit 2003 een eis omtrent derookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen rookdoorgang van descheidingsconstructie op adequate wijze gecontroleerd.

Artikel 2.3.5 Deuren in vluchtroutes

1. Bij aanwezigheid van personen in een bouwwerk is een deur in eenvluchtroute uitsluitend gesloten indien die deur tijdens het vluchten,zonder gebruik te moeten maken van een sleutel, onmiddellijk over de tenminste vereiste breedte kan worden geopend.2. Een deur van een ruimte voor meer dan 100 personen en een deur

waarop bij het vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen kunnenin de vluchtrichting worden geopend door:a. een lichte druk tegen de deur, ofb. een lichte druk tegen een op circa 1 m boven de vloer over de volle

breedte van de deur aangebrachte panieksluiting die voldoet aan NEN-EN1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2002.3. In afwijking van het eerste en tweede lid is bij een celfunctie of een

nevenfunctie van een celfunctie een deur in een vluchtroute uitsluitendgesloten indien die deur voor het vluchten bij brand voldoende snel overde ten minste vereiste breedte kan worden geopend.4. Een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangs-

of uitgangscontrole in een vluchtroute mogen het vluchten niet belem-meren.5. Een deur die toegang geeft tot een overdruktrappenhuis als bedoeld

in NEN 6092: 1995 is voorzien van een aanduiding waaruit blijkt dat hardduwen noodzakelijk kan zijn.6. Aan de tegen de vluchtrichting in gekeerde zijde van een nooddeur of

nooduitgang in een uitwendige scheidingsconstructie is het opschrift«nooddeur vrijhouden» of «nooduitgang» aangebracht. Dit opschriftvoldoet aan de eisen voor aanvullende tekens in NEN 3011: 2004.7. Een deur in een vluchtroute vanaf de toegang van een wooneenheid

naar de toegang van de woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan in devluchtrichting worden geopend:a. door een lichte druk tegen de deur, ofb. met behulp van een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan

NEN-EN 179: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1:2002, of aan NEN-EN 1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 encorrectieblad C1: 2002.

Staatsblad 2008 327 9

Page 27: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.3.6 Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan

1. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld inartikel 2.2.1, eerste lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie die voldoetaan NEN 2575: 2004 en aan een door burgemeester en wethoudersgoedgekeurd programma van eisen als bedoeld in deze norm.2. Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur is de in het eerste lid

bedoelde ontruimingsalarminstallatie een luidalarminstallatie die in elkeverblijfsruimte voldoende hoorbaar is. Deze installatie heeft ten minsteeen signaalgever in een gezamenlijke keuken en een per bouwlaag in eenruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert.3. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie met ruimte-

bewaking als bedoeld in artikel 2.2.1, vierde lid, heeft een ontruimings-alarminstallatie met automatisch ontruimingssignaal die voldoet aan NEN2575: 2004 en aan een door burgemeester en wethouders goedgekeurdprogramma van eisen als bedoeld in deze norm.4. Het beheer, de controle en het onderhoud van een ontruimings-

alarminstallatie als bedoeld in het eerste tot en met derde lid voldoet aanNEN 2654-2: 2004.5. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in

artikel 2.2.1 heeft een ontruimingsplan.

Artikel 2.3.7 Vluchtrouteaanduidingen

1. Een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voormeer dan 50 personen hebben een vluchtrouteaanduiding die voldoet aanNEN 6088: 2002 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2tot en met 5.6 van NEN-EN 1838: 1999.2. Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid is aange-

bracht op een duidelijk waarneembare plaats.3. Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid voldoet

binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteitgedurende een periode van ten minste 60 minuten aan de zichtbaarheids-eisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838: 1999.4. Op een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid, op een

vluchtroute vanuit een ruimte met een verlichtingsinstallatie die niet isaangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in deartikelen 2.59 en 2.66 van het Bouwbesluit 2003, zijn bij het uitvallen vande voorziening voor elektriciteit de in het eerste lid bedoelde zichtbaar-heidseisen niet van toepassing.5. De controle en het onderhoud van een vluchtrouteaanduiding vindt

ten minste eenmaal per jaar op adequate wijze plaats.

Artikel 2.3.8 Noodverlichtingsinstallaties

1. Een noodverlichtingsinstallatie als bedoeld in de artikelen 2.59 en2.66 van het Bouwbesluit 2003 functioneert overeenkomstig de in dieartikelen genoemde voorschriften.2. De controle en het onderhoud van de in het eerste lid bedoelde

noodverlichtingsinstallatie vindt ten minste eenmaal per jaar op adequatewijze plaats.

Artikel 2.3.9 Rookbeheersingssystemen

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven rook- en warmteafvoer-installatie of ander rookbeheersingssysteem is voorzien van een geldigdoor burgemeester en wethouders aanvaard document waaruit blijkt datdeze voorziening adequaat functioneert, wordt onderhouden en gecontro-leerd.

Staatsblad 2008 327 10

Page 28: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.3.10 Verduisterde ruimten

In een ruimte bestemd om te worden verduisterd tijdens het gebruikdoor meer dan 50 personen, zijn zodanige voorzieningen getroffen dattijdens de verduistering een redelijke oriëntatie mogelijk is.

Artikel 2.3.11 Valgevaarlijke aankleding van een ruimte

Ter voorkoming van letsel bij loslaten is:a. tegen of onder het plafond aangebracht glas veiligheidsglas of

voorzien van een ingegoten kruiswapening met een maximale maaswijdtevan 0,016 m;b. textiel, folie of papier in horizontale toepassing onderspannen met

metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 0,35 m, ofmetaaldraad in twee richtingen met een maximale maaswijdte van 0,7 m.

Paragraaf 2.4 Handmatig bestrijden van brand

Artikel 2.4.1 Brandslanghaspel en pompinstallatie

1. Een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandslanghaspel isaangesloten en wordt in stand gehouden.2. De controle en het onderhoud van een brandslanghaspel als bedoeld

in het eerste lid vindt ten minste eenmaal per jaar op adequate wijzeplaats.3. Het onderhoud van een bij een brandslanghaspel als bedoeld in het

eerste lid behorende pompinstallatie vindt ten minste eenmaal per jaar opadequate wijze plaats.4. De controle van een bij een brandslanghaspel als bedoeld in het

eerste lid behorende pompinstallatie vindt ten minste eenmaal per maandop adequate wijze plaats.

Artikel 2.4.2 Blusmiddelen en draagbare en verrijdbareblustoestellen

1. Voor zover daarin niet reeds voldoende door de aanwezigheid vanbrandslanghaspels is voorzien, is een gebouw voorzien van voldoendedraagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snelmogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden.2. Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur is aan het eerste lid

voldaan met een toestel in een gezamenlijke keuken en ten minste een perbouwlaag, in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert.3. Ten minste eenmaal per twee jaar wordt overeenkomstig NEN 2559:

2001, inclusief wijzigingsblad A2: 2004, op adequate wijze het nodigeonderhoud aan een bij of krachtens wettelijk voorschrift aanwezigdraagbaar of verrijdbaar blustoestel verricht, en de goede werking van datblustoestel gecontroleerd.

Artikel 2.4.3 Aanduiding blusmiddelen

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven blusmiddel is duidelijkzichtbaar opgehangen of gemarkeerd met een pictogram als bedoeld inNEN 3011: 2004.

Staatsblad 2008 327 11

Page 29: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Paragraaf 2.5 Automatisch bestrijden van brand

Artikel 2.5.1 Automatische brandblusinstallatie

Een bij of krachtens de wet voorgeschreven automatische brandblus-installatie is voorzien van een geldig door burgemeester en wethoudersaanvaard document waaruit blijkt dat deze voorziening adequaatfunctioneert, wordt onderhouden en gecontroleerd.

Paragraaf 2.6 Voor de brandweer noodzakelijke voorzieningen

Artikel 2.6.1 Bereikbaarheid bouwwerk voor brandweer

1. Een bij of krachtens de wet of de Wet ruimtelijke ordening voorge-schreven verbindingsweg tussen de toegang van een bouwwerk en hetopenbaar wegennet is over de voorgeschreven hoogte en breedtevrijgehouden voor brandweervoertuigen.2. Een bij of krachtens de wet of de Wet ruimtelijke ordening voorge-

schreven opstelplaats voor brandweervoertuigen is over de voorge-schreven hoogte en breedte vrijgehouden voor brandweervoertuigen.3. Hekwerken die een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid of

een opstelplaats als bedoeld in het tweede lid afsluiten, kunnen snel engemakkelijk worden geopend.

Artikel 2.6.2 Aanwezigheid en kwaliteit brandweeringang

1. Een bouwwerk met een brandmeldinstallatie met doormelding alsbedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, heeft een brandweeringang. Indien hetbouwwerk meerdere toegangen heeft, worden in overleg met debrandweer een of meer van die toegangen als brandweeringangaangewezen.2. Een brandweeringang als bedoeld in het eerste lid:a. wordt automatisch ontsloten bij een brandmelding, ofb. wordt ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is

bepaald.

Artikel 2.6.3 Brandweerlift

De controle en het onderhoud van een brandweerlift vindt ten minsteeenmaal per jaar op adequate wijze plaats.

Paragraaf 2.7 Blusvoorzieningen

Artikel 2.7.1 Blusleiding en pompinstallatie

1. De controle en het onderhoud van een bij of krachtens de wetvoorgeschreven blusleiding vindt ten minste eenmaal per jaar opadequate wijze plaats.2. Het onderhoud van een bij een blusleiding als bedoeld in het eerste

lid behorende pompinstallatie vindt ten minste eenmaal per jaar opadequate wijze plaats.3. De controle van een bij een blusleiding als bedoeld in het eerste lid

behorende pompinstallatie vindt ten minste eenmaal per maand opadequate wijze plaats.4. In aanvulling op het eerste, tweede en derde lid worden een

blusleiding en een pompinstallatie bij oplevering en daarna eenmaal in devijf jaar getest volgens NEN 1594: 2006.

Staatsblad 2008 327 12

Page 30: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.7.2 Brandkraan en bluswaterwinplaats

1. Een bij of krachtens de wet of de Wet ruimtelijke ordening voorge-schreven brandkraan of bluswaterwinplaats is onbeperkt toegankelijk voorbluswerkzaamheden.2. Een brandkraan en een bluswaterwinplaats als bedoeld in het eerste

lid worden op adequate wijze onderhouden.

Paragraaf 2.8 Mobiele radiocommunicatie

Artikel 2.8.1 Communicatiesysteem hulpverleningsdiensten

Een voor grote aantallen bezoekers toegankelijk bouwwerk waarbij ditnoodzakelijk is voor het goed functioneren van hulpverleningsdiensten bijcalamiteiten en een wegtunnel met een tunnellengte van meer dan 250 mhebben een adequate installatie voor mobiele radiocommunicatie tussenhulpverleningsdiensten binnen en buiten dat bouwwerk.

Paragraaf 2.9 Overige bepalingen brandveilig gebruik

Artikel 2.9.1 Voorkomen van belemmeringen en hinder

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verbodenin, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, tewerpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen,middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszinsbelemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:a. brandgevaar wordt veroorzaakt;b. melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt

belemmerd;c. het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, ofd. het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.

Paragraaf 2.10 Beschikbaarheid gegevens en bescheiden

Artikel 2.10.1 Logboek

1. In een bouwwerk waarop voorschriften uit dit hoofdstuk vantoepassing zijn, is een logboek aanwezig. Dit logboek ligt evenals eenafschrift van de gebruiksvergunning en een afschrift van de gebruiks-melding ter inzage van degenen die belast zijn met het toezicht op denaleving van de voorschriften van dit besluit.2. Een logboek als bedoeld in het eerste lid bevat een volledig en

chronologisch overzicht van buitengebruikstellingen en van op grond vandit besluit uitgevoerde onderhouds- en controleactiviteiten en storings- enalarmmeldingen van installaties als bedoeld in dit besluit alsmede vanandere werkzaamheden aan deze installaties.3. Een logboek als bedoeld in het eerste lid bevat voorts:a. het document, bedoeld in de artikelen 2.1.7, 2.2.1, negende lid, 2.3.9

en 2.5.1;b. het ontruimingsplan, bedoeld in artikel 2.3.6, vijfde lid, enc. het verslag van ontruimingsoefeningen.

Paragraaf 2.11 Gebruiksvergunning

Artikel 2.11.1 Gebruiksvergunningplicht

1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiks-vergunning van burgemeester en wethouders:

Staatsblad 2008 327 13

Page 31: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

a. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken voor zover daarinbedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal wordenverschaft aan meer dan 10 personen;b. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken voor zover daarin

dagverblijf zal worden verschaft aan:1° meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of2° meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen.2. In een bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de wet, kan

worden afgeweken van het in het eerste lid, onderdeel a, genoemdeaantal personen.

Artikel 2.11.2 Aanvraag gebruiksvergunning

1. Een aanvraag om gebruiksvergunning wordt schriftelijk ingediend bijburgemeester en wethouders van de gemeente waarin het bouwwerkgeheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen.2. Een aanvraag wordt gedaan op een door Onze Minister vastgesteld

formulier dat door burgemeester en wethouders op zijn verzoek aan deaanvrager beschikbaar wordt gesteld.3. Voor zover dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders

nodig is om aannemelijk te maken dat het gebruik voldoet aan de bij ofkrachtens de wet geldende eisen verstrekt de aanvrager bij de aanvraageen situatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner mag zijndan 1:1000, en per bouwlaag een plattegrondtekening met een schaal dieniet kleiner mag zijn dan 1:100 bij een gebouw met een brutovloer-oppervlakte van minder dan 10.000 m_ en niet kleiner dan 1:200 bij eengrotere oppervlakte.Op de plattegrondtekening is aangegeven:a. schaalaanduiding;b. per bouwlaag:° hoogte van de vloer boven het meetniveau;° gebruiksoppervlakte, en° maximaal aantal personen;c. per ruimte:° vloeroppervlakte;° gebruiksbestemming;° bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die

ruimte, en° opstelling van inventaris en van inrichtingselementen als bedoeld in

de artikelen 2.3.1 en 2.3.2;d. met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn:° brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies;° vluchtroutes;° draairichting van deuren;° zelfsluitende deuren als bedoeld in de artikelen 2.1.5 en 2.3.3;° sluitwerk van deuren als bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid;° vluchtroute-aanduidingen;° noodverlichting;° oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 2.3.10;° brandmeldcentrale en brandmeldpaneel;° brandslanghaspels;° mobiele brandblusapparaten;° droge blusleidingen;° brandweeringang;° sleutelkluis of -buis, en° brandweerlift.De aanduidingen zijn conform NEN 1414: 2007, voor zover deze norm

daarin voorziet.

Staatsblad 2008 327 14

Page 32: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4. Bij toepassing van een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel1.4, eerste lid, verstrekt de aanvrager voor zover dit naar het oordeel vanburgemeester en wethouders nodig is tevens gegevens en bescheidenwaarmee de gelijkwaardigheid voldoende aannemelijk wordt gemaakt.5. Het aanvraagformulier en de daarbij te verstrekken gegevens en

bescheiden worden in drievoud ingediend.6. Een aanvraag kan betrekking hebben op meerdere bouwwerken op

hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangende terreinen.

Artikel 2.11.3 Afhandeling aanvraag gebruiksvergunning

1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag omgebruiksvergunning binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraagen kunnen hun beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.2. In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders

de beslissing aan indien:a. voor het bouwwerk een bouwvergunning is vereist en zij nog niet op

de aanvraag om bouwvergunning hebben beslist;b. voor het bouwwerk een aanschrijving is uitgevaardigd wegens strijd

met voorschriften van het Bouwbesluit 2003 en de aanschrijving binnende in het eerste lid bedoelde termijn is verzonden en nog niet aan deaanschrijving is voldaan.3. De in het tweede lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat is

beslist op een aanvraag om bouwvergunning als bedoeld in het tweedelid, onderdeel a, dan wel zes weken nadat is voldaan aan de aanschrijving,bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.

Artikel 2.11.4 Voorwaarden gebruiksvergunning

1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de gebruiksvergunningvoorwaarden verbinden indien deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen,beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand.2. Bij een aanvraag om gebruiksvergunning voor tijdelijk of seizoensge-

bonden gebruik van een bouwwerk kan in de gebruiksvergunning wordenbepaald voor welke periode of voor welke tijdvakken in een kalenderjaarde vergunning is verleend.

Artikel 2.11.5 Weigeren gebruiksvergunning

Een gebruiksvergunning mag slechts en moet worden geweigerdindien:a. de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van het bouwwerk in

relatie tot de beoogde gebruiksfunctie geen brandveilig gebruik is en doorhet stellen van voorwaarden geen brandveilig gebruik kan worden bereikt,ofb. de bouwvergunning is geweigerd.

Artikel 2.11.6 Wijzigen en intrekken gebruiksvergunning

1. Burgemeester en wethouders kunnen de gebruiksvergunningwijzigen:a. indien een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen

buiten het bouwwerk die bij de verlening van de gebruiksvergunning eenrol hebben gespeeld dit noodzakelijk maakt, ofb. op verzoek van de vergunninghouder.2. Burgemeester en wethouders kunnen de gebruiksvergunning

intrekken:a. indien blijkt dat zij de vergunning op grond van onjuiste of onvol-

ledige gegevens hebben verleend;

Staatsblad 2008 327 15

Page 33: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

b. indien blijkt dat de houder van de vergunning niet heeft voldaan aaneen voorwaarde van de vergunning;c. indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen

30 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning;d. indien van de vergunning gedurende een aansluitende periode van

30 weken of langer geen gebruik is gemaakt;e. indien het belang in verband waarmee de vergunning is verleend dit

vereist op grond van een verandering van inzichten of van omstandig-heden gelegen buiten het bouwwerk, opgetreden na het verlenen van devergunning, en het niet mogelijk blijkt door wijziging van de vergunningdat belang voldoende te beschermen off. op verzoek van de vergunninghouder.3. Burgemeester en wethouders gaan niet over tot intrekking of

wijziging van de gebruiksvergunning dan nadat zij de vergunninghouderin de gelegenheid hebben gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

Paragraaf 2.12 Gebruiksmelding

Artikel 2.12.1 Gebruiksmeldingplicht

1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding:a. een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, toe

te passen;b. een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien daarin

meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn;c. een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamerge-

wijze verhuur.2. Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of

gebruiken van een bouwwerk waarvoor een gebruiksvergunning isvereist.3. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het in gebruik

nemen of gebruiken van:a. een één- of meergezinswoning;b. een tunnel die uitsluitend dan wel mede bestemd is voor motorrij-

tuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenver-keerswet.4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het veranderen

van een bouwwerk of van het gebruik daarvan indien eerder eengebruiksmelding is gedaan en door het veranderen een afwijking ontstaatvan de bij die melding verstrekte gegevens.

Artikel 2.12.2 Indiening gebruiksmelding

1. Een gebruiksmelding wordt ten minste vier weken voor de aanvangvan het gebruik schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders vande gemeente waarin het bouwwerk geheel of in hoofdzaak is of zal zijngelegen.2. Een gebruiksmelding wordt gedaan op een door Onze Minister

vastgesteld formulier dat door burgemeester en wethouders op zijnverzoek aan de melder beschikbaar wordt gesteld.3. Bij de gebruiksmelding, bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid, onderdeel

a, verstrekt de melder voor zover dit naar het oordeel van burgemeesteren wethouders nodig is gegevens en bescheiden waarmee de gelijkwaar-digheid voldoende aannemelijk wordt gemaakt.4. Voor zover dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders

nodig is om aannemelijk te maken dat het gebruik voldoet aan de bij ofkrachtens de wet geldende eisen verstrekt de melder bij de gebruiks-melding, bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid, onderdelen b en c, eensituatieschets met noordpijl met een schaal die niet kleiner mag zijn dan

Staatsblad 2008 327 16

Page 34: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1:1000, en per bouwlaag een plattegrondtekening met een schaal die nietkleiner mag zijn dan 1:100 bij een gebouw met een brutovloeroppervlaktevan minder dan 10.000 m_ en niet kleiner dan 1:200 bij een grotereoppervlakte.Op de plattegrondtekening is aangegeven:a. schaalaanduiding;b. per bouwlaag:° hoogte van de vloer boven het meetniveau;° gebruiksoppervlakte, en° maximaal aantal personen;c. per ruimte:° vloeroppervlakte;° gebruiksbestemming;° bij ruimten voor meer dan 25 personen, de hoogste bezetting van die

ruimte, en° opstelling van inventaris en van inrichtingselementen als bedoeld in

de artikelen 2.3.1 en 2.3.2;d. met aanduidingen van de plaats van, voor zover deze aanwezig zijn:° brand- en/of rookwerende scheidingsconstructies;° vluchtroutes;° draairichting van deuren;° zelfsluitende deuren als bedoeld in de artikelen 2.1.5 en 2.3.3;° sluitwerk van deuren als bedoeld in artikel 2.3.5, tweede lid;° vluchtroute-aanduidingen;° noodverlichting;° oriëntatieverlichting als bedoeld in artikel 2.3.10;° brandmeldcentrale en brandmeldpaneel;° brandslanghaspels;° mobiele brandblusapparaten;° droge blusleidingen;° brandweeringang;° sleutelkluis of -buis, en° brandweerlift.De aanduidingen zijn conform NEN 1414: 2007, voor zover deze norm

daarin voorziet.5. Het meldingsformulier en de daarbij te verstrekken gegevens en

bescheiden worden in drievoud ingediend.6. Bij een gebruiksmelding voor tijdelijk of seizoensgebonden gebruik

van een bouwwerk wordt door de melder aangegeven voor welke periodeof voor welke tijdvakken in een kalenderjaar het gebruik is beoogd.7. Een gebruiksmelding kan betrekking hebben op meerdere

bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaar samenhangendeterreinen.

Artikel 2.12.3 Afhandeling gebruiksmelding

De melder krijgt door of namens burgemeester en wethouders eenbewijs van ontvangst toegezonden of uitgereikt, waarin de datum vanontvangst is vermeld.

Artikel 2.12.4 Voorwaarden na gebruiksmelding

1. Burgemeester en wethouders kunnen na een melding van eengebruik als bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid, onderdeel b, besluitennadere voorwaarden op te leggen indien deze noodzakelijk zijn voor hetvoorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar enongevallen bij brand.2. Het is verboden in strijd te handelen met de nadere voorwaarden,

bedoeld in het eerste lid.

Staatsblad 2008 327 17

Page 35: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.12.5 Wijzigen nadere voorwaarden gebruiksmelding

1. Burgemeester en wethouders kunnen de nadere voorwaarden,bedoeld in artikel 2.12.4, eerste lid, wijzigen:a. indien een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen

buiten het bouwwerk die bij de beoordeling van de melding een rolhebben gespeeld dit noodzakelijk maakt, enb. op verzoek van de melder.2. Burgemeester en wethouders gaan niet over tot wijziging van de

nadere voorwaarden, bedoeld in artikel 2.12.4, eerste lid, dan nadat zij demelder in de gelegenheid hebben gesteld zijn zienswijze naar voren tebrengen.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1 Overgangsbepalingen

1. Een vergunning voor het brandveilig gebruik van bouwwerken opgrond van de verordening, bedoeld in artikel 8 van de wet, verleend voorhet tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, blijft van toepassing voorzover een gebruiksvergunning op grond van dit besluit is vereist. Artikel2.11.6 is op een dergelijke vergunning van toepassing.2. Een vergunning voor het brandveilig gebruik van bouwwerken op

grond van de verordening, bedoeld in artikel 8 van de wet, verleend voorhet tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, wordt voor zover dezebetrekking heeft op een situatie waarvoor op grond van dit besluit eenmelding als bedoeld in artikel 2.12.1 is vereist, beschouwd als eenmelding als bedoeld in laatstgenoemd artikel.3. Een aanvraag om vergunning voor het brandveilig gebruik van

bouwwerken op grond van de verordening, bedoeld in artikel 8 van dewet, ingediend voor het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, wordtvoor zover deze betrekking heeft op een situatie waarvoor op grond vandit besluit een melding als bedoeld in artikel 2.12.1 is vereist, beschouwdals een melding als bedoeld in laatstgenoemd artikel.4. Met betrekking tot een aanvraag om vergunning voor het brandveilig

gebruik van bouwwerken op grond van de verordening, bedoeld in artikel8 van de wet, ingediend voor het tijdstip waarop dit besluit in werkingtreedt alsmede met betrekking tot enig bezwaar of beroep ingesteld tegeneen beslissing omtrent een dergelijke aanvraag, blijven voor zover dezeaanvraag betrekking heeft op een situatie waarvoor op grond van ditbesluit een gebruiksvergunning is vereist de voorschriften van toepassingdie golden op het tijdstip waarop de aanvraag werd ingediend.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalentijdstip.

Artikel 3.3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit brandveilig gebruikbouwwerken.

Staatsblad 2008 327 18

Page 36: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota vantoelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 26 juli 2008Beatrix

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,C. P. Vogelaar

Uitgegeven de negentiende augustus 2008

De Minister van Justitie,E. M. H. Hirsch Ballin

STB11834ISSN 0920 - 2064Sdu Uitgevers’s-Gravenhage 2008

Het advies van de Raad van State is openbaargemaakt door terinzagelegging bij het Minis-terie van Volkshuisvesting, RuimtelijkeOrdening en Milieubeheer.Tevens zal het advies met de daarbij ter inzagegelegde stukken worden opgenomen in hetbijvoegsel bij de Staatscourant van9 september 2008, nr. 174.

Staatsblad 2008 327 19

Page 37: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

BIJLAGE

Staatsblad 2008 327 20

Page 38: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Op basis van de Woningwet moeten gemeenten in hun bouwveror-dening voorschriften over het brandveilig gebruik van bouwwerkenopnemen. Met dit besluit worden deze voorschriften landelijk geünifor-meerd. Die uniformering is een logisch vervolg op de eerdere unifor-mering van de bouwtechnische voorschriften (1992: Bouwbesluit,inmiddels Bouwbesluit 2003) en van de indieningsvereisten voor hetaanvragen van een bouwvergunning (2003: Besluit indieningsvereistenaanvraag bouwvergunning). Zij past ook in de modernisering van deVROM-regelgeving zoals deze is beschreven in de brief «meerjaren-programma herijking van de VROM-regelgeving» (Kamerstukken II2005/06, 29 383, nr. 34) en de brief «prioriteit milieu en ruimte» (Kamer-stukken II 2006/07, 30 800 XI, nr. 88).Met deze uniformering komt er een einde aan (onnodige) lokale

verschillen. Eenduidige landelijk geldende voorschriften bieden degebruiker en het bedrijfsleven meer rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.Bovendien wordt in dit besluit recht gedaan aan de al jaren bestaandewens tot reductie van het aantal gebruiksvergunningplichtige gevallen tekomen.Ook wordt met dit besluit tegemoetgekomen aan de wens de door het

Ondernemersklankbord Regeldruk (Commissie Stevens, rapport30 augustus 2005) gesignaleerde hinderlijke regeldruk te verminderen.Een ander gevolg van de invoering van dit besluit is een afname van deadministratieve lasten.Op grond van de Woningwet zijn in de bouwverordening tevens

voorschriften opgenomen over het gebruik van open erven en terreinenen de staat waarin deze zich moeten bevinden. Genoemde voorschriftenworden voor zover het de brandveiligheid van de bedrijfsmatige opslagvan brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen op die erven en terreinenbetreft met de invoering van dit besluit landelijk geüniformeerd.Voorschriften omtrent de bedrijfsmatige opslag van dergelijke stoffenwaren eerder krachtens de Wet milieubeheer in zogenoemde 8.40-amvb’sondergebracht. In het kader van de modernisering van deVROM-regelgeving is dit onderwerp voortaan in dit besluit opgenomen enzijn de 8.40-amvb’s vervangen door het Besluit algemene regels voorinrichtingen milieubeheer. Dat besluit is op 1 januari 2008 in werkinggetreden.Het voornemen is dit besluit op 1 oktober 2008 in werking te laten

treden.

1.2 Wettelijke basis

Dit besluit is gebaseerd op de artikelen 8, achtste lid, en 120a van deWoningwet.Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Woningwet moet elke

gemeente een bouwverordening vaststellen. Op grond van artikel 8,tweede lid, onderdeel a, onder 4°, worden voorschriften over hetbrandveilig gebruik van bouwwerken in de bouwverordening opgenomen.Op grond van onderdeel b van dat lid moeten in de bouwverordening ookvoorschriften worden opgenomen over het gebruik van open erven enterreinen en de staat waarin deze zich moeten bevinden. Op grond vanartikel 8, achtste lid, kunnen ter bevordering van de eenheid in debouwverordeningen bij algemene maatregel van bestuur regelen worden

Staatsblad 2008 327 21

Page 39: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

gegeven omtrent de inhoud van de voorschriften van de bouwverorde-ningen. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt om in dit besluit devoorschriften over de brandveiligheid van het gebruik van bouwwerkenen van de brandveiligheid van de bedrijfsmatige opslag van brandbareniet-milieugevaarlijke stoffen in bouwwerken en op open erven enterreinen landelijk te uniformeren.Op grond van artikel 8, negende lid, van de Woningwet moet de

gemeenteraad binnen een jaar na het in werking treden van dit besluit debetreffende voorschriften van de bouwverordening hiermee in overeen-stemming brengen. Zolang dat niet gebeurd is gelden de voorschriftenvan dit besluit rechtstreeks. In een dergelijk geval moeten de voorschriftenvan dit besluit worden toegepast en blijven de betreffende voorschriftenvan de bouwverordening buiten toepassing.De experimenteerbepaling die in artikel 1.5 van het besluit is

opgenomen, is gebaseerd op artikel 120a van de Woningwet dat eenalgemene grondslag voor het opnemen van een experimenteerbepaling ineen op de Woningwet gebaseerde algemene maatregel van bestuur bevat.De Woningwet biedt momenteel nog geen directe wettelijke grondslag

voor dit besluit. Op grond van artikel 8 van die wet berust de bevoegdheidtot het geven van voorschriften over het (brandveilig) gebruik vanbouwwerken bij de gemeenteraad. De voor dit besluit gehanteerdewettelijke grondslag van artikel 8, achtste lid, van die wet biedt een basisvoor landelijke uniformering van die voorschriften. Nadeel van een besluitop die grondslag is dat de gemeenten hun bouwverordening met zo’nbesluit in overeenstemming moeten gaan brengen («overschrijfbesluit»).Gelet daarop is tot nu toe uiterst terughoudend met het geven vanuniforme voorschriften omgegaan. Gezien de evidente voordelen van ditbesluit en het zeer grote maatschappelijke en politieke draagvlak voorsnelle landelijke uniformering van de betreffende voorschriften heeft hetkabinet gemeend dat een besluit op grond van artikel 8, achtste lid, van deWoningwet in dit geval voldoende gerechtvaardigd is.Overigens is het de bedoeling op zeer korte termijn een voorstel tot

wijziging van de Woningwet in procedure te brengen dat is gericht op hetscheppen van een directe wettelijke grondslag voor een algemenemaatregel van bestuur over het gebruik van bouwwerken en op hetschrappen van de bestaande bevoegdheid van de gemeenteraad op datpunt; zie ook mijn brief aan de Tweede Kamer van 29 april 2008 (Kamer-stukken II 2007/08, 28 325, nr. 79).

1.3 Gevolgde procedure en inspraak

In het kader van het streven naar vermindering van regeldruk enbestuurlijke en administratieve lastendruk heeft de Vereniging vanNederlandse Gemeenten (VNG) in 1999 voorgesteld om de technische enprocedurele voorschriften van de gemeentelijke bouwverordeningenlandelijk te gaan uniformeren. Dat voorstel is door het toenmalige kabinetovergenomen. Een eerste stap hierin was de inwerkingtreding per1 januari 2003 van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwver-gunning.Dit Besluit brandveilig gebruik bouwwerken is te beschouwen als

tweede stap.Vooruitlopend op de totstandkoming van dit besluit heeft de VNG in

overleg met het Landelijk Netwerk Brandpreventie (LNB) van de Neder-landse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), deVereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (VBWTN) en de minis-teries van BZK en VROM de in de model-Bouwverordening (Mbv)opgenomen voorschriften op het terrein van brandveilig gebruik vanbouwwerken geactualiseerd.Deze geactualiseerde voorschriften zijn als basis voor de totstand-

koming van dit besluit gebruikt.

Staatsblad 2008 327 22

Page 40: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Ook zijn diverse onderzoeken1 verricht, waaruit is gebleken datlandelijke uniformering zowel voor de procedurele als de materiëlevoorschriften op het gebied van het brandveilig gebruik van bouwwerkengoed mogelijk is.Voorts heeft uitgebreid overleg met de diverse organisaties op het

terrein van de brandpreventie en de bouwregelgeving plaatsgevonden.Hiertoe is een Klankbordgroep Gebruiksbesluit geïnstalleerd. In dezebreed samengestelde klankbordgroep en de diverse deelwerkgroepenhebben vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de breedste zin vanhet woord geparticipeerd.Conceptversies van dit besluit zijn besproken in het reguliere overleg-

traject over wijzigingen van de bouwregelgeving, dat bestaat uit hetInterdepartementaal Overleg Bouwregelgeving (IOB), de Juridisch-Technische Commissie (JTC) en het Overlegplatform Bouwregelgeving(OPB) alsmede in de Stuurgroep 3e wijzigingspakket bouwregelgeving(een stuurgroep ter voorbereiding van de verdere deregulering van debouwregelgeving).Hiernaast is regelmatig en veelvuldig bilateraal overlegd met diverse in

bovengenoemde gremia opgenomen organisaties.Bij het voorbereidend overleg voor de totstandkoming van dit besluit

zijn door het georganiseerde bedrijfsleven (zoals VNO-NCW, MKBNederland, Koninklijke Horeca Nederland, FME-CWM) veel praktijk-voorbeelden aangereikt waaruit met name bleek dat de huidige praktijk-toepassing van brandveiligheidsvoorschriften regelmatig tot problemenen ergernis bij de betrokken bedrijven leidde. Bij bestudering van deaangeleverde voorbeelden bleek dat de oorzaak daarvan vooral in detoepassing van de regelgeving en nauwelijks in de inhoud van deregelgeving is gelegen.Het gaat dan vooral om interpretatiegeschillen tussen het bevoegd

gezag en bedrijven. Om zulke geschillen voortaan zoveel mogelijk tevoorkomen, zijn de voorschriften met dit besluit geüniformeerd, is deruimte voor het bevoegd gezag om aanvullende eisen te stellen zo beperktmogelijk gehouden en is in de toelichting nadrukkelijk ingegaan op dewijze waarop de voorschriften moeten worden toegepast. Bij de invoeringvan dit besluit zal bovendien de nodige aandacht aan voorlichting wordengegeven.Bij brief van 20 december 2006 (Kamerstukken II 2006/2007, 28 325,

nr. 48) heeft de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, RuimtelijkeOrdening en Milieubeheer desgevraagd toegezegd dat het ontwerp-besluit vóór inwerkingtreding aan de Tweede Kamer zal worden toege-zonden. Overeenkomstig die toezegging heb ik het ontwerp-besluit bijbrief van 2 oktober 2007 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II2007/08, 28 325, nr. 52). In die brief ben ik tevens ingegaan op de vragendie de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer bij brief van 16 november 2006 (06-VROM-B-078) heeftgesteld. Genoemde brief en het ontwerp-besluit zijn op 10 oktober 2007besproken in een algemeen overleg van de algemene commissie voorWonen, Wijken en Integratie (Kamerstukken II 2007/08, 28 325, nr. 62). Bijbrief van 16 november 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 28 325, nr. 63) hebik de Tweede Kamer nader geïnformeerd. Die brief is op 22 januari 2008 ineen algemeen overleg van laatstgenoemde commissie besproken(Kamerstukken II 2007/08, 28 325, nr. 73). Op 14 februari 2008 zijn door deTweede Kamer drie moties met betrekking tot het ontwerp-besluitaangenomen (Kamerstukken II 2007/08, 28 325, nrs. 70 tot en met 72). Bijbrief van 21 april 2008 heb ik de Tweede Kamer over mijn standpuntterzake van die moties geïnformeerd (Kamerstukken II, 2007/08, 28 325,nr. 76). De VNG is vanaf het begin nauw bij het opstellen van dit besluitbetrokken, zowel als lid van de Klankbordgroep Gebruiksbesluit, vanafzonderlijke deelwerkgroepen, van de JTC en het OPB en in bilateraalambtelijk en bestuurlijk overleg. De VNG heeft de Tweede Kamer bij brief

1 Versterking inrichting van het toezichtbrandveilig gebruik bouwwerken, 1 december2003, adviesbureau Van Dijke BV; Integratiebrandtechnische eisen 8.40 amvb’s Wetmilieubeheer in de bouwregelgeving, 18september 2004, Adviesbureau Nieman BV;Inventarisatie brandbeveiligingsinstallaties inde 10e serie wijzigingen van de ModelBouwverordening, 30 mei 2005, AdviesbureauNieman BV; Uniformering voorschriftenbrandveilig gebruik inrichtingen, bouwwerkenen gebouwen, 18 juli 2003, AdviesbureauNieman BV.

Staatsblad 2008 327 23

Page 41: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

van 3 oktober 2007 over haar standpunt geïnformeerd. De VNG juicht hetterugbrengen van het aantal gebruiksvergunningplichtige gevallen op zichtoe maar acht het – voor zover het gaat om bouwwerken met een hogepersonendichtheid – risicovol om de gebruiksvergunningplicht voorbouwwerken waarin meer dan 50 personen kunnen verblijven tevervangen door een meldingplicht. Naar oordeel van de VNG komt bij eenmeldingsysteem de bestaande voorcontrole door de gemeente tevervallen. Dit zou dan tot hogere investeringslasten voor bedrijvenkunnen leiden aangezien zij pas na het in gebruik nemen van hetbouwwerk geconfronteerd worden met aanvullende brandveiligheids-eisen. De VNG meent verder dat er bij overtreding van de voorschriftenvan dit besluit geen adequate sanctiemiddelen zijn. Ook vraagt zijaandacht voor de financiële consequenties voor gemeenten. Inmiddels isbestuurlijke overeenstemming bereikt over de wijze van compensatie vande financiële gevolgen van dit besluit voor de gemeenten door middel vaneen saldoberekening waarbij ook de financiële gevolgen van het op1 januari 2008 in werking getreden Besluit algemene regels voorinrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn meegenomen. DeVNG-visie heeft verder niet tot aanpassing van het ontwerp-besluit geleid.Gezien de omstandigheid dat 7 jaar na de cafébrand te Volendam nogsteeds niet alle gemeenten hun inhaalslag bij de afgifte van gebruiks-vergunningen hebben afgerond, acht het kabinet het door de VNGopgevoerde preventieve karakter van de figuur «gebruiksvergunning»nogal betrekkelijk. Bovendien zullen voor bouwwerken waarvan hetgebruik door de inwerkingtreding van dit besluit meldingplichtig is, deonder de werking van de bouwverordening reeds afgegeven gebruiks-vergunningen hun gelding blijven houden (zie het overgangsrecht). HetVNG-bezwaar kan derhalve niet op die categorie betrekking hebben.Resteren de gevallen die onder de werking van de bouwverordeninggebruiksvergunningplichtig zijn en door de inwerkingtreding van ditbesluit meldingplichtig zullen zijn. Voor dergelijke gevallen zal door deinwerkingtreding van dit besluit duidelijk zijn welke algemene regels ophet brandveilig gebruik van toepassing zijn. Dat is een aanmerkelijkeverbetering ten opzichte van de huidige situatie in veel gemeenten waarbij de voorschriften pas kenbaar werden op het moment dat zij alsvoorwaarde aan de gebruiksvergunning verbonden werden. Bedrijvenkunnen dus veel vroeger dan voorheen rekening houden met devoorschriften, zodat niet voor hogere investeringslasten behoeft teworden gevreesd. Voorts dient een melding op voet van dit besluit tenminste vier weken voor aanvang van het gebruik te worden ingediend,zodat een voorcontrole mogelijk blijft. Burgemeester en wethouderskunnen daarbij op basis van een risico-analyse hun eigen prioriteitenstellen, waarbij zij dus voorrang kunnen geven aan voorcontrole van debouwwerken die zij zelf als meest risicovol aanmerken. Bovendien kan eenmelding ook eerder dan vier weken voor aanvang van het gebruik wordengedaan; in de voorlichting over dit besluit zal bedrijven daar expliciet opworden gewezen. Verder zijn in beginsel voldoende sanctiemiddelentegen overtreding van voorschriften van dit besluit beschikbaar (ziehiervoor ook paragraaf 3.3), zij het dat het wenselijk wordt geacht omdaaraan een boete-instrument voor een «lik-op-stuk-benadering» toe tevoegen (Kamerstukken II 2007/08, 28 325, nr. 73). Het streven is om datinstrument per 1 oktober 2009 inzetbaar te hebben. Een dergelijkinstrument ontbrak overigens ook onder de werking van de bouwveror-dening, zodat daaraan geen argument tegen dit besluit kan wordenontleend.

Staatsblad 2008 327 24

Page 42: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1.4 Systematiek van dit besluit

De voorschriften van dit besluit hebben betrekking op het brandveiliggebruik van bouwwerken en op de brandveiligheid van de opslag vanbrandbare niet-milieugevaarlijke stoffen. De voorschriften zijn uitputtendbedoeld. Tenzij het desbetreffende voorschrift dat expliciet mogelijkmaakt, zijn gemeenten niet bevoegd om van deze voorschriften af tewijken.Zolang de gemeentelijke bouwverordening niet met die voorschriften in

overeenstemming is gebracht, gelden de voorschriften van dit besluitrechtstreeks en blijven de betreffende voorschriften van de bouwveror-dening buiten toepassing. Het staat de gemeenten echter vrij om opgrond van artikel 2, tweede lid, van de Woningwet in de bouwverordeningvoorschriften over het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinenop te nemen die op andere gebruiksaspecten dan het brandveilig gebruikbetrekking hebben. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aanvoorschriften met het oog op gezond gebruik en het voorkomen vanhinder voor derden (zie hiervoor ook paragraaf 1.5).Hiernaast is het mogelijk dat een gemeente een eigen beleid voert op

grond van de Huisvestingswet met het oog op het tegengaan van hetomzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. Ditbeleid vindt zijn neerslag in de plaatselijke huisvestingsverordening.

Dit besluit bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 betreft algemenebepalingen, hoofdstuk 2 betreft het brandveilig gebruik van bouwwerkenen hoofdstuk 3 bevat de overgangs- en slotbepalingen. Hoofdstuk 2 dat demateriële en procedurele voorschriften over het brandveilig gebruik bevatis ten behoeve van de toegankelijkheid naar onderwerp onderverdeeld inparagrafen.Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen, bevat in het eerste artikel de

begripsbepalingen. Bij het formuleren van deze begripsbepalingen iszoveel mogelijk aangesloten bij het Bouwbesluit 2003. Ook zijn in dithoofdstuk voorschriften met betrekking tot de reikwijdte van de in ditbesluit gegeven voorschriften opgenomen, een gelijkwaardigheids-bepaling en een experimenteerbepaling.In hoofdstuk 2 zijn de materiële en procedurele voorschriften over het

brandveilig gebruik van bouwwerken en over de brandveilige opslag vanbrandbare niet-milieugevaarlijke stoffen opgenomen. Deze voorschriftenzijn zo geformuleerd dat zij rechtstreekse werking hebben, het is nietnodig dat zij eerst als voorwaarde in een gebruiksvergunning zijnopgenomen of als nadere voorwaarde zijn opgelegd na een gebruiks-melding.Hoofdstuk 2 bestaat uit 12 paragrafen. De paragrafen 2.1 tot en met 2.9

bevatten materiële voorschriften en de paragrafen 2.10 tot en met 2.12procedurele voorschriften. Paragraaf 2.10 betreft voorschriften inzake hethebben van een logboek. In de paragrafen 2.11 en 2.12 zijn de voor-schriften opgenomen over het gebruiksvergunning- en -melding-vereiste. Elke paragraaf is voorzien van een titelkopje waarin hetonderwerp van de desbetreffende paragraaf is aangegeven. Voor de inparagraaf 2.1 tot en met 2.8 opgenomen voorschriften zijn die titelkopjesmede van belang bij het beoordelen van een beroep op gelijkwaardigheidals bedoeld in artikel 1.4. Bij een gelijkwaardige oplossing wordt het methet desbetreffende voorschrift beoogde brandveiligheidsdoel op eenandere manier bereikt dan in dat voorschrift is aangegeven. Het titelkopjevan de desbetreffende paragraaf, bijvoorbeeld «Paragraaf 2.1 Voorkomenen beperken van brand», geeft informatie over dat doel.De materiële voorschriften van de paragrafen 2.1 tot en met 2.8 gaan in

op alle aspecten van het brandveilig gebruik; zowel op het beheer, hetonderhoud en de controle van installaties als op de inrichting vanruimten. Ook worden bijvoorbeeld eisen gesteld aan voor de brandweer

Staatsblad 2008 327 25

Page 43: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

noodzakelijke voorzieningen, zoals de bereikbaarheid van een bouwwerkvoor de brandweer.In paragraaf 2.9 is een vangnetbepaling opgenomen. Met deze

vangnetbepaling is beoogd een algemene verbodsbepaling te maken dietoeziet op de brandveiligheid van individuele gebruikssituaties waarin nietis voorzien door de specifieke voorschriften van dit besluit. Het is niet debedoeling dat een gemeente op grond van deze paragraaf generiekaanvullende of nadere eisen stelt in situaties waarvoor al anderevoorschriften in dit besluit zijn opgenomen. Ook moeten de door degemeenten op basis van de vangnetbepaling geëiste maatregelen altijd inverhouding staan tot het te bestrijden risico. De gemeente zal bij eenberoep op de vangnetbepaling bovendien de noodzaak daarvan moetenaantonen.In combinatie met de overigens op het bouwwerk en het gebruik

daarvan van toepassing zijnde brandveiligheidsvoorschriften (zoals debouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2003, ARBO-voor-schriften en eventuele milieuvoorschriften) waarborgen de voorschriftenvan de paragrafen 2.1 tot en met 2.9 in nagenoeg alle gevallen eenvoldoende mate van brandveiligheid. In de meeste gevallen kan dus metrepressief toezicht op de naleving van die voorschriften worden volstaan.In een aantal meer risicovolle gevallen is de mogelijkheid van preventiefoverheidstoezicht via de afhandeling van een aanvraag om gebruiks-vergunning of een gebruiksmelding gerechtvaardigd.In paragraaf 2.11 is de gebruiksvergunning opgenomen. Het is niet

toegestaan om zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning eenbouwwerk in gebruik te hebben of te houden in de in die paragraafbeschreven gevallen. Omdat zoals hierboven aangegeven op basis van ditbesluit samen met de andere van toepassing zijnde voorschriften inprincipe een voldoende mate van brandveiligheid mag worden aange-nomen is ervoor gekozen slechts voor de meest risicovol geachte vormenvan gebruik een gebruiksvergunning voor te schrijven. In dergelijkegevallen is op grond van het vergunningvereiste een preventievebeoordeling mogelijk. Het gaat dan om het bedrijfsmatig of in het kadervan verzorging verstrekken van nachtverblijf aan meer dan 10 personenen om het verschaffen van dagverblijf aan meer dan 10 personen jongerdan 12 jaar (kinderdagverblijven en basisscholen) of aan meer dan10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen. Het gaat hier omgrotere brandveiligheidsrisico»s door de aanwezigheid van mensen in eenkwetsbare situatie of kwetsbare mensen in een bouwwerk.In paragraaf 2.12 is de gebruiksmelding opgenomen. Ook de gebruiks-

melding is slechts in een relatief beperkt aantal gevallen voorgeschreven.Dit is bij een beroep op de gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.4,wanneer meer dan 50 personen tegelijk in een bouwwerk aanwezigkunnen zijn en bij kamergewijze verhuur. Met de gebruiksmelding wordthet bevoegd gezag geïnformeerd over het voorgenomen gebruik van eenbouwwerk. Burgemeester en wethouders kunnen op basis van dezemelding zonodig beslissen om zelf ter plaatse te gaan controleren of hetvoorgenomen gebruik daadwerkelijk aan de voorschriften van de besluitvoldoet.Zowel de gebruiksmelding als de gebruiksvergunning zijn zaak-

gebonden, een nieuwe gebruiker die de oude wijze van gebruik voortzetbehoeft dus niet opnieuw een melding te doen of een vergunning aan tevragen. In dit verband kan worden verwezen naar artikel 10.3 van de Mbv.Ook gelden de gebruiksmelding en een gebruiksvergunning in principeonbeperkt. Alleen in de in dit besluit genoemde gevallen kan de gebruiks-vergunning worden gewijzigd en ingetrokken en de gebruiksmeldingworden gewijzigd. Wanneer het bouwwerk en/of het gebruik daarvanwordt veranderd en door die verandering afwijking ontstaat van de bij degebruiksvergunningaanvraag of -melding verstrekte gegevens, dient een

Staatsblad 2008 327 26

Page 44: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

aanvraag tot wijziging van de vergunning respectievelijk een melding vande gewijzigde situatie te worden gedaan.In hoofdstuk 3, Overgangs- en slotbepalingen is met name het

overgangsrecht opgenomen. De overgangsbepalingen zijn zo geformu-leerd dat verworven rechten worden gerespecteerd. Een vergunning voorbrandveilig gebruik verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijftvan toepassing indien en voor zover dit besluit een gebruiksvergunningvoorschrijft. Een vergunning verleend voor de inwerkingtreding van ditbesluit, voor een situatie waar na de inwerkingtreding van dit besluit eenmelding is voorgeschreven wordt ook beschouwd als een melding. Eenaanvraag om een gebruiksvergunning gedaan voor inwerkingtreding vandit besluit voor een situatie waar na de inwerkingtreding een melding isvereist, wordt beschouwd als een melding. Een aanvraag om gebruiks-vergunning gedaan voor inwerkingtreding van dit besluit, voor eensituatie waarvoor na inwerkingtreding ook een vergunning nodig is, wordtafgedaan op grond van de voorschriften die golden op het moment vanaanvraag van de vergunning. Wanneer de voorschriften na de inwerking-treding van dit besluit gunstiger voor de aanvrager zijn, staat het hemuiteraard vrij de aanvraag in te trekken en de nieuwe aanvraag of meldingte doen op grond van dit besluit.

1.5 Wijzigingen van de inhoud

De landelijke uniformering van de voorschriften over het brandveiliggebruik van bouwwerken, zoals die in dit besluit is uitgewerkt, is inbeginsel een beleidsneutrale operatie op basis van het brandveiligheids-niveau van de model-Bouwverordening (Mbv). Aan de uniformering ligtdan ook niet de intentie ten grondslag om dat brandveiligheidsniveaulandelijk te verlagen of te verhogen. Dit beeld zal gezien op het niveau vande individuele gemeente in het algemeen kloppen aangezien de meestegemeenten hun bouwverordening op de Mbv hebben gebaseerd. Voor deenkele gemeente die strengere of minder strenge voorschriften in debouwverordening heeft opgenomen, betekent de verwerking van ditbesluit in de bouwverordening een wijziging van het niveau van devoorschriften.Het in beginsel beleidsneutrale karakter neemt niet weg dat dit besluit

ten opzichte van de Mbv-voorschriften op acht hoofdpunten inhoudelijkewijzigingen bevat. Drie daarvan zijn afkomstig uit de zogenoemde 8.40amvb»s op grond van de Wet milieubeheer en hebben geen inhoudelijkeconsequenties voor het uit de Mbv overgenomen brandveiligheidsniveau.Het betreft:1. De voorschriften inzake de huishoudelijke opslag van stoffen die niet

alleen brandgevaarlijk maar ook milieugevaarlijk zijn (zie ook detoelichting op artikel 2.1.8). De Wet milieubeheer blijft eisen stellen aan debedrijfsmatige opslag van dergelijke stoffen. Dit betekent dat er terzakegeen wijziging in het brandveiligheidsniveau plaatsvindt.2. De voorschriften over de bedrijfsmatige opslag van brandbare

niet-milieugevaarlijke stoffen (zoals hout, kunststoffen en autobanden) zijnvanuit de zogenoemde 8.40-milieuvoorschriften overgebracht naar ditbesluit (zie ook de toelichting op artikel 2.1.9). Ook deze wijziging heeftgeen consequenties voor het bestaande brandveiligheidsniveau.3. De voorschriften over de verplichte aanwezigheid van mobiele

brandblusapparaten zijn vanuit de milieuregelgeving naar dit besluitovergebracht (zie ook de toelichting op artikel 2.4.2). Het veiligheidsniveauis ook hier hetzelfde als voorheen in de Wet milieubeheer.4. De voorschriften die in artikel 2.4.2 zijn opgenomen over de verplichte

inspectie- en controlefrequentie van mobiele brandblusapparaten wijkenaf van de voorschriften die daarover eerder in de Mbv waren opgenomen.Voortaan behoeven deze inspecties en controles slechts eenmaal per tweejaar in plaats van jaarlijks plaats te vinden. Blijkens TNO-onderzoek2, dat

2 Eerste advies periodieke keurings-/onderhouds-/controleverplichting draagbarebrandblusapparaten, januari 2006, rapport2005-CVB-R0352, TNO Bouw en Ondergrond;Advisering betreffende projectering vandraagbare blustoestellen, juni 2006, rapport2006-CVB-R0331, TNO Bouw en Ondergrond;Onderhoudsfrequentie draagbareblustoestellen– Vergelijking met anderelanden, juni 2006, rapport 2006-CVB-R0332,TNO Bouw en Ondergrond.

Staatsblad 2008 327 27

Page 45: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

mede op buitenlandse ervaringen is gebaseerd, zijn er geen hardeaanwijzingen dat die frequentiewijziging ten koste zal gaan van hetbrandveiligheidsniveau. Daarbij speelt ook een rol dat de op grond vanhet Bouwbesluit 2003 voorgeschreven voorzieningen voor de bestrijdingvan brand vooral brandslanghaspels en zogenoemde droge blusleidingenzijn en de functie van mobiele brandblusapparaten slechts aanvullend is.5. De voorschriften die in de artikelen 2.1.6 en 2.3.4 zijn opgenomen

over de verplichte controle van leiding-, kabel- en andere doorvoeren doorconstructieonderdelen van een gebouw (zoals muren) wijken af van devoorschriften die daarover in de Mbv waren opgenomen. Voortaanbehoeft die controle alleen na het moment van aanbrengen of wijzigenvan een doorvoer te worden verricht, dit ter vermindering van deonevenredig hoge administratieve belasting die voortvloeide uit de in deMbv opgenomen verplichting tot periodieke controle. Daarbij speelt ookeen rol dat die verplichting uit de Mbv in de praktijk niet goed werdnagekomen.6. Dit besluit kent in tegenstelling tot de Mbv een zogenoemde

gelijkwaardigheidsbepaling. Deze wijziging heeft in principe geenconsequenties voor het bestaande brandveiligheidsniveau; bij een beroepop gelijkwaardigheid moet tenslotte ten minste dezelfde mate vanbrandveiligheid worden gerealiseerd als is beoogd met het betrokkenvoorschrift (zie ook de toelichting op artikel 1.4).7. De wijziging inzake het brandveilig gebruik bij kamergewijze verhuur

kan – afhankelijk van de thans in de gemeentelijke bouwverordeningopgenomen voorschriften – wel inhoudelijke consequenties voor hetbrandveiligheidsniveau hebben. De Mbv bevatte geen specifiekevoorschriften voor een dergelijk gebruik. Een aantal gemeenten had opeigen initiatief wel voorschriften in de gemeentelijke bouwverordeningopgenomen. Die voorschriften konden per gemeente nogal verschillen. Bijde totstandkoming van de voorschriften in dit besluit is rekeninggehouden met TNO-onderzoek3.8. In vergelijking met de eerdere bepaling in de Mbv is de zogenoemde

vangnetbepaling beperkt. Elementen die niet direct samenhangen metbrandveiligheid zijn geschrapt (zie ook de toelichting op artikel 2.9.1). Ditbetreft met name het voorkomen van hinder voor derden doorverspreiding van rook, roet, walm of stof. Dit heeft geen gevolgen voorhet brandveiligheidsniveau. Het staat gemeenten overigens vrij op grondvan artikel 8, tweede lid, van de Woningwet om dergelijke voorschriften,die geen direct verband houden met de brandveiligheid in de gemeente-lijke bouwverordening te blijven opnemen.Naast deze inhoudelijke wijzigingen bevat dit besluit vergeleken met de

Mbv ook wijzigingen van procedurele aard. Het gaat hier met name omhet terugdringen met circa 80 procent van het aantal gevallen dat opgrond van de gemeentelijke bouwverordeningen gebruiksvergunning-plichtig was. Die reductie is op twee manieren bereikt. In de eerste plaatswas in de Mbv-uitwerking ook de categorie «bedrijfsmatige opslag vanbrandgevaarlijke stoffen» als gebruiksvergunningplichtig aangemerkt.Voor zover die stoffen niet alleen brandgevaarlijk maar ook milieu-gevaarlijk zijn, worden de brandveiligheidsaspecten van die opslag naarhuidig inzicht reeds voldoende door de milieuregelgeving gedekt, zodathet niet langer noodzakelijk is de gebruiksvergunningplicht voor diecategorie te laten bestaan4. Voor zover die stoffen wel brandbaar maarniet milieugevaarlijk zijn, zijn in dit besluit algemene regels opgenomen(zie artikel 2.1.9) die de gebruiksvergunningplicht voor die categorieoverbodig maken. In de tweede plaats zijn de situaties waarin de groterebrandveiligheidsrisico»s samenhangen met de aanwezigheid van grotereaantallen personen in een bouwwerk, niet meer gebruiksvergunning-plichtig, zoals in de Mbv het geval was, maar gebruiksmeldingplichtig. Opbasis van de praktijkervaringen die gemeenten na de cafébrand teVolendam in het kader van een inhaalslag bij de afgifte van gebruiks-

3 Brandveiligheid Kamerverhuur, mei 2003,rapport 2003-CVB-R0136, TNO Bouw enOndergrond.4 De VNG heeft inmiddels de vergunning-plicht voor deze categorie uit de Mbvgeschrapt.

Staatsblad 2008 327 28

Page 46: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

vergunningen hebben opgedaan, is geconcludeerd dat in de categorie«bouwwerk waarin meer dan 50 personen aanwezig zullen zijn» eengebruiksvergunning vanuit brandveiligheidsoogpunt niet strikt noodza-kelijk is. Het stellen van aanvullende voorschriften, de reden dat indergelijke gevallen voorheen voor een gebruiksvergunning werd gekozen,is namelijk meestal niet nodig. Uitgaande van die constatering heeft,begeleid door Adviesbureau Nieman B.V., intensief overleg met de VNG,het LNB, de VBWTN, het Ministerie van BZK en de gemeente Amsterdamplaatsgevonden over de criteria die worden gehanteerd bij het bepalen ofin een concreet geval wel of geen aanvullende voorschriften in eengebruiksvergunning moeten worden opgenomen. Gedachte daarbij wasdat wanneer op basis van die criteria voldoende zekerheid bestaat dat hetgebruik van het bouwwerk voldoende brandveilig is, geen aanvullendevoorschriften hoeven te worden gesteld en dus geen gebruiksvergunningmeer nodig is. De desbetreffende bedrijven zouden dan kunnen volstaanmet een simpele gebruiksmelding, zodat de gemeente over het voorge-nomen gebruik zou worden geïnformeerd. VROM heeft dit spoor echtermoeten verlaten omdat bij de verdere uitwerking bleek dat dit eendermate uitgebreide set complexe criteria zou opleveren, dat onder-nemers in de praktijk zonder inhuur van kostbare technische expertise nietin staat zouden zijn om zelf te beoordelen of aan de criteria zou wordenvoldaan. In plaats daarvan is in dit besluit gekozen voor een gebruiks-meldingsysteem voor de gehele categorie bouwwerken waarin meer dan50 personen tegelijk zullen verblijven, waarbij het voorgenomen gebruikvan het bouwwerk minstens vier weken voor aanvang van het daadwerke-lijke gebruik dient te worden gemeld (zodat desgewenst preventief kanworden gecontroleerd of dat gebruik voldoende brandveilig is) incombinatie met de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om zonodignadere voorwaarden op te leggen indien die noodzakelijk zijn om eenvoldoende brandveilig gebruik te bereiken.Zoals uit het voorgaande blijkt betekent dit niet dat het beleid rondom

brandveiligheid nu wordt verschoven van preventie door vergunningennaar handhaving achteraf. Een melding moet ten minste vier weken vooraanvang van het gebruik worden gedaan, waarbij gegevens enbescheiden moeten worden aangeleverd op basis waarvan de gemeentezich een deugdelijk oordeel over de mate van brandveilig gebruik zalkunnen vormen. Op deze wijze heeft de gemeente ook na de inwerking-treding van het besluit nog steeds gelegenheid om het voorgenomengebruik van het bouwwerk vooraf ter plaatse te controleren. Of diecontrole voorafgaand aan het gebruik en/of tijdens het daadwerkelijkegebruik wordt verricht, beslist de gemeente op basis van een eigenprioriteitstelling. De bestuurlijke aansturing daarvan kan (jaarlijks)plaatsvinden in het handhavingsbeleidsplan dat gemeenten sinds 1 april2007 op grond van de Woningwet dienen op te stellen. Naar verwacht zalde gemeentelijke keuze erin resulteren dat de gemeente vooral preven-tieve controles zal gaan uitvoeren bij bouwwerken waarvan men op basisvan de melding betwijfelt of het gebruik daadwerkelijk aan de algemeneregels van het besluit voldoet dan wel bij gevallen waarin – gelet op deaard van het voorgenomen gebruik en de technische staat van hetbouwwerk – mogelijk nadere voorwaarden moeten worden opgelegd omeen voldoende brandveilig gebruik te bereiken. Overigens zal die laatstecategorie naar verwachting beperkt van omvang zijn aangezien dealgemene regels van het besluit meestal toereikend zijn om eenvoldoende brandveilig gebruik te garanderen.

Ook is een aantal in de Mbv opgenomen meldingplichten vervallen.Dit betreft de melding van het ontsteken van vuurwerk in bouwwerken

en de melding van het verrichten van mogelijk brandgevaarlijkewerkzaamheden aan bouwwerken met een bijzonder karakter. Dezemeldingplichten zijn hier overbodig omdat burgemeester en wethouders

Staatsblad 2008 327 29

Page 47: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

reeds uit anderen hoofde met de voorgenomen uitvoering van dedesbetreffende activiteiten bekend zijn. Het ontsteken van vuurwerk in eenbouwwerk (zoals zogenoemd theatervuurwerk tijdens een toneelvoor-stelling) is namelijk al meldingplichtig op grond van het Vuurwerkbesluit.Het gaan uitvoeren van mogelijk brandgevaarlijke werkzaamheden (zoalsbijvoorbeeld laswerk) aan bijzondere bouwwerken zal bij burgemeester enwethouders in het algemeen reeds bekend zijn omdat dergelijkebouwwerken meestal een monumentenstatus hebben en de werkzaam-heden daarom reeds vergunningplichtig zijn op grond van de Woningwet(bouwvergunning) en de Monumentenwet 1988 (monumentenver-gunning).Daarnaast zijn in dit besluit wel twee nieuwe meldingplichten

opgenomen; voor het gaan toepassen van een gelijkwaardige oplossingals bedoeld in artikel 1.4 en voor kamergewijze verhuur (zie ook detoelichting op paragraaf 2.12).

1.6 Relatie met andere regelgeving

Naast de relatie met regelgeving van algemene aard (zoals deAlgemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet), die hier verder buitenbeschouwing wordt gelaten, heeft de inhoud van dit besluit met namerelaties met andere voorschriften die bij of krachtens de Woningwet zijngegeven (Bouwbesluit 2003; Besluit indieningsvereisten aanvraagbouwvergunning (Biab); gemeentelijke bouwverordeningen) en metenkele bestemmingsplanvoorschriften, de milieuregelgeving en hetBesluit aanvullende regels veiligheid wegtunnels (Barvw).In deze paragraaf wordt in meer algemene zin op de onderlinge

samenhang ingegaan.In een aantal gevallen is de zinsnede «een bij of krachtens de wet

voorgeschreven» gebruikt. Zie bijvoorbeeld artikel 2.4.1 dat betrekkingheeft op het functioneren, de controle en het onderhoud van brandslang-haspels en de daarbij behorende pompinstallatie. Met die zinsnede is danbedoeld dat het betreffende voorschrift uitsluitend van toepassing is opde betreffende brandbeveiligingsvoorziening (in dit voorbeeld de haspelen de pompinstallatie) indien die aanwezig is om te voldoen aan eenvoorschrift van de Woningwet of van daarop gebaseerde voorschriften,zoals dit besluit, het Bouwbesluit 2003 of de bouwverordening, Daarbijkan het gaan om:a. een brandbeveiligingsvoorziening waarvan de aanwezigheid

rechtstreeks in de regelgeving is voorgeschreven (zoals bijvoorbeeld inafdeling 2.21 van het Bouwbesluit 2003 brandslanghaspels);b. een brandbeveiligingsvoorziening die in het kader van gelijkwaar-

digheid aanwezig is. De voorziening is aanwezig om te voldoen aan eenfunctioneel geredigeerd voorschrift (zie bijvoorbeeld afdeling 2.23 van hetBouwbesluit 2003 op grond waarvan een gebouw hoger dan 70 meterzodanig ingericht moet zijn dat het gebouw brandveilig is) of als gelijk-waardige oplossing (zie artikel 1.4 van dit besluit en artikel 1.5 van hetBouwbesluit 2003), ofc. een brandbeveiligingsvoorziening die aanwezig is op grond van een

voorwaarde van de gebruiksvergunning of een nadere voorwaarde bij eengebruiksmelding (zie de artikelen 2.11.4 en 2.12.4 van dit besluit).

1.6.1 Woningwet

Dit besluit is gebaseerd op de artikelen 8, achtste lid, en 120a van deWoningwet (zie ook hiervoor, onder 1.2). De in artikel 1 van die wetopgenomen begripsbepalingen zijn ook van toepassing op de in ditbesluit gehanteerde begrippen. Ook de systematiek van de Woningwetterzake van het bestuursrechtelijke toezicht op de naleving, de bestuurs-

Staatsblad 2008 327 30

Page 48: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

rechtelijke handhaving en de strafbaarstelling zijn van toepassing op ditbesluit (zie verder ook hierna, onder 3.3).

1.6.2 Bouwbesluit 2003

Een relatief groot aantal voorschriften van dit besluit heeft een relatiemet voorschriften van het Bouwbesluit 2003. Dat betreft vooral comple-mentaire voorschriften in de installatiesfeer. Bijvoorbeeld: devoorschriften van afdeling 2.21 van het Bouwbesluit 2003 geven aan of en,zo ja, hoeveel brandslanghaspels aanwezig moeten zijn en aan welkekwaliteitseisen een haspel moet voldoen. In aanvulling daarop bevat ditbesluit voorschriften over het goede functioneren, de periodieke controleen het onderhoud van de haspel in de gebruiksfase van het bouwwerk.Overigens is het de bedoeling de voorschriften die thans in het

Bouwbesluit 2003 en dit besluit zijn opgenomen, samen te voegen in éénbesluit. Dit voornemen zal worden gerealiseerd zodra het hierboven onder1.2 toegelichte voorstel tot wijziging van de Woningwet zijn beslag heeftgekregen.

1.6.3 Relatie met Biab

Zie paragraaf 3.3.

1.6.4 Relatie met gemeentelijke bouwverordening

Die juridische relatie is reeds beschreven in paragraaf 1.2. Ook is er eenmeer inhoudelijke relatie. Deze hangt samen met de wordingsgeschie-denis van dit besluit. Met dit besluit worden bestaande voorschriften vangemeentelijke bouwverordeningen landelijk geüniformeerd, waarbij deMbv als vertrekpunt heeft gediend. Zie hierover verder paragraaf 1.5.Verder wordt gewezen op het in dit besluit veel gebruikte begrip«bouwwerk». Dat begrip is in de gemeentelijke bouwverordeningomschreven. Uitgaande van de model-Bouwverordening van de VNG, diein de regel door de gemeenten in hun bouwverordening is overgenomen,luidt die omschrijving: elke constructie van enige omvang van hout, steen,metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij directhetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steunvindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Blijkensde jurisprudentie mag deze begripsomschrijving als leidraad bij de uitlegvan het begrip «bouwwerk» worden gebruikt. Ook is er een relatie op hetgebied van de brandweer en blusvoorzieningen. Voor zover het bestem-mingsplan daarover geen voorschriften bevat (zie ook hierna, onder 1.6.5)gelden op grond van de bouwverordening stedenbouwkundigevoorschriften over de aanwezigheid van voorzieningen voor de bereik-baarheid van het bouwwerk voor de brandweer en over de aanwezigheidvan brandkranen en bluswaterwinplaatsen. Indien de bouwverordeningde aanwezigheid van een dergelijke voorziening voorschrijft, waarborgende artikelen 2.6.1 en 2.7.2 van dit besluit dat die voorziening ook tijdens degebruiksfase van het bouwwerk goed blijft functioneren. Ten overvloedewordt opgemerkt dat onder bouwwerk in het kader van dit besluit ook kanworden begrepen gedeelte van een bouwwerk. Zie hiervoor de toelichtingop artikel 1.1, derde lid.

1.6.5 Relatie met bestemmingplanvoorschriften

Ten aanzien van twee onderwerpen bevat dit besluit voorschriften diecomplementair zijn aan voorschriften die in een bestemmingsplan kunnenzijn opgenomen. Het betreft de voorschriften van artikel 2.6.1 over debereikbaarheid van het bouwwerk voor de brandweer en de voorschriftenvan artikel 2.7.2 over brandkranen en bluswaterwinplaatsen. Indien het

Staatsblad 2008 327 31

Page 49: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

bestemmingsplan de aanwezigheid van de betreffende voorzieningvoorschrijft, waarborgen de voorschriften van dit besluit dat dievoorziening ook tijdens de gebruiksfase van het bouwwerk goed blijftfunctioneren.

1.6.6 Relatie met milieuregelgeving

Zie de paragrafen 1.5 en 3.4 alsmede de toelichting op artikel 2.1.8.

1.6.7 Relatie met Barvw

In het kader van de implementatie van richtlijn nr. 2004/54/EG van hetEuropees parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004inzake de minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europesewegennet (PbEG L 101/56) is op 25 mei 2006 het Besluit aanvullenderegels veiligheid wegtunnels (Stb. 2006, 248) (Barvw) in werking getreden.De voorschriften van paragraaf 2 van dat besluit over het veilig gebruikvan wegtunnels zijn gebaseerd op artikel 120 van de Woningwet, dat hetmogelijk maakt om bij of krachtens algemene maatregel van bestuurvoorschriften te geven met het oog op de nakoming van voor Nederlandverbindende internationale verplichtingen die betrekking hebben op ofsamenhangen met onderwerpen waarin bij of krachtens de Woningwet isvoorzien. Die Barvw-voorschriften betreffen in het algemeen specifiekeveiligheidsvoorschriften in aanvulling op de algemene voorschriften overhet brandveilig gebruik van bouwwerken die in het onderhavige besluitzijn gegeven. Het gebruik van wegtunnels die onder de reikwijdte van hetBarvw en van dit besluit vallen, moet aan beide besluiten voldoen.Overigens is het de bedoeling de gebruiksvoorschriften uit het Barvw optermijn in dit besluit op te nemen.

2. Notificatie

Het ontwerpbesluit is op 29 februari 2008 gemeld aan de Commissievan de Europese Gemeenschappen, notificatienummer 2008/0073./NL, tervoldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van hetEuropees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen entechnische voorschriften en regels betreffende de diensten van deinformatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijnnr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).De meeste artikelen in dit besluit bevatten mogelijk technische

voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Met eenberoep op de gelijkwaardigheidsbepaling (artikel 1.4) zullen dezevoorschriften niet tot een situatie behoeven te leiden waarin het vrijeverkeer van goederen op een niet gerechtvaardigde of discriminerendewijze wordt belemmerd. Door de Commissie zijn geen opmerkingengemaakt die tot wijziging van deze regeling leiden.

3. Lasten en effecten

Op grond van artikel 1.3, dat de reikwijdte van dit besluit aangeeft, zijnde voorschriften van dit besluit van toepassing op elk gebruik van eenbouwwerk of een gedeelte daarvan en hebben de uit dit besluit voort-vloeiende lasten en effecten mitsdien vooral betrekking op bedrijven enburgers die een bouwwerk in gebruik hebben.

Staatsblad 2008 327 32

Page 50: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3.1 Administratieve lasten

Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) heeft op 6augustus 2007 advies uitgebracht over dit besluit. Daarbij heeft Actalgetoetst op de kwantificering van de te verwachten administratieve lasten,op mogelijke alternatieven die minder administratieve lasten opleveren enof gekozen is voor het minst belastende alternatief en voor een uitvoeringmet minimale administratieve lasten.Actal adviseert voor zowel bedrijfsleven als (georganiseerde) burgers

aanvullende reductiemaatregelen te zoeken. Ook wordt aanbevolen debetrokken bedrijven goed voor te lichten over de vermindering van dekeuringsfrequentie van mobiele brandblussers. Voorts wordt kwantifi-cering van en het zoeken naar een minder belastend alternatief voor delogboekplicht geadviseerd. Tenslotte wordt geadviseerd om te voorkomendat de administratieve lasten kunnen stijgen door gemeentelijke beleids-vrijheid.Het Actal-advies is in deze toelichting verwerkt.Met dit besluit worden bestaande gemeentelijke voorschriften landelijk

geüniformeerd. Behoudens initiële lasten in de vorm van het kennismoeten nemen van dit besluit, heeft die landelijke uniformering voordelenvoor bedrijven en (in mindere mate) georganiseerde burgers, die persaldo een beperking van de administratieve lasten met zich brengen:o één set landelijk geldende voorschriften;o eind aan onnodige lokale verschillen;o minder verbrokkeling van brandveiligheidsvoorschriften;o meer rechtszekerheid en rechtsgelijkheid;o betere mogelijkheden voor voorlichting en ondersteunende

ICT-toepassingen;o betere afstemming met het Bouwbesluit 2003 en milieuvoorschriften.De omvang van die uit de uniformering sec voortvloeiende lasten-

beperking is evenwel niet goed te kwantificeren. Bovendien (zie ookparagraaf 5) is met dit besluit nog niet de gewenste eindsituatie bereikt. Inde toekomst zal aan een tweede fase worden gewerkt, waarbij verdereadministratieve lastenreducties zullen worden onderzocht (onder andereten aanzien van de logboekverplichting).De effecten van drie specifieke onderdelen van dit besluit kunnen

grosso modo wel worden gekwantificeerd. Dat betreft in de eerste plaatsde effecten op de administratieve lasten die samenhangen met dereductie van het aantal gebruiksvergunningplichtige gevallen met circa80%. Op grond van de Mbv-voorschriften waren landelijk totaal circa180.000 gevallen gebruiksvergunningplichtig5 Jaarlijks worden circa13.000 gebruiksvergunningen verleend6De administratieve lasten pervergunningaanvraag bedragen gemiddeld € 569,–7 Dit betekent dat deadministratieve lasten van gebruiksvergunningaanvragen jaarlijks totaalcirca € 7.5 miljoen bedroegen. De reductie van de gebruiksvergunning-plicht die met dit besluit wordt gerealiseerd, levert derhalve een beperkingvan de administratieve lasten van jaarlijks circa € 6.0 miljoen op (= 80%van € 7.5 miljoen), waarvan circa € 4.5 miljoen in verband met hetaanvragen van een gebruiksvergunning voor het in gebruik hebben vaneen bouwwerk waarin meer dan 50 personen tegelijk zullen verblijven en€ 1.5 miljoen in verband met het aanvragen van een gebruiksvergunningvoor de bedrijfsmatige opslag van brandgevaarlijke stoffen in eenbouwwerk8Die lastenbeperking zal vooral bedrijven betreffen aangeziende gebruiksvergunningplicht geen betrekking heeft op woonsituaties.Reductie van administratieve lasten voor burgers is derhalve niet ofnauwelijks aan de orde, behalve in zeer specifieke gevallen zoalsvrijwillige samenwerkingsverbanden van burgers (zoals een vereniging ofkerkgenootschap) die een gebouw in gebruik hebben dat als gevolg vande reductie thans niet meer gebruiksvergunningplichtig is. In de praktijkzal de omvang van de lastenbeperking overigens iets minder dan jaarlijks

5 Rapport IOOV 2002.6 Rapport kwantificering bouw-, sloop- engebruiksvergunning, Companen, oktober2004.7 Rapport Nulmeting Administratieve Lastenvan Gemeenten, Sira, augustus 2004.8 Zie ook voetnoot 4.

Staatsblad 2008 327 33

Page 51: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

€ 6.0 miljoen zijn. In een deel van de gevallen die op grond van deMbv-voorschriften gebruiksvergunningplichtig waren maar dat op grondvan dit besluit niet meer zijn, dient namelijk het voorgenomen gebruik vanhet desbetreffende bouwwerk voortaan aan burgemeester en wethouderste worden gemeld. Die melding brengt administratieve lasten met zich.Per saldo zal de beperking van de administratieve lasten als gevolg van dereductie van het aantal gebruiksvergunningplichtige gevallen naarverwachting jaarlijks circa € 3.8 miljoen bedragen.De gemeentelijke beleidsvrijheid is met het besluit afgenomen. Er zijn

immers geen lokale verschillen meer in brandveiligheidseisen; deze zijnmet het besluit landelijk geüniformeerd. Wel is er nog een gemeentelijkebeleidsruimte in die zin dat er door het college van burgemeester enwethouders nadere voorwaarden kunnen worden verbonden aan eengebruiksmelding of een gebruiksvergunning indien die noodzakelijk zijnvoor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar enongevallen bij brand. In beginsel waarborgen de algemene regels van ditbesluit echter voldoende brandveiligheid. Het geven van naderevoorwaarden door het college van burgemeester en wethouders zal dusslechts in een zeer beperkt aantal gevallen aan de orde zijn. Hieraan zal inde voorlichting (zie paragraaf 4) goede aandacht worden besteed.In de tweede plaats vloeit naar verwachting een forse beperking van de

administratieve lasten voort uit de aanpassing van de voorgeschrevencontrolefrequentie van doorvoeren voor kabels, leidingen en dergelijkedoor scheidingsconstructies van gebouwen (zoals muren). Die controlebehoeft niet meer periodiek maar alleen na het aanbrengen of wijzigenvan een doorvoer te worden verricht. De administratieve lasten voorbedrijven worden daardoor met ongeveer € 16.5 miljoen per jaarverminderd9.In de derde plaats vloeit naar verwachting een forse beperking van de

administratieve lasten voort uit de halvering van de voorgeschreveninspectie- en controlefrequentie van mobiele brandblusapparaten(tweejaarlijks in plaats van jaarlijks). In ons land zijn in totaal circa 2.5miljoen mobiele brandblussers aanwezig (bron: Vebon 2006). De halveringvan de frequentie betreft uitsluitend de circa 1.5 miljoen brandblus-apparaten die op grond van dit besluit in een bouwwerk aanwezig moetenzijn en dus niet de overige circa 1.0 miljoen blusapparaten die hetzij opgrond van andere voorschriften (zoals voorschriften in een milieu-vergunning) verplicht aanwezig zijn dan wel in, bijvoorbeeld, woningen,boten, personenauto»s, autobussen en vrachtwagens aanwezig zijn.Bij de voorgeschreven jaarlijkse inspectie/controle van de 2.5 miljoen

apparaten bedragen de lasten jaarlijks totaal circa € 20.0 miljoen (bron:Sira 2006). De uit dit besluit voortvloeiende frequentiehalvering zalderhalve een beperking van administratieve lasten van jaarlijks circa € 6.0miljoen opleveren (= 60% van € 10 miljoen). Aangezien dit besluit geenverplichting bevat tot het aanwezig hebben van een brandblusapparaat inde privésfeer (zoals woningen, personenauto»s, pleziervaartuigen), zullenmet name bedrijven en instellingen profijt van die lastenbeperkinghebben. Overeenkomstig het Actal-advies zal in de voorlichting over ditbesluit expliciet aandacht worden besteed aan de vermindering van deinspectie- en controlefrequentie van de mobiele brandblussers.Voor zover gekwantificeerd bedraagt de totale beperking van de

administratieve lasten die uit dit besluit voortvloeit derhalve jaarlijks circa€ 26.3 miljoen. Hierbij wordt ten overvloede opgemerkt dat de mogelijk-heden om tot administratieve lastenverlichting te komen steeds zijngetoetst aan het brandveiligheidsbelang als randvoorwaarde.De hiervoor gegeven kwantificering betreft een saldobenadering. De

saldobenadering brengt met zich mee dat de administratieve lasten dievoortvloeien uit voorschriften van dit besluit die reeds als voorschrift vande bouwverordening bestonden niet zijn weergegeven. Om die reden zijnbijvoorbeeld de lasten van de logboekverplichting niet gekwantificeerd.

9 Rapport Administratieve lastenreductie inbrandveiligheid, Sira, oktober 2007.

Staatsblad 2008 327 34

Page 52: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3.2. Overige bedrijfseffecten

Naast de effecten op de administratieve lasten van bedrijven heeft ditbesluit nog enkele andere effecten voor bedrijven. Dat betreft met nameeen beperking van het aantal gevallen waarin leges zal zijn verschuldigd.Bij het indienen van een aanvraag om gebruiksvergunning is gemiddeldeen bedrag van € 633,– aan leges verschuldigd (bron: rapport Companen2004). Per jaar ging het in totaal om een bedrag van circa € 8.5 miljoen.De reductie van de gebruiksvergunningplicht levert een reductie van deverschuldigde leges van jaarlijks circa € 6.4 miljoen op, waarvan € 5.1miljoen in verband met het aanvragen van gebruiksvergunningen voorhet in gebruik hebben van een bouwwerk waarin meer dan 50 personentegelijk kunnen verblijven en € 1.3 miljoen in verband met het aanvragenvan gebruiksvergunningen voor de opslag van brandgevaarlijke stoffen ineen bouwwerk10. Daarvan zullen vooral bedrijven profijt hebben; opjaarbasis gaat het daarbij in totaal om circa 10.400 bedrijven. De omstan-digheid dat een deel van de thans gebruiksvergunningplichtige gevallenna het in werking treden van dit besluit gebruiksmeldingplichtig zal zijn,heeft geen effect op de omvang van dat bedrag aangezien voor het doenvan een melding geen leges is verschuldigd.Daarnaast heeft dit besluit mogelijk een effect voor de bedrijven die

inspecties/controles van mobiele brandblusapparaten verrichten. Dateffect vloeit voort uit de halvering van de voorgeschreven minimaleinspectie- en controlefrequentie van mobiele brandblusapparaten(tweejaarlijks in plaats van jaarlijks). Een lagere frequentie betekentminder werk en minder omzet voor de desbetreffende bedrijven tenaanzien van de betreffende brandblusapparaten. Er zijn geen gegevensbekend over de omvang van dit effect. Of dit effect in de praktijk ookdaadwerkelijk zal optreden, hangt overigens af van de wijze waarop degebruikers van bouwwerken met die halvering van de frequentie zullenomgaan. Het staat hen tenslotte vrij om de inspectie/controle jaarlijks telaten uitvoeren.Voorts kunnen – naast de in paragraaf 1.5 reeds beschreven wijzigingen

ten opzichte van de Mbv – ook enkele detailwijzigingen die zijnopgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I inzake de brandmeld-installatie bedrijfseffecten hebben. Dat betreft met name de verlichtingvan de eisen met betrekking tot kinderopvang, parkeergarages en wonenmet zorg. Over de kwantitatieve omvang van die effecten zijn geengegevens bekend.

3.3 Handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid

De standaardtoets op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van devoorschriften van dit besluit door de daarvoor ingestelde interne VROM(DG Wonen-)toetsgroep heeft plaatsgevonden.De resultaten van dit onderzoek zijn doorgesproken met de

VROM-inspectie.Bij de beoordeling van de handhaafbaarheid is mede uitgegaan van de

handhavingsvoorschriften zoals opgenomen in de Woningwet zoals dezeluidt na de inwerkingtreding van de wijziging inzake de verbetering vannaleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving (Staatsblad2007, 27) Op hoofdlijnen weergegeven betekent dit:– dat de voorschriften van de gemeentelijke bouwverordening op grond

van artikel 7b, tweede lid, onderdeel a, van de Woningwet rechtstreeksewerking hebben indien de verordening met dit besluit in overeen-stemming is gebracht;– dat de voorschriften van dit besluit op grond van artikel 7b, derde lid,

onderdeel b, van de Woningwet rechtstreekse werking hebben indien degemeentelijke bouwverordening niet met dit besluit in overeenstemmingis gebracht;10 Zie ook voetnoot 4.

Staatsblad 2008 327 35

Page 53: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

– dat het op grond van artikel 7b, tweede en derde lid, van deWoningwet verboden is een bouwwerk, open erf of terrein te gebruiken ofte laten gebruiken anders dan in overeenstemming met de op dat gebruikvan toepassing zijnde voorschriften van de bouwverordening of ditbesluit;– dat burgemeester en wethouders indien noodzakelijk aan een

gebruiksvergunning voorwaarden kunnen verbinden en naderevoorwaarden na een gebruiksmelding kunnen opleggen, waarondergebruiksbeperkende voorwaarden;– dat burgemeester en wethouders op grond van de Algemene wet

bestuursrecht en de Gemeentewet door het toepassen van bestuurs-dwang en/of het opleggen van een last onder dwangsombestuursrechtelijk tegen overtredingen van de desbetreffendevoorschriften kunnen optreden;– dat burgemeester en wethouders daarbij op grond van artikel 100d

van de Woningwet kunnen besluiten dat het gebruik van het bouwwerk(zo nodig: direct) moet worden gestaakt;– dat burgemeester en wethouders op grond van artikel 97 van de

Woningwet een gebouw kunnen sluiten indien overtreding van eenvoorschrift van de bouwverordening of dit besluit gepaard gaat met eengevaar voor de veiligheid en er klaarblijkelijk gevaar is op herhaling vande overtreding;– dat burgemeester en wethouders op grond van artikel 14 van de

Woningwet kunnen bewerkstelligen dat het gebouw bij een ander dan devorige gebruiker in gebruik of beheer komt indien dat gebouw op grondvan artikel 97 van de Woningwet is gesloten;– dat overtredingen van de desbetreffende voorschriften strafbaar zijn

op grond van artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten;– dat burgemeester en wethouders op grond van artikel 100c van de

Woningwet jaarlijks de voornemens over de wijze waarop zij uitvoeringzullen geven aan de bestuursrechtelijke handhaving van de desbetref-fende voorschriften bekend moeten maken.Overigens wordt overwogen om het bestaande instrumentarium uit te

breiden met een boete-instrument (bestuurlijke boete op grond van deAlgemene wet bestuursrecht of bestuurlijke transactie ex Wet op deeconomische delicten), zodat een lik-op-stuk-behandeling kan wordentoegepast bij veel voorkomende kleinere overtredingen van voorschriftenuit de paragrafen 2.1 tot en met 2.10 van dit besluit. Naast het hierbovenaangegeven repressief toezicht van burgemeester en wethouders wordt(evenals voor de inwerkingtreding van dit besluit het geval was) in debouwvergunningprocedure door burgemeester en wethouders op grondvan artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Woningwet in voorkomendegevallen preventief getoetst of wordt voldaan aan voorschriften waarin deaanwezigheid van bepaalde brandbeveiligingsvoorzieningen is voorge-schreven. Voor zover voor de toepassing van dit besluit van belang gaathet om:– brandmeldinstallaties (artikel 2.2.1 van dit besluit);– ontruimingsalarminstallaties (artikel 2.3.6);– vluchtrouteaanduidingen (artikel 2.3.7);– technische voorzieningen voor communicatie tussen publieke

hulpverleners (artikel 2.8.1).Om burgemeester en wethouders in staat te stellen die toets in de

bouwvergunningprocedure naar behoren te kunnen verrichten, moetenop grond van artikel 4, eerste lid, van het Besluit indieningsvereistenaanvraag bouwvergunning en van artikel 1.2.5, onderdeel b, van dedaarbij behorende bijlage de benodigde gegevens en bescheiden wordenaangeleverd. Het is niet nodig het Besluit indieningsvereisten aanvraagbouwvergunning in verband met de inwerkingtreding van dit besluit aante passen.

Staatsblad 2008 327 36

Page 54: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

De primaire verantwoordelijkheid voor het brandveilig gebruik van eenbouwwerk berust bij de gebruiker. Het besluit spreekt van het gebruik, enniet van de gebruiker. Er wordt in principe geen onderscheid gemaakttussen een hoofdgebruiker en eventuele gebruikers van onderdelen. In depraktijk zal de hoofdgebruiker verantwoordelijk zijn. Maar afhankelijk vande omstandigheden van het geval zal soms een ander dan de hoofd-gebruiker (uitsluitend of mede) als overtreder van een voorschrift van ditbesluit kunnen worden aangemerkt. Bij de constatering van een acutebrandgevaarlijke situatie als gevolg van een overtreding van dit besluit isvoor het bevoegd gezag alleen van belang dat zo snel mogelijk alsnog aande voorschriften wordt voldaan. Wanneer het voor het bevoegd gezagonvoldoende duidelijk is wie voor de overtreding verantwoordelijk is,kunnen zo nodig de eigenaar en alle gebruikers worden aangesproken. Indit verband verwijs ik ook naar artikel 7b, tweede lid, onder a, en derde lid,van de Woningwet. Ook kan het mogelijk zijn de eigenaar aan te sprekenop basis van de technische bouwvoorschriften zoals deze in hetBouwbesluit 2003 zijn opgenomen. Op grond van die artikelen kan er invoorkomende gevallen sprake zijn van een eigen verantwoordelijkheidvan de eigenaar van het bouwwerk.Van het bevoegd gezag behoeft niet worden verwacht dat het zich in

een dergelijk acuut geval eerst in de relatie tussen de diverse partijenverdiept alvorens handhavend op te treden. De ervaring die sedert 1992met deze benadering is opgedaan, leert overigens dat het aanspreken vanmeerdere betrokken partijen in het algemeen niet tot problemen leidt.In een aantal voorschriften van de paragrafen 2.1, 2.3, 2.6 en 2.7 wordt

in beginsel een ieder aangesproken. In die voorschriften gaat het namelijkom een verbod of gebod dat in beginsel iedereen kan treffen, zoals hetverbod op roken en het hebben van open vuur in een ruimte waarin eenbrandgevaarlijke stof is opgeslagen (artikel 2.1.2), het verbod op deaanwezigheid van met brandbaar gas gevulde ballonnen in een ruimte(artikel 2.1.3) of het gebod om opstelplaatsen voor brandweervoertuigenen brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen vrij te houden (artikel2.6.1 en 2.7.2). Om diezelfde reden is in artikel 2.9.1, dat algemenevangnetvoorschriften inzake het brandveilig gebruik van bouwwerkenbevat, in principe iedereen aanspreekbaar.

3.4 Milieueffecten

Met dit besluit worden reeds bestaande gemeentelijke voorschriftenlandelijk geüniformeerd. Zoals in paragraaf 1.5 van deze toelichting isaangegeven heeft deze uniformering plaatsgevonden op basis van hetbrandveiligheidsniveau van de Mbv (inclusief 11e serie wijzigingen). Zoalsuit onderzoek11 is gebleken, hebben de gemeenten hun bouwverordeningin het algemeen geheel op de Mbv-voorschriften afgestemd. De milieu-effecten van dit besluit, waaronder de effecten op externe veiligheid, zijndan ook nagenoeg nihil. De belangrijkste potentiële milieueffecten hangensamen met de halvering van de voorgeschreven minimale inspectie- encontrolefrequentie van mobiele brandblusapparaten (artikel 2.4.2). Indiendaadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om deinspectie/controle van die apparaten tweejaarlijks te verrichten, kan eeneffect zijn dat er minder autokilometers worden gemaakt en dus minderenergieverbruik en minder uitstoot van schadelijke gassen (zoals CO2) enfijn stof plaats vindt. Op basis van de beschikbare gegevens is het nietmogelijk deze milieueffecten te kwantificeren.Zoals reeds is aangegeven, bevat dit besluit ten opzichte van de Mbv

ook een aantal wijzigingen die samenhangen met een verbeterdeafstemming tussen de voorschriften over het brandveilig gebruik vanbouwwerken en milieuvoorschriften. Die wijzigingen hebben geeninhoudelijke consequenties voor het uit de Mbv overgenomen brand-veiligheidsniveau en zij hebben ook geen milieueffecten. Het gaat hier met

11 Zie het in noot 1 genoemde onderzoek van18 juli 2003.

Staatsblad 2008 327 37

Page 55: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

name om herordening van bestaande voorschriften op basis van eenconsequentere domeinafbakening tussen de regelgevingscomplexen«bouwregelgeving (inclusief gebruiksvoorschriften)» en «milieu-regelgeving». Zoals aangegeven in de toelichting op artikel 2.1.8 behoorthet geven van voorschriften over stoffen die zowel brand- als milieu-gevaarlijk zijn vanaf de zogenoemde Ivb-grens voortaan uitsluitend tot hetdomein van de milieuregelgeving. De voorschriften over dergelijke stoffentot die Ivb-grens zijn voortaan in dit besluit opgenomen. De Ivb-grens isde ondergrens waarmee in het Inrichtingen- en vergunningenbesluitmilieubeheer (Ivb) is aangegeven welke hoeveelheden van welke stoffenonder de reikwijdte van dat besluit vallen. In dit besluit is nu aangeslotenbij de systematiek en terminologie van het Ivb. Het geven vanvoorschriften over bedrijfsmatige opslag van stoffen die zowel brand- alsmilieugevaarlijk zijn zal dus alleen nog geschieden in regelgevinggebaseerd op de Wet milieubeheer, zoals de algemene maatregel vanbestuur ex artikel 8.40 van die wet en in milieuvergunningen. Dit besluitbeperkt zich tot huishoudelijke opslag van die stoffen, dat wil zeggenkleinere hoeveelheden die – rekening houdend met de gevaarsaspectenvan de desbetreffende stoffen – voor de goede bedrijfsvoering alswerkvoorraad mogen worden beschouwd. Daarnaast zijn in dit besluitvoorschriften opgenomen over de bedrijfsmatige opslag van brandbareniet-milieugevaarlijke stoffen zoals hout, autobanden en kunststoffen(artikel 2.1.9). Die voorschriften, die voorheen in 8.40-amvb’s Wetmilieubeheer waren opgenomen, zijn in het kader van eerdergenoemdeherafbakening van de wetgevingsdomeinen naar dit besluit overgeheveld(artikel 2.1.9).

3.5 Bestuurlijke lasten

De bestuurlijke lasten van dit besluit zijn relatief beperkt. Gemeentenzullen beperkte eenmalige bestuurlijke lasten hebben doordat degemeentelijke bouwverordening met de voorschriften van dit besluit inovereenstemming moet worden gebracht. Dergelijke lasten zouden zichook voordoen indien zou zijn voortgegaan op de bestaande weg vanaanpassingen van de bouwverordening op basis van periodiekeMbv-wijzigingen door de VNG.Door de reductie van het aantal gebruiksvergunningplichtige gevallen

zullen gemeenten naar verwachting jaarlijks circa € 5.1 miljoen minderleges ontvangen. Bovendien is voor een melding geen leges verschuldigd.Daartegenover staat een besparing in personele capaciteit omdat erminder vergunningen behoeven te worden afgehandeld en gemeentenzelf kunnen beslissen hoe zij in het concrete geval met een ingekomengebruiksmelding omgaan. Verder wordt verwacht dat gemeenten bij hunvoorlichtingsactiviteiten gebruik zullen maken van het voorlichtings-materiaal van VROM. De uitgaven voor eigen voorlichtingsmateriaalzullen derhalve afnemen.Tussen het Rijk en de VNG bestaat overeenstemming over het tegen

elkaar wegvallen van de kosten en besparingen bij gemeenten tengevolge van dit besluit en van het Besluit algemene regels voor inrich-tingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), zodat geen compensatie van debestuurlijke lasteneffecten van dit besluit hoeft plaats te vinden.

4. Voorlichting

Bij de inwerkingtreding van dit besluit wordt veel energie in voorlichtinggestoken. Er zullen verschillende voorlichtingsmiddelen worden ingezet,waaronder brochures die zowel in een papieren versie als op internetbeschikbaar worden gesteld. Bij die voorlichting wordt onderscheidgemaakt tussen de verschillende doelgroepen, zoals overheden engebruikers. Zo zal bijvoorbeeld aan bedrijven goede voorlichting worden

Staatsblad 2008 327 38

Page 56: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

gegeven over de vermindering van de controlefrequentie van mobielebrandblussers.Voor vragen over het besluit en de toepassing daarvan in concrete

gevallen zal een digitale helpdesk beschikbaar worden gesteld.Naast deze meer algemene voorlichting over het besluit zal voorlichting

specifiek gericht op de gebruiksvergunning- en de meldingplichtplaatsvinden. Deze voorlichting is qua opzet vergelijkbaar met devoorlichting die VROM sinds 2002 over de bouwvergunning geeft. Hetgaat daarbij om vraaggestuurde voorlichting waarbij de vragensteller aande hand van «ja-nee-vragen» in een checklist inzicht krijgt of in zijnspecifieke individuele situatie een gebruiksvergunning of -melding isvereist en, zo ja, aan welke procedurele eisen zijn vergunningaanvraagc.q. melding moet voldoen.De checklist is voorzien van een ook voor leken begrijpelijke toelichting

en van een rekenmethodiek waarmee het maximaal toelaatbaar aantalpersonen in (delen van) het bouwwerk kan worden bepaald.Het (landelijk uniforme) aanvraag- respectievelijk meldingsformulier kan

via www.vrom.nl worden gedownload. De vergunningaanvragerrespectievelijk melder kan, indien hij dat wenst, het desbetreffendeformulier digitaal invullen en, indien de gemeente in kwestie die faciliteitbiedt, het formulier en de daarbij behorende bescheiden en gegevenselektronisch indienen bij de gemeente. Ook zal via www.vrom.nl digitaalhulp worden geboden bij het zonodig zelf vervaardigen van eenzogenoemde ontruimingstekening. VROM stelt hiervoor gratis eentekenprogramma beschikbaar.Voor de afhandeling van aanvragen om gebruiksvergunning en

gebruiksmeldingen door de gemeenten is een afhandelingsprotocolontwikkeld.Voor het uitoefenen van toezicht ter plaatse tijdens het gebruik van een

bouwwerk is een toezichtsprotocol ontwikkeld.Daarnaast zijn enkele andere specifieke op de gemeentelijke

uitvoeringspraktijk gerichte ondersteunende maatregelen genomen:– in aanvulling op de algemene voorlichting over dit besluit zijn

brochures ontwikkeld over de toepassing van de brand-veiligheidsvoorschriften voor specifieke typen bouwwerken die in degemiddelde gemeente slechts weinig voorkomen, zoals unitbouw,theaters, schouwburgen, kerken, monumenten, hoogbouw (hoger dan70 m2) en gebouwen met brandcompartimenten groter dan 1.000 m2;– de brochure «Vluchten bij brand» is geactualiseerd;– de zogenoemde brandbeveiligingsconcepten, die een kader geven

voor de integrale brandbeveiliging van bepaalde typen gebouwen (zoalscelgebouwen, logiesgebouwen en gezondheidszorggebouwen), wordengeactualiseerd.Verder is ten behoeve van alle bij de toepassing van dit besluit

betrokken partijen (gemeenten, eigenaren en gebruikers van bouwwerkenen het bouwbedrijfsleven) een landelijk informatie- en adviescentrumopgericht ter verbetering van de toepassing van die brand-veiligheidsvoorschriften waarbij het bevoegd gezag beoordelingsruimteheeft. Het gaat daarbij met name om:– gelijkwaardigheid in het Bouwbesluit 2003;– functionele voorschriften in het Bouwbesluit 2003 zoals de

bezettingsgraadklasse B0 en de voorschriften inzake grote brand-compartimenten;– aanschrijvingsbevoegdheid wegens strijd met het Bouwbesluit 2003;– gelijkwaardigheid in dit besluit;– het stellen van noodzakelijke aanvullende voorwaarden (de artikelen

2.11.4 en 2.12.4 van dit besluit).Bij al deze zaken is sprake van een gemeentelijke beoordelingsruimte,

die in de praktijk tot geschillen tussen de eigenaar/gebruiker van eenbouwwerk en de gemeente zou kunnen leiden. Bedoeld centrum heeft tot

Staatsblad 2008 327 39

Page 57: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

taak informatie over de toepassing van deze voorschriften in de praktijk teverzamelen, bekendheid te geven aan brandveiligheidsoplossingen diebreder toepasbaar zijn en partijen bij een geschil desgevraagd eentechnisch-inhoudelijk advies te geven over de vraag of een bepaaldeoplossing vanuit het oogpunt van brandveiligheid voldoende respectie-velijk noodzakelijk is. De door dit centrum te verzamelen gegevens zullengebruikt worden bij de evaluatie en eventuele bijstelling van devoorschriften van dit besluit.

5. Toekomst

Met dit besluit is een belangrijke stap gezet, maar nog niet de gewensteeindsituatie bereikt. Aan de volgende onderwerpen zal de komende jarenaandacht worden besteed.Onderzocht zal worden in hoeverre algemene regels kunnen worden

ontwikkeld voor die gevallen die op grond van dit besluit noggebruiksvergunning- of gebruiksmeldingplichtig zijn. Wanneer hetmogelijk blijkt bruikbare algemene regels voor dergelijke gevallen teontwikkelen zal het aantal gebruiksvergunningplichtige respectievelijkgebruiksmeldingplichtige gevallen in de toekomst nog verder kunnenafnemen. Tevens zal worden onderzocht of in dit besluit meer specifiekevoorschriften voor specifieke categorieën gebruik moeten wordenopgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan voorschriften voor bijvoor-beeld het prostitutiebedrijf. Met de inwerkingtreding van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) zullen de gebruiks-vergunning en de gebruiksmelding worden ingebed in de omgevings-vergunning. De gebruiksvergunning(procedure) wordt alsdan geïnte-greerd in de omgevingsvergunning(procedure). Zie voor een uitgebreideuitleg over deze integratie de memorie van toelichting bij het betreffendewetsvoorstel (Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, subparagraaf 3.2.1,blz. 16–18). Een gebruiksmelding zal vanaf dan gedaan worden ophetzelfde formulier waarmee een omgevingsvergunning kan wordenaangevraagd. Voor de vergunningaanvrager en de melder heeft dit hetvoordeel dat hij – indien hij meerdere vergunningen nodig heeft –voortaan met één formulier en één procedure kan volstaan in plaats vanmeerdere formulieren en procedures. Dit betekent dus ook dat de bij deaanvraag of melding behorende gegevens en bescheiden slechts in eenprocedure behoeven te worden meegestuurd. Tegelijk met de inwerking-treding van de WABO zullen de procedurevoorschriften met betrekking totde gebruiksvergunning(verlening), die in paragraaf 2.11 van het onder-havige besluit zijn opgenomen, komen te vervallen.Op korte termijn zal een voorstel tot wijziging van de Woningwet

worden ingediend waarin de bevoegdheid tot het geven van voorschriftenover het gebruik van bouwwerken wordt overgeheveld van de gemeen-teraad naar het Rijk. In de Woningwet zal daartoe een rechtstreeksegrondslag voor het geven van gebruiksvoorschriften, vergelijkbaar met dewettelijke grondslag voor het Bouwbesluit 2003, worden opgenomen. Ditbetekent dat op termijn de plaatselijke bouwverordening op die onder-delen waarvoor een rechtstreeks besluit geldt, overbodig wordt.Tevens wordt overwogen om het bestaande instrumentarium uit te

breiden met een boete-instrument (zie hiervoor paragraaf 3.3).Verder zal onderzocht worden in hoeverre het mogelijk en wenselijk is

om de voorschriften van dit besluit nader af te stemmen met devoorschriften van het Bouwbesluit 2003 en het ARBO-besluit. Ook zalaandacht worden besteed aan de mogelijkheid om enkele functioneelgeredigeerde eisen in het Bouwbesluit 2003 die een rol spelen bij hetbrandveilig gebruik alsnog om te zetten in prestatie-eisen. Het gaat daarbijmet name om de bouwtechnische brandveiligheidseisen voorbijeenkomstgebouwen met een hoge bezetting, zoals discotheken, café’s,theaters en schouwburgen.

Staatsblad 2008 327 40

Page 58: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Tevens zal worden onderzocht in hoeverre de thans in dit besluitvoorgeschreven inspectie- en controlefrequentie van brandbeveiligings-installaties kan worden beperkt alsmede of in dit besluit eisen moetengaan worden opgenomen ten aanzien van de kwaliteit en de projecteringvan brandbeveiligingsinstallaties die als gelijkwaardige oplossing wordenaangebracht (zoals automatische brandblusinstallaties en rookbeheer-singssystemen).Voorts zal de afstemming tussen NEN-normen en de voorschriften van

dit besluit worden geoptimaliseerd. In dat verband wordt onder meerbezien of er bepalingsmethoden ontwikkeld kunnen worden waarmee deontvlambaarheid van aankleding in besloten ruimten eenduidig kanworden vastgesteld (zie artikel 2.1.3). Ook de afstemming tussencertificeringsregelingen en de voorschriften van dit besluit zal wordengeoptimaliseerd. Eventuele in de toekomst nog te ontwikkelen kwaliteits-verklaringen zullen daarbij een rol spelen.

II Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In artikel 1.1, eerste lid, is een aantal begripsbepalingen opgenomen.Een gedeelte daarvan bevat een uitgeschreven definitie, voor een anderdeel is verwezen naar de definitie zoals opgenomen in andere regel-geving. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij het begrip gebruiksfunctie,dit is gedefinieerd als gebruiksfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit2003. Het is niet nodig begrippen te definiëren die reeds in de Woningwetzijn opgenomen.

ADR-klasse

ADR is de afkorting van de Franse titel van het Europees verdragbetreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over deweg, Accord Européen relatif au transport international des merchandisesdangereuses par route. In dit verdrag zijn de voorwaarden opgenomenwaaronder gevaarlijke stoffen binnen Europa mogen worden vervoerd. Indit besluit wordt de ADR-classificatie gebruikt voor de aanduiding van in,op of nabij een bouwwerk aanwezige brandgevaarlijke stoffen (artikel2.1.8).

Gebruiksfunctie

Onder gebruiksfunctie wordt in dit besluit hetzelfde verstaan als in hetBouwbesluit 2003.Evenals bij het Bouwbesluit 2003, is het voor het bepalen van het

geldende niveau van eisen van belang te weten welke gebruiksfunctievoor het bouwwerk of onderdeel daarvan is aangegeven. Een deel van devoorschriften van dit besluit is gericht op specifieke gebruiksfuncties.In dit besluit is overigens als verbijzondering van de woonfunctie uit het

Bouwbesluit 2003 een woonfunctie voor kamergewijze verhuur en eenwoonfunctie voor zorg opgenomen. Een dergelijke verbijzondering wordtook wel subgebruiksfunctie genoemd.

Kamergewijze verhuur

In dit besluit is kamergewijze verhuur gedefinieerd als «eenwoonfunctie voor het bedrijfsmatig verschaffen van woonverblijf aanmeer dan een huishouden en aan meer dan vier personen». Hiermee richthet begrip «kamergewijze verhuur» zich op de verhuur van kamers in een

Staatsblad 2008 327 41

Page 59: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

woning aan afzonderlijke huurders die geen sociale band met elkaar of deverhuurder hebben en zodoende zelf geen of weinig invloed op debrandveiligheidssituatie kunnen uitoefenen. Het gaat hier dus niet om eenwoongroep, gezinsvervangend tehuis of studentenhuis waarin een aantalpersonen gezamenlijk een huishouden voert of de woning van eenhospita met een beperkt aantal inwonende studenten. Ook de woning dieouders voor hun studerende kind kopen valt er in beginsel buiten, zelfs alser in die woning nog enkele andere studenten worden gehuisvest. Dezewoonvormen vallen in principe onder de gewone woonfunctie.In de definitie is een ondergrens van meer dan vier personen per

woonfunctie opgenomen, omdat aangenomen wordt dat er uit hetbedrijfsmatig woonverblijf verschaffen aan maximaal vier personen, diealle vier een eigen wooneenheid hebben, vergeleken met de regulierewoonfunctie geen extra risico»s voor de brandveiligheid voortvloeien.Personen die deel uitmaken van het eigen huishouden van de verhuurdertellen hierin dus niet mee.Onder huishouden wordt in de definitie van kamergewijze verhuur niet

noodzakelijkerwijs hetzelfde verstaan als in de fiscale regelgeving.Overigens mag de kamergewijze verhuur niet verward worden met de

verhuur van kamers in een logiesfunctie. Het gebruik van dergelijkekamers, bijvoorbeeld in een pension, moet voldoen aan de voorschriftendie gelden voor de logiesfunctie. Zo valt huisvesting van seizoenarbeidersonder de logiesfunctie, zij hebben tenslotte elders hun hoofdverblijf.Zie op dit onderdeel ook de toelichting op artikel 1.3, eerste lid.

Meetniveau

Onder meetniveau wordt in dit besluit hetzelfde verstaan als in hetBouwbesluit 2003. Dit betekent dat het gaat om de hoogte van hetaansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw.

Nooddeur

Onder nooddeur wordt in dit besluit hetzelfde verstaan als in hetBouwbesluit 2003. Dit betekent dat het om een deur gaat die uitsluitendbedoeld is om het bouwwerk te ontvluchten.

Verpakkingsgroep

Evenals bij de definitie van de ADR-klasse het geval is, is deze definitiegebaseerd op het Accord Européen relatif au transport international desmerchandises dangereuses par route.Een verpakkingsgroep is een groep, waarin bepaalde stoffen op grond

van hun gevaarlijkheid tijdens het vervoer conform het ADR zijn ingedeeldvoor verpakkingsdoeleinden. In dit besluit is aangesloten op de in de ADRgebruikte indeling van die stoffen.Verpakkingsgroep I: zeer gevaarlijke stoffenVerpakkingsgroep II: gevaarlijke stoffenVerpakkingsgroep III: minder gevaarlijke stoffen.

Vluchtroute

Onder vluchtroute wordt in dit besluit verstaan een voor het vluchten bijbrand bestemde route die uitsluitend voert over vloeren, trappen ofhellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeftte worden gemaakt van een lift. Op elke plaats in een gebouw waar zichpersonen bevinden begint een vluchtroute. Er kan volgens de definitiegeen sprake zijn van een vluchtroute als deze niet over het gehele trajectover vloeren, trappen of hellingbanen voert. Dit betekent dat een route diegebruik maakt van bijvoorbeeld een lift of een touwladder geen vlucht-

Staatsblad 2008 327 42

Page 60: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

route in de zin van dit besluit is. Zie in dit verband ook de toelichting opartikel 2.2.2. Het Bouwbesluit 2003 kent de begrippen rookvrije en brand-en rookvrije vluchtroute. Deze begrippen zijn verbijzonderingen van hetbegrip vluchtroute zoals in dit besluit is opgenomen.

Wooneenheid

Wooneenheid is in dit besluit gedefinieerd als gedeelte van eenwoonfunctie voor een individueel huishouden bij kamergewijze verhuur.Dit begrip is nodig om in een aantal gevallen bij bedrijfsmatige verhuurspecifieke eisen te stellen aan individuele wooneenheden en hungezamenlijke ruimten.

In artikel 1.1, derde lid, is bepaald dat onder bouwwerk mede wordtverstaan gedeelten van een bouwwerk die zijn ontworpen of aangepastom afzonderlijk te worden gebruikt. Het bleek nodig om dit voorschrift opte nemen, omdat het anders niet mogelijk is recht te doen aan de situatiedat verschillende gebruikers van een bouwwerk een afzonderlijke op hunspecifieke situatie afgestemde gebruiksvergunning kunnen aanvragen ofmelding kunnen doen.

