praktische kennis wet- en regelgeving · 2020. 6. 2. · 2 praktische kennis wet- en regelgeving...
TRANSCRIPT
2020
ZwemConsult
www.zwembadtechnicus.nl
2-6-2020
Praktische kennis wet- en regelgeving
Lesboek WB3
2 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Dit boek is auteursrechtelijk beschermd en ter beschikking gesteld als
lesmateriaal aan de cursist, hierna genoemd;
Naam:
© Copyright ZwemConsult
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de
uitgever en auteur.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 168 Auteurswet 1912
j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en
artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan
ZwemConsult volgens het Reprorecht. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in
bloemlezingen, readers en andere compilatie- of andere werken (artikel 16 Auteurswet 1912), in welke
vorm dan ook, dient men zich tot de uitgever en auteur te wenden.
Ondanks alle aan de samenstelling van dit boek bestede zorg kan nog de redactie, noch de auteur, noch de
uitgever aansprakelijkheid aanvaarden voor schade die het gevolg is van enige fout in deze uitgave.
Waar in dit boek de mannelijke persoonsvorm is gebruikt kan de vrouwelijke vorm worden gelezen.
Beroepscompetentieprofielen ZwembadTechniek
• Hoofd Technische Dienst (TD-4)
• Senior Medewerker Technische Dienst (TD-3)
• Medewerker Technische Dienst (TD-2)
• Onderhoudsmedewerker Basis (TD-1)
Module TD1: TZ1-TC1
Module TD2: TZ2-TC2-TL2-TS2-TV2-TM2-BC2-WB2-SB2
Module TD3: TZ3-TL3-TS3-TV3-TM3-BC3-WB3-TE3-TR3-M3 (SB3-EX3)
Module TD4: TZ4-TL4-TS4-TV4-TM4-BC4-WB4-TE4-TR4-M4 (PF4-EX4)
Module TD5: VOP; VCA-B ; VCA-VOL
Certificaat en Diploma
Alle modulen worden afgerond met een certificaat van ZwemConsult welke zijn erkend door de NPZ-NRZ.
Deze certificaten geven toegang tot de landelijke examens voor het diploma.
Digitaal lesmateriaal
De inhoud van dit boek is ook digitaal beschikbaar voor studenten van ZwemConsult.
Inhoudsopgave en leeswijzer
Het digitale document beschikt over een aanklikbare inhoudsopgave. Ctrl + klikken voert naar het gewenst
hoofdstuk. Ctrl + Home voert terug naar de Inhoudsopgave.
©ZwemConsult WB3
3
Deze inhoudsopgave werkt als een navigatiemenu. Houd de toets Ctrl ingedrukt
en klik met de linkermuisknop op het betreffende hoofdstuk of de paragraaf om
naar het onderwerp te navigeren.
Druk in het document op de beide toetsen Ctrl + Home om naar de hoofdpagina
van het document te navigeren.
INHOUDSOPGAVE
1. Omgevingswet ................................................................................ 6
1.1. Omgevingsbesluit (Ob) ..................................................................... 6
1.2. Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) .............................................. 7
1.3. Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) .................................................... 7
1.4. Omgevingsregeling (Or) ................................................................... 7
1.5. Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) ................................................ 7
2. Algemeen (Bal) ............................................................................... 8
Artikel 15.1 (activiteiten) ..................................................................... 8
Artikel 15.2 (oogmerken) .................................................................... 8
Artikel 15.3 (bevoegd gezag provincie) .................................................. 8
Artikel 15.4 (normadressaat) ............................................................... 9
Artikel 15.5 (zorgplicht) ...................................................................... 9
Artikel 15.6 (maatwerkregels) .............................................................. 9
Artikel 15.7 (maatwerkvoorschriften) .................................................... 9
Artikel 15.8 (melding) ....................................................................... 10
Artikel 15.9 (gegevens en bescheiden) ................................................ 10
Artikel 15.10 (naam, adres of normadressaat) ...................................... 10
Artikel 15.11 (ongewoon voorval) ....................................................... 10
3. Inhoudelijke regels (Bal)..................................................................10
Artikel 15.12 (aanwijzing activiteit) ..................................................... 10
Artikel 15.13 (melding) ..................................................................... 11
Artikel 15.14 (risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten) .......... 11
Artikel 15.15 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin) ...................... 11
Artikel 15.16 (water: kwaliteitseisen) .................................................. 11
Tabel 15.16 Kwaliteitseisen water ....................................................... 11
Artikel 15.17 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella) ............ 12
Artikel 15.18 (water: meetmethoden).................................................. 12
4 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Artikel 15.19 (water: plaats van bemonsteren) ..................................... 12
Artikel 15.20 (water: eigen meting) .................................................... 13
Artikel 15.21 (water: meting laboratorium) .......................................... 13
Artikel 15.22 (lucht: kwaliteitseisen) ................................................... 14
Tabel 15.22 Kwaliteitseisen lucht ........................................................ 14
Artikel 15.23 (lucht: meetmethoden)................................................... 14
Artikel 15.24 (lucht: plaats van bemonsteren) ...................................... 15
Artikel 15.25 (lucht: meting laboratorium) ........................................... 15
Artikel 15.26 (maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen) .............. 15
Tabel 15.26 Klassenindeling ............................................................... 16
Artikel 15.27 (gegevens en bescheiden: resultaten meting en gegevens) .. 16
Artikel 15.28 (overgangsrecht: kwaliteitseisen) ..................................... 17
Artikel 15.29 (overgangsrecht: meetmethoden) .................................... 17
Artikel 15.30 (aanwijzing activiteit) ..................................................... 17
Artikel 15.31 (melding) ..................................................................... 17
Artikel 15.32 (risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten) .......... 17
Artikel 15.33 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin) ...................... 17
Artikel 15.34 (water: kwaliteitseisen) .................................................. 18
Tabel 15.34 Kwaliteitseisen ................................................................ 18
Artikel 15.35 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella) ............ 18
Artikel 15.36 (water: meetmethoden).................................................. 18
Artikel 15.37 (water: plaats van bemonsteren) ..................................... 19
Artikel 15.38 (water: eigen meting) .................................................... 19
Artikel 15.39 (water: meting laboratorium) .......................................... 20
Artikel 15.40 (gezondheid: watertemperatuur) ...................................... 20
Artikel 15.41 (gezondheid: aanwezigheid dieren) .................................. 20
Artikel 15.42 (maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen) .............. 21
Tabel 15.42 Klassenindeling Parameter of parameter groep .................... 21
Artikel 15.43 (resultaten meting en gegevens) ...................................... 22
Artikel 15.44 (overgangsrecht: kwaliteitseisen) ..................................... 22
Artikel 15.45 (overgangsrecht: meetmethoden) .................................... 22
Artikel 15.46 (aanwijzing activiteit) ..................................................... 22
Artikel 15.47 (melding) ..................................................................... 22
Artikel 15.48 (vullen, aanvullen en schoonmaken badwaterbassin) ........... 22
©ZwemConsult WB3
5
Artikel 15.49 (aanwijzing activiteit) ..................................................... 23
Artikel 15.50 (melding) ..................................................................... 23
Artikel 15.51 (risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten) .......... 23
Artikel 15.52 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin) ...................... 23
Artikel 15.53 (water: kwaliteitseisen) .................................................. 23
Tabel 15.53 Kwaliteitseisen ................................................................ 23
Artikel 15.54 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella) ............ 23
Artikel 15.55 (water: meetmethoden).................................................. 23
Artikel 15.56 (water: plaats van bemonsteren) ..................................... 24
Artikel 15.57 (water: eigen meting) .................................................... 24
Artikel 15.58 (water: meting laboratorium) .......................................... 24
Artikel 15.59 (maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen) .............. 25
Tabel 15.59 Klassenindeling ............................................................... 25
Artikel 15.60 (gegevens en bescheiden: resultaten meting en gegevens) .. 26
Artikel 15.61 (overgangsrecht: kwaliteitseisen) ..................................... 26
Artikel 15.62 (overgangsrecht: meetmethoden) .................................... 26
4. RISICOANALYSE, BEHEERSPLAN, REGISTRATIE (Bal) ...........................26
Artikel 15.63 (risicoanalyse) .............................................................. 26
Artikel 15.64 (beheersplan) ............................................................... 27
Artikel 15.65 (logboek en registratie incidenten) ................................... 27
Artikel 15.66 (overgangsrecht: risicoanalyse) ....................................... 27
Artikel 15.67 (overgangsrecht: beheersplan) ........................................ 28
5. Zwemwaterwet en -regelgeving (WHVBZ/BHVBZ) ................................28
6. Activiteitenbesluit ...........................................................................29
18. Gebruiksbesluit (bouwbesluit 2012) ...................................................30
19. Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen ......................................31
20. Legionella .....................................................................................31
21. Liftinstallaties ................................................................................34
11. NEN 3140......................................................................................35
12. NPR 9200 (ophangingen) .................................................................37
13. PGS 15 .........................................................................................41
14. PGS 31 .........................................................................................42
15. BRL K903 ......................................................................................42
6 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
1. Omgevingswet Op dit moment hebben wij te maken met een overgangsfase waarin een aantal
belangrijke wetten veranderen waaronder de WHVBZ en BHVBZ. Binnenkort,
volgens de huidige berichtgeving per 1 januari 2022, treedt de Omgevingswet in
werking. De inhoud van dit lesonderdeel WB3 is vooral hierop gericht. Secundair
komen de andere wetten en maatregelen die op de ZwembadBranche betrekking
hebben aan bod.
Allereerst iets over de opzet van de omgevingswetgeving. De omgevingswetgeving
bestaat uit een bundeling van meerdere wetten. De Omgevingswet doet niet meer
dan kaders stellen, uitgangspunten formuleren en hoofdlijnen schetsen. Deze
worden ingevuld en uitgewerkt in vier Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB).
Dit zijn het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl),
het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
en de Omgevingsregeling (Or). De laatste is een ministeriële regeling.
Zwemlocaties zijn oppervlaktewateren waarin wordt gezwommen of gebaad ofwel
de zee, rivieren, meren en kanalen. Binnen de omgevingswetgeving krijgen deze
zwemlocaties hun plek in het Bkl. Dat besluit is met name voor de provincies van
belang. In het Ob zijn de procedureregels voor zwemlocaties vastgelegd.
Badinrichtingen, ofwel onze zwembaden, worden in hoofdstuk 15 van het Bal
omschreven. Dit is de regelgeving waar de houders of exploitanten van
zwembaden mee te maken krijgen.
Openbare zwembaden worden ook nog in paragraaf 3.9.5. van het Bal genoemd.
Daarin is de exploitatie van een openbaar zwembad aangewezen als
milieubelastende activiteit. Hierdoor moeten openbare zwembaden voldoen aan de
regels voor energiebesparing.
Onderzoeksplicht naar het gebruik van roestvast staal in zwembaden komt in
artikel 3.6 van het Bbl aan de orde. De verplichting tot onderzoek bestaat als het
zwembad een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid kan opleveren. De
Onderzoeksplicht is in 2015 opgenomen in de huidige Woningwet. Aanleiding was
een aantal incidenten, waaronder het bezwijken van RVS-ophangconstructies in
zwembaden.
1.1. Omgevingsbesluit (Ob) Het Omgevingsbesluit richt zich tot alle partijen die in de fysieke leefomgeving
actief zijn: burgers, bedrijven en de overheid. Het Omgevingsbesluit regelt in
aanvulling op de wet onder meer welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is om
een omgevingsvergunning te verlenen en welke procedures gelden. Ook regelt dit
besluit wat de betrokkenheid is van alle andere bestuursorganen bij de
©ZwemConsult WB3
7 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
besluitvorming en een aantal op zichzelf staande onderwerpen, zoals de
milieueffectrapportage en financiële bepalingen.
1.2. Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bevat, samen met het Besluit
activiteiten leefomgeving, de algemene regels waaraan burgers en bedrijven zich
moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving.
Dit besluit bevat regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en
bruikbaarheid bij het (ver)bouwen van een bouwwerk, de staat van het bouwwerk,
het gebruik van het bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en
sloopwerkzaamheden.
1.3. Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) stelt de inhoudelijke normen voor
gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk met het oog op het realiseren
van de nationale doelstellingen en het voldoen aan internationale verplichtingen.
De regels in dit besluit zijn geordend per instrument en per hoofdstuk
gegroepeerd: alle regels voor programma’s staan bij elkaar, voor
omgevingsplannen, enz.
1.4. Omgevingsregeling (Or) Hierin zijn voorschriften opgenomen die meer uitvoeringstechnisch van aard zijn.
Deze vier Algemene Maatregelen van Bestuur zijn op 31 augustus 2018
gepubliceerd in het staatsblad.
In de Omgevingswet hebben vier artikelen betrekking op de zwemwater-
regelgeving, namelijk:
• Zwemlocaties
• Badinrichtingen
• Exploitatie van een openbaar zwembad
• Onderzoeksplicht naar het gebruik van roestvast staal
1.5. Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bevat, samen met het Besluit
bouwwerken leefomgeving, de algemene regels waaraan burgers en bedrijven zich
moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving.
