thesis.eur.nl · web viewde vraag is dan of de overheid zou moeten ingrijpen met als doel de kosten...
TRANSCRIPT
Accijnsverschillen tussen landen en de gevolgen ervan
Erasmus Universiteit Rotterdam
Erasmus School of Economics
Department of Economics
Begeleider: Dr. J.J.A. Kamphorst
Sander Smit
Examennummer: 362333
E-mail: [email protected]
Telefoonnummer: +31628850145
1
Inhoudsopgave
Introductie p.3
Het model p.5
Prijsevenwicht p.7
Locatie evenwicht p.9
Introductie van belasting p.11
Conclusie p.15
Aanbevelingen p.16
Referenties p.17
2
Introductie
Sinds de accijnsverhogingen van 1 januari 2014 op onder andere alcohol en brandstof gaan,
volgens de oppositie, meer mensen de grens over om te tanken en boodschappen te doen.
Zo dalen de omzetten en winsten van ondernemers en zou dit leiden dit tot lagere belasting
inkomsten en faillissementen (ANP, 2014). Daarentegen stelt het ministerie van Financiën, in
het Belastingplan 2014, dat het gedragseffect van de verhogingen beperkt zullen blijven (dus
het aantal mensen dat vanwege de hogere prijzen de grens over zal gaan om te tanken zal
beperkt blijven) (Ministerie van Financiën, 2013).
Op 28 mei maakte staatssecretaris Wiebes bekend dat de accijnsverhoging niet zal worden
teruggedraaid. Zijn argument voor de accijnsverhoging is dat het significante extra
opbrengsten oplevert voor de overheid. Minister-president Rutte erkent de gevolgen van de
maatregelen, maar zegt dat het juridisch lastig is iets te kunnen ondernemen om de
pomphouders tegemoet te komen (Remie, 2014). De juridische lastigheid zit in het verlenen
van staatssteun. Er is namelijk sprake van staatssteun wanneer er selectief subsidie wordt
verleend (Europese Unie, 2009). In deze casus zou dit het geval zijn wanneer alleen
pomphouders dicht bij de grens een subsidie zouden ontvangen of onder een lager tarief
vallen, terwijl de andere pomphouders in Nederland noch de buitenlandse pomphouders,
hier geen gebruik van kunnen maken.
Met het idee van de recente problematiek van ondernemers bij de grens zal in deze scriptie
een model worden opgesteld dat de effecten van een belastingverhoging waardoor een
prijsverschil ontstaat, proberen te vangen.
Het model zal gebaseerd zijn op het Hotelling model uit 1929. Dit model stelt een markt voor
op een lijn [0,1], met twee spelers. Deze spelers zullen zich beiden naar het midden toe
bewegen in een poging de winst te maximaliseren. In dit standaard Hotelling model wordt
dit het principe van minimale differentiatie genoemd (Hotelling, 1929). Aangezien een speler
dan de gehele markt kan bedienen door een prijs te zetten onder die van de concurrent leidt
dit niet tot een prijsevenwicht. Op deze manier ontstaat een Bertrand competitie waarbij de
prijs gelijk is aan de marginale kosten. D’Asperemont, Jaskold-Gabszewicz en Thisse hebben
3
daarom een modificatie voorgesteld, namelijk het nemen van kwadratische transportkosten.
Door het aanpassen van de nutsfunctie van een lineaire naar een kwadratische disutiliteit, is
het voor bedrijven aantrekkelijker zich te differentiëren en zodoende de prijsconcurrentie te
beperken. Het nemen van kwadratische transportkosten leidt tot een prijsevenwicht, alsook
een locatie evenwicht waarbij de twee spelers zich maximaal van elkaar verwijderen (de
locaties bevinden zich op 0 en 1), dit wordt het principe van maximale differentiatie
genoemd (D'Aspremont, et al., 1979). Maximale differentiatie kan ook bereikt worden
wanneer de disutiliteit lineair is, namelijk door het nemen van een niet te hoge
reserveringsprijs voor de consumenten (Economides, 1984).
Het principe van maximale differentiatie geldt ook wanneer het een spel betreft met het
aantal spelers n≥3 met een lineaire disutiliteit, op een cirkel in plaats van op een lijninterval.