Artikel 1.2 Gemeenschappelijk of gezamenlijk

In het eerste lid van dit artikel is het begrip «gemeenschappelijk»beschreven. Hiervoor is aansluiting gezocht bij artikel 1.2 van hetBouwbesluit 2003. In het eerste lid van dit artikel wordt (een gedeelte van)een bouwwerk, (een gedeelte van) een ruimte of (een gedeelte van) eenvoorziening, die ten dienste staat van meer dan een gebruiksfunctie,aangeduid als gemeenschappelijk. Het kan daarbij zowel gaan om eengedeelte van als om een geheel bouwwerk, gehele ruimte of gehelevoorziening. Een voorbeeld van een gemeenschappelijke voorziening iseen toiletruimte waarop meer dan een gebruiksfunctie, al dan niet vandezelfde soort, is aangewezen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kantoor-ruimten en een bedrijfsrestaurant die beide gebruik maken van hetzelfdetoiletblok.In het tweede lid is het begrip «gezamenlijk» beschreven. De opzet van

dit lid is in hoofdlijnen dezelfde als die van het eerste lid. Het begrip«gezamenlijk» wordt gebruikt voor een niet-gemeenschappelijk gedeeltevan een woonfunctie of van een ruimte of voorziening die ten dienstestaat van meer dan een wooneenheid. Het Bouwbesluit 2003 kent hetbegrip «gezamenlijk» niet. In dit besluit is het nodig gebleken het begripgezamenlijk te introduceren om bij een woonfunctie voor kamergewijzeverhuur eisen te kunnen stellen gericht op ruimten en voorzieningen waarmeer dan een wooneenheid binnen dezelfde gebruiksfunctie gebruik vanmaakt. Deze ruimten zijn dus niet-gemeenschappelijk omdat het ruimtenvan dezelfde gebruiksfunctie (één woonfunctie voor kamergewijzeverhuur) betreft. Voorbeelden van gezamenlijke voorzieningen en ruimtenzijn een gezamenlijke keuken en een gezamenlijke vluchtroute bijkamergewijze verhuur.

Samengevat: een gemeenschappelijke voorziening is bedoeld voormeer dan een gebruiksfunctie. Dit kunnen ook gebruiksfuncties vandezelfde soort zijn.Een gezamenlijke voorziening is daarentegen altijd bedoeld voor één

gebruiksfunctie, een woonfunctie voor kamergewijze verhuur.

Artikel 1.3 Reikwijdte

Artikel 1.3 geeft de reikwijdte van dit besluit aan.

Staatsblad 2008 327 43

Page 61: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

In het eerste lid is bepaald dat de voorschriften van dit besluit vantoepassing zijn op elk gebruik van een bouwwerk of een gedeelte daarvan,tenzij in dit besluit anders is aangegeven. Omdat het in zijn algemeenheidniet noodzakelijk is om bij de woonfunctie dezelfde gedetailleerdevoorschriften aan brandveilig gebruik te stellen als bij andere gebruiks-functies, zijn in de overige leden van dit artikel uitzonderingen voor dewoonfunctie en de niet in een logiesgebouw gelegen logiesfunctieopgenomen. Op een in een logiesgebouw gelegen logiesfunctie zijn de indit besluit opgenomen voorschriften in principe integraal van toepassing.Per artikellid is binnen de groep woonfuncties nader onderscheid

aangebracht. Daarbij wordt de woonfunctie onderscheiden in dewoonfunctie voor zorg, de woonfunctie voor kamergewijze verhuur en deoverige woonfunctie.In het tweede lid is aangegeven welke voorschriften van dit besluit niet

gelden voor de gemeenschappelijke ruimten (bijvoorbeeld hettrappenhuis) van een in een woongebouw gelegen woonfunctie voor zorgen van een nevenfunctie daarvan.In het derde lid is aangegeven welke voorschriften van dit besluit niet

gelden voor de niet-gemeenschappelijke ruimten van een woonfunctievoor zorg en een nevenfunctie daarvan. Onder niet-gemeenschappelijkeruimten zijn ook de eventuele gezamenlijke ruimten van deze specifiekewoonfunctie, zoals bijvoorbeeld een keuken, toilet- of badruimte,begrepen.In het vierde lid zijn de uitzonderingen aangegeven voor de gemeen-

schappelijke ruimten van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur eneen nevenfunctie daarvan. Zoals uit de begripsomschrijving voorgemeenschappelijk volgt (zie de toelichting op artikel 1.2) kunnen dezeuitzonderingen een rol spelen bij een woning in een woongebouw. Juistbij een woongebouw is er namelijk sprake van woningen met gemeen-schappelijke voorzieningen (bijvoorbeeld een trappenhuis). Bij eenwoonfunctie voor kamergewijze verhuur in een eengezinswoning zijn perdefinitie geen gemeenschappelijke voorzieningen.Onder gemeenschappelijke ruimten zijn niet de eventuele gezamenlijke

ruimten van deze specifieke woonfunctie begrepen. Deze gezamenlijkeruimten zijn namelijk alleen bedoeld voor de wooneenheden die binneneenzelfde woonfunctie liggen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht wordenaan een gezamenlijke keuken in een voor kamerverhuur bestemdewoning.In het vijfde lid zijn de uitzonderingen aangegeven voor de

niet-gemeenschappelijke ruimten van een woonfunctie voor kamergewijzeverhuur en een nevenfunctie daarvan.In het zesde en zevende lid is een restbepaling opgenomen voor alle

woonfuncties die niet onder het tweede tot en met vijfde lid vallen. Deuitzonderingen van het zesde en zevende lid zijn dus gericht op woningendie niet als woonfunctie voor zorg of kamergewijze verhuur wordengebruikt. Het zesde lid heeft betrekking op de gemeenschappelijkeruimten van in een woongebouw gelegen woningen en een nevenfunctiedaarvan. Het zevende lid heeft betrekking op de niet-gemeenschappelijkeruimten.Op grond van het achtste lid gelden dezelfde uitzonderingen als in het

zevende lid genoemd zijn voor de logiesfunctie die niet is gelegen in eenlogiesgebouw. Daarmee wordt bereikt dat de eisen voor een recreatie- ofvakantiewoning niet strenger zijn dan de eisen voor een gewoneeengezinswoning.Voor zover een gebruiksfunctie een nevenfunctie van een woonfunctie

of een niet in een logiesgebouw gelegen logiesfunctie is, bieden hettweede tot en met het achtste lid van dit artikel voor deze nevenfunctiedezelfde uitzonderingen als voor die woon- of logiesfunctie gelden.

Staatsblad 2008 327 44

Page 62: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Dit om te voorkomen dat bijvoorbeeld een buitenberging, een garage ofeen kantoorruimte aan huis, aan hogere eisen zou moeten voldoen dan debijbehorende woning.In het negende lid is een uitzondering gegeven voor een overige

gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2 dieniet voor het publiek toegankelijk is en een lichte industriefunctie. Het isniet nodig dat een kleine fietsenstalling, een stal of een tuinbouwkas eenvluchtrouteaanduiding heeft.In het tiende lid is aangegeven welke artikelen niet van toepassing zijn

op een bouwwerk geen gebouw zijnde, niet zijnde een tunnel met eentunnellengte van meer dan 250 meter.

Artikel 1.4 Gelijkwaardigheid

In artikel 1.4 wordt de mogelijkheid geboden om aan voorschriften vandit besluit te voldoen met gebruik van een gelijkwaardige oplossing. Ditsysteem van gelijkwaardigheid is op hoofdlijnen vergelijkbaar met hetsysteem van gelijkwaardige bouwkundige oplossingen zoals opgenomenin artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003.In het eerste lid van artikel 1.4 is het basisprincipe van gelijkwaardigheid

in dit besluit vastgelegd. Aan een in paragraaf 2.1 tot en met 2.9 gesteldvoorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het gebruik van eenbouwwerk of een gedeelte daarvan anders dan door toepassing van datvoorschrift, ten minste dezelfde mate van brandveiligheid biedt alsbeoogd met het betrokken voorschrift. Overigens wordt opgemerkt dateen beroep op gelijkwaardigheid moet worden gemeld aan burgemeesteren wethouders zoals is bepaald in artikel 2.12.1, eerste lid, onderdeel a. Degebruiker zal daarbij ten genoegen van burgemeester en wethoudersaannemelijk moeten maken dat er sprake is van gelijkwaardigheid. Degebruiker is in beginsel vrij om te bepalen hoe hij dat aannemelijk maakt.Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting opparagraaf 2.12.In het tweede lid van dit artikel is vastgelegd dat een eenmaal gekozen

gelijkwaardige oplossing daadwerkelijk moet worden nageleefd en instand gehouden. Burgemeester en wethouders kunnen zonodig aan deeigenaar of degene die uit anderen hoofde daartoe het meest is aange-wezen op elk gewenst moment vragen dit aan te tonen.Door de gelijkwaardigheidsbepaling kunnen innovatieve oplossingen en

alternatieven die in het concrete geval beter aansluiten bij de bedrijfs-voering van de gebruiker van het bouwwerk in de praktijk wordentoegepast. Wanneer de gebruiker bijvoorbeeld een brandgevaarlijke stofop een andere manier opslaat dan in artikel 2.1.8 van dit besluit isvoorgeschreven levert dit geen overtreding van dat voorschrift op als dieandere wijze van opslag dezelfde mate van brandveiligheid biedt alsbedoeld is met dit artikel. Een ander voorbeeld is wanneer de eigenaar/verhuurder van een gebouw beschikt over een certificaat waarmee debrandveiligheid van het gebruik van het bouwwerk voldoende wordengeborgd, het certificaat kan worden gebruikt om aannemelijk te maken datsprake is van een gelijkwaardige oplossing. Een voorbeeld van zo’ncertificaat is het zogenoemde Procescertificaat voor het verhuren vanonzelfstandige woonruimte, dat – indien de betreffende woning voorkamergewijze verhuur wordt gebruikt – aannemelijk kan maken dat sprakeis van gelijkwaardigheid aan de in dit besluit opgenomen specifiekevoorschriften voor kamergewijze verhuur, zulks ter beoordeling vanburgemeester en wethouders.Zoals uit de tekst van artikel 1.4 blijkt is een beroep op gelijkwaar-

digheid alleen mogelijk bij inhoudelijke voorschriften zoals opgenomen inde paragrafen 2.1 tot en met 2.9, en niet bij de procedurele voorschriftendie zijn opgenomen in de paragrafen 2.10 tot en met 2.12. De gebruikervan het bouwwerk kan bijvoorbeeld het beheer, de controle en het

Staatsblad 2008 327 45

Page 63: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

onderhoud van een verplicht in het bouwwerk aanwezige brandmeld-installatie op andere wijze uitvoeren dan is bepaald in de in artikel 2.2.1,achtste lid, aangestuurde NEN 2654. Voorwaarde is dan dat dezealternatieve werkwijze ten minste eenzelfde mate van zekerheid biedt datde installatie bij brand adequaat zal functioneren.Bij wijziging van een NEN-norm kan de gelijkwaardigheid eveneens een

rol spelen. Wanneer in dit besluit een NEN-norm wordt aangestuurd,wordt daarbij zowel het normbladnummer als de uitgave daarvanvermeld. Dat betekent echter niet dat een voorziening die niet aan dieuitgave maar wel aan een eerdere uitgave van die norm voldoet, perdefinitie ondeugdelijk is en mitsdien zou moeten worden aangepast ofvervangen door een installatie die wel aan die gewijzigde uitgave van denorm voldoet. De hoofdregel is dat het normblad blijft gelden dat bij hetaanbrengen van de installatie in het bouwwerk van toepassing was. Hetgaat om zowel het toentertijd aangewezen normbladnummer als om deuitgave daarvan. Deze regel kan, vooral bij oudere installaties, soms toteen te laag, dus ongewenst veiligheidsniveau leiden. Wanneer diehoofdregel bij wijziging van een norm tot een zodanig (onacceptabel) laagveiligheidsniveau zou leiden dat in redelijkheid een hoger niveau kanworden verlangd, kan dat meebrengen dat de aanwezige installatie niet(meer) als gelijkwaardig kan worden beschouwd. In dat geval kan degemeente aanvullende eisen aan de installatie kan stellen. Een dergelijkebeslissing zal van geval tot geval moeten worden gemotiveerd en behoeftniet automatisch te betekenen dat alsnog aan het in dit besluitopgenomen kwaliteitsniveau van nieuw aan te brengen installaties moetworden voldaan.Het is niet mogelijk hiervoor algemene regels te geven. In het algemeen

zal rekening moeten worden gehouden met het wel acceptabeleveiligheidsniveau in vergelijkbare bestaande situaties. Het mag niet zo zijndat een nieuw normblad zonder meer aanleiding is nadere eisen te stellenaan een bestaande, tot op dat moment als veilig beoordeelde, situatie.Iedere situatie zal in redelijkheid moeten worden beoordeeld.

Artikel 1.5 Experimenteerbepaling

Artikel 1.5 biedt de mogelijkheid dat de minister ten behoeve vanexperimenten afwijkingen van dit besluit toestaat. Bij een dergelijkexperiment kan dan een voorschrift uit dit besluit buiten beschouwingworden gelaten zonder dat er sprake behoeft te zijn van een gelijk-waardige oplossing als bedoeld in artikel 1.4. Deze experimenteerbepalingis met name bedoeld om in een individueel geval toepassing van eeninnovatieve brandveiligheidsoplossing bij het gebruik van een bouwwerkmogelijk te maken. Om een beroep te kunnen doen op dezeexperimenteerbepaling is geen instemming van de gemeente noodza-kelijk. De minister zal bij de beoordeling van het verzoek wel de zienswijzevan de gemeente betrekken.

Hoofdstuk 2 Brandveilig gebruik bouwwerken

Dit hoofdstuk bevat in de paragrafen 2.1 tot en met 2.9 inhoudelijkevoorschriften en in de paragrafen 2.10 tot en met 2.12 procedurelevoorschriften over het brandveilig gebruik van bouwwerken. Overeen-komstig artikel 1.1 van de modelbouwverordening (Mbv) wordt in ditverband onder bouwwerk verstaan: elke constructie van enige omvangvan hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats vanbestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzijdirect of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse tefunctioneren.Bij het beoordelen van de inhoudelijke voorschriften moet worden

bedacht dat voor die specifieke gevallen waarin de voorschriften niet

Staatsblad 2008 327 46

Page 64: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

voorzien in artikel 2.9.1 een «vangnetbepaling» is opgenomen. Dat artikelis zo geformuleerd dat er in een concreet geval een beroep op kan wordengedaan voor alle onvoorziene situaties die gevaar zouden kunnenopleveren voor de brandveiligheid. Zie ook de toelichting op artikel 2.9.1.

Paragraaf 2.1 Voorkomen en beperken van brand

De voorschriften van deze paragraaf zijn gericht op het zoveel mogelijkvoorkomen en beperken van brand.

Artikel 2.1.1 Toestellen en installaties

In dit artikel worden voorschriften gegeven voor brandveilig gebruikvan toestellen en installaties. In een aantal gevallen zijn de voorschriftengegeven voor installaties. Dergelijke voorschriften gelden dus zowel voorde installatie als geheel, als voor een toestel of een ander onderdeel vande installatie. Een aantal andere voorschriften richt zich uitsluitend optoestellen en niet op de gehele installatie. Dit kan het geval zijn omdat deandere installatieonderdelen bouwkundige voorzieningen zijn waarop hetBouwbesluit 2003 reeds van toepassing is.In het eerste lid is bepaald dat een elektriciteitsvoorziening als bedoeld

in afdeling 2.7 van het Bouwbesluit 2003 zo moet worden gebruikt dat ergeen gevaar kan ontstaan voor het ontstaan van brand. In hetBouwbesluit 2003 zijn de eisen aan de installatie zelf gesteld. Het gaat danom bijvoorbeeld de vaste stopcontacten, kabels, lichtschakelaars enlichtpunten. Verlengsnoeren en aansluitsnoeren van elektrischeapparatuur behoren niet tot de in het Bouwbesluit 2003 geregeldeelektriciteitsvoorziening.De veiligheid van in de handel gebrachte elektrische apparatuur,

snoeren en verlichtingsornamenten is geregeld in de Warenwet. Het veiliggebruik van dergelijke zaken en van niet in de handel gebrachte(onveilige) apparatuur onttrekt zich in het algemeen aan de beoordeling,maar kan in het concrete geval zonodig met behulp van het «vangnet-artikel» (artikel 2.9.1) worden afgedwongen.Het tweede lid bepaalt dat in een stookruimte geen brandbare goederen

mogen zijn opgeslagen of opgesteld. Onder stookruimte wordt in ditverband verstaan een ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellenmet een totale nominale belasting van meer dan 130 kW aanwezig zijn ofeen ruimte met een gemeenschappelijk stook- of warmwatertoestel (zoalsboiler of geiser), ongeacht de nominale belasting.Het derde lid bepaalt dat een opening voor de toevoer van

verbrandingslucht of de afvoer van rook tijdens het gebruik van hetstooktoestel niet afgesloten mag zijn. Op deze wijze wordt een brandge-vaarlijke situatie voorkomen. Bovendien wordt hiermee koolmonoxidever-giftiging als gevolg van een slechte toevoer van verbrandingslucht ofonvoldoende afvoer van rookgassen voorkomen. In het Bouwbesluit 2003is geregeld dat een voorziening voor de toevoer van verbrandingsluchtniet afsluitbaar mag zijn. In dit lid is geregeld dat de opening tijdens hetgebruik ook niet door een niet-bouwkundige voorziening, zoals dicht-plakken, mag zijn afgesloten.In het vierde lid is bepaald dat een verbrandings- of verwarmingsinstal-

latie (of een onderdeel daarvan zoals een verbrandings- of verwarmings-toestel) niet mag worden gebruikt indien die installatie, de opstelling ofhet gebruik daarvan gevaar oplevert voor het ontstaan van brand. Ondereen verwarmingstoestel wordt bijvoorbeeld ook een elektrische radiatoren een elektrisch kookplaatje of een rechaud begrepen. Hiermee is hetbegrip verwarmingstoestel in dit besluit breder dan in het Bouwbesluit2003, waar onder verwarmingstoestel uitsluitend een toestel voorruimteverwarming wordt begrepen.

Staatsblad 2008 327 47

Page 65: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

De tweede volzin van het vierde lid bepaalt dat een verbrandings-installatie, dus ook een verbrandingstoestel, geacht wordt veilig te zijnindien de installatie, de opstelling en het gebruik daarvan voldoen aan debrandveiligheidsvoorschriften uit NEN 3028: 2004. Ook het voorschrift vanhet vierde lid moet worden gelezen naast de voorschriften die hetBouwbesluit 2003 aan de elektriciteits- en gasvoorziening stelt.Bij gebruik van een verbrandings- of verwarmingsinstallatie moet het

gebied rond het toestel en andere installatieonderdelen waar een hogeretemperatuur kan optreden worden vrijgehouden van brandbare goederenen brandgevaarlijke stoffen. Zo nodig dienen zodanige maatregelen teworden getroffen, bijvoorbeeld door het verplaatsen van het toestel of hettreffen van isolerende maatregelen, dat die goederen en stoffen in debuurt van dat toestel niet hun verbrandingstemperatuur kunnen bereiken.Over het algemeen zal er geen sprake zijn van een gevaarlijke situatieindien die goederen of stoffen niet warmer kunnen worden dan 90 °C ofonbrandbaar zijn conform NEN 6064: 1991, inclusief wijzigingsblad A2:2001.Het vijfde lid stelt eisen aan de voorziening voor de afvoer van rook,

zoals een schoorsteen of afvoerkanaal:a. een voorziening moet doeltreffend zijn gereinigd. Dit is voor een

stooktoestel in het algemeen het geval indien de schoorsteen afhankelijkvan het gebruik eenmaal per jaar wordt geïnspecteerd en geveegd;b. een voorziening voor de afvoer van rookgassen waarin brand heeft

gewoed, moet eerst gereinigd en zo nodig hersteld zijn alvorens devoorziening weer mag worden gebruikt;c. verder mag de voorziening bij gebruik geen gevaar voor de veiligheid

van personen opleveren, bijvoorbeeld door lekkage van rookgas,warmteontwikkeling of andere gebreken. Hiervoor is het belangrijk dat deschoorsteen regelmatig wordt gereinigd en geconstateerde gebrekenadequaat worden hersteld, zie ook onderdeel a.

Artikel 2.1.2 Verbod op roken en open vuur

Dit artikel bevat een verbod om te roken of open vuur te hebben inruimten die voor de opslag van brandgevaarlijke stoffen zijn bestemd, bijhet verrichten van handelingen die het uitstromen van brandbarevloeistoffen of gassen kunnen veroorzaken en bij het vullen van eenbrandstofreservoir met een brandbare vloeistof of gas. Het verbod moetkenbaar worden gemaakt door duidelijk zichtbaar aangebrachte picto-grammen zoals beschreven in NEN 3011 (uitgave 2004). Eventueel kanmet een beroep op gelijkwaardigheid worden volstaan met een opschrift«verboden voor open vuur» of «verboden te roken» dat is aangebrachtvoor inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 2.1.3 Aankleding in een besloten ruimte

In dit artikel zijn voorschriften gegeven voor de aankleding van eenbesloten ruimte, met het oog op het voorkomen van brandgevaar. Dezevoorschriften worden uitsluitend aan een besloten ruimte gesteld omdatwordt aangenomen dat aan een niet-besloten ruimte, bijvoorbeeld eenbinnenplaats of tuin, andere (beperktere) brandveiligheidsrisico’s kleven.Bij dergelijke niet-besloten ruimten kan in een specifiek geval zonodig eenberoep op het «vangnetartikel» 2.9.1 worden gedaan.In dit besluit wordt onderscheid gemaakt tussen aankleding, inventaris

en «inrichtingselementen» (een deelverzameling van «inventaris»). Eenonderscheid tussen aankleding, inventaris en constructieonderdelen is inhet kader van dit besluit noodzakelijk omdat het Bouwbesluit 2003 alleeneisen stelt aan constructieonderdelen en dit besluit zich richt op degebruiksaspecten. Met «aankleding» wordt gedoeld op gordijnen,vitrages, slingers en andere ornamenten in een ruimte, die niet worden

Staatsblad 2008 327 48

Page 66: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

gerekend tot de constructieonderdelen of tot de inventaris. Meubilair ineen ruimte valt niet onder aankleding en constructieonderdelen maaronder inventaris. Het begrip inventaris wordt in artikel 2.3.1 geïntrodu-ceerd bij het berekenen van de per persoon beschikbare hoeveelheidvloeroppervlakte. Hiernaast kent dit besluit in artikel 2.3.2 het begripinrichtingselementen in de zinsnede «stands, kramen, schappen, podia enandere inrichtingselementen». Dergelijke inrichtingselementen zijnevenals meubilair te beschouwen als «inventaris».In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat aankleding geen brand-

gevaar mag opleveren. Daarbij is aangegeven dat dit gevaar niet bestaatwanneer aan de daar genoemde voorwaarden is voldaan. Dit is het gevalwanneer:a. de navlamduur ten hoogste 15 seconden en de nagloeiduur ten

hoogste 60 seconden is,b. de aankleding onbrandbaar is, ofc. de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar

levert.Een concrete bepalingsmethode waar in dit besluit naar kan worden

verwezen is niet beschikbaar. Door de NVBR wordt in haar folder«Brandveiligheidsinfo 18: feestversiering het kan en moet veilig!» metname voor de onderdelen a en b hierover praktische informatie gegeven.Deze folder kan worden gedownload via www.brandweer.nl. De recentontwikkelde Nederlandse technische afspraak NTA 8007 «Brandgedragversieringsmaterialen» bevat eveneens informatie die de praktijk-toepassing van die onderdelen kan ondersteunen. Deze NTA isverkrijgbaar bij NEN (www.nen.nl).De vraag wanneer aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het

brandgevaar levert is sterk afhankelijk van de omstandigheden. In hetalgemeen is een kerststukje op de tafeltjes in een restaurant geenprobleem. Dat kerststukje kan wel een probleem worden als er in denabijheid aankleding is waarnaar brand in het kerststukje eenvoudig kanoverslaan.

In het tweede lid zijn eisen gesteld aan de verticale vrije ruimte. Dezeeisen gelden voor besloten ruimten die bedoeld zijn voor het verblijven ofvluchten van meer dan 50 personen in aanvulling op de eisen van heteerste lid. Het gaat in het tweede lid om de afstand tussen de vloer en deonder het plafond aangebrachte aankleding. Deze afstand moet in eenbesloten ruimte die bedoeld is voor het verblijven of vluchten van meerdan 50 personen ten minste 2,5 m zijn.Onder bepaalde omstandigheden mag de aankleding lager dan 2,5 m

hangen. Dit is het geval wanneer:– de aankleding onbrandbaar is,– de aankleding een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar

levert, of– de aankleding zich bevindt boven een gedeelte van de vloer waar zich

geen personen kunnen bevinden.Of sprake is van een gedeelte van de vloer waar zich geen personen

behoren te bevinden is afhankelijk van de inrichting van de ruimte. Hetgaat om die plaatsen waar zich normaliter geen mensen bevinden,bijvoorbeeld boven een tafel, een barmeubel of stand. Met de situatie datiemand op een dergelijk inrichtingselement klimt behoeft geen rekening teworden gehouden.De aanvullende bepalingen in dit tweede lid zijn met name bedoeld om

te voorkomen dat grotere hoeveelheden mensen, bijvoorbeeld inhorecagelegenheden, risico’s lopen als gevolg van bijvoorbeeld laaghan-gende kerst- of feestversiering.

In het derde lid is bepaald dat de aankleding in een besloten ruimte bijbrand geen druppelvorming mag geven boven een gedeelte van een vloer

Staatsblad 2008 327 49

Page 67: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

bestemd voor gebruik door personen. Het gaat hier dus niet om diegedeelten waar mensen zich niet behoren te bevinden.In het vierde lid is bepaald dat die delen van apparatuur en installaties

die hitte uitstralen (meer dan 90 °C worden), niet in aanraking mogenkomen met de aankleding. Dit mag wel wanneer de aankledingonbrandbaar is. Met het voorschrift van het vierde lid kan bijvoorbeeldworden opgetreden tegen een situatie waarin door een halogeenspotjebrand in de gordijnen zou kunnen ontstaan.

Artikel 2.1.4 Brandveiligheid stands, kramen, schappen, podia en andereinrichtingselementen

Dit artikel stelt eisen aan de brandveiligheid van stands, kramen,schappen, podia en andere inrichtingselementen als zij zijn opgesteld invoor het publiek toegankelijke ruimten, zoals winkel-, beurs-, markt-,tentoonstellings-, school-, muziek- en theaterruimten, wijkcentra enbibliotheken. Doel van die voorschriften is te voorkomen dat eenbeginnende brand in de opstellingsruimte zich snel kan ontwikkelen endat de gebruikte materialen bij een brand letselrisico’s voor in deopstellingsruimte aanwezige personen opleveren. Er worden dus geeneisen gesteld aan de in de stands uitgestalde producten of voorwerpen.Bij dergelijke producten of voorwerpen kan in het concrete geval zonodigeen beroep op het «vangnetartikel» 2.9.1 worden gedaan.In het eerste lid is bepaald dat de inrichtingselementen brandveilig

moeten zijn. Dit betekent dat ze voldoende brandveilig moeten zijn, dat debrandveiligheid niet onvoldoende mag zijn.In het tweede lid is bepaald waaraan een naar de lucht toegekeerd

onderdeel van een dergelijk inrichtingselement moet voldoen ombrandveilig te zijn. Dit is het geval wanneer dat onderdeel:a. onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064: 1991, inclusief

wijzigingsblad A2: 2001;b. een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als

bedoeld in NEN 6065: 1991, inclusief wijzigingsblad A1: 1997, ofc. een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte

is verlijmd met een onderdeel als bedoeld onder b.Dunne materialen hebben in het algemeen slechtere brandeigen-

schappen dan dikkere. Indien een dun materiaal als bedoeld onder c overde volle oppervlakte is verlijmd met een materiaal als bedoeld in b (eendrager), dan benaderen de eigenschappen van de samengevoegdematerialen de brandeigenschappen van het dikkere dragermateriaal.

Artikel 2.1.5 Deuren, ramen en luiken met brandwerende functie

In dit artikel is bepaald dat een zelfsluitend constructieonderdeel alsbedoeld in het Bouwbesluit 2003, lees vooral een deur, niet in geopendestand mag zijn vastgezet. De verwijzing naar een aantal afdelingen van hetBouwbesluit 2003 maakt duidelijk dat de eis alleen geldt voor voorge-schreven zelfsluitende constructieonderdelen. Op de regel dat de deur nietin geopende stand mag zijn vastgezet is een uitzondering mogelijk,namelijk wanneer de deur bij brand automatisch wordt losgelaten. Onderautomatisch loslaten wordt verstaan dat de deur bij brand vanzelf, duszonder tussenkomst van een persoon (automatische detectie), sluit. Zieook artikel 2.3.3 voor een soortgelijke eis aan deuren, ramen en luiken meteen rookwerende functie.

Artikel 2.1.6 Branddoorslag en brandoverslag bij doorvoeren

Om te voorkomen dat een beginnende brand zich snel in een bouwwerkuitbreidt, stelt het Bouwbesluit 2003 eisen aan de weerstand tegenbranddoorslag en brandoverslag van scheidingsconstructies (zoals muren

Staatsblad 2008 327 50

Page 68: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

en vloeren). Wanneer in of door zo’n scheidingsconstructie op onzorg-vuldige wijze een doorvoer voor kabels, leidingen, een buizenpost- ofluchtbehandelingssysteem en dergelijke wordt aangebracht (of een reedsaanwezige doorvoer onzorgvuldig wordt gewijzigd) kan dit een zodanignegatief effect hebben dat niet meer aan de eisen van het Bouwbesluit2003 wordt voldaan. Om dergelijke situaties te voorkomen schrijft artikel2.1.6 voor dat deze doorvoeren na het aanbrengen of wijzigen opadequate wijze worden gecontroleerd. Onder doorvoeren worden in ditverband tevens de met de doorvoer samenhangende voorzieningen zoalsbrandwerende brandmanchetten begrepen. Mocht vervolgens blijken datniet meer aan de voorschriften van de afdelingen 2.13, 2.14, 2.19, 2.22 of2.23 van het Bouwbesluit 2003 wordt voldaan, dan moet dat op grond vande Woningwet en het Bouwbesluit 2003 direct worden hersteld.Zie ook de toelichting op artikel 2.3.4 met betrekking tot de

rookdoorgang van de desbetreffende scheidingsconstructies.

Artikel 2.1.7 Aanvullende behandeling constructieonderdelen

Een aantal constructie-onderdelen van bouwwerken kan de op grondvan het Bouwbesluit 2003 vereiste prestaties ten aanzien van brandwe-rendheid en brandvoortplanting uitsluitend met aanvullende behande-lingen blijven leveren. Voorbeelden daarvan zijn: stalen draagconstructies(voor zover die hun brandwerendheid mede aan daarop aangebrachteverf ontlenen), houten gevelbekledingen (voor zover die door behandelingmet een impregneermiddel voldoen aan brandvoortplantingseisen) enrieten daken. Doordat de werking van zo’n aanvullende behandeling vandie constructie-onderdelen in de loop der tijd door veroudering afneemten op termijn zelfs geheel kan verdwijnen, bestaat in dergelijke gevalleneen risico op onderschrijding van de vereiste brandveiligheidskwaliteit.Om die reden is als waarborg voor de instandhouding van die kwaliteit inartikel 2.1.7 voorgeschreven dat bij de bedoelde constructie-onderdeleneen geldig door burgemeester en wethouders aanvaard documentaanwezig moet zijn waaruit kan worden opgemaakt dat de benodigdeaanvullende behandeling goed is uitgevoerd, in stand wordt gehouden enzonodig wordt herhaald. Met de aanvaarding van een dergelijk documentverklaren burgemeester en wethouders als het ware dat zij voldoendevertrouwen hebben dat de desbetreffende onderdelen van de bouwcon-structie voldoen aan de hiervoor gestelde eisen. Met het begrip geldigwordt in dit artikel bedoeld dat het document niet is verlopen.

Artikel 2.1.8 Brandgevaarlijke stoffen

Dit artikel heeft betrekking op de aanwezigheid van brandgevaarlijkestoffen in, op en nabij bouwwerken, de zogenoemde huishoudelijkeopslag. Zoals in artikel 1.1 is aangegeven wordt onder brandgevaarlijkestoffen verstaan: vaste stoffen, vloeistoffen en gassen die brandbaar ofbrandbevorderend zijn of bij brand gevaar opleveren. Vergeleken methetgeen eerder in de modelbouwverordening (Mbv) over dergelijkestoffen was opgenomen, bevat artikel 2.1.8 enkele belangrijke wijzigingen.In de Mbv werd gesproken van brandgevaarlijke stoffen (bijlagen 5 en 6)zonder vermelding van een maximaal toelaatbare hoeveelheid. Voortsvielen die stoffen deels onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer.Anderzijds waren in de milieuregelgeving ook voorschriften opgenomenover brandgevaarlijke stoffen die weliswaar bij brand negatieve milieu-effecten kunnen hebben maar niet als milieugevaarlijk worden aange-merkt.Er is nu voor een nieuwe afbakening tussen bouw- en milieuregelgeving

gekozen. Het geven van voorschriften over stoffen die zowel brand- alsmilieugevaarlijk zijn, behoort vanaf de zogenoemde Ivb-grens voortaanuitsluitend tot het domein van de milieuregelgeving. Het geven van

Staatsblad 2008 327 51

Page 69: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

voorschriften over dergelijke stoffen tot die Ivb-grens behoort voortaanuitsluitend tot het domein van de bouwregelgeving. De Ivb-grens is deondergrens waarmee in het Inrichtingen- en vergunningenbesluitmilieubeheer (Ivb) is aangegeven welke hoeveelheden van welke stoffenonder de reikwijdte van dat besluit vallen. In dit besluit is nu aangeslotenbij de systematiek en terminologie van het Ivb.

Het geven van voorschriften over bedrijfsmatige opslag van stoffen diezowel brand- als milieugevaarlijk zijn zal dus alleen nog geschieden inregelgeving gebaseerd op de Wet milieubeheer, zoals de algemenemaatregel van bestuur ex artikel 8.40 van die wet en in milieu-vergunningen. De bouwregelgeving beperkt zich tot huishoudelijkeopslag, dat wil zeggen kleinere hoeveelheden die – rekening houdend metde gevaarsaspecten van de desbetreffende stoffen – voor de goedebedrijfsvoering als werkvoorraad mogen worden beschouwd. Dit is inartikel 2.1.8 uitgewerkt in een verbod op het aanwezig hebben vanbrandgevaarlijke stoffen in combinatie met expliciete uitzonderingen opdat verbod. In de bij dit artikel opgenomen tabel 2.1.8 is per soort stof enverpakkingsgroep (zie definitie in artikel 1.1) aangegeven welkehoeveelheid van een brandgevaarlijke stof is toegestaan.In de eerste kolom van de tabel zijn de desbetreffende stoffen geordend

overeenkomstig de classificatie van de ADR (zie definitie in artikel 1.1), dieook in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en milieurichtlijnen wordtgehanteerd. Het ADR kent dertien klassen van gevaarlijke stoffen. Artikel2.1.8 van dit besluit beperkt zich tot de deelverzameling «stoffen die zowelmilieu- als brandgevaarlijk zijn». Conform de ADR-terminologie wordtdaarbij de netto massa in kilo’s gehanteerd als eenheid voor hetvaststellen van hoeveelheden vaste stoffen, vloeibaar gemaakte gassenen onder druk opgeloste gassen en wordt de nominale inhoud in liters alseenheid gehanteerd indien het vloeistoffen en samengeperste gassenbetreft. Zie hiervoor de PGS-reeks (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen).Deze door VROM uitgegeven reeks bevat adviezen die het bevoegd gezagkan toepassen bij het verlenen van milieuvergunningen en het uitoefenenvan toezicht op de naleving van algemene regels, zoals bijvoorbeeld opgrond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.In het eerste lid is het verbod op het aanwezig hebben van een

brandgevaarlijke stof opgenomen. Of iets een brandgevaarlijke stof is, iste lezen in tabel 2.1.8. Uit deze tabel blijkt dat ook medicinale zuurstof eengas is dat onder het voorschrift van artikel 2.1.8 valt.

Op grond van het tweede lid is het in het eerste lid gestelde verbod nietvan toepassing wanneer de toegestane maximum hoeveelheid van eenbepaalde stof niet wordt overschreden (onderdeel a), de stof deugdelijk isverpakt (onderdeel b) en die stof met inachtneming van de op deverpakking aangegeven gevaarsaanduidingen wordt gebruikt (onderdeelc). Hierbij geldt dat de totale hoeveelheid stoffen niet meer mag zijn dan100 kilogram of liter. De stof dient zodanig verpakt te zijn dat deverpakking tegen een normale behandeling bestand is (hetgeen bij eenstof in de originele verpakking van de fabrikant/leverancier in de regel hetgeval zal zijn) en van de inhoud niets onvoorzien uit de verpakking kanontsnappen (hetgeen bij deugdelijke sluiting van een geopende origineleverpakking in de regel het geval zal zijn). Bij gebruik overeenkomstig degevaarsaanduiding moeten de zogenoemde R- en S-zinnen in achtworden genomen. Die zinnen, die in de regel op de originele verpakkingzijn aangegeven, geven de producteigenschappen aan (R = risc: bijvoor-beeld «ontvlambaar») en bevatten gebruiksinstructies (S = safety:bijvoorbeeld «niet roken tijdens het gebruik»).

In het derde lid wordt een aantal zelfstandig te lezen aanvullingen ophet eerste en tweede lid gegeven. Bij de bepaling van de totale

Staatsblad 2008 327 52

Page 70: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

hoeveelheid toegestane stoffen behoeft geen rekening te wordengehouden met de in het derde lid opgenomen stoffen. Er behoeftbijvoorbeeld geen rekening te worden gehouden met de in een auto ofscooter aanwezige motorbrandstoffen (a), of met voor consumptiebestemde alcoholhoudende dranken (c).Onderdeel f van het derde lid bepaalt dat het eerste lid niet van

toepassing is op brandgevaarlijke stoffen voor zover de aanwezigheiddaarvan bij of krachtens de Wet milieubeheer is toegestaan. Hiermeewordt zeker gesteld dat voor dergelijke stoffen uitsluitend de Wetmilieubeheer geldt en zodoende strijdige voorschriften worden uitge-sloten.Het vierde lid bevat een ontheffingsbevoegdheid voor burgemeester en

wethouders. Op grond daarvan kunnen zij in een incidenteel gevalontheffing verlenen voor het aanwezig hebben van een groterehoeveelheid van een stof dan op grond van het tweede lid, onderdeel a, istoegestaan. De reikwijdte van die bevoegdheid is beperkt tot gevallen diebuiten de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen. Dit is bijvoor-beeld het geval wanneer in een bouwwerk dat geen inrichting in de zinvan de Wet milieubeheer is (bijvoorbeeld een stadion) meer dan 1.000 literdieselolie aanwezig is ten behoeve van generatoren die tijdens eenevenement worden gebruikt.Op grond van het vijfde lid moet de inhoudsmaat van een aangebroken

verpakking volledig worden meegerekend. Indien, bijvoorbeeld, een vatslechts met vier liter is gevuld terwijl het tien liter vloeistof kan bevatten,moet gerekend worden met tien liter.

Enkele rekenvoorbeelden op basis van artikel 2.1.8. Ongeacht deaanwezigheid van andere stoffen mogen altijd gasflessen met eenmaximum inhoud van in totaal 115 liter en maximaal 1.000 liter diesel-,gas- of lichte stookolie (vlampunt tussen 61°C en 100°C) aanwezig zijn. Bijde overige stoffen gaat het niet alleen om een maximum hoeveelheidvoor stoffen per ADR-klasse (bijvoorbeeld: geen grotere hoeveelheid vanstoffen van ADR-klasse 3 uit verpakkingsgroep II dan totaal 25 liter) maarmag ook de hoeveelheid van stoffen uit alle genoemde ADR-klassentezamen niet meer dan 100 kilogram of liter bedragen. Wanneer, bijvoor-beeld, in een bouwwerk 50 liter vloeistof van ADR-klasse 3 uitverpakkingsgroep III en 50 kilogram stoffen van ADR-klasse 5.1 aanwezigzijn, is die grens van de toegestane maximum hoeveelheid van 100kilogram of liter bereikt. In dat geval mogen nog wel eerderbedoeldegasflessen en oliesoorten tot maximaal de daarvoor aangegevenmaximum hoeveelheid aanwezig zijn maar geen van de overige in detabel aangegeven stoffen.

Artikel 2.1.9 Brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen

De voorschriften van dit artikel zijn erop gericht om de brandveiligheidvoor belendingen te waarborgen bij de bedrijfsmatige opslag vanbrandbare niet-milieugevaarlijke stoffen zoals hout, autobanden enkunststoffen in een bouwwerk of op een open erf of terrein. Dezevoorschriften waren voorheen opgenomen in algemene maatregelen vanbestuur op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer. In het kadervan de vernieuwing van de VROM-regelgeving zijn zij in dit besluitondergebracht omdat het brandbaar zijn van een stof op zich naar huidigeinzichten niet als direct milieurisico wordt gezien.In het eerste lid is een functionele eis gegeven voor de bedrijfsmatige

opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen in het algemeen.Daarin is bepaald dat de opslag van dergelijke stoffen in een bouwwerk ofin de open lucht zodanig moet zijn dat bij brand geen onaanvaardbaarrisico ontstaat voor percelen die zijn gelegen naast het perceel waar dieopslag plaatsvindt. Daarbij gaat het met name om het voorkomen van

Staatsblad 2008 327 53

Page 71: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

brandoverslag naar die aangrenzende percelen. Niet elk naastgelegenperceel behoeft evenwel bescherming tegen brandoverslag. Overeen-komstig de reikwijdte van de eerdere voorschriften is de beschermendewerking van het voorschrift dan ook alleen van toepassing op bestaandeen toekomstige kampeerterreinen, speeltuinen, opslagen van brandge-vaarlijke stoffen en gebouwen op een belendend perceel. Het vantoepassing zijn van deze regeling op toekomstige situaties betekent dathet bedrijf zich zal moeten aanpassen aan die toekomstige situaties. Hetgaat daarbij alleen om toekomstige situaties die kunnen worden gereali-seerd op grond van het bestemmingsplan.In het tweede lid zijn prestatie-eisen gegeven voor de opslag van hout

anders dan in een gebouw. Deze eisen houden in dat geen sprake magzijn van brandoverslag naar het andere perceel gedurende een uur nadateen brand in de opslag is uitgebroken. Wanneer aan deze prestatie-eis isvoldaan, is daarmee ook voldaan aan de in het eerste lid gegevenfunctionele eis. Degene die voor de opslag verantwoordelijk is, zalzonodig ten genoegen van burgemeester en wethouders aannemelijkmoeten maken dat de opslag aan die prestatie-eis voldoet. Hij kan datdoen door gebruik te maken van de bepalingsmethode die is opgenomenin de VROM-publicatie «Bepalingsmethode warmtestralingsbelastingopslag van hout» (mei 2004) (te downloaden via www.vrom.nl) en van hetdaarbij behorende computermodel (te downloaden via www.infomil.nl).In het derde lid is bepaald hoe de stralingsbelasting van de opslag moet

worden gemeten. Wanneer op het aangrenzend perceel een kampeer-terrein, een speeltuin of een opslag van brandgevaarlijke stoffen isgevestigd, moet op de perceelsgrens worden gemeten. Wanneer op hetaangrenzende perceel een gebouw is gelegen mag op geen enkel puntvan de uitwendige scheidingsconstructie de in het tweede lid bedoeldestralingsbelasting worden overschreden. Dit kan het beste gemetenworden op de naar de perceelsgrens toegekeerde muur.Een voorbeeld.Naast een palletbedrijf bevindt zich op 100 meter afstand van de

perceelsgrens van dat bedrijf de buitenmuur van een schoolgebouw. Indat geval moet de stralingsbelasting worden gemeten op de naar dehoutopslag van dat bedrijf gekeerde buitenmuur van die school. Wanneerde school overeenkomstig het in het ter plaatse geldende bestem-mingsplan aangegeven bouwblok wil uitbreiden met een lokaal, waardoorde buitenmuur van de school op bijvoorbeeld 50 meter van de perceels-grens van het palletbedrijf komt te staan, zal de stralingsbelasting hetbeste kunnen worden berekend op die nieuwe buitenmuur. Zolang van demogelijkheid van een extra lokaal geen gebruik wordt gemaakt, kan destralingsbelasting worden berekend op de buitenmuur die op 100 metervan de perceelsgrens is gelegen. Zodra het nieuwe lokaal is gebouwd, kande stralingsbelasting worden berekend op de nieuwe buitenmuur die op50 meter van de perceelsgrens is gelegen. Om aan de eisen te kunnenvoldoen, kan het noodzakelijk zijn dat de houtopslag op het terrein van hetbedrijf na het bouwen van het extra lokaal verplaatst moet worden of dathet palletbedrijf op zijn terrein extra brandwerende voorzieningen moettreffen. Het bedrijf kan in een dergelijk geval geen rechten ontlenen aande oude situatie.Het geven van een vergelijkbare prestatie-eis voor de bedrijfsmatige

opslag van andere brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen, zoalsautobanden of kunststofproducten, is nog niet mogelijk omdat daarvoornog geen bepalingsmethode beschikbaar is.

Paragraaf 2.2 Tijdig vaststellen van brand

De voorschriften van deze paragraaf zijn gericht op het tijdig vaststellenvan brand in een bouwwerk.

Staatsblad 2008 327 54

Page 72: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.2.1 Brandmeldinstallatie

Algemeen

Dit artikel regelt in welke gevallen een brandmeldinstallatie aanwezigmoet zijn en aan welke eisen die installatie dan moet voldoen. Doel vaneen brandmeldinstallatie is dat een brand zo snel mogelijk wordt ontdekten gemeld, zodat de ontvluchting van de in het bouwwerk aanwezigepersonen direct na de ontdekking van de brand op gang kan wordengebracht. Een installatie is nodig indien de brand zonder brandmeld-installatie niet tijdig genoeg door alle aanwezigen kan worden opgemerkt.Bijvoorbeeld omdat de grootte of complexiteit van het bouwwerkverhindert dat personen de brand tijdig zelf zien of ruiken of personen nietdoor aanroepen snel genoeg op de hoogte kunnen worden gesteld van debrand.Een belangrijke functie van een brandmeldinstallatie is dan ook de

aansturing van de ontruimingsalarminstallatie die zorgdraagt voor eenontruimingssignaal; het behoud van het bouwwerk sec en/of de inventarisdaarvan behoort niet tot de belangen die deze voorschriften beogen tebeschermen.Daarnaast kan de brandmeldinstallatie automatisch een brandmelding

doorgeven naar een externe alarmcentrale die voor alarmopvolging kanzorgdragen. Door een dergelijke automatische alarmering wordt debrandweer rechtstreeks gealarmeerd waardoor zij ook sneller ter plaatsekan zijn. Hierdoor kan de brandweer eventueel nog assisteren bij deontruiming van het bouwwerk.Een brandmeldinstallatie kan ook belangrijk zijn om de voor het

vluchten noodzakelijke hulp te mobiliseren, bijvoorbeeld door meldingnaar een zusterpost of zorgcentrale. Dit is bijvoorbeeld het geval bijminder zelfredzame personen, personen die zijn ingesloten of bij hetvluchten van grote hoeveelheden mensen.

Er worden vier bewakingsvormen bij een brandmeldinstallatieonderscheiden:– niet-automatische bewaking: brandmeldinstallatie met alleen

handbediende brandmelders;– gedeeltelijke bewaking: brandmeldinstallatie met handbediende

brandmelders en (in de verkeersruimten en de ruimten met een verhoogdbrandrisico) automatische brandmelders;– volledige bewaking: brandmeldinstallatie met handbediende

brandmelders en (in nagenoeg alle ruimten) automatische brandmelders;– ruimtebewaking: brandmeldinstallatie met handbediende- en/of

automatische brandmelders en (in geval van samenvallende vluchtrouteszoals een doodlopende verkeersroute) automatische rookmelders.

Uit het eerste lid en de daarbij behorende bijlage I volgt wanneer eenbrandmeldinstallatie aanwezig moet zijn en aan welke omvang van debewaking en doormelding deze moet voldoen. In de tabel zijn pergebruiksfunctie grenswaarden (drempels) opgenomen die aangeven dattot die grenswaarde een brandmeldinstallatie niet noodzakelijk wordtgeacht om een tijdig en veilig vluchten te kunnen garanderen. Tenovervloede wordt opgemerkt dat een gebruiker van een gebouw ook opvrijwillige basis kan besluiten om een brandmeldinstallatie aan te leggenof voor een hoger niveau van bewaking te kiezen, bijvoorbeeld omdat zijngebouw of de inventaris bijzonder waardevol is. Bij overschrijding van dein de tabel opgenomen grenswaarden is een brandmeldinstallatie inbeginsel verplicht. Deze drempels zijn betrekkelijk «streng» in die zin, datdaarmee bereikt kan worden dat in alle voorkomende bouwwerken envormen van gebruik – voor zover vallend binnen de categorieën vanbijlage I – een veilige situatie kan worden gewaarborgd: zowel bij

Staatsblad 2008 327 55

Page 73: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

bestaande bouw als bij nieuwbouw, bij hoge en bij lage bezettingsgraden,in ruimten met een hoge of met een lage vuurbelasting, met weinig ofmet extra vluchtdeuren, bouwwerken waarin de aanwezigen bekend zijnmet de indeling (bijvoorbeeld het personeel van het in het bouwwerkgevestigde bedrijf of kantoor) of niet (bijvoorbeeld de bezoekers van eenmuseum) enzovoort. De tabel gaat derhalve uit van een «worst case»situatie. Het is in het kader van dit besluit niet mogelijk gebleken om eenmeer gedetailleerd onderscheid aan te brengen zoals in het Bouwbesluit2003 wel is gedaan. Ook in de Mbv werd geen onderscheid gemaakttussen bijvoorbeeld bestaande bouw en nieuwbouw. Zo kan het gebeurendat bijvoorbeeld bij betrekkelijk nieuwe gebouwen reeds dermate goedevluchtmogelijkheden bestaan dat een brandmeldinstallatie in de praktijkweinig toegevoegde waarde heeft. Indien de gebruiker van een dergelijkbouwwerk kan aantonen dat de op grond van dit artikel voorgeschreveninstallatie niet noodzakelijk is om te kunnen waarborgen dat iedereentijdig kan vluchten, kan een beroep worden gedaan op gelijkwaardigheidals bedoeld in artikel 1.4, zie ook hierna in deze toelichting. Bij hetbeoordelen of een situatie gelijkwaardig is kan bijvoorbeeld gebruikworden gemaakt van de zogenoemde brandbeveiligingsconcepten vanhet ministerie van BZK. Hierin wordt er van uitgegaan dat de ontruimingvan een brandend gebouw onder normale omstandigheden voldoendeveilig is, indien de aanwezigen binnen 15 minuten na het ontstaan van debrand kunnen zijn gealarmeerd en binnen 15 minuten na deze alarmering,zonder hulp van de brandweer, kunnen vluchten naar een veilige plaats.Met andere woorden: door brand bedreigde personen moeten binnen 30minuten na het ontstaan van de brand zonder hulp van de brandweer, hetgebouw hebben kunnen verlaten (Brandbeveiligingsconcept Kantoorge-bouwen en Onderwijsgebouwen, Ministerie van Binnenlandse Zaken, DenHaag, april 1996, blz. 37). Er zijn ook brandveiligheidsconcepten voorandere gebruiksfuncties, waarbij andere criteria kunnen gelden.

De tabel van bijlage I gaat uit van de gebruiksoppervlakte van degebruiksfunctie (a), de hoogste vloer van een verblijfsruimte van degebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau (b) en het aantalbouwlagen van de gebruiksfunctie (c). Voor ieder van de drie hiervoorgenoemde criteria zijn in de tabel per gebruiksfunctie grenswaardenopgenomen. Hiermee kan de gebruiker van een bouwwerk per gebruiks-functie op eenvoudige wijze nagaan of hij een brandmeldinstallatie moethebben en, zo ja, wat de omvang daarvan is en of er sprake moet zijn vandoormelding naar de brandweer.Opgemerkt wordt dat het gaat om het aantal bouwlagen van de

gebruiksfunctie en niet om het aantal bouwlagen van het gebouw. Bij eenkantoorgebouw met vier bouwlagen, kan bijvoorbeeld sprake zijn van driebouwlagen met kantoorruimten, terwijl zich op de bovenste bouwlaaguitsluitend een kantine en vergaderruimten bevinden. In dat geval heeftde kantoorfunctie drie bouwlagen (met de kantoorruimten) en debijeenkomstfunctie vier bouwlagen en (kantine en vergaderruimten). Dezebijeenkomstfunctie heeft vier bouwlagen omdat ruimtes waardoor debouwlagen waarover de vluchtroute voert moeten worden meegerekend.Uit de tabel blijkt dat deze kantoorfunctie een niet-automatische brand-meldinstallatie, zonder doormelding naar de brandweer, moet hebben. Bijeen aantal gebruiksfuncties is een brandmeldinstallatie voorgeschreventerwijl er in de tabel geen grenswaarde is aangegeven (d).Dit is in ieder geval zo bij de woonfunctie voor kamergewijze verhuur en

de gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten. Het kan zozijn bij de woonfunctie voor zorg. Dit hangt dan af van de soortwoonfunctie voor zorg.

Staatsblad 2008 327 56

Page 74: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Woonfunctie

In de tabel wordt bij de woonfunctie onderscheid gemaakt tussen dewoonfunctie voor zorg (a), de woonfunctie voor kamergewijze verhuur (b)en een andere woonfunctie (c).De woonfunctie voor zorg bevat een verdere onderverdeling. Deze

onderverdeling doet recht aan de verschillende soorten van woonfunctiesvoor zorg die de praktijk onderkent en de daarbij passende verschillendevormen van omvang van bewaking, melding en doormelding.Deze onderverdeling is nieuw. Voorheen werd op grond van de Mbv

(artikel 2.6.1 en volgende en de daarbij behorende bijlage 10) de aanwe-zigheid van een brandmeldinstallatie voorgeschreven bij een woonfunctievoor minder zelfredzame personen en hing de vereiste bewakingsvorm afvan de vraag of er al dan niet sprake was van permanent toezicht. In depraktijk leverde dit vaak onduidelijkheden op. Vooral was onduidelijkwanneer er sprake was van «minder zelfredzaamheid bij brand» bij dediverse woonvormen waar zorg geleverd wordt. Om een eind aan dezeproblematiek te maken is in overleg met de zorgsector (VGN, ActiZ enGGZ Nederland), Aedes, VNG, NVBR, het ministerie van BZK en hetministerie van VWS besloten in dit besluit niet langer het subject (= deminder zelfredzame persoon) als uitgangspunt te nemen maar het object(= de woonvorm). In plaats van de begrippen «minder zelfredzaam» en«permanent toezicht» wordt voortaan uitgegaan van een indeling inverschillende soorten woonfuncties voor zorg. Iedere soort woonfunctieheeft daarbij afhankelijk van de mate van geboden zorg een brandmeld-installatie, een eigen voorgeschreven omvang van de bewaking,doormelding en melding naar een zorgcentrale respectievelijk zusterpost.Uit de tabel in combinatie met het derde lid volgen precies de vereisten

bij een bepaalde soort woonfunctie voor zorg. Of er een brandmeld-installatie nodig is, de omvang van de bewaking, het doormelden naar deregionale alarmcentrale van de brandweer (RAC) en het melden naar eenzorgcentrale of zusterpost is afhankelijk van de specifieke functie. Dat debrandmeldinstallatie ook ingezet wordt voor het melden aan dezorgcentrale of zusterpost is van belang omdat de – zelfstandig wonende –minder zelfredzame cliënten van de zorginstelling hulp nodig kunnenhebben bij het beoordelen van de situatie of bij het vluchten. Er wordtnadrukkelijk op gewezen dat wanneer dit besluit spreekt van doormelding,er sprake is van doormelding aan de RAC en wanneer dit besluit spreektvan melding het gaat om melding aan een zorgcentrale of zusterpost. Dein dit besluit aangewezen NEN 2535 vult het onderscheid tussen meldingen doormelding echter anders in. Deze norm noemt elke melding opafstand een doormelding. In de praktijk zal dit echter geen problemengeven. De gedetailleerde uitwerking van de woonfunctie voor zorg levertduidelijkheid over hetgeen is voorgeschreven en heeft als voordeel dat insommige situaties blijkt dat volstaan kan worden met lichtere engoedkopere maatregelen, dan op grond van de Mbv-voorschriften golden,zonder dat dit ten koste gaat van de brandveiligheid.De woonfunctie voor zorg heeft in dit besluit alleen betrekking op

woonfuncties waarbij aan bewoners de hieronder omschreven profes-sionele zorg wordt verleend (in de regel op grond van de Algemene wetbijzondere ziektekosten of de Wet maatschappelijke ondersteuning). Devoorschriften voor de woonfunctie voor zorg zijn dus niet van toepassingop het wonen met andere vormen van zorgverlening zoals mantelzorg. Bijhet (zelfstandig) wonen zonder structurele professionele zorg is debewoner in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de brandveiligheidbinnen de woning.De woonfunctie voor zorg heeft ook geen betrekking op

gezondheidszorggebouwen zoals verzorgings- of verpleeghuizen. Voor delaatste categorie gelden de eisen zoals deze in de tabel bij degezondheidszorgfunctie zijn opgenomen.

Staatsblad 2008 327 57

Page 75: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bij de woonfunctie voor zorg daarentegen gaat het om een concentratievan zorgcliënten in specifieke woonvormen waarin die cliënten zijngehuisvest in verband met de professionele zorg die hen daar kan wordenverleend. Er is dan sprake van een vanuit het zorgaanbod georganiseerdekoppeling tussen wonen en zorg. De zorg neemt daarbij ook de verant-woordelijkheid voor de brandveiligheid van de cliënt over. Die concen-tratie kan in principe twee verschijningsvormen hebben, de zorgcluster-woning en de groepszorgwoning:– zorgclusterwoning. Er is in dit besluit sprake van een zorgcluster-

woning indien die woning:o een zelfstandige woning is,o door ten minste een individuele zorgcliënt (al dan niet samen met een

partner) wordt bewoond,o door die cliënt wordt bewoond in verband met de zorg die hij in die

woning van één of meer zorgaanbieders ontvangt of kan ontvangen, eno in de directe nabijheid van vier of meer andere soortgelijke woningen

is gelegen. De veronderstelling hierbij is dat in een dergelijk cluster ook deburen zorgbehoevend zijn, zodat men bij brand niet altijd wederzijds opmelding en hulp kan rekenen. Het kan hier, bijvoorbeeld, gaan om eenproject van zelfstandig wonende mensen met een lichte verstandelijkehandicap. Wanneer die woningen grondgebonden zijn, worden zij voor detoepassing van dit voorschrift slechts als zorgclusterwoning aangemerktwanneer zij aan elkaar grenzen (bijvoorbeeld: rijtjeswoningen). In eenwoongebouw (zoals een galerij- of portiekflat), worden zij slechts alszorgclusterwoning aangemerkt wanneer de toegangen van dezorgwoningen grenst aan dezelfde gemeenschappelijke verkeersruimte(zoals de betreffende galerij of portiektrap); in dat geval is dus nietbepalend of de betreffende (vijf of meer) woningen direct aan elkaargrenzen maar of de bewoners van die woningen op dezelfde gemeen-schappelijke verkeersruimte zijn aangewezen om het brandcompartimentte kunnen verlaten.– groepszorgwoning. Er is in dit besluit sprake van een groepszorg-

woning indien die woning:o een zelfstandige woning is,o door vijf of meer zorgcliënten met een vergelijkbare zorgindicatie en

dito zorgvoorziening wordt bewoond, die samen één huishouding voeren,eno door die cliënten wordt bewoond in verband met de zorg die zij in die

woning van één of meer zorgaanbieders ontvangen of kunnen ontvangen.Het kan hier bijvoorbeeld gaan om groepswonen van verstandelijkgehandicapten of dementerenden. Het onderscheid met de woonfunctievoor kamergewijze verhuur is dat bewoners in een groepszorgwoning eengezamenlijke huishouding voeren en dat zij in die woning wonen inverband met de zorg die hen daar kan worden verleend. Er is hier dussprake van een vanuit het zorgaanbod georganiseerde koppeling vanwonen en zorg.Zorgcluster- en groepszorgwoningen moeten in de in de tabel

genoemde gevallen een brandmeldinstallatie hebben. Of er een brand-meldinstallatie aanwezig moet zijn en aan welke omvang van de bewakingen doormelding deze moet voldoen hangt af van de risicosetting. Dezewordt bepaald door de woonvorm (zorgcluster- of groepszorgwoning), delocatie van de woning (grondgebonden of in woongebouw) en de matevan zorgbehoefte. In dit besluit is deze in drie categorieën onderverdeeld.Uitgaande van de aanname dat de zelfredzaamheid van de bewonersomgekeerd evenredig is aan het noodzakelijke niveau van de aangebodenzorg, worden oplopend in zwaarte van de zorgbehoefte de volgendecategorieën onderscheiden:– zorg op afspraak: de zorgverlener komt op afspraak langs (bijvoor-

beeld thuiszorg). In de woning zijn geen specifieke voorzieningen terondersteuning van die zorg (zoals een zogenoemde spreek/luister-

Staatsblad 2008 327 58

Page 76: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

verbinding met een zorgcentrale of een zusterpost) aanwezig. Wel kan eenpersoonlijk alarmeringssysteem aanwezig zijn. Deze woonvorm onder-scheidt zich dus slechts in beperkte mate van niet voor zorg bestemdewoonfuncties. De– zorg op afroep: de zorgverlener wordt op dagelijks door de cliënt te

bepalen momenten opgeroepen, bijvoorbeeld voor hulp bij dagelijksezaken zoals toiletbezoek of aankleden. Hierbij zijn in de woning specifiekevoorzieningen aanwezig ter ondersteuning van die zorgverlening,bijvoorbeeld een professioneel intercomsysteem voor het doen vanoproepen in geval van een zorgvraag. Dit systeem is meer uitgebreid daneen persoonlijk alarmeringssysteem. De oproep wordt opgenomen dooreen zorgcentrale. De feitelijke zorg vindt daarna meestal plaats vanuit eennabij de woning gelegen steunpunt, dat eveneens in contact staat met dezorgcentrale. In dit verband wordt onder «zorgcentrale» verstaan: een aldan niet in de nabijheid van de woning gelegen centrale die door eenspreek/luisterverbinding met deze en andere soortgelijke woningen isverbonden.– 24-uurs zorg: wonen in een woning met verschillende voorzieningen

ter ondersteuning van de zorg, waarbij 24 uur per dag personeel aanwezigis in de woning zelf of in een zusterpost. Onder «zusterpost» wordt in ditverband verstaan: een in de directe nabijheid van de woning gelegen postdie 24 uur per dag bereikbaar is en van waaruit 24 uur per dag directehulp aan de bewoner kan worden verleend.Naast de eisen die in de tabel worden gesteld moet bij de woonfunctie

voor zorg ook naar het derde lid worden gekeken. Bij zorg op afroep ineen woongebouw of een groepszorgwoning worden niet alleen de in dewoning aanwezige personen gealarmeerd, maar vindt daarnaast ookmelding naar de zorgcentrale plaats. Bij 24-uurs zorg in een woongebouwof een groepszorgwoning vindt die melding plaats naar de zusterpost.Deze melding naar zorgcentrale of zusterpost vindt dus plaats naast deeventuele doormelding zoals die op grond van de tabel moet plaats-vinden.

Op basis van het met bovengenoemde partijen in de zorg gevoerdeoverleg is de woonfunctie voor zorg in de tabel in zeven soorten onderver-deeld. Onder de zevende «andere woonfunctie voor zorg» vallen ook de inde praktijk veelal als zelfstandige ondersoorten beschouwde zorgcluster-woning voor zorg op afspraak en de zorgclusterwoning voor zorg opafroep, niet in een woongebouw. Bij deze beide soorten worden namelijkgeen specifieke eisen aan de brandmeldinstallatie gesteld zodat het nietlogisch is ze in de tabel als aparte soorten op te nemen. Of er sprake isvan een zorgclusterwoning of een groepszorgwoning, wordt in principebeoordeeld door degene die de woonfunctie exploiteert of gaat exploi-teren. Dat betekent echter niet dat de exploitant «zijn eigen eisen magbepalen». Het gebruik van het bouwwerk zal tenslotte altijd moetenvoldoen aan de eisen die dit besluit stelt. Is er dus gekozen voor eenbepaalde woonvorm, dan zal de woning aan de hand van die keuzeworden getoetst aan dit besluit. Mocht het daadwerkelijk gebruik van hetbouwwerk afwijken van het eerder door de exploitant aangegevengebruik, dan is er sprake van een onjuiste of onvolledige opgave,waartegen zo nodig bestuurs- en of strafrechtelijk kan wordenopgetreden. Bovendien moet bij nieuwbouw de aanvrager van debouwvergunning op zijn aanvraagformulier aangeven of het om eendergelijke woonfunctie gaat (zie ook vraag 5f van het huidige aanvraagfor-mulier en de daarbij behorende toelichting). Dit stelt burgemeester enwethouders in staat om ook in het kader van de aanvraag om debouwvergunning te bezien of in dat bouwwerk een brandmeldinstallatievereist is.

Staatsblad 2008 327 59

Page 77: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Woonfunctie voor kamergewijze verhuur

Bij deze woonfunctie voor het bedrijfsmatig verschaffen vanwoonverblijf aan meer dan een huishouden en aan meer dan vierpersonen geldt de volledige bewaking alleen voor de gezamenlijkeruimten. De gezamenlijke ruimten zijn de ruimten binnen de woonfunctiewaarvan alle huurders gebruik mogen maken, dus ook de ruimten,waarop de verschillende kamerbewoners voor het vluchten zijn aange-wezen.Zoals hiervoor aangegeven onderscheidt deze woonfunctie zich van het

wonen in een groepszorgwoning doordat bewoners van een groepszorg-woning samen één huishouding voeren en doordat zij in die woningwonen in verband met de zorg die hen daar kan worden verleend, terwijlhet bij kamergewijze verhuur om een aantal zelfstandige huishoudensgaat.

Bijeenkomstfunctie voor kinderopvang

Bij kinderopvang voor kinderen jonger dan vier jaar zijn op grond vande tabel de volgende 3 situaties te onderscheiden:Bij kinderopvang met een gebruiksoppervlakte van maximaal 200 m2 en

op de begane grond gelden geen eisen.Bij kinderopvang met een gebruiksoppervlakte tussen 200 m2 en 400 m2

en op de begane grond is als uitgangspunt volledige bewakingopgenomen, zonder doormelding.Bij alle andere situaties, ongeacht de oppervlakte en het aantal

bouwlagen, geldt volledige bewaking en doormelding als uitgangspunt.De uitzondering dat bij een gebruiksoppervlakte van maximaal 400 m2

en op de begane grond geen doormelding is vereist is opgenomen omdatbij kinderopvang in een dergelijk gebouw de eventuele ontruiming snelzal kunnen verlopen.Hierbij moet bedacht worden dat bij iedere vorm van kinderopvang

altijd een risicoinventarisatie wordt gemaakt, die jaarlijks wordt getoetstdoor de GGD. Een belangrijk onderdeel daarvan is de risicoinventarisatieop het gebied van de brandveiligheid. De kinderopvangondernemerdraagt ervoor zorg dat het in de kinderopvang werkzame personeel kenniskan nemen van de risicoinventarisatie. De procedure met betrekking tot derisicoinventarisatie is te vinden in de op de Wet kinderopvang gebaseerdeBeleidsregels kwaliteit kinderopvang 2004.Verder wordt opgemerkt dat – voor zover een brandmeldinstallatie op

grond van dit besluit aanwezig moet zijn – op grond van artikel 2.3.6,vijfde lid, van dit besluit altijd een ontruimingsplan is voorgeschreven.

Gelijkwaardigheid

Uit dit artikel en de tabel volgt in welke gevallen een brandmeld-installatie met welke omvang en doormelding is voorgeschreven. In depraktijk kunnen echter reeds dermate goede vluchtmogelijkheden bestaandat adequate detectie en melding ook met een installatie met een lichtereomvang van de bewaking of zelfs zonder installatie mogelijk is. In eendergelijk geval kan een beroep op gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel1.4 worden gedaan. Wanneer burgemeester en wethouders dit honorerenwordt een lichtere vorm van bewaking toegestaan of is wellicht zelfshelemaal geen brandmeldinstallatie noodzakelijk. Gelijkwaardigheidhoudt daarbij in dat, bijvoorbeeld door bouwkundige maatregelen, isgewaarborgd dat met een lichtere vorm van bewaking (of zelfs het geheelachterwege laten daarvan) even goed kan wordt voorzien in de eis dat deaanwezigen in het bouwwerk, dit tijdig en veilig kunnen verlaten.Voorbeeld 1. De tabel geeft aan dat bij de celfunctie altijd een brand-

meldinstallatie met volledige bewaking en doormelding naar de

Staatsblad 2008 327 60

Page 78: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

brandweercentrale is vereist. In de tabel wordt geen onderscheid gemaakttussen verschillende typen celfunctie, zodat de voorschriften zowelbetrekking hebben op cellen voor dag- en nachtverblijf in bijvoorbeeld eenpenitentiaire inrichting als op cellen voor kortstondig dagverblijfzoals ophoudcellen in gerechtsgebouwen. Toepassing van deze algemenevoorschriften zou in een individueel geval kunnen betekenen dat deomvang van de installatie zwaarder is dan in het specifieke geval – geletop het soort celfunctie en op de specifieke omstandigheden – nodig is.Wanneer detectie en melding door goed opgeleid veiligheidspersoneel

kan plaatsvinden en ook de zekerheid bestaat dat dit personeel zijn takenterzake van alarmopvolging, redding en blussen regelmatig oefent,kunnen burgemeester en wethouders een dergelijke oplossing alsgelijkwaardig aanvaarden. Met de genoemde randvoorwaarden zoudendan bijvoorbeeld geen rookmelders in de ophoudcellen hoeven te wordengeplaatst.Voorbeeld 2. Uit de grenswaarden in de tabel volgt dat bij een opper-

vlakte van meer dan 250 m2 op de eerste verdieping van een kantoor-functie een brandmeldinstallatie is voorgeschreven. In de praktijk kan eenkantoorgebouw boven de grenswaarde toch zo overzichtelijk zijn en zo’ngoede akoestiek met weinig omgevingsgeluid hebben (bijvoorbeeldkantoortuin of ruimten met open deuren) dat iedereen tijdig kan wordengewaarschuwd (de Mbv sprak in dat kader van «aanroepen»). Adequatedetectie en melding zou dan ook zonder de voorgeschreven brandmeld-installatie mogelijk kunnen zijn. Ook in een dergelijk geval zoudenburgemeester en wethouders een beroep op gelijkwaardigheid kunnenhonoreren, zodat een lichtere vorm van bewaking wordt toegestaan ofwellicht helemaal geen brandmeldinstallatie is vereist.De mogelijkheid van een beroep op gelijkwaardigheid is in de plaats

gekomen van de vroegere ontheffingsmogelijkheid volgens de Mbv.Het tweede lid geeft een voorschrift voor de doormelding naar de RAC.

Brandmeldinstallaties die op grond van de tabel verplicht zijn door temelden, doen dat op grond van het tweede lid rechtstreeks, dat wilzeggen dat zij zonder tussenkomst van een particuliere centraledoormelden naar de regionale alarmcentrale van de brandweer. Diedoormelding moet bovendien in beginsel zonder vertraging plaatsvinden.Vertraagde doormelding is met name een oplossing in situaties met veelvalse meldingen. In dergelijke gevallen heeft het personeel gedurende eenbeperkt aantal minuten na de brandmelding de gelegenheid dedoormelding te annuleren. Ingeval er niet tot annuleren wordt beslotenvindt alarmering van de brandweer automatisch plaats. Voor hettoepassen van vertraagde doormelding is altijd de goedkeuring vanburgemeester en wethouders nodig. Tegenwoordig kan er bij dedoormelding ook gebruik worden gemaakt van zogenoemde multi-sensormelders, die zowel optisch (rook) als thermisch (warmte) werken.Voor deze multi-sensormelders gelden zowel wat betreft de gewonedoormelding als de vertraagde doormelding dezelfde normen als voorandere brandmeldinstallaties. Met deze multi-sensormelders is hetmogelijk een voormelding te krijgen zodat al in een heel vroeg stadiumrekening kan worden gehouden met een eventuele brand. Technischgezien zijn er geen bezwaren tegen het toepassen van multi-sensormelders. In de praktijk is gebleken dat om aan de gestelde eisen bijde toepassing van een dergelijk systeem te kunnen voldoen het nodig isextra aandacht aan een zorgvuldige instelling van de multi-sensormelderste besteden. Bij die zorgvuldige instelling is er geen grond voor deveronderstelling dat deze melders minder goed (lees: trager) zoudenfunctioneren dan andere typen melders.Het derde lid dat betrekking heeft op de woonfunctie voor zorg is

hierboven reeds besproken.Het vierde lid bepaalt wanneer, in aanvulling op het eerste lid, een

besloten ruimte in beginsel een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking

Staatsblad 2008 327 61

Page 79: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

moet hebben. Dit is het geval als er vanuit een verblijfsruimte slechts inéén richting kan worden gevlucht en:a. de loopafstand van de deur van die ruimte naar een plaats waar de

vluchtroute zich splitst in meerdere vluchtmogelijkheden meer dan10 meter is ofb. de ruimte van waaruit in slechts één richting kan worden gevlucht

groter is dan 200 m2.Samengevat gaat het dus om verblijfsruimten die op slechts één

vluchtroute zijn aangewezen, bijvoorbeeld omdat ze aan een doodlopendegang liggen. Een brandmeldinstallatie met volledige bewaking verhoogtde mogelijkheid dat de gebruikers kunnen ontvluchten voordat de enigevluchtroute door brand is geblokkeerd. Artikel 1.3, reikwijdte, bepaalt datdit lid niet geldt voor gewone woningen en voor vakantiehuisjes.Het vijfde lid bepaalt dat bij een woonfunctie voor kamergewijze

verhuur niet aan het gestelde in de tabel hoeft te worden voldaanwanneer elke wooneenheid in een afzonderlijk subbrandcompartimentligt. De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van hetsubbrandcompartiment naar een besloten ruimte in een brand-compartiment mag dan niet lager zijn dan 30 minuten. Voorschriften oversubbrandcompartimentering zijn te vinden in afdeling 2.14 van hetBouwbesluit 2003.Overigens wordt opgemerkt dat bij bijvoorbeeld verhuur van kamers

aan maximaal 4 personen (zie ook de toelichting op kamergewijze verhuurin artikel 1.1) dit artikel niet relevant is omdat er dan geen sprake is vankamergewijze verhuur als bedoeld in dit besluit. Uit de tabel blijkt namelijkdat voor een gewone woonfunctie geen brandmeldinstallatie is voorge-schreven.In het zesde lid is beschreven aan welke eisen een brandmeldinstallatie

moet voldoen. Er moet zowel rekening worden gehouden met NEN 2535:1996, inclusief wijzigingsblad A1: 2002, als met een door burgemeester enwethouders goedgekeurd programma van eisen. Dit programma vaneisen is genoemd in de norm en zal moeten voldoen aan daarin gestelderandvoorwaarden.In het zevende, achtste en negende lid zijn nadere voorschriften

gegeven om het goed functioneren van een brandmeldinstallatie tewaarborgen. Uit het zevende lid blijkt dat een brandmeldinstallatie nietmag worden uitgeschakeld. Het achtste lid stelt eisen aan beheer, controleen onderhoud. In het negende lid is bepaald dat een brandmeldinstallatiemet doormelding voorzien moet zijn van een geldig certificaat als bedoeldin de Regeling brandmeldinstallaties 2002 van hetCentraal College van Deskundigen van het Centrum voor Criminaliteits-

preventie en Veiligheid. Het gaat om het door dit college vastgesteldecertificatieschema inzake het ontwerp, de installatie en het onderhoud vanbrandmeldinstallaties. Er is voor gekozen een brandmeldinstallatie metdoormelding naar de brandweer van zo»n certificaat te laten voorzienomdat een dergelijk gecertificeerde brandmeldinstallatie extrawaarborgen biedt tegen valse meldingen. In dit lid wordt onder het begripgeldig verstaan dat de looptijd van het certificaat nog niet verstreken is.

Artikel 2.2.2 Rookmelders woonfunctie

In het eerste lid van dit artikel is een specifiek voorschrift gegeven vooreen woonfunctie voor kamergewijze verhuur zonder een tweede vlucht-route. Indien een dergelijke woonfunctie een verblijfsruimte bevatwaarvan de vloer hoger ligt dan 2.1 m boven het meetniveau en hetaansluitende terrein niet op een andere adequate wijze kan wordenbereikt zonder gebruik te maken van een sleutel dan hebben alleverblijfsruimten in de woonfunctie doorgekoppelde rookmelders alsbedoeld in NEN 2555: 2006. Het begrip andere adequate wijze betekentdat het afhankelijk van het soort kamergewijze verhuur om een accep-

Staatsblad 2008 327 62

Page 80: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

tabele oplossing moet gaan. Voor ouderen is een brandweerpaalbijvoorbeeld geen acceptabele oplossing. Burgemeester en wethouderszullen van geval tot geval beoordelen of er een acceptabele tweedevluchtmogelijkheid als bedoeld in dit lid is en of er dus geendoorgekoppelde rookmelders aanwezig behoeven te zijn.In het tweede lid is bepaald dat een volgens artikel 2.146, zevende lid,

van het Bouwbesluit 2003 aangebrachte rookmelder moet blijvenfunctioneren overeenkomstig dat voorschrift. De rookmelder mag dus nietworden uitgeschakeld en moet bij een defect worden gerepareerd ofvervangen.Met de verwijzing naar het Bouwbesluit 2003 is zeker gesteld dat de

rookmelder moet voldoen aan NEN 2555, zoals deze luidde ten tijde vande aanvraag van de bouwvergunning. Een wijziging van de norm heeftdus in beginsel geen effect op de aan de bestaande rookmelder gesteldeeisen.Met de verwijzing naar het Bouwbesluit 2003 is ook zeker gesteld dat dit

voorschrift alleen van toepassing is op woningen waarvoor de aanvraagom bouwvergunning heeft plaatsgevonden na 1 januari 2003.Dit voorschrift heeft geen betrekking op vrijwillig aangebrachte

rookmelders. Het Bouwbesluit 2003 stelt overigens geen eisen aan deaanwezigheid van rookmelders in bestaande woningen.

Paragraaf 2.3 Vluchten bij brand

De voorschriften van deze paragraaf zijn gericht op het bij brandvoldoende snel en veilig kunnen vluchten.

Artikel 2.3.1 Opstelling inventaris

De mogelijkheden om een bouwwerk bij brand voldoende snel en veiligte kunnen ontvluchten, worden in grote mate bepaald door dedoorstroomcapaciteit voor personen. De doorstroomcapaciteit wordtbehalve door bouwkundige eigenschappen (zie Bouwbesluit 2003) metname bepaald door de aanwezigheid van en de opstelling van inventaris,zoals stoelen, tafels, kasten en plantenbakken. Artikel 2.3.1 bevatvoorschriften over de wijze van de opstelling van inventaris in relatie totde bezetting (het aantal personen) in de ruimte. Doel van die voorschriftenis om voldoende doorstroomcapaciteit te waarborgen in ruimten waarinveel mensen tegelijk bijeenkomen, zoals schouwburgen, theaters,bioscopen, horecaruimten, sportkantines, kerken en onderwijs-, vergader-en congresruimten.

In het eerste lid is de hoofdregel opgenomen. Deze hoofdregel, die uitdrie onderdelen bestaat, geldt in principe ongeacht de afmetingen en debezetting van de ruimte. Uit de samenhang met de andere leden van ditartikel blijkt echter dat het voorschrift vooral effect zal hebben op grotereruimten en ruimten met een hogere bezetting. De hoofdregel geeft aanhoeveel ruimte per persoon (al dan niet met zitplaats) beschikbaar moetzijn en waaraan de inrichting van deze ruimte moet voldoen.De minimaal vereiste beschikbare vloeroppervlakte bedraagt:– 0,25 m2 voor elke persoon waarvoor geen zitplaats aanwezig is;– 0,3 m2 voor elke persoon waarvoor wel een zitplaats aanwezig is die

niet kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang;– 0,5 m2 voor elke persoon waarvoor wel een zitplaats aanwezig is

zonder dat maatregelen zijn of worden getroffen om verschuiven ofomvallen als gevolg van gedrang te voorkomen.Beschikbare vloeroppervlakte komt in dit besluit neer op de vloer-

oppervlakte van een ruimte na aftrek van de oppervlakte van inrichtings-elementen die de bewegingsvrijheid van personen en daarmee devluchtsnelheid kunnen hinderen. Bij de berekening van de voor elke

Staatsblad 2008 327 63

Page 81: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

persoon beschikbare vloeroppervlakte wordt dus uitgegaan van devloeroppervlakte na aftrek van de oppervlakte van de inventaris (zoals dehiervoor genoemde zitplaatsen). Er is overigens niet gekozen voor hetbegrip vrije vloeroppervlakte omdat dit, zoals gedefinieerd in NEN 2580,voorbij gaat aan de aanwezigheid van losse inrichtingselementen zoalsinventaris.Rekenvoorbeeld 1: De vloeroppervlakte van een ruimte is 70 m2. In deze

ruimte zijn 60 stoelen opgesteld met een oppervlakte van 0,22 m2 perstoel (totaal 13,2 m2) en losse podiumelementen met een totale opper-vlakte van 15 m2. In de ruimte zijn geen staanplaatsen. De beschikbarevloeroppervlakte van deze ruimte bedraagt dus 70 m2 – (13,2 m2 + 15 m2)= 41,8 m2. Dit komt neer op een beschikbare vloeroppervlakte per persoonvan 41,8 m2 : 60 = 0,69 m2. Als zich niet meer dan 60 personen in deruimte bevinden behoeven de zitplaatsen dus niet aan de vloer te zijnbevestigd.Rekenvoorbeeld 2: Als in dezelfde ruimte als hiervoor 90 zitplaatsen

worden gerealiseerd (90 x 0,22 m2 = 19,8 m2) dan bedraagt de beschikbarevloeroppervlakte van deze ruimte 70 m2 – (19,8 m2 + 15 m2) = 35,2 m2. Ditkomt neer op een beschikbare vloeroppervlakte per persoon van 0,39 m2.De zitplaatsen moeten dus zodanig zijn gekoppeld of aan de vloerbevestigd dat ze niet kunnen verschuiven of omvallen als gevolg vangedrang.Met de van www.vrom.nl te downloaden rekenmethodiek, zie ook

onderdeel 4 van het algemeen deel van de toelichting, kan wordenuitgerekend hoeveel personen onder welke omstandigheden in eenruimte mogen verblijven.In het tweede lid is een nader voorschrift gegeven voor in rijen

opgestelde zitplaatsen. Indien zitplaatsen in vier of meer rijen zijnopgesteld en het aantal zitplaatsen in de desbetreffende ruimte 100 ofmeer is, moeten de zitplaatsen op grond van dit lid zodanig gekoppeld ofaan de vloer bevestigd zijn, dat zij ten gevolge van gedrang niet kunnenverschuiven of omvallen.Het derde lid bepaalt dat bij in rijen opgestelde zitplaatsen tussen de

rijen een vrije ruimte aanwezig moet zijn van ten minste 0,4 meter. Ditbetekent dat er een voldoende ruim looppad aanwezig moet zijn voor hetvluchten. De vrije ruimte wordt gemeten tussen de loodlijnen op de elkaardichtst naderende gedeelten van de rijen. Bij zelf opklappende stoelen,zoals bijvoorbeeld in een theater of bioscoop, wordt gerekend met deruimte in opgeklapte toestand.Met het vierde lid is benadrukt dat ook langs een tussen de rijen stoelen

geplaatste tafel gevlucht moet kunnen worden. Met andere woorden ookter hoogte van de tafel moet een vrije ruimte aanwezig zijn van ten minste0,4 m.Het vijfde lid bepaalt dat een rij zitplaatsen die slechts aan één kant aan

een gangpad of uitgang ligt, niet meer dan 8 zitplaatsen mag hebben. Metdit voorschrift wordt een voldoende uitstroomcapaciteit van een doodlo-pende rij stoelen gewaarborgd. Wanneer een doodlopende rij zitplaatsente lang wordt, bestaat namelijk het risico dat men bij het vluchten niet snelgenoeg weg komt en in paniek raakt.Het zesde lid legt voor situaties waarbij aan beide kanten van de rij een

gangpad of een uitgang is, een relatie tussen het toegelaten aantalzitplaatsen in een rij en de volgens het derde lid gemeten vrije ruimte.Wanneer aan beide kanten van de rij een gangpad of een uitgang is, wordter van uitgegaan dat er naar twee kanten kan worden gevlucht. Hetvoorschrift onderscheidt drie mogelijkheden:a. tot en met 16 zitplaatsen per rij als de loopruimte voor de rij stoelen

tussen de 0,4 m en maximaal 0,45 m is en het gangpad of uitgang aanbeide zijden ten minste 0,6 m breed is;

Staatsblad 2008 327 64

Page 82: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

b. tot en met 32 zitplaatsen per rij als de loopruimte voor de rij stoelenten minste 0,46 m is en het gangpad of uitgang aan beide zijden tenminste 0,6 m breed is;c. tot en met 50 zitplaatsen per rij als de loopruimte voor de rij stoelen

ten minste 0,46 m is en het gangpad of uitgang aan beide zijden tenminste 1,1 m breed is.

Artikel 2.3.2 Ruimten met stands, kramen, schappen, podia en andereinrichtingselementen

Dit artikel heeft betrekking op de door- en uitstroomcapaciteit in voorhet publiek toegankelijke ruimten waarin stands, kramen, schappen, podiaen andere inrichtingselementen aanwezig zijn. Bij dergelijke ruimten moetvooral gedacht worden aan winkel-, beurs-, markt-, en tentoonstellings-ruimten. Met de voorschriften van dit artikel wordt in dergelijke voorpubliek toegankelijke ruimten voldoende door- en uitstroomcapaciteit vangangpaden en uitgangen gewaarborgd. Op deze wijze wordt voorkomendat de capaciteit van vluchtroutes onvoldoende is waardoor men niettijdig kan ontvluchten of er paniek ontstaat.Het eerste lid regelt dat gangpaden waarlangs de stands en dergelijke

staan opgesteld ten minste 1,1 meter breed moeten zijn.In het tweede lid is bepaald dat er voor de uitgangen een vloer-

oppervlakte die ten minste even lang en breed is als de breedte van dieuitgang wordt vrijgehouden van inrichtingselementen.

Artikel 2.3.3 Deuren, ramen en luiken met rookwerende functie

In dit artikel is bepaald dat een zelfsluitend constructieonderdeel alsbedoeld in het Bouwbesluit 2003, lees vooral een deur, niet in geopendestand mag zijn vastgezet. De verwijzing naar een aantal afdelingen van hetBouwbesluit 2003 maakt duidelijk dat de eis alleen geldt voor voorge-schreven zelfsluitende constructieonderdelen. Op de regel dat de deur nietin geopende stand mag zijn vastgezet is een uitzondering mogelijk,namelijk wanneer de deur bij rook door brand automatisch wordtlosgelaten. Onder automatisch loslaten wordt verstaan dat de deurvanzelf, dus zonder tussenkomst van een persoon (automatische detectie),sluit. Zie ook artikel 2.1.5 voor een soortgelijke eis aan deuren, ramen enluiken met een brandwerende functie. In aanvulling op artikel 2.1.5 regeltdit artikel dat het zelfsluitend constructieonderdeel ook bij rook automa-tisch moet worden losgelaten. In het algemeen is de temperatuur van derook in de beginfase van de brand nog zo laag dat een smeltzekering nietadequaat zal functioneren. Derhalve zal bij een rookscheiding een andersysteem dan een smeltzekering moeten worden toegepast. Op grond vanafdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2003 zal een brandscheiding in de regelook een rookscheiding zijn. Dit betekent dat, hoewel de smeltzekering bijeen brandscheiding voldoende is, in een dergelijk geval toch (ofdaarnaast) een ander systeem moet worden toegepast.

Artikel 2.3.4 Rookdoorgang bij doorvoeren

Om te voorkomen dat bij een beginnende brand rook zich snel door eenbouwwerk kan verspreiden, stelt het Bouwbesluit 2003 eisen aan derookdoorgang van scheidingsconstructies (zoals muren en vloeren).Wanneer in of door zo»n scheidingsconstructie op onzorgvuldige wijzeeen doorvoer voor kabels, leidingen, een buizenpost- of luchtbehan-delingssysteem en dergelijke wordt aangebracht (of een reeds aanwezigedoorvoer onzorgvuldig wordt gewijzigd) kan dit een zodanig negatiefeffect hebben dat niet meer aan de eisen van het Bouwbesluit 2003 wordtvoldaan. Om dergelijke situaties te voorkomen schrijft artikel 2.3.4 voordat deze doorvoeren na het aanbrengen of wijzigen op adequate wijze

Staatsblad 2008 327 65

Page 83: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

worden gecontroleerd. Onder doorvoeren worden in dit verband tevensde met de doorvoer samenhangende voorzieningen zoals rookwerendebrandmanchetten begrepen. Mocht vervolgens blijken dat niet meer aande voorschriften van de afdelingen 2.16, 2.22 en 2.23 van het Bouwbesluit2003 is voldaan, dan moet dat op grond van de Woningwet en hetBouwbesluit 2003 direct worden hersteld.Zie ook de toelichting op artikel 2.1.6 met betrekking tot de weerstand

tegen branddoorslag en brandoverslag van de desbetreffende scheidings-constructies.

Artikel 2.3.5 Deuren in vluchtroutes

Dit artikel heeft betrekking op de deuren in vluchtroutes vanbouwwerken. Doel van deze voorschriften is te waarborgen dat deuren invluchtroutes het vluchten bij brand zo min mogelijk hinderen.In het eerste lid is het basisprincipe opgenomen. Als er mensen in een

gebouw aanwezig zijn, dan mogen deuren die bij het vluchten een rolspelen niet op slot zijn, zodat het niet noodzakelijk is een sleutel tegebruiken om het pand te kunnen verlaten. Onder sleutel wordt hier nietalleen een bij een slot behorende sleutel bedoeld maar elk ander losvoorwerp dat nodig kan zijn om een deur bij brand over de vereistebreedte te openen. Een zogenoemde knopcilinder is dus wel toegestaan.Ook kan met een deur met een grendel aan dit voorschrift zijn voldaan;het is dan wel nodig dat deze grendel op een makkelijk te bereiken plaatszit en niet bijvoorbeeld helemaal boven of onder aan de deur. In dergelijkegevallen zal namelijk niet aan het criterium «onmiddellijk» te openenkunnen worden voldaan.In het tweede lid worden eisen gesteld aan deuren waarop bij het

vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen en aan deuren in eenruimte voor meer dan 100 personen. Dergelijke deuren moeten in devluchtrichting kunnen worden geopend door een lichte druk tegen de deuruit te oefenen of door een lichte druk tegen een op een hoogte van ca. 1 maangebrachte «panieksluiting». Een panieksluiting is een ontsluitings-mechanisme dat wordt bediend met een stang die over de volledeurbreedte op de deur is aangebracht. De panieksluiting moet voldoenaan NEN-EN 1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctiebladC1: 2002. «In de vluchtrichting» wil zeggen met de stroom vluchtendenmee. Er worden geen eisen gesteld aan de wijze waarop de deur vanaf deandere kant moet worden geopend.In het derde lid is bepaald dat het eerste en tweede lid niet gelden voor

de celfunctie of een nevenfunctie daarvan. Voor deze uitzonderings-bepaling is gekozen omdat de aard van een cellencomplex zich in hetalgemeen verzet tegen deuren die door iedereen zonder sleutel kunnenworden geopend.Om tijdig vluchten bij brand mogelijk te maken moeten de deuren in

een cellencomplex die bij het vluchten bij brand een rol spelen voldoendesnel kunnen worden geopend. Wat dit in de praktijk betekent zal van gevaltot geval zorgvuldig moeten worden nagegaan.Dit voorschrift geldt niet alleen voor een als celfunctie aangemerkt

gedeelte van bijvoorbeeld een penitentiaire inrichting of psychiatrischeinrichting (gesloten afdeling), maar ook voor andere in die inrichtinggelegen gebruiksfuncties met hetzelfde veiligheidsregime. Deze anderegebruiksfuncties zijn dan een nevenfunctie van de celfunctie. Hierbij kanbijvoorbeeld worden gedacht aan een recreatieruimte (bijeenkomst-functie) of onderwijsruimte (onderwijsfunctie).Het vierde lid geeft een verbijzondering van het eerste lid voor

automatisch werkende deuren en voorzieningen voor toegangs- ofuitgangscontrole. Bij het wegvallen van de netspanning moeten dergelijkevoorzieningen vanzelf (automatisch) opengaan of overeenkomstig heteerste en tweede lid, zonder gebruik van een sleutel, kunnen worden

Staatsblad 2008 327 66

Page 84: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

geopend. Bij een automatische deur die in geval van brand handmatigmoet worden geopend moet duidelijk zijn aangegeven hoe deze kanworden geopend.Op grond van het vijfde lid moet op deuren die op een verdieping van

een gebouw toegang geven tot een zogenoemd overdruktrappenhuisduidelijk zichtbaar zijn aangegeven dat die deur toegang tot een dergelijktrappenhuis geeft. Wanneer een overdruktrappenhuis op overdruk staat(dit gebeurt automatisch bij brand), is de weerstand van de deuren dietoegang tot dat trappenhuis geven hoger dan de weerstand ondernormale omstandigheden. Vluchtende personen zouden daardoor kunnenconcluderen dat de deur op slot zit. Met een opschrift, zoals «Hard duwen,trappenhuis kan op overdruk staan», wordt men hierover geïnformeerd.Overigens wordt opgemerkt dat een overdruktrappenhuis niet recht-

streeks in het Bouwbesluit 2003 of dit besluit wordt voorgeschreven. Zo’ninstallatie wordt regelmatig toegepast in het kader van gelijkwaardigheidals bedoeld in artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003, bijvoorbeeld alsalternatief voor rooksluizen voor trappenhuizen of om bij hoge gebouwen(> 70 meter) te voldoen aan de brandveiligheidseisen van afdeling 2.23van het Bouwbesluit 2003.Op grond van het zesde lid moet aan de buitenkant van een in een

buitengevel aanwezige nooddeur of nooduitgang het opschrift «nooddeurvrijhouden» of «nooduitgang» zijn aangebracht. Het opschrift moetvoldoen aan NEN 3011 (uitgave 2004). Hiermee wordt voor iedereenduidelijk gemaakt dat de desbetreffende deur of uitgang moet wordenvrijgehouden, zodat daarvan in geval van een calamiteit onmiddellijkgebruik kan worden gemaakt.

In het zevende lid zijn voor de woonfunctie voor kamergewijze verhuureisen aan het ontsluitingsmechanisme van deuren gesteld. Elke deur opde vluchtroute moet eenvoudig met een lichte druk of een ontsluitings-mechanisme dat voldoet aan NEN-EN 179: 1997, inclusief wijzigingsbladA1: 2001 en correctieblad C1: 2002, kunnen worden geopend. Er mag eenpanieksluiting als bedoeld in het tweede lid worden aangebracht maar dathoeft niet. Het gaat dus niet om de draairichting van deuren en ook nietover het met een sleutel afsluitbaar mogen zijn van deuren van dekamers, maar om het eenvoudig kunnen openen van deuren op devluchtroute die loopt vanaf de toegang van de kamer naar de voordeurvan de woonfunctie.

Artikel 2.3.6 Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan

Dit artikel heeft betrekking op ontruimingsalarminstallaties. Eenontruimingsalarminstallatie is aangesloten op de brandmeldinstallatie enheeft als doel de in het bouwwerk aanwezige personen na het ontdekkenvan een brand te alarmeren. Hoe eerder de alarmering plaatsvindt hoemeer tijd men heeft om veilig te kunnen vluchten. Het eerste lid bevatvoorschriften over de verplichte aanwezigheid en de kwaliteit vanontruimingsalarminstallaties. De aanwezigheid van zo’n installatie isverplicht in de gevallen dat op grond van artikel 2.2.1 een brandmeld-installatie aanwezig moet zijn. De ontruimingsalarminstallatie moetvoldoen aan NEN 2575 (uitgave 2004) en moet zijn ontworpen enaangelegd overeenkomstig een door burgemeester en wethoudersgoedgekeurd programma van eisen. Het programma van eisen kanbijvoorbeeld aangeven dat zo»n installatie moet zijn uitgevoerd met stilalarm (met attentiepanelen en optische signaalgevers), luid alarm (metakoestische signaalgevers) of een combinatie van stil en luid alarm. Welktype installatie in een concreet geval voorgeschreven wordt, hangt af vande specifieke situatie (zoals aanwezigheid van niet of minder zelfredzamepersonen, totaal aantal in het bouwwerk aanwezige personen, deconcentratie van die personen en het aantal verdiepingen van het

Staatsblad 2008 327 67

Page 85: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

bouwwerk). In «doodlopende einden» van het bouwwerk waarin op grondvan artikel 2.2.1, vierde lid, een brandmeldinstallatie met ruimtebewakingaanwezig moet zijn, moet de ontruimingsalarminstallatie een automa-tische installatie als bedoeld in NEN 2575 (uitgave 2004) zijn. Dat wilzeggen dat directe aansturing van de signaalgevers plaatsvindt als gevolgvan de activering van een automatische brandmelder.In het tweede lid is een nadere bepaling opgenomen voor de

woonfunctie voor kamergewijze verhuur. Het in het eerste lid bedoeldeprogramma van eisen moet voor een dergelijke woonfunctie uitgaan vaneen luidalarminstallatie die in elke kamer hoorbaar is. Hiervoor moet tenminste een signaalgever in de gemeenschappelijke keuken en ten minsteeen per bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroutevoert zijn opgenomen. Het uitgangspunt van het voorschrift is dat hetsignaal in elke kamer zodanig hoorbaar is dat mensen ook tijdens hunslaap worden gealarmeerd (een geluidniveau van 85 dB is in hetalgemeen toereikend). In het algemeen zal met de plaatsing van signaal-gevers in een gezamenlijke keuken, en op elke verdieping in een gezamen-lijke vluchtroute (centrale gang of overloop), aan dit uitgangspunt zijnvoldaan.Het derde lid geeft een nader voorschrift voor een ontruimings-

alarminstallatie bij een doodlopende gang.Met het vierde lid is benadrukt dat de installatie niet alleen aanwezig

moet zijn, maar ook overeenkomstig de voorschriften moet functioneren.In het vijfde lid worden eisen gesteld aan de kwaliteit van het

onderhoud, beheer en de controle van de voorgeschreven ontruimings-alarminstallatie. Doel van die voorschriften is de goede werking van deontruimingsalarminstallatie op elk moment te waarborgen.In het zesde lid is bepaald dat, indien er een brandmeldinstallatie is, er

ook een ontruimingsplan moet zijn. Zo’n ontruimingsplan bevat deafspraken over de bij een ontruiming te nemen maatregelen. Doel is datde gebruikers van het bouwwerk weten wat zij bij een brandmeldingmoeten doen, zodat de risico’s bij brand zoveel mogelijk worden beperkt.Bij het opstellen van een ontruimingsplan kan gebruikt worden gemaaktvan de Nederlandse Technische Afspraken (NTA). In deze serie zijnaanbevelingen gegeven voor het opstellen van ontruimingsplannen (deNTA 8112-serie). De verschillende delen «leidraad voor eenontruimingsplan» worden als volgt genummerd en benoemd:Deel 1: KantoorgebouwenDeel 2: OnderwijsgebouwenDeel 3: KinderopvanggebouwenDeel 4: Gebouw met een publieksfunctieDeel 5: LogiesgebouwenDeel 6: GezondheidszorgbouwenDeel 7: IndustriegebouwenDeel 8: Cellen en cellengebouwenDeel 9: Ontruimingshandleiding en ontruimingkaart voor

niet-vergunningplichtige bouwwerken.

Gelijkwaardigheid

Vergelijkbaar met hetgeen in de toelichting op artikel 2.2.1 isbeschreven, kon op grond van de modelbouwverordening ook bij deontruimingsalarminstallatie een ontheffing worden verleend. Bij bijvoor-beeld een situatie die zowel overzichtelijk is als een goede akoestiek heeftmet weinig omgevingsgeluid kan een adequate alarmering ook plaats-vinden zonder een ontruimingsalarminstallatie. In een dergelijk geval zousprake kunnen zijn van gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.4.Wanneer met een beroep op gelijkwaardigheid is vastgesteld dat geen

brandmeldinstallatie is vereist betekent dit dat ook geen ontruimings-alarminstallatie is vereist. Een ontruimingsalarminstallatie is alleen

Staatsblad 2008 327 68

Page 86: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

voorgeschreven in die gevallen dat een brandmeldinstallatie verplicht is.De brandmeldinstallatie en ontruimingsinstallatie komen dus in de regelals combinatie voor. In de toelichting bij artikel 2.2.1 is aangegeven datgebruikers van gebouwen ook om een andere reden (dan het veiligvluchten) kunnen kiezen voor de aanleg van een brandmeldinstallatie,bijvoorbeeld in een gebouw met een lage bezetttingsgraad maar met eenkostbare inventaris zoals soms bij een lichte industriefunctie het geval kanzijn. Een ontruimingsalarminstallatie is bij een dergelijke vrijwilligegeplaatste brandmeldinstallatie niet verplicht.

Artikel 2.3.7 Vluchtrouteaanduidingen

De vluchtrouteaanduiding is bedoeld om de gebruiker van een gebouwduidelijkheid te geven over het verloop van vluchtroutes, zodat ookpersonen die niet of minder bekend zijn met een specifieke vluchtroute ofzich door rook of duisternis niet meer kunnen oriënteren, voldoende snelhet aansluitend terrein kunnen bereiken.De aanwezigheidseis geldt in beginsel voor alle typen gebouwen. In het

eerste lid is bepaald dat de eis alleen geldt voor verkeersruimten en voorruimten waarin grote aantallen personen aanwezig zijn. Artikel 1.3, dereikwijdtebepaling, geeft een uitzondering voor de lichte industriefunctieaangezien in die functie normaliter weinig personen aanwezig zijn (zie ookartikel 1.1, vierde lid, Bouwbesluit 2003). Voor zover het gaat om dewoon-, cel- en logiesfunctie volgt uit artikel 1.3 dat de verplichte aanwe-zigheid van vluchtrouteaanduidingen alleen geldt voor de gemeenschap-pelijke verkeersroutes van die gebouwen en dus niet voor de verkeers-routes in de afzonderlijke woning, woonwagen of cel of in het zomerhuisjeop een bungalowpark.

In het eerste lid is bepaald dat een bouwwerk in iedere ruimte waardooreen verkeersroute voert, en in iedere ruimte die bedoeld is voor meer dan50 personen een vluchtrouteaanduiding moet hebben. In de tekst isgekozen voor de term verkeersroute in plaats van vluchtroute. Eenvluchtrouteaanduiding is bijvoorbeeld niet noodzakelijk en gebruikelijk ineen afgesloten kantoortje, maar wel in de gang of kantoortuin waardoorvanuit dat kantoortje naar een veilige plek wordt gevlucht. Met het gebruikvan de term verkeersroute behoeft de ruimte waar het ontvluchten startniet te zijn voorzien van een vluchtrouteaanduiding. De term verkeers-route is afkomstig uit en heeft dezelfde betekenis als in het Bouwbesluit2003. In een ruimte bestemd voor meer dan 50 personen moet altijd eenvluchtrouteaanduiding aanwezig zijn, dus ook als door deze ruimte geenverkeersroute loopt.De in het eerste lid opgenomen NEN 6088 stelt eisen aan de gebruikte

kleuren en symbolen (pictogrammen) van vluchtrouteaanduidingen. InNEN-EN 1838 worden met name eisen gesteld aan luminantie enluminantieverhoudingen. De luminantie van elk deel van de veiligheids-kleur van de vluchtrouteaanduiding moet minimaal 2 cd/m2 bedragen inalle relevante kijkrichtingen.Deze normen bevatten geen eisen over de verlichtingssterkte van de

vluchtrouteaanduiding zelf. Vluchtrouteaanduidingen hoeven dan ook nietper definitie als inwendig verlichte armaturen te worden uitgevoerd. Ineen aantal gevallen kan worden volstaan met het aanbrengen vanpictogramstickers die zo nodig door externe verlichting worden aangelichtom aan de luminantie-eis te kunnen voldoen.In het tweede lid is bepaald dat de vluchtrouteaanduiding moet zijn

aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats, dus niet achter eendeur, gordijn of in een hoge ruimte direct onder het plafond.Het derde lid regelt dat een in het eerste lid bedoelde vluchtroute-

aanduiding binnen 15 seconden na stroomuitval, gedurende ten minste60 minuten aan de zichtbaarheidseisen van NEN-EN 1838 moet voldoen.

Staatsblad 2008 327 69

Page 87: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Hoewel in de praktijk vaak van een intern verlichte armatuur gebruik zalworden gemaakt is het ook toegestaan de vluchtrouteaanduiding externaan te lichten.In het vierde lid is een uitzondering opgenomen voor een vluchtroute-

aanduiding die op een vluchtroute ligt vanuit een ruimte met eenverlichtingsinstallatie die niet is aangesloten op noodstroom als bedoeldin de artikelen 2.59 en 2.66 van het Bouwbesluit 2003. Dergelijke vlucht-routeaanduidingen hoeven bij stroomuitval niet aan de zichtbaarheids-eisen van NEN-EN 1838 te voldoen.Op grond van het vijfde lid moet een vluchtrouteaanduiding ten minste

eenmaal per jaar op een adequate wijze worden gecontroleerd enonderhouden. Dit betekent dat zonodig ook reparaties moeten wordenuitgevoerd, maar beter nog dat defecten worden voorkomen. Zo is hetvan belang dat aanwezige lampjes tijdig worden vervangen. Doel van hetvoorschrift is dat de goede werking van de vluchtrouteaanduidingen teallen tijde gewaarborgd is.

Artikel 2.3.8 Noodverlichtingsinstallaties

Met het eerste lid van dit artikel wordt zeker gesteld dat een op grondvan het Bouwbesluit 2003 voorgeschreven en geïnstalleerdenoodverlichtingsinstallatie ook daadwerkelijk functioneert. Men mag deinstallatie niet weghalen en ook niet uitschakelen.Zo’n noodverlichtingsinstallatie, die als antipaniekverlichting of als

vluchtrouteverlichting kan worden uitgevoerd, zorgt ervoor dat binnenenkele seconden na het wegvallen van de netspanning weer verlichtingaanwezig is. Het doel van deze noodverlichtingseis is te waarborgen datde in het bouwwerk aanwezige personen zich ook bij een calamiteit, zoalsbrand, voldoende kunnen blijven oriënteren, zodat zij het bouwwerk tijdigkunnen ontvluchten.Het tweede lid regelt dat een noodverlichtingsinstallatie ten minste

eenmaal per jaar op een adequate wijze wordt gecontroleerd en onder-houden. Dit betekent dat zonodig ook reparaties moeten wordenuitgevoerd, maar beter nog dat defecten worden voorkomen. Zo is hetvan belang dat lampjes tijdig worden vervangen. Doel van het voorschriftis dat de goede werking van de noodverlichtingsinstallatie te allen tijdegewaarborgd is. Er kan bijvoorbeeld aan deze eis worden voldaan door decontrole en het onderhoud te verrichten volgens publicatie nr. 79«Inspectie en onderhoud van noodverlichtingsinstallaties» vanISSO/NFVN/Uneto-VNI (juni 2004).

Artikel 2.3.9 Rookbeheersingssystemen

Dit artikel heeft betrekking op het functioneren, het onderhoud en decontrole van rookbeheersingssystemen zoals rook- en warmteafvoer-installaties en rookbeheersingssystemen van overdruktrappenhuizen. Eenrook- en warmteafvoerinstallatie heeft tot doel om rook en warmte bij eenbrand uit het bouwwerk af te voeren. Zo»n installatie maakt het mogelijkgedurende een langere periode veilig te kunnen vluchten. Dit besluit, nochhet Bouwbesluit 2003, schrijft de aanwezigheid van een dergelijkeinstallatie expliciet voor. De installatie kan een rol spelen bij het voldoenaan artikel 2.169 (luchttoevoer en rookafvoer), afdeling 2.22 (grotebrandcompartimenten) en bij artikel 1.5 (gelijkwaardigheid) van hetBouwbesluit 2003. Ook kan een dergelijke installatie een rol spelen bijgelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.4 van dit besluit. Doortoepassing van een rookbeheersingssysteem is het bijvoorbeeld mogelijkom grotere loopafstanden toe te staan dan het Bouwbesluit 2003 inbeginsel toestaat.Artikel 2.3.9 stelt in dergelijke gevallen eisen aan het gebruik, het

onderhoud en de controle van de rookbeheersingsinstallatie. Als

Staatsblad 2008 327 70

Page 88: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

waarborg dat daaraan is voldaan moet op ieder moment een geldig doorburgemeester en wethouders aanvaard document kunnen wordenovergelegd. Met de aanvaarding van een dergelijk document verklarenburgemeester en wethouders als het ware dat zij voldoende vertrouwenhebben dat een rookbeheersingsinstallatie die voorzien is van zo’ndocument voldoet aan de gestelde eisen. Met het begrip «geldig» wordt indit artikel bedoeld dat het document niet is verlopen.

Artikel 2.3.10 Verduisterde ruimten

Dit artikel stelt een eis aan ruimten voor meer dan 50 personen waarinhet gebruikelijk is om de normale verlichting te reduceren of uit teschakelen (theaters, bioscopen e.d.).In een dergelijke ruimte is oriëntatieverlichting noodzakelijk zodat

zonodig in het donker kan worden gevlucht. Het gaat bijvoorbeeld om hetaanlichten van het gangpad en traptreden naar een uitgang. Zie ook detoelichting op artikel 2.3.7, vluchtrouteaanduidingen.

Artikel 2.3.11 Valgevaarlijke aankleding van een ruimte

Het mag niet zo zijn dat de aankleding onder het plafond bij brand naarbeneden valt, met het risico van letsel voor in de ruimte aanwezige ofvluchtende personen of van blokkering van een vluchtroute. Om dit tevoorkomen worden in dit artikel eisen gesteld aan onder het plafondaangebrachte aankleding. In dit artikel worden eisen gesteld aan hetvalgedrag van de aankleding. Het gaat hier om tegen of onder een plafondaangebracht glas dat snijwonden kan veroorzaken (bijvoorbeeld spiegels;glas in een verlaagd plafond) en om textiel, folie en papier in eenhorizontale toepassing, waarin mensen verstrikt kunnen raken. In artikel2.1.3 worden eisen gesteld aan het brandgedrag van de aankleding. Deaankleding in een besloten ruimte zal aan de criteria van beide artikelenmoeten voldoen. De aankleding van een niet besloten ruimte behoeftuitsluitend aan dit artikel te voldoen.

Paragraaf 2.4 Handmatig bestrijden van brand

De voorschriften van deze paragraaf zijn gericht op het zo snel mogelijkkunnen bestrijden van een beginnende brand door de gebruikers van eenbouwwerk.

Artikel 2.4.1 Brandslanghaspel en pompinstallatie

Afdeling 2.21 van het Bouwbesluit 2003 bepaalt dat een bouwwerkzodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand moet hebben, dateen brand in dat bouwwerk binnen redelijke termijn kan worden geblust.Bij nieuwbouw moeten daarvoor bij de meeste gebruiksfunctiesbrandslanghaspels worden aangebracht. Met de aanwezigheid vanbrandslanghaspels wordt beoogd de gebruikers van het bouwwerk instaat te stellen een beginnende brand, die gewoonlijk slechts éénbrandhaard heeft, zelf te blussen.Met het eerste lid van dit artikel wordt zeker gesteld dat de op grond

van het Bouwbesluit 2003 voorgeschreven en geïnstalleerde brandslang-haspels daadwerkelijk functioneren. Men mag de brandslanghaspels nietweghalen en ook niet afsluiten.In het tweede lid wordt bepaald dat de brandslanghaspel eenmaal per

jaar moet worden gecontroleerd en onderhouden. Dit betekent datzonodig ook reparaties moeten worden uitgevoerd, maar beter nog datdefecten worden voorkomen. Zo is het van belang dat de slang tijdigwordt vervangen. Doel van het voorschrift is dat de goede werking van debrandslanghaspel te allen tijde gewaarborgd is.

Staatsblad 2008 327 71

Page 89: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Het derde lid stelt een eis aan het jaarlijkse onderhoud van eeneventueel ten behoeve van de brandslanghaspels aanwezigepompinstallatie.Het vierde lid schrijft een maandelijkse controle van een dergelijke

pompinstallatie voor. Het is dan onder meer nodig de pompinstallatieeven te laten draaien om de bedrijfszekerheid te waarborgen.

