tixa anatomy atlas hfst 1 - de heup

30
1 DE HEUP

Upload: kathy001111

Post on 28-Dec-2015

57 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Tixa Anatomy atlas

TRANSCRIPT

Page 1: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

1 DE HEUP

Page 2: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-1

Dorsolateraal aanzicht

1. Craniale begrenzing2. Caudale begrenzing3. Dorsomediale begrenzing

2

TOPOGRAFISCH OVERZICHT VAN DE HEUP (COXA)

FIGUUR 1-2

Ventrolateraal aanzicht

4. Ventromediale begrenzing5. Sulcus gluteus

Page 3: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

De goed palpabele benige structuren zijn:

• Os coxae– crista iliaca (fig. 1-4)– spina iliaca anterior superior (fig. 1-5)– tuberculum iliacum (fig. 1-6)– tuberculum pubicum (fig. 1-7)– spina iliaca posterior superior (fig. 1-8)– spina iliaca posterior inferior (fig. 1-9)– spina ischiadica (fig. 1-10)– incisura ischiadica minor (fig. 1-10)– incisura ischiadica major (fig. 1-11)– tuber ischiadicum (fig. 1-12)– ramus ossis ischii (fig. 1-13)

• Femur– caput ossis femoris (fig. 1-14 t/m 1-16)– trochanter major (fig. 1-17, 1-18)– trochanter minor (fig. 1-19, 1-20)

3

OSTEOLOGIECOXOFEMORALE REGIO

FIGUUR 1-3

Overzicht van de heupregio gezien vanaf distaal

(de proefpersoon ligt op de rug met afhangend

onderbeen)

Os coxae1. Crista iliaca2. Spina iliaca anterior superior3. Tuberculum iliacum

Femur4. Trochanter major

Page 4: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

OS COXAE

FIGUUR 1-4

Crista iliaca

De verandering in de contour en in de dikte is goed tepalperen tussen duim en wijsvinger en/of door mettwee vingers over de rand van voor naar achter en vanachter naar voor te volgen.De crista zelf kan worden gepalpeerd, maar ook hetlabium externum en het labium internum.

FIGUUR 1-5

Spina iliaca anterior superior

De spina iliaca anterior superior ligt op het meestventrale deel van de crista iliaca en is gemakkelijk telokaliseren. Palpeer de spina met duim en wijsvinger.

FIGUUR 1-6

Tuberculum iliacum

Het tuberculum ligt op de top van de crista en steektiets uit in de richting van de facies gluteus. Volg metduim en wijsvinger de crista iliaca van voor naar achterom deze verdikking te palperen.

Opmerking: hier is de greep weergegeven ter hoogte vanhet tuberculum: de wijsvinger ligt hierbij tegen hettuberculum.

4

1 D E H E U P

Page 5: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-7

Tuberculum pubicum

De onderzoeker legt zijn handen plat ter hoogte van detrochanter major. Met de duimen wordt door de regiopubica heen, bij vrouwen de mons pubis, hettuberculum pubicum gepalpeerd. Dit is een benigeverdikking op het meest mediale deel van de ramussuperior ossis pubis vlak bij de symphysis pubica op deovergang van het pecten ossis pubis en de cistaobturatoria.

Opmerking: pas bij mannen op voor de zaadstreng(funiculus spermaticus) bij deze palpatie.

FIGUUR 1-8

Spina iliaca posterior superior

Deze komt ongeveer overeen met het kuiltje dat bij demeeste mensen zichtbaar is naast de articulatio sacro-iliaca.Men kan ook de spina lokaliseren door het meestdorsale deel van de crista iliaca te volgen tot aan deverbinding met de dorsale rand van het os coxae.

FIGUUR 1-9

Spina iliaca posterior inferior

Deze ligt op twee vingers breedte caudaal van de spinailiaca posterior superior. Vraag de proefpersoon hetbekken voor- en achterover te kantelen om de palpatiete vergemakkelijken.

5

O S T E O L O G I E

Page 6: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-10

Spina ischiadica en de incisura ischiadica minor

Spina ischiadicaDe proefpersoon ligt in zijligging, de heup geflecteerd.Lokaliseer eerst met twee vingers het tuber ischiadicumen de incisura ischiadica minor die craniaal hiervanligt.Druk vervolgens de vingers tegen het tuberischiadicum en laat ze naar de incisura ischiadicaminor glijden, waarbij het contact met de huid bewaardblijft. De spina ischiadica ligt aan het proximaleuiteinde van de incisura.

Opmerking: de m. gluteus maximus moet ontspannenzijn.

Incisura ischiadica minorPalpeer eerst het tuber ischiadicum met behulp vantwee vingers (zie ook fig. 1-12).De depressie die craniaal voelbaar is in de richting vanhet os sacrum is de incisura ischiadica minor.

Opmerking: de incisura ligt tussen de spina ischiadica enhet tuber ischiadicum.De m. gluteus maximus moet ontspannen zijn.Hiervoor kan het nuttig zijn het been in een mindergebogen positie in de heup te leggen om zo beter doorde spier heen te kunnen palperen.

FIGUUR 1-11

Incisura ischiadica major

Palpeer met twee vingers de spina iliaca posteriorinferior en laat de handen vervolgens rusten op defacies glutea. De vingers kantelen hierdoor naardorsaal, in de richting van de incisura ischiadica majoren de laterale rand van het sacrum.

Opmerking: deze grote en diepe incisura ligt tussen despina iliaca posterior inferior en de spina ischiadica.Doordat de incisura onder de m. gluteus maximus ligtis ze moeilijk te palperen. De incisura is concaaf naardorsaal. Hierlangs lopen de m. piriformis en de n.ischiadicus. Bij het onderzoek dient daarmee rekeningte worden gehouden.

6

1 D E H E U P

Page 7: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-12

Tuber ischiadicum

Dit is het ovaalvormige uiteinde van de ramus ossisischii. Wanneer de benen gebogen zijn in de heupenkan het tuber van de m. gluteus maximus wordenonderscheiden.Het tuber kan ook in buikligging worden gepalpeerden het ligt dan in het midden van de bilplooi (sulcusgluteus).

Opmerking: wanneer we zitten steunen we meestal opbeide tubera ischiadica.

FIGUUR 1-13

Onderrand van het os coxae

Lokaliseer het tuber ischiadicum zoals besproken bijfiguur 1-12 en het meest ventrale en mediale deel vande ramus inferior ossis pubis. De ramus ossis ischii kanhiertussen gepalpeerd worden.

7

O S T E O L O G I E

Page 8: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FEMUR

FIGUUR 1-14 EN 1-15

Dorsale benadering van het caput ossis femoris

Breng de heup in endorotatie zodat het caput ossisfemoris naar dorsaal komt. Het caput is nu palpabeldoor de m. gluteus maximus heen tussen de trochantermajor en de laterale zijde van het os coxae. Om depalpatie te verduidelijken kan men enige rotaties in deheup uitvoeren.

8

1 D E H E U P

Page 9: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-16

Ventrale benadering van het caput ossis femoris

Vraag de proefpersoon om op zijn zij te gaan liggen. Deonderzoeker staat achter de proefpersoon enstabiliseert het bekken met zijn heup. De onderzoekerplaatst zijn proximale hand aan de ventrolaterale zijdevan de heup en palpeert met twee vingers aan deventrale zijde. Met zijn andere hand wordt het beenondersteund en langzaam in de heup geëxtendeerd.Onder de proximale hand wordt nu het caput ossisfemoris steeds duidelijker voelbaar doordat dit naarventraal komt.

Opmerking: tijdens deze extensie kunnen ook depulsaties van de a. femoralis worden gevoeld doordatdeze door het caput naar ventraal drukt.

FIGUUR 1-17

Benadering van de trochanter major vanuit zijligging

In zijligging is het promineren van de trochanter majorduidelijk zichtbaar aan de laterale zijde.

FIGUUR 1-18

Benandering van de trochanter major vanuit rugligging

Het been ligt in lichte abductiestand: de trochantermajor is direct palpabel in de hierdoor ontstane holte.Door deze houding ontspant de omliggendemusculatuur optimaal. Hierdoor zijn er meerderedelen van de trochanter palpabel: de proximale rand,de distale rand, de ventrale rand, de dorsale rand en delaterale zijde.

9

O S T E O L O G I E

Page 10: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-19

Trochanter minor

Eerste manier: waarneembaar via de ‘hiatus’ tussen de m.

adductor longus (1) en de m. gracilis (2)

Op deze figuur ziet men aan de dorsomediale zijde dem. gracilis (2) verschijnen.De proefpersoon ligt op zijn rug met flexie van de heupen knie. Vraag de proefpersoon adductie uit te voerentegen weerstand. Nu zijn beide spieren zichtbaar.Hiertussen is de trochanter minor palpabel.

FIGUUR 1-20

Trochanter minor

Tweede manier: directe palpatie

De onderzoeker ondersteunt het been van deproefpersoon en brengt de heup in exorotatie om zode trochanter minor naar ventraal te verplaatsen. Deduim van de andere hand glijdt tussen de ontspannenm. adductor longus en de m. gracilis. Wat dieper ligteen verdikking die tamelijk gevoelig is: de trochanterminor.

10

1 D E H E U P

Page 11: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

11

Proximale deel van het trigonum femorale laterale

Deze regio heeft de vorm van een driehoek waarbij detop proximaal ligt en die wordt begrensd door:

• Spina iliaca anterior superior (proximaal)• M. tensor fasciae latae (lateraal) (fig. 1-22)• M. sartorius (mediaal) (fig. 1-24)• M. rectus femoris (fig. 1-23)

Het proximale deel van de m. rectus femoris ligt tussende eerdergenoemde spieren en de laatstgenoemdespier vormt de ‘bodem’ van deze driehoekige ruimte.

Opmerking: de spieren die deze regio begrenzenbehoren topografisch gezien tot het bovenbeen.

MYOLOGIEREGIO FEMORALIS ANTERIOR, PARS LATERALIS ENPARS SUPERIOR

FIGUUR 1-21

Ventromediaal aanzicht

1. M. gluteus medius2. M. tensor fasciae latae3. M. sartorius4. M. rectus femoris

Page 12: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

12

1 D E H E U P

FIGUUR 1-22

M. tensor fasciae latae

De onderzoeker geeft weerstand tegen deventromediale zijde van het bovenbeen, dat in de heupgebogen is. Proximaal zijn er nu twee spierbuikenzichtbaar: de laterale is de m. tensor fasciae latae.De spierbuik ligt tussen de spina iliaca anteriorsuperior en de trochanter major.

FIGUUR 1-23

M. rectus femoris

In de holte tussen de m. tensor fasciae latae (lateraal)en de m. sartorius (mediaal), kan men het proximaledeel van de m. rectus femoris palperen.Zelfs als ze ontspannen is kan deze spier nog goedworden gepalpeerd. Men kan de proefpersoon vragenhet been in de knie meerdere malen te buigen entrekken. De afwisseling van contractie en ontspanningis goed voelbaar.

FIGUUR 1-24

M. sartorius

De uitgangshouding is gelijk aan die bij de palpatie vande m. tensor fasciae latae. De m. sartorius is de medialevan de twee spieren die zichtbaar zijn aan de proximalezijde van het bovenbeen. De benige structuur waaraandeze spier aanhecht is de spina iliaca anterior superior.

Opmerking: de m. sartorius vormt de medialebegrenzing van de regio femoralis anterior, parslateralis en pars superior. Het is ook de lateralebegrenzing van het trigonum femorale (van Scarpa).

Page 13: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

13

M Y O L O G I E

Deel van het trigonum femorale mediale

Deze regio vormt een driehoek waarvan de top distaalligt:

• De basis (proximaal) wordt gevormd door het lig.inguinale, gelegen tussen de spina iliaca anteriorsuperior en het tuberculum pubicum

• De laterale rand wordt gevormd door de m.sartorius (fig. 1-24)

• De mediale rand wordt gevormd door de m.adductor longus (fig. 1-26)

• De top (distaal) (fig. 1-25) wordt gevormd door hetraakpunt van de m. sartorius en de m. adductorlongus (fig. 1-26)

• De bodem tussen deze structuren wordt mediaalgevormd door de m. pectineus (fig. 1-27) en lateraaldoor de m. iliopsoas (fig. 1-28)Deze spieren vormen een geul waardoor zenuwenen bloedvaten van de onderste extremiteit verlopen

Opmerking: de m. sartorius, de m. adductor longus ende m. pectineus behoren tot de spieren van hetbovenbeen.

REGIO FEMORALIS ANTERIOR, REGIO SUBINGUINALIS

FIGUUR 1-25

Mediaal aanzicht

1. M. sartorius2. M. iliopsoas3. M. pectineus4. M. adductor longus5. De top van het trigonum femorale, het raakpunt

van de m. sartorius en de m. adductor longus

Page 14: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-26

M. adductor longus

Het been is in de heup en in de knie gebogen, deonderzoeker houdt het been in abductie. Vraag deproefpersoon een adductie tegen weerstand uit tevoeren om zo de m. adductor longus te latenaanspannen. Deze is vooral zichtbaar in hetproximomediale deel van het been.

FIGUUR 1-27

M. pectineus

Deze spier ligt lateraal van de m. adductor longus inhet daar zichtbare kuiltje.De m. pectineus vormt het mediale deel van de bodemvan het trigonum femorale.Op deze figuur ligt de m. sartorius tussen de wijs- enmiddelvinger van de linkerhand van de onderzoeker(de hand die de weerstand geeft). Met de andere handwordt de m. pectineus aangewezen.

FIGUUR 1-28

Distale deel van de m. iliopsoas

Men dient mediaal van het proximale deel van de m.sartorius te palperen, dicht bij de spina iliaca anteriorsuperior. De m. iliopsoas is hier voelbaar omdat hij opdeze plaats van richting verandert waardoor hij devoorzijde van de articulatio coxae bedekt. De m.iliopsoas wordt mediaal begrensd door de m.pectineus. Door met de distale hand weerstand tegeven tegen flexie kan men de spier palperen terhoogte van de eminentia iliopubica.

Opmerking: deze regio is zeer gevoelig: wees daaromvoorzichtig.

14

1 D E H E U P

Page 15: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-29

Proximale deel van de m. iliopsoas

Eerste stap: zoek de referentiepunten

De onderzoeker geeft weerstand op het voorhoofd envraagt de proefpersoon omhoog te komen, waarbij delaterale rand van de m. rectus abdominis palpabelwordt.De onderzoeker plaatst zijn duim op de navel en demiddelvinger op de spina iliaca anterior superior en zetzijn wijsvinger op het midden van deze lijn, op delaterale rand van de m. rectus abdominis.

FIGUUR 1-30

Proximale deel van de m. iliopsoas, tweede stap

Het bij de eerste stap gevonden specifieke punt is hetbeste uitgangspunt voor de lokalisering van de m.iliopsoas. Laat de proefpersoon zijn hoofd op eenkussen leggen om zo de buikspieren te kunnenontspannen. De onderzoeker kan nu ter hoogte van deheup gaan staan voor de verdere palpatie. Het isbelangrijk om voorzichtig en in fases door debuikspieren te palperen teneinde afweerreacties in devorm van contractie zoveel mogelijk te vermijden. Dezezullen zeker optreden.Vraag de proefpersoon het been in de heup te buigenom zo de m. iliopsoas aan te laten spannen, waardoorde palpatie ervan gemakkelijker wordt.

Opmerking: op de foto wordt het uitgangspunt voor depalpatie gedemonstreerd, niet de palpatietechniek.

15

M Y O L O G I E

Page 16: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

16

1 D E H E U P

FIGUUR 1-31

Dorsolateraal aanzicht

1. Craniale begrenzing: de crista iliaca2. Caudale begrenzing: de sulcus gluteus3. Mediale begrenzing: de crista iliaca en het os

coccygis dat daarop volgt4. Laterale begrenzing: dit is een fictieve verticale lijn

tussen de spina iliaca anterior superior en detrochanter major en de sulcus gluteus of hetverlengde daarvan kruist

Opmerking: deze fictieve lijn valt voor een deel samenmet de dorsale rand van de m. tensor fasciae latae.