Met dit model wordt er een subgame prijsevenwicht gevonden, echter is er geen sprake van
een perfect subgame evenwicht voor elke speler (Salop, 1979). In de situatie waarin er
kwadratische disutiliteit geldt voor de consument, is het bewezen dat er wel een subgame
prijs- en locatie evenwicht zijn als de verschillen in afstand tot een naburig bedrijf voor de
hele markt gelijk is. Ook is er voor elk patroon in locaties een prijsevenwicht (Economides,
1989). Daarbij moet wel gezegd worden dat dit niet het ideale model voor het beoogde doel,
voor het onderzoeken van de effecten van een verschil in belasting ligt het nemen van een
lijninterval voor de hand.
Wanneer op een lijninterval n-bedrijven worden gekozen met lineaire disutiliteit, is er sprake
van een non-coöperatief prijsevenwicht, maar komt niet tot een evenwicht voor de
locatiekeuze (Economides, 1993). Met een kwadratische disutiliteit leiden de evenwichten
ertoe dat de spelers een locatie kiezen ten opzichte van elkaar die niet maximaal
gedifferentieerd is (Brenner, 2005). Deze onderzoeken richten zich enkel op pure strategieën
van de locatie. Ook zorgt het meenemen van gemengde strategieën voor een complexe
analyse voor wat betreft welk bedrijf op welke locatie terecht komt. Daarnaast worden
gemengde strategieën niet gespeeld in complexe situaties op individueel niveau (Rapoport &
Amaldoss, 2000).
4
Andere redenen voor een niet-gemaximaliseerde differentiatie zijn onder andere de hoogte
van de reserveringsprijs (Hinloopen & Marrewijk, 1999), andere distributie van consumenten
op het interval (Neven, 1986), de kosten van de locatie (Hinloopen & Martin, 2013).
Deze scriptie zal zich vanwege de doelstelling van het verklaren van de impact van een
belastingverschil met het buitenland, richten op het onderzoeken van de gevolgen van
accijns op de vraag, de winsten en de prijzen voor de consumenten. Om hiertoe te komen
wordt een Hotelling-model opgesteld met drie periodes. In de eerste periode wordt een
vaste locatie gekozen, in de tweede periode wordt de prijs gekozen die afhangt van de
locatie ten opzichte van de andere spelers en ten slotte wordt in de derde periode een
onverwachte accijns toegevoegd, waarna opnieuw een prijs gekozen wordt. Op deze
verandering in belasting volgt voor dit onderzoek de relevante informatie. Door dit
fenomeen zullen er veranderingen plaatsvinden die de bedrijven voor een keuze stelt. De
afweging die de firma’s dan moeten maken gaat dan tussen belasting doorrekenen aan de
consument of het marktaandeel behouden.
In de volgende sectie zal het model beschreven worden met daarna de uitkomsten voor
prijsevenwicht en locatie evenwicht en het effect van een verschil van belastingen tussen
twee landen daarop. Daarna zullen de resultaten worden besproken en wat dit impliceert
voor ondernemers die te maken hebben met deze effecten en de consument.
Het Model
Onderzocht wordt een Hotelling model, waarbij de marginale kosten gegeneraliseerd zijn en
gelijkgesteld aan nul. Hoewel het oorspronkelijke Hotelling model twee spelers heeft, wordt
in dit geval een aantal van vier spelers gekozen, waarbij het niet mogelijk is dat er nog
spelers bij komen. De keuze van vier firma’s is genomen om de reacties van de twee
buitenste bedrijven te analyseren en die van de twee het dichtst bij de grens aan
weerszijden. Een oneven aantal is niet wenselijk, omdat het middelste bedrijf altijd op een
5
half van de lengte van het interval komt, dat wil zeggen precies op de grens. Of bij een
verschil in belasting op het verkochte product, tegen de grens aan in het land waar de
belasting het laagst is. Dit bemoeilijkt de analyse en wordt in deze scriptie daarom
genegeerd.
De firma’s produceren elk hetzelfde product en verkopen aan elke klant een product. De
consumenten zijn uniform over het interval [0,1] verdeeld.