Artikel 2.4.2 Blusmiddelen en draagbare en verrijdbare blustoestellen

Dit artikel heeft betrekking op draagbare en verrijdbare blustoestellen.Mobiele blustoestellen hebben in het algemeen slechts een aanvullende

functie op de in het Bouwbesluit 2003 voorgeschreven brandslanghaspels.Daarom waren in de Mbv geen mobiele blustoestellen voorgeschreven.Een dergelijk voorschrift was eerder wel in de zogenoemde 8.40-amvb’sop grond van de Wet milieubeheer opgenomen.Het eerste lid bepaalt dat er, voor zover de aanwezige brandslang-

haspels onvoldoende zijn om een beginnende brand adequaat tebestrijden, er voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen aanwezigmoeten zijn. Of er voldoende brandslanghaspels aanwezig zijn wordtzowel voor nieuwbouw als voor bestaande bouw beoordeeld aan de handvan het nieuwbouwvoorschrift van artikel 2.192, derde lid, van hetBouwbesluit 2003. Als hieraan voldaan is dan is het aantal brandslang-haspels voldoende en zijn andere blusmiddelen in het algemeen nietnodig. Andere blusmiddelen kunnen wel nodig zijn als er als gevolg vanhet gebruik van een gebouw een situatie kan ontstaan waarbij water alsblusmiddel ontoereikend of gevaarlijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval bijeen kans op een vloeistofbrand of bij hoge elektrische spanningen. Ookkan het zijn dat, als gevolg van de specifieke inrichting van een ruimte, debij het berekenen van het aantal brandslanghaspels in het Bouwbesluit2003 gehanteerde uitgangspunten niet voldoende zijn. In de hiervoorbeschreven gevallen zal het noodzakelijk zijn om draagbare of verrijdbareblustoestellen te hebben.Het eerste lid biedt enige ruimte bij het beoordelen of het aantal en de

aard van de beschikbare handblusmiddelen voldoende is. Met NEN vindtmomenteel overleg plaats over de mogelijkheden NEN 4001: 2006«Projectering van draagbare en verrijdbare blustoestellen» zo aan tepassen, dat deze in dit lid kan worden aangewezen, waarmee aan ditvoorschrift een meer concrete invulling zal worden gegeven.In het tweede lid is voor kamergewijze verhuur aangegeven dat aan het

eerste lid is voldaan indien er ten minste een blustoestel in een gezamen-lijke keuken en ten minste een per bouwlaag in de gezamenlijke gang ofop de overloop aanwezig moet zijn. Gemeenten kunnen bij twijfel aan debrandveiligheid van kamergewijs verhuurde panden uiteraard gebruik-maken van de mogelijkheid om ter plekke te gaan controleren of hetvoorgenomen gebruik daadwerkelijk aan de voorschriften van dit besluitvoldoet. Zie ook de toelichting op paragraaf 2.12.Het derde lid regelt dat een draagbaar of verrijdbaar blustoestel ten

minste eenmaal per twee jaar op een adequate wijze wordt gecontroleerden onderhouden en dat die controle en dat onderhoud moet geschiedenovereenkomstig NEN 2559: 2001, inclusief wijzigingsblad A1: 2004. Doelvan dit voorschrift is de goede werking van het blustoestel te waarborgen.Het staat de gebruiker van het bouwwerk uiteraard vrij de blustoestellenvaker te laten inspecteren/controleren.

Artikel 2.4.3 Aanduiding blusmiddelen

Doel van dit voorschrift is dat de in het bouwwerk aanwezige personendirect kunnen zien waar de blusmiddelen zich bevinden. Een blusmiddeldat bijvoorbeeld is ingebouwd in een kast, of is aangebracht in een ruimte

Staatsblad 2008 327 72

Page 90: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

met allerlei zichtbelemmeringen, zoals magazijnstellingen, moet zijnaangeduid door een pictogram.

Paragraaf 2.5 Automatisch bestrijden van brand

De voorschriften van deze paragraaf zijn gericht op het waarborgen vande goede werking van een in het bouwwerk aanwezige automatischeblusinstallatie bij brand.

Artikel 2.5.1 Automatische brandblusinstallatie

Doel van dit voorschrift is dat de goede werking van een automatischebrandblusinstallatie te allen tijde gewaarborgd is.Een automatische brandblusinstallatie (bijvoorbeeld een sprinklerinstal-

latie) heeft tot doel een beginnende brand te blussen of een brand ondercontrole te houden, zodat de omvang van de brand beperkt wordt. HetBouwbesluit 2003 schrijft een dergelijke installatie niet voor. Wel kan deautomatische brandblusinstallatie een rol spelen bij een beroep opgelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.4 van dit besluit of artikel 1.5 vanhet Bouwbesluit 2003 (bijvoorbeeld als alternatief voor bouwkundigebrandwerende voorzieningen). Ook is het mogelijk een automatischebrandblusinstallatie te installeren als onderdeel van de invulling van defunctionele brandveiligheidseisen van de afdelingen 2.22 (grote brand-compartimenten) en 2.23 (hoge en ondergrondse gebouwen) van hetBouwbesluit 2003. Verder worden soms automatische brandblus-installaties geplaatst op grond van de Wet milieubeheer.Dit artikel eist voor dergelijke bij of krachtens de Woningwet voorge-

schreven automatische brandblusinstallaties een geldig door burge-meester en wethouders aanvaard document. Met de aanvaarding van eendergelijk document verklaren burgemeester en wethouders als het waredat een brandblusinstallatie die voorzien is van zo’n document adequaatfunctioneert, wordt onderhouden en gecontroleerd. Dit document moetdesgevraagd te allen tijde kunnen worden overgelegd aan de gemeente.Met het begrip «geldig» wordt bedoeld dat het document niet verlopenmag zijn.

Paragraaf 2.6 Voor de brandweer noodzakelijke voorzieningen

De voorschriften van deze paragraaf zijn gericht op het zo snel enadequaat mogelijk kunnen inzetten van de brandweer bij een brand.

Artikel 2.6.1 Bereikbaarheid bouwwerk voor brandweer

Op grond van de bouwverordening of het bestemmingsplan kunnenvoorschriften van stedenbouwkundige aard zijn gesteld, gericht op debereikbaarheid voor hulpdiensten zoals de brandweer. Dit artikel beoogtte regelen dat de voorzieningen van stedenbouwkundige aard voldoendebruikbaar zijn voor de brandweer (en andere hulpdiensten).In het eerste lid is bepaald dat op een voorgeschreven verbindingsweg

geen obstakels aanwezig zijn die de voor de doorgang van brandweer-voertuigen benodigde vrije hoogte en breedte blokkeren. Zo mag eendergelijke weg niet worden geblokkeerd door geparkeerde auto’s ofoverhangende takken.Het tweede lid geeft een soortgelijk voorschrift voor een opstelplaats

van het brandweervoertuig. Een brandweervoertuig moet nabij hetgebouw kunnen worden geplaatst.Het derde lid bepaalt dat een verbindingsweg als bedoeld in het eerste

lid, of een opstelplaats als bedoeld in het tweede lid, niet zodanig mag zijnafgesloten dat dit de brandweer onnodig hindert.

Staatsblad 2008 327 73

Page 91: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.6.2 Aanwezigheid en kwaliteit brandweeringang

Om een snelle en adequate inzet mogelijk te maken, moet de brandweereen bouwwerk op eenvoudige wijze kunnen betreden. Het is van grootbelang dat de brandweer direct weet waar het gebouw kan wordenbetreden, bijvoorbeeld wanneer de brandweer moet assisteren bij deontruiming van het bouwwerk.Dit artikel stelt specifieke eisen aan bouwwerken met een brandmeld-

installatie met doormelding.Het eerste lid geeft aan dat een bouwwerk met een brandmeldinstallatie

met doormelding een brandweeringang moet hebben. In artikel 2.2.1 ende daarbij behorende bijlage I is bepaald wanneer een bouwwerk eenbrandmeldinstallatie met doormelding moet hebben.Indien het bouwwerk meerdere toegangen heeft, wordt in overleg met

de brandweer een of meer van die toegangen als brandweeringangaangewezen. De brandweer zal hierbij rekening houden met de mogelijk-heden om vanaf de specifieke toegang of toegangen de brandweerinzetgoed te kunnen organiseren en uitvoeren.In het tweede lid zijn eisen gesteld aan het ontsluitingsmechanisme van

de brandweeringang. Deze ingang moet bij brand of automatisch opengaan of kunnen worden geopend met een systeem dat in overleg met debrandweer is bepaald, bijvoorbeeld met een «brandweersleutel».

Artikel 2.6.3 Brandweerlift

Op grond van afdeling 2.20 van het Bouwbesluit 2003 moet eenbouwwerk zodanig zijn, dat personen kunnen worden gered en brand kanworden bestreden. In sommige gevallen (bijvoorbeeld hoogbouw) kan datmeebrengen dat in het bouwwerk een brandweerlift aanwezig moet zijn.Een brandweerlift moet volgens het Bouwbesluit 2003 voldoen aanNEN-EN 81-72 (uitgave 2003, gecorrigeerd in de Regeling Bouwbesluit2003). Met de aanwezigheid van zo’n lift wordt de brandweer in staatgesteld om in geval van brand langs veilige weg hoger gelegen verdie-pingen te bereiken, zodat zij het bouwwerk kan doorzoeken op achterge-bleven personen en een beginnende brand kan bestrijden met materieeldat met de lift is aangevoerd.Als een lift is aangemerkt als brandweerlift, dan moet de brandweer er,

omwille van zijn veiligheid, op kunnen vertrouwen dat deze lift volgens deeisen functioneert. Daarom is in dit artikel bepaald dat elke brandweerlift,dus ook een brandweerlift die niet is voorgeschreven, aan een adequatejaarlijkse controle en onderhoudsbeurt wordt onderworpen.Dit voorschrift is nodig aangezien de voorgeschreven periodieke

controle van liften op grond van het Warenwetbesluit Liften, niet toezietop veiligheidsaspecten die specifiek zijn voor een brandweerlift zoalsschachtventilatie.Wordt niet (meer) voldaan aan de voorschriften van dit artikel dan kan

en mag de lift niet worden aangemerkt als brandweerlift om onbedoeldgebruik bij brand te voorkomen.

Paragraaf 2.7 Blusvoorzieningen

De voorschriften van deze paragraaf zijn gericht op het zo snel mogelijkkunnen blussen van een brand door de brandweer.

Artikel 2.7.1 Blusleiding en pompinstallatie

Het Bouwbesluit 2003 schrijft in bepaalde gevallen (afdeling 2.21) eenblusleiding voor. Ook in het kader van gelijkwaardigheid en het bouwenvan hoge of ondergrondse gebouwen kan een blusleiding noodzakelijkzijn. In bepaalde gevallen, met name bij gebouwen met een vloer van een

Staatsblad 2008 327 74

Page 92: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

verblijfsgebied boven de 70 meter, is de opvoerhoogte van de pomp vaneen brandweerwagen onvoldoende, zodat het niet mogelijk is deblusleiding te laten functioneren zonder pompinstallatie. In dergelijkegevallen kan op grond van afdeling 2.23 van het Bouwbesluit 2003 eenpompinstallatie zijn voorgeschreven. In al deze gevallen is sprake van bijof krachtens de wet voorgeschreven blusleidingen en pompinstallaties,waaraan in dit artikel eisen aan controle en onderhoud worden gesteld.In het eerste lid is bepaald dat een voorgeschreven blusleiding ten

minste eenmaal per jaar moet worden gecontroleerd en onderhouden opadequate wijze.In het tweede lid is voor de bij een blusleiding behorende pomp-

installatie bepaald dat deze ten minste een maal per jaar op adequatewijze moet worden onderhouden.In het derde lid is bepaald dat een dergelijke pompinstallatie ten minste

een maal per maand moet worden gecontroleerd. Deze controle isbedoeld om na te gaan of de pompinstallatie nog functioneert en kanderhalve relatief eenvoudig zijn.Het vierde lid stelt meer gedetailleerde eisen aan het testen van een

blusleiding en een pompinstallatie. Bij oplevering en eenmaal in de vijfjaar moet getest worden volgens NEN 1594: 2006.

Artikel 2.7.2 Brandkraan en bluswaterwinplaats

Op grond van de bouwverordening of het bestemmingsplan kunnenvoorschriften van stedenbouwkundige aard zijn gesteld, gericht op debeschikbaarheid en bereikbaarheid van bluswater. Het betreft dan vooralvoorschriften over de verplichte aanwezigheid van een bluswater-voorziening nabij bouwwerken en gebouwen waarin veel personen bijeenkomen, zoals een voetbalstadion of een groot theatercomplex.Voorbeelden van dergelijke bluswatervoorzieningen zijn: een brandkraanof andere aansluiting op het drinkwater- of ander waterleidingnet, eenblusvijver, oppervlaktewater, een waterput of een bron.Het eerste lid regelt dat de op grond van dergelijke voorschriften

vereiste brandkranen en bluswaterwinplaatsen altijd direct bereikbaarmoeten zijn. Zo kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om maatregelen tetreffen om te voorkomen dat een bluswatervoorziening wordt geblokkeerddoor parkerende auto»s of andere objecten.Het tweede lid bepaalt dat bij of krachtens de wet voorgeschreven

brandkranen en bluswaterwinplaatsen op adequate wijze wordenonderhouden.

Paragraaf 2.8 Mobiele radiocommunicatie

Het voorschrift van deze paragraaf heeft tot doel bij calamiteiten eeneffectieve communicatie tussen publieke hulpverleners binnen en buitenspecifieke bouwwerken mogelijk te maken.

Artikel 2.8.1 Communicatiesysteem hulpverleningsdiensten

Bij een calamiteit is adequate communicatie tussen publieke hulpver-leners essentieel om goed te kunnen functioneren. In het algemeen zijnhiervoor geen extra voorzieningen nodig. In dit artikel is voorbouwwerken die toegankelijk zijn voor grote aantallen bezoekers en voorwegtunnels met een tunnellengte van meer dan 250 m wel een specifiekvoorschrift gegeven. In dergelijke gevallen kunnen bijzondere voorzie-ningen voor een adequate mobiele radiocommunicatie tussenhulpverleningsdiensten binnen en buiten dat bouwwerk nodig zijn. Bijwegtunnels met een tunnellengte van meer dan 250 m is altijd eendergelijke installatie nodig. Bij bouwwerken die voor grote aantallenbezoekers toegankelijk zijn is de noodzaak van een dergelijke installatie

Staatsblad 2008 327 75

Page 93: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Daarbij kunnen ondermeer een rol spelen de reeds beschikbare dekking van het communicatie-netwerk van publieke hulpverleningsdiensten in en buiten het bouwwerk,het aantal personen en de complexiteit of omvang van het gebouw.De reeds beschikbare dekking van het zogenoemde C2000-systeem zal

in de meeste gevallen voldoende zijn.C2000 is een landelijk digitaal radionetwerk ten behoeve van de mobiele

communicatie van de Nederlandse hulpverleningsdiensten. Dit radio-netwerk garandeert buitenshuis een dekking van 95%, naar tijd en plaatsgemeten vanaf een op de heup gedragen portofoon. In de praktijkbetekent dit dat de hulpverlener in Nederland altijd en overal buitenshuiseen verbinding tot stand kan brengen met collega’s of met de meldkamerof alarmcentrale. Door de wijze waarop het C2000-radionetwerk isontworpen zal in veel gevallen ook sprake zijn van binnenhuisdekking. Ditis echter sterk afhankelijk van de aard en ligging van het bouwwerk. Hetontbreken van binnenhuisdekking kan soms tot bezwaarlijke situatiesleiden in voor het grote publiek toegankelijke bouwwerken zoals voetbal-stadions, grote overdekte winkelcentra, luchthavengebouwen, stations enondergrondse bouwwerken zoals auto-, trein- en metrotunnels. Dergelijkelocaties worden in C2000-jargon aangeduid als special coverage locations(SCL’s). In die gevallen kan vanuit de operationele werkwijze van dehulpverleningsdiensten soms worden volstaan met plaatselijke entijdelijke dekkingsmaatregelen zoals direct mode of operations (DMO) ofmet een zogenoemde DMO-TMO-gateway.Voordat burgemeester en wethouders in het kader van artikel 2.8.1

aanvullende eisen kunnen stellen moeten zij vaststellen of debouwwerken op een SCL-locatie liggen en of er zonder aanvullendevoorzieningen in die SCL onvoldoende binnenhuisdekking is van hetbestaande radionetwerk (C2000). Is die dekking er niet (of niet in hetgehele bouwwerk), dient te worden bepaald of DMO of DMO-TMO eenvoldoende oplossing biedt. Pas wanneer dat laatste niet het geval is moetop grond van artikel 2.8.1 voor die locatie worden gezocht worden naareen meer structurele oplossing voor adequate binnenhuisdekking.

Paragraaf 2.9 Overige bepalingen brandveilig gebruik

Deze paragraaf bevat als vangnetbepaling het zogenoemde «kapstok-artikel» voor brandveilig gebruik. Met dit «kapstokartikel» is beoogd eenalgemene verbodsbepaling te geven die toeziet op de brandveiligheid vaneen gebruikssituatie waarin niet is voorzien door de specifiekevoorschriften van dit besluit. Het artikel is bedoeld om burgemeester enwethouders een juridische «kapstok» te bieden voor ingrijpen wanneer zijin een individueel geval geconfronteerd worden met een situatie waarin –ook indien het gebruik voldoet aan de voorschriften van dit besluit – hetbrandveilig gebruik van het betreffende bouwwerk onvoldoendegewaarborgd is. Het gaat hier om een geclausuleerde bevoegdheid dieuitsluitend kan worden toegepast in de in artikel 2.9.1, onderdelen a tot enmet d, genoemde omstandigheden.Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de gemeente op grond van de

voorschriften van deze paragraaf generiek aanvullende of nadere eisenstelt in die gevallen die reeds geregeld zijn in de andere voorschriften vandit besluit. Voorts moeten de geëiste maatregelen altijd in verhoudingstaan tot het te bestrijden risico. De gemeente zal bij een beroep op dit«kapstokartikel» de noodzaak hiervan moeten kunnen aantonen.In vergelijking met de vangnetbepaling die tot de inwerkingtreding van

dit besluit was opgenomen in de Mbv is de reikwijdte van dit voorschriftbeperkter. De vangnetbepaling van de Mbv had ook betrekking opsituaties waarin geen sprake is van brand of brandgevaar en wel vanhinder voor derden (zoals het op hinderlijke wijze verspreiden van rook,roet, walm of stof, bijvoorbeeld door het verbranden van tuinafval of

Staatsblad 2008 327 76

Page 94: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

snoeihout). De vangnetbepaling van dit besluit heeft daarop geenbetrekking. Op grond van artikel 8, tweede lid, van de Woningwet staat hetgemeenten echter vrij om dergelijke voorschriften die geen betrekkinghebben op het brandveilig gebruik van bouwwerken in de gemeentelijkebouwverordening te blijven opnemen.

Artikel 2.9.1 Voorkomen van belemmeringen en hinder

Dit kapstokartikel bevat een algemene verbodsbepaling met eenoverzicht van de vormen van belemmeringen en hinder die kunnen leidentot het ontstaan van een gevaarlijke situatie bij brand.Bij de daarin beschreven gedragingen gaat het in de ruimste zin van het

woord om het verbieden van activiteiten die brandgevaar kunnenvergroten of leiden tot belemmeringen bij de bestrijding van brand en hetuitvoeren van blus- of reddingswerkzaamheden.Enkele voorbeelden van situaties waarin een beroep op het kapstok-

artikel noodzakelijk kan zijn:– indien brandgevaar wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld het opslaan

van brandbaar materiaal of het verzamelen van afval in een onveiligopgestelde container (onderdeel a);– indien een vluchtroute obstakels bevat die brandgevaar opleveren of

snel vluchten bij brand onmogelijk maken (onderdelen a en c);– indien de terugloopruimte van een roltrap niet goed wordt schoonge-

houden. In een dergelijke ruimte opgehoopt stof, vet en vuil kan leiden totbrandgevaar (onderdeel a).

Paragraaf 2.10 Beschikbaarheid gegevens en bescheiden

De voorschriften van deze paragraaf hebben betrekking op de beschik-baarheid van gegevens en bescheiden over de staat van de brandbe-veiligingsvoorzieningen van het bouwwerk alsmede over het ter inzagegeven van gegevens en bescheiden aan degenen die met het toezicht opde naleving van de voorschriften van dit besluit zijn belast. Doel van dievoorschriften is om effectieve en efficiënte uitoefening van dat toezicht inhet concrete geval mogelijk te maken.

Artikel 2.10.1 Logboek

Het eerste lid schrijft in alle gevallen waarin voorschriften uit hoofdstuk2 van toepassing zijn een logboek voor. Dit lid moet in samenhang metartikel 1.3, de reikwijdtebepaling, worden gelezen.Op basis hiervan kan in zijn algemeenheid worden geconcludeerd dat

met name voor de reguliere woonfunctie en voor «overige kleinegebruiksfuncties» met een gebruiksoppervlakte kleiner dan 50 m2 die nietvoor het publiek toegankelijk zijn, geen logboek nodig is.Indien een bouwwerk waarvoor een logboek is voorgeschreven,

onderdeel is van een samenhangend geheel van bouwwerken ophetzelfde terrein of met elkaar samenhangende terreinen hoeft niet perbouwwerk een logboek te worden bijgehouden maar kan worden volstaanmet één logboek dat op alle bouwwerken op dat terrein of die terreinenbetrekking heeft. Hierbij kan, bijvoorbeeld, worden gedacht aan eenfabriekscomplex waarin de bedrijfsactiviteiten verspreid over meerdereproductieloodsen, opslagloodsen en kantoorruimten plaatsvinden of aaneen scholencomplex dat uit meerdere onderwijsgebouwen bestaat.Het logboek moet desgevraagd onmiddellijk ter inzage worden gegeven

aan degenen die met het toezicht op de naleving van dit besluit zijn belast.Dit kan de politie zijn (algemene opsporingsbevoegdheid), bouw- enwoningtoezicht (voorschriften bouwverordening) of de brandweer(brandveiligheidsvoorschriften).

Staatsblad 2008 327 77

Page 95: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Het tweede lid bepaalt dat, wanneer een logboek is voorgeschreven, diteen volledig en chronologisch overzicht moet bevatten van alle in hetkader van brandveilig gebruik relevante gebeurtenissen.Het gaat hier om een overzicht van buitengebruikstellingen,

onderhouds- en controleactiviteiten en storings- en alarmmeldingen vande in dit hoofdstuk opgenomen installaties, te weten:– doorvoeren (artikelen 2.1.6 en 2.3.4);– brandmeld- en de ontruimingsalarminstallaties (artikelen 2.2.1 en

2.3.6);– deuren met panieksluiting (artikel 2.3.5);– vluchtrouteaanduidingen (artikel 2.3.7);– noodverlichtingsinstallaties (artikel 2.3.8);– rookbeheersingssystemen (artikel 2.3.9);– brandslanghaspels en de daarbij behorende pompinstallatie (artikel

2.4.1);– mobiele blustoestellen (artikel 2.4.2);– automatische brandblusinstallaties (artikel 2.5.1);– brandweerliften (artikel 2.6.3);– blusleidingen en de daarbij behorende pompinstallatie (artikel 2.7.1.);– installaties die mobiele communicatie tussen publieke hulpverleners

mogelijk maken (artikel 2.8.1).Het derde lid schrijft voor dat verder in het logboek moeten worden

opgenomen:– de documenten als bedoeld in de artikelen 2.1.7, 2.2.1, achtste lid,

2.3.9 en 2.5.1;– het ontruimingsplan (artikel 2.3.6) en verslagen van ontruimings-

oefeningen.Het spreekt voor zich dat wanneer de hierboven bedoelde installaties en

documenten niet aanwezig behoeven te zijn geen logboek nodig is.

Paragraaf 2.11 Gebruiksvergunning

Deze paragraaf bevat voorschriften over het vereiste van de gebruiks-vergunning.

Artikel 2.11.1 Gebruiksvergunningplicht

In het eerste lid van dit artikel is bepaald in welke gevallen het verbodenis om zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning een bouwwerkin gebruik te nemen of te gebruiken. Zoals eerder is aangegeven,waarborgen de voorschriften van dit besluit samen met de van toepassingzijnde voorschriften van het Bouwbesluit 2003 (en eventuele Arbovoor-schriften en voorschriften op grond van de Wet milieubeheer) in principeeen voldoende mate van brandveiligheid. Bij een aantal van de meestrisicovol geachte vormen van gebruik is echter gekozen voor eenpreventieve beoordeling door het voorschrijven van een gebruiks-vergunning. Onder «meest risicovol» wordt in dit verband verstaan: eenverhoogde kans op negatieve gevolgen van een eenmaal uitgebrokenbrand voor de veiligheid van personen. Het gaat om de aanwezigheid vangrotere aantallen mensen in een wellicht kwetsbare situatie of om minderzelfredzame mensen. Een vergunning is daarom voorgeschreven voor:a. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk voor zover

daarin bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zalworden verschaft aan meer dan 10 personen (zoals penitentiaire inrich-tingen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, hotels en pensions);b. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk voor zover

daarin dagverblijf zal worden verschaft aan meer dan 10 personen jongerdan 12 jaar (zoals kinderdagverblijven en basisscholen) of meer dan10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen (zoals dagopvangvoor die groepen).

Staatsblad 2008 327 78

Page 96: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

In het tweede lid is bepaald dat in de plaatselijke bouwverordening kanworden afgeweken van het in het eerste lid onder a genoemde aantalpersonen. Een gemeente kan bijvoorbeeld bepalen dat bij het verstrekkenvan nachtverblijf een gebruiksvergunning is vereist bij een anderminimum aantal personen. Dat aantal kan dus lager of hoger dan10 liggen.

Artikel 2.11.2 Aanvraag gebruiksvergunning

In dit artikel zijn de procedurele voorschriften voor het aanvragen vaneen gebruiksvergunning opgenomen. Het hierbij gevolgde systeem isgebaseerd op het systeem van het Besluit indieningsvereisten aanvraagbouwvergunning en de Regeling indieningsvereisten aanvraag bouwver-gunning.In het eerste lid is bepaald dat indiening van de aanvraag moet worden

gedaan bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin hetbouwwerk geheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen.In het tweede lid is bepaald dat een aanvraag moet worden gedaan op

een door de minister vastgesteld formulier. Burgemeester en wethoudersstellen dit formulier op zijn verzoek aan de aanvrager ter beschikking. Degemeente mag niets aan het formulier veranderen of toevoegen, behalvede adresgegevens en het logo van de gemeente. Het aanvraagformulierzal na vaststelling ook te downloaden zijn via www.vrom.nl.Het derde lid heeft betrekking op de gegevens en bescheiden die bij de

aanvraag om gebruiksvergunning moeten worden ingediend. Bij deaanvraag moeten twee soorten tekeningen worden aangeleverd: eensituatieschets van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft(schaal niet kleiner dan 1:1000; voorzien van noordpijl) en eenplattegrondtekening per bouwlaag van dat bouwwerk (schaal niet kleinerdan 1:100 bij een gebouw met een brutovloeroppervlakte van minder dan10.000 m2 en niet kleiner dan 1:200 bij een grotere oppervlakte). Eenschaal niet kleiner dan 1:1000 betekent dat een schaal van, bijvoorbeeld,1:1500 niet is toegestaan maar, bijvoorbeeld, 1:500 wel.De bedoelde gegevens en bescheiden moeten bij de vergunning-

aanvraag worden aangeleverd. Wanneer de verstrekte gegevens enbescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag ofvoor de voorbereiding van de beschikking op die aanvraag kunnenburgemeester en wethouders besluiten om de aanvraag niet te behan-delen. Zij moeten de aanvrager dan eerst de gelegenheid hebben gegevende aanvraag binnen een door hen gestelde termijn aan te vullen.Op de plattegrondtekening(en) moeten de in de onderdelen a tot en met

d van het derde lid genoemde gegevens worden aangegeven. Het gaatom een uitputtende opsomming. De aanvrager is dus niet verplicht ommeer gegevens aan te leveren. Soms kan met het aanleveren van mindergegevens worden volstaan. Wanneer de aanvraag om gebruiks-vergunning geen betrekking heeft op het gehele bouwwerk maar alleenop een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld wanneer maar één verdieping vaneen gebouw van tien verdiepingen wordt gebruikt als kinderdagverblijf)hoeven op de plattegrondtekening(en) slechts de gegevens te wordenverstrekt die samenhangen met het brandveilig gebruik van dat gedeelte.In dit voorbeeld hoeven alleen de gegevens te worden aangeleverd diebetrekking hebben op de verdieping waarop dat kinderdagverblijf isgevestigd en op de overige verdiepingen voor zover daarop voorzie-ningen als genoemd in onderdeel d aanwezig zijn die voor het brandveiliggebruik van het kinderdagverblijf van belang zijn (zoals de vluchtroute dievanaf het kinderdagverblijf naar een veilige plaats buiten dat gebouwvoert; de plaats van de vluchtroute-aanduidingen in die vluchtroute; dedraairichting van deuren in die vluchtroute; de plaats van de brandweer-ingang, brandweerlift, de sleutelkluis of -buis en het brandmeldpaneel inhet gebouw). Verder hoeft op de plattegrondtekening(en) de plaats van de

Staatsblad 2008 327 79

Page 97: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

in onderdeel d bedoelde voorzieningen alleen te worden aangegeven voorzover de betreffende voorziening op de betreffende bouwlaag aanwezigis. Wanneer in het bouwwerk, bijvoorbeeld, geen droge blusleiding ofbrandweerlift aanwezig is, hoeft de plaats daarvan niet te wordenaangegeven. Ook kunnen burgemeester en wethouders van oordeel zijndat weliswaar niet alle mogelijk van toepassing zijnde gegevens uit deopsomming zijn aangeleverd maar de wel aangeleverde gegevens reedsvoldoende zijn om te kunnen beoordelen of het gebruik voldoet aan de bijof krachtens de Woningwet geldende brandveiligheidseisen. Bijvoorbeeld:het aanleveren van een zogenoemd stoelenplan is in het algemeen slechtszinvol als het gaat om een (gedeelte van) een bouwwerk met eenbijeenkomstfunctie waarin veel personen tegelijk aanwezig zullen zijn(zoals een bioscoop, theater of zalencentrum); bij andere gebouwen (zoalskantoorgebouwen) is dat in het algemeen niet zinvol (zie verder hierna,onder Ad onderdeel c). Verder houdt de formulering van het derde lid indat gegevens waarover burgemeester en wethouders reeds beschikkenniet nogmaals behoeven te worden aangeleverd.Ad onderdeel b: Inherent aan een plattegrondtekening per bouwlaag is

dat daarop is aangegeven hoe de bouwlaag ruimtelijk is ingedeeld. Dietekening zal derhalve de bouwkundige indeling van de bouwlaaginzichtelijk moeten maken, zodat voldoende duidelijk is welke ruimten diebouwlaag omvat en waar de trappen, liften en dergelijke zich bevinden.Ad onderdeel c: Met «opstelling van inventaris en van inrichtings-

elementen als bedoeld in de artikelen 2.3.1 en 2.3.2» is het hiervoor reedsgenoemde stoelenplan bedoeld. Zo’n stoelenplan maakt inzichtelijk welkevluchtmogelijkheden personen in de betreffende ruimte – gegeven deopstelling van de inventaris en de inrichtingselementen – bij brandhebben. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een vast en eenvariabel stoelenplan. Een vast stoelenplan heeft betrekking op situatiesmet een permanente opstelling van inventaris en inrichtingselementen,zoals aan de vloer bevestigde inventaris en inrichtingselementen(bijvoorbeeld de stoelen in een bioscoopzaal, de bar in een café en hetvaste podium in een muziek- of theaterzaal). Een variabel stoelenplanheeft betrekking op situaties met een wisselende opstelling van inventarisen inrichtingselementen, zoals niet aan de vloer bevestigde inventaris eninrichtingselementen (bijvoorbeeld de tafels en stoelen in een zalen-centrum en stands en kramen in beursruimten).Indien in een ruimte meer dan 25 personen tegelijk zullen verblijven,

dient op de plattegrondtekening ten aanzien van die ruimte te wordenaangegeven welk maximum aantal personen tegelijk in die ruimte zullenverblijven.Ad onderdeel d: Voor zover de betreffende norm (NEN 1414: 2007)

daarin voorziet, moeten de in onderdeel d genoemde voorzieningen op deplattegrondtekening(en) worden aangeduid met de symbolen die in dezenorm zijn opgenomen. Voor zover die norm daarin niet voorziet (hetgeenten aanzien van noodverlichting en oriëntatieverlichting als bedoeld inartikel 2.3.10 het geval is), moet de plaats van de voorziening op anderewijze op de tekening(en) worden aangegeven. Als hulpmiddel voorhetaankleden van een plattegrondtekening met die symbolen is eentekenmodule ontwikkeld die gratis beschikbaar is (zie www.vrom.nl).In het vierde lid is bepaald dat de aanvrager van een gebruiks-

vergunning bij de toepassing van een gelijkwaardige oplossing alsbedoeld in artikel 1.4, naast de in het derde lid genoemde gegevens ookgegevens en bescheiden moet overleggen waarmee deze gelijkwaar-digheid kan worden aangetoond.In het vijfde lid is aangegeven dat het aanvraagformulier en de te

verstrekken gegevens en bescheiden worden ingediend in drievoud.In het zesde lid staat aangegeven dat een aanvraag betrekking kan

hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaarsamenhangende terreinen. Dit is van belang om voor bijvoorbeeld een

Staatsblad 2008 327 80

Page 98: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

gezondheidszorgcomplex, bestaande uit meerdere gebouwen gelegen opaangrenzende terreinen, één vergunning te kunnen aanvragen.

Artikel 2.11.3 Afhandeling aanvraag gebruiksvergunning

In het eerste lid is bepaald dat burgemeester en wethouders binnen12 weken na ontvangst de beslissing nemen, waarbij de beslissingeenmaal voor een periode van hoogstens zes weken kan wordenuitgesteld. Dit betekent ook dat om het voorgenomen gebruik mogelijk temaken de vergunning tijdig moet worden aangevraagd.In het tweede lid is een aanhoudingsregeling opgenomen. De beslissing

op de aanvraag om gebruiksvergunning wordt aangehouden indien ereen bouwvergunning nodig is en nog niet op de aanvraag om bouwver-gunning is beslist en in geval van een aanschrijving op grond van deWoningwet wegens strijd met het Bouwbesluit 2003. De aanschrijvingmoet dan zijn verzonden voordat de beslissing op de aanvraag omgebruiksvergunning is genomen.In het derde lid is bepaald dat de aanhouding eindigt zes weken nadat

beslist is op de aanvraag om bouwvergunning dan wel zes weken nadat isvoldaan aan de aanschrijving. Overigens zijn op de afhandeling van deaanvraag om gebruiksvergunning de algemene uitgangspunten van deAlgemene wet bestuursrecht van toepassing. Met andere woorden als deverstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn, stellen burge-meester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om de gegevensbinnen een redelijke door hen gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 2.11.4 Voorwaarden gebruiksvergunning

Het eerste lid betreft het stellen van inhoudelijke voorwaarden. In degebruiksvergunningprocedure wordt door burgemeester en wethoudersbeoordeeld of en, zo ja, onder welke voorwaarden het voorgenomengebruik van het bouwwerk wel voldoende brandveilig kan worden geacht.Wanneer het voorgenomen gebruik niet voldoende brandveilig is,

beoordeeld naar de uitgangspunten van dit besluit, kunnen burgemeesteren wethouders in de te verlenen gebruiksvergunning aanvullendevoorschriften over het brandveilig gebruik opnemen. Deze aanvullendevoorwaarden kunnen uitsluitend worden gesteld wanneer zij in hetspecifieke geval noodzakelijk zijn in het kader van het voorkomen,beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand.De noodzaak om in een specifiek geval nadere voorwaarden te stellen,moet door burgemeester en wethouders te allen tijde kunnen wordengemotiveerd. Bij het stellen van nadere voorwaarden wordt veelalgedacht aan het beperken van het maximaal toe te laten aantal personenin een bouwwerk.In het geval dat de vergunningaanvrager meer personen tegelijk in (een

deel van) het bouwwerk wil gaan toelaten dan op grond van dit besluit,het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 maximaal istoegestaan kan daar op grond van genoemde besluiten tegen wordenopgetreden. Er is dan niet zozeer sprake van het stellen van naderevoorwaarden aan de gebruiksvergunning maar van het handhaven van deregelgeving. Het is ten slotte niet mogelijk om op grond van dit artikelnadere voorwaarden te stellen die op grond van dit besluit reeds alsalgemene voorwaarden op het gebruik van het bouwwerk van toepassingzijn. Ook mogen de aanvullende voorwaarden geen bouwtechnische eisenbetreffen. Bouwtechnische eisen worden uitsluitend op grond van hetBouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 gesteld. In het gevaldat een ondernemer bij de indiening van zijn aanvraag uitgaat van eenvluchtmogelijkheid van 200 personen per minuut per meter deurbreedtebetekent het bovenstaande dat burgemeester en wethouders het aantal

Staatsblad 2008 327 81

Page 99: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

personen niet verder mogen terugbrengen dan het in het Bouwbesluit2003 opgenomen aantal van 135 personen per minuut.De nadere voorwaarden kunnen in uitzonderlijke situaties ook een

beperking van het soort voorgenomen gebruik inhouden. Zoals hierbovenaangegeven moeten burgemeester en wethouders dit dan kunnenmotiveren.Wanneer burgemeester en wethouders in de procedure vaststellen dat

ook met aanvullende voorschriften geen voldoende brandveilig gebruikkan worden bereikt, moet de gebruiksvergunning worden geweigerd. Nietelk bouwwerk is immers voor elke vorm van gebruik geschikt. Dat neemtoverigens niet weg dat het de aanvrager van de gebruiksvergunninguiteraard vrijstaat om het bouwwerk en/of het voorgenomen gebruikdaarvan op vrijwillige basis zodanig aan te passen dat hij alsnog voor eengebruiksvergunning in aanmerking komt.Het tweede lid biedt de mogelijkheid om bij een aanvraag om

vergunning voor tijdelijk of seizoensgebonden gebruik van een bouwwerkin de vergunning te bepalen dat de vergunning voor een bepaalde periodeof voor bepaalde tijdvakken in het kalenderjaar wordt verleend.

Artikel 2.11.5 Weigeren gebruiksvergunning

Een gebruiksvergunning is een gebonden beschikking. In dit artikel isprecies bepaald wanneer de vergunning moet worden geweigerd, in alleandere gevallen moet de vergunning worden verleend. De vergunningmag slechts en moet worden geweigerd indien de voorgenomen wijzevan gebruik van het bouwwerk in relatie tot de beoogde gebruiksfunctieniet brandveilig is en naar het oordeel van burgemeester en wethoudersook niet door het stellen van aanvullende voorwaarden (zie de toelichtingop artikel 2.11.4) brandveilig gemaakt kan worden of indien de bouwver-gunning is geweigerd.

Artikel 2.11.6 Wijzigen en intrekken gebruiksvergunning

Een gebruiksvergunning heeft in principe een onbeperkte geldig-heidsduur, de vergunning kan echter wel worden gewijzigd ofingetrokken.In het eerste lid is bepaald dat burgemeester en wethouders de

gebruiksvergunning kunnen wijzigen bij een verandering van inzichten ofomstandigheden. Het moet gaan om een wijziging van inzichten of omeen wijziging van omstandigheden gelegen buiten het bouwwerk die eenrol speelden bij het verlenen van de gebruiksvergunning. Deze nieuweinzichten of omstandigheden moeten zo anders zijn dat een ongewijzigdeinstandhouding van de vergunning niet kan worden geaccepteerd.Het tweede lid geeft aan in welke nauwkeurig omschreven gevallen

burgemeester en wethouders de gebruiksvergunning kunnen intrekken.Dit is het geval indien:a. de vergunning op grond van onjuiste of onvolledige gegevens is

verleend;b. de vergunninghouder voorwaarden van de vergunning niet nakomt;c. binnen 30 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning

daarvan geen gebruik is gemaakt;d. gedurende een aansluitende periode van 30 weken of langer geen

gebruik van de vergunning is gemaakt;e. er sprake is van een verandering van inzichten of omstandigheden

gelegen buiten het bouwwerk, opgetreden na het verlenen van devergunning, en het niet mogelijk blijkt door het wijzigen van de gebruiks-vergunning het belang waarvoor de vergunning oorspronkelijk is verleendvoldoende te beschermen. Wanneer er sprake is van dergelijke gewijzigdeinzichten of omstandigheden zal er een belangenafweging moetenplaatsvinden;

Staatsblad 2008 327 82

Page 100: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

f. de vergunninghouder dit verzoekt.Het derde lid bepaalt dat de houder van de vergunning in de

gelegenheid moet worden gesteld zijn zienswijze te geven, voordatburgemeester en wethouders beslissen tot intrekken of wijzigen.

Paragraaf 2.12 Gebruiksmelding

Deze paragraaf bevat voorschriften over het vereiste van gebruiks-melding. Zoals ook toegelicht bij paragraaf 2.11.1 inzake de gebruiks-vergunningplicht waarborgen de voorschriften van de paragrafen 2.1 toten met 2.9 in combinatie met verder van toepassing zijnde voorschriftenzoals het Bouwbesluit 2003 in principe een voldoende mate van brand-veiligheid. In een beperkt aantal gevallen is gekozen voor een preventievebeoordeling door het voorschrijven van een gebruiksvergunning. In eenbeperkt aantal andere gevallen, waarbij er sprake is van een relatief hogevoorgenomen bezetting van een bouwwerk is ervoor gekozen om hetgebruik van dat bouwwerk meldingplichtig te maken. Het gaat hierbij metname om bouwwerken met een voorgenomen bezetting van meer dan 50personen tegelijk. Met de melding wordt het bevoegd gezag ten minstevier weken van tevoren over dit voorgenomen gebruik van een bouwwerkgeïnformeerd. Na deze melding kan het bevoegd gezag op basis vaneigen prioriteitstelling besluiten om hetzij voor aanvang van het gebruik,hetzij tijdens het gebruik, hetzij helemaal niet gaan controleren of het(voorgenomen) gebruik daadwerkelijk aan de voorschriften van dit besluitvoldoet. De gebruiksmelding is zaakgebonden. Bij een nieuwe gebruikerdie de oude wijze van gebruik voortzet, hoeft de nieuwe gebruiker dus nietopnieuw een melding te doen. De geldigheidsduur van een gebruiks-melding is in beginsel onbeperkt. Bij een voorgenomen wijziging van hetgebruik zal de gebruiker wel moeten beoordelen of het gebruik dan nogsteeds aan de criteria voor melding voldoet en zonodig een nieuwemelding voor het gewijzigde gebruik moeten doen.

Artikel 2.12.1 Gebruiksmeldingplicht

In het eerste lid van dit artikel is bepaald in welke gevallen het verbodenis om zonder of een afwijking van een gebruiksmelding een bouwwerk ingebruik te nemen of te gebruiken. Een gebruiksmelding is nodig indien:a. een beroep op gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid,

wordt gedaan;b. meer dan 50 personen tegelijk in een bouwwerk aanwezig zullen zijn;c. het gaat om kamergewijze verhuur.In het tweede lid is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is in

de gevallen dat een gebruiksvergunning is vereist. Op die manier isgeregeld dat wanneer een bepaald gebruik zowel onder de meldingplichtals onder de vergunningplicht zou vallen, de gebruiksvergunningvoorgaat. Een voorbeeld van een dergelijk geval is een verpleeghuis met60 bedden. Het gebruik als verpleeghuis is op grond van artikel 2.11.1,eerste lid, onderdeel a, gebruiksvergunningplichtig omdat er nachtverblijfaan meer dan 10 personen wordt geboden. De omstandigheid dat er inhet verpleeghuis meer dan 50 personen aanwezig zullen zijn, betekent nietdat er ook nog een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 2.12.1, eerstelid, onderdeel b, zou moeten worden gedaan.Het derde lid bepaalt dat onderdeel b van het eerste lid niet van

toepassing is voor één- of meer gezinswoningen en evenmin voorwegtunnels. Op deze wijze is het bijvoorbeeld mogelijk een feest te gevenzonder dit te moeten melden. Het vierde lid stelt zeker dat bij hetveranderen van een bouwwerk of van het gebruik daarvan, met als gevolgdat de bij de melding verstrekte gegevens niet meer juist zijn, opnieuween melding moet plaatsvinden.

Staatsblad 2008 327 83

Page 101: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 2.12.2 Indiening gebruiksmelding

In dit artikel zijn de procedurele voorschriften voor het indienen van eengebruiksmelding opgenomen.In het eerste lid is bepaald dat een gebruiksmelding ten minste vier

weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk moetworden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeentewaarin het bouwwerk geheel of in hoofdzaak is of zal zijn gelegen.In het tweede lid is bepaald dat een melding moet worden gedaan op

een door de minister vastgesteld formulier. Burgemeester en wethoudersstellen dit formulier op zijn verzoek aan melder ter beschikking. Degemeente mag niets aan het formulier veranderen of toevoegen, behalvede adresgegevens en het logo van de gemeente. Een meldingsformulierzal na vaststelling ook te downloaden zijn via www.vrom.nl . Aangezien degemeente bij het afhandelen van een melding geen dienst jegens demelder verricht, is de melder voor het doen van een melding geen legesverschuldigd.In het derde lid is aangegeven dat bij de melding van een gelijk-

waardige oplossing als bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid, onderdeel a,naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegevens enbescheiden moeten worden verstrekt die dit aannemelijk maken.Het vierde lid heeft betrekking op de gegevens en bescheiden die bij

een gebruiksmelding als bedoeld in artikel 2.12.1, eerste lid, onderdelen ben c, moeten worden verstrekt. Hierbij moeten twee soorten tekeningenworden aangeleverd: een situatieschets van het bouwwerk waarop deaanvraag betrekking heeft en een plattegrondtekening per bouwlaag vandat bouwwerk. De eisen die hier aan gesteld worden zijn gelijk aan die bijde aanvraag om gebruiksvergunning gesteld worden. Voor een toelichtingop de eisen waaraan de bescheiden bij de indiening van de gebruiks-melding moeten voldoen wordt dan ook verwezen naar de toelichting opartikel 2.11.2, derde lid, inzake de bij de aanvraag om gebruiksvergunningin te dienen gegevens en bescheiden.In het vijfde lid is bepaald dat het meldingsformulier en de daarbij te

verstrekken tekeningen worden ingediend in drievoud.Het zesde lid schrijft voor dat de melder bij een gebruiksmelding voor

tijdelijk of seizoensgebonden gebruik aangeeft voor welke periode enwelke tijdvakken in het kalenderjaar het gebruik is beoogd.In het zevende lid staat aangegeven dat een melding ook betrekking kan

hebben op meerdere bouwwerken op hetzelfde terrein of op met elkaarsamenhangende terreinen. Dit is van belang om voor bijvoorbeeld eencomplex winkels één melding te kunnen doen.

Artikel 2.12.3 Afhandeling gebruiksmelding

In dit artikel is bepaald dat de melder een ontvangstbevestiging vanburgemeester en wethouders krijgt. Overigens zijn op de afhandeling vaneen melding de algemene uitgangspunten van de Algemene wetbestuursrecht van toepassing. Met andere woorden als de verstrektegegevens en bescheiden onvoldoende zijn, stellen burgemeester enwethouders de melder in de gelegenheid om de gegevens binnen eenredelijke door hen gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 2.12.4 Voorwaarden na gebruiksmelding

Het eerste lid betreft het opleggen van nadere voorwaarden. Burge-meester en wethouders beoordelen of het gemelde voorgenomen gebruikvan een bouwwerk waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullenzijn (artikel 2.12.1, eerste lid, onderdeel b) wel voldoende brandveilig kanworden geacht. Wanneer het voorgenomen gebruik niet voldoendebrandveilig is, beoordeeld naar de uitgangspunten van dit besluit, kunnen

Staatsblad 2008 327 84

Page 102: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

burgemeester en wethouders beslissen nadere voorschriften over hetbrandveilig gebruik op te leggen. In het geval dat de melder meerpersonen tegelijk in (een deel van) het bouwwerk wil gaan toelaten dan opgrond van dit besluit, het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit2003 maximaal is toegestaan, kan daar op grond van genoemde besluitentegen worden opgetreden. Er is dan niet zozeer sprake van het stellen vannadere voorwaarden aan de melding maar van het handhaven van deregelgeving. Het is ten slotte niet mogelijk om bij wijze van naderevoorwaarde voorwaarden te stellen die op grond van dit besluit reeds ophet gebruik van het bouwwerk van toepassing zijn. Ook mogen deaanvullende voorwaarden geen bouwtechnische eisen betreffen.Bouwtechnische eisen worden uitsluitend op grond van het Bouwbesluit2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 gesteld. In het geval dat eenondernemer bij zijn melding uitgaat van een vluchtmogelijkheid van200 personen per minuut per meter deurbreedte betekent het boven-staande dat burgemeester en wethouders het aantal personen niet verdermogen terugbrengen dan het in het Bouwbesluit 2003 opgenomen aantalvan 135 personen per minuut.De nadere voorwaarden kunnen in uitzonderlijke situaties ook een

beperking van het soort voorgenomen gebruik inhouden. Zoals hierbovenaangegeven moeten burgemeester en wethouders dit dan kunnenmotiveren. Deze nadere voorwaarden mogen uitsluitend wordenopgelegd wanneer zij in het concrete geval noodzakelijk zijn in het kadervan het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar enongevallen bij brand. Mits zij in dat kader noodzakelijk zijn, kunnen dezevoorwaarden – afhankelijk van de omstandigheden in het concrete geval –ook een beperking van het voorgenomen gebruik inhouden, waarondereen beperking van het maximaal toe te laten aantal personen in (een deelvan) het bouwwerk indien de melder althans meer personen tegelijk in(dat deel van) het bouwwerk wil gaan toelaten dan op grond van ditbesluit, het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 maximaalis toegestaan. Het mogen geen voorwaarden zijn die op grond van ditbesluit reeds op het gebruik van het bouwwerk van toepassing zijn. Ookmogen de aanvullende voorwaarden geen bouwtechnische eisenbetreffen. Bouwtechnische eisen worden uitsluitend op grond van hetBouwbesluit 2003 gesteld en alleen door een aanschrijving op grond vande Woningwet kunnen bouwtechnische eisen aan een bestaandbouwwerk worden opgelegd.De noodzaak om in het concrete geval nadere voorwaarden te stellen,

moet door burgemeester en wethouders te allen tijde worden gemoti-veerd.Indien ook door het stellen van nadere voorwaarden niet een voldoende

brandveilig gebruik kan worden bereikt kunnen burgemeester enwethouders besluiten dat de gebruiksmelding niet langer geldig is. In hettweede lid is bepaald dat het verboden is te handelen in strijd met denadere voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.12.5 Wijzigen nadere voorwaarden gebruiksmelding

In het eerste lid is bepaald dat burgemeester en wethouders de na demelding opgelegde nadere voorwaarden kunnen wijzigen wanneer ersprake is van een verandering van inzichten of van omstandighedengelegen buiten het bouwwerk, opgetreden na de melding die dit noodza-kelijk maakt. Ook kunnen de nadere voorwaarden worden gewijzigd opverzoek van de melder.

Het tweede lid bepaalt dat burgemeester en wethouders geen gebruikvan de in het eerste lid gegeven mogelijkheden mogen maken zonder demelder eerst in de gelegenheid te stellen hierover zijn mening te geven.

Staatsblad 2008 327 85

Page 103: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Artikel 3.1 Overgangsbepalingen

Voor de invoering van dit besluit werd onderscheiden tussen gebruikmet een vergunning en gebruik zonder een vergunning. De vergunningvoor invoering van dit besluit is een vergunning (mede) verleend voorbrandveilig gebruik van bouwwerken op grond van de verordening,bedoeld in artikel 8 van de Woningwet. In dit besluit wordt gesproken vanvergunning voor het brandveilig gebruik van bouwwerken op grond vande verordening, bedoeld in artikel 8 van de Woningwet, om een dergelijkevergunning te onderscheiden van de gebruiksvergunning als bedoeld indit besluit. Een vergunning verleend voor de invoering van dit besluit kanvoorschriften bevatten voor andere zaken dan brandveilig gebruik,bijvoorbeeld in het belang van de gezondheid. De overgangsbepalingen indit artikel zijn zo geformuleerd dat de onderdelen van de oorspronkelijkevergunning die betrekking hebben op andere aspecten dan brandveiliggebruik volledig in stand blijven.Na de invoering van dit besluit kan onderscheiden worden tussen

gebruik met een gebruiksvergunning, gebruik met een gebruiksmeldingen gebruik zonder gebruiksvergunning of gebruiksmelding.Hoewel na de invoering van dit besluit het aantal vergunningplichtige

situaties sterk afneemt, zijn er gevallen waarin na invoering van dit besluiteen gebruiksvergunning of een gebruiksmelding is voorgeschreven. Als ervoor de invoering van het besluit al een vergunning voor brandveiliggebruik was, zal er in principe niet opnieuw een vergunning behoeven teworden aangevraagd of te worden gemeld. Bij de opstelling van dezeovergangsbepalingen is uitgegaan van het beginsel dat verworvenrechten worden gerespecteerd.In de overgangsbepalingen worden vier situaties onderscheiden, een

vijfde situatie – voor inwerkingtreding van dit besluit is een vergunningnodig, na inwerkingtreding niet meer – is niet in het besluit geregeld. Ditis ook niet nodig, in die situatie vervalt een dergelijke vergunning of eenaanvraag daarvoor voor zover deze betrekking heeft op het brandveiliggebruik.In het eerste lid is bepaald dat een vergunning voor het brandveilig

gebruik verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassingblijft voor zover dit besluit een gebruiksvergunning voorschrijft. Ditbetekent ook dat voorwaarden die aan de oorspronkelijke vergunningwaren verbonden, zoals bijvoorbeeld het maximaal toegelaten aantalbezoekers, van toepassing blijven. Omdat de oude vergunning in standblijft is artikel 2.11.6 op een dergelijke vergunning van toepassingverklaard. Artikel 2.11.6 regelt het wijzigen en intrekken van een gebruiks-vergunning. Op deze wijze is het als daartoe aanleiding zou zijn mogelijkvoor burgemeester en wethouders deze oude vergunning te wijzigen of inte trekken.In het tweede lid is bepaald dat een vergunning voor het brandveilig

gebruik verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit voor zover diebetrekking heeft op een situatie waarvoor dit besluit een meldingvoorschrijft, beschouwd wordt als een melding als bedoeld in artikel2.12.1 van dit besluit. De voorwaarden die aan de oorspronkelijkevergunning waren verbonden worden daarmee beschouwd als naderevoorwaarden in de zin van artikel 2.12.4. Ook zijn de voorschriften metbetrekking tot het wijzigen van de gebruiksmelding (artikel 2.12.5)automatisch van toepassing.Het derde lid behandelt de situatie wanneer er voor de inwerkingtreding

van dit besluit een aanvraag om vergunning is gedaan waarop nog geenbeslissing is genomen en er na die inwerkingtreding een melding isvereist. Deze aanvraag wordt na de inwerkingtreding beschouwd als eenmelding als bedoeld in artikel 2.12.1.Het vierde lid behandelt de situatie wanneer er voor de inwerking-

treding van dit besluit een aanvraag om vergunning is gedaan waarop

Staatsblad 2008 327 86

Page 104: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

nog geen beslissing is genomen en er na die inwerkingtreding eengebruiksvergunning nodig is. Een dergelijke aanvraag alsmede bezwaaren beroep tegen een beslissing op een dergelijke aanvraag wordenafgedaan op grond van de voorschriften die golden op tijdstip waarop deaanvraag werd ingediend. Mocht het zo zijn dat de voorschriften die na deinwerkingtreding van dit besluit gelden gunstiger voor de aanvrager zijn,dan staat het een aanvrager in een dergelijk geval uiteraard vrij om zijnaanvraag om vergunning in te trekken en een nieuwe aanvraag te doen opgrond van dit besluit.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt dat dit besluit in werking treedt op een bij koninklijkbesluit te bepalen tijdstip. Het streven is om de inwerkingtreding op1 oktober 2008 te laten plaatsvinden.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,C. P. Vogelaar

Staatsblad 2008 327 87

Page 105: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Zelfredzaamheid bij brandTien mythen ontkracht

Page 106: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2

Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV) heeft een uitgebreide literatuurstudie gedaan naar het vluchten bij brand. Hierbij zijn meer dan 150 internationale publicaties bestudeerd. In deze brochure wordt een deel van de kennis over het vluchten bondig verwoord aan de hand van tien levende mythen over de zelfredzaamheid van mensen bij brand.

Deze brochure licht slechts een tipje van de sluier op. In de publi-catie Zelfredzaamheid bij brand: kritische factoren voor het veilig vluchten uit gebouwen treft u meer informatie aan over de onderwerpen die hierna worden aangesneden. Ook geeft de publicatie een overzicht van de huidige kennis over de factoren die bepalend zijn voor de zelfredzaamheid bij brand en wordt een vergelijk gemaakt tussen de wetenschappelijke kennis en de uitgangspunten in het brand-veiligheidsbeleid. De publicatie (ISBN 978-90-5643-348-2) is vanaf voorjaar 2008 verkrijgbaar via Boom Juridische uitgevers.

ZELFREDZAAMHEID BIJ BRANDTIEN MYTHEN ONTKRACHT

Page 107: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3

Mythe 1. Mensen kennen de gevaren van brand

Over het algemeen wordt verondersteld dat mensen weten dat brand gevaarlijk is en wat de gevaren van brand zijn. Het lijkt over-bodig om aan te geven dat brand gevaarlijk is in verband met de hitte straling en het vrijkomen van rook en giftige gassen, wat kan leiden tot verstikking. Toch zijn mensen zich in praktijksituaties minder bewust van de gevaren van brand dan verondersteld wordt. De gevaarsperceptie van mensen is lager dan de ernst van de situatie in werkelijkheid is.

Voor aanwezigen blijkt het allereerst lastig te zijn om de snelheid van brandontwikkeling in te schatten. Mensen wachten te lang met vluchten, waarna dit in sommige gevallen niet meer mogelijk is. Daarnaast blijkt dat mensen zich vasthouden aan rolpatronen, wanneer ze worden geconfronteerd met een onbekende situatie. Bij een brand in een warenhuis weigerden veel aanwezigen in de kantine deze te verlaten zonder de maaltijd te hebben genuttigd of te hebben betaald. Uiteindelijk werden negen van de tien dodelijke slachtoffers in de kantine aangetroffen. In winkels zijn mensen geneigd om, ondanks de brand, eerst af te rekenen. De reden hier-van is dat zij naar de winkel gaan om iets te kopen, niet om voor een brand te vluchten. Door deze rolpatronen wordt het herkennen van de gevaarssignalen beperkt en duurt het langer voordat men-sen de informatie hebben verwerkt.

Het lijkt op brand, maar is het ook gevaarlijk?

Page 108: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4

Ook onderkennen mensen het verstikkende gevaar van rook meestal niet. Hoewel mensen weten dat ze niet door rook moeten vluchten, doen ze dat wel. Tijdens de ontvluchting van de twee torens van het WTC in New York (1991) vluchtte 94% respectievelijk 70% van de aanwezigen door rook. Bijna 50% van de geïnterviewde mensen die uit het WTC waren gevlucht gaf aan dat zij tot aan het eindpunt door rook hadden gelopen. Dat mensen wel degelijk door rook lopen, blijkt ook uit andere onderzoeken. Verder lijken de onderzoeken aan te tonen dat mensen die bekend zijn met een gebouw eerder geneigd zijn door rook te lopen dan mensen die het gebouw niet goed kennen.

Mythe 2. Mensen vluchten zodra ze een brandalarm horen

Dat is wat in de uitgangspunten van de bouwregelgeving wordt aangenomen. Maar in werkelijkheid blijkt dat mensen vaak helemaal niet vluchten zodra ze een brandalarm horen. De reactie op een brandalarm kan enkele minuten tot enkele uren duren. Er zijn gevallen bekend waarbij mensen pas na vier uur reageer-den. Kwam dat doordat ze het geluid van het brandalarm niet herkenden? Uit onderzoek blijkt dat mensen doorgaans het signaal wel degelijk herkennen, maar het blijkbaar niet associëren met de noodzaak van een snelle ontvluchting.

Slaat u meteen op de vlucht als u op Schiphol een alarm hoort en u in een lange rij

staat om in te checken?

Page 109: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

5

Een ontruimingssignaal is voor velen dan ook geen duidelijke aan-wijzing voor brand. Dit komt voornamelijk doordat een brandalarm regelmatig ‘loos’ lijkt te zijn, bijvoorbeeld omdat de brandmelder wordt geactiveerd door stoomvorming of door een in de kiem gesmoorde brand. Hoewel in het laatste geval wel degelijk sprake is van een werkelijk potentieel gevaar, bestaat doorgaans de neiging de brandmelding af te doen met de opmerking “niets aan de hand”.Wanneer mensen geen rook ruiken of vlammen zien, zien zij vaak geen noodzaak tot vluchten. En zelfs al zijn vlammen duidelijk zichtbaar, dan nog reageren mensen niet direct. Het is juist het gedrag van andere mensen in de omgeving dat een cruciale rol speelt. Als de mensen in de omgeving geen duidelijk vluchtgedrag vertonen, houden zij vast aan de eerdergenoemde rolverwachtin-gen en negeren zij de signalen van gevaar.

Duidelijke informatie over de ernst van de situatie blijkt belangrijk te zijn voor het vluchtgedrag. Zo wordt een brandalarm met een gesproken bericht het meest serieus genomen door de aanwezigen in een gebouw. Tijdens onaangekondigde ontruimingsoefenin-gen kwam de ontvluchting bij een alarmering met gesproken bericht binnen één minuut op gang. Bij een brandalarm zonder aanvullende informatie waren veel van de aanwezigen na vijftien minuten nog niet gestart met de ontvluchting. Als de ontruiming toch op gang komt, en het brandalarm wordt tijdens de evacuatie uitgezet, dan stoppen mensen met vluchten en gaan ze ervan uit dat het gevaar voorbij is.

Mythe 3. Mensen maken bij het vluchten gebruik van de groene vluchtrouteaanduidingen

Dat is de algemene veronderstelling gezien de aandacht van beleidsmakers en –handhavers voor de kleur, het pictogram en de locatie van deze al dan niet verlichte nooduitgangbordjes. Maar in de praktijk blijkt dat mensen niet of nauwelijks gebruik maken van deze bordjes. Bovendien blijken mensen zich vaak niet eens bewust te zijn van de aanwezigheid van de groene vluchtrouteaanduidin-gen. Uit incidentevaluaties naar de ontvluchting bij brand blijkt

Page 110: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

6

Mythe 4. Mensen vluchten via de dichtstbijzijnde nooduitgang

Was het maar waar. Dan zouden de discussies over de draairichting van deuren en de kostbare inbraakbeveiliging van nooduitgangen niet alleen vervelend maar ook nuttig zijn voor gebouwbeheerders zijn.

dat 92% van de overlevenden zich niet bewust is van de aanwezig-heid van groene bordjes of deze simpelweg negeert. Zo bleek een persoon bij een incident zelfs langs acht nooduitgangen te lopen om uiteindelijk via de hoofduitgang het gebouw te verlaten. Daarnaast hangen de bordjes meestal op een onstrategische plaats. Over het algemeen worden ze vlak onder het plafond en boven een deur geplaatst. Maar warme rook stijgt op, waardoor de bordjes in de rooklaag komen te hangen. Het licht van de bordjes wordt door de rook weerkaatst, zoals ook gebeurt bij autolampen bij het rijden door mist. Hierdoor zijn de bordjes niet meer zichtbaar. En als er veel ‘ruis’ in de omgeving is, zoals reclame-uitingen, blijkt de vluchtrouteaanduiding nog minder op te vallen.

Alternatieve oplossingen zijn fotoluminescente aanduidingen op oog-, taille- of vloerhoogte. Ook geluidssignalen en dynami-sche vluchtrouteaanduidingen, zoals de ‘lopende’ lampjes in een vliegtuigvloer, zijn mogelijke alternatieven voor de groene transparanten boven deuren. Hoewel de effecten van veel van dergelijke alternatieven nog niet bekend zijn, zien de resultaten van experimenten met geluidsbakens er veelbelovend uit.

Begrijpt u wat deze aanduiding betekent?

Vluchtrouteaanduiding in de terminal van de luchthaven van Hong Kong.

Page 111: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

7

Maar het gebruik van de dichtstbijzijnde nooduitgang is niet van-zelfsprekend. Het is niet zozeer de afstand tot de nooduitgang die de keuze voor een bepaalde uitgang bepaalt. Nee, mensen vluchten doorgaans via de route waarmee ze bekend zijn. Over het algemeen is dit de (hoofd)ingang waardoor zij zijn binnengekomen. Zonder uitdrukkelijke aanwijzingen van personeel zullen ze dan ook via deze (hoofd)ingang vluchten. En dit is niet altijd de kortste en meest veilige uitgang.

Daarbij lijkt het zo te zijn dat de uitvoering van de nooduitgangen bepaalt of mensen via die uitgang zullen vluchten. Deuren die zijn voorzien van een noodontgrendeling met een daaraan gekoppeld alarm blijken bijvoorbeeld een negatieve associatie te hebben bij gebouwgebruikers. Deuren met een dergelijke noodontgrendeling worden dan ook niet of nauwelijks gebruikt bij een ontvluchting. Zo werd bij een brand in een verzorgingstehuis 95% van de patiën-ten door het personeel via één trappenhuis gered, terwijl drie andere trappenhuizen beschikbaar waren. De toegangsdeuren tot deze drie trappenhuizen waren echter voorzien van een alarm. Deze negatieve associatie leidde ertoe dat deze trappenhuizen - zelfs in een noodsituatie - niet gebruikt werden. Dit natuurlijke gedrag van mensen heeft grote consequenties voor de bepaling van de brandveiligheid van een gebouwontwerp. Bij de berekening van de benodigde vluchtcapaciteit en de vluchtsnelheid wordt er namelijk van uitgegaan dat alle uitgan-gen optimaal gebruikt worden. En als de hoofdtrap zich in een atrium bevindt, wordt deze trap, vanwege de ‘extra’ noodzakelijke rookcompartimentering, soms buiten de berekening gehouden. Dat terwijl in geval van brand naar verwachting de meeste gebouw-bezoekers gebruik zullen maken van deze trap in het atrium en de vaak weggestopte noodtrappenhuizen links zullen laten liggen.

De consequenties zijn dat de vluchtcapaciteit van de hoofd-ingang(en) waarschijnlijk niet is afgestemd op het werkelijke aantal mensen dat via deze uitgang(en) wil vluchten. Daardoor is de benodigde vluchttijd langer dan tijdens de ontwerpfase van het gebouw is berekend. Verder zal, zoals in atria mogelijk het geval is,

Page 112: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

8

de vluchtroute waarlangs de meeste mensen zullen vluchten niet vrij zijn van giftige en zichtbelemmerende rook. Een pragmatische oplossing zou zijn om alle (nood)trappen en (nood)uitgangen zo uit te voeren dat deze ook geschikt zijn voor dagelijks gebruik en om alle beschikbare trappen en uitgangen mee te nemen in de ont-ruimingsberekeningen. Daarbij zou de verdeling van de aantallen mensen over de uitgangen niet per definitie evenredig moeten zijn, maar zou deze moeten afhangen van het te verwachten (alledaagse) gebruik van de uitgangen.

Weet u waar de dichtstbijzijnde nooduitgang is?

Page 113: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

9

Mythe 5. In gebouwen met een hoge bezettingsdichtheid wordt de zelfredzaamheid bij brand bepaald door het aantal nooduitgangen en de deurbreedte

De Nederlandse wet- en regelgeving schrijft voor welke deurbreedte noodzakelijk is voor een snelle en veilige ontvluchting uit een gebouw, en daarmee indirect hoeveel nooduitgangen een gebouw moet hebben. Hierboven is al genoemd dat niet alle uitgangen in geval van brand gebruikt zullen worden en dat er geen sprake is van een evenredige verdeling van de aanwezigen over de beschik-bare uitgangen. Bovendien blijken de aannamen in de wet- en regelgeving over de doorstroomsnelheid van nooduitgangen niet juist te zijn. Er wordt al sinds de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, uitgegaan van de gouden handregel van 100 perso-nen per 1,1 meter uitgangsbreedte. Dat is ongeveer 90 personen per meter. En sinds de invoering van het Bouwbesluit 2003 wordt uitgegaan van de nog optimistischere gouden handregel van 135 personen per meter uitgangsbreedte.

Zijn deze waarden dan echt te optimistisch gesteld? Ja, want uit diverse praktijkstudies blijkt het aannemelijk te zijn dat bij een daadwerkelijke ontvluchting slechts 60 personen per meter

Op 12 september 2007 opende elektronicagigant Media Markt zijn deuren in Berlijn.

Vergelijkbare taferelen vinden ook in Nederland plaats, zoals tijdens de Drie Dwaze

Dagen van de Bijenkorf en tijdens de H&M-acties met de verkoop van beroemde

designercollecties.

Page 114: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

10

Mythe 6. Liften en roltrappen zijn niet geschikt voor het vluchten bij brand

In elk ontruimingsplan en vlakbij bijna iedere lift is het te lezen: Gebruik bij brand nooit de lift. Het verbod om een lift te gebruiken komt voort uit de mogelijkheid dat de lift stil komt te staan door stroomuit-val, waardoor de liftgebruikers geen kant meer op kunnen. Een veilige ontvluchting is dus niet gegarandeerd. Maar zijn liften en roltrappen echt niet geschikt voor het vluchten bij brand?

Uit een onderzoek naar de WTC-ramp van 9/11 bleek dat 27% van de overlevenden gebruik had gemaakt van de lift.

Vlucht u liever via de roltrap of via een

vaste trap?

deurbreedte per minuut door de nooduitgangen kunnen. De crux zit vooral in het feit dat mensen van nature altijd een vrije ruimte aanhouden tot aan de wanden en de deurkozijnen. Er moet niet gerekend worden met de daadwerkelijke uitgangsbreedte, maar met de effectieve uitgangsbreedte. Daar komt nog bij dat uit onder-zoek is gebleken dat veel nooduitgangen bij een daadwerkelijke brand afgesloten of gebarricadeerd zijn door opgeslagen goederen. De zelfredzaamheid bij brand wordt dus niet (uitsluitend) bepaald door het aantal nooduitgangen en de deurbreedte. Het zijn vooral de snelheid en de juistheid van de reactie van de aanwezigen in een gebouw die de zelfredzaamheid bepalen. Dit is in het bijzonder het geval in een gebouw met een hoge bezettingsdichtheid, zeker wanneer iedereen via de hoofdingang het gebouw wil verlaten.

Page 115: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

11

De schatting is dat circa 3000 mensen uit WTC 2 de ramp hebben overleefd door een zelfstandige ontvluchting via de liften gedu-rende de eerste 16 minuten van de ramp. Blijkbaar is het gebruik van liften, en in mindere mate van roltrappen, een mogelijkheid om de ontruiming te versnellen en om levens te redden. Verder speelt het natuurlijke gedrag om via de bekende route te vluch-ten een rol. Als mensen zich normaal gesproken via een lift of een roltrap in een gebouw verplaatsen, zullen ze dat ook willen doen wanneer er sprake is van een noodsituatie. Zo zijn er diverse branden bekend waarbij mensen via een lift of een roltrap hebben geprobeerd te vluchten.

In Nederland is er discussie of een roltrap gelijkwaardig is aan een vaste trap. Er is nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het brandveilig gebruik van roltrappen en liften bij ontvluch-ting. Het zou zeer wenselijk zijn dit onderwerp verder te onder-zoeken. Vooral in zeer hoge of in complexe en drukke gebouwen, zoals treinstations, zou de ontvluchting via roltrappen en liften een gewenste aanvulling kunnen zijn. Daarnaast is de zelfstandige ontvluchting van mensen met een fysieke beperking, zoals rolstoel-gebruikers, nauwelijks mogelijk zonder het gebruik van een lift. Verder is de ontvluchting in opgaande richting, bijvoorbeeld vanaf de perrons naar de bovenliggende terminal van een treinstation, naar verwachting eenvoudiger via een roltrap dan via een vaste trap.

Mythe 7. Bedrijfshulpverleners zijn overbodig: de technische brandveiligheidsmaatregelen zijn veel belangrijker

Tot op heden richten beleidshandhavers hun aandacht vooral op de technische brandveiligheidsmaatregelen in een gebouw. De organi-satorische aspecten van brandveiligheid, zoals good housekeeping en bedrijfshulpverlening, zijn een ondergeschoven kindje.

Natuurlijk zijn technische maatregelen erg belangrijk. Voorbeelden van technische maatregelen zijn bouwkundige brandcompartimen-tering en brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties.

Page 116: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

12

Deze moeten functioneren en effectief zijn in geval van brand. Dit betekent dat nadrukkelijke aandacht nodig is voor de uitvoe-ring en het onderhoud van technische maatregelen. Uit onderzoek blijkt dat het slecht gesteld is met de handhaving van technische maatregelen. Zo worden elektriciteitsleidingen door compartimen-teringsmuren gelegd, is er onnodig vaak loos alarm van ontrui-mingsinstallaties door slecht onderhoud of onjuist geprojecteerde brandmelders en zijn nooduitgangen vaak afgesloten. Veiligheids-management in gebouwen is dan ook zeer belangrijk.

Maar ook al is een gebouw brandveilig uitgevoerd, dan nog bepaalt het gedrag van de aanwezige mensen uiteindelijk voor een belang-rijk deel de zelfredzaamheid bij brand. Mensen laten zich sterk beïnvloeden door het gedrag van anderen en passen hun eigen gedrag daarop aan. Mensen zijn geneigd instructies van anderen op te volgen, vooral als ze afkomstig zijn van mensen met autori-teit en als de instructies overeenkomen met de eigen beoordeling van de situatie. Verder zijn personeelsleden vaak beter bekend met de nooduitgangen, zeker wanneer ze goed getraind zijn in ontruiming, en kunnen zij bezoekers of klanten aansporen om de nooduitgangen te gebruiken. Uit incidentevaluaties en experimen-ten blijkt dat een goed functionerende bedrijfshulpverleningsorga-nisatie de reactietijd ongeveer tienmaal kan verkorten ten opzichte van de situatie waarin de ontvluchting niet door getraind personeel wordt begeleid.

Het Centraal Station in Rotterdam wordt op de avond van woensdag 25 april 2007

geheel ontruimd vanwege een grote brand in een intercitytrein.

Page 117: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

13

Mythe 8. Mensen met een permanente functionele beperking zijn het minst zelfredzaam bij brand

Vooralsnog werd aangenomen dat mensen met een handicap niet in staat zijn zichzelf te redden in geval van brand. Maar de resulta-ten uit de literatuurstudie tonen aan dat mensen met een functio-nele beperking bij brand niet per definitie minder zelfredzaam zijn dan mensen zonder functionele beperking. Wat betreft het waarne-mingsvermogen zijn blinde mensen bij slecht zicht als gevolg van bijvoorbeeld lichtuitval beter in staat zich te oriënteren dan niet visueel gehandicapte mensen. Daar staat tegenover dat mensen die slechtziend, slechthorend of een beperking aan het reukvermogen hebben, een lager waarnemingsvermogen hebben dan mensen zon-der dergelijke beperkingen. Toch is niet alleen het waarnemings-vermogen van belang voor de zelfredzaamheid bij brand. Het gaat met name om de gevaarsdreiging, de acties die mensen uitvoeren nadat een brand is ontdekt en de vluchtmogelijkheden die er zijn.

Een zorgcentrum in Gouda wordt op de vroege ochtend van zondag 8 juni 2003 na een

uitslaande brand in zijn geheel ontruimd.

Page 118: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

14

Naast de omgeving en het waarnemingsvermogen is de mobiliteit van mensen een van de kenmerken die de zelfredzaamheid bepa-len. Wat betreft de mobiliteit kan een onderscheid gemaakt worden tussen verminderd zelfstandig mobiele mensen, zoals rolstoelge-bruikers, ouderen en kinderen, en verhinderd zelfstandig mobiele mensen, bijvoorbeeld mensen die bedgebonden zijn of in een cel zitten. Verhinderd mobiele mensen kunnen zichzelf niet redden en hebben altijd de hulp van anderen nodig. Voor verminderd mobiele mensen is de noodzaak van hulp niet vanzelfsprekend. Zo blijken mensen met een permanente functionele beperking in geval van een noodsituatie prima in staat te zijn om zich in een gebouw te verplaatsen, zoals zij dat ook kunnen in normale situaties. Rolstoel-gebruikers en niet-rolstoelgebruikers blijken elkaar daarbij niet te belemmeren.

Mythe 9. Mensen zijn zelfredzaam bij brand als zij zich onder normale omstandigheden zelfstandig in een gebouw kunnen verplaatsen

Tot nu toe ging het alleen over mensen met permanente functionele beperkingen. Maar mensen die in een normale situatie als ‘gemid-deld mobiel’ aangemerkt worden, blijken in geval van een incident helemaal niet zo mobiel te zijn als wordt aangenomen. Vooral in hoge gebouwen, waarbij veel trappen afgedaald moeten worden, blijken veel mensen last te ondervinden van tijdelijke beperkingen.

Deze tijdelijke beperkingen kunnen ontstaan als gevolg van brandeffecten, zoals lichamelijke reacties op hitte en rook (slecht zicht, bewusteloosheid, et cetera). Tijdelijke beperkingen kunnen ook ontstaan door zwangerschap, operaties, overgewicht, astma en dergelijke. Zo is de schatting dat ongeveer duizend overleven-den van de ramp in de twee WTC-torens in New York (2001) last hebben gehad van tijdelijke beperkingen. Mensen met tijdelijke beperkingen verplaatsen zich langzamer dan gemiddeld en moeten regelmatig rusten. Ook vrouwen met hoge hakken en mannen met knellende schoenen blijken problemen te krijgen tijdens de ontvluchting en kunnen daardoor opstoppingen veroorzaken.

Page 119: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

15

De zelfredzaamheid bij brand is dus geen permanente persoonlijke eigenschap, maar een dynamische omstandigheid.

De zelfredzaamheid bij brand wordt bepaald door menskenmer-ken, gebouwkenmerken en brandkenmerken. Voorbeelden van menskenmerken zijn mobiliteit, gevaarsperceptie en opmerkzaam-heid. Voorbeelden van gebouwkenmerken zijn de aanwezigheid van een automatisch blussysteem, de uitvoering van de vluchtwegen en de bezettingsdichtheid. Voorbeelden van brandkenmerken zijn de snelheid van de ontwikkeling van de brand, de hitte en de toxiciteit van de rookgassen. Een uitgebreide bespreking van de kenmerken die invloed hebben op zelfredzaamheid vindt u in de eerdergenoemde literatuurstudie.

De brandweer redt mensen uit de brand in het Opera Hotel in Parijs

op de vroege ochtend van 15 april 2005.

Page 120: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

16

Mythe 10. Mensen raken in geval van brand in paniek

De laatste en hardnekkigste mythe is dat mensen in paniek raken als er brand uitbreekt. Al sinds 1954 wordt deze mythe door vele onderzoekers ontkracht. Quarantelli was de eerste sociologische wetenschapper die geen bewijs vond voor de associatie van paniek met grote rampen. Toch blijft de associatie van paniek met brand telkens terugkomen, vooral wanneer in de media wordt bericht over ernstige branden. Blijkbaar is dat wat we willen geloven en wat we graag in stand houden. Maar, zoals met alle mythen, is het tegendeel waar. In veel gevallen doen mensen namelijk helemaal niets bij het zien van brand. Ze blijven staan kijken of gaan door met de activiteiten die ze al deden. Of erger nog, ze komen juist naar de brand toe om het natuurverschijnsel van zo dichtbij moge-lijk te ervaren. Zo is in een video-opname van een brand in een kiosk te zien dat een moeder met twee kleine kinderen de kiosk binnenloopt om naar de brand te kijken.

Een video-opname van de brand in The Station Nightclub (2003) laat zien dat het publiek bij een optreden van een rockband pas op de brand reageert, wanneer de band op het podium stopt met spelen. Daarna lopen de bezoekers relatief rustig de nachtclub uit. Van wild geduw of getrek is geen sprake. In de video-opname van de brand in het voetbalstadion van Bradford (1985) is te zien dat brand uitbreekt op de overkapte tribune. De rook en hitte vullen de lege ruimte onder de kap.

Brandontwikkeling gedurende 136 seconden. Yorkshire Television (1985) Live videoregistratie

van voetbalwedstrijd Bradford City en Lincoln City.

Page 121: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

17

In plaats van te blussen of te vluchten, reageren de meeste aanwe-zigen enthousiast op de brand. Pas als de situatie zeer kritiek is geworden, vluchten de mensen richting het voetbalveld. Hoewel de videobeelden zeer dramatisch zijn, lijkt van paniek geen sprake te zijn: de mensen reageren zeer logisch en beheerst.

Hoewel gedacht wordt dat mensen bij brand in paniek raken en voornamelijk voor zichzelf zorgen, is het zo dat mensen in noodsi-tuaties juist samenwerken en gericht zijn op het redden van elkaar. Uit veel incidentevaluaties blijkt dat mensen elkaar helpen, bij-voorbeeld door elkaar te ondersteunen en te kalmeren met bemoe-digende opmerkingen. Verder kan een sterk leidende persoon een grote groep aanwezigen op gecontroleerde wijze in veiligheid brengen door aan anderen aan te geven hoe zij de ontvluchting op gang moeten brengen. Dit is bijvoorbeeld gebleken uit interviews na de brand in een Brussels warenhuis (1969).

Conclusie

Uit de hierboven beschreven tien mythen kan de indruk ontstaan dat mensen helemaal niet zo zelfredzaam zijn bij brand. Dit is echter slechts ten dele waar. Wat er vooral aan de hand is, is dat de brandveiligheidsmaatregelen in gebouwen niet voldoende zijn afgestemd op het menselijk gedrag bij brand. Dit zou beter kunnen. Nader onderzoek is hiervoor noodzakelijk.

Verder lijken mensen moeite te hebben met het inschatten van het gevaar van brand. Om dit te verbeteren zou er geïnvesteerd moeten worden in voorlichting aan burgers en training van bedrijfshulp-verleners. Hierbij moet het huidige gedrag van mensen bij brand het uitgangspunt zijn.

Page 122: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

18

Nader onderzoek naar het menselijk gedrag bij brand

In de huidige praktijk van brandveiligheid in gebouwen staat de techniek centraal. Maatregelen die technisch gezien perfect zijn, blijken in de gebruikspraktijk van gebouwen niet doeltreffend te zijn. Zo blijken de keurig verborgen en inbraakveilige nooduitgan-gen in geval van een echte brand helemaal niet toegankelijk te zijn voor gebouwbezoekers. Uit de literatuurstudie is verder naar voren gekomen dat de huidige uitvoering van vluchtrouteaanduiding niet of nauwelijks bijdraagt aan de zelfredzaamheid bij brand. Dat terwijl nooduitgangen en vluchtrouteaanduidingen bedoeld zijn om aanwezigen in gebouwen te ondersteunen bij het snel vluchten bij brand. Als deze maatregelen niet effectief zijn, welke maatrege-len zijn dan wel doeltreffend om via de dichtstbijzijnde en veiligste uitgang te vluchten? En op welke wijze moeten de maatregelen uitgevoerd worden, zodat ze aansluiten bij het werkelijke gedrag van mensen?

Niet de techniek, maar de mens zou centraal moeten staan bij de brandveiligheid van gebouwen. We weten uit incidenten en experi-menten bijvoorbeeld dat aanwezigen in gebouwen doorgaans via de bekende uitgang vluchten en niet direct reageren op een brand-alarm. Maar waarom vluchten mensen niet via de nooduitgang en waarom beginnen mensen niet meteen met vluchten als zij een brandalarm horen? Om bovengenoemde en andere vragen over het menselijk gedrag bij brand te kunnen onderzoeken, heeft het NIFV een onderzoeks- en beoordelingsinstrument ontwikkeld. Dit onder-zoeksinstrument is de Behavioural Assessment and Research Tool in de virtuele omgeving van de Advanced Disaster Management Simulator, kortweg ADMS™-BART. Het instrument maakt gebruik van serious gaming. Dit houdt in dat mensen door middel van een computerspel in een virtueel gebouw kunnen rondlopen en kunnen reageren op veranderende omgevingssituaties. Zo is het mogelijk mensen op een veilige wijze te confronteren met brand in een gebouw. Het gedragsonderzoek in ADMS™-BART levert naar verwachting de wetenschappelijke kennis op, die gebouwontwerpers en beleids-makers nodig hebben om een gebouw brandveilig te maken.

Page 123: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Meer informatie

Meer informatie over het onderzoek naar zelfredzaamheid bij brand vindt u op onze website www.nifv.nl onderzoek. Ook kunt u contact opnemen met projectleider Nancy Oberijé, telefoon 026 355 23 26, e-mail [email protected].

Colofon

Deze brochure is ontwikkeld door het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra met subsidie van de directie Brandweer en GHOR van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De brochure en de publicatie Zelfredzaamheid bij brand: kritische factoren voor het veilig vluchten uit gebouwen zijn producten uit het meerjarenonderzoeksprogramma Zelfredzaamheid van het NIFV en het onderzoek van promovenda Margrethe Kobes naar de toepassing van serious gaming bij onderzoek naar het menselijk gedrag bij brand. Het promotieonderzoek voert Kobes uit binnen de leerstoel Crisis beheersing en Fysieke Veiligheid van de Vrije Univer-siteit Amsterdam, in samenwerking met het NIFV en de leerstoel Architectonische Ontwerpsystemen van de Technische Universiteit Eindhoven.

Tekst:Karin Groenewegen-Ter Morsche en Margrethe Kobes

Fotografie:ANP pag 3, 4, 9, 12, 13, 15Eric Didderen: pag 10Margrethe Kobes: pag 6, 8

Page 124: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra

Postbus 7010

6801 HA Arnhem

T 026 355 24 00

F 026 351 50 51

www.nifv.nl

Page 125: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 1

Een voorbeeld van een instructiekaart die u in het bedrijf kunt ophangen. Pas de tekst zonodig aan, aan de situatie in uw bedrijf.

Voorbeeldinstructiekaart1 Wat te doen bij een incident? 1. Roep de BHV’er van de afdeling Begane grond: (naam BHV’er, toestel…) 1e etage: (naam BHV’er, toestel…) 2. Volg de instructies van de BHV’er op

Als de BHV’er niet reageert

bij brand • druk een handbrandmelder in • let op eigen veiligheid • waarschuw direct de werknemers in de omgeving • sluit ramen, deuren en kasten • schakel apparatuur uit • verlaat zo nodig het gebouw volgens de instructies

bij een ongeval • bel de receptie (toestel..) • vermeld:

• wie je bent • waar het is gebeurd • wat er is gebeurd • hoeveel slachtoffers er zijn

• blijf bij het slachtoffer

bij ontruiming • verlaat het gebouw als de slow whoop afgaat • schakel eigen apparatuur uit en stel goederen veilig • sluit deuren, ramen en kasten • verlaat het gebouw via een veilige route • maak geen gebruik van de lift • ga naar de verzamelplaats en meld je bij de BHV-er • blijf op de verzamelplaats en wacht op instructies

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 126: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

©NIBHV, 2009 Pagina 1 van 1

Voorbeeld van een procedure/instructie voor de receptiemedewerker. Pas deze zonodig aan.

Voorbeeldprocedure/instructie receptiemedewerker Reactie van de receptie/centrale telefoon op een brandmelding of ander incident dat tot een ontruiming kan leiden

brandmelding of ander incident

telefonische of mondelinge melding

automatische melding en handbrandmelder

• wacht op instructies van BHV-er

• start ontruimingssignaal

• is inzet brandweer gewenst?

• wacht op nadere instructies

ja

nee

• alarmeer de BHV-er: laat hem controleren wat er aan de hand is

• bel 1-1-2

Page 127: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 2

Voorbeeld van een procedures/instructies voor het melden van een incident en het handelen van werknemers bij een ontruiming. Pas de procedures zonodig aan.

Voorbeeldprocedures/instructies werknemers Instructie werknemers voor het melden van een incident

u ontdekt brand of een ander

incident

geef door: • wie: uw naam en

telefoonnummer • waar: de locatie van het

incident (verdieping, kamer) • wat: wat er is gebeurd (ernst en

omvang van de brand of rook) • of er slachtoffers zijn

bel intern alarmnummer tst …

• handel volgens de ontruimingsinstructie

wacht op instructies van de BHV’er

roep de BHV’er

BHV’er arriveert

BHV’er reageert niet

intern alarmnummer reageert niet, sla handbrandmelder in (indien aanwezig)

verzoek om brandweer in de gemeente …

bel direct 112

wacht op instructies van de brandweer

Page 128: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 2

Instructie werknemers bij een ontruiming

slow-whoop gaat af mondelinge melding ‘ontruimen’

• meld u bij de BHV’er op de

verzamelplaats

• zet pc’s uit en stel goederen veilig • neem persoonlijke bezittingen mee • sluit ramen, deuren en kasten

• verlaat het gebouw via de veiligste route • maak geen gebruik van de lift!

• wacht op nadere instructies van de

BHV’er

Page 129: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 2

Voorbeelden van instructies voor de BHV’ers. Pas de procedures zonodig aan.

Voorbeeldprocedures/instructies BHV’ers Alarmeringsprocedure BHV’ers

incident

• besluit tot ontruimen

• BHV’er wordt gealarmeerd

• BHV’er controleert melding

• start ontruimingssignaal • alarmering 1-1-2

• BHV- inzetprocedure ontruiming

ja

nee

BHV’er handelt incident af

Page 130: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 2

Inzetprocedure BHV’ers bij een ontruiming

ontruiming

• geef aanwijzingen aan werknemers

• let op eigen veiligheid • stel eigen werkplek veilig • doe een bluspoging indien mogelijk • besluit tot ontruimen

• controleer of werkruimten, toiletten en

kasten leeg zijn • sluit ramen, deuren en kasten • zet apparatuur uit

• wacht na controle gebouw op de externe

hulpverleningsdiensten • informeer de hulpverleningsdiensten

• controleer aanwezigheid werknemers op

verzamelplaats

• na vrijgave gebouw door externe hulpverleningsdiensten: personeel gebouw in begeleiden

Page 131: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 17

Dit document bevat een model voor een ontruimingsplan. Hiermee kunt u eenvoudig uw eigen ontruimingsplan maken.

Voorbeeldontruimingsplan1 Met het model voor een ontruimingsplan kunt u eenvoudig uw eigen ontruimingsplan maken. Het is een kwestie van doorlezen en invullen. Daar waar nodig, kunt u het voorgedrukte plan aanvullen of wijzigen. Elk onderdeel van het ontruimingsplan begint met een korte instructie (cursief gedrukt). Daarna kunt u uw eigen gegevens invullen. Als u uw eigen ontruimingsplan heeft gemaakt, kunt u dit digitaal bewaren en uitprinten. Wijzigingen in het plan kunnen hierdoor tevens eenvoudig worden aangebracht. Het is belangrijk dat iedereen weet hoe te handelen bij een ontruiming. Daarom moet het personeel worden voorgelicht en geïnstrueerd over de ontruimingsprocedures en het en het ontruimingsplan. Bewaar het ontruimingsplan op een centrale plaats in het bedrijf en zorg ook voor reserve-exemplaren. Bij een incident moet er immers gebruik van kunnen worden gemaakt. Als er in uw organisatie ook een bedrijfshulpverleningsplan is, stem ontruimingsplan en bedrijfshulpverleningsplan dan op elkaar af.

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 132: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 17

Ontruimingsplan

van .................. (Instructie: vul de naam van uw bedrijf in)

Plaats, datum: ..............................................................

Page 133: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 3 van 17

Inhoud Pagina 1 Verantwoording ontruimingsplan 4 1.1 Doel en functie ontruimingsplan 4 1.2 Taken ontruimingsorganisatie 4 1.3 Verantwoordelijkheden 4 1.4 Beheer ontruimingsplan 4 2 Basisgegevens bedrijf 4 2.1 Bedrijfsgegevens 4 2.2 Personeel 5 2.3 Gegevens gebouw 6 3 Ontruimingsorganisatie 9 3.1 Overzicht BHV’ers 9 3.2 Operationaliteit BHV’ers 9 3.3 Beschikbaarheid en aanwezigheid 9 4 Materialen t.b.v. de ontruiming 9 4.1 Alarmerings- en communicatiemiddelen voor de BHV 9 4.2 Middelen om aanwezigen te alarmeren 9 4.3 Overige BHV- materialen 10 5 Instructies voor het personeel 10 5.1 Voorlichting over de BHV 10 5.2 Procedure voor het melden van een incident door een werknemer 10 5.3 Handelen bij een ontruiming 11 5.4 Deelname aan voorlichting, instructie over ontruimen 11

en ontruimingsoefeningen 5.5 Instructiekaarten en plattegronden 11 6 Procedures voor de BHV 11 7 Oefenen 12 7.1 Registratie beheer ontruimingsoefeningen 12 7.2 Evaluatie en rapportage 12 Bijlagen Bijlage 1 Voorbeeldprocedure/instructie receptiemedewerker 13 Bijlage 2 Voorbeeldprocedures/instructies werknemers 14 Bijlage 3 Voorbeeldprocedures/instructies BHV’ers 16

Page 134: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 4 van 17

1 Verantwoording ontruimingsplan 1.1 Doel en functie ontruimingsplan Instructie: Geef onder deze kop het doel en de functie van het ontruimingsplan aan. 1.2Taken ontruimingsorganisatie Instructie: Geef in deze paragraaf de taken van de BHV aan bij een ontruiming. 1.3 Verantwoordelijkheden Instructie: Geef aan wie het besluit neemt tot een ontruiming en wie mensen aanstuurt om het gebouw te verlaten. 1.4 Beheer ontruimingsplan Instructie: Geef in deze paragraaf aan wie verantwoordelijkheid is voor het beheer van het ontruimingsplan. 2 Basisgegevens bedrijf Instructie: Vul hieronder de gegevens over uw bedrijf in. Vul ook belangrijke telefoonnummers in. Het gaat hierbij om mensen uit uw bedrijf en uit omliggende bedrijven of woningen die bij een incident gewaarschuwd moeten kunnen worden. Neem alle telefoonnummers op waarop deze personen zouden kunnen worden bereikt, inclusief de mobiele telefoonnummers. Ook kunt u hieronder de alarmnummers invullen, zowel de interne als de externe nummers.

2.1 Bedrijfsgegevens Bedrijf : ..................................................................................... Straat en nummer : ..................................................................................... Postcode en plaats : ..................................................................................... Telefoonnummer : ..................................................................................... Faxnummer : ..................................................................................... E-mail : .....................................................................................

Nadere aanduidingen; � Plaats hoofdingang: ............................................................................... � Plaats andere ingangen: ............................................................……....

Het centrale telefoontoestel (tst.nr. ……..) bevindt zich:................................ Belangrijke telefoonnummers

NB Noteer naam/namen en telefoonnummers/gsm-nummers Medegebruikers: Als een gebouw gedeeld wordt met andere bedrijven of instellingen, moeten de bovenstaande gegevens daarvan ook bekend zijn. Geef naast de aanrijtijden van de externe hulpverleningsdiensten ook aan of er bijzondere afspraken zijn gemaakt met brandweer en politie. Bedrijf Directeur : ..................................................................................... Huismeester : .....................................................................................

Sleutelhouder(s) : …….............................................................................. Andere(n) : ..................................................................................... Medegebruikers : .....................................................................................

Page 135: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 5 van 17

Omgeving

Instructie: Geef aan wie de contactpersonen zijn van bedrijven in de directe omgeving i.g.v. een ontruiming. Geef ook aan of en welke afspraken er zijn gemaakt over de eventuele opvang van personeel bij een ontruiming. Contactpersonen buurbedrijven/instellingen bedrijf naam telefoonnummer ................................................................... ..................... ............................ ................................................................... ..................... ............................ ................................................................... ..................... ............................ Afspraken over opvang personeel bij een ontruiming: ........................................................................................................................................................................................................................................................................................ ............................................................................................................................................

Alarmnummers Intern : .....................................................................................

Extern

Ambulance : 1-1-2............................................................................ Brandweer : 1-1-2............................................................................ Politie : 1-1-2............................................................................ Beveiligingsbedrijf : …………………………………………………………….. Aanrijtijden externe hulpverleners Aanrijtijd ambulance : ……. minuten Aanrijtijd Brandweer : ……. minuten Aanrijtijd Politie : ……. minuten Bijzonderheden : …………………………………………………………….. 2.2 Personeel Instructie: Aantal werknemers: Geef aan hoeveel eigen werknemers er zijn, hoeveel personen er op elke verdieping aanwezig zijn en op welke tijdstippen zij aanwezig zijn. Geef ook het aantal minder-zelfredzame medewerkers aan. Werktijden: Van iedere afdeling moet duidelijk zijn hoe de werktijden liggen. Hierbij moet ook aangegeven worden wat de mogelijkheden zijn voor overwerk en alleenwerk. Receptie: (indien relevant) geef de werktijden en bezetting van de receptie weer. Derden: Geef aan hoeveel personeel van derden, onder beheer van het eigen bedrijf, op welke tijdstippen aanwezig zijn. Hierbij valt te denken aan beveiligingsdienst, schoonmaakpersoneel, catering e.d. Vermeld tevens voor elke andere organisatie wie de contactpersoon is binnen het bedrijf. Geef ook het aantal minder-zelfredzame medewerkers van derden aan. Stel derden op de hoogte van de ontruimings-procedures. Bezoekers: Geef aan hoe er wordt omgegaan met bezoekers en wie er verantwoordelijk is voor een bezoeker bij een incident. Hoeveel bezoekers zijn er maximaal op welke tijdstippen te verwachten? Wat zijn de activiteiten van deze bezoekers? Geef ook aan of er minder-zelfredzame bezoekers zijn.

Page 136: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 6 van 17

Aantal medewerkers : …………………………………………………………….. Werktijden : …………………………………………………………….. Receptie : …………………………………………………………….. Derden : …………………………………………………………….. Bezoekers : …………………………………………………………….. 2.3 Gegevens gebouw Houd overzicht over het beheer van de voorzieningen t.b.v. een ontruiming in uw bedrijf. Bedrijfsstoffen Instructie: Geef voor de hoofdaansluiting van gas, water en elektriciteit aan waar deze zich bevinden en wie de sleutelbeheerder is.

Gas Hoofdaansluiting : …………………………………………………………….. Sleutelbeheerder : …………………………………………………………….. Elektriciteit Hoofdaansluiting : …………………………………………………………….. Sleutelbeheerder : …………………………………………………………….. Water Hoofdaansluiting : …………………………………………………………….. Sleutelbeheerder : …………………………………………………………….. Bijzonderheden Instructie: Geef aan of er in uw bedrijf brandgevaarlijke materialen worden opgeslagen en/of er gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Zo ja, benoem deze. Brandgevaarlijke materialen opslagplaats ….................................................................. ............................................................... ….................................................................. ............................................................... ….................................................................. ............................................................... Gevaarlijke stoffen opslagplaats ….................................................................. ............................................................... ….................................................................. ............................................................... ….................................................................. ............................................................... Tekeningen Instructie: Van alle bouwlagen dienen tekeningen beschikbaar te zijn. In ieder geval moeten de bouwkundige voorzieningen hierop duidelijk zijn aangeven. Gegevens die hier onder gevraagd worden kunnen eventueel ook op tekening aangegeven worden. Tekeningen van het bedrijf: voeg bijlagen met tekeningen toe. Bediening luchtbehandelingssysteem Instructie: Geef aan waar de bediening zich bevindt en welke instructies er gelden. Locatie bediening ventilatiesysteem : ………………………………………………… Instructies : ..………………………………………………..

Page 137: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 7 van 17

Liften Instructie: Geef aan waar de bediening van de liften zich bevindt en waar onderhoudscontracten en keuringsrapporten te vinden zijn. Locatie bediening liften : …………………………………………………………….. Onderhoudsrapporten : …………………………………………………………….. Keuringsrapporten : …………………………………………………………….. Centrale deurbediening Instructie: Geef aan waar de bediening van de centrale deur zich bevindt en welke instructies er gelden. Locatie bediening centrale deur : ………………………………………………………….. Instructies : ………………………………………………………….. Vluchtwegen Instructie: Geef aan hoe de vluchtwegen zijn aangeduid. Vluchtwegen en nooduitgangen moeten voorzien zijn van goede, verlichte richtingsbordjes. De volgende bordjes zijn verplicht: � Uitgang: pijl in kader (groen/ wit) � Nooduitgang: rennende figuur, pijl, deur (groen/ wit) De vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht zicht-baar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting. Aantal en omvang van de nooduitgangen en vluchtwegen moeten in overeenstemming zijn met de eisen van de gemeente en brandweer. Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen moeten op eenvoudige wijze van binnen- uit naar buiten toe zijn te openen. Op strategische plaatsen, het liefst naast een toegangsdeur bijvoorbeeld in gangen en kantine, moet een overzichtelijke plattegrond hangen waarop de kortste vluchtwegen en de nooduitgangen zijn aangegeven. Vluchtwegen en nooduitgangen moeten vrij zijn van obstakels zoals kasten, plantenbakken, losse kapstokken e.d. Voor het type nooduitgangen zijn verschillende mogelijkheden. Overleg hierover met de brandweer. Schuif- en draaideuren voldoen niet als nooduitgang. In verband met beveiliging kan een nooduitgang worden voorzien van een bewakingssysteem, maar dit mag de werking van de nooduitgang nooit beïnvloeden. Aanduiding vluchtwegen: zie tekeningen Locatie noodverlichting: zie tekeningen Locatie plattegronden: zie tekeningen Verzamelplaats Instructie: Geef aan waar het personeel zich moet melden bij een ontruiming. Verzamelplaats(en) :……………………………………………….. Brandmeldinstallatie (BMI) Instructie: Bedrijven kunnen op grond van het Gebruiksbesluit verplicht zijn tot het installeren van een brandmeldinstallatie. Geef aan wie de beheerder Brandmeldinstallatie is (voorheen Opgeleid Persoon) en waar de brandmeldinstallatie zich bevindt. Beheerder BMI : ………………………………………………………….. Locatie BMI : zie tekeningen

Page 138: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 8 van 17

Ontruimingsalarminstallatie Instructie: Bedrijven kunnen op grond van het Gebruiksbesluit verplicht zijn tot het installeren van een ontruimingsalarminstallatie. Geef aan waar de ontruimingsalarminstallatie zich bevindt, hoe en door wie deze bediend mag worden en hoe het beheer is geregeld. Bediener ontruimingsalarminstallatie : …………………………………………… Beheerder ontruimingsalarminstallatie : ………………………………………… Locatie ontruimingsalarminstallatie : zie tekeningen Brandcompartimenten Instructie: Bij de bouw zijn brandwerende scheidingen (wanden en deuren) aangebracht tussen verschillende delen. Geef op de tekeningen van het gebouw aan waar de brandwerende deuren en wanden zich bevinden. Brandcompartimenten : zie tekeningen Bluswatervoorzieningen Instructie: Geef aan of de brandweer bij het blussen van een brand gebruik kan maken van een brandkraan of van een andere onuitputtelijke watervoorziening, bijvoorbeeld een rivier, haven, kanaal of sloot. Het is belangrijk dat deze watervoorziening altijd toegankelijk is. Beschrijf hoe de situatie is bij uw bedrijf en waar deze voorziening zich bevindt. U kunt deze voorziening aangeven op de plattegrond van uw bedrijf. Bluswatervoorzieningen : zie tekeningen

Page 139: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 9 van 17

3 Ontruimingsorganisatie Instructie: Vul hieronder de naam/namen in van de BHV’er(s) met hun taken. Indien er meer BHV’ers zijn, kunt u hieronder ook hun BHV-functie aangeven (bijvoorbeeld: hoofd BHV, ploegleider, BHV’er). 3.1 Overzicht BHV’ers BHV’er Afdeling

BHV-functie BHV-taak

(naam) ….……………………… …………………………

……………… ………………

……………………………………

Ontruimer Allround

(naam) ….……………………… …………………………

………………………………

……………………………………

Ontruimer allround

3.2 Operationaliteit BHV’ers Instructie: Geef aan binnen hoeveel minuten de BHV’ers ter plaatse moeten zijn bij een ontruiming. Responstijd bij een ontruiming :…………minuten 3.3 Beschikbaarheid en aanwezigheid Instructie: Zorg dat op een centraal punt bekend is welke BHV’ers aanwezig zijn in het gebouw. Zorg dat er ook BHV is bij activiteiten buiten de gangbare openingstijden.

4 Materialen t.b.v. de ontruiming 4.1 Alarmerings- en communicatiemiddelen voor de BHV Instructie: Geef aan over welke alarmerings- en communicatiemiddelen de BHV kan beschikken en hoe het beheer is geregeld. Alarmerings- en communicatiemiddelen ……………………………………………… ……………………………………………… Beheer ……………………………………………… ……………………………………………… 4.2 Middelen om aanwezigen te alarmeren Instructie: Geef aan hoe in uw bedrijf alarm kan worden geslagen als er een incident plaatsvindt. Denk hierbij vooral aan: • het aanroepen van alle aanwezigen (in een klein bedrijf); • een afgesproken codewoord wordt geroepen of verspreid via

intercom/omroepinstallatie (om paniek te voorkomen onder klanten/gasten); • een brandmeldinstallatie (met ontruimingssignaal: slow-whoop of met gesproken

woord). Wijze van alarmeren aanwezigen ................................................................................

Page 140: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 10 van 17

4.3 Overige BHV- materialen Als u geen apart BHV-plan heeft, kunt u hier ook de blusmiddelen, Eerste Hulp middelen en eventuele reddingsmiddelen en de persoonlijke beschermingsmiddelen voor de BHV opnemen. Instructie: Geef aan welke blusmiddelen en Eerste Hulp-middelen in uw bedrijf aanwezig zijn. De blus- en Eerste Hulp-middelen moeten zijn voorzien van gezondheids- en veiligheidssignalering (bijvoorbeeld een bordje met het pictogram brandslanghaspel bij of boven de brandslanghaspel). Op een plattegrond van uw bedrijf moet met pictogrammen worden aangegeven waar deze middelen te vinden zijn. N.b. Op de cd-rom is een voorbeeldplattegrond opgenomen en zijn pictogrammen te downloaden voor gebruik in uw eigen plattegrond. Houd overzicht over het beheer van de voorzieningen en BHV-materialen.

5 Instructies voor het personeel Instructie: Geef aan alle werknemers minimaal voorlichting over: • wie de BHV’ers in het bedrijf zijn (zie 5.1); • wat de taken van de BHV zijn (zie 5.1); • hoe werknemers zelf moeten handelen als zij een ongeval of brand ontdekken (zie

5.2); • hoe zij moeten handelen als het signaal tot ontruimen wordt gegeven (zie 5.3). 5.1 Voorlichting over de BHV Instructie: Besteed in de voorlichting aandacht aan de volgende zaken. • Geef per deel van het gebouw aan wie de BHV’er(s) in het bedrijf is/zijn. • Geef aan welke BHV-taak de BHV’er vervult.

In uw bedrijf kan een brand, ongeval of ander incident plaatsvinden. Om de gevolgen hiervan zo veel mogelijk te beperken, beschikt uw bedrijf over een of meer BHV’er(s). De BHV als totaal heeft de volgende taken: • het verlenen van Eerste Hulp bij ongevallen; • het beperken en bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van

ongevallen; • het alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het

bedrijf. De taak ‘Het onderhouden van verbindingen met diensten van buitenaf’ kan bij de BHV worden neergelegd, maar is geen specifieke wettelijke taak voor de BHV. Het alarmeren van en samenwerken met externe hulpverleningsorganisaties is vervallen als specifieke BHV-taak. De werkgever kan deze taak wel bij de BHV neerleggen. Geef aan hoe dat in het bedrijf is geregeld. 5.2 Procedure voor het melden van een incident door een werknemer Instructie: Geef de wijze van handelen door een werknemer weer als hij een brand of of ongeval ontdekt of zelf slachtoffer is. Voorbeeld tekst: Meld het incident volgens de afspraken in het bedrijf. Er kan zich een situatie voordoen die zo dreigend is, dat u alleen nog uzelf en anderen in veiligheid kunt brengen en zo directe ernstige gevolgen kunt voorkomen. Doe, zodra het mogelijk is, dan alsnog een melding. In bijlage 1 vindt u een voorbeeld van procedures voor werknemers. U kunt de procedures, indien nodig aanpassen aan de situatie in uw bedrijf.

Page 141: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 11 van 17

5.3 Handelen bij een ontruiming Instructie: Instrueer werknemers zich op de eigen werkplek op de hoogte te stellen van de volgende gegevens: • In welk gebouw, welke vleugel, welke bouwlaag en eventueel in welke ruimte bevind

ik mij? • Hoe alarmeer ik de BHV’er? • Waar bevinden zich de dichtstbijzijnde blusmiddelen? • Volgens welke procedure moet ik handelen als het ontruimingssignaal afgaat? • Langs welke routes kan ik deze plek verlaten bij een incident? In bijlage 1 vindt u een voorbeeld van procedures voor werknemers. U kunt de procedures, indien nodig aanpassen aan de situatie in uw bedrijf. 5.4 Deelname aan voorlichting, instructie over ontruimen en

ontruimingsoefeningen Instructie: Houd per werknemer bij of hij de voorlichting en instructie over BHV en de procedures bij een incident heeft bijgewoond en aan welke ontruimingsoefeningen hij heeft deelgenomen. 5.5 Instructiekaarten en plattegronden Instructie: In het bedrijf moeten één of meer instructiekaarten hangen met informatie over hoe de werknemer dient te handelen bij een brand of ongeval. Plattegronden waarop de vluchtwegen zijn aangeduid, vormen een zinvolle aanvulling op de instructiekaarten. In uw bedrijf moeten voldoende instructiekaarten - minimaal één op elke verdieping, maar liefst in elke ruimte - hangen voor werknemers en bezoekers, waarop is aangegeven hoe te handelen bij een brand,ongeval of ontruiming. Op een instructiekaart moet een alarmnummer staan. Als er in uw bedrijf een intern alarmnummer bestaat dan vult u dit nummer in op de instructiekaart. Is er geen intern alarmnummer, dan vult u het externe alarmnummer 1-1-2 in op de instructiekaart. Instructiekaarten moeten hangen op herkenbare plekken, bijvoorbeeld bij de trappen, in een kantine en bij de receptie. Bestaat uw bedrijf uit meer verdiepingen of locaties dan geldt dit voor elke verdieping of locatie. De cd-rom bevat een voorbeeldinstructiekaart en een voorbeeldplattegrond en een bestand met een aantal veel voorkomende pictogrammen.

6. Procedures voor de BHV Instructie: In veel bedrijven is een centraal punt met een telefoon waar een incident gemeld kan worden; het centrale telefoontoestel. Daar kunnen de BHV’er(s) opgeroepen worden en kan gebeld worden met externe hulpverleningsdiensten. Soms wordt de telefoon bemand door een receptionist of telefonist. In die bedrijven is het raadzaam om de receptionist(e) of telefonist(e) de bevoegdheid te geven om externe hulpverlenings-diensten te bellen en haar of hem instructies te geven voor het omgaan met de melding van een incident. Als een bedrijf geen receptionist(e) of telefonist(e) heeft, moet een andere werknemer instructies krijgen om externe hulpverleningsdiensten te bellen. Bestaat uw bedrijf uit weinig medewerkers dan is het zinvol om alle medewerkers deze instructies te geven.

Page 142: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 12 van 17

Medewerker(s) met de speciale taak om externe hulpverleners te alarmeren na een interne melding van een incident: Naam: ...........................................………….., telefoonnummer(s): …………………. Naam: ...........................................………….., telefoonnummer(s): …………………. Bij grotere bedrijven met een complexere BHV-organisatie kunnen meerdere functies worden onderscheiden binnen de BHV. Naast BHV’ers kunnen er dan ook ploegleiders, hoofden BHV en een coördinator BHV zijn. In bijlage 2 en 3 vindt u voorbeelden van procedures voor receptiemedewerkers en BHV’ers: wat wordt er verwacht van de receptie of centrale telefoon waar de melding binnenkomt en hoe verloopt de alarmering en inzet van de BHV. De procedures zijn beschreven in afloopschema’s en kunnen nader worden ingevuld met bedrijfsspecifieke zaken. U kunt de procedures, indien nodig aanpassen aan de eigen situatie in.