Ook bepaalt het besluit voor welke activiteiten een omgevingsvergunning nodig is.
Dit besluit bevat regels om het milieu, waterstaatwerken, wegen en spoorwegen,
zwemmers en cultureel erfgoed te beschermen. De regels ter bescherming van het
spoor en de zwemmers worden met het Invoeringsbesluit Omgevingswet
ingevoegd.
8 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Zwembaden vinden de nieuwe zwemwater-regelgeving in hoofdstuk 15 van het
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dat hoofdstuk gaat over het gelegenheid
bieden tot zwemmen en baden.
Hoofdstuk 15 kent in totaal 67 artikelen welke zijn verdeeld over drie afdelingen:
• Algemeen (afdeling 15.1 met de artikelen 15.1 tot en met 15.11)
• Inhoudelijke regels (afdeling 15.2 met de artikelen 15.12 tot en met 15.62)
• Module risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten (afdeling 15.3
met de artikelen 15.63 tot en met 15.67)
2. Algemeen (Bal)
Artikel 15.1 (activiteiten)
Dit hoofdstuk gaat over het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een
badwaterbassin.
Dit hoofdstuk gaat niet over het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een
badwaterbassin:
a. bij een huishouden;
b. in een badruimte of een niet-gezamenlijk gedeelte van een logiesfunctie als
bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
c. dat ten hoogste 24 uur aaneengesloten op een locatie is opgesteld;
d. dat is bedoeld voor contact tussen mens en dier; of
e. aan boord van schepen die niet permanent zijn afgemeerd.
Artikel 15.2 (oogmerken)
De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op:
a. het voorkomen van verdrinking van de gebruikers van een badwaterbassin;
b. het beschermen van de gezondheid van de gebruikers van een
badwaterbassin; en
c. het in en om het badwaterbassin voorkomen van letsel van de gebruikers
van een badwaterbassin.
Artikel 15.3 (bevoegd gezag provincie)
Voor het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin zijn
gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de activiteit geheel of in
hoofdzaak wordt verricht het bevoegd gezag:
a. waaraan een melding wordt gedaan;
b. dat een maatwerkvoorschrift kan stellen; of
c. dat beslist op een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige
maatregel te treffen.
©ZwemConsult WB3
9 Algemeen (Bal)
Artikel 15.4 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene
draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 15.5 (zorgplicht)
Degene die gelegenheid biedt tot zwemmen of baden in een badwaterbassin en
weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan
hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 15.2, is verplicht:
a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden
gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
b. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen
zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit
achterwege te laten voor zo- ver dat redelijkerwijs van hem kan worden
gevraagd.
Deze plicht houdt in ieder geval in dat:
a. het risico op significante nadelige gevolgen voor de veiligheid en gezondheid
van de gebruikers van een badwaterbassin, de ruimten die met blote voeten
worden betreden, en de bijbehorende voorzieningen, wordt beheerst, met
inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de gebruikers;
b. het water in een badwaterbassin niet schadelijk is voor de gezondheid;
c. de lucht in een gesloten ruimte bij een badwaterbassin niet schadelijk is
voor de gezondheid;
d. het water in een badwaterbassin en de lucht in een gesloten ruimte bij een
badwaterbassin doel- matig kunnen worden bemonsterd; en
e. meetresultaten op geschikte wijze worden geregistreerd, verwerkt en
gepresenteerd.
Artikel 15.6 (maatwerkregels)
Een maatwerkregel kan worden gesteld over artikel 15.5, afdeling 15.2 en afdeling
15.3, met uitzondering van bepalingen waarin activiteiten worden aangewezen als
het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin.
Met een maatwerkregel kan worden afgeweken van afdeling 15.2 en afdeling 15.3,
tenzij anders is bepaald.
Een maatwerkregel kan worden gesteld met het oog op de belangen, bedoeld in
artikel 15.2.
Een maatwerkregel wordt gesteld in de omgevingsverordening.
Artikel 15.7 (maatwerkvoorschriften)
Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over artikel 15.5, afdeling 15.2 en
afdeling 15.3, met uitzondering van bepalingen:
10 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
a. waarin de activiteiten worden aangewezen als het gelegenheid bieden tot
zwemmen of baden in een badwaterbassin; en
b. over meldingen.
Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van afdeling 15.2 en afdeling
15.3, tenzij anders is bepaald.
Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld met het oog op de belangen, bedoeld
in artikel 15.2.
Artikel 15.8 (melding)
Een melding wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de aanduiding van de activiteit;
b. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;
c. het adres waarop de activiteit wordt verricht; en d. de dagtekening.
Artikel 15.9 (gegevens en bescheiden)
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in
artikel 15.3, worden die ondertekend en voorzien van:
a. de aanduiding van de activiteit;
b. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;
c. het adres waarop de activiteit wordt verricht; en d. de dagtekening.
Artikel 15.10 (naam, adres of normadressaat)
Voordat de naam of het adres, bedoeld in de artikelen 15.8 en 15.9, wijzigen,
worden de daar- door gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag,
bedoeld in artikel 15.3.
Ten minste vier weken voor de activiteit door een ander zal gaan worden verricht,
worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het bevoegd gezag,
bedoeld in art. 15.3.
Artikel 15.11 (ongewoon voorval)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over
een ongewoon voorval.
3. Inhoudelijke regels (Bal) Badwaterbassins waarin het water wordt gedesinfecteerd
Artikel 15.12 (aanwijzing activiteit)
Als activiteit als bedoeld in artikel 15.1 wordt aangewezen het gelegenheid bieden
tot zwemmen of baden in een badwaterbassin waarin het water wordt
gedesinfecteerd.
©ZwemConsult WB3
11 Inhoudelijke regels (Bal)
Artikel 15.13 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.12, te verrichten zonder dit ten
minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.14 (risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 15.12, wordt voldaan aan de
regels over de risicoanalyse, het beheersplan en het registreren van incidenten,
bedoeld in afdeling 15.3.
Artikel 15.15 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit wordt een badwaterbassin
gevuld met water dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, bedoeld in
bijlage A bij het Drinkwaterbesluit.
Een badwaterbassin wordt aangevuld met:
a. water dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, bedoeld in bijlage
A bij het Drinkwater- besluit; of
b. water dat voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 15.16.
Artikel 15.16 (water: kwaliteitseisen)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit in een gevuld
badwaterbassin worden maatregelen genomen om te voldoen aan de
kwaliteitseisen, bedoeld in tabel 15.16.
In afwijking van het eerste lid is de kwaliteitseis:
a. voor ureum in een badwaterbassin met een zoutgehalte van meer dan 14
g/l een toename van ten hoogste 2,0 mg/l ten opzichte van de concentratie
die is gemeten direct na het vullen van het badwaterbassin; en
b. voor kaliumpermanganaatverbruik niet van toepassing in een
badwaterbassin met een zoutgehalte van meer dan 14 g/l.
Aan het water wordt geen cyanuurzuur toegevoegd.
Bij gebruik van ozon voor de waterbehandeling wordt voorkomen dat ozon in het
badwaterbassin terechtkomt.
Tabel 15.16 Kwaliteitseisen water
Vrij chloor, berekend als mg Cl₂: ondergrens ≥ 0,5 mg/l
Vrij chloor, berekend als mg Cl₂: bovengrens ≤ 1,5 mg/l (binnenbad) ≤ 5,0 mg/l (buitenbad)
Gebonden chloor, berekend als elementair chloor ≤ 0,6 mg/l
Zuurgraad 7,00 ≤ pH ≤ 7,60
Doorzicht bodem is duidelijk zichtbaar
Troebelheid ≤ 0,50 FTE
Bromaat ≤ 100 µg/l
Chloraat ≤ 30 mg/l
Chloride ≤ 1000 mg/l
12 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Kaliumpermanganaatverbruik ≤ 3,5 mg/l zuurstof
Nitraat ≤ 70 mg/l
Som van trihalomethanen, berekend als CHCl₃ ≤ 50 µg/l
Ureum ≤ 2,0 mg/l
Waterstofcarbonaat ≥ 40 mg/l
Intestinale enterococcen ≤ 1 kve/100 ml
Legionella ≤ 100 kve/l
Pseudomonas aeruginosa ≤ 1 kve /100 ml
Sporen van sulfietreducerende Clostridia ≤ 1 kve /100 ml
Artikel 15.17 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over
het overschrijden van de kwaliteitseis voor Legionella.
Artikel 15.18 (water: meetmethoden)
Op het onderzoeken van watermonsters is van toepassing:
a. voor vrij chloor, berekend als elementair chloor: NEN-EN-ISO 7393-2;
b. voor gebonden chloor, berekend als elementair chloor: NEN-EN-ISO 7393-
2;
c. voor zuurgraad: NEN-EN-ISO 10523;
d. voor bromaat: NEN-EN-ISO 15061;
e. voor chloraat: NEN-EN-ISO 10304-4;
f. voor chloride: NEN-ISO 15923-1 of NEN-EN-ISO 10304-1;
g. voor kaliumpermanganaatverbruik: NEN-EN-ISO 8467;
h. voor nitraat: NEN-ISO 15923-1, NEN-ISO 7890-3, NEN-EN-ISO 10304-1 of
NEN-ENISO 13395;
i. voor de som van trihalomethanen, berekend als chloroform: NEN-EN-ISO
15680;
j. voor troebelheid: NEN-EN-ISO 7027-1 of NEN-EN-ISO 7027-2;
k. voor ureum: NEN 6494;
l. voor waterstofcarbonaat: NEN 6531;
m. voor intestinale enterococcen: NEN-EN-ISO 7899-2;
n. voor Legionella: NEN-EN-ISO 11731;
o. voor Pseudomonas aeruginosa: NEN-EN-ISO 16266; en
p. voor sporen van sulfietreducerende Clostridia: NEN-ISO 6461-2.
Op doorzicht wordt visueel geïnspecteerd.
Artikel 15.19 (water: plaats van bemonsteren)
Er wordt in elk badwaterbassin bemonsterd op:
a. vrij chloor, berekend als elementair chloor;
b. gebonden chloor, berekend als elementair chloor;
c. zuurgraad;
d. troebelheid;
e. intestinale enterococcen;
©ZwemConsult WB3
13 Inhoudelijke regels (Bal)
f. pseudomonas aeruginosa; en
g. sporen van sulfietreducerende clostridia.
In het badwaterbassin met de grootste inhoud van een aantal badwaterbassins,
die op een circulatiesysteem aan elkaar zijn geschakeld, wordt bemonsterd op:
a. bromaat;
b. chloraat;
c. chloride;
d. kaliumpermanganaatverbruik;
e. nitraat;
f. ureum;
g. waterstofcarbonaat; en
h. de som van trihalomethanen, berekend als chloroform.
Er wordt op de parameters, bedoeld in het eerste en tweede lid, bemonsterd op
locaties waar redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het, vanuit het oogmerk
van bescherming van de gebruiker, meest ongunstige resultaat wordt gemeten.
Op doorzicht wordt geïnspecteerd in elk badwaterbassin op een locatie waar
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het, vanuit het oogmerk van
bescherming van de gebruiker, meest on- gunstige resultaat wordt gemeten.
De locaties, bedoeld in het derde en vierde lid, worden vastgelegd in het
beheersplan, bedoeld in artikel 15.64.
Artikel 15.20 (water: eigen meting)
Er wordt dagelijks gemeten op vrij chloor, berekend als elementair chloor,
gebonden chloor, berekend als elementair chloor, zuurgraad en doorzicht:
a. binnen een half uur voor openstelling van het badwaterbassin; en
b. ten minste een keer tijdens de tweede helft van de openstelling van het
badwaterbassin.
De momenten, bedoeld in het eerste lid, worden vastgelegd in het beheersplan,
bedoeld in artikel 15.64.
De uitkomsten van de metingen en de eventueel naar aanleiding daarvan genomen
maatregelen worden vastgelegd in een logboek en worden ten minste 2 jaar
bewaard.
Artikel 15.21 (water: meting laboratorium)
De metingen in dit artikel worden verricht door een laboratorium met een
accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor de norm die volgens artikel
15.18 van toepassing is op de parameter die wordt gemeten.
Er wordt maandelijks gemeten op:
a. vrij chloor, berekend als elementair chloor:
14 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
b. gebonden chloor, berekend als elementair chloor;
c. zuurgraad;
d. doorzicht;
e. troebelheid;
f. chloride;
g. kaliumpermanganaatverbruik;
h. nitraat;
i. ureum;
j. waterstofcarbonaat;
k. intestinale enterococcen;
l. pseudomonas aeruginosa; en
m. sporen van sulfietreducerende clostridia.
Er wordt één keer per drie maanden gemeten op:
a. bromaat;
b. chloraat; en
c. de som van trihalomethanen, berekend als chloroform.
Deze periode van drie maanden kan met ten hoogste zes weken worden verlengd
als het badwater- bassin na deze verlenging wordt gesloten.
Bij de vorming van waternevel wordt één keer per half jaar gemeten op Legionella.
Deze periode van een half jaar kan met ten hoogste een maand worden verlengd
als het badwaterbassin na deze verlenging wordt gesloten.
Artikel 15.22 (lucht: kwaliteitseisen)
Met het oog op het waarborgen van de kwaliteit van de binnenlucht worden in een
gesloten ruimte bij een badwaterbassin maatregelen genomen om te voldoen aan
de kwaliteitseisen, bedoeld in ta- bel 15.22.
Tabel 15.22 Kwaliteitseisen lucht
Ozon ≤ 120 µg/m³ lucht
Trichlooramine, berekend als Cl₂ ≤ 500 µg/m³ lucht
Artikel 15.23 (lucht: meetmethoden)
Op het onderzoeken van luchtmonsters is van toepassing:
a. voor ozon: NEN-EN 14625; en
b. voor trichlooramine, berekend als elementair chloor: INRS 007/V01.01,
waarbij de monsters ten minste 1 uur op 1,5 m vanaf de vloer worden
genomen.
©ZwemConsult WB3
15 Inhoudelijke regels (Bal)
Artikel 15.24 (lucht: plaats van bemonsteren)
Bij gebruik van ozon voor de waterbehandeling wordt in elke zwemzaal
bemonsterd op ozon op locaties waar redelijkerwijs kan worden aangenomen dat
het, vanuit het oogmerk van bescherming van de gebruiker, meest ongunstige
resultaat wordt gemeten.
Er wordt bemonsterd op trichlooramine in de zwemzaal waarvan redelijkerwijs kan
worden aan- genomen dat het, vanuit het oogmerk van bescherming van de
gebruiker, meest ongunstige resultaat wordt gemeten, op de locatie waar
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het, vanuit het oogmerk van
bescherming van de gebruiker, meest ongunstige resultaat wordt gemeten.
De locaties, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden vastgelegd in het
beheersplan, bedoeld in artikel 15.64.
Artikel 15.25 (lucht: meting laboratorium)
De metingen in dit artikel worden verricht door een laboratorium met een
accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor de norm die volgens artikel
15.23 van toepassing is op de parameter die wordt gemeten.
Er wordt één keer per drie maanden gemeten op ozon. Deze periode kan met ten
hoogste zes weken worden verlengd als het badwaterbassin na deze verlenging
wordt gesloten.
Er wordt jaarlijks gemeten op trichlooramine, berekend als elementair chloor.
Artikel 15.26 (maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen)
Tabel 15.26 bevat een indeling van parameters in de klassen I tot en met III.
Het badwaterbassin wordt gesloten als uit een meting als bedoeld in artikel 15.20,
15.21 of 15.25 volgt dat:
a. niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor een parameter ingedeeld in
klasse I;
b. twee keer achtereen niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor een
parameter ingedeeld in klasse II; en
c. drie keer achtereen niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor een
parameter ingedeeld in klasse III.
In afwijking van het tweede lid kan het badwaterbassin open blijven, als:
a. bij een overschrijding van de bovengrens voor vrij chloor, de kwaliteitseis
voor gebonden chloor, zuurgraad of doorzicht of een onderschrijding van de
ondergrens voor vrij chloor binnen 30 minuten na constatering van de
overschrijding kan worden voldaan aan de kwaliteitseis voor die para- meter
en er in die 30 minuten geen risico’s voor de gezondheid van de gebruikers
zijn;
16 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
b. bij een overschrijding van de kwaliteitseis voor Legionella de vorming van
waternevel wordt gestopt; of
c. bij een overschrijding van de kwaliteitseis voor ozon in de lucht de
ozongenerator wordt uitgeschakeld.
Als het gaat om een overschrijding van de bovengrens voor vrij chloor, de
kwaliteitseis voor ge- bonden chloor, zuurgraad of doorzicht of een onderschrijding
van de ondergrens voor vrij chloor, wordt het badwaterbassin niet eerder heropend
dan nadat uit een meting volgt dat wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor die
parameter.
Als het gaat om een overschrijding van een parameter als bedoeld in tabel 15.16
en 15.22, anders dan die, bedoeld in het vierde lid, wordt het badwaterbassin niet
eerder heropend dan nadat uit een meting door een laboratorium met een
accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor de norm die volgens artikelen
15.18 of 15.23 van toepassing is op de parameter die wordt gemeten volgt dat
wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor die parameter.
Tabel 15.26 Klassenindeling
Vrij chloor, berekend als mg Cl₂: ondergrens I
Vrij chloor, berekend als mg Cl₂: bovengrens III
Gebonden chloor, berekend als elementair chloor III
Zuurgraad I
Doorzicht I
Troebelheid II
Bromaat II
Chloraat II
Chloride III
Kaliumpermanganaatverbruik III
Nitraat III
Som van trihalomethanen, berekend als CHCl₃ III
Ureum III
Waterstofcarbonaat III
Intestinale enterococcen II
Legionella I
Pseudomonas aeruginosa II
Sporen van sulfietreducerende Clostridia II
Ozon I
Trichlooramine, berekend als Cl₂ II
Artikel 15.27 (gegevens en bescheiden: resultaten meting en gegevens)
Uiterlijk de vijftiende dag van elke maand worden aan het bevoegd gezag, bedoeld
in artikel 15.3, gegevens en bescheiden verstrekt over:
a. de resultaten van de metingen, bedoeld in de artikelen 15.21, 15.25 en
15.26, vijfde lid, die in de voorafgaande maand zijn verricht;
b. de dag, het tijdstip en de locatie van die metingen; en
c. de naam en het adres van het laboratorium dat die metingen heeft verricht.
©ZwemConsult WB3
17 Inhoudelijke regels (Bal)
Artikel 15.28 (overgangsrecht: kwaliteitseisen)
Tot 1 januari 2022 hoeft in afwijking van artikel 15.16 niet te worden voldaan aan
de kwaliteits- eisen voor:
a. bromaat;
b. chloraat;
c. chloride;
d. nitraat;
e. waterstofcarbonaat;
f. de som van trihalomethanen, berekend als chloroform;
g. intestinale enterococcen; en
h. sporen van sulfietreducerende Clostridia.
Tot 1 januari 2022 hoeft in afwijking van artikel 15.22 niet te worden voldaan aan
de kwaliteits- eisen voor:
a. ozon; en
b. trichlooramine, berekend als elementair chloor.
Artikel 15.29 (overgangsrecht: meetmethoden)
Tot 1 januari 2022 is in afwijking van artikel 15.18 op het onderzoeken van
watermonsters van toepassing:
a. voor vrij chloor: NEN 6480;
b. voor gebonden chloor: NEN 6480;
c. voor zuurgraad: NEN 6411;
d. voor troebelheid: NEN 7027;
e. voor Legionella: NEN 6265; en
f. voor Pseudomonas aeruginosa: NEN 6573.
Artikel 15.30 (aanwijzing activiteit)
Als activiteit als bedoeld in artikel 15.1 wordt aangewezen het gelegenheid bieden
tot zwemmen of baden in een zwemvijver.
Artikel 15.31 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.30, te verrichten zonder dit ten
minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.32 (risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 15.30, wordt voldaan aan de
regels over de risicoanalyse, het beheersplan en de registratie van incidenten,
bedoeld in afdeling 15.3.
Artikel 15.33 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit wordt een badwaterbassin
gevuld met water dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, bedoeld in
bijlage A bij het Drinkwaterbesluit.
18 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Een badwaterbassin wordt aangevuld met:
a. water dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, bedoeld in bijlage
A bij het Drinkwater- besluit; of
b. water dat voldoet aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 15.34.
Artikel 15.34 (water: kwaliteitseisen)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit in een gevuld
badwaterbassin worden maatregelen genomen om te voldoen aan de
kwaliteitseisen, bedoeld in tabel 15.34.
Voor de waterbehandeling wordt gebruik gemaakt van een helofytenfilter, zijnde
een veld van planten waarmee water wordt gefilterd.
Tabel 15.34 Kwaliteitseisen
Doorzicht ≥ 1,8 m
Zuurgraad 6,0 < pH < 8,5
Zuurstofverzadiging 80% ≤ zuurstofverzadiging ≤ 120%
Ammonium ≤ 0,3 mg/l in badwaterbassin≤ 0,1 mg/l in water dat na een biologische behandeling direct wordt gebruikt om
een badwaterbassin mee te vullen
Fytoplankton ≤ 1 mm3/l
Hardheid totaal > 1,0 mmol/l
Nitraat ≤ 30 mg/l
Totaal fosfor ≤ 0,02 mg/l
Waterstofcarbonaat > 2 mmol/l
Escherichia coli ≤ 100 kve/100 ml
Intestinale enterococcen ≤ 50 kve/100 ml
Legionella ≤ 100 kve /l
Pseudomonas aeruginosa ≤ 10 kve /100 ml
Artikel 15.35 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over
het overschrijden van de kwaliteitseis voor Legionella.
Artikel 15.36 (water: meetmethoden)
Op het onderzoeken van watermonsters is van toepassing:
a. voor zuurgraad: NEN-EN-ISO 10523;
b. voor zuurstofverzadiging: NEN–ISO 5813 of NEN–ISO 5814;
c. voor ammonium: NEN–ISO 7150–1, NEN-ISO 5664, NEN-EN-ISO 11732,
NEN 6604 of NEN 6646;
d. voor fytoplankton: NEN-EN 15204;
e. voor geleidbaarheid: NEN-EN-ISO 7888;
f. voor hardheid totaal: NEN-ISO 6059;
g. voor nitraat: NEN–EN–ISO 10304–1 of NEN-EN-ISO 13395;
©ZwemConsult WB3
19 Inhoudelijke regels (Bal)
h. voor totaal fosfor: NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO
15681-2 of NEN-EN- ISO 17294-2;
i. voor waterstofcarbonaat: NEN-EN-ISO 9963-1 of NEN-EN-ISO 9963-2;
j. voor Escherichia coli: NEN–EN–ISO 9308–1 of NEN–EN–ISO 9308–3;
k. voor intestinale enterococcen: NEN–EN–ISO 7899–1 of NEN–EN–ISO 7899–
2;
l. voor Legionella: NEN-EN-ISO 11731; en
m. voor Pseudomonas aeruginosa: NEN-EN-ISO 16266.
Op doorzicht wordt visueel geïnspecteerd met een Secchischijf.
Artikel 15.37 (water: plaats van bemonsteren)
Er wordt in elk badwaterbassin bemonsterd op:
a. zuurgraad;
b. zuurstofverzadiging,
c. ammonium;
d. fytoplankton;
e. geleidbaarheid;
f. hardheid totaal;
g. nitraat;
h. totaal fosfor;
i. waterstofcarbonaat;
j. Escherichia coli;
k. intestinale enterococcen; en
l. Pseudomonas aeruginosa.
Er wordt op de parameters, bedoeld in tabel 15.34, bemonsterd op locaties waar
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het, vanuit het oogmerk van
bescherming van de gebruiker, meest ongunstige resultaat wordt gemeten.
Op doorzicht wordt geïnspecteerd in elk badwaterbassin op een locatie waar
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het, vanuit het oogmerk van
bescherming van de gebruiker, meest on- gunstige resultaat wordt gemeten.
De locaties, bedoeld in het tweede en derde lid, worden vastgelegd in het
beheersplan, bedoeld in artikel 15.64.
Artikel 15.38 (water: eigen meting)
Er wordt dagelijks gemeten op doorzicht, zuurgraad en zuurstofverzadiging:
a. binnen een half uur voor openstelling van het badwaterbassin; en
b. ten minste een keer tijdens de tweede helft van de openstelling van het
badwaterbassin.
De momenten, bedoeld in het eerste lid, worden vastgelegd in het beheersplan,
bedoeld in artikel 15.64.
20 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
De uitkomsten van de metingen en de eventueel naar aanleiding daarvan genomen
maatregelen worden vastgelegd in een logboek en worden ten minste 2 jaar
bewaard.
Artikel 15.39 (water: meting laboratorium)
De metingen in dit artikel worden verricht door een laboratorium met een
accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor de norm die volgens artikel
15.36 van toepassing is op de parameter die wordt gemeten.
Er wordt tweewekelijks gemeten op Escherichia coli, intestinale enterococcen en
Pseudomonas aeruginosa.
Er wordt maandelijks gemeten op ammonium, fytoplankton, geleidbaarheid,
hardheid totaal, nitraat, totaal fosfor en waterstofcarbonaat.
Bij de vorming van waternevel wordt één keer per half jaar gemeten op Legionella.
Artikel 15.40 (gezondheid: watertemperatuur)
Met het oog op het waarborgen van de gezondheid van de gebruikers is de
watertemperatuur ten hoogste 25 °C.
Het water wordt alleen technisch verwarmd als de watertemperatuur lager is dan
23 °C.
In afwijking van het eerste lid mag de watertemperatuur ten hoogste vijf dagen
per jaar ten hoogste 28 °C zijn.
De watertemperatuur wordt dagelijks in de ochtend, middag en avond met een
thermometer ge- meten aan het wateroppervlak.
Artikel 15.41 (gezondheid: aanwezigheid dieren)
Met het oog op het waarborgen van de gezondheid van de gebruikers wordt de
aanwezigheid van vissen, watervogels, ratten en slakken zoveel mogelijk beperkt
door aanwezige vissen en slakken te verwijderen en maatregelen te nemen om
watervogels en ratten op afstand te houden.
