kblad van geo-informatie nederland is digital twin het nieuwe 3d? … · mee het koninklijk paleis...

52
www.geoinformatienederland.nl Vakblad van Geo-Informatie Nederland 2019 jaargang 16 • Nummer 4 Koning opent eerste ICHC-tentoonstelling Tilburg verlegt grenzen voor snelfietsroute F58 24/7 monitoring op maat essentieel bij boortunnels Is digital twin het nieuwe 3D?

Upload: others

Post on 02-Aug-2020

6 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

ww

w.g

eoin

form

ati

ened

erla

nd

.nl

• Va

kbla

d v

an

Geo

-In

form

ati

e N

eder

lan

d

2019

• j

aarg

ang

16

• N

um

me

r 4

Koning opent eerste

ICHC-tentoonstelling

Tilburg verlegt grenzen

voor snelfietsroute F58

24/7 monitoring op maat

essentieel bij boortunnels

Is digital twin het nieuwe 3D?

Page 2: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

GEODESIE OPLOSSINGEN

WITH YOU ALL THE WAY

Elk type project, elke bedrijsomvang, elke toepassing - Wij bieden een volledig programma met zeer nauwkeurige meet-

en positioneringsoplossingen die aan al uw behoeften voldoen.

Ervaar net als andere professionals zelf onze technologie.

topconpositioning.nl

PLANNING > SURVEY > DESIGN > LAYOUT > EXECUTION > INSPECTION

Page 3: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

KomkommerDe zomer is nog volop aanwezig in Nederland, al is het een tandje minder dan

de zeer warme weken halverwege juli. U merkt het: een praatje over het weer, het zal

wel komkommertijd zijn. Nou ja, dat ook een beetje! Hoewel we ook deze keer wat

moesten goochelen met de planning van de redactie van dit magazine, is er veel te

melden in deze editie.

Naast koninklijke aandacht voor de start van een reeks historisch kartografische

exposities, waarover verslag gedaan wordt door Ferjan Ormeling, is in deze uitgave

plaats ingeruimd voor de bespreking van het boek De geschiedenis van Nederland in

100 oude kaarten, het promotieverslag over ‘Indonesië op de kaart’, met daarin wel de

heel pittige, maar daardoor niet minder juiste, stelling dat ‘….zonder Indonesië er géén

TU Delft zou bestaan’.

Ook kunt u een bijdrage gelezen van een gevallen man, inmiddels herstellende van

achter de bestuurstafel. Harrie van der Werf neemt ons mee in een bijdrage over het

nut van een goed ingerichte productielijn en de veranderde rol van lijnmanagement

daarbij. Jantien Stoter vraagt zich in haar column af of de ‘digital twin’ het nieuwe 3D

is. Een praktijkbijdrage kunnen we lezen uit de gemeente Tilburg, waar men moderne

technieken heeft ingezet bij ontwerp en aanleg van een snelfietsroute. Omdat in deze

tijd onderscheid tussen echt en onecht het nieuws voor een belangrijk deel bepaalt,

doet Willemijn Simon van Leeuwen daar nog een schepje bovenop in haar column

over ‘Fake Maps’. Naast eerder genoemde historische bijdragen in deze uitgave is

er ook aandacht voor een senior medewerker die na een lange staat van dienst het

verlaten vakgebied nog wat overwegingen meegeeft.

Heel interessant is ook de impressie over de aanleg van de Victory Boogie

Woogietunnel in Den Haag en de daarbij gehanteerde monitoring van zettingen en

bewegingen. Uiteraard ook deze keer weer nieuws over de BRO, deze keer in de vorm

van een column van Marjan Bevelander én over de ‘digital twin’ van de Sterke Lekdijk.

Ook wordt er vooruitgeblikt naar de komende editie van GeoBuzz; iets over ‘the making

of’ en een bijdrage vanuit Geonovum over de Inspiratieparade, een nieuw verschijnsel op

GeoBuzz waar we reikhalzend naar uitkijken. Het schijnt daar een levendige boel te worden!

Een bijdrage vanuit LandGoed over hun nieuwe onderneming, waarin men haar

enthousiasme voor OSGIS niet onder stoelen of banken steekt. Inmiddels kunnen

we wel spreken over een reeks bijdragen over 3D vanuit de TU Delft: ook deze keer

is Jantien Stoter samen met haar team MSc Geomatics erin geslaagd om de laatste

ontwikkelingen op een heldere manier voor het voetlicht te brengen. In de rubriek

‘Open Kaart’ deze keer aandacht voor de visualisaties rond aardbevingsgebieden, al

spreekt men hier over gasbevingen-portalen. Rob Beck laat zien hoe je AI beter kunt

gebruiken wanneer je daarbij ook je eigen inzichten en kennis gebruikt.

Bijzondere aandacht vragen we de lezers voor de vacatures binnen de vereniging:

zowel voor het GIN-bestuur als ter uitbreiding van de redactie van dit mooie blad

kunnen we wel wat extra power gebruiken. Die kans laat u toch niet voorbijgaan?

| 12019-4 | Geo-Info

Roelof Keppel

Page 4: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

Agenda GIN Colofon

Partners Geo-Informatie Nederland

UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geoinformatienederland.nl

RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected]

HoofdredacteurSytske Postma

RedacteurenAdri den Boer, Eric Hagemans, Roelof Keppel, Ferjan Ormeling, Frans Rip

BladmanagementMOS bv, NijkerkJosé Broekhuizen, Edith Koetsier, Lisa Petersen

Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geoinformatienederland.nl onder ‘Geo-Info’.

Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3400E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag

Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl

Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.

Abonnementsprijzen per jaar voor 2019Persoonlijk lidmaatschap: € 100,00.(Bedrijfs-)abonnement op Geo-Info: € 200,00, incl. 6% BTW.Bedrijfslidmaatschap: € 400,00 (maximaal 3 personen).Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geoinformatienederland.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2019. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestem-ming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430BTW-nummer: NL8117.63.973.B01KvK-nummer: 30186871

RechtenDe informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s en illustraties in dit blad en de vormgeving hiervan, zijn beschermd onder de Auteurswet en andere toepasselijke wetgeving. Niets daarvan mag zonder voorafgaande toestemming van de eigenaar worden verveelvoudigd (waaronder mede ‘framing’ wordt begrepen), aan derden ter beschik-king gesteld of openbaar worden gemaakt. De betrokkenen bij dit blad geven met hun medewerking ook toestemming om hun bijdragen en eventueel beeldmateriaal te gebruiken in andere uitingen van Geo-Informatie Nederland.

KennisKring – GeoFort Innovatieve

inwinning & toepassingen

Datum: 12 september 2019

Locatie: GeoFort

Meer info: bit.ly/2YRzPlN

Esri GIS Conferentie 2019

Datum: 18 - 19 september 2019

Locatie: WTC Rotterdam

Meer info: bit.ly/301vqtS

Ladies lunch Vrouwen op de Kaart

Datum: 19 september 2019 (12.30 tot 14.00)

Locatie: Esri GIS Conferentie 2019 - WTC Rotterdam

Meer info: LinkedIngroep 'Vrouwen op de Kaart'

GeoBuzz 2019

Datum: 19 - 20 november 2019

Locatie: 1931 Congrescentrum Den Bosch

Meer info: bit.ly/2PsaWZK

NCG-symposium

Datum: 21 november 2019

Locatie: UT-ITC Enschede

Meer info: bit.ly/2KPmFfI

ww

w.g

eoin

form

ati

ened

erla

nd

.nl

• Va

kbla

d v

an

Geo

-In

form

ati

e N

eder

lan

d

2019

• j

aarg

ang

16

• N

um

me

r 4

Koning opent eerste

ICHC-tentoonstelling

Tilburg verlegt grenzen

voor snelfietsroute F58

24/7 monitoring op maat

essentieel bij boortunnels

Is digital twin het nieuwe 3D?

ZKH Koning Willem-Alexander opent tentoonstelling in het Koninklijk Paleis Amsterdam, fotobron: ANP

2 | Geo-Info | 2019-4

Page 5: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

...en verder

6 Ten hemel wijzende landmeter van tin

7 Boek - De geschiedenis van Nederland

in 100 oude kaarten

8 Promotieverslag - Ekkelenkamp

promoveerde op ‘Indonesië op de kaart’

11 Van de bestuurstafel – Peter Hoogwerf

12 Eigenaarschap: de basis voor

betrokkenheid

15 Is digital twin het nieuwe 3D? –

Column Jantien Stoter

16 Tilburg verlegt grenzen voor

snelfietsroute F58

19 Fake Maps – Column Willemijn

Simon van Leeuwen

23 Making of GeoBuzz – ‘Locatiedata zijn

de brandstof voor geo-specialisten’

24 24/7 monitoring op maat essentieel

bij boortunnels

27 Proeftuinen voor een basisregistratie:

we want more –

Column Marjan Bevelander

28 Basisregistratie Ondergrond

als basis voor een digital twin

van de Sterke Lekdijk

30 Inspiratieparade op GeoBuzz

32 Organisatie in beeld - LandGoed:

supporter van opensource-GIS

40 Open kaart - NAM interactieve kaart

45 Vacatures

48 Winnaars gezocht - Geo Prestige

Award, GIN-Kartografiewedstrijd en

GIN-NCG-Scriptieprijs

In dit nummer ...

34Bepalen luchtverontreiniging

door verkeer met behulp van 3D-geo-informatie

20Interview - Piet van Dijk

neemt na 25 jaar afscheid van het vakgebied landmeten

4Koning opent eerste ICHC-tentoonstelling

| 32019-4 | Geo-Info

42Eigen intelligentie en

artificial intelligence in mutatiesignalering

Page 6: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

4 | Geo-Info | 2019-4

Hier is geen mooiere ruimte voor te bedenken

dan de Burgerzaal, waar op de vloer drie ronde

mozaïeken van elk 6,5 meter doorsnee de

twee halfronden en de sterrenhemel weer-

geven. Ze zijn bij de bouw door Joan Blaeu

vormgegeven en in de 18e eeuw gerestaureerd

en bijgewerkt naar de toenmalige stand der

ontdekkingen en duiden nog steeds op de

mondiale ambitie van de stad Amsterdam.

Hemelkaart

Bij deze gelegenheid verwelkomde Claudia

Hörster, directeur van de Koninklijke Verzame-

lingen, namens de koning de genodigden.

Daarna gaf Alice Taatgen, de conservator van

het Koninklijk Paleis, een toelichting op de

ontdekking van de hemelkaart. Dat klinkt raar,

ontdekking van een kaart die er al sedert 1663

ligt, maar we weten pas onlangs hoe de nu

afgesleten hemelkaart er vroeger uit heeft

gezien. We zien nu nog 792 in het marmer aan-

gebrachte messing sterren, waarvan de grootte

correspondeert met hun helderheid. Bovendien

zijn er enkele messing details van sterrenbeel-

den te zien, zoals van de Schorpioen, de Kreeft

en de knots van Hercules. Er is ontdekt dat de

rest van de sterrenbeelden ooit ook aanwezig

is geweest, als schildering op de vloer, maar dat

deze er door het intense gebruik van de zaal

door de bezoekers van afgesleten is.

Ter gelegenheid van de opening zijn de

tekeningen van de sterrenbeelden nu virtueel

gereconstrueerd: een voor een en ten slotte

allemaal samen werden ze geprojecteerd

op de messing resten van de hemelkaart,

zodat deze weer compleet te zien was.

Mevrouw Hörster toonde de koning de gere-

construeerde beelden en nam hem daarna

mee op een tocht langs de geëxposeerde

kartografische schatten. Verreweg de meeste

daarvan zijn afkomstig van het Allard Pierson

(nieuwe naam van de Bijzondere Collecties

van de UvA), de samenwerkingspartner waar-

mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze

expositie had georganiseerd.

Maar ook op de beide halfronden had men

digitaal ingegrepen: dankzij de projectie was

er als het ware te zien wanneer welk deel van

de aarde ontdekt en in kaart gebracht was.

Onder overweldigende belangstelling opende koning Willem-Alexander op 28 juni in zijn paleis op de

Dam in Amsterdam de eerste van ten minste acht tentoonstellingen die in het Tropeninstituut gehouden

ICHC-congres in Amsterdam zijn georganiseerd van 14-19 juli. Onder de titel ‘Het universum van Amsterdam’

werden in de Burgerzaal en aanpalende ruimtes kartografische schatten uit de Amsterdamse Gouden Eeuw

gepresenteerd.

Koning opent eerste ICHC-tentoonstelling

Verslag

Zijne Majesteit de Koning in gesprek met Alice Taatgen, conservator Koninklijk Paleis Amsterdam na opening van de tentoonstelling. De projectie van de hemel-

lichamen op de kaart van de noordelijke sterrenhemel in de vloer van de Burgerzaal van het Koninklijk Paleis Amsterdam is nog net te zien (foto: Sytske Postma).

Page 7: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 52019-4 | Geo-Info

Hoewel daar voor echte kaarthistorici nog

wel wat op af te dingen viel, was het toch een

uiterst geslaagde verbinding van de 17-eeuwse

en 21-eeuwse technieken.

Handelsgebieden

De tentoonstelling was op initiatief van het

Koninklijk Paleis Amsterdam tot stand geko-

men en kon in betrekkelijk korte tijd worden

gerealiseerd. Natuurlijk had men kaarten van

de beroemde koopstad zelf opgenomen (met

name van de verschillende stadsuitbreidingen)

en kaarten van Holland en de Republiek (een

selectie van titelprenten van de vele in Amster-

dam uitgegeven atlassen en voorbeelden van

de zeekaarten en leeskaarten waarmee produc-

ten over de wereldzeeën naar Amsterdam kwa-

men). Kaarten van in de Gouden Eeuw ontdekte

en door de Nederlanders bevaren gebieden (de

handelsgebieden van de VOC en WIC) waren

tentoongesteld, maar ook wetenschappelijke

producten zoals de sterrenkaarten van Cellarius.

Het best bewaard gebleven zijn de voor de elite

bedoelde producten zoals de 11-delige atlassen

van Blaeu, de door Romeyn de Hooghe gedeco-

reerde kaarten of de als geschenk aan wereldlijke

machthebbers bedoelde reuzenatlassen.

Hiervan was het exemplaar tentoongesteld dat

ooit aan de Grote Keurvorst was aangeboden

en nu in de Nationale Bibliotheek in Berlijn staat.

Naar verluid werd de atlas alleen uitgeleend op

voorwaarde dat er een foto beschikbaar zou

komen waarop koning Willem-Alexander de

atlas bekeek.

Zeker met de virtueel weer in zijn oude luister

herstelde hemelkaart en de ambiance van de

Burgerzaal was het een indrukwekkend begin van

de ICHC-festiviteiten, op royale wijze geopend.

De andere tentoonstellingen voor het ICHC

zijn of waren de pop-up tentoonstellingen

in de Universiteitsbibliotheek Utrecht op

12 juli, in de UB Leiden op 13 juli, die in het

Allard Pierson Museum op 14 juli, die in het

Rijksarchief en de KB in Den Haag op 16 juli,

die in het Stadsarchief Amsterdam op 18 juli

en die in het Scheepvaartmuseum in dezelfde

plaats (ook die blijft de hele zomer open).

Van de tentoonstelling in het Koninklijk Paleis

is een gids verschenen: Het universum van

Amsterdam. Deze gids is in het Nederlands en

in het Engels met een beschrijving en duiding

van het geëxposeerde materiaal door Reinder

Storm en een beschrijving van de mozaïeken

door Alice Taatgen. De tentoonstelling in het

paleis blijft tot 22 september 2019 te zien.

Ferjan Ormeling, redacteur

De ontdekking van Amerika, stand 1778. Het gele gebied moest nog ontdekt worden (foto: Ferjan Ormeling).

Links een in het heelal rondzwevende knots en rechts virtueel weer in verband gebracht met Hercules’ sterrenbeeld (foto’s: Ferjan Ormeling).

Page 8: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

6 | Geo-Info | 2019-4

Kijkjes in keukens zijn vaak leuk.

Zo stond in nummer 2019-1

van het personeelsmagazine

OnderOns van het Kadaster de

tegeltjeswijsheid ‘Als je van het ene

perceel naar het andere loopt, dan

is dat grensoverschrijdend gedrag.’

Een kijkje in de oude keuken van de

GIN-familie is ook leuk.

Door Adri den Boer

Per 1 januari 1983 mocht ik vanuit de Vereniging

Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat redactie-

lid worden van Geodesia. Dienst, vereniging en vak-

blad verdwenen op den duur, maar ik mocht blijven.

Bij de blijken van waardering hoorde in de jaren 80

jaarlijks een tinnen beeldje van een ‘oud ambacht’

(9 cm hoog en circa 170 gram zwaar). Er springt

één beeldje uit waar vier keer door anderen over

geschreven is in NGT Geodesia. De eerste keer was

in nummer 1989-11 op pagina 538: ‘Ter gelegen-

heid van het 15e NGL-congres is door de Stichting

Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde

een tinnen beeldje van een landmeter ontworpen.’

Het was verkrijgbaar door overmaking van ƒ55 op de

NGL-bankrekening. ‘De eerste beeldjes zullen vanaf

begin december worden verzonden.’ C.M. Maris was

het bestuurslid voor inlichtingen. Er stond een foto

bij van alleen dit landmetersbeeldje.

In nummer 1989-12 stond zonder foto op pagina

572 (!) dat Jan Schoenmaker op het congres aan de

vier voorzitters een tinnen replica van het beeldje

’De landmeter’ gaf. In nummer 1990-9 waren de

beeldjes nog steeds leverbaar voor ƒ55.

In nummer 1991-1 stond iets over een beloning

voor twee heren op de NGL-rayonbijeenkomst

Zuid-West Nederland. Zij kregen (ook als dank voor

vrijwilligerswerk) het nostalgisch tinnen beeldje

van de ten hemel wijzende landmeter - nu reeds

een kostbaar ‘collector's item’. Professor Kees

Zandvliet (UvA) poneerde dit jaar op de Jansoni-

uslezing ook al dat kartografen door het maken

van kaarten ‘eer aan Gods schepping betoonden’

(Caert-Thresoor 2019-1).

Zelfs ik wees er nóóit op dat het door de Stichting

NGL zogenaamd zelf ontworpen beeldje al een

ten hemel wijzende fotograaf als tweelingbroer

had. Zelfs zijn aardse tas op de grond was eender.

Bijgaande foto toont de beide eeneiige broers.

In weet nog dat ik als redacteur eerst het beeldje

van de fotograaf al kreeg en dus bij ontvangst van

de landmeter meer wist dan de modale lezer van

het blad. Het is nu toch niet meer ondankbaar om

daar onthullend over te schrijven? Niet omdat de

landmeter twintig jaar oud wordt, maar omdat de

veilingsite www.catawiki.nl regelmatig van die tin-

nen beeldjes van oude ambachten aanbiedt, al dan

niet met ‘lichte gebruikssporen’ (al kan ik me geen

ander gebruik dan afstoffen voorstellen). Je ziet

daarop ook regelmatig beeldjes van de fotograaf

staan, maar nooit die van zijn waterpassende

tweelingbroer. Die is unieker en vast meer waard,

zeker als duo. NGL: nogmaals dank dus!

Het beeldje is nog steeds te bestellen bij de gieter

in het Gelderse Alphen, nu voor €28,95. Je kunt

er zelfs een marmeren voetstuk met persoonlijke

gravure bij kopen. Hoewel de driepoot intussen

iets anders is dan die van 1989 lijkt dit marktaanbod

nog steeds het gevolg van een NGL-bestuursbe-

sluit te zijn.

Adri den Boer is redacteur van

Geo-Info en hoofdredacteur van

De Hollandse Cirkel.

Hij is te bereiken via

[email protected]

Foto: Mieke den Boer-Snoei.

Ten hemel wijzende landmeter van tin

Page 9: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 72019-4 | Geo-Info

Op 6 juni 2019 presenteerde

Marieke van Delft (conservator oude

drukken, Koninklijke Bibliotheek)

en Reinder Storm (conservator

kartografie, Kaartenzaal UvA) hun

nieuwe boek over de Nederlandse

geschiedenis, verteld aan de hand

van 100 oude kaarten, in de aula

van de Koninklijke Bibliotheek.

De gekozen kaarten zijn vooral

geselecteerd uit de collecties van

de KB en de Bijzondere Collecties

(die instantie heet nu officieel Allard

Pierson) van de UvA.

Schrijver van reisverhalen Alexander Reeuwijk

leidde, na de opening door KB-Directeur Lily Knib-

beler, een forumdiscussie tussen de beide auteurs,

uitgever Maarten van Steenbergen en beroepsrei-

ziger Jelle Brandt Corstius. Voor de laatste auteur

was De Bosatlas (en wel de geïllustreerde editie van

1983) het belangrijkste boek uit zijn leven, en hij ver-

telde dat ook de klank van plaatsnamen (‘Odessa’

bijvoorbeeld) voor hem bepalend kan zijn voor

het bepalen van zijn reisdoel. De uitgever gaf de

randvoorwaarden aan waar de auteurs aan gebon-

den waren. Die vertelden hoe ze bij de selectie te

werk gegaan waren. Er is bijna geen onderwerp te

bedenken waarvoor geen relevante kaart bestaat,

en behalve het passen in de gekozen tijdspanne

(1307-1953) en het relevant zijn voor de verschillende

belangrijke periodes in onze geschiedenis moesten

de kaarten ook geografisch representatief zijn (dat

wil zeggen dat alle provincies vertegenwoordigd

moesten zijn). Daarnaast moest de selectie ook

thematisch representatief zijn. Kaarthistorische rele-

vantie was niet gevraagd en is ook niet aanwezig.

Wel moesten de kaarten fraai zijn, en ze moesten

deels het verhaal vertellen, aangevuld door de

commentaren van de auteurs. De opzet was de

gekozen kaarten elk op een spread af te beelden,

gevolgd door twee pagina’s met commentaar op

de kaart, volgens een vast stramien.

Brandt Corstius gaf aan dat elders de ondergrond

gelijk blijft, maar dat Nederland sedert 1307 totaal

veranderd is, wat de geschiedenis een extra

dimensie geeft. Hij vond desgevraagd de fraaiste

kaart in het boek de cholerakaart van Amster-

dam uit 1866. Van Delft gaf de voorkeur aan de

Hattingakaart van Walcheren waar de karteerders

zichzelf ook hebben weergegeven in de kaartrand,

terwijl Storm de kaart van de vrouwenarbeid rond

de eeuwwisseling prefereerde. Het talrijke publiek

kon hierna de auteurs ook nog vragen stellen,

waarna Jelle Brandt Corstius van de uitgever het

eerste exemplaar van het boek ontving.

De uitgave van het boek betrof een samenwerking

tussen uitgever Lannoo, de Koninklijke Biblio-

theek en de Allard Pierson-collectie van de UvA.

Een paar kaarten waren aan andere collecties

zoals het Nationaal Archief en het Amsterdamse

gemeentearchief ontleend. Het lijkt me een goede

ontwikkeling dat medewerkers van deze collecties

ook zelf de tijd krijgen om in deze vorm over hun

kaartcollecties te publiceren en daarmee aandacht

voor en bekendheid van die collecties stimuleren.

Ter gelegenheid van de presentatie van dit boek

was in de KB een tentoonstelling ingericht van

40 kaarten die de geschiedenis van Nederland

markeren.

Ferjan Ormeling, redacteur.

Boek

De geschiedenis van Nederland in 100 oude kaarten

Page 10: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

8 | Geo-Info | 2019-4

In zijn ook fraai vormgegeven Nederlandse

proefschrift (476 pagina’s, inclusief 200 kaarten)

beschrijft Huib Ekkelenkamp de nauwe

verbondenheid tussen de koloniale geschiede-

nis van Nederland en de ontwikkeling van de

technische wetenschappen, in het bijzonder

de geodesie. Deze verbondenheid is vaak

onderbelicht. Zo wordt er van F.J. Ormeling

[1912-2002] bijvoorbeeld vermeld: ‘Hij heeft zijn

opgedane kennis en ervaring uit Indië in het

onderwijs en tal van publicaties gedeeld.’ Ekke-

lenkamp studeerde ooit elektrotechniek aan de

TH, maar is intussen vrijwilliger bij de stichting

De Hollandse Cirkel (DHC) voor de geschiedenis

van de geodesie. Ook veel DHC’ers worden in

het dankwoord genoemd - zelfs ik.

Ekkelenkamp promoveerde op ‘Indonesië op de kaart’Onder de kop ‘Zonder Indonesië geen TU Delft’ startte op de promotiedatum het persbericht op

www.tudelft.nl zó: ‘De oprichting van de TU Delft moet gezien worden als een gevolg van de Nederlandse

activiteiten in Indonesië. Dat concludeert ir. Huib Ekkelenkamp (69), die dinsdag 9 april promoveerde op de

rol van de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië bij de ontwikkeling van de geodesie in Nederland.’ 

Promotieverslag

Presentatie vooraf (foto Adri den Boer).

Vijf van de twaalf stellingen bij het

proefschrift van Huib Ekkelenkamp:

1. Het ontstaan van de ingenieursop-

leiding aan de TU Delft kan niet los

gezien worden van onze betrokken-

heid bij Nederlands-Indië. De geo-

desie heeft hiervoor het fundament

gelegd (dit proefschrift).

4. De geodetische wetenschap is op

een significant hoger plan gekomen

als gevolg van de Nederlandse

koloniale activiteiten in Nederlands-

Indië (dit proefschrift).

6. Het overheersende negatieve

oordeel over kolonialisme in de

huidige samenleving vormt een bar-

rière voor het zien van toenmalige

positieve bijdragen.

8. Spoorwegen aanleggen zonder

landmeten is als een tunnel graven

zonder te weten waar je uitkomt.

10. Eén kaart kan meer zeggen dan

1000 woorden, maar een enkel

woord kan een kaart aanzienlijk

verduidelijken.

Page 11: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 92019-4 | Geo-Info

Het koloniaal verleden in voormalig Neder-

lands-Indië bracht technische problemen met

zich mee, die om snelle oplossingen vroegen.

In de geodesie en de landmeetkunde kregen

ingenieurs te maken met voor hen onbekende

fenomenen, zoals schietloodafwijkingen ten

gevolge van vulkanen en atmosferische refrac-

tie door het tropische klimaat. De noodzaak

tot praktische oplossingen had daardoor een

snelle verdieping in de theoretische kennis tot

gevolg. Hierdoor werd het Delftse college-

materiaal steeds aangepast aan de laatste

inzichten. Nederlandse ingenieurs moesten

ook worden opgeleid om in Indië aan de slag

te kunnen!

Promotoren

De mannelijke Nederlandse promotoren van

Huib Ekkelenkamp waren professor Ramon

Hanssen (TU Delft) en professor Wim van den

Doel (Universiteit Leiden). De promotiecom-

missie bestond verder uit de hoogleraren Mar-

tien Molenaar (emeritus Universiteit Twente),

Menno Jan Kraak (Universiteit Twente), Ben

Schoenmaker (Universiteit Leiden), Peter van

Oosterom (TU Delft) en Roland Klees (TU

Delft). Professor doctor J.J. Smit (TU Delft) was

plaatsvervangend rector-magnificus.

Presentatie vooraf

In zijn presentatie vooraf bekende Huib

Ekkelenkamp dat de subtitel ‘De rol van de

Nederlandse aanwezigheid in Indonesië bij de

ontwikkeling van de geodesie in Nederland’

van promotor Hanssen was. Had het Indonesië

daarin ook geen Nederlands-Indië kunnen

of moeten zijn? Zijn presentatie bevatte veel

interessante informatie, zoals het feit dat

Nederland dankzij Indië jarenlang het grootste

islamitische land ter wereld was - en daar ook

trots op was. Het was ook de tweede koloniale

macht op aarde. ‘Jakarta heeft 30 miljoen

inwoners, in Nederland valt de drukte wel

mee’, aldus een ander statement.

Java kreeg tweemaal zoveel spoorweglengte

als Nederland (wel enkel ‘Kaaps’ spoor) en een

vergelijkbare verhouding binnen het aantal

bruggen. De TH in Bandung deed volgens Ekke-

lenkamp niet onder voor die in Delft en er was

ook de eerste promotie in heel Azië. De promo-

vendus verklaarde ook kort zijn onderzoekgrens-

jaren 1800 en 1990: na de VOC en vóór de GPS.

Voor de vroegmoderne communicatiemiddelen

kwamen was Nederlands-Indië in 100 dagen per

schip bereikbaar en duurde een antwoordbrief

dus minstens 200 dagen.

Academische vragen

Molenaar mocht het spits afbijten en vond

Ekkelenkamp ‘bijna geodeet geworden’. Hij ging in op de subtitel, zag verschillen

tussen Wageningen, Delft en het ITC en

vroeg waar in Indonesië het meest van de

Nederlandse achtergrond herkenbaar was

en andersom. Molenaar vond in recenter

onderwijs geen impuls uit Indonesië meer.

Dat hing ook volgens de promovendus van

de tijd af: luchtfotogrammetrie werd eerder

in Indië gebruikt (het proefschrift noemt

rapportages over fotogrammetrie in Indische

TD-jaarverslagen vanaf 1918).

Professor Smit spreekt tijdens de buluitreiking (Foto: Adri den Boer).

Page 12: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

10 | Geo-Info | 2019-4

Kraak vroeg onder meer of Ekkelenkamp

inderdaad in de ruimte geweest was om de

satellietfoto voor het kaft te maken, zoals een

bronvermelding suggereerde. De promo-

vendus zei blij te zijn met de vraag en kon

zodoende alsnog naar de NASA verwijzen.

Bij de discussie over kaarten beval hij de lezers

weer aan om voor raadpleging vooral een

loep te kopen! Kraak miste een direct vergelijk

tussen topografische kaarten uit Nederland en

uit Indië. Die was er wel in de tekst, bijvoor-

beeld over kleurweergaven, maar er was ook

in beide gebieden door de jaren heen geen

uniformiteit. Schoenmaker verwees naar

stelling 6 (zie kader) en vond het proefschrift

passen in een positief westers techniekbeeld.

Was ook de doelstelling van het karteren geen

overheersen? Ekkelenkamp erkende dat en zag

ook dat de kaarten ontstonden vanuit de wens

van een ‘kaart van óns gebied’. Jaarverslagen

van de Indische Topografische Dienst leken

hem een rooskleuriger beeld te geven dan

de werkelijkheid was. De kaarten hadden een

militair doel, waren er later ook voor landrente-

metingen van de overheerser, maar ook voor

irrigatie. Van Oosterom miste een bijdrage

over de kadastrale kartering, maar kadastrale

kaarten kwam de promovendus gewoon

weinig tegen in zijn onderzoek. Een vraag naar

de derde dimensie werd beantwoord met een

verwijzing naar vulkaanpresentaties en naar

kustaanzichten voor navigatie.

Klees vroeg concrete voorbeelden van de

wederzijdse invloeden. De promovendus ging

in op de zwaartekrachtmetingen van Vening

Meinesz in de Archipel. De Marine stelde

daar een onderzeeër voor beschikbaar en dat

was niet gebeurd als er geen kolonie was.

Men vond schietloodafwijkingen die men in

Nederland niet kende en daar was zelfs meer

dan wetenschappelijke aandacht voor. Op de

vraag wat er na 1949 anders was, kwam ook

het toen gebruiken van geallieerde kaarten

aan de orde. 1949 wás een breuk. Bij Van den

Doel kwam aan bod dat indologen eerst in

Delft en later in Leiden werden opgeleid.

Een Salomonsoordeel daarover wilde de

promovendus niet geven, maar hij kon niet

laten om te zeggen dat bijvoorbeeld voor

spoorlijnaanleg toch Delftse ingenieurs nodig

bleven.

Hanssen besloot met vragen van het hoogste

niveau, zoals die naar het waarom van een

onderzoek als voor dit proefschrift werd

gedaan (‘Naast de behoefte van de auteur’, zo

relativeerde hij ook).

Een andere vraag was: kan men van het

verleden leren voor de toekomst? Ekkelen-

kamp vond dat men vooral kon leren wat men

niét moest doen in plaats van wat men zou

moeten doen. Respect voor voorgangers was

echter ook een punt.

Slot

Na het beraad van de commissie kon uiteraard

de koker met de bul worden uitgereikt. Voor in

het prachtboek blijkt al dat de auteur zich qua

historie niet tot 1800-1990 beperkte. Staat er

niet een spreuk in van Marcus Valerius Martialis

(40-104): ‘Wie ook van het verleden geniet leeft

dubbel’? Deze promotie was ook een illustra-

tie dat ze in Delft ook nog in het Nederlands

kunnen en mogen … Is hij ook niet de eerste

met in de cv van de promovendus de vrijwil-

ligersfunctie bij de stichting De Hollandse

Cirkel? Bij de 804 literatuurverwijzingen komen

natuurlijk ook artikelen uit het tijdschrift

De Hollandse Cirkel, uit Caert-Thresoor en uit

NGT Geodesia voor!

Adri den Boer, redacteur

v

k

K

w

in

M

d

w

M

N

d

v

h

a

D

D

E

p

la

sp

b

H

n

o

g

re

E

v

k

n

m

e

N

d

h

h

n

(4

dBoekomslag (foto Adri den Boer).

Promotieverslag

Page 13: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 112019-4 | Geo-Info

Net terug van vakantie en direct een opdracht van Roelof. Hij vindt het

tijd dat ik een kort stukje voor ons blad schrijf, een stukje vanuit het

bestuur. Dat zie je in veel verenigingsbladen. En overal wordt diegene ‘die

kennelijk aan de beurt is’ toch verrast en in veel gevallen ietwat onrustig.

Ik ook. Die vakantie op een warm eiland, waar het minder warm was dan

hier, hielp ook niet.

Daarvoor was ik langdurig uit de (bestuurs)roulatie door fysiek gedoe, of

meer door het gebrek om daar fatsoenlijk mee om te gaan. Ik probeerde

tijdens een vorige vakantie in een hotel mijn ontbijtbord te vullen en

zag een slinks opgestelde hindernis te laat. Dat was in Italië. Italianen zijn,

hoewel volgens mijn vrouw altijd goed gekleed (ook tijdens het ontbijt),

toch niet zo groot. De blokkade was voor een gemiddelde Italiaan vast

goed te zien, ze liepen achteloos vlot naar en van de uitgestalde lek-

kernijen. Dat gold niet voor mij. Ik maakte een forse salto en probeerde

de val professioneel op te vangen. Ik kreeg nog net geen applaus voor

de uitvoering, maar zat even later omringd door omstanders en filekijkers

(met de croissants nog in de aanslag) flink gehavend op een bank met

een bezorgd Amerikaans artsenechtpaar (best flink van postuur en nog

nooit gevallen tijdens een ontbijt) naast me.

Dit jaar ging dat anders. Niet door mijn oplettendheid of toegenomen

atletisch vermogen maar door de zorgen van mijn vrouw. Ik mocht niks.

Zij deed alles. Ook mijn ontbijtbord vullen. Ik heb gedurende die week

geen enkele kans gehad te vallen of iets te breken. Dat was best leuk,

maar viel toch op. De rest van de vakantiegangers had mijn bijzondere

positie snel door en gaf daar hun eigen invulling aan. Mannen keken mij

bewonderend aan (“Zo, jij hebt het goed voor elkaar”), vrouwen tegenge-

steld (“Wat een arrogante kwast ben jij”). En er waren heel veel vrouwen.

Hoe dan ook, dit jaar niets gebroken of afgescheurd.

En dan gelijk aan het werk gezet door Roelof. Ik heb wel meer in vereni-

gingsbladen geschreven en vaak wordt de dagelijkse gang van zaken

aangestipt. Doen wij ook. Dingen die spelen en van belang zijn voor de

leden en vereniging. In mijn vorige bijdrage ben ik dieper ingegaan op

de veranderingen die het verenigingswezen ondergaat en hoe daarmee

om te gaan. Een worsteling die voortduurt. Ik ben daar eerlijk in. Verjon-

ging was een belangrijk punt, ook bestuurlijk. Bestuurlijk elan begint in

mijn beeld toch echt bij ‘young professionals’, zoals dat in goed Neder-

lands heet. Young Surveyors, Young GIN en ga zo maar door. Een ver-

eniging met de jeugd heeft de toekomst. Ik prijs me dan ook gelukkig

dat ons bestuur inmiddels een aantal jonge bestuurders in ons midden

heeft. Zij kijken dan toch anders naar de behoeften van leden, de regio,

een GeoBuzz, een GIN-Gala, opleidingen, certificering, een FIG Working

Week in Amsterdam volgend jaar en ga zo maar door. Prachtig. En er

komt dit jaar meer ruimte. Twee oude knarren (sorry Roelof, die andere

ben ikzelf) treden in november af. De vacatures verschijnen binnenkort.

Kans om mee te werken aan het vele werk waar onze prachtige vereni-

ging voor staat! Kans om samen te werken met enthousiaste vakmensen

in een net zo enthousiast bestuur in de dynamiek van geo-informatie

binnen Nederland en over onze grenzen. Kom ons versterken!

Peter Hoogwerf

Oude knarren maken ruimte

VerslagVan de bestuurstafel

Page 14: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

12 | Geo-Info | 2019-4

Enkele weken geleden sprak ik met een

IT-manager die verantwoordelijk was voor

de modernisering van een logistiek infor-

matiesysteem: het wereldwijd bezorgen van

‘pakketjes’. Op de vraag wat hij lastig vond in

zijn werk was het antwoord: de lengte van de

informatieketen. Het bleek onmogelijk te zijn

om de keten van de productlijn in één keer

te moderniseren. De keten werd opgeknipt

in twee delen. De output van het eerste,

vernieuwde deel werd terug geconverteerd

naar de input voor het tweede deel. Dat was

meer werk dan verwacht. Nu zijn ze bezig het

tweede deel van de keten te moderniseren,

waarna de tijdelijke oplossing definitief stopt.

Veel desinvestering, maar het is de enige route

om de klus te klaren en de productie op peil

te houden.

Kort daarop raakte ik in de trein met een

programmeur aan de praat. Hij bleek te

zijn gespecialiseerd in het converteren van

bestanden van een vernieuwde productlijn

naar input voor de oude productlijn (‘terug-

conversie’). “Nooit aan beginnen. Het blijft

tobben omdat de concepten van de nieuwe

productielijn te veel afwijken van de oude

productielijn. Je krijgt het niet goed voor

elkaar”, stelde hij.

Deze gesprekken zetten het nadenken over

productlijnen en informatieketens op scherp.

Juist in de geo-informatie werken we in lange

ketens en ontstaan afhankelijkheden die we in

beeld moeten hebben. Denk bijvoorbeeld aan

de Omgevingswet en DisGeo (Doorontwikke-

ling van basisregistraties in samenhang). Mis-

verstanden liggen op de loer: productlijnma-

nagement, productiemanagement, productie,

beheer, wat bedoelen we precies? Liggen ze in

elkaars verlengde, of loopt het parallel? Zijn er

al nieuwe technologische oplossingen die

kunnen helpen bij het gefaseerd en gecon-

troleerd upgraden van productlijnen? Of blijft

knippen van productlijnen met ‘terugconver-

sie’ nodig om tot een upgrade te komen?

Productlijnen

Productlijnen gaan over de vraag hoe je

tot een product of advies (het ‘wat’) komt.

Een (mijns inziens gedateerde) definitie kun

je op Encyclo.nl vinden. Voorbeelden van

productlijnen:

• instandhouding van BAG, BGT of andere

basisregistratie door een bronhouder;

• opbouw en gebruik van de AHN (AHN1,

AHN2, AHN3, …);

• het actueel houden en gebruiken van NGR

en PDOK;

• de WION en opvolgers.

Dit zijn allemaal informatieketens die zo lang

zijn dat er sprake is van meerdere product-

lijnen en schakels die aan elkaar leveren.

Genoemde productlijnen zijn verdeeld over

meerdere organisaties. Voorbeelden van

kortere productlijnen zijn:

• beantwoorden van vragen bij een helpdesk;

• het produceren van een eigenarenkaart;

• themakaarten op wijkniveau en het monito-

ren daarvan.

De basis voor een productlijn bij geo-informa-

tie is al jaren hetzelfde, zie figuur 1.

Het verschil met 20 jaar geleden en nu is

dat de informatieketen door standaardisatie

en koppelingen langer is, met ‘digital twin’

als punt op de horizon. Het digitale werk

wordt lokaal of ergens anders op de wereld

uitgevoerd. Het klaarzetten van de omgeving

waarmee producten en diensten voor klanten

gemaakt worden is vaak het grootste deel

van de keten. PDOK is hier een voorbeeld

van. Maar: als een schakel in de keten wordt

gewijzigd, wie heeft dan oog voor het effect

op de volgende schakels in de keten? Het

bedenken van een upgrade van een SDI is

In zijn vorige artikel ging Harrie

van der Werf, professioneel

interimmanager, in op het

belang van zingeving op het

werk. De verbindingsofficier, die

stakeholders en medewerkers

in een informatieketen verbindt,

is een kritische succesfactor.

In dit artikel laat hij zien wat

het belang is van een goed

ingerichte productielijn.

Productlijnmanagement en

eigenaarschap spelen daarbij

een hoofdrol. Dat vraagt

om een andere rol van het

lijnmanagement.

Door Harrie van der Werf

Eigenaarschap: de basis vo o

Figuur 1 – De basis van een geo-productlijn.

Page 15: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 132019-4 | Geo-Info

iets anders dan het implementeren van deze

update. Dit overzien is het werkterrein van de

productlijnmanager(s).

Rol van de productlijnmanager

Een productlijn is onderdeel van een infor-

matieketen die bestaat uit opdrachtgevers,

opdrachtnemers, verbindingsofficieren,

software, data en data-inwinning, verrijking,

metadata, services, infrastructuur, kartografie,

afnemers, afnemers van afnemers, beheerders

van data, software en infrastructuur. Hoe en

wie precies hangt af van de productlijn.

De productlijnmanager richt de productlijn

in. Zelf voer je in deze rol geen opdrachten

voor klanten uit, je zorgt ervoor dat anderen

m.b.v. de door jouw ingerichte faciliteiten op

moderne wijze het werk doen. Om de hele

productlijn ‘up & running’ te houden moet de

productlijnmanager nogal wat doen. De op te

leveren resultaten in deze rol zijn (niet limitatief):

• visie op productlijn/dienst komende 3 jaar,

elk jaar wordt de visie bijgewerkt;

• marketing, bijvoorbeeld door het inrichten

van een etalage met showcases, demo’s,

accountmanagers;

• productlijnontwikkeling en productlijn-

verbetering (dagelijkse en lange termijn

verbeteringen);

• budget, bewaking, een realistisch target

voor opdrachten;

• ingerichte organisatie en werkprocessen;

• samenwerking met productiemanage-

ment, I&A, innovatie en lijnmanagement;

• visie op (de samenhang van productlijnen

en klantbehoeften van) de gehele keten;

• beheerorganisatie waar producten van de

productlijn in beheer worden genomen;

• opgeleide medewerkers;

• life cycle management van de productlijn.

Je moet vakliteratuur bijhouden, naar congres-

sen gaan, vernieuwingen plannen, eventuele

concurrentie monitoren en goed contact heb-

ben met klanten en hun feedback. Niet iets om

alleen te doen. Het is een rol die je het beste

met een paar collega’s in een team uitvoert.

Daar ligt een kans. Deze productlijnteams kunnen

zeer gemotiveerd zijn. Eigenaarschap van een

productlijn leidt tot ‘wij zijn deze productlijn’. Deze

teams vormen het hart van iedere organisatie.

Diensten voor klanten

De relatie tussen het inrichten van een

productlijn en het uitvoeren van (maatwerk)

opdrachten voor klanten is binnen een geo-

ict-omgeving complex.

Figuur 2 toont twee cirkels, met dezelfde

namen en onderdelen. De linker cirkel gaat

over het onderhouden van productlijnen,

de rechter cirkel gaat over het uitvoeren van

opdrachten voor klanten. De betrokken mede-

werkers kunnen in beide cirkels werkzaam zijn.

Met een kans op gedoe: gaat de klant of de

productlijnmanager voor. Dit vereist aandacht

van het management. De samenhang bewa-

ken kan door wekelijks alle opdrachten (voor

klanten en productlijnmanagers) te prioriteren.

De verbindingsofficier communiceert de

besluiten naar alle betrokken medewerkers.

Je hoort het vaak: “We zijn een lerende

organisatie of willen dat worden.” De kracht

van productlijnen is dat het deze vernieu-

wende cultuur mogelijk maakt. Je weet bij

wie je moet zijn als je het werkproces van een

productlijn wilt verbeteren: bij de productlijn-

manager en zijn team.

Productlijnen zijn het ‘haakje’ waar medewer-

kers hun verbetervoorstellen aan ophangen.

Het is goed wekelijks twee uur te reserveren

voor het formuleren en toetsen van verbeter-

voorstellen. Belangrijk aandachtspunten:

• Waardeer het indienen van verbetervoor-

stellen. Ook als het verbetervoorstel niet

goed is. Het beste is: geen oordeel geven,

neem het in behandeling en waardeer

zichtbaar het indienen.

• Koppel terug wat er met het voorstel

gebeurt.

• Richt een snelle besluitvormingsprocedure

in inclusief budget.

Productlijnmanagement

Goed ingerichte productlijnen versterken

eigenaarschap. Het is niet de afdelings-

manager die in zijn eentje bepaalt wat er

gebeurt, het zijn productlijnteams die ervoor

zorgen dat productlijnen goed functioneren.

Als afdelingsmanager ligt je aandacht primair

bij de medewerkers, houd je voortgang- en

ontwikkelgesprekken. Voor het sturen op

inhoudelijke details heb je niet voldoende

tijd. Het is efficiënter tijd te steken in het goed

laten functioneren van de linker en de rechter

cirkel plus de samenhang. Dat biedt meer dan

voldoende inhoudelijke uitdaging. Ik geloof

niet in managers die los staan van de inhoude-

lijke werkzaamheden van werknemers.

Productlijnmanagement en productlijnen

dragen door democratisering van het

eigenaarschap sterk bij aan betekenisvol werk.

Toegerust worden voor je werk, modernise-

o or betrokkenheid

Figuur 2 - Productenlijnen en producten.

Page 16: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

14 | Geo-Info | 2019-4

ring, feedback van opdrachtgevers, life cycle

management: het is haalbaar om het werk zo

in te richten dat er permanente groei ontstaat.

Dat is goed voor de organisatie, goed voor de

medewerker en goed voor de manager.

Struikelblokken

Dit zijn de struikelblokken bij de inrichting van

productlijnen:

• het lijnmanagement heeft minder directe

controle;

• lijnmanagement, productiemanagement

en productlijnmanagement moeten een

positieve samenwerking ontwikkelen;

• productlijnen van lange informatieketens

dreigen onbeheersbaar te worden;

• de samenhang tussen productlijnen onder-

ling en met productie en beheer is complex.