7. Oefenen Instructie: Vul in onderstaand schema in wanneer er een ontruimingsoefening in uw bedrijf heeft plaatsgevonden. Daarbij kan melding gemaakt worden van het soort incident dat is nagebootst, van vertoonde gebrek(en) en oplossing(en) daarvoor. U bent wettelijk verplicht om regelmatig ontruimingsoefeningen te houden. Minimaal één keer per jaar ontruimingsoefening is een goede richtlijn. Daarnaast moet u zorgen dat het opleidingsniveau van de BHV’ers op peil wordt gehouden zodat zij in noodsituaties adequaat kunnen optreden. Naast het regelmatig laten volgen van na- of bijscholing door de BHV’ers, kunt u door het regelmatig organiseren van oefeningen in het bedrijf de vaardigheden van de BHV’ers op peil houden. Houd oefeningen zoveel mogelijk in het bedrijfspand of in een nagebootste situatie. Registreer deelname van medewerkers aan instructies en ontruimings-oefeningen. Leg schriftelijk vast dat er is geoefend en zorg voor evaluatie van de oefening, zodat duidelijk is waar verbeteringen noodzakelijk zijn.

7.1. Registratie beheer ontruimingsoefeningen

ontruimingsoefeningen verricht Datum oefening

Soort incident

Vertoonde gebrek(en)

Welke oplossing(en) voor gebrek(en)

Wie pakt gebrek(en) aan

Datum oplossing(en) aangebracht

7.2. Evaluatie en rapportage Instructie: Evalueer alle oefeningen. Bekijk of de instructies werkbaar zijn. Stel ze zonodig bij.

Page 143: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 13 van 17

Bijlage 1 Voorbeeldprocedure/instructie receptiemedewerker Reactie van de receptie/centrale telefoon op een brandmelding of ander incident dat tot een ontruiming kan leiden

brandmelding of ander incident

telefonische of mondelinge melding

automatische melding en handbrandmelder

• wacht op instructies van BHV-er

• start ontruimingssignaal

• is inzet brandweer gewenst?

• wacht op nadere instructies

ja

nee

• alarmeer de BHV-er: laat hem controleren wat er aan de hand is

• bel 1-1-2

Page 144: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 14 van 17

Bijlage 2 Voorbeeldprocedures/instructies werknemers Instructie werknemers voor het melden van een incident

u ontdekt brand of een ander

incident

geef door: • wie: uw naam en

telefoonnummer • waar: de locatie van het

incident (verdieping, kamer) • wat: wat er is gebeurd (ernst en

omvang van de brand of rook) • of er slachtoffers zijn

bel intern alarmnummer tst …

• handel volgens de ontruimingsinstructie

wacht op instructies van de BHV’er

roep de BHV’er

BHV’er arriveert

BHV’er reageert niet

intern alarmnummer reageert niet, sla handbrandmelder in (indien aanwezig)

verzoek om brandweer in de gemeente …

bel direct 112

wacht op instructies van de brandweer

Page 145: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 15 van 17

Instructie werknemers bij een ontruiming

slow-whoop gaat af mondelinge melding ‘ontruimen’

• meld u bij de BHV’er op de

verzamelplaats

• zet pc’s uit en stel goederen veilig • neem persoonlijke bezittingen mee • sluit ramen, deuren en kasten

• verlaat het gebouw via de veiligste route • maak geen gebruik van de lift!

• wacht op nadere instructies van de

BHV’er

Page 146: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 16 van 17

Bijlage 3 Voorbeeldprocedures/instructies BHV’ers Alarmeringsprocedure BHV’ers

incident

• besluit tot ontruimen

• BHV’er wordt gealarmeerd

• BHV’er controleert melding

• start ontruimingssignaal • alarmering 1-1-2

• BHV- inzetprocedure ontruiming

ja

nee

BHV’er handelt incident af

Page 147: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 17 van 17

Inzetprocedure BHV’ers bij een ontruiming

ontruiming

• geef aanwijzingen aan werknemers

• let op eigen veiligheid • stel eigen werkplek veilig • doe een bluspoging indien mogelijk • besluit tot ontruimen

• controleer of werkruimten, toiletten en

kasten leeg zijn • sluit ramen, deuren en kasten • zet apparatuur uit

• wacht na controle gebouw op de externe

hulpverleningsdiensten • informeer de hulpverleningsdiensten

• controleer aanwezigheid werknemers op

verzamelplaats

• na vrijgave gebouw door externe hulpverleningsdiensten: personeel gebouw in begeleiden

Page 148: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 1

Dit is een plattegrond van een bakkerij om u een beeld te geven van de wijze waarop met pictogrammen wordt gewerkt op een plattegrond.

Voorbeeldplattegrond1

Deze bakkerij beschikt over 1 slanghaspel en een Eerste Hulp-koffer. De telefoon hangt in de winkelruimte. De voor- en achteruitgang zijn tevens nooduitgangen en worden aangeven met transparantverlichting. Tevens is met transparantverlichting de vluchtrichting aangegeven tussen beide compartimenten. Achter de winkel ligt de parkeerplaats, die als verzamelplaats gebruikt kan worden bij een ontruiming.

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 149: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 2

Voor de plattegrond van uw eigen bedrijf kunt u gebruikmaken van de onderstaande pictogrammen.

Pictogrammen1

Eerste Hulp-koffer

(Centraal) telefoontoestel/receptie

Brandtelefoon

Brandblusser

Slanghaspel

Schadelijke stoffen

Parkeergelegenheid

Verzamelplaats

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 150: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 2

Vluchtroute aanduiding

Pictogram voor richtingsverandering van de

vluchtrichting

Pictogram voor vluchtrichting rechtdoor

Pictogram voor richtingsverandering van de

vluchtrichting

Aanduiding uitgang

Pictogram voor de aanduiding van een uitgang

Pictogram voor de aanduiding van een uitgang

Pictogram voor de aanduiding van een uitgang

Page 151: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 2

Lesbrief Ontruiming Handleiding Ontruimen moet je oefenen De publicatie ‘Handleiding Ontruimen moet je oefenen’ is bedoeld om werknemers voor te lichten over ontruimen en de procedures die zij zelf moeten volgen bij een ontruiming. De voorlichting kan door de organisatie zelf, de brandweer of door BHV-opleiders worden gegeven. Hiervoor kunnen onder andere de powerpointpresentatie, film en voorbeelden op de cd-rom gebruikt worden. De voorlichter bepaalt zelf wat hij gebruikt. Onder het kopje ‘Mogelijk te gebruiken bestanden op cd-rom’ en het kopje ‘Tips’ reiken we u enige ideeën aan. Aantal deelnemers Er kan aan een grote groep voorlichting worden gegeven. De groepsgrootte is afhankelijk van de beschikbare ruimte en tijd. Duur van de bijeenkomst 1 à 1,5 uur. Benodigde middelen • Handleiding ‘Handleiding Ontruimen moet je oefenen’. • Cd-rom met Powerpointpresentatie en film Ontruiming. Op de cd-rom staan:

• een Powerpoint_presentatie • de film ‘Ontruiming’. Beide bestanden moeten worden gekopieerd naar de harde schijf van uw pc en samen in een map worden gezet. Alleen op deze wijze kan de film (via een hyperlink) worden getoond in de presentatie Voorlichting en instructie over ontruiming’. U kunt de film natuurlijk ook afspelen buiten de Powerpointpresentatie als via bijvoorbeeld windows mediaplayer.

• beamer en pc/laptop. Mogelijk te gebruiken bestanden op cd-rom • Relevante wet- en regelgeving • pdf Gebruiksbesluit • De tien mythen ontkracht (onderzoek NIFV) • Voorbeeldprocedures/instructies receptiemedewerker • Voorbeeldprocedures/instructies werknemers • Voorbeeldprocedures/instructies BHV’ers • Voorbeeldontruimingsplan • Wegwijzer oefenen • Achtergrondinformatie over ontruimen • Voor de zorg:

• Checklist zorginstellingen (ministerie VROM) • Quickwins voor zorginstellingen (ministerie VROM)

Page 152: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 2

Sheets In de Powerpointpresentatie wordt aangegeven wanneer specifieke gegevens kunnen worden ingevuld. Dit wordt aangegeven doordat de teksten in het groen en cursief staan. Bijvoorbeeld:

��������������� ���������������

��������������������������� ���������

• ���������������� �

�������������������������� ���������

• ������������������������

• ������ ��������������������� ���������������������������

Indien beschikbaar, kunt u foto’s en filmpjes van het eigen bedrijf invoegen. U kunt de presentatie dus geheel op maat maken. Tips voor het verzorgen van een voorlichtingsbijeenkomst Betrek de directie en de BHV bij de voorlichting en laat hen, indien mogelijk, aanwezig zijn. Probeer de deelnemers aan de bijeenkomst zoveel mogelijk actief te betrekken door hun antwoord te laten geven op de vragen over de specifieke situatie in hun organisatie. U kunt onderstaande vragen gebruiken als leidraad bij het geven van de voorlichting. • Welke verplichtingen hebben werkgevers en werknemers m.b.t. ontruimen? • Welke rol speelt de BHV bij een ontruiming? • Zijn er gegevens bekend over brand en ontruiming in de eigen organisatie? • Waarom, wanneer en hoe moet worden ontruimd? • Hoe herkent men een vluchtroute? Waar vindt u de vluchtwegaanduidingen in het

eigen gebouw? • Wat is een verzamelplaats? Hoe wordt de verzamelplaats aangeduid? Waar is/zijn

onze verzamelplaats(en)? • Wie zijn onze BHV’ers? Hoe worden ze gealarmeerd? Hoe moeten we omgaan

met instructies van de BHV? • Wat moet u weten als u reden tot ontruimen ontdekt? Wat kunt u doen? Wat moet

u weten als het ontruimingssignaal wordt gegeven? Wat kunt u doen? Vat ter afsluiting de juiste procedures nog eens samen en verwijs naar de BHV’ers voor verdere vragen.

Page 153: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 2

In dit document worden de competenties van de BHV’er beschreven. Tevens worden mogelijke opleidingsprofielen aangegeven.

Opleidingsprofiel bedrijfshulpverlener1

Algemene regels alarmering en veilig optreden als BHV’er De BHV’er kan: • kan de algemene hulpverleningsregels toepassen; • is bekend met de regels voor het melden en alarmeren en met de communicatiemiddelen

die in het bedrijf worden gebruikt. Eerste Hulp De BHV’er kan • de juiste maatregelen nemen ten behoeve van zijn eigen veiligheid en die van het

slachtoffer. • Eerste Hulp verlenen bij de meest voorkomende letsels:

• uitwendige wonden en ernstige uitwendige bloedingen • brandwonden • botbreuken, ontwrichtingen en wervelletsel • kneuzingen en verstuikingen • oogletsel.

Indien uit de RIE blijkt dat er binnen het bedrijf kans is op levensbedreigende situaties dient de BHV’er te beschikken over vaardigheden om Eerste Hulp te bieden bij levensbedreiging. De BHV’er kan • de basale reanimatie toepassen en de AED op juiste wijze gebruiken. • handelen bij situaties die het leven kunnen bedreigen, namelijk:

• verslikking • shock • acute ziekten/aandoeningen.

Het beperken en het bestrijden van brand • De BHV’er weet wat brand is en hoe brand kan worden geblust. • De BHV’er weet wat een BHV’er moet doen in geval van brand:

• alarmeren • branduitbreiding voorkomen • blussen.

De BHV’er kan • veilig optreden bij rook, hitte en op een veilige wijze deuren openen. • het juiste blusmiddel gebruiken bij een brand. • een vaste stoffenbrand en/of een vloeistofbrand en/of een gasbrand bestrijden.

Page 154: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 2

Ontruiming • De BHV’er de voorzieningen om een gebouw op een veilige wijze te ontruimen, de

regels die gelden voor het ontruimingsplan en de alarmerings- en ontruimingsprocedures. • De BHV’er kent de voorzieningen om een gebouw op een veilige wijze te ontruimen, de

regels die gelden voor het ontruimingsplan en de alarmerings- en ontruimingsprocedures. • De BHV’er kan:

• handelen volgens de algemene ontruimingsprocedure bij het afgaan van het ontruimingssignaal.

• • handelen volgens de gedragsregels voor de BHV’er tijdens het ontruimen. • • aanwijzingen geven aan medewerkers en derden. • • werkplekken en algemene ruimtes controleren. • • informatie verstrekken aan en samenwerken met externe hulpverleningsdiensten.

• kent de algemene afspraken over de opvang van medewerkers en derden op de verzamelplaats.

• kent de algemene afspraken over het verlenen van nazorg aan medewerkers en derden.

Mogelijke opleidingsprofielen Onderstaand overzicht kan behulpzaam zijn om de opleiding voor BHV’ers verder vorm te geven, volgens een modulaire opbouw: Kleine bedrijven zonder specifieke restrisico’s

BHV instructie voor micro-bedrijven Deze bestaat uit de volgende onderdelen: • Niet-spoedeisende Eerste Hulp • BHV Instructie Brandbestrijding en Ontruiming Basisopleiding BHV • Niet-spoedeisende Eerste Hulp • Spoedeisende Eerste Hulp • Brandbestrijding • Ontruiming Aanvullende opleidingen afhankelijk van de specifieke risico’s • BHV Adembescherming • BHV Bronbestrijding • BHV in de petrochemische industrie • BHV Eerste Hulp gevaarlijke stoffen • BHV Procedure gevaarlijke stoffen • Beheerder Brandmeldinstallatie • Ploegleider BHV • Ploegleider BHV Beheer

Grote bedrijven en bedrijven met specifieke restrisico’s

• Coördinator/Hoofd BHV

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 155: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 2

Voo

rlich

ting

& In

stru

ctie

Voorlichting over de Bedrijfshulpverlening

Bewijs van deelname

duur

2 uur

inhoud onderwerp certificering

Bas

isop

leid

inge

n B

HV

Eerste Hulp: Niet spoedeisend

Brandbestrijding - soorten brandblussers afhankelijk van bedrijf

- m.n. praktijkoefeningen

Ontruiming - afhankelijk gebouw, doelgroep

- m.n. praktijk oefenen ontruimen

BHV NEH

BHV SEH

BHV Brand-bestrijding

BHV Ontruiming

Dip

lom

a B

HV

Allr

ound

(16

u)

4 uur

4 uur

Modulaire opleidingsstructuur BHV 2009

4 uur

Eerste Hulp: Spoedeisend: - reanimatie - AED

4 uur

BHV instructie (B&O) - instructie Brandbestrijding - instructie Ontruiming

4 uur

BH

V v

oorl.

& In

str.

(6

u)

Bewijs van deelname

Page 156: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 2

Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

duur inhoud onderwerp certificering O

pera

tione

el le

idin

g ge

ven

B

ehee

r B

elei

d B

HV

Ploegleider BHV - operationeel leidinggeven - BHV ploeg

Ploegleider BHV

2 dagen

Aan

vulle

nde

BH

V o

plei

ding

en

BHV Adembescherming - gidsen - informeren Brandweer

BHV Bronbestrijding - Bron- en brandbestrijding industrie

BHV Procedure gevaarlijke stoffen - BHV informatie bij werken met gevaarlijke stoffen

BHV Adembe-scherming

BHV Bron- bestrijding

BHV Gevaarlijke stoffen

2,5 dag

1,5 dag

8 uur

Beheerder Brandmeldinstallatie (BMI) - Beheer, onderhoud van BMI

Beheerder BMI

1,5 dag

Ploegleider BHV Beheer - locatieverantwoordelijke - BHV (beheer)plannen

Coördinator/hoofd BHV - beleid - medezeggenschap - kwaliteit BHV

Ploegleider Beheer BHV

3 dagen

C/H BHV

2 dagen

BHV Eerste Hulp gevaarlijke stoffen - EH bij ongevallen

BHV EH gevaarlijke stoffen

4 uur

BHV in de petrochemische industrie - BHV Adembescherming - BHV Bronbestrijding

BHV in de petrochemi-sche industrie

4 dagen

Page 157: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 7

Deze wegwijzer bevat tips voor het houden van oefeningen.

Wegwijzer oefenen1 In deze wegwijzer worden aanwijzingen gegeven voor het oefenen in fasen. Ook worden een aantal suggesties gedaan voor het houden van een communicatieoefening en een praktijkoefening. Een communicatieoefening wordt gebruikt om te toetsen of BHV’ers en/of overige werknemers op de hoogte zijn van de procedures bij een incident. In een praktijkoefening worden de procedures daadwerkelijk geoefend in de praktijk. 1. Oefenen in fasen Afhankelijk van de aard, grootte en ligging van uw bedrijf kunt u het oefenen van de ontruimingsprocedures splitsen in meerdere fasen. Gebruik de procedures of instructiekaarten als uitgangspunt voor de oefeningen. Houd de oefeningen zo eenvoudig mogelijk. Oefening fase 1: het personeel wordt ingelicht over dag en tijd Na de communicatieoefening wordt het personeel voor het eerst geconfronteerd met een daadwerkelijke ontruiming. Door plaats en tijd bekend te maken is deze fase de eenvoudigste. In de praktijk is namelijk gebleken dat de personeelsleden zich op deze situatie zullen gaan voorbereiden. Het BHV-plan wordt weer eens uit de kast gehaald en de taken worden weer eens bestudeerd. Dit heeft tot gevolg dat iedereen weer goed op de hoogte is. Beperk in dit stadium de ontruiming tot een gedeelte van het bedrijf, zoals een etage of een paviljoen met als deelnemers het geïnstrueerde personeel. Goed controleerbaar is nu hoe bijvoorbeeld een ontruimingsploeg (indien voorhanden) zijn werkzaamheden opbouwt en coördineert, hoe functioneel het ontruimingssignaal is, hoe op een eerste verzamelplaats de controle uitgevoerd wordt. Bij een oefening fase 1 zijn de deelnemers de personen die werkzaam zijn op de betreffende etage/afdeling én de BHV’ers. Bij deze oefening kan gekozen worden voor een gedeeltelijke ontruiming bijvoorbeeld een ontruiming van (een gedeelte van) een verdieping. Het incident kan, bijvoorbeeld, een brandje zijn in een prullenbak op een van de kamers/kantoren. Geef hierbij aan hoever de rook zich verspreid heeft zodat gedeeltelijke ontruiming noodzakelijk is. Omdat de oefening kleinschalig is kunt u zelf als waarnemer optreden. Aan het eind van deze oefening is het belangrijk, zeker om het personeel gemotiveerd te houden, een evaluatie te houden. Tijdens deze evaluatie kunnen de ervaringen van het personeel tijdens deze ontruiming aanleiding zijn om het plan aan te passen. Zorg er voor dat de evaluaties opgeslagen worden in het archief van de BHV. Oefening fase 2: het personeel wordt ingelicht over de dag of week Bij deze fase wordt het tijdstip van de oefening niet vermeld. Ook hier heeft de praktijk uitgewezen dat de personeelsleden zich terdege op de ontruimingsoefening zullen voorbereiden. Evenals bij fase 1 dient men ook nu een op handen zijnde 1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 158: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 7

ontruimingsoefening aan het personeel kenbaar te maken. Bij een oefening fase 2 gaat u de ontruiming verder uitbreiden tot een hele vleugel of afdeling. De deelnemers zijn de personen die werkzaam zijn op betreffende vleugel of afdeling en de personen die algemeen een taak hebben in het ontruimingsplan. Het incident kan, bijvoorbeeld, zijn dat er een gaslekkage is. Beperk de oefening tot het testen van de ontruimingsprocedure. In deze fase is het aan te bevelen dat u met minimaal twee waarnemers werkt. Als er meerdere BHV’ers in het bedrijf zijn, laat BHV’ers van andere afdelingen dan optreden als waarnemer. Hiervoor moet u personen kiezen die goed op de hoogte zijn van het ontruimingsplan. Op de cd-rom is een voorbeeld van een waarnemersformulier opgenomen. Afhankelijk van de oefendoelen kunnen er aandachtspunten wijzigen. Werk bij een oefening altijd zo realistisch mogelijk. Aan het einde van de oefening is het belangrijk een goede evaluatie te houden. Zorg er voor dat de evaluaties opgeslagen worden in het archief van de BHV. Oefening fase 3: het personeel wordt niet ingelicht Bij deze stap worden de gebruikers van het bedrijf niet ingelicht. Alleen de directie is op de hoogte van de oefening. Het is mogelijk om een observator van de brandweer of een adviesbureau in te schakelen om de oefening te begeleiden en te evalueren. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft dient u het plan of de organisatie aan te passen. In deze fase is sprake van volledige ontruiming van het bedrijf. Het is dan mogelijk het plan op effectiviteit en functionaliteit te toetsen. Belangrijke aspecten zijn: • de wijze waarop alle gebruikers het bedrijf verlaten; • de controle op de verzamelplaats buiten het bedrijf; • de begeleiding van niet-zelfredzamen en bezoekers. Het kan nuttig zijn in dit stadium ook de brandweer en andere hulpverleningsdiensten te betrekken in de oefening. Bij oefeningen in de derde fase kunt u uitgaan van een scenario afgeleid van de restrisico’s en de specifieke risico’s in uw bedrijf. Een oefening moet zo realistisch mogelijk zijn. Om dit te bereiken kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een tijdschema, maar ook van hulpmiddelen zoals een rookmachine, lichteffecten, eventueel Lotus- slachtoffers en dergelijke. Waarnemers moeten duidelijkheid hebben over hun taak. Het is noodzakelijk dat zij voldoende observatieformulieren en schrijfmateriaal bij zich hebben en zij moeten als zodanig herkenbaar zijn. Goed overleg is van groot belang. Dit is zeker het geval bij een oefening in fase 3. Er moet zeker overleg gepleegd worden met de beheerder van het bedrijf, de oefenleiding, de waarnemers, de brandweer, de politie en de ambulance. Daarnaast kan het nuttig zijn de pers vooraf te informeren. In grote bedrijven is het aan te bevelen om een apart verbindingsnet voor de ensceneringploeg en de waarnemers vast te stellen. De veiligheid moet altijd gewaarborgd worden. Daar moeten voorzorgsmaatregelen voor getroffen worden. Zo moet worden afgesproken hoe te handelen, voor het geval er zich werkelijk een incident of ongeval voordoet tijdens de oefening (‘no play’). Aan het einde van de oefening is het belangrijk een goede evaluatie te houden. Zorg er voor dat de evaluaties opgeslagen worden in het archief van de BHV. Oefening fase 4: het personeel wordt niet ingelicht en de oefening is onverwacht Ook in deze laatste fase van de oefeningcyclus worden de gebruikers van het bedrijf niet ingelicht. De uitgangspunten en werkwijze zijn dezelfde als bij oefening fase 3, met dien verstande dat deze oefening uitgaat van een specifiek incident, zoals een grote brand met als complicatie bijvoorbeeld het wegvallen van één van de vluchtwegen of het niet beschikbaar zijn van elektriciteit. Vergelijk het eerder genoemde scenario met

Page 159: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 3 van 7

de gaslekkage. Als extra handicap kunt u bijvoorbeeld één van de trappenhuizen ontoegankelijk maken door het gaslek te ensceneren in een kamer/kantoor in de nabijheid van het trappenhuis. U dient goed te (laten) letten op de wijze van ontruiming aangezien het incident wat groter is, één van de vluchtwegen afgesloten is en er wellicht juist door deze combinatie in de oefening paniek ontstaat bij de gebruikers van het pand. Een oefening in fase 4 heeft alleen maar zin als de bedrijfshulpverleningsorganisatie én het personeel voldoende op de hoogte zijn van de taken die vervuld moeten worden. Mocht dat nog niet bekend zijn, dan bieden de oefeningen uit de eerdere fasen voldoende uitdaging voor de organisatie. Verder is het voor een oefening van deze omvang raadzaam om geassisteerd te worden door een extern adviesbureau of door de gemeentelijke brandweer. Aan het einde van de oefening is het belangrijk een goede evaluatie te houden. Zorg er voor dat de evaluaties opgeslagen worden in het archief van de BHV.

Page 160: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 4 van 7

2. Voorbeeld van een communicatieoefening Een communicatieoefening wordt gebruikt om te toetsen of BHV’ers en/of overige werknemers op de hoogte zijn van de procedures bij een incident. Praktisch kunt u dit doen door uw bedrijf op ‘papier’ te laten ontruimen. Maak een keuze uit de scenario’s (uit het BHV plan) die tot een ontruiming kunnen leiden. Geef op de plattegrond van het bedrijf aan wat voor calamiteit heeft plaatsgevonden en laat de deelnemers opschrijven/vertellen wat voor actie zij ondernemen. Doel van de oefening Voorbeelden van oefendoelen. Toetsen of:

• de alarmering intern en/of extern volgens de alarmeringsprocedure verloopt • de inzet van de BHV volgens de inzetprocedure verloopt • werknemers de eigen werkplek veilig achterlaten • er veilige vluchtwegen worden gebruikt • de melding op de verzamelplaats volgens de procedure verloopt

Beperk het aantal doelen per oefening. Zorg dat u de doelen die u wilt testen ook daadwerkelijk kunt beoordelen. Doelgroep Alle bedrijfshulpverleners of een deel daarvan. Oefenscenario Een incident wordt 'op papier' voorgelegd aan (een deel van) alle BHV’ers. Maak gebruik van een plattegrond van een (deel) van het bedrijf om een betere voorstelling te kunnen maken hoe het gekozen scenario zich ontwikkelt en wat de acties zijn van de (bedrijfs)hulpverleners. De calamiteit moet voor deze oefening niet te complex zijn. Het bedrijf moet dus 'op papier' worden ontruimd. De bedrijfshulpverleners moeten opschrijven welke acties ze zouden ondernemen. Voorbeeld: Op het centrale punt/ de receptie wordt gemeld dat er brand is ontstaan in het archief. De receptionist/ telefonist geeft de melding door aan de BHV. Vragen:

� Hoe ziet de ontruimingsprocedure van de BHV eruit? � Wat zijn uw taken? � Hoe en wat communiceert u met de andere bedrijfshulpverleners? � Hoe en wat communiceert u met het overige personeel? � Tot hoever wordt besloten om het bedrijf te ontruimen?

Voorbereiding Inplannen van de betrokken bedrijfshulpverleners. Andere voorbereiding is niet nodig. De oefenleider kan tijdens de oefening zelf als waarnemer optreden. Externe hulpverleners De externe hulpverleners hoeven van een communicatieoefening niet op de hoogte te worden gebracht.

Page 161: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 5 van 7

Evaluatie Herhaal het doel van de oefening. Toets of de taken en instructies bij de BHV’ers duidelijk zijn en of de onderlinge communicatie op elkaar is afgestemd. Geconstateerde problemen moeten schriftelijk worden vastgelegd. Gebruik hiervoor een evaluatieformulier (zie cd-rom). Mocht blijken dat de communicatie stroef en dus niet effectief verloopt en dat de taken/instructies niet goed bekend zijn bij de deelnemers, dan zal een herinstructie van de betrokkenen moeten plaatsvinden. Eventueel kunnen de procedures worden aangepast. Nazorg Stel vast hoe en wanneer geconstateerde problemen worden opgelost. Stel indien nodig het BHV-plan bij.

Page 162: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 6 van 7

3. Voorbeeld van een ontruimingsoefening (Praktijkoefening) In een praktijkoefening worden de procedures daadwerkelijk geoefend in de praktijk. Doel van de oefening Het toetsen van ontruimingsprocedures en –instructies, met name: � ontruimingssignaal is hoorbaar en herkenbaar in het gehele bedrijf � bedrijfshulpverleners en hun taken zijn bekend bij overige personeel � externe hulpverleners worden op juiste wijze gealarmeerd � juiste afstemming van werkzaamheden van bedrijfshulpverleners en andere

personen die een functie hebben bij een ontruiming � juist gebruik van vluchtwegen zoals aangegeven op plattegronden � juiste wijze van gebruik verzamelplaats � juiste wijze van registratie van personen op verzamelplaats. Beperk het aantal doelen per oefening. Zorg dat u de doelen die u wilt testen ook daadwerkelijk kunt beoordelen. Doelgroep Alle medewerkers worden betrokken bij de ontruimingsoefening en zijn vooraf ingelicht over het tijdstip van de oefening. Oefenscenario Kies een scenario waarbij een gedeelte van het bedrijf moet worden ontruimd en werk dat uit in een oefening. Voorbeeld: een kleine brand op een kantoor of een gaslek in een kantine. Er kan tevens gekozen worden voor één of twee slachtoffers. Bijvoorbeeld: Bij de receptie wordt door de man van de technische dienst gemeld dat in de werkplaats bij het lassen brand is ontstaan; de receptioniste geeft de melding door aan de brandweer. Vragen: Hoe en door wie wordt de ontruimingsprocedure gestart, tot hoe ver wordt er besloten het bedrijf te ontruimen? Voorbereiding De volgende zaken moeten goed geregeld worden: 1. Alle medewerkers (inclusief bedrijfshulpverleners) worden vooraf op de hoogte

gebracht van: de datum en de tijd van de oefening hoe lang de oefening maximaal duurt in welke ruimte het incident (bijvoorbeeld het brandje) is

2. Met de bedrijfshulpverleners wordt tevens vooraf afgesproken:

het tijdstip van de evaluatie/ nabespreking van de oefening Advies: evalueer (vrijwel) direct na het einde van de oefening.

3. Met 'de slachtoffers' wordt afgesproken:

wat ze moeten doen, waar ze zich bevinden, wat de verwondingen zijn, wat ze tegen de bedrijfshulpverleners mogen zeggen.

Page 163: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 7 van 7

4. Waarnemer(s): Afhankelijk van de omvang van de oefening kan de oefenleider gebruik maken van

een of meer personen die op de hoogte is/zijn van het BHV-plan en de BHV-taken. Zij kunnen tijdens de oefening optreden als waarnemer. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld het evaluatieformulier en het waarnemersformulier van de cd-rom en gele briefjes voor het noteren van korte notities. Gebruik de gele briefjes om op de werkplek aan te geven wat er niet volgens de procedure is gedaan (bijvoorbeeld apparatuur aangelaten, kastdeuren die openstaan).

Externe hulpverleners Als de oefening beperkt wordt gehouden, is over het algemeen melding aan externe hulpverleners niet nodig. Informeer politie en brandweer wel als een oefening buiten het bedrijf door derden kan worden opgemerkt. Communicatiemiddelen Er moeten voldoende communicatiemiddelen aanwezig zijn. Dit zijn de middelen die in het bedrijfsnoodplan zijn opgenomen. Meestal gaat het om interne en/ of mobiele telefoons en/ of portofoons. Evaluatie Herhaal het doel van de oefening. Toets of de taken en instructies bij de bedrijfshulpverleners duidelijk zijn en of de onderlinge communicatie op elkaar is afgestemd. Geconstateerde problemen moeten schriftelijk worden vastgelegd. Hiervoor kan het evaluatieformulier worden gebruikt. Bespreek in ieder geval de volgende punten: � bekendheid van het ontruimingssignaal onder de medewerkers � de communicatie tussen de bedrijfshulpverleners � functioneren van de bedrijfshulpverleners bij het blussen van de beginnende brand � functioneren van de bedrijfshulpverleners bij de ontruiming � eventueel: functioneren van de bedrijfshulpverleners bij het verlenen van Eerste

Hulp aan slachtoffer(s) of het optreden bij brand � gebruik van de vluchtroutes � gebruik van de verzamelplaats � registratie van de personen � melding bij de brandweer. Nazorg Breng alle medewerkers (inclusief bedrijfshulpverleners) op de hoogte van de resultaten van de oefening. Stel vast hoe en wanneer geconstateerde problemen worden opgelost. Stel indien nodig het BHV-plan bij.

Page 164: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 3

Dit formulier kan worden gebruikt bij de eindevaluatie van een ontruimingsoefening.

Evaluatieformulier oefening1

Bedrijf: Datum oefening: Tijdstip aanvang/ einde oefening: ...............uur/..................uur Naam leider oefening: Soort oefening Communicatieoefening

Gedeeltelijke ontruiming van het bedrijf

Volledige ontruiming van het bedrijf

Anders, ….

Bekendheid van de oefening Met kennisgeving vooraf

Zonder kennisgeving vooraf

Uitvoering ja nee opmerking Alarmering 1. Is de brandmeldapparatuur juist gebruikt?

2. Is het ontruimingsalarm/de ontruimingsalarminstallatie juist gebruikt?

3. Zijn intern de juiste personen op juiste wijze gealarmeerd?

4. Waren de aanwezige personen bekend met het ontruimingssignaal?

5. Zijn (eventueel) externe hulpverleners op de juiste wijze gealarmeerd?

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 165: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 3

Uitvoering van taken 6. is de ontruiming op de juiste wijze gecoördineerd?

7. Is de directie geïnformeerd over/betrokken bij de ontruiming?

8. Zijn de taken van de receptie/centraal punt juist uitgevoerd?

9. Zijn gas en elektra afgesloten?

10. Zijn liften buiten werking gesteld?

11. Hebben de werknemers de ontruimingsprocedure gevolgd? a. Is de werkplek volgens afspraak achtergelaten? b. Zijn ramen, deuren, kasten gesloten? c. Is een veilige vluchtroute gevolgd?

12. Was de taakverdeling binnen de BHV duidelijk?

13. Zijn de taken van de BHV juist uitgevoerd? a. Zijn alle ruimten op aanwezigen gecontroleerd? b. Is apparatuur zonodig uitgezet? c. Zijn ramen, kasten en deuren gesloten? d. Heeft de ontruiming van niet-zelfredzame personen

op een juiste wijze plaatsgevonden? e. Zijn werknemers en derden daadwerkelijk begeleid? f. Zijn alle aanwezigen naar de verzamelplaats

gestuurd?

14. Is op de juiste wijze door de BHV’ers samengewerkt?

15. Is op de juiste wijze omgegaan met de aanwezige communicatiemiddelen?

16. Is op de juiste wijze omgegaan met brand-blusmiddelen en/ of Eerste Hulp-middelen?

17. Zijn de aanwezigen geregistreerd op de verzamelplaats?

18. Zijn de nooduitgangen daadwerkelijk gebruikt?

Page 166: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 3 van 3

Mogelijke aanpassingen

19. Waren alle voorzieningen goed te gebruiken? a. brandmelders b. brandmeldinstallatie c. ontruimingssignaal/ontruimingsalarminstallatie d. vluchtwegen e. nooduitgangen f. blusmiddelen g. reddingsmiddelen h. eerst hulpmiddelen i. overige…

20. Is nadere voorlichting en instructie nodig van: a. directie? b. personeel? c. BHV’ers?

21. Dienen de afspraken met de externe hulpverleningsdiensten te worden aangepast?

22. Moet het ontruimingsplan worden aangepast n.a.v. de oefening?

Overige opmerkingen:

Page 167: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 1 van 2

Dit formulier kan worden gebruikt door degenen die de oefening observeren.

Waarnemersformulier Ontruimingsoefening1

Organisatie Datum oefening

Tijdstip aanvang

Naam waarnemer Taak

Ja Nee Opmerking

Receptie 1. Is brandmeldapparatuur juist gebruikt?

2. Zijn de hulpverleningsdiensten op de juiste wijze gealarmeerd?

3. Zijn volgens plan de juiste personen gealarmeerd?

4. Is het ontruimingsalarm/bericht juist afgegeven?

Leidinggevend personeel 5. Is de ontruiming op een juiste wijze gecoördineerd?

6. Is de directie geïnformeerd over/betrokken bij de ontruiming?

Technisch personeel 7. Zijn elektra en gas afgeschakeld?

8. Zijn de liften buiten werking gesteld?

Overige personeelsleden 9. Zijn de werkplekken volgens afspraak achtergelaten?

10. Zijn er veilige vluchtroutes gebruikt?

11. Zijn niet-zelfredzame personen juist geholpen?

12. Heeft het personeel zich afgemeld op de verzamelplaats?

1 Het NIBHV besteedt de grootst mogelijke zorg aan de inhoud van de tekst, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele inhoudelijke fouten.

Page 168: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

© NIBHV, 2009 Pagina 2 van 2

BHV/Ontruimers 13. Indien relevant, is een aanvang gemaakt met de

blussing?

14. Zijn de ontruimers ingezet?

15. Is er volgens de procedure ontruimd? a. Zijn alle ruimten op aanwezigen gecontroleerd? b. Is apparatuur zonodig uitgezet? c. Zijn ramen, kasten en deuren gesloten? d. Heeft de ontruiming van niet-zelfredzame personen op

een juiste wijze plaatsgevonden? e. Zijn werknemers en derden daadwerkelijk begeleid?

16. Zijn de hulpverleningsdiensten opgevangen en zonodig begeleid naar het incident?

17. Zijn de hulpverleningsdiensten geïnformeerd over het incident?

Verzamelplaats 18. Vond er registratie plaats?

Overige opmerkingen:

Page 169: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

©NIBHV, 2009 Pagina 1 van 4

Achtergrondinformatie over ontruimen Een ontruiming kan alleen goed verlopen door de combinatie van geïnstrueerd personeel, een goed getrainde BHV, de benodigde (brandveiligheids)voorzieningen en regelmatig oefenen. Op de cd-rom vindt u informatie die u kunt gebruiken om de ontruiming in uw bedrijf te ondersteunen. 1. Voorzieningen Naast de organisatorische invulling van een ontruiming zijn bouwtechnische en technische voorzieningen vereist bij het goed laten verlopen van een ontruiming. In principe wordt er tijdens het ontwerp van het gebouw al voldoende rekening gehouden met de technische mogelijkheden. Soms moeten er in bestaande bouw voorzieningen getroffen worden om een goede ontruiming te garanderen. Alarmering Op het moment dat de verantwoordelijke van het bedrijf de beslissing heeft genomen om het gebouw te ontruimen, zullen de aanwezige daarvan op de hoogte moeten worden gebracht. Alarmering vindt plaats via een ontruimingssignaal (slow whoop of mondelinge mededeling). Uit onderzoek blijkt dat een ontruimingssignaal met gesproken woord tot een betere opvolging van het signaal leidt. Na de alarmering moet iedereen via een veilige vluchtroute naar een veilige plek gaan. Vluchtwegen Van belang is dat er op ieder moment van de dag voldoende verlichting aanwezig is om te kunnen vluchten. De vluchtroute moet worden aangegeven via vluchtwegaanduidingen. Iedereen moet weten welke vluchtroute hij moet nemen. Van groot belang is dat de aangegeven vluchtroute ook tot aan buiten toe gebruikt kan worden. Deuren moeten zonder sleutel kunnen worden geopend. Voorwaarden bij een ontruiming Het doel van een ontruiming is dat mensen binnen één minuut het compartiment waar de brand heerst, kunnen verlaten. Een brandveilig gebouw is zo gemaakt dat de muren en wanden van delen van het gebouw (compartimenten) een bepaalde brandwerendheid bezitten om te bereiken dat de brand binnen het compartiment blijft. Een brandwerende scheidingswand houdt een brand 30 tot 60 minuten tegen. Bij het bepalen van de brandwerendheid wordt er vanuit gegaan dat deuren in scheidingswanden gesloten zijn en dat er geen kieren of gaten in de wand zijn aangebracht. Bij een brand is het belangrijk dat de BHV erop let dat compartimenten worden afgesloten, zodat een brand zich minder snel kan verspreiden. De regelgeving gaat er daarbij onder andere van uit dat mensen dertig seconden met ingehouden adem door rook kunnen vluchten. Mensen moeten binnen vijftien minuten een gevaarlijke plek (een bouwwerk) kunnen verlaten.

Page 170: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

©NIBHV, 2009 Pagina 2 van 4

In de ‘Visie op brandveiligheid’ stelt het ministerie van VROM dat een pand veilig moet kunnen worden verlaten. Dat houdt in dat mensen een gevaarlijke plek (een bouwwerk) binnen vijftien minuten kunnen verlaten. De constructie van een gebouw moet daarmee gedurende vijftien minuten de brand kunnen weerstaan van moment van brand uitbreken tot de tijd (vijftien minuten) waarbinnen de brandweer hulp kan verlenen. “De doorgangsbreedte van de vluchtroutes bepaalt hoeveel mensen in één minuut het rookcompartiment kunnen verlaten. De regelgeving gaat er daarbij onder andere van uit dat mensen dertig seconden met ingehouden adem door rook kunnen vluchten.” (Bron: Vluchten bij brand. Handreiking voor gebruiksvergunningen, 2004, pagina 7) Nadat alle betrokkenen buiten het gebouw staan moet er ook aan opvang gedacht zijn. Bij extreme weersomstandigheden is het ongewenst om iedereen buiten te laten staan. De ontruiming is tenslotte nodig geweest om gevaren en risico’s weg te nemen. Een mogelijkheid die hier toegepast kan worden is bijvoorbeeld een afspraak met een buurbedrijf. In sommige gevallen kunnen eigen voorzieningen voldoende zijn. Op deze zogenaamde verzamelplaatsen is bij voorkeur de mogelijkheid aanwezig om alle betrokkenen te informeren over het verloop van de ontruiming. Een uitermate belangrijk bericht dat gegeven moet worden is dat het gebouw weer veilig is en dat iedereen weer terug kan gaan. Eisen aan brandveiligheidsvoorzieningen en voorzieningen t.b.v. ontruimen worden beschreven in het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit. De eisen uit het Bouwbesluit zorgen ervoor dat het gebouw veilig is. Het Gebruiksbesluit regelt het brandveilig gebruik van het gebouw. 2. Ontruimingsprocedures Ontruimingsprocedures zijn bedoeld om werknemers duidelijk te maken hoe zij moeten handelen bij een ontruiming. Elk bedrijf zijn eigen ontruimingsprocedures. Werknemers moeten weten hoe te handelen als het signaal tot ontruimen wordt gegeven: de werkplek veilig achterlaten en via een veilige vluchtroute het gebouw verlaten naar een verzamelplaats. Indien relevant, begeleiden zij niet-zelfredzamen en derden naar een veilige plaats. In de ontruimingsprocedures voor de BHV ligt de nadruk op het controleren van ruimten en het geven van aanwijzingen aan personeel en derden. Tevens houden zij zich bezig met het opvangen en informeren van de externe hulpverleningsdiensten. Afhankelijk van de situatie in het bedrijf, kan de BHV ook de registratie op de verzamelplaats verzorgen en de afronding van de ontruiming. 3. Voorlichting en instructie Het doel van voorlichting en instructie is mensen voor te bereiden op hun handelen bij een ontruiming, zodat zij het gebouw op een veilige wijze kunnen verlaten.

Page 171: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

©NIBHV, 2009 Pagina 3 van 4

Geef aan alle werknemers minimaal voorlichting over: • wie de BHV’ers in het bedrijf zijn; • wat de taken van de BHV zijn; • hoe werknemers zelf moeten handelen als zij een ongeval of brand ontdekken; • hoe zij moeten handelen als het signaal tot ontruimen wordt gegeven. Elke werknemer dient zich op zijn eigen werkplek op de hoogte te stellen van de volgende gegevens: • In welk gebouw, welke vleugel, welke bouwlaag en eventueel in welke ruimte bevind

ik mij? • Hoe alarmeer ik de BHV’er? • Waar bevinden zich de dichtstbijzijnde kleine brandblusmiddelen? • Langs welke routes kan ik deze plek verlaten bij een incident? • Bij welke verzamelplaats(en) buiten het gebouw hoor ik mij te melden bij een

ontruiming? Benut regulier werkoverleg om het personeel voor te lichten en te instrueren. In de instructie voor nieuwe medewerkers dient de ontruimingsprocedure aan bod te komen. Door middel van oefeningen kunt u toetsen of het personeel conform de procedures handelt en of de procedures voldoen. 4. Oefenen Na de voorlichting en instructie kan worden gestart met oefenen. Voor de zorgsector zijn de volgende documenten ontwikkeld door het ministerie van VROM. Hierin wordt het volgende gesteld: “2.1 Het regelmatig oefenen (tenminste 1x per jaar) van het blussen van branden en het ontruimingplan onder leiding van de Bedrijfshulpverlening (BHV) en/of de brandweer zorgen ervoor de personeelsleden weten wat er moet gebeuren en wat er van hen verwacht wordt. Door ook bewoners/patiënten/cliënten bij de oefeningen te betrekken zullen deze bij een calamiteit minder snel in paniek raken. Ook het oefenen van het goed gebruik van brandblusmiddelen kan voorkomen dat een kleine brand zich snel verspreidt. 2.2 Tijdens het oefenen kunnen verbeterpunten in het ontruimingsplan naar voren komen. Vaak wordt geconstateerd dat de logica van de vluchtroute en de onderlinge communicatie tijdens een “calamiteit” te wensen overlaten. Ook blijken vluchtdeuren vaak niet geopend te kunnen worden De verbeterpunten kunnen worden aangepakt voordat zich een calamiteit daadwerkelijk voordoet. Bij knelpunten moet het plan of de situatie worden aangepast. Het is noodzakelijk (en verplicht) regelmatig (tenminste één maal per jaar) een ontruiming te oefenen zoals beschreven in het ontruimingsplan. Het plan moet ‘ingesleten’ zijn en ook nieuwe personeelsleden moeten oefenen. Bij een sterk wisselend personeelsbestand moet met een hogere frequentie (tenminste éénmaal per half jaar) worden geoefend. Reeds bij de introductie van een nieuwe medewerker moet deze zijn rol in de ontruimingsorganisatie kennen. De resultaten van de oefening moeten worden vastgelegd en geëvalueerd, zodat er geleerd wordt van gemaakte fouten en knelpunten en het plan, indien nodig, kan worden bijgesteld. Het is

Page 172: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

©NIBHV, 2009 Pagina 4 van 4

zeer aan te bevelen de ontruimingsoefening steeds te evalueren en de evaluatie op het afdelings- en/of managementoverleg te bespreken”. (Uit: ‘Checklist brand- en vluchtveiligheid zorginstellingen’, pagina 2, april 2009) “Geef regelmatig instructie (tenminste 1x per jaar) aan het personeel over het vlucht/ontruimingsplan. • Brand- en vluchtveiligheid zijn serieuze onderwerpen en horen regelmatig (bv. 2-3 keer per jaar) terug te keren in diverse overleggen (raad van bestuur, MT, overleg met ondernemingsraad, afdelingsoverleggen). Bijv. naar aanleiding van de evaluatie van een ontruimingsoefening of nodig eens een ervaringsdeskundige uit die een calamiteit in een vergelijkbare organisatie heeft meegemaakt; hij of zij kan vanuit de praktijkervaring vaak beter duidelijk maken wat de gevolgen zijn van een brand en wat de consequenties kunnen zijn van een slechte voorbereiding op een dergelijke calamiteit”. (Uit: ‘Quick Wins veiligheid zorginstellingen’, pagina 3, april 2009).

Page 173: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Eind

rapp

orta

ge

Actie

prog

ram

ma

Br

andv

eilig

heid

2007

-200

8

Page 174: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1

InhoudBrief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens 3 de minister voor Wonen, Wijken en Integratie aan de Tweede Kamer, 29 april 2009, kamerstuk 2008-2009, 26 956, nr. 66, Tweede Kamer

Bijlage 1 Eindrapportage Actieprogramma Brandveiligheid 2007-2008 9

Hoofdstuk 1Hoofdpunten Actieprogramma Brandveiligheid 11

1 Inleiding 11 a) Brandveiligheidsvisie 11 b) Verhogen bewustzijn brandveiligheid 11 c) Voldoende kennis en vaardigheden 13 d) Borging van veiligheidsdenken en handelen 15

Hoofdstuk 2Interdepartementale initiatieven 16

2.1 Inleiding 162.2 Brandveiligheid in het gevangeniswezen 162.3 Brandveiligheid in de zorg 172.4 Brandveiligheid in het onderwijs 182.5 Brandveiligheid in woningen 182.6 Ontwikkelingen brandbeveiligingsconcepten 192.7 Brandveiligheid in politiecellen 19

Hoofdstuk 3Initiatieven uit het veld 20

3.1 Inleiding 203.2 Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken (model IBB) 203.3 Model Brandveilig Gebruik Bouwwerken (BGB) 203.4 Project Veilig Wonen brandweer Amersfoort 213.5 Brandpreventieweek en burgerinitiatief rookmelders 21

Bijlage 2Overzicht eindresultaten actiepunten e 23Actieprogramma Brandveiligheid 2007-2008

Bijlage 3Visie op brandveiligheid; Gedeelde verantwoordelijkheid en 27heldere kaders vanuit een risicobenadering Samenvatting van uitgangspunten en keuzen 29

Page 175: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

23

Page 176: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

45

Page 177: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

67

Page 178: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

89

Eind

rapp

orta

ge

Actie

prog

ram

ma

Bran

dvei

lighe

id

2007

-200

8

Bijla

ge 1

Page 179: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1011

van

onde

rzoe

ken

en e

valu

atie

s, d

ie in

het

teke

n st

aan

van

de b

rand

veili

ghei

d. D

e br

andv

eilig

heid

svis

ie is

dyn

amis

ch

van

aard

, hee

ft o

p in

tera

ctie

ve w

ijze

vorm

gek

rege

n en

zal

de k

omen

de ti

jd o

p ba

sis v

an n

ieuw

e in

zich

ten

en

erva

ring

en a

ange

past

wor

den.

Hoo

fddo

el is

om

op

basi

s van

de

risi

cobe

nade

ring

te k

omen

tot m

eer e

igen

ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id d

oor b

eter

bew

ustz

ijn o

ver d

e ri

sico

’s va

n br

and.

Ke

rnpu

nten

van

de

visi

e zi

jn:

Van

rege

lger

icht n

aar r

isico

geric

ht: b

ij on

twer

p en

geb

ruik

van

ge

bouw

en w

ordt

te w

eini

g aa

ndac

ht b

este

ed a

an

veili

ghei

d: d

e in

span

ning

is v

eela

l ‘ve

rval

len’

tot h

et

toep

asse

n va

n re

geltj

es, z

onde

r bes

ef v

an a

chte

rgro

nd,

argu

men

tatie

en

cons

eque

ntie

s. E

en ri

sico

bena

deri

ng

verp

licht

de

gebo

uwei

gena

ar, d

e on

twer

per e

n de

ge

brui

ker n

a te

den

ken

over

de

wijz

e w

aaro

p de

br

andv

eilig

heid

wor

dt b

erei

kt e

n ge

borg

d. E

en

risi

cobe

nade

ring

is d

us b

ehul

pzaa

m b

ij he

t bep

alen

van

he

t bel

eid

én b

ij de

bew

ustw

ordi

ng v

an b

rand

veili

ghei

d bi

j het

bou

wen

en/

of g

ebru

iken

van

een

geb

ouw

.Du

ideli

jke ve

rant

woo

rdeli

jkheid

sver

delin

g: d

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

oor h

et v

oork

omen

en

bepe

rken

va

n de

gev

olge

n va

n br

and

is e

en g

edee

lde

vera

ntw

oord

elijk

heid

, waa

rbij

het a

ccen

t in

spec

ifiek

e ge

valle

n so

ms m

eer b

ij ee

n va

n de

par

tijen

in d

e ve

iligh

eids

kete

n lig

t. B

urge

rs e

n be

drijv

en m

oete

n ze

lf oo

k de

noo

dzak

elijk

e m

aatr

egel

en n

emen

om

zich

zelf

en

ande

ren

te b

esch

erm

en te

gen

(de

gevo

lgen

van

) bra

nd.

Hie

rvoo

r spe

elt d

e ri

sico

bena

deri

ng e

en b

elan

grijk

e ro

l. D

e ov

erhe

id is

ver

antw

oord

elijk

voo

r het

stel

len

en

hand

have

n va

n he

lder

e ka

ders

die

aan

geve

n w

at h

et

min

imaa

l noo

dzak

elijk

gea

chte

vei

lighe

idsn

ivea

u is

. Do

elgro

epen

: de

prim

aire

doe

lgro

epen

zijn

de

verm

inde

rd

of n

iet-

zelfr

edza

men

, daa

rnaa

st d

e be

won

ers e

n ei

gena

ren

van

won

inge

n. D

eze

laat

ste

groe

p is

spec

ifiek

aa

n de

vis

ie to

egev

oegd

van

weg

e he

t fei

t dat

rece

nt

onde

rzoe

k he

eft a

ange

toon

d d

at fa

tale

bra

nden

voo

ral i

n w

onin

gen

voor

kom

en.

Doelk

wan

tifice

ring:

om

mee

r inz

icht

te k

rijg

en in

de

oorz

aak

en g

evol

g va

n br

and

wor

dt e

en m

etho

de o

ntw

ikke

ld v

oor

de e

valu

atie

van

bra

nd, t

e be

ginn

en m

et e

en

regi

stra

tiesy

stee

m, z

odat

naa

r een

doe

lkw

antifi

ceri

ng v

an

bele

id k

an w

orde

n to

egew

erkt

.

Het

in d

e pr

aktij

k br

enge

n va

n de

ze v

isie

ver

gt d

e on

twik

kelin

g va

n di

vers

e m

aatr

egel

en, z

oals

inst

rum

ente

n,

hulp

mid

dele

n en

aan

pass

inge

n va

n re

gelg

evin

g. D

eze

wor

den

in sa

men

wer

king

met

bet

rokk

en p

artij

en v

erde

r ui

tgew

erkt

. De

teks

t van

de

visi

e op

bra

ndve

iligh

eid

is

inte

graa

l opg

enom

en in

dez

e ei

ndra

ppor

tage

als

bijl

age

3.

b. V

erho

gen

bew

ustz

ijn b

rand

veili

ghei

d

b.1 C

omm

unica

tiestr

ateg

ie en

porta

lweb

site b

rand

veili

gheid

In 2

007

heeft

TN

S-N

IPO

het

ond

erzo

eksr

appo

rt

Eind

rapp

orta

ge A

ctie

-pr

ogra

mm

a Br

andv

eilig

heid

20

07-2

008

1 In

leid

ing

Het

act

iepr

ogra

mm

a1 is o

p 30

janu

ari 2

007

door

de

min

iste

r va

n Bi

nnen

land

se Z

aken

en

Koni

nkri

jksr

elat

ies (

BZK)

, med

e na

men

s de

min

iste

r van

Vol

kshu

isve

stin

g, R

uim

telij

ke

Ord

enin

g en

Mili

eu (V

ROM

), aa

ngeb

oden

aan

de

Twee

de

Kam

er e

n he

eft e

en lo

optij

d va

n tw

ee ja

ar; v

an ja

nuar

i 200

7 to

t jan

uari

200

9.

Doe

l van

het

act

iepr

ogra

mm

a is

het

ver

grot

en v

an h

et

bew

ustz

ijn e

n de

ken

nis v

an b

rand

veili

ghei

d bi

j div

erse

ve

rant

woo

rdel

ijke

acto

ren

in d

e fa

sen

van

het b

ouw

- en

gebr

uiks

proc

es. I

n ee

rste

inst

antie

ligt

hie

rbij

de fo

cus o

p in

stel

linge

n m

et b

ewon

ers e

n ge

brui

kers

die

kw

etsb

aar z

ijn,

of a

fhan

kelij

k zi

jn v

an a

nder

en v

oor h

un v

eilig

heid

; de

zoge

naam

de v

erm

inde

rd ze

lfred

zam

en. D

enk

hier

bij a

an

zorg

inst

ellin

gen,

gev

ange

niss

en, k

inde

ropv

angg

ebou

wen

en

pol

itiec

elle

n.

De

vers

chill

ende

act

iepu

nten

zijn

ond

er te

ver

dele

n in

de

volg

ende

vie

r pijl

ers:

a.

vis

ieon

twik

kelin

g br

andv

eilig

heid

b.

verh

ogen

bew

ustz

ijn b

rand

veili

ghei

dc.

waa

rbor

gen

vold

oend

e ke

nnis

en

vaar

digh

eden

br

andv

eilig

heid

d. b

orgi

ng v

an b

rand

veili

ghei

dsde

nken

en

hand

elen

.

Vanu

it he

t act

iepr

ogra

mm

a zi

jn d

iver

se in

itiat

ieve

n on

twik

keld

om

dez

e do

elen

te b

erei

ken

en in

stru

men

ten

ontw

ikke

ld o

m d

e eff

ectiv

iteit

van

deze

initi

atie

ven

te

met

en. D

eze

wor

den

hier

onde

r nad

er u

itgew

erkt

, ge

clus

terd

per

pijl

er.

Aans

luite

nd v

olgt

in b

ijlag

e 2

een

inte

graa

l sch

emat

isch

ov

erzi

cht v

an d

e re

sulta

ten

van

de d

iver

se a

fger

onde

en

lope

nde

activ

iteite

n si

nds d

e vo

ortg

angs

rapp

orta

ge2 .

Ten

slott

e is

in d

e 3e

bijl

age

een

van

de b

elan

grijk

ste

resu

ltate

n va

n he

t act

iepr

ogra

mm

a op

geno

men

: de

visi

e op

br

andv

eilig

heid

en

de u

itwer

king

daa

rvan

.

a. V

isie

op

bran

dvei

lighe

id

In h

et a

ctie

prog

ram

ma

is o

pgen

omen

dat

een

gez

amen

lijke

vi

sie

van

over

heid

, ken

nisc

entr

a en

ber

oeps

groe

pen

op

bran

dvei

lighe

id w

ordt

ont

wik

keld

. Dez

e vi

sie

zal d

e ko

men

de ja

ren

rich

tingg

even

d zi

jn v

oor d

e ve

rder

e on

twik

kelin

g va

n w

et- e

n re

gelg

evin

g, fo

rmul

erin

g va

n st

rate

gieë

n, o

pzett

en v

an a

ctiv

iteite

n en

act

iepr

ogra

mm

a’s,

on

twik

kele

n va

n sc

enar

io’s

en m

odel

len

en h

et v

erri

chte

n

Page 180: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1213

com

mun

icat

iem

idde

len

voor

het

age

nder

en v

an h

et th

ema

bran

dvei

lighe

id o

p ki

nder

dagv

erbl

ijven

doo

r oud

ers e

n/of

be

lang

enor

gani

satie

s van

oud

ers m

et k

inde

ren

in d

e ki

nder

opva

ng. O

p ba

sis v

an d

eze

inve

ntar

isat

ie is

beg

in d

it ja

ar o

p in

itiat

ief v

an V

ROM

/WW

I een

pro

ject

ges

tart

om

sa

men

met

dez

e be

lang

enor

gani

satie

s ins

trum

ente

n en

m

idde

len

te o

ntw

ikke

len

om b

rand

veili

ghei

d te

kun

nen

agen

dere

n in

de

kind

erop

vang

. Ver

wac

ht w

ordt

dat

dez

e in

stru

men

ten

en m

idde

len

med

io d

it ja

ar b

esch

ikba

ar

kom

en.

c. V

oldo

ende

ken

nis

en v

aard

ighe

den

c.1 K

enni

scen

trum

In

het

act

iepr

ogra

mm

a w

erd

de o

pric

htin

g va

n ee

n ke

nnis

cent

rum

toep

assi

ng b

rand

veili

ghei

dsvo

orsc

hrift

en

(hie

rna:

ken

nisc

entr

um) a

ange

kond

igd.

De

beho

efte

aan

een

kenn

isce

ntru

m w

erd

even

eens

ben

adru

kt b

ij de

be

slui

tvor

min

g ov

er h

et B

eslu

it br

andv

eilig

geb

ruik

bo

uww

erke

n (h

iern

a: G

ebru

iksb

eslu

it).

Op

1 nov

embe

r 200

8 is

het

Geb

ruik

sbes

luit

in w

erki

ng

getr

eden

. Met

het

Geb

ruik

sbes

luit

zijn

voo

rsch

rift

en o

ver

bran

dvei

lig g

ebru

ik u

it de

gem

eent

elijk

e bo

uw-

vero

rden

inge

n la

ndel

ijk g

eüni

form

eerd

. Bij

het o

pste

llen

erva

n zi

jn d

oor h

et g

eorg

anis

eerd

e be

drijf

slev

en v

eel

prak

tijkv

oorb

eeld

en a

ange

reik

t waa

ruit

blee

k da

t de

prak

tijkt

oepa

ssin

g va

n br

andv

eilig

heid

svoo

rsch

rift

en

rege

lmat

ig to

t pro

blem

en e

n er

gern

is b

ij be

drijv

en/

inst

ellin

gen

leid

de. B

ij be

stud

erin

g va

n de

aan

gele

verd

e vo

orbe

elde

n bl

eek

dat d

e oo

rzaa

k da

arva

n vo

oral

in d

e to

epas

sing

van

de

rege

lgev

ing

en n

auw

elijk

s in

de in

houd

va

n de

rege

lgev

ing

is g

eleg

en. H

et g

aat d

aarb

ij m

et n

ame

om d

e to

epas

sing

van

bra

ndve

iligh

eids

voor

schr

iften

op

basi

s van

de

Won

ingw

et w

aarb

ij he

t bev

oegd

gez

ag

beoo

rdel

ings

ruim

te h

eeft

.

Daa

rbij

gaat

het

om

:de

toep

assi

ng v

an e

en te

chni

sche

opl

ossi

ng d

ie

gelij

kwaa

rdig

is a

an d

e op

loss

ing

die

door

het

Bo

uwbe

slui

t 200

3 of

het

Geb

ruik

sbes

luit

wor

dt

voor

gesc

hrev

en.

de to

epas

sing

van

func

tione

el g

ered

igee

rde

voor

schr

iften

(b

ijvoo

rbee

ld: d

e ei

s "da

t een

gro

ot b

rand

com

part

imen

t va

n ee

n ge

bouw

eve

n br

andv

eilig

moe

t zijn

als

een

br

andc

ompa

rtim

ent v

an m

axim

aal 1

.000

(nie

uwbo

uw) o

f 2.5

00m

² (be

staa

nde

bouw

)").

gem

eent

elijk

e aa

nsch

rijv

inge

n op

bas

is v

an a

rtik

el 13

W

onin

gwet

tot v

erho

ging

van

de

bouw

tech

nisc

he

kwal

iteit

van

een

best

aand

geb

ouw

.he

t ste

llen

van

aanv

ulle

nde

eise

n ov

er h

et b

rand

veili

g ge

brui

k va

n ee

n ge

bouw

in e

en g

ebru

iksv

ergu

nnin

g of

na

een

gebr

uiks

mel

ding

.

curs

us b

rand

veili

ghei

d vo

or p

atië

nten

- clië

nten

orga

nisa

ties.

D

e la

ndel

ijke

orga

nisa

ties i

n de

zorg

sect

or e

n op

vang

(K

ansp

lus,

LSR

, AN

BO, C

G-ra

ad, g

emee

nsch

appe

lijke

ou

dere

norg

anis

atie

s, C

SO) w

aren

bet

rokk

en b

ij de

to

tsta

ndko

min

g va

n de

ze in

stru

men

ten.

Doe

l van

het

ha

ndbo

ek e

n de

cur

sus i

s om

ver

tege

nwoo

rdig

ers v

an

clie

nten

rade

n of

pat

ient

enor

gani

satie

s bin

nen

een

spec

ifiek

e in

stel

ling

info

rmat

ie e

n in

stru

men

ten

aan

te

reik

en o

m h

et b

estu

ur/d

irec

tie v

an d

ie in

stel

ling

aan

te

spre

ken

op b

rand

veili

ghei

d. V

an h

et h

andb

oek

zijn

cir

ca

5.00

0 ex

empl

aren

gem

aakt

die

in d

e lo

op v

an 2

009

wor

den

vers

prei

d. In

het

han

dboe

k st

aat a

chte

rgro

ndin

form

atie

ov

er b

rand

veili

ghei

d, re

gelg

evin

g, d

e na

levi

ng v

an d

e re

gelg

evin

g en

wor

dt u

itleg

geg

even

ove

r wat

clië

nten

rade

n ku

nnen

doe

n om

het

ond

erw

erp

bran

dvei

lighe

id te

ag

ende

ren.

Het

han

dboe

k be

vat e

en c

heck

list v

oor h

et in

ka

art b

reng

en v

an d

e br

andv

eilig

heid

ssitu

atie

in e

en

zorg

inst

ellin

g of

opv

angf

acili

teit

.

Enke

le ja

ren

gele

den

is e

r doo

r het

min

iste

rie

van

Ond

erw

ijs, C

ultu

ur e

n W

eten

scha

p ve

el a

anda

cht b

este

ed

aan

het o

nder

wer

p (b

rand

)vei

lighe

id. I

n ee

n m

eerj

aren

-ca

mpa

gne

is a

anda

cht g

egev

en a

an d

e m

etho

de w

aarm

ee

scho

len

de (b

rand

)vei

lighe

id in

en

rond

het

scho

olge

bouw

ku

nnen

ver

bete

ren.

De

scho

len

nem

en ze

lf m

aatr

egel

en o

m

onve

ilige

situ

atie

s van

het

geb

ouw

weg

te n

emen

en

scha

kele

n bi

jvoo

rbee

ld d

e po

litie

, bur

eau

Hal

t of b

rand

wee

r in

om

scho

liere

n te

info

rmer

en o

ver v

eilig

heid

in h

et

alge

mee

n en

bra

ndve

iligh

eid

in h

et b

ijzon

der.

Hie

rdoo

r w

orde

n le

erlin

gen

gest

imul

eerd

tot v

eilig

(er)

ged

rag.

Na

afsl

uitin

g va

n de

cam

pagn

e is

het

van

bel

ang

dat d

e op

geda

ne k

enni

s en

erva

ring

bes

chik

baar

blij

ft. D

iver

se

orga

nisa

ties u

it he

t wer

kvel

d -z

oals

de

sam

enw

erki

ngs-

GGD

’en,

land

elijk

e ou

dero

rgan

isat

ies,

bes

ture

norg

anis

atie

s,

pabo

’s en

het

Ver

vang

ings

fond

s- h

ebbe

n de

ze ta

ak o

p zi

ch

geno

men

. Sch

oolle

ider

s kun

nen

bij h

en te

rech

t wan

neer

ze

hun

basi

ssch

ool v

eilig

er w

illen

mak

en. D

e in

form

atie

en

mat

eria

len

die

zijn

ont

wik

keld

in h

et la

ndel

ijke

proj

ect v

oor

info

rmat

ie-o

verd

rach

t ove

r bra

ndve

iligh

eid

in h

et

basi

sond

erw

ijs zi

jn n

og b

esch

ikba

ar e

n ku

nnen

nog

stee

ds

wor

den

gebr

uikt

. M

edio

200

9 za

l het

min

iste

rie

bezi

en o

f dez

e in

form

atie

nog

ac

tuee

l is e

n of

er n

og n

ieuw

e m

idde

len

ontw

ikke

ld m

oete

n w

orde

n. O

ok w

ordt

bek

eken

of m

arkt

initi

atie

ven

rond

in

form

atie

over

drac

ht o

ver (

bran

d)ve

iligh

eid

onde

rste

und

kunn

en w

orde

n.

Een

bijz

onde

re d

oelg

roep

is d

e ki

nder

opva

ng (c

rèch

es),

aang

ezie

n hi

er k

inde

ren

slap

en b

inne

n de

inst

ellin

g. V

anui

t de

rege

lgev

ing

is h

ier i

n he

t ver

lede

n al

de

nodi

ge a

anda

cht

aan

best

eed

en zi

jn e

r ond

er m

eer b

rand

veili

ghei

ds-

voor

schr

iften

opg

enom

en in

de

rege

lgev

ing.

Nal

evin

g va

n de

rege

lgev

ing

is v

an b

elan

g om

bra

ndve

iligh

eid

in d

e pr

aktij

k te

waa

rbor

gen.

In 2

007/

2008

is e

en in

vent

aris

atie

ui

tgev

oerd

naa

r de

beho

efte

aan

kenn

is, i

nfor

mat

ie e

n

Eind

resu

ltaa

t

Bij d

e ui

twer

king

van

dit

actie

punt

is o

p ee

n sc

hem

atis

che

wijz

e in

kaa

rt g

ebra

cht w

elk

gedr

ag m

ag w

orde

n ve

rwac

ht

van

de p

artij

en d

ie w

erkz

aam

zijn

in d

e ‘b

ouw

kete

n’.

Het

is za

ak o

m d

e ge

noem

de d

oelg

roep

en in

dez

e fa

sen

te

wijz

en o

p zi

jn o

f haa

r (ge

wen

st e

n ve

reis

t) g

edra

g. V

eel

part

ijen

zijn

zich

nie

t bew

ust v

an h

un v

eran

twoo

rdel

ijkhe

id

en a

ansp

rake

lijkh

eid.

De

in k

aart

geb

rach

te k

eten

-ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id b

evor

dert

kri

tisch

opd

rach

tgev

er- e

n op

drac

htne

mer

scha

p. D

aarb

ij za

l het

doe

l moe

ten

zijn

dat

de

gro

epen

:op

de

hoog

te zi

jn v

an h

un v

eran

twoo

rdel

ijkhe

id (‘

wee

t m

en h

et’)

zich

bew

ust z

ijn v

an h

et b

elan

g en

wat

het

pro

fijt i

s van

de

doe

lgro

ep zo

dat e

r dra

agvl

ak is

(‘w

il m

en h

et’).

hu

lpm

idde

len

hebb

en o

m d

at g

edra

g te

ver

tone

n da

t van

he

n w

ordt

ver

wac

ht. D

eze

hulp

mid

dele

n ku

nnen

zow

el

door

de

over

heid

, als

doo

r de

bran

che

wor

den

ontw

ikke

ld. V

anui

t de

bran

che

zou

kunn

en w

orde

n be

vord

erd

dat b

rand

veili

ghei

d al

s vol

waa

rdig

ond

erde

el

van

het k

wal

iteits

eise

npak

ket w

ordt

opg

enom

en.

Bijv

oorb

eeld

doo

r het

te la

ten

opne

men

als

ond

erde

el

van

inte

gral

e m

odel

cont

ract

en e

n vo

orbe

elde

n va

n pr

ogra

mm

a’s v

an e

isen

.

Een

verd

ere

verd

iepi

ng in

de

mot

ieve

n va

n ni

et-n

alev

ing

kan

mee

r inz

icht

bie

den

in n

og n

ader

te o

ntw

ikke

len

inst

rum

ente

n/in

terv

entie

s om

de

nale

ving

te v

erbe

tere

n.

Dit

is u

itdru

kkel

ijk n

iet a

lleen

een

ver

antw

oord

elijk

heid

van

de

rijk

sove

rhei

d, m

aar o

ok v

an d

e br

anch

e. M

et d

e op

rich

ting

van

de p

orta

lweb

site

bra

ndve

iligh

eid

en h

et

Kenn

isce

ntru

m P

rakt

ijkto

epas

sing

Bra

ndve

ilig

Geb

ruik

kan

de

act

uele

ken

nis -

den

k aa

n ge

lijkw

aard

ige

oplo

ssin

gen

en

juri

spru

dent

ie- o

p ee

n go

ede

man

ier w

orde

n on

tslo

ten

en

toep

asba

ar g

emaa

kt v

oor d

e do

elgr

oepe

n.

b.3 M

ondi

ger m

aken

van

doelg

roep

enIn

tege

nste

lling

tot d

e m

eest

e an

dere

act

iepu

nten

uit

het

actie

prog

ram

ma

ligt d

e fo

cus v

an d

it ac

tiepu

nt n

iet o

p de

pr

ofes

sion

ele

part

ijen

die

vera

ntw

oord

elijk

zijn

voo

r de

bran

dvei

lighe

id v

an e

en g

ebou

w, m

aar o

p de

per

sone

n di

e in

dez

e ge

bouw

en v

erbl

ijven

. Het

act

iepu

nt ri

cht z

ich

spec

ifiek

op

de d

oelg

roep

nie

t- o

f ver

min

derd

zelfr

edza

men

in

de

twee

sect

oren

zorg

en

opva

ng e

n he

t ond

erw

ijs/

kind

erop

vang

.

Prim

aire

doe

lgro

epen

voo

r de

sect

or zo

rg e

n (s

ocia

le)

opva

ng zi

jn m

et n

ame

de c

liënt

enra

den

en d

e pa

tiënt

en-

vert

egen

woo

rdig

ers.

Zij

wor

den

onde

rste

und

bij h

un

activ

iteite

n om

het

them

a br

andv

eilig

heid

op

de a

gend

a te

kr

ijgen

van

de

inst

ellin

gen

in d

e zo

rg e

n op

vang

. De

min

iste

rs v

an V

ROM

/WW

I, VW

S en

BZK

heb

ben

geza

men

lijk

de o

pdra

cht g

egev

en a

an L

OC

Zegg

ensc

hap

in zo

rg v

oor d

e on

twik

kelin

g va

n he

t Han

dboe

k Br

andv

eilig

heid

en

een

‘Com

mun

icat

ie o

ver B

rand

veili

ghei

d’ o

pgel

ever

d. O

p ba

sis

van

de u

itkom

sten

van

dit

rapp

ort i

s een

com

mun

icat

ie-

stra

tegi

e op

gest

eld.

Naa

st sp

ecifi

eke

com

mun

icat

ie-

activ

iteite

n pe

r doe

lgro

ep, i

s ook

een

alg

emen

er

com

mun

icat

ietr

ajec

t uitg

ewer

kt, n

amel

ijk h

et c

reër

en v

an

één

cent

rale

ken

nisb

ron

met

ade

quat

e in

form

atie

ove

r br

andv

eilig

heid

in N

eder

land

. Om

hie

raan

invu

lling

te

geve

n is

pri

mai

r gek

ozen

voo

r het

real

iser

en v

an e

en

them

aweb

site

ove

r bra

ndve

iligh

eid,

met

de

rijk

sove

rhei

d al

s afz

ende

r. D

e m

inis

teri

es v

an B

ZK e

n VR

OM

/WW

I, he

t N

eder

land

s Ins

tituu

t voo

r Fys

ieke

Vei

lighe

id (h

iern

a: N

IFV)

en

het

Cen

trum

voo

r Cri

min

alite

itspr

even

tie e

n Ve

iligh

eid

(hie

rna:

CCV

) heb

ben

hier

toe

geza

men

lijk

een

stru

ctuu

r be

paal

d. E

r is n

adru

kkel

ijk e

en p

laat

s weg

gele

gd v

oor

kete

n-ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id e

n de

nie

uwe

rege

lgev

ing

uit

het B

eslu

it br

andv

eilig

geb

ruik

bou

ww

erke

n (G

ebru

iks-

besl

uit)

. Ook

ver

wijs

t dez

e po

rtal

web

site

naa

r het

reed

s be

staa

nde

Kenn

isce

ntru

m P

rakt

ijkto

epas

sing

Bra

nd-

veili

ghei

dsvo

orsc

hrift

en, z

ie §

c2. V

anze

lfspr

eken

d pu

blic

eert

de

site

teve

ns d

e op

gele

verd

e ei

ndre

sulta

ten

van

de a

ctie

punt

en u

it he

t act

iepr

ogra

mm

a en

ver

wijs

t naa

r an

dere

initi

atie

ven

op h

et g

ebie

d va

n br

andv

eilig

heid

uit

het v

eld.

In h

et e

erst

kw

arta

al v

an 2

009

is d

e w

ebsi

te

ww

w.a

lleso

verb

rand

veili

ghei

d.nl

onl

ine

gega

an. D

iver

se

com

mun

icat

ieac

tivite

iten

hebb

en d

e ni

euw

e w

ebsi

te o

nder

de

aan

dach

t geb

rach

t van

de

rele

vant

e do

elgr

oepe

n.

b.2 O

verz

icht k

eten

vera

ntw

oord

elijkh

eid br

andv

eilig

heid

Doe

l van

het

in k

aart

bre

ngen

van

ket

enve

rant

woo

rdel

ijk-

heid

is h

elde

r mak

en w

at ie

ders

rol i

s ten

aan

zien

van

br

andv

eilig

heid

in h

et p

roce

s van

initi

atie

f, vi

a on

twer

p,

real

isat

ie n

aar g

ebru

ik v

an e

en b

ouw

wer

k. D

it ac

tiepu

nt

rich

t zic

h du

s op

het t

rans

para

nt m

aken

van

de

vera

nt-

woo

rdel

ijkhe

den

gedu

rend

e de

‘bou

wke

ten’

. Im

mer

s, h

et

waa

rbor

gen

van

bran

dvei

lighe

id in

geb

ouw

en k

ent v

ele

vera

ntw

oord

elijk

en. D

at h

eeft

het

risi

co in

zich

dat

, zoa

ls d

e O

nder

zoek

sraa

d en

de

com

mis

sie

Oos

ting

naar

aan

leid

ing

van

de v

uurw

erkr

amp

in E

nsch

ede,

ook

al e

erde

r co

nclu

deer

den,

par

tijen

in g

eval

van

cal

amite

iten

naar

el

kaar

wijz

en e

n da

t het

eig

en a

ande

el w

ordt

ge

baga

telli

seer

d. D

aarn

aast

con

clud

eerd

e de

Ond

erzo

eks-

raad

dat

, in

het g

eval

van

Sch

ipho

l, de

bet

rokk

en in

stan

ties

wei

nig

kriti

sch

zijn

ten

aanz

ien

van

hun

vera

ntw

oord

elijk

-he

den

en d

e in

vulli

ng d

aarv

an. D

e Co

mm

issi

e3 Fu

ndam

ente

le V

erke

nnin

g Bo

uw (“

Com

mis

sie

Dek

ker”

), di

e in

mei

200

8 ha

ar a

dvie

s hee

ft u

itgeb

rach

t, b

eves

tigde

dit

beel

d vo

or d

e bo

uww

erel

d. E

r is z

owel

aan

de

kant

van

de

bouw

ers a

ls a

an d

e ka

nt v

an h

et lo

kaal

bes

tuur

nog

de

nodi

ge p

rofe

ssio

nalit

eit t

e w

inne

n. E

en b

eter

inte

graa

l m

anag

emen

t en

tijdi

g in

spel

en o

p w

ettel

ijke

eise

n is

no

odza

kelij

k. D

e co

mm

issi

e st

elde

dat

bet

rokk

en

bouw

part

ijen

vaak

reac

tief o

pere

ren,

om

dat d

e ve

rant

woo

r-de

lijkh

eden

tuss

en e

nerz

ijds h

et lo

kaal

bes

tuur

en

de

bouw

part

ners

en

ande

rzijd

s de

bouw

part

ners

ond

erlin

g ni

et a

ltijd

dui

delij

k zi

jn.

Page 181: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1415

stee

ds p

rom

inen

tere

aan

dach

t bin

nen

orga

nisa

ties.

Zic

ht

op b

rand

veili

ghei

d be

gint

met

het

invu

llen

van

de v

rage

n in

di

t ins

trum

ent.

Het

is d

e ba

sis o

m o

p ee

n ob

ject

ieve

wijz

e he

t niv

eau

van

bran

dvei

lighe

id te

bep

alen

en

stap

pen

te

onde

rnem

en v

oor h

et o

ptim

alis

eren

van

de

bran

dvei

lighe

id.

Dit

zelfe

valu

atie

inst

rum

ent h

elpt

org

anis

atie

s met

ni

et-z

elfr

edza

men

inzi

cht t

e ve

rkri

jgen

in h

et n

ivea

u va

n br

andv

eilig

heid

. Het

inst

rum

ent i

s er t

even

s op

geri

cht d

e aa

nvul

lend

e kw

alite

it va

n de

bra

ndve

iligh

eid

te m

eten

doo

r de

org

anis

atie

s een

set v

an e

xtra

vra

gen

aan

te b

iede

n. D

oor

de re

sulta

ten

van

dit a

anvu

llend

e on

derz

oek

te v

erge

lijke

n m

et a

nder

e (v

erge

lijkb

are)

org

anis

atie

s en

te k

oppe

len

aan

de k

oste

n, o

ntst

aat e

en b

ench

mar

k op

kos

ten

en k

wal

iteit

van

bran

dvei

lighe

id. D

eze

benc

hmar

k is

op

pand

nive

au

inge

rich

t waa

rdoo

r een

org

anis

atie

spec

ifiek

op

de

gebr

uiks

func

tie v

erge

lijki

ngen

kan

mak

en. I

mm

ers,

voo

r ee

n zi

eken

huis

gel

den

ande

re v

eilig

heid

scri

teri

a da

n vo

or

een

basi

ssch

ool.

Dit

inst

rum

ent i

s zod

anig

van

opz

et d

at d

eze

gem

akke

lijk

gesc

hikt

gem

aakt

kan

wor

den

voor

de

over

ige

orga

nisa

ties.

G

ezie

n de

mog

elijk

e ve

rkee

rde

asso

ciat

ies m

et d

e te

rm

Veili

ghei

dseu

ro, i

s bes

lote

n om

het

inst

rum

ent v

oort

aan

aan

te d

uide

n al

s BIZ

: Bra

ndve

iligh

eid

In Z

icht

, ze

lfsca

nins

trum

ent b

rand

veili

ghei

d.

d.3 S

timul

erin

g afsp

rake

n tu

ssen

wer

kgev

ers e

n w

erkn

emer

s D

e ni

euw

e Ar

bow

et g

aat u

it va

n do

elvo

orsc

hrift

en.

Wer

kgev

ers e

n w

erkn

emer

s wor

den

gest

imul

eerd

om

hi

eraa

n ge

zam

enlij

k in

vulli

ng te

gev

en m

idde

ls e

en

arbo

cata

logu

s. D

e ov

erhe

id st

imul

eert

de

ontw

ikke

ling

van

arbo

cata

logi

met

een

subs

idie

rege

ling.

Ten

beh

oeve

van

een

na

dere

uitw

erki

ng v

an d

e do

elbe

palin

gen

over

de

bedr

ijfs-

hulp

verl

enin

g (B

HV)

doo

r soc

iale

par

tner

s in

arbo

cata

logi

, is

inm

idde

ls e

en h

andr

eiki

ng v

an d

e St

icht

ing

van

de A

rbei

d be

schi

kbaa

r voo

r bed

rijfs

hulp

verl

enin

g. D

e ST

vdA

is e

en

(pri

vaat

rech

telij

k) la

ndel

ijk o

verl

egor

gaan

van

de

cent

rale

or

gani

satie

s van

wer

kgev

ers e

n w

erkn

emer

s in

Ned

erla

nd.

De

hand

reik

ing

Bedr

ijfsh

ulpv

erle

ning

(mei

200

8) is

te

dow

nloa

den

via

hun

web

site

. St

imul

erin

g op

bed

rijfs

nive

au is

mee

geno

men

in d

e co

mm

unic

atie

ove

r de

nieu

we

Arbo

wet

. Bijv

oorb

eeld

via

in

tern

et o

p htt

p://

ww

w.a

rbon

ieuw

estij

l.nl/

kom

t het

on

derd

eel B

HV

aan

de o

rde.

En

ook

via

de w

ebsi

te v

an h

et

arbo

port

aal i

s BH

V op

de

kaar

t gez

et. B

eide

site

s zijn

op

actie

ve w

ijze

onde

r de

aand

acht

geb

rach

t in

de m

edia

.

d.4

Opste

llen

AMvB

BHV

niet

-wer

knem

ers

Het

bet

reft

hie

r de

wett

elijk

e ve

rank

erin

g va

n hu

lpve

rlen

ing

aan

niet

-wer

knem

ers i

n ge

val v

an c

alam

iteite

n. S

amen

met

de

min

iste

ries

van

SZW

en

VRO

M/W

WI w

erkt

het

min

iste

rie

van

BZK

aan

een

geza

men

lijke

Alg

emen

e M

aatr

egel

van

Be

stuu

r (AM

vB) w

aari

n de

org

anis

atie

van

inte

rne

hulp

verl

enin

g in

noo

dsitu

atie

s wor

dt g

ereg

eld.

Er i

s

Cong

res “

Bran

dvei

lig b

ouw

en”

Bouw

kund

ige

Bran

dpre

vent

ie, B

rand

veili

g Bo

uwen

Ned

erla

nd (B

BN),

jaar

lijks

teru

gker

end;

Cong

ress

en o

ver G

ebru

iksb

eslu

it; r

ond

de

inw

erki

ngtr

edin

g va

n he

t geb

ruik

sbes

luit

(1 n

ovem

ber

2008

) heb

ben

zow

el d

e N

VBR

als d

e VN

G co

ngre

ssen

ge

orga

nise

erd

om h

un a

chte

rban

te in

form

eren

ove

r dit

besl

uit,

okt

ober

/nov

embe

r 200

8.

Cong

res “

Bran

dvei

lighe

id in

de

zorg

” (m

inis

teri

e va

n VW

S), j

anua

ri 2

009;

“Nat

iona

al B

rand

veili

ghei

dsco

ngre

s”, S

BR. S

inds

200

7 ee

n ja

arlij

ks te

rugk

eren

d co

ngre

s met

als

cen

traa

l the

ma

bran

dvei

lighe

id in

de

bouw

. De

min

iste

ries

van

BZK

en

VRO

M le

vere

n zo

wel

een

inho

udel

ijke

als e

en fi

nanc

iële

bi

jdra

ge a

an d

it co

ngre

s.

d. B

orgi

ng v

an v

eilig

heid

sden

ken

en h

ande

len

d.1 O

ntw

ikke

len va

n ee

n (b

rand

)veil

ighe

idsm

anag

emen

tsyste

em

Een

bran

dvei

lighe

idsm

anag

emen

tsys

teem

(hie

rna:

VM

S) is

he

t sam

enha

ngen

de g

ehee

l van

afs

prak

en e

n w

erkw

ijzen

bi

nnen

een

org

anis

atie

die

er v

oor z

orge

n da

t de

bran

d-ve

iligh

eid

is g

ewaa

rbor

gd. H

et is

geb

asee

rd o

p he

t cyc

lisch

e pr

oces

van

risi

cobe

oord

elin

g, tr

effen

van

ben

odig

de

bouw

- en

inst

alla

tiete

chni

sche

en

orga

nisa

tori

sche

m

aatr

egel

en, m

onito

ren

en e

valu

eren

van

de

effec

tivite

it va

n di

e m

aatr

egel

en e

n w

aar n

odig

bijs

telle

n en

ver

bete

ren.

In h

et k

ader

van

het

act

iepr

ogra

mm

a on

twik

kelt

het

Ned

erla

nds N

orm

alis

atie

-inst

ituut

(NEN

) een

mod

el v

oor

het V

MS

dat n

aar v

erw

acht

ing

in d

e zo

mer

van

200

9 ge

reed

za

l zijn

. Doo

r de

kom

st v

an d

it m

odel

voo

r een

VM

S ko

mt

een

refe

rent

ieka

der b

esch

ikba

ar o

p ba

sis w

aarv

an se

ctor

en

en o

rgan

isat

ies i

nvul

ling

kunn

en g

even

aan

hun

eig

en

vera

ntw

oord

elijk

heid

om

te zo

rgen

voo

r een

opt

imal

e br

andv

eilig

heid

. Het

VM

S is

aan

vulle

nd o

p al

le a

nder

e in

stru

men

ten

en in

itiat

ieve

n vo

or b

evor

deri

ng v

an

bran

dvei

lighe

id e

n bi

edt h

et o

rgan

isat

oris

che

kade

r voo

r ge

borg

de e

n op

de

spec

ifiek

e si

tuat

ie to

eges

nede

n to

epas

sing

van

die

and

ere

inst

rum

ente

n. H

et V

MS

is

daar

mee

een

bel

angr

ijke

basi

s voo

r con

tinue

aan

dach

t voo

r br

andv

eilig

heid

.

d.2 D

e fina

nciël

e com

pone

nt: o

ntw

ikke

len va

n ee

n ve

iligh

eidse

uro

De

man

ier w

aaro

p ve

iligh

eid

is o

pgen

omen

in o

ntw

erp,

co

nstr

uctie

en

expl

oita

tie v

an g

ebou

wen

wor

dt e

xplic

iet

door

de

finan

ciël

e co

mpo

nent

van

bra

ndve

iligh

eid

inzi

chte

lijk

te m

aken

in a

lle fa

sen

van

een

bouw

wer

k en

het

on

derh

oud

daar

van.

In o

pdra

cht v

an h

et m

inis

teri

e va

n BZ

K he

eft h

et C

entr

um F

acili

ty M

anag

emen

t (CF

M) e

en

benc

hmar

kins

trum

ent,

de

Veili

ghei

dseu

ro, o

ntw

ikke

ld

waa

rmee

de

kost

en e

n kw

alite

it va

n ve

iligh

eid

zich

tbaa

r w

orde

n ge

maa

kt. D

oor b

ench

mar

king

kun

nen

orga

nisa

ties

en in

stel

linge

n ze

lf ve

rgel

ijken

hoe

veel

bud

get e

n ca

paci

teit

zij b

este

den

aan

bran

dvei

lighe

id. B

rand

veili

ghei

d kr

ijgt

naar

ver

wac

htin

g pe

r 1 m

ei 2

009

bij S

axio

n w

ordt

aa

nges

teld

, zal

zich

inze

tten

voo

r ken

niso

ntw

ikke

ling

en

vers

prei

ding

van

dez

e ke

nnis

bin

nen

het b

rede

vel

d va

n ho

ger b

ouw

gere

late

erd

onde

rwijs

(inc

lusi

ef fa

cilit

y m

anag

emen

t) d

oor n

auw

e sa

men

wer

king

met

and

ere

hoge

scho

len.

Daa

rnaa

st h

eeft

het

NIF

V in

sam

enw

erki

ng m

et d

e H

anze

hoge

scho

ol G

roni

ngen

het

lesp

akke

t Fir

e Sa

fety

En

gine

erin

g (F

SE) o

ntw

ikke

ld. D

e H

anze

hoge

scho

ol

Gron

inge

n is

in h

et n

ajaa

r van

200

8 ge

star

t met

de

eers

te

deel

tijdo

plei

ding

FSE

met

24

deel

nem

ers.

FSE

is e

en a

part

ui

tstr

oom

profi

el b

inne

n de

opl

eidi

ng E

ngin

eeri

ng, w

aarb

ij de

afg

estu

deer

de st

uden

ten

gele

erd

wor

dt o

m b

rand

-pr

even

tie e

n ri

sico

behe

ersi

ng in

de

bebo

uwde

om

gevi

ng o

p ee

n in

tegr

ale

en w

eten

scha

ppel

ijk o

nder

bouw

de w

ijze

in d

e pr

aktij

k to

e te

pas

sen.

In h

et v

oorj

aar v

an 2

010

zulle

n de

ee

rste

stud

ente

n af

stud

eren

.

Ook

hee

ft h

et N

IFV

dit j

aar e

en to

olbo

x Br

andp

reve

ntie

on

twik

keld

. Uit

onde

rzoe

k bl

eek

dat b

ij de

bou

wku

ndig

e op

leid

inge

n op

de

hoge

scho

len,

gee

n of

nau

wel

ijks

aand

acht

wer

d be

stee

d aa

n br

andp

reve

ntie

, maa

r dat

de

beho

efte

daar

aan

bij h

oges

chol

en g

root

was

. De

ontw

ikke

lde

tool

box

is e

en m

odul

air o

pgeb

ouw

d le

spak

ket

bran

dpre

vent

ie, b

esta

ande

uit

lesb

riev

en, c

asus

sen

en

read

ers e

n sp

ecia

al o

ntw

ikke

ld v

oor h

et b

ouw

kund

ig

onde

rwijs

op

de h

oges

chol

en. D

eze

tool

box

geeft

de

hoge

scho

len

een

hulp

mid

del o

m b

rand

prev

entie

op

een

gest

ruct

uree

rde

en, w

at ti

jdsb

este

ding

bet

reft

flex

ibel

e m

ogel

ijkhe

id, o

m ti

jden

s de

less

en, s

tage

s en

proj

ecte

n,

bran

dpre

vent

ie in

tegr

aal m

ee te

nem

en. M

et d

e to

olbo

x is

te

vens

een

eer

ste

fund

amen

t gel

egd

waa

rop

de le

ctor

Br

andv

eilig

heid

bij

Saxi

on k

an d

oorb

ouw

en.

Een

ande

r ini

tiatie

f van

opl

eidi

ngen

op

dit g

ebie

d be

treft

de

Hog

esch

ool A

rnhe

m–N

ijmeg

en (H

AN) d

at e

en le

spak

ket

Veili

ghei

d en

Cul

tuur

hee

ft o

ntw

ikke

ld v

oor p

abo-

stud

ente

n. G

edur

ende

de

vier

jari

ge o

plei

ding

doe

n de

st

uden

ten

kenn

is e

n er

vari

ngen

op

ten

aanz

ien

van

onde

r an

dere

de

best

rijd

ing

en n

azor

g va

n ee

n be

ginn

ende

bra

nd

en d

eeln

ame

aan

regu

liere

ont

ruim

ings

oefe

ning

en. D

it dr

aagt

bij

aan

het v

ergr

oten

van

de

bran

dvei

lighe

idsk

enni

s bi

j sta

rten

de le

rare

n in

het

bas

ison

derw

ijs. D

e H

AN za

l dit

lesp

akke

t ver

spre

iden

ond

er d

e N

eder

land

se p

abo’

s die

hie

r vr

ij ge

brui

k va

n ku

nnen

mak

en.

c.4 K

enni

suitw

isseli

ngD

it ac

tiepu

nt k

rijg

t ges

talte

doo

r bet

rokk

enhe

id v

an

rele

vant

e pa

rtije

n bi

j div

erse

con

gres

sen

Doe

l van

dez

e co

ngre

ssen

is k

enni

sove

rdra

cht e

n he

t uitw

isse

len

van

erva

ring

en te

n aa

nzie

n va

n br

andv

eilig

heid

. Enk

ele

goed

e vo

orbe

elde

n hi

erva

n zi

jn:

Cong

res “

Fire

Saf

ety

Engi

neer

ing

(FSE

)” v

an h

et

Ned

erla

nds I

nstit

uut v

oor F

ysie

ke V

eilig

heid

(NIF

V),

jaar

lijks

teru

gker

end

cong

res;

Eind

resu

ltaat

Het

ken

nisc

entr

um is

pri

mai

r ger

icht

op

de v

erbe

teri

ng v

an

de p

rakt

ijkto

epas

sing

van

de

bran

dvei

lighe

idsv

oors

chri

ften

op

bas

is v

an d

e W

onin

gwet

. Het

cen

trum

hee

ft d

rie

func

ties:

1. d

igita

le h

elpd

esk

voor

bea

ntw

oord

ing

van

vrag

en o

ver d

e be

treff

ende

voo

rsch

rift

en.

D

eze

help

desk

func

tie is

ger

ealis

eerd

per

1 no

vem

ber

2008

. Van

af d

ie d

atum

is d

e he

lpde

sk B

ouw

en e

n br

andv

eilig

geb

ruik

te b

enad

eren

via

de

web

site

van

het

m

inis

teri

e va

n VR

OM

: ww

w.v

rom

.nl/

gebr

uiks

besl

uit)

. 2.

dat

aban

k m

et in

form

atie

ove

r die

voo

rsch

rift

en. H

ierb

ij w

ordt

aan

gesl

oten

bij

de w

ebsi

te b

rand

veili

ghei

d di

e do

or B

ZK e

n VR

OM

/WW

I is o

pger

icht

in h

et k

ader

van

het

ac

tiepr

ogra

mm

a (g

eree

d: e

erst

e kw

arta

al 2

009)

. 3.

ona

fhan

kelij

ke a

dvie

scom

mis

sie

die

een

tech

nisc

h-in

houd

elijk

des

kund

igen

oord

eel g

eeft

bij

een

gesc

hil

over

de

toep

assi

ng v

an d

e vo

orsc

hrift

en. E

ind

2008

is

onde

r lei

ding

van

VRO

M/W

WI m

et V

NO

/NCW

, MKB

N

eder

land

, Hor

eca-

Ned

erla

nd, A

ctiz

(zor

gsec

tor)

, VN

G en

LN

B ee

n w

erkg

roep

gev

orm

d di

e w

erkt

aan

de

opze

t en

vorm

voo

r een

ona

fhan

kelij

ke d

esku

ndig

enco

mm

issi

e.

Stre

ven

is o

m d

eze

onafh

anke

lijke

adv

iesc

omm

issi

e in

he

t tw

eede

kw

arta

al 2

009

oper

atio

neel

te h

ebbe

n.

c.2 In

vent

arisa

tie aa

nwez

ige k

enni

sIn

het

act

iepr

ogra

mm

a w

as te

vens

spra

ke v

an h

et a

ctie

punt

in

vent

aris

atie

van

aan

wez

ige

kenn

is. D

it ac

tiepu

nt h

eeft

in

apri

l 200

7 ge

resu

lteer

d in

de

Qui

ck sc

an k

enni

s van

br

andv

eilig

heid

van

het

NIF

V. D

eze

quic

k sc

an g

eeft

aan

w

elke

ken

nisb

ronn

en o

p he

t geb

ied

van

bran

dpre

vent

ie in

N

eder

land

bes

taan

. Daa

rbij

is te

vens

aan

gege

ven

wat

het

do

el e

n de

doe

lgro

ep v

an d

ie k

enni

sbro

nnen

zijn

. Ook

is

stilg

esta

an b

ij he

t ken

nisn

ivea

u va

n br

andv

eilig

heid

in

Ned

erla

nd.

De

over

ige

aspe

cten

van

dit

actie

punt

zijn

geï

nteg

reer

d in

de

uitw

erki

ng v

an h

et b

oven

geno

emde

ken

nisc

entr

um e

n de

po

rtal

web

site

alle

sove

rbra

ndve

iligh

eid.

nl. (

zie

pijle

r Ve

rhog

en b

ewus

tzijn

bra

ndve

iligh

eid,

§b.

)

c.3 In

tegr

atie

bran

dveil

ighe

id in

oplei

ding

enH

et a

ctie

prog

ram

ma

besc

hrijft

het

geb

rek

aan

kenn

is o

ver

bran

dvei

lighe

id b

ij pa

rtije

n ve

rant

woo

rdel

ijk v

oor o

ntw

erp,

de

tech

nisc

he u

itvoe

ring

bij

de b

ouw

van

het

bou

ww

erk

en

het o

nder

houd

daa

rvan

. Dit

was

aan

leid

ing

om te

wer

ken

aan

het i

nteg

rere

n va

n he

t asp

ect b

rand

veili

ghei

d in

het

re

gulie

re te

chni

sche

en

man

agem

ento

nder

wijs

. Op

basi

s va

n ee

n ha

alba

arhe

idso

nder

zoek

, uitg

evoe

rd d

oor S

BR

(ken

nisc

entr

um v

oor d

e bo

uw) i

s bes

lote

n to

t ont

wik

kelin

g va

n ee

n le

ctor

aat B

rand

veili

ghei

d da

t zic

h pr

imai

r ric

ht o

p op

leid

inge

n hb

o-bo

uwku

nde,

maa

r ook

een

uits

tral

ing

krijg

t naa

r ins

talla

tiete

chni

ek e

n fa

cilit

y m

anag

emen

t.

Hie

rvoo

r bes

taat

een

gro

ot d

raag

vlak

bij

alle

bet

rokk

enen

in

de o

ntw

ikke

l- en

bou

wpr

oces

kete

n. S

axio

n, h

oges

choo

l te

Ensc

hede

en

Dev

ente

r, w

erd

bere

id e

n ge

schi

kt g

evon

den

om d

it le

ctor

aat t

e ad

opte

ren.

De

lect

or B

rand

veili

ghei

d, d

ie

Page 182: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1617

maa

treg

elen

waa

rdoo

r met

de

bran

dvei

lighe

idsm

atri

x m

ogel

ijke

teko

rtko

min

gen

in k

aart

kun

nen

wor

den

gebr

acht

. De

mat

rix

bied

t ver

bete

rvoo

rste

llen

en g

eeft

in

zich

t in

de d

aarm

ee g

emoe

ide

kost

en.

In h

et n

ajaa

r van

200

8 is

de

eers

te v

ersi

e va

n de

bra

ndve

ilig-

heid

smat

rix,

in o

verl

eg m

et d

e br

anch

eorg

anis

atie

s uit

de

zorg

en

veili

ghei

dsde

skun

dige

n, to

t sta

nd g

ekom

en.

Erva

ring

en v

an g

ebru

iker

s heb

ben

gele

id to

t het

ops

telle

n va

n ee

n tw

eede

, mee

r geb

ruik

svri

ende

lijke

ver

sie.

Dez

e ve

rsie

is v

oor d

e zo

mer

van

200

9 ge

reed

en

gete

st e

n za

l ve

rvol

gens

bes

chik

baar

wor

den

gest

eld

aan

alle

zo

rgin

stel

linge

n.

3. O

ntw

ikke

ling

inte

ract

ief o

nder

wijs

inst

rum

ent

e-

lear

ning

“O

plei

den

en O

efen

en”

Een

inst

rum

ent o

m d

e ke

nnis

en

het b

rand

veili

ghei

ds-

bew

ustz

ijn v

an w

erkn

emer

s in

de g

ezon

dhei

dszo

rg te

bo

rgen

, is h

et e

-lear

ning

inst

rum

ent “

Opl

eide

n en

O

efen

en”.

Zor

gins

telli

ngen

in d

e ve

iligh

eids

regi

o H

aagl

ande

n he

bben

de

besc

hikk

ing

over

dit

e-le

arni

ng

inst

rum

ent.

In d

e to

ekom

st w

ordt

een

stic

htin

g op

geri

cht,

di

e na

ast h

et b

ehee

r van

de

licen

tie v

an d

it in

stru

men

t, o

ok

stur

ing

zal g

even

aan

de

uitv

oeri

ng v

an d

it (z

elf)

leer

prog

ram

ma.

Het

geh

eel i

s in

eers

te in

stan

tie b

edoe

ld

voor

zorg

ople

ider

s, zo

als R

OC’

s, h

oges

chol

en e

n un

iver

site

iten.

Voo

rnaa

mst

e do

el is

om

com

pete

ntie

geri

cht

te le

ren

en h

ierd

oor t

e ku

nnen

ant

icip

eren

op

onts

tane

(d

reig

ende

) situ

atie

s, d

ie a

fdel

ings

- of v

erdi

epin

gsge

bond

en

zijn

.

4. O

ntw

ikke

ling

inte

ract

ief o

nder

wijs

inst

rum

ent

be

drijf

shul

pver

leni

ng

Voor

med

ewer

kers

in d

e zo

rg is

het

bel

angr

ijk d

at zi

j op

een

toeg

anke

lijke

en

laag

drem

pelig

e w

ijze

wor

den

toeg

erus

t vo

or b

edri

jfshu

lpve

rlen

ings

take

n. D

aaro

m h

eeft

de

zorg

bran

che

het i

nitia

tief g

enom

en o

m e

en e

-lear

ning

-pr

ogra

mm

a be

drijf

shul

pver

leni

ng te

ont

wik

kele

n vo

or d

e ge

hele

zorg

sect

or. D

e on

twik

kelin

g va

n di

t e-le

arni

ng

pakk

et (N

IVEO

Zor

g ge

naam

d) w

ordt

ges

ubsi

diee

rd d

oor h

et

min

iste

rie

van

VWS.

Bij

de o

ntw

ikke

ling

van

NIV

EO Z

org

is

afst

emm

ing

gezo

cht m

et d

e br

andw

eer e

n is

er g

ebru

ik

gem

aakt

van

bes

taan

d m

ater

iaal

. Het

e-le

arni

ngpr

ogra

mm

a is

mod

ulai

r opg

ebou

wd

en zo

dani

g vo

rmge

geve

n vo

or e

en

optim

ale

herk

enba

arhe

id. D

aarb

ij is

reke

ning

geh

oude

n m

et d

e sp

ecifi

eke

risi

co’s

en w

erks

ituat

ies i

n de

zo

rgbr

anch

e. R

uim

100

zorg

inst

ellin

gen

hebb

en re

eds

aang

egev

en in

tere

sse

te h

ebbe

n in

NIV

EO Z

org.

Het

pr

ogra

mm

a za

l naa

r ver

wac

htin

g vo

or d

e zo

mer

van

200

9 op

erat

ione

el zi

jn. D

e op

leve

ring

staa

t gep

land

voo

r het

na

jaar

van

200

9, w

aarn

a im

plem

enta

tie in

de

gezo

ndhe

idsz

org

volg

t.

Verv

olga

ctivit

eiten

In ju

ni 2

008

hebb

en d

e m

inis

ter v

oor W

WI,

de m

inis

ter v

oor

Jeug

d en

Gez

in e

n de

staa

tsse

cret

aris

van

VW

S ge

zam

enlij

k

2.3

Bran

dvei

lighe

id in

de

zorg

Aanv

ulle

nd o

p he

t act

iepr

ogra

mm

a is

op

initi

atie

f van

de

min

iste

r van

VW

S he

t pro

gram

ma

Bran

dvei

lighe

id in

de

Zorg

opg

ezet

. Daa

rmee

wil

men

het

them

a br

andv

eilig

heid

bi

j zor

gver

lene

rs o

nder

de

aand

acht

bre

ngen

. In

het

Actie

prog

ram

ma

Bran

dvei

lighe

id is

de

zorg

sect

or b

enoe

md

tot é

én v

an d

e pr

iori

teite

n va

nweg

e de

kw

etsb

are

groe

pen

men

sen

die

zich

in zo

rgin

stel

linge

n be

vind

en. D

e to

en-

mal

ige

min

iste

r van

VW

S he

eft in

dec

embe

r 200

6 ee

n ci

rcul

aire

uitg

ebra

cht a

an d

e vo

orzi

tter

s van

Rad

en v

an

Toez

icht

en

Rade

n va

n Be

stuu

r van

zorg

inst

ellin

gen.

Hie

rin

ston

d ex

plic

iet b

esch

reve

n da

t de

vera

ntw

oord

elijk

heid

vo

or h

et v

erbe

tere

n va

n de

bra

ndve

iligh

eid

in d

e zo

rg

prim

air b

ij he

t bes

tuur

van

de

zorg

inst

ellin

gen

ligt.

In d

ieze

lfde

maa

nd h

eeft

de

toen

mal

ige

min

iste

r van

VW

S he

t Col

lege

Bou

w Z

orgi

nste

lling

en v

erzo

cht o

m e

en

verk

enne

nd o

nder

zoek

uit

te v

oere

n na

ar d

e br

and-

veili

ghei

d in

zorg

inst

ellin

gen,

bij

de je

ugdz

org

en in

sc

hipp

ersi

nter

nate

n. U

it di

t ond

erzo

ek k

wam

een

div

ers

beel

d na

ar v

oren

. Zo

vert

oond

en d

e in

stel

linge

n gr

ote

vers

chill

en o

p he

t geb

ied

van

bran

dvei

lighe

id, d

e m

ate

van

bran

dvei

lighe

idsb

ewus

tzijn

en

het v

oldo

en a

an d

e hu

idig

e br

andv

eilig

heid

seis

en. D

at g

ing

ook

op v

oor d

e om

vang

en

getr

aind

heid

van

de

bedr

ijfsh

ulpv

erle

ning

. In

een

reac

tie o

p di

t ond

erzo

ek h

eeft

de

staa

tsse

cret

aris

van

VW

S de

Tw

eede

Ka

mer

in a

pril

2007

gem

eld10

dat

de

form

ele

vera

ntw

oord

e-lij

khei

d vo

or d

e br

andv

eilig

heid

bij

de zo

rgin

stel

linge

n,

jeug

dzor

g en

schi

pper

sint

erna

ten

zelf

ligt.

Ver

volg

ens h

eeft

zi

j de

Twee

de K

amer

in n

ovem

ber 2

007

in e

en v

ervo

lgbr

ief

gem

eld11

dat

het

min

iste

rie

van

VWS

deze

inst

ellin

gen

zove

el

mog

elijk

zal o

nder

steu

nen

bij h

et in

vulle

n va

n de

ze

vera

ntw

oord

elijk

heid

. Daa

rtoe

kon

digd

e zi

j aan

dat

in d

it ka

der h

et m

inis

teri

e va

n VW

S de

vol

gend

e vi

er a

ctiv

iteite

n zo

u on

tplo

oien

:

1. O

rgan

iser

en v

eilig

heid

scon

fere

ntie

sIn

nov

embe

r 200

8 he

bben

vijf

regi

onal

e ve

iligh

eids

-co

nfer

entie

s pla

atsg

evon

den

die

door

med

ewer

kers

van

ru

im 10

00 zo

rgin

stel

linge

n zi

jn b

ezoc

ht. D

eze

conf

eren

tie-

reek

s wer

d ei

nd ja

nuar

i 200

9 af

gesl

oten

met

een

con

gres

vo

or b

estu

urde

rs in

de

zorg

. Gez

ien

de e

norm

e be

lang

-st

ellin

g vo

or d

eze

zes b

ijeen

kom

sten

kan

wor

den

vast

-ge

stel

d da

t het

ond

erw

erp

bran

dvei

lighe

id b

inne

n de

zorg

go

ed o

p de

kaa

rt is

gez

et.

2. O

ntw

ikke

ling

inst

rum

ent b

rand

veili

ghei

dsm

atri

xD

e ve

iligh

eids

mat

rix

is e

en o

bjec

tief b

eoor

delin

gsm

odel

w

aarm

ee in

stel

linge

n hu

n br

andv

eilig

heid

kun

nen

verb

eter

en. O

nder

deel

van

de

bran

dvei

lighe

idsm

atri

x is

ee

n vr

agen

lijst

die

zorg

inst

ellin

gen

kunn

en in

vulle

n. D

e br

andv

eilig

heid

wor

dt b

epaa

ld d

oor h

et sa

men

spel

van

bo

uwku

ndig

e-, i

nsta

llatie

tech

nisc

he- e

n or

gani

sato

risc

he

maa

treg

elen

. De

bran

dvei

lighe

idsm

atri

x om

vat a

l dez

e

uits

taan

voo

r vei

liger

e sc

hole

n en

hee

ft d

ie v

erde

r ui

tgeb

ouw

d. T

en sl

otte

heeft

de

min

iste

r van

BZK

sam

en

met

de

min

iste

r van

VRO

M d

e pr

oble

mat

iek

van

de

bran

dbev

eilig

ings

conc

epte

n aa

ngep

akt.

Ove

r dez

e in

itiat

ieve

n vi

ndt u

hie

rond

er e

en n

ader

e to

elic

htin

g.

2.2

Bran

dvei

lighe

id in

het

ge

vang

enis

wez

en

Na

de S

chip

holb

rand

heb

ben

het m

inis

teri

e va

n Ju

stiti

e/D

iens

t Jus

titië

le In

rich

tinge

n (D

JI) e

n he

t min

iste

rie

van

VRO

M/R

ijksg

ebou

wen

dien

st (R

gd) d

irec

t elk

een

eig

en

prog

ram

ma

(bra

nd)v

eilig

heid

opg

este

ld. D

eze

beid

e pr

ogra

mm

a’s z

ijn a

fges

tem

d op

de

actie

punt

en d

ie

voor

tvlo

eide

n ui

t de

kabi

nets

reac

tie v

an 18

okt

ober

200

6 op

he

t rap

port

van

de

Ond

erzo

eksr

aad

voor

Vei

lighe

id. V

oor d

e ac

tiepu

nten

uit

de k

abin

etsr

eact

ie is

de

Kam

er to

egez

egd

hier

over

per

iodi

ek te

rapp

orte

ren5 . D

e la

atst

e ra

ppor

tage

6 aa

n de

Kam

er d

atee

rt v

an d

ecem

ber 2

008.

D

e ve

rbet

erpr

ogra

mm

a’s v

an d

e D

JI en

de

Rgd

valle

n ni

et

onde

r het

rijk

sbre

de A

ctie

prog

ram

ma

Bran

dvei

lighe

id.

Aang

ezie

n he

t ver

bete

ren

van

bran

dvei

lighe

id b

inne

n de

ze

drie

(act

ie)p

rogr

amm

a’s h

et c

entr

ale

them

a is

, heb

ben

de

drie

dep

arte

men

ten

de a

fgel

open

jare

n na

uw m

et e

lkaa

r sa

men

gew

erkt

. De

Kam

er is

in m

ei 2

008

tijde

ns e

en A

O

nade

r geï

nfor

mee

rd o

ver h

et p

rogr

amm

a. N

aast

de

regu

liere

vo

ortg

angs

-rap

port

age

van

febr

uari

200

87 , sto

nd o

p de

ag

enda

het

ond

erzo

eksr

appo

rt v

an d

e vi

er sa

men

wer

kend

e ri

jks-

insp

ectie

s ove

r de

(bra

nd)v

eilig

heid

en

legi

onel

labe

stri

jdin

g bi

j jus

titië

le in

rich

tinge

n en

de

bele

idsr

eact

ie8 d

aaro

p. D

e vo

ortg

angs

rapp

orta

ges v

an D

JI en

Rgd

zijn

med

e na

men

s de

Min

iste

r van

Bin

nenl

ands

e Za

ken

en K

onin

krijk

srel

atie

s, v

oor d

e ha

ar re

gard

eren

de

actie

punt

en, g

esch

reve

n. E

én v

an d

eze

actie

punt

en b

etro

f he

t inf

orm

eren

van

de

Kam

er9 o

ver d

e pu

blic

atie

s br

andv

eilig

bou

wen

en

gebr

uik

van

bouw

-wer

ken.