Het spel geschied in drie periodes. In de eerste wordt de locatie gekozen, weergegeven met
x i. Deze kan in latere periodes niet veranderd worden. In de tweede periode zal de prijs p
worden gekozen. Hierbij zal de keuze voor de locatie definitief zijn, maar die van de prijs
niet. De beslissingen worden simultaan genomen in dit spel, dit leidt tot het probleem bij de
locatiekeuze dat het model geen verklaring geeft voor het hebben van een positie aan de
buitenkant of aan de binnenkant op het interval, daarom zullen de posities arbitrair worden
toebedeeld (1, 2, etc.).
Zo komen de locaties uit op: 0≤ x1≤x2≤12≤ x3≤x 4≤1.
Het product dat geproduceerd wordt is qua karakteristieken hetzelfde, de concurrentie vindt
dus plaats op prijs en afstand tot de consument. De enige invloed op het kopen van het
product van een bepaalde firma zijn dus de prijs van het product en de transportkosten, die
betaald worden door de consument. Het model uitgaan van een kwadratische nutsfunctie
als volgt:
U i(x j , p j)=k−p j−(x j−i)2
De reserveringsprijs wordt weergegeven door k en is in dit model voldoende hoog om het
product te kopen en aan de transportkosten te voldoen. De transport kosten zijn
vertegenwoordigd door de term −(x j−i)2 waarbij x j de locatie van bedrijf j is en i de locatie
van de consument, zodat de kosten nul zijn als x j=i. De transportkosten zijn dus de afstand
tussen het bedrijf en de consument in het kwadraat.
Wanneer de locaties zijn gekozen, evenals de initiële prijzen zal een belasting worden
toegevoegd aan een zijde van de grens. Deze belasting wordt ingevoerd voor de firma’s 3 en
6
4 (x j≥12 ) (hierna land B), om de effecten te bestuderen op de bedrijven aan beide kanten
van de grens en de gevolgen voor de consumenten in beide landen. Verondersteld wordt dat
het heffen van de ingevoerde belasting geen extra kosten met zich meebrengt voor de
bedrijven.
Non-coöperatief prijsevenwicht
Om de subgame perfecte Nashevenwichten af te leiden, zal allereerst de bekeken worden
waarin de prijs wordt bepaald. In deze fase zal de prijs die de firma’s zetten simultaan
gekozen worden, op basis van de locaties die al zijn gekozen en niet veranderd kunnen
worden. Hiervoor wordt begonnen met het afleiden van de vraagfunctie van de bedrijven.
De vraagfuncties worden bepaald door de consumenten, voor wie de beslissing afhangt van
de reserveringsprijs, de prijs van het betreffende product en de transportkosten oftewel de
afstand tot de verkoper. Hier is verondersteld dat de reserveringsprijs voldoende hoog is. Nu
is de vraag voor een bepaald bedrijf af te leiden van de indifferente consument, waarvoor
geldt U i (x j , p j )=U i (x l , p l ) j≠ l
De volgende vraagfuncties kunnen dan worden geconstrueerd:
D1=x1+x22
−p1−p22 (x2−x1 )
D2=x3−x12
+p1−p22 (x2−x1 )
+p3−p22 (x3−x2 )
D3=x4−x22
+p2−p32 (x3−x2 )
+p4−p32 (x4−x3 )
D4=1−x3+x42
−p4−p32 (x4− x3 )
7
De intuïtie achter de vraagfuncties is eenvoudig, voor de buitenste twee firma’s bestaat de
vraag wanneer de prijzen gelijk zijn uit het interval van 0 of 1 tot de locatie van de firma plus
de helft van het interval tussen de locaties van de twee bedrijven. Door een prijsverschil met
het naburige bedrijf zal de indifferente consument niet de consument zijn die zich precies
tussen de twee bedrijven bevindt, daarom is er een term toegevoegd waardoor de functie
de locatie van de indifferente consument weergeeft.
Om dan de winst maximaliserende prijs te vinden wordt de afgeleide van de functie
π j=( p¿¿ j−t A)D j¿ genomen voor de firma’s 1 en 2, voor de firma’s 3 en 4 zal de afgeleide
genomen worden van π j=( p¿¿ j−tB)D j¿, waar de t de belasting voorstelt en A, B de
variatie per land. De vraag wordt aangenomen niet negatief te kunnen zijn.