Voordat je met productlijnen en productlijn-

managers werkt liggen deze taken doorgaans

bij het lijnmanagement. Het loslaten van deze

taken, het leren op afstand te sturen, vertrou-

wen durven hebben dat het goed gaat, dat

gaat niet vanzelf.

De technische uitdaging is net zo groot als de

organisatorische uitdaging. Daar zijn positieve

ontwikkelingen te noemen. API’s (application

programming interface) die datawarehouses

ontsluiten (en goed gedocumenteerd zijn),

services in combinatie met API’s: met deze

componenten in de architectuur kunnen je

informatieketens zowel loskoppelen als aan

elkaar verbinden. Dan hoeft de informatieke-

ten niet in zijn geheel in één keer te worden

vernieuwd (het Kadaster in onlangs beloond

voor een dergelijke API).

Het managen van productlijnen is een (perma-

nent) verandertraject waar we, juist door de

combinatie met technologische vernieuwing,

de komende jaren veel van gaan meemaken.

En als we het upgraden van productlijnen als

kans zien voor democratisering van eigenaar-

schap, kunnen we in de geo-informatie een

voor medewerkers buitengewoon motiverend

werkveld laten ontstaan.

Samengevat

• Informatieketens wordt langer en bestaan uit

meerdere productlijnen en schakels.

• Het managen van productlijnen is veel werk

en complex: doe het niet alleen.

• Voor de meeste medewerkers geldt dat

meedenken in verbeterprocessen motiveert.

Het versterkt eigenaarschap en dat is een

goed aanknopingspunt voor betekenisvol

werk. Dit verbeterproces faciliteren is relevant.

• Scheid en verbind lijnmanagement, product-

lijnmanagement en productiemanagement.

• Productlijnmanagement, verbindingsofficie-

ren en lijnmanagement vormen trio’s die het

beste in elkaar naar boven halen.

• Als je productlijnen niet goed inricht, kun je

innovatie en proactiviteit van medewerkers

vergeten. Zelfs als medewerkers het in zich

hebben om innovatief en proactief te denken.

• Technologische vernieuwing (API’s,

services) zal het beheerst en gecontroleerd

upgraden van productlijnen beter gaan

ondersteunen.

Harrie van der Werf is directeur

van InformatieWerf BV.

Hij is bereikbaar via

[email protected].

Onderzoek bodemdaling moet overheden helpen

‘Een breed wetenschappelijk onderzoek

naar bodemdaling moet overheden, bur-

gers en bedrijven meer informatie geven

hoe ze moeten omgaan met bodemdaling.

Een breed consortium van universiteiten

wil verschillende wetenschappelijke discipli-

nes samenbrengen om het onderzoek naar

fundamentele oorzaken van bodemdaling te

combineren met de gevolgen van beleidsbe-

slissingen. Voor het onderzoek is 5 miljoen euro

uitgetrokken.

Oorzaken

Bodemdaling is de laatste jaren weer op de agenda

gezet, maar de oorzaken van zakkende grond kan

nogal verschillen. Verdroging van veengronden,

maar ook het onttrekken van grondwater, delfstof-

fen, en de langere droge periodes door klimaatver-

andering kan allemaal een rol spelen. Bovendien

verschilt het per plaats, net als de beste aanpak om

bodemdaling tegen te gaan.

 

Gegevens

Daarom is het van belang om eerst de oorzaken

uit te splitsen, zegt initiatiefnemer en fysisch

geograaf Esther Stouthamer. ‘Om dat allemaal

te kunnen bereiken willen we allereerst kun-

nen beschikken over nauwkeuriger gegevens.’

Met die gegevens willen de wetenschappers

bepalen hoe snel de Nederlandse bodem zakt.

‘Door bodemdalingsmetingen met satellieten

te combineren met grondmetingen op proef-

velden en met 3D-kaarten van de opbouw van

de ondergrond, kunnen we met computer-

modellen voor het hele land de oorzaken voor

bodemdaling analyseren. Dat is nodig om per

locatie uit te splitsen wat de precieze oorzaken

zijn, en welke combinaties nu tot snelle en

langdurige bodemdaling leiden.’

 

Kosten

Met die modellen kunnen ook voorspellingen

van bodemdaling worden gemaakt en wat dat

gaat kosten ‘Dit doen we voor meerdere toe-

komstscenario’s, met en zonder veranderingen

in landgebruik en waterbeheer. Dit vormt een

basis voor nieuw te vormen beleid, en voor

het bedenken van nieuwe oplossingen om

er als maatschappij mee om te gaan.’ De Uni-

versiteit Utrecht leidt het onderzoek, en werkt

samen met TU Delft en Wageningen University.

Ook kennisinstituten als Deltares, TNO en Wage-

ningen Research doen mee met het onderzoek.’

(Michiel Maas, in: Binnenlands Bestuur, 13 juni 2019)

Antieke ijkklok nu in depot TU Delft

In Geo-Info nummer 7, 2012 schreef ik op

pagina 39 over ‘Antieke ijkklok herplaatst

in Delfts Geodesiegebouw’. Hij was daar in

1975 uit verdwenen.

Donderdag 27 juni 2019 nu is deze klok van

Strasser & Rohde verplaatst naar het depot Bij-

zondere Collecties van de TU Delft.

“Sinds die datum hoeven niet meer iedere

week de 98 treden van het trappenhuis van de

toren op Kanaalweg 4 te worden beklommen”,

aldus Joop Gravesteijn.

Adri den Boer, redacteur

Page 17: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 152019-4 | Geo-Info

De term ‘digital twin’ hoor je steeds vaker als belangrijke

ontwikkeling in relatie tot 3D-geo-informatie. Is dit een nieuw

buzzwoord voor geo-informatie? Of gaat het hier echt om

een nieuw concept? Met (3D) geo-informatie leggen we

actuele data over onze omgeving vast met als doel om deze

werkelijkheid te begrijpen en om via scenario’s te kunnen

voorspellen wat ingrijpen in deze werkelijkheid voor impact

heeft.

Een klein beetje zoeken op internet en een rondvraag om

me heen leert mij dat het concept ‘digitial twin’ zijn oorsprong

kent (en al vele jaren als zodanig wordt gebruikt) als virtuele

versie van een product of apparaat om efficiëntie te opti-

maliseren en ‘wat als’-scenario’s te analyseren. En recent wordt

de term dus gebruikt voor steden, gebouwen en andere

objecten in de fysieke ruimte.

Op het eerste gezicht is digital twin dus inderdaad niet

veel anders dan wat wij met 3D- en 2D-geo-informatie

beogen. Met nieuwe technieken voor 3D-inwinning en

-beheer, sensoren in de openbare ruimte, de sterke opkomst

van BIM en een groeiend bewustzijn van de meerwaarde om

alle (actuele) data over de werkelijkheid te integreren, zijn er

natuurlijk wel nieuwe vragen voor ons vakgebied. Maar de

fundamentele vragen lijken, ook met de introductie van een

nieuw term als digital twin, gelijk te blijven.

Aan de andere kant is digital twin voor beleidmakers en

beslissingnemers een makkelijk te begrijpen metafoor - al zou

‘digital clone’ misschien beter de betekenis dekken. We wil-

len immers de digitale representatie van het ding, niet het

broertje of zusje ervan.

Daarnaast is een toegankelijke term als promotie van ons vak-

gebied om meer te doen met geo-informatie altijd welkom.

Maar ik zie ook een risico. Op globaal niveau heeft

iedereen hetzelfde (positieve) idee over de betekenis van een

concept als digital twin (en soortgelijke alles overkoepelende

concepten als geo-BIM), maar op concreet niveau valt er

van alles onder: van puntenwolken die worden omgezet

naar BIM-modellen en zeer gedetailleerd gemodelleerde

bouwwerken tot 3D-stadsmodellen en mooie visualisaties.

Dit is zo allesomvattend dat het weer weinig richtinggevend

is. Wat betekent digital twin in de praktijk? Wie gaat wanneer

wat doen (en financieren)? Wie zijn de stakeholders? Wat zijn

de technische uitdagingen? Hoe ziet de implementatie eruit?

En de standaarden die hiervoor nodig zijn?

Een belangrijke vraag is ook in welke mate en op welke

manier al deze concretiseringen zoveel anders zijn dan

wat we beogen met Digitaal Stelsel Omgevingswet en

Doorontwikkeling in Samenhang. Voor sommige overheids-

organisaties (en sommige managementlagen) zal het

trouwens moeilijk zijn om de snelle opeenvolging van

buzzwoorden bij te houden en ook te snappen dat het niet

per se (opnieuw) een nieuwe ontwikkeling betekent.

Ook kan het fancy imago van deze termen ons in de weg

gaan zitten. De ene demo over digital twin is nog mooier en

veelbelovender dan de andere en er wordt veel geïnvesteerd

in mooie visualisaties. Maar uiteindelijk gaat het er ons om

de data aan de achterkant goed op orde te hebben via een

actuele, samenhangende correcte objectenregistratie waarbij

objecten zowel een 2D- als 3D-representatie hebben op

verschillende detailniveaus en verschillende toepassingen

(én landsdekkend zijn) en om dit te laten landen in de praktijk

zoals in processen als vergunningsverlening of energietran-

sitie. Of dat nu onder de vlag van digital twin, geo-BIM,

3D-stadsmodel of de Omgevingswet is.

Helaas is het belang van deze achterkant minder goed te

‘showen’ dan de fancy demo’s. Dus hoe zorgen we voor vol-

doende aandacht (en dus financiering) voor deze belangrijke

(maar minder zichtbare) achterkant in combinatie met het

groeiende gebruik van deze overkoepelende termen?

Je kunt je afvragen: what’s in a word? Maar als er

ogenschijnlijk nieuwe kennisdomeinen gaan ontstaan (met

eigen communities, congressen, standaardisatie initiatieven,

enzovoort) rond concepten die min of meer hetzelfde zijn,

bestaat er een risico dat we met hernieuwde energie en

financiering (en nieuwe experts) gaan werken aan kennis en

oplossingen die er al zijn en ook opnieuw aan showcases en

pilots om onze financierders te overtuigen. En dat we hierbij

opnieuw de achterkant onderbelicht laten.

Digital twin is een mooi nieuw concept dat ons vakge-

bied toegankelijk maakt. Laten we het op die manier gebrui-

ken. Maar laten we niet vergeten dat ook hiervoor - wellicht

minder fancy - kennis nodig is over en oplossingen voor

3D-data-inwinning en bijhouding, modellering en het gebruik

van 3D-data en het omgaan met de kwaliteit ervan.

Jantien Stoter

Hoogleraar 3D-geo-informatie bij TU Delft en

tevens werkzaam bij Kadaster en Geonovum

[email protected]

Column

Is digital twin het nieuwe 3D?

Jan

tien

Sto

ter

Page 18: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

16 | Geo-Info | 2019-4

Het vak van landmeter verandert

voortdurend en snel. Met de

invoering van GPS verdwenen de

tweemans- en soms zelfs nog de

driemansmeetploegen en ging

men massaal ‘robotic’ werken.

Het landmeten neemt nu letterlijk

en figuurlijk een vlucht. Steeds vaker

wordt er gebruik gemaakt van

het inwinnen van data middels

Airborne en Mobile LIDAR (Laser

Imaging Detection And Ranging).

Door Sander Bayens

De gemeente Tilburg past deze techniek

toe in het project ‘Snelfietsroute Tilburg-

Breda’ (F58). Hiervoor wordt echter wel de

gemeentegrens ‘verlegd’.

Snelfietsroute

Een snelfietsroute kenmerkt zich door een

comfortabele en regionale fietsverbinding te

zijn zonder oponthoud van A naar B. Ook vanuit

Tilburg worden een aantal van deze routes

aangelegd. De snelfietsroute naar Breda is er

hier één van. De route zal, behalve de gemeente

Tilburg, ook de gemeenten Gilze en Rijen, Oos-

terhout en Breda doorkruisen. Ook de provincie

Noord-Brabant heeft gronden in eigendom

waarop de route gepland is. Hiermee is de

provincie ook direct betrokken bij dit project.

Gemeentegrens

Van de projectleider openbare ruimte kwam

het verzoek aan Geo-Informatie tot een

hoogtemeting over het tracé. Zoals gebrui-

kelijk worden de details in een project overleg

besproken en afgebakend. Hierbij heeft het

team Geo-Informatie het advies uitgebracht

om de meting te laten uitvoeren middels

LIDAR, aangevuld en gecontroleerd met

traditionele metingen (tachymetrie en

waterpassen).

LIDAR wordt binnen dit project op twee

manieren ingezet: met Airborne en Mobile.

Deze methodiek heeft als groot voordeel dat

op een snelle en veilige manier een enorme

hoeveelheid data ingewonnen wordt. Nog (te)

vaak kijken gemeentes niet verder dan de

eigen gemeentegrens; ook bij projecten met

een meer regionaal karakter. Normaal gezien

zou dit voor de snelfietsroute ook zo geschie-

den. Echter, mede vanwege de wijze van

inwinnen is besloten alle betrokken partijen

te benaderen met de vraag of zij mee willen

doen aan een samenwerking, waarbij de

gemeente Tilburg het project aanstuurt.

Participatie

De verschillende gemeentes en de provincie

Noord-Brabant zijn alle afzonderlijk benaderd

met een voorstel tot participatie. Alle partijen

zijn bijzonder benieuwd naar LIDAR en het

resultaat hiervan. Daarnaast zien zij de meer-

waarde van participatie. Met uitzondering van

de gemeente Breda geven alle partijen aan

mee te willen doen. De gemeente Breda heeft

om uiteenlopende redenen op dit moment

geen behoefte aan een hoogtemeting mid-

dels LIDAR op haar grondgebied van het tracé.

Van alle participerende partijen zijn de wensen

ten aanzien van de meting en levering van het

resultaat geïnventariseerd om te komen tot

een gezamenlijke vraag. De wensen per partij

zijn in grote lijnen hetzelfde. Dit toont eens te

meer aan dat samenwerken loont.

DTM

Het gehele tracé van Tilburg-centrum tot

aan de gemeentegrens met Breda wordt

gemeten en geleverd als een DTM (Digitaal

Terrein Model). Hierbij worden de specificaties

van Rijkswaterstaat aangehouden. Het DTM

wordt gegenereerd uit de 3D-pointcloud, het

resultaat van Airborne en mobile LIDAR.

‘Een landmeter controleert zichzelf!’ Deze slogan

wordt dagelijks toegepast door ook de land-

meters van de gemeente Tilburg. Met dit in het

achterhoofd is in de vraag opgenomen, dat er

controle op de point cloud plaatsvindt middels

traditionele metingen. Overigens zal er altijd een

gedeelte aanvullend gemeten moeten worden,

aangezien ook LIDAR niet altijd een 100%-dekking

van het projectgebied bereikt. Het traditioneel

meten heeft dus een tweeledig doel.

Het projectgebied wordt met een LIDAR-3D-la-

serscanner vanuit een vliegtuig ingemeten,

waarbij het mogelijk is eventueel aanwezige

vegetatie en begroeiing uit de meting te

elimineren. Hiermee is het mogelijk de werke-

lijke maaiveldhoogte te meten. De vlucht zal

worden uitgevoerd conform de eisen gesteld

in ‘Specialized Operations’ van het luchtvaart-

reglement. Zeker omdat het projectgebied voor

een deel grenst aan een militair vliegveld is hier

extra aandacht voor geweest. Tevens wordt het

projectgebied met een LIDAR-3D-laserscanner

vanaf een meetauto ingemeten.

Tilburg verlegt grenzen vo o

Snelfietsroute in cijfers

Uit de vraag voor het DTM kunnen we

uiteindelijk ook een aantal waarden

genereren:

• totale lengte snelfietsroute: ± 25km;

• totale lengte snelfietsroute

binnen de opdracht: ± 17km;

• totale oppervlakte binnen

de opdracht: ± 41ha;

• aantal controlepaspunten: ± 112.

Page 19: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 172019-4 | Geo-Info

Zoals gezegd wordt de uitval gemeten op

traditionele wijze. Dat houdt in dat er tachy-

metrisch gemeten wordt in combinatie met

een doorgaande waterpassing. Ook worden

er verschillende controlepunten gemeten

(verspreid over het projectgebied). In Tilburg

kiezen we bewust voor ‘ouderwets’ waterpas-

sen boven GPS-RTK-hoogtes. Zeker nu vanuit

de gemeente Tilburg het project wordt aange-

stuurd voor participerende (buur-) gemeentes

en de provincie wil men zeker zijn van een

goed en betrouwbaar resultaat.

Drie datasets

Om te komen tot een DTM conform de al

wat oudere specificaties van Rijkswaterstaat

worden de drie datasets samengevoegd en

aan elkaar gerelateerd. Dit DTM zal worden

uitgewerkt op basis van de productspecifica-

ties DTM-Ontwerp en Digitaal Terrein Model

ten behoeve van ontwerp en uitvoering (bron:

Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur

en Milieu, 1 juni 2013).

Uitvoering

Het team Geo-Informatie van de gemeente

Tilburg heeft al jaren geleden een raamcon-

tract afgesloten met het landmeetkundig

bureau Agel Adviseurs. Zij voeren alle voorko-

mende metingen namens de gemeente uit.

Het DTM van de snelfietsroute is zo’n meting.

Agel Adviseurs voert hierbij de meting uit

o or snelfietsroute F58

Meetvliegtuig. Scanauto.

Voorbeeld uitwerking DTM.

Page 20: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

18 | Geo-Info | 2019-4

onder regie van het team Geo-Informatie.

De regievoering wordt in dit project ook

namens de participerende partijen gedaan.

Onderdeel voor en tijdens de uitvoering is de

kalibratie van de gebruikte apparatuur.

Alle apparatuur in het LIDAR-scansysteem

wordt individueel volgens fabrieksspecifica-

ties gekalibreerd. Daarna wordt de volledige

meetopstelling in z’n geheel getest en

gekalibreerd. Dit gebeurt door middel van een

uitgebreide kalibratie van het systeem:

Horizontale en verticale afstanden van de

LIDAR-sensor en bijbehorende GPS-antenne

zijn nauwkeurig met behulp van een tachy-

meter ten opzichte van een referentiepunt

ingemeten. Deze waarden zijn vervolgens

ingevoegd als offset-parameters in de soft-

warekalibratie.

Naast deze kalibratie worden er periodiek

testlijnen ingemeten met de tachymeter om

de kalibratie te controleren.

Daarnaast heeft de raampartij een kwali-

teitsplan ingediend. Hierin is onder andere

opgenomen:

• Alle gebruikte meetsystemen beschikken

over een geldig kalibratierapport van de

leverancier.

• Bij afwijkingen wordt er een nieuwe kalibra-

tie uitgevoerd op basis van de specificaties

vanuit de fabriek/leverancier.

• Raampartij beschikt over een procesbege-

leider die de gehele datastroom binnen het

project begeleidt.

• Van de interne server wordt tweemaal per

dag een back-up gemaakt op een externe

harde schijf.

• De ruwe data wordt door middel van

software opgeschoond tot een geclassifi-

ceerd model vanwaaruit alle maatvoering

gegenereerd kan worden.

Oplevering

Ten aanzien van de oplevering van het DTM zijn

in de vraag een aantal uitgangspunten opgeno-

men waaraan de oplevering moet voldoen:

• per participerende partij wordt de point

cloud geleverd (.las-formaat);

• van het gehele tracé wordt de point cloud

geleverd;

• per participerende partij wordt een DTM

geleverd conform specificaties Rijkswaterstaat;

• van het gehele tracé wordt een DTM geleverd

conform specificaties Rijkswaterstaat.

• 3D bestand in .dgn- en .dwg-formaat;

• stamvoethoogtes van de bomen;

• hoogte riooldeksels (tevens een aantal putten

binnen Tilburg);

• dorpelhoogtes van panden, gelegen kort

tegen het tracé.

Voordelen LIDAR

• LIDAR is een relatief nieuwe techniek, die

een aantal voordelen biedt ten opzichte

van het traditionele meten. Te denken valt

hierbij aan:

veiligheid: er is minder fysieke inzet van

mens en machine nodig op en rond de

openbare weg;

• minder tijdelijke verkeersmaatregelen;

• snellere inwinning van data;

• gelijktijdige 360°-foto-opnames (alleen bij

mobile LIDAR);

• veelvoud aan data die op een later tijdstip

van waarde kan zijn.

Alle participerende partijen hebben hun

vertrouwen uitgesproken in de innovatieve

methodiek van inwinnen en in de samenwer-

king. Hierbij kan men zichzelf de vraag stellen

wat nu eigenlijk de grootste innovatie is: de

techniek, of het gegeven dat gemeentes en

provincie de bereidheid tonen om samen te

acteren binnen een project. In een tijd waarin

iedereen roept dat we het vooral sámen

moeten doen, heeft de gemeente Tilburg

de stoute schoenen aangetrokken en het

gewoon ook echt gedaan. Samen. En daar

mag men best trots op zijn!

Sander Bayens is specialist land-

meten/adviseur geo-informatie

bij de gemeente Tilburg.

Hij is bereikbaar via:

[email protected].

Tekening voor uitvraag DTM.

Page 21: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 192019-4 | Geo-Info

Professor dr. F.J. Ormeling heeft mij als student kartografie

op een professionele manier leren liegen. Volgens hem

moeten alle kartografen liegen. Je kunt immers de werkelijk-

heid niet verkleinen zonder dingen weg te laten. Bovendien

zorgt deze selectie ervoor dat je door de bomen het bos kunt

zien en dat je als kaartlezer gefocust kunt zijn op het thema.

Kartografie is dus de kunst van het weglaten: minder is meer.

Als kartograaf word je opgeleid om je zo goed mogelijk

te verplaatsen in het doel van de kaart en het type kaartlezer.

Wat is de boodschap van de kaart? Waar moet je op focussen?

Hoe ingewikkeld mag het zijn voor je doelgroep? Als je dit

spel goed beheerst dan weet je precies voor welk thema

je welk kaarttype kunt gebruiken, welke kleuren het meest

geschikt zijn voor een specifieke legenda, welke projectie het

beste bij welke regio past, enzovoort. Feitelijk is de hele studie

een combinatie van wiskunde en waarnemingspsychologie.

Inmiddels leven we in een totaal andere wereld dan waar

ik als student in ben opgevoed. Daarmee is de rol van de

kartograaf wezenlijk veranderd. Ik ben geschoold met de stel-

ling dat ‘wij kartografen’ de burgers wel even zouden voorzien

van correcte en prettig leesbare kaarten, gedrukt in kranten of

atlassen. Bij de productie van een nieuwe wegenatlas gingen

kartografen zorgvuldig bronnenonderzoek doen naar de

nieuwe wegen en wijken die in de tussentijd waren aange-

legd. Bij de productie van een schoolatlas zat een heel team

van professionals te werken aan prachtige thematische kaar-

ten. Tegenwoordig kent de wereld naast deze professionele

kartografie ook een stroming van burgerkartografen. Doordat

iedereen een smartphone heeft met gps, kennen we het

begrip ‘crowdsourcing’. De kaarten worden niet langer alleen

door kartografen gemaakt, maar iedereen draagt bij. Dat kan

door actief in Maps.me wandelpaden toe te voegen, maar

het kan ook door in de file te staan en daarmee automatisch

via je positie aan TomTom te laten weten dat er op die plek

langzaam wordt gereden.

De natuurkalender wordt gecreëerd door vele liefhebbers die

de moeite nemen om flora en fauna digitaal op de kaart te

zetten. Er zijn fascinerende apps ontstaan, waarbij in spelvorm

mensen worden uitgedaagd om de locaties van alle AED-

reanimatie-apparaten in kaart te brengen en ook weer van de

kaart te halen als ze er niet meer hangen. De wereld is dus een

stuk actueler geworden en is zeker veel uitgebreider in kaart

gebracht.

Maar het feit dat de kartograaf van z’n voetstuk is gevallen,

heeft ook een andere consequentie. Niet iedereen beheerst

immers de kunst van het weglaten, de kunst van het clas-

sificeren en symboliseren. Er wordt wat aangeklungeld met

misleidende kleurenlegenda’s, verkeerde projecties en absurde

classificaties door onwetende burgers. Daarnaast hebben

we nog de opzettelijk misleidende kaarten die gefabriceerd

worden, die in deze tijd van social media massaal verspreid

kunnen worden.

Als kartograaf kan je dan bij de pakken neer gaan zitten.

Je kunt daarentegen ook een tentoonstelling maken over

Fake Maps met het doel om mensen op een boeiende manier

wakker te schudden en bewust te maken. Als je mensen

leert begrijpen hoe kartografen kunnen liegen, dan worden

ze weerbaarder als er weer eens een Fake Map op Facebook

voorbijkomt.

Op zondag 30 juni heeft professor dr. Ferjan Ormeling

de tentoonstelling ‘Fake Maps’ in GeoFort geopend na het

geven van een van zijn meest befaamde colleges over ‘How

to lie with maps’. Mijn eigen kinderen vonden het verrassend

interessant en knikten dat ze nu toch wel begrepen waarom ik

ooit voor de studie kartografie had gekozen.

De kleindochters van Ormeling openden de tentoonstel-

ling en begonnen daarna ijverig een eigen fantasiekaart van

Nederland te tekenen. De oudste kleindochter had alle wegen

niet naar Rome, maar naar opa Ormeling laten leiden.

Speciaal voor de lezers van Geo-Info is er gratis toegang

tot de GeoExperience van GeoFort, inclusief de tentoonstel-

ling ‘Fake Maps’ als men bij de entreebalie van GeoFort de

legendarische woorden “alle cartografen liegen” uitspreekt.

Deze actie is geldig t/m 31 december 2019 voor maximaal 1

persoon per gezin.

Willemijn Simon van Leeuwen

Directeur en oprichting science centrum GeoFort

[email protected]

www.geofort.nl

Column

Fake Maps

Will

emijn

Sim

on

van

Lee

uw

en

Page 22: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

20 | Geo-Info | 2019-4

Geometius bestaat net zolang

als dat Piet van Dijk er werkt.

Hij is een echte vakman met

uitgebreide kennis van landmeten

en techniek. Deze maand neemt

Piet afscheid van het vakgebied,

want hij gaat met pensioen. Een

goede gelegenheid om met hem

te spreken over zijn loopbaan, de

veranderingen in de geo-wereld en

zijn visie op de toekomst.

Interview door Chantal van Thiel

Het verhaal begint in 1987 wanneer Piet werkt

bij Radio Holland, een Nederlands bedrijf dat

gespecialiseerd is in onder andere radiocom-

municatie en navigatiesystemen. Piet is van

origine techneut en werkt op dat moment op

de afdeling mobiele techniek, maar krijgt later

een rol als binnendienstmedewerker voor de

survey-afdeling. In deze tijd gaat radio Holland

als eerste gps inzetten voor landmeetkundige

toepassingen. Na een reorganisatie richt direc-

teur Henk Schuringa in 1994 Geometius op.

Piet gaat hier werken in de rol van verkoper.

Volgens Piet was het een voorwaarde van

partner Trimble, want zoals ook Henk Schu-

ringa tijdens de afscheidsspeech van Piet zei:

“Zonder Piet was er geen overname.” Gedu-

rende zijn loopbaan is Piet verantwoordelijk

geworden voor de serviceafdeling, technisch

support en het magazijn. Later kreeg Piet de

verantwoordelijkheid over drie afdelingen en

ging hij zich richten op het verder professiona-

liseren van trainingen en support.

Welke veranderingen op het gebied

van landmeten, gps en implementatie

van nieuwe meettechnieken heb je

ervaren tijdens jouw loopbaan?

Van radio-plaatsbepaling, naar scanners, post-

processing, drones en real-time meten. Piet heeft

het allemaal meegemaakt tijdens de afgelopen

25 jaar. Hij vertelt: “De instrumenten zijn kleiner,

sneller en nauwkeurig geworden, maar daarmee

is het vak ook complexer geworden. Vooral qua

onderhoud zijn de mogelijkheden beperkter

geworden, want sommige instrumenten zijn net

een ‘black box’. Het is natuurlijk wel positief dat

er nieuwe meettechnieken ontstaan, waarmee

we steeds gerichter kunnen meten.

Partner Trimble heeft ook een grote ontwikke-

ling doorgemaakt op het gebied van software

en (3D-laser) scanning. De dienstverlening van

het bedrijf was gericht op gps en daarna is het

portfolio enorm uitgebreid met alle soorten

meet- en data-inwinningsapparatuur. Nu is het

eigenlijk meer een ICT-bedrijf en legt het de

nadruk steeds meer op software (BIM).”

Precisielandbouw is een belangrijke ontwik-

keling geweest voor de bedrijven. In 2003 is

het eerste RTK-gps-autopilotsysteem verkocht

bij een biologische akkerbouw die met vaste

rijpaden aan de slag wilde. Het installeren en

inbedrijfstellen had de nodige voeten in de

aarde, maar uiteindelijk stuurde het systeem

super nauwkeurig en kreeg deze noviteit flinke

aandacht in de vakbladen. Piet vertelt: “Trimble

hield zich hier al mee bezig in de Verenigde

Staten en omdat dit een mooie aanvulling was

op ons verkoopassortiment, en Geometius van

pionieren houdt, zijn we hiermee aan de slag

gegaan. In eerste instantie deden we het er

gewoon bij, maar al heel snel hadden we drie

mensen, die fulltime werkten aan het segment

landbouw. De groei ging verder en in 2010 is

Agrometius ontstaan. Ik was betrokken bij het

opzetten van basisstations en het delen van

kennis op het gebied van gps, omdat deze

kennis volledig ontbrak in de agrosector.”

De belangrijkste en meest indrukwekkende

verandering in de branche vindt hij de real-

time kinematic-techniek. “Een landmeter kan

zijn werk direct controleren. Een real-time

nauwkeurige positie had je vroeger niet. Wat

nu vijftien minuten kost om te meten, duurde

vroeger een paar uur. Toen had je veel meer

opstellingen nodig en meerdere instrumenten

en moest je het achteraf nog verwerken.

Hierdoor ontstonden ook nieuwe meettech-

nieken, zoals drones en robots.”

Piet denkt dat deze ontwikkelingen doorgaan

in de toekomst en dat de instrumenten nog

gebruikersvriendelijker en toegankelijker wor-

den. “Ook op het gebied van software gebied

gaan de ontwikkelingen door, maar het blijft

mensenwerk. De noodzaak tot controleren

is onveranderd, vooral wanneer het gaat om

landmeten.”

Wat is het meest interessante wat je

hebt meegemaakt tijdens jouw carrière?

Dit is voor Piet een lastige vraag, maar een

aantal projecten zijn hem altijd bijgebleven:

“Eén van de eerste grote projecten was de

Betuweroute. Bij dit intensieve project heb

ik geholpen bij de installatie van 18 basis-

stations. Een GIS-project in Bangladesh heeft

ook indruk gemaakt. Hier heb ik trainingen

gegeven over hoe de apparatuur gebruikt

kan worden om de hoeveelheid arsenicum

Interview

Piet van Dijk neemt na 25 jaar

Page 23: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 212019-4 | Geo-Info

afscheid van het vakgebiedlandmeten

Page 24: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

22 | Geo-Info | 2019-4

Interview

in waterputten te kunnen meten. Ook was ik

eens betrokken bij een project in Zuid-Korea.

Hier moest ik op een ponton gps-ontvangers

installeren voor het afzinken van tunnelele-

menten.”

Vaak wordt er gesproken over de

teloorgang van het oude landmeten.

Hoe zie jij dat?

Het antwoord van Piet is kort en krachtig,

namelijk: “Dat klopt.” Het komt volgens Piet

doordat er geen landmeetkundige oplei-

dingen meer zijn. Het gevolg is dat er weinig

mensen zijn die iets van landmeten afweten,

want men vertrouwt op de techniek. Er is

steeds minder kennis. De basiskennis van

landmeten of de essentie van hoe landmeten

werkt, ontbreekt. Zoals Piet zegt: “Op dit

moment zijn professionals gewend om

knoppen in te drukken, maar ze herkennen

de kreten niet. De waarom-vraag is belangrijk.

Als je weet waarom iets is, weet je ook hoe

je het moet doen. Dit is iets wat ik mijn hele

carrière in mijn achterhoofd meegenomen

heb. Belangrijk is dat je zaken stap voor stap

uitvoert.”

Hoe zou je een nieuwe generatie

enthousiasmeren voor het vakgebied

landmeetkunde?

“Door het vak meer te promoten. Om te

beginnen op de middelbare scholen. Bij vak-

ken zoals aardrijkskunde en wiskunde kan

er een link gelegd worden. Bijvoorbeeld bij

het berekenen van afstanden of het coördi-

naatstelsel. Daar kan de basis gelegd worden.

Een andere optie is een samenwerking tussen

opleidingsinstituten en het bedrijfsleven, met

bijvoorbeeld een beroepsopleiding. Een link

leggen met de game-industrie is ook een

goed idee. De nieuwe generatie heeft wel veel

interesse in drones en automatisch gestuurde

apparaten. “

Piet gaat het vakgebied missen, maar

zijn liefde voor techniek stopt niet bij zijn

pensioen. Als oude rot heeft hij jarenlang alle

ontwikkelingen vanzelfsprekend gevolgd en

dit blijft hij doen. Het meeste gaat hij natuurlijk

de mensen missen: zijn collega’s, de klanten en

overige relaties. Wij verwachten niet dat Piet

gaat stilzitten: “Van nature wil ik graag mensen

helpen en samenwerken, dus wellicht ga ik als

vrijwilliger nog iets doen met mijn passie voor

techniek en mensen. “

Piet gaat gemist worden. Directeur Jasper

Ambagtsheer vertelt dat Piet onlosmakelijk is

verbonden met het succes van Geometius en

Trimble in Nederland. “Na het pionieren in de

beginjaren is Piet met zijn kennis en ervaring

belangrijk geweest voor heel veel collega’s

en klanten. Zijn gedrevenheid, interesse en

oplossingsgerichtheid heeft veel mensen in

ons vakgebied geholpen. Na 25 jaar is het heel

onwennig om niet meer met Piet samen te

werken. Wij danken Piet en hopen dat hij nog

heel lang gaat genieten van zijn welverdiende

pensioen.”

Piet bij de Zaanse Schans.

Piet op locatie.

Page 25: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 232019-4 | Geo-Info

Het thema van dit jaar is ‘Samen onder-

nemen met locatiedata’. Waarom is er

gekozen voor locatiedata als begrip en

niet voor geo-informatie?

“De keuze hiervoor is wat mij betreft arbitrair; ook

locatiedata zijn geografische informatie of geo-

informatie. Wel zie je vaak dat er specifiek gebruikt

wordt gemaakt van het begrip ‘locatiedata’ in de

betekenis en context van eindgebruikers of consu-

menten. Zij bevinden zich ergens of verplaatsen

zich naar een locatie en over die locatie is informa-

tie beschikbaar die - afhankelijk van interessege-

bied van deze consument - waardevol is.”

Wat maakt het onderwerp locatiedata

vandaag de dag zo relevant?

“Locatiedata zijn voor de geo-specialist de

brandstof om zijn professionele werkzaamhe-

den te kunnen verrichten. Wanneer locatiedata

ontbreken, worden deze ingewonnen. In de pro-

fessionele omgang met locatiedata zie je dan ook

een keten van inwinnen, creëren (of vernieuwen),

verrijken, beheren en distribueren en gebruiken

tot het moment dat de cyclus opnieuw start. Voor

de eindgebruiker (burgers/inwoners en bedrijven)

zijn data als water uit de kraan: niet zozeer de

data zijn in beeld, als wel de weergave daarvan in

beeld of beelddrager. De consument gebruikt de

data letterlijk bij zijn taken: dat kan voor een ver-

gunningsaanvraag zijn, een routeplan of voor het

beoordelen van gemeentelijke plannen voor zijn

woonomgeving. Voor professionele gebruikers

van geodata zijn tal van voorbeelden te noemen:

havenbedrijven, kaartproducenten, makers van

routeplannerapps, nutsbedrijven die hun leidin-

gen in beeld willen houden en provincies die hun

assets op orde willen houden.”

Dit jaar is het gebruikersfestival onderdeel

van GeoBuzz, zodat er betere netwerkmo-

gelijkheden ontstaan tussen geo-deskun-

digen en gebruikers van geo-informatie.

Waarom is het belangrijk dat zij (nog

meer) gaan netwerken met elkaar?

“Het blijkt elke keer weer dat er op de beursvloer

soms onverwachte kansen ontstaan, matches

worden gemaakt, ideeën worden gewisseld en

samenwerkingen ontstaan. Daarom is ook bewust

gekozen voor ‘samen’ in de slogan voor deze

editie van GeoBuzz: we bouwen, beheren en

onderhouden samen de gehele geo-community.

Van jonge toetreder tot bekende professional,

allen werkzaam in deze branche. Van startups tot

al jaren lang bestaande, gerenommeerde bedrij-

ven. Dat vormt een onderdeel van de charme van

een dergelijk evenement. Zie verder in deze editie

het verhaal over de Inspiratieparade op GeoBuzz.”

Waar komt voor jou het samen onderne-

men op Geobuzz in terug?

“Dat kun je nu al zien in de vele samenwerkingen

die inmiddels al ontstaan zijn in de loop van de

jaren. Je ziet dat bij klantgroepen die gezamenlijk

rationeler gaan bedrijfsvoeren en je ziet het ook

terug bij bedrijven die elkaar weten te vinden.

Een belangrijke ontwikkeling van de laatste jaren

(onder andere vormgegeven in GeoSamen) is het

besef dat we klussen met elkaar klaren. Dat sluit

niet uit dat er nog steeds sprake is van duidelijke

afbakening van opdrachtgever- en opdracht-

nemersrollen, maar ook dat het bewustzijn om

dingen samen te doen sterker is dan ooit tevoren.

Ik hoop dat de trend die daarmee is ingezet nog

een extra impuls krijgt op deze beurs.”

Wanneer is GeoBuzz voor jou geslaagd?

“Daar zijn verschillende maatstaven voor.

We kijken uiteraard naar het aantal bezoekers, de

kwaliteiten van de voordrachten, maar ook naar

de evaluatie van de bezoekers na afloop. Wat

vond men er nu van? Op heel veel terreinen: van

inhoud, locatie, beurspresentaties, netwerkmo-

gelijkheden tot inderdaad: de prijs/kwaliteit van

de koffie en de kroketten. Voor mij is GeoBuzz

geslaagd als we erin slagen om op alle punten

een verbetering door te voeren ten opzichte van

vorige edities.”

Lisa Petersen, eindredacteur

Over een paar maanden is het al

zover: dan is de zesde editie van

GeoBuzz. Professionals, bedrijven,

wetenschappers en studenten

die actief zijn in het geo-werkveld

komen naar deze twee dagen

toe om te netwerken en kennis te

delen. In aanloop naar het congres

spraken we met medeorganisator

en GIN-bestuurslid Roelof Keppel.

GIN organiseert, in samenwerking

met GeoBusiness NL en Sense,

jaarlijks de Geobuzz.

Door Lisa Petersen

GeoBuzz-medeorganisator Roelof Keppel:

‘Locatiedata zijn de brandstof voor geo-specialisten’

Making of GeoBuzz

Page 26: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

24 | Geo-Info | 2019-4

Steeds vaker worden tunnels

in de bebouwde omgeving

geboord aangelegd – ook in

de slappe Nederlandse bodem.

Boren levert minder overlast

op voor de omgeving dan een

open bouwkuip, maar er blijven

ook risico’s aan verbonden.

Bijvoorbeeld de schade als gevolg

van zettingen. Goede monitoring

zoals bij de aanleg van de Victory

Boogie Woogietunnel (onderdeel

van de Rotterdamsebaan in Den

Haag) is daarom essentieel.

Door Richard Bun, Joost Joustra en

Philip Reedijk

De Rotterdamsebaan is een nieuwe weg

die de snelwegen (A4/A13) verbindt met

de Centrumring van Den Haag. Het tracé

loopt vanaf knooppunt Ypenburg naar de

groene Vlietzone, duikt daar onder de grond

om vervolgens onder de Vliet, een deel van

Leidschendam-Voorburg en de Binckhorstha-

ven door te gaan. Bij de Binckhorstlaan komt

de weg weer boven de grond en sluit aan op

de Centrumring.

Rijdende tunnelfabriek

De tunnel is geboord door een tunnelboor-

machine. Deze machine is een soort rijdende

fabriek en bestaat uit een boorschild, het

voorste deel met daarin het graafwiel en

volgwagens. Op de volgwagens zitten alle

apparatuur, kabels en leidingen die nodig

zijn bij de bouw. De tunnelboormachine was

ongeveer 80 meter lang.

Het graafwiel zit helemaal voor op de tun-

nelboormachine en heeft een diameter van

11,34 meter. Dit grote wiel draait langzaam

rond en schraapt de grond laagje voor laagje

los. Tegelijkertijd zet de tunnelboormachine

zich met hydraulische cilinders af tegen de

al gebouwde tunnelbuis. Zo drukt zij zichzelf

naar voren. Als de cilinders helemaal zijn uit-

geschoven, plaatst de machine zelf een nieuw

deel van de tunnelwand.

Impact op de omgeving

In 2016 heeft Fugro de opdracht gekregen

om de invloed van de bouwwerkzaamheden

van Rotterdamsebaan op de bestaande

bebouwing en infrastructuur in de omgeving

te monitoren. Dit betrof zowel de bouw van

de toerit in de bebouwde omgeving van de

Binckhorst als de uitvoering van de boortun-

nel. Doel hiervan is informatie te verschaffen

voor het zo goed mogelijk beheersen van het

bouwproces met betrekking tot invloed op

de omgeving. De metingen moesten met een

24/7 monitoring op maat essentieel bij boortunnelsPuzzelen met prisma’s

Doorbraak van de tunnelboormachine (foto’s: Jurriaan Brobbel).

Monitoring is essentieel

omzettingen te beheersen

bij boortunnels

Page 27: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 252019-4 | Geo-Info

zeer hoge precisie worden uitgevoerd, met

standaardafwijkingen van 0,5 mm in hoogte

en 3 mm in positie.

Uitwaaierend invloedsgebied

Bij boren in een slappe bodem zal rekening

moeten worden gehouden met het optreden

van volumeverlies: het volume weggegraven

grond wordt niet volledig gecompenseerd

door de tunnel die daarvoor in de plaats komt.

De zettingen die dit veroorzaken spreiden

zich met een wigvorm uit naar het maaiveld.

Die wig vormt het zogeheten invloedsgebied

van de tunnel. Binnen de contouren van dit

invloedsgebied op maaiveld worden, met een

zekere veiligheidsmarge, alle gebouwen langs

de tunnel gemonitord. Daarnaast wordt ook

zoveel mogelijk het maaiveld direct boven de

tunnel gemonitord.

Bij een diepere tunnel, bijvoorbeeld 30 meter

onder maaiveld, treedt meer spreiding op

van het volumeverlies. Het invloedsgebied is

breder, maar de zettingen zijn kleiner. Als de

tunnel ondiep ligt (bijvoorbeeld bij het begin

en het einde van een tunnel) is het invloeds-

gebied smal, maar zijn de maximale zettingen

bij een gelijkblijvend volumeverlies groter.

Omgevingsmanagement

Om de monitoring te kunnen realiseren was

er op grote schaal medewerking nodig van de

eigenaren en beheerders van de gebouwen

en constructies waarvoor monitoring wenselijk

was. Het verkrijgen van de toestemming om

monitoringspunten en apparatuur te mogen

plaatsen was onderdeel van de opdracht

van Fugro. Daarvoor is een uitgebreid plan

opgesteld om de bewoners van de directe

omgeving en de andere stakeholders te

informeren – zoals het waterschap, de betrok-

ken gemeenten en de provincie Zuid-Holland.

Vanwege de bouwvolgorde lag de focus

van het omgevingsmanagement allereerst

op de toerit van de tunnel in de Binckhorst.

De omgeving bestaat daar uit een dichtbe-

bouwd bedrijven- en industriegebied met een

grote diversiteit aan activiteiten. Vervolgens is

de aandacht verschoven naar de inrichting van

het monitoringssysteem rond de boortunnel,

met name naar de wijk Voorburg-West en de

Westvlietweg langs de Vliet waar de boortun-

nel onder woningen doorgaat.

Informatiebijeenkomsten

In 2017 hebben Fugro en de projectorganisatie

informatiebijeenkomsten georganiseerd voor

de bewoners van Voorburg-West en van de

Westvlietweg in Den Haag. Er is toen uitleg

gegeven over het plaatsen van prisma’s en

Robotic Total Stations, over hoe te reageren bij

onraad en over waar men terecht kan als er iets

aan de hand is tijdens het boren. Deze zaken

zijn voor de duidelijkheid op schrift gesteld en

gedeeld met de bewoners. Het overgrote deel

van de bewoners stond positief tegenover het

monitoren van de bebouwing en verleende

medewerking aan Fugro voor het opzetten van

het monitoringssysteem.

Automatische RTS-metingen

Ongeveer vier maanden na de opdrachtver-

lening draaide er op de locatie Binckhorst

een automatisch monitoringssysteem van 13

Robotic Total Stations. Dit netwerk mat met

een interval van één uur ongeveer 700 monito-

ringsprisma’s en presenteerde de resultaten op

een online webportal. De monitoringsprisma’s

zijn volgens een vast stramien geplaatst, bin-

nen het invloedsgebied rondom de ontvangst-

schacht. Met een horizontale tussenruimte van

6 meter zijn op de gevels van alle gebouwen

op 3 en 6 meter hoogte prisma’s aangebracht.

Hiermee kan onder andere de scheefstand van

de gevel worden bepaald.

Overlast beperken

Voorafgaand aan het boorproces van de

twee buizen zijn boven het tracé van de

Rotterdamsebaan binnen een corridor

van zo’n 60 meter breedte alle gebouwen

voorzien van prisma’s. Het opzetten van dit

deel van het monitoringssysteem is begin 2017

gestart met het verkennen van het terrein, het

maken van een ontwerp voor het geodetisch

netwerk en informatiebijeenkomsten voor de

bewoners. De installatie is uiterst zorgvuldig

uitgevoerd, om de overlast voor de buurt zo

veel mogelijk te beperken.

Puzzelen met prisma’s

Met de bewoners zijn afspraken gemaakt

voor het plaatsen van prisma’s en Robotic

Total Stations op de voor- en achtergevels van

de gebouwen. In dit gebied staan de huizen

dicht op elkaar. Kleine tuintjes met veel groen

en hoge schuttingen beperken de zichtlijnen

van Robotic Total Stations ernstig. Al met al

was het een hele puzzel om hier op maat een

sterk, betrouwbaar en robuust meetnetwerk

te ontwerpen.

Monitoringssysteem 24/7 operationeel

Tijdens het boren van de tunnelbuizen in 2018

verrichtten maximaal 40 Robotic Total Stations

in het netwerk metingen aan de bebouwing

en het maaiveld. Ieder half uur werden ruim

3.500 prisma’s gemeten en de resultaten

daarvan via de portal opgeleverd. Omdat het

maximale zakking

maaiveld-punten

gebouw-prisma’s

Figuur 1 - Invloedsgebied boorproces en aanpak monitoring rode/groene punten (bron: Projectorganisatie

Rotterdamsebaan).

40 Robotic Total Stations

meten elk half uur

ruim 3.500 prisma’s

Page 28: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

26 | Geo-Info | 2019-4

boorproces 24/7 doorgaat, is ook het monito-

ringssysteem 24/7 operationeel. Voor eventuele

uitval was dag en nacht personeel beschikbaar

om de storing binnen vier uur te verhelpen.

Mobiele meetopstellingen

Om het boorproces nauwkeurig te kunnen

volgen werden er gedurende de passage

van de tunnelboormachine extra metingen

uitgevoerd op het maaiveld direct boven de

as van de tunnel. Ook werden er maaiveld-

metingen uitgevoerd in dwarsraaien haaks

op de tunnel om de spreiding van de invloed

waar te nemen. Dit type metingen beperkte

zich tot een zone van ongeveer 200 meter aan

weerszijden van de boormachine en om die

reden zette Fugro verplaatsbare meetopstel-

lingen in die met het boorproces meereisden.

Met boorsnelheden tot 25 meter per dag is het

een uitdaging om de mobiele opstellingen

telkens weer op tijd te verplaatsen en gereed

te hebben. Uiteindelijk heeft de monitoring

door Fugro bijgedragen aan het verkrijgen van

een nauwkeurig beeld van de daadwerkelijke

invloed van het boorproces en het kunnen

optimaliseren van de instelling van de boor-

machine om de zettingen te minimaliseren.

Presentatie en visualisatie

in een webportal

Om de enorme stroom aan gegevens (circa

400.000 metingen per dag) te verwerken

tot bruikbare informatie had de gemeente

Den Haag uitgebreide eisen gesteld aan de

software voor de verwerking van meetdata.

Daarvoor heeft Fugro een dataverwerkings-

systeem ontworpen waarin alle functionali-

teiten werden ondergebracht. Dit resulteerde

in een robuuste, gebruikersvriendelijke en

bedrijfszekere portal die cyberproof en 24/7

benaderbaar is. Daarnaast kent het systeem

verschillende gebruikersprofielen, waarmee de

mate van toegang tot de data zijn vastgelegd.

De portal wordt voortdurend gevoed met

metingen, die ieder half uur automatisch naar

de cloud-server worden verstuurd vanaf de

Robotic Total Stations. Alle metingen van alle

opstellingen worden in de cloud automa-

tisch vereffend met MOVE3. Hiermee wordt

de geodetische kwaliteit van de metingen

bewaakt. Bij afwijkingen krijgen geautori-

seerde gebruikers een melding per mail.

Alle gegevens van de meetpunten zijn door

middel van grafieken te visualiseren. Ook de

positie van de tunnelboormachine is visueel

zichtbaar in het portal.

Gezien het grote aantal metingen is visua-

lisatie van de data belangrijk. Elk meetpunt

heeft een signaleringswaarde over de grootte

van de opgetreden zakking ten opzichte van

de vooraf bepaalde signaleringswaarden.

Deze signaleringswaarden worden door mid-

del van de kleuren groen, geel, oranje, rood

en paars weergegeven. Hiermee kan in één

oogopslag op de overzichtssituatie worden

gezien waar mogelijke risico’s optreden en

wat de relatie is van de veranderingen met de

positie van de tunnelboormachine.

Volgens planning afgerond

Door een zeer gedegen voorbereiding en het

uitgevoerde omgevingsmanagement is ervoor

gezorgd dat het meetsysteem op tijd en continu

functioneerde, 24 uur per dag, 7 dagen per week.

Medewerkers van Fugro stonden permanent

paraat om eventuele storingen te verhelpen.

Op deze wijze is ervoor gezorgd dat de

gemeente Den Haag en de aannemers-

combinatie CRB altijd konden beschikken

over volledige en betrouwbare informatie

over de invloed van het bouwproces op de

omgeving. Met deze informatie konden zij het

boorproces bewaken, toetsen en indien nodig

bijsturen. Het boorproces is zonder noemens-

waardige problemen en volgens planning

afgerond. Naar verwachting is de Rotterdam-

sebaan in de zomer van 2020 helemaal gereed.

Richard Bun is senior pro-

jectmanager Road transport

bij Fugro. Hij is bereikaar via

[email protected].

24/7 bereikbare,

op maat gemaakte

robuuste webportal

Maaiveldopstelling voor maaiveldmetingen (foto: Jan Kees den Haan).

Monitoring met verplaatsbare meetopstelling

(foto: Jan Kees den Haan).

Page 29: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 272019-4 | Geo-Info

Zoals ook elders in deze editie van het GIN-magazine te

lezen is, zijn we goed op dreef met de ontwikkeling van de

Basisregistratie Ondergrond (BRO). De basis is gelegd, de leve-

ring van gegevens van de eerste drie objecten vertoont een

stijgende lijn. Steeds meer overheden weten de weg naar de

landelijke voorziening te vinden, daardoor zal de hoeveelheid

betrouwbare en gestandaardiseerde gegevens exponentieel

gaan stijgen. In de komende vier jaar zullen nog minstens

20 objecten volgen.

De gegevens worden onder andere gebruikt om de

modellen (zoals de Bodemkaart en Geotop), die ook onder-

deel zijn van de BRO, te verfijnen. Gegevens en modellen

samen zullen zo uiteindelijk een veel beter en betrouwbaarder

beeld van bodem en ondergrond opleveren. En dat is nodig,

want zoals deze week ook bleek bij de presentatie van de ont-

werp Nationale Omgevingsvisie (NOVI): Nederland kent een

aantal grote vraagstukken. De NOVI noemt verstedelijking,

bereikbaarheid, duurzaamheid en natuurbehoud. Het gaat

hierbij om grote, met elkaar verweven ruimtelijke puzzels die

vragen om goede keuzes. Niet alleen boven de grond, maar

ook in de ondergrond. Om die keuzes te kunnen maken, is

kwalitatief hoogwaardiger en gedetailleerder informatie nodig

dan nu beschikbaar is.

Natuurlijk is het niet voldoende om gegevens beschik-

baar te stellen. Dat is geen garantie voor correct of misschien

zelfs innovatief en creatief gebruik ervan. De BRO richt zich

op bodem en ondergrond en dus op wat onzichtbaar is

voor het blote oog. Er is kennis nodig om de gegevens en

modellen goed te kunnen gebruiken en interpreteren en om

te gaan met de onzekerheid. Die kennis kan nog veel beter en

breder ontwikkeld worden en de toepassing ervan behoeft

een breder instrumentarium. Waar we boven de grond heel

lang vooruit konden met 2D-data, is het nut daarvan in de

ondergrond tamelijk beperkt.

Daarom wordt er naast de ontwikkeling van de basis-

registratie ook gewerkt aan innovatieve toepassingen in de

proeftuinen ofwel de PoC’s (Proof of Concept) van de BRO.

Een proeftuin in de context van de ontwikkeling van een

basisregistratie is betrekkelijk nieuw. Toch wordt er bij de

ontwikkeling van de BRO volop gebruik gemaakt van het

instrument. In de loop van dit jaar zijn er proeftuinen in alle

delen van het land. Een aantal daarvan is inmiddels afgerond.

Natuurlijk zijn niet alle proeftuinen even succesvol.

Wel zijn alle proeftuinen nuttig. Ze vinden plaats op kleine

schaal en raken een breed scala aan actuele ruimtelijke

vraagstukken. Voorbeelden zijn gebiedsontwikkeling in

een aantal grote steden, dijkversterking of de plaatsing van

getijdenturbines in de Brouwersdam. De proeftuinen bieden

een strategische verkenning van de mogelijkheden voor inno-

vatie en toetsen de effectiviteit daarvan in een praktijksituatie.

Zo droeg de toenemende behoefte aan het combineren van

boven- en ondergrondse 3D-data en de visualisatie daarvan

bij aan de toepassing van de digital twin technologie in een

3D virtuele omgeving.

Daarnaast komt er ook feedback op de ontwikkeling van

de basisregistratie vanuit de proeftuinen. Zo concludeerden

beleidsmedewerkers in Rotterdam en Eindhoven dat het nog

te vroeg is om de BRO-gegevens en modellen toe te passen.

Er zijn nog te weinig gegevens beschikbaar en in het stedelijk

gebied zijn de modellen nog niet verfijnd genoeg. Maar zij

kregen ook de smaak te pakken: “We want more! Zodra we

goed in de ondergrond gaan kijken, willen we steeds meer

weten. Om echt meerwaarde te creëren in onze planvorming,

hebben we veel data nodig en veel metadata.” Zo kunnen zij

inzicht krijgen in de onzekerheden en op basis daarvan de

risico’s beter inschatten en evtentueel gericht extra bodemon-

derzoek laten uitvoeren.

Mooi is ook dat gebleken is dat de modellen die een

schematische weergave van de ondergrond bieden plaatselijk

verfijnd kunnen worden als er meer onderzoeksgegevens

beschikbaar komen. TNO, WENR (onderdeel van Wageningen

Universiteit) en Deltares hebben hiervoor de kennis in huis.

Dus ook al is de mate van detail van een model niet toerei-

kend voor een bepaald vraagstuk, het is mogelijk om het

model plaatselijk verder te detailleren.

Kortom, het is zaak dat we de BRO verder opbouwen

en daarbij volop gebruik maken van de resultaten die uit de

proeftuinen komen. Over een aantal jaar zal het veel vanzelf-

sprekender zijn dat er bij allerlei ontwikkelingen in de fysieke

leefomgeving gebruik gemaakt zal worden van de gegevens

en modellen en deze te combineren met eigen, lokale data,

slimme technologie en kennis over onder- én bovengrond.

Marjan Bevelander

Plv. Programmamanager Basisregistratie Ondergrond

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

[email protected]

Column

Proeftuinen voor een basisregistratie: we want more

Mar

jan

Bev

elan

der

Page 30: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

28 | Geo-Info | 2019-4

De introductie van de BRO

verandert de manier waarop

we naar ruimtelijke opgaven

kijken. De ondergrond was vaak

onvoldoende in beeld. Kansen en

risico’s werden letterlijk over

het hoofd gezien. De gegevens

die de BRO beschikbaar

stelt maken het mogelijk de

situatie in de ondergrond als

uitgangspunt te nemen voor

bovengrondse ontwikkelingen.

Zonder ondergrond

immers geen bovengrond.

Een goede interpretatie van

ondergrondgegevens vraagt om

een 3D-benadering.

Door Peter de Graaf

De gelijktijdige opmars van de ondergrond als

richtend principe en het beschikbaar komen van

3D-technieken leidt tot 3D ruimtelijke ordening

met behulp van geo-gerefereerde digital twins die

onder- en bovengrond integraal in beeld brengen.

Digital twin

Een digital twin is een driedimensionale digitale

kopie van de werkelijkheid die alle ruimtelijke

informatie in 3D ontsluit. Een digital twin laat

gebruikers zelf een ruimtelijk vraagstuk virtueel

ervaren en helpt begrijpen hoe omgevingen func-

tioneren. Dat helpt om het geheel te doorgronden:

relevante relaties tussen gegevens uit verschillende

bronnen komen letterlijk en figuurlijk in beeld.

Ook kan de digital twin gebruikers zelf virtueel

een ruimtelijk vraagstuk laten ervaren. Nu is er een

digital twin van de Sterke Lekdijk als innovatief

instrument in dijkversterkingstrajecten.

Wet Basisregistratie Ondergrond

Vanaf 1 januari 2018 is de wet Basisregistratie

Ondergrond (BRO) van kracht. De BRO ontsluit alle

authentieke gegevens van de Nederlandse onder-

grond in de vorm van kaarten, grafieken, modellen

en tabellen vanuit één centrale informatievoorzie-

ning. Alle bronhouders leveren ondergrondgege-

vens volgens dezelfde standaard waardoor gege-

vens uniform zijn. Dit bevordert hergebruik van

gegevens en voorkomt dat onnodig en opnieuw

dezelfde gegevens worden ingewonnen. Met de

invoering van de BRO komen risico’s en kansen

in de ondergrond eerder in beeld en bespaart

Nederland veel geld terwijl de oplossingen beter

worden. De ondergrond bepaalt namelijk in hoge

mate wat in de bovengrond mogelijk is.

De introductie van de BRO ging vergezeld met het

vervaardigen van een aantal Proof of Concepts.

Hierin werden de voordelen van het gebruik van

de BRO in grote infrastructurele projecten als het

aanleggen van wegen en het versterken van dijken

belicht [1]. Een van deze Proofs of Concept was de

Sterke Lekdijk. Hoogheemraadschap De Stichtse

Rijnlanden verdiepte zich als dijkbeheerder al

vroeg in de toepassingsmogelijkheden. Vervolgens

zette het samen met het value managementteam

van het programmabureau van de BRO en Geodan

als eerste de stap naar realisatie van een operatio-

nele digital twin.

Sterke Lekdijk

Het project Sterke Lekdijk strekt zich uit over een

lengte van 55 kilometer tussen Schoonhoven en

Amerongen. De dijk beschermt een groot deel

van de Randstad en is van cruciaal belang voor

Nederland. Een doorbraak betekent meer dan een

miljoen getroffenen en tientallen miljarden euro’s

schade. Toetsing van de dijk heeft uitgewezen dat

hij versterkt moet worden om ook in de toekomst

bescherming tegen hoogwater te kunnen

bieden. Dat vertaalt zich naar een immens project

met grote ruimtelijke en financiële belangen.

Waterschappen en ingenieursbureaus weten uit

historische ervaring dat de grootste risico’s bij dit

type projecten zich in de ondergrond bevinden.

Als de samenstelling van de ondergrond anders

blijkt dan aangenomen moet tijdens het werk

het ontwerp opnieuw worden aangepast. Dit is

kostbaar en tijdrovend en gaat ten koste van het

draagvlak bij de belanghebbenden. Zo kan het

onverwacht aantreffen van een zandbaan effect

hebben op het proces van piping. Dit is een

bekend faalmechanisme van dijken waarbij water

via een zandbaan onder de dijk gaat stromen en

zand meeneemt. Dit ondermijnt de dijk waarna

deze uiteindelijk kan bezwijken. De invoering van

Basisregistratie Ondergrond avan de Sterke Lekdijk

De ondergrond met Geo-TOP van de Sterke Lekdijk in vogelvlucht.

De Lekdijk:

zonder ondergrond

geen bovengrond

Page 31: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 292019-4 | Geo-Info

de BRO was een goede stimulans om de digital

twin-technologie toe te passen voor de visualisatie

van de ondergrond van de Lekdijk in combinatie

met de bovengrond in een 3D virtuele omgeving.

Implementatie

Bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

zijn alle beschikbare locatiegebonden gegevens

in een GIS-omgeving in 2D en 3D verzameld,

geïntegreerd, ontsloten en gevisualiseerd. Bij deze

implementatie is geput uit een groot aantal bron-

nen met data over de ondergrond. Deze data zijn

voor een belangrijk deel afkomstig uit de BRO, of

de voorloper daarvan DinoLoket. Het door TNO-

Geologische Dienst Nederland in 3D vervaardigde

Geo-TOP-model vormde letterlijk en figuurlijk de

basis voor de omgeving. Ook als het waterschap

en de Universiteit Utrecht hebben data aangele-

verd. De tabel hieronder laat zien welke gegevens

van de ondergrond zijn gebuikt.

Bovenstaande datasets zijn samen met andere

datasets in de digital twin van de Lekdijk opgeno-

men. Dat zijn de gegevens uit het stelsel van basis-

registraties zoals BAG, BGT en BRK en gegevens uit

de eigen registraties (legger en beheerregister) van

het Hoogheemraadschap. Ook relevante datasets

uit PDOK zijn opgenomen. Met de integratie van

deze datasets beschikt Hoogheemraadschap De

Stichtse Rijnlanden over een unieke omgeving

waarmee het de versterking van de Lekdijk

innovatief ondersteunt. De medewerkers van De

Stichtse Rijnlanden zijn opgeleid in het gebruik

van de digital twin en er is een blauwdruk voor

implementatie opgesteld waarmee ook andere

waterschappen een digital twin van hun dijken

kunnen genereren.

Geo-TOP is een door TNO-GDN opgesteld

voxelmodel dat bestaat uit blokjes van 100 bij

100 meter horizontaal en 0,5 meter verticaal met

daarin de grondsoort. Elke voxel kent parameters

als grondsoort (lithologie), stratigrafische eenheid

en modelonzekerheid. Het digitale 3D-geo-TOP-

model is uniek in de wereld en maakt de onder-

grond letterlijk en figuurlijk transparant, inzichtelijk

en toegankelijk.

Meerwaarde: kansen en

risico’s in beeld

Het in 3D zichtbaar maken van gegevens van

onder- en bovengrond biedt nieuwe kansen. Het

genereert inzicht over de grenzen van verschil-

lende vakgebieden heen. Hierdoor kunnen

ontwerpers, geo-technici, ingenieurs en andere

deskundigen hetzelfde vraagstuk integraal en

vanuit hun eigen perspectief benaderen. Samen-

hang, kansen en risico’s komen bij alle betrok-

kenen in beeld, wat zorgt voor betere, slankere en

elegantere ontwerpen. Dit biedt de mogelijkheid

meerdere alternatieven voor de te versterken dijk

te ontwerpen en de fysieke en ruimtelijke impact

in de digital twin te ervaren. Een sterke dijk is het

primaire doel, maar op grond van de samenstelling

van de ondergrond kan gekeken worden naar

alternatieve ontwerpen, die minder ingrijpend

voor de omgeving zijn. Als vanuit de ondergrond

bekend is dat het risico op piping beperkt is, kan

hier vroegtijdig in het ontwerp rekening mee

worden gehouden.

Het in een vroegtijdig stadium kennen van locaties

die voor problemen kunnen zorgen is in de plan-

of ontwerpfase waardevol. Dit voorkomt irritatie,

vertraging en kostenoverschrijding later. De in dit

traject betrokkenen zijn het er unaniem over eens

dat de BRO een zeer nuttige bron van onder-

grondgegevens is die samen met het beschikbaar

komen van 3D-technieken rondom digital twin-

ning de wijze waarop grote infrastructurele werken

worden uitgevoerd ingrijpend gaat veranderen.

Referenties[1] www.basisregistratieondergrond.nl/praktijk/voorbeelden-

gebruik-0/

als basis voor een digital twin

Een in 3D gevisualiseerd ontwerpalternatief (in lichtgroen) geprojecteerd over de huidige kering. In don-

kergroen is zichtbaar waar de huidige dijk boven het ontwerp uitkomt.

Gegevens Bron

Sondering BRO-tranche 1

Historische sonderingenHoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden

BoringenBRO-tranche 2, thans nog DinoLoket

Boringen Universiteit Utrecht

BodemdalingHoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden

Geofysisch onderzoekHoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden

BodemkaartBRO-tranche 2, thans nog DinoLoket

Geomorfologische kaartBRO-tranche 2, thans nog DinoLoket

GeoTOP*BRO-tranche 2, thans nog DinoLoket

Zandbanenkaart Universiteit Utrecht

Einddatering rivieractiviteit Universiteit Utrecht

Sterk waar het moet,

slank waar het kan

Peter de Graaf is consultant bij

Geodan en werkt binnen de

aandachtsgebieden ondergrond,

energietransitie en Omgevingswet.

Hij is bereikbaar via

[email protected].

Page 32: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

30 | Geo-Info | 2019-4

Op 19 en 20 november dit jaar

vindt de GeoBuzz plaats in

Congrescentrum 1931 in Den Bosch.

Nieuw dit jaar is de inspiratieparade.

Op de inspiratieparade draait

alles om het toepassen van

geo-informatie en de geo-

basisregistraties in het bijzonder.

Door Yvonne Verdonk

Sinds 2015 organiseerden de geo-basisregis-

traties samen met het programma INSPIRE

en PDOK een festival voor hun gebruikers:

het Geo-gebruikersfestival. In 2019 gooien de

basisregistraties het over een andere boeg.

In plaats van een eigen festival verzorgen

zij inspiratieparades tijdens de GeoBuzz en

andere events. Zo’n inspiratieparade is een

boek vol inspirerende voorbeelden, alleen

dan live uitgevoerd en met zoveel mogelijk

gelegenheid voor interactie.

Inspiratieparade

Op de GeoBuzz in november kun je aanschui-

ven bij een proeverij van demonstraties over

hoe je het dagelijks werk met behulp van

geo-basisregistraties beter, mooier en leuker

kan maken. Hoe kan je bijvoorbeeld met geo-

informatie burgers helpen om slimmer met

water om te gaan? Hoe helpen de basisregistra-

ties bij het bestrijden van incidenten?

Ook is er aandacht voor hoe je als afdeling

geo-informatie je eigen diensten en producten

op het netvlies van je collega’s krijgt. Provincie

Utrecht maakte bijvoorbeeld een heuse escape

room om collega’s van verschillende afdelingen

kennis te laten maken met hun geo-informatie.

Op de inspiratieparade kan je een op maat

gemaakte versie van dit spel zelf spelen.

Op de inspiratieparade vind je zowel over-

heidsorganisaties als bedrijven met demon-

straties en verhalen. Samen met het Onder-

wijsplein belooft het een gezellige, bruisende

ontmoetingsplaats te worden.

Doorontwikkeling in samenhang

De inspiratieparade is een activiteit onder de

vlag van het programma ‘Doorontwikkeling

van de geo-basisregistraties in samenhang

(DiS-Geo)’. De afgelopen jaren is er hard

gewerkt aan de opbouw van basisregistraties

en andere voorzieningen in het geo-informa-

Inspiratieparade op GeoBuzz

Wat zou jij op de kaart willen zien? Dien jouw vraag in voor de

visualisatiechallenge

Op de GeoBuzz willen we live challen-

ges opzetten waarbij we zo snel moge-

lijk verhalende visualisaties maken van

goed te beantwoorden vragen als: ik sta

hier en wil iets doen. Waar kan ik heen

om wat cultuur te snuiven?

Waarschijnlijk leven er in jouw organisa-

tie genoeg vragen die snel zijn te beant-

woorden met een op maat gemaakt

kaartje. En waarschijnlijk kom je er

lang niet altijd aan toe om dat kaartje

te maken of je collega’s te leren dat

ze dat ook zelf kunnen. Wie een leuke

vraag heeft, liefst ook voorzien van

onderliggende data (en dat hoeft geen

geo-database te zijn, maar een kort

lijstje adressen of iets wat je eenvoudig

op luchtfoto’s kunt opzoeken) kan die

nu indienen op: www.formdesk.com/

geonovum/inspiratieparade.

Page 33: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 312019-4 | Geo-Info

tiedomein. De Basisregistratie Adressen en

Gebouwen (BAG) en de Basisregistratie Groot-

schalige Topografie (BGT) zijn gerealiseerd.

Er is een start gemaakt met de Basisregistratie

Ondergrond (BRO) en is er geïnvesteerd in de

kwaliteit, actualiteit en het gebruikersgemak

van de al wat oudere basisregistraties Kadaster

(BRK) en Topografie (BRT). Nu alle basisregis-

traties zo goed als staan, werken alle partners

gezamenlijk in DiS Geo aan synergie in sturing,

bekostiging, inwinning, kwaliteitsbeheer en

gebruik. Daarbij wordt ook de WOZ (Waarde-

ring Onroerende Zaken) betrokken.

Ambitie is te komen tot een samenhangende

objectenregistratie, die zorgt voor een

efficiënte en integrale inwinning en ontslui-

ting van gegevens, en een samenhangend

en helder beeld voor een grote diversiteit

aan gebruikers. Tegelijkertijd werkt het

programma aan het stimuleren van gebruik.

Niet alleen de inspiratieparade, maar ook de

geo-ateliers zijn activiteiten die in dit kader

worden opgepakt.

Geo-ateliers

Er blijft nog het nodige potentieel onbenut als

je kijkt naar het gebruik van de door overheden

bijgehouden geodata. Het begint vaak al bij

geo-visualisaties. Op hoeveel plekken maakt de

geo-afdeling regelmatig visualisaties als: waar zijn

er speeltuintjes in de gemeente? Waar mag je de

hond los laten lopen? Waar staan er toiletunits

tijdens een groots lokaal evenement? Gebrek

aan data, gebrek aan expertise, gebrek aan tijd

zijn de oorzaak, bezien vanuit de geo-afdeling.

Vanuit de organisatie bekeken is het vaak ook:

gebrek aan vragen. Want niet iedereen weet wat

geodata zijn en wat je ermee kan.

Om dit te doorbreken, organiseren we geo-

ateliers. We installeren ons bij een gemeente,

waterschap of provincie en nodigen mensen

vanuit verschillende afdelingen uit om mee te

doen in het geo-atelier. Aan de hand van een

of twee concrete vragen gaan de deelnemers

in het bijzijn van de vragensteller aan de slag

om zijn of haar issue in beeld te brengen. In zo’n

sessie kan je zelf achter de knoppen gaan zitten

of je kijkt over de schouder van een collega mee.

Kern is dat je ziet hoe je relatief eenvoudig een

vraagstuk op de kaart kan zetten. En dat voor het

beantwoorden van een vraag niet altíjd exacte

data nodig zijn of een complexe geo-analyse.

Ook over de geo-ateliers is meer te vinden op de

GeoBuzz. We kijken uit naar je komst.

Yvonne Verdonk is adviseur

communicatie bij Geonovum.

Zij is bereikbaar via

[email protected].

Dank in Panorama MesdagTot en met 22 september 2019 is bij Panorama

Mesdag de expositie ‘Vanaf het hoogste punt:

Landmeten in Mesdags tijd’ nog te zien.

In dit magazine is de lijst met dankbetuigin-

gen nog niet gepubliceerd. De TU Delft bedankt

netjes haar eigen faculteiten. GIN-partner stich-

ting De Hollandse Cirkel prijkt daarop pal na het

Rijksmuseum (daarop weer één woord).

Redactie GIN

Het Oosten riep ook landmeters

Het Nationale Dagblad (voor het Nederland-

sche volk) en Het Volk (dagblad van de arbei-

derspartij) van 23 januari 1943 hadden twee

dezelfde advertenties van de Nederlandsche

Oost-Compagnie N.V., kortweg NOC - de

naam was een herinnering aan de Verenigde

Oost-Indische Compagie, de VOC.

Het Algemeen Handelsblad kreeg deze

twee advertenties ook voor haar editie van

6  februari 1943 (op 2 februari 1943 verloren de

nazi’s intussen de Slag om Stalingrad). Die NOC,

Amaliastr. 1, Den Haag (tel. 180834) zocht in de

ene bijgaande advertentie ‘een of meer land-

meetfirma’s voor het opmeten en in kaart

brengen van een 3 miljoen ha. groot gebied

in Zuid-Rusland.’ In een tweede advertentie

vroeg de NOC zelf voor een ‘groot irrigatiepro-

ject in Zuid-Oekraine en Krim’ onder méér nog

uitvoerige sollicitaties voor:

• ‘1 hoofd-ingenieur (acad. opl.), die landme-

ten, topografie en luchtfotogrammetrie

beheerscht.

• (…)

• 5 landmeters voor het meten van het hoofd-

net.

• 10 ingenieurs (midd.opl.) voor het bewerken

der luchtfoto’s, uitwerken en inteekenen der

opmetingen, etc.’

De top-NSB’er Meinoud Rost van Tonningen

had de N.V. opgezet met deelname van de

Nederlandsche Bank, maar ook de staat en de

gemeenten Amsterdam en Rotterdam gaven

een bijdrage. De compagnie gaf in 1942 al

een wervend boek met de titel Het Oosten

roept uit. Het koloniaal succes van de NOC

was beperkt, maar de redactie zou toch graag

weten welke vakbroeders en landmeetfirma’s

er heil in zagen. Het Tijdschrift voor Kadaster

en Landmeetkunde verscheen in 1943 al niet

meer, dus eventuele aandacht daarin kon bij

voorbaat niet. Zijn er bedrijfsarchieven of nog

personeelsherinneringen, misschien niet meer

van 95-plussers, maar uit de tweede hand?

Bron: www.delpher.nl

Adri den Boer, redacteur

Algemeen Handelsblad, 6 februari 1943.

Page 34: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

32 | Geo-Info | 2019-4

Organisatie in beeld

De afgelopen tien jaar zijn

oprichters Marco Duiker en

Erik Meerburg bezig geweest met

allerhande activiteiten op geo-

informatiegebied. Marco zorgt dat

werkprocessen beter ondersteund

worden met geo-informatie

en Erik maakt zich met name

druk over het opleiden van

geo-medewerkers in het land.

In de praktijk werken ze beiden

bijzonder graag met open source-

GIS. In hun beleving miste er

één stukje van de puzzel om een

definitieve doorbraak van open

source-GIS in Nederland mogelijk

te maken: er was geen leverancier.

Wat doe je in zo’n geval? Je wordt

zelf leverancier.

Door Erik Meerburg en Marco Duiker

Open source-software is, net als de gesloten

software, hoogwaardige software met een

wereldwijde basis en prima op maat te snijden

voor Nederlandse gebruikers. Het gebruik

van open source-GIS in Nederland is stevig te

noemen. Echt harde cijfers zijn er overigens

niet: het aantal verstrekte licenties wordt niet

bijgehouden. En van QGIS, toch een beetje

het vlaggenschip van de OSGeo-vloot, wordt

het aantal downloads ook niet geregistreerd.

Wat je bijvoorbeeld wel ziet is het aantal

downloads van QGIS-plug-ins, waarmee je

goed in de gaten kan houden hoeveel mensen

er echt actief mee bezig zijn. En als je dan weet

dat de Nederlandse PDOK-plug-in (gemaakt

door Richard Duivenvoorde) nu al meer dan

94.000 downloads over de verschillende

versies heeft en een recent door Marco Duiker

geschreven BGT-import plug-in ook al meer

dan 10.000 downloads heeft, dan bewijst dit dat

het in Nederland bijzonder leeft. Toch lees je er

minder over in de media dan je zou verwachten

met deze cijfers. Dat is ook niet zo raar natuur-

lijk. Elk bedrijf dat zulke aantallen gebruikers van

haar software kent zou dat vol trots naar buiten

gooien. Open source-software is alleen niet van

een bedrijf. Het is van ons allemaal.

Wat betekent open?

Nu is het gezond om een beetje achterdochtig

te worden op het moment dat dingen gratis

zijn. ‘Als je niet betaalt voor een product, dan

bén je het product’ is daarbij een veelgehoorde

kreet. Dat is natuurlijk ook zo. Zeker in deze tijd

van grote commerciële Amerikaanse internetbe-

drijven is dat bijzonder relevant. Alleen bij FOSS

(Free and Open Source Software) werkt dat toch

anders. Dat zit ten eerste in de vertaling van het

woordje ‘free’. ‘Gratis’ wordt er dan gelijk geroe-

pen als het om software gaat. Dat is waar, maar

de andere vertaling, ‘vrij’, is wat echt belangrijk is.

Vrij betekent dat je ermee kan doen wat je wilt,

met wie je wilt en zonder voorbehoud. Je mag

de software gebruiken, aanpassen en met

anderen delen. Verbeteringen en uitbreidingen

stel je niet voor aan een leverancier (die dan drie

jaar later eindelijk eens een keer komt met dat-

gene wat je nét niet je nodig hebt), maar kun je

gewoon zelf (laten) uitvoeren. Het resultaat lever

je weer terug aan het softwareproject. Zo groeit

de software, wordt het beter en blijft het ‘free’.

Zijn er geen nadelen?

Open source-GIS wordt ontwikkeld door

gebruikers en heeft daardoor in de basis geen

leverancier. En geen leverancier hebben is om

meerdere redenen lastig. Om te beginnen

in het denken van organisaties. Als persoon

zou je denken: wie koopt er nou software als

je het ook ‘free’ kunt downloaden? Nou, best

veel partijen, want met software koop je niet

alleen licenties, je koopt er ook zekerheid

bij. De zekerheid van een leverancier met

een helpdesk die je kan bellen, een account

manager of consultant die af en toe langskomt

om te kijken of alles nog naar behoren draait

en of er nog wensen zijn en ook gewoon een

partij die je aansprakelijk kunt stellen als er iets

volledig misloopt. Het is voor iemand die de

software heeft ingekocht een hele geruststel-

ling dat je niet hoeft te zeggen: “Die software

waar het mee mis is gegaan? Ehm, die heb

ik ergens van internet gedownload.” Iemand

anders de schuld kunnen geven is altijd fijner.

Wat doet een softwareleverancier

die geen software verkoopt?

Naast de ondersteuning doen we ook

maatwerk, zoals trainingen en het maken van

maatwerksoftware zoals plug-ins. Een klas-

siek nadeel is dat die bijgehouden moet

worden en het wiel in meerdere organisaties

opnieuw moet worden uitgevonden. In open

sourcesoftware werkt dat anders: de plug-in

wordt gedeeld met andere partijen, die er

op hun beurt ook weer op door kunnen

ontwikkelen. Een van de zaken die we serieus

willen oppakken, is de krachten bundelen van

verschillende gebruikers en zo samen zaken

ontwikkelen. Hoeveel gemeenten willen een

bepaalde functie? Alleen kun je er financieel

LandGoed: supporter van opensource-GIS

Begeleiding bij trainingen.

Page 35: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 332019-4 | Geo-Info

wellicht niet uitkomen, maar als we dat nou

eens met vijf partijen doen? Die samenwer-

king op gang brengen is een belangrijk doel.

QGIS-NL

Een bijzondere vorm van maatwerk is

LandGoed QGIS-NL: dit is een compleet voor

Nederland op maat gesneden versie van

QGIS. Met daarin een aantal eigen plug-ins,

waaronder een implementatie van de Kaar-

tenBibliotheek waarop actief redactie wordt

gevoerd en die uitbreidbaar is met de eigen

databronnen van een organisatie. Symbool-

sets en kleurschema’s zijn aangepast aan de

Nederlandse kaartcultuur en kunnen verder

op maat worden gemaakt op basis van de

behoefte (lees: huisstijl) van de eigen organi-

satie. Dit alles vormt een mooi voorbeeld van

hoe wij ondersteuning zien: gebruikers van GIS

help je verder, maatwerk is standaard.

Hoe groot moet zo’n supportbedrijf zijn?

Alle mogelijke ondersteuning bieden aan

gebruikers van open source-GIS, dat is nogal

een grote broek aantrekken. Met de aantallen

gebruikers in het achterhoofd uit het begin

van dit artikel ben je als bedrijf al snel te klein

om deze doelstelling waar te maken. Een

groot voordeel van het werken in een open

ecosysteem is dat je het ook helemaal niet

alleen hoeft te doen. LandGoed staat midden

in de Nederlandse open source-community.

Als maker van open source-tools, medeorgani-

sator van de evenementen zoals de FOSS4GNL-

conferentie en QGIS-gebruikersdagen en al tien

jaar trainer van gebruikers van open source-GIS.

Dat betekent dat we de relaties hebben om

iedere vorm van ondersteuning te organiseren.

Het netwerk binnen de open geo-wereld voelt

vrij en gedraagt zich tegelijkertijd uitermate

verantwoordelijk. De OpenGeoGroep bijvoor-

beeld is een al lang bestaand samenwerkings-

verband dat de nodige achtervang organiseert.

We onderhouden met dit samenwerkingsver-

band goede contacten. Zelf een beetje massa

hebben is natuurlijk handig, maar het is nog

beter om slim samen te werken. Alleen ga je

harder, samen kom je verder.

Erik Meerburg is algemeen

directeur van LandGoed BV.

Hij is bereikbaar via

[email protected].

Marco Duiker is de technisch

directeur. Hij is bereikbaar via

[email protected].

Organiseren van events, zoals FOSS4GNL.

LandGoed QGIS-NL, huidige bestemmingen uit de BGT.

Over ons

Wij zijn een echt ondersteuningsbedrijf.

Je kunt er terecht voor de aanschaf van

support en in de visie van de oprichters is

support breed te definiëren: alles wat een

klant nodig heeft voor een goed werkende

geografische informatievoorziening,

aansluitend bij de aanwezige behoefte.

Of dat nu technische ondersteuning van

doe-het-zelf oplossingen is, of het volledig

ontzorgen van een organisatie.

Vanuit die gedachte zijn eenvoudig de

diensten af te leiden: een helpdeskservice

(waar je met vragen over beheer én over

gebruik terecht kunt), implementatie-

diensten (die helpen om de verschillende

onderdelen goed geconfigureerd en afge-

stemd op de organisatie uit te rollen en op

maat te configureren), consultancy (zowel

technisch als organisatorisch) en natuurlijk

trainingen in het gebruik van de software.

Page 36: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

34 | Geo-Info | 2019-4

Eerder publiceerden we in Geo-Info

over onze methode om 3D-data

zoals nodig in geluidsimulaties

automatisch te genereren uit

landsdekkende gegevens zoals BAG,

BGT en hoogtepunten [1].

Deze geluidsimulaties zijn

gebaseerd op gestandaardiseerde

rekenvoorschriften voor geluids-

belasting. Ook het berekenen van

de luchtkwaliteit ten gevolge van

binnenstedelijk verkeer kent een

Standaard Rekenmethode, beheerd

door het RIVM. Deze methode is

onder andere gebaseerd op de

afstand tussen gebouwen en de weg

en hoogtes van deze gebouwen,

met andere woorden: een mooi

3D-geo-informatievraagstuk.

Daarom hebben we met een groep

Geomatics-studenten gekeken of

we deze informatie automatisch

kunnen genereren, zodat de

luchtverontreiniging ten gevolge

van verkeer op landelijke schaal kan

worden berekend.

Door projectteam MSc Geomatics,

TU Delft

Om luchtverontreiniging ten gevolge van

verkeer in bebouwd gebied te berekenen,

wordt gebruik gemaakt van Standaard Reken-

methode 1 (SRM1) [2]. Deze rekenmethode

wordt voorgeschreven door het Ministerie van

Infrastructuur en Waterstaat.

Door de gebouwen langs wegen in bebouwd

gebied ontstaan de zogenaamde ‘street

canyons’. Hierdoor blijft de lucht als het ware

ingevangen in de straat met een verhoogde

concentratie van verontreinigende stoffen

tot gevolg. Dit in tegenstelling tot snelwegen

en andere buitenwegen waar de uitgestoten

luchtverontreiniging door verkeer direct wordt

afgevoerd door de wind. Voor dit type weg

geldt SRM2.

De SRM1-rekenmethode is gebaseerd op wind-

tunnelonderzoek in de jaren tachtig en maakt

gebruik van een wegtypering. Deze typering

bestaat uit vier klassen die de configuratie van

de straat beschrijven op basis van de afstand

tot en hoogte van omliggende gebouwen.

Samen met onder andere gegevens over snel-

heid, verkeersafwikkeling (mate van congestie)

en verkeersintensiteit kan met SRM1 de luchtver-

ontreiniging ten gevolge van verkeer worden

bepaald. De rekenmethode SRM1 is beschikbaar

via de NSL-rekentool (NSL: Nationaal Samen-

werkingsprogramma Luchtkwaliteit). Via de

NSL-site zijn ook de achterliggende gegevens die

worden gebruikt bij de jaarlijkse monitoring van

luchtkwaliteit te bekijken en te downloaden [3].

Deze achterliggende gegevens zijn onder andere

verkeersgegevens, ligging van de wegen en

rekenpunten, wegtype en achtergrondconcen-

traties. De wegtypes (onderwerp van dit artikel)

zijn beschikbaar op receptorpunten die aan

beide zijden van de wegsegmenten liggen.

In het kader van de nieuwe regelgeving

voor geluid, welke als onderdeel van de

Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking

treedt, dienen gemeenten vanaf 1 januari 2021

regelmatig rapport uit te brengen over de

geluidbronnen in hun gemeente. Onderdeel

hiervan is het publiceren van verkeersintensi-

teiten en verkeerssnelheden voor hun wegen.

Voor wat betreft de luchtkwaliteit zijn op

dit moment alleen de (ongeveer 40) grote

Bepalen luchtverontreinigi nmet behulp van 3D-geo-in f

Figuur 1 - Wegtypes zoals onderscheiden in SRM1.

Wegtypering voor SRM1

SRM1 kent vier wegtyperingen (zie figuur 1)

met de volgende beschrijvingen:

1. aan beide zijden van de weg min of meer

aaneengesloten bebouwing op een afstand

van maximaal 60 meter van de wegas,

waarbij de afstand tussen wegas en gevel

kleiner is dan drie maal de hoogte van de

bebouwing, maar groter is dan 1,5 maal de

hoogte van de bebouwing;

2. aan beide zijden van de weg min of meer

aaneengesloten bebouwing op een afstand

van maximaal 60 meter van de weg, waarbij

de afstand tussen wegas en gevel kleiner is

dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing;

3. aan één zijde min of meer aaneengesloten

bebouwing op een afstand van maximaal

60 meter van de wegas, waarbij de afstand

tussen wegas en gevel kleiner is dan 3 maal

de hoogte van de bebouwing;

4. alle wegen in een stedelijke omgeving,

anders dan wegtype 1, 2 en 3.

Er zijn ook aanvullende richtlijnen om deze

wegtyperingen te bepalen. Deze zijn als volgt:

1. de lengte van het beschouwde wegseg-

ment moet minstens 100 meter zijn;

2. een gebouw wordt meegenomen als deze

minimaal 3 meter hoog is;

3. een weg moet mogelijk een andere weg-

typering krijgen als de som van ruimtes tus-

sen de gebouwen langs het wegsegment

meer dan 15 meter is.

Page 37: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 352019-4 | Geo-Info

gemeentes verplicht om de luchtverontrei-

niging die wordt veroorzaakt door verkeer

te monitoren en hiervoor (momenteel

handmatig) wegtypes toe te kennen aan hun

wegennetwerk (het betreft hier de grotere

en drukkere wegen). Dit zal per 1 januari 2021

niet wijzigen. Daarnaast worden berekeningen

gedaan voor specifieke projecten.

Door de landelijke beschikbaarheid van

verkeers intensiteit en snelheidsgegevens, voor-

geschreven door de nieuwe geluid wetgeving,

kan echter een eerste orde schatting worden

gemaakt van de luchtkwaliteit in alle binnen-

stedelijke straten. Voorwaarde hiervoor is dat

een goede, landelijke schatting gemaakt wordt

van het wegtype.

Dit kan ook relevant zijn als er bijvoorbeeld

EU-regelgeving komt met strengere normen

voor de luchtkwaliteit waardoor ook bin-

nen kleinere gemeentes luchtkwaliteit een

knelpunt kan worden. Ook bij een grotere

aandacht voor de relatie gezondheid en

luchtkwaliteit kan het relevant worden om de

luchtkwaliteit in kleinere straten te berekenen.

Tenslotte kan met een automatische clas-

sificatie methode voor de wegtypen, deze

classificatie worden gestandaardiseerd en

gekeken worden naar verbeteringen van de

rekenmethode.

Wegtypering

De SRM1-methode kent vier wegtyperingen

gebaseerd op bebouwing die zich binnen

60 meter bevindt van de wegas (zie kader

voor een meer gedetailleerde beschrijving).

Wegtype 1 heeft bebouwing aan beide zijden

van de weg en min of meer aaneengeslo-

ten gevels. Wegtype 2 is vergelijkbaar met

wegtype 1, maar dan met relatief hoge gevels

ten opzichte van de breedte van de straat.

Wegtype 3 heeft bebouwing aan één zijde

van de weg, eveneens met een min of meer

aaneengesloten gevel. Bij wegtype 4 staat de

aanwezige bebouwing verspreid in de omge-

ving, bijvoorbeeld een weg met twee-onder-

een-kapwoningen of vrijstaande woningen.

De vier wegtypes worden op dit moment voor

de relevante wegen handmatig ‘geschat’ door

luchtkwaliteitsexperts. Zij maken daarvoor

gebruik van panoramafoto’s, 3D-GIS-data en

doen schattingen in de straat zelf. De vereiste

waarden voor afstand tot gebouwen en

bouwhoogten zijn daardoor ruwe schat-

tingen. Bovendien vraagt deze handmatige

classificatie veel tijd en kan dus slechts voor

een gering aantal straten worden uitgevoerd.

Tenslotte worden de wegtyperingen op dit

moment alleen verzameld voor de gemeen-

ten die luchtkwaliteit moeten monitoren en

voor ad hoc studies.

In samenwerking met RIVM hebben MSc

Geomatics-studenten (zie figuur 2 links)

daarom in het kader van projectonderwijs

gewerkt aan een automatisch classificatie

algoritme op basis van landsdekkende 3D- en

2D-geo-informatie (figuur 2 rechts).

Input data

Voor de hoogtes van de gebouwen maken we

gebruik van de 3D-BAG-dataset, die maandelijks

wordt gegenereerd door de 3D-onderzoeks-

groep van de TU Delft vanuit de BAG en AHN [4].

Deze dataset bevat dakhoogten op verschil-

lende percentielen (25, 50, 75, 90, 95 en 99).

Vanwege de vele ondergrondse constructies

in Amsterdam (ons testgebied) die helaas in

de BAG niet te onderscheiden zijn van boven-

grondse constructies, hebben we de 3D-BAG-

hoogtes via het BAG-ID gekoppeld aan

BGT-geometrieën van panden (gedownload

via PDOK). De BGT kent namelijk alleen maar

de geometrie van bovengrondse objecten en

ondergrondse geometrie wordt hiermee dus

genegeerd.

Voor het bepalen van de gebouwhoogte voor

de wegtypering gebruiken we het 95e percen-

tiel van de hoogtepunten van de gebouwen.

Volgens RIVM moet het hoogste gebouw-

punt in aanmerking worden genomen voor

luchtkwaliteitsberekeningen. Echter, het 99e

percentiel kan ook uitschieters op schoorste-

nen bevatten, welke door gebruik te maken

van het 95e percentiel worden uitgefilterd. Als

input voor de wegen gebruiken we de wegas-

sen van het Nationaal Wegenbestand (NWB),

beschikbaar via PDOK.

Eerstelijnsbebouwing identificeren en

koppelen aan wegsegmenten

We hebben verschillende methodes ontwik-

keld die allemaal de eerstelijnsbebouwing als

input nodig hebben. Het bepalen van de eer-

stelijnsbebouwing lijkt een triviaal probleem,

maar dat is het niet. Het gebruik van een of

i ng door verkeer n formatie

Figuur 2 - Links: het studentenprojectteam. Rechts: resultaat van het project: automatisch geclassificeerde wegen in Amsterdam (zie legenda in figuur 5).

Page 38: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

36 | Geo-Info | 2019-4

meerdere buffers werkt niet, omdat de afstand

tot aan de wegas, zelfs binnen één segment,

nogal kan variëren. Dus welke buffergrootte

kies je om wel alle aanliggende gebouwen,

maar tegelijkertijd niet te veel gebouwen aan

te wijzen? Een andere mogelijkheid is om de

wegen om te zetten naar een opeenvolging

van vertices en aan weerzijden van deze pun-

ten een lijn te trekken loodrecht op de wegas

en het eerstgevonden gebouw te detecteren.

Deze methode is echter sterk afhankelijk van

de afstand tussen de punten op de wegas en

er bestaat het risico dat er gebouwen gemist

worden.

Daarom maken we gebruik van het Voronoi-

Diagram (VD). Dit is een ruimtelijke indeling in

veelhoeken, de zogenaamde Voronoi-cellen,

op basis van een set inputpunten. De bij-

zondere eigenschap van deze indeling is dat

iedere Voronoi-cel het gebied markeert dat

het dichtste bij één bepaald input punt ligt

(figuur 3a). De hoekpunten van de Voronoi-

veelhoeken (cellen) liggen daarom op gelijke

afstand tussen (minimaal) drie inputpunten

en de lijnen van de Voronoi-cellen liggen op

gelijke afstand van twee inputpunten.

Voor het genereren van het VD hebben we

alle wegassen en gebouwen omgezet naar

vertices en deze gebruikt als input voor het

genereren van de Voronoi-cellen.

Een Voronoi-cel met daarin een gebouwpunt,

welke grenst aan een Voronoi-cel met een weg-

punt, geeft vervolgens aan dat het betreffende

gebouw aanliggend is aan het betreffende weg-

segment (figuur 3b). Figuur 3c laat zien welke

gebouwen op deze manier worden gedetec-

teerd als liggend aan een bepaald wegsegment

(groen) en welke gebouwen niet (rood).

Classificeren van wegtype

Voor de wegtypering zijn er meerdere metho-

des geïmplementeerd. Hieronder beschrijven

we de twee meest belovende: één waarbij

de wegtypering wordt berekend vanuit het

wegsegment en één waarbij de wegtypering

wordt bepaald vanuit de aanliggende gebou-

wen. Deze laatste levert een typering per

gebouw op welke vervolgens moet worden

geaggregeerd tot een waarde voor het hele

wegsegment.

Gewogen gemiddelde methode

Voor de gewogen gemiddelde methode wor-

den voor alle eerstelijns gebouwen aan beide

zijden de kortste afstand tussen het gebouw

en het wegsegment bepaald, zie figuur 4a.

Deze afstanden worden bij elkaar opgeteld en

gedeeld door het aantal gebouwen. Hetzelfde

wordt gedaan voor de hoogtes van de gebou-

Figuur 3a - Principe van Voronoi-Diagram.

Figuur 3b - Voronoi-cellen met wegpunten grenzend aan cellen met gebouwpunten (grensgebied is

rood respectievelijk groen gekleurd).

Figuur 3c - Voronoi-cellen met gedetecteerde eerstelijns gebouwen (groen) en overige gebouwen (rood).

Page 39: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 372019-4 | Geo-Info

wen en deze gemiddelde hoogtes en afstan-

den worden gebruikt om het wegtype te

bepalen. Om te zorgen dat kleine gebouwen

minder zwaar meetellen dan grote gebouwen

krijgt ieder gebouw ook een gewicht mee bij

het berekenen van de gemiddelden. Deze

gewichten worden bepaald op basis van het

aantal Voronoi-cellen dat per gebouw grenst

aan het wegsegment en worden genormali-

seerd op basis van het totaal aantal Voronoi-

cellen met gebouwen welke grenzen aan het

specifieke wegsegment.

Double-sided ray casting-methode

De double-sided ray casting-methode berekent

voor ieder eerstelijnsgebouw de kortste afstand

naar het wegsegment en plaatst hier een punt

op het wegsegment (figuur 4b). De lijn van het

gebouw naar dit punt wordt doorgetrokken tot

61 meter aan de andere kant van de weg (de

maximale afstand van een gebouw om deze

nog mee te nemen volgens SRM1). Als de lijn daar

nog een gebouw raakt, wordt ook de hoogte en

afstand tot de weg van dit gebouw meegeno-

men in de berekening om het wegtype te bepa-

len op het punt dat op de weg ligt. Het resultaat

is een set datapunten op het wegsegment

waarvan het aantal correspondeert met het

aantal gebouwen aan beide zijden. Deze weg-

types worden geaggre geerd tot een representa-

tief wegtype voor het betreffende wegsegment.

Hiervoor wordt het dominante wegtype gekozen.

In geval van gelijke frequentie van twee wegty-

pen wordt het eerst geïdentificeerde wegtype

dat het vaakst voorkomt gekozen.

Doordat deze methode wordt herhaald aan

beide zijden kan het zijn dat gebouwen die

relatief lang zijn ten opzichte van de andere

gebouwen vaker worden meegenomen.

Maar dit kan een voordeel zijn omdat hiermee

grotere gebouwen zwaarder meetellen.

Indien er relatief weinig gebouwen grenzen

aan het wegsegment kan dit overigens een ver-

keerd wegtype opleveren, omdat er berekend

wordt vanaf aanwezige bebouwing en open

ruimte wordt genegeerd, zie figuur 4c. Dit geldt

overigens ook voor de eerste methode.

Een toekomstige, verbeterde versie zal

daarom idealiter ook rekening houden met de

relatieve, op de wegas geprojecteerde, lengte

van de gevels ten opzichte van de lengte van

het wegsegment. Het bepalen van de lengte

van de gevel die aan het wegsegment grenst

is een complex probleem en daarom niet

opgelost binnen deze versie.

Resultaten

Om bovenstaande methodes te verifiëren

vergelijken we de resulterende wegtypes met

de wegtype-gegevens zoals beschikbaar via

de NSL-site die handmatig zijn vastgesteld.

Deze vergelijking geeft een beeld van de

kwaliteit van onze methodes. Maar het is

ook goed om te beseffen dat de handmatig

bepaalde wegtypen inconsistenties kunnen

bevatten door verschillen in interpretatie tus-

Figuur 4c - Niet-correcte classificatie van weg omdat

alleen het wegtype op de locatie van gebouwen

wordt bepaald.

Figuur 4a - Gewogen gemiddelde methode waarbij de gemiddelde hoogte en gemiddelde afstand tot de weg

voor alle gebouwen aan beide zijden worden bepaald.

Figuur 4b - Double-sided ray casting-methode waarbij voor ieder gebouw aan beide zijden het corresponde-

rende gebouw aan de andere kant wordt gezocht en het wegtype wordt bepaald op het bijbehorende punt

op het wegsegment.

Page 40: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

38 | Geo-Info | 2019-4

sen experts en door verschillen in inschatting

van gebouwhoogtes en afstand tot de wegen.

In eerste instantie zijn de methoden getest op

een kleine dataset, namelijk de Weesperstraat

in Amsterdam. In figuur 5 zijn de resultaten te

zien van de gewogen gemiddelde methode

(links) en de double-sided ray casting-methode

(rechts) in combinatie met de wegtypen op de

receptorpunten die we gedownload hebben

van de NSL-site. De data zijn niet automatisch te

vergelijken vanwege een verschil in represen-

tatie (receptorpunten versus geclassificeerde

wegsegmenten). Daarom hebben we de

resultaten visueel vergeleken.

Voor dertig locaties leveren de beide algo-

ritmen 26 identieke wegtyperingen op als

de typeringen op NSL-site. Dat is een nauw-

keurigheid van 80%, waarbij voor een aantal

mismatches inderdaad de vraag was of de

handmatige correctie wel juist was (bijvoor-

beeld een street canyon op een locatie zonder

aangrenzende gebouwen). Hiervoor is nader

onderzoek nodig.

Vervolgens hebben we de double-sided ray

casting-methode toegepast op het gehele

wegennetwerk van Amsterdam (rekentijd:

ongeveer 2 minuten). Ook hier kunnen we

de resultaten alleen visueel evalueren, omdat

op de NSL-site alleen receptorpunten met

handmatige classificatie beschikbaar zijn voor

een beperkt aantal wegen en niet op wegseg-

menten, zie figuur 6. We zien een oververte-

genwoordiging van wegtype 1 (brede street

canyons), deze komen overeen met de nauwe

grachten. Type 3 en 4 zijn zoals te verwachten

valt vooral te vinden langs de bredere grachten.

Wegen die niet aan grachten grenzen zijn

geclassificeerd als type 2 (nauwe straatconfi-

guratie). Ook dit is aannemelijk. Onze methode

toegepast op steden als Groningen, Rotterdam

en Delft liet soortgelijke resultaten zien.

Verbeteringen

De resultaten beschreven in dit artikel zijn al

veelbelovend en we vermoeden dat ze verder

verbeterd kunnen worden door met een

luchtkwaltiteitsexpert naar de precieze imple-

mentatie te kijken en de keuzes die daarin zijn

gemaakt te heroverwegen vanuit het oogpunt

van luchtkwaliteit.

We hebben al een paar verbeterpunten

geconstateerd die hierbij kunnen worden

meegenomen, zoals het meenemen van de

relatieve lengte van gebouwen ten opzichte

van de lengte van de weg. Ook kan deze ratio

gebruikt worden om betere keuzes te maken

bij het aggregeren van datapunten op de

wegas naar een wegtypering voor het hele

segment. Een andere mogelijke verbetering

is een wegsegment opsplitsen als er over een

bepaald gedeelte een duidelijk verschil in

wegtype is. Bovendien is het interessant om

met een domein expert te kijken voor welke

wegen de monitoring nodig is en op welke

wijze deze kunnen worden geselecteerd uit

het NWB.

Tenslotte zijn er verbeteringen in het SRM1-

model te overwegen. In de eerste plaats de

voorgeschreven minimale lengte van een

wegsegment van 100 meter. Vooral in steden

kunnen er kruisingen zijn die wegsegmenten

korter dan 100 meter in de praktijk kunnen

Figuur 5 - Resultaten van testgebied Weesperstraat gevisualiseerd met wegtypen op receptorpunten zoals beschikbaar via NSL-site. De wegsegmenten zijn

door onze methode geclassificeerd; de receptorpunten ingekleurd naar wegtype komen van de NSL-site.

Page 41: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 392019-4 | Geo-Info

rechtvaardigen omdat gebouwpatronen

na een kruising regelmatig veranderen.

Ook schrijft SRM1 voor dat als er in totaal

15 meter open ruimte is er een nieuw weg-

segment moet worden gecreëerd. Hierdoor

kunnen wegsegmenten ontstaan die korter

zijn dan de voorgeschreven 100 meter.

Kortom: een automatische methode vraagt

om duidelijke en eenduidige richtlijnen daar

waar een handmatige classificatie op basis

van interpretatie kan afwijken van een van de

richtlijnen ten gunste van een andere. Tegelij-

kertijd is het voordeel van een automatische

aanpak dat soortgelijke situaties altijd identiek

worden behandeld.

Tot slot

In dit studentenproject hebben we de haalbaar-

heid laten zien van het automatisch afleiden

van wegtyperingen zoals gebruikt in SRM1 om

luchtverontreiniging te berekenen met behulp

van 2D- en 3D-geo-informatie. In combinatie

met gegevens over het verkeer die gemeenten

vanaf 1 januari 2021 beschikbaar moeten stellen,

geeft dit een unieke mogelijkheid om lucht-

verontreiniging ten gevolge van verkeer in de

bebouwde komt voor heel Nederland te bepa-

len. Onze methode geeft al goede resultaten,

maar kan waarschijnlijk nog aanzienlijk worden

verbeterd als de verschillende parameters zoals

wegingsfactoren en aggregatiekeuzes worden

geoptimaliseerd in nauwe samenwerking met

luchtkwaliteitsexperts.

Referenties[1] Ravi Peters, Tom Commandeur, Balázs Dukai en Jantien Sto-

ter. 2018. 3D-inputgegevens voor  geluidssimulaties gege-

nereerd uit bestaande landsdekkende datasets. Geo-Info 6,

2018, pp. 8–12. 

[2] RIVM, 2015, Rijksinstituut voor Volksgesondheid en Milieu.

Technisce beschrijving van standaardrekenmethode (SRM-1).

www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2014-0127.pdf, 2015.

[3] NSL, 2019, Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwa-

liteit. NSL-monitoringstool. www.nsl-monitoring.nl/viewer/

[4] Balázs Dukai, Hugo Ledoux en Jantien Stoter. 2018. 3D-BAG:

actueel en landsdekkend. Geo-Info 5, 2018, pp. 38–42. 

Figuur 6: Resultaten van double-sided ray casting-methode uitgerekend voor heel Amsterdam.

Het projectteam van de MSc Geomatics bestaat uit:

Studenten:

• Giulia Ceccarelli,

student TUD-MSc Geomatics

• Wessel de Jongh,

student TUD-MSc Geomatics

• Imke Lánský,

student TUD-MSc Geomatics

• Jinglan Li,

student TUD-MSc Geomatics

• Konstantinos Mastorakis,

student TUD-MSc Geomatics

Begeleiders:

• Sander Teeuwisse,

adviseur luchtkwaliteit, RIVM

• Ravi Peters,

3D Geoinformation research group,

TU Delft

• Clara Garcia-Sánchez,

3D Geoinformation research group,

TU Delft

• Jantien Stoter,

3D Geoinformation research group,

TU Delft

Dit project is uitgevoerd binnen het door

de European Research Council (ERC)

gefinancierde project: Urban modelling

in higher dimensions, onder het ‘Euro-

pean Union’s Horizon 2020 research and

innovation programme’. Grant agreement

No 677312 UMnD.

Page 42: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

40 | Geo-Info | 2019-4

OPEN k a a r t

Marijn Bosma (voorheen BosmaGrafiek, [email protected])

De ‘NAM interactieve kaart’ is een goedge-

vulde overzichtskaart. Helaas kunnen niet alle

onderwerpen /kaartlagen tegelijk vertoond

worden. Sommige onderwerpen die wel

tegelijk ‘aan’ kunnen staan, verbergen elkaar

hinderlijk. De ‘NAM-locaties’ bijvoorbeeld gaan

verborgen achter ‘productielocaties’ en de

‘voormalige gasvelden’ gaan verborgen achter

de huidige gasvelden. Het vlaksymbool voor

de ‘voormalige gasvelden’ bevat een opval-

lende blauwe arcering. Hier zou mijns inziens

een egale ‘gasvlakvulling’ met een afwijkend

grenslijntje een rustiger en duidelijker beeld

geven [1].

De kaart van het ‘Gasbevingen Portaal’ van

de Groninger Bodem Beweging (GBB) is nóg

completer, ook over onderwerpen zoals

schaliegas, risico’s, monumenten en natuur.

De onderwerpen/kaartlagen zijn hier wel

enigszins transparant, maar dat helpt maar een

klein beetje. De proportionele puntsymbolen

van ‘magnitude van de aardbevingen’ worden

met een vaste afmeting op het beeldscherm

getoond, dus ze schalen niet mee als je in- of

uitzoomt. Daarom zien de aardbevingen er op

het beginbeeld helemaal verschrikkelijk uit [2].

Bijzondere vermelding en hulde voor ‘Gaswin-

ningsverhalen op een kaart’, een grafische

inhoudsopgave voor 233 huisgebonden

persoonlijke verhalen. Slechts één onderwerp,

op een rustige kaartachtergrond [3].

Bij het onderwerp aardbevingen is ook de

derde dimensie van groot belang. Daarom is

het blokdiagram in de infographic ‘Als de aarde

trilt’ een mooie en waardevolle aanvulling [4].

Jan-Willem van Aalst

(www.opentopo.nl)

Deze ‘dynamische infographics’ over de

aardbevingsproblematiek illustreren maar weer

eens het belang van ‘vaardigheid in datavisuali-

satie’. Op vrijwel alle maatschappelijke thema’s

komen steeds meer data beschikbaar. Hoewel

die niet altijd per definitie betrouwbaar zal zijn,

is het vooral belangrijk de data zo te tonen dat

ze op een zinnige manier geïnterpreteerd wor-

den. Het voorkómen van informatie-overload

voor gebruikers die in één oogopslag inzicht

willen, is daarbij een belangrijk aspect. Zeker bij

de NAM-kaart is dat nog best aardig gelukt,

hoewel de performance wel te wensen overlaat

(lees: heb geduld totdat het kaartbeeld weer

verschijnt). Dit geldt ook voor het Gasbevingen

Portaal (GBB) op bevinggevoeld.nl. Je hoeft niet

veel kaartlagen aan te zetten om één grote

mistige brei te krijgen, dus je moet goed weten

waar je naar op zoek bent. Ook de iconografie/

symbologie ziet er nog best goed uit, tenmin-

ste als je wat verder inzoomt dan een provin-

cie. De afschrikwekkende ‘heatmap’-symbolen

lijken met name voor activisten ammunitie

voor hun pleidooi om er zo snel mogelijk mee

te stoppen. Wat dat betreft is kaartvisualisatie

bij een maatschappelijk thema wat muziek is

voor een film: het kan de effectiviteit van de

boodschap maken of breken.

Winifred Broeder

(Landkaartje.nl, [email protected])

De seismologische en akoestische metingen

van het KNMI zijn als open data beschikbaar.

In combinatie met de gas- en olievelden heb

je direct een beeld van de gevolgen van de

gaswinning in Groningen. Dat is precies wat

de dynamische kaart van de NAM toont.

Het kunnen selecteren van een periode maakt

de kaart extra waardevol. De kaarten op

bevinggevoeld.nl geven eenzelfde beeld, met

een selectie van gegevens: alleen de geïndu-

ceerde bevingen en de aardgasvelden zijn te

zien. De symboolkeuze op de kaart is niet erg

duidelijk: kringen in verschillende kleuren en

NAM interactieve kaart

Figuur 1 – NAM interactieve kaart.

In de rubriek Open kaart kijken we naar de toepassing van de grafische beeldtaal. Zoals bekend is er technisch heel

veel mogelijk in GIS en in drukwerk. Als we de grafische beeldtaal daarbij goed toepassen kunnen we voor hetzelfde

geld aan de kaartlezers een véél duidelijker beeld geven. We kijken nu naar kaarten over het onderwerp aardbevingen.

Dat zijn er nogal wat. Is kartografie hier een hulpmiddel voor verduidelijking of zorgt het voor extra rookgordijnen?

Page 43: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 412019-4 | Geo-Info

maten bedekken, zeker als je wat uitzoomt,

vrijwel geheel Groningen. In die zin vind

ik de kaart niet geslaagd, het is eerder een

schreeuw om erkenning dan een verstrekker

van informatie. Op dezelfde site is nog een

kaart te vinden met verhalen van getroffen

bewoners. Ook deze kaart blinkt niet uit in

helderheid, vooral omdat achter elk icoontje

tekst is geplaatst. Deze vind ik veel interes-

santer en mooi aansluiten bij de naam van

de site. De kaart biedt informatie die je uit de

kaart van de NAM niet kunt halen. Het zou de

moeite waard zijn om van die kaart een betere

versie te maken. De schreeuw om aandacht

wordt dan een verhaal over wat zich werkelijk

afspeelt in Groningen.

Referenties[1] bit.ly/2X9TBJ1

[2] bit.ly/2X59wrY

[3] bit.ly/2RAMR0R

[4] bit.ly/2FxvAAE

Figuur 2 - Gasbevingen Portaal. Figuur 3 - Gaswinningsverhalen op een kaart.

Hypocentrum

Hypocentrum

ca.15

km

ca. 3

km

Epicentrum

Gaswinning

Daling

Inkrimping

Inkrimping

StijgingStijging

Hypocentrum Gashoudende zandsteenlaag

Natuurlijke bevingenOntstaan als breukdelen diep in de aarde langs elkaar schuiven. Hierdoor onstaan aardbevingen. Dit vindt vooral plaats in Limburg.

Dataverwerking

Internationale seismo-akoestische taken KNMI

De meters liggen in een netwerk over Nederland. In Groningen staan de meeste meters.

Het KNMI publiceert de meetgegevens online,en informeert belanghebbende partijen.

In De Bilt worden de data verzameld en vertaald naar impact voor de samenleving.

KernstopverdragOm te controleren of er kernproeven plaatsvinden staan meetstations verspreid over de wereld (in oceaan, op aarde en in atmosfeer).Het KNMI controleert voor Nederland op naleving.

Het KNMI verricht metingen en doet onderzoek naar sterkte, impact en oorzaak van trillingen in de ondergrond en atmosfeer.

aardbevingen, explosies en vulkaanuitbarstingen.

3,6

Bevingen door gaswinningZwaarste: 3,6 Huizinge2012

Natuurlijke bevingenZwaarste: 5,8 Roermond 1992

Als de aarde trilt• Seismometers (beweging aan oppervlak)

• Boorgat seismometers (beweging in de bodem)

• Infrageluidsmeters (zeer laagfrequent geluid)

• GPS (vulkaanmonitoring)

In Nederland kennen we 2 soorten aardbevingen:

ORFEUS datacentrumSeismo-akoestische data uit Europese landen worden verzameld en internationaalbeschikbaar gesteld in De Bilt.

Ook in Caribisch Nederland meet het KNMI seismische (vulkanische) activiteit.

in kaart te brengen, wordt informatie van inwoners via enquêteformulieren verzameld.

Meten Het KNMI brengt trillingen 24/7 in kaart met:

Dit is een uitgave van ©KNMI 2016Zie ook: www.knmi.nl/nederland-nu/seismologie/aardbevingen

Geïnduceerde bevingenOntstaan door gaswinning. Aardgas zit in een poreuze zandsteenlaag.Als het gas eruit gehaald wordt krimpt de bodem,maar niet overal even sterk. Je krijgt dan aard-bevingen met trillingen aan het aardoppervlak als gevolg. Dit gebeurt met name in de provincie Groningen.

tijd: 14.24:08sterkte: 2,1locatie: 53.367

Figuur 4 - Als de aarde trilt .

Page 44: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

42 | Geo-Info | 2019-4

Hoe bereken je een mutatie op een

tijdserie van digitale beelden en

hoe maak je daar een zinvol bericht

van? Kunstmatige intelligentie is

daarbij bijzonder waardevol, maar

het wordt pas slim als je ook gebruik

maakt van je eigen kennis, de kennis

van de gebruiker en van open data.

Door Rob Beck

Digitale beeldbewerking suggereert dat

analoge beeldbewerking ook kan. Dat klopt.

Tot ver in de 21e eeuw werd nog veel

onthoekt en aan ‘kleur-dodging’ gedaan,

enzovoort. Tot de digitale luchtfotocamera in

2005 doorbrak waren digitale beelden vooral

satellietopnamen. LANDSAT-1 werd gelanceerd

in 1972. Ook die beelden werden de eerste

15 jaar vooral fotografisch bewerkt.

Het extraheren van informatie uit beelden is in

veel opzichten de heilige graal van de beeld-

bewerking: het blijft aanmodderen en als je

denkt dat je er bent, is dat in sprookjesland.

Het oog is moeilijk te verslaan en juist daarom

zegt een beeld ‘meer dan 1000 woorden’.

De speurtocht is echter interessant en zelfs

kleine succesjes leiden tot nieuwe diensten.

Op figuur 1 is te zien dat bos is gekapt in de

periode tussen de opname van de beide

beelden. Om de mutatiemelding ‘gekapt bos’

als een dienst aan de boswachter te leveren

moet echter aan nog een aantal voorwaarden

worden voldaan:

• de boswachter moet nog niet weten dat er

op een bepaalde plaats bos is gekapt;

• er moet geen vergunning zijn verleend;

• de kap moet in het gebied liggen waar de

boswachter ‘bevoegd gezag’ is;

• de kap moet niet zolang geleden zijn dat er

geen zicht meer is op succesvolle recher-

chering;

• de melding moet geen ‘vals alarm’ zijn.

Ook is het handig dat er een omschrijving

gegeven wordt van de verdwenen bomen

(aantal, oppervlak, soort, hoogte, eigenaar,

beheervorm, enzovoort). Kortom, er gaapt

nog een gat tussen de levering van een beeld,

de daarop volgende beeldanalyse en de

dienst waarmee de boswachter handelend

kan optreden. In dat gat zit de heilige graal

verstopt. Laten we op zoek gaan.

Classificatiealgoritmiek

Om op een beeld de ‘open plek’ te vinden is

een algoritme nodig dat onderscheid maakt

tussen bos en geen bos. Dat kan worden

uitgevoerd door van pixels (of bijvoorbeeld

van LiDAR-punten) voor ‘bos’ en ‘open plek’

de waarden in de waarneming op te zoeken

(golflengtes, hoogte, enzovoort) en die te

beschrijven als bos en open plek en dat

vervolgens voor het hele beeld uit te voeren.

Oorspronkelijk werd voor deze pixelgewijze

classificatie vooral het ‘maximum likelihood’-

algoritme gebruikt. Hoe beter je de klassen

kent, hoe beter het resultaat. Een open plek in

Eigen intelligentie en artifi cin mutatiesignalering

Figuur 1 links - Een satellietfoto. Figuur 1 rechts - Een aantal verdwenen bomen (in het oranje).

Page 45: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 432019-4 | Geo-Info

de stad was mogelijk ‘niet voorheen bos’.

De opvolger van oude vriend ‘max l.’ is de

objectgerichte classificatie. Van een groepje

pixels of datapunten wordt bepaald dat ze tot

een bepaalde klasse behoren (op basis van de

waarden zelf of van de variatie met naburige

pixels in textuur, patroon of vorm). De hete-

rogeniteit van de open plek in het bos maakt

dan dat de kapvlakte te onderscheiden is van

een plein in de stad: een beeld wordt vervol-

gens in groepen pixels/punten (segmenten)

verdeeld op basis van waarschijnlijkheden.

Dit is een specialistenklus, omdat begrip van

de wiskundige regels vereist is.

Deze zogenaamde ‘segmentatie’ wordt

opgevolgd door de classificatie via neurale

netwerken. Daarbij wordt het aan de compu-

ter overgelaten op basis van welke criteria bos

en open plek het best van elkaar gescheiden

kunnen worden: een zwarte doos, in theorie

net zo werkend als het menselijk brein. Het

heeft ruim 20 jaar geduurd voordat beelden

van enige omvang bewerkt konden worden,

maar nu is er voldoende rekenkracht.

Moore’s law

De wet van Moore (1965) luidt dat CPU-kracht

iedere 12-24 maanden verdubbelt. De groei

van het aantal transistoren per mm2 vertraagt

nu, omdat langzamerhand het atoomniveau

bereikt wordt op de chips. De voor de neurale

netwerken benodigde rekenkracht ontwikkelt

zich echter wel degelijk. Parallelle berekenin-

gen worden sneller met de duizenden cores

op een GPU (Grafische processor zoals op

videokaarten) uitgevoerd dan op een paar

supersnelle cores van een CPU: zonder GPU

geen AI (zie figuur 2).

Machine learning en deep learning

‘Machine learning’ biedt algoritmen betere resul-

taten dan met oudere methoden. De afgelopen

jaren hebben ontwikkelingen op het gebied van

‘deep learning’ een enorme vlucht genomen.

Deep learning is een categorie machine

learning-algoritmes die het klassieke neurale

netwerk uitbouwt tot een uiterst gecompliceerd

netwerk met vele lagen (‘deep’). Deze lagen

trekken subconclusies die door onderliggende

lagen gebruikt worden om tot een eindoordeel

te komen over het toebehoren tot een bepaalde

klasse (met bijbehorende waarschijnlijkheid).

Door die gelaagdheid is de gelijkenis met het

menselijk brein veel groter, neuronen triggeren

neuronen die neuronen triggeren en spreken we

van serieuze ‘articifial intelligence’. Het resultaat

van de toepassing wordt bepaald door de regel-

geving aan het netwerk, de scripts, maar vooral

door de trainingdata. Ook hier geldt ‘garbage in,

garbage out’.

Om kunstmatige intelligentie te kunnen toepas-

sen is menselijke intelligentie nodig. Tools en

scripts worden geschreven door ontwikkelaars.

Voor de scripts geldt dat het delen ervan als

open source tot een enorme ontwikkeling

leidt met grote competitie: De kwaliteit van de

ontwikkelaar bewijst zich in de werking van

zijn scripts. Voor de gebruiker van het resultaat

van de AI is deze openheid in feite een vereiste.

Transparantie over hoe informatie tot stand komt

is belangrijk in deze tijd van ‘fake data’ en moet

een voorwaarde zijn die eindgebruikers stellen

aan de te gebruiken scripts.

De wereld bestaat uit objecten

De vraag van de boswachter ligt ver af van

de detectie van het verschil tussen ‘bos en

i cial intelligence

Figuur 2 boven - Moore’s Law: het aantal processors op een chip verdubbelt iedere 18 maanden.

Figuur 2 onder - De processorsnelheid in Teraflops met een GPU is nu veel hoger dan die met CPU’s

(bron: NVIDIA,2018).

Page 46: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

44 | Geo-Info | 2019-4

kapvlakte’: De professional wil slechts het bericht

ontvangen over de verandering die om zijn/haar

actie vraagt. Bij voorkeur zo dat die actie eendui-

dig en controleerbaar is, waarmee we terug zijn

bij het ‘één keer raken’-werkproces, besproken

in de vorige Geo-Info-afleveringen (zie figuur

4). Dit geldt niet alleen voor boswachters, maar

voor iedere professional en amateur die met

locatiegebonden informatie te maken heeft.

Om van de detectie van een mutatie naar een

precies bericht voor de professional te komen

is een sleutel nodig. Naar onze mening ligt

de sleutel in het zinnetje in de kop: De wereld

bestaat uit gebouwen, percelen, watergangen,

enzovoort net als in de BGT. En bomen die

overal boven groeien. De verandering op een

beeld kunnen we koppelen aan het geo-

object. Indien we weten wat dat object voor

de specifieke gebruiker betekent, kunnen we

hem een betekenisvol bericht sturen, eventueel

met een plaatje. De semantiek, de taal van het

bericht, ontstaat uit de aard van gesignaleerde

verandering, de kennis van het veranderende

object en de vocabulaire van de gebruiker.

Eigen intelligentie of AI?

Is dit proces te automatiseren? Wis en zeker.

En wel in een combinatie van in regels gevan-

gen intelligentie en AI. Deep learning-algorit-

men zijn bijzonder goed in het signaleren van

veranderingen in een object. Een deel van die

veranderingen wordt echter veroorzaakt door

de invloed die objecten op elkaar hebben in

beelden: een zich verplaatsende auto is een

mutatie op de weg eronder, de schaduw van

een wolk of van een boom in een akker bij

een andere zonnestand, enzovoort. Er zijn

meerdere strategieën denkbaar om deze ‘ruis’

te ondervangen:

schaduwen classificeren als schaduwen (en ze

natuurlijk niet als bericht doorgeven);

schaduwen terugrekenen tot de objecten die

ze veroorzaken. Een verandering van een scha-

duw kan duiden op een relevante verandering

in het object dat de schaduw werpt;

het gebruiken van een tijdserie van beelden

waarin een deep learning-algoritme zelf het

belang van de verandering analyseert. In

de volgende kwaliteitscontrole worden de

gevonden fouten gebruikt om de werking van

het algoritme aan te passen.

Een deep learning-algoritme heeft dus een

enorme voorsprong als het object-specifiek kan

werken. Objectspecifieke signaalgeneratoren

(OBSG’s) staan op een beeld in relatie tot elkaar

zoals de objecten. Een boom groeit boven een

akkerrand, een auto rijdt (waarschijnlijk) op een

weg, enzovoort. Het automatisch detecteren

van relevante mutaties is daarmee noodza-

kelijkerwijs ‘holistisch’ van aard. Het systeem

waarbinnen OBSG’s kunnen samenwerken

wordt nu ontwikkeld binnen NEO. Daarnaast

wordt gewerkt aan het verbeteren van afzon-

derlijke OBSG’s, door de eigenschappen van

objecten te beschrijven, zoals de gebruiker die

wil weten, maar vanzelfsprekend ook over vorm

en hoogte en dynamiek (groei, bladverliezend-

heid, enzovoort).

In het laatste artikel van deze serie worden

voorbeelden besproken. De vorige afleveringen

van deze serie zijn ook in Geo-Info verschenen.

Figuur 3 - Neuraal netwerk met meerdere lagen: geschikt voor deep learning.

Figuur 4 - Een keer raken in de regie van geodatabijhouding:iIndien mutatiesignaal en werkinstructie

signaal correct zijn gedocumenteerd, dan is de controle geautomatiseerd uit te voeren.

Rob Beck is directeur van NEO BV.

Hij is bereikbaar via [email protected].

Bij TU Delft: OTB en blad OTB & Omgeving gestopt

Per 1 juli 2019 hield de afdeling OTB - Onder-

zoek voor de gebouwde omgeving (van de

faculteit Bouwkunde van de TU Delft) op te

bestaan.

Van 1985-2015 was het OTB het onderzoeks-

instituut voor Technische Bestuurskunde. Num-

mer 2019-1 was ook het laatste nummer van het

kwartaalblad OTB & Omgeving, onder andere ook

voor geo-informatie en grondbeleid. De onder-

zoeksgroepen van de afdeling zijn opgenomen

in bestaande afdelingen van Bouwkunde. Vol-

gens NGT Geodesia 1986-3 heette Dekaan Ligte-

rink van de afdeling Geodesie van de TU Delft in

zijn nieuwjaarsrede allereerst de medewerkers

van het OTB (onderzoeksinstituut voor Techni-

sche Bestuurskunde) een bijzonder welkom toe,

omdat ze pas drie maanden daarvoor bij Geode-

sie waren ‘ingetrokken’.

Adri den Boer, redacteur

Page 47: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 452019-4 | Geo-Info

Redactielid Geo-Info gezocht

Lees jij Geo-Info ook zo graag? Denk en doe dan mee als redactielid en bepaal de inhoud. Voor Geo-Info, het vakblad van

Geo-Informatie Nederland, zoeken wij namelijk nieuwe redactieleden. Geo-Info verschijnt zes keer per jaar en informeert

leden over actuele ontwikkelingen op het gebied van geo-informatie.

Het redactielid van Geo-Info:

• Woont zes keer per jaar redactievergaderingen bij. Deze vinden plaats bij MOS, Ambachtsstraat 15 te Nijkerk.

• Levert een actieve bijdrage aan het vaststellen van de inhoud van het blad.

• Levert regelmatig zelf bijdragen aan het vakblad.

• Heeft een netwerk/contacten binnen geo-wereld die eventueel bijdragen kunnen leveren aan het vakblad.

• Coördineert bijdragen van auteurs waar zij de contacten mee onderhouden.

• Redigeert de eerste proef van iedere uitgave.

Gewenst profiel:

• Je hebt wat met geo en specifiek iets met kartografie.

• Je vindt het leuk om actuele ontwikkelingen binnen het geo-werkveld te kennen en deze kennis te delen.

• Je draagt graag actief bij Geo-Info een kwalitatief goed en lezenswaardig blad te maken.

• Ervaring en/of affiniteit met schrijven is een pré.

• Lidmaatschap van GIN is een pré.

Voorwaarden

Aan de functie is geen vergoeding verbonden. Er is wel een onkostenregeling voor reis- en verblijfskosten.

Wat krijg je ervoor terug?

De kans om jouw kennis en ervaring in te zetten voor Geo-Info en het werkveld.

Uitbreiding van je netwerk binnen en buiten GIN.

Geïnteresseerd?

Meld je aan bij Sytske Postma, hoofdredacteur Geo-Info, via [email protected]. GIN-leden kunnen de redactie

uiteraard attenderen op geschikte kandidaten voor de redactie van Geo-Info. Geschikte kandidaten worden uitgenodigd

voor een kennismakingsgesprek.

Vacatures

Page 48: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

46 | Geo-Info | 2019-4

Geo-Informatie Nederland (GIN) is dé verbindende vereniging voor alle disciplines in het domein van geo-informatie

en verenigt circa 1.600 leden. GIN is er zowel voor vakmensen als organisaties binnen de gouden driehoek van

overheid, bedrijfsleven en onderwijs. De vereniging organiseert activiteiten en stimuleert en faciliteert haar leden

kennis te delen over het geo-vakgebied.

Vacature bestuursvoorzitter GINVanwege het verstrijken van zijn bestuurstermijn zal de huidige voorzitter Peter Hoogwerf in de algemene ledenvergadering van november 2019

aftreden. Om hem te vervangen is het bestuur op zoek naar een geschikte kandidaat die bereid is zijn/haar deskundigheid in te zetten voor GIN.

Momenteel werkt het bestuur aan een bestendige visie op de toekomst. Als voorzitter help je deze visie mee vorm te geven.

Als bestuursvoorzitter: • ben je lid van GIN of ben je bereid dat te worden;

• leid je de algemene ledenvergadering en de vergaderingen van het bestuur;

• vertegenwoordig je de organisatie in- en extern;

• kun je de behoefte van leden vertalen in concreet verenigingsbeleid;

• ben je bereid om een eigen rol te vervullen in het bestuur en actief bij te dragen aan de ontwikkeling van de vereniging;

• beschik je bij voorkeur over een relevant netwerk;

• kun je ten minste 2 dagen (vier dagdelen) per maand vrijmaken voor de uitoefening van je functie.

Dit heeft GIN te bieden: • samenwerking met een enthousiast en gedreven bestuur;

• de mogelijkheid om je bestuurlijke ervaring verder te verdiepen, uit te breiden en over te dragen;

• vergroting van je netwerk;

• veel vrijheid om invulling te geven aan de functie;

• een onkostenvergoeding voor gemaakte reis- en verblijfkosten;

• ondersteuning in de werkzaamheden door het verenigingsbureau van GIN.

Vacature algemeen bestuurslid GIN Vanwege het verstrijken van zijn bestuurstermijn zal Roelof Keppel in de algemene ledenvergadering van november 2019 aftreden. Om hem te

vervangen is het bestuur op zoek naar een geschikte kandidaat die bereid is zijn/haar deskundigheid in te zetten voor GIN.

Als algemeen bestuurslid: • maak je deel uit van het verenigingsbestuur van GIN;

• ben je het gezicht en een aanspreekpunt voor de leden;

• sta je in nauw contact met leden door geregeld regiobijeenkomsten te bezoeken;

• sta je midden in het werkveld en kun je de behoefte van leden vertalen in concreet verenigingsbeleid;

• werk je nauw samen met de andere bestuursleden;

• ben je bereid om een eigen rol te vervullen in het bestuur en actief bij te dragen aan de ontwikkeling van de vereniging.

• ben je de linking pin tussen de redactie van het magazine Geo-Info en het bestuur (dit houdt in dat je 6 keer per jaar aanschuift bij de

redactievergadering van Geo-Info);

• denk je mee over de communicatie van GIN.

Dit heeft GIN te bieden: • samenwerking met een enthousiast en gedreven bestuur;

• de mogelijkheid om je bestuurlijke ervaring verder te verdiepen, uit te breiden en over te dragen;

• vergroting van je netwerk;

• veel vrijheid om invulling te geven aan de functie;

• een onkostenvergoeding voor gemaakte reis- en verblijfkosten;

• ondersteuning in de werkzaamheden door het verenigingsbureau van GIN.

Nadere informatie Kandidaten worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. Daarna besluit het bestuur of er een voordracht zal worden gedaan op

de eerstvolgende ledenvergadering. Een algemeen bestuurslid en een bestuursvoorzitter worden voor een periode van maximaal vier jaar

benoemd en zijn eenmaal herbenoembaar.

Kandidaten die geïnteresseerd zijn kunnen hun kandidaatstelling tot 1 september 2019 bij het bestuur motiveren en indienen. Dat kan via het

verenigingsbureau van GIN (Ambachtsstraat 15, 3861 RH te Nijkerk) of per e-mail [email protected].

Vragen over de functies? Neem dan contact op met Jitze Vellenga, verenigingsmanager van GIN via het mailadres [email protected] of het

telefoonnummer 033-2473415.

Vacatures

Page 49: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

| 472019-4 | Geo-Info

Grenzeloze palen in musea

Veel grenspalen in den lande staan nog

steeds op hun goed uitgezette plekken.

In eerdere nummers van dit jaar stonden

grenspalen uit Nijkerk en Hoogland nog

steeds op hun goede locaties afgebeeld.

Museaal is dat anders.

De ‘Mussertpalen’ uit Hoogland hebben alleen

het provinciewapen van Utrecht. Ze geven ook

slechts de eigendomsgrens tussen provinciale en

particuliere grond aan. Vond Mussert de kadastrale

registratie daarvan onvoldoende?

Holland en Utrecht

In Amersfoort prijkt een provinciale grenspaal, een

zogenaamde Leeuwenpaal, met de wapens van

de provincies Utrecht én het nog ongesplitste Hol-

land (van voor 1840 dus). Kent de afgebeelde Hol-

landse kant één leeuw, de Utrechtse kant heeft er

nog twéé. Bij nieuwere palen is de leeuw van Hol-

land vervangen door de drie leeuwen van Noord-

Holland. De granieten paal van ooit 150 centimeter

hoog komt dus van die provinciegrens, heeft num-

mer 6 en is vervangen. ‘De oorspronkelijke paal

staat in Amersfoort, in de tuin van het stadsmu-

seum Flehite, weliswaar korter dan origineel, maar

voor de rest in redelijke staat,’ aldus de website van

een kenner. ‘Wanneer de paal daar is weggehaald

en of dat regulier is gebeurd kon de conservator

van het museum mij niet vertellen’, aldus die web-

master van utrech.blogspot.com.

De museale website geeft wel aan waar hij van-

daan kwam: ‘Deze paal stond oorspronkelijk in

wat nu de tuin is van Jan Burger, woonachtig

Goyergracht Zuid 51 te Eemnes.’ Dat is van voor

de AVG en lijkt beperkt houdbaar, maar het

staat ook zo op utrechtaltijd.nl. Het was één van

de eerste 16 van de in totaal 23 palen, waarvan

de rooilijn gericht was op de Utrechtse Dom.

Ze legden de oostgrens van het Hollandse

Gooi vast. En die rechte lijn is nog steeds op

vele kaarten te zien. Frederiek Breedijk (167 cm)

wordt weer bedankt voor minstens de hoogte-

illustratie. Zo’n steen alleen zou toch niet dub-

bel in een blad komen? De Nachtwacht is toch

ook niks zonder dat meisje erbij?

Gelre en Gulik

De internetdocumentatie van een ook museaal

herplaatste paal in het Openluchtmuseum in

Arnhem is beter: ‘Grenspaal van Namense hard-

steen, afkomstig uit Roosteren. Deze paal, moge-

lijk van vóór 1600, stond op de grens van de vroe-

gere hertogdommen Gelre en Gulik. Op de paal

staat een Gotisch inschrift. De paal is 175 centi-

meter lang en weegt circa 700 kilo. De grenspaal

is in 1914 aan het museum geschonken door de

burgemeester van Roosteren.’

BronJaap Groeneveld, De oostgrens van Holland langs het Gooi na

1300, in: Tussen Vecht en Eem 2004, p. 268 e.v.

Adri den Boer, redacteur

Frederiek Breedijk laat zien dat deze paal geen 1,50 m

hoog meer is….

Ook herplaatste grenspaal uit Roosteren met

opschrift Gulick in het Openluchtmuseum in Arn-

hem (bron: www.openluchtmuseum.nl)

… en wil hem wéér verplaatsen (foto’s José Broekhuizen).

Page 50: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

Beeld: Niene Boeijen, Webmapper.

48 | Geo-Info | 2019-4

Winnaars gezocht Tijdens het GIN-Gala op 19 november reiken we maar liefst drie prijzen uit: de Geo Prestige Award,

de GIN-Kartografiewedstrijd en de GIN-NCG-Scriptieprijs.

Geo Prestige Award 2019

Ben of ken jij iemand die het écht verdient om

in het zonnetje gezet te worden vanwege een

bijzondere bijdrage aan het geo-vakgebied?

Nomineer jezelf of je collega, (mede)student of

docent dan voor de Geo Prestige Award 2019!

De zoektocht naar de beste Nederlandse geo-

professional is in 2017 in het leven geroepen om

vakmensen te eren. Geo-Informatie Nederland

wil met deze verkiezing innovatie stimuleren,

het geo-vakgebied extra onder de aandacht

brengen en de nieuwe generatie geo-professi-

onals aan het geo-domein te binden.

Hoe werkt het?

Je kunt jezelf of iemand anders voordra-

gen waarvan jij vindt dat hij/zij zichtbaar is

geweest binnen ons vakgebied. Iemand die

bijvoorbeeld een mooie presentatie heeft

gehouden, een goed artikel heeft geschreven,

een nieuwe onderneming is gestart of een

fantastisch plan heeft uitgewerkt. Alles is

mogelijk! Iedereen uit de geo-sector is van

harte uitgenodigd om mee te doen aan deze

verkiezing.

Geef de naam door via [email protected] en

geef aan waarom jij/hij/zij deze prijs in de

wacht moet slepen. Alle namen komen op

een lijst die de jury zal doornemen. Hier komt

een selectie uit waarop gestemd kan worden

via de socials en de website. Let op: jezelf

aanmelden of iemand anders voordragen kan

tot 27 september 2019. Meer informatie is te

vinden op bit.ly/2Ml6eep.

GIN-Kartografiewedstrijd

Stuur je mooiste kaart in ter gelegenheid van

het Geo-Info-themanummer ‘Kartografie’ en

win een prijs. Je doet mee in de categorie

‘Student’ of ‘Professional’. De (maximaal 10)

genomineerde kaarten worden afgedrukt

in het themanummer, dat in oktober 2019

verschijnt.

Het wedstrijdformulier en informatie over de

inzending is te vinden op: bit.ly/2MVNJN3.

GIN-NCG-Scriptieprijs

De zoektocht naar de beste scriptie is in het

leven geroepen om nieuw talent te ontdek-

ken en om een volgende generatie aan

het geo-domein te binden. Met deze prijs

komen net afgestudeerden in de picture te

staan. Opleidingscoördinatoren van geo-

gerelateerde opleidingen van alle niveaus,

kunnen twee scripties per opleiding insturen.

Kan jouw scriptie meedingen naar deze prijs?

Neem contact op met de coördinator van

jouw geo-opleiding en hij zorgt er voor dat

jouw scriptie wordt ingestuurd. Meer informa-

tie is te vinden op: bit.ly/2wJlOGA.

Page 51: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had

Mutatiesignaleringen en karteringen voor BGT, BOR, BAG en WOZ-zaken.

Afstemming tussen BGT-BOR (Weg- en Groenbeheer) en synchronisatie met

de Landelijke Voorzieningen.

Intekenen en bijhouden van kabels en leidingen met huisaansluitingen (WIBON).

Inventarisaties uit beelden. Denk hierbij aan verkeersborden, lichtmasten en

belijningen.

Inventarisaties van asbestdaken en zonnepanelen.

Produceren van 3D-BIM-modellen vanuit gescande data of bouwtekeningen.

Het in-service uithanden nemen van basisregistraties op projectbasis of

abonnementsvorm.

“Nieuw op de markt met jarenlange ervaring.”

Onze diensten en producten:

Henk EnsinkEigenaar Bee4GIS

BENTHEIMERSTRAAT 63 | 7573 CX OLDENZAAL | 0850 64 00 66 | [email protected] | WWW.BEE4GIS.NL

Page 52: kblad van Geo-Informatie Nederland Is digital twin het nieuwe 3D? … · mee het Koninklijk Paleis Amsterdam deze expositie had georganiseerd. