samenvatting geschiedenis van het economisch denken compleet

7
Samenvatting Geschiedenis van het economisch denken: compleet Geschiedenis van het economisch denken (Radboud Universiteit Nijmegen) Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Murat Kuzey ([email protected]) lOMoARcPSD

Upload: murat

Post on 14-Apr-2016

16 views

Category:

Documents


3 download

DESCRIPTION

geschiedenis

TRANSCRIPT

Overzicht Geschiedenis van het Economisch Denken

School Kenmerken Belangrijke personen Mercantilistische school 1500-1776

- Goud en zilver - Nationalisme,

kolonisatie - Nadruk op export - Sterke

overheidsinvloed

Mun (1571-1641) ‘export moet import overschrijden en goud exporteren voor meer winst’

Davenant (1656-1714) ‘verlichte mercantillist, waarde in productie, niet in goud.’ ‘Meer winst met eigen grondstoffen.’

Colbert (1619-1683) ‘Franse minister, verplichte corvée, sterke overheid, geen tol of importtarieven op grondstoffen, nationalisme.’

Petty (1623-1687) ‘Grote populatie voor lage productiekosten, oprichter statistieken, snelheid geldomloop, arbeidsverdeling

Fysiocratische school 1756-1776

- Natuurlijk regelen - Laissez-faire - Nadruk agricultuur - Belasting voor

landeigenaar - Samenhang

economie

Quesnay (1694-1774) ‘Circulatie Tableau Economique, voorloper nationaal inkomenanalyse en circulaire stroomdiagrammen.’

Turgot (1727-1781) ‘Franse minister, belasting landeigenaar, vrije handel, afschaffing corvée, competitie onder werknemers lagere lonen, law of diminishing returns.´

De val van Turgot uit zijn hoge positie bij de overheidin 1776 betekende niet alleen het einde van de fysiocratie maar ook het begin van de industriële revolutie.

Klassieke school 1776-1871

- Zo weinig mogelijk overheidsinvloed

- Self-interested behaviour

- Harmony of interests - Belang alle

productiefactoren - Economische wetten

North (1641-1691) ‘handel niet eenzijdig maar in overschotten, division of labour, laissez faire goed voor handel, rijkdom niet meten in goud, oorlog versterkt land niet.’

Cantillon (1680-1734) ‘term ‘ondernemer,’ theorie over de waarde van geld en prijzen door productiefactoren, ging verder met Quesnays Tableau Economique.’

Hume (1711-1776) ‘price specie-flow mechanism: Exportsurplus laat rente stijgen, evenwicht ontstaat export af- en import toeneemt.

Deze drie economen zijn voorlopers van de klassieke school.

Smith (1723-1790) ‘The Theory of Moral Sentiments : morele krachten en ‘sympathy,’ Wealth of Nations: division of labour, 'invisible hand' die de markt regelt, harmonie publieke en private maakt overheidsingrijpen onnodig laissez faire, overheid: (1) beschermen (2) rechtssysteem (3) publieke goederen, verschil gebruikswaarde en ruilwaarde (uit productiefactoren), marktprijs is natuurlijke prijs beïnvloed door vraag en aanbod, services zijn onproductief, ‘efficiency wages,’ Theory of economic development: welvaart meten door nationale output, ontwikkeling door division, kapitaalgroei en hogere lonen.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Murat Kuzey ([email protected])

lOMoARcPSD

Malthus (1766-1834) ‘Populatietheorie: populatie neemt exponentieel toe, levensonderhoudende middelen niet, preventive (reduce birth) en positive (increase death) checks, introduceerde Poor Laws: geen overheidshulp voor armen, ‘Market Gluts’ ontstaan omdat werknemers meer produceren dan verdienen, landeigenaren moeten deze opkopen, corn laws moeten blijven zodat landeigenaren overschot behouden, verschil productieve en onproductieve consumptie, afnemende meeropbrengsten landbouw, kritiek: theorie past alleen in zijn eigen tijd.’ Ricardo (1722-1823) ‘Theory of Diminishing Returns and Rent: prijs bepaalt hoogte pacht, afnemende meeropbrengst leidt tot hogere prijzen, ruilwaarde en relatieve prijzen: relatieve waarde door arbeidstijd alle productiefactoren, . Korte termijn prijzen door vraag en aanbod, lange termijn reële kosten van productie, 'the iron law of wages:' werknemers krijgen bestaansminimum, marktprijs arbeid door vraag en aanbod, hogere lonen verminderen winsten anders verslechtert concurrentiepositie, tot stationaire staat, comparatief kostenvoordeel, loste ‘market gluts’op met wet van Say.’ Bentham (1748-1832) ‘Utilitarisme: plezier en pijn, erg subjectief, rijkdom maatstaf met afnemende meeropbrengst, deze rekent consumersurplus niet mee, mens rationeel.’

Say (1767-1832) ‘Ondernemerschap 4e

Senior (1790-1864)

productiefactor, law of markets: aanbod creëert vraag op de lange termijn.’

‘Positieve en normatieve economie, vier principes voor economische theorie, abstinence bij uitstellen consumptie, services wel productief.’

Mill (1806-1873) Gelijke rechten, besparingen gelijk aan investeringen, fear of want beperkt populatie, elasticiteiten, politiek moet inkomsten verdelen, zag productie en distributie los.’

Socialisme Soorten socialisme: - Utopisch - Staats - Christelijk - Anarchistisch - Marxistisch - Communistisch - Revisionistisch - Syndicalistisch - Gilde

Comte de Saint-Simon (1760-1825) ‘Utopisch socialist, industrie bevorderen, belang samenleving en individu niet gelijk.’

De Sismondi (1773-1842) ‘kritiek wet van Say, minimumloon leidt tot overproductie en crisis, staatsinventie voor sociale zekerheid, term ‘proletariaat.’

Owen (1771-1858) ‘effeciëncy wages voor hogere productie, stimulatie overheid, omgeving vormt menselijke natuur.’

Dit zijn ook weer vooral voorlopers op Marx.

Marx (1818-1883) ‘Beïnvoeld door Darwin en Hegel, samenleving evolueert in 6 stappen tot communisme, Labor theory of value: arbeidstijd van alle productiefactoren bepaalt absolute waarde, kapitalisten krijgen surplus doordat

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Murat Kuzey ([email protected])

lOMoARcPSD

arbeiders meer produceren dan verdienen, alleen arbeid zorgt voor surplus, kapitaalindustrieen verkopen boven marktprijs, centralisatie van kapitaal zorgt voor kloof tussen bevolking, proletariaat werpt kapitalisme omver, kritiek: niet alleen arbeid zorgt voor meerwaarde.’

Duits Historische school 1840-1917

- Evolutionaire aanpak - Positieve rol

overheid - Inductie/historische

aanpak - Conservatieve

hervormingen

List (1789-1846) ‘Vrije handel beperkingen afschaffen, importtarieven om eigen beginnende industrie te beschermen, nationalisme.’

Schmoller (1838-1917) ‘Jonge historische school, voor overheidsinterventie, Metodenstreit inductie en deductie beide belangrijk, etische oordelen.’

Weber (1864-1920) ‘Kapitalisme door reformatie, beperking op consumptie zorgde voor meer kapitaalinvestering.

Deze school heeft door het nationalisme veel bijgedragen aan het onstaan van de macht van Hitler.

Marginalistische school/ Neoklassieke school 1871-

- Focus op marge - Rationeel

economisch gedrag - Micro-economisch - Abstracte,

deductieve methode - Pure competitie - Prijs door vraag - Subjectief nut - Evenwichtsaanpak - Land en

kapitaalgoederen - Minimale

overheidsinterventie

Cournot (1801-1877) ‘Monopolietheorie: MR=MC, duopolie: bedrijven passen hoeveelheden op elkaar aan in concurrentie, geen rekening met prijsdiscriminatie.’

Dupuit (1804-1866) ‘Nut van een product verschilt per individu, ontwikkelde marginale nutscurve/demandcurve, consumersurplus.’

Von Thunen (1783-1850) ‘Location theory: agricultuur in ringen, hoe verder weg, hoe minder bederfelijk, hoe hoger marginale kosten, arbeiders huren totdat MR=MC.’

Deze 3 economen zijn voorlopers van de marginalistische school. Menger, von Wieser en Von Böhm-Bawerk vormen het vroege Oostenrijkse trio.

Jevons (1835-1882) ‘marginaal nut is final degree of utility, voor elk goed gelijk nut bij laatste geld, marginaal nut bepaalt ruilwaarde, nut van alle goederen optellen, marginaal alleen voor laatste, werken totdat plezier en pijn gelijk zijn.’

Menger (1840-1921) ‘tabel afnemend marginaal nut, ordinaal of kardinaal rangschikken, productiefactoren bepalen prijzen, marginaal nut geldt voor alle producten.’

Von Wieser (1851-1926) ‘Ruilwaarde is subjectief, afhankelijk van koopkracht en marginaal nut, overheidsingrijpen als deze verschillen, opportuniteitskosten.’

Von Böhm-Bawerk (1851-1914) ‘Agio Theory of Interest: Rente hangt af van waarde, verwachte waarde en kapitaal,

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Murat Kuzey ([email protected])

lOMoARcPSD

Edgeworth (1845-1926) ‘Edgeworth box: indifferentiecurves, gaat naar contact curve, punt op die curve door onderhandeling, duopolie geen evenwicht, duopolisten delen markt, producren tot MP=AP, MP snijdt AP in top,

Clark (1847-1938) Marginale productiviteitstheorie van distributie: variabele en vaste factor leiden tot afnemende meeropbrengsten, verdeling sociaal inkomen in lonen, interest en winst rechtvaardig, statische theorie, geen rekening returns to scale.’

Marshall (1842-1924) ‘Voorkeuren en karakter geen invloed op vraag, ceteris paribus, sommige goederen ondeelbaar, Gossen: laatste geld, marginaal nut van elk goed gelijk, substitutie en inkomenseffect, heden; korte termijn, lange termijn, prijzen en lonen door vraag en aanbod, interest en besparingen hangen samen, sparen voor beloning in de toekomst, winst beloning ondernemerschap, internal en external economies of scale.’ Monetaire Economen: Brachten monetaire gedeelte onder de aandacht.

Wicksell (1851-1926) ‘Voorloper Keynes, rente hangt af van vraag en aanbod kapitaal, als bankrente verschilt van natuurlijke rente komt vanzelf evenwicht, forced saving, perfecte competite bestaat niet.’

Fisher (1867-1947) ‘Rente door impatience rate en investment opportunity rate, Fisher equation, MV=PT, daling van goud zorgt voor prijsstijging, cycles door prijsverandering, 100% reserveratio.’

Hawtrey (1879-1975) Groei activiteit groei prijzen Vicieuze cirkel inflatie, open markt interventie; discount rate; bankreserve, deadlock.’

Vertrek van pure competitie: Gat tussen monopolie en pure competitie.

Sraffa (1898-1983) ‘Dalende kosten per eenheid matcht niet met pure competitie, winst bij markt met monopolistische kenmerken, winst door verlagen/verhogen prijs. ‘

Chamberlin (1899-1967) ‘Monopolistische concurrentie: heterogene producten, MC=AC, bij winst toetreding.’

Robinson (1903-1983) ‘Monopsony, kopers gedragen zich als een: monopoly-effect, in arbeidsmarkt uitbuiting.’

Wiskundige Economie

- Theorieën ontwikkelen

- Hypotheses testen - Vraag en aanbod - Regressie

Walras (1834-1910) ‘General equilibrium analyse: relatie tussen veel variabelen in verschillende markten,

Leontif (1906-1999) ‘input-output tabel.’

Von Neumann (1903-1957) en Morgenstern (1902-1977) ‘Game theory, economische warfare.’

Hicks (1904-1989) Indifference curves, marginal rate of substitution, substitutie/inkomenseffec

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Murat Kuzey ([email protected])

lOMoARcPSD

- Econometrie vraag hangt af van prijs.’

t, Giffengoed.’

Institutionele school 1900-heden

- Holistisch, breed perspectief

- Focus op instituties - Darwiniaanse,

evolutionaire aanpak - Verwerpen

evenwichtstheorie - Geen harmonie van

interesses - Liberale,

democratische hervormingen

- Verwerpen pijn/plezier theorie

Veblen (1857-1929) ‘Leisure class, survival of the fittest bij intstitutions, theorieen zijn statisch, perfecte competitie niet mogelijk, instinct for workmanship, geld lenen winstverhogend tot crisis, ingenieurs

Mitchell (1874-1948) ‘Meer empirie, cycli: (1) in geldeconomieën (2) Groot verspreid (3) Winstvooruitzichten bepalen (4) fluctuaties zijn ingebakken, social planning.’

Galbraith (1908-2006) Neoklassiek is traditie, fabrikant bepaalt voorkeuren populatie, Belasting tegen social imbalance, bedrijf gaat voor overleven en risico mijden.’

Welvaarts-economie

- Welke factoren zorgen voor welvaart, welke werken dit tegen?

Pareto (1848-1923) ‘Pareto-optimaal, MRS, MRTS, MRT, niet morel, geen verdeling van inkomen, statisch.’

Pigou (1877-1959) Sociale verbeteringen, welvaart vergelijken in klassen, private kosten en opbrensten, private and social benefits and costs.’

Von Mises (1881-1973) ‘Onder socialisme moeilijk prijzen bepalen, ondernemerschap van belang, dynamiek is probleem, Lange bracht schaduwprijzen en maket socialism.’

Sen (1933-heden) ‘Kritiek op Arrow’s onmogelijkheidstheorie, gelijkheid in inkomen leiden tot maximaal sociaal nut.’

Keynesiaanse school 1936-heden

- Macro-economisch - Vraaggericht - Instabiliteit in

economie - Loon- en

prijsrigiditeiten - Actief fiscaal en

monetair beleid

Keynes (1883-1946) ‘Fundamentele psychologische wet: meer inkomen leidt tot gedeeltelijk meer consumptie, MPC, MPS, Investering hangt af van: (1) productiviteit kapitaal, (2) prijs waarvoor extra producten verkopen (3) extra loon en materiaal, marginale efficiëntie kapitaal, geld houden door Transactiemotief,2. Voorzorgsmotief, Speculatieve motief, S=I, liquidity trap, beleid leidt tot verspilling overheid.’ Hansen (1887-1975) Hicks-Hansen synthese, IS-LM model,

Samuelson (1915-2009) ‘Fluctuaties kapitaalgoederen groter, inkomen door MPC en

Post-Keynesisanen: Neo-ricardiaans, eens met Keynes en zetten zich af tegen het neoklassieke

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Murat Kuzey ([email protected])

lOMoARcPSD

acceleratiecoëfficient, Philipscurve.’

Nieuwe Keynesianen: waarom ontstaan crisissen? oneens met keynes vinden dat hij alleen een paar goede aanvullingen heeft op het neoklassieke.

Economische groei en ontwikkeling

- Harrod (1900-1978) en Domar (1914-1997) ‘Analyse van groei, investeringen stijgen om potentieel te realiseren, gebalanceerde groei behoudt werkgelegenheid, productiecapaciteit en vraag stijgen samen’

Solow (1924-heden) ‘Grafiek gebalanceerde investering, kapitaal stijgt met hoeveelheid werknemers, steady state groei.’

Schumpeter (1883-1950) ‘Innovatie is verandering aanbod goederen, kapitalisme brokkelt af.’

Lewis (1915-1991) ‘Landelijke en stedelijke sector, groei door arbeidsmigratie.’ Nurkse (1907-1959) Arme landen blijven arm, sparen niet.’

Chicago school – Nieuwe klassieken 1946-heden

- Optimaliserend gedrag

- Prijzen en lonen lange termijn

- Wiskundige orientatie

- Afwijzing van Keynesianisme

- Beperkte overheid

Friedman

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Murat Kuzey ([email protected])

lOMoARcPSD