5. Sulcus gluteus6. M. gluteus maximus

REGIO GLUTEA

Page 17: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

OPPERVLAKKIGE SPIERLAAG

De oppervlakkige laag van de regio glutea wordt dooreen enkele spier gevormd: de m. gluteus maximus (fig.1-33).

FIGUUR 1-32

M. gluteus maximus, dorsolateraal aanzicht

1. M. gluteus maximus2. Sulcus gluteus

17

M Y O L O G I E

Page 18: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-33

M. gluteus maximus

Met de hiervoor beschreven techniek kan de contractievan de m. gluteus maximus zichtbaar worden gemaakt.De crista iliaca, de trochanter major en het tuberischiadicum zijn de referentiepunten voor delokalisering van de spier.De vrijwel horizontaal verlopende sulcus gluteus komtglobaal (maar niet exact) overeen met de caudale randvan de spier, die een schuin verloop heeft naar distaalen lateraal.De proefpersoon wordt gevraagd zijn bovenbeen vande tafel te tillen, waarbij het been in de knie gebogenblijft en er geen compensatie optreedt in de regiolumbalis. De onderzoeker geeft weerstand tegen hetdistale bovenbeen om zo geen andere gewrichten meete laten bewegen (in dit geval de knie). De spierpromineert nu en men kan de contractie vergelijkenmet die van de contralaterale spier.

Opmerking: de knie is in flexiestand gebracht om deischiocrurale spieren te verkorten waardoor extensievan het been in de heup vooral het gevolg is vancontractie van de m. gluteus maximus.

18

1 D E H E U P

Page 19: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

MIDDELSTE SPIERLAAG

Dit deel van de regio glutea wordt door een enkelespier gevormd: de m. gluteus medius (fig. 1-35 en 1-36).

FIGUUR 1-34

Ventrolateraal aanzicht van de heup

1. M. gluteus medius2. M. tensor fasciae latae3. M. rectus femoris4. M. sartorius

19

M Y O L O G I E

Page 20: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-35

M. gluteus medius

De referentiepunten zijn de voorzijde van de cristailiaca en de bovenste rand van de trochanter major.Plaats de handen zoals op de figuur is weergegeven envraag de proefpersoon een abductie van de heup tegenweerstand uit te voeren: de spier spant zich nu aan.Vraag vervolgens de proefpersoon vanuit deze houdingeen aantal malen snelle endorotatiebewegingen temaken in de heup om vooral de voorste vezels van dem. gluteus medius te activeren. Bij deze activiteit zal dem. gluteus minimus ook aanspannen, maar de m.gluteus medius wordt hierdoor beter palpabel.

Opmerking: de weerstand moet proximaal van de knieworden gegeven om bewegingen in andere gewrichtente vermijden (in dit geval dus de knie).

FIGUUR 1-36

Techniek om de m. gluteus medius te onderscheiden van

de m. tensor fasciae latae

De uitgangshouding is dezelfde als bij figuur 1-35.Vraag nu de proefpersoon het been in de heup licht tebuigen (begeleid deze beweging) en de abductie vast tehouden. De spierbuik van de m. tensor fasciae latae isnu zichtbaar.

Opmerking: de fictieve verticale lijn tussen de spinailiaca anterior superior en de trochanter major, die deventrale zijde van de regio glutea (fig. 1-31) begrenst,komt vrijwel overeen met de dorsale rand van de m.tensor fasciae latae. Deze loopt verder naar distaal opde ventrale zijde van het bovenbeen.

20

1 D E H E U P

Page 21: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

DIEPE SPIERLAAG

Hiertoe behoren de volgende spieren:

1. M. gluteus minimus (fig. 1-38)2. M. piriformis (fig. 1-39 t/m 1-42)3. M. gemellus inferior en m. gemellus superior

(fig. 1-43)4. M. obturatorius internus (fig. 1-43)5. M. quadratus femoris (fig. 1-44)6. M. obturatorius externus (fig. 1-45)

FIGUUR 1-37

Dorsolateraal aanzicht van de heup

Opmerking: de benadering van de m. gluteus minimus isalleen mogelijk door de m. gluteus medius heen (fig. 1-34).

De palpatie van de overige spieren van de diepe laag isalleen mogelijk door de m. gluteus maximus (1) heen(fig. 1-37).