Er wordt visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van vissen, watervogels, ratten
en slakken:
a. in het badwaterbassin; en
b. in het water dat na een biologische behandeling direct wordt gebruikt om
het badwaterbassin mee te vullen.
Er wordt met de volgende frequentie geïnspecteerd op de aanwezigheid van:
a. watervogels en ratten: dagelijks;
b. slakken: wekelijks; en
c. vissen: maandelijks.
©ZwemConsult WB3
21 Inhoudelijke regels (Bal)
Artikel 15.42 (maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen)
Tabel 15.42 bevat een indeling van parameters in de klassen I en II.
Het badwaterbassin wordt gesloten als uit een meting als bedoeld in artikel 15.38
of 15.39 volgt dat:
a. niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor een parameter ingedeeld in
klasse I; en
b. twee keer achtereen niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor een
parameter ingedeeld in klasse II.
In afwijking van het tweede lid kan het badwaterbassin open blijven, als:
a. bij een overschrijding van de kwaliteitseis voor zuurstofverzadiging,
zuurgraad of doorzicht binnen 30 minuten na constatering van de
overschrijding kan worden voldaan aan de kwaliteitseis voor die parameter
en er in die 30 minuten geen risico’s voor de gezondheid van de gebruikers
zijn; of
b. bij een overschrijding van de kwaliteitseis voor Legionella de vorming van
waternevel wordt gestopt.
Als het gaat om een overschrijding van de kwaliteitseis voor zuurstofverzadiging,
zuurgraad of doorzicht wordt het badwaterbassin niet eerder heropend dan nadat
uit een meting volgt dat wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor die parameter.
Als het gaat om een overschrijding van een parameter als bedoeld in tabel 15.34,
anders dan die, bedoeld in het vierde lid, wordt het badwaterbassin niet eerder
heropend dan nadat uit een meting door een laboratorium met een accreditatie
volgens NEN-ENISO/IEC 17025 voor de norm die volgens artikel 15.36 van
toepassing is op de parameter die wordt gemeten volgt dat wordt voldaan aan de
kwaliteitseis voor die parameter.
Tabel 15.42 Klassenindeling Parameter of parameter groep
Doorzicht I
Zuurgraad II
Zuurstofverzadiging II
Ammonium II
Fytoplankton II
Geleidbaarheid II
Hardheid totaal II
Nitraat II
Totaal fosfor II
Waterstofcarbonaat II
Escherichia coli II
Intestinale enterococcen II
Legionella I
Pseudomonas aeruginosa II
Watertemperatuur II
22 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Artikel 15.43 (resultaten meting en gegevens)
Uiterlijk de vijftiende dag van elke maand worden aan het bevoegd gezag, bedoeld
in artikel 15.3, gegevens en bescheiden verstrekt over:
a. de resultaten van de metingen, bedoeld in de artikelen 15.39 en 15.42,
vijfde lid, die in de voor- afgaande maand zijn verricht;
b. de dag, het tijdstip en de locatie van die metingen; en
c. de naam en het adres van het laboratorium dat die metingen heeft verricht.
Artikel 15.44 (overgangsrecht: kwaliteitseisen)
Tot 1 januari 2022 hoeft in afwijking van artikel 15.34 niet te worden voldaan aan
de kwaliteitseisen voor:
a. ammonium;
b. fytoplankton;
c. geleidbaarheid;
d. hardheid totaal;
e. nitraat;
f. totaal fosfor;
g. waterstofcarbonaat;
h. Escherichia coli; en
i. intestinale enterococcen.
Artikel 15.45 (overgangsrecht: meetmethoden)
Tot 1 januari 2022 is in afwijking van artikel 15.36 op het onderzoeken van
watermonsters van toe- passing:
a. voor zuurgraad: NEN 6411;
b. voor Legionella: NEN 6265; en
c. voor Pseudomonas aeruginosa: NEN 6573.
Artikel 15.46 (aanwijzing activiteit)
Als activiteit als bedoeld in artikel 15.1 wordt aangewezen het gelegenheid bieden
tot zwemmen of baden in een badwaterbassin:
a. waarin het water niet wordt gedesinfecteerd;
b. dat geen zwemvijver is; en
c. dat na elke gebruiker wordt geleegd.
Artikel 15.47 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.46, te verrichten zonder dit ten
minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.48 (vullen, aanvullen en schoonmaken badwaterbassin)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit wordt een badwaterbassin
gevuld en aangevuld met water dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater,
bedoeld in bijlage A bij het Drinkwaterbesluit.
©ZwemConsult WB3
23 Inhoudelijke regels (Bal)
Het badwaterbassin wordt dagelijks gedesinfecteerd en nagespoeld met water dat
voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, bedoeld in bijlage A bij het
Drinkwaterbesluit.
Artikel 15.49 (aanwijzing activiteit)
Als activiteit als bedoeld in artikel 15.1 wordt aangewezen het gelegenheid bieden
tot zwemmen of baden in een badwaterbassin:
a. waarin het water niet wordt gedesinfecteerd;
b. dat geen zwemvijver is; en
c. dat niet na elke gebruiker wordt geleegd.
Artikel 15.50 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.49, te verrichten zonder dit ten
minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.51 (risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 15.49, wordt voldaan aan de
regels over de risicoanalyse, het beheersplan en de registratie van incidenten,
bedoeld in afdeling 15.3.
Artikel 15.52 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit wordt een badwaterbassin
gevuld en aangevuld met water dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater,
bedoeld in bijlage A bij het Drinkwaterbesluit.
Artikel 15.53 (water: kwaliteitseisen)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit in een gevuld
badwaterbassin worden maatregelen genomen om te voldoen aan de
kwaliteitseisen, bedoeld in tabel 15.53.
Tabel 15.53 Kwaliteitseisen
Doorzicht bodem is duidelijk zichtbaar
Troebelheid ≤ 0,50 FTE
Intestinale enterococcen ≤ 1 kve /100 ml
Legionella ≤ 100 kve /l
Pseudomonas aeruginosa ≤ 1 kve /100 ml
Sporen van sulfietreducerende Clostridia
≤ 1 kve /100 ml
Artikel 15.54 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over
het overschrijden van de kwaliteitseis voor Legionella.
Artikel 15.55 (water: meetmethoden)
Op het onderzoeken van watermonsters is van toepassing:
a. voor troebelheid: NEN-EN-ISO 7027-1 of NEN-EN-ISO 7027-2;
24 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
b. voor intestinale enterococcen: NEN-EN-ISO 7899-2;
c. voor Legionella: NEN-EN-ISO 11731;
d. voor Pseudomonas aeruginosa: NEN-EN-ISO 16266; en
e. voor sporen van sulfietreducerende Clostridia: NEN-ISO 6461-2.
Op doorzicht wordt visueel geïnspecteerd.
Artikel 15.56 (water: plaats van bemonsteren)
Er wordt in elk badwaterbassin bemonsterd op:
a. troebelheid;
b. intestinale enterococcen;
c. Pseudomonas aeruginosa; en
d. sporen van sulfietreducerende Clostridia.
Er wordt bemonsterd op de parameters, bedoeld in tabel 15.53, op locaties waar
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het, vanuit het oogmerk van
bescherming van de gebruiker, meest ongunstige resultaat wordt gemeten.
Op doorzicht wordt geïnspecteerd in elk badwaterbassin op een locatie waar
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het, vanuit het oogmerk van
bescherming van de gebruiker, meest on- gunstige resultaat wordt gemeten.
De locaties, bedoeld in het tweede en derde lid, worden vastgelegd in het
beheersplan, bedoeld in artikel 15.64.
Artikel 15.57 (water: eigen meting)
Er wordt dagelijks gemeten op doorzicht:
a. binnen een half uur voor openstelling van het badwaterbassin; en
b. ten minste een keer tijdens de tweede helft van de openstelling van het
badwaterbassin.
De momenten, bedoeld in het eerste lid, worden vastgelegd in het beheersplan,
bedoeld in artikel 15.64.
De uitkomsten van de metingen en de eventueel naar aanleiding daarvan genomen
maatregelen worden vastgelegd in een logboek en worden ten minste 2 jaar
bewaard.
Artikel 15.58 (water: meting laboratorium)
De metingen in dit artikel worden verricht door een laboratorium met een
accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor de norm die volgens artikel
15.51 van toepassing is op de parameter die wordt gemeten.
Er wordt maandelijks gemeten op:
a. troebelheid;
b. intestinale enterococcen;
©ZwemConsult WB3
25 Inhoudelijke regels (Bal)
c. Pseudomonas aeruginosa; en
d. sporen van sulfietreducerende Clostridia.
Bij de vorming van waternevel wordt één keer per half jaar gemeten op Legionella.
Deze periode kan met ten hoogste een maand worden verlengd als het
badwaterbassin na deze verlenging wordt gesloten.
Artikel 15.59 (maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen)
Tabel 15.59 bevat een indeling van parameters in de klassen I en II.
Het badwaterbassin wordt gesloten als uit een meting als bedoeld in artikel 15.57
of 15.58 volgt dat:
a. niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor een parameter ingedeeld in
klasse I; en
b. twee keer achtereen niet wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor een
parameter ingedeeld in klasse II.
In afwijking van het tweede lid kan het badwaterbassin open blijven, als:
a. bij een overschrijding van de kwaliteitseis voor doorzicht binnen 30 minuten
na constatering van de overschrijding kan worden voldaan aan de
kwaliteitseis voor doorzicht en er in die 30 minuten geen risico’s voor de
gezondheid van de gebruikers zijn; of
b. bij een overschrijding van de kwaliteitseis voor Legionella de vorming van
waternevel wordt gestopt.
Als het gaat om een overschrijding van de kwaliteitseis voor doorzicht wordt het
badwaterbassin niet eerder heropend dan nadat uit een meting volgt dat wordt
voldaan aan de kwaliteitseis voor doorzicht.
Als het gaat om een overschrijding van een parameter als bedoeld in tabel 15.53,
anders dan doorzicht, wordt het badwaterbassin niet eerder heropend dan nadat
uit een meting door een laboratorium met een accreditatie volgens NEN-EN-
ISO/IEC 17025 voor de norm die volgens artikel 15.55 van toepassing is op de
parameter die wordt gemeten volgt dat wordt voldaan aan de kwaliteitseis voor
die parameter.
Tabel 15.59 Klassenindeling
Doorzicht I
Troebelheid II
Intestinale enterococcen II
Legionella I
Pseudomonas aeruginosa II
Sporen van sulfietreducerende Clostridia
II
26 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Artikel 15.60 (gegevens en bescheiden: resultaten meting en gegevens)
Uiterlijk de vijftiende dag van elke maand worden aan het bevoegd gezag, bedoeld
in artikel 15.3, gegevens en bescheiden verstrekt over:
a. de resultaten van de metingen, bedoeld in de artikelen 15.58 en 15.59,
vijfde lid, die in de voor- afgaande maand zijn verricht;
b. de dag, het tijdstip en de locatie van die metingen; en
c. de naam en het adres van het laboratorium dat die metingen heeft verricht.
Artikel 15.61 (overgangsrecht: kwaliteitseisen)
Tot 1 januari 2022 hoeft in afwijking van artikel 15.53 niet te worden voldaan aan
de kwaliteitseisen voor:
a. intestinale enterococcen; en
b. sporen van sulfierreducerende Clostridia.
Artikel 15.62 (overgangsrecht: meetmethoden)
Tot 1 januari 2022 is in afwijking van artikel 15.55 op het onderzoeken van
watermonsters van toe- passing:
a. voor troebelheid: NEN 7027;
b. voor Legionella: NEN 6265; en
c. voor Pseudomonas aeruginosa: NEN 6573.
4. RISICOANALYSE, BEHEERSPLAN, REGISTRATIE (Bal)
Artikel 15.63 (risicoanalyse)
Met het oog op het voorkomen van verdrinking van de gebruikers van een
badwaterbassin, het beschermen van de gezondheid van de gebruikers van een
badwaterbassin en het in en om een badwaterbassin voorkomen van letsel van de
gebruikers van een badwaterbassin wordt een risicoanalyse opgesteld.
De risicoanalyse gaat over:
a. het risico van verdrinking van de gebruikers;
b. gezondheidsrisico’s voor de gebruikers als gevolg van de kwaliteit van het
water en de kwaliteit van de binnenlucht; en
c. het risico op letsel van de gebruikers als gevolg van technische installaties
en geplaatste voorzieningen.
De risicoanalyse bevat in ieder geval:
a. een schematisch overzicht van de technische installaties die van belang
kunnen zijn voor de gezondheid en de veiligheid van de gebruikers;
b. een plattegrond van de omgeving van het badwaterbassin; en
c. een omschrijving van de wijze van totstandkoming van de risicoanalyse.
De risicoanalyse is beschikbaar.
©ZwemConsult WB3
27 RISICOANALYSE, BEHEERSPLAN, REGISTRATIE (Bal)
Artikel 15.64 (beheersplan)
Met het oog op het voorkomen van verdrinking van de gebruikers van een
badwaterbassin, het beschermen van de gezondheid van de gebruikers van een
badwaterbassin en het in en om een badwaterbassin voorkomen van letsel van de
gebruikers van een badwaterbassin wordt een plan opgesteld om de risico’s die
zijn vastgesteld in de risicoanalyse, bedoeld in artikel 15.63, te beheersen.