Dit geeft de volgende prijsreactiefuncties:
p1¿=( p¿¿2+(x22−x12 )+t A)2−1¿
p2¿=((x2−x1 ) ( x3−x2 )+
p3 (x2−x1 )(x3−x1 )
+p1 (x3−x2 )(x3−x1)
+ tA)2−1
p3¿=((x4−x3 ) (x3−x2 )+
p4 (x3−x2 )(x4−x2)
+p2 ( x4−x3 )(x4−x2)
+ tB)2−1p4
¿=( p3+(2−x3−x4 ) (x4−x3 )+tB )2−1
Dit systeem van vergelijkingen kan worden opgelost met matrix algebra in de vorm Ax=b,
waar A een coëfficientenmatrix is, x een kolomvector met de variabelen p*1, p*2, p*3 en
p*4 en b de oplossingenmatrix. A=[1 −1
20 0
(x2−x3 )2 (x3−x1 )
1(x1−x2 )2 (x3−x1 )
0
0(x3− x4 )2 (x4−x2 )
1(x2−x3 )2 (x4−x2 )
0 0 −12
1]
8
x=[p1¿
p2¿
p3¿
p4¿ ]
b=¿
Door het nemen van pi¿=|Di|/|A|, waar |Di| de determinant is van de matrix A met kolom i
vervangen door de kolomvector b, komt de optimale prijs per firma tot stand gegeven de
locaties en de belasting.
Non-coöperatieve locatie keuze en gegeven locaties
Voor de locatie keuze zal die genomen worden zoals in Brenner. De locatiekeuze is namelijk
verondersteld eenmalig simultaan genomen te worden in de eerste fase van het spel,
wanneer een verschil in belasting tussen de landen nog niet bekend is, oftewel
∂Π i (x j , t )∂x i
j=1,2,3,4 t=0. Het belastingverschil in de toekomst met het andere land heeft
dan nog geen vat op de locatiekeuze. Dat dit het geval is hoeft niet voor elk spel zo te zijn,
het kan ook zo zijn dat het wordt verwacht om welke reden dan ook. In dat geval zou de
optimale locatiekeuze ook nog afhangen van het verwachte verschil in belastingen,
uitgedrukt als ∂Π i (x j , E (t ))
∂ x ij=1,2,3,4 t=0. Dit wordt in dit onderzoek niet meegenomen,
maar zou van invloed kunnen zijn op de locatie keuze, tenzij E (t A )=E (tB ) dan geldt voor alle
prijsreactiefuncties dat er t wordt toegevoegd aan de prijs. Dit zal worden gemotiveerd in de
volgende sectie.
Daarmee komen de locaties met bijbehorende prijs, vraag en winst uit als weergegeven in de
volgende tabel.
Firma Locatie* Prijs* Vraag* Winst*
9
x1 0.124 0.107 0.196 0.020
x2 0.396 0.72 0.304 0.022
x3 0.604 0.72 0.304 0.022
x4 0.876 0.107 0.196 0.020
*Afgerond op drie decimalen
Ook zal er gekeken worden naar een spel waar de locaties door de overheden gegeven zijn.
Een overheid kan om verschillende redenen locaties toewijzen, bijvoorbeeld om de een
situatie te creëren die optimaal is voor de maatschappij wanneer dat niet bereikt kan
worden in een vrije markt. Een andere reden zou kunnen zijn veiligheid wanneer we het
hebben over benzinestations. De spelers kunnen dan alleen de prijs kiezen, terwijl de
locaties zich op gelijke afstand van elkaar bevinden. In dit geval zijn de locaties, prijs, vraag
en winst als volgt:
Firma Locatie Prijs Vraag Winst
x1 0.125 0.1 0.2 0.020
x2 0.375 0.75 0.3 0.0225
x3 0.625 0.75 0.3 0.0225
x4 0.875 0.1 0.2 0.020
Voor wat betreft de transportkosten voor de consument zien die er als volgt uit.
10
De vraag voor een firma is in deze grafiek het domein van de functie van de transportkosten
die hier zijn weergegeven als de kosten voor de consument op punt x.
Wanneer de overheden ervoor kiezen locaties aan te wijzen op gelijke afstand van elkaar zit
de winst erin dat de transportkosten voor de consumenten op de intervallen [x1 , x2] en [
x3 , x4] lager zijn dan wanneer de locaties vrij gekozen kunnen worden. Op het interval [x2 , x3
] zijn de kosten daarentegen hoger voor de consumenten.
Introductie van belasting
Wanneer een van de twee overheden nu accijns gaat heffen om meer inkomsten te
genereren, zal als volgt gereageerd worden. Vanuit het oogpunt van de bedrijven in het land
dat de belasting verhoogt, is de verhoging niet wenselijk aangezien hun optimale prijs voor
de ondernemers nu relatief stijgt ten opzichte van de concurrenten aan de andere zijde van
de grens. Daardoor kunnen ze niet het volle tarief doorberekenen, terwijl de bedrijven aan
de andere kant van de grens hun prijzen kunnen laten stijgen zonder de kosten van een
belasting te hebben.
∂ p i∂ tB
Deel van het tarief dat
wordt toegevoegd aan
de prijs
(−14
( x1− x2 )2 (x3−x1 )
+ 14
(x1−x2)2 (x3−x1 )
∗( x2− x3 )
2 (x4−x2 ))|A|
−1 0,120567376
(−12
( x1− x2 )2 (x3−x1 )
+12
(x1−x2 )2 (x3−x1 )
∗( x2− x3 )
2 (x4− x2 ))|A|
−1 0,241134752
( 12−12
(x2−x3 )2 (x4−x2 )
+ 14
(x2−x3 )2 (x3−x1 )
−
12∗(x2−x3 )
2 (x3−x1 )∗(x2−x3 )
2 (x4−x2 ))|A|
−1 0,758865248
11
( 34−12
(x3−x4 )2 (x 4−x2 )
∗(x1−x2 )
2 (x3−x1 )+ 38
(x2−x3 )2 (x3−x1 )
)|A|
−1 0,879432624
Omdat de locaties symmetrisch zijn en ook de vraagfuncties van de bedrijven, zal wanneer
beide overheden een accijns invoeren waar t A=tB, dan voegt bijvoorbeeld bedrijf 1, 0.12…
van tB toe en 0.87… van t A, oftewel het volledige tarief. Dit is voor de hand liggend
aangezien de totale vraag niet afneemt bij een prijsstijging.
Terug naar de situatie waarin een land accijnzen invoert, zien we de effecten als laten zien in
de vorige tabel terug in de grafiek.
00.03
0.060.09
0.120.15
0.180.21
0.240.27 0.3
0
0.05
0.1
0.15
0.2
0.25
0.3
0.35
0.4
Prijs
p1p2p3p4
Geobserveerd wordt dat de prijs van x2 bij een voldoende hoge belasting de prijs van x1
overstijgt.
Ter illustratie zijn in de volgende tabel de gemiddelde prijzen per provincie opgenomen, waarbij
Vlaams-Brabant x1 voor zou kunnen stellen en Utrecht x4.
Provincie Vlaams-Brabant Antwerpen Noord-Brabant Utrecht
Prijs € 1,329 € 1,313 € 1,387 € 1,388
12
Prijzen zijn de gemiddelden van de goedkoopste tankstations voor diesel, gemeten per gemeente voor België
en voor Nederland een aantal van de goedkoopste per provincie. Bronnen: tankje.nl en
brandstofprijzen.vroom.be. Geraadpleegd: 19-08-2014
Het lijkt er op dat er sprake is van een U-vorm in de prijzen, zoals in het model ook
voorkomt. De effecten van de accijnsverhoging zijn in dit onderzoek niet gemeten. Daarnaast
is in dit voorbeeld niet gecorrigeerd voor bevolkingsdichtheid, zo hebben Utrecht en
Antwerpen een relatief hoge bevolkingsdichtheid en Vlaams-Brabant en Noord-Brabant een
relatief lage bevolkingsdichtheid. Ook is er in Antwerpen relatief veel transportverkeer
vanwege de haven.
Door de verschillen in prijsstijgingen zal er vraag verschuiven van x4naarx3, van x3 naar x2
etc.. Dit is weergegeven in de volgende grafiek. Te zien is dat voor de bedrijven die een
locatie dicht bij de grens hebben, de verandering in de vraag het grootst is. Daarom zal bij
een accijnsverhoging de groep pomphouders die in de grensstreek zitten, als eerste
protesteren tegen de accijnsverhoging.
00.03
0.060.09
0.120.15
0.180.21
0.240.27 0.3
0
0.10.20.30.40.50.60.7
Vraag situatie 1
D1D2D3D4
tarief B
Omdat verondersteld is dat de locaties niet veranderen, door bijvoorbeeld zeer hoge
relocatie kosten, is het niet mogelijk voor de bedrijven zich te verplaatsen naar een locatie
die hen meer winst oplevert. Als dan naar de situatie gekeken wordt waarin de locaties door
de overheden op gelijke afstanden worden bepaald, is te zien dat, omdat de bedrijven 2 en 3
verder van de grens af liggen, de winsten minder verschillen. Dit omdat de transportkosten
13
nu hoger zijn om de goederen te kopen bij het bedrijf over de grens, dus een deel van de
consumenten die de grens over zouden gaan in situatie 1 nu de goederen kopen in hun eigen
land. De vraag neemt dus minder af in de situatie wanneer de locaties gelijkmatig verdeeld
zijn over het interval.
00.03
0.060.09
0.120.15
0.180.21
0.240.27 0.3
0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
Vraag situatie 2
D1D2D3D4
tarief B
Om de twee situaties te vergelijken is er een tabel met de waarden van de afgeleiden van de
prijs naar de belasting per locatie.
Bedrijf Concurrerende locatie Locatie gegeven door de
overheid
x1 0,120567376 0,111111111
x2 0,241134752 0,222222222
x3 0,758865248 0,777777777
x4 0,879432624 0,888888888
Zoals te zien is kunnen de bedrijven aan de kant van de grens waar de belasting wordt
geheven een groter deel afwentelen op de consument. De belasting drukt hierdoor minder
op de winst.
Omdat de afstand tussen de bedrijven 2 en 3 groter is geworden en de afstanden tussen de
buitenste twee en de binnenste twee kleiner, liggen de prijzen dichter bij elkaar binnen een
14
land, maar zijn de verschillen tussen de landen groter. Opvallend is dat de vraag naar
producten in land A verder reikt dan de positie van bedrijf 3, die hun marktaandeel
gereduceerd zien worden tot 0 wanneer de accijns 0.3 nadert of beter gezegd het verschil in
accijns tussen de twee landen.
Voor de consumenten betekent dit dat ze bereid zijn verder te reizen om de goederen te
kopen tegen de lagere prijs in het buitenland terwijl ze daar relatief veel kosten voor moeten
maken.
Om een vergelijking te maken met de realiteit, dit zou een probleem voor de consument
kunnen zijn in Limburg waar zowel België als Duitsland een lager tarief heffen op brandstof
en alcohol. Het gevolg kan dan zijn doordat de afstand tussen België en Duitsland door
Limburg relatief klein is, dat bij een groot verschil in belasting tarief het niet mogelijk is
concurrerend te zijn als pomphouder.
De vraag is dan of de overheid zou moeten ingrijpen met als doel de kosten voor de
inwoners laag te houden. Of de overheid zou kunnen ingrijpen is ingewikkeld, wanneer een
aantal bedrijven steunt zou dit aangemerkt kunnen worden als staatssteun. Hoewel
beargumenteerd kan worden dat het in het belang van de maatschappij is, is het een feit dat
in die situatie de overheid dan klanten weghoudt bij de buitenlandse pompen. Daarom heeft
de minister-president ook aangegeven dat het juridisch lastig is de pomphouders in de
grensstreek te helpen wanneer zij door de accijnsverhoging in financiële problemen komen.
Conclusie
In dit onderzoek is gekeken naar de effecten van een belasting verhoging in een Hotelling
model met vier spelers, waarin de transportkosten voor de consumenten kwadratisch zijn, in
een grensgebied. In dit model is de reserveringsprijs van de consument voldoende hoog om
het product te kopen, waardoor de totale vraag niet vermindert wanneer de prijs stijgt. In de
situatie waarin in dit model voor de helft van het interval een belasting wordt ingevoerd
veranderen de verhoudingen tussen de prijzen doordat de verschillende spelers elk hun
15
prijzen laten stijgen met een percentage van de belasting. Hierdoor kunnen bedrijven in het
land waar geen belasting wordt geheven hun prijzen laten stijgen, terwijl ze meer vraag naar
hun product genereren. Vooral het bedrijf het dichtste naar de grens met het belasting
heffende land profiteert hiervan. Als verwacht daalt de vraag naar producten van bedrijf 3
het hardst, waarbij deze naar 0 gaat wanneer de belasting voldoende hoog is.
Aanbevelingen
Hoewel deze scriptie de effecten in grote lijnen goed weergeeft, zijn er een paar dingen die
het resultaat zouden kunnen verbeteren.
Het nemen van een groter aantal bedrijven kan een ander resultaat opleveren, gezien de
toename van concurrentie al voor de belastingheffing een lagere prijs oplevert. Zoals
Brenner heeft aangetoond, levert een groter aantal spelers een lagere evenwichtsprijs op
door de grotere concurrentie. Hoewel dit niets verandert aan de uitkomst, is het wel zo dat
er faillissementen optreden bij een kleiner verschil in accijnsheffingen.
De toevoeging van verschillende BTW tarieven voor beide landen zorgt ook voor een betere
benadering van de werkelijkheid. Een verschil in BTW tarief draagt ook bij aan het verschil in
de prijzen waarop de consument zijn beslissing baseert.
Daarnaast neemt dit model niet de keuzes van internationale transportbedrijven mee, die in
veel gevallen in het goedkopere land zullen gaan tanken. Een ander aandachtspunt is dat
over het algemeen de consumenten niet uniform verdeeld zijn over het interval, maar meer
geclusterd in steden en dorpen. Dit is te zien op de volgende bevolkingsdichtheid kaarten
van Nederland en België. Wanneer zoals eerder een interval Vlaams-Brabant Utrecht
genomen wordt, is te zien dat er relatief dunner bevolkte gebieden op dat interval liggen.
Benzinestations zullen zich dan waarschijnlijk dichter bij de bevolkingskern vestigen.
16
Geciteerde werkenANP, 2014. Kabinet bekijkt ondernemers bij evaluatie accijnsverhoging. [Online] Available at: http://www.parool.nl/parool/nl/3587/POLITIEK-BINNENLAND/article/detail/3637192/2014/04/17/Kabinet-bekijkt-ondernemers-bij-evaluatie-accijnsverhoging.dhtml
Brenner, S., 2005. Hotelling Games With More than Two Players. Jounal Of Regional Science, pp. 851-864.
D'Aspremont, C., Jaskold-Gabszewicz, J. & Thisse, J.-F., 1979. On Hotelling's Stability in Competition. Econometrica, pp. 1145-1150.
17
Economides, N., 1984. The Principle of Minimum Differentiation Revisited. European Economic Review, pp. 345-368.
Economides, N., 1989. Symmetric Equilibrium Existence and Optimality in Differentiated Product Markets. Journal of Economic Theory, pp. 178-194.
Economides, N., 1993. Hotelling's "Main Street" With More than Two Competitors. Journal of Regional Science, pp. 303-319.
Europese Unie, 2009. Artikel 107. In: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. sl:sn
Hinloopen, J. & Marrewijk, C. v., 1999. On the limits and possibilities of the principle of minimum differentiation. International Journal of Industrial Organization, p. 735–750.
Hinloopen, J. & Martin, S., 2013. Costly Location in Hotelling Duopoly. working paper, November.
Hotelling, H., 1929. Stability in Competition. Economical Journal, pp. 41-57.
Ministerie van Financiën, 2013. Belastingplan 2014, sl: sn
Neven, D., 1986. On Hotelling's competition with non-uniform customer distributions. Economics Letters, pp. 121-126.
Rapoport, A. & Amaldoss, W., 2000. Mixed Strategies and Iterative Elimination of Strongly Dominated Strategies: An Experimental Investigation of States of Knowledge. Journal of Economic Behavior and Organization, pp. 483-521.
Remie, M., 2014. Rutte: kabinet kan niks doen voor pomphouders in grensstreek. [Online] Available at: http://www.nrc.nl/nieuws/2014/05/28/rutte-kabinet-kan-niks-doen-voor-pomphouders-in-grensstreek/
Salop, S., 1979. Monopolistic Competition With Outside Goods. Bell Journal of Economics, pp. 141-156.
18