Ook

in

2009

gev

en D

JI en

Rgd

onv

erm

inde

rd u

itvoe

ring

aan

hun

pr

ogra

mm

a’s (

bran

d)ve

iligh

eid.

De

prog

ram

ma’

s bet

reff

en

onde

r and

ere

bran

dvei

lighe

ids-

maa

treg

elen

waa

rond

er

bouw

tech

nisc

he a

anpa

ssin

gen,

maa

r ook

het

aan

sche

rpen

va

n ve

iligh

eids

proc

edur

es w

aaro

nder

voo

rsch

rift

en,

plan

nen

en m

odel

len

voor

cal

amite

iten,

eva

cuat

ie,

ontr

uim

ing,

opv

ang

en n

azor

g en

de

BHV.

Voo

rts g

aan

beid

e or

gani

satie

s doo

r met

de

borg

ing

van

de m

aatr

egel

en e

n he

t ve

iligh

eids

bew

ustz

ijn b

ij de

med

ewer

kers

. De

geïn

tens

ivee

rde

sam

enw

erki

ng tu

ssen

DJI

en R

gd za

l ook

in

2009

wor

den

voor

tgez

et. E

vena

ls h

et o

verl

eg o

ver d

eze

onde

rwer

pen

onde

r lei

ding

van

BZK

med

e in

afs

tem

min

g m

et d

e on

derd

elen

uit

het a

ctie

prog

ram

ma

en d

e do

or B

ZK

en W

WI t

e re

alis

eren

act

ies u

it de

kab

inet

-sre

actie

van

ok

tobe

r 200

6. D

e st

aats

secr

etar

is v

an Ju

stiti

e en

de

min

iste

r vo

or W

WI z

ijn v

oorn

emen

s ein

d 20

09 d

e vo

lgen

de

voor

tgan

gsra

ppor

tage

ove

r bra

ndve

iligh

eid

in (j

ustit

iële

) in

rich

tinge

n aa

n de

Tw

eede

Kam

er te

zend

en.

geko

zen

voor

een

gez

amen

lijke

AM

vB o

mda

t die

vor

m d

e be

ste

mog

elijk

hede

n bi

edt o

m e

en e

endu

idig

e en

ha

ndha

afbar

e re

gelin

g vo

or h

ulpv

erle

ning

aan

nie

t-w

erke

nden

bij

cala

mite

iten

te re

alis

eren

. Voo

r een

ge

zam

enlij

ke A

MvB

is e

en g

rond

slag

nod

ig in

de

Wet

ve

iligh

eids

regi

o’s,

de

Won

ingw

et e

n de

Arb

owet

. D

e Ar

bow

et b

evat

reed

s een

ver

plic

htin

g to

t BH

V. D

ie st

rekt

zi

ch, n

aast

wer

knem

ers,

ook

uit

tot h

et in

noo

dsitu

atie

s al

arm

eren

en

evac

uere

n va

n an

dere

in h

et b

edri

jf aa

nwez

ige

pers

onen

. Dez

e re

gelin

g va

n BH

V is

nie

t toe

reik

end

om

beha

lve

voor

wer

knem

ers o

ok v

oor a

nder

e pe

rson

en d

e or

gani

satie

van

bas

ishu

lpve

rlen

ing

bij c

alam

iteite

n te

ve

rplic

hten

. Dit

is v

oora

l aan

de

orde

in si

tuat

ies w

aari

n he

t aa

ntal

nie

t-w

erkn

emer

s vel

e m

alen

gro

ter i

s dan

het

aan

tal

wer

knem

ers.

Hie

rbij

kan

geda

cht w

orde

n aa

n pu

blie

k,

bezo

eker

s, p

atië

nten

, bew

oner

s van

ver

plee

g- e

n ve

rzor

ging

steh

uize

n, v

rijw

illig

ers,

leer

linge

n en

ge

detin

eerd

en. O

mda

t org

anis

atie

van

hul

pver

leni

ng in

no

odsi

tuat

ies v

oor o

nder

mee

r laa

tst g

enoe

mde

gro

epen

is

gew

enst

, is e

en u

itbre

idin

g va

n de

ver

plic

htin

g to

t or

gani

satie

van

hul

pver

leni

ng n

oodz

akel

ijk.

Er is

ond

erzo

ek g

edaa

n na

ar m

ogel

ijke

juri

disc

he

oplo

ssin

gen.

In ju

li va

n 20

08 is

het

ond

erzo

eksr

appo

rt o

ver

de v

eran

keri

ng v

an in

tern

e hu

lpve

rlen

ing

in n

oods

ituat

ies

aan

de T

wee

de K

amer

aan

gebo

den.

In d

e be

gele

iden

de

brie

f4 aan

de

Twee

de K

amer

is v

erm

eld

dat d

e be

palin

gen

zove

el m

ogel

ijk a

ls d

oelv

oors

chri

ft zu

llen

wor

den

gefo

rmul

eerd

, zod

at m

aatw

erk

mog

elijk

is.

Doo

r de

drie

dep

arte

men

ten

wor

dt m

omen

teel

ove

rleg

d ov

er e

en c

once

pt v

oor d

e ge

zam

enlij

ke A

MvB

. Het

beo

ogde

re

sulta

at is

een

eff

ectie

ve re

gelin

g va

n ba

sish

ulpv

erle

ning

bi

j noo

dsitu

atie

s voo

r alle

per

sone

n in

afg

ezon

derd

e op

en

of b

eslo

ten

ruim

tes o

f in

een

gebo

uw.

2. In

terd

epar

tem

enta

le

in

itiat

ieve

n

2.1

Inle

idin

g

Naa

st h

et a

ctie

prog

ram

ma

van

BZK

en V

ROM

/WW

I zijn

er

door

de

ande

re m

inis

teri

es o

ok d

iver

se a

ctie

s ond

erno

men

om

Ned

erla

nd b

rand

veili

ger t

e m

aken

.Zo

hee

ft d

e D

iens

t Jus

titië

le In

rich

tinge

n (Ju

stiti

e/D

JI)

sam

en m

et d

e Ri

jksg

ebou

wen

dien

st (R

GD) n

a de

Sc

hiph

olbr

and

een

omva

ngri

jke

oper

atie

in g

ang

geze

t om

ce

llen

en c

elle

ngeb

ouw

en a

an te

pas

sen

om te

vol

doen

aan

he

t ver

eist

e br

andv

eilig

heid

sniv

eau.

De

min

iste

r van

VW

S he

eft h

et in

itiat

ief g

enom

en o

m d

e be

wus

twor

ding

voo

r br

andv

eilig

e ge

bouw

en in

de

zorg

te v

ergr

oten

, zoa

ls h

et

orga

nise

ren

van

cong

ress

en e

n he

t ont

wik

kele

n va

n ee

n ba

ndve

iligh

eids

mat

rix.

De

min

iste

r van

OCW

had

al a

ctie

s

Page 183: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1819

voor

schr

iften

vol

doet

. Dat

ble

ek u

it ee

n in

vent

aris

atie

van

he

t min

iste

rie

van

VRO

M n

aar a

anle

idin

g va

n tw

ee g

rote

w

onin

gbra

nden

in 2

008

in H

oofd

dorp

en

Zaan

dam

. Het

ga

at o

m g

esch

akel

de o

f ges

tape

lde

won

inge

n m

et e

en p

lat

hout

en d

ak v

an v

óór 1

980.

Het

Insp

ectie

sign

aal r

aadt

aan

ro

okm

elde

rs in

de

betr

effen

de w

onin

gen

aan

te b

reng

en

om o

p ko

rte

term

ijn d

e ve

iligh

eid

van

de b

ewon

ers t

e ve

rgro

ten.

Dit

advi

es g

eldt

ook

voo

r won

inge

n m

et e

en

ande

re d

akco

nstr

uctie

om

de

bran

dvei

lighe

id v

an d

e w

onin

g te

ver

bete

ren.

2.6

Ont

wik

kelin

gen

br

andb

evei

ligin

gsco

ncep

ten

Per b

rief

van

29

janu

ari 2

009

hebb

en d

e m

inis

ters

van

BZK

en

WW

I aan

de

colle

ges v

an B

&W

van

alle

gem

eent

en la

ten

wet

en w

at d

e st

and

van

zake

n is

met

bet

rekk

ing

tot d

e br

andb

evei

ligin

gsco

ncep

ten

bran

dvei

lig b

ouw

en e

n ge

brui

k va

n ge

bouw

en. E

en a

fsch

rift

van

dez

e br

ief13

is n

aar d

e Tw

eede

Kam

er to

egez

onde

n.

2.7

Bran

dvei

lighe

id in

pol

itiec

elle

n

Het

NIF

V he

eft e

en o

riën

tere

nde

scan

uitg

evoe

rd n

aar d

e kw

alite

it va

n de

bed

rijfs

hulp

verl

enin

g en

de

bouw

kund

ige

bran

dvei

lighe

id v

an d

e ce

llenb

lokk

en b

ij po

litie

bure

aus

(okt

ober

200

7). U

it de

ze sc

an k

wam

en d

iver

se v

erbe

ter-

punt

en n

aar v

oren

. Geb

leke

n is

dat

er s

oms o

nvol

doen

de

kenn

is is

ove

r de

eise

n di

e w

et- e

n re

gelg

evin

g st

elle

n aa

n br

andv

eilig

heid

. Bov

endi

en g

even

pol

itier

egio

’s aa

n te

m

aken

te h

ebbe

n m

et v

ersc

hille

nde

advi

ezen

ove

r br

andv

eilig

heid

. De

min

iste

r van

BZK

hee

ft d

e ko

rps-

behe

erde

rs (v

eran

twoo

rdel

ijk v

oor d

e br

andv

eilig

heid

van

po

litie

celle

n) h

iero

p ge

vraa

gd e

en v

erbe

terp

rogr

amm

a op

te

stel

len.

Het

stre

ven

is o

m d

it pr

ogra

mm

a bi

nnen

een

pe

riod

e va

n tw

ee ja

ar u

it te

voe

ren.

Voo

r de

kort

e te

rmijn

zi

jn d

e ko

rpsb

ehee

rder

s ver

zoch

t voo

r elk

pol

itiec

elle

n-co

mpl

ex a

fzon

derl

ijk n

a te

gaa

n ho

e he

t is g

este

ld m

et d

e

Volg

ens d

e ci

jfers

van

het

CBS

is b

ij he

t aan

tal d

oden

per

10

00 b

rand

en to

t 199

7 ee

n da

lend

e tr

end

waa

r te

nem

en,

waa

rbij

de tr

end

voor

won

ingb

rand

en re

delij

k ge

lijk

loop

t m

et d

e tr

end

voor

alle

bra

nden

. Van

af 19

97 is

bij

het a

anta

l do

den

per 1

000

won

ingb

rand

en e

en st

ijgen

de tr

end

zich

tbaa

r. Bo

vend

ien

is si

nds 1

997

de k

ans d

at e

en

won

ingb

rand

fata

le g

evol

gen

heeft

in b

ijna

alle

jare

n aa

nmer

kelij

k ho

ger d

an in

de

peri

ode

tot 1

997.

De

info

rmat

ie d

ie h

et C

BS in

de

jaar

lijks

e br

andw

eer-

stat

istie

ken

bied

t, b

eant

woo

rdt e

chte

r nie

t aan

de

info

rmat

iebe

hoeft

e vo

or b

rand

prev

entie

bele

id. Z

o w

ordt

in

de b

rand

wee

rsta

tistie

ken

nauw

elijk

s inf

orm

atie

geg

even

ov

er d

e on

derl

igge

nde

fact

oren

en

kenm

erke

n va

n w

onin

gbra

nden

en

de sl

acht

offer

s en

gew

onde

n bi

j dez

e w

onin

gbra

nden

. De

min

iste

ries

van

BZK

en

VRO

M h

ebbe

n da

arom

een

ond

erzo

ek in

gest

eld

naar

de

fata

le w

onin

g-br

ande

n in

200

8. H

et o

nder

zoek

bet

reft

surv

eyon

derz

oek

onde

r bra

ndw

eerk

orps

en d

ie in

200

8 be

trok

ken

zijn

ge

wee

st b

ij ee

n fa

tale

won

ingb

rand

.

In h

et o

nder

zoek

zijn

55

bran

den

mee

geno

men

(6

2 sl

acht

offer

s), w

aarv

an 4

4 br

ande

n (4

9 sl

acht

offer

s) e

en

niet

-opz

ettel

ijke

bran

door

zaak

heb

ben.

Dez

e la

atst

e ca

tego

rie

fata

le w

onin

gbra

nden

is n

ader

gea

naly

seer

d.

Daa

rbij

is v

oora

l gek

eken

naa

r de

aspe

cten

van

de

bran

den

die

mid

dels

bra

ndve

iligh

eidb

elei

d he

t aan

tal f

atal

e w

onin

gbra

nden

kan

bep

erke

n. V

oorb

eeld

en h

ierv

an zi

jn d

e aa

nwez

ighe

id e

n w

erki

ng v

an ro

okm

elde

rs e

n bl

us-

mid

dele

n, d

e aa

nwez

ige

(bou

w)m

ater

iale

n en

de

opko

mst

-tij

den

van

de b

rand

wee

r. H

et o

nder

zoek

naa

r de

fata

le

won

ingb

rand

en b

iedt

een

ove

rzic

ht v

an d

e ke

nmer

ken

van

fata

le w

onin

gbra

nden

in 2

008

en zi

jn n

iet n

oodz

akel

ijker

-w

ijs re

pres

enta

tief v

oor f

atal

e w

onin

gbra

nden

in a

nder

e ja

ren.

Verd

er is

het

van

bel

ang

dat d

e VR

OM

-Ins

pect

ie in

janu

ari

2009

een

Insp

ectie

-sig

naal

hee

ft g

estu

urd

aan

gem

eent

en

over

de

bran

dwer

endh

eid

van

won

inge

n m

et p

latt

e ho

uten

da

ken.

In 2

80.0

00 w

onin

gen

in N

eder

land

bes

taat

nam

elijk

ee

n ri

sico

dat

de

wee

rsta

nd te

gen

bran

ddoo

rsla

g ni

et a

an d

e

verb

eter

inge

n do

or b

ijvoo

rbee

ld d

e aa

npak

van

ach

ters

talli

g on

derh

oud.

Het

min

iste

rie

van

OCW

stre

eft n

aar s

truc

ture

le

invo

erin

g va

n de

gen

oem

de m

etho

de e

n de

daa

rbin

nen

ontw

ikke

lde

inst

rum

ente

n. U

itgan

gspu

nt is

de

vera

nker

ing

van

opge

dane

ken

nis,

info

rmat

ie e

n be

houd

van

een

pr

aktis

che

onde

rste

unin

gsfu

nctie

aan

scho

len

via

de

over

drac

ht v

an d

e m

etho

de e

n in

stru

men

ten

aan

(bra

nche

)or

gani

satie

s in

het v

eld.

Bas

issc

hole

n en

hun

med

ewer

kers

ku

nnen

voo

r ond

erst

euni

ng b

ij he

t uitv

oere

n va

n ve

iligh

eids

bele

id te

rech

t bij

de sa

men

wer

king

s-GG

D’e

n, d

e la

ndel

ijke

oude

rorg

anis

atie

s, d

e be

stur

enor

gani

satie

s, d

e Pa

bo’s

en h

et V

erva

ngin

gsfo

nds.

De

Stic

htin

g Co

nsum

ent

en V

eilig

heid

beh

oudt

haa

r fun

ctie

als

ken

nisc

entr

um e

n bl

ijft sc

hole

n en

de

bran

che

onde

rste

unen

.

2.5

Bran

dvei

lighe

id in

won

inge

n

Het

Act

iepr

ogra

mm

a Br

andv

eilig

heid

hee

ft g

etra

cht b

ij te

dr

agen

aan

een

daa

dwer

kelij

ke v

erho

ging

van

de

bran

dvei

lighe

id v

oor d

e do

elgr

oep

verm

inde

rd

zelfr

edza

men

. Het

zou

echt

er zo

nde

zijn

om

ons

in o

nze

insp

anni

ngen

te b

eper

ken

tot d

eze

doel

groe

p en

de

bijb

ehor

ende

woo

n/ve

rblij

fvor

men

. Rec

ent o

nder

zoek

he

eft im

mer

s aan

geto

ond

dat j

uist

bij

won

ingb

rand

en d

e m

eest

e do

delij

ke sl

acht

offer

s val

len.

Onde

rzoe

k fat

ale w

onin

gbra

nden

NIF

VIn

200

8 bl

eken

er m

eer f

atal

e w

onin

gbra

nden

te h

ebbe

n pl

aats

gevo

nden

dan

het

jaar

daa

rvoo

r. D

it w

as a

anle

idin

g vo

or d

e m

inis

teri

es v

an B

ZK e

n VR

OM

om

het

NIF

V op

drac

ht

te g

even

dez

e fa

tale

won

ingb

rand

en te

ond

erzo

eken

. Dit

onde

rzoe

k le

vert

bel

eids

info

rmat

ie o

p ov

er o

nder

mee

r de

rela

ties m

et b

ijvoo

rbee

ld w

onin

gtyp

en, s

amen

stel

ling

bew

oner

s en

gebr

uik

van

bran

dgev

aarl

ijke

appa

ratu

ur o

f bo

uwm

ater

iale

n. V

ervo

lgen

s doe

t het

ond

erzo

ek

aanb

evel

inge

n vo

or g

eric

hte

maa

treg

elen

om

het

aan

tal

fata

le w

onin

gbra

nden

teru

g te

dri

ngen

. De

resu

ltate

n va

n he

t ond

erzo

ek w

orde

n in

de

loop

van

febr

uari

200

9 ve

rwac

ht. I

ndie

n de

uitk

omst

en v

an h

et o

nder

zoek

vo

ldoe

nde

aank

nopi

ngsp

unte

n vo

or b

rand

veili

ghei

dsbe

leid

op

leve

ren,

zulle

n de

min

iste

ries

dit

onde

rzoe

k in

de

toek

omst

per

iodi

ek la

ten

uitv

oere

n.

Om

een

eff

ectie

f bra

ndve

iligh

eids

bele

id te

kun

nen

ontw

ikke

len

is in

zich

t nod

ig in

de

oorz

aken

en

de g

evol

gen

van

bran

d. S

tatis

tisch

e in

form

atie

kan

daa

rbij

help

en o

m d

e fo

cus v

an d

e be

nodi

gde

inte

rven

ties t

e be

pale

n. E

n ho

ewel

de

mee

ste

dode

n en

gew

onde

n bi

j bra

nd b

ij w

onin

gbra

nden

val

len,

wor

dt in

Ned

erla

nd n

auw

elijk

s on

derz

oek

geda

an n

aar d

e ke

nmer

ken

van

fata

le

won

ingb

rand

en. H

et C

BS v

erza

mel

t geg

even

s van

bra

nden

in

Ned

erla

nd e

n pu

blic

eert

in d

e ja

arlij

kse

‘Bra

ndw

eers

tatis

tiek’

.

de T

wee

de K

amer

geï

nfor

mee

rd12

ove

r de

bran

dvei

lighe

ids-

situ

atie

in zo

rgin

stel

linge

n. D

aari

n m

eldd

en d

e be

win

ds-

liede

n da

t zij,

med

e do

or d

e aa

ngeg

even

aan

spor

ing

van

de

zorg

inst

ellin

gen

en d

e on

twik

keld

e in

stru

men

ten,

ve

rwac

hten

dat

in d

e ko

men

de ja

ren

daad

wer

kelij

k ee

n ve

rbet

erin

g va

n de

ze si

tuat

ie k

an w

orde

n be

reik

t. Z

ij w

illen

de

eff

ecte

n va

n de

ze in

stru

men

ten

op e

en v

erbe

terd

e br

andv

eilig

heid

eer

st a

fwac

hten

waa

rbij

nadr

ukke

lijk

een

ving

er a

an d

e po

ls w

ordt

geh

oude

n. D

e m

inis

teri

es v

an V

WS

en V

ROM

/WW

I en

het p

rogr

amm

amin

iste

rie

Jeug

d en

Gez

in

zulle

n in

201

0 ee

n ve

rvol

gmon

itor o

pste

llen

om zi

cht t

e ho

uden

op

de b

rand

veili

ghei

dssi

tuat

ie in

(jeu

gd)

zorg

inst

ellin

gen.

Op

basi

s daa

rvan

kan

wor

den

besl

oten

of

verv

olga

ctiv

iteite

n no

odza

kelij

k zi

jn. A

anva

nkel

ijk h

adde

n de

bew

inds

liede

n ge

mel

d da

t dit

in 2

009

zou

plaa

tsvi

nden

m

aar d

it is

ver

scho

ven

naar

201

0. D

e re

dene

n hi

erva

n zi

jn

dat e

nkel

e in

stru

men

ten

pas i

n de

loop

van

200

9 ge

reed

zu

llen

zijn

en

de v

oorb

erei

ding

en v

oor d

e ve

rvol

gmon

itor

mee

r tijd

vra

agt o

mda

t een

aan

tal i

nspe

ctie

s hie

rbij

betr

okke

n zi

jn.

2.4

Bran

dvei

lighe

id in

het

ond

erw

ijs

In d

e ki

nder

opva

ng e

n in

bas

issc

hole

n ve

rblij

ven

baby

’s en

ki

nder

en d

ie v

oor h

un (b

rand

)vei

lighe

id a

fhan

kelij

k zi

jn v

an

ande

ren.

In 19

97 zi

jn d

e ta

ken

en v

eran

twoo

rdel

ijkhe

den

voor

ond

erw

ijshu

isve

stin

g ge

dece

ntra

lisee

rd. D

e ve

rant

-w

oord

elijk

heid

voo

r de

(bra

nd)v

eilig

heid

van

ond

erw

ijs-

gebo

uwen

ligt

nu

bij d

e ei

gena

ren

en g

ebru

iker

s van

dez

e ge

bouw

en: d

e ge

mee

nten

en

scho

olbe

stur

en.

In d

e pr

aktij

k vi

nden

inci

dent

en in

bas

issc

hole

n vo

orna

mel

ijk p

laat

s in

de n

acht

of i

n he

t wee

kend

. Het

m

inis

teri

e va

n O

CW h

echt

vee

l waa

rde

aan

veili

ghei

d op

ba

siss

chol

en. O

m a

anda

cht t

e ve

stig

en o

p de

ver

hogi

ng v

an

de fy

siek

e ve

iligh

eid

op b

asis

scho

len

heeft

het

min

iste

rie

daar

om tu

ssen

200

1 en

2005

de

mee

rjar

enca

mpa

gne

‘Vei

lighe

id o

p de

bas

issc

hool

: wer

ken

aan

een

scho

ol

zond

er o

ngel

ukke

n’ g

evoe

rd. I

n di

t kad

er h

eeft

het

m

inis

teri

e de

Stic

htin

g Co

nsum

ent e

n Ve

iligh

eid

gevr

aagd

om

een

gel

ijkna

mig

e m

etho

de d

e on

twik

kele

n, w

aarm

ee

scho

len

(bra

nd)v

eilig

heid

van

en

in h

et sc

hool

gebo

uw

kunn

en o

rgan

iser

en e

n m

anag

en. N

a afl

oop

van

de

cam

pagn

e in

200

5 ha

d 83

% v

an d

e sc

hole

n de

met

hode

‘V

eilig

heid

op

de b

asis

scho

ol’ i

n be

zit e

n gi

ng 4

2% v

an d

e sc

hole

n er

mee

aan

de

slag

. De

cam

pagn

e lie

t ond

er m

eer

zien

dat

scho

len

een

lang

e vo

orbe

reid

ings

tijd

nodi

g he

bben

om

met

het

pro

ject

te b

egin

nen.

Red

enen

hie

rvoo

r zijn

de

nood

zake

lijke

inte

rne

afst

emm

ing,

het

inpl

anne

n va

n ca

paci

teit

voor

de

aans

telli

ng v

an e

en v

eilig

heid

s-co

ördi

nato

r en

vast

stel

ling

van

finan

ciël

e m

idde

len

voor

Figu

ur 1:

Aan

tal d

oden

per

1000

(won

ing)

bran

den.

(Bro

n: C

BS)

Page 184: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2021

3.5

Bran

dpre

vent

iew

eek

en

burg

erin

itiat

ief r

ookm

elde

rs

Sind

s 200

0 be

staa

t de

Nat

iona

le B

rand

prev

entie

wee

k. D

it is

ee

n in

itiat

ief v

an d

e St

icht

ing

Nat

iona

le

Bran

dpre

vent

iew

eek

(SN

BPW

) die

wor

dt g

esub

sidi

eerd

doo

r he

t min

iste

rie

van

BZK.

Tev

ens o

ntva

ngt d

e st

icht

ing

spon

sorb

ijdra

gen

vanu

it he

t bed

rijfs

leve

n. D

e br

and-

prev

entie

wee

k he

eft e

lk ja

ar e

en c

entr

aal t

hem

a. D

e la

atst

e dr

ie ja

ren

was

dat

them

a ro

okm

elde

rs. O

nlan

gs is

geb

leke

n da

t doo

r dez

e dr

ieja

rige

-cam

pagn

e he

t aan

tal h

uish

oude

ns

met

rook

mel

ders

in N

eder

land

met

10%

is g

este

gen

naar

74

%. I

n 20

08 ri

chtt

e de

stic

htin

g zi

ch o

ok sp

ecifi

ek o

p de

do

elgr

oep

allo

chto

nen,

om

dat b

inne

n de

ze d

oelg

roep

re

latie

f min

der h

uish

oude

ns zi

jn d

ie ro

okm

elde

rs in

hui

s he

bben

. D

e SN

BPW

is e

en g

root

voo

rsta

nder

van

ver

plic

htst

ellin

g va

n ro

okm

elde

rs in

Ned

erla

nd. A

ls p

artn

er v

an d

e SN

BPW

is

de B

rand

won

den

Stic

htin

g da

arom

ges

tart

met

een

Bu

rger

initi

atie

f en

hoop

t hie

rmee

40.

000

hand

teke

ning

en

te v

erza

mel

en, t

er o

nder

steu

ning

van

de

‘Roo

kmel

derw

et’

zoda

t zij

hun

plan

op

de a

gend

a kr

ijgt v

an d

e Tw

eede

Kam

er.

waa

rmee

de

aand

acht

voo

r bra

ndve

iligh

eid

wor

dt v

erst

erkt

en

daa

dwer

kelij

k w

ordt

vor

mge

geve

n. In

de

nabi

je

toek

omst

is d

e br

andw

eer H

aagl

ande

n vo

orne

men

s om

het

m

odel

BGB

te in

trod

ucer

en in

and

ere

sect

oren

met

ve

rmin

derd

zelfr

edza

men

.

3.4

Proj

ect V

eilig

Won

en b

rand

wee

r

Am

ersf

oort

Doe

l van

het

pro

ject

Vei

lig W

onen

is o

m w

ijkge

rich

t het

aa

ntal

won

ingb

rand

en e

n –i

nbra

ken

teru

g te

dri

ngen

. Ti

jden

s ona

ange

kond

igde

hui

s-aa

n-hu

is b

ezoe

ken

wor

den

bew

oner

s aan

de

hand

van

che

cklis

ts d

oor d

e br

andw

eer

gead

vise

erd

over

het

ver

bete

ren

van

de b

rand

- en

inbr

aak-

veili

ghei

d va

n hu

n w

onin

g. W

aar n

odig

wor

den

door

de

bran

dwee

r dir

ect (

en g

ratis

) roo

kmel

ders

opg

ehan

gen.

De

bran

dwee

r Am

ersf

oort

is d

it pr

ojec

t in

2006

ges

tart

naa

r vo

orbe

eld

van

een

succ

esvo

l pro

ject

van

bra

ndw

eer

Live

rpoo

l (Gr

oot-

Britt

anni

ë). A

ls d

e fin

anci

ën h

et to

elat

en,

wil

het k

orps

de

mee

st (b

rand

)onv

eilig

e w

ijken

stru

ctur

eel

op d

eze

man

ier g

aan

bena

dere

n. In

mid

dels

zijn

twee

ac

hter

stan

dsw

ijken

met

pos

itief

resu

ltaat

bez

ocht

(toe

nam

e br

and-

en

inbr

aakb

ewus

tzijn

van

bur

gers

en

toen

ame

aant

al

goed

wer

kend

e en

goe

dgep

laat

ste

rook

mel

ders

). H

et

min

iste

rie

van

BZK

heeft

subs

idie

ver

stre

kt a

an d

e br

andw

eer A

mer

sfoo

rt o

m d

eze

aanp

ak te

vens

toe

te g

aan

pass

en in

de

wijk

Lie

nder

t. D

e vo

orbe

reid

inge

n zi

jn

hier

voor

in v

olle

gan

g en

de

huis

-aan

-hui

s bez

oeke

n zu

llen

in a

pril

2009

star

ten.

Bij d

iver

se a

nder

e br

andw

eerk

orps

en b

esta

at b

elan

gste

lling

vo

or d

it pr

ojec

t. B

rand

wee

r Am

ersf

oort

wil

dit p

roje

ct

land

elijk

intr

oduc

eren

doo

r een

han

d- e

n w

erkb

oek

te

verv

aard

igen

met

de

gevo

erde

aan

pak

en b

esch

rijv

ing

van

erva

ring

en. V

oor d

e om

bouw

van

het

loka

le p

roje

ct n

aar

een

land

elijk

e to

epas

sing

wer

kt B

rand

wee

r Am

ersf

oort

sa

men

met

de

bran

chev

eren

igin

g va

n de

bra

ndw

eer;

de

NVB

R.

Ook

het

CCV

is a

ctie

f op

het v

lak

van

de zo

gena

amde

Co

mm

unity

Saf

ety

((Br

and)

veili

ghei

d in

de

wijk

). D

it ke

nnis

cent

rum

is v

an m

enin

g da

t dit

initi

atie

f mee

r kan

s va

n sl

agen

hee

ft a

ls e

r van

uit d

e kr

acht

van

een

wijk

tot e

en

land

elijk

e aa

npak

van

bra

ndve

ilige

wijk

en g

ekom

en k

an

wor

den

door

ken

nis e

n er

vari

ng v

an d

e br

andw

eer t

e ko

ppel

en a

an a

nder

e pa

rtije

n in

een

wijk

zoal

s won

ing-

corp

orat

ies e

n be

won

ersv

eren

igin

gen.

Het

CCV

hee

ft

hier

toe

in h

aar p

rogr

amm

a vo

or 2

009

het p

roje

ct

‘Bra

ndve

ilige

Wijk

’ ged

efini

eerd

.

Bran

dvei

lighe

idse

staf

ette

Het

Mod

el IB

B m

aakt

de

vera

ntw

oord

elijk

heid

sver

delin

g tu

ssen

de

acto

ren

tran

spar

ant.

Hie

rdoo

r is h

et v

oor i

eder

een

duid

elijk

wat

zijn

rol i

s, w

aar h

ij op

aan

gesp

roke

n ka

n w

orde

n, e

n w

at h

ij va

n an

dere

act

oren

mag

ver

wac

hten

. Het

M

odel

IBB

en h

et b

ijbeh

oren

de In

tegr

aal P

lan

Bran

d-be

veili

ging

stel

len

de a

ctor

en in

staa

t om

voo

r het

be

treff

ende

bou

ww

erk

de ‘b

rand

veili

ghei

dest

afett

e’ te

lo

pen

en e

lkaa

r effi

ciën

t het

‘bra

ndve

iligh

eids

stok

je’ d

oor

te g

even

.

3.3

Mod

el B

rand

veili

g G

ebru

ik

Bouw

wer

ken

(BGB

)

In d

e af

gelo

pen

jare

n is

de

aand

acht

voo

r bra

ndve

iligh

eid

toeg

enom

en. B

rand

wee

r Haa

glan

den

heeft

hie

raan

bi

jged

rage

n do

or sa

men

met

de

gem

eent

e D

en H

aag

het

mod

el B

rand

veili

g G

ebru

ik B

ouw

wer

ken

(BGB

) te

ontw

ikke

len.

Het

mod

el B

GB is

het

traj

ect d

at g

ebru

iker

s/ei

gena

ars v

an g

ebou

wen

vri

jwill

ig k

unne

n vo

lgen

met

het

do

el o

m e

en g

ecer

tifice

erd

bran

dvei

lighe

idke

urm

erk

(BGB

ke

urm

erk)

te v

erkr

ijgen

. Con

cree

t bet

eken

t dit

dat

gebr

uike

rs/e

igen

aars

een

che

cklis

t inv

ulle

n w

aari

n br

andv

eilig

heid

svoo

rsch

rift

en zi

jn o

pgen

omen

. Bra

ndw

eer

Haa

glan

den

heeft

keu

ring

seis

en o

pges

teld

waa

raan

een

br

andv

eilig

geb

ouw

moe

t vol

doen

. Zod

ra h

et B

GB k

eurm

erk

is v

erle

end

voer

en o

nafh

anke

lijke

daa

rtoe

gec

ertifi

ceer

de

bedr

ijven

een

jaar

lijks

e ke

urin

g ui

t. D

eze

bedr

ijven

wor

den

zelf

geco

ntro

leer

d do

or é

én k

wal

iteits

orga

nisa

tie zo

dat d

e kw

alite

it va

n he

t BGB

keu

rmer

k en

het

toez

icht

daa

rop

goed

ge

waa

rbor

gd b

lijft

.

Bran

dwee

r Haa

glan

den

heeft

het

mod

el B

GB v

oor h

et e

erst

ge

ïntr

oduc

eerd

bij

zorg

inst

ellin

gen

in d

e re

gio

Haa

glan

den.

D

eze

voor

tvar

ende

aan

pak

heeft

eri

n ge

resu

lteer

d da

t si

ndsd

ien

enke

le zo

rgin

stel

linge

n he

t BGB

keu

rmer

k he

bben

ont

vang

en. G

ezie

n de

gro

te b

elan

gste

lling

wor

dt

aang

enom

en d

at d

it aa

ntal

ges

taag

zal g

roei

en. B

estu

urde

rs

van

zorg

inst

ellin

gen

late

n hi

erm

ee zi

en d

at zi

j hun

ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

oor d

e br

andv

eilig

heid

in h

un

zorg

inst

ellin

gen

seri

eus n

emen

.

In ja

nuar

i 200

9 he

bben

de

bran

dwee

rkor

psen

van

de

vier

gr

ote

sted

en in

Ned

erla

nd (G

4) b

eslo

ten

om, n

aar v

oorb

eeld

va

n de

bra

ndw

eer H

aagl

ande

n, m

et h

et m

odel

BGB

in h

un

eige

n re

gio’

s aan

de

slag

te g

aan.

Het

aan

tal g

ecer

tifice

erde

be

drijv

en d

at h

et B

GB k

eurm

erk

mag

ver

lene

n, b

lijft

gr

oeie

n. T

even

s bie

dt e

en v

erze

keri

ngsm

aats

chap

pij l

ager

e ve

rzek

erin

gspr

emie

s aan

bij

inst

ellin

gen

die

in h

et b

ezit

zijn

va

n he

t BGB

keu

rmer

k.

Het

mod

el v

oorz

iet i

n ee

n pu

blie

k pr

ivat

e sa

men

wer

king

BHV

en b

rand

veili

ghei

d en

hie

rop

- voo

r zov

er a

an d

e or

de

- tijd

elijk

e co

mpe

nser

ende

maa

treg

elen

te tr

effen

.D

e VR

OM

-Ins

pect

ie v

erri

cht l

ande

lijk

onde

rzoe

k na

ar d

e br

andv

eilig

heid

van

pol

itiec

elle

n. H

et o

nder

zoek

op

loca

tie

is a

fger

ond;

de

rapp

orta

gefa

se m

et h

oor-

en

wed

erho

or

vind

t mom

ente

el p

laat

s. D

e ei

ndra

ppor

tage

is v

oorz

ien

med

io 2

009.

De

min

iste

r van

BZK

zal o

p ba

sis v

an d

e ui

tkom

sten

van

dit

rapp

ort b

ezie

n w

elke

maa

treg

elen

zij

kan

nem

en.

3. In

itiat

ieve

n in

het

vel

d

3.1

Inle

idin

g

Naa

st d

e bi

j het

act

iepr

ogra

mm

a di

rect

bet

rokk

en p

artn

ers,

zi

jn e

r nog

vel

e an

dere

org

anis

atie

s die

een

bel

angr

ijke

rol

spel

en in

het

ver

grot

en v

an d

e br

andv

eilig

heid

in

Ned

erla

nd. D

e la

atst

e ja

ren

zijn

er i

n he

t vel

d di

vers

e nu

ttig

e in

itiat

ieve

n on

tplo

oid

en in

stru

men

ten

ontw

ikke

ld. D

eze

ontw

ikke

linge

n m

aken

het

bijv

oorb

eeld

mog

elijk

om

in

zich

t te

verk

rijg

en in

het

bra

ndve

iligh

eids

nive

au.

Daa

rnaa

st le

vere

n de

ze in

itiat

ieve

n ee

n bi

jdra

ge a

an h

et

verg

rote

n va

n he

t bra

ndve

iligh

eids

bew

ustz

ijn b

ij zo

wel

pr

ofes

sion

als a

ls b

urge

rs. H

iero

nder

een

bes

chri

jvin

g va

n de

m

eest

in h

et o

og sp

ring

ende

initi

atie

ven.

3.2

Mod

el In

tegr

ale

Bran

dvei

lighe

id

Bouw

wer

ken

(Mod

el IB

B)

Buite

n he

t act

iepr

ogra

mm

a, m

aar w

el in

dir

ecte

rela

tie

daar

mee

is h

et M

odel

Inte

gral

e Br

andv

eilig

heid

Bo

uww

erke

n (M

odel

IBB)

ont

wik

keld

. Pub

lieke

en

priv

ate

part

ners

zijn

sind

s 200

5 in

nau

we

sam

enw

erki

ng m

et d

it pr

aktij

kger

icht

e in

stru

men

t aan

de

slag

. Het

Mod

el IB

B is

on

twik

keld

doo

r het

Cen

trum

voo

r Cri

min

alite

itspr

even

tie

en V

eilig

heid

(CCV

). H

et m

odel

is e

en h

ulpm

idde

l voo

r or

gani

satie

s bij

het v

erbe

tere

n va

n de

bra

ndve

iligh

eid

van

hun

gebo

uwen

en

rich

t zic

h op

per

soon

lijke

vei

lighe

id,

behe

ersi

ng v

an b

rand

scha

de e

n de

gev

olge

n da

arva

n in

en

om d

e hu

isve

stin

g. M

et h

et m

odel

kan

een

goe

de

sam

enst

ellin

g va

n ve

rsch

illen

de b

rand

veili

ghei

ds-

voor

zien

inge

n w

orde

n ge

real

isee

rd, z

oals

org

anis

ator

isch

e m

aatr

egel

en, b

ouw

kund

ige

voor

zien

inge

n en

inst

alla

ties.

D

e m

etho

de is

van

toep

assi

ng v

oor z

owel

de

bouw

fase

als

ge

dure

nde

het g

ebru

ik v

an h

et g

ebou

w. D

e ba

sis i

s het

st

anda

ard

bouw

proc

es: I

nitia

tief-

en

Defi

nitie

– O

ntw

erp

– Re

alis

atie

– G

ebru

ik.

Page 185: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2223

Sche

mat

isch

ove

rzic

ht

eind

resu

ltaat

act

iepu

nten

Ac

tiepr

ogra

mm

a Br

andv

eilig

heid

200

7-20

08

Bijla

ge 2

Page 186: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2425

Page 187: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2627

Bijla

ge 3

Visi

e op

bra

ndve

iligh

eid

Gede

elde

vera

ntw

oord

elijk

heid

en

held

ere k

ader

s van

uit e

en

risico

bena

derin

g

Page 188: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2829

tot e

n m

et g

ebru

ik d

e ri

sico

’s on

vold

oend

e w

orde

n af

gew

ogen

. Doo

r ond

uide

lijkh

eid

over

de

rege

ls,

onbe

kend

heid

met

de

mog

elijk

hede

n di

e de

rege

ls b

iede

n en

te w

eini

g in

houd

elijk

e ke

nnis

bij

zow

el m

arkt

part

ijen

als

de o

verh

eid

wor

dt v

eela

l gek

ozen

voo

r st

anda

ardo

plos

sing

en e

n w

orde

n de

ze v

aak

zelf

‘voo

rges

chre

ven’

.H

et g

ebre

k aa

n ke

nnis

wor

dt m

ede

vero

orza

akt d

oor

onvo

ldoe

nde

info

rmat

ie o

ver o

orza

ken

en g

evol

gen

van

bran

d.

Visie

op

bran

dvei

lighe

idD

e vi

sie

op b

rand

veili

ghei

d be

vat d

e ko

ers v

oor d

e ko

men

de

jare

n en

is d

aarm

ee ri

chtin

ggev

end

voor

de

even

tuel

e aa

npas

sing

en b

inne

n he

t sys

teem

van

bra

ndve

iligh

eid.

Dez

e vi

sie

is n

iet v

an d

e en

e op

de

ande

re d

ag w

erke

lijkh

eid.

Het

is

een

eer

ste

aanz

et, o

p ba

sis w

aarv

an d

iver

se h

ulpm

idde

len

en in

stru

men

ten

de k

omen

de ja

ren

verd

er o

nder

zoch

t en

uitg

ewer

kt m

oete

n w

orde

n.

De

verd

elin

g va

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

den

en d

e ui

tgan

gspu

nten

voo

r reg

elge

ving

han

gen

nauw

met

elk

aar

sam

en. D

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

an d

e ov

erhe

id e

n de

da

arm

ee sa

men

hang

ende

rege

lgev

ing

rich

t zic

h op

de

veili

ghei

d va

n be

won

ers.

Een

pan

d ve

ilig

kunn

en v

erla

ten

is

een

basi

spri

ncip

e en

hou

dt in

dat

men

sen

een

geva

arlij

ke

plek

(een

bou

ww

erk)

bin

nen

vijft

ien

min

uten

kun

nen

verl

aten

. De

cons

truc

tie v

an e

en g

ebou

w m

oet d

aarm

ee

gedu

rend

e vi

jftie

n m

inut

en d

e br

and

kunn

en w

eers

taan

van

m

omen

t van

bra

nd u

itbre

ken

tot d

e tij

d (v

ijftie

n m

inut

en)

waa

rbin

nen

de b

rand

wee

r hul

p ka

n ve

rlen

en. D

e br

andv

eilig

heid

smaa

treg

elen

han

gen

daar

naas

t nau

w

sam

en m

et d

e ri

sico

’s va

n he

t spe

cifie

ke b

ouw

wer

k. D

e re

gelg

evin

g is

ald

us g

eric

ht o

p he

t waa

rbor

gen

van

een

min

imal

e st

erkt

e co

nstr

uctie

bou

ww

erk

met

inac

htne

min

g va

n de

spec

ifiek

e ri

sico

’s va

n da

t bou

ww

erk.

De

bran

dsch

ade

aan

het p

and

is e

en v

eran

twoo

rdel

ijkhe

id v

an d

e ei

gena

ar

van

het g

ebou

w.

De

visi

e va

n de

ove

rhei

d op

de

bran

dvei

lighe

id h

eeft

be

trek

king

op

de v

eran

twoo

rdel

ijkhe

idsv

erde

ling,

pri

mai

re

doel

groe

pen

voor

ove

rhei

dsin

terv

entie

, de

maa

tsch

appe

lijke

acc

epta

tie v

an b

rand

, bek

endh

eid

en

uitv

oerb

aarh

eid

van

voor

schr

iften

en

de d

oele

n di

e de

ov

erhe

id st

elt b

ij de

ont

wik

kelin

g op

het

geb

ied

van

bran

dvei

lighe

idsb

elei

d de

kom

ende

jare

n (r

isic

oben

ader

ing

en d

oelk

wan

tifice

ring

). U

it de

stud

ies n

aar a

anle

idin

g va

n in

cide

nten

blij

kt d

at d

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

idsv

erde

ling

en h

et

veili

ghei

dsbe

wus

tzijn

bij

de d

iver

se p

artij

en o

nvol

doen

de

duid

elijk

zijn

. Daa

rom

is in

dez

e vi

sie

veel

aan

dach

t voo

r de

gew

enst

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

idsv

erde

ling

en h

et v

erho

gen

van

het v

eilig

heid

sbew

ustz

ijn. H

et o

mga

an m

et

bran

dvei

lighe

id v

erei

st sp

ecifi

eke

kenn

is d

ie n

u va

ak n

iet o

f on

vold

oend

e aa

nwez

ig is

. Voo

r het

ver

ster

ken

van

kenn

is

bij z

owel

ove

rhei

d al

s geb

ruik

ers z

ulle

n da

n oo

k ac

tivite

iten

wor

den

ontp

looi

d. D

it al

les m

oet e

rtoe

leid

en d

at p

artij

en

Visi

e op

bra

ndve

iligh

eid

Sam

enva

ttin

g va

n ui

tgan

gspu

nten

en

keuz

en

Aanl

eidi

ng V

isie o

p br

andv

eilig

heid

De

Schi

phol

bran

d en

and

ere

cala

mite

iten

lere

n da

t het

hu

idig

e sy

stee

m ro

nd b

rand

veili

ghei

d aa

n de

gre

nzen

van

zi

jn m

ogel

ijkhe

den

is g

ekom

en. A

lgem

een

wor

dt o

nder

-sc

hrev

en d

at m

eer r

egel

s, st

reng

ere

hand

havi

ng e

n te

chni

sche

opl

ossi

ngen

op

de la

nge

term

ijn n

iet z

ulle

n le

iden

tot e

en v

erbe

teri

ng v

an d

e br

andv

eilig

heid

. Ve

rbet

erin

g va

n de

bra

ndve

iligh

eid

moe

t gev

onde

n w

orde

n in

het

ver

hoge

n va

n he

t vei

lighe

idsb

ewus

tzijn

, een

mee

r in

tegr

ale

bena

deri

ng v

an d

e ri

sico

's e

n ee

n ee

ndui

dige

ve

rant

woo

rdel

ijkhe

idsv

erde

ling.

Dez

e bo

odsc

hap

kom

t ook

tot u

itdru

kkin

g in

het

Act

ie-

prog

ram

ma

Bran

dvei

lighe

id. E

én v

an d

e be

lang

rijk

ste

onde

rdel

en in

dit

Actie

prog

ram

ma

is e

en g

ezam

enlij

ke v

isie

va

n de

ove

rhei

d, k

enni

scen

tra,

ber

oeps

groe

pen

en b

ranc

hes

op b

rand

veili

ghei

d. D

eze

visi

e za

l de

kom

ende

jare

n ri

chtin

ggev

end

zijn

voo

r de

verd

ere

ontw

ikke

ling

van

wet

- en

rege

lgev

ing,

form

uler

ing

van

stra

tegi

eën,

opz

etten

van

ac

tivite

iten

en a

ctie

prog

ram

ma’

s, o

ntw

ikke

ling

van

scen

ario

’s en

mod

elle

n en

het

ver

rich

ten

van

onde

rzoe

ken

en e

valu

atie

s, in

het

teke

n va

n de

bra

ndve

iligh

eid.

Dez

e br

andv

eilig

heid

svis

ie is

op

hoof

dlijn

en, d

ynam

isch

van

aa

rd, k

reeg

op

inte

ract

ieve

wijz

e vo

rm e

n za

l op

basi

s van

ni

euw

e in

zich

ten

en e

rvar

inge

n aa

ngep

ast e

n ve

rder

ui

tgew

erkt

wor

den.

De

“Vis

ie o

p br

andv

eilig

heid

; Ged

eeld

e ve

rant

-w

oord

elijk

heid

en

held

ere

kade

rs v

anui

t een

ri

sico

bena

deri

ng”

is b

ijgev

oegd

, hie

rond

er v

olgt

een

sa

men

vatt

ing.

De h

uidi

ge si

tuat

ieD

e m

aats

chap

pelij

ke re

actie

in re

latie

tot b

rand

veili

ghei

d is

m

et n

ame

inci

dent

gest

uurd

. Na

ram

pen

volg

t als

snel

de

roep

om

maa

treg

elen

, waa

rbij

met

nam

e na

ar d

e ov

erhe

id

wor

dt g

ekek

en. D

e aa

ndac

ht v

oor b

rand

veili

ghei

d eb

t ec

hter

rede

lijk

snel

wee

r weg

en

leid

t nie

t tot

een

toen

ame

van

de b

rand

veili

ghei

d, h

et b

rand

veili

ghei

dbew

ustz

ijn o

f be

sef v

an d

e ei

gen

vera

ntw

oord

elijk

heid

. Ont

wer

pers

, ge

bouw

eige

nare

n en

geb

ruik

ers z

ijn zi

ch o

nvol

doen

de

bew

ust v

an h

un v

eran

twoo

rdel

ijkhe

id o

p he

t geb

ied

van

bran

dvei

lighe

id.

De

bran

dvei

lighe

id w

ordt

doo

r vel

en g

ezie

n al

s een

pri

mai

re

vera

ntw

oord

elijk

heid

van

de

over

heid

. Bij

ontw

erp

en

gebr

uik

van

bouw

wer

ken

lijkt

daa

rdoo

r het

vol

doen

aan

ei

sen

van

bevo

egd

geza

g ee

n do

el o

p zi

ch te

zijn

. Er w

ordt

te

wei

nig

reke

ning

geh

oude

n m

et d

e da

adw

erke

lijke

risi

co’s.

D

e hu

idig

e re

gelg

evin

g m

aakt

een

risi

cobe

nade

ring

w

elis

waa

r mog

elijk

, maa

r is d

aar o

nvol

doen

de o

p to

eges

nede

n. G

evol

g is

dat

in d

e di

vers

e st

adia

van

ont

wer

p

Page 189: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3031

Beke

ndhe

id, u

itvo

erba

arhe

id e

n ha

ndha

afba

arhe

id v

an

de re

gelg

evin

g10

Het

hui

dige

stel

sel v

an w

et- e

n re

gelg

evin

g be

schr

ijft e

en

slui

tend

stel

sel v

an v

oors

chri

ften

met

bet

rekk

ing

tot

bouw

wer

ken,

het

geb

ruik

van

de

bouw

wer

ken

en d

e or

gani

satie

die

de

bouw

wer

ken

gebr

uikt

. Bin

nen

iede

r va

n de

dri

e ge

noem

de d

omei

nen

moe

t aan

bep

aald

e m

inim

ale

voor

schr

iften

wor

den

vold

aan.

Dit

is e

en

uitg

angs

punt

waa

raan

nie

t moe

t wor

den

geto

rnd.

Mee

tbar

e do

elst

ellin

g en

ont

wik

kelin

gen

in b

elei

d11

Ten

eind

e in

zich

t te

verk

rijg

en in

oor

zake

n en

gev

olge

n va

n br

and

wor

dt e

en m

etho

de o

ntw

ikke

ld v

oor d

e ev

alua

tie v

an b

rand

. Het

regi

stre

ren

van

de

eval

uatie

gege

vens

zal (

op te

rmijn

) mee

r inz

icht

gev

en in

de

zwak

ke sc

hake

ls p

er d

omei

n en

daa

rmee

inpu

t lev

eren

vo

or h

et o

ntw

erp

van

nieu

we

bouw

wer

ken

en e

vent

uele

aa

npas

sing

en in

wet

- en

rege

lgev

ing.

Bij

het o

pzett

en v

an

een

derg

elijk

e re

gist

ratie

wor

dt sa

men

gew

erkt

met

de

bran

dwee

r, po

litie

en

verz

eker

aars

en

gebr

uik

gem

aakt

w

orde

n va

n he

t voo

rwer

k da

t doo

r NIF

V, N

VBR

en e

nkel

e br

andw

eerk

orps

en is

ged

aan.

12 E

r wor

den

doel

stel

linge

n ge

form

ulee

rd m

et b

etre

kkin

g to

t de

gevo

lgen

van

bra

ndve

iligh

eid.

Op

basi

s hie

rvan

ku

nnen

uits

prak

en g

edaa

n w

orde

n ov

er w

at w

e al

s m

aats

chap

pij b

rand

veili

g vi

nden

en

wel

ke a

spec

ten

bij

deze

uits

praa

k va

n be

lang

zijn

. Dez

e do

elkw

antifi

ceri

ng

kan

een

hulp

mid

del z

ijn b

ij he

t bep

alen

van

do

elst

ellin

gen

in b

elei

d en

bij

het u

itwer

ken

van

de

risi

cobe

nade

ring

bij

ontw

erp

en b

ehee

r van

bou

ww

erke

n.

Ond

erzo

ek m

oet u

itwijz

en o

p w

elke

wijz

e de

ze

doel

kwan

tifice

ring

het

bes

te k

an w

orde

n in

gevu

ld.

13 W

e le

ven

in e

en sa

men

levi

ng w

aari

n he

t nie

t mog

elijk

is

om ri

sico

’s to

t nul

te re

duce

ren.

Het

nad

enke

n ov

er d

e re

gelg

evin

g in

de

huid

ige

maa

tsch

appi

j beg

int d

us a

l met

he

t acc

epte

ren

van

een

bepa

ald

risi

co. A

ccep

tatie

van

ri

sico

’s be

teke

nt d

at n

iet a

utom

atis

ch n

aar d

e ov

erhe

id

geke

ken

wor

dt b

ij ca

lam

iteite

n. N

ucht

er o

mga

an m

et

risi

co’s

leid

t tot

mee

r ges

truc

ture

erde

aan

pak

van

de

bran

dvei

lighe

id zo

nder

dat

op

iede

r inc

iden

t met

de

roep

om

mee

r reg

els w

ordt

ger

eage

erd.

prak

tijks

ituat

ie. D

e ri

sico

bena

deri

ng za

l bij

intr

oduc

tie in

de

rege

lgev

ing

gehe

el o

f ged

eelte

lijk

in d

e pl

aats

kom

en v

an

de h

uidi

ge re

gelg

evin

g. D

iscu

ssie

s ove

r wat

nu

vold

oend

e ve

ilig

is e

n in

terp

reta

tieve

rsch

illen

tuss

en to

ezic

htho

uder

s en

de

bouw

prak

tijk

wor

den

onde

rvan

gen

door

in e

en

risi

cobe

nade

ring

zo c

oncr

eet m

ogel

ijk e

isen

te fo

rmul

eren

. D

e di

scus

sie

over

wat

nu

wel

en

niet

vei

lig is

wor

dt n

iet o

p bo

uww

erkn

ivea

u m

aar o

p la

ndel

ijk n

ivea

u ge

voer

d w

aard

oor v

oora

f dui

delij

k is

aan

wel

ke v

oors

chri

ften

moe

t w

orde

n vo

ldaa

n. E

r is d

us sp

rake

van

maa

twer

k bi

nnen

st

rikt

e ka

ders

.

Prim

aire

doe

lgro

epen

voo

r ove

rhei

dsin

terv

enti

e5

De

vera

ntw

oord

elijk

heid

van

de

over

heid

is p

rim

air

geri

cht o

p de

vei

lighe

id v

an d

ie g

roep

en d

ie, o

m w

elke

re

den

dan

ook,

onv

oldo

ende

zelfr

edza

am zi

jn o

f on

vold

oend

e ha

ndel

ings

pers

pect

ief h

ebbe

n:

a.

men

sen

die

(tijd

elijk

of p

erm

anen

t) a

fhan

kelij

k zi

jn d

e

ge

zond

heid

szor

g. H

et g

aat h

ierb

ij om

de

bran

dvei

lighe

id v

an zo

rgin

stel

linge

n in

den

bre

de

(z

ieke

nhui

zen,

ver

zorg

ings

tehu

izen

, GGZ

, etc

.

b. le

erlin

gen

in h

et o

nder

wijs

en

dan

met

nam

e jo

nge

kind

eren

en

spec

iaal

(bas

is) o

nder

wijs

.

c. m

ense

n di

e op

gesl

oten

zitt

en in

pen

itent

iair

e

in

rich

tinge

n, p

oliti

ecel

len,

etc

.6

Bij d

e hu

isve

stin

g va

n de

ze g

roep

en za

l het

doo

r de

over

heid

ges

teld

e ka

der s

trik

ter z

ijn e

n st

rikt

er w

orde

n ge

hand

haaf

d, w

aarb

ij oo

k de

geb

ouw

eige

naar

/ be

heer

der n

adru

kkel

ijker

op

zijn

of h

aar

vera

ntw

oord

elijk

heid

wor

dt a

ange

spro

ken.

7 W

onin

gen

vorm

en e

en sp

ecifi

eke

aand

acht

sgro

ep. V

anui

t he

t oog

punt

van

bew

ustw

ordi

ng w

orde

n w

onin

geig

enar

en a

ange

spro

ken

op h

un

vera

ntw

oord

elijk

heid

.

Maa

tsch

appe

lijke

gev

olge

n va

n br

and

8 Ee

n st

ruct

urel

e aa

npak

van

de

bran

dvei

lighe

id is

ger

icht

op

het

voo

rkom

en v

an sl

acht

offer

s bij

geke

nde

risi

co’s

en

niet

op

cala

mite

iten,

zoal

s aan

slag

en e

n ne

erst

orte

nde

vlie

gtui

gen.

9

Gec

ombi

neer

d m

et d

e aa

ndac

htsg

roep

en v

oor

over

heid

sint

erve

ntie

rich

t de

over

heid

zich

pri

mai

r ri

chte

n op

het

voo

rkom

en v

an sl

acht

offer

s als

gev

olg

van

bran

d in

de

zorg

, het

ond

erw

ijs e

n bi

j cel

len.

Daa

rnaa

st

rich

t de

insp

anni

ng zi

ch o

p vi

tale

asp

ecte

n va

n de

m

aats

chap

pij,

zoal

s het

voo

rkom

en d

an w

el h

et b

eper

ken

van

de g

evol

gen

van

cala

mite

iten

die

leid

en to

t m

aats

chap

pelij

ke o

ntw

rich

ting.

2 G

ebou

wbe

heer

ders

heb

ben

hun

gebo

uw e

n or

gani

satie

op

ord

e. Z

o ni

et d

an is

het

een

taak

van

de

over

heid

om

hi

erte

gen

op te

tred

en. H

et is

nie

t de

taak

van

de

over

heid

om

de

vera

ntw

oord

elijk

heid

voo

r de

veili

ghei

d ov

er te

ne

men

.3

Vanu

it he

t ond

er p

unt 2

geg

even

uitg

angs

punt

in d

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

idsv

erde

ling

moe

t hel

der w

orde

n w

at

de w

ettel

ijke

vera

ntw

oord

elijk

hede

n en

take

n va

n de

ge

mee

nten

en

de b

rand

wee

r zijn

. Daa

r waa

r nod

ig za

l de

wet

- en

rege

lgev

ing

wor

den

aang

epas

t.

Ris

icob

enad

erin

g br

andv

eilig

heid

4 H

et o

ntw

erp

van

een

gebo

uw m

oet m

eer i

n sa

men

hang

w

orde

n be

scho

uwd

op b

rand

veili

ghei

d: w

elke

risi

co’s

kunn

en a

an d

e or

de zi

jn, w

elke

maa

treg

elen

wor

den

hier

tege

n ge

nom

en, w

at zi

jn d

e re

stri

sico

’s en

hoe

ku

nnen

dez

e w

orde

n ge

min

imal

isee

rd. O

m d

it te

be

reik

en w

ordt

ond

erzo

cht o

p w

elke

wijz

e de

hui

dige

re

gelg

evin

g ka

n w

orde

n aa

ngep

ast.

Daa

rbij

zijn

ond

er

ande

re d

e re

sulta

ten

uit d

e st

udie

s naa

r het

ged

rag

van

men

sen

van

bela

ng. U

itgan

gspu

nt is

een

ben

ader

ing

volg

ens h

et ‘p

iram

idem

odel

’ hie

rnaa

st. V

an b

ened

en

naar

bov

en g

ezie

n zo

u de

rege

lgev

ing

als v

olgt

moe

ten

wer

ken:

Niv

eau

1 bev

at d

e vo

orsc

hrift

en v

oor h

et g

root

ste

deel

van

de

bou

ww

erke

n: e

envo

udig

e bo

uww

erke

n / k

lein

bu

rger

wer

k. V

olst

aan

kan

wor

den

met

een

voud

ige,

vas

te

pres

tatie

-eis

en g

ebas

eerd

op

een

alge

men

e ri

sico

bena

deri

ng (w

ellic

ht ze

lfs m

idde

lvoo

rsch

rift

en?)

Niv

eau

2 va

n de

pir

amid

e be

schr

ijft se

mi-

maa

twer

kopl

ossi

ngen

, geb

asee

rd o

p ri

sico

’s, d

ie

toep

asba

ar zi

jn v

oor m

eerd

ere

gebo

uwen

/ in

rich

tinge

n:

stan

daar

dsce

nari

o’s v

oor e

en ri

sico

bena

deri

ng p

er

gebo

uwty

pe /

gebr

uik

Niv

eau

3 is

de

spec

ifiek

e ob

ject

geri

chte

risi

cobe

nade

ring

: m

aatw

erk

risi

coan

alys

e vo

or d

e m

eer c

ompl

exer

e (r

isic

ovol

lere

) obj

ecte

n

In e

erst

e in

stan

tie w

ordt

ond

erzo

cht o

p w

elke

wijz

e ee

n ri

sico

bena

deri

ng in

vulli

ng k

an g

even

aan

niv

eau

3 vo

or

mee

r com

plex

e ge

bouw

en e

n op

wel

ke w

ijze

de

risi

cobe

nade

ring

kan

bijd

rage

n aa

n he

t ver

eenv

oudi

gen

van

de v

oors

chri

ften

voo

r de

over

ige

nive

aus.

Uitg

angs

punt

bij

een

even

tuel

e in

trod

uctie

van

de

risi

cobe

nade

ring

in d

e w

etge

ving

is d

at e

r gee

n sp

rake

is v

an

stap

elin

g va

n vo

orsc

hrift

en: d

e ri

sico

bena

deri

ng m

aakt

he

lder

wel

ke v

oors

chri

ften

ger

icht

op

de sp

ecifi

eke

situ

atie

no

dig

zijn

, het

geen

mog

elijk

tot m

inde

r voo

rsch

rift

en le

idt.

Er

is g

een

spra

ke v

an e

en o

peen

stap

elin

g va

n re

gelg

evin

g m

aar e

en a

anvu

llend

inst

rum

ent v

oora

l bed

oeld

om

vo

orsc

hrift

en b

eter

te la

ten

aans

luite

n bi

j de

bete

r met

elk

aar a

fste

mm

en o

ver b

rand

veili

ghei

d, m

et e

en

bete

re b

rand

veili

ghei

dssi

tuat

ie a

ls re

sulta

at.

Het

intr

oduc

eren

van

een

risi

cobe

nade

ring

is e

en b

elan

grijk

el

emen

t dat

voo

ral v

an b

etek

enis

is v

oor h

et a

nder

s om

gaan

m

et w

et- e

n re

gelg

evin

g. V

anui

t een

risi

cobe

nade

ring

wor

dt

de b

rand

veili

ghei

d pr

imai

r bez

ien

op d

e ri

sico

’s va

n he

t ge

bouw

, het

geb

ruik

en

de o

rgan

isat

ie e

n ni

et v

anui

t de

gene

riek

e ve

iligh

eids

nive

aus d

ie zi

jn v

astg

eleg

d in

de

rege

lgev

ing.

De

risi

co’s

bepa

len

de m

aatr

egel

en b

inne

n ee

n (b

inde

nd) a

lgem

een

wett

elijk

kad

er. V

oor e

envo

udig

e ge

bouw

en w

orde

n de

risi

co’s

op c

entr

aal n

ivea

u in

kaa

rt

gebr

acht

en

geld

en a

lgem

ene

rege

ls. V

oor c

ompl

exe

gebo

uwen

gel

dt e

en ri

sico

-inve

ntar

isat

ie o

p m

aat e

n,

daar

uit v

olge

nd, m

aatr

egel

en o

p m

aat.

Daa

r waa

r nod

ig

zulle

n de

div

erse

voo

rsch

rift

en b

eter

op

elka

ar w

orde

n af

gest

emd.

In

dez

e vi

sie

wor

den

prio

rite

iten

gest

eld

met

bet

rekk

ing

tot

de in

span

ning

en v

an d

e ov

erhe

id. D

e in

terv

entie

zal z

ich

voor

al ri

chte

n op

gro

epen

per

sone

n di

e va

n an

dere

n afh

anke

lijk

zijn

voo

r hun

bra

ndve

iligh

eid,

zoal

s min

der

zelfr

edza

men

en

men

sen

die

de ri

sico

’s va

n br

and

niet

of

onvo

ldoe

nde

kunn

en in

scha

tten

. Het

gaa

t hie

rbij

om d

ie

situ

atie

s die

het

mee

st ri

sico

vol z

ijn d

oor a

anw

ezig

heid

van

gr

oepe

n m

ense

n, zo

als s

chol

en, d

e zo

rg e

n ce

lgeb

ouw

en,

en d

ie g

eval

len

waa

r op

dit m

omen

t de

mee

ste

slac

htoff

ers

valle

n, w

onin

gen

en w

oong

ebou

wen

. Bei

de g

eval

len

vrag

en

iede

r hun

eig

en, s

peci

fieke

aan

pak

die

in h

et

wer

kpro

gram

ma

beho

rend

e bi

j dez

e vi

sie

zal w

orde

n ui

tgew

erkt

. Hie

rond

er w

orde

n, p

er o

nder

deel

, pun

tsge

wijs

de

hoo

fdlij

nen

uit d

e vi

sie

sam

enge

vat.

Vera

ntw

oord

elijk

heid

sver

delin

g1

De

vera

ntw

oord

elijk

heid

voo

r het

voo

rkom

en e

n be

perk

en v

an d

e ge

volg

en v

an b

rand

is e

en g

edee

lde

vera

ntw

oord

elijk

heid

, waa

rbij

het a

ccen

t in

spec

ifiek

e ge

valle

n so

ms b

ij éé

n va

n de

par

tijen

in d

e ve

iligh

eids

kete

n lig

t. B

urge

rs e

n be

drijv

en m

oete

n ze

lf de

no

odza

kelij

ke m

aatr

egel

en n

emen

om

zich

zelf

en

ande

ren

te b

esch

erm

en te

gen

(de

gevo

lgen

van

) bra

nd: z

ij zi

jn h

ierv

oor p

rim

air v

eran

twoo

rdel

ijk. D

e ov

erhe

id

bepa

alt d

e ka

ders

(in

de v

orm

van

wet

- en

rege

lgev

ing)

, on

ders

teun

t waa

r mog

elijk

de

juis

te to

epas

sing

en

ziet

to

e op

de

nale

ving

.

Page 190: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3233

Bouw

besl

uit b

esta

ande

bou

w, h

et B

eslu

it Br

andv

eilig

ge

brui

k bo

uww

erke

n.

Geb

ruik

van

bou

ww

erke

nD

e vo

orsc

hrift

en in

zake

bra

ndve

ilig

gebr

uik

zijn

vas

tgel

egd

in h

et B

eslu

it br

andv

eilig

geb

ruik

bou

ww

erke

n. Z

oals

in h

et

vori

ge st

uk a

l bes

chre

ven

beva

t dit

besl

uit v

oors

chri

ften

in

zake

bra

ndbe

veili

ging

sins

talla

ties e

n da

t voo

r bep

aald

e ca

tego

rieë

n bo

uww

erke

n ee

n ge

brui

ksve

rgun

ning

(b

rand

veili

g ge

brui

k) v

erpl

icht

is. D

e lo

kale

bo

uwve

rord

enin

g be

vat d

aarn

aast

ook

voo

rsch

rift

en in

zake

de

bes

chik

baar

heid

van

blu

swat

er, d

e be

reik

baar

heid

voo

r br

andw

eerv

oert

uige

n, e

tc..

De

Arbo

-wet

gee

ft d

oelv

oors

chri

ften

voo

r de

veili

ghei

d va

n w

erkn

emer

s. D

e vo

orsc

hrift

en st

elle

n da

t een

wer

kple

k ve

ilig

moe

t zijn

, wat

een

doo

rwer

king

hee

ft in

de

bran

dvei

lighe

id o

p he

t geb

ied

van

mat

eria

len,

vlu

chte

n,

etc.

De

Arbo

-wet

stel

t tev

ens e

isen

aan

de

BHV-

orga

nisa

tie

binn

en e

en b

edri

jf of

inri

chtin

g.H

andh

avin

g vi

ndt p

laat

s doo

r de

gem

eent

e (g

ebru

iksv

ergu

nnin

g) e

n de

Arb

eids

insp

ectie

(Arb

o-w

etge

ving

).

Land

elijk

e ge

ünifo

rmee

rde

voor

schr

iften

voo

r geb

ouw

, geb

ruik

en

orga

nisa

tie

Een

deel

van

de

prob

lem

atie

k (lo

kale

ver

schi

llen,

ver

snip

-

perin

g) is

al e

en a

anta

l jare

n ge

lede

n on

derk

end.

Per

1 no

vem

ber 2

008

is h

et B

eslu

it br

andv

eilig

geb

ruik

bou

w-

wer

ken

van

krac

ht. M

et d

it be

slui

t kom

en d

e br

and-

veili

ghei

dsvo

orsc

hrift

en in

de

loka

le b

ouw

vero

rden

inge

n te

verv

alle

n en

gel

dt é

én la

ndel

ijke

set (

rech

tstr

eeks

wer

kend

e)

voor

schr

iften

voo

r bra

ndve

ilig

gebr

uik.

Ond

erde

el v

an d

e

intr

oduc

tie v

an h

et B

eslu

it br

andv

eilig

geb

ruik

bou

ww

erke

n is

voor

licht

ing

aan

gebr

uike

rs e

n he

t bes

chik

baar

stel

len

van

budg

et v

oor b

ijsch

olin

g va

n pr

even

tiste

n en

toez

icht

-hou

ders

.

De

volg

ende

stap

is h

et in

tegr

eren

van

Bou

w-b

eslu

it en

Bes

luit

bran

dvei

lig g

ebru

ik b

ouw

wer

ken

tot é

én A

MvB

, voo

rzie

n vo

or

eind

200

9. A

nder

e on

twik

kelin

gen

die

in d

it ka

der v

an b

elan

g

zijn,

zijn

het

voo

rnem

en o

m te

kom

en to

t een

AM

vB w

aarin

de

voor

-sch

riften

rond

om d

e be

drijf

shul

pver

leni

ng e

n de

veili

ghei

d va

n de

rden

in b

ouw

wer

ken

wor

den

vast

gele

gd

(ver

bred

e BH

V) e

n de

Wet

vei

lighe

idsr

egio

’s, w

aarm

ee b

eoog

d

wor

dt o

m sl

agva

ardi

ge v

eilig

heid

sreg

io’s

te cr

eëre

n w

aarin

gem

eent

en, b

rand

wee

r, ge

nees

kund

ige

dien

sten

, de

polit

ie e

n

ande

re p

artn

ers e

ffect

ief s

amen

wer

ken

om d

e ve

iligh

eid

van

burg

ers t

e w

aarb

orge

n bi

j inci

dent

en v

arië

rend

van

“dag

elijk

se” b

rand

en e

n on

geva

llen

tot g

root

scha

lige

ram

pen

en cr

ises

.

Het

Bou

wbe

slui

t 200

3 be

vat v

oors

chri

ften

in d

e vo

rm v

an

pres

tatie

-eis

en, m

aar s

chri

jft n

iet v

oor o

p w

elke

wijz

e aa

n de

voo

rsch

rift

en m

oet w

orde

n vo

ldaa

n. In

het

Bou

wbe

slui

t w

orde

n be

palin

gsm

etho

den

aang

ewez

en w

aarm

ee d

e pr

esta

tie k

an w

orde

n be

paal

d da

n w

el a

ange

toon

d. H

et

nive

au v

an d

e vo

orsc

hrift

en is

bep

aald

op

basi

s van

een

ri

sico

-insc

hatt

ing

die

(nie

t spe

cifie

k be

noem

d) v

eela

l op

erva

ring

geb

asee

rd is

. In

veel

gev

alle

n zi

jn d

e vo

orsc

hrift

en

onts

taan

van

uit h

et o

ogpu

nt b

epaa

lde

cala

mite

iten

(lees

: ri

sico

’s) te

gen

te g

aan.

Voo

r som

mig

e on

derd

elen

, zoa

ls

cons

truc

ties,

hee

ft d

it ge

resu

lteer

d in

(op

risi

co’s)

ge

base

erde

alg

emen

e re

kenr

egel

s in

NEN

-nor

men

. In

ande

re g

eval

len,

zoal

s bij

bran

dvei

lighe

id, i

s (no

g) g

een

spra

ke v

an a

lgem

ene

op ri

sico

geb

asee

rde

reke

nreg

els o

f vo

orsc

hrift

en, m

aar z

ijn d

eze

rege

ls v

eela

l op

erva

ring

en

geba

seer

d.Ee

n be

lang

rijk

e on

derd

eel v

an d

e bo

uwre

gelg

evin

g is

ge

lijkw

aard

ighe

id. K

an n

iet a

an d

e pr

esta

tie-e

is w

orde

n vo

ldaa

n of

is d

e aa

ngew

ezen

bep

alin

gsm

etho

de n

iet d

irec

t to

epas

baar

, dan

bie

dt d

e ge

lijkw

aard

ighe

id o

ntw

erpe

rs /

initi

atie

fnem

ers d

e m

ogel

ijkhe

id o

m o

p ee

n an

dere

man

ier

een

(aan

toon

baar

) gel

ijkw

aard

ig v

eilig

heid

sniv

eau

te

bere

iken

. De

voor

schr

iften

voo

r de

max

imal

e (s

ub)

bran

dcom

part

imen

teri

ng, b

ijvoo

rbee

ld, z

ijn g

eric

ht o

p he

t be

heer

sen

van

bran

d re

spec

tieve

lijk

het v

oldo

ende

snel

ku

nnen

vlu

chte

n. Is

het

nie

t mog

elijk

om

een

bou

ww

erk

te

com

part

imen

tere

n da

n ka

n bi

jvoo

rbee

ld e

en sp

rink

ler

wor

den

aang

ebra

cht,

waa

rdoo

r geb

ruik

ers m

eer t

ijd k

rijg

en

om te

vlu

chte

n en

dus

een

gel

ijkw

aard

ig v

eilig

heid

sniv

eau

wor

dt b

erei

kt. G

elijk

waa

rdig

heid

moe

t wor

den

aang

etoo

nd

aan

burg

emee

ster

en

wet

houd

ers.

Gel

ijkw

aard

ige

oplo

ssin

gen

zijn

bep

erkt

tot c

oncr

ete

bouw

kund

ige

/ bo

uwte

chni

sche

maa

treg

elen

(dus

gee

n or

gani

sato

risc

he

maa

treg

elen

ter c

ompe

nsat

ie).

Het

Bou

wbe

slui

t 200

3 be

vat v

oors

chri

ften

die

er i

n he

t bi

jzon

der o

p ge

rich

t zijn

om

tijd

ig v

luch

ten

mog

elijk

te

mak

en. D

aarn

aast

zijn

voo

rsch

rift

en o

pgen

omen

om

ui

tbre

idin

g va

n br

and

tege

n te

gaa

n / t

e ve

rtra

gen.

Een

bo

uww

erk

moe

t op

gron

d va

n he

t Bou

wbe

slui

t tev

ens h

et

redd

en v

an m

ense

n ‘fa

cilit

eren

’, zo

dat d

e br

andw

eer h

aar

wer

k ka

n do

en.

Voor

schr

iften

inza

ke b

rand

beve

iligi

ngsi

nsta

llatie

s zijn

sl

echt

s voo

r een

dee

l opg

enom

en in

het

Bou

wbe

slui

t 200

3.

Het

gro

otst

e de

el v

an d

e in

stal

latie

s wor

dt v

erpl

icht

op

basi

s va

n de

gem

eent

elijk

e bo

uwve

rord

enin

g. D

e bo

uwve

rord

enin

g be

vat (

mid

del)v

oors

chri

ften

inza

ke d

e aa

nwez

ighe

id v

an b

rand

mel

dins

talla

ties,

on

trui

min

gsin

stal

latie

s, e

tc. e

n oo

k vo

orsc

hrift

en in

zake

de

con

trol

e en

het

ond

erho

ud v

an d

eze

inst

alla

ties.

H

andh

avin

g va

n en

toez

icht

op

de b

ouw

rege

lgev

ing

vind

pl

aats

doo

r bur

gem

eest

er e

n w

etho

uder

s op

gron

d va

n de

bo

uwve

rgun

ning

tijd

ens d

e bo

uw e

n op

gro

nd v

an h

et

2 Pr

oble

emsc

hets

/ ui

tgan

gspu

nten

:

inka

dere

n pr

oble

emst

ellin

g

Inle

idin

gIn

alle

ond

erzo

eken

die

de

laat

ste

jare

n zi

jn u

itgev

oerd

naa

r de

oor

zake

n en

ach

terg

rond

en v

an c

alam

iteite

n ko

mt e

en

aant

al le

erpu

nten

stel

selm

atig

teru

g: d

e on

derz

ocht

e ob

ject

en v

oldo

en n

iet (

volle

dig)

aan

de

rege

lgev

ing,

de

eige

nare

n zi

jn zi

ch v

aak

niet

of o

nvol

doen

de b

ewus

t van

hu

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

den

en g

ebru

iker

s zijn

vaa

k on

vold

oend

e vo

orbe

reid

op

een

even

tuel

e ca

lam

iteit

. Dez

e co

nclu

sies

kom

en n

aar v

oren

uit

de o

nder

zoek

en n

aar d

e N

ieuw

jaar

sbra

nd in

Vol

enda

m e

n de

bra

nd o

p Sc

hiph

ol.

Aan

de a

nder

e ka

nt w

ordt

ook

gec

onst

atee

rd d

at e

r vee

l ge

leer

d is

van

bra

nden

in h

et v

erle

den:

er i

s dui

delij

k m

eer

aand

acht

voo

r bra

ndve

iligh

eid

van

bouw

wer

ken,

BH

V-op

leid

inge

n en

and

ere

aspe

cten

. Ook

wor

dt k

eer o

p ke

er

geco

nsta

teer

d da

t het

nie

t aan

de

(hoe

veel

heid

) reg

els l

igt,

m

aar a

an d

e na

levi

ng e

n to

epas

sing

hie

rvan

. Een

co

nsta

teri

ng d

ie a

l doo

r de

Com

mis

sie

onde

rzoe

k Ca

fébr

and

nieu

wja

arsn

acht

200

1 (Co

mm

issi

e Al

ders

) in

haar

ei

ndra

ppor

t is v

erw

oord

.

Het

hui

dige

ste

lsel

op

hoof

dlijn

enH

et h

uidi

ge st

else

l van

wet

- en

rege

lgev

ing

is g

rofw

eg te

sp

litse

n in

voo

rsch

rift

en v

oor b

ouw

wer

ken,

voo

rsch

rift

en

voor

geb

ruik

en

over

ige

voor

schr

iften

(ond

er m

eer v

oor

‘nie

t-bo

uww

erke

n’).

De

voor

schr

iften

zijn

teru

g te

vin

den

in

de W

onin

gwet

, het

Bou

wbe

slui

t 200

3, d

e Ar

bo-w

et, d

e ge

mee

ntel

ijke

Bran

dbev

eilig

ings

vero

rden

ing

(op

gron

d va

n de

Bra

ndw

eerw

et) e

n pe

r 1 n

ovem

ber 2

008

het B

eslu

it br

andv

eilig

geb

ruik

bou

ww

erke

n en

in d

iver

se d

ocum

ente

n di

e va

ak w

orde

n op

geva

t als

‘pse

udor

egel

gevi

ng’

(bra

ndbe

veili

ging

scon

cept

en e

n an

dere

han

drei

king

en)

maa

r waa

rove

r de

min

iste

rs v

an B

ZK e

n va

n W

WI i

n ee

n br

ief v

an 2

9 ja

nuar

i jl.

de T

wee

de K

amer

hee

ft in

gelic

ht. D

e vo

orsc

hrift

en o

p he

t geb

ied

van

de b

rand

wee

rtak

en zi

jn

onde

r mee

r vas

tgel

egd

in d

e Br

andw

eerw

et 19

89.

Een

kort

e to

elic

htin

g op

de

best

aand

e w

et- e

n re

gelg

evin

g ka

n he

t bes

te w

orde

n ge

geve

n op

bas

is v

an d

e in

delin

g bo

uww

erk

– ge

brui

k –

omge

ving

en

toez

icht

ver

sus

nale

ving

. Tev

ens w

ordt

kor

t ing

egaa

n op

de

voor

schr

iften

ro

ndom

het

func

tione

ren

van

de b

rand

wee

r.

Bouw

wer

ken

De

Won

ingw

et b

epaa

lt da

t alle

bou

ww

erke

n m

oete

n vo

ldoe

n aa

n de

voo

rsch

rift

en v

an h

et B

ouw

besl

uit.

Dez

e Al

gem

ene

maa

treg

el v

an b

estu

ur b

evat

(bou

wku

ndig

e)

voor

schr

iften

waa

raan

ten

min

ste

moe

t wor

den

vold

aan.

H

et B

ouw

besl

uit m

aakt

ond

ersc

heid

tuss

en b

esta

ande

bo

uw, t

ijdel

ijke

bouw

en

nieu

wbo

uw: a

an n

ieuw

bouw

w

orde

n ov

er h

et a

lgem

een

hoge

re e

isen

ges

teld

(ook

wat

be

treft

bra

ndve

iligh

eid)

.

Visi

e op

bra

ndve

iligh

eid

Ged

eeld

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id e

n he

lder

e ka

ders

van

uit e

en

risi

cobe

nade

ring

1.

Waa

rom

een

vis

ie o

p br

andv

eilig

heid

?

Naa

r aan

leid

ing

van

de b

rand

in h

et c

elle

ncom

plex

op

Schi

phol

-Oos

t en

het r

appo

rt v

an d

e O

nder

zoek

sraa

d Vo

or

Veili

ghei

d hi

erov

er re

es d

e vr

aag

of h

et h

uidi

ge

bran

dvei

lighe

idsc

once

pt n

og w

el v

oldo

et a

an d

e ei

sen

die

de sa

men

levi

ng d

aara

an st

elt.

Lev

ert h

et h

uidi

ge sy

stee

m

van

wet

- en

rege

lgev

ing,

de

toep

assi

ng h

ierv

an e

n he

t to

ezic

ht h

iero

p de

bra

ndve

iligh

eid

op d

ie w

e in

Ned

erla

nd

nood

zake

lijk

acht

en?

Om

dit

te k

unne

n be

oord

elen

is h

et

nood

zake

lijk

om e

erst

exp

licie

t vas

t te

legg

en w

at d

e BV

N

eder

land

ver

wac

ht: w

at is

de

visi

e op

bra

ndve

iligh

eid,

de

wijz

e w

aaro

p w

e di

t will

en b

erei

ken

en d

e ve

rdel

ing

van

de

vera

ntw

oord

elijk

hede

n hi

erbi

j. Ee

n he

lder

e vi

sie

bied

t de

basi

s voo

r eva

luat

ie v

an d

e be

staa

nde

situ

atie

en

mog

elijk

e aa

npas

sing

en.

In h

et A

ctie

prog

ram

ma

bran

dvei

lighe

id is

opg

enom

en d

at

een

geza

men

lijke

vis

ie (o

verh

eid,

ken

nisc

entr

a en

be

roep

sgro

ep) o

p br

andv

eilig

heid

wor

dt o

ntw

ikke

ld. D

eze

visi

e za

l de

kom

ende

jare

n ri

chtin

ggev

end

zijn

voo

r de

verd

ere

ontw

ikke

ling

van

wet

- en

rege

lgev

ing,

form

uler

ing

van

stra

tegi

eën,

opz

etten

van

act

ivite

iten

en

actie

prog

ram

ma’

s, o

ntw

ikke

len

van

scen

ario

’s en

mod

elle

n en

het

ver

rich

ten

van

onde

rzoe

ken

en e

valu

atie

s, d

ie in

het

te

ken

staa

n va

n de

bra

ndve

iligh

eid.

De

bran

dvei

lighe

idsv

isie

is d

ynam

isch

van

aar

d, k

rijg

t op

inte

ract

ieve

wijz

e vo

rm e

n za

l de

kom

ende

tijd

op

basi

s van

ni

euw

e in

zich

ten

en e

rvar

inge

n aa

ngep

ast w

orde

n.Bi

j het

ops

telle

n va

n de

ze V

isie

is g

ebru

ik g

emaa

kt v

an

onde

rzoe

ken

en v

isie

s op

bran

dvei

lighe

id v

an d

iver

se

orga

nisa

ties e

n ee

rder

e ka

bine

tsst

andp

unte

n op

het

geb

ied

van

veili

ghei

d (in

bijl

age

2 bi

j dez

e vi

sie

zijn

de

bela

ngri

jkst

e do

cum

ente

n ko

rt sa

men

geva

t). T

even

s hee

ft a

fste

mm

ing

plaa

tsge

vond

en m

et k

enni

scen

tra

en v

erte

genw

oord

iger

s va

n de

bra

ndw

eer e

n de

bou

wpr

aktij

k.D

eze

visi

e is

een

eer

ste

(bel

angr

ijke)

stap

om

te k

omen

tot

een

verb

eter

de a

anpa

k va

n de

bra

ndve

iligh

eid.

Het

laat

ste

hoof

dstu

k be

vat e

en o

verz

icht

van

act

ies d

ie in

dez

e vi

sie

wor

den

beno

emd.

Als

ver

volg

op

deze

vis

ie zu

llen

de a

ctie

s,

in sa

men

wer

king

de

bij d

e be

trok

ken

part

ijen,

wor

den

vert

aald

naa

r een

wer

kpro

gram

ma

om te

kom

en to

t de

met

de

ze v

isie

beo

ogde

bra

ndve

iligh

eids

situ

atie

.

Page 191: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3435

3.

De

Visi

e op

bra

ndve

iligh

eid

Acce

ptat

ie v

an ri

sico

’sIn

Ned

erla

nd v

alle

n re

latie

f wei

nig

slac

htoff

ers d

oor b

rand

; ge

mid

deld

83

slac

htoff

ers e

n ca

. 115

0 ge

won

den

over

de

peri

ode

1991

- 20

05 (z

ie fi

guur

1), w

at E

urop

ees g

ezie

n ve

r on

der h

et g

emid

deld

e14 is

. Het

gro

otst

e de

el v

an d

e sl

acht

offer

s val

t bij

won

ingb

rand

en: g

emid

deld

60%

ove

r de

afge

lope

n 15

jaar

. Al h

oew

el h

et a

anta

l sla

chto

ffer

s een

da

lend

e tr

end

laat

zien

, lijk

t dez

e da

ling

bij w

onin

gbra

nden

m

inde

r ste

rk te

zijn

. De

cijfe

rs o

ver d

e ja

ren

2006

- 20

08 (t

ot

juni

200

8) b

eves

tigen

dit

: gem

idde

ld w

aren

er 4

5 do

den

te

betr

eure

n, w

aarv

an 3

9 bi

j won

ingb

rand

en.

Fi

guur

1: D

oden

en g

ewon

den

bij b

rand

(Bro

n: N

IFV)

Ond

anks

het

rela

tief l

age

aant

al sl

acht

offer

s is d

e im

pact

va

n br

and

zoda

nig

hoog

dat

te a

llen

tijde

ges

tree

fd m

oet

wor

den

naar

min

imal

iser

ing

van

het a

anta

l sla

chto

ffer

s.

Hie

raan

zit e

chte

r wel

een

gre

ns: a

bsol

ute

veili

ghei

d is

een

ill

usie

. Ind

ien

best

aand

e re

gelg

evin

g w

ordt

nag

elee

fd is

sp

rake

van

een

bep

aald

e ba

sisv

eilig

heid

. Bij

het s

trev

en n

aar

een

hoge

r vei

lighe

idsn

ivea

u is

het

van

bel

ang

om d

e (m

aats

chap

pelij

ke) k

oste

n hi

erva

n te

gen

de b

aten

af t

e w

egen

15: h

et st

reve

n na

ar ‘n

ul ri

sico

’ en

daar

mee

naa

r ‘nu

l sl

acht

offer

s’ za

l bijn

a al

tijd

leid

en to

t een

te zw

are

verp

licht

ing

voor

bur

gers

en

bedr

ijfsl

even

. Zoa

ls o

ok in

de

notit

ie ‘M

aats

chap

pelij

k de

bat o

ver d

e es

sent

iele

ve

lighe

idsr

elat

ie tu

ssen

ove

rhei

d en

sam

enle

ving

’ van

de

Ond

erzo

eksr

aad

voor

Vei

lighe

id a

ange

geve

n, is

het

no

odza

kelij

k om

dui

delij

ker s

chei

ding

tuss

en d

e ke

rnta

ken

van

de o

verh

eid

en d

e ei

gen

vera

ntw

oord

elijk

heid

van

bu

rger

s en

onde

rnem

ers a

an te

bre

ngen

.Ve

iligh

eid

is e

en g

edee

lde

vera

ntw

oord

elijk

heid

van

de

sam

enle

ving

als

geh

eel.

De

rol v

an d

e ov

erhe

id k

omt i

n be

eld

zodr

a be

paal

de h

ande

linge

n of

ged

ragi

ngen

co

nseq

uent

ies h

ebbe

n vo

or d

e pu

blie

ke v

eilig

heid

en

wan

neer

de

effec

ten

van,

of r

isic

o’s o

p, in

cide

nten

op

de

maa

tsch

appe

lijke

ord

e te

gro

ot o

f sys

tem

atis

ch w

orde

n ge

acht

. De

zorg

voo

r vei

lighe

id is

daa

rmee

dus

noo

it ee

n ta

ak v

oor d

e ov

erhe

id a

lleen

. Vei

lighe

id is

pri

mai

r een

eig

en

vera

ntw

oord

elijk

heid

van

bur

gers

en

bedr

ijven

, waa

rbij

de

over

heid

moe

t het

kad

er a

ange

eft v

an h

et m

inim

ale

Het

geb

rek

aan

kenn

is w

ordt

med

e ve

roor

zaak

t doo

r on

vold

oend

e in

form

atie

ove

r de

oorz

aken

en

gevo

lgen

va

n br

and.

Hie

rdoo

r is s

prak

e va

n ve

el d

iscu

ssie

ove

r m

aatr

egel

en d

ie g

etro

ffen

moe

ten

wor

den

de d

oele

n di

e de

ze m

aatr

egel

en d

iene

n.

De

cons

eque

ntie

s van

de

geco

nsta

teer

de p

robl

emen

is e

en

veili

ghei

dsys

teem

dat

onv

oldo

ende

sam

enha

ng v

erto

ont e

n de

els ‘

toev

allig

’ tot

stan

d lij

kt te

kom

en. O

plos

sing

en e

n ri

sico

’s zi

jn n

iet o

p el

kaar

afg

este

md

en g

ebou

wei

gena

ren,

ge

brui

kers

en

bevo

egd

geza

g zi

jn zi

ch o

nvol

doen

de b

ewus

t va

n de

risi

co’s.

Res

umé

Sam

enge

vat k

an g

econ

clud

eerd

wor

den

dat d

e hu

idig

e re

gelg

evin

g te

chni

sch

en in

houd

elijk

op

zich

vol

doen

de is

om

bra

ndve

iligh

eid

te b

orge

n m

aar d

at k

eer o

p ke

er

geco

nsta

teer

d w

ordt

dat

de

toep

assi

ng v

an d

ie re

gelg

evin

g ni

et le

idt t

ot v

oldo

ende

bor

ging

van

de

bran

dvei

lighe

id. I

n he

t Act

iepr

ogra

mm

a is

dit

dile

mm

a ve

rwoo

rd m

et d

e co

nsta

teri

ng “d

at h

et h

uidi

ge sy

stee

m v

an b

rand

prev

entie

aa

n de

gre

nzen

van

zijn

mog

elijk

hede

n is

gek

omen

”.

De

prob

lem

en ro

nd b

rand

veili

ghei

d zi

jn v

oora

l het

gev

olg

van

de w

ijze

waa

rop

met

de

rege

ls w

ordt

om

gega

an.

Part

ijen

zijn

het

er d

an o

ok o

ver e

ens d

at e

en v

erbe

teri

ng

van

bran

dvei

lighe

id g

ezoc

ht m

oet w

orde

n in

het

ver

hoge

n va

n he

t vei

lighe

idsb

ewus

tzijn

, het

ver

der v

erke

nnen

en

toep

asse

n va

n ee

n m

eer i

nteg

rale

ben

ader

ing

van

de ri

sico

's

en e

en e

endu

idig

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

idsv

erde

ling

en n

iet

in m

eer r

egel

s en

stre

nger

e ha

ndha

ving

.D

eze

visi

e op

bra

ndve

iligh

eid

is h

et st

artp

unt v

oor d

e an

alys

e va

n de

kne

lpun

ten

in h

et h

uidi

ge sy

stee

m e

n de

ba

sis v

an m

ogel

ijke

oplo

ssin

gen.

Op

basi

s daa

rvan

kan

het

hu

idig

e st

else

l teg

en h

et li

cht w

orde

n ge

houd

en e

n w

aar

nodi

g aa

ngep

ast e

n he

rzie

n.

aan

het b

ewus

tzijn

van

de

risi

co’s

en d

e ei

gen

vera

ntw

oord

elijk

heid

:

“Het

bew

ustz

ijn h

oudt

niet

allee

n in

dat m

en zi

ch be

wus

t is v

an de

eig

en ve

rant

woo

rdeli

jkheid

, maa

r tev

ens w

at di

e ver

antw

oord

elijkh

eid

inho

udt.

Conc

reet

invu

lling

geve

n aa

n de

ze ve

rant

woo

rdeli

jkheid

kan

allee

n m

aar a

ls er

vold

oend

e ken

nis o

ver b

rand

veili

gheid

is, z

odat

ste

eds e

en go

ede r

isico

beoo

rdeli

ng m

ogeli

jk is

en da

t de d

aaru

it vo

lgen

de ac

tie oo

k wor

dt ge

borg

d. H

et ga

at da

arbi

j niet

allee

n ov

er de

eig

en ve

rant

woo

rdeli

jkheid

. Zek

er zo

bela

ngrij

k is h

et ov

erdr

agen

van

de ve

rant

woo

rdeli

jkheid

van

ontw

erpe

r via

bouw

er n

aar e

igen

aar/

behe

erde

r en

gebr

uike

r. He

t gaa

t hier

bij o

m ee

n br

ede c

ultu

urom

slag.

Mee

r con

cree

t is s

prak

e va

n de

vol

gend

e pr

oble

empu

nten

:Al

s rea

ctie

op

de in

cide

nten

die

de

afge

lope

n tij

d he

bben

pl

aats

gevo

nden

is v

eel a

anda

cht b

este

ed a

an h

et o

p or

de

krijg

en v

an d

e br

andv

eilig

heid

. Zow

el n

a de

Nie

uwja

ars-

bran

d in

Vol

enda

m a

ls n

a de

Sch

ipho

lbra

nd is

bi

jvoo

rbee

ld v

eel w

erk

gest

oken

in re

spec

tieve

lijk

een

inha

alsl

ag in

de

gebr

uiks

verg

unni

ngen

en

het v

erbe

tere

n va

n de

bra

nd-v

eilig

heid

bij

just

itiël

e in

rich

tinge

n.

Doo

rdat

dit

veel

al in

cide

ntge

stuu

rd e

n on

der h

oge

tijds

druk

is u

itgev

oerd

, zijn

opl

ossi

ngen

vaa

k su

bopt

imaa

l, ni

et o

p el

kaar

afg

este

md

en m

et

onvo

ldoe

nde

aand

acht

voo

r bor

ging

op

de la

nger

e te

rmijn

. Het

(pos

itiev

e) e

ffec

t van

een

cal

amite

it eb

t da

arna

ast s

nel w

eer w

eg.

Ont

wer

pers

, eig

enar

en e

n ge

brui

kers

van

bou

ww

erke

n zi

jn zi

ch o

nvol

doen

de b

ewus

t van

hun

eig

en

vera

ntw

oord

elijk

heid

voo

r de

bran

dvei

lighe

id. E

r is

onvo

ldoe

nde

oog

voor

de

spec

ifiek

e ri

sico

’s w

aard

oor d

e in

druk

bes

taat

dat

het

zo la

ngza

mer

hand

gaa

t om

de

rege

ltjes

en

niet

om

het

doe

l ach

ter d

e re

gels

nam

elijk

de

veili

ghei

d. B

rand

veili

ghei

d lij

kt v

erw

orde

n to

t een

(vaa

k on

over

zich

telij

ke) p

apie

ren

wer

kelij

khei

d.H

et k

enni

sniv

eau

met

bet

rekk

ing

tot t

oepa

ssin

g va

n de

re

gelg

evin

g m

oet o

mho

og. D

it ge

ldt z

owel

voo

r m

arkt

part

ijen

als v

oor b

evoe

gd g

ezag

. D

e hu

idig

e ge

brui

ks- e

n bo

uwre

gelg

evin

g ke

nt e

en st

else

l w

aari

n m

ag w

orde

n af

gew

eken

van

de

conc

rete

pre

stat

ie-

eis i

ndie

n op

een

and

ere

wijz

e w

ordt

vol

daan

aan

het

ve

iligh

eids

nive

au d

at w

ordt

beo

ogd

met

een

bep

aald

vo

orsc

hrift

: de

gelij

kwaa

rdig

e op

loss

inge

n. M

et n

ame

bij

bran

dvei

lighe

id w

ordt

dit

zeer

rege

lmat

ig to

egep

ast

(eer

der r

egel

dan

uitz

onde

ring

. Een

geb

ouw

ontw

erp

geba

seer

d op

de

spec

ifiek

e ri

sico

’s va

n da

t geb

ouw

is in

pr

inci

pe d

us m

ogel

ijk. D

e re

gelg

evin

g is

hie

r ech

ter n

iet

op to

eger

ust,

waa

rdoo

r dit

, blij

kens

de

geco

nsta

teer

de

knel

punt

en, o

nvol

doen

de u

it de

ver

f kom

t. D

oor

ondu

idel

ijkhe

id o

ver d

e re

gels

, onz

eker

heid

bij

ontw

erpe

rs e

n be

voeg

d ge

zag

en o

nbek

endh

eid

met

de

alte

rnat

ieve

n w

ordt

als

snel

teru

ggev

alle

n op

st

anda

ardo

plos

sing

en (e

n w

orde

n de

ze v

aak

zelfs

ve

rplic

ht).

Ove

rige

voo

rsch

rift

en b

rand

veili

ghei

d/ni

et-b

ouw

wer

ken

De

bran

dvei

lighe

id v

an n

iet b

ouw

wer

ken

(woo

nbot

en,

erve

n en

terr

eine

n, e

tc.)

wor

dt g

ereg

eld

in d

e ge

mee

ntel

ijke

bouw

vero

rden

ing

en in

de

bran

dbev

eilig

ings

vero

rden

ing.

O

ok w

orde

n sp

ecifi

eke

voor

schr

iften

voo

r eve

nem

ente

n vi

a de

Alg

emen

e pl

aats

elijk

e ve

rord

enin

g (A

PV) g

ereg

eld.

D

e vo

orsc

hrift

en b

etre

ffen

het

ver

bod

op h

et c

reër

en o

f in

stan

d ho

uden

van

gev

aarl

ijke

situ

atie

s in

het a

lgem

een.

D

e al

gem

ene

veili

ghei

d va

n op

en e

rven

en

terr

eine

n ka

n op

gr

ond

van

de W

onin

gwet

en

de b

ouw

vero

rden

ing

door

de

gem

eent

e w

orde

n ge

hand

haaf

d (r

echt

stre

eks w

erke

nde

voor

schr

iften

). D

e br

andb

evei

ligin

gsve

rord

enin

g is

ver

gelij

kbaa

r met

de

bouw

vero

rden

ing,

zij h

et v

oor i

nric

htin

gen

die

niet

te zi

en

zijn

als

bou

ww

erk

(fee

stten

ten,

woo

nsch

epen

, e.d

.).

De

bran

dbev

eilig

ings

vero

rden

ing

kent

een

met

de

bouw

vero

rden

ing

verg

elijk

baar

ver

gunn

ings

tels

el v

oor

bran

dvei

lig g

ebru

ik.

Rol

en

taak

van

het

bev

oegd

e ge

zag

met

bet

rekk

ing

tot

bran

dvei

lighe

idBu

rgem

eest

er e

n w

etho

uder

s zijn

ver

antw

oord

elijk

voo

r het

af

geve

n va

n ve

rgun

ning

en v

oor b

ouw

wer

ken,

nie

t-bo

uww

erke

n en

eve

nem

ente

n en

het

toez

icht

op

de

nale

ving

van

de

voor

schr

iften

op

het g

ebie

d va

n br

andv

eilig

heid

. In

de m

eest

e ge

mee

nten

tree

dt d

e br

andw

eer o

p al

s adv

iseu

r van

bur

gem

eest

er e

n w

etho

uder

s m

et b

etre

kkin

g to

t ver

gunn

ingv

erle

ning

. De

bran

dwee

r is i

n de

mee

ste

geva

llen

(al d

an n

iet v

ia m

anda

teri

ng) o

ok b

elas

t m

et d

e ui

tvoe

ring

van

de

toez

icht

staa

k. D

e ta

ken

van

de

bran

dwee

r zijn

vas

tgel

egd

in d

e Br

andw

eerw

et 19

85 e

n de

W

et ra

mpe

n en

zwar

e on

geva

llen.

Kor

t sam

enge

vat z

ijn d

it:

het v

oork

omen

, bep

erke

n en

bes

trijd

en v

an b

rand

, he

t bep

erke

n va

n br

andg

evaa

r, he

t voo

rkom

en e

n be

perk

en v

an o

ngev

alle

n bi

j bra

nd e

n al

het

geen

daa

rmee

ver

band

hou

dt e

nhe

t bep

erke

n en

bes

trijd

en v

an g

evaa

r voo

r men

sen

en

dier

en b

ij on

geva

llen

ande

rs d

an b

ij br

and.

Prob

lem

en m

et h

et h

uidi

ge s

tels

el v

an w

et- e

n re

gelg

evin

gRe

gels

gen

oeg

dus,

maa

r zijn

dez

e re

gels

ook

vol

doen

de

kenb

aar (

snap

t de

burg

er, o

nder

nem

er e

n to

ezic

htho

uder

ze

nog)

, uitv

oerb

aar e

n ha

ndha

afbaa

r? A

ls w

e ki

jken

naa

r de

cala

mite

iten

in d

e af

gelo

pen

jare

n en

de

resu

ltate

n va

n on

derz

oeke

n da

arna

ar d

an is

het

ant

woo

rd o

p de

ze v

raag

ne

gatie

f. O

ndan

ks a

ansc

herp

ing

van

rege

ls e

n m

eer

aand

acht

voo

r han

dhav

ing

is d

e br

andv

eilig

heid

on

vold

oend

e to

egen

omen

. Tev

ens m

oet g

econ

stat

eerd

w

orde

n da

t het

ook

ont

bree

kt a

an in

form

atie

ove

r het

na

leeft

ekor

t: w

e w

eten

voo

r bep

aald

e de

len

van

de

gebo

uwen

voor

raad

en

het g

ebru

ik o

nvol

doen

de h

oe g

root

de

pro

blem

atie

k nu

wer

kelij

k is

. In

het A

ctie

prog

ram

ma

Bran

dvei

lighe

id w

ordt

gec

onst

atee

rd d

at m

et n

ame

scho

rt

Page 192: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3637

van

de o

verh

eid

om d

ie v

eran

twoo

rdel

ijkhe

id o

ver t

e ne

men

.

Ris

icob

enad

erin

g br

andv

eilig

heid

bij

ontw

erp

en b

ehee

r va

n ge

bouw

enD

e hu

idig

e re

gelg

evin

g is

, doo

r geb

ruik

te m

aken

van

sp

ecifi

eke

voor

schr

iften

per

soor

t geb

ruik

, im

plic

iet

geba

seer

d op

een

risi

cobe

nade

ring

. Op

de e

erst

e pa

gina

van

de

ze v

isie

is g

econ

stat

eerd

dat

het

ont

wer

pen

van

een

bran

dvei

lig g

ebou

w in

som

mig

e ge

valle

n is

ver

wor

den

tot

een

‘com

plia

nce-

exam

en’.

Het

vol

doen

aan

de

rege

lgev

ing

lijkt

een

doe

l op

zich

gew

orde

n. In

het

Act

iepr

ogra

mm

a w

ordt

daa

rom

ges

prok

en o

ver h

et e

xplic

iet i

ntro

duce

ren

van

een

risi

cobe

nade

ring

voo

r het

ver

bete

ren

van

de

bran

dvei

lighe

id. H

et o

ntw

erp

van

een

gebo

uw m

oet m

eer

in sa

men

hang

wor

den

besc

houw

d m

et o

p br

andv

eilig

heid

: w

elke

risi

co’s

zijn

aan

de

orde

, wel

ke m

aatr

egel

en k

unne

n hi

erte

gen

geno

men

wor

den,

wat

zijn

de

rest

risi

co’s

en h

oe

kunn

en d

eze

wor

den

gem

inim

alis

eerd

. In

tege

nste

lling

tot

de h

uidi

ge w

erkw

ijze,

waa

rbij

spra

ke is

van

gen

erie

ke

voor

schr

iften

naa

r geb

ruik

van

een

bou

ww

erk,

moe

t de

nieu

we

risi

cobe

nade

ring

leid

en to

t een

bep

erki

ng v

an d

e sp

ecifi

eke

risi

co’s

die

bij e

en b

epaa

ld b

ouw

wer

k ho

ren.

Teve

ns is

van

bel

ang

om (z

o m

ogel

ijk) v

oora

f toe

kom

stig

e aa

npas

sing

en in

een

geb

ouw

in te

cal

cule

ren:

hoe

robu

ust

is h

et sy

stee

m v

an b

rand

veili

ghei

d, w

at is

mog

elijk

bij

vera

nder

inge

n en

hoe

kan

dan

de

veili

ghei

d op

pei

l ge

houd

en w

orde

n. M

et ‘r

obuu

st’ w

ordt

hie

r de

gevo

elig

heid

voo

r wijz

igin

gen

in b

ouw

wer

k, g

ebru

ik o

f or

gani

satie

bed

oeld

. Bij

een

robu

ust o

ntw

orpe

n ge

bouw

is

de b

rand

veili

ghei

d id

ealit

er n

iet a

fhan

kelij

k va

n (b

eper

kte)

ve

rand

erin

gen

in g

ebru

ik. Z

o ka

n bi

jvoo

rbee

ld b

ij he

t on

twer

p re

keni

ng g

ehou

den

wor

den

met

mog

elijk

e ni

euw

e do

orvo

eren

in b

rand

sche

idin

gen

en k

an e

en in

delin

g w

orde

n ge

koze

n di

e w

ijzig

inge

n to

elaa

t zon

der d

at

bran

dsch

eidi

ngen

moe

ten

vera

nder

d. D

e ui

tdag

ing

hier

bij

is o

m e

en o

ptim

um te

vin

den

tuss

en d

e ro

buus

thei

d va

n ee

n ge

bouw

, de

ontw

erpk

euze

n va

n ee

n op

drac

htge

ver /

on

twer

per e

n de

bep

erkt

e in

form

atie

die

vaa

k vo

oraf

aa

nwez

ig is

: vaa

k is

nog

onb

eken

d w

ie d

e hu

urde

r van

een

ge

bouw

is. I

s het

nie

t mog

elijk

om

bij

het o

ntw

erp

enig

e ro

buus

thei

d in

te b

ouw

en d

an za

l bij

even

tuel

e w

ijzig

inge

n in

het

geb

ruik

ext

ra g

elet

moe

t wor

den

op d

e ri

sico

’s di

e de

ni

euw

e si

tuat

ie m

et zi

ch m

eebr

engt

. Sam

enge

vat m

oet e

r du

s spr

ake

zijn

van

het

man

agen

van

risi

co’s

en h

et b

orge

n va

n de

vei

lighe

id ti

jden

s ont

wer

p al

s het

geb

ruik

. Om

de

bran

dvei

lighe

id o

p de

lang

ere

term

ijn te

bor

gen

zijn

br

andv

eilig

heid

sman

agem

ents

yste

men

van

gro

te w

aard

e.

De

risi

cobe

nade

ring

stop

t dan

ook

nie

t bij

de o

plev

erin

g va

n he

t geb

ouw

maa

r die

nt o

ok d

e ge

brui

ksfa

se te

bev

atten

en

daa

rmee

aan

dach

t te

best

eden

aan

de

rela

tie tu

ssen

ge

bouw

en

repr

essi

e. E

en a

anta

l lop

ende

pro

ject

en o

p he

t ge

bied

van

man

agem

ent v

an b

rand

veili

ghei

d en

de

rela

tie

prev

entie

- re

pres

sie

binn

en g

ebou

wbe

heer

en

-ont

wer

p

Het

inge

zett

e tr

ajec

t waa

rbij

de b

ouw

tech

nisc

he e

isen

van

he

t Bou

wbe

slui

t zijn

afg

este

md

op d

e BH

V- e

n ge

brui

ksei

sen

wor

dt v

erde

r doo

rgez

et. D

e vo

orge

nom

en

inte

grat

ie v

an h

et B

ouw

besl

uit e

n he

t Geb

ruik

sbes

luit

en d

e on

twik

kelin

g va

n ee

n ‘v

erbr

ede

BHV-

AMvB

’ zijn

daa

rbij

een

stap

in d

e go

ede

rich

ting.

Vera

ntw

oord

elijk

heid

van

eig

enar

en, g

ebru

iker

s en

de

bouw

prak

tijk

Geb

ouw

eige

nare

n en

-geb

ruik

ers,

incl

usie

f de

over

heid

in

deze

rol,

moe

ten

zorg

en v

oor e

en h

elde

re e

n tr

ansp

aran

te

orga

nisa

tie in

zake

de

bran

dvei

lighe

id. Z

oals

doo

r de

Com

mis

sie

Dek

ker19

gea

dvis

eerd

, moe

t de

over

heid

kad

ers

stel

len

en fa

cilit

eren

, op

een

zoda

nige

wijz

e da

t rui

mte

en

vert

rouw

en k

an w

orde

n ge

geve

n aa

n (e

xplic

iet t

oebe

deel

de)

eige

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

an m

arkt

part

ijen.

Nu

is n

og te

va

ak d

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

erde

eld

tuss

en

gebo

uwei

gena

ren,

huu

rder

s en

– na

ar d

e m

enin

g va

n m

enig

een

- de

over

heid

waa

rdoo

r onv

eilig

e si

tuat

ies

onvo

ldoe

nde

wor

den

gesi

gnal

eerd

en

opge

pakt

.

Binn

en h

et b

ouw

proc

es is

de

vera

ntw

oord

elijk

heid

nie

t ee

ndui

dig

bele

gd20

. For

mee

l lig

t de

vera

ntw

oord

elijk

heid

vo

or h

et b

ouw

en v

an e

en v

eilig

bou

ww

erk

bij d

e op

drac

htge

ver/

verg

unni

ngho

uder

. Vee

lal b

lijkt

dez

e ec

hter

on

vold

oend

e op

de

hoog

te v

an w

at d

it be

teke

nt v

oor h

et

gebo

uwon

twer

p. O

ntw

erpe

rs e

n bo

uwer

s moe

ten

mee

r dan

nu

hun

ver

antw

oord

elijk

heid

nem

en e

n op

drac

htge

vers

w

ijzen

op

risi

co’s.

Voor

licht

ing

zal a

ls e

ssen

tieel

inst

rum

ent w

orde

n in

geze

t om

de

gest

elde

pri

orita

ire

punt

en in

de

visi

e te

real

iser

en.

Het

gaa

t dan

om

ver

schi

llend

e do

elgr

oepe

n m

et e

lk e

en

eige

n bo

odsc

hap:

De

Ned

erla

ndse

bur

ger m

oet z

ich

bew

ust w

orde

n va

n zi

jn

eige

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

oor d

e br

andv

eilig

heid

in

huis

en

de g

evar

en d

ie e

en w

onin

gbra

nd m

et zi

ch

mee

bren

gt21

;de

ver

antw

oord

elijk

en v

oor z

orgs

inst

ellin

gen,

scho

len

(waa

rond

er o

ok k

inde

ropv

ang

wor

dt v

erst

aan)

en

celg

ebou

wen

moe

ten

zich

bew

ust w

orde

n va

n de

ui

tgan

gspu

nten

van

het

bra

ndve

iligh

eids

bele

id v

oor h

un

inri

chtin

gen

en v

an h

un ta

ken

en v

eran

twoo

rdel

ijkhe

den

zoal

s die

daa

ruit

voor

tvlo

eien

;Ei

gena

ren

van

bedr

ijven

moe

ten

bew

ust w

orde

n ge

maa

kt

van

de d

oels

telli

ng v

an h

et b

rand

veili

ghei

dsbe

leid

(vei

lig

vluc

hten

van

de

aanw

ezig

en) e

n he

t gev

olg

dat b

eper

king

va

n br

ands

chad

e ee

n ei

gen

vera

ntw

oord

elijk

heid

is.