Het beheersplan omschrijft in ieder geval:
a. de volgende maatregelen:
1. maatregelen om het risico van verdrinking van de gebruikers te
beperken;
2. maatregelen om gezondheidsschade als gevolg van de kwaliteit van
het water of de kwaliteit van de binnenlucht te voorkomen of te
beperken;
3. maatregelen om letsel te voorkomen of te beperken;
4. maatregelen om incidenten en de nadelige gevolgen daarvan te
voorkomen of te beperken; en
5. maatregelen om de kans op nadelige gevolgen van incidenten te
beperken;
b. de locaties, bedoeld in de artikelen 15.19, vijfde lid, 15.24, tweede lid,
15.37, vierde lid, en 15.56, vierde lid;
c. de momenten als bedoeld in artikelen 15.20, tweede lid, 15.38, tweede lid,
en 15.57, tweede lid; en de wijze van totstandkoming van het beheersplan.
Het beheersplan wordt uitgevoerd.
Artikel 15.65 (logboek en registratie incidenten)
Met het oog op het voorkomen van verdrinking van de gebruikers van een
badwaterbassin, het beschermen van de gezondheid van de gebruikers van een
badwaterbassin en het in en om het badwaterbassin voorkomen van letsel van de
gebruikers van een badwaterbassin wordt een log- boek bijgehouden over de
uitvoering van het beheersplan.
Het logboek bevat in ieder geval een registratie van incidenten met vermelding
van:
a. de aanleiding;
b. eventuele bijzondere omstandigheden;
c. de geconstateerde risico’s voor de veiligheid van de gebruikers; en d. de
maatregelen die zijn getroffen om herhaling te voorkomen.
Artikel 15.66 (overgangsrecht: risicoanalyse)
Tot 1 januari 2023 hoeft geen risicoanalyse als bedoeld in artikel 15.63 te zijn
opgesteld voor een badwaterbassin waarin gelegenheid wordt geboden tot
zwemmen en baden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.
28 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Tot het moment dat een risicoanalyse als bedoeld in artikel 15.63 beschikbaar is,
is voor een badwaterbassin waarin gelegenheid wordt geboden tot zwemmen en
baden voor inwerkingtreding van dit besluit, de risicoanalyse, bedoeld in artikel
2a, van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, beschikbaar.
Artikel 15.67 (overgangsrecht: beheersplan)
Tot 1 januari 2023 hoeft geen beheersplan als bedoeld in artikel 15.64 te zijn
opgesteld voor een badwaterbassin waarin gelegenheid wordt geboden tot
zwemmen en baden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.
Tot het moment dat een beheersplan als bedoeld in artikel 15.64 beschikbaar is,
zijn voor een badwaterbassin waarin gelegenheid wordt geboden tot zwemmen en
baden voor inwerkingtreding van dit besluit, het beheersplan, bedoeld in artikel
2b, en het logboek, bedoeld in artikel 2c, van het Besluit hygiëne en veiligheid
badinrichtingen en zwemgelegenheden zoals dat luidde voor inwerkingtreding van
dit besluit, beschikbaar.
5. Zwemwaterwet en -regelgeving (WHVBZ/BHVBZ) De huidige wetgeving, bestaande uit de WHVBZ/BHVBZ, bepaalt dat er
onderscheid moet worden gemaakt tussen openbaar toegankelijk zwemwater en
speciaal zwemwater. Onder openbaar toegankelijk zwemwater verstaan wij het
water dat vrijelijk toegankelijk is zonder obstakels zoals een poort of
toegangsregeling. Denk hierbij aan sloten, plassen, vennen, rivieren, meren en de
zee. Zodra sprake is van gereguleerde toegang in de vorm van een entree of
lidmaatschap dient het water te voldoen aan de wet en regelgeving. Deze
omschrijving is bewust zeer ruim gesteld. Alle zwembaden vallen onder deze
wetgeving. Denk hierbij aan:
• Campingbaden
• Hotelbaden
• Bassins in besloten attractieparken
• Bassins in of nabij een woongemeenschap
• Een privé bassin dat wordt gebruikt door gasten, dus niet-familieleden
Openbaar toegankelijk zwemwater dient dusdanig te worden behandeld dat
besmetting via dat water niet kan ontstaan. Hiertoe dient het preventief te zijn
voorzien van voldoende desinfectiemiddelen. Op dit moment is dat nog chloor.
De huidige wetgeving beschrijft alle middelen die moeten worden ingezet om
besmetting te voorkomen. Het komt er grof gesteld op neer dat een houder van
een zweminrichting bij calamiteiten is gevrijwaard van rechtsvervolging indien de
regelgeving zorgvuldig is doorgevoerd en toegepast. In de nieuwe wetgeving wordt
het doel zorgvuldig beschreven. Grof gesteld maakt het niet uit hoe besmetting
wordt voorkomen. Indien besmetting optreedt, zal de houder van een
zweminrichting strafrechtelijk worden vervolgd.
©ZwemConsult WB3
29 Activiteitenbesluit
Niet het zorgvuldig toepassen van de wettelijke regelgeving maar de kennis en
zorgvuldigheid van handelen door de houder van de zweminrichting komen
centraal te staan. In de praktijk zal de houder van een zweminrichting deze
persoonlijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in juridische zin
onderbrengen bij een deskundige. Dit is de zogeheten installatieverantwoordelijke,
in de praktijk de zwembadmanager maar in toenemende mate de
zwembadtechnicus.
Zwemwater dient aan vele eisen te voldoen. Zie voor een volledige opsomming
deze link: https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2014-0121.pdf
De meeste noemers vallen onder de chemische en biologische behandeling van
zwemwater welke in het vak TC3 worden beschreven. In de filtratietechniek zijn
vooral de troebelheidsgraad van het zwemwater en het doorzicht in de bassins van
belang. Zuiver zwemwater maken we met behulp van mechanische filtratie, soms
aangevuld met chemische en/of biologische behandeling. Als uitgangspunt
proberen wij zoveel als mogelijk mechanische filtratie toe te passen. Iedere vorm
van chemische en biologische filtratie dienen te worden vermeden en hooguit
toegepast indien het niet anders kan. Beiden brengen vaak nevenreacties mee
welke op deze wijze kunnen worden voorkomen.
6. Activiteitenbesluit Wij dienen het milieu te beschermen. Zie voor de volledige wettekst:
https://wetten.overheid.nl/BWBR0022762/2019-10-01#Hoofdstuk2
Hiermee wordt bedoeld:
1. doelmatig gebruik van energie;
2. voorkomen van bodemverontreiniging;
3. voorkomen van verontreiniging van het grondwater;
4. voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam;
5. voorkomen van luchtverontreiniging;
6. voorkomen van geluidhinder;
7. voorkomen van geurhinder;
8. voorkomen van lichthinder;
9. voorkomen van stofhinder;
10.voorkomen van trillinghinder;
11.voorkomen van verkeershinder;
12.het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen;
13.zorgen voor een goede staat van onderhoud van de inrichting;
14.doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater;
15.doelmatig beheer van afvalwater;
16.doelmatig beheer van afvalstoffen;
17.het beschermen van de duisternis.
30 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
18. Gebruiksbesluit (bouwbesluit 2012) Een groot aantal voorschriften over het (ver)bouwen, gebruiken en slopen van
gebouwen en andere bouwwerken is samengevoegd in het Bouwbesluit 2012.
Gebouwen moeten brandveilig worden gebruikt. Hiervoor gelden landelijke regels
die zijn vastgelegd. De regels voor brandveilig gebruik zijn op al het gebruik van
toepassing. Voor de meer risicovolle vormen van gebruik is een
omgevingsvergunning brandveilig gebruik of een gebruiksmelding nodig. In dit
infoblad wordt op die omgevingsvergunning en die melding ingegaan.
Zie hier de wettekst: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving
De voorschriften voor brandveilig gebruik zijn opgenomen in de hoofdstukken 6
en 7. Het gebruik van alle gebouwen moet aan die voorschriften voldoen, ook als
er geen omgevingsvergunning brandveilig gebruik of gebruiksmelding nodig is. De
gebouweigenaar en/of gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan deze
voorschriften.
De eisen hebben rechtstreekse werking. Dat betekent dat daaraan bij het gebruik
van het bouwwerk moet worden voldaan zonder dat de gemeente of brandweer
daar eerst op moet wijzen. Wanneer niet aan deze eisen wordt voldaan, is de
eigenaar/ gebruiker in overtreding. Het bevoegd gezag kan deze overtreding
ongedaan laten maken of het gebruik van het bouwwerk laten staken.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt een groot aantal
vergunningen, zoals bouwen, gebruik en afwijken van het bestemmingsplan,
wanneer ze nodig zijn en op welke wijze een omgevingsvergunning verkregen kan
worden. Een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik is nodig wanneer in
een gebouw of ander bouwwerk:
• bedrijfsmatig nachtverblijf aan meer dan 10 personen wordt verschaft;
• dagverblijf wordt verschaft aan meer dan 10 kinderen onder de 12 jaar;
• dagverblijf wordt verschaft aan meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk
gehandicapte personen.
Of een gebruiksmelding moet worden gedaan is vastgelegd in paragraaf 1.7 van
het Bouwbesluit 2012. Een gebruiksmelding is van toepassing wanneer:
• in een gebouw of ander bouwwerk meer dan 50 personen tegelijk verblijven;
• een woning kamergewijs wordt verhuurd;
De gebruiksmelding moet ten minste vier weken voor aanvang van het gebruik
van het bouwwerk worden gedaan. Een gebruiksmelding kan ook via het
Omgevingsloket online worden ingediend. Bij de aanvraag of melding moet in ieder
geval een plattegrond van het gebouw worden aangeleverd waarop de
brandveiligheidsvoorzieningen, blusmiddelen, vluchtroutes, etc. zijn aangegeven.
©ZwemConsult WB3
31 Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen
Als een omgevingsvergunning brandveilig gebruik nodig is en er is voor hetzelfde
bouwwerk ook een gebruiksmelding nodig, kan worden volstaan met het
aanvragen van een omgevingsvergunning brandveilig gebruik.
De omgevingsvergunning brandveilig gebruik en de gebruiksmelding zijn in
principe onbeperkt geldig. Het is dus niet nodig eens in de zoveel jaar een nieuwe
vergunning aan te vragen of opnieuw te melden. De omgevingsvergunning
brandveilig gebruik en de gebruikmelding zijn niet persoonsgebonden.
Wanneer een omgevingsvergunning brandveilig gebruik is afgegeven of een
gebruiksmelding is gedaan en het bouwwerk wordt later veranderd (bijvoorbeeld
verbouwd) of het gebruik wordt veranderd, moet de gemeente hierover soms
worden ingelicht.
19. Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen De veiligheid van speeltoestellen is geregeld in het Warenwetbesluit attractie- en
speeltoestellen (WAS). Dit Warenwetbesluit heeft betrekking op het ontwerp- en
fabricageproces, de keuring voor de ingebruikname, Nederlandstalige
gebruiksaanwijzing met aanwijzingen, veiligheidsinstructies, waarschuwingen en
andere relevante informatie, het bijhouden van een logboek of actueel dossier en
het verrichten van onderhoudswerkzaamheden.
Het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen is van toepassing op onder
andere speeltoestellen in de publieke ruimte. In het WAS is de definitie van een
speeltoestel: inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij
uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt
gemaakt. Daarnaast is er een reikwijdtenotitie die duidelijk maakt wanneer de
bepalingen van toepassing zijn.
20. Legionella Om te voorkomen dat mensen besmet raken met legionella heeft de overheid
regels opgesteld. Bijvoorbeeld voor leidingwaterinstallaties in ziekenhuizen en
verzorgingshuizen. Voor natte koeltorens geldt dat ze gemeld moeten worden en
dat er een beheersplan moet worden uitgevoerd. Ook in zwembaden moet men
een beheersplan uitvoeren om besmetting te voorkomen. En voor evenementen
met waterverneveling moet de gemeente toestemming geven.
Voor een aantal bedrijven en instellingen gelden strenge regels voor
legionellapreventie. Bijvoorbeeld voor plaatsen waar veel mensen komen, of waar
mensen komen met minder weerstand.
De eigenaren van deze instellingen moeten maatregelen nemen om legionella te
voorkomen. Zij moeten bijvoorbeeld uitzoeken waar de legionellabacteriën kunnen
groeien in de waterleiding.
32 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Voor de afkoeling van een gebouw of een industrieel proces wordt vaak een natte
koeltoren gebruikt. De koeltoren vernevelt water, dat zich als een lichte mist
verspreidt. Via de waternevel kunnen legionellabacteriën zich tot wel 10 kilometer
verspreiden door de lucht. Juist bij inademing kunnen legionellabacteriën
gevaarlijk zijn.
Elke gemeente is verplicht om natte koeltorens te inventariseren en registreren.
En eigenaren van natte koeltorens die na 1 januari 2010 zijn geplaatst, zijn
verplicht om die te melden. Nog niet alle koeltorens zijn bekend. Daarom wordt
iedereen gevraagd koeltorens te melden. Alle bekende koeltorens staan op de
Koeltorenkaart van de Atlas Leefomgeving.