21

M Y O L O G I E

Page 22: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-38

M. gluteus minimus

De rechterhand van de onderzoeker (die palpeert) ligtop de proximale rand van de trochanter major en demeest ventrale zijde van de crista iliaca, tussen hettuberculum iliacum en de spina iliaca anteriorsuperior.Op deze manier wordt met de duim en overige vingersde m. gluteus minimus omvat die onder de m. gluteusmedius ligt. De onderzoeker ondersteunt met delinkerhand het been aan de mediale zijde van de knie.Vanuit deze uitgangshouding (heup en knie zijn in 90°flexie) wordt de proefpersoon gevraagd eenendorotatie van de heup uit te voeren. Dit wil zeggendat het been van de proefpersoon ‘omhoog’ komt.Onder de palperende vingers contraheren de m.gluteus medius en de m. gluteus minimus.

Opmerking: alleen de contractie is palpabel: de spier zelfis niet direct palpabel omdat ze onder de ventralevezels van de m. gluteus medius ligt, die dezelfdefunctie heeft.

22

1 D E H E U P

Page 23: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

Benadering van de m. piriformis in vier stappen

FIGUUR 1-39

Eerste stap: lokalisering van de m. gluteus medius en de

holte eronder die de m. piriformis begrenst

De proefpersoon ligt op zijn zij. Met eenondersteunende greep neemt de onderzoeker hetdesbetreffende been tegen de schouder of borst.Vanuit deze houding wordt de proefpersoon gevraagdeen horizontale abductie tegen weerstand uit tevoeren. Hierdoor promineert de m. gluteus medius.

Opmerking: deze lokalisering laat de dorsale rand vandeze spier zien en de er dorsaal van gelegen holte diede m. piriformis begrenst.

FIGUUR 1-40

Tweede stap: lokalisering van de trochanter major

De proefpersoon ligt op zijn zij. De knie is gebogen, dedistale hand van de onderzoeker houdt het teonderzoeken been vast aan de mediale zijde van hetonderbeen en de knie om zo het been in allerichtingen vanuit de heup te kunnen bewegen en detrochanter major zichtbaar te maken. Zie Osteologie vooreen nauwkeurige beschrijving van de trochanter major.

FIGUUR 1-41

Derde stap: lokalisering van de proximolaterale rand van

de trochanter major, de insertie van de m. piriformis

Met één hand geeft de onderzoeker weerstand tegenhorizontale abductie in de heup, de andere hand ligtop het distale deel van de bij figuur 1-39 beschrevenholte en tegen de trochanter major aan.

23

M Y O L O G I E

Page 24: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-42M. piriformis

De heup is ongeveer 45 graden en de knie ongeveer 90graden geflecteerd.De proximale hand ligt op de kruising van de dorsaleen de proximale rand van de trochanter major daarwaar deze samenkomt met de bovenrand en op dedorsale rand van de m. gluteus medius. Om deze laatstespier te onderscheiden vraagt men de proefpersooneen endorotatie of horizontale abductie van de heupuit te voeren, of beter nog deze twee te combineren. Erverschijnt dan een holte die loopt vanaf deproximodorsale hoek van de trochanter major in derichting van de crista iliaca. Hier ligt de dorsale randvan de m. gluteus medius die door de ventrale vezelsvan de m. gluteus maximus heen is te lokaliseren. Dezespier dient volledig ontspannen te zijn.De palpatie vindt plaats in de richting van de incisuraischiadica major en de laterale rand van het sacrum datverder naar dorsaal ligt. Daarbij wordt de dorsale randvan de m. gluteus medius gevolgd die al eerder isgelokaliseerd.

FIGUUR 1-43M. gemellus inferior: m. gemellus superior en m. obturatoriusinternus

Ter hoogte van de incisura ischiadica minor (zie ook fig.1-10) is het mogelijk om met twee vingers door despiermassa van de m. gluteus maximus heen de driebetrokken spieren te palperen.

24

1 D E H E U P

Page 25: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-44M. quadratus femoris

Directe palpatie van deze spier is niet mogelijkaangezien ze onder de m. gluteus maximus ligt. De benige referentiepunten zijn het tuber ischiadicummediaal en de trochanter major lateraal. Hetbelangrijkste musculaire referentiepunt is de caudalerand van de m. gluteus maximus.De proefpersoon ligt op zijn zij met licht gebogenheup, waarbij weerstand wordt gegeven tegenexorotatie en abductie aan de laterale zijde van deknie. De contractie van de m. quadratus femoris kanworden gevoeld door de m. gluteus maximus heen inde buurt van de onderrand hiervan en tussen deaangegeven benige referentiepunten.

Deze palpatie is bij gezonde personen meestal moeilijk.

FIGUUR 1-45M. obturatorius externus

Het been is in de heup en de knie 90 graden gebogen.De onderzoeker plaatst zijn duim tussen de m.adductor longus en de m. gracilis (zie ook fig. 1-19). Metde andere hand geeft hij weerstand tegen de exorotatiedie de proefpersoon een aantal keren uitvoert. Doordeze activiteit spant de m. obturatorius externus aan enkan zo met de duim worden gepalpeerd.

25

M Y O L O G I E

Page 26: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

26

FIGUUR 1-46

Mediaal aanzicht van het bovenbeen

1. M. sartorius2. N. femoralis3. A. femoralis

ZENUWEN EN VATENREGIO FEMORALIS ANTERIOR, REGIO SUBINGUINALIS

Page 27: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-47

A. femoralis

Plaats twee vingers op het midden van de denkbeeldigelijn tussen de spina iliaca anterior superior en hettuberculum pubicum en druk voorzichtig op dearterie. De pulsaties zijn duidelijk voelbaar in neutralestand van de heup, of ook in lichte extensie.Let op! Mediaal van de arterie voelt men oppervlakkigliggende ronde structuren: dit zijn de oppervlakkigelymfeknopen in de lies.

FIGUUR 1-48

N. femoralis, eerste stap

Plaats de vingers (zoals beschreven bij fig. 1-47) op hetmidden van de denkbeeldige lijn tussen de spina iliacaanterior superior en het tuberculum pubicum.

FIGUUR 1-49

N. femoralis, tweede stap

Verplaats hier vandaan de vinger een vingerbreedtenaar lateraal in de richting van de m. sartorius om bijde n. femoralis uit te komen. Haak voorzichtig devingers tegen de rand van de zenuw zoals weergegevenop de figuur, maar wees voorzichtig bij het palperenvan zenuwen. De zenuw is onder de vingers voelbaar alseen koordvormige structuur.

27

Z E N U W E N E N V A T E N

Page 28: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

28

1 D E H E U P

N. ISCHIADICUS

FIGUUR 1-50

Lateraal aanzicht van de regio glutea

1. Tuber ischiadicum2. Trochanter major3. N. ischiadicus

REGIO GLUTEA

Page 29: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-51

Lokalisering van de n. ischiadicus

Eerste stap: het opzoeken van het tuber ischiadicum

In deze houding (het been gebogen in de heup) wordthet tuber niet bedekt door de m. gluteus maximus.Plaats de middelvinger en ringvinger hierop.

FIGUUR 1-52

Lokalisering van de n. ischiadicus

Tweede stap: het opzoeken van de trochanter major

Plaats vervolgens de duim op de trochanter major.

FIGUUR 1-53

Lokalisering van de n. ischiadicus, derde stap

Plaats nu de wijsvinger ongeveer op het midden op dedenkbeeldige lijn tussen de twee benige structuren:hier verloopt de n. ischiadicus.

29

Z E N U W E N E N V A T E N

Page 30: Tixa Anatomy atlas Hfst 1 - de heup

FIGUUR 1-54

N. ischiadicus, vierde stap

Op deze hoogte heeft de zenuw een diameter vanongeveer een vingerbreedte.Benader de zenuw voorzichtig met een dwarse palpatiedoor twee vingers.

Opmerking: de zenuw is alleen toegankelijk wanneer delichaamsbouw van de proefpersoon dit toestaat en dooreen volledige ontspanning van de m. gluteus maximusheen. Dan is de zenuw voelbaar onder de vingers alseen koordvormige structuur.

30

1 D E H E U P