Het

is d

e ta

ak v

an d

e ov

erhe

id o

m e

igen

aren

en

gebr

uike

rs

te o

nder

steu

nen

bij h

et v

oldo

en a

an d

e vo

orsc

hrift

en

mid

dels

hel

dere

voo

rsch

rift

en e

n an

dere

hul

pmid

dele

n.

Het

is te

vens

de

taak

van

de

over

heid

om

op

te tr

eden

in d

ie

geva

llen

waa

rbij

blijk

t dat

eig

enar

en e

n ge

brui

kers

nie

t vo

ldoe

n aa

n de

wett

elijk

e ve

rplic

htin

gen.

Het

is n

iet d

e ta

ak

min

imaa

l noo

dzak

elijk

gea

chte

vei

lighe

idsn

ivea

u is

en

de

hand

havi

ng h

ierv

an.

De

verd

elin

g va

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

den

en d

e ui

tgan

gs-

punt

en v

oor r

egel

gevi

ng h

ange

n na

uw m

et e

lkaa

r sam

en.

De

vera

ntw

oord

elijk

heid

van

de

over

heid

en

de d

aarm

ee

sam

enha

ngen

de re

gelg

evin

g ri

cht z

ich

op d

e ve

iligh

eid

van

bew

oner

s. E

en p

and

veili

g ku

nnen

ver

late

n is

een

bas

is-

prin

cipe

en

houd

t in

dat m

ense

n ee

n ge

vaar

lijke

ple

k (e

en

bouw

wer

k) b

inne

n vi

jftie

n m

inut

en k

unne

n ve

rlat

en. D

e co

nstr

uctie

van

een

geb

ouw

moe

t daa

rmee

ged

uren

de

vijft

ien

min

uten

de

bran

d ku

nnen

wee

rsta

an v

an m

omen

t va

n br

and

uitb

reke

n to

t de

tijd

(vijft

ien

min

uten

) w

aarb

inne

n de

bra

ndw

eer h

ulp

kan

verl

enen

. De

bran

dvei

lighe

idsm

aatr

egel

en h

ange

n da

arna

ast n

auw

sa

men

met

de

risi

co’s

van

het s

peci

fieke

bou

ww

erk.

De

rege

lgev

ing

is a

ldus

ger

icht

op

het w

aarb

orge

n va

n ee

n m

inim

ale

ster

kte

cons

truc

tie b

ouw

wer

k m

et in

acht

nem

ing

van

de sp

ecifi

eke

risi

co’s

van

dat b

ouw

wer

k. D

e br

ands

chad

e aa

n he

t pan

d is

een

ver

antw

oord

elijk

heid

van

de

eige

naar

va

n he

t geb

ouw

.

Vera

ntw

oord

elijk

heid

van

de

over

heid

Het

bas

is b

rand

veili

ghei

dsni

veau

17 is

vas

tgel

egd

in d

e bo

uwre

gelg

evin

g (B

ouw

- en

Besl

uit b

andv

eilig

geb

ruik

bo

uww

erke

n), A

rbo-

wet

gevi

ng e

n in

de

take

n en

be

voeg

dhed

en v

an d

e br

andw

eer.

De

onde

rlin

ge

afst

emm

ing

van

deze

voo

rsch

rift

en is

een

zaak

van

de

over

heid

. Het

min

iste

rie

van

VRO

M/W

WI i

s ver

antw

oor-

delij

k vo

or d

e br

andv

eilig

heid

svoo

rsch

rift

en in

de

bouw

rege

lgev

ing

en h

et sy

stee

m v

an h

andh

avin

g en

na

levi

ng h

ierv

an. D

e be

leid

sver

antw

oord

elijk

heid

voo

r ge

bouw

en in

de

zorg

, ond

erw

ijs, e

tc. l

igt b

ij de

re

spec

tieve

lijk

min

iste

ries

. Het

min

iste

rie

van

BZK

coör

dine

ert h

et b

rand

veili

ghei

dsbe

leid

in a

lgem

ene

zin.

De

Won

ingw

et, W

et ru

imte

lijke

ord

enin

g en

Wet

m

ilieu

behe

er zi

jn d

uide

lijk

over

de

vera

ntw

oord

elijk

-he

idsv

erde

ling

tuss

en p

ublie

ke e

n pr

ivat

e pa

rtije

n. H

et in

st

and

late

n va

n ee

n si

tuat

ie d

ie in

stri

jd is

met

de

voor

-sc

hrift

en is

een

ove

rtre

ding

van

die

voo

rsch

rift

en. D

e ei

gena

ar, g

ebru

iker

, exp

loita

nt, d

rijv

er, e

tc.18

is d

us

vera

ntw

oord

elijk

e vo

or d

e (b

rand

)vei

lighe

id. D

e ov

erhe

id

ziet

toe

op d

e na

levi

ng v

an d

e vo

orsc

hrift

en.

De

Bran

dwee

rwet

en

ook

de in

voo

rber

eidi

ng zi

jnde

Wet

ve

iligh

eids

regi

o’s g

aat v

erde

r in

de to

ewijz

ing

van

vera

ntw

oord

elijk

heid

aan

met

nam

e de

bra

ndw

eer.

Een

taak

al

s ‘he

t voo

rkom

en e

n be

perk

en v

an o

ngev

alle

n bi

j bra

nd

en a

l het

geen

daa

rmee

ver

band

hou

dt’ l

egt d

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id st

erk

bij d

e ov

erhe

id.

De

aanw

ezig

e di

scre

pant

ie in

ver

antw

oord

elijk

hede

n tu

ssen

de

ove

rhei

d in

den

bre

de e

n m

eer s

peci

fiek

de b

rand

wee

r is

niet

wen

selij

k en

moe

t wor

den

hers

teld

.

veili

ghei

dsni

veau

en

een

vang

net m

oet v

erzo

rgen

voo

r di

egen

en d

ie h

un e

igen

ver

antw

oord

elijk

heid

(om

ui

teen

lope

nde

rede

nen)

nie

t of o

nvol

doen

de k

unne

n dr

agen

. De

daar

uit v

olge

nde

over

heid

sint

erve

ntie

s -

bijv

oorb

eeld

via

nor

mst

ellin

g of

rege

lgev

ing

- moe

ten

dan

verv

olge

ns b

ezie

n w

orde

n in

het

lich

t van

maa

tsch

appe

lijke

op

vatt

inge

n ov

er d

e aa

nvaa

rdba

arhe

id v

an ri

sico

’s, d

e ge

volg

en v

oor a

nder

e be

leid

ster

rein

en e

n de

bijb

ehor

ende

ko

sten

cons

eque

ntie

s. P

erce

ptie

van

risi

co v

ersc

hilt

imm

ers

per s

ituat

ie, p

er c

ultu

ur e

n ve

rsch

uift

doo

r de

tijd,

med

e on

der i

nvlo

ed v

an d

e pu

blie

ke e

n po

litie

ke o

pini

e en

in

cide

nten

. Op

mac

roni

veau

moe

t de

aand

acht

bij

(bra

nd)

veili

ghei

d m

et n

ame

gaan

naa

r die

gev

alle

n of

geb

ouw

en

waa

r de

kans

op

slac

htoff

ers h

et g

root

st is

en

naar

die

ge

valle

n w

aar d

aadw

erke

lijk

spra

ke is

van

een

(rel

atie

f)

groo

t aan

tal s

lach

toff

ers.

D

e in

terv

entie

s van

de

over

heid

zijn

van

uit d

it ui

tgan

gspu

nt

dan

ook

prim

air g

eric

ht o

p:H

et b

orge

n va

n de

vei

lighe

id v

oor d

ie g

roep

en in

de

sam

enle

ving

die

te m

aken

kri

jgen

met

risi

co’s

waa

rop

ze

zelf

geen

invl

oed

kunn

en u

itoef

enen

. H

et b

orge

n va

n de

vei

lighe

id v

oor d

ie g

roep

en in

de

sam

enle

ving

die

blo

otge

stel

d w

orde

n aa

n ri

sico

’s di

e ze

ze

lf ni

et o

f onv

oldo

ende

kun

nen

insc

hatt

en e

n gr

oepe

n m

et o

nvol

doen

de h

ande

lings

pers

pect

ief16

. Het

gaa

t hi

erbi

j met

nam

e om

men

sen

die

om b

epaa

lde

rede

nen

min

der z

elfr

edza

am zi

jn;

Het

bor

gen

van

de v

eilig

heid

van

gro

epen

in d

e sa

men

levi

ng d

ie b

lijke

n de

hui

dige

situ

atie

een

ver

hoog

d ri

sico

lope

n he

t sla

chto

ffer

te w

orde

n va

n ee

n ca

lam

iteit

. M

et b

etre

kkin

g to

t bra

ndve

iligh

eid

betr

eft d

it m

et n

ame

won

inge

n.

Vanu

it de

ze v

isie

op

de ro

l en

taak

van

de

over

heid

op

acce

ptat

ie v

an ri

sico

’s in

den

bre

de w

ordt

in d

e na

volg

ende

pa

ragr

afen

inge

gaan

op

de b

rand

veili

ghei

d. A

chte

reen

-vo

lgen

s wor

dt in

gega

an o

p de

ver

antw

oord

elijk

-he

idsv

erde

ling,

een

risi

cobe

nade

ring

, pri

mai

re

doel

groe

pen,

de

maa

tsch

appe

lijke

gev

olge

n va

n br

and,

be

kend

heid

en

uitv

oerb

aarh

eid

van

voor

schr

iften

en

de

doel

en d

ie d

e ov

erhe

id st

elt b

ij de

ont

wik

kelin

g op

het

ge

bied

van

bra

ndve

iligh

eids

bele

id d

e ko

men

de ja

ren

(ris

icob

enad

erin

g en

doe

lkw

antifi

ceri

ng).

Als l

aats

te w

ordt

ee

n sa

men

vatt

ing

gege

ven

van

actie

s die

voo

rtvl

oeie

n ui

t de

ze v

isie

.

Vera

ntw

oord

elijk

heid

sver

delin

gD

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

oor h

et v

oork

omen

en

bepe

rken

va

n de

gev

olge

n va

n br

and

is e

en g

edee

lde

vera

ntw

oor-

delij

khei

d, w

aarb

ij he

t acc

ent i

n sp

ecifi

eke

geva

llen

som

s bij

een

van

de p

artij

en in

de

veili

ghei

dske

ten

ligt.

Van

bur

gers

en

bed

rijv

en m

oete

n ze

lf de

noo

dzak

elijk

e m

aatr

egel

en

nem

en o

m zi

chze

lf en

and

eren

te b

esch

erm

en te

gen

(de

gevo

lgen

van

) bra

nd. D

e ov

erhe

id is

ver

antw

oord

elijk

voo

r he

t ste

llen

van

held

ere

kade

rs d

ie a

ange

ven

wat

het

Page 193: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3839

inte

rven

tie v

an d

e ov

erhe

id za

l zic

h bi

j de

over

ige

groe

pen

met

nam

e ri

chte

n op

pre

vent

ie e

n be

wus

twor

ding

, maa

r oo

k op

toez

icht

op

nale

ving

van

de

voor

schr

iften

. Met

nam

e bi

j won

inge

n, d

e ca

tego

rie

waa

rbij

op d

it m

omen

t de

mee

ste

slac

htoff

ers v

alle

n, m

oet w

orde

n be

zien

of

inte

nsiv

erin

g va

n de

voo

rlic

htin

g ov

er d

e ge

vare

n va

n br

and

en d

e m

ogel

ijke

maa

treg

elen

hie

rteg

en e

ffec

tief i

s. N

aast

hu

urde

rs e

n ei

gena

ar-b

ewon

ers z

ulle

n oo

k ve

rhuu

rder

s,

zoal

s cor

pora

ties e

n an

dere

vas

tgoe

deig

enar

en, m

oete

n w

orde

n aa

nges

prok

en o

p hu

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id a

ls

gebo

uwei

gena

ar.

Ond

anks

de

cam

pagn

es g

eric

ht o

p be

wus

twor

ding

van

de

geva

ren

van

bran

d de

afg

elop

en ja

ren

moe

t gec

oncl

udee

rd

wor

den

dat w

onin

gbra

nden

nog

stee

ds (t

e) v

aak

voor

kom

en. E

en e

valu

atie

van

de

effec

ten

van

de

insp

anni

ngen

in d

e af

gelo

pen

jare

n m

oet m

eer

duid

elijk

heid

gev

en o

ver d

e w

ijze

waa

rop

bew

oner

s en

eige

nare

n he

t bes

te b

erei

kt k

unne

n w

orde

n. D

e re

cent

e aa

n he

t lic

ht g

ekom

en p

robl

emat

iek

van

onvo

ldoe

nde

wee

rsta

nd te

gen

bran

dove

rsla

g bi

j won

inge

n (H

oofd

dorp

, Za

anda

m) k

an a

ls h

andv

at w

orde

n ge

brui

kt o

m m

et n

ame

won

inge

igen

aren

nad

rukk

elijk

op

hun

vera

ntw

oord

elijk

te

wijz

en. D

e co

rpor

atie

sect

or za

l, m

ede

gezi

en h

et sp

ecifi

eke

verz

oek

hier

toe

vanu

it he

t min

iste

rie

van

VRO

M, h

aar

vera

ntw

oord

elijk

ver

antw

oord

elijk

heid

naa

r ver

wac

htin

g go

ed o

ppak

ken.

De

uitd

agin

g is

om

ook

indi

vidu

ele

won

inge

igen

aren

en

klei

ne v

erhu

urde

rs v

an d

e er

nst v

an d

e za

ak te

ove

rtui

gen.

Dit

zal e

nerz

ijds m

oete

n pl

aats

vind

en

via

bela

ngen

orga

nisa

ties (

VvE-

behe

er, V

eren

igin

g Ei

gen

Hui

s) e

n an

derz

ijds v

ia v

oorl

icht

ing

in h

et o

nder

wijs

, w

ijk- e

n bu

urtv

eren

igin

gen

door

gem

eent

en.

Maa

tsch

appe

lijke

gev

olge

n va

n br

and

Een

cala

mite

it le

idt n

iet i

n al

le g

eval

len

tot e

en m

aat-

scha

ppel

ijk re

actie

. Bep

aald

e ca

lam

iteite

n (e

n du

s ook

de

bijh

oren

de sl

acht

offer

s) le

iden

nie

t tot

maa

tsch

appe

lijk

reac

tie o

f onr

ust.

In a

nder

e ge

valle

n, ze

lfs a

ls d

aarb

ij m

inde

r sla

chto

ffer

s te

betr

eure

n zi

jn, w

ordt

dir

ect n

aar d

e ov

erhe

id g

ekek

en e

n kl

inkt

de

roep

om

maa

treg

elen

en

wet

gevi

ng. H

iera

an g

evol

g ge

ven

leid

t tot

inci

dent

en-

polit

iek

en n

iet t

ot e

en g

oed

door

dach

t sys

teem

van

br

andv

eilig

heid

. Het

stel

sel v

an w

et- e

n re

gelg

evin

g m

oet

geba

seer

d zi

jn o

p da

adw

erke

lijke

risi

co’s

en n

iet o

p lo

sse

inci

dent

en. E

en st

ruct

urel

e aa

npak

van

de

bran

dvei

lighe

id

is d

an o

ok g

eric

ht o

p he

t voo

rkom

en v

an sl

acht

offer

s bij

geke

nde

risi

co’s25

en

niet

op

extr

eme

cala

mite

iten,

zoal

s aa

nsla

gen

en n

eers

tort

ende

vlie

gtui

gen.

Het

pri

mai

re d

oel v

an h

et b

rand

veili

ghei

dsbe

leid

is h

et

min

imal

iser

en v

an sl

acht

offer

s als

gev

olg

van

bran

d.

Gec

ombi

neer

d m

et d

e aa

ndac

htsg

roep

en v

oor o

verh

eids

-in

terv

entie

moe

t de

over

heid

zich

pri

mai

r ric

hten

op

het

voor

kom

en v

an sl

acht

offer

s als

gev

olg

van

bran

d in

de

zorg

, he

t ond

erw

ijs e

n bi

j cel

len.

Daa

rnaa

st za

l de

insp

anni

ng

voor

ove

rige

bou

ww

erke

n ku

nnen

wor

den

heri

jkt.

Het

gaa

t da

n m

et n

ame

om d

e w

ijze

waa

rop

een

risi

cobe

nade

ring

ka

n w

orde

n ve

rtaa

ld n

aar c

oncr

ete

voor

schr

iften

voo

r bo

uww

erke

n va

llend

in c

ateg

orie

1 (b

ijvoo

rbee

ld e

n w

onin

g of

een

een

voud

ig sc

hool

gebo

uwtje

). D

e er

vari

ngen

die

hi

erm

ee w

orde

n op

geda

an k

unne

n w

orde

n do

orve

rtaa

ld in

de

rege

lgev

ing

voor

ove

rige

bou

ww

erke

n.U

itgan

gspu

nt b

ij ee

n in

trod

uctie

van

een

risi

cobe

nade

ring

in

de

wet

gevi

ng is

dat

er g

een

spra

ke is

van

stap

elin

g va

n vo

orsc

hrift

en: d

e ri

sico

bena

deri

ng k

omt i

n da

t gev

al g

ehee

l of

ged

eelte

lijk

in d

e pl

aats

van

de

huid

ige

voor

schr

iften

en

niet

er b

oven

op.

Dis

cuss

ies o

ver w

at n

u vo

ldoe

nde

veili

g is

en

inte

rpre

tatie

vers

chill

en tu

ssen

toez

icht

houd

ers e

n de

bo

uwpr

aktij

k w

orde

n on

derv

ange

n do

or in

een

ri

sico

bena

deri

ng zo

con

cree

t mog

elijk

eis

en te

form

uler

en.

De

disc

ussi

e ov

er w

at n

u w

el e

n ni

et v

eilig

is w

ordt

nie

t op

bouw

wer

kniv

eau

maa

r op

land

elijk

niv

eau

gevo

erd

waa

rdoo

r voo

raf d

uide

lijk

is a

an w

elke

voo

rsch

rift

en m

oet

wor

den

vold

aan.

Prim

aire

doe

lgro

epen

ove

rhei

dsin

terv

enti

esIn

de

para

graa

f ‘Ac

cept

atie

van

risi

co’s’

is a

ange

geve

n da

t de

vera

ntw

oord

elijk

heid

van

de

over

heid

pri

mai

r ger

icht

moe

t zi

jn o

p de

vei

lighe

id v

an d

ie g

roep

en d

ie, o

m w

elke

rede

n da

n oo

k, o

nvol

doen

de ze

lfred

zaam

zijn

of o

nvol

doen

de

hand

elin

gspe

rspe

ctie

f heb

ben.

In h

et k

ader

van

de

visi

e op

br

andv

eilig

heid

wor

dt ze

lfred

zaam

heid

als

vol

gt

gede

finie

erd24

:

“Het

men

selij

k ver

mog

en om

sign

alen

van

geva

ar w

aar t

e nem

en en

te

inte

rpre

tere

n, en

om be

sliss

inge

n te

nem

en en

uit

te vo

eren

die g

erich

t zij

n op

het

over

leven

van

een

bran

dsitu

atie”

Dez

e de

finiti

e la

at zi

en d

at h

et b

ij m

inde

r zel

fred

zam

en n

iet

alle

en g

aat o

m m

ense

n di

e va

nweg

e fy

siek

e ge

stel

dhei

d ni

et

kunn

en v

luch

ten,

maa

r ook

om

men

sen

die

niet

zelf

kunn

en b

eslis

sen

dat v

luch

ten

nood

zake

lijk

is

(onv

oldo

ende

han

delin

gspe

rspe

ctie

f) e

n om

men

sen

die

in

hun

bew

egin

gsvr

ijhei

d zi

jn b

elem

mer

d. D

e pr

imai

re

aand

acht

sgro

epen

die

hie

ruit

volg

en zi

jn:

men

sen

die

(tijd

elijk

of p

erm

anen

t) a

fhan

kelij

k zi

jn v

an

de g

ezon

dhei

dszo

rg. H

et g

aat h

ierb

ij om

de

bran

d-ve

iligh

eid

van

zorg

inst

ellin

gen

in d

en b

rede

(zie

ken-

huiz

en, v

erzo

rgin

gste

huiz

en, g

roep

s- e

n zo

rgw

onin

gen,

GG

Z, e

tc.);

leer

linge

n in

het

ond

erw

ijs e

n da

n m

et n

ame

jong

e ki

nder

en e

n sp

ecia

al (b

asis

) ond

erw

ijs. O

ok k

inde

ropv

ang

valt

in d

eze

aand

acht

sgro

ep;

men

sen

die

opge

slot

en zi

tten

in p

enite

ntia

ire

inri

chtin

gen,

pol

itiec

elle

n, e

tc..

Bij d

e hu

isve

stin

g va

n de

ze g

roep

en za

l het

doo

r de

over

heid

ge

stel

de k

ader

stri

kter

zijn

en

stri

kter

wor

den

geha

ndha

afd,

w

aarb

ij oo

k de

geb

ouw

eige

naar

/-be

heer

der n

adru

kkel

ijker

op

zijn

ver

antw

oord

elijk

heid

zal w

orde

n aa

nges

prok

en. D

e

Niv

eau

1 bev

at d

e vo

orsc

hrift

en v

oor h

et g

root

ste

deel

van

de

bou

ww

erke

n: e

envo

udig

e bo

uww

erke

n / k

lein

bu

rger

wer

k. V

olst

aan

kan

wor

den

met

een

voud

ige,

vas

te

pres

tatie

-eis

en g

ebas

eerd

op

een

alge

men

e ri

sico

bena

deri

ng (w

ellic

ht ze

lfs m

idde

lvoo

rsch

rift

en?)

Niv

eau

2 va

n de

dri

ehoe

k be

schr

ijft se

mi-

maa

twer

kopl

ossi

ngen

, geb

asee

rd o

p ri

sico

’s, d

ie

toep

asba

ar zi

jn v

oor m

eerd

ere

gebo

uwen

/ in

rich

tinge

n:

stan

daar

dsce

nari

o’s v

oor e

en ri

sico

bena

deri

ng p

er

gebo

uwty

pe /

gebr

uik

Niv

eau

3 is

de

spec

ifiek

e ob

ject

geri

chte

risi

cobe

nade

ring

: m

aatw

erk

risi

coan

alys

e vo

or d

e m

eer c

ompl

exer

e (r

isic

ovol

lere

) obj

ecte

n

Nat

uurl

ijk m

oet h

et m

ogel

ijk b

lijve

n om

voo

r alle

ge

bouw

en u

it te

gaa

n va

n va

ste

pres

tatie

-eis

en. V

an b

elan

g is

voo

ral d

at o

pdra

chtg

ever

s, e

igen

aren

en

ontw

erpe

rs d

e sp

ecifi

eke

risi

co’s

mee

nem

en in

hun

bes

lissi

ngen

bij

het

ontw

erp

en g

ebru

ik v

an e

en g

ebou

w.

Een

risi

cobe

nade

ring

is b

inne

n de

hui

dige

rege

lgev

ing

voor

zo

wel

bou

w a

ls g

ebru

ik m

ogel

ijk d

oor t

oepa

ssin

g va

n de

ge

lijkw

aard

ighe

id. D

e re

gelg

evin

g is

ech

ter n

iet

toeg

esne

den

op e

en ri

sico

bena

deri

ng e

n ka

n di

t pun

t m

ogel

ijk w

orde

n ve

rbet

erd.

Van

uit e

en st

else

l van

fu

nctio

nele

eis

en (e

en b

ouw

wer

k m

oet i

n vo

ldoe

nde

mat

e be

stan

d zi

jn te

gen

bran

d en

geb

ruik

ers v

oldo

ende

tijd

bi

eden

om

te v

luch

ten)

zal b

ezie

n w

orde

n of

een

and

er

invu

lling

mog

elijk

is. I

n ee

rste

inst

antie

zal d

aarb

ij ge

keke

n w

orde

n na

ar d

e vo

orsc

hrift

en o

p he

t geb

ied

van

bran

dvei

lighe

id v

oor g

ebou

wen

hog

er d

an 7

0 m

eter

. Het

Bo

uwbe

slui

t 200

3 ke

nt v

oor d

eze

cate

gori

e ge

bouw

en

slec

hts f

unct

ione

le e

isen

, zon

der n

ader

e in

vulli

ng d

oor

mid

del v

an p

rest

atie

-eis

en. B

ij di

t soo

rt g

ebou

wen

, dat

val

t in

‘cat

egor

ie 3

’ van

de

pira

mid

e, w

ordt

bez

ien

of o

ntw

erp

vanu

it ee

n ri

sico

bena

deri

ng to

t een

goe

d en

vei

lig

gebo

uwon

twer

p le

idt (

los v

an d

e be

staa

nde

voor

schr

iften

en

/ of

wer

kwijz

e). T

en tw

eede

wor

dt o

ok g

ekek

en n

aar d

e w

ijze

waa

rop

vanu

it ee

n ri

sico

bena

deri

ng d

e vo

orsc

hrift

en

wor

den

nade

r uitg

ewer

kt in

het

kad

er v

an h

et

wer

kpro

gram

ma

bij d

eze

visi

e.

Het

doe

l van

een

risi

cobe

nade

ring

/ ri

sico

man

agem

ent i

s dr

iele

dig:

Toen

ame

veili

ghei

dsbe

sef b

ij on

twer

pers

en

gebr

uike

rs:

Bij o

ntw

erp

en g

ebru

ik v

an g

ebou

wen

wor

dt te

wei

nig

aand

acht

bes

teed

aan

vei

lighe

id. D

e in

span

ning

is v

eela

l ‘v

erva

llen’

tot h

et to

epas

sen

van

rege

ltjes

, zon

der b

esef

va

n ac

hter

gron

d, re

dene

n en

gev

olge

n. E

en

risi

cobe

nade

ring

ver

plic

ht d

e ge

bouw

eige

naar

na

te

denk

en o

ver d

e w

ijze

waa

rop

de b

rand

veili

ghei

d w

ordt

be

reik

t en

gebo

rgd;

Bena

druk

ken

van

de e

igen

ver

antw

oord

elijk

heid

van

ge

bouw

eige

nare

n (e

n on

twer

pers

): he

t lev

eren

van

de

bew

ijsla

st m

idde

ls e

en m

otiv

atie

ove

r het

gek

ozen

niv

eau

van

de b

rand

veili

ghei

d is

bij

de ri

sico

bena

deri

ng d

e ta

ak

van

de g

ebou

wei

gena

ar /

-geb

ruik

er;

Bran

dvei

liger

e bo

uww

erke

n: d

e br

andv

eilig

heid

zal b

ij ee

n ri

sico

bena

deri

ng w

orde

n be

rede

neer

d va

nuit

de

sam

enha

ngen

de a

spec

ten

bouw

wer

k, g

ebru

ik e

n or

gani

satie

. Het

geh

eel b

epaa

ld im

mer

s in

sam

enha

ng d

e ve

iligh

eid.

Dez

e in

tegr

ale

bena

deri

ng k

an e

en h

oger

e br

andv

eilig

heid

opl

ever

en d

oor b

eter

e af

stem

min

g va

n pr

even

tieve

maa

treg

elen

.

Een

vier

de e

ffec

t van

de

toep

assi

ng v

an e

en ri

sico

bena

deri

ng

bij o

ntw

erp

van

gebo

uwen

, is d

at o

nnod

ige

voor

schr

iften

di

e ev

entu

eel i

n de

rege

lgev

ing

aanw

ezig

zijn

aan

het

lich

t ko

men

en

kunn

en w

orde

n ge

schr

apt.

Voor

een

voud

ige

bouw

wer

ken

en v

erbo

uwin

gen

is e

en

indi

vidu

ele

risi

cobe

nade

ring

mog

elijk

te d

uur,

zal n

iet

leid

en to

t een

hog

er v

eilig

heid

sniv

eau

en is

der

halv

e ni

et

effici

ënt.

Voo

r der

gelij

ke b

ouw

wer

ken

zal v

olst

aan

kunn

en

wor

den

met

alg

emen

e re

gels

, bes

taan

de u

it pr

esta

tie-e

isen

ge

base

erd

op st

anda

ard

risi

cosc

enar

io’s.

Een

der

gelij

k sc

enar

io b

esch

rijft

de

risi

co’s

en m

ogel

ijke

maa

treg

elen

vo

or e

en b

epaa

ld v

eel v

oork

omen

d ge

bouw

en

gebr

uik.

Fir

e Sa

fety

Eng

inee

ring

(FSE

), w

aarb

ij ge

brui

k ge

maa

kt w

ordt

va

n re

kenk

undi

ge m

odel

leri

ng e

n ex

peri

men

ten

voor

br

and,

rook

vers

prei

ding

, con

stru

ctie

- en

vluc

htge

drag

om

te

bep

alen

hoe

op

wel

ke w

ijze

een

zo v

eilig

mog

elijk

e si

tuat

ie k

an w

orde

n be

reik

t, k

an h

ierb

ij ee

n be

lang

rijk

e ro

l sp

elen

.D

e ko

men

de ti

jd w

ordt

ond

erzo

cht o

p w

elke

wijz

e de

ri

sico

bena

deri

ng e

en p

laat

s kan

kri

jgen

bin

nen

het s

tels

el

van

wet

- en

rege

lgev

ing.

Het

ged

rag

van

men

sen

bij b

rand

is

een

twee

de b

elan

grijk

e fa

ctor

22 w

aarm

ee re

keni

ng

geho

uden

zal w

orde

n bi

j dit

onde

rzoe

k.

Bij e

en a

nder

e be

nade

ring

van

de

voor

schr

iften

op

het

gebi

ed v

an b

rand

kan

wor

dt g

edac

ht a

an e

en b

enad

erin

g vo

lgen

s het

vol

gend

e ’p

iram

idem

odel

’23 (z

ie fi

guur

2, v

an

bene

den

naar

bov

en):

Page 194: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4041

4.

Ten

slott

e

We

leve

n in

een

sam

enle

ving

waa

rin

het n

iet m

ogel

ijk is

om

ri

sico

’s to

t nul

te re

duce

ren.

Het

nad

enke

n ov

er d

e re

gelg

evin

g in

de

huid

ige

maa

tsch

appi

j beg

int d

us a

l met

he

t acc

epte

ren

van

een

bepa

ald

risi

co. A

ccep

tatie

van

risi

co’s

bete

kent

dat

nie

t aut

omat

isch

naa

r de

over

heid

gek

eken

w

ordt

bij

cala

mite

iten.

Nuc

hter

om

gaan

met

risi

co’s

leid

t to

t mee

r ges

truc

ture

erde

aan

pak

van

de b

rand

veili

ghei

d zo

nder

dat

op

iede

r inc

iden

t met

de

roep

om

mee

r reg

els

wor

dt g

erea

geer

d. D

it vr

aagt

om

een

om

slag

in h

et d

enke

n ov

er v

eilig

heid

en

risi

co’s.

Bur

gers

en

onde

rnem

ers m

oete

n m

eer d

an n

u he

t gev

al b

eseff

en d

at ze

zelf

vera

ntw

oord

elijk

zi

jn v

oor h

un v

eilig

heid

. Dez

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id li

gt n

iet

alle

en b

ij de

ove

rhei

d.

In d

eze

Visi

e is

een

afb

aken

ing

gege

ven

van

de g

edee

lde

vera

ntw

oord

elijk

heid

om

te k

omen

tot e

en a

ccep

tabe

l ni

veau

van

dez

e ri

sico

’s. H

et te

n ui

tvoe

r bre

ngen

van

dez

e Vi

sie

vraa

gt e

en fo

rse

insp

anni

ng v

an d

e ov

erhe

id e

n al

len

betr

okke

nen

vanu

it m

arkt

part

ijen

en k

enni

scen

tra.

Er i

s dan

oo

k sp

rake

van

een

ged

eeld

e Vi

sie

met

een

ged

eeld

doe

l: he

t be

perk

en v

an d

e ge

volg

en v

an b

rand

.

De

maa

treg

elen

sam

enge

vat

Hie

rond

er zi

jn d

e aa

ngek

ondi

gde

maa

treg

elen

uit

de

bran

dvei

lighe

idsv

isie

pun

tsge

wijs

opg

esom

d:

1. U

itgan

gspu

nten

bij

de a

ctie

s om

te k

omen

tot e

en

verb

eter

de a

anpa

k va

n de

bra

ndve

iligh

eid

zijn

:D

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id b

ij de

bra

ndve

iligh

eid

ligt

prim

air b

ij de

geb

ouw

eige

nare

n en

-geb

ruik

er. D

e ov

erhe

id is

ver

antw

oord

elijk

voo

r het

stel

len

van

held

er

en c

oncr

ete

eise

n en

het

toez

ien

op d

e na

levi

ng h

ierv

an;

Spec

ifiek

e do

elgr

oepe

n vr

agen

mee

r aan

dach

t van

zow

el

de o

verh

eid

als v

an g

ebou

wei

gena

ren

en –

gebr

uike

rs. H

et

betr

eft h

ier g

ebou

wen

ten

beho

eve

van

het (

basi

s)

onde

rwijs

, de

zorg

en

celg

ebou

wen

, maa

r ook

bew

oner

s en

eig

enar

en v

an w

onin

gen

en w

oong

ebou

wen

. Be

won

ers e

n ei

gena

ren

binn

en d

e sp

ecifi

eke

doel

groe

pen

zulle

n na

druk

kelij

ker w

orde

n ge

wez

en o

p de

risi

co’s

van

bran

d en

hun

ver

antw

oord

elijk

heid

op

dat g

ebie

d.

Gez

ocht

moe

t hie

rbij

wor

den

naar

nie

uwe

man

iere

n om

de

boo

dsch

ap g

oed

en h

elde

r dui

delij

k te

mak

en.

2. H

et h

uidi

ge st

else

l van

wet

- en

rege

lgev

ing

zal w

orde

n be

zien

op:

Cons

iste

ntie

wat

bet

reft

de

vera

ntw

oord

elijk

heid

s-ve

rdel

ing

tuss

en d

e pu

blie

ke e

n pr

ivat

e se

ctor

(met

nam

e W

et o

p de

vei

lighe

idsr

egio

’s ve

rsus

ove

rige

wet

gevi

ng o

p he

t geb

ied

van

(bra

nd)v

eilig

heid

). U

itgan

gspu

nt d

aarb

ij is

da

t de

prim

aire

ver

antw

oord

elijk

heid

voo

r de

bran

dvei

lighe

id li

gt b

ij de

geb

ouw

eige

naar

/ -g

ebru

iker

;

van

een

regi

stra

tie e

n ev

alua

tiesy

stee

m za

l log

isch

erw

ijs b

ij di

e on

twik

kelin

g w

orde

n aa

nges

lote

n.D

e re

gist

ratie

is p

rim

air b

edoe

ld v

oor h

et e

valu

eren

van

oo

rzaa

k (in

clus

ief o

ntw

ikke

ling,

etc.

) en

gevo

lgen

van

br

and.

Met

de

besc

hikb

aarh

eid

van

betr

ouw

bare

cijf

ers

wor

dt h

et o

ok m

ogel

ijk o

m d

e be

leid

sdoe

lste

lling

en o

p he

t ge

bied

van

bra

ndve

iligh

eid

te st

elle

n in

term

en v

an

conc

rete

kw

antifi

ceri

ng v

an h

et a

anta

l bra

nden

, de

aant

alle

n do

den

en g

ewon

den

of d

e sc

hade

doo

r bra

nd

(doe

lkw

antifi

ceri

ng).

De

kom

ende

per

iode

moe

t hie

rtoe

op

te ze

tten

ond

erzo

ek a

ntw

oord

gev

en o

p de

vra

ag w

elke

as

pect

en d

e br

andv

eilig

heid

bep

alen

en

wat

als

‘vei

lig’

besc

houw

d ka

n. H

et a

ntw

oord

op

deze

vra

ag le

vert

inpu

t vo

or b

elei

d en

is te

vens

een

(noo

dzak

elijk

) hul

pmid

del b

ij he

t uitw

erke

n va

n ee

n ri

sico

bena

deri

ng v

oor o

ntw

erp

en

behe

er v

an b

ouw

wer

ken.

Het

ond

erzo

ek n

aar

doel

kwan

tifice

ring

moe

t ant

woo

rd g

even

op

de v

raag

met

w

elke

maa

t we

veili

ghei

d w

illen

met

en (i

n te

rmen

van

sl

acht

offer

s, fi

nanc

iële

en

over

ige

scha

de) e

n w

elke

in

vulli

ng a

an d

eze

waa

rden

geg

even

moe

t wor

den

om te

ko

men

tot n

ieuw

e no

rmen

en

gren

swaa

rden

.In

dien

uite

inde

lijk

geko

zen

wor

dt v

oor d

oelk

wan

tifice

ring

da

n lig

t het

voo

r de

hand

om

sepa

rate

doe

len

te st

elle

n vo

or

de p

rim

aire

doe

lgro

epen

van

het

bra

ndve

iligh

eids

bele

id.

Nad

er o

nder

zoek

moe

t uitw

ijzen

of e

n zo

ja o

p w

elke

wijz

e do

elkw

antifi

ceri

ng e

en ro

l moe

t kri

jgen

in h

et

bran

dvei

lighe

idsb

elei

d va

n de

ove

rhei

d.

verh

ogen

van

het

ken

nisn

ivea

u va

n zo

wel

de

over

heid

als

de

bouw

prak

tijk.

O

f al d

an n

iet s

prak

e is

van

een

vei

lighe

idsn

ivea

u al

s doo

r de

wet

geve

r beo

ogd

moe

t (st

erke

r dan

nu)

afh

anke

lijk

zijn

va

n de

bor

ging

van

de

aang

edra

gen

oplo

ssin

g op

de

lang

ere

term

ijn. A

lleen

indi

en o

ok g

edur

ende

het

geb

ruik

(op

de

lang

ere

term

ijn) e

en v

oldo

ende

niv

eau

van

veili

ghei

d ge

borg

d is

kan

een

opl

ossi

ng a

ccep

tabe

l zijn

. Opl

ossi

ngen

di

e afh

anke

lijk

zijn

van

aan

vulle

nde

activ

iteite

n (in

zet v

an

extr

a pe

rson

eel,

peri

odie

k on

derh

oud,

insp

ectie

, etc

.) m

oete

n da

n oo

k kr

itisc

h w

orde

n be

oord

eeld

op

doel

mat

ighe

id e

n ha

ndha

afbaa

rhei

d.

Het

syst

eem

van

de

bouw

rege

lgev

ing

in N

eder

land

is

geba

seer

d op

het

mod

el v

an m

edeb

ewin

d: d

e re

gelg

evin

g vo

or d

e br

andv

eilig

heid

van

bou

ww

erke

n, b

rand

veili

g ge

brui

k en

de

BHV-

orga

nisa

tie b

iede

n lo

kale

ove

rhed

en

geen

ruim

te o

m d

ecen

tral

e br

andv

eilig

heid

svoo

rsch

rift

en

te st

elle

n bo

ven

het l

ande

lijke

niv

eau.

Lan

delij

k un

iform

e re

gels

zijn

uit

oogp

unt v

an tr

ansp

aran

tie e

n re

chts

zeke

rhei

d ee

n gr

oot g

oed.

Toc

h vr

aagt

een

spec

ifiek

obj

ect v

aak

maa

twer

k om

te k

omen

tot e

en b

rand

veili

ge si

tuat

ie.

Gem

eent

elijk

e be

leid

svri

jhei

d w

ordt

hie

rbij

door

som

mig

en

gezi

en a

ls h

et in

stru

men

t om

maa

twer

k te

leve

ren

en

inno

vatie

s te

bevo

rder

en te

r ver

mijd

ing

van

de in

rich

ting

van

Ned

erla

nd a

ls (o

nvei

lige)

gri

jze

eenh

eids

wor

st.

Zoal

s in

het k

abin

etst

andp

unt n

aar a

anle

idin

g va

n he

t ra

ppor

t van

de

Com

mis

sie

Dek

ker a

ange

geve

n, m

oet

wor

den

vast

geho

uden

aan

het

stel

sel v

an la

ndel

ijk u

nifo

rme

rege

lgev

ing,

zond

er ‘l

okal

e ko

p’ w

aarb

ij ri

sico

’s di

e sa

men

hang

en m

et h

et g

ebou

w, h

et g

ebru

ik e

n de

or

gani

satie

de

basi

s vor

men

. Voo

r nie

uw te

intr

oduc

eren

re

gelg

evin

g in

de

toek

omst

wor

dt a

ange

slot

en b

ij ee

n an

dere

aan

beve

linge

n va

n de

Com

mis

sie

Dek

ker:

de

uitv

oerb

aarh

eid

van

nieu

we

rege

lgev

ing

moe

t geg

aran

deer

d w

orde

n do

or zo

wel

bev

oegd

gez

ag a

ls m

arkt

part

ijen

en

kenn

isce

ntra

in e

en v

roeg

tijdi

g st

adiu

m m

ee te

late

n de

nken

ove

r vor

m e

n in

houd

van

die

voo

rsch

rift

en.

Mee

tbar

e do

elst

ellin

gen

De

prim

aire

doe

lste

lling

van

het

bra

ndve

iligh

eids

bele

id is

he

t voo

rkom

en v

an d

oden

en

gew

onde

n do

or b

rand

. Te

nein

de h

et e

ffec

t van

dit

bele

id te

kun

nen

mon

itore

n is

in

zich

t nod

ig in

oor

zake

n en

gev

olge

n va

n br

ande

n. O

p di

t m

omen

t ont

bree

kt h

et a

an e

en g

oede

eva

luat

iem

etho

de e

n re

gist

ratie

van

bra

nden

. Dit

zou

op k

orte

term

ijn m

oete

n w

orde

n op

geze

t, a

lsm

ede

een

regi

stra

tiesy

stee

m v

oor

slac

htoff

ers.

Dit

zal b

oven

dien

mee

r inz

icht

kun

nen

geve

n in

de

zwak

ke sc

hake

ls p

er d

omei

n en

daa

rmee

inpu

t lev

eren

vo

or h

et o

ntw

erp

van

nieu

we

bouw

wer

ken

en e

vent

uele

aa

npas

sing

en in

wet

- en

rege

lgev

ing.

Bij

het o

pzett

en v

an

deze

syst

emen

zal s

amen

wer

king

wor

den

gezo

cht m

et d

e br

andw

eer,

polit

ie e

n ve

rzek

eraa

rs. A

ange

zien

NVB

R, N

IFV

en e

nkel

e br

andw

eerk

orps

en a

l wer

ken

aan

het o

pzett

en

zich

moe

ten

rich

ten

op v

itale

asp

ecte

n va

n de

maa

tsch

appi

j, zo

als h

et v

oork

omen

dan

wel

het

bep

erke

n va

n de

gev

olge

n va

n ca

lam

iteite

n di

e le

iden

tot m

aat-

scha

ppel

ijke

ontw

rich

ting

(den

k aa

n co

ntin

uïte

it va

n de

zorg

en

het

onde

rwijs

), sc

hade

aan

het

mili

eu, b

ewak

en v

an c

ultu

reel

er

fgoe

d, e

tc. B

ij he

t bep

alen

van

de

inze

t op

deze

geb

iede

n za

l tel

kens

bez

ien

moe

ten

wor

den

wat

de

opbr

engs

ten

met

be

trek

king

tot d

e br

andv

eilig

heid

zijn

wel

ke k

oste

n hi

er

tege

nove

r sta

an.

Beke

ndhe

id, u

itvo

erba

arhe

id e

n ha

ndha

afba

arhe

id v

an

de re

gelg

evin

gH

et h

uidi

ge st

else

l van

wet

- en

rege

lgev

ing

besc

hrijft

een

sl

uite

nd st

else

l van

voo

rsch

rift

en m

et b

etre

kkin

g to

t bo

uww

erke

n, h

et g

ebru

ik v

an d

e bo

uww

erke

n en

de

orga

nisa

tie b

inne

n de

bou

ww

erke

n. B

ij ee

n ka

ntoo

rpan

d bi

jvoo

rbee

ld w

orde

n ei

sen

gest

eld

aan

de b

rand

veili

ghei

d va

n he

t geb

ouw

, het

bra

ndve

ilig

gebr

uik

van

dat g

ebou

w e

n aa

n de

inte

rne

BHV-

orga

nisa

tie. I

eder

van

de

drie

gen

oem

de

dom

eine

n m

oet a

an b

epaa

lde

min

imal

e vo

orsc

hrift

en

vold

oen.

Dit

uitg

angs

punt

blij

ft le

iden

d. A

lhoe

wel

de

bran

dvei

lighe

id k

an w

orde

n ve

rste

rkt d

oor e

en g

oede

sa

men

hang

tuss

en d

e ve

rsch

illen

de d

omei

nen

bouw

wer

k –

gebr

uik

– or

gani

satie

wor

dt h

et n

iet a

ccep

tabe

l gea

cht d

at

het n

iet v

oldo

en a

an b

ijvoo

rbee

ld d

e m

inim

ale

bouw

-ku

ndig

e br

andv

eilig

heid

seis

en w

ordt

gec

ompe

nsee

rd d

oor

orga

nisa

tori

sche

maa

treg

elen

. Gel

ijkw

aard

ige

oplo

ssin

gen

wor

den

alle

en b

inne

n ee

n do

mei

n ge

acce

ptee

rd13

. De

rede

n hi

ervo

or is

het

ont

brek

en v

an ze

kerh

eden

dat

een

op

enig

m

omen

t acc

epta

bel g

each

te o

plos

sing

ook

ged

uren

de h

et

verd

ere

gebr

uik

gebo

rgd

is.

Het

vas

thou

den

aan

een

min

imaa

l vei

lighe

idsn

ivea

u vo

or

bouw

wer

k, g

ebru

ik e

n or

gani

satie

wil

niet

zegg

en d

at h

et

prin

cipe

van

gel

ijkw

aard

ighe

id w

ordt

losg

elat

en.

Gel

ijkw

aard

ighe

id is

één

van

de

uitg

angs

punt

en v

an d

e bo

uwre

gelg

evin

g en

noo

dzak

elijk

om

inno

vatie

s en

ontw

ikke

ling

in d

e bo

uw m

ogel

ijk te

mak

en. D

e fu

nctie

van

ge

lijkw

aard

ighe

id in

de

rege

lgev

ing

moe

t jui

st w

orde

n ve

rstr

ekt.

Er w

ordt

nu

vaak

voo

r sta

ndaa

rdop

loss

inge

n w

ordt

gek

ozen

in v

erba

nd m

et d

e m

oeite

die

het

kos

t een

go

ede

gelij

kwaa

rdig

e op

loss

ing

te o

ntw

ikke

len

en d

eze

verv

olge

ns g

eacc

epte

erd

te k

rijg

en. D

e be

staa

nde

Wer

kgro

ep G

elijk

waa

rdig

heid

(VN

G, V

ROM

, NVB

R,

Stad

swer

k, e

tc.)

heeft

onv

oldo

ende

cap

acite

it en

aut

orite

it om

hie

rin

een

door

slag

geve

nde

rol t

e ve

rvul

len.

Aa

nvul

lend

e on

ders

teun

ing

van

zow

el h

et b

evoe

gde

geza

g al

s de

bouw

prak

tijk

is o

p di

t pun

t noo

dzak

elijk

. Het

in

opri

chtin

g zi

jnde

Ken

nisc

entr

um P

rakt

ijkto

epas

sing

en

Bran

dvei

lighe

id m

oet d

aaro

m n

iet a

lleen

een

he

lpde

skfu

nctie

kri

jgen

maa

r ook

snel

en

geza

gheb

bend

ui

tspr

aken

kun

nen

doen

ove

r het

al d

an n

iet g

elijk

waa

rdig

zi

jn v

an b

epaa

lde

oplo

ssin

gen.

Naa

st h

et K

enni

scen

trum

zal

de k

omen

de ja

ren

ook

gew

erkt

moe

ten

wor

den

aan

het

Page 195: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4243

Het

mod

el is

na

enig

doo

ront

wik

kele

n in

staa

t om

kw

antit

atie

ve b

erek

enin

gen

van

bran

dris

ico’

s uit

te v

oere

n,

waa

rmee

stra

tegi

eën

van

maa

treg

elen

kun

nen

wor

den

door

gere

kend

. Op

deze

man

ier k

unne

n al

tern

atie

ven

voor

bo

uwco

nstr

uctie

s, v

eilig

heid

svoo

rzie

ning

en e

n or

gani

sato

risc

he m

aatr

egel

en m

et e

lkaa

r wor

den

verg

elek

en o

p ba

sis v

an ri

sico

nive

au. D

eze

bena

deri

ng is

in

eers

te in

stan

tie v

oora

l ges

chik

t voo

r com

plex

e, ri

sico

volle

ob

ject

en. H

ier k

unne

n m

et d

it m

odel

op

basi

s van

pre

stat

ie-

eise

n sp

ecifi

eke

(maa

twer

k) b

ehee

rsm

aatr

egel

en w

orde

n to

egep

ast.

Voor

bel

eids

med

ewer

kers

en

toez

icht

houd

ers b

ij de

ov

erhe

id k

an h

et m

odel

van

bel

ang

zijn

en

gebr

uikt

wor

den

om p

rior

iteite

n vo

or h

et b

elei

d te

kun

nen

vast

stel

len.

In h

et

mod

el k

unne

n de

ana

lyse

s wor

den

uitg

evoe

rd o

p he

t eff

ect

van

wijz

igin

gen

in w

et- e

n re

gelg

evin

g en

in h

et

hand

havi

ngsb

elei

d. O

p de

ze m

anie

r kan

het

risi

com

odel

w

orde

n ge

brui

kt a

ls h

ulpm

idde

l bij

het o

ntw

ikke

len

van

bele

id in

zake

bra

ndve

iligh

eid.

Voo

r arb

eids

veili

ghei

d zi

jn

derg

elijk

e an

alys

es re

eds u

itgev

oerd

.

Bijla

ge 1

: Ri

sico

mod

el b

rand

veili

ghei

d in

de

zorg

-haa

lbaa

rhei

dsst

udie

-O

m d

e ri

sico

bena

deri

ng v

orm

te g

even

hee

ft a

dvie

sbur

eau

RPS

in o

pdra

cht v

an h

et m

inis

teri

e va

n VR

OM

een

ri

sico

mod

el o

ntw

ikke

ld v

oor b

rand

veili

ghei

d. H

et d

oel v

an

dit m

odel

is o

m d

e ri

sico

’s en

beh

eers

maa

treg

elen

bij

bran

d in

zich

telij

k te

mak

en. M

et b

ehul

p va

n he

t mod

el k

unne

n de

ze ri

sico

’s in

pri

ncip

e w

orde

n ge

kwan

tifice

erd.

Ook

kan

m

et d

it m

odel

de

effec

tivite

it va

n be

heer

smaa

treg

elen

w

orde

n be

paal

d. H

et u

itein

delij

ke d

oel i

s een

bijd

rage

te

leve

ren

aan

de d

iscu

ssie

rond

het

nut

en

de h

aalb

aarh

eid

van

een

derg

elijk

risi

com

odel

voo

r het

bel

eid

in N

eder

land

op

het

geb

ied

van

bran

dvei

lighe

id. I

n di

t pro

ject

is g

ekoz

en

voor

een

haa

lbaa

rhei

dsst

udie

, ger

icht

op

gebo

uwen

in d

e ge

zond

heid

szor

g.

Binn

en h

et p

rogr

amm

a Ve

rste

rkin

g Ar

beid

svei

lighe

id –

RAM

(R

isic

omod

el A

rbei

dsve

iligh

eid)

van

het

Min

iste

rie

van

SZW

zi

jn re

eds r

isic

omod

elle

n op

gest

eld,

waa

rmee

zow

el d

e ri

sico

’s va

n ve

rsch

illen

de ty

pen

arbe

idso

ngev

alle

n al

s de

effec

tivite

it va

n be

heer

smaa

treg

elen

kun

nen

wor

den

gekw

antifi

ceer

d. In

dit

proj

ect i

s geb

ruik

gem

aakt

van

de

zelfd

e m

etho

diek

aan

de

hand

van

een

zoge

naam

d vl

inde

rdas

mod

el.

Voor

de

ontw

ikke

ling

van

het m

odel

is g

ebru

ik g

emaa

kt v

an

zow

el in

put v

an e

xper

ts (m

et n

ame

vanu

it de

bra

ndw

eer e

n he

t NIF

V) a

ls v

an a

naly

sege

geve

ns v

an h

isto

risc

he b

rand

en.

Op

dit m

omen

t zijn

der

gelij

ke a

naly

ses s

lech

ts su

mm

ier

voor

hand

en. H

ierd

oor o

ntbr

eekt

het

col

lect

ief g

eheu

gen

om e

rvar

ing

van

onde

rzoe

k na

ar d

e oo

rzak

en v

an b

rand

en

stru

ctur

eel v

ast t

e le

ggen

. Het

ont

wik

keld

e m

odel

bie

dt e

en

anal

yses

truc

tuur

voo

r dir

ecte

en

acht

erlig

gend

e oo

rzak

en

van

bran

den

en k

an a

ls in

stru

men

t voo

r tre

ndan

alys

es

dien

en.

De

filos

ofie

acht

er h

et g

ebru

ik v

an h

et ri

sico

mod

el is

dat

do

or h

et n

emen

van

maa

treg

elen

ger

icht

op

fact

oren

die

he

t gro

otst

e ri

sico

aand

eel h

ebbe

n, h

et ri

sico

doe

lger

icht

en

daar

mee

kos

tene

ffec

tief k

an w

orde

n te

rugg

edro

ngen

. Dat

m

aakt

het

mod

el zi

nvol

voo

r bed

rijv

en e

n or

gani

satie

s die

hu

n si

tuat

ie o

p he

t geb

ied

van

bran

dvei

lighe

id w

illen

ve

rbet

eren

.

De

mog

elijk

heid

om

en

de w

ijze

waa

rop

een

risi

cobe

nade

ring

is in

te p

asse

n bi

nnen

de

bran

dvei

lighe

id;

De

mog

elijk

heid

om

te k

omen

tot e

en b

eter

e on

ders

teun

ing

van

gebo

uwon

twer

pers

, geb

ruik

ers e

n be

voeg

d ge

zag

daar

waa

r het

de

bran

dvei

lighe

id b

etre

ft.

Het

Ken

nisc

entr

um p

rakt

ijkto

epas

sing

bra

ndve

iligh

eid

krijg

t hie

rin

een

bela

ngri

jke

rol.

3. In

stru

men

ten

en h

ulpm

idde

len

die

zulle

n w

orde

n (d

oor)

on

twik

keld

en

/ of b

ezie

n op

hun

bru

ikba

arhe

id in

het

ka

der v

an d

e ui

twer

king

van

dez

e vi

sie

zijn

:Ee

n m

etho

diek

om

de

risi

cobe

nade

ring

ver

der v

orm

te

geve

n. E

en m

etho

diek

zoal

s ont

wik

keld

voo

r ri

sico

mod

elle

ring

van

arb

eids

onge

valle

n (u

itgev

oerd

in

opdr

acht

van

het

Min

iste

rie

van

Szw

) lijk

t tev

ens g

oed

brui

kbaa

r voo

r het

bep

alen

van

bra

ndri

sico

’s. In

het

kad

er

van

de to

tsta

ndko

min

g va

n de

vis

ie is

daa

rtoe

een

ha

alba

arhe

idss

tudi

e ui

tgev

oerd

. Een

sam

enva

ttin

g va

n de

ra

ppor

tage

is o

pgen

omen

in b

ijlag

e 1 b

ij de

ze v

isie

.H

ulpm

idde

len,

zoal

s een

refe

rent

iem

odel

voo

r br

andv

eilig

heid

sman

agem

ent,

waa

rmee

het

m

anag

emen

t van

een

(zor

g)in

stel

ling

of e

en

gebo

uwei

gena

ar g

ehol

pen

wor

dt o

m d

e ju

iste

in

stru

men

ten

op m

aat t

oe te

pas

sen

en zo

op

de

spec

ifiek

e ri

sico

situ

atie

toeg

espi

tste

maa

treg

elen

te

nem

en e

n te

ond

erho

uden

. H

ulpm

idde

len

voor

en

voor

beel

den

van

de to

epas

sing

va

n de

risi

cobe

nade

ring

bij

het o

ntw

erp

van

een

gebo

uw

(bijv

oorb

eeld

Fir

e Sa

fety

Eng

enee

ring

).

4. O

m e

en b

eter

inzi

cht t

e kr

ijgen

in d

e oo

rzak

en e

n ge

volg

en v

an b

rand

is h

et o

pzett

en v

an e

en m

etho

de o

m

bran

den

te e

valu

eren

en

te re

gist

rere

n no

odza

kelij

k. D

it ge

eft in

zich

t in

de zw

akke

scha

kels

in d

e ve

iligh

eids

kete

n en

kan

wor

den

gebr

uikt

om

de

effec

tivite

it va

n m

aatr

egel

en (z

owel

bel

eid

als t

echn

isch

) te

beoo

rdel

en.

Page 196: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4445

Arbe

idsi

nspe

ctie

gaa

t uit

van

de w

et- e

n re

gelg

evin

g, e

n de

in

vulli

ng d

aarv

an d

oor w

erkg

ever

s en

wer

knem

ers i

n ar

boca

talo

gi. D

e Ar

beid

sins

pect

ie st

elt t

en b

ehoe

ve v

an

wer

kgev

ers e

n w

erkn

emer

s spe

cial

e br

anch

ebro

chur

es o

p.

In d

e br

ochu

re is

info

rmat

ie o

pgen

omen

ove

r wel

ke

verp

licht

inge

n de

wer

kgev

er h

eeft

en

hoe

een

bedr

ijfs-

insp

ectie

ver

loop

t. O

ok zi

jn d

e be

lang

rijk

ste

arbe

idsr

isic

o’s

in d

e br

anch

e ui

tgew

erkt

. Doo

rgaa

ns zi

jn d

it de

bel

ang-

rijk

ste

aand

acht

spun

ten

bij e

en in

spec

tie. B

ij m

isst

ande

n tr

eedt

de

Arbe

idsi

nspe

ctie

har

d op

.

Ten

beho

eve

van

de u

itvoe

ring

van

het

Arb

o-be

leid

hee

ft h

et

min

iste

rie

van

Szw

een

inst

rum

ent o

ntw

ikke

ld d

at

geba

seer

d is

op

arbe

idsr

isic

o’s.

Dit

inst

rum

ent,

het

zo

gena

amde

“St

oryb

uild

er”,

bev

at g

egev

ens v

an c

a. 10

.000

in

cide

nten

in N

eder

land

. Het

is o

ntw

ikke

ld a

ls g

rafis

che

inte

rfac

e vo

or ri

sico

anal

yste

n om

resu

ltate

n va

n on

geva

lleno

nder

zoek

en v

ast t

e ku

nnen

legg

en. H

et is

een

tu

ssen

stap

naa

r een

risi

com

odel

voo

r arb

eids

onge

valle

n.

Het

inst

rum

ent i

s een

hul

pmid

del o

m fa

alka

nsen

, bar

rièr

es

en b

ijbeh

oren

de v

eran

twoo

rdel

ijkhe

den

inzi

chte

lijk

te

mak

en.

5.

Nuc

hter

om

gaan

met

risi

co’s

In 2

004

heeft

de

toen

mal

ige

staa

tsse

cret

aris

Van

Gee

l een

de

bat g

eënt

amee

rd o

ver h

et o

mga

an m

et ri

sico

’s en

de

fund

amen

tele

dile

mm

a’s d

ie d

aaru

it vo

ortv

loei

en. D

it he

eft

zijn

bes

lag

gekr

egen

in d

e ka

bine

tsvi

sie

‘Nuc

hter

Om

gaan

m

et R

isic

o’s’

(NO

R). K

ort s

amen

geva

t ste

lde

die

kabi

nets

-vi

sie

vast

dat

risi

co’s

zeld

en ze

ker z

ijn, c

ontr

over

siee

l ku

nnen

zijn

, kun

nen

leid

en to

t dis

prop

ortio

nele

kos

ten

om

ze te

beh

eers

en e

n ni

et a

ltijd

eer

lijk

verd

eeld

wor

den

over

de

bev

olki

ng e

n m

aats

chap

pelij

ke a

ctor

en. D

aar k

omt n

og

bij d

at ri

sico

’s - i

n de

tijd

- m

aats

chap

pelij

k va

ak a

nder

s w

orde

n w

aarg

enom

en d

an o

p de

ratio

nele

wijz

e w

aaro

p w

eten

scha

pper

s die

risi

co’s

in g

etal

len

prob

eren

te v

ange

n.

Daa

rom

is e

en c

ontin

ue p

oliti

eke

en m

aats

chap

pelij

ke

aand

acht

nod

ig v

oor d

e ri

sico

’s di

e w

e lo

pen

en d

e af

weg

ing

die

we

daar

toe

mak

en. H

et g

aat d

aarb

ij om

de

onde

rlin

ge

cons

iste

ntie

in h

et to

elat

en v

an d

e ve

rsch

illen

de so

orte

n ri

sico

’s en

de

cons

iste

ntie

met

vro

eger

gea

ccep

teer

de

risi

coni

veau

s. D

aarn

aast

gaa

t het

om

een

doo

r de

polit

iek

te

kiez

en b

alan

s tus

sen

(kos

ten-

)effi

ciën

tie e

n ee

n su

bjec

tief

bele

efde

rech

tvaa

rdig

heid

. Het

risi

cobe

leid

wor

dt n

amel

ijk,

mee

r nog

dan

het

mili

eube

leid

in h

et a

lgem

een,

gek

en-

mer

kt d

oor e

en st

erke

ver

men

ging

van

mee

r obj

ectie

ve

tech

nisc

h-w

eten

scha

ppel

ijke

met

mee

r sub

ject

ieve

be

levi

ngsa

spec

ten.

Het

span

ning

svel

d w

ordt

ver

der v

ergr

oot

wan

neer

de

ster

k su

bjec

tieve

risi

co’s

ook

nog

geke

nmer

kt

wor

den

door

een

hog

e m

ate

van

(wet

ensc

happ

elijk

e)

onze

kerh

eid.

NO

R no

emt e

en a

anta

l dile

mm

a’s d

ie sp

elen

bij

het d

enke

n ov

er ri

sico

’s. D

eze

dile

mm

a’s s

pele

n ee

n be

lang

rijk

e ro

l als

ge

keke

n w

ordt

naa

r de

taak

en

rol v

an d

e ov

erhe

id.

3.

Com

mis

sie

Dek

ker

De

“Com

mis

sie

Fund

amen

tele

Ver

kenn

ing

Bouw

”, o

nder

vo

orzi

tter

scha

p va

n m

w. D

ekke

r, do

orde

nkt i

n op

drac

ht v

an

het K

abin

et d

e m

ogel

ijkhe

den

om h

et g

ehel

e st

else

l van

bo

uwvo

orsc

hrift

en fu

ndam

ente

el te

ver

nieu

wen

met

als

do

el te

kom

en to

t een

subs

tant

iële

redu

ctie

van

rege

ldru

k en

ver

gunn

ingl

ast.

De

Com

mis

sie

Dek

ker b

espr

eekt

daa

rbij

onde

r and

ere

de v

olge

nde

aspe

cten

:D

e bo

uwpr

aktij

k m

oet m

eer i

nves

tere

n in

het

dag

en v

an

eige

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

oor d

e kw

alite

it va

n he

t te

real

iser

en g

ebou

w in

term

en v

an h

et v

oldo

en a

an d

e vo

orsc

hrift

en e

n de

wijz

e w

aaro

p di

t doe

l wor

dt b

erei

kt.

De

over

heid

hee

ft e

en p

roce

saud

itere

nde

rol.

Zet m

eer i

n op

een

duid

ighe

id v

an w

et- e

n re

gelg

evin

g. O

p na

tiona

al n

ivea

u bi

edt d

e W

ABO

goe

de m

ogel

ijkhe

den

voor

ver

dere

pro

cesm

atig

e in

tegr

atie

van

toet

skad

ers.

Op

loka

al n

ivea

u zo

uden

gem

eent

en g

een

nade

re e

n aa

nvul

lend

e ei

sen

moe

ten

stel

len.

De

uitv

oerb

aarh

eid

en h

andh

aafb

aarh

eid

van

rege

lgev

ing

verd

ient

mee

r aan

dach

t. D

aart

oe zo

uden

uitv

oerd

ers e

n to

ezic

htho

uder

s eer

der b

ij in

itiat

ieve

n vo

or n

ieuw

e w

et-

en re

gelg

evin

g be

trok

ken

moe

ten

wor

den.

4.

Vera

nder

inge

n in

het

Arb

o-be

leid

Met

inga

ng v

an 1

janu

ari 2

007

is d

e Ar

beid

som

stan

dig-

hede

nwet

in N

eder

land

gew

ijzig

d. W

erkg

ever

s en

wer

knem

ers h

ebbe

n do

or d

e ni

euw

e Ar

bo-w

et m

eer

mog

elijk

hede

n ge

kreg

en o

m ze

lf in

vulli

ng te

gev

en a

an d

e w

ijze

waa

rop

ze in

de

eige

n se

ctor

aan

de

wet

gevi

ng

vold

oen.

Dit

heeft

als

voo

rdee

l dat

bin

nen

de o

nder

nem

ing

een

arbo

-bel

eid

gevo

erd

kan

wor

den

dat r

eken

ing

houd

t m

et d

e sp

ecifi

eke

kenm

erke

n va

n de

sect

or, e

en b

ouw

bedr

ijf

vers

chilt

nu

eenm

aal v

an e

en zi

eken

huis

. Gee

n ‘o

ne si

ze fi

ts

all’

aanp

ak d

us, m

aar m

aatw

erk.

Een

arb

o-be

leid

op

maa

t da

t in

sam

ensp

raak

met

wer

knem

ers t

ot st

and

is g

ekom

en,

kan

reke

nen

op m

eer d

raag

vlak

in e

en o

nder

nem

ing.

Bo

vend

ien

bren

gt d

it zo

min

mog

elijk

adm

inis

trat

ieve

la

sten

met

zich

mee

.

De

over

heid

zorg

t voo

r een

hel

der w

ettel

ijk k

ader

met

zo

min

mog

elijk

ove

rbod

ige

rege

ls e

n zo

wei

nig

mog

elijk

ad

min

istr

atie

ve la

sten

. Wer

kgev

ers e

n w

erkn

emer

s mak

en

sam

en a

fspr

aken

ove

r de

wijz

e w

aaro

p zi

j aan

de

door

de

over

heid

ges

teld

e vo

orsc

hrift

en k

unne

n vo

ldoe

n. D

eze

afsp

rake

n ku

nnen

wor

den

vast

gele

gd in

zoge

noem

de

arbo

cata

logi

. De

nieu

we

Arbo

-wet

bet

eken

t mee

r vri

jhei

d en

ver

antw

oord

elijk

heid

voo

r wer

kgev

ers e

n w

erkn

emer

s,

min

der r

egel

s, e

en h

arde

r opt

rede

n do

or d

e Ar

beid

sins

pect

ie b

ij m

isst

ande

n, e

n ui

tein

delij

k ee

n ve

ilige

r en

gez

onde

r wer

kklim

aat.

Met

het

inga

an v

an d

e he

rzie

ne A

rbo-

wet

, is o

ok d

e w

erkw

ijze

van

de A

rbei

dsin

spec

tie v

eran

derd

. De

In d

eze

notit

ie b

eper

kt h

ij zi

ch to

t het

ond

erw

erp

fysi

eke

veili

ghei

d. H

ij ve

rwoo

rdt d

aari

n on

der a

nder

e vo

lgen

de:

Het

beh

oort

tot d

e ke

rnta

ken

van

de o

verh

eid

om d

e ve

iligh

eid

van

burg

ers e

n hu

n sa

men

levi

ng zo

goe

d m

ogel

ijk te

waa

rbor

gen.

Het

pas

t nie

t om

de

over

heid

ten

volle

te v

erw

ijten

dat

zij d

e fo

uten

van

enk

ele

bedr

ijven

ni

et h

eeft

wet

en te

voo

rkom

en. I

n he

t maa

tsch

appe

lijke

de

bat z

al st

eeds

opn

ieuw

de

bala

ns m

oete

n w

orde

n be

paal

d tu

ssen

de

omva

ng v

an d

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id

van

de o

nder

nem

er e

n di

e va

n de

ove

rhei

d. E

r zal

be

reid

heid

moe

ten

best

aan

om d

e co

nseq

uent

ies v

an d

e ui

tkom

sten

van

dat

deb

at v

oor d

e aa

rd e

n de

om

vang

van

de

ove

rhei

dsta

ak te

aan

vaar

den.

Iede

re o

nder

nem

ing,

org

anis

atie

of p

erso

on is

zelf

vera

ntw

oord

elijk

voo

r het

kri

tisch

bek

ijken

van

ve

iligh

eids

risi

co’s

in zi

jn o

f haa

r om

gevi

ng. D

eze

vera

ntw

oord

elijk

heid

is n

iet v

oor i

eder

een

hetz

elfd

e.

Uit

dive

rse

onge

valle

n is

geb

leke

n da

t de

stru

ctuu

r van

he

t vei

lighe

idsm

anag

emen

tsys

teem

en

de m

anie

r waa

rop

betr

okke

nen

daar

aan

invu

lling

gev

en c

ruci

aal i

s bij

het

behe

erse

n, b

orge

n en

con

tinue

ver

bete

ren

van

veili

ghei

d.

Om

het

ver

eist

e ve

iligh

eids

nive

au te

ber

eike

n di

enen

de

risi

co’s

te w

orde

n ge

ïnve

ntar

isee

rd. O

p ba

sis d

aarv

an

wor

dt v

astg

este

ld w

elke

pre

vent

ieve

en

repr

essi

eve

maa

treg

elen

nod

ig zi

jn.

Het

man

agem

ent d

ient

inte

rn zo

rg te

dra

gen

voor

du

idel

ijke

en re

alis

tisch

e ve

rwac

htin

gen

ten

aanz

ien

van

de v

eilig

heid

sam

bitie

, zor

g te

dra

gen

voor

een

klim

aat

van

cont

inue

ver

bete

ring

van

de

veili

ghei

d op

de

vloe

r. D

e w

erkw

ijze

dien

t ext

ern

goed

gec

omm

unic

eerd

te w

orde

n.

In e

en re

actie

van

VRO

M /

WW

I op

de n

otiti

e va

n Va

n Vo

llenh

oven

wor

den

onde

r mee

r de

volg

ende

ove

rweg

inge

n ge

geve

n:Ve

iligh

eid

is e

n bl

ijft e

en g

edee

lde

vera

ntw

oord

elijk

heid

va

n zo

wel

de

over

heid

als

van

bur

gers

. De

over

heid

gri

jpt

in o

p be

staa

nde

ontw

ikke

linge

n da

ar w

aar d

e eff

ecte

n op

de

sam

enle

ving

ona

anva

ardb

aar g

root

wor

den.

Het

be

treft

hie

r met

nam

e ri

sico

’s di

e he

t niv

eau

van

de

(bel

ange

n va

n) in

divi

duel

e bu

rger

of g

roep

ove

rstij

gen

en

waa

r dus

gee

n ‘n

atuu

rlijk

e’ a

ctor

aan

wez

ig is

and

ers d

an

de o

verh

eid.

De

eige

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

an e

en b

urge

r of e

en

onde

rnem

er b

egin

t nie

t pas

daa

r waa

r de

rege

lgev

ing

en

de in

vloe

d va

n de

ove

rhei

d op

houd

t. D

e ei

gen

vera

ntw

oord

elijk

heid

is e

erde

r uitg

angs

punt

dan

sl

uits

tuk,

de

over

heid

fung

eert

als

ach

terv

ang.

Het

stre

ven

naar

een

sam

enle

ving

zond

er ri

sico

’s is

nie

t re

alis

tisch

. Het

han

tere

n va

n de

‘sta

te-o

f-th

e-ar

t’ in

ve

iligh

eid

op ie

der m

omen

t lei

dt to

t ona

ccep

tabe

le

kost

en e

n to

t een

mar

gina

le v

erbe

teri

ng v

an d

e ve

iligh

eid.

Ook

hie

r moe

t dus

nuc

hter

wor

den

omge

gaan

m

et ri

sico

’s: w

e le

ven

in e

en sa

men

levi

ng w

aari

n he

t nie

t m

ogel

ijk is

om

risi

co’s

tot n

ul te

redu

cere

n

Bijla

ge 2

: Ac

hter

gron

dinf

orm

atie

bij d

e Vi

sie

op b

rand

veili

ghei

d

Ook

op

ande

re b

elei

dste

rrei

nen

spee

lde

de a

fgel

open

jare

n de

dis

cuss

ie o

ver v

eran

twoo

rdel

ijkhe

idsv

erde

ling

en h

et

verb

eter

en v

an d

e ui

tvoe

rbaa

rhei

d va

n he

t bel

eid.

De

erva

ring

en d

ie d

aar o

pged

aan

zijn

, kun

nen

van

nut z

ijn b

ij he

t ver

der o

ntw

ikke

len

van

een

nieu

we

aanp

ak v

oor

bran

dvei

lighe

id. D

aarn

aast

heb

ben

(of z

ijn d

oend

e)

desk

undi

ge c

omm

issi

es e

n pe

rson

en zi

ch in

gesp

anne

n hu

n vi

sie

op b

rand

veili

ghei

d te

gev

en.

1.

Lect

oral

e re

de R

ené

Hag

en: h

et k

erkj

e va

n

Spaa

rnw

oude

(Sep

tem

ber 2

007)

In zi

jn le

ctor

ale

rede

“H

et k

erkj

e va

n Sp

aarn

wou

de”

plei

t le

ctor

bra

ndpr

even

tie in

g. R

ené

Hag

en (N

eder

land

s In

stitu

ut F

ysie

ke V

eilig

heid

Nib

ra) v

oor e

en n

ieuw

e vi

sie

op

bran

dvei

lighe

id. D

oor h

em w

ordt

gec

onst

atee

rd d

at h

et

huid

ige

syst

eem

van

bra

ndve

iligh

eid

lout

er li

jkt t

e dr

aaie

n om

rege

lgev

ing,

daa

rbij

is h

et st

reve

n na

ar fu

nctio

nele

do

elen

ver

lore

n ge

gaan

. Daa

rnaa

st c

onst

atee

rt h

ij da

t ri

sico

’s ge

en o

nder

deel

zijn

van

de

bena

deri

ng v

an

bran

dvei

lighe

id. Z

ijn la

atst

e ob

serv

atie

is d

at h

et

veili

ghei

dsbe

sef i

n al

le la

gen

onvo

ldoe

nde

is. D

eze

visi

e di

e H

agen

voo

rste

lt is

geb

asee

rd o

p de

pijl

ers r

egel

gevi

ng,

risi

co’s

en v

eilig

heid

sbew

ustz

ijn. E

n m

eer s

peci

fiek

op h

et

optim

alis

eren

van

de

rege

lgev

ing,

het

redu

cere

n va

n ri

sico

’s en

het

ver

hoge

n va

n he

t vei

lighe

idsb

ewus

tzijn

. H

agen

spre

ekt o

ver e

en d

ried

elin

g ge

base

erd

op d

e st

urin

gsdr

ieho

ek d

ie d

oor O

omes

is g

eïnt

rodu

ceer

d.

Gep

roje

ctee

rd o

p br

andv

eilig

heid

is sp

rake

van

st

anda

ardo

ptre

den,

stan

daar

dafw

ijkin

gen

en a

fwijk

inge

n.

De

stan

daar

d is

het

han

tere

n va

n w

ettel

ijke

pres

tatie

voor

schr

iften

(rul

e-ba

sed)

, de

stan

daar

dafw

ijkin

gen

zijn

een

com

bina

tie v

an w

ettel

ijke

voor

schr

iften

en

gelij

kwaa

rdig

hede

n en

de

afw

ijkin

gen

betr

effen

maa

twer

k, g

ebas

eerd

op

de ri

sico

’s va

n he

t in

divi

duel

e ob

ject

.

2.

Prof

. Mr.

Piet

er v

an V

olle

nhov

en

Prof

esso

r Van

Vol

lenh

oven

schr

eef i

n de

cem

ber 2

007

een

notit

ie m

et a

ls ti

tel “

Maa

tsch

appe

lijk

deba

t ove

r de

esse

ntië

le v

eilig

heid

srel

atie

tuss

en o

verh

eid

en

sam

enle

ving

”.

Page 197: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4647

9.

Rap

port

WR

R

De

Wet

ensc

happ

elijk

e Ra

ad v

oor h

et R

eger

ings

bele

id (W

RR)

heeft

op

17 se

ptem

ber 2

008

het a

dvie

s ‘O

nzek

ere

veili

ghei

d,

vera

ntw

oord

elijk

hede

n ro

nd fy

siek

e ve

iligh

eid’

uitg

ebra

cht.

H

et a

dvie

s van

de

WRR

bev

at e

en a

naly

se v

an d

e w

ijze

waa

rop

de o

verh

eid

op ta

l van

geb

iede

n va

n de

zorg

voo

r fy

siek

e ve

iligh

eid

omga

at m

et ri

sico

’s en

van

de

dile

mm

a’s

die

zich

daa

rbij

voor

doen

. De

WRR

con

stat

eert

dat

de

zorg

vo

or fy

siek

e ve

iligh

eid

een

omva

ngri

jk e

n co

mpl

ex te

rrei

n va

n ov

erhe

idsb

emoe

ieni

s is.

Daa

rnaa

st st

elt d

e W

RR v

ast d

at

het r

isic

obel

eid

in N

eder

land

tot e

en h

oog

nive

au v

an

veili

ghei

d he

eft g

elei

d.

Het

vei

lighe

idsb

elei

d in

Ned

erla

nd is

vol

gens

de

WRR

ge

base

erd

op e

en k

lass

ieke

risi

cobe

nade

ring

: de

kans

en e

n ge

volg

en w

orde

n m

et e

lkaa

r in

verb

and

gebr

acht

en

verv

olge

ns w

ordt

afg

ewog

en o

f en

wel

ke m

aatr

egel

en n

odig

zi

jn o

m d

e ri

sico

’s bi

nnen

maa

tsch

appe

lijk

aanv

aard

bare

gr

enze

n te

hou

den.

De

WRR

noe

mt d

eze

bena

deri

ng in

haa

r ad

vies

‘ver

rass

end

succ

esvo

l’ m

aar o

nvol

doen

de

toek

omst

best

endi

g.

Een

groo

t dee

l van

de

(toe

kom

stig

e) ri

sico

’s (k

limaa

tver

ande

ring

, nan

otec

hnol

ogie

, etc

.) ke

nt o

nzek

ere

effec

ten

waa

rvoo

r de

klas

siek

e ri

sico

bena

deri

ng a

anvu

lling

be

hoeft

: het

voo

rzor

gbeg

inse

l. In

die

ben

ader

ing

is

voor

zorg

de

uitd

rukk

ing

van

het b

esef

dat

de

kwet

sbaa

rhei

d va

n m

ense

n, sa

men

levi

ng e

n na

tuur

lijke

om

gevi

ng e

en

proa

ctie

ve o

mga

ng m

et o

nzek

erhe

den

verg

t. O

verh

eid

en

bedr

ijfsl

even

moe

ten

actie

f op

zoek

gaa

n na

ar

onze

kerh

eden

en

die

onze

kerh

eden

ver

volg

ens v

erta

len

in

besp

reek

bare

en

zo m

ogel

ijk b

erek

enba

re ri

sico

’s. M

et h

et

voor

zorg

begi

nsel

wil

de W

RR b

evor

dere

n da

t m

aats

chap

pelij

ke p

artij

en zi

ch m

eer b

ewus

t wor

den

van

hun

eige

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id.

7.

Veili

ghei

dsm

anag

emen

tsys

teem

Binn

en h

et b

elei

dsve

ld e

xter

ne v

eilig

heid

van

het

min

iste

rie

van

VRO

M is

erv

arin

g op

geda

an m

et h

et w

erke

n m

et

veili

ghei

dsm

anag

emen

tsys

tem

en d

ie v

oora

l voo

r de

grot

e ri

sico

volle

bed

rijv

en v

erpl

icht

zijn

. Dez

e er

vari

ngen

kun

nen

wor

den

inge

zet b

ij he

t ont

wik

kele

n va

n ee

n pa

ssen

d ve

iligh

eids

man

agem

ents

yste

em v

oor b

rand

veili

ghei

d.

Op

basi

s van

de

risi

cobe

nade

ring

kan

een

ve

iligh

eids

man

agem

ents

yste

em g

emaa

kt w

orde

n. H

et is

ee

n m

anie

r waa

rop

orga

nisa

ties c

oncr

eet i

nvul

ling

geve

n aa

n hu

n ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id. K

ern

van

een

veili

ghei

dsm

anag

emen

tsys

teem

is d

at d

e in

stel

ling

zelf

een

inve

ntar

isat

ie e

n be

oord

elin

g va

n al

le b

rand

veili

ghei

ds-

risi

co’s,

de

wett

elijk

e en

and

ere

rele

vant

e vo

orsc

hrift

en

mak

en e

n ee

n ei

gen

bran

dvei

lighe

idsb

elei

d va

stst

elle

n. In

ee

n ve

iligh

eids

man

agem

ents

yste

em w

ordt

dit

uitg

ewer

kt in

do

elst

ellin

gen

en e

en p

rogr

amm

a w

aari

n co

ncre

et w

ordt

ge

maa

kt w

ie w

aarv

oor v

eran

twoo

rdel

ijk is

bin

nen

de

orga

nisa

tie o

f ket

en. V

anui

t het

act

iepr

ogra

mm

a zu

llen

rich

tlijn

en o

pges

teld

wor

den

voor

invu

lling

van

het

ve

iligh

eids

man

agem

ent.

8.

Zelf

redz

aam

heid

Rece

nt is

het

NIF

V-pu

blic

atie

ove

r zel

fred

zaam

heid

bij

bran

d ve

rsch

enen

. De

publ

icat

ie b

esch

rijft

de

besc

hikb

are

info

rmat

ie in

zake

de

type

rend

e ke

nmer

ken

van

bran

den

met

vee

l sla

chto

ffer

s, h

et m

ense

lijk

gedr

ag b

ij br

and

en v

an

gebo

uwen

in re

latie

tot v

luch

ten

bij b

rand

. In

de p

ublic

atie

w

ordt

een

kad

er g

esch

etst

voo

r de

ontw

ikke

ling

van

bran

dvei

lighe

idsb

elei

d in

rela

tie to

t vei

lig v

luch

ten

bij

bran

d. V

anui

t de

wet

ensc

happ

elijk

ben

ader

ing

van

de m

ate

van

bran

dvei

lighe

id (z

ie fi

guur

hie

rnaa

st) w

ordt

een

rela

tie

gele

gd n

aar d

e m

ate

van

zelfr

edza

amhe

id. D

e co

mbi

natie

va

n ke

nmer

ken

van

de b

rand

, het

geb

ouw

en

de m

ens

bepa

len

de m

ate

van

zelfr

edza

amhe

id b

ij ee

n ca

lam

iteit

. Be

lang

rijk

e co

nclu

sies

op

basi

s van

de

liter

atuu

rstu

die

zijn

da

t men

sen

zich

onv

oldo

ende

bew

ust z

ijn v

an ri

sico

’s en

dat

de

tijd

ben

odig

d vo

or h

et o

ntde

kken

van

een

bra

nd e

n he

t on

derk

enne

n va

n ge

vaar

van

gro

te in

vloe

d zi

jn o

p de

tota

le

tijd

beno

digd

voo

r vlu

chte

n. D

aarn

aast

wor

dt a

anbe

vole

n om

bij

het b

epal

en v

an ri

sico

’s ui

t te

gaan

van

een

br

andk

rom

me

die

bete

r aan

slui

t bij

een

bepa

ald

gebo

uw /

gebr

uik

(het

ont

wik

kele

n va

n br

ands

cena

rio’

s). U

it de

lit

erat

uurs

tudi

e bl

ijkt t

even

s dat

de

effec

ten

van

de d

rie

geno

emde

fact

oren

(bra

nd, m

ens e

n ge

bouw

) nog

on

vold

oend

e be

kend

zijn

. Met

nam

e he

t eff

ect v

an b

rand

en

gebo

uw o

p he

t men

selij

k ge

drag

moe

t nad

er o

nder

zoch

t w

orde

n.

gem

aakt

. Dit

kom

t dee

ls v

oort

uit

het h

ante

ren

van

vers

chill

ende

tijd

shor

izon

(de

kort

e te

rmijn

ver

sus d

e la

nge

term

ijn d

oele

n). B

ij he

t bes

luitv

orm

ings

proc

es

maa

kt d

e ov

erhe

id e

en a

fweg

ing

van

onge

lijks

oort

ige

aspe

cten

in e

en m

aats

chap

pelij

ke c

onte

xt w

aarb

ij an

dere

ac

tore

n ui

t de

sam

enle

ving

zoal

s med

ia, T

wee

de K

amer

, on

derz

oeks

inst

ellin

gen

en m

aats

chap

pelij

ke o

rgan

isat

ies

dit b

eslu

itvor

min

gspr

oces

(im

plic

iet)

beï

nvlo

eden

. 6.

Ex

tern

vei

lighe

idsb

elei

d vo

or in

rich

ting

en

bi

j het

min

iste

rie

van

VRO

M

De

bela

ngri

jkst

e ba

sis v

oor h

et h

uidi

ge ri

sico

bele

id v

an h

et

min

iste

rie

van

VRO

M is

nee

rgel

egd

in d

e no

ta “O

mga

an m

et

risi

co’s”

uit

1989

. Het

is e

en p

ragm

atis

che

invu

lling

van

de

wen

s om

een

gre

ns te

stel

len

aan

het r

isic

o. B

inne

n he

t ri

sico

bele

id li

gt d

e na

druk

op

het b

eper

ken

van

de k

ans o

p ee

n on

geva

l. H

et ri

sico

bele

id k

ent g

etal

smat

ige

gren

zen

voor

het

acc

epta

bele

rest

risi

co. G

rens

waa

rden

gel

den

voor

he

t pla

atsg

ebon

den

risi

co e

n de

kan

s op

een

ram

p w

aarb

ij ve

el m

ense

n om

kom

en, h

et zo

gena

amde

gro

epsr

isic

o. V

oor

het p

laat

sgeb

onde

n ri

sico

is e

en n

orm

van

10-6

dod

en p

er

jaar

vas

tges

teld

. Het

pla

atsg

ebon

den

risi

co is

het

min

imal

e be

sche

rmin

gsni

veau

voo

r de

veili

ghei

d in

de

woo

n-om

gevi

ng e

n w

ordt

ged

efini

eerd

als

: “de

kan

s per

jaar

dat

ee

n w

illek

euri

g pe

rsoo

n di

e zi

ch c

ontin

u on

besc

herm

d op

ee

n be

paal

de p

laat

s bev

indt

, dod

elijk

wor

dt g

etro

ffen

doo

r ee

n in

cide

nt m

et g

evaa

rlijk

e st

offen

in e

en b

edri

jf.”

Men

was

van

men

ing

dat d

e ka

ns o

p ee

n ca

lam

iteit

met

vee

l do

den

klei

ner m

oest

zijn

dat

een

ong

eluk

met

wei

nig

dode

n, d

aaro

m is

een

maa

t voo

r het

gro

epsr

isic

o ge

ïntr

o-du

ceer

d. V

oor h

et g

roep

sris

ico

geld

t een

ver

antw

oord

ings

-pl

icht

met

een

ori

ënte

rend

e w

aard

e. V

an d

ie w

aard

e m

ag

gem

otiv

eerd

wor

den

afge

wek

en. B

ij he

t gro

epsr

isic

o ga

at

het o

m d

e ka

ns p

er ja

ar d

at te

nmin

ste

10, 1

00 o

f 100

0 pe

rson

en o

verl

ijden

als

rech

tstr

eeks

gev

olg

van

hun

aanw

ezig

heid

in h

et in

vloe

dsge

bied

van

een

inri

chtin

g en

ee

n on

gew

oon

voor

val b

inne

n di

e in

rich

ting

waa

rbij

een

geva

arlij

ke st

of b

etro

kken

is.

Het

risi

co w

ordt

uitg

erek

end

met

beh

ulp

van

een

reke

nins

trum

ent,

de

zoge

naam

de k

wan

titat

ieve

ri

sico

anal

yse.

Dez

e re

kenm

etho

de is

rece

nt g

eüni

ficee

rd

waa

rdoo

r de

risi

co’s

bij b

edri

jven

op

unifo

rme

wijz

e w

orde

n be

reke

nd.

Binn

en h

et e

xter

ne v

eilig

heid

sbel

eid

geld

t een

dui

delij

ke

vera

ntw

oord

elijk

heid

voo

r bed

rijv

en. B

edri

jven

in d

e ch

emis

che

indu

stri

e zi

en zi

chze

lf oo

k va

ak a

ls e

erst

e be

lang

hebb

ende

en

dus a

ls e

erst

e ve

rant

woo

rdel

ijke

als h

et

gaat

om

vei

lighe

id. D

e ov

erhe

id st

elt k

ader

s, b

edri

jven

vu

llen

in.

Verd

eling

vera

ntw

oord

elijkh

eden

: ter

ugtre

dend

e ove

rheid

en

subs

idia

riteit

vers

us m

aatsc

happ

elijke

verw

acht

inge

n en

polit

iek

prag

mat

isme

Va

nuit

het v

erle

den

is d

e si

tuat

ie o

ntst

aan

dat d

e ov

erhe

id

vaak

de

vera

ntw

oord

elijk

heid

kri

jgt t

oebe

deel

d bi

j het

vo

orko

men

van

risi

co’s.

Doo

r het

opp

akke

n va

n de

ze

vera

ntw

oord

elijk

heid

hee

ft d

e (R

ijks)

over

heid

ech

ter

verw

acht

inge

n ge

creë

erd

bij h

et b

edri

jfsle

ven,

de

burg

er

en a

nder

e ov

erhe

den

over

het

opl

osse

n va

n de

rgel

ijke

maa

tsch

appe

lijke

pro

blem

en.

Belei

d op b

asis

van

wet

ensc

happ

elijke

ratio

nalit

eit ve

rsus

belei

d op

basis

van

risico

perc

eptie

In d

e m

aats

chap

pelij

ke p

robl

eem

bele

ving

spee

lt ri

sico

perc

eptie

een

bel

angr

ijke

rol d

ie n

iet a

ltijd

ov

eree

nkom

t met

de

ratio

nele

wet

ensc

happ

elijk

e pr

oble

embe

levi

ng d

ie v

eela

l de

basi

s vor

mt v

oor

over

heid

sbel

eid.

Indi

en d

e ov

erhe

id p

robe

ert t

egem

oet t

e ko

men

aan

de

wen

s van

bur

gers

om

te w

orde

n be

sche

rmd

tege

n - s

oms n

iet r

atio

nele

- ri

sico

’s ka

n da

t w

eer v

an in

vloe

d zi

jn o

p de

wijz

e w

aaro

p de

sam

enle

ving

na

ar e

en b

epaa

ld ri

sico

kijk

t. H

et h

ande

len

van

de

over

heid

beï

nvlo

edt z

o de

risi

cope

rcep

tie e

n vi

ce v

ersa

en

kan

los k

omen

te st

aan

van

de w

eten

scha

ppel

ijke

ratio

.

Belei

d op b

asis

van

wet

ensc

happ

elijke

onze

kerh

eid ve

rsus

belei

d op

basis

van

wet

ensc

happ

elijke

zeke

rheid

Va

nuit

de sa

men

levi

ng k

omt z

owel

het

sign

aal d

at d

e ov

erhe

id ju

ist e

en ta

ak h

eeft

als

de

wet

ensc

happ

elijk

e on

zeke

rhei

d gr

oot i

s (vo

orzo

rgsb

egin

sel)

terw

ijl

tege

lijke

rtijd

(doo

r and

eren

) het

sign

aal a

fgeg

even

wor

dt

dat d

e ov

erhe

id p

as to

t act

ie m

oet o

verg

aan

als d

e w

eten

scha

ppel

ijke

onze

kerh

eden

ger

ing

zijn

.

Gene

riek b

eleid

vers

us m

aatw

erk

O

p ba

sis v

an d

e be

gins

elen

van

beh

oorl

ijk b

estu

ur, a

ls

rech

tsge

lijkh

eid

en re

chts

zeke

rhei

d, w

ordt

gen

erie

k be

leid

wen

selij

k ge

acht

. Teg

elijk

ertij

d zi

jn e

ffec

tivite

it en

ko

sten

effec

tivite

it (d

oelm

atig

heid

) bel

angr

ijke

uitg

angs

punt

en b

ij be

leid

svor

min

g en

is e

r een

m

aats

chap

pelij

ke b

ehoe

fte

aan

spec

ifiek

e af

spra

ken

voor

be

paal

de si

tuat

ies (

=maa

twer

k). D

it ka

n be

teke

nen

dat

alge

men

e ui

tgan

gspu

nten

nie

t mee

r (ov

eral

) gel

dig

zijn

en

er i

n de

pra

ktijk

dus

ong

elijk

e ve

iligh

eids

nive

aus

kunn

en o

ntst

aan

(=di

ffer

entia

tie) e

n w

illek

eur k

an

optr

eden

.

Beslu

itvor

min

g op b

asis

van

belei

dsra

tiona

liteit

vers

us

beslu

itvor

min

g op b

asis

van

polit

ieke r

atio

nalit

eit

Het

bes

luitv

orm

ings

proc

es b

ehel

st h

et m

aken

van

een

af

weg

ing

tuss

en o

nrus

t weg

nem

en, z

eker

heid

bew

erk-

stel

ligen

en

invu

lling

gev

en a

an d

iver

se b

elan

gen.

Er

best

aat e

en sp

anni

ngsv

eld

tuss

en d

e be

leid

smat

ige

cont

ext w

aari

n ee

n be

paal

de a

fweg

ing

wor

dt g

emaa

kt e

n de

pol

itiek

e co

ntex

t waa

rin

een

bepa

alde

afw

egin

g w

ordt

Page 198: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4849

Eind

note

n

Kam

erst

uk 2

006-

2007

, 269

56, n

r. 46

, Tw

eede

Kam

er1.

Ka

mer

stuk

200

7-20

08, 2

6956

, nr.

56, T

wee

de K

amer

2.

“Pri

vaat

wat

kan

, pub

liek

wat

moe

t. V

ertr

ouw

en e

n Ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id in

het

Bou

wpr

oces

” d.

d. 14

mei

200

8.

3.

Kam

erst

uk 2

007-

2008

, 24

587

en 3

1 117

nr.

294.

4.

Ka

mer

stuk

200

6-20

07, 2

4 58

7, n

r. 19

9, T

wee

de K

amer

5.

Kam

erst

uk 2

008-

2009

, 24

587,

nr.

312,

Tw

eede

Kam

er6.

Ka

mer

stuk

200

7-20

08, 2

4 58

7, n

r. 25

8, T

wee

de K

amer

7.

Ka

mer

stuk

200

7-20

08, 2

4 58

7, n

r. 28

0, T

wee

de K

amer

8.

Kam

erst

uk 2

008-

2009

, 28

325,

nr.

102,

Tw

eede

Kam

er9.

K

amer

stuk

200

6-20

07, 2

6 95

6, n

r. 48

, Tw

eede

Kam

er10

. K

amer

stuk

200

7-20

08, 2

6 59

6, n

r. 53

, Tw

eede

Kam

er11

. K

amer

stuk

200

7-20

08, 2

6956

en

28 3

25, n

r. 64

, Tw

eede

Kam

er12

. K

amer

stuk

200

8-20

09, 2

8 32

5 nr

. 102

, Tw

eede

Kam

er13

. N

eder

land

: 4,1

dod

en p

er m

iljoe

n in

won

ers;

EU

gem

idde

ld: 1

2 do

den

per m

iljoe

n in

won

ers (

bron

: NIF

V)14

. K

abin

etsv

isie

‘Nuc

hter

Om

gaan

met

Ris

ico’

s’ 2

004

15.

Met

han

delin

gspe

rspe

ctie

f wor

dt b

edoe

ld h

et b

esef

van

een

indi

vidu

, gro

ep o

f org

anis

atie

van

eig

en

16.

hand

elin

gsm

ogel

ijkhe

den

bij e

en ra

mp

of c

alam

iteit

Bed

oeld

wor

dt h

et b

rand

veili

ghei

dsni

veau

van

bou

ww

erke

n, te

rrei

nen,

eve

nem

ente

n, e

tc.,

en h

et b

ijbeh

oren

de

17.

gebr

uik.

Zak

en a

ls tr

ansp

ort w

orde

n ni

et b

edoe

ld In

de

vers

chill

ende

wett

en w

orde

n ve

rsch

illen

de te

rmen

geb

ruik

t voo

r eig

enaa

r en

gebr

uike

r van

een

bou

ww

erk

18.

Com

mis

sie

Fund

amen

tele

Ver

kenn

ing

Bouw

, 14

mei

200

819

. Zi

e re

sulta

ten

actie

7, A

ctie

prog

ram

ma

Bran

dvei

lighe

id20

. O

veri

gens

zou

de N

eder

land

se b

urge

r als

geb

ruik

er o

ok b

rede

r bew

ust m

oete

n w

orde

n va

n de

bra

nd(o

n)ve

iligh

eid

in

21.

alle

rhan

de p

ublie

ksru

imte

s. D

it is

ech

ter n

iet a

ls p

rior

itair

in d

eze

visi

e be

noem

d. Zi

e de

bes

chri

jvin

g in

de

bijla

ge o

nder

pun

t 8: Z

elfr

edza

amhe

id b

ij br

and;

kri

tisch

e fa

ctor

en v

oor h

et v

eilig

vlu

chte

n bi

j 22

. br

and;

NIF

V, 2

008.

Geb

asee

rd o

p st

urin

gsdr

ieho

ek b

ij de

bra

ndw

eerk

unde

, zoa

ls b

esch

reve

n in

de

lect

oral

e re

de B

rand

prev

entie

“H

et

23.

kerk

je v

an S

paar

nwou

de”,

ing.

R. H

agen

MPA

, 13

sept

embe

r 200

7 Ze

lfred

zaam

heid

bij

bran

d; k

ritis

che

fact

oren

voo

r het

vei

lig v

luch

ten

uit g

ebou

wen

, NIF

V, 2

007

24.

In d

e lit

erat

uur w

ordt

dez

e be

nade

ring

aan

gedu

id m

et ‘m

axim

um c

redi

ble

acci

dent

s’; ‘

wel

ke c

alam

iteite

n zi

jn te

25

. ve

rwac

hten

’ en

niet

‘wat

kan

er i

n he

t mee

st e

xtre

me

geva

l geb

eure

n’.

Het

bet

reft

hie

r str

uctu

rele

opl

ossi

ngen

. Bij

even

emen

ten,

tijd

elijk

e op

loss

inge

n aa

r aan

leid

ing

van

cala

mite

iten

en

26.

derg

elijk

e zi

jn d

erge

lijke

opl

ossi

ngen

acc

epta

bel.

Den

k bi

jvoo

rbee

ld a

an e

en b

rand

wac

ht b

ij ee

n ev

enem

ent i

n ee

n ke

rkge

bouw

of d

e tij

delij

ke o

rgan

isat

oris

che

maa

treg

elen

in ju

stiti

ële

inri

chtin

gen

.

Het

adv

ies v

an d

e W

RR b

evat

twee

alg

emen

e aa

nbev

elin

gen

met

bet

rekk

ing

tot h

et to

epas

sen

van

het v

oorz

orgb

egin

sel.

De

eers

te a

lgem

ene

aanb

evel

ing

heeft

bet

rekk

ing

op h

et

sche

ppen

van

inst

itutio

nele

voo

rzie

ning

en: v

oorz

org

moe

t ge

orga

nise

erd

wor

den.

D

e tw

eede

alg

emen

e aa

nbev

elin

g zi

et o

p he

t sch

eppe

n va

n w

ettel

ijke

voor

zien

inge

n: v

oorz

org

moe

t gec

odifi

ceer

d w

orde

n, zo

dat o

ok b

ij on

zeke

re ri

sico

’s he

t uitg

angs

punt

‘de

verv

uile

r bet

aald

’, ov

erei

nd g

ehou

den

kan

wor

den.

Met

bet

rekk

ing

tot b

rand

veili

ghei

d is

de

met

nam

e de

not

ie

dat o

ok d

e W

RR u

itgaa

t van

een

ged

eeld

e ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id e

n he

t ver

ster

ken

van

de e

igen

ve

rant

woo

rdel

ijkhe

id v

an b

urge

rs e

n on

dern

emer

s van

be

lang

. In

rela

tie to

t het

voo

rzor

gbeg

inse

l gel

dt d

at b

ij br

andv

eilig

heid

hoo

fdza

kelij

k sp

rake

is v

an g

eken

de ri

sico

’s.

De

klas

siek

e ri

sico

bena

deri

ng v

oorz

iet i

n gr

ote

mat

e hi

erin

.

Dit

voor

jaar

zal d

e Ka

bine

tsre

actie

op

het a

dvie

s van

de

WRR

aa

n de

Tw

eede

Kam

er w

orde

n aa

ngeb

oden

. Hie

rin

zal o

ok

wor

den

inge

gaan

op

bran

dvei

lighe

id in

rela

tie to

t het

W

RR-a

dvie

s.

Page 199: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

5051

Uit

gave

Min

iste

rie

van

Binn

enla

ndse

Zak

en e

n Ko

nink

rijk

srel

atie

sD

irec

tie V

eilig

heid

en

Best

uur

Post

bus 2

0011

2500

EA

Den

Haa

gw

ww

.min

bzk.

nlw

ww.

alles

over

bran

dveil

ighe

id.n

l

In sa

men

wer

king

met

:M

inis

teri

e va

n Vo

lksh

uisv

estin

g, R

uim

telij

ke O

rden

ing

en

Mili

eu /

Won

en W

ijken

en

Inte

grat

ieD

irec

tie S

tad

en B

ouw

Prod

uctie

bege

leid

ing,

dtp

en

prin

tM

inis

teri

e va

n Bi

nnen

land

se Z

aken

en

Koni

nkri

jksr

elat

ies

Die

nst C

once

rnst

af e

n Be

drijf

svoe

ring

Dir

ectie

Com

mun

icat

ie &

Info

rmat

ie/G

rafis

che

en

Mul

timed

iale

Die

nste

n

Aan

deze

pub

licat

ie k

unne

n ge

en re

chte

n w

orde

n on

tleen

d.

Verm

enig

vuld

igen

van

info

rmat

ie u

it de

ze u

itgav

e is

to

eges

taan

, mits

dez

e ui

tgav

e al

s bro

n w

ordt

ver

mel

d.

BZK/

2239

m

ei 2

009

Page 200: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Visie op Brandveiligheid

Page 201: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden
Page 202: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

tot en met gebruik de risico’s onvoldoende worden afgewogen. Door onduidelijkheid over de regels, onbekendheid met de mogelijkheden die de regels bieden en te weinig inhoudelijke kennis bij zowel marktpartijen als de overheid wordt veelal gekozen voor standaardoplossingen en worden deze vaak zelf ‘voorgeschreven’.Het gebrek aan kennis wordt mede veroorzaakt door onvoldoende informatie over oorzaken en gevolgen van brand.

Visie op brandveiligheidDe visie op brandveiligheid bevat de koers voor de komende jaren en is daarmee richtinggevend voor de eventuele aanpassingen binnen het systeem van brandveiligheid. Deze visie is niet van de ene op de andere dag werkelijkheid. Het is een eerste aanzet, op basis waarvan diverse hulpmiddelen en instrumenten de komende jaren verder onderzocht en uitgewerkt moeten worden. De verdeling van verantwoordelijkheden en de uitgangspunten voor regelgeving hangen nauw met elkaar samen. De verantwoordelijkheid van de overheid en de daarmee samenhangende regelgeving richt zich op de veiligheid van bewoners. Een pand veilig kunnen verlaten is een basisprincipe en houdt in dat mensen een gevaarlijke plek (een bouwwerk) binnen vijftien minuten kunnen verlaten. De constructie van een gebouw moet daarmee gedurende vijftien minuten de brand kunnen weerstaan van moment van brand uitbreken tot de tijd (vijftien minuten) waarbinnen de brandweer hulp kan verlenen. De brandveiligheidsmaatregelen hangen daarnaast nauw samen met de risico’s van het specifieke bouwwerk. De regelgeving is aldus gericht op het waarborgen van een minimale sterkte constructie bouwwerk met inachtneming van de specifieke risico’s van dat bouwwerk. De brandschade aan het pand is een verantwoordelijkheid van de eigenaar van het gebouw.De visie van de overheid op de brandveiligheid heeft betrekking op de verantwoordelijkheidsverdeling, primaire doelgroepen voor overheidsinterventie, de maatschappelijke acceptatie van brand, bekendheid en uitvoerbaarheid van voorschriften en de doelen die de overheid stelt bij de ontwikkeling op het gebied van brandveiligheidsbeleid de komende jaren (risicobenadering en doelkwantificering). Uit de studies naar aanleiding van incidenten blijkt dat de verantwoordelijkheidsverdeling en het veiligheidsbewustzijn bij de diverse partijen onvoldoende duidelijk zijn. Daarom is in deze visie veel aandacht voor de gewenste verantwoordelijkheidsverdeling en het verhogen van het veiligheidsbewustzijn. Het omgaan met brandveiligheid vereist specifieke kennis die nu vaak niet of onvoldoende aanwezig is. Voor het versterken van kennis bij zowel overheid als gebruikers zullen dan ook activiteiten worden ontplooid. Dit alles moet ertoe leiden dat partijen

Visie op brandveiligheidSamenvatting van uitgangspunten en keuzen

Aanleiding Visie op brandveiligheidDe Schipholbrand en andere calamiteiten leren dat het huidige systeem rond brandveiligheid aan de grenzen van zijn mogelijkheden is gekomen. Algemeen wordt onder-schreven dat meer regels, strengere handhaving en technische oplossingen op de lange termijn niet zullen leiden tot een verbetering van de brandveiligheid. Verbetering van de brandveiligheid moet gevonden worden in het verhogen van het veiligheidsbewustzijn, een meer integrale benadering van de risico's en een eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling.Deze boodschap komt ook tot uitdrukking in het Actie-programma Brandveiligheid. Eén van de belangrijkste onderdelen in dit Actieprogramma is een gezamenlijke visie van de overheid, kenniscentra, beroepsgroepen en branches op brandveiligheid. Deze visie zal de komende jaren richtinggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van wet- en regelgeving, formulering van strategieën, opzetten van activiteiten en actieprogramma’s, ontwikkeling van scenario’s en modellen en het verrichten van onderzoeken en evaluaties, in het teken van de brandveiligheid. Deze brandveiligheidsvisie is op hoofdlijnen, dynamisch van aard, kreeg op interactieve wijze vorm en zal op basis van nieuwe inzichten en ervaringen aangepast en verder uitgewerkt worden.De “Visie op brandveiligheid; Gedeelde verant-woordelijkheid en heldere kaders vanuit een risicobenadering” is bijgevoegd, hieronder volgt een samenvatting.

De huidige situatieDe maatschappelijke reactie in relatie tot brandveiligheid is met name incidentgestuurd. Na rampen volgt als snel de roep om maatregelen, waarbij met name naar de overheid wordt gekeken. De aandacht voor brandveiligheid ebt echter redelijk snel weer weg en leidt niet tot een toename van de brandveiligheid, het brandveiligheidbewustzijn of besef van de eigen verantwoordelijkheid. Ontwerpers, gebouweigenaren en gebruikers zijn zich onvoldoende bewust van hun verantwoordelijkheid op het gebied van brandveiligheid.De brandveiligheid wordt door velen gezien als een primaire verantwoordelijkheid van de overheid. Bij ontwerp en gebruik van bouwwerken lijkt daardoor het voldoen aan eisen van bevoegd gezag een doel op zich te zijn. Er wordt te weinig rekening gehouden met de daadwerkelijke risico’s. De huidige regelgeving maakt een risicobenadering weliswaar mogelijk, maar is daar onvoldoende op toegesneden. Gevolg is dat in de diverse stadia van ontwerp

Page 203: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2 Gebouwbeheerders hebben hun gebouw en organisatie op orde. Zo niet dan is het een taak van de overheid om hiertegen op te treden. Het is niet de taak van de overheid om de verantwoordelijkheid voor de veiligheid over te nemen.

3 Vanuit het onder punt 2 gegeven uitgangspunt in de verantwoordelijkheidsverdeling moet helder worden wat de wettelijke verantwoordelijkheden en taken van de gemeenten en de brandweer zijn. Daar waar nodig zal de wet- en regelgeving worden aangepast.

Risicobenadering brandveiligheid4 Het ontwerp van een gebouw moet meer in samenhang

worden beschouwd op brandveiligheid: welke risico’s kunnen aan de orde zijn, welke maatregelen worden hiertegen genomen, wat zijn de restrisico’s en hoe kunnen deze worden geminimaliseerd. Om dit te bereiken wordt onderzocht op welke wijze de huidige regelgeving kan worden aangepast. Daarbij zijn onder andere de resultaten uit de studies naar het gedrag van mensen van belang. Uitgangspunt is een benadering volgens het ‘piramidemodel’ hiernaast. Van beneden naar boven gezien zou de regelgeving als volgt moeten werken:Niveau 1 bevat de voorschriften voor het grootste deel van de bouwwerken: eenvoudige bouwwerken / klein burgerwerk. Volstaan kan worden met eenvoudige, vaste prestatie-eisen gebaseerd op een algemene risicobenadering (wellicht zelfs middelvoorschriften?)Niveau 2 van de piramide beschrijft semi-maatwerkoplossingen, gebaseerd op risico’s, die toepasbaar zijn voor meerdere gebouwen / inrichtingen: standaardscenario’s voor een risicobenadering per gebouwtype / gebruikNiveau 3 is de specifieke objectgerichte risicobenadering: maatwerk risicoanalyse voor de meer complexere (risicovollere) objecten

In eerste instantie wordt onderzocht op welke wijze een risicobenadering invulling kan geven aan niveau 3 voor meer complexe gebouwen en op welke wijze de risicobenadering kan bijdragen aan het vereenvoudigen van de voorschriften voor de overige niveaus.

Uitgangspunt bij een eventuele introductie van de risicobenadering in de wetgeving is dat er geen sprake is van stapeling van voorschriften: de risicobenadering maakt helder welke voorschriften gericht op de specifieke situatie nodig zijn, hetgeen mogelijk tot minder voorschriften leidt. Er is geen sprake van een opeenstapeling van regelgeving maar een aanvullend instrument vooral bedoeld om voorschriften beter te laten aansluiten bij de

beter met elkaar afstemmen over brandveiligheid, met een betere brandveiligheidssituatie als resultaat.Het introduceren van een risicobenadering is een belangrijk element dat vooral van betekenis is voor het anders omgaan met wet- en regelgeving. Vanuit een risicobenadering wordt de brandveiligheid primair bezien op de risico’s van het gebouw, het gebruik en de organisatie en niet vanuit de generieke veiligheidsniveaus die zijn vastgelegd in de regelgeving. De risico’s bepalen de maatregelen binnen een (bindend) algemeen wettelijk kader. Voor eenvoudige gebouwen worden de risico’s op centraal niveau in kaart gebracht en gelden algemene regels. Voor complexe gebouwen geldt een risico-inventarisatie op maat en, daaruit volgend, maatregelen op maat. Daar waar nodig zullen de diverse voorschriften beter op elkaar worden afgestemd. In deze visie worden prioriteiten gesteld met betrekking tot de inspanningen van de overheid. De interventie zal zich vooral richten op groepen personen die van anderen afhankelijk zijn voor hun brandveiligheid, zoals minder zelfredzamen en mensen die de risico’s van brand niet of onvoldoende kunnen inschatten. Het gaat hierbij om die situaties die het meest risicovol zijn door aanwezigheid van groepen mensen, zoals scholen, de zorg en celgebouwen, en die gevallen waar op dit moment de meeste slachtoffers vallen, woningen en woongebouwen. Beide gevallen vragen ieder hun eigen, specifieke aanpak die in het werkprogramma behorende bij deze visie zal worden uitgewerkt. Hieronder worden, per onderdeel, puntsgewijs de hoofdlijnen uit de visie samengevat.

Verantwoordelijkheidsverdeling1 De verantwoordelijkheid voor het voorkomen en

beperken van de gevolgen van brand is een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij het accent in specifieke gevallen soms bij één van de partijen in de veiligheidsketen ligt. Burgers en bedrijven moeten zelf de noodzakelijke maatregelen nemen om zichzelf en anderen te beschermen tegen (de gevolgen van) brand: zij zijn hiervoor primair verantwoordelijk. De overheid bepaalt de kaders (in de vorm van wet- en regelgeving), ondersteunt waar mogelijk de juiste toepassing en ziet toe op de naleving.