Zwembaden, sauna's en whirlpools moeten een risicoanalyse en een beheersplan
laten opstellen door een gecertificeerd bedrijf. Hierin staat welke maatregelen
nodig zijn om de kans op besmetting zo klein mogelijk te houden. In de
risicoanalyse staat op welke plekken in de waterleiding de legionellabacterie kan
groeien. Bedrijven moeten het water op deze plekken elk half jaar op legionella
controleren.
Dit betreft openbare danwel semiopenbare (zwem)baden met tenminste één
bassin van minstens 2 m² oppervlakte en meer dan 50 centimeter diep (ook wel
categorie A-baden genoemd). Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de
leidingwaterinstallatie (douches) en de zwembadinstallatie (bassins, whirlpools,
glijbanen, spuitfiguren). Zwembaden in de privésfeer (zoals badjes bij mensen in
de tuin) vallen er niet onder.
Hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit bepaalt dat de eigenaren/ beheerders van
sommige leidingwaterinstallaties een risicoanalyse voor legionellabesmetting
moeten uitvoeren. Bij de vorming van aërosolen moeten ze een beheersplan
opstellen en uitvoeren, een logboek bijhouden en periodiek het water analyseren
op legionellabacteriën.
In het op de Wet milieubeheer gebaseerde Activiteitenbesluit (officieel aangeduid
als Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, Barim) zijn in artikel
3.16a en 3.16b specifieke voorschriften opgenomen voor natte koeltorens, evenals
in artikel 3.16a van de Activiteitenregeling. Er moet een risicoanalyse worden
uitgevoerd, een beheersplan opgesteld en er moeten maatregelen worden
genomen om het risico van besmetting van personen met legionellabacteriën te
beheersen. Voor de uitvoering van de voorschriften wordt in de toelichting
verwezen naar AI-blad 32 dat praktische informatie bevat over het beheersen van
legionellarisico’s.
De Arbeidsomstandighedenwet (ofwel Arbowet) en de daarop gebaseerde
regelgeving bevatten voorschriften die de veiligheid en gezondheid op de
werkvloer moeten waarborgen. Waterinstallaties die gebruikt worden in
bedrijfsprocessen vallen vanuit die invalshoek onder deze wetgeving. Artikel 5 van
de Arbowet verplicht bedrijven tot het maken van een risico-inventarisatie en –
©ZwemConsult WB3
33 Legionella
evaluatie (RI&E). Het Arbeidsomstandighedenbesluit (ofwel Arbobesluit) geeft
nadere voorschriften voor deze RI&E (artikel 4.85) en verplicht verder tot het
nemen van doeltreffende beheersmaatregelen om blootstelling aan biologische
agentia te voorkómen (artikel 4.87a en 4.87b). Legionellabacteriën zijn biologische
agentia. In de praktijk komt het er op neer dat de werkgever moet beschikken
over een legionellabeheersplan, als onderdeel van zijn RI&E. Op brancheniveau
hebben werkgevers en werknemers de mogelijkheid om met elkaar overeen te
komen welke beheersmaatregelen noodzakelijk zijn om blootstelling aan legionella
te voorkómen en deze vast te leggen in een zogeheten Arbocatalogus.
De Bhvbz geeft voorschriften om legionella in (zwem)badwater te voorkomen. De
eigenaar/beheerder van een zwembad of bubbelbad (oppervlakte van 2 m² of
meer en dieper dan 50 cm) waarbij aërosolen kunnen vrijkomen, moet het
zwemwater voldoende desinfecteren, een risicoanalyse uitvoeren en zonodig een
beheersplan opstellen. Indien het bad kleiner of ondieper is dan hiervoor vermeld,
maar deel uitmaakt van een inrichting met een bad dat wél aan het minimum-
formaat voldoet, gelden deze eisen ook voor het kleinere bad.
Volgens de Wet publieke gezondheid moet het college van burgemeester en
wethouders onder meer zorgen voor het bevorderen van de technische
hygiënezorg. Volgens het Besluit publieke gezondheid (art. 2 lid 4) houdt dit in
ieder geval in dat de gemeente een lijst moet bijhouden van locaties en situaties
waar een verhoogd risico bestaat op verspreiding van pathogene micro-
organismen, zoals legionellabacteriën. Daarbij hoort ook de advisering van degene
die voor de locatie of situatie verantwoordelijkheid draagt, teneinde het risico te
beperken. Tevens moeten ongewenste situaties gesignaleerd worden.
Is de leidingwaterinstallatie aangesloten op het net van een drinkwaterbedrijf, dan
houdt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) samen met het
drinkwaterbedrijf toezicht op de legionellapreventie. De drinkwaterbedrijven
voeren ter plekke controles uit; waar nodig schakelen ze de ILT in voor de
handhaving.
Zijn de installaties níet aangesloten op het net van een drinkwaterbedrijf, dan
houdt de ILT zelfstandig toezicht. Daarnaast is de ILT voor zo’n 150
defensielocaties de toezichthouder op een aantal voorschriften van het
Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling, waaronder die met betrekking tot
natte koeltorens. De aanwijzing van deze locaties is te vinden in Bijlage I,
onderdeel C, onder categorie 29 van het Besluit omgevingsrecht.
De provincie houdt toezicht op de hygiëne en veiligheid van badinrichtingen, op
grond van de Whvbz. Tevens is de provincie in een beperkt aantal gevallen
toezichthouder voor natte koeltorens, op grond van het Activiteitenbesluit en de
Activiteitenregeling.
De gemeente is voor het gros van de situaties toezichthouder voor het
Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. Tevens gaan gemeenten op grond
34 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
van de Wet publieke gezondheid na welke situaties (grote evenementen, maar
bijvoorbeeld ook mobiele natte koeltorens en fonteinen in de openbare ruimte)
een verhoogd risico op verspreiding van legionellabacteriën geven. Zij brengen
advies uit om die risico’s te beperken en stellen waar nodig voorschriften vast in
de gemeentelijke verordening. De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet erop toe
dat de gemeenten deze taak goed uitvoeren. De Inspectie betrekt dit onderdeel
bij het algemeen toezicht op de GGD ’en.
21. Liftinstallaties Liften komen in een groot aantal uitvoeringsvormen voor. Afhankelijk van het doel,
de bouwkundige mogelijkheden en de aard van het gebruik wordt in nauwe
samenwerking met de liftleverancier een lift in een bouwproject gekozen en
verwerkt. Een liftinstallatie is een vast opgestelde hefinrichting voor verticaal
transport van personen en/of goederen. Het transport vindt plaats in een kooi, die
in een schacht langs vaste staande geleiders beweegt. Op vaste stopplaatsen is de
mogelijkheid voor het in- en uitstappen en/of inladen van de cabine c.q. kooi
aanwezig.
De Richtlijn Liften stelt eisen aan de veiligheidsvoorschriften en het keuringsproces
van personenliften. In het Warenwetbesluit staat onder meer dat iedere lift
periodiek moet worden gekeurd. Wettelijk gezien is de eigenaar van een lift
verplicht om onderhoud aan te gaan. Twaalf maanden na ingebruikname van de
lift, moet de eerste periodieke keuring plaatsvinden. Tijdens de periodieke keuring
is het verplicht een liftmonteur te laten assisteren. Deze periodieke keuringen
moeten daarna eens in de 18 maanden plaatsvinden. Het aantal benodigde
onderhoudsbeurten voor een lift is sterk afhankelijk van de leeftijd, de
gebruiksintensiteit en de staat van de lift. Doorgaans geldt dat meer
onderhoudsbeurten de levensduur van de lift sterk ten goede komen. Minimaal
vier onderhoudsbeurten per jaar is aan te raden bij een lift die intensief wordt
gebruikt.
10 BELANGRIJKE CONTROLEPUNTEN TIJDENS DE LIFTKEURING
1. Controle snelheidsbegrenzing: Overschrijdt de lift de maximumsnelheid met
meer dan 15%, dan moet de snelheidsbegrenzer de vang in werking stellen.
2. Controle vanginstallatie: De vang is het belangrijkste veiligheidssysteem.
Breken de draagkabels, dan moet de lift vol remmen. De vertraging mag
niet meer dan 1G bedragen.
3. Controle draagkabels: Het maximaal toegestane aantal breuken per
kabeldeel (100 tot 150 mm) is 5 per streng en 15 per slag. De kabelspanning
mag onderling niet verschillen.
4. Inspectie tegengewicht: Het tegengewicht is meestal 50% zwaarder dan de
liftkooi. Met een gewicht tot wel 1800 kg mag het nooit uit de geleiding
lopen.
©ZwemConsult WB3
35 NEN 3140
5. Controle deurvergrendeling: De lift mag alleen rijden als de schachtdeuren
gesloten en vergrendeld zijn. De minimale grendelafstand is 7 mm.
6. Controle knelbeveiliging: Sluiten de liftdeuren tijdens het instappen, dan
moet de beveiliging ervoor zorgen dat ze meteen weer opengaan.
7. Controle stopverschil: 20% van alle liftongelukken wordt veroorzaakt door
liften die niet gelijk met de verdieping stoppen. Het hoogteverschil mag
maximaal 10 mm zijn.
8. Controle intercom: Wie opgesloten raakt, moet hulp kunnen inschakelen.
De inspecteur controleert tijdens de keuring of de intercom functioneert.
9. Controle noodverlichting: Valt de stroom uit, dan moet de noodverlichting
aangaan. Zo kunnen de passagiers de intercom of alarmknop vinden.
10.Controle veiligheidscircuit: Een lift mag alleen bewegen als alle
veiligheidscontacten gesloten zijn.
11. NEN 3140 De NEN 3140 Inspectie heeft als doel een veilige woon- en werkomgeving te
creëren en te behouden. Als eigenaar bent u hier primair verantwoordelijk voor.
Om aan te tonen dat u aan de eisen voldoet is een regelmatige inspectie
noodzakelijk. De NEN 3140 Inspectie toetst conform wettelijke eisen.
Voor bestaande laagspanningsinstallaties is de NEN 3140 van toepassing. Deze
norm stelt eisen aan het minimale veiligheidsniveau van elektrische installaties.
De eigenaar en/of gebruiker dient de vaste elektrische installaties regelmatig te
laten inspecteren. Ook kan een verzekeraar in een clausule opnemen dat de
verzekerde zijn elektrische installatie conform de NEN1010/ NEN3140 moet laten
inspecteren. Voorwaarden:
1. De vaste installatie moet functioneren onder de omstandigheden waarvoor
het is ontworpen.
2. De vaste installatie dient te voldoen aan de normen die zijn gehanteerd bij
opzet en bouw van de installatie.
3. Gebreken en defecten worden opgespoord en vastgelegd.
4. Punten 1 t/m 3 bepalen staat van onderhoud en daarmee veiligheid van de
installatie.
De inspectie is gericht op het veilig gebruiken van de vaste elektrische installatie.
De aandachtspunten daarbij zijn brandgevaar, aanrakingsgevaar en continuïteit.
Veel voorkomende risico’s zijn vonkvorming, oververhitting, explosiegevaar,
kortsluiting, brandwonden of elektrocutie. De oorzaken zijn vaak klein:
• overbelasting van de installatie (bijvoorbeeld te zwaar gekozen beveiligen)
• vuil en vocht bij schakelkasten, en andere installatie delen
• defect aardlekschakelaars
• defecte contactstoppen en wandcontactdozen
• losse contacten of kabels
36 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
Een inspectie bestaat uit:
1. Controle van de installatietekeningen, indien aanwezig.
2. Visuele inspectie van de vaste installaties.
3. Diverse metingen: isolatieweerstand, weerstand beschermingsleiding,
belasting stromen, impedantie foutstroom, aanspreekstroom
aardlekbeveiliging, aanspreektijd van de aardlekbeveiliging.
4. Rapportage.
Een volledig rapport omvat:
1. een goed onderbouwd oordeel over de installatie.
2. vergelijking van de staat van onderhoud bij volgende inspecties.
3. een gefundeerd oordeel over toename of afname van de veiligheid.
4. een reparatieadvies met betrekking tot geconstateerde gebreken.
5. bepaling van de inspectiefrequentie.
Een vaste elektrische installatie moet regelmatig worden geïnspecteerd. Dit
varieert van 1 x per jaar in een risicovolle en vochtige (industriële) omgeving tot
1 x per 5 jaar in een woon- en kantooromgeving. Een praktisch puntensysteem
binnen de NEN 3140 geeft aan hoe vaak uw specifieke installatie(s) moet worden
nagekeken. Na uitvoering van de herstelwerkzaamheden ontvangt u een
goedkeuringsrapport waarmee u kunt aantonen dat uw elektrische installatie
goedgekeurd en veilig is.
Een inspectie mag uitgevoerd worden door minimaal een vakbekwaam persoon
(VP). Deze persoon heeft kennis van minimaal elektrotechniek op niveau 3 en
eventueel aanvullende normen met betrekking tot het uitvoeren van een inspectie
en is een inspecteur laagspanning scope 8, hij hanteert praktische
inspectiemethodieken en draagt zorg voor een juiste rapportage.