Page 204: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bekendheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving10 Het huidige stelsel van wet- en regelgeving beschrijft een

sluitend stelsel van voorschriften met betrekking tot bouwwerken, het gebruik van de bouwwerken en de organisatie die de bouwwerken gebruikt. Binnen ieder van de drie genoemde domeinen moet aan bepaalde minimale voorschriften worden voldaan. Dit is een uitgangspunt waaraan niet moet worden getornd.

Meetbare doelstelling en ontwikkelingen in beleid11 Teneinde inzicht te verkrijgen in oorzaken en gevolgen

van brand wordt een methode ontwikkeld voor de evaluatie van brand. Het registreren van de evaluatiegegevens zal (op termijn) meer inzicht geven in de zwakke schakels per domein en daarmee input leveren voor het ontwerp van nieuwe bouwwerken en eventuele aanpassingen in wet- en regelgeving. Bij het opzetten van een dergelijke registratie wordt samengewerkt met de brandweer, politie en verzekeraars en gebruik gemaakt worden van het voorwerk dat door NIFV, NVBR en enkele brandweerkorpsen is gedaan.

12 Er worden doelstellingen geformuleerd met betrekking tot de gevolgen van brandveiligheid. Op basis hiervan kunnen uitspraken gedaan worden over wat we als maatschappij brandveilig vinden en welke aspecten bij deze uitspraak van belang zijn. Deze doelkwantificering kan een hulpmiddel zijn bij het bepalen van doelstellingen in beleid en bij het uitwerken van de risicobenadering bij ontwerp en beheer van bouwwerken. Onderzoek moet uitwijzen op welke wijze deze doelkwantificering het beste kan worden ingevuld.

13 We leven in een samenleving waarin het niet mogelijk is om risico’s tot nul te reduceren. Het nadenken over de regelgeving in de huidige maatschappij begint dus al met het accepteren van een bepaald risico. Acceptatie van risico’s betekent dat niet automatisch naar de overheid gekeken wordt bij calamiteiten. Nuchter omgaan met risico’s leidt tot meer gestructureerde aanpak van de brandveiligheid zonder dat op ieder incident met de roep om meer regels wordt gereageerd.

praktijksituatie. De risicobenadering zal bij introductie in de regelgeving geheel of gedeeltelijk in de plaats komen van de huidige regelgeving. Discussies over wat nu voldoende veilig is en interpretatieverschillen tussen toezichthouders en de bouwpraktijk worden ondervangen door in een risicobenadering zo concreet mogelijk eisen te formuleren. De discussie over wat nu wel en niet veilig is wordt niet op bouwwerkniveau maar op landelijk niveau gevoerd waardoor vooraf duidelijk is aan welke voorschriften moet worden voldaan. Er is dus sprake van maatwerk binnen strikte kaders.

Primaire doelgroepen voor overheidsinterventie5 De verantwoordelijkheid van de overheid is primair

gericht op de veiligheid van die groepen die, om welke reden dan ook, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende handelingsperspectief hebben:

a. mensen die (tijdelijk of permanent) afhankelijk zijn de gezondheidszorg. Het gaat hierbij om de brandveiligheid van zorginstellingen in den brede (ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, GGZ, etc.

b. leerlingen in het onderwijs en dan met name jonge kinderen en speciaal (basis) onderwijs.

c. mensen die opgesloten zitten in penitentiaire inrichtingen, politiecellen, etc.

6 Bij de huisvesting van deze groepen zal het door de overheid gestelde kader strikter zijn en strikter worden gehandhaafd, waarbij ook de gebouweigenaar / beheerder nadrukkelijker op zijn of haar verantwoordelijkheid wordt aangesproken.

7 Woningen vormen een specifieke aandachtsgroep. Vanuit het oogpunt van bewustwording worden woningeigenaren aangesproken op hun verantwoordelijkheid.

Maatschappelijke gevolgen van brand8 Een structurele aanpak van de brandveiligheid is gericht

op het voorkomen van slachtoffers bij gekende risico’s en niet op calamiteiten, zoals aanslagen en neerstortende vliegtuigen.

9 Gecombineerd met de aandachtsgroepen voor overheidsinterventie richt de overheid zich primair richten op het voorkomen van slachtoffers als gevolg van brand in de zorg, het onderwijs en bij cellen. Daarnaast richt de inspanning zich op vitale aspecten van de maatschappij, zoals het voorkomen dan wel het beperken van de gevolgen van calamiteiten die leiden tot maatschappelijke ontwrichting.

Page 205: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2 Probleemschets / uitgangspunten: inkaderen probleemstelling

InleidingIn alle onderzoeken die de laatste jaren zijn uitgevoerd naar de oorzaken en achtergronden van calamiteiten komt een aantal leerpunten stelselmatig terug: de onderzochte objecten voldoen niet (volledig) aan de regelgeving, de eigenaren zijn zich vaak niet of onvoldoende bewust van hun verantwoordelijkheden en gebruikers zijn vaak onvoldoende voorbereid op een eventuele calamiteit. Deze conclusies komen naar voren uit de onderzoeken naar de Nieuwjaarsbrand in Volendam en de brand op Schiphol. Aan de andere kant wordt ook geconstateerd dat er veel geleerd is van branden in het verleden: er is duidelijk meer aandacht voor brandveiligheid van bouwwerken, BHV-opleidingen en andere aspecten. Ook wordt keer op keer geconstateerd dat het niet aan de (hoeveelheid) regels ligt, maar aan de naleving en toepassing hiervan. Een constatering die al door de Commissie onderzoek Cafébrand nieuwjaarsnacht 2001 (Commissie Alders) in haar eindrapport is verwoord.

Het huidige stelsel op hoofdlijnenHet huidige stelsel van wet- en regelgeving is grofweg te splitsen in voorschriften voor bouwwerken, voorschriften voor gebruik en overige voorschriften (onder meer voor ‘niet-bouwwerken’). De voorschriften zijn terug te vinden in de Woningwet, het Bouwbesluit 2003, de Arbo-wet, de gemeentelijke Brandbeveiligingsverordening (op grond van de Brandweerwet) en per 1 november 2008 het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en in diverse documenten die vaak worden opgevat als ‘pseudoregelgeving’ (brandbeveiligingsconcepten en andere handreikingen) maar waarover de ministers van BZK en van WWI in een brief van 29 januari jl. de Tweede Kamer heeft ingelicht. De voorschriften op het gebied van de brandweertaken zijn onder meer vastgelegd in de Brandweerwet 1989.Een korte toelichting op de bestaande wet- en regelgeving kan het beste worden gegeven op basis van de indeling bouwwerk – gebruik – omgeving en toezicht versus naleving. Tevens wordt kort ingegaan op de voorschriften rondom het functioneren van de brandweer.

BouwwerkenDe Woningwet bepaalt dat alle bouwwerken moeten voldoen aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Deze Algemene maatregel van bestuur bevat (bouwkundige) voorschriften waaraan ten minste moet worden voldaan. Het Bouwbesluit maakt onderscheid tussen bestaande bouw, tijdelijke bouw en nieuwbouw: aan nieuwbouw worden over het algemeen hogere eisen gesteld (ook wat betreft brandveiligheid).

Visie op brandveiligheidGedeelde verantwoordelijkheid en heldere kaders vanuit een risicobenadering

1. Waarom een visie op brandveiligheid?

Naar aanleiding van de brand in het cellencomplex op Schiphol-Oost en het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid hierover rees de vraag of het huidige brandveiligheidsconcept nog wel voldoet aan de eisen die de samenleving daaraan stelt. Levert het huidige systeem van wet- en regelgeving, de toepassing hiervan en het toezicht hierop de brandveiligheid op die we in Nederland noodzakelijk achten? Om dit te kunnen beoordelen is het noodzakelijk om eerst expliciet vast te leggen wat de BV Nederland verwacht: wat is de visie op brandveiligheid, de wijze waarop we dit willen bereiken en de verdeling van de verantwoordelijkheden hierbij. Een heldere visie biedt de basis voor evaluatie van de bestaande situatie en mogelijke aanpassingen.In het Actieprogramma brandveiligheid is opgenomen dat een gezamenlijke visie (overheid, kenniscentra en beroepsgroep) op brandveiligheid wordt ontwikkeld. Deze visie zal de komende jaren richtinggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van wet- en regelgeving, formulering van strategieën, opzetten van activiteiten en actieprogramma’s, ontwikkelen van scenario’s en modellen en het verrichten van onderzoeken en evaluaties, die in het teken staan van de brandveiligheid. De brandveiligheidsvisie is dynamisch van aard, krijgt op interactieve wijze vorm en zal de komende tijd op basis van nieuwe inzichten en ervaringen aangepast worden.Bij het opstellen van deze Visie is gebruik gemaakt van onderzoeken en visies op brandveiligheid van diverse organisaties en eerdere kabinetsstandpunten op het gebied van veiligheid (in bijlage 2 bij deze visie zijn de belangrijkste documenten kort samengevat). Tevens heeft afstemming plaatsgevonden met kenniscentra en vertegenwoordigers van de brandweer en de bouwpraktijk.Deze visie is een eerste (belangrijke) stap om te komen tot een verbeterde aanpak van de brandveiligheid. Het laatste hoofdstuk bevat een overzicht van acties die in deze visie worden benoemd. Als vervolg op deze visie zullen de acties, in samenwerking de bij de betrokken partijen, worden vertaald naar een werkprogramma om te komen tot de met deze visie beoogde brandveiligheidssituatie.

Page 206: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bouwbesluit bestaande bouw, het Besluit Brandveilig gebruik bouwwerken.

Gebruik van bouwwerkenDe voorschriften inzake brandveilig gebruik zijn vastgelegd in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. Zoals in het vorige stuk al beschreven bevat dit besluit voorschriften inzake brandbeveiligingsinstallaties en dat voor bepaalde categorieën bouwwerken een gebruiksvergunning (brandveilig gebruik) verplicht is. De lokale bouwverordening bevat daarnaast ook voorschriften inzake de beschikbaarheid van bluswater, de bereikbaarheid voor brandweervoertuigen, etc..

De Arbo-wet geeft doelvoorschriften voor de veiligheid van werknemers. De voorschriften stellen dat een werkplek veilig moet zijn, wat een doorwerking heeft in de brandveiligheid op het gebied van materialen, vluchten, etc. De Arbo-wet stelt tevens eisen aan de BHV-organisatie binnen een bedrijf of inrichting.Handhaving vindt plaats door de gemeente (gebruiksvergunning) en de Arbeidsinspectie (Arbo-wetgeving).

Landelijke geüniformeerde voorschriften voor gebouw, gebruik en organisatie

Een deel van de problematiek (lokale verschillen, versnip-

pering) is al een aantal jaren geleden onderkend. Per

1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouw-

werken van kracht. Met dit besluit komen de brand-

veiligheidsvoorschriften in de lokale bouwverordeningen te

vervallen en geldt één landelijke set (rechtstreeks werkende)

voorschriften voor brandveilig gebruik. Onderdeel van de

introductie van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken is

voorlichting aan gebruikers en het beschikbaar stellen van

budget voor bijscholing van preventisten en toezicht-houders.

De volgende stap is het integreren van Bouw-besluit en Besluit

brandveilig gebruik bouwwerken tot één AMvB, voorzien voor

eind 2009. Andere ontwikkelingen die in dit kader van belang

zijn, zijn het voornemen om te komen tot een AMvB waarin de

voor-schriften rondom de bedrijfshulpverlening en de

veiligheid van derden in bouwwerken worden vastgelegd

(verbrede BHV) en de Wet veiligheidsregio’s, waarmee beoogd

wordt om slagvaardige veiligheidsregio’s te creëren waarin

gemeenten, brandweer, geneeskundige diensten, de politie en

andere partners effectief samenwerken om de veiligheid van

burgers te waarborgen bij incidenten variërend van

“dagelijkse” branden en ongevallen tot grootschalige rampen

en crises.

Het Bouwbesluit 2003 bevat voorschriften in de vorm van prestatie-eisen, maar schrijft niet voor op welke wijze aan de voorschriften moet worden voldaan. In het Bouwbesluit worden bepalingsmethoden aangewezen waarmee de prestatie kan worden bepaald dan wel aangetoond. Het niveau van de voorschriften is bepaald op basis van een risico-inschatting die (niet specifiek benoemd) veelal op ervaring gebaseerd is. In veel gevallen zijn de voorschriften ontstaan vanuit het oogpunt bepaalde calamiteiten (lees: risico’s) tegen te gaan. Voor sommige onderdelen, zoals constructies, heeft dit geresulteerd in (op risico’s) gebaseerde algemene rekenregels in NEN-normen. In andere gevallen, zoals bij brandveiligheid, is (nog) geen sprake van algemene op risico gebaseerde rekenregels of voorschriften, maar zijn deze regels veelal op ervaringen gebaseerd.Een belangrijke onderdeel van de bouwregelgeving is gelijkwaardigheid. Kan niet aan de prestatie-eis worden voldaan of is de aangewezen bepalingsmethode niet direct toepasbaar, dan biedt de gelijkwaardigheid ontwerpers / initiatiefnemers de mogelijkheid om op een andere manier een (aantoonbaar) gelijkwaardig veiligheidsniveau te bereiken. De voorschriften voor de maximale (sub)brandcompartimentering, bijvoorbeeld, zijn gericht op het beheersen van brand respectievelijk het voldoende snel kunnen vluchten. Is het niet mogelijk om een bouwwerk te compartimenteren dan kan bijvoorbeeld een sprinkler worden aangebracht, waardoor gebruikers meer tijd krijgen om te vluchten en dus een gelijkwaardig veiligheidsniveau wordt bereikt. Gelijkwaardigheid moet worden aangetoond aan burgemeester en wethouders. Gelijkwaardige oplossingen zijn beperkt tot concrete bouwkundige / bouwtechnische maatregelen (dus geen organisatorische maatregelen ter compensatie).Het Bouwbesluit 2003 bevat voorschriften die er in het bijzonder op gericht zijn om tijdig vluchten mogelijk te maken. Daarnaast zijn voorschriften opgenomen om uitbreiding van brand tegen te gaan / te vertragen. Een bouwwerk moet op grond van het Bouwbesluit tevens het redden van mensen ‘faciliteren’, zodat de brandweer haar werk kan doen.

Voorschriften inzake brandbeveiligingsinstallaties zijn slechts voor een deel opgenomen in het Bouwbesluit 2003. Het grootste deel van de installaties wordt verplicht op basis van de gemeentelijke bouwverordening. De bouwverordening bevat (middel)voorschriften inzake de aanwezigheid van brandmeldinstallaties, ontruimingsinstallaties, etc. en ook voorschriften inzake de controle en het onderhoud van deze installaties. Handhaving van en toezicht op de bouwregelgeving vind plaats door burgemeester en wethouders op grond van de bouwvergunning tijdens de bouw en op grond van het

Page 207: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

aan het bewustzijn van de risico’s en de eigen verantwoordelijkheid:

“Het bewustzijn houdt niet alleen in dat men zich bewust is van de eigen verantwoordelijkheid, maar tevens wat die verantwoordelijkheid inhoudt. Concreet invulling geven aan deze verantwoordelijkheid kan alleen maar als er voldoende kennis over brandveiligheid is, zodat steeds een goede risicobeoordeling mogelijk is en dat de daaruit volgende actie ook wordt geborgd. Het gaat daarbij niet alleen over de eigen verantwoordelijkheid. Zeker zo belangrijk is het overdragen van de verantwoordelijkheid van ontwerper via bouwer naar eigenaar/beheerder en gebruiker. Het gaat hierbij om een brede cultuuromslag.”

Meer concreet is sprake van de volgende probleempunten:Als reactie op de incidenten die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden is veel aandacht besteed aan het op orde krijgen van de brandveiligheid. Zowel na de Nieuwjaars-brand in Volendam als na de Schipholbrand is bijvoorbeeld veel werk gestoken in respectievelijk een inhaalslag in de gebruiksvergunningen en het verbeteren van de brand-veiligheid bij justitiële inrichtingen. Doordat dit veelal incidentgestuurd en onder hoge tijdsdruk is uitgevoerd, zijn oplossingen vaak suboptimaal, niet op elkaar afgestemd en met onvoldoende aandacht voor borging op de langere termijn. Het (positieve) effect van een calamiteit ebt daarnaast snel weer weg.Ontwerpers, eigenaren en gebruikers van bouwwerken zijn zich onvoldoende bewust van hun eigen verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid. Er is onvoldoende oog voor de specifieke risico’s waardoor de indruk bestaat dat het zo langzamerhand gaat om de regeltjes en niet om het doel achter de regels namelijk de veiligheid. Brandveiligheid lijkt verworden tot een (vaak onoverzichtelijke) papieren werkelijkheid.Het kennisniveau met betrekking tot toepassing van de regelgeving moet omhoog. Dit geldt zowel voor marktpartijen als voor bevoegd gezag. De huidige gebruiks- en bouwregelgeving kent een stelsel waarin mag worden afgeweken van de concrete prestatie-eis indien op een andere wijze wordt voldaan aan het veiligheidsniveau dat wordt beoogd met een bepaald voorschrift: de gelijkwaardige oplossingen. Met name bij brandveiligheid wordt dit zeer regelmatig toegepast (eerder regel dan uitzondering. Een gebouwontwerp gebaseerd op de specifieke risico’s van dat gebouw is in principe dus mogelijk. De regelgeving is hier echter niet op toegerust, waardoor dit, blijkens de geconstateerde knelpunten, onvoldoende uit de verf komt. Door onduidelijkheid over de regels, onzekerheid bij ontwerpers en bevoegd gezag en onbekendheid met de alternatieven wordt als snel teruggevallen op standaardoplossingen (en worden deze vaak zelfs verplicht).

Overige voorschriften brandveiligheid/niet-bouwwerkenDe brandveiligheid van niet bouwwerken (woonboten, erven en terreinen, etc.) wordt geregeld in de gemeentelijke bouwverordening en in de brandbeveiligingsverordening. Ook worden specifieke voorschriften voor evenementen via de Algemene plaatselijke verordening (APV) geregeld. De voorschriften betreffen het verbod op het creëren of in stand houden van gevaarlijke situaties in het algemeen. De algemene veiligheid van open erven en terreinen kan op grond van de Woningwet en de bouwverordening door de gemeente worden gehandhaafd (rechtstreeks werkende voorschriften). De brandbeveiligingsverordening is vergelijkbaar met de bouwverordening, zij het voor inrichtingen die niet te zien zijn als bouwwerk (feesttenten, woonschepen, e.d.). De brandbeveiligingsverordening kent een met de bouwverordening vergelijkbaar vergunningstelsel voor brandveilig gebruik.

Rol en taak van het bevoegde gezag met betrekking tot brandveiligheidBurgemeester en wethouders zijn verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen voor bouwwerken, niet-bouwwerken en evenementen en het toezicht op de naleving van de voorschriften op het gebied van brandveiligheid. In de meeste gemeenten treedt de brandweer op als adviseur van burgemeester en wethouders met betrekking tot vergunningverlening. De brandweer is in de meeste gevallen (al dan niet via mandatering) ook belast met de uitvoering van de toezichtstaak. De taken van de brandweer zijn vastgelegd in de Brandweerwet 1985 en de Wet rampen en zware ongevallen. Kort samengevat zijn dit:

het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt enhet beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

Problemen met het huidige stelsel van wet- en regelgevingRegels genoeg dus, maar zijn deze regels ook voldoende kenbaar (snapt de burger, ondernemer en toezichthouder ze nog), uitvoerbaar en handhaafbaar? Als we kijken naar de calamiteiten in de afgelopen jaren en de resultaten van onderzoeken daarnaar dan is het antwoord op deze vraag negatief. Ondanks aanscherping van regels en meer aandacht voor handhaving is de brandveiligheid onvoldoende toegenomen. Tevens moet geconstateerd worden dat het ook ontbreekt aan informatie over het naleeftekort: we weten voor bepaalde delen van de gebouwenvoorraad en het gebruik onvoldoende hoe groot de problematiek nu werkelijk is. In het Actieprogramma Brandveiligheid wordt geconstateerd dat met name schort

Page 208: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3. De Visie op brandveiligheid

Acceptatie van risico’sIn Nederland vallen relatief weinig slachtoffers door brand; gemiddeld 83 slachtoffers en ca. 1150 gewonden over de periode 1991 - 2005 (zie figuur 1), wat Europees gezien ver onder het gemiddelde14 is. Het grootste deel van de slachtoffers valt bij woningbranden: gemiddeld 60% over de afgelopen 15 jaar. Al hoewel het aantal slachtoffers een dalende trend laat zien, lijkt deze daling bij woningbranden minder sterk te zijn. De cijfers over de jaren 2006 - 2008 (tot juni 2008) bevestigen dit: gemiddeld waren er 45 doden te betreuren, waarvan 39 bij woningbranden.

Figuur 1: Doden en gewonden bij brand (Bron: NIFV)

Ondanks het relatief lage aantal slachtoffers is de impact van brand zodanig hoog dat te allen tijde gestreefd moet worden naar minimalisering van het aantal slachtoffers. Hieraan zit echter wel een grens: absolute veiligheid is een illusie. Indien bestaande regelgeving wordt nageleefd is sprake van een bepaalde basisveiligheid. Bij het streven naar een hoger veiligheidsniveau is het van belang om de (maatschappelijke) kosten hiervan tegen de baten af te wegen15: het streven naar ‘nul risico’ en daarmee naar ‘nul slachtoffers’ zal bijna altijd leiden tot een te zware verplichting voor burgers en bedrijfsleven. Zoals ook in de notitie ‘Maatschappelijk debat over de essentiele veligheidsrelatie tussen overheid en samenleving’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid aangegeven, is het noodzakelijk om duidelijker scheiding tussen de kerntaken van de overheid en de eigen verantwoordelijkheid van burgers en ondernemers aan te brengen.Veiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid van de samenleving als geheel. De rol van de overheid komt in beeld zodra bepaalde handelingen of gedragingen consequenties hebben voor de publieke veiligheid en wanneer de effecten van, of risico’s op, incidenten op de maatschappelijke orde te groot of systematisch worden geacht. De zorg voor veiligheid is daarmee dus nooit een taak voor de overheid alleen. Veiligheid is primair een eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven, waarbij de overheid moet het kader aangeeft van het minimale

Het gebrek aan kennis wordt mede veroorzaakt door onvoldoende informatie over de oorzaken en gevolgen van brand. Hierdoor is sprake van veel discussie over maatregelen die getroffen moeten worden de doelen die deze maatregelen dienen.

De consequenties van de geconstateerde problemen is een veiligheidsysteem dat onvoldoende samenhang vertoont en deels ‘toevallig’ tot stand lijkt te komen. Oplossingen en risico’s zijn niet op elkaar afgestemd en gebouweigenaren, gebruikers en bevoegd gezag zijn zich onvoldoende bewust van de risico’s.

ResuméSamengevat kan geconcludeerd worden dat de huidige regelgeving technisch en inhoudelijk op zich voldoende is om brandveiligheid te borgen maar dat keer op keer geconstateerd wordt dat de toepassing van die regelgeving niet leidt tot voldoende borging van de brandveiligheid. In het Actieprogramma is dit dilemma verwoord met de constatering “dat het huidige systeem van brandpreventie aan de grenzen van zijn mogelijkheden is gekomen”. De problemen rond brandveiligheid zijn vooral het gevolg van de wijze waarop met de regels wordt omgegaan. Partijen zijn het er dan ook over eens dat een verbetering van brandveiligheid gezocht moet worden in het verhogen van het veiligheidsbewustzijn, het verder verkennen en toepassen van een meer integrale benadering van de risico's en een eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling en niet in meer regels en strengere handhaving.Deze visie op brandveiligheid is het startpunt voor de analyse van de knelpunten in het huidige systeem en de basis van mogelijke oplossingen. Op basis daarvan kan het huidige stelsel tegen het licht worden gehouden en waar nodig aangepast en herzien.

Page 209: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

minimaal noodzakelijk geachte veiligheidsniveau is en de handhaving hiervan.

De verdeling van verantwoordelijkheden en de uitgangs-punten voor regelgeving hangen nauw met elkaar samen. De verantwoordelijkheid van de overheid en de daarmee samenhangende regelgeving richt zich op de veiligheid van bewoners. Een pand veilig kunnen verlaten is een basis-principe en houdt in dat mensen een gevaarlijke plek (een bouwwerk) binnen vijftien minuten kunnen verlaten. De constructie van een gebouw moet daarmee gedurende vijftien minuten de brand kunnen weerstaan van moment van brand uitbreken tot de tijd (vijftien minuten) waarbinnen de brandweer hulp kan verlenen. De brandveiligheidsmaatregelen hangen daarnaast nauw samen met de risico’s van het specifieke bouwwerk.

De regelgeving is aldus gericht op het waarborgen van een minimale sterkte constructie bouwwerk met inachtneming van de specifieke risico’s van dat bouwwerk. De brandschade aan het pand is een verantwoordelijkheid van de eigenaar van het gebouw.

Verantwoordelijkheid van de overheidHet basis brandveiligheidsniveau17 is vastgelegd in de bouwregelgeving (Bouw- en Besluit bandveilig gebruik bouwwerken), Arbo-wetgeving en in de taken en bevoegdheden van de brandweer. De onderlinge afstemming van deze voorschriften is een zaak van de overheid. Het ministerie van VROM/WWI is verantwoor-delijk voor de brandveiligheidsvoorschriften in de bouwregelgeving en het systeem van handhaving en naleving hiervan. De beleidsverantwoordelijkheid voor gebouwen in de zorg, onderwijs, etc. ligt bij de respectievelijk ministeries. Het ministerie van BZK coördineert het brandveiligheidsbeleid in algemene zin.

De Woningwet, Wet ruimtelijke ordening en Wet milieubeheer zijn duidelijk over de verantwoordelijk-heidsverdeling tussen publieke en private partijen. Het in stand laten van een situatie die in strijd is met de voor-schriften is een overtreding van die voorschriften. De eigenaar, gebruiker, exploitant, drijver, etc.18 is dus verantwoordelijke voor de (brand)veiligheid. De overheid ziet toe op de naleving van de voorschriften.De Brandweerwet en ook de in voorbereiding zijnde Wet veiligheidsregio’s gaat verder in de toewijzing van verantwoordelijkheid aan met name de brandweer. Een taak als ‘het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt’ legt de verantwoordelijkheid sterk bij de overheid. De aanwezige discrepantie in verantwoordelijkheden tussen de overheid in den brede en meer specifiek de brandweer is niet wenselijk en moet worden hersteld.

veiligheidsniveau en een vangnet moet verzorgen voor diegenen die hun eigen verantwoordelijkheid (om uiteenlopende redenen) niet of onvoldoende kunnen dragen. De daaruit volgende overheidsinterventies - bijvoorbeeld via normstelling of regelgeving - moeten dan vervolgens bezien worden in het licht van maatschappelijke opvattingen over de aanvaardbaarheid van risico’s, de gevolgen voor andere beleidsterreinen en de bijbehorende kostenconsequenties. Perceptie van risico verschilt immers per situatie, per cultuur en verschuift door de tijd, mede onder invloed van de publieke en politieke opinie en incidenten. Op macroniveau moet de aandacht bij (brand)veiligheid met name gaan naar die gevallen of gebouwen waar de kans op slachtoffers het grootst is en naar die gevallen waar daadwerkelijk sprake is van een (relatief ) groot aantal slachtoffers. De interventies van de overheid zijn vanuit dit uitgangspunt dan ook primair gericht op:

Het borgen van de veiligheid voor die groepen in de samenleving die te maken krijgen met risico’s waarop ze zelf geen invloed kunnen uitoefenen. Het borgen van de veiligheid voor die groepen in de samenleving die blootgesteld worden aan risico’s die ze zelf niet of onvoldoende kunnen inschatten en groepen met onvoldoende handelingsperspectief16. Het gaat hierbij met name om mensen die om bepaalde redenen minder zelfredzaam zijn;Het borgen van de veiligheid van groepen in de samenleving die blijken de huidige situatie een verhoogd risico lopen het slachtoffer te worden van een calamiteit. Met betrekking tot brandveiligheid betreft dit met name woningen.

Vanuit deze visie op de rol en taak van de overheid op acceptatie van risico’s in den brede wordt in de navolgende paragrafen ingegaan op de brandveiligheid. Achtereen-volgens wordt ingegaan op de verantwoordelijk-heidsverdeling, een risicobenadering, primaire doelgroepen, de maatschappelijke gevolgen van brand, bekendheid en uitvoerbaarheid van voorschriften en de doelen die de overheid stelt bij de ontwikkeling op het gebied van brandveiligheidsbeleid de komende jaren (risicobenadering en doelkwantificering). Als laatste wordt een samenvatting gegeven van acties die voortvloeien uit deze visie.

VerantwoordelijkheidsverdelingDe verantwoordelijkheid voor het voorkomen en beperken van de gevolgen van brand is een gedeelde verantwoor-delijkheid, waarbij het accent in specifieke gevallen soms bij een van de partijen in de veiligheidsketen ligt. Van burgers en bedrijven moeten zelf de noodzakelijke maatregelen nemen om zichzelf en anderen te beschermen tegen (de gevolgen van) brand. De overheid is verantwoordelijk voor het stellen van heldere kaders die aangeven wat het

Page 210: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

van de overheid om die verantwoordelijkheid over te nemen.

Risicobenadering brandveiligheid bij ontwerp en beheer van gebouwenDe huidige regelgeving is, door gebruik te maken van specifieke voorschriften per soort gebruik, impliciet gebaseerd op een risicobenadering. Op de eerste pagina van deze visie is geconstateerd dat het ontwerpen van een brandveilig gebouw in sommige gevallen is verworden tot een ‘compliance-examen’. Het voldoen aan de regelgeving lijkt een doel op zich geworden. In het Actieprogramma wordt daarom gesproken over het expliciet introduceren van een risicobenadering voor het verbeteren van de brandveiligheid. Het ontwerp van een gebouw moet meer in samenhang worden beschouwd met op brandveiligheid: welke risico’s zijn aan de orde, welke maatregelen kunnen hiertegen genomen worden, wat zijn de restrisico’s en hoe kunnen deze worden geminimaliseerd. In tegenstelling tot de huidige werkwijze, waarbij sprake is van generieke voorschriften naar gebruik van een bouwwerk, moet de nieuwe risicobenadering leiden tot een beperking van de specifieke risico’s die bij een bepaald bouwwerk horen.Tevens is van belang om (zo mogelijk) vooraf toekomstige aanpassingen in een gebouw in te calculeren: hoe robuust is het systeem van brandveiligheid, wat is mogelijk bij veranderingen en hoe kan dan de veiligheid op peil gehouden worden. Met ‘robuust’ wordt hier de gevoeligheid voor wijzigingen in bouwwerk, gebruik of organisatie bedoeld. Bij een robuust ontworpen gebouw is de brandveiligheid idealiter niet afhankelijk van (beperkte) veranderingen in gebruik. Zo kan bijvoorbeeld bij het ontwerp rekening gehouden worden met mogelijke nieuwe doorvoeren in brandscheidingen en kan een indeling worden gekozen die wijzigingen toelaat zonder dat brandscheidingen moeten veranderd. De uitdaging hierbij is om een optimum te vinden tussen de robuustheid van een gebouw, de ontwerpkeuzen van een opdrachtgever / ontwerper en de beperkte informatie die vaak vooraf aanwezig is: vaak is nog onbekend wie de huurder van een gebouw is. Is het niet mogelijk om bij het ontwerp enige robuustheid in te bouwen dan zal bij eventuele wijzigingen in het gebruik extra gelet moet worden op de risico’s die de nieuwe situatie met zich meebrengt. Samengevat moet er dus sprake zijn van het managen van risico’s en het borgen van de veiligheid tijdens ontwerp als het gebruik. Om de brandveiligheid op de langere termijn te borgen zijn brandveiligheidsmanagementsystemen van grote waarde. De risicobenadering stopt dan ook niet bij de oplevering van het gebouw maar dient ook de gebruiksfase te bevatten en daarmee aandacht te besteden aan de relatie tussen gebouw en repressie. Een aantal lopende projecten op het gebied van management van brandveiligheid en de relatie preventie - repressie binnen gebouwbeheer en -ontwerp

Het ingezette traject waarbij de bouwtechnische eisen van het Bouwbesluit zijn afgestemd op de BHV- en gebruikseisen wordt verder doorgezet. De voorgenomen integratie van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit en de ontwikkeling van een ‘verbrede BHV-AMvB’ zijn daarbij een stap in de goede richting.

Verantwoordelijkheid van eigenaren, gebruikers en de bouwpraktijkGebouweigenaren en -gebruikers, inclusief de overheid in deze rol, moeten zorgen voor een heldere en transparante organisatie inzake de brandveiligheid. Zoals door de Commissie Dekker19 geadviseerd, moet de overheid kaders stellen en faciliteren, op een zodanige wijze dat ruimte en vertrouwen kan worden gegeven aan (expliciet toebedeelde) eigen verantwoordelijkheid van marktpartijen. Nu is nog te vaak de verantwoordelijkheid verdeeld tussen gebouweigenaren, huurders en – naar de mening van menigeen - de overheid waardoor onveilige situaties onvoldoende worden gesignaleerd en opgepakt.

Binnen het bouwproces is de verantwoordelijkheid niet eenduidig belegd20. Formeel ligt de verantwoordelijkheid voor het bouwen van een veilig bouwwerk bij de opdrachtgever/vergunninghouder. Veelal blijkt deze echter onvoldoende op de hoogte van wat dit betekent voor het gebouwontwerp. Ontwerpers en bouwers moeten meer dan nu hun verantwoordelijkheid nemen en opdrachtgevers wijzen op risico’s.Voorlichting zal als essentieel instrument worden ingezet om de gestelde prioritaire punten in de visie te realiseren. Het gaat dan om verschillende doelgroepen met elk een eigen boodschap:

De Nederlandse burger moet zich bewust worden van zijn eigen verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid in huis en de gevaren die een woningbrand met zich meebrengt21;de verantwoordelijken voor zorgsinstellingen, scholen (waaronder ook kinderopvang wordt verstaan) en celgebouwen moeten zich bewust worden van de uitgangspunten van het brandveiligheidsbeleid voor hun inrichtingen en van hun taken en verantwoordelijkheden zoals die daaruit voortvloeien;Eigenaren van bedrijven moeten bewust worden gemaakt van de doelstelling van het brandveiligheidsbeleid (veilig vluchten van de aanwezigen) en het gevolg dat beperking van brandschade een eigen verantwoordelijkheid is.

Het is de taak van de overheid om eigenaren en gebruikers te ondersteunen bij het voldoen aan de voorschriften middels heldere voorschriften en andere hulpmiddelen. Het is tevens de taak van de overheid om op te treden in die gevallen waarbij blijkt dat eigenaren en gebruikers niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen. Het is niet de taak

Page 211: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Niveau 1 bevat de voorschriften voor het grootste deel van de bouwwerken: eenvoudige bouwwerken / klein burgerwerk. Volstaan kan worden met eenvoudige, vaste prestatie-eisen gebaseerd op een algemene risicobenadering (wellicht zelfs middelvoorschriften?)Niveau 2 van de driehoek beschrijft semi-maatwerkoplossingen, gebaseerd op risico’s, die toepasbaar zijn voor meerdere gebouwen / inrichtingen: standaardscenario’s voor een risicobenadering per gebouwtype / gebruikNiveau 3 is de specifieke objectgerichte risicobenadering: maatwerk risicoanalyse voor de meer complexere (risicovollere) objecten

Natuurlijk moet het mogelijk blijven om voor alle gebouwen uit te gaan van vaste prestatie-eisen. Van belang is vooral dat opdrachtgevers, eigenaren en ontwerpers de specifieke risico’s meenemen in hun beslissingen bij het ontwerp en gebruik van een gebouw.Een risicobenadering is binnen de huidige regelgeving voor zowel bouw als gebruik mogelijk door toepassing van de gelijkwaardigheid. De regelgeving is echter niet toegesneden op een risicobenadering en kan dit punt mogelijk worden verbeterd. Vanuit een stelsel van functionele eisen (een bouwwerk moet in voldoende mate bestand zijn tegen brand en gebruikers voldoende tijd bieden om te vluchten) zal bezien worden of een ander invulling mogelijk is. In eerste instantie zal daarbij gekeken worden naar de voorschriften op het gebied van brandveiligheid voor gebouwen hoger dan 70 meter. Het Bouwbesluit 2003 kent voor deze categorie gebouwen slechts functionele eisen, zonder nadere invulling door middel van prestatie-eisen. Bij dit soort gebouwen, dat valt in ‘categorie 3’ van de piramide, wordt bezien of ontwerp vanuit een risicobenadering tot een goed en veilig gebouwontwerp leidt (los van de bestaande voorschriften en / of werkwijze). Ten tweede wordt ook gekeken naar de wijze waarop vanuit een risicobenadering de voorschriften

worden nader uitgewerkt in het kader van het werkprogramma bij deze visie.

Het doel van een risicobenadering / risicomanagement is drieledig:

Toename veiligheidsbesef bij ontwerpers en gebruikers: Bij ontwerp en gebruik van gebouwen wordt te weinig aandacht besteed aan veiligheid. De inspanning is veelal ‘vervallen’ tot het toepassen van regeltjes, zonder besef van achtergrond, redenen en gevolgen. Een risicobenadering verplicht de gebouweigenaar na te denken over de wijze waarop de brandveiligheid wordt bereikt en geborgd;Benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid van gebouweigenaren (en ontwerpers): het leveren van de bewijslast middels een motivatie over het gekozen niveau van de brandveiligheid is bij de risicobenadering de taak van de gebouweigenaar / -gebruiker;Brandveiligere bouwwerken: de brandveiligheid zal bij een risicobenadering worden beredeneerd vanuit de samenhangende aspecten bouwwerk, gebruik en organisatie. Het geheel bepaald immers in samenhang de veiligheid. Deze integrale benadering kan een hogere brandveiligheid opleveren door betere afstemming van preventieve maatregelen.

Een vierde effect van de toepassing van een risicobenadering bij ontwerp van gebouwen, is dat onnodige voorschriften die eventueel in de regelgeving aanwezig zijn aan het licht komen en kunnen worden geschrapt.

Voor eenvoudige bouwwerken en verbouwingen is een individuele risicobenadering mogelijk te duur, zal niet leiden tot een hoger veiligheidsniveau en is derhalve niet efficiënt. Voor dergelijke bouwwerken zal volstaan kunnen worden met algemene regels, bestaande uit prestatie-eisen gebaseerd op standaard risicoscenario’s. Een dergelijk scenario beschrijft de risico’s en mogelijke maatregelen voor een bepaald veel voorkomend gebouw en gebruik. Fire Safety Engineering (FSE), waarbij gebruik gemaakt wordt van rekenkundige modellering en experimenten voor brand, rookverspreiding, constructie- en vluchtgedrag om te bepalen hoe op welke wijze een zo veilig mogelijke situatie kan worden bereikt, kan hierbij een belangrijke rol spelen.De komende tijd wordt onderzocht op welke wijze de risicobenadering een plaats kan krijgen binnen het stelsel van wet- en regelgeving. Het gedrag van mensen bij brand is een tweede belangrijke factor22 waarmee rekening gehouden zal worden bij dit onderzoek.

Bij een andere benadering van de voorschriften op het gebied van brand kan wordt gedacht aan een benadering volgens het volgende ’piramidemodel’23 (zie figuur 2, van beneden naar boven):

Page 212: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

interventie van de overheid zal zich bij de overige groepen met name richten op preventie en bewustwording, maar ook op toezicht op naleving van de voorschriften. Met name bij woningen, de categorie waarbij op dit moment de meeste slachtoffers vallen, moet worden bezien of intensivering van de voorlichting over de gevaren van brand en de mogelijke maatregelen hiertegen effectief is. Naast huurders en eigenaar-bewoners zullen ook verhuurders, zoals corporaties en andere vastgoedeigenaren, moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid als gebouweigenaar.

Ondanks de campagnes gericht op bewustwording van de gevaren van brand de afgelopen jaren moet geconcludeerd worden dat woningbranden nog steeds (te) vaak voorkomen. Een evaluatie van de effecten van de inspanningen in de afgelopen jaren moet meer duidelijkheid geven over de wijze waarop bewoners en eigenaren het beste bereikt kunnen worden. De recente aan het licht gekomen problematiek van onvoldoende weerstand tegen brandoverslag bij woningen (Hoofddorp, Zaandam) kan als handvat worden gebruikt om met name woningeigenaren nadrukkelijk op hun verantwoordelijk te wijzen. De corporatiesector zal, mede gezien het specifieke verzoek hiertoe vanuit het ministerie van VROM, haar verantwoordelijk verantwoordelijkheid naar verwachting goed oppakken. De uitdaging is om ook individuele woningeigenaren en kleine verhuurders van de ernst van de zaak te overtuigen. Dit zal enerzijds moeten plaatsvinden via belangenorganisaties (VvE-beheer, Vereniging Eigen Huis) en anderzijds via voorlichting in het onderwijs, wijk- en buurtverenigingen door gemeenten.

Maatschappelijke gevolgen van brandEen calamiteit leidt niet in alle gevallen tot een maat-schappelijk reactie. Bepaalde calamiteiten (en dus ook de bijhorende slachtoffers) leiden niet tot maatschappelijk reactie of onrust. In andere gevallen, zelfs als daarbij minder slachtoffers te betreuren zijn, wordt direct naar de overheid gekeken en klinkt de roep om maatregelen en wetgeving. Hieraan gevolg geven leidt tot incidenten-politiek en niet tot een goed doordacht systeem van brandveiligheid. Het stelsel van wet- en regelgeving moet gebaseerd zijn op daadwerkelijke risico’s en niet op losse incidenten. Een structurele aanpak van de brandveiligheid is dan ook gericht op het voorkomen van slachtoffers bij gekende risico’s25 en niet op extreme calamiteiten, zoals aanslagen en neerstortende vliegtuigen.

Het primaire doel van het brandveiligheidsbeleid is het minimaliseren van slachtoffers als gevolg van brand. Gecombineerd met de aandachtsgroepen voor overheids-interventie moet de overheid zich primair richten op het voorkomen van slachtoffers als gevolg van brand in de zorg, het onderwijs en bij cellen. Daarnaast zal de inspanning

voor overige bouwwerken kunnen worden herijkt. Het gaat dan met name om de wijze waarop een risicobenadering kan worden vertaald naar concrete voorschriften voor bouwwerken vallend in categorie 1 (bijvoorbeeld en woning of een eenvoudig schoolgebouwtje). De ervaringen die hiermee worden opgedaan kunnen worden doorvertaald in de regelgeving voor overige bouwwerken.Uitgangspunt bij een introductie van een risicobenadering in de wetgeving is dat er geen sprake is van stapeling van voorschriften: de risicobenadering komt in dat geval geheel of gedeeltelijk in de plaats van de huidige voorschriften en niet er boven op. Discussies over wat nu voldoende veilig is en interpretatieverschillen tussen toezichthouders en de bouwpraktijk worden ondervangen door in een risicobenadering zo concreet mogelijk eisen te formuleren. De discussie over wat nu wel en niet veilig is wordt niet op bouwwerkniveau maar op landelijk niveau gevoerd waardoor vooraf duidelijk is aan welke voorschriften moet worden voldaan.

Primaire doelgroepen overheidsinterventiesIn de paragraaf ‘Acceptatie van risico’s’ is aangegeven dat de verantwoordelijkheid van de overheid primair gericht moet zijn op de veiligheid van die groepen die, om welke reden dan ook, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende handelingsperspectief hebben. In het kader van de visie op brandveiligheid wordt zelfredzaamheid als volgt gedefinieerd24:

“Het menselijk vermogen om signalen van gevaar waar te nemen en te interpreteren, en om beslissingen te nemen en uit te voeren die gericht zijn op het overleven van een brandsituatie”

Deze definitie laat zien dat het bij minder zelfredzamen niet alleen gaat om mensen die vanwege fysieke gesteldheid niet kunnen vluchten, maar ook om mensen die niet zelf kunnen beslissen dat vluchten noodzakelijk is (onvoldoende handelingsperspectief ) en om mensen die in hun bewegingsvrijheid zijn belemmerd. De primaire aandachtsgroepen die hieruit volgen zijn:

mensen die (tijdelijk of permanent) afhankelijk zijn van de gezondheidszorg. Het gaat hierbij om de brand-veiligheid van zorginstellingen in den brede (zieken-huizen, verzorgingstehuizen, groeps- en zorgwoningen, GGZ, etc.);leerlingen in het onderwijs en dan met name jonge kinderen en speciaal (basis) onderwijs. Ook kinderopvang valt in deze aandachtsgroep;mensen die opgesloten zitten in penitentiaire inrichtingen, politiecellen, etc..

Bij de huisvesting van deze groepen zal het door de overheid gestelde kader strikter zijn en strikter worden gehandhaafd, waarbij ook de gebouweigenaar/-beheerder nadrukkelijker op zijn verantwoordelijkheid zal worden aangesproken. De

Page 213: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

verhogen van het kennisniveau van zowel de overheid als de bouwpraktijk. Of al dan niet sprake is van een veiligheidsniveau als door de wetgever beoogd moet (sterker dan nu) afhankelijk zijn van de borging van de aangedragen oplossing op de langere termijn. Alleen indien ook gedurende het gebruik (op de langere termijn) een voldoende niveau van veiligheid geborgd is kan een oplossing acceptabel zijn. Oplossingen die afhankelijk zijn van aanvullende activiteiten (inzet van extra personeel, periodiek onderhoud, inspectie, etc.) moeten dan ook kritisch worden beoordeeld op doelmatigheid en handhaafbaarheid.

Het systeem van de bouwregelgeving in Nederland is gebaseerd op het model van medebewind: de regelgeving voor de brandveiligheid van bouwwerken, brandveilig gebruik en de BHV-organisatie bieden lokale overheden geen ruimte om decentrale brandveiligheidsvoorschriften te stellen boven het landelijke niveau. Landelijk uniforme regels zijn uit oogpunt van transparantie en rechtszekerheid een groot goed. Toch vraagt een specifiek object vaak maatwerk om te komen tot een brandveilige situatie. Gemeentelijke beleidsvrijheid wordt hierbij door sommigen gezien als het instrument om maatwerk te leveren en innovaties te bevorderen ter vermijding van de inrichting van Nederland als (onveilige) grijze eenheidsworst. Zoals in het kabinetstandpunt naar aanleiding van het rapport van de Commissie Dekker aangegeven, moet worden vastgehouden aan het stelsel van landelijk uniforme regelgeving, zonder ‘lokale kop’ waarbij risico’s die samenhangen met het gebouw, het gebruik en de organisatie de basis vormen. Voor nieuw te introduceren regelgeving in de toekomst wordt aangesloten bij een andere aanbevelingen van de Commissie Dekker: de uitvoerbaarheid van nieuwe regelgeving moet gegarandeerd worden door zowel bevoegd gezag als marktpartijen en kenniscentra in een vroegtijdig stadium mee te laten denken over vorm en inhoud van die voorschriften.

Meetbare doelstellingenDe primaire doelstelling van het brandveiligheidsbeleid is het voorkomen van doden en gewonden door brand. Teneinde het effect van dit beleid te kunnen monitoren is inzicht nodig in oorzaken en gevolgen van branden. Op dit moment ontbreekt het aan een goede evaluatiemethode en registratie van branden. Dit zou op korte termijn moeten worden opgezet, alsmede een registratiesysteem voor slachtoffers. Dit zal bovendien meer inzicht kunnen geven in de zwakke schakels per domein en daarmee input leveren voor het ontwerp van nieuwe bouwwerken en eventuele aanpassingen in wet- en regelgeving. Bij het opzetten van deze systemen zal samenwerking worden gezocht met de brandweer, politie en verzekeraars. Aangezien NVBR, NIFV en enkele brandweerkorpsen al werken aan het opzetten

zich moeten richten op vitale aspecten van de maatschappij, zoals het voorkomen dan wel het beperken van de gevolgen van calamiteiten die leiden tot maat-schappelijke ontwrichting (denk aan continuïteit van de zorg en het onderwijs), schade aan het milieu, bewaken van cultureel erfgoed, etc. Bij het bepalen van de inzet op deze gebieden zal telkens bezien moeten worden wat de opbrengsten met betrekking tot de brandveiligheid zijn welke kosten hier tegenover staan.

Bekendheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgevingHet huidige stelsel van wet- en regelgeving beschrijft een sluitend stelsel van voorschriften met betrekking tot bouwwerken, het gebruik van de bouwwerken en de organisatie binnen de bouwwerken. Bij een kantoorpand bijvoorbeeld worden eisen gesteld aan de brandveiligheid van het gebouw, het brandveilig gebruik van dat gebouw en aan de interne BHV-organisatie. Ieder van de drie genoemde domeinen moet aan bepaalde minimale voorschriften voldoen. Dit uitgangspunt blijft leidend. Alhoewel de brandveiligheid kan worden versterkt door een goede samenhang tussen de verschillende domeinen bouwwerk – gebruik – organisatie wordt het niet acceptabel geacht dat het niet voldoen aan bijvoorbeeld de minimale bouw-kundige brandveiligheidseisen wordt gecompenseerd door organisatorische maatregelen. Gelijkwaardige oplossingen worden alleen binnen een domein geaccepteerd13. De reden hiervoor is het ontbreken van zekerheden dat een op enig moment acceptabel geachte oplossing ook gedurende het verdere gebruik geborgd is.

Het vasthouden aan een minimaal veiligheidsniveau voor bouwwerk, gebruik en organisatie wil niet zeggen dat het principe van gelijkwaardigheid wordt losgelaten. Gelijkwaardigheid is één van de uitgangspunten van de bouwregelgeving en noodzakelijk om innovaties en ontwikkeling in de bouw mogelijk te maken. De functie van gelijkwaardigheid in de regelgeving moet juist worden verstrekt. Er wordt nu vaak voor standaardoplossingen wordt gekozen in verband met de moeite die het kost een goede gelijkwaardige oplossing te ontwikkelen en deze vervolgens geaccepteerd te krijgen. De bestaande Werkgroep Gelijkwaardigheid (VNG, VROM, NVBR, Stadswerk, etc.) heeft onvoldoende capaciteit en autoriteit om hierin een doorslaggevende rol te vervullen. Aanvullende ondersteuning van zowel het bevoegde gezag als de bouwpraktijk is op dit punt noodzakelijk. Het in oprichting zijnde Kenniscentrum Praktijktoepassingen Brandveiligheid moet daarom niet alleen een helpdeskfunctie krijgen maar ook snel en gezaghebbend uitspraken kunnen doen over het al dan niet gelijkwaardig zijn van bepaalde oplossingen. Naast het Kenniscentrum zal de komende jaren ook gewerkt moeten worden aan het

Page 214: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4. Ten slotte

We leven in een samenleving waarin het niet mogelijk is om risico’s tot nul te reduceren. Het nadenken over de regelgeving in de huidige maatschappij begint dus al met het accepteren van een bepaald risico. Acceptatie van risico’s betekent dat niet automatisch naar de overheid gekeken wordt bij calamiteiten. Nuchter omgaan met risico’s leidt tot meer gestructureerde aanpak van de brandveiligheid zonder dat op ieder incident met de roep om meer regels wordt gereageerd. Dit vraagt om een omslag in het denken over veiligheid en risico’s. Burgers en ondernemers moeten meer dan nu het geval beseffen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun veiligheid. Deze verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de overheid.

In deze Visie is een afbakening gegeven van de gedeelde verantwoordelijkheid om te komen tot een acceptabel niveau van deze risico’s. Het ten uitvoer brengen van deze Visie vraagt een forse inspanning van de overheid en allen betrokkenen vanuit marktpartijen en kenniscentra. Er is dan ook sprake van een gedeelde Visie met een gedeeld doel: het beperken van de gevolgen van brand.

De maatregelen samengevatHieronder zijn de aangekondigde maatregelen uit de brandveiligheidsvisie puntsgewijs opgesomd:

1. Uitgangspunten bij de acties om te komen tot een verbeterde aanpak van de brandveiligheid zijn:De verantwoordelijkheid bij de brandveiligheid ligt primair bij de gebouweigenaren en -gebruiker. De overheid is verantwoordelijk voor het stellen van helder en concrete eisen en het toezien op de naleving hiervan;Specifieke doelgroepen vragen meer aandacht van zowel de overheid als van gebouweigenaren en –gebruikers. Het betreft hier gebouwen ten behoeve van het (basis) onderwijs, de zorg en celgebouwen, maar ook bewoners en eigenaren van woningen en woongebouwen. Bewoners en eigenaren binnen de specifieke doelgroepen zullen nadrukkelijker worden gewezen op de risico’s van brand en hun verantwoordelijkheid op dat gebied. Gezocht moet hierbij worden naar nieuwe manieren om de boodschap goed en helder duidelijk te maken.

2. Het huidige stelsel van wet- en regelgeving zal worden bezien op:Consistentie wat betreft de verantwoordelijkheids-verdeling tussen de publieke en private sector (met name Wet op de veiligheidsregio’s versus overige wetgeving op het gebied van (brand)veiligheid). Uitgangspunt daarbij is dat de primaire verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid ligt bij de gebouweigenaar / -gebruiker;

van een registratie en evaluatiesysteem zal logischerwijs bij die ontwikkeling worden aangesloten.De registratie is primair bedoeld voor het evalueren van oorzaak (inclusief ontwikkeling,etc.) en gevolgen van brand. Met de beschikbaarheid van betrouwbare cijfers wordt het ook mogelijk om de beleidsdoelstellingen op het gebied van brandveiligheid te stellen in termen van concrete kwantificering van het aantal branden, de aantallen doden en gewonden of de schade door brand (doelkwantificering). De komende periode moet hiertoe op te zetten onderzoek antwoord geven op de vraag welke aspecten de brandveiligheid bepalen en wat als ‘veilig’ beschouwd kan. Het antwoord op deze vraag levert input voor beleid en is tevens een (noodzakelijk) hulpmiddel bij het uitwerken van een risicobenadering voor ontwerp en beheer van bouwwerken. Het onderzoek naar doelkwantificering moet antwoord geven op de vraag met welke maat we veiligheid willen meten (in termen van slachtoffers, financiële en overige schade) en welke invulling aan deze waarden gegeven moet worden om te komen tot nieuwe normen en grenswaarden.Indien uiteindelijk gekozen wordt voor doelkwantificering dan ligt het voor de hand om separate doelen te stellen voor de primaire doelgroepen van het brandveiligheidsbeleid. Nader onderzoek moet uitwijzen of en zo ja op welke wijze doelkwantificering een rol moet krijgen in het brandveiligheidsbeleid van de overheid.

Page 215: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

De mogelijkheid om en de wijze waarop een risicobenadering is in te passen binnen de brandveiligheid; De mogelijkheid om te komen tot een betere ondersteuning van gebouwontwerpers, gebruikers en bevoegd gezag daar waar het de brandveiligheid betreft. Het Kenniscentrum praktijktoepassing brandveiligheid krijgt hierin een belangrijke rol.

3. Instrumenten en hulpmiddelen die zullen worden (door) ontwikkeld en / of bezien op hun bruikbaarheid in het kader van de uitwerking van deze visie zijn:Een methodiek om de risicobenadering verder vorm te geven. Een methodiek zoals ontwikkeld voor risicomodellering van arbeidsongevallen (uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Szw) lijkt tevens goed bruikbaar voor het bepalen van brandrisico’s. In het kader van de totstandkoming van de visie is daartoe een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. Een samenvatting van de rapportage is opgenomen in bijlage 1 bij deze visie.Hulpmiddelen, zoals een referentiemodel voor brandveiligheidsmanagement, waarmee het management van een (zorg)instelling of een gebouweigenaar geholpen wordt om de juiste instrumenten op maat toe te passen en zo op de specifieke risicosituatie toegespitste maatregelen te nemen en te onderhouden. Hulpmiddelen voor en voorbeelden van de toepassing van de risicobenadering bij het ontwerp van een gebouw (bijvoorbeeld Fire Safety Engeneering).

4. Om een beter inzicht te krijgen in de oorzaken en gevolgen van brand is het opzetten van een methode om branden te evalueren en te registreren noodzakelijk. Dit geeft inzicht in de zwakke schakels in de veiligheidsketen en kan worden gebruikt om de effectiviteit van maatregelen (zowel beleid als technisch) te beoordelen.

Page 216: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Het model is na enig doorontwikkelen in staat om kwantitatieve berekeningen van brandrisico’s uit te voeren, waarmee strategieën van maatregelen kunnen worden doorgerekend. Op deze manier kunnen alternatieven voor bouwconstructies, veiligheidsvoorzieningen en organisatorische maatregelen met elkaar worden vergeleken op basis van risiconiveau. Deze benadering is in eerste instantie vooral geschikt voor complexe, risicovolle objecten. Hier kunnen met dit model op basis van prestatie-eisen specifieke (maatwerk) beheersmaatregelen worden toegepast.

Voor beleidsmedewerkers en toezichthouders bij de overheid kan het model van belang zijn en gebruikt worden om prioriteiten voor het beleid te kunnen vaststellen. In het model kunnen de analyses worden uitgevoerd op het effect van wijzigingen in wet- en regelgeving en in het handhavingsbeleid. Op deze manier kan het risicomodel worden gebruikt als hulpmiddel bij het ontwikkelen van beleid inzake brandveiligheid. Voor arbeidsveiligheid zijn dergelijke analyses reeds uitgevoerd.

Bijlage 1: Risicomodel brandveiligheid in de zorg -haalbaarheidsstudie-Om de risicobenadering vorm te geven heeft adviesbureau RPS in opdracht van het ministerie van VROM een risicomodel ontwikkeld voor brandveiligheid. Het doel van dit model is om de risico’s en beheersmaatregelen bij brand inzichtelijk te maken. Met behulp van het model kunnen deze risico’s in principe worden gekwantificeerd. Ook kan met dit model de effectiviteit van beheersmaatregelen worden bepaald. Het uiteindelijke doel is een bijdrage te leveren aan de discussie rond het nut en de haalbaarheid van een dergelijk risicomodel voor het beleid in Nederland op het gebied van brandveiligheid. In dit project is gekozen voor een haalbaarheidsstudie, gericht op gebouwen in de gezondheidszorg.

Binnen het programma Versterking Arbeidsveiligheid – RAM (Risicomodel Arbeidsveiligheid) van het Ministerie van SZW zijn reeds risicomodellen opgesteld, waarmee zowel de risico’s van verschillende typen arbeidsongevallen als de effectiviteit van beheersmaatregelen kunnen worden gekwantificeerd. In dit project is gebruik gemaakt van dezelfde methodiek aan de hand van een zogenaamd vlinderdasmodel.

Voor de ontwikkeling van het model is gebruik gemaakt van zowel input van experts (met name vanuit de brandweer en het NIFV) als van analysegegevens van historische branden. Op dit moment zijn dergelijke analyses slechts summier voorhanden. Hierdoor ontbreekt het collectief geheugen om ervaring van onderzoek naar de oorzaken van branden structureel vast te leggen. Het ontwikkelde model biedt een analysestructuur voor directe en achterliggende oorzaken van branden en kan als instrument voor trendanalyses dienen.

De filosofie achter het gebruik van het risicomodel is dat door het nemen van maatregelen gericht op factoren die het grootste risicoaandeel hebben, het risico doelgericht en daarmee kosteneffectief kan worden teruggedrongen. Dat maakt het model zinvol voor bedrijven en organisaties die hun situatie op het gebied van brandveiligheid willen verbeteren.

Page 217: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

In deze notitie beperkt hij zich tot het onderwerp fysieke veiligheid. Hij verwoordt daarin onder andere volgende:

Het behoort tot de kerntaken van de overheid om de veiligheid van burgers en hun samenleving zo goed mogelijk te waarborgen. Het past niet om de overheid ten volle te verwijten dat zij de fouten van enkele bedrijven niet heeft weten te voorkomen. In het maatschappelijke debat zal steeds opnieuw de balans moeten worden bepaald tussen de omvang van de verantwoordelijkheid van de ondernemer en die van de overheid. Er zal bereidheid moeten bestaan om de consequenties van de uitkomsten van dat debat voor de aard en de omvang van de overheidstaak te aanvaarden.Iedere onderneming, organisatie of persoon is zelf verantwoordelijk voor het kritisch bekijken van veiligheidsrisico’s in zijn of haar omgeving. Deze verantwoordelijkheid is niet voor iedereen hetzelfde. Uit diverse ongevallen is gebleken dat de structuur van het veiligheidsmanagementsysteem en de manier waarop betrokkenen daaraan invulling geven cruciaal is bij het beheersen, borgen en continue verbeteren van veiligheid. Om het vereiste veiligheidsniveau te bereiken dienen de risico’s te worden geïnventariseerd. Op basis daarvan wordt vastgesteld welke preventieve en repressieve maatregelen nodig zijn. Het management dient intern zorg te dragen voor duidelijke en realistische verwachtingen ten aanzien van de veiligheidsambitie, zorg te dragen voor een klimaat van continue verbetering van de veiligheid op de vloer. De werkwijze dient extern goed gecommuniceerd te worden.

In een reactie van VROM / WWI op de notitie van Van Vollenhoven worden onder meer de volgende overwegingen gegeven:

Veiligheid is en blijft een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de overheid als van burgers. De overheid grijpt in op bestaande ontwikkelingen daar waar de effecten op de samenleving onaanvaardbaar groot worden. Het betreft hier met name risico’s die het niveau van de (belangen van) individuele burger of groep overstijgen en waar dus geen ‘natuurlijke’ actor aanwezig is anders dan de overheid.De eigen verantwoordelijkheid van een burger of een ondernemer begint niet pas daar waar de regelgeving en de invloed van de overheid ophoudt. De eigen verantwoordelijkheid is eerder uitgangspunt dan sluitstuk, de overheid fungeert als achtervang.Het streven naar een samenleving zonder risico’s is niet realistisch. Het hanteren van de ‘state-of-the-art’ in veiligheid op ieder moment leidt tot onacceptabele kosten en tot een marginale verbetering van de veiligheid. Ook hier moet dus nuchter worden omgegaan met risico’s: we leven in een samenleving waarin het niet mogelijk is om risico’s tot nul te reduceren

Bijlage 2: Achtergrondinformatie bij de Visie op brandveiligheid

Ook op andere beleidsterreinen speelde de afgelopen jaren de discussie over verantwoordelijkheidsverdeling en het verbeteren van de uitvoerbaarheid van het beleid. De ervaringen die daar opgedaan zijn, kunnen van nut zijn bij het verder ontwikkelen van een nieuwe aanpak voor brandveiligheid. Daarnaast hebben (of zijn doende) deskundige commissies en personen zich ingespannen hun visie op brandveiligheid te geven.

1. Lectorale rede René Hagen: het kerkje van Spaarnwoude (September 2007)

In zijn lectorale rede “Het kerkje van Spaarnwoude” pleit lector brandpreventie ing. René Hagen (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra) voor een nieuwe visie op brandveiligheid. Door hem wordt geconstateerd dat het huidige systeem van brandveiligheid louter lijkt te draaien om regelgeving, daarbij is het streven naar functionele doelen verloren gegaan. Daarnaast constateert hij dat risico’s geen onderdeel zijn van de benadering van brandveiligheid. Zijn laatste observatie is dat het veiligheidsbesef in alle lagen onvoldoende is. Deze visie die Hagen voorstelt is gebaseerd op de pijlers regelgeving, risico’s en veiligheidsbewustzijn. En meer specifiek op het optimaliseren van de regelgeving, het reduceren van risico’s en het verhogen van het veiligheidsbewustzijn. Hagen spreekt over een driedeling gebaseerd op de sturingsdriehoek die door Oomes is geïntroduceerd. Geprojecteerd op brandveiligheid is sprake van standaardoptreden, standaardafwijkingen en afwijkingen. De standaard is het hanteren van wettelijke prestatievoorschriften (rule-based), de standaardafwijkingen zijn een combinatie van wettelijke voorschriften en gelijkwaardigheden en de afwijkingen betreffen maatwerk, gebaseerd op de risico’s van het individuele object.

2. Prof. Mr. Pieter van Vollenhoven

Professor Van Vollenhoven schreef in december 2007 een notitie met als titel “Maatschappelijk debat over de essentiële veiligheidsrelatie tussen overheid en samenleving”.

Page 218: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Arbeidsinspectie gaat uit van de wet- en regelgeving, en de invulling daarvan door werkgevers en werknemers in arbocatalogi. De Arbeidsinspectie stelt ten behoeve van werkgevers en werknemers speciale branchebrochures op. In de brochure is informatie opgenomen over welke verplichtingen de werkgever heeft en hoe een bedrijfs-inspectie verloopt. Ook zijn de belangrijkste arbeidsrisico’s in de branche uitgewerkt. Doorgaans zijn dit de belang-rijkste aandachtspunten bij een inspectie. Bij misstanden treedt de Arbeidsinspectie hard op.

Ten behoeve van de uitvoering van het Arbo-beleid heeft het ministerie van Szw een instrument ontwikkeld dat gebaseerd is op arbeidsrisico’s. Dit instrument, het zogenaamde “Storybuilder”, bevat gegevens van ca. 10.000 incidenten in Nederland. Het is ontwikkeld als grafische interface voor risicoanalysten om resultaten van ongevallenonderzoeken vast te kunnen leggen. Het is een tussenstap naar een risicomodel voor arbeidsongevallen. Het instrument is een hulpmiddel om faalkansen, barrières en bijbehorende verantwoordelijkheden inzichtelijk te maken.

5. Nuchter omgaan met risico’s

In 2004 heeft de toenmalige staatssecretaris Van Geel een debat geëntameerd over het omgaan met risico’s en de fundamentele dilemma’s die daaruit voortvloeien. Dit heeft zijn beslag gekregen in de kabinetsvisie ‘Nuchter Omgaan met Risico’s’ (NOR). Kort samengevat stelde die kabinets-visie vast dat risico’s zelden zeker zijn, controversieel kunnen zijn, kunnen leiden tot disproportionele kosten om ze te beheersen en niet altijd eerlijk verdeeld worden over de bevolking en maatschappelijke actoren. Daar komt nog bij dat risico’s - in de tijd - maatschappelijk vaak anders worden waargenomen dan op de rationele wijze waarop wetenschappers die risico’s in getallen proberen te vangen. Daarom is een continue politieke en maatschappelijke aandacht nodig voor de risico’s die we lopen en de afweging die we daartoe maken. Het gaat daarbij om de onderlinge consistentie in het toelaten van de verschillende soorten risico’s en de consistentie met vroeger geaccepteerde risiconiveaus. Daarnaast gaat het om een door de politiek te kiezen balans tussen (kosten-)efficiëntie en een subjectief beleefde rechtvaardigheid. Het risicobeleid wordt namelijk, meer nog dan het milieubeleid in het algemeen, geken-merkt door een sterke vermenging van meer objectieve technisch-wetenschappelijke met meer subjectieve belevingsaspecten. Het spanningsveld wordt verder vergroot wanneer de sterk subjectieve risico’s ook nog gekenmerkt worden door een hoge mate van (wetenschappelijke) onzekerheid.NOR noemt een aantal dilemma’s die spelen bij het denken over risico’s. Deze dilemma’s spelen een belangrijke rol als gekeken wordt naar de taak en rol van de overheid.

3. Commissie Dekker

De “Commissie Fundamentele Verkenning Bouw”, onder voorzitterschap van mw. Dekker, doordenkt in opdracht van het Kabinet de mogelijkheden om het gehele stelsel van bouwvoorschriften fundamenteel te vernieuwen met als doel te komen tot een substantiële reductie van regeldruk en vergunninglast. De Commissie Dekker bespreekt daarbij onder andere de volgende aspecten:

De bouwpraktijk moet meer investeren in het dagen van eigen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het te realiseren gebouw in termen van het voldoen aan de voorschriften en de wijze waarop dit doel wordt bereikt. De overheid heeft een procesauditerende rol.Zet meer in op eenduidigheid van wet- en regelgeving. Op nationaal niveau biedt de WABO goede mogelijkheden voor verdere procesmatige integratie van toetskaders. Op lokaal niveau zouden gemeenten geen nadere en aanvullende eisen moeten stellen.De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van regelgeving verdient meer aandacht. Daartoe zouden uitvoerders en toezichthouders eerder bij initiatieven voor nieuwe wet- en regelgeving betrokken moeten worden.

4. Veranderingen in het Arbo-beleid

Met ingang van 1 januari 2007 is de Arbeidsomstandig-hedenwet in Nederland gewijzigd. Werkgevers en werknemers hebben door de nieuwe Arbo-wet meer mogelijkheden gekregen om zelf invulling te geven aan de wijze waarop ze in de eigen sector aan de wetgeving voldoen. Dit heeft als voordeel dat binnen de onderneming een arbo-beleid gevoerd kan worden dat rekening houdt met de specifieke kenmerken van de sector, een bouwbedrijf verschilt nu eenmaal van een ziekenhuis. Geen ‘one size fits all’ aanpak dus, maar maatwerk. Een arbo-beleid op maat dat in samenspraak met werknemers tot stand is gekomen, kan rekenen op meer draagvlak in een onderneming. Bovendien brengt dit zo min mogelijk administratieve lasten met zich mee.

De overheid zorgt voor een helder wettelijk kader met zo min mogelijk overbodige regels en zo weinig mogelijk administratieve lasten. Werkgevers en werknemers maken samen afspraken over de wijze waarop zij aan de door de overheid gestelde voorschriften kunnen voldoen. Deze afspraken kunnen worden vastgelegd in zogenoemde arbocatalogi. De nieuwe Arbo-wet betekent meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor werkgevers en werknemers, minder regels, een harder optreden door de Arbeidsinspectie bij misstanden, en uiteindelijk een veiliger en gezonder werkklimaat.

Met het ingaan van de herziene Arbo-wet, is ook de werkwijze van de Arbeidsinspectie veranderd. De

Page 219: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

gemaakt. Dit komt deels voort uit het hanteren van verschillende tijdshorizon (de korte termijn versus de lange termijn doelen). Bij het besluitvormingsproces maakt de overheid een afweging van ongelijksoortige aspecten in een maatschappelijke context waarbij andere actoren uit de samenleving zoals media, Tweede Kamer, onderzoeksinstellingen en maatschappelijke organisaties dit besluitvormingsproces (impliciet) beïnvloeden.

6. Extern veiligheidsbeleid voor inrichtingen bij het ministerie van VROM

De belangrijkste basis voor het huidige risicobeleid van het ministerie van VROM is neergelegd in de nota “Omgaan met risico’s” uit 1989. Het is een pragmatische invulling van de wens om een grens te stellen aan het risico. Binnen het risicobeleid ligt de nadruk op het beperken van de kans op een ongeval. Het risicobeleid kent getalsmatige grenzen voor het acceptabele restrisico. Grenswaarden gelden voor het plaatsgebonden risico en de kans op een ramp waarbij veel mensen omkomen, het zogenaamde groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico is een norm van 10-6 doden per jaar vastgesteld. Het plaatsgebonden risico is het minimale beschermingsniveau voor de veiligheid in de woon-omgeving en wordt gedefinieerd als: “de kans per jaar dat een willekeurig persoon die zich continu onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, dodelijk wordt getroffen door een incident met gevaarlijke stoffen in een bedrijf.”

Men was van mening dat de kans op een calamiteit met veel doden kleiner moest zijn dat een ongeluk met weinig doden, daarom is een maat voor het groepsrisico geïntro-duceerd. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordings-plicht met een oriënterende waarde. Van die waarde mag gemotiveerd worden afgeweken. Bij het groepsrisico gaat het om de kans per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.Het risico wordt uitgerekend met behulp van een rekeninstrument, de zogenaamde kwantitatieve risicoanalyse. Deze rekenmethode is recent geünificeerd waardoor de risico’s bij bedrijven op uniforme wijze worden berekend.

Binnen het externe veiligheidsbeleid geldt een duidelijke verantwoordelijkheid voor bedrijven. Bedrijven in de chemische industrie zien zichzelf ook vaak als eerste belanghebbende en dus als eerste verantwoordelijke als het gaat om veiligheid. De overheid stelt kaders, bedrijven vullen in.

Verdeling verantwoordelijkheden: terugtredende overheid en subsidiariteit versus maatschappelijke verwachtingen en politiek pragmatisme

Vanuit het verleden is de situatie ontstaan dat de overheid vaak de verantwoordelijkheid krijgt toebedeeld bij het voorkomen van risico’s. Door het oppakken van deze verantwoordelijkheid heeft de (Rijks)overheid echter verwachtingen gecreëerd bij het bedrijfsleven, de burger en andere overheden over het oplossen van dergelijke maatschappelijke problemen.

Beleid op basis van wetenschappelijke rationaliteit versus beleid op basis van risicoperceptie

In de maatschappelijke probleembeleving speelt risicoperceptie een belangrijke rol die niet altijd overeenkomt met de rationele wetenschappelijke probleembeleving die veelal de basis vormt voor overheidsbeleid. Indien de overheid probeert tegemoet te komen aan de wens van burgers om te worden beschermd tegen - soms niet rationele - risico’s kan dat weer van invloed zijn op de wijze waarop de samenleving naar een bepaald risico kijkt. Het handelen van de overheid beïnvloedt zo de risicoperceptie en vice versa en kan los komen te staan van de wetenschappelijke ratio.

Beleid op basis van wetenschappelijke onzekerheid versus beleid op basis van wetenschappelijke zekerheid

Vanuit de samenleving komt zowel het signaal dat de overheid juist een taak heeft als de wetenschappelijke onzekerheid groot is (voorzorgsbeginsel) terwijl tegelijkertijd (door anderen) het signaal afgegeven wordt dat de overheid pas tot actie moet overgaan als de wetenschappelijke onzekerheden gering zijn.

Generiek beleid versus maatwerk Op basis van de beginselen van behoorlijk bestuur, als

rechtsgelijkheid en rechtszekerheid, wordt generiek beleid wenselijk geacht. Tegelijkertijd zijn effectiviteit en kosteneffectiviteit (doelmatigheid) belangrijke uitgangspunten bij beleidsvorming en is er een maatschappelijke behoefte aan specifieke afspraken voor bepaalde situaties (=maatwerk). Dit kan betekenen dat algemene uitgangspunten niet meer (overal) geldig zijn en er in de praktijk dus ongelijke veiligheidsniveaus kunnen ontstaan (=differentiatie) en willekeur kan optreden.

Besluitvorming op basis van beleidsrationaliteit versus besluitvorming op basis van politieke rationaliteit

Het besluitvormingsproces behelst het maken van een afweging tussen onrust wegnemen, zekerheid bewerk-stelligen en invulling geven aan diverse belangen. Er bestaat een spanningsveld tussen de beleidsmatige context waarin een bepaalde afweging wordt gemaakt en de politieke context waarin een bepaalde afweging wordt

Page 220: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

9. Rapport WRR

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft op 17 september 2008 het advies ‘Onzekere veiligheid, verantwoordelijkheden rond fysieke veiligheid’ uitgebracht. Het advies van de WRR bevat een analyse van de wijze waarop de overheid op tal van gebieden van de zorg voor fysieke veiligheid omgaat met risico’s en van de dilemma’s die zich daarbij voordoen. De WRR constateert dat de zorg voor fysieke veiligheid een omvangrijk en complex terrein van overheidsbemoeienis is. Daarnaast stelt de WRR vast dat het risicobeleid in Nederland tot een hoog niveau van veiligheid heeft geleid.

Het veiligheidsbeleid in Nederland is volgens de WRR gebaseerd op een klassieke risicobenadering: de kansen en gevolgen worden met elkaar in verband gebracht en vervolgens wordt afgewogen of en welke maatregelen nodig zijn om de risico’s binnen maatschappelijk aanvaardbare grenzen te houden. De WRR noemt deze benadering in haar advies ‘verrassend succesvol’ maar onvoldoende toekomstbestendig.

Een groot deel van de (toekomstige) risico’s (klimaatverandering, nanotechnologie, etc.) kent onzekere effecten waarvoor de klassieke risicobenadering aanvulling behoeft: het voorzorgbeginsel. In die benadering is voorzorg de uitdrukking van het besef dat de kwetsbaarheid van mensen, samenleving en natuurlijke omgeving een proactieve omgang met onzekerheden vergt. Overheid en bedrijfsleven moeten actief op zoek gaan naar onzekerheden en die onzekerheden vervolgens vertalen in bespreekbare en zo mogelijk berekenbare risico’s. Met het voorzorgbeginsel wil de WRR bevorderen dat maatschappelijke partijen zich meer bewust worden van hun eigen verantwoordelijkheid.

7. Veiligheidsmanagementsysteem

Binnen het beleidsveld externe veiligheid van het ministerie van VROM is ervaring opgedaan met het werken met veiligheidsmanagementsystemen die vooral voor de grote risicovolle bedrijven verplicht zijn. Deze ervaringen kunnen worden ingezet bij het ontwikkelen van een passend veiligheidsmanagementsysteem voor brandveiligheid.

Op basis van de risicobenadering kan een veiligheidsmanagementsysteem gemaakt worden. Het is een manier waarop organisaties concreet invulling geven aan hun verantwoordelijkheid. Kern van een veiligheidsmanagementsysteem is dat de instelling zelf een inventarisatie en beoordeling van alle brandveiligheids-risico’s, de wettelijke en andere relevante voorschriften maken en een eigen brandveiligheidsbeleid vaststellen. In een veiligheidsmanagementsysteem wordt dit uitgewerkt in doelstellingen en een programma waarin concreet wordt gemaakt wie waarvoor verantwoordelijk is binnen de organisatie of keten. Vanuit het actieprogramma zullen richtlijnen opgesteld worden voor invulling van het veiligheidsmanagement. 8. Zelfredzaamheid

Recent is het NIFV-publicatie over zelfredzaamheid bij brand verschenen. De publicatie beschrijft de beschikbare informatie inzake de typerende kenmerken van branden met veel slachtoffers, het menselijk gedrag bij brand en van gebouwen in relatie tot vluchten bij brand. In de publicatie wordt een kader geschetst voor de ontwikkeling van brandveiligheidsbeleid in relatie tot veilig vluchten bij brand. Vanuit de wetenschappelijk benadering van de mate van brandveiligheid (zie figuur hiernaast) wordt een relatie gelegd naar de mate van zelfredzaamheid. De combinatie van kenmerken van de brand, het gebouw en de mens bepalen de mate van zelfredzaamheid bij een calamiteit. Belangrijke conclusies op basis van de literatuurstudie zijn dat mensen zich onvoldoende bewust zijn van risico’s en dat de tijd benodigd voor het ontdekken van een brand en het onderkennen van gevaar van grote invloed zijn op de totale tijd benodigd voor vluchten. Daarnaast wordt aanbevolen om bij het bepalen van risico’s uit te gaan van een brandkromme die beter aansluit bij een bepaald gebouw / gebruik (het ontwikkelen van brandscenario’s). Uit de literatuurstudie blijkt tevens dat de effecten van de drie genoemde factoren (brand, mens en gebouw) nog onvoldoende bekend zijn. Met name het effect van brand en gebouw op het menselijk gedrag moet nader onderzocht worden.

Page 221: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Het advies van de WRR bevat twee algemene aanbevelingen met betrekking tot het toepassen van het voorzorgbeginsel. De eerste algemene aanbeveling heeft betrekking op het scheppen van institutionele voorzieningen: voorzorg moet georganiseerd worden. De tweede algemene aanbeveling ziet op het scheppen van wettelijke voorzieningen: voorzorg moet gecodificeerd worden, zodat ook bij onzekere risico’s het uitgangspunt ‘de vervuiler betaald’, overeind gehouden kan worden.

Met betrekking tot brandveiligheid is de met name de notie dat ook de WRR uitgaat van een gedeelde verantwoordelijkheid en het versterken van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en ondernemers van belang. In relatie tot het voorzorgbeginsel geldt dat bij brandveiligheid hoofdzakelijk sprake is van gekende risico’s. De klassieke risicobenadering voorziet in grote mate hierin.

Dit voorjaar zal de Kabinetsreactie op het advies van de WRR aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Hierin zal ook worden ingegaan op brandveiligheid in relatie tot het WRR-advies.

Page 222: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Eindnoten Kamerstuk 2006-2007, 26956, nr. 46, Tweede Kamer1. Kamerstuk 2007-2008, 26956, nr. 56, Tweede Kamer2. “Privaat wat kan, publiek wat moet. Vertrouwen en Verantwoordelijkheid in het Bouwproces” d.d. 14 mei 2008. 3. Kamerstuk 2007-2008, 24 587 en 31 117 nr. 294. 4. Kamerstuk 2006-2007, 24 587, nr. 199, Tweede Kamer5. Kamerstuk 2008-2009, 24 587, nr. 312, Tweede Kamer6. Kamerstuk 2007-2008, 24 587, nr. 258, Tweede Kamer 7. Kamerstuk 2007-2008, 24 587, nr. 280, Tweede Kamer8. Kamerstuk 2008-2009, 28 325, nr. 102, Tweede Kamer9.

Kamerstuk 2006-2007, 26 956, nr. 48, Tweede Kamer10. Kamerstuk 2007-2008, 26 596, nr. 53, Tweede Kamer11. Kamerstuk 2007-2008, 26956 en 28 325, nr. 64, Tweede Kamer12. Kamerstuk 2008-2009, 28 325 nr. 102, Tweede Kamer13. Nederland: 4,1 doden per miljoen inwoners; EU gemiddeld: 12 doden per miljoen inwoners (bron: NIFV)14. Kabinetsvisie ‘Nuchter Omgaan met Risico’s’ 200415. Met handelingsperspectief wordt bedoeld het besef van een individu, groep of organisatie van eigen 16. handelingsmogelijkheden bij een ramp of calamiteit Bedoeld wordt het brandveiligheidsniveau van bouwwerken, terreinen, evenementen, etc., en het bijbehorende 17. gebruik. Zaken als transport worden niet bedoeld In de verschillende wetten worden verschillende termen gebruikt voor eigenaar en gebruiker van een bouwwerk18. Commissie Fundamentele Verkenning Bouw, 14 mei 200819. Zie resultaten actie 7, Actieprogramma Brandveiligheid20. Overigens zou de Nederlandse burger als gebruiker ook breder bewust moeten worden van de brand(on)veiligheid in 21. allerhande publieksruimtes. Dit is echter niet als prioritair in deze visie benoemd. Zie de beschrijving in de bijlage onder punt 8: Zelfredzaamheid bij brand; kritische factoren voor het veilig vluchten bij 22. brand; NIFV, 2008.Gebaseerd op sturingsdriehoek bij de brandweerkunde, zoals beschreven in de lectorale rede Brandpreventie “Het 23. kerkje van Spaarnwoude”, ing. R. Hagen MPA, 13 september 2007 Zelfredzaamheid bij brand; kritische factoren voor het veilig vluchten uit gebouwen, NIFV, 200724. In de literatuur wordt deze benadering aangeduid met ‘maximum credible accidents’; ‘welke calamiteiten zijn te 25. verwachten’ en niet ‘wat kan er in het meest extreme geval gebeuren’. Het betreft hier structurele oplossingen. Bij evenementen, tijdelijke oplossingen aar aanleiding van calamiteiten en 26. dergelijke zijn dergelijke oplossingen acceptabel. Denk bijvoorbeeld aan een brandwacht bij een evenement in een kerkgebouw of de tijdelijke organisatorische maatregelen in justitiële inrichtingen .

Page 223: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden
Page 224: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Deze uitgave is tot stand gekomen met medewerking van:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesPostbus 200112500 EA Den Haagwww.minbzk.nl

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordeningen Milieu / Wonen Wijken en IntegratiePostbus 209512500 EZ Den Haagwww.vrom.nl

www.allesoverbrandveiligheid.nl

25

Page 225: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden
Page 226: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden
Page 227: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Dit is een publicatie van: Ministerie van VROMRijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl

VRO

M 9

173

/ Jun

i 200

9

Page 228: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Aanleiding en achtergrondIn 2007 vonden er in zorginstellingen ongeveer 1.100 branden plaats. De totale schade bedroeg ca € 84 miljoen. Door adequaat optreden van medewerkers en brandweer worden de meeste branden snel geblust. Enkele keren per jaar groeien de kleine branden uit tot een calamiteit. Zoals bekend vinden in het kader van het actieprogramma Brandveiligheid momenteel veel activiteiten plaats die de brandveiligheid in de zorginstellingen structureel moeten verbeteren. Uit diverse rapporten blijkt dat naast deze structurele maatregelen ook eenvoudige en goedkope maatregelen getroffen kunnen worden die de brandveiligheid en de vluchtveilig-heid binnen de zorginstellingen direct kunnen verbeteren, zogenoemde quick wins. De VROM-Inspectie heeft samen met verschillende betrokken partijen (brancheverenigingen, College bouw zorginstellingen, adviesbureaus, de ministeries VROM, SZW en de arbeidsinspectie) deze quick wins geïdentificeerd. Er is sprake van quick win als voldaan wordt aan 3 criteria:1. Snel en eenvoudig uit te voeren2. Relatief goedkoop3. Realisatie van een daadwerkelijke verbetering van de veiligheid.Uit de onderzoeken blijkt dat deze quick wins met name op het vlak van gedrag en gebruik liggen. Het gaat hier bijvoorbeeld om verbeteringen die betrekking hebben op het brandveilig ge-bruik zoals het vrijhouden van nooduitgangen en het voorkomen dat brandwerende deuren geopend worden vastgezet. Een van de producten is deze brochure voor hoofden facilitaire en technische diensten met een checklist waarin de quick wins zijn verwerkt.

Gebruik van checklistDe checklist bestaat in eerste instantie uit het uitvoeren van een visuele inspectie. Voor de toepassing van de checklist zijn de brandveiligheidstekeningen van de bouwvergunning en de gebruiksvergunning nodig. Uit de tekeningen kan worden afgelezen waar brandscheidingen liggen en waar onderdelen van de brandvei-ligheidsinstallatie, zoals vluchtwegaanwijzingen aanwezig zijn. Daarnaast zijn ook het ontruimingsplan en de logboeken van de installaties van belang. Het is de bedoeling dat de checklist regelmatig doorlopen wordt met daaraan gekoppeld een (management of werk)overleg over de bevindingen van de inventarisatie. Met name bij veranderingen in de bouwkundige, installatietechnische of organisatorische en gebruikstechnische situatie is dit belangrijk. Bij het inwerken van bijvoorbeeld een nieuwe brandveiligheidcoördinator kan deze lijst helpen bij het verkennen van de brandveiligheidssituatie. Deze toelichting en de checklist zijn ook te downloaden via www.vrom.nl en www.brandveiligheidindezorg.nl . De controle op basis van de checklist komt niet in de plaats van de door de gemeente uitgevoer-de toets op de naleving van de bouw- en brandveiligheidsvoor-schriften in de gebruiksvergunning. Deze checklist is een nuttige/handige aanvulling en betreft geen uitputtende controle.

Checklist brand- en vluchtveiligheid zorginstellingenConcrete quick wins om de brandveiligheidssituatie te verbeteren.

Page 229: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

02 | Checklist brand- en vluchtveiligheid zorginstelling

VerantwoordelijkhedenBrand- en vluchtveiligheid zijn de verantwoordelijkheid van de eigenaar en de gebruiker van het gebouw. Primair betreft dit het bestuur van de zorginstelling. Gemeenten en Arbeidsinspectie houden toezicht op de naleving van de regelgeving. Echter ook niet wettelijke bepalingen (gedrag en gebruik) kunnen de brand- en vluchtveiligheid sterk verbeteren.

ToelichtingHieronder vindt u per vraag een toelichting. Indien de toelichting niet voldoende is, kunt u een deskundige inschakelen.

Algemeen1.1 Vaak worden na de bouw nog wijzigingen doorgevoerd,

bijvoorbeeld aan de indeling in ruimten of aan de gebouwin-stallaties. Bij deze wijzigingen kunnen brand- en rookscheidin-gen zijn beschadigd of zelfs zijn verwijderd. Het is gewenst om bij de uitvoering van het onderzoek extra aandacht aan deze wijzigingen en de omgeving daarvan te besteden.

1.2 Als ruimten anders worden gebruikt dan op de bouwvergun-nings- of gebruiksvergunningstekening is aangegeven, moet nagegaan worden of dit consequenties heeft voor de brand- en vluchtveiligheid. Zonodig moeten specifieke aanvullende voorzieningen getroffen worden om het ontstaan van brand en de verspreiding daarvan tegen te gaan, (bv het aanbrengen van tijdelijke sprinklerkoppen). Tevens dient de brandweer in die gevallen van het gewijzigde gebruik op de hoogte te worden gesteld.

Oefenen2.1 Het regelmatig oefenen (tenminste 1x per jaar) van het blussen

van branden en het ontruimingplan onder leiding van de Bedrijfshulpverlening (BHV) en/of de brandweer zorgen ervoor de personeelsleden weten wat er moet gebeuren en wat er van hen verwacht wordt. Door ook bewoners/patiënten/cliënten bij de oefeningen te betrekken zullen deze bij een calamiteit minder snel in paniek raken. Ook het oefenen van het goed gebruik van brandblusmiddelen kan voorkomen dat een kleine brand zich snel verspreidt.

2.2 Tijdens het oefenen kunnen verbeterpunten in het ontrui-mingsplan naar voren komen. Vaak wordt geconstateerd dat de logica van de vluchtroute en de onderlinge communicatie tijdens een “calamiteit” te wensen overlaten. Ook blijken vluchtdeuren vaak niet geopend te kunnen worden De verbeterpunten kunnen worden aangepakt voordat zich een calamiteit daadwerkelijk voordoet. Bij knelpunten moet het plan of de situatie worden aangepast. Het is noodzakelijk (en verplicht) regelmatig (tenminste één maal per jaar) een ontruiming te oefenen zoals beschreven in het ontruimings-plan. Het plan moet ‘ingesleten’ zijn en ook nieuwe perso-neelsleden moeten oefenen. Bij een sterk wisselend perso-neelsbestand moet met een hogere frequentie (tenminste éénmaal per half jaar) worden geoefend. Reeds bij de introduc-tie van een nieuwe medewerker moet deze zijn rol in de

ontruimingsorganisatie kennen. De resultaten van de oefening moeten worden vastgelegd en geëvalueerd, zodat er geleerd wordt van gemaakte fouten en knelpunten en het plan, indien nodig, kan worden bijgesteld. Het is zeer aan te bevelen de ontruimingsoefening steeds te evalueren en de evaluatie op het afdelings- en/of managementoverleg te bespreken.

Vluchten3.1 Elke deur die in een vluchtroute ligt, moet zonder sleutel te

openen zijn. In het geval van brand ontbreekt immers de tijd om te zoeken naar de sleutel van die (nood)deur. Indien een (nood)deur automatisch wordt ontgrendeld door een brand-alarm, moet deze sturing regelmatig worden getest om zeker te zijn dat hij goed functioneert. Markeer op de vloer de ruimte in de directe omgeving van de vluchtdeur (zowel binnen als buiten) die nodig is voor een vrije doorgang naar en van de vluchtdeur. Fluorescerende lijnen op de vloer verbeteren de zichtbaarheid van de vluchtwegen. Ook vluchtdeuren kunt u op deze wijze beter zichtbaar maken.

3.2 Om de vluchtdeuren en nooduitgangen herkenbaar te maken kan op iedere vluchtdeur een sticker “Vluchtdeur vrijhouden “ of vergelijkbare tekst worden aangebracht.

3.3 Vluchtwegen (en ook vluchtdeuren) moeten altijd vrij zijn van obstakels. Dit geldt ook voor de buitenzijde van het gebouw. In principe is ieder gedeelte van een gebouw een vluchtweg. Het gaat hier met name om gangen en deuren. Ieder obstakel dat het gebruik van vluchtwegen belemmert of bemoeilijkt, moet worden verwijderd.

Beperking verspreiding van brand4.1 Om mensen bewust te maken van de specifieke functie van

zelfsluitende branddeuren kunnen op de deuren stickers met bijvoorbeeld de tekst “Branddeur, gesloten houden” worden aangebracht. Hierdoor is men zich er van bewust dat de zelfsluitendheid van die deuren niet door een keg of prullen-bak mag worden geblokkeerd.

4.2 Denk aan brandvertragende/vuurdovend meubilair, textiel, in het bijzonder gordijnen, matrassen en linnengoed met een beperkte rookproductie bij brand. Duidelijk is dat voor de brandveiligheid ook de brandeigenschappen van de inventaris en stoffering een belangrijke rol spelen. Juist gordijnen, matrassen en linnengoed blijken bij de ontwikkeling van een beginnende brand een belangrijke rol te spelen en soms voor veel rookontwikkeling te zorgen. Ook zitjes in de algemene ruimten kunnen gevolgen hebben voor de uitbreiding van brand. Roken, en vooral roken in bed, levert een brandrisico op. Een rookverbod is echter vaak, maar niet zonder meer de juiste oplossing. Het is en blijft daarom van groot belang om zowel het linnengoed, de matrassen, de prullenbakken als de rest van de inrichting zodanig te kiezen dat een brandende sigaret niet tot brand kan leiden.s

4.3 In het gebouw moeten voldoende handbrandblusmiddelen beschikbaar zijn. Het gebruik van de brandslanghaspels en draagbare handblussers mag niet door obstakels worden belemmerd. Als blusmiddelen zijn ingebouwd of niet goed

Page 230: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Checklist brand- en vluchtveiligheid zorginstelling | 03

zichtbaar zijn, moet een pictogram de locatie aangeven. Uiteraard moeten de blusmiddelen zelf in goede staat verkeren. Brandblussers mogen niet leeg zijn of ‘over de datum’. Voor brandslanghaspels geldt dat zij niet mogen worden gebruikt voor andere doelen dan waarvoor zij bedoeld zijn. Het is noodzakelijk (en verplicht) alle blusmiddelen periodiek te controleren. Het is verstandig hiervoor een onderhoudscon-tract af te sluiten.

4.4 Plaats containers met afval niet te dicht bij het gebouw. Hierdoor wordt voorkomen dat de brand in (door o.a. brandstichting en vandalisme) brandende containers kan overslaan naar het gebouw. Of beter: sluit ze af: dan kunnen afvalmaterialen niet aangestoken worden.

4.5 Als op een kleine oppervlakte brandgevaarlijke stoffen of veel brandbare materialen of goederen aanwezig zijn, kan dat grote gevolgen hebben bij brand. De brand kan daardoor vrij plotseling enorm groeien en zich anders gedragen dan verwacht. Voorbeelden van dit soort ruimten zijn kamers met opslag van linnengoed, papier, kartonnen dozen, bouwmateri-alen e.d. Er moet op worden toegezien dat de kans op het ontstaan en de verspreiding van brand in dit soort ruimten tot een minimum wordt beperkt. Als ruimten anders gebruikt worden dan de oorspronkelijke bestemming (bv badkamers als opslagruimten voor linnen) moet na gegaan worden of de veiligheidsvoorzieningen ook aan gepast moeten worden (bv een tijdelijke sprinklerkop).

Voorkomen van brand5.1 Belangrijk is te voorkomen dat brand ontstaat. In de vraag zijn

voorbeelden van ontstekingsbronnen genoemd. Als het noodzakelijk is om dergelijke apparaten in het gebouw te plaatsen, dan is het wenselijk dat aandacht wordt besteed aan de elektrische veiligheid en beveiliging tegen oververhitting. Elektrische apparatuur waar bijvoorbeeld vergeetachtigheid kan leiden tot brand, zoals een kookplaatje, kan worden beveiligd door een tijdschakelaar. Denk ook aan de brandvei-ligheid van de omgeving van het kookplaatje. Laat huishoude-lijke apparaten niet dag en nacht op de stand-by stand staan; dit kan ook beveiligd worden met een apparaatje van 15 euro.

5.2 Let er op dat niet te veel apparaten op één stopcontact zijn aangesloten; zware apparaten zoals een elektrische kachel, een elektrische oven, een wasmachine, vaatwasser of droger moeten elk op een aparte groep worden aangesloten. Ook scootmobielen en elektrische rolstoelen kunnen voor een overbelasting zorgen. Door overbelasting kan brand ontstaan. Om na te gaan of in specifieke delen van het gebouw sprake is van overbelasting van het elektrische netwerk kan een thermografische foto van de zekeringenkast worden gemaakt.

5.3 Maak in ruimten waar gerookt mag worden gebruik van vlamdovende as- en vuilnisbakken.

Onderhoud6.1 Tijdens onderhoudswerkzaamheden en andere aanpassingen

aan het gebouw moet bekeken worden of de vluchtroutes kunnen blijven zoals ze zijn bepaald of dat er (tijdelijke) aanpassingen noodzakelijk zijn.

6.2 Tijdens onderhoudswerkzaamheden (bv. dakbedekking, liftschacht) moeten voldoende blusmiddelen (tenminste één poederblusser met inhoud 6 kg) in de directe omgeving van de werkzaamheden aanwezig zijn. Bij met name werkzaamheden aan dakbedekking wil er wel eens brand ontstaan. Het snel bij de hand van blusmiddelen hebben kan veel ellende voorkomen. Maak bij inhuur gebruik van bedrijven, waarvan de medewerkers tenminste beschikken over het erkende diploma Basisveiligheid VCA.

6.3 Test de brandmeld- en de ontruimingsinstallatie en de noodver-lichting regelmatig en onderhoud de technische installaties nauwkeurig.

Noodverlichting: De noodverlichting moet bij stroomuitval blijven branden en voldoende licht geven om de vluchtweg te vinden. De werking moet minimaal eenmaal per jaar worden gecontroleerd. Waar noodverlichting is aangebracht en waar vluchtrouteaanduidingen vereist zijn volgt uit de bouwvergun-ning en de gebruiksvergunning.

Brandmeldinstallatie: De brandmeldinstallatie kan bestaan uit drie componenten:

verplicht; neem bij twijfel contact op met een specialist). De werking van de brandmeldinstallatie moet tenminste

eenmaal per jaar worden gecontroleerd. Daarnaast moet erop worden gelet dat met name de brand- en rookmelders niet defect, beschadigd of onklaar gemaakt zijn.

Directe doormelding van een brandalarm naar de brandweer is vaak, maar niet altijd verplicht. Of het voor uw gebouw het geval is, kunt u terugvinden in het Gebruiksbesluit en/of de gebruiks-vergunning. Als doormelding in uw gebouw verplicht is, dan mag men niet vertraagd of handmatig doormelden. Een brandmeldinstallatie met automatische doormelding moet gecertificeerd zijn. Dit betekent dat een gecertificeerd bedrijf de installatie moet ontwerpen, aanleggen en onderhouden. Een certificaat moet aanwezig zijn. Controles, storingen en onder-houd van installaties moeten in een logboek worden bijgehouden.

Ontruimingsinstallatie: Wanneer wel of niet een ontruimings-installatie aanwezig moet zijn staat in het Gebruiksbesluit en/of de gebruiksvergunning. Een ontruimingsinstallatie is aangeslo-ten op de brandmeldinstallatie en zorgt dat bij brandalarm de mensen in het gebouw worden gewaarschuwd door bijvoorbeeld een sirene of toeter (signaalgever) of een stille melding naar de BHV-organisatie. Over het algemeen geeft het ontruimingsplan aan waar de signaalgevers moeten zijn opgehangen. De installatie moet worden gecontroleerd op functioneren, compleetheid en beschadigingen. Controles, storingen en onderhoud van installaties moeten in een logboek worden bijgehouden.

Page 231: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Dit is een publicatie van: Ministerie van VROMRijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl

VRO

M 9

135

/ apr

il 200

9

Stimuleren van brand- en vluchtveilig gedrag7.1 Het instandhouden van een brandveilige situatie in een

gebouw is een complexe opgave waarbij veel personen zijn betrokken. Het is gewenst om binnen de organisatie hiervoor iemand als coördinator aan te wijzen. Door het gericht kijken naar de brand- en vluchtveiligheid binnen een gebouw kan een brandveiligheidcoördinator ervoor zorgen dat de brandveilig-heid binnen de instelling toeneemt. Deze kan bijdragen aan het besef dat ook medewerkers en bewoners/ patiënten/cliënten kunnen bijdragen aan de brand- en vluchtveiligheid binnen de instelling en daarin ook een verantwoordelijkheid hebben.

7.2 De BHV kan op papier goed zijn georganiseerd, maar moet ook in de praktijk werken. Dit betekent dat alle personen die deel uitmaken van de BHV-organisatie goed op de hoogte moeten zijn van het ontruimingsplan en de taken die zij moeten vervullen in geval van brand. Bij brand moet er gehandeld worden en is er geen tijd om de taken rustig te verdelen en het ontruimingsplan er nog eens op na te slaan. Op ieder willekeu-rig moment moet daarom ook duidelijk zijn hoeveel BHV’ers er aanwezig moeten zijn en hoeveel er ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Als de (vlucht- en ontruimings) plannen niet snel ter inzage zijn, is de beschikbaarheid voor derden zeker onvoldoende. Uiteraard moeten alle BHV’ers goed opgeleid zijn en jaarlijks ‘op herhaling’ gaan. Om te voorkomen dat met name tijdens de nachtelijke uren geen of te weinig bedrijfs-hulpverleners aanwezig is/zijn, is het zinvol zoveel mogelijk medewerkers de opleiding voor bhv-er te laten volgen.

7.3 Regelmatig instructie (tenminste 1x per jaar) (laten) geven aan het personeel over het vlucht/ontruimingsplan. Mogelijk via een instructiefilm of een e-learning traject.

7.4 Brand- en vluchtveiligheid regelmatig (bv. 2-3 keer per jaar) in diverse overleggen (raad van bestuur, MT, overleg met ondernemingsraad, afdelingsoverleggen) op de agenda plaatsen. Bijv. naar aanleiding van de evaluatie van een ontruimingsoefening of nodig hierbij een keer iemand uit die een calamiteit in een vergelijkbare organisatie heeft meege-maakt (ervaringsdeskundige). Zo wordt iedereen zich meer bewust van de brand- en vluchtveiligheid van het gebouw.

ColofonBestelgegevensDeze publicatie is te downloaden via www.vrom.nl onder vermelding van VROM 9135

Datum publicatieApril 2009

Page 232: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Nr. Onderdeel Vraag Antwoord Actie

1.1 Algemeen Is uw gebouw sinds de oplevering gewijzigd? ja/nee

1.2 Algemeen Worden alle ruimten gebruikt conform de op de tekeningen aangegeven functie? ja/nee

1.2.1 Algemeen Zo nee. Wat zijn de wijzigingen?

1.2.1 Algemeen Bij wijzigingen: Zijn (tijdelijke) aanpassingen t.a.v. de brand- en vluchtveiligheid noodzakelijk ?

ja/nee

2.1 Oefenen Wordt er regelmatig geoefend met het blussen van branden en het ontruimings-plan (onder leiding van brandweer en BHV)?

ja/nee

2.2 Oefenen Behoeft het ontruimingsplan aanpassing nav de oefening? ja/nee

3.1 Vluchten Zijn alle nooduitgangen zonder sleutel (of ander los hulpmiddel) te openen? ja/nee

3.2 VluchtenZijn alle nooduitgangen als zodanig herkenbaar (voorzien van een sticker “nooddeur vrijhouden”)?

ja/nee

3.3 Vluchten Zijn alle gangen en deuren in het gebouw vrij van obstakels? ja/nee

4.1 Beperken verspreiding van brand Zijn de branddeuren als zodanig herkenbaar (voorzien van sticker “branddeur gesloten” houden)?

ja/nee

4.2 Beperken verspreiding van brand Is bij de keuze de inventaris, stoffering en versiering in het gebouw rekening gehouden met de brandveiligheid (brandvertragend, vuurdovend)?

ja/nee

4.3 Beperken verspreiding van brandZijn in het gebouw brandslanghaspels of (hand)brandblussers aanwezig en zijn deze vrij van obstakels en goed zichtbaar?

ja/nee

4.4 Beperken verspreiding van brand Staan er containers met afval dicht bij het gebouw? ja/nee

4.5 Beperken verspreiding van brandZijn er in uw gebouw 1 of meer ruimten waar brandgevaarlijke stoffen of veel brandbare materialen/goederen op een kleine oppervlakte aanwezig zijn of anders gebruikt worden dan de oorspronkelijke bestemming?

ja/nee

Page 233: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Nr. Onderdeel Vraag Antwoord Actie

5.1 Voorkomen van brand Zijn er beperkingen gesteld aan het gebruik van apparatuur met een verhoogd brandrisico (warmhoudplaatje, televisie in stand-by etc.) ?

ja/nee

5.2 Voorkomen van brandIs er sprake van overbelasting van de elektrische bedrading doordat een groot aantal apparaten op een stopcontact is aangesloten?

ja/nee

5.3 Voorkomen van brand Zijn in ruimten waar wordt gerookt vlamdovende asbakken geplaatst? ja/nee

6.1 OnderhoudWordt tijdens onderhoudswerkzaamheden vooraf bekeken of vluchtroutes tijdelijk dienen te worden aangepast?

ja/nee

6.2 OnderhoudWordt er bij onderhoudswerkzaamheden aan dak en liftschachten rekening gehouden met extra brandgevaar en zijn daarvoor extra blusmiddelen aanwezig?

ja/nee

6.3 OnderhoudWorden de brandmeld- en de ontruimingsinstallaties en nood- en transparant-verlichting regelmatig getest en goed onderhouden?

ja/nee

7.1Stimuleren van brand- en vluchtveilig gedrag

Is er een brandveiligheidcoördinator aangewezen? ja/nee

7.2Stimuleren van brand- en vluchtveilig gedrag

Is het aantal BHV-ers vastgesteld dat op een willekeurig moment beschikbaar moet zijn?

ja/nee

7.3Stimuleren van brand- en vluchtveilig gedrag

Wordt er regelmatig instructie gegeven aan het personeel over het vlucht/ontruimingsplan?

ja/nee

7.4Stimuleren van brand- en vluchtveilig gedrag

Is brandveiligheid van het gebouw een regelmatig terugkerend agendapunt tijdens overleggen?

ja/nee

Aan de inhoud van de checklist kunnen geen rechten worden ontleend. Deze checklist treedt niet in de plaats van wet- en regelgeving die in dit kader van toepassing is. Het is aanvullend op het wettelijk kader.

Page 234: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Quick Wins brand- en vluchtveiligheid zorginstellingen

InleidingIn 2007 vonden in zorginstellingen 1.100 branden plaats. Door adequaat optreden van medewerkers en brandweer worden de meeste snel geblust. Toch groeien kleine branden enkele keren uit tot een calamiteit. Het Actieprogramma Brandveiligheid voorziet in een groot aantal activiteiten die de brandveiligheid in de zorginstellingen structureel verbeteren. Uit diverse rapporten blijkt dat ook eenvoudige en vaak goedkope maatre-gelen getroffen kunnen worden die de brandveiligheid en de vluchtveiligheid direct kunnen verbeteren, de zogenoemde quick wins.

Een quick win voldoet aan de volgende criteria:1. Snel en eenvoudig uit te voeren2. Relatief goedkoop3. Realisatie van een daadwerkelijke verbetering van de veiligheid.

U treft de quick wins hieronder themagewijs aan. Voor sommige lezers zullen de quick wins bekend voorkomen, voor iedereen geldt dat ze allemaal tenminste overwogen moeten worden.

Oefenen

dat personeelsleden weten wat er moet gebeuren en wat er van

calamiteiten om kunnen gaan.

op. Vaak zie je dat de logica van een vluchtroute en de onderlinge communicatie tijdens een “calamiteit” slimmer kan. Zo blijken vluchtdeuren vaak niet geopend te kunnen worden. Oefenen maakt preventief optreden mogelijk.

kan vaak voorkomen dat een kleine brand zich uitbreidt tot onwenselijke proporties.

Vluchten

de vluchtwegen. Ook de vluchtdeuren zijn op deze manier beter zichtbaar te maken.

een doorgang naar een veiligere locatie. Vluchtdeuren zijn beter herkenbaar als er stickers met tekst “vluchtdeur vrijhouden” op zijn aangebracht.

worden.

doorgang naar en van de vluchtdeur.

Rolstoelen, rollators, scootmobielen, bedden, serveerwagens, zitjes, meubilair etc. in vluchtwegen belemmeren de mogelijkhe-den tot vluchten.

Page 235: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

02 | Quick Wins brand- en vluchtveiligheid zorginstellingen

herkenbaar zijn. Plak stickers op branddeuren met de tekst “branddeur, gesloten houden”. Door de stickers wordt een ieder erop gewezen dat deze deuren een bijzondere functie hebben. Hierdoor wordt mogelijk voorkomen dat de branddeuren worden open gehouden door middel van een keg of met meubilair worden geblokkeerd.

lakens, afvalbakken, wandbekleding en versiering kunt u kiezen voor vuurdovende en brandvertragende materialen. Zeker bij personen waarvan bekend is dat zij in bed roken zouden deze materialen moeten worden toegepast.

attributen in een gebouw. Daarom worden ze vaak verstopt achter planten, kapstokken, garderoberekken of wandversiering.

toegankelijke brandblusmiddelen geven meer mogelijkheden om een brand in een vroeg stadium aan te pakken.

-ners minder makkelijk overslaan naar het gebouw. Of nog beter: sluit ze af: dan kunnen afvalmaterialen niet aangestoken worden.

na gegaan worden of de veiligheidsvoorzieningen ook aan gepast

Voorkom brand

een thermografische foto van de zekeringenkast uitkomst. Deze opname toont of elektriciteitsgroepen overbelast zijn. De foto kan het best op verschillende momenten van de dag worden genomen zodat een beter beeld ontstaat waardoor en wanneer een eventuele overbelasting kan ontstaan.

en overbelasting van bedrading. Zorg ervoor dat tv’s, kookplaten, warmhoudplaatjes, koffiezetapparaten zich na verloop van een bepaalde tijd automatisch uitschakelen. Het lijkt zo voor de hand te liggen, maar let er ook op dat niet te veel apparaten op één stopcontact zijn aangesloten.

-vende as- en vuilnisbakken.

Page 236: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Quick Wins brand- en vluchtveiligheid zorginstellingen | 03

Onderhoud

gebouw moet bekeken worden of de vluchtroutes kunnen blijven

omgeving van de werkzaamheden aanwezig zijn.-

den. Daarnaast is het raadzaam de brandmeld- en de ontrui-mingsinstallatie en de noodverlichting regelmatig te testen.

VCA.

Stimuleren van brand- en vluchtveilig gedrag

-heid binnen de instelling toeneemt. Hij of zij kan er ook voor

kunnen bijdragen aan de brand- en vluchtveiligheid binnen de instelling en daarin ook een verantwoordelijkheid hebben.

Daarom is het raadzaam zoveel mogelijk medewerkers een bhv-opleiding te laten volgen.

instructiefilm of een e-learning traject.

-

van een ontruimingsoefening of nodig eens een ervaringsdeskun-dige uit die een calamiteit in een vergelijkbare organisatie heeft meegemaakt; hij of zij kan vanuit de praktijkervaring vaak beter duidelijk maken wat de gevolgen zijn van een brand en wat de consequenties kunnen zijn van een slechte voorbereiding op een dergelijke calamiteit.

Aan dit informatieblad kunnen geen rechten worden ontleend. Deze brochure treedt niet in de plaats van wet- en regelgeving die in dit kader van toepassing is. Het informatie-blad is aanvullend op het wettelijk kader.

De quick wins zijn opgesteld door de VROM-Inspectie in samenwerking met verschillende betrokken partijen zoals brancheverenigingen, College bouw zorginstellingen, adviesbu-reaus, de ministeries VROM, SZW en de arbeidsinspectie.

Page 237: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Dit is een publicatie van: Ministerie van VROMRijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl

VRO

M 9

134

/ Apr

il 200

9

ColofonBestelgegevensDeze publicatie is te downloaden via www.vrom.nl onder vermelding van VROM 9134

Datum publicatieApril 2009

Page 238: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Vluchten bij brand

Handreiking voor gebruiksvergunningen

Page 239: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden
Page 240: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Aanvraag gebruiks-vergunning

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

Gebruiksvergunningwordt verleend

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

Voldoetbestaande

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is gebruiks-beperking zinvol?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruiksbeperking opleggen en organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee nee

Bo

uw

ve

rord

en

ing

: g

em

ee

nte

lijk

be

leid

Bo

uw

be

slu

it 2

00

3:

lan

de

lijk

e r

eg

elg

ev

ing

Beoordelingsschema

gebruiksvergunning

Page 241: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Vluchten bij brand

Handreiking voor gebruiksvergunningen

Page 242: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Colofon

Deze publicatie is samengesteld in opdracht van het Ministerie

van VROM en het Ministerie van BZK.

De totstandkoming is begeleid door een klankbordgroep

waarin zitting hadden:

• VNG

• NVBR

• Nibra

• ministerie van BZK

• ministerie van VROM

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u terecht bij de afdeling

Publieksvoorlichting van VROM, telefoonnummer 070 339 50 50

Bestellingen

Via de internetsite van VROM www.vrom.nl kunt u de tekst van

deze brochure downloaden.

Augustus 2004

Page 243: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Voorwoord

Met genoegen bied ik u hierbij, mede namens de minister van

BZK, de brochure “Vluchten bij brand” aan. Deze brochure is

tot stand gekomen door nauwe samenwerking tussen de minis-

teries van VROM en BZK en de Vereniging van Nederlandse

Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging van Brandweer-

zorg en Rampenbestrijding (NVBR) en het Nederlands Instituut

voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra).

Sinds de tragedies in Enschede en Volendam is (brand)veilig-

heid een onderwerp dat in de publieke belangstelling is komen

te staan. Dat heeft geleid tot meer aandacht voor de naleving

en handhaving van regelgeving, onder andere op het gebied van

de verlening van gebruiksvergunningen.

Bij de inwerkingtreding van het nieuwe Bouwbesluit op 1 janu-

ari 2003, waarbij de brandveiligheidseisen gekoppeld werden

aan bezettingsgraadklassen, ontstond hier en daar enige

onduidelijkheid. Vooral waar die bezettingsgraadklassen

samengaan met bepaalde regels uit gemeentelijke bouwver-

ordeningen. Eigenaren van horecagelegenheden hebben bij-

voorbeeld aangegeven niet meer te weten hoeveel strekkende

meter nooduitgang voor hun pand noodzakelijk is. Om deze

zaken te verhelderen is een circulaire (MG 2003-19) naar

gemeenten en samenwerkingsverbanden gestuurd.

Het is echter gebleken dat brandweermedewerkers en ambte-

naren van bouw- en woningtoezicht in de praktijk te weinig

houvast hebben aan de juridische circulaire. Om die reden heb-

ben de ministeries van VROM en BZK besloten deze brochure,

die gericht is op de uitvoeringspraktijk, uit te brengen.

Ik hoop dat de brochure voor gemeenteambtenaren en brand-

weermedewerkers de inzichten in de nieuwe regelgeving ver-

groot. En dat deze bijdraagt aan uniformering van de verlening

van gebruiksvergunningen, zodat in de praktijk ‘vluchten bij

brand’ goed kan worden uitgevoerd.

De Minister van Volkshuisvesting,

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Sybilla M. Dekker

Page 244: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Inhoud

Colofon

Voorwoord

1. Algemeen 05

Inleiding

Aanleiding

Leeswijzer

2. Gemeentelijk beleid 06

Uitgangspunten

Handvatten brandveilig gebruik

3. Toelaatbaar aantal personen 07

4. Verlening gebruiksvergunning 08

Principe

Het schema stap voor stap

Bijlagen

1 Bezettingsgraadklasse 17

1.1 Waarom bezettingsgraadklasse

1.2 Omgaan met de bezettingsgraad

2 Ontvluchtingstijd 19

3 Gebruiksvergunning 20

3.1 Brandveiligheid integraal benaderen

3.2 Gebruiksvoorschriften

3.3 Wanneer een gebruiksvergunning

3.4 Monumenten

4 Aanschrijvingen 22

4.1 Achtergrond aanschrijvingen

4.2 Aanschrijvingen wegens strijdigheid met de

voorschriften voor bestaande bouw

4.3 Aanschrijvingen wegens strijdigheid met de

nieuwbouwvoorschriften

4.4 Aanschrijving wegens strijdigheid met de

bouwverordening

5 Brandveiligheid in de bouwregelgeving 24

5.1 Inhoudsopgave MG 2003-19

5.2 Gebruiksvoorschriften uit de gemeentelijke

bouwverordening

5.3 Algemeen geldende gebruiksvoorschriften

5.4 Te verwachten ontwikkelingen in de bouwregel-

geving

6 Procedure Bezwaar en beroep 29

7 Voorbeeld: Discotheek in een bestaand pand 30

7.1 Omschrijving situatie

7.2 Aanvraag gebruiksvergunning

7.3 Uitwerking volgens schema

8 Voorbeeld: Monumentale kerk 34

8.1 Omschrijving situatie

8.2 Aanvraag gebruiksvergunning

8.3 Uitwerking volgens schema

9 Voorbeeld: Café in nieuwe casco winkelunit 41

9.1 Omschrijving situatie

9.2 Aanvraag gebruiksvergunning

9.3 Uitwerking volgens schema

10 Voorbeeld: Collegezaal in monumentaal gebouw 42

10.1 Omschrijving situatie

10.2 Aanvraag gebruiksvergunning

10.3 Uitwerking volgens schema

Page 245: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

1.

Algemeen

Inleiding

Deze brochure behandelt een deel van de regels over brandvei-

ligheid van nieuw te bouwen en bestaande panden. Er wordt

ingegaan op de toepassing van de Woningwet, het Bouwbesluit

2003, de Model-bouwverordening 1992 en de MG 2003-19,

toegespitst op de gebruiksvergunning. De bedoeling van deze

brochure is het inzichtelijk en daardoor gemakkelijker hanteer-

baar maken van de soms complexe regelgeving op dit terrein.

In concrete situaties zal het echter nodig zijn de formele tekst

van de regelgeving te raadplegen.

Het is voor een aanvrager van een vergunning van groot belang

het doel van de voorgeschreven brandveiligheidsvoorzieningen

te begrijpen. Ook in beroepsprocedures moet de gemeente ver-

gunningsvoorwaarden goed kunnen motiveren en tevens kun-

nen verwijzen naar de relevante wettelijke voorschriften.

Deze brochure geeft hiervoor voorbeelden en handvatten.

In deze brochure bekijken we de aanvraag voor een gebruiks-

vergunning vanuit het gezichtspunt van de toetsende ambte-

naar. Daarbij wordt een praktische benadering gekozen, die is

weergegeven in het schema op de uitklappagina. Centraal staat

de vraag welke voorschriften van toepassing zijn, ofwel welke

eisen er gesteld kunnen worden aan het desbetreffende

gebouw met de specifieke gebruiksfuncties en het aantal

gebruikers zoals deze in de aanvraag zijn vermeld.

Aanleiding

De bouwregelgeving is op onderdelen ingrijpend veranderd.

Het Bouwbesluit is per 1 januari 2003 volledig herzien en de

Woningwet is gewijzigd. In het Bouwbesluit 2003 zijn de voor-

schriften van alle soorten bouwwerken per onderwerp samen-

gebracht. De eisen zijn afhankelijk van het type gebruiksfunc-

tie. In het Bouwbesluit 2003 zijn nu ook de voorschriften op het

gebied van de brandveiligheid afhankelijk van de bezettings-

graadklassen.

In de praktijk bleek dat op het gebied van de brandveiligheid op

een aantal punten nog onduidelijkheden bestonden. Het betreft

bijvoorbeeld de relatie tussen een gebruiksvergunning op

grond van de bouwverordening en de eisen uit het Bouwbesluit

2003. Daarom is aanvullend een circulaire opgesteld, de MG

2003-19, om hierin juridische en technische duidelijkheid te

verschaffen. Deze brochure is een praktische aanvulling op

deze MG. Betrokkenen, zoals ambtenaren Bouw- en Woning-

toezicht, preventiemedewerkers bij de brandweer, maar ook

adviseurs en ontwikkelaars van bouwplannen, kunnen zich zo

de regels eigen maken.

Leeswijzer

Het hart van deze brochure is een schema voor een praktische

aanpak van het behandelen van een aanvraag voor een

gebruiksvergunning. Aan de hand van het schema op de uit-

klappagina kan een aanvraag op een logische wijze aan de

regelgeving worden getoetst en wordt duidelijk op welke onder-

delen er invulling kan worden gegeven aan de beleidsvrijheid

van de gemeente. Dit schema wordt toegelicht in hoofdstuk 4.

Vooraf worden twee zaken verduidelijkt: de gemeentelijke

beleidsvrijheid (hoofdstuk 2) en het toelaatbaar aantal perso-

nen (hoofdstuk 3).

De bijlagen belichten de achtergrond van achtereenvolgens de

bezettingsgraadklasse, de gebruiksvergunning en de mogelijk-

heid van aanschrijven. Daarna volgen een overzicht van de rele-

vante (bouw-) regelgeving bij het behandelen van een aanvraag

voor een gebruiksvergunning en een beschrijving van de

bezwaar- en beroepsprocedure. Tenslotte wordt aan de hand

van vier voorbeelden het schema uit deze brochure toegelicht.

In de praktijk kan dan worden bezien welk voorbeeld het meest

overeenkomt met een concrete aanvraag. Het kenmerk van dat

voorbeeld kan daarbij een hulpmiddel zijn.

De gemeentelijke bouwverordening is in veel gemeenten afge-

leid van de Model-bouwverordening die is opgesteld door de

Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In deze Model-

bouwverordening zijn ook de algemeen geldende voorschriften

vastgelegd. Daar waar sprake is van een directe verwijzing

wordt daarom in deze brochure verwezen naar de Model-bouw-

verordening. In de praktijk zal echter moeten worden voldaan

aan de desbetreffende gemeentelijke bouwverordening.

05

Page 246: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

2.

Gemeentelijk beleid

Uitgangspunten

Het Bouwbesluit 2003 stelt concrete prestatie-eisen waaraan

gebouwen moeten voldoen. Er zijn voor de niet tot bewoning

bestemde gebouwen op meer onderdelen prestatie-eisen

geformuleerd dan voorheen. Dit past in het rijksbeleid. In situ-

aties waarin gemeentelijke bevoegdheid een rol speelt, is het

van belang dat er gemeentelijk beleid geformuleerd is. In deze

brochure is aangegeven op welke onderdelen deze gemeentelij-

ke bevoegdheid van toepassing is. Verder zijn in de voorbeelden

handvatten gegeven voor de invulling van gemeentelijk beleid.

Over het algemeen gaat het om vijf zaken:

• Gemeenten mogen geen bouwkundige eisen stellen die

afwijken van, of zwaarder zijn dan, de eisen uit het

Bouwbesluit 2003.

• Voor bestaande gebouwen stelt het Bouwbesluit 2003 in

principe lagere eisen dan voor nieuwbouw. Op het niveau van

bestaande bouw is echter niet elk gebruik zonder meer toe-

gestaan. In concrete individuele gevallen kunnen namelijk

hogere eisen noodzakelijk zijn dan in de voorschriften voor

bestaande bouw in het Bouwbesluit 2003.

• Voor het brandveilig gebruik geldt het nieuwbouw-niveau als

maximale referentie. Dit wil echter niet zeggen dat de

nieuwbouwvoorschriften zonder meer als eis kunnen worden

opgelegd.

• Er dient te worden voldaan aan de rechtstreeks werkende

voorschriften van de gemeentelijke bouwverordening.

• Gemeenten dienen goed te kunnen motiveren waarom zij

een bepaalde voorwaarde voor een specifieke situatie nood-

zakelijk vinden. Het is van belang dat de aanvrager begrijpt

waarom een voorwaarde wordt gesteld.

Naar aanleiding van een gebruiksvergunningaanvraag moet de

toetser bepalen over welke bouwtechnische brandveiligheids-

kwaliteiten het bouwwerk moet beschikken. De brandveilig-

heidsvoorschriften van het Bouwbesluit 2003 vormen daarbij

het juridisch referentiekader. De voorschriften voor bestaande

bouw zijn daarbij het minumum referentie-niveau en de voor-

schriften voor nieuwbouw het maximum referentie-niveau.

Zo nodig kan daarbij ook de bouwvergunning een rol spelen.

Bijvoorbeeld in het geval van een door de gemeente geaccep-

teerde gelijkwaardige oplossing dat als alternatief juridisch

referentie-niveau kan worden beschouwd.

In situaties waarin de gemeentelijke bevoegdheid een rol

speelt (zoals het stellen van gebruikseisen bij de gebruiks-

vergunning, het verlenen van ontheffingen, het doen van aan-

schrijvingen en het beoordelen van gelijkwaardige oplossingen)

is het van belang dat het gemeentelijke beleid gemotiveerd en

vastgelegd is. Een aanvrager van een gebruiks- of bouwvergun-

ning kan er dan ook vooraf kennis van nemen.

Handvatten brandveilig gebruik

Naast de rechtstreeks werkende voorschriften in onder andere

bijlage 3 en 4 van de Model-bouwverordening kunnen in een

gemeentelijke beleidsnota bijvoorbeeld de volgende zaken wor-

den geregeld:

• Invulling van de bevoegdheden van de gemeente zoals vast-

gelegd in artikel 6.1.1 lid 2 en 3 van de Model Bouwveror-

dening 1992 om bij een gebruiksvergunning voorwaarden te

stellen. Een overzicht is opgenomen in bijlage 5.

Enkele aspecten zijn:

- Het maximaal toelaatbare aantal personen met het oog

op de brandveiligheid. In deze brochure wordt hier nader

op ingegaan.

- De aanwezigheid van technische installaties, voor zover

deze niet worden vereist volgens het Bouwbesluit 2003 of

hoofdstuk 2 en 5 van de Model-bouwverordening, alsmede

voorwaarden met betrekking tot de instandhouding en het

onderhoud van technische installaties.

- Organisatie in een gebouw.

• Vaststellen wanneer er aanleiding kan zijn een verleende

vergunning te wijzigen.

• Randvoorwaarden die als gunstig of ongunstig kunnen wor-

den aangemerkt voor het beoordelen van een gelijkwaardige

situatie of het mogelijk opleggen van een gebruiksbeper-

king; bijvoorbeeld gebruikte materialen, situering van uit-

gangen en inrichting.

• Handvatten voor het motiveren van een beoordeling door de

gemeente.

• Opstelling van een gemeentelijke standaardprocedure voor

het verlenen van een gebruiksvergunning. Van belang daarbij

zijn vragen als:

- Wordt standaard een vooroverleg aangeboden?

- Gaat de gemeente direct over tot het opleggen van een

gebruiksbeperking, of stelt de gemeente de aanvrager in

de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn maatre-

gelen te treffen?

- In welke situaties wordt het aanschrijfinstrument ingezet?

06

Page 247: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

3.

Toelaatbaar aantal

personen

Bij een aanvraag voor een gebruiksvergunning wordt het

brandveilig gebruik beoordeeld. Een belangrijk onderwerp

daarbij is het toelaatbaar aantal personen. Want wanneer een

brand niet in het beginstadium wordt geblust, zullen de aan-

wezige personen het gevaar moeten ontvluchten. De door-

gangsbreedte van de vluchtroutes bepaalt hoeveel mensen bin-

nen een bepaalde tijd het rookcompartiment kunnen verlaten.

De regelgever houdt daarbij voor nieuwbouw een scherpere tijd

aan dan voor bestaande bouw. In het geval van nieuwbouw is er

onder andere vanuit gegaan dat binnen één minuut het rook-

compartiment wordt verlaten en dat mensen 30 seconden met

ingehouden adem door rook kunnen vluchten.

In de meeste situaties is de vrije doorgang ter plaatse van de

deuren maatgevend. Voor de bepaling van het toelaatbaar aan-

tal personen spelen naast uitgangsbreedte echter bijvoorbeeld

ook de draairichting van deuren en de mate van opvang- en

doorstroomcapaciteit een rol. Bij het beoordelen van het veilig

ontvluchten wordt in de praktijk soms uitsluitend gekeken naar

het aantal personen per m1 deurbreedte. Dan spitst de discus-

sie zich toe op de vraag of dit maximaal 90 of 135 personen

mag zijn; dit is een te eenvoudige voorstelling van zaken.

Er moet goed worden onderscheiden dat er een verschil is tus-

sen de brandveiligheidseisen in het Bouwbesluit 2003 en de

beoordeling van het brandveilig gebruik in het kader van de

aanvraag voor een gebruiksvergunning. Een bouwvergunning

wordt onder andere verstrekt op basis van het Bouwbesluit

2003. Het Bouwbesluit 2003 geeft geen absolute waarde voor

het maximaal tot een gebouw toe te laten aantal personen,

maar gaat bij het stellen van verschillende prestatie-eisen uit

van een bandbreedte voor het gebruik: de bezettingsgraadklas-

se. Dit heeft tot gevolg dat er maximale waarden kunnen voor-

komen tot 135 personen per m1 deurbreedte, zonder dat dit

strijd oplevert met de voorschriften uit het Bouwbesluit 2003.

Bij het geven van de diverse voorschriften is de wetgever uitge-

gaan van een rekenbezetting. Die rekenwaarde is niet in het

Bouwbesluit 2003 opgenomen. De oorspronkelijke Model-

bouwverordening kende een rekenwaarde van 90 personen per

m1 deurbreedte. De rekenwaarde is in de praktijk nu vooral

bedoeld voor ontwerpers. Door bij het ontwerpen uit te gaan

van de rekenwaarde zal het bouwwerk in elk geval binnen de

bandbreedte van de desbetreffende eisen van het Bouwbesluit

2003 passen.

Bij de aanvraag voor een gebruiksvergunning staat het brand-

veilig gebruik centraal. Het werkelijk gebruik wordt bij elke

concrete aanvraag beoordeeld. Wanneer dit werkelijke gebruik

uitkomt op een groot aantal personen per m1 deurbreedte (bij-

voorbeeld tussen 90 en 135 personen per m1) kan de gemeente,

op basis van een integrale afweging van de brandveiligheid, tot

de conclusie komen dat deze situatie niet voldoende veilig is.

Aan de hand van de beoordeling van de concrete situatie kan

de gemeente aanleiding zien om voorwaarden aan de gebruiks-

vergunning te verbinden. Of deze aanleiding bestaat en welke

maatregelen dit zijn moet per situatie worden bepaald en moet

ook door de gemeente gemotiveerd kunnen worden. Die moti-

vering zal gebaseerd moeten zijn op de voldoende veilige ont-

vluchting van personen.

Het is uit het oogpunt van behoorlijk bestuur van belang dat de

uitgangspunten die de gemeente bij deze beoordeling hanteert,

zijn vastgelegd. De aanvrager van een gebruiksvergunning kan

er dan vooraf kennis van nemen. Betrokken partijen in de

markt zijn op deze manier van de beoordelingsaspecten op de

hoogte en kunnen er rekening mee houden. In gemeentelijk

beleid vastgelegde uitgangspunten kunnen bij een eventuele

beroepsprocedure meerwaarde bieden. Specifieke omstandig-

heden in het concrete geval zijn echter bepalend. Dit dient per

geval te worden beoordeeld.

07

Page 248: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4.1 Principe

Het doel bij het beoordelen van de aanvraag voor een gebruiks-

vergunning is altijd om te beoordelen of een veilig gebruik van

het pand bij de gegeven functie en bezetting redelijkerwijs

mogelijk is. Onderdeel van de afweging zijn ook de aanwezige

bouwkundige voorzieningen, de indeling van het gebouw en de

mogelijkheid tot het stellen van gebruiksvoorwaarden.

4.2 Het schema stap voor stap

Algemeen

Op de uitklappagina voorin de brochure vindt u een schema. Dit

schema geeft een praktische werkwijze weer om met de aan-

vraag voor een gebruiksvergunning om te gaan. Het bestaat uit

een beoordeling van het gebouw aan het Bouwbesluit 2003

gevolgd door een beoordeling van het brandveilig gebruik aan

de hand van de gemeentelijke bouwverordening.

De beoordeling volgens het Bouwbesluit 2003 vormt het boven-

ste deel van het schema; dit deel heeft een witte achtergrond

(1). Het wordt aangeduid met de omlaag gerichte pijl aan

de linkerzijde. De beoordeling van het brandveilig gebruik

wordt weergegeven in het onderste deel van het schema; dit

deel heeft een gekleurde achtergrond (2). In diverse onderde-

len van deze beoordeling speelt het gemeentelijk beleid een

rol. Dit is aangegeven in de omhoog gerichte pijl aan de linker-

zijde. De integrale toetsing van brandveiligheidseisen bevindt

zich op het snijpunt van deze twee delen (3). Dit komt omdat de

eisen deels in het Bouwbesluit 2003 en voor een ander deel in

de gemeentelijke bouwverordening zijn geformuleerd.

Aanvraag gebruiksvergunning

In de praktijk zal in vrijwel alle gevallen vanuit een aanvraag (a)

gekomen kunnen worden tot een gebruiksvergunning (b); of

beter gezegd: een individuele gebruiksvergunning met voor-

waarden die de gemeente moet kunnen motiveren. Afhankelijk

van het gebouw en het gebruik ervan moet bepaald worden in

welke mate er nader voorwaarden of eisen gesteld moeten

worden. Naast de nadere voorwaarden in de gebruiksvergun-

ning bestaat een groot aantal algemeen geldende voorschriften

vastgelegd in hoofdstuk 2 en 5 en in bijlage 3 en 4 van de

Model-bouwverordening.

Het uitgangspunt is een ontvankelijke aanvraag; een aanvraag

waarbij alle benodigde gegevens zijn vermeld. In bijlage 2 van

de Model-bouwverordening zijn de indieningsvereisten voor de

aanvraag van een gebruiksvergunning opgenomen. In het kader

van deze brochure zijn o.a. van belang:

• de gebruiksfunctie(s);

• het aantal personen dat van deze functie(s) gebruik maakt

(de bezetting van het gebouw);

• de gegevens van het gebouw zoals oppervlakten, vluchtrou-

tes en rook- en brandscheidingen.

Toets bestaande bouw

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig isVervolgens wordt beoordeeld of een toets op de voorschriften

voor bestaande bouw nuttig is (c). Deze eisen vormen het mini-

mum referentie-niveau. Dit is in ieder geval zinvol wanneer het

een ouder gebouw betreft. Bij een relatief jong gebouw kan

deze stap desgewenst worden overgeslagen, omdat redelijker-

wijs kan worden aangenomen dat de kwaliteit van een nieuw

gebouw wordt benaderd.

4.

Verlening gebruiks-

vergunning

08

Aanvraag gebruiks-vergunning

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

Gebruiksvergunningwordt verleend

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

Voldoetbestaande

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is gebruiks-beperking zinvol?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruiksbeperking opleggen en organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee nee

1

2

3 3

a

b

Page 249: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Voldoet bestaande bouw?Het Bouwbesluit 2003 maakt onderscheid tussen nieuwbouw en

bestaande bouw:

• Onder ‘nieuwbouw’ wordt verstaan zowel het plaatsen of

oprichten als het verbouwen (het geheel of gedeeltelijk ver-

nieuwen, veranderen en vergroten) van een bouwwerk.

• Met ‘bestaande bouw’ wordt bedoeld de staat van een bouw-

werk, zonder dat er sprake is van enig bouwen.

Een bestaand gebouw moet tevens voldoen aan de algemeen

geldende voorschriften uit hoofdstuk 5 en bijlage 3 en 4 van

de Model-bouwverordening.

Wanneer niet voldaan wordt aan de voorschriften voor een

bestaand gebouw, kan er geen gebruiksvergunning worden ver-

leend. Het gebouw voldoet dan niet aan het laagste niveau van

de bouwregelgeving. Het hangt van de concrete situatie af of de

gemeente zal overgaan tot aanschrijving. Volgens de Model-

bouwverordening moet de aanvraag tijdens de aanschrijvings-

procedure worden aangehouden. Op deze procedure wordt in

deze brochure niet verder ingegaan. Er wordt slechts geconsta-

teerd dat op grond van de desbetreffende aanvraag geen

gebruiksvergunning kan worden verleend (d).

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Bij (c) is nu vastgesteld dat het gebouw voldoet aan de eisen

voor bestaande bouw. Bij de voorschriften voor bestaande bouw

uit het Bouwbesluit 2003 is impliciet uitgegaan van de minima-

le bezetting die voor nieuwbouw is toegestaan. Het kan prak-

tisch zijn ook voor bestaande gebouwen de werkelijke bezet-

tingsgraadklasse te bepalen (e). In het Bouwbesluit 2003 zijn er

voor bestaande bouw geen prestatie-eisen gekoppeld aan de

bezettingsgraadklasse. Door deze toch te bepalen, wordt toet-

sing aan de eisen voor nieuwbouw mogelijk; dit is het maxi-

mum referentie-niveau. Hierdoor wordt het inzicht verkregen of

het gebouw op de beoordeelde aspecten een kwaliteit heeft die

vergelijkbaar is met nieuwbouw.

Nieuwbouwkwaliteit

De eisen voor nieuwbouw hebben betrekking op zowel het

plaatsen of oprichten als op het verbouwen (het geheel of

gedeeltelijk vernieuwen, veranderen en vergroten) van een

bouwwerk. In dit geval betreft het een aanvraag voor een

gebruiksvergunning. Daarom vindt toetsing aan nieuwbouw in

dit kader uitsluitend plaats voor de eisen die een relatie heb-

ben met de brandveiligheid.

Is er nieuwbouwkwaliteit met betrekking tot veilig vluchten?

In de eerste plaats (f) gaat het om de eisen die gerelateerd zijn

aan de bezettingsgraadklasse, en die dus afhangen van het

oppervlak van ruimten en het verwachte aantal personen. Dit

zijn voor de brandveiligheid o.a.:

• loopafstanden in een rookcompartiment;

• vrije doorgang van de toegang naar een verblijfsgebied of

-ruimte en de toegang tot een rookcompartiment;

• aantal toegangen van een rookcompartiment;

• draairichting van deuren naar een verblijfsruimte of rook-

compartiment en deuren in een vluchtroute.

Wanneer voldaan wordt aan deze eisen kan gesteld worden dat

het gebouw, voor de eisen voor voldoende snel en veilig vluch-

ten, een kwaliteit heeft die vergelijkbaar is met een nieuw

gebouw.

Er kan op drie verschillende manieren aan de eisen uit het

Bouwbesluit 2003 worden voldaan:

• Er wordt rechtstreeks voldaan aan de prestatie-eis. Dit komt

het meest voor.

• Er wordt niet voldaan aan de prestatie-eis, maar er is sprake

09

Aanvraag gebruiks-vergunning

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Voldoetbestaande

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten? nee

nee

ja

ja

Aanvraag gebruiks-vergunning

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Voldoetbestaande

bouw? nee

ja

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

c

e

fd

Page 250: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

van een gelijkwaardig veilige oplossing. De gelijkwaardigheid

zal door de aanvrager moeten worden aangeduid en door de

gemeente worden beoordeeld. Het kan nodig zijn dat de aan-

vrager de gelijkwaardigheid onderbouwt, bijvoorbeeld door

middel van een berekening of kwaliteitsverklaring.

• Er kan niet voldaan worden aan de prestatie-eis, omdat het

gebruik met zich meebrengt dat er meer personen per

oppervlak aanwezig zijn dan bezettingsgraadklasse B1 toe-

staat. Door de gemeente moet worden beoordeeld of er wel

voldaan wordt aan de functionele eis. Ook in dit geval zal het

vaak noodzakelijk zijn dat de aanvrager een nadere toelich-

ting en/of een berekening verstrekt.

Voldoen brandveiligheidseisen?Indien een gebouw op de bij (f) behandelde punten aan de

eisen voor nieuwbouw voldoet, wordt vervolgens bij (g) getoetst

of het voldoet aan de eisen voor brandveiligheid uit zowel het

Bouwbesluit (2003) als uit de gemeentelijke bouwverordening.

Wanneer dit het geval is, kan gesteld worden dat het gebouw een

kwaliteit heeft die vergelijkbaar is met een nieuw gebouw (h).

Veilig gebruik bepalenUit de toets bij (h) is vastgesteld dat het gebouw een met

nieuwbouw vergelijkbare kwaliteit heeft. Veilig gebruik zal

daarom in ieder geval mogelijk zijn. Bij (i) wordt vastgesteld

hoe dit in de concrete situatie gerealiseerd kan worden. Daarbij

kan de gemeente alle aspecten betrekken die niet concreet in

de bouwregelgeving zijn opgenomen, bijvoorbeeld de inrichting

en geometrie van de vluchtroutes, de redzaamheid van de aan-

wezigen en de gebruikte materialen van het pand. De eventuele

nadere voorwaarden voor veilig gebruik worden bepaald (j) en

vastgelegd in de gebruiksvergunning (b).

Geen nieuwbouwkwaliteit voor veilig vluchten

Vanzelfsprekend is er ook een groot aantal situaties waarin bij

(f) geconstateerd wordt dat niet voor alle beoordelingsaspecten

wordt voldaan aan de eisen voor nieuwbouw. Het is dan prak-

tisch het meest voor de hand liggend om eerst te beoordelen

hoeveel personen aangewezen zijn op de aanwezige uitgangen.

10

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunningwordt verleend

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodza

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

1

nee nee

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee

nee

f

g

h

i

j

b Nieuwe aanvraag

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruorgan

voo

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee

k

n

f

l

o

Page 251: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Is de bezetting < 135 personen/m1 deurbreedte?Het aantal van 135 personen per m1 deurbreedte (k) is de maxi-

male waarde die kan vóórkomen zonder dat dit directe strijd

oplevert met de prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2003.

Is aangetoond dat veilig vluchten mogelijk is?Allereerst wordt nu aangenomen dat uit de toetsing bij (k) blijkt

dat er meer dan 135 personen per m1 deurbreedte aanwezig

kunnen zijn. Het is mogelijk dat door de aanvrager wordt onder-

bouwd dat er desondanks sprake is van veilig vluchten (l). Dan

zouden mogelijk wel meer personen kunnen worden toegelaten.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er sprake is van

rookbuffering in een hoge ruimte of van een installatie voor

rook- en warmteafvoer (RWA). In het voorbeeld in bijlage 8 wordt

hier nader op in gegaan. Een dergelijke onderbouwing moet dan

beoordeeld worden (l). Deze beoordeling is vergelijkbaar met de

beoordeling van een eventuele gelijkwaardigheid bij (f), met dit

verschil dat deze nu gecombineerd moet worden met de beoor-

deling bij (g). Het is dan een integrale beoordeling van alle

aspecten van het veilig vluchten. Is de uitkomst van deze beoor-

deling positief, dan kan de procedure vervolgd worden bij (n).

Indien uit de beoordeling bij (l) blijkt dat de situatie niet veilig

is, kan worden geconcludeerd dat een gebruiksbeperking nood-

zakelijk is (o). Dit is ook het geval wanneer er meer dan 135

personen per m1 deurbreedte aanwezig zijn, zonder dat er bij-

zondere omstandigheden aanwezig zijn.

Voldoen brandveiligheidseisen?Wanneer er bij (k) geconstateerd wordt dat er minder dan 135

personen per m1 zijn aangewezen op de uitgangen, worden ver-

volgens de brandveiligheidseisen integraal beoordeeld (m). Het

betreft in feite dezelfde toets als eerder bij (g). is beschreven,

met dit verschil dat nu bekend is dat het bouwwerk voor het

veilig vluchten geen nieuwbouwkwaliteit heeft. Is dit het geval

dan volgt beoordeling van het gebruik (n).

Wanneer bij (m) geconstateerd is dat er niet wordt voldaan aan

de brandveiligheidseisen, kan het zijn dat de aanvrager onder-

bouwt dat er desondanks sprake is van veilig vluchten (l). De

beoordeling hiervan is beschreven in een voorgaande alinea.

11

Nieuwe aanvraag

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruorgan

voo

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee

k

m

n

l

Page 252: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Is veilig gebruik mogelijk?Uiteindelijk moet beoordeeld worden of er sprake kan zijn van

een veilig gebruik van het pand (n). Dit hangt af van de werke-

lijke situatie. Daarbij kan de gemeente alle aspecten betrekken

die niet concreet in de bouwregelgeving zijn opgenomen, bij-

voorbeeld de geometrie van de vluchtroutes, de redzaamheid

van de aanwezigen en de gebruikte materialen van het pand.

Bij de beoordeling van het veilig gebruik (n) moet de beoorde-

laar er rekening mee houden dat het pand op één of meer

onderdelen geen ‘nieuwbouwkwaliteit’ heeft, zoals is gebleken

uit de toetsing bij (f), (g) of (m). Dit kan ertoe leiden dat er

meer of strengere voorwaarden aan worden verbonden dan

wanneer wel volledig aan ‘nieuwbouw’ wordt voldaan (p). De

eventuele nadere voorwaarden voor veilig gebruik worden

bepaald (j) en vastgelegd in de gebruiksvergunning (b).

De beoordeling van het gebruik (n) kan ook tot de conclusie lei-

den dat veilig gebruik voor het aangevraagde aantal personen

niet mogelijk is en dat een gebruiksbeperking noodzakelijk is

(o).

Gebruiksbeperking

Langs verschillende wegen kan de beoordelaar tot de conclusie

komen dat een gebruiksbeperking noodzakelijk is, op grond van

het huidige pand en het aangevraagde gebruik (o).

Gaat aanvrager aanpassen?Dit betekent niet automatisch dat deze gebruiksbeperking ook

daadwerkelijk moet worden opgelegd. In veel gevallen zal de

beoordeling er toe leiden dat de aanvrager zijn gebouw zal wil-

len aanpassen (q). Hiervoor zal vaak een bouwvergunning nodig

zijn en de aanpassing kost enige tijd.

Dit kan leiden tot het aanhouden van de aanvraag voor de

gebruiksvergunning door de gemeente, of het intrekken door

de aanvrager. Dit hangt ook af van de concrete situatie, het

huidige gebruik, het beleid van de gemeente en de bepalingen

in de bouwverordening. In elk van deze gevallen leidt dit tot een

nieuwe behandeling van de aanvraag en wordt op een later tijd-

stip de procedure opnieuw vanaf (a) doorlopen.

Nieuwe aanvraag

Gebruiksbeperking noodzakelijk

et aan nieuwbouw-ebruiksbeperking odzakelijk

gebruiklijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is gebruikbeperking zi

Gebruiksbeperking oorganisatorische e

voorzieningen om

ja

ja

nee

nee

Aanvraag gebruiks-vergunning

Bepaal de gebruiksfuncties

q

a

12

o

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunningwordt verleend

uik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

t bouwkundig wkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

wbouw-it voor

uchten?

oen igheids-

en?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruiorgan

voor

1

nee nee

ja

ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee

n

p

j

b

o

Page 253: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Is gebruiksbeperking zinvol?Wanneer de aanvrager niet kan of wil aanpassen ontstaat

een andere situatie. De gemeente kan zich dan afvragen of

een gebruiksbeperking zinvol is (r). Is dit het geval dan kan

de gebruiksbeperking worden vastgesteld. Tevens worden de

eventuele overige bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik

bepaald (s) en vastgelegd in de gebruiksvergunning (b).

Een alternatief is dat de gemeente overgaat tot een aan-

schrijving. In de praktijk zal dit vooral plaatsvinden als een

aanpassing dringend noodzakelijk is en overleg niet tot een

oplossing leidt. Zie voor een nadere toelichting Bijlage 4.

De uitkomst van de beoordeling bij (r) kan ook zijn dat een

gebruiksbeperking niet zinvol is, bijvoorbeeld wanneer dit er

toe leidt dat het beoogde gebruik niet mogelijk is. In dat

geval kan de gemeente tot de conclusie komen dat er geen

gebruiksvergunning kan worden verleend (d). In de praktijk

zal dit een uitzondering zijn.

13

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

Is gebruiks-beperking zinvol?

Gebruiksbeperking opleggen en organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

nee nee

Gebruiksvergunningwordt verleend

b

s

d

r

Page 254: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

14

Page 255: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

15

Bijlagen

Page 256: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

16

Page 257: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 1.

Bezettingsgraad-

klasse

1.1 Waarom bezettingsgraadklasse

De voorschriften van het Bouwbesluit hangen af van het type

gebruiksfunctie. Voor utiliteitsgebouwen hangt het ook af van het

aantal personen dat mogelijk aanwezig is: de bezettingsgraad.

Dit aantal is in de ontwerpfase meestal nog niet nauwkeurig

bekend. Daarom wordt een relatie gelegd met de oppervlakte van

het verblijfsgebied of rookcompartiment en wordt een klassenin-

deling gebruikt om de gebruiksintensiteit aan te geven. De bezet-

tingsgraadklassen zijn in het Bouwbesluit 2003 alleen uitgewerkt

voor nieuwbouw.

Er is echter wel een relatie tussen de bezettingsgraadklasse en

de voorschriften voor bestaande bouw. De minimumeisen voor

de bestaande bouw zijn in grote lijnen gebaseerd op de laagste

bezettingsgraadklasse die voor de gebruiksfunctie is toegestaan

volgens de nieuwbouweisen. Deze minimale bezettingsgraad-

klasse is aangegeven in Tabel 2.

1.2 Omgaan met de bezettingsgraad

Zoals uit Tabel 1 blijkt is B5 de klasse voor het minst intensieve

gebruik, ofwel het grootste aantal m2 per persoon. De zwaarste

bezettingsgraadklasse is B1. In de praktijk kan het voorkomen

dat bij een bepaalde gebruiksfunctie meer personen per m2 aan-

wezig kunnen zijn dan volgens klasse B1, bijvoorbeeld een disco-

theek of de tribune van een voetbalstadion. De aanvrager moet

dan bij de aanvraag toelichten hoe naar zijn oordeel een brand-

veilig gebruik mogelijk is. Vervolgens zal het college van Burge-

meester en Wethouders (B&W) beoordelen of de situatie voldoen-

de veilig is. In de praktijk zal dit gebeuren aan de hand van het

advies van Bouw- en Woningtoezicht en de afdeling Preventie van

de brandweer. Hierin speelt het gemeentelijke beleid een belang-

rijke rol. In de voorbeelden wordt hierop nader ingegaan.

De aanvrager van een bouw- of gebruiksvergunning is vrij om

bepaalde bezettingsgraadklassen te kiezen. Hij legt daarmee

vast door welk aantal personen een gebouw gebruikt mag wor-

den. De eisen voor brandveiligheid zijn hierop afgestemd. Het is

dan ook niet toegestaan om meer personen toe te laten. Door te

kiezen voor hogere bezettingsgraadklassen (dat wil zeggen, met

een lager rangnummer) ontstaat er meer vrijheid voor het ge-

bruik, maar daar horen dan ook zwaardere eisen bij. Het Bouw-

besluit eist voor bepaalde gebruiksfuncties wel een minimale

bezettingsgraadklasse. Deze zijn in Tabel 2 weergegeven.

17

Tabel 1: Bezettingsgraadklassen

m2 gebruiksopper- m2 vloeroppervlakte

vlakte aan rook- aan verblijfsgebied

compartiment (of verblijfsruimte)

per persoon per persoon

Bezettings- boven- onder- boven- onder-

graadklasse grens grens grens grens

B1 > 0,8 � 2 > 0,5 � 1,3

B2 > 2 � 5 > 1,3 � 3,3

B3 > 5 � 12 > 3,3 � 8

B4 > 12 � 30 > 8 � 20

B5 > 30 n.v.t. > 20 n.v.t.

Met de ‘bovengrens’ van de bezettingsgraadklasse wordt

bedoeld het kleinste aantal m2 per persoon, oftewel het

grootste aantal personen per m2. Met de ‘ondergrens’

van de bezettingsgraadklasse wordt bedoeld het grootste

aantal m2 per persoon, oftewel het kleinste aantal perso-

nen per m2.

Tabel 2: Minimaal vereiste bezettingsgraadklasse

Gebruiksfunctie

Bijeenkomstfunctie:

- voor het aanschouwen van sport

- andere bijeenkomstfunctie

Celfunctie:

- voor bezoekers

- andere celfunctie

Gezondheidszorgfunctie:

- voor bezoekers

- andere gezondheidszorgfunctie

Industriefunctie

Kantoorfunctie

Logiesfunctie

Onderwijsfunctie

Sportfunctie

Winkelfunctie

Overige gebruiksfunctie

Minimale

bezettingsgraadklasse

B2

B3

B3

B4

B3

B4

B5

B4

B4

B3

B5

B5

B5

Page 258: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

18

Page 259: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 2.

Ontvluchtingstijd

De doorgangsbreedte van de vluchtroutes bepaalt hoeveel

mensen in één minuut het rookcompartiment kunnen verlaten.

De regelgeving gaat er daarbij onder andere van uit dat men-

sen 30 seconden met ingehouden adem door rook kunnen

vluchten.

Er kan sprake zijn van een veel gunstiger situatie dan waarvan

de wetgever is uitgegaan bijvoorbeeld wanneer er sprake is

van:

• vroegtijdige ontdekking van brand, of

• een langere rookvrije periode.

Ontdekking van brand kan door een brandmeldinstallatie ge-

beuren, maar bijvoorbeeld ook door personeel. Een langere

rookvrije periode kan zich voordoen wanneer de rook zich kan

verzamelen in bijvoorbeeld een hoge ruimte, zoals bij een kerk,

of wanneer er sprake is van voorzieningen voor rook- en warm-

teafvoer.

Deze aspecten kunnen alleen worden beoordeeld in een con-

crete situatie. Het Bouwbesluit 2003 hanteert breed gedefi-

nieerde gebruiksfuncties. Kerken en discotheken vallen bij-

voorbeeld beide in de categorie ‘bijeenkomstfunctie’ en moeten

in beginsel op grond van dezelfde normen worden beoordeeld.

Het behoeft echter geen verdere uitleg dat zowel de bezoekers

als de gebruikte materialen dusdanig verschillen dat dit aanlei-

ding kan zijn om op basis van een gelijkwaardige oplossing van

de prestatie-eisen af te wijken.

Afhankelijk van een concrete situatie kan bij de beoordeling van

een aanvraag voor een gebruiksvergunning zelfs een groter

aantal personen worden toegestaan dan waar de prestatie-

eisen in het Bouwbesluit 2003 vanuit gaan. Het is echter de

aanvrager van de gebruiksvergunning die hiervoor het initiatief

zal moeten nemen. Deze moet motiveren waarom een groter

aantal personen veilig in het gebouw kan verblijven, bijvoor-

beeld aan de hand van een berekening.

19

Page 260: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 3.

Gebruiksvergunning

3.1 Brandveiligheid integraal benaderen

De bouwkundige eisen in het Bouwbesluit 2003 en de niet-

bouwkundige eisen in de bouwverordening moeten er samen

toe leiden dat een bouwwerk brandveilig gebruikt kan worden.

De bouwtechnische staat van het bouwwerk en het gebruik

ervan worden in samenhang beoordeeld. De eisen aan de

bouwtechnische staat staan in het Bouwbesluit 2003; de mees-

te installatie-technische brandveiligheidsvoorschriften staan in

de gemeentelijke bouwverordening. Voor het gebruik gelden de

gebruikseisen uit de gemeentelijke bouwverordening. Verder

zijn in het ARBO-besluit en in de zogeheten ‘8.40 AmvB’s Wet

Milieubeheer’ een aantal voorschriften inzake brandveiligheid

opgenomen. Deze blijven in deze brochure echter buiten

beschouwing.

Bij het verlenen van een gebruiksvergunning dient een specifie-

ke relatie tussen de volgende onderdelen van de regelgeving in

acht te worden genomen:

• de bouwkundige eisen in het Bouwbesluit 2003;

• de voorschriften van de gemeentelijke bouwverordening over

brandveilig gebruik;

• de voorschriften van de Woningwet over aanschrijvingen.

Bij het verlenen van een gebruiksvergunning worden deze on-

derdelen vaak door elkaar gebruikt. Een bekend voorbeeld is het

stellen van bouwkundige eisen, zoals het moeten verbreden van

uitgangen. Als voorwaarde tot het verlenen van een gebruiks-

vergunning is dit niet toegestaan. Bouwkundige voorzieningen

kunnen bij een utiliteitsgebouw alleen worden geëist via een

aanschrijving op basis van artikel 17 van de Woningwet. Omdat

de diverse regels op bouwwerk-niveau kunnen samenlopen, is

een op de praktijk afgestemde toepassing noodzakelijk. Een

gebruiksvergunning is het product van een integrale benadering

van de brandveiligheid van het bouwwerk. In de voorbeelden is

de samenhang tussen de onderdelen van de regelgeving nader

toegelicht.

3.2 Gebruiksvoorschriften

In elke gemeentelijke bouwverordening zijn niet-bouwkundige

voorschriften opgenomen, die samen met het Bouwbesluit 2003

moeten leiden tot een brandveilig bouwwerk. Uitgaande van de

Model-bouwverordening 1992 zijn de eisen in bijlage 3 t/m 6

algemeen geldend, ongeacht een eventuele gebruiksvergun-

ning. Gemeenten kunnen alleen voorwaarden aan de gebruiks-

vergunning verbinden op basis van artikel 6.1.1 lid 2 en 3 van

de Model-bouwverordening 1992. Hierin staan de onderwerpen

genoemd waaraan gemeenten bij een gebruiksvergunning

voorwaarden mogen verbinden. Steeds zal in elke concrete

situatie moeten worden beoordeeld hoe een brandveilige situ-

atie kan worden gerealiseerd.

In het kader van gemeentelijk beleid wordt verder geadviseerd

altijd het maximaal aantal personen vast te leggen in de

gebruiksvergunning, ook wanneer die niet afwijkt van de aan-

vraag. Bij overschrijding van het aantal personen wordt het

gebouw gebruikt in strijd met de gebruiksvergunning, waartegen

de gemeente handhavend kan optreden. Bij grote brand- of rook-

compartimenten zouden in dit kader ook andere grenswaarden

kunnen worden vastgelegd, zoals de maximale vuurbelasting.

3.3 Wanneer een gebruiksvergunning

Een gebruiksvergunning is volgens de Model-bouwverordening

1992 vereist in één van de volgende situaties:

1. Wanneer meer dan vijftig personen tegelijk in een gebouw

aanwezig zullen zijn. Dit geldt niet voor normale woningen in

een woongebouw.

2, Indien bedrijfsmatig brandgevaarlijke stoffen worden opge-

slagen. In de Regeling Bouwbesluit 2003 zijn deze stoffen

omschreven.

3. Wanneer aan meer dan tien personen bedrijfsmatig of in het

kader van verzorging nachtverblijf wordt verschaft.

4. Wanneer aan meer dan tien kinderen jonger dan twaalf jaar,

of aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandi-

capten dagverblijf wordt verschaft.

Dit zijn situaties waarin gevaar kan ontstaan door een verhoog-

de kans op brand of door negatieve gevolgen van een eenmaal

uitgebroken brand. Tussen gemeentelijke bouwverordeningen

bestaan hierin verschillen!

In een aantal situaties kunnen gemeenten nieuwe voorwaarden

aan een bestaande vergunning verbinden of eerder gestelde

voorwaarden wijzigen of intrekken. Ook kunnen zij de vergun-

ning volledig intrekken, waardoor een nieuwe gebruiksvergun-

ning vereist is. Het gaat om de volgende situaties.

• Bij gewijzigde inzichten omtrent de risico’s en/of gewijzigde

omstandigheden buiten het bouwwerk.

20

Page 261: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

• Bij een wijziging van de gebruiksfunctie of van het gebruik

van het bouwwerk.

• Bij een wijziging van de bezetting, dat wil zeggen het aantal

aanwezige personen.

3.4 Monumenten

Bij Monumenten kunnen noodzakelijke bouwkundige voor-

zieningen in strijd zijn met de Monumentenvergunning. In het

Bouwbesluit 2003 is in artikel 1.12 geregeld dat de eisen in de

Monumentenvergunning maatgevend zijn boven de eisen in het

Bouwbesluit 2003. Als volgens de Monumentenvergunning geen

wijzigingen in een gevel mogen worden aangebracht, is het niet

toegestaan om extra uitgangen aan te brengen als dat volgens

het Bouwbesluit 2003 is vereist.

Dit betekent dat Monumenten niet voor elk gebruik geschikt

zijn en dat de eigenaar of exploitant vooraf moet nagaan of het

gebouw geschikt is voor zijn gebruiksdoeleinden. In deze bij-

zondere situaties moet onderzoek worden gedaan naar een

specifieke ‘maatwerkoplossing’.

21

Page 262: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 4.

Aanschrijvingen

4.1 Achtergrond aanschrijvingen

De aanschrijving is een instrument dat door gemeenten kan

worden gebruikt om te kunnen optreden tegen een ongewenste

staat of een ongewenst gebruik van bestaande bouwwerken.

Voor de brandveiligheid kan onderscheid worden gemaakt in:

• Aanschrijvingen wegens strijdigheid met de voorschriften

voor bestaande bouw;

• Aanschrijvingen wegens strijdigheid met de nieuwbouw-

voorschriften;

• Aanschrijvingen wegens strijdigheid met de gemeentelijke

bouwverordening.

De voorschriften in het Bouwbesluit 2003 voor bestaande bouw

bevatten een lager kwaliteits-niveau dan de voorschriften voor

nieuwbouw.

In de huidige praktijk komt het vaak voor dat een aanschrijving

wordt gecombineerd met het verlenen van een gebruiksvergun-

ning. Een veel voorkomende situatie is dat de eigenaar een lijst

krijgt met zowel bouwkundige als niet-bouwkundige eisen

waaraan moet worden voldaan voordat de gebruiksvergunning

wordt verleend. Het stellen van bouwkundige voorwaarden voor

het verlenen van een gebruiksvergunning is echter niet toege-

staan. Het volgende onderscheid is van belang:

• Bouwkundige aanpassingen kunnen alleen worden afge-

dwongen door een aanschrijving op basis van de Woningwet.

• Punt 1 is het vertrekpunt voor het verlenen van de gebruiks-

vergunning; als voorwaarde voor de gebruiksvergunning

kunnen alleen nog niet-bouwkundige (dus uitsluitend

gebruikstechnische) eisen worden gesteld.

De noodzaak van aanschrijving moet door de gemeente kunnen

worden aangetoond.

Aanschrijven is een middel dat bedoeld is om alleen in een

uiterste omstandigheid toe te passen. Eerst zal een gemeente

proberen de eigenaar van een pand te overreden om de voor-

zieningen vrijwillig aan te brengen of om het gebruik aan te

passen dan wel te staken. Wordt hieraan geen gehoor gegeven,

dan zal de gemeente tenslotte kunnen overgaan tot aanschrij-

ven. De noodzakelijkheid hiervan zal door de gemeente gemoti-

veerd moeten kunnen worden.

4.2 Aanschrijvingen wegens strijdigheid met de voorschriften

voor bestaande bouw

Indien een bestaand utiliteitsgebouw niet voldoet aan de eisen

voor bestaande bouwwerken, kunnen gemeenten de eigenaar

van het bouwwerk met een aanschrijving verplichten om bouw-

kundige voorzieningen te treffen. Het doel van de aanschrijving

is het bouwwerk weer te laten voldoen aan de eisen voor

bestaande bouwwerken (het ‘bodem-niveau’).

Voor een dergelijke aanschrijving is de motivatieplicht beperkt

tot het vermelden van de artikel- en lidnummers waarmee

strijdigheid bestaat. Strijdigheid met deze eisen is nooit toege-

staan, zodat verdere motivering overbodig is.

4.3 Aanschrijvingen wegens strijdigheid met de nieuwbouw-

voorschriften

Gemeenten kunnen in concrete situaties voor een bestaand

bouwwerk bouwkundige voorzieningen eisen vanwege strijdig-

heid met de nieuwbouwvoorschriften. Er zal sprake moeten zijn

van dringend noodzakelijke voorzieningen voor brandveilig

gebruik van het pand. Een dergelijke eis zal altijd zeer goed

gefundeerd moeten zijn aan de hand van de specifieke functie

van het gebouw. Hieruit volgt dat een dergelijke benadering

niet standaard is voor te schrijven in een gemeentelijk beleids-

stuk. Wel kan worden vastgelegd op welke wijze een gemeente

in voorkomende gevallen deze bevoegdheid zal hanteren.

Er wordt op basis van de Woningwet aangeschreven wegens

strijd met de nieuwbouwvoorschriften van het Bouwbesluit

2003. Toch zijn die voorschriften niet bepalend voor het daad-

werkelijk te realiseren niveau. De hoogte van dat niveau wordt

bepaald vanuit de noodzaak om voorzieningen aan te brengen

die uitstijgen boven de voorschriften voor bestaande bouw. Per

situatie zal dit moeten worden gemotiveerd. In een aanschrij-

ving vanwege strijdigheid met de nieuwbouwvoorschriften moet

dus het volgende worden aangegeven:

1. waarom de kwaliteit van een gebruiksfunctie die voldoet aan

de eisen voor bestaande bouwwerken, niet toereikend is in

de desbetreffende situatie;

2. waarom juist dat specifieke niveau wordt verlangd.

Het te realiseren niveau, zoals dat is beschreven in de aan-

schrijving, mag in ieder geval niet uitstijgen boven de nieuw-

bouwvoorschriften van het Bouwbesluit 2003.

22

Page 263: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

4.4 Aanschrijven wegens strijdigheid met de

bouwverordening

Indien een bestaand utiliteitsgebouw niet wordt gebruikt in

overeenstemming met de voorschriften van de bouwverorde-

ning, kunnen gemeenten de gebruiker van het bouwwerk

aanschrijven om het gebruik in overeenstemming met die

voorschriften te brengen.

Voor een aanschrijving vanwege strijdigheid met de voorschrif-

ten van de bouwverordening is de motivatieplicht beperkt tot

het vermelden van de artikel- en lidnummers waarmee strij-

digheid bestaat. Strijdigheid met deze eisen is nooit toege-

staan, zodat verdere motivering overbodig is.

23

Page 264: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 5.

Brandveiligheid in de

bouwregelgeving

In dit overzicht wordt een verwijzing gegeven naar relevante

artikelen in de Woningwet, het Bouwbesluit 2003 en de

Model-bouwverordening aan de hand van de MG 2003-19

(MG = Mededeling aan Gemeenten). Vanwege het doel en de

reikwijdte van deze brochure betreft dit geen volledig over-

zicht van wetten, normen en regels die te maken hebben

met de brandveiligheid van gebouwen.

5.1 Inhoudsopgave MG 2003-19

In tabel 3 is een inhoudsopgave van de MG 2003-19 opgeno-

men.

Relatie (bouw)regelgeving met de MG 2003-19

In tabel 4 op pagina 27 is een overzicht opgenomen waarin

is aangegeven naar welke (bouwregelgeving) de MG 2003-19

verwijst.

De tabel is als volgt opgebouwd:

• Kolom 1: artikelnummers van de regelgeving (o.a. Woning-

wet en het Bouwbesluit 2003 waarnaar de MG 2003-19

verwijst;

• Kolom 2: korte omschrijving van de titel/inhoud van de

artikelen in kolom 2;

• Kolom 3: de desbetreffende paragraaf van de MG 2003-19

waarin de verwijzing naar de regelgeving is opgenomen.

In tabel 5 op pagina 28 is een overzicht opgenomen van de

beoordelingsaspecten van het Bouwbesluit 2003 die zijn gerela-

teerd aan de bezettingsgraadklasse.

5.2 Gebruiksvoorschriften uit de gemeentelijke bouw-

verordening

De gebruiksvoorschriften waaraan bouwwerken moeten vol-

doen, zijn opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening.

Veelal is de gemeentelijke bouwverordening afgeleid van de

door de VNG uitgegeven Model-bouwverordening 1992, bijge-

werkt tot en met de negende serie wijzigingen (d.d. oktober

2003), verder genoemd: Model-bouwverordening.

In de volgende kolom is aangegeven welke voorschriften uit de

Model-bouwverordening gelden voor de aanvraag van een bouw-

vergunning en voor de aanvraag van een gebruiksvergunning.

Daarbij is ook aangegeven of de voorschriften gelden voor

nieuw te bouwen bouwwerken of bestaande bouwwerken.

Aanvraag bouwvergunning

Bij de aanvraag van een bouwvergunning moet, naast de eisen

voor nieuw te bouwen bouwwerken uit het Bouwbesluit 2003,

aan de eisen van hoofdstuk 2 van de Model-bouwverordening

worden voldaan. Dit zijn onder andere de volgende eisen:

• Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brand-

blusvoorzieningen: paragraaf 2.5.3;

• Brandmeldinstallaties: paragraaf 2.6.1 t/m 2.6.4 en bijlage

10;

• Ontruimingsalarminstallaties: paragraaf 2.6.5 t/m 2.6.7

en bijlage 11;

• Vluchtroute-aanduiding: paragraaf 2.6.8 t/m 2.6.10

en bijlage 12.

De staat van een bestaand bouwwerk

Een bestaand bouwwerk moet, naast de eisen voor de staat van

bestaande bouwwerken uit het Bouwbesluit 2003, voldoen aan

de eisen van hoofdstuk 5 van de Model-bouwverordening. Dit

zijn onder andere de volgende eisen:

• Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brand-

blusvoorzieningen: paragraaf 5.1.2;

• Brandmeldinstallaties: dezelfde eisen als nieuw te bouwen

bouwwerken;

• Ontruimingsalarminstallaties: dezelfde eisen als nieuw te

bouwen bouwwerken.

• vluchtroute-aanduiding: dezelfde eisen als nieuw te bouwen

bouwwerken.

Aanvraag gebruiksvergunning (procedurevoorschriften)

Bij de aanvraag van een gebruiksvergunning gelden de voor-

schriften van hoofdstuk 6 uit de Model-bouwverordening. In

grote lijnen kan de volgende onderverdeling in voorschriften

worden gemaakt:

• procedurele voorschriften (hoofdstuk 6, paragraaf 1);

• algemeen geldende gebruiksvoorschriften (zie tabel 6,

pagina 28);

• voorwaarden die gemeenten aan de gebruiksvergunning

kunnen verbinden (zie paragraaf 5.3 op pagina 25).

24

Page 265: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

5.3 Algemeen geldende gebruiksvoorschriften

De gebruiksvoorschriften in Tabel 6 op pagina 28 gelden altijd,

ongeacht een gebruiksvergunning.

Voorwaarden die gemeenten aan de gebruiksvergunning

kunnen verbinden

Gemeenten kunnen volgens artikel 6.1.1 lid 2 (zie tabel 6, pagi-

na 28), naast de algemeen geldende voorschriften in bijlage 3

t/m 6 van de Model-bouwverordening, aan de gebruiksvergun-

ning slechts voorwaarden verbinden in het belang van het voor-

komen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van

brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij

brand. Hieronder is aangegeven op welke onderwerpen deze

voorwaarden betrekking kunnen hebben.

Onderwerpen voorwaarden gebruiksvergunning

• Stoffering en versiering;

• Uitgangen en vluchtwegen;

• Installaties;

• Standbouw, podia, kramen e.d.;

• Verbrandingsmotoren;

• Verbod voor open vuur en vuurwerk;

• Bewaking en controle;

• Ventilatie en werkzaamheden;

• Brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleve-

rende stoffen;

• Opstellingsplannen;

• Afval;

• Doorlopend toezicht;

• Brandveiligheidsinstructie en ontruimingsplan uitgaande

van de bestaande interne organisatie;

• Het maximaal toelaatbare aantal personen in een ruimte

van een gebouw of in een gebouw met het oog op de brand-

veiligheid;

• De plaats van, alsmede het aantal en het type draagbare

blustoestellen en/of minihaspels.

Richtlijnen voor het gemeentelijke beleid worden gegeven in

de ‘Handreiking brandpreventiebeleid bestaande bouw’. De

bestaande ‘Handreiking brandveiligheid bestaande bouw’ sluit

niet goed aan op de huidige regelgeving en moet worden her-

zien.

5.4 Te verwachten ontwikkelingen in de bouwregelgeving

Pakket 2005

• Wijziging Woningwet: verhelderen aanschrijvingsinstrumen-

tarium en het creëren sancties voor inspectie en basis voor

handhavingbeleidsplan (VROM)

• 10e Wijziging Model-bouwverordening (VNG)

Pakket 2006 en verder

• Uniformering gebruikseisen uit de gemeentelijke bouw-

verordeningen (VROM)

• Normalisatie opvang- en doorstroomcapaciteit (NEN)

waarna mogelijk aanwijzing in het Bouwbesluit 2003 volgt

(VROM)

• Onderzoeken mogelijkheid bezettingsgraadklasse groter

dan B1 (VROM)

• Onderzoek grote brandcompartimenten gericht op verdui-

delijking eisen van het Bouwbesluit (VROM)

• Onderzoek beheersbaarheid van brand (BZK)

• Onderzoek naar de mogelijkheid om te komen tot een richt-

lijn voor bouwwerken die hoger zijn dan 70 meter (SBR)

• Implementatie EU-richtlijn tunnelveiligheid (V&W)

Actuele informatie over deze onderwerpen zal te vinden zijn

op: www.vrom.nl

25

Page 266: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

26

Hoofdstuk

1.

2.

3.

3.1

3.1.1

3.1.2

3.1.3

3.1.4

3.1.5

3.2

3.2.1

3.2.2

4

4.1

4.2

5

5.1

5.2

5.3

5.3.1

5.3.2

5.3.3

6

7

Titel

Inleiding

Prestatie-eisen voor de utiliteitsbouw in het Bouwbesluit 2003

Toepassing van de bezettingsgraadklassen het Bouwbesluit 2003

- Nieuwbouw

- Toegestane bezettingsgraadklasse

- Bandbreedtes binnen de bezettingsgraadklassen

- Totale vrije doorgang van toegangen

- Eisen bij een bezetting boven het maximum van

bezettingsgraadklasse B1

- Betekenis van de ‘rekenwaarde’

- Bestaande bouwwerken

- Voorschriften voor bestaande bouw in het Bouwbesluit 2003

- Doorwerking nieuwbouwvoorschriften naar bestaande bouw

Aanschrijving op grond van de Woningwet t.a.v. de eisen

in het Bouwbesluit 2003

- Aanschrijving wegens strijd met de voorschriften voor bestaande bouw

- Aanschrijving wegens strijd met de nieuwbouwvoorschriften

(het treffen van noodzakelijke voorzieningen)

Gebruiksvergunning

- Gebruiksfunctie gebouwd volgens de eisen van het Bouwbesluit 2003

- Gebruiksfunctie gebouwd volgens de eisen van het oude Bouwbesluit of eerder

- Verdere voorwaarden en uitzonderingen

- Gebruik conform gebruiksfunctie

- Wijziging van gebruiksfunctie

- Wijziging van bezetting

Relatie het Bouwbesluit 2003, gebruiksvoorschriften

en aanschrijfinstrumentarium

Beperking geldigheidsduur gebruiksvergunning

Tabel 3: Inhoudsopgave MG 2003-19

Page 267: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

27

Tabel 4: Relatie (bouw)regelgeving met de MG 2003-19

Onderwerp

Woningwet

2

4

8

17 lid 1

17 lid 3

17 lid 4

21

107

Het Bouwbesluit 2003

1.5

1.1 lid 6

2.145 lid 1

2.145 lid 2

2.146 lid 8

2.146 lid 9

2.148 lid 3

2.148 lid 4

Gemeentewet

125

Algemene wet bestuursrecht

5.32

Inhoud

Aansturing van het Bouwbesluit 2003 voor nieuw te bouwen en bestaande bouwwerken.

Geeft aan dat het Bouwbesluit 2003 geldt voor de staat van een bouwwerk en het bouwen

van een bouwwerk.

Plicht voor gemeenten om een bouwverordening op te stellen en de zaken die daarin

geregeld moeten en mogen zijn.

Aanschrijving wegens strijd met de voorschriften voor bestaande bouw of de

nieuwbouwvoorschriften.

Aanschrijving wegens strijd met de bouwverordening

Mogelijkheid voor gemeenten om gebruik van gebouw te laten staken.

Plicht tot het voldoen aan een aanschrijving.

Strafbaarstelling bij het niet voldoen van een aanschrijving door hechtenis

of een geldboete.

Gelijkwaardigheidsbepaling

Bevat de tabel met bezettingsgraadklassen.

Functionele eis voor het vluchten uit een rookcompartiment en

sub-brandcompartiment.

Aansturing tabel 2.145.1 en 2.145.2 waarin is aangegeven welke prestatie-eisen voor

een gebruiksfunctie gelden om te voldoen aan de functionele eis.

Bepaling vrije doorgang toegang verblijfsgebied/verblijfsruimte.

Draairichting deur toegang verblijfsgebied/verblijfsruimte

Bepaling vrije doorgang toegang rookcompartiment.

Draairichting deur toegang rookcompartiment.

Toepassing bestuursdwang bij het niet nakomen van een aanschrijving.

Toepassing last met een dwangsom bij het niet nakomen van een aanschrijving.

Relatie MG

2003-19

4.2

2/3.2.2

5

3.2.2/4.1/4.2

5.3.1/5.3.3

5.3.1/5.3.3

4.1

4.1

3.1.4

3.1

3.1.4

3.1.4

3.1.3/3.1.4

3.1.4

3.1.3/3.1.4

3.1.4

4.1

4.1

Page 268: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

28

Veiligheid

Gezondheid

Bruikbaarheid

Afmetingen van een trap

(kolom A of kolom B)

Aanwezigheid van noodverlichting

Aantal toegangen

Breedte van de vrije doorgang van een

toegang

Draairichting van een deur van een

toegang

Loopafstanden

Het mogen samenvallen van twee

vluchtroutes

Luchtverversing capaciteit verblijfs-

gebied/-ruimte

Aantal toiletruimten

Oppervlakte aan stallingsruimte voor

fietsen

Tabel 6: Algemeen geldende gebruiksvoorschriften Model-bouwverordening met betrekking op brandveiligheid

Onderwerp

6.2

6.2.1

6.2.1 lid 1

6.2.1 lid 2

6.2.1 lid 3

6.2.2

6.2.2 lid 1

6.2.2 lid 2

6.2.2 lid 3

6.2.3

6.3

6.3.1

6.3.2

Omschrijving

Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar

Gebruikseisen voor bouwwerken

- Er moet worden voldaan aan de algemeen geldende eisen in bijlage 3 van de

Model-bouwverordening.

- Er moet worden voldaan aan de algemeen gelden eisen in bijlage 4 van de

Model-bouwverordening (voor bepaalde type bouwwerken).

- Vrijstellingsbevoegdheid gemeente voor artikelen in bijlage 3.

Verbod stoffen aanwezig te hebben.

- Verbod voor brandgevaarlijke stoffen (omschreven in Regeling Bouwbesluit 2003).

- Uitzonderingen op lid 1 voor bepaalde hoeveelheden brandgevaarlijke stoffen.

- Wijze van bereken van de inhoud van vaatwerken.

Wijze van opslag van stoffen als bedoeld in Regeling Bouwbesluit 2003

Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand

Eis voor het gereed houden van bluswaterwinplaats.

Eisen voor voorkomen van de belemmering van het gebruik en zichtbaarheid van

brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties en middelen een voorzieningen tot

ontvluchting van personen en dieren bij brand.

Verwijzing naar bijlage

3

4

3

5

6

Tabel 5: Overzicht voorschriften die zijn gerelateerd aan

de bezettingsgraadklasse

Page 269: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 6.

Procedure bezwaar

en beroep

Inleiding

Er staan voor de burger vele wegen open om bezwaar te maken

of in beroep te gaan als hij meent dat de overheid onrechtmatig

of onbehoorlijk jegens hem heeft gehandeld. Over het alge-

meen gaat het dan om zaken waarin Burgemeester en Wet-

houders (B&W) beslissingsbevoegdheid hebben. De procedures

die daarvoor kunnen worden gevolgd staan in het algemeen in

de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Beslissingen en andere

handelingen van de overheid worden in de regel door de be-

stuursrechter behandeld. Alleen belanghebbenden kunnen

bezwaar en beroep instellen. Dit kan dus de aanvrager van

een gebruiksvergunning zijn indien de gebruiksvergunning is

geweigerd of indien deze het niet eens is met de gestelde voor-

waarden. Maar ook andere belanghebbenden, derden, kunnen

bezwaar maken tegen een verleende gebruiksvergunning. Wie

geen belang aannemelijk kan maken wordt niet ontvankelijk

verklaard en het beroep wordt niet in behandeling genomen.

Relevante definities

Een gebruiksvergunning en een aanschrijving zijn volgens de

AWB zowel een besluit als een beschikking:

• Besluit = een schriftelijke beslissing van een bestuursor-

gaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling;

• Beschikking = een besluit dat niet van algemene strekking

is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

Rechtsmiddelen en volgorde van rechtsgang

In het kader van een gebruiksvergunning of een aanschrijving

zijn de rechtsmiddelen ‘bezwaar’ en ‘beroep’. Het stelsel van

rechtsbescherming kan op hoofdlijnen worden samengevat:

• Tegen besluiten staat beroep open bij een administratieve

rechter.

• Beroep op een administratieve rechter kan pas worden inge-

steld nadat bezwaar is gemaakt bij het orgaan dat de

beschikking heeft gegeven (in dit geval meestal B&W).

• De bevoegde administratieve rechter is in het algemeen de

rechtbank.

• Tegen de uitspraak van de rechtbank staat hoger beroep

open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van

State.

Termijnen

Voor het kenbaar maken van bezwaar en beroep gelden de

volgende termijnen:

• Binnen 6 weken na de datum van de beschikking moet een

bezwaarschrift zijn ingediend bij B&W.

• B&W moeten binnen 6 weken hun beschikking herover-

wegen; werkt de gemeente met een bezwarencommissie,

dan is die termijn maximaal 10 weken.

• Duurt de behandeling langer, of is de bezwaarde het niet

eens met de beslissing, dan kan deze binnen 6 weken in

beroep gaan bij de rechtbank. Op de termijnen die dan

gelden wordt hier niet nader ingegaan.

Schorsing

Het instellen van bezwaar en beroep heeft geen schorsende

werking op het genomen besluit. Eventueel kan een voorlopige

voorziening (schorsing) worden aangevraagd bij de President

van de rechtbank.

29

Page 270: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 7.

Voorbeeld: Discotheek

in bestaand pand

30

Aanvraag gebruiks-vergunning

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

Gebruiksvergunningwordt verleend

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

Voldoetbestaande

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is gebruiks-beperking zinvol?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruiksbeperking opleggen en organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee nee

250 m2

19

00

19

00

20000 mm

12

50

0 m

m

Bo

uw

ve

rord

en

ing

: g

em

ee

nte

lijk

be

leid

Bo

uw

be

slu

it 2

00

3:

lan

de

lijk

e r

eg

elg

ev

ing

1

2

3

4

5

6

7

B

A

Afbeelding 1

Page 271: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

7.1 Omschrijving situatie

Voorbeeld: Discotheek in een bestaand pand

Kenmerk: Bezettingsgraadklasse hoger dan B1

Voor een bestaande discotheek wordt een gebruiksvergunning

aangevraagd. Het betreft een pand met één bouwlaag met een

gebruiksoppervlakte van 250 m2 en ieder weekend ca. 510

bezoekers per avond.

De voorwaarden die genoemd zijn in dit voorbeeld, zijn niet

algemeen toepasbaar, maar hebben slechts betrekking op het

voorbeeld zelf.

7.2 Aanvraag gebruiksvergunning

Uitgangspunten:

• Zie Afbeelding 1

• Gebruiksfunctie = bijeenkomstfunctie

• Aangevraagde aantal personen = 510

• Verblijfsruimte = 250 m2

• Rookcompartiment = 250 m2

• Vrije doorgang toegangen = 2 x 1,9 = 3,8 m1

7.3 Uitwerking volgens schema

Bepaal de gebruiksfuncties (1)

Het gehele gebouw wordt aangemerkt als bijeenkomstfunctie.

Beoordeel of toets op bestaande bouw nuttig is/voldoet

bestaande bouw? (2)

Gesteld wordt dat het gebouw voldoet aan de eisen voor

bestaande bouw. Dit betekent dat het gebouw voor wat betreft

de brandveiligheid in gebruik kan blijven.

Bepaal de bezettingsgraadklasse (3)

De minimumeisen voor de bestaande bouw zijn in grote lijnen

gebaseerd op de laagste bezettingsgraadklasse die voor de

desbetreffende gebruiksfunctie is toegestaan volgens de

nieuwbouweisen (voor bijeenkomstfunctie: B3). Dit gebouw

wordt nu veel intensiever gebruikt. Daarom kan de gemeente

bij de beoordeling van het brandveilig gebruik van het gebouw

rekening houden met dit grotere aantal personen en uitgaan

van een hoger niveau. Dit hogere niveau kan worden afgeleid

van de grenswaarden van de bezettingsgraadklasse. Een prak-

tische werkwijze is om te beoordelen of het gebouw nieuw-

bouwkwaliteit heeft. Daarvoor moet eerst de bezettingsgraad-

klasse worden bepaald.

Aan de hand van Tabel 1 van het Bouwbesluit 2003 kan de

bezettingsgraadklasse als volgt worden bepaald:

• Verblijfsruimte-niveau: 250/510 = 0,49 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse > B1)

• Rookcompartiment-niveau: 250/510 = 0,49 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse > B1).

De bezetting is hoger dan de bovengrens van bezettingsgraad-

klasse B1.

Is er nieuwbouwkwaliteit voor veilig vluchten? (4)

Om te beoordelen of het gebouw nieuwbouwkwaliteit heeft voor

het veilig ontvluchten, wordt het gebouw getoetst aan de eisen

in het Bouwbesluit 2003 voor nieuw te bouwen bouwwerken.

Eerst wordt een toets uitgevoerd aan de voorschriften die

afhankelijk zijn van de bezettingsgraadklasse.

Aangezien er in het Bouwbesluit 2003 geen prestatie-eisen

zijn gegeven voor bouwwerken met een zwaardere bezettings-

graadklasse dan B1, zal op een andere wijze invulling gegeven

moeten worden aan de functionele eisen van de voorschriften.

Er zal door de aanvrager om bouwvergunning een maatwerkop-

lossing moeten worden aangedragen die door de gemeente

wordt beoordeeld (vergelijkbaar met een gelijkwaardige oplos-

sing).

Handvatten voor het aantonen dat wordt voldaan aan de

functionele eis

Dat het aantal aangevraagde personen niet valt binnen bezet-

tingsgraadklasse B1, behoeft niet per definitie een reden te

zijn om de aangevraagde 510 personen in deze concrete situ-

atie niet toe te staan. Bij het accepteren van een maatwerkop-

lossing kan de grenswaarde van bezettingsgraadklasse B1 als

referentie-niveau worden aangehouden.

Een praktisch uitgangspunt is een vergelijking van de concrete

situatie met de nieuwbouweisen voor bezettingsgraadklasse B1.

In schema 1 (op pagina 33) is dit voor de vrije doorgang uitge-

werkt. Aangezien het rookcompartiment tevens verblijfsruimte

is geldt altijd de zwaarste eis. Het aantal personen op basis van

de indeling in rookcompartimenten is maatgevend. Dit betekent

een maximum van 312 personen. Uitgaande van de vereiste

vrije doorgang van 2,3 m1 (stap 4 van schema 1) betekent dit

31

Page 272: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

312/2,3 = 135 personen per m1 uitgang per minuut.

Vervolgens zou het mogelijk kunnen zijn de eisen voor B1

evenredig op te hogen. De aanvrager wil 510 in plaats van 312

personen toelaten. Om deze toe te laten kan de voor de 312

personen voorgeschreven deurbreedte (2,3 m; zie stap 4 en 5

van schema 1) evenredig worden opgehoogd tot 2,30 x

(510:312) = 3,76 m1. Teruggerekend betekent dat er in een

dergelijke situatie 510/3,76 = 135 personen per m1 uitgang per

minuut kunnen vluchten. Dit is de maximale waarde die kan

voorkomen, zonder dat dit strijd oplevert met de voorschriften

uit het Bouwbesluit 2003.

Beoordeling overige aspecten met betrekking tot veilig vluchten

Het Bouwbesluit 2003 stelt op een aantal plaatsen prestatie-

eisen die afhankelijk zijn van de bezettingsgraadklasse (zoals

maximale loopafstanden en draairichting van deuren).

Wanneer overwogen wordt een groter aantal personen toe te

laten, zoals in dit voorbeeld, moet in werkelijkheid ook op al

deze andere aspecten beoordeeld worden of voldaan wordt

aan de functionele eisen op die aspecten.

Geconcludeerd kan worden dat het gebouw nieuwbouwkwaliteit

heeft op een gelijkwaardige wijze als de wetgever met de voor-

schriften heeft beoogd.

Voldoen brandveiligheidseisen? (5)

Vervolgens wordt getoetst of aan de overige nieuwbouweisen

voor de brandveiligheid wordt voldaan. Deze zijn te vinden in het

Bouwbesluit 2003 en de gemeentelijke bouwverordening (brand-

veiligheidseisen in hoofdstuk 2 met betrekking tot brandmeldin-

stallaties, ontruimingsalarminstallaties en vluchtroute-aandui-

ding; alsmede de algemeen geldende gebruikseisen die in

hoofdstuk 6 zijn aangestuurd zoals bijlage 3 en 4).

In de praktijk zal het regelmatig kunnen voorkomen dat een

bestaand gebouw niet op alle punten voldoet. Dit hoeft niet te

leiden tot afwijzing van de aanvraag. Alleen als er sprake is van

een afwijking van de algemeen geldende voorschriften uit o.a.

hoofdstuk 2 en bijlage 3 en 4 van de Model-bouwverordening

moet de aanvraag worden afgewezen, omdat dan ook niet wordt

voldaan aan de eisen voor een bestaand gebouw. De eigenaar

kan dan ook worden aangeschreven. In dit voorbeeld is dit niet

het geval. Er is echter wel een ander knelpunt. In dit voorbeeld

gaan we er van uit dat de wandafwerking niet voldoet aan klasse

4 volgens NEN 6065. Dit betekent dat niet vastgesteld kan wor-

den dat het gebouw ‘nieuwbouwkwaliteit’ heeft.

Is veilig gebruik mogelijk? (6)

Het beoogde gebruik betekent dat een groot aantal personen per

m1 deurbreedte aanwezig is. De gemeente moet nu, op basis van

een integrale afweging van de brandveiligheid in deze concrete

situatie, tot het oordeel komen hoe deze situatie voldoende veilig

kan zijn. Dit oordeel hangt mede af van de volgende beoorde-

lingsaspecten:

• Zelfredzaamheid van de personen;

• Ligging van het gebouw;

• Eigenschappen van de ruimte (overzichtelijkheid, hoogte in

verband met mogelijke rookbuffering);

• Aanwezigheid van installaties zoals rook- en warmteafvoer,

sprinkler, brandmeldinstallatie.

Mocht in een concrete situatie bijvoorbeeld sprake zijn van

een ongunstige combinatie van factoren, dan kan dit voor de

gemeente aanleiding zijn tot het terugbrengen van het aantal

personen tot minder dan 135 personen per m1 uitgang per

minuut (A). Denk bijvoorbeeld aan disco-bezoekers onder

32

Als voorbeeld kan voor veilig vluchten worden gedacht aan

de maximale loopafstand van 30 m1 die bij nieuwbouw voor

bezettingsgraadklasse B1 t/m B3 is toegestaan (ervan uit-

gaande dat in deze concrete bestaande situatie in het kader

van een maatwerkoplossing deze loopafstand is gehan-

teerd). Het Bouwbesluit 2003 gaat uit van een ontvluchtings-

snelheid van 1 m/s. Hierop is bijvoorbeeld de maximale

loopafstand van 30 m1 bij bezettingsgraadklasse B1 t/m B3

gebaseerd (maximaal 30 seconden vluchten door de rook

met een snelheid van 1 m/s). Is de bezettingsgraadklasse

echter > B1 (dat wil zeggen � 0,8 m2 gebruiksoppervlakte

per persoon en � 0,5 m2 oppervlakte aan verblijfsgebied/

verblijfsruimte per persoon), dan wordt een vluchtsnelheid

van 1 m/s mogelijk niet gerealiseerd.

Daarom zal in dergelijke gevallen door middel van een bere-

kening van de doorstroomcapaciteit ook moeten worden

gecontroleerd hoeveel tijd de personen nodig hebben om te

vluchten, waarbij maximaal 30 seconden door de rook mag

te worden gevlucht, hetgeen in ongunstige situaties moge-

lijk tot een beperktere toegestane loopafstand kan leiden.

Page 273: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

invloed, in een onoverzichtelijke, donkere en lage ruimte met

een ongunstige positionering van de toegangen (bijvoorbeeld

vlak naast elkaar).

Mocht in een concrete situatie sprake zijn van een gunstige

combinatie van factoren, dan kan sprake zijn van een veilige

situatie (B). Zelfs een groter toelaatbaar aantal personen is

denkbaar. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een

langere vluchttijd kan worden toegestaan bijvoorbeeld door de

aanwezigheid van een RWA-installatie, waardoor alsnog ten

minste dezelfde mate van (brand)veiligheid zal worden bereikt.

Op dit gebied bestaat er gemeentelijke beleidsvrijheid (zie ook

hoofdstuk 2), zodat ingespeeld kan worden op de concrete, loka-

le situaties. De gekozen oplossingen staan niet op zichzelf; het is

het product van de integrale afweging van de brandveiligheid.

Wij gaan er vanuit in dit voorbeeld dat op basis van de integrale

afweging geconcludeerd wordt dat het gebouw niet op alle

onderdelen nieuwbouwkwaliteit heeft, maar dat een gebruiksbe-

perking niet noodzakelijk is.

Organisatorische en beheersvoorzieningen omschrijven (7)

Veilig gebruik is mogelijk door in de gebruiksvergunning nadere

gebruiksvoorschriften te formuleren die moeten leiden tot een

brandveilig gebruik. In artikel 6.1.1 lid 2 van de bouwverordening

is aangegeven voor welke onderdelen gebruiksvoorschriften

mogen worden gegeven. Dit zijn met name voorschriften die

betrekking hebben op de organisatie en het beheer van het

gebouw. Deze worden vastgelegd in de gebruiksvergunning.

33

Schema 1:

1. Indeling in rookcompartimenten

en verblijfsruimten

2. Bepaling vereiste vrije doorgang

verblijfsruimte.

3. Bepaling aantal toelaatbare personen

voor de verblijfsruimte.

4. Bepaling vereiste vrije doorgang

rookcompartiment.

5. Bepaling aantal toelaatbare personen

voor het rookcompartiment.

Het rookcompartiment is tevens verblijfsruimte. De oppervlakte is 250 m2.

De vereiste vrije doorgang moet volgens artikel 2.146 lid 8 bij bezettingsgraad

klasse B1 minimaal 250 x 13,75 = 3438 mm zijn. Hieraan wordt voldaan.

Op basis van stap 2 mogen bij bezettingsgraadklasse B1 maximaal 250/0,5 =

500 personen worden toegelaten (de exacte bovengrens van B1 staat echter

niet een waarde gelijk aan 0,5 toe, in dit geval zal deze dus moeten worden

afgerond naar 499 personen).

De vereiste vrije doorgang moet volgens artikel 2.148 lid 3 bij bezettings-

graadklasse B1 minimaal 250 x 9,2 = 2300 mm zijn. Hieraan wordt voldaan.

Op basis van stap 4 mogen bij bezettingsgraadklasse B1 maximaal 250/0,8 =

312 personen worden toegelaten.

Page 274: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 8.

Voorbeeld:

Monumentale kerk

34

Aanvraag gebruiks-vergunning

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

Gebruiksvergunningwordt verleend

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

Voldoetbestaande

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is gebruiks-beperking zinvol?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruiksbeperking opleggen en organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee nee

Bo

uw

ve

rord

en

ing

: g

em

ee

nte

lijk

be

leid

Bo

uw

be

slu

it 2

00

3:

lan

de

lijk

e r

eg

elg

ev

ing

1

2

3

4 5

6

8

7

B

A

600 m2 50 m2

25 m2

25 m2

1800

1800

18

00

18

00

Afbeelding 2

Page 275: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

8.1 Omschrijving situatie

Voorbeeld: Monumentale kerk

Kenmerk: Bezettingsgraadklasse B1

Voor een bestaande monumentale kerk wordt een gebruiksver-

gunning aangevraagd. De kerk heeft een gebruiksoppervlakte

van 700 m2 en wordt iedere zondag door 700 bezoekers

bezocht. Gezien het monumentale karakter mogen aan de kerk

geen bouwkundige en slechts beperkt installatietechnische

aanpassingen worden gedaan. De kerk heeft een inwendige

hoogte van 15 m1.

De voorwaarden die genoemd zijn in dit voorbeeld, zijn niet

algemeen toepasbaar, maar hebben slechts betrekking op het

voorbeeld zelf.

8.2 Aanvraag gebruiksvergunning

Uitgangspunten:

• Zie Afbeelding 2

• Gebruiksfunctie = bijeenkomstfunctie

• Vrije doorgang toegangen = 3 x 1,8 m

• Aangevraagd aantal personen = 700

• Verblijfsruimte = 600 m2

• Rookcompartiment = 700 m2

8.3 Uitwerking volgens schema

Bepaal de gebruiksfunctie (1)

De kerk wordt aangemerkt als bijeenkomstfunctie.

Beoordeel of toets op bestaande bouw nuttig is/voldoet

bestaande bouw? (2)

Gesteld wordt dat het gebouw voldoet aan de eisen voor be-

staande bouw. Dit betekent dat het gebouw voor wat betreft

de brandveiligheid in gebruik kan blijven.

Bepaal de bezettingsgraadklasse (3)

De minimumeisen voor de bestaande bouw zijn in grote lijnen

gebaseerd op de laagste bezettingsgraadklasse die voor de

desbetreffende gebruiksfunctie is toegestaan volgens de

nieuwbouweisen (voor bijeenkomstfunctie: B3). Dit gebouw

wordt nu veel intensiever gebruikt. Daarom kan de gemeente

bij de beoordeling van het brandveilig gebruik van het gebouw

rekening houden met dit grotere aantal personen en uitgaan

van een hoger niveau. Dit hogere niveau kan worden afgeleid

van de grenswaarden van de bezettingsgraadklasse. Een prak-

tische werkwijze is om te beoordelen of het gebouw nieuw-

bouwkwaliteit heeft. Daarvoor moet eerst de bezettingsgraad-

klasse worden bepaald.

Aan de hand van Tabel 1 van het Bouwbesluit 2003 kan de

bezettingsgraadklasse als volgt worden bepaald:

• Verblijfsruimte-niveau: 600/700 = 0,85 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse B1).

• Rookcompartiment-niveau: 700/700 = 1,00 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse B1).

Is er nieuwbouwkwaliteit voor veilig vluchten? (4)

Om te beoordelen of het gebouw nieuwbouwkwaliteit voor het

veilig ontvluchten heeft, wordt het gebouw getoetst aan de eisen

in het Bouwbesluit 2003 voor nieuw te bouwen bouwwerken.

Eerst wordt een toets uitgevoerd aan de voorschriften die

afhankelijk zijn van de bezettingsgraadklasse. Als voorbeeld

volgt hierna de toetsing van de vrije doorgang van de toegangen

en de draairichting van de deuren. (Zie Schema 2; pagina 36).

De aanwezige deurbreedte is zowel bij beoordeling op verblijfs-

ruimte-niveau als bij beoordeling op rookcompartiment-niveau

onvoldoende. Hieruit wordt geconcludeerd dat er in dit geval

geen sprake is van ‘nieuwbouwkwaliteit’ voor veilig vluchten.

Het Bouwbesluit 2003 stelt op een aantal plaatsen prestatie-

eisen die afhankelijk zijn van de bezettingsgraadklasse, zoals

maximale loopafstanden. In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan

dat het gebouw op deze overige aspecten nieuwbouwkwaliteit

heeft.

Is de bezetting < 135 personen/m1 deurbreedte? (5)

Het aangevraagde aantal personen zou neerkomen op 130 per-

sonen (700/5,4) per m1 deurbreedte. De aangevraagde bezetting

lijkt daarom kleiner dan 135 personen per m1 toegangsbreedte.

Er zijn echter twee deuren van de toegangen die tegen de

vluchtrichting indraaien. Daarom wordt dit aspect nader beoor-

deeld.

In gebouwen zoals monumentale kerken komt het regelmatig

voor dat er deuren tegen de vluchtrichting in draaien. In dit

voorbeeld is dat ook het geval, zie hiervoor afbeelding 2.

35

Page 276: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Voor de beoordeling wordt de volgende benadering gehanteerd:

• Bepaling van de maximale oppervlakte en daarmee het

maximaal aantal personen dat op de deuren zijn aangewe-

zen die tegen de vluchtrichting in draait (volgens de presta-

tie-eisen van het Bouwbesluit 2003.)

• Het resterende aantal personen wordt vervolgens herver-

deeld over de overige deuren die wel in de vluchtrichting

draaien. (Zie Schema 3).

De uitgangspunten worden nu als volgt aangehouden:

• Het aantal personen dat is aangewezen op de deuren die

tegen de vluchtrichting indraaien, is maximaal 37.

• Het aantal personen dat op de overige deuren is aangewezen

is 700-37 = 663.

De totale breedte van de vrije doorgang van de toegangen die

wel in de vluchtrichting draaien is 1,8 x 2 = 3,6 m1. Het aantal

personen dat per minuut door 1 m1 deurbreedte moet vluchten

is dan 663/3,6 = 184 personen per m1. Dit aantal is meer dan

135 personen per m1.

Is aangetoond dat veilig vluchten mogelijk is? (6)

Om als gemeente toch over te kunnen gaan tot verlening van een

gebruiksvergunning zal door de aanvrager op de eerste plaats

moeten worden aangetoond dat wordt voldaan aan de functione-

le eis in artikel 2.150 lid 1 van het Bouwbesluit 2003. Deze luidt

als volgt: Een bestaand bouwwerk is zodanig dat een rookcom-

partiment en een sub-brandcompartiment op veilige wijze kun-

nen worden verlaten. De prestatie-eisen van het Bouwbesluit

2003 zijn op deze situatie niet toegesneden. Dit betekent dat een

maatwerkoplossing moet worden aangedragen. Er zal moeten

worden aangetoond dat het rookcompartiment op veilige wijze

kan worden verlaten.

Bij het accepteren van een maatwerkoplossing kunnen de

volgende overwegingen een rol spelen:

• Er is sprake van een ruimte met een hoogte van 15 m1. Bij

het ontstaan van een eventuele brand zal de warme rook

opstijgen en vanaf het plafond naar beneden zakken. Voordat

de rook zich op een hoogte van 2,5 m1 zal bevinden, is het

gebouw mogelijk al grotendeels ontruimt. Dit in afwijking

van vele andere bijeenkomstfuncties, waarin de hoogte rela-

tief beperkt zal zijn, waardoor er geen plaats is voor rook

36

Schema 2:

1. Indeling in rookcompartimenten

en verblijfsruimten

2. Bepaling vereiste vrije doorgang

verblijfsruimte.

3. Bepaling aantal toelaatbare personen

voor de verblijfsruimte.

4. Bepaling vereiste vrije doorgang

rookcompartiment.

5. Bepaling aantal toelaatbare personen

voor het rookcompartiment.

- De gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment = 700 m2.

- De oppervlakte van de verblijfsruimte (kerkzaal) = 600 m2.

- De vereiste vrije doorgang moet volgens artikel 2.146 lid 8 bij bezettingsgraad-

klasse B1 minimaal 600 x 13,75 = 8250 mm zijn. Er is een vrije doorgang van

3 x 1800 = 5400 mm aanwezig. Dit is derhalve onvoldoende

- Op basis van bezettingsgraadklasse B1 zouden maximaal 600/0,5 = 1200

(afgerond: 1199) personen kunnen worden toegelaten, mits de deurbreedte

voldoende zou zijn; zie ook stap 4 en 5.

- De vereiste vrije doorgang moet volgens artikel 2.148 lid 3 bij bezettingsgraad-

klasse B1 minimaal 700 x 9,2 = 6440 mm zijn. Er is een vrije doorgang van

3 x 1800 = 5400 mm aanwezig. Dit is derhalve onvoldoende.

- Op basis van bezettingsgraadklasse B1 kunnen maximaal 700/0,8 = 875

(afgerond: 874) personen worden toegelaten, mits de deurbreedte voldoende

zou zijn. Dit is meer dan de aangevraagde 700 personen.

Page 277: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

buffering en extra ontruimingstijd. De ontruimingstijd in

relatie met de mogelijke rookbuffering kan door middel van

computerberekeningen worden bepaald. Omdat de beschik-

bare ontvluchtingstijd langer is, kan bij een bepaalde aanwe-

zige deurbreedte een groter aantal personen veilig vluchten.

In het gemeentelijk beleid kan worden vastgelegd dat een

berekening in dergelijke situatie vereist wordt.

• Beperkte rookproductie. De vuurbelasting in een monumen-

tale kerk is vaak relatief beperkt, waardoor ook de rookpro-

ductie bij een brand beperkt zal zijn, wat een positief effect

heeft op de ontvluchtingstijd.

Op grond van deze onderbouwing kan de gemeente tot de con-

clusie komen dat is aangetoond dat veilig vluchten mogelijk is.

Is veilig gebruik mogelijk? (7)

Er is echter een integrale beoordeling noodzakelijk van alle

brandveiligheidseisen. In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan

dat er geen brandslanghaspels in het gebouw aanwezig zijn.

Verder wordt ervan uitgegaan dat wel wordt voldaan aan de

overige nieuwbouweisen voor de brandveiligheid van Bouw-

besluit 2003 en de gemeentelijke bouwverordening (brand-

veiligheidseisen in hoofdstuk 2 met betrekking tot brandmeld

installaties, ontruimingsalarminstallaties en vluchtroute-aan-

duiding; alsmede de algemeen geldende gebruikseisen die in

hoofdstuk 6 zijn aangestuurd zoals bijlage 3 en 4).

De gemeente zal moeten beoordelen of zonder brandslang-

haspels een veilig gebruik van het gebouw mogelijk is. Bij

deze beoordeling kunnen o.a. worden meegenomen:

• Zelfredzaamheid van de personen.

• Ligging van het gebouw; hierin speelt o.a. mee of vanaf de

toegangen veilig kan worden gevlucht.

• Overzichtelijkheid van de ruimte. In een kerk zijn de kerk-

gangers normaal gesproken geordend in de kerkbanken

waardoor sprake is van een overzichtelijke ruimte. Dit kan

een positieve invloed hebben op de ontvluchting van de per-

sonen. Dit geldt ook voor personen die verder onbekend zijn

met de situatie. Dit in afwijking van vele andere bijeen-

komstfuncties, zoals een discotheek of theaterfoyer, waarin

bezoekers vaak door elkaar heen staan, waardoor er sprake

kan zijn van een onoverzichtelijke situatie.

37

Schema 3:

1. Indeling in rook compartimenten en

verblijfsruimten

2. Beoordeling draairichting deur

verblijfsruimte.

3. Beoordeling draairichting deur

rookcompartiment

4. Vertaling in aantal personen.

- De gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment = 700 m2.

- De oppervlakte van de verblijfsruimte (kerkzaal) = 600 m2.

- De deur van de toegang van een verblijfsruimte mag volgens artikel 2.146

lid 9 bij bezettingsgraadklasse B1 tegen de vluchtrichting in draaien als de

vloeroppervlakte van de verblijfsruimte die op die deur aangewezen is

maximaal 20 m2 is.

- De deur van de toegang van een rookcompartiment mag volgens artikel

2.148 lid 4 bij bezettingsgraadklasse B1 tegen de vluchtrichting in draaien als

de vloeroppervlakte van die verblijfsruimte die op die deur aangewezen

is maximaal 30 m2 is.

- Het aantal personen dat is aangewezen op de deur van de verblijfsruimte die

tegen de vluchtrichting in draait mag maximaal 20/0,5 = 39 zijn (afgerond);

- Het aantal personen dat is aangewezen op de deur van het rookcompartiment

die tegen de vluchtrichting in draait mag maximaal 30/0,8 = 37 (afgerond).

Page 278: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Komt de gemeente tot de conclusie dat op basis van de voor-

gaande aspecten geen veilig gebruik mogelijk is, dan is in

beginsel een gebruiksbeperking noodzakelijk (A). Komt de

gemeente tot de conclusie dat op basis van de voorgaande

aspecten veilig gebruik wel mogelijk is, dan kan de gebruiks-

vergunning worden opgesteld (B). In dit voorbeeld gaan we uit

van de laatste situatie, aangezien dit in veel gevallen de prak-

tijk zal zijn.

Organisatorische en beheersvoorzieningen omschrijven (8)

Veilig gebruik is mogelijk door in de gebruiksvergunning na-

dere gebruiksvoorschriften te formuleren die moeten leiden

tot een brandveilig gebruik. In artikel 6.1.1 lid 2 van de bouw-

verordening is aangegeven voor welke onderdelen gebruiks-

voorschriften mogen worden gesteld. Dit zijn met name voor-

schriften die betrekking hebben op de organisatie en het

beheer van het gebouw.

38

Page 279: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 9.

Voorbeeld: Café in

nieuwe casco winkelunit

39

Aanvraag gebruiks-vergunning

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

Gebruiksvergunningwordt verleend

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

Voldoetbestaande

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is gebruiks-beperking zinvol?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruiksbeperking opleggen en organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee nee

Bo

uw

ve

rord

en

ing

: g

em

ee

nte

lijk

be

leid

Bo

uw

be

slu

it 2

00

3:

lan

de

lijk

e r

eg

elg

ev

ing

1

2

3

4 5

6

8

7

150 m2

85

0

85

0

15000

10

00

0

Afbeelding 3

Page 280: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

9.1 Omschrijving situatie

Voorbeeld: Café in nieuwe casco winkelunit

Kenmerk: Situatie voldoet niet aan nieuwbouwvoorschriften,

wel veilig gebruik mogelijk

Een casco opgeleverde winkel waarvoor de bouwvergunning is

aangevraagd met bezettingsgraadklasse B3 wordt verkocht

aan een café/restauranthouder. Voor het gebouw wordt een

gebruiksvergunning aangevraagd voor 150 personen, wat over-

eenkomt met bezettingsgraadklase B1. In dit voorbeeld

is uitgangspunt dat ook de gewijzigde situatie voldoet aan de

prestatie-eisen van het Bouwbesluit 2003.

De voorwaarden die genoemd zijn in dit voorbeeld, zijn niet

algemeen toepasbaar, maar hebben slechts betrekking op het

voorbeeld zelf.

9.2 Aanvraag gebruiksvergunning

Uitgangspunten:

• Zie Afbeelding 3

• Gebruiksfunctie = bijeenkomstfunctie

• Aangevraagd aantal personen = 150

• Verblijfsruimte = 150 m2

• Rookcompartiment = 150 m2

• Vrije doorgang toegangen = 2 x 0,85 = 1,7 m1

9.3 Uitwerking volgens schema

Bepaal de gebruiksfunctie (1)

Het café wordt aangemerkt als bijeenkomstfunctie.

Beoordeel of toets op bestaande bouw nuttig is/voldoet

bestaande bouw? (2)

Het betreft nieuw opgeleverde units. Gesteld wordt dat het

gebouw voldoet aan de eisen voor bestaande bouw.

Bepaal de bezettingsgraadklasse (3)

In het gebouw is geen sprake is van de bezettingsgraadklasse

waarvoor bouwvergunning is verleend (B3). Een praktische

werkwijze is om te beoordelen of het gebouw nieuwbouwkwali-

teit heeft op basis van het beoogde gebruik. Om dit te bepalen

moet eerst de werkelijke bezettingsgraadklasse worden vast-

gesteld.

Aan de hand van Tabel 1 van het Bouwbesluit 2003 kan de

bezettingsgraadklasse als volgt worden bepaald:

• Verblijfsruimte-niveau: 150/150 = 1 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse B1).

• Rookcompartiment-niveau: 150/150 = 1 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse B1).

Is er nieuwbouwkwaliteit voor veilig vluchten? (4)

Om te beoordelen of het gebouw nieuwbouwkwaliteit heeft,

wordt het gebouw getoetst aan de eisen in het Bouwbesluit

2003 voor nieuw te bouwen bouwwerken. Eerst wordt een toets

uitgevoerd aan de voorschriften die afhankelijk zijn van de

bezettingsgraadklasse. Het gebouw uit dit voorbeeld voldoet

echter niet aan de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit 2003.

Het knelpunt is de vrije doorgang. (Zie schema 4).

Er wordt op verblijfsruimte-niveau niet aan de eisen voldaan;

geconcludeerd wordt dat het gebouw voor dit gebruik geen

‘nieuwbouwkwaliteit’ heeft.

40

Schema 4:

1. Indeling in rook

compartimen-

ten en verblijfs-

ruimten

2. Bepaling

vereiste vrije

doorgang ver-

blijfsruimte.

3. Bepaling

vereiste vrije

doorgang

rookcomparti-

ment.

De unit bestaat uit één verblijfsruimte

van 150 m2 , dat in zijn geheel het

rookcompartiment vormt.

De vereiste vrije doorgang moet

volgens artikel 2.146 lid 8 bij bezet-

tingsgraadklasse B1 minimaal 150 x

13,75 = 2062,5 mm zijn. Er is een vrije

doorgang van 2 x 850 = 1700 mm

aanwezig. Er wordt niet voldaan.

De vereiste vrije doorgang moet

volgens artikel 2.148 lid 3 bij bezet-

tingsgraadklasse B1 minimaal 150 x

9,2 = 1380 mm zijn. Er is een vrije

doorgang van 2 x 850 = 1700 mm

aanwezig. De vrije doorgang voor

het rookcompartiment is voldoende.

Page 281: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Is de bezetting < 135 personen/m1 deurbreedte? (5)

Het totaal aantal personen is 150. De aanwezige deurbreedte =

1,7 m1. Dit betekent een aantal personen van 150/1,7 = 88 per-

sonen per m1/minuut. Er is hier dus sprake van een situatie

waarin niet aan de prestatie-eisen voor nieuwbouw van het

Bouwbesluit 2003 wordt voldaan, maar waarbij het aanwezige

aantal personen in de praktijk veilig zal kunnen vluchten.

Voldoen brandveiligheidseisen? (6)

In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat wordt voldaan aan

de overige nieuwbouweisen voor de brandveiligheid van het

Bouwbesluit 2003 en de gemeentelijke bouwverordening

(brandveiligheidseisen in hoofdstuk 2 met betrekking tot

brandmeldinstallaties, ontruimings-alarminstallaties en

vluchtroute-aanduiding; alsmede de algemeen geldende

gebruikseisen die in hoofdstuk 6 zijn aangestuurd zoals bijlage

3 en 4).

Is veilig gebruik mogelijk? (7)

Dat in deze concrete situatie niet wordt voldaan aan het nieuw-

bouw-niveau, wil nog niet zeggen dat geen veilig gebruik

mogelijk is. Een gebruiksbeperking ligt niet voor de hand aan-

gezien het aantal personen per m1 uitgang zelfs < 90 is. De

gemeente zal in dit geval van oordeel zijn dat het niet redelijk

is om in deze situatie uit te gaan van de nieuwbouwvoorschrif-

ten waardoor de breedte van de uitgangen zou moeten worden

vergroot.

Organisatorische en beheersvoorzieningen omschrijven (8)

Veilig gebruik is mogelijk door in de gebruiksvergunning nade-

re gebruiksvoorschriften te formuleren die moeten leiden tot

een brandveilig gebruik. In artikel 6.1.1 lid 2 van de bouwveror-

dening is aangegeven voor welke onderdelen gebruiksvoor-

schriften mogen worden gesteld. Dit zijn met name voorschrif-

ten die betrekking hebben op de organisatie en het beheer van

het gebouw.

41

Page 282: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Bijlage 10.

Voorbeeld: Collegezaal

in monumentaal pand

42

Aanvraag gebruiks-vergunning

Nieuwe aanvraag

Gebruiksvergunning kan niet worden verleend

Gebruiksvergunningwordt verleend

Bepaal de gebruiksfuncties

Bepaal de bezettingsgraadklasse

Veilig gebruik bepalen

Organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

Beoordeel of een toets op bestaande bouw nuttig is

Gebouw voldoet bouwkundig (bestaande bouw)

Gebouw voldoet bouwkundig (nieuwbouwkwaliteit) Gebruiksbeperking noodzakelijk

Gebouw voldoet niet aan nieuwbouw-kwaliteit, maar gebruiksbeperking

is niet noodzakelijk

Voldoetbestaande

bouw?

Is er nieuwbouw-kwaliteit voor

veilig vluchten?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is de bezetting <135 personen/m

deurbreedte?

Voldoen brandveiligheids-

eisen?

Is veilig gebruikmogelijk?

Gaat aanvrager aanpasssen?

Is gebruiks-beperking zinvol?

Is aangetoond dat veilig vluchten

mogelijk is?

Gebruiksbeperking opleggen en organisatorische en beheers-

voorzieningen omschrijven

1

nee nee

nee

ja

ja ja

ja ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee nee

nee nee

Bo

uw

ve

rord

en

ing

: g

em

ee

nte

lijk

be

leid

Bo

uw

be

slu

it 2

00

3:

lan

de

lijk

e r

eg

elg

ev

ing

1

2

3

4 5

6

87

Rivier

Rivier

a a1

Doorsnede a-a1

250 m2

20000

24

00

12

50

0

75

0

Afbeelding 4

Page 283: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

10.1 Omschrijving situatie

Voorbeeld: Collegezaal in monumentaal pand

Kenmerk: Nieuwbouw voldoet niet

Een bestaand kantoorgebouw in een monumentaal pand wijzigt

in een collegezaal voor ca. 120 personen als noodoplossing

voor de plaatselijke hogeschool. De oorspronkelijke bezettings-

graadklasse was B4. Bij gebruik als cursuslokaal is sprake van

bezettingsgraadklasse B2. Het pand wordt ontsloten door

slechts één toegang met een vrije doorgang van 750 mm.

Deze toegang is gelegen in de zeer dichte nabijheid van een

rivier en het aansluitende terrein is slecht begaanbaar. Verder

is direct achter de toegang een trap gelegen die een hoogtever-

schil naar het aansluitende terrein van 0,5 m1 overbrugt. De

vrije hoogte binnen het pand is slechts 2,4 m1. Het doen van

bouwkundige aanpassingen is in verband met de monumenten-

vergunning niet toegestaan.

De voorwaarden die genoemd zijn in dit voorbeeld, zijn niet

algemeen toepasbaar, maar hebben slechts betrekking op het

voorbeeld zelf.

10.2 Aanvraag gebruiksvergunning

Uitgangspunten:

• Zie Afbeelding 4

• Gebruiksfunctie = onderwijsfunctie

• Aangevraagd aantal personen = 120

• Verblijfsruimte = 250 m2

• Rookcompartiment = 250 m2

• Vrije doorgang toegang = 0,75 m1

10 .3 Uitwerking volgens schema

Bepaal de gebruiksfunctie (1)

Het gehele pand wordt aangemerkt als onderwijsfunctie.

Beoordeel of toets op bestaande bouw nuttig is/voldoet

bestaande bouw? (2)

Gesteld wordt dat het gebouw voldoet aan de eisen voor

bestaande bouw. Dit betekent dat het gebouw voor wat betreft

de brandveiligheid in gebruik kan blijven.

Bepaal de bezettingsgraadklasse (3)

De minimum eisen voor de bestaande bouw zijn in grote lijnen

gebaseerd op de laagste bezettingsgraadklasse die voor de

desbetreffende gebruiksfunctie is toegestaan volgens de nieuw-

bouweisen (voor onderwijsfunctie: B3). Dit gebouw wordt nu veel

intensiever gebruikt. Daarom kan de gemeente bij de beoorde-

ling van het brandveilig gebruik van het gebouw rekening houden

met dit grotere aantal personen en uitgaan van een hoger

niveau. Dit hogere niveau kan worden afgeleid van de grens-

waarden van de bezettingsgraadklasse. Een praktische werkwij-

ze is om te beoordelen of het gebouw nieuwbouwkwaliteit heeft.

Daarvoor moet eerst de bezettingsgraadklasse worden bepaald.

Aan de hand van Tabel 1 van het Bouwbesluit 2003 kan de

bezettingsgraadklasse als volgt worden bepaald:

• Verblijfsruimte-niveau: 250/120 = 2,08 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse B2).

• Rookcompartiment-niveau: 250/120 = 2,08 m2 per persoon

(bezettingsgraadklasse B2).

Er is sprake van bezettingsgraadklasse B2, maar het aantal per-

sonen dat is aangevraagd komt bijna overeen met de bovengrens

van deze bezettingsgraadklasse voor het rookcompartiment.

Is er nieuwbouwkwaliteit voor veilig vluchten? (4)

Om te beoordelen of het gebouw nieuwbouwkwaliteit heeft,

wordt het gebouw getoetst aan de eisen in het het Bouwbesluit

2003 voor nieuw te bouwen bouwwerken. Eerst wordt getoetst

aan de voorschriften die afhankelijk zijn van de bezettings-

graadklasse. Het bestaande gebouw voldoet echter bij het

beoogde gebruik (onderwijsfunctie met bezettingsgraadklasse

B2) niet aan de nieuwbouweisen van het Bouwbesluit 2003.

Zowel op verblijfsruimte-niveau als op rookcompartiment-

niveau is er onvoldoende vrije doorgang ter plaatse van de

toegang aanwezig. (Zie schema 5, pagina 44).

Een gelijkwaardige oplossing voor de beperkte vrije doorgang

lijkt niet voorhanden. De hoogte van de ruimte is onvoldoende

om rookbuffering te creëren zodat een langere vluchttijd niet

mogelijk is. Gezien het karakter van een noodoplossing heeft

de aanvrager niet het voornemen aanvullende installatietech-

nische maatregelen aan te brengen, zoals bijvoorbeeld een

RWA-installatie.

Het rookcompartiment heeft slechts één toegang. Volgens

artikel 2.148 lid 2 moet een rookcompartiment met bezettings-

43

Page 284: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

graadklasse B2 minimaal twee toegangen hebben indien de

gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment > 300 m2 is.

De gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment is 250 m2.

De aanwezigheid van slechts één toegang is toegestaan.

Geconcludeerd wordt dat het gebouw ten gevolge van onvol-

doende vrije doorgang voor dit gebruik geen ‘nieuwbouw-

kwaliteit’ heeft.

Is de bezetting < 135 personen/m1 deurbreedte? (5)

Het totaal aantal personen volgens de aanvraag is 120. De aan-

wezige deurbreedte = 0,75 m1. Dit betekent een aantal perso-

nen van 120/0,75 = 160 personen per m1. Er is hier dus sprake

van een situatie waarin niet aan de prestatie-eisen voor nieuw-

bouw van het Bouwbesluit 2003 wordt voldaan en waarin het

aantal personen > 135 per m1 deurbreedte is.

Is aangetoond dat veilig vluchten mogelijk is? (6)

In deze concrete situatie kan de gemeente van oordeel zijn dat

het monument niet geschikt is voor het beoogde gebruik. De

consequentie is dat voor veilig gebruik een gebruiksbeperking

noodzakelijk is.

Gaat aanvrager aanpassen? (7)

Aanpassingen in de gevel zijn gezien de monumentenvergun-

ning niet toegestaan zodat de aanwezige vrije doorgang niet

kan worden vergroot. De aanvrager heeft daardoor geen moge-

lijkheid om het gebouw aan te passen.

Is gebruiksbeperking zinvol? (8)

Het opleggen van een gebruiksbeperking is niet zinvol, omdat

daarmee de beoogde functie (collegezaal) niet kan worden ver-

vuld. Voor dit gebruik in deze concrete situatie kan de aanvraag

op basis van voornoemde argumenten worden afgewezen.

Er zal voor het pand mogelijk moeten worden omgezien naar

een ander gebruik en voor de collegezaal naar een ander pand.

44

Schema 5:

1. Indeling in rook

compartimen-

ten en verblijfs-

ruimten

2. Bepaling

vereiste vrije

doorgang ver-

blijfsruimte.

3. Bepaling

vereiste vrije

doorgang

rookcomparti-

ment.

Het pand bestaat uit één ruimte van

250 m2 verblijfsruimte, dat in zijn

geheel het rookcompartiment vormt.

De vereiste vrije doorgang moet

volgens artikel 2.146 lid 8 bij bezet-

tingsgraadklasse B2 minimaal 250 x

5,5 = 1375 mm zijn. Er is een vrije

doorgang van 750 mm aanwezig.

Er wordt niet voldaan.

De vereiste vrije doorgang moet vol-

gens artikel 2.148 lid 3 bij bezettings-

graadklasse B2 minimaal 250 x 3,7 =

925 mm zijn. Er is een vrije doorgang

van 750 mm aanwezig.

Er wordt niet voldaan.

Page 285: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden
Page 286: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden
Page 287: 1 Relevante wet en regelgeving ontruiming · Relevante wet- en regelgeving over ontruimen en BHV1 Inhoud Pagina 1. Arbeidsomstandighedenwet 2 ... e. doeltreffende maatregelen worden

Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM in samenwerking met Ministerie van BZK

Rijnstraat 8 w 2515 XP Den Haag w www.vrom.nl

Ministerie van VROM wstaat voor ruimte, wonen, milieu en rijksgebouwen, Beleid maken, uitvoeren en handhaven.

Nederland is klein. Denk groot.

VR

OM

41

48

/ a

ug

ustu

s 2

00

4