Als men bij een inspectie als installatieverantwoordelijke (IV) werkt, kan dat
juridische gevolgen hebben als er een ongeluk gebeurt. De meest voorkomende
situatie zijn is dat de opdrachtgever niet over de vereiste elektrotechnische kennis
of vaardigheden beschikt en er geen installatieverantwoordelijke is noch een NEN
3140 arbobeleid.
Een opdrachtgever is vaak niet de geschikte persoon voor de rol van IV op basis
van zijn elektrotechnisch kennis en vaardigheden. Een IV moet volgens NEN 3140
ten minste een middelbaar elektrotechnisch niveau hebben door opleiding en/of
ervaring. Dit verschil in kennis en vaardigheden is de basis voor de
rechtsverhouding tussen inspecteur (opdrachtnemer) en klant (opdrachtgever).
De rol van de inspecteur wordt in de rechtspraak aangegeven als een ‘technische
toezichthouder’, waarbij hij de belangen van de klant behoorlijk en zorgvuldig dient
te waarborgen. Dit betekent dat de klant van de inspecteur mag verwachten dat
deze derden (incl. de klant zelf) rond de installatie zo goed mogelijk waarschuwt
tegen de gevaren of gebreken. Gevolg hiervan is dat de inspecteur bij een inspectie
de installatie niet alleen moet beoordelen en kwalificeren maar ook dient te kijken
©ZwemConsult WB3
37 NPR 9200 (ophangingen)
naar de situatie en omstandigheden waarin de installatie functioneert. NEN 3140
geeft juist deze rol aan de IV, waardoor er een verschil in verplichtingen op basis
van NEN 3140 en op basis van de rechtspraak ontstaat. Een installateur wordt
altijd gehouden aan zijn verplichtingen op basis van de rechtspraak en alleen
wanneer NEN 3140 ook echt goed gebruikt wordt en toepasbaar is, kan hij een
deel van die verplichtingen overdragen aan een IV. Dat is belangrijk omdat de
inspecteur rechtens moet optreden tegen een misstand wanneer hij vaststelt dat
een dergelijke rolinvulling, zoals IV, verkeerd wordt gedaan.
12. NPR 9200 (ophangingen) Zwembadeigenaren moeten een rapport kunnen overleggen waaruit expliciet blijkt
dat er geen nietresistent RVS voor komt in dragende metalen delen die zijn
blootgesteld aan een zwemwatermilieu en waarvan bezwijken letsel kan
veroorzaken. Concreet bevat een rapport dus:
1. een inventarisatie van dragende metalen delen in ruimten met dampen van
zwembadwater.
2. de conclusie dat in deze delen geen niet-resistent RVS voor komt, tenzij dit:
max. 1 meter boven het wateroppervlak is mits bezwijken niet tot letsel kan
leiden; direct visueel inspecteerbaar is en niet voorzien is van een coating.
Zwembaden zijn grofweg onder te verdelen in 4 categorieën:
• Categorie 1: zijn zwembaden die geheel voldoen aan artikel 5.12 van de
regeling bouwbesluit. Hiervoor is geen nadere actie meer nodig en deze
dossiers kunnen worden gesloten.
• Categorie 2: zijn zwembaden die niet voldoen aan het bouwbesluit, en de
gemeente is een nalevingstraject gestart. Deze gemeenten worden verzocht
bij de monitoring gegevens aan te leveren over de voortgang van naleving.
• Categorie 3: zijn zwembaden waarvan de gemeente heeft geconstateerd dat
de zwembaden niet voldoen en waaruit in de beantwoording niet blijkt dat
de gemeente een nalevingstraject is gestart. Met deze gemeenten wordt de
interventieladder bij taakverwaarlozing verder opgeklommen en wordt de
gemeente gevraagd een plan van aanpak op te stellen. In het kader van
monitoring zal op 2 momenten om de voortgang van dit plan van aanpak
worden gevraagd.
• Categorie 4: zijn de zwembaden waarvan het lijkt dat deze fysiek wel in
orde zijn, maar langs de meetlat van het bouwbesluit op papier niet voldoen.
Uit de rapporten blijkt bijvoorbeeld dat er zaken vervangen moeten worden
en waarvan de gemeenten hebben aangegeven dat hier invulling aan wordt
gegeven. Hier voldoen de zwembaden in die zin aan “de geest maar niet
aan de letter van de wet”. Dit is lastig omdat de gemeente
beoordelingsvrijheid neemt, door bewust de keus te maken een zwembad
niet volgens de regel van de wet te laten voldoen, daarnaast geen volledige
naleving verlangt maar daarmee impliciet een zwembad voldoende veilig
38 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
acht. Vaak is door een inspectie van de gemeentelijke inspecteur of het
overleggen van bonnetjes van een aannemer op enige wijze geconstateerd
dat het zwembad fysiek wel aan de wet voldoet, maar alleen de papieren
verplichtingen die uit de wet volgen niet op orde heeft. Van zwembaden
waarvan de gemeentelijke inspecteur heeft geconstateerd dat de gebreken
zijn verholpen, is het relevant om te weten of de gemeente hiervan een
vorm van rapport heeft, bijvoorbeeld een “schouwrapport”. Een andere
relevante vraag is wat de gemeente accepteert als termijn dat een zwembad
ook op papier aan de wet voldoet en een rapport heeft dat overeen komt
met de feitelijke situatie van het zwembad. Voor deze categorie moet
worden nagegaan of gemeenten beoordelingsvrijheid hebben en welke
verplichtingen gemeenten hebben in het verlangen van naleving.
Veel onderzoeksbureaus maken bij hun inspecties en rapporten gebruik van de
nationale praktijkrichtlijn (NPR9200). Deze richtlijn is eind december 2015
gepubliceerd door NEN. In deze NPR wordt echter niet meer uitgegaan van de
mogelijkheid om niet-resistent RVS om de 6 maanden te controleren. Aanleiding
voor deze wijziging is, dat het in de praktijk niet mogelijk is om de corrosievorming
van het niet-resistent RVS voldoende nauwkeurig te beoordelen. Omdat het
daarmee in de praktijk niet mogelijk is om de veiligheid van niet-resistent RVS
voldoende te borgen met alleen periodieke inspecties, is het uitgangspunt dat moet
worden aangetoond dat er in het zwembad geen niet-resistent RVS meer aanwezig
is op plaatsen waar een breuk kan leiden tot persoonlijk letsel.
In het voorwoord van de Nederlandse praktijkrichtlijn NPR9200 staat dat het
onderdeel uitmaakt van de serie Nederlandse praktijkrichtlijnen. De publicaties zijn
van informatief karakter, zoals toelichtingen op normen, constructieve
mogelijkheden, werkmethoden en fabricagegegevens. Aan deze publicaties mag
geen normatieve waarde worden toegekend.
De NPR9200 geeft aan welke materialen voor metalen ophangconstructies en
bevestigingsmiddelen in overdekte zwembaden kunnen worden toegepast.
Daarnaast geeft de NPR een leidraad voor de op te stellen inspecties: de risico-
inventarisatie en -analyse, de inspectiewijze, de -rapportage en het -interval. De
NPR is van toepassing op alle onderdelen van de ophangconstructies en
bevestigingsmiddelen in overdekte zwembaden.
Zoals deze praktijkrichtlijn zelf zegt heeft deze NPR betrekking op de bassinruimtes
en alle hiermee in open verbinding staande ruimtes dan wel via
luchtbehandelingssystemen hieraan gekoppelde ruimtes. Hieronder vallen ook
ruimtes voor bijvoorbeeld overdekte waterspeeltuinen die gebruik maken van
gechloreerd water.
De NPR is van toepassing voor zowel nieuw te bouwen zwembaden, bestaande
zwembaden, publiekstoegankelijke zwembaden als niet-publiekstoegankelijke
zwembaden.
©ZwemConsult WB3
39 NPR 9200 (ophangingen)
Deze NPR is niet bedoeld voor:
• kunststof ophangconstructies en bevestigingsmiddelen;
• hoofddraagconstructies en/of dakconstructies.
Het is door de uitgever van de praktijkrichtlijn de “NEN” uitdrukkelijk verboden de
richtlijn te publiceren, of op andere wijze openbaar te maken. Hierdoor is het
helaas niet mogelijk deze richtlijn als bijlage bij dit onderzoek te voegen.
• Zowel de NPR9200 als het bouwbesluit zijn duidelijk over het toepassen van
niet-resistent RVS in zone B. Dit mag NIET!
• Over het toepassen van niet-resistent RVS in zone A is er een aantal
(nuance) verschillen en is de NPR9200 (met name in de bijlagen van de
inspectierichtlijnen) niet consistent bijvoorbeeld, in gebied A mag volgens
het bouwbesluit geen nietresistent RVS voorkomen dat niet direct visueel
inspecteerbaar is.
• Zowel de richtlijn als het besluit staan niet toe dat in gebied A niet-resistent
RVS wordt toegepast als het bezwijken een risico voor lichamelijk letsel
vormt of het gecoat is.
• De NPR9200 gaat uit van een op te stellen inspectieplan waarin wordt
“bepaald wat de omvang van de inspectie is en op welke wijze en met welke
interval behoort te worden geïnspecteerd.” Dit laat ruimte om bepaalde
onderdelen niet te inspecteren.
• In de bijlage (A.2 onder b) staat dat een overzicht moet worden gemaakt
van te inspecteren onderdelen, onderscheidend in onder andere de
hoofdgroep “hoofddraagconstructies bestaande uit hoofddraagconstructie
en dakconstructie”.
• In hoofdstuk 1 van het NPR9200, het toepassingsgebied, staat letterlijk:
“deze NPR is niet bedoeld voor “hoofddraagconstructies en/of
dakconstructies”. De toelichting zegt: “De term dragende metalen delen is
breder bedoeld dan het begrip bouwconstructies in het Bouwbesluit 2012.
• Onder dragende metalen delen vallen alle delen die een belasting dragen,
ook als deze geen bouwconstructie zijn volgens het Bouwbesluit 2012.
Inrichtingselementen, zoals geluidsboxen die in een zwembad zijn
opgehangen met niet-resistent RVS verbindingen, worden in principe niet
gezien als bouwconstructie in de zin van het Bouwbesluit 2012, maar de
veiligheid van dergelijke elementen valt wel onder de werkingssfeer van het
zorgplichtartikel 1a van de Woningwet.
• Het zorgplichtartikel is bedoeld als vangnetartikel voor de
veiligheidsaspecten die niet zijn geregeld in het Bouwbesluit 2012. Naast de
bouwconstructies van het gebouw zelf (o.a. dak, gevels, trappen,
vloerafscheidingen) is het derde lid daarom van toepassing op
ophangconstructies voor plafonds, lampen, geluidsinstallaties,
luchtverversingskanalen en dergelijke en tevens bevestigingsmiddelen van
zwembadvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld bassintrappen en duik- en
startblokken.
40 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
• Doordat de onzichtbare corrosievormen kunnen leiden tot onvoorspelbaar
bezwijkgedrag, bijvoorbeeld bezwijken zonder een vorm van waarschuwend
gedrag, is het gebruik van deze materialen voor ophanging en bevestiging
ongeschikt. Directe vervanging is omwille van de veiligheid noodzakelijk.
Uitzonderingen hierop zijn, toepassingen van niet-resistente RVS-
onderdelen waarbij geen letsel ontstaat bij bezwijken. Te denken valt aan
niet op trek belaste constructies of (over)gedimensioneerde
(bout)constructies, bijvoorbeeld meerdere bevestigingspunten dan
noodzakelijk. Het bouwbesluit spreekt zich niet uit over belastingsoorten
(trek druk, afschuiving, knik enz. enz.) of mate van overdimensionering
waarmee gebruik van niet –resistent RVS alsnog toegepast zou kunnen
worden.
• In de bijlage van de NPR9200 onder de “bevindingen A.4.1.” is geen
discrepantie over het gebruik van niet-resistent RVS in gebied B met het
bouwbesluit. Daarentegen wordt voor gebied A uitsluitend het “risico op
letsel bij bezwijken” als voorwaarde voor vervanging genoemd terwijl de
wet ook direct visueel inspecteerbaar en ongecoat als voorwaarde stelt.
Conclusie:
De NPR9200 is op onderdelen inconsistent, verwarrend en laat ruimte om
inspecties, onderzoeken en rapporten op te stellen die voldoen aan deze richtlijn
zonder te voldoen aan het bouwbesluit. Een zwembad met een rapport dat voldoet
aan de NPR9200 voldoet daarmee nog niet vanzelfsprekend aan de wet.
Juridische context:
Uit het onderzoek blijkt dat veel zwembaden nog niet aan de wettelijke
Onderzoeksplicht voldoen, of dat niet duidelijk is of ze hieraan voldoen. Ook blijkt
uit dit onderzoek dat de informatie van gemeenten hierover en de handhaving
hierop onvolledig en in sommige gevallen zelfs onjuist is. Uit een steekproef blijkt
dat onderzoeksrapporten soms niet aan de (zeer specifieke) wettelijke eisen
voldoen. Ook treden gemeenten vaak niet adequaat op tegen het ontbreken van
onderzoeksrapporten of tegen situaties waarbij uit onderzoeksrapporten blijkt dat
een zwembad niet aan de wet voldoet. Zwembaden die een rapport opleveren dat
niet aan de wettelijke eisen voldoet lijkt het alsof hier door gemeenten in het
geheel niet tegen wordt opgetreden.
Bij de ambtelijke presentatie van deze uitkomsten aan BZK, is door het ministerie
aangegeven dat “een gemeente ook op een andere wijze (dan een volledig rapport)
tot een oordeel kan komen dat een zwembad veilig is. Uit oogpunt van
interbestuurlijk toezicht kan dan wel de vraag worden gesteld of een gemeente in
redelijkheid tot haar oordeel is gekomen. Hiertoe zou de gemeente inzichtelijk
moeten kunnen maken op welke gronden zij haar oordeel baseert.” Volgens BZK
komt aan gemeenten dus een zeker mate van beoordelingsvrijheid toe.
Beoordelingsruimte:
©ZwemConsult WB3
41 PGS 15
Bij de inhoudelijke beoordeling of zwembaden aan de Regeling Bouwbesluit
voldoen, heeft de gemeente nauwelijks beoordelingsruimte. De verplichting voor
de eigenaren om onderzoek naar de staat van, in dit geval, zwembaden te doen
volgt dwingend uit artikel 1a, derde lid van de Woningwet in samenhang met
artikel 5.12 van de Regeling Bouwbesluit.
De wet biedt geen ruimte om ‘op andere wijze’ dan onderzoek volgens de
maatstaven uit artikel 5.12 van de regeling bouwbesluit tot de conclusie te komen
dat de staat van het zwembad aan de wettelijke eisen voldoet. De enige
beoordelingsruimte die het artikel biedt ten aanzien van de Onderzoeksplicht is de
invulling van de term ‘ter zake deskundig persoon’. Dit kan dus een (op dit
vakgebied deskundig) toezichthouder van de gemeente zijn.
De gemeente heeft nauwelijks beoordelingsruimte om te bepalen of een zwembad
aan artikel 5.12 van de regeling bouwbesluit voldoet. Daarnaast heeft een
gemeente geen beleidsruimte voor de keuze of handhavend moet worden
opgetreden en slechts beperkte beleidsvrijheid als het gaat om de wijze waarop
wordt opgetreden, namelijk op de wijze waarop dit in reeds vastgesteld beleid is
beschreven.
GS zijn bevoegd toezicht te houden op gemeenten voor het toezicht op de naleving
van artikel 5.12 van de Regeling Bouwbesluit. Als wordt geconstateerd dat sprake
is van het niet of niet naar behoren uitvoeren van deze taken door gemeenten,
moeten GS gebruik maken van de bevoegdheid tot indeplaatsstelling. Echter GS
hebben beleidsvrijheid bij het bepalen van de wijze waarop invulling wordt
gegeven aan de bevoegdheid op grond van artikel 124 Gemeentewet.
13. PGS 15 Wanneer u een opslagruimte heeft waar u verpakte gevaarlijke stoffen opslaat
krijgt u te maken met de PGS15-wetgeving. PGS staat voor Publicatiereeks
Gevaarlijke Stoffen.
Voor deze onderwerpen zijn de doelstellingen:
• Omgevingsveiligheid: Het voorkomen van ongewone voorvallen en het
beperken van de gevolgen daarvan voor de omgeving met het oog op het
waarborgen van de veiligheid voor de omgeving.
• Arbeidsveiligheid: Het voorkomen van ongevallen met gevaarlijke stoffen
en het beperken van de gevolgen daarvan en het voorkomen van
blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen.
• Brand- en Rampenbestrijding: Het beperken van de gevolgen van een
brand of ramp en het borgen van een doelmatige rampenbestrijding.
Een groot deel van de eisen en voorschriften die aan het gebruik van gevaarlijke
stoffen worden gesteld, zijn vastgelegd in wetgeving, al dan niet gebaseerd op
Europese richtlijnen of volgend rechtstreeks uit Europese verordeningen. De PG
42 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
publicaties beogen een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van de wijze
waarop bedrijven kunnen voldoen aan de eisen die uit wet- en regelgeving
voortvloeien. Om zo goed mogelijk weer te geven welke wetgeving de achtergrond
vormt bij de voorschriften uit de PGS is een overzicht opgesteld van relevante
wetgeving.
In dit overzicht is een onderverdeling gemaakt in de volgende categorieën:
• algemeen;
• bedrijfsvoering;
• eisen aan ruimtelijke context;
• ADR.
Voor de meest actuele versie van de wet- en regelgeving dien je de website
www.wetten.nl te raadplegen.
14. PGS 31 Het doel van PGS 31 is het beschrijven van de stand der techniek ten aanzien
van arbeidsveiligheid, milieuveiligheid en brandveiligheid voor de drukloze,
bovengrondse en ondergrondse opslag van gevaarlijke vloeibare stoffen en
mengsels, in één of meer tanks.
Vanaf 1 april 2020 is er een concept beschikbaar dat is goedgekeurd door de
PGS-Programmaraad. Deze zal samen met de Omgevingswet worden
genotificeerd bij de Europese Commissie. Een definitieve versie wordt najaar
2020 verwacht.
Voor de meest actuele versie van de wet- en regelgeving dien je de website
www.wetten.nl te raadplegen.
15. BRL K903 In BRL-K903 en BRL-SIKB-7800 zijn eisen opgenomen die tankinstallateurs van
installaties moeten hanteren bij het opbouwen van een nieuwe tankinstallatie.
De processen zijn bestemd om te worden toegepast op het ontwerpen, installeren
en opleveren van een tankinstallatie voor vloeistoffen en dampen. Verder bevat
het proces ook onderhoud van de tankinstallaties voor vloeistoffen en dampen. Er
is in principe geen onder- of bovengrens aan de inhoud van de tankinstallaties die
volgens deze BRL worden geïnstalleerd. De BRL heeft een aantal hoofd- en
deelgebieden zoals omschreven hieronder.
Hoofdgebieden:
A. Installatie van en onderhoud aan ondergrondse tankinstallaties voor PGS-
Klasse 1 en Klasse 2 producten - PGS 28.
©ZwemConsult WB3
43 BRL K903
B. Installatie van en onderhoud aan ondergrondse tankinstallaties voor PGS-
Klasse 3 en Klasse 4 producten - PGS 28.
C. Installatie van en onderhoud aan ondergrondse tankinstallaties voor
chemische producten zoals gedefinieerd in PGS 31.
D. Installatie van en onderhoud aan bovengrondse tankinstallaties voor PGS-
Klasse 3 en Klasse 4 producten - PGS 30.
E. Installatie van en onderhoud aan bovengrondse tankinstallaties voor PGS-
Klasse 2 producten - PGS 30.
F. Installatie van en onderhoud aan bovengrondse tankinstallaties voor
chemische producten zoals gedefinieerd in PGS 31.
Deelgebieden:
1. Bepaling bodemweerstand en ontwerp van kathodisch
beschermingssysteem (Mg-anode).
2. Leidingen, ondergronds met (semi) flexibele kunststof kern.
3. Leidingen, ondergronds met (semi) flexibele metalen kern.
4. Lekdetectiesystemen voor tankinstallaties.
5. a) Elektronische niveaumeetsystemen en niveaubewakingssystemen.
6. Leidingen van staal en kunststof met gelaste verbindingen.
7. Persleidingen ondergronds.
8. Persleidingen bovengronds.
9. Ontwerp van tankinstallaties in de (petro)chemie.
10.Tankinstallaties in een terp (semi) ondergronds uitpandig.
11.Fabriceren van stalen en kunststof vulpuntmorsbakken.
12.Ondergrondse tanks van glasvezel versterkte kunststof (GRP).
13.Leidingen, ondergronds van glasvezel versterkte epoxy (GRE).
14.Tankinstallaties in een ponton.
15.(Her)classificatie van stalen installaties.
16.(Her)classificatie van kunststof installaties.
17.Aanleg ondergrondse leidingen van diverse materialen voor hoofdgebieden
D, E en F.
Kiwa heeft zijn rol als beheerder van BRL SIKB 7800/BRL-K903 voor het
ontwerpen, installeren, herstellen en opleveren van tankinstallaties per 1 juni 2017
aan SIKB overgedragen. Deze overdracht heeft plaatsgevonden op verzoek van
diverse betrokken partijen, met name opdrachtgevers, de Vereniging
Tankinstallateurs (VTI) en UNiK (voorheen Polyplast). Hiermee willen alle partijen
het belang van onafhankelijk beheer van deze landelijk geldende richtlijn
benadrukken.
Bedrijven vallend onder het Activiteitenbesluit zijn wettelijk verplicht om hun
ondergrondse en bovengrondse tankinstallaties voor de opslag van chemicaliën en
vloeibare brandstoffen onder installatiecertificaat te laten installeren door een BRL
SIKB 7800/BRL-K903 gecertificeerde tankinstallateur. Een gecertificeerde
tankinstallateur dient de tankinstallatie aan te leggen volgens de eisen van de BRL
SIKB 7800/BRL-K903 en mogelijk daarbij een goedgekeurde RI&E alvorens een
44 Praktische kennis wet- en regelgeving WB3
installatiecertificaat volgens BRL SIKB 7800/BRL-K903 kan worden afgegeven. De
opslagtanks, opvangbakken, beveiligingen, appendages, leidingen enz. ten
behoeve van de opslag van vloeibare brandstoffen en chemicaliën zullen onderdeel
zijn van deze RI&E.
BRL SIKB 7800/BRL-K903 stelt algemene regels aan het bouwen van een "basis"
tankinstallatie zodat het opstellen van de RI&E in de meeste gevallen achterwege
kan blijven. Bij het bouwen van chemicaliën tankinstallatie is men wel verplicht
om volgens de RI&E te werken.
Alternatief:
Het is ook mogelijk gebruik te maken van wisselcontainers, de zogeheten IBC.
Hiermee worden de technische eisen aan en de controle van de opslag extern
gebracht bij de eigenaar van de betreffende container. De gebruiker dient slechts
de voorschriften van de leverancier op te volgen.
De iCon® is ontwikkeld voor het veilig verpakken en meermalig vervoeren van
gevaarlijke stoffen. Deze container heeft een volume van 1000 liter. De iCon® is
uitgebreid getest voor duurzaam en zeer intensief gebruik. De toegelaten
gebruiksduur is 5 jaar met de mogelijkheid deze met 5 jaar te verlengen.
De iCon® heeft alle internationale tests voor containers ondergaan en heeft een
volledige UN/ADR toelating voor het transporteren van gevaarlijke stoffen. Tevens
is succesvol getest volgens de strenge Amerikaanse voorschriften voor
trillingsproeven. Bij uitgebreide veldtests heeft de iCon® zich ook in de praktijk
bewezen.
Het deksel is beter bereikbaar door de aflopende bovenkant. De uitloop is
eenvoudig bereikbaar via het gekantelde deksel. Voor het legen van de iCon®
hoeft het deksel niet te worden geopend: de geïntegreerde beluchting zorgt voor
snelle leegloop waardoor er geen gevaarlijke dampen via een open deksel kunnen
ontsnappen.
De iCon® is uniek door de opvangcompartimenten om de container en om de
uitloop. Daardoor kunnen er bij een calamiteit aan de container of uitloop geen
gevaarlijke stoffen weglekken in het milieu. Het transparante deksel voor de
uitloop laat de gebruiker een eventuele calamiteit duidelijk zien, voordat het deksel
wordt geopend en een gevaarlijke situatie kan ontstaan.
De iCon® is ontwikkeld voor intensief meermalig gebruik. De geïntegreerde
opvangcompartimenten om de uitloop en de binnencontainer voorkomen
weglekken van gevaarlijke stoffen.
Elke 21/2 jaar dient de container geïnspecteerd te worden op veiligheid. Na gebruik
kan de iCon® teruggenomen worden voor recycling. De iCon®-pallet wordt
geproduceerd van herverwerkt materiaal.
©ZwemConsult WB3
45 BRL K903
Een iCon® is standaard uitgerust met de levelsensor van het ConTracer®
systeem, het eerste systeem dat inzicht in locatie en inhoud geeft. Een draadloze
niveaumeter op de iCon® geeft een niveauverandering in de container door net
als de actuele locatie. De ConTracer® website stelt de leverancier in staat deze
informatie te gebruiken voor betere dienstverlening en het optimaliseren van de
logistiek. Met het ConTracer® systeem van de iCon® krijgt de leverancier
automatisch meldingen van (bijna) lege containers die bij de gebruikers staan.
Zonder verder omkijken van de gebruikers kunnen proactief leveringen van nieuwe
volle iCons worden gepland. Daarmee komt een gebruiker nooit meer zonder
voorraad te zitten, zodat zijn processen ongestoord doorlopen.
Het ConTracer® systeem geeft inzicht in de locatie van iedere iCon® en geeft aan
welke leeg zijn. De leverancier kan hiermee de ritplanning optimaliseren.
Bijkomend voordeel is dat stilstaande lege iCons bij gebruiker én bij leverancier
tot een minimum worden beperkt. Zo kan er met minder verpakkingen worden
gewerkt en kan de voorraad gereed product lager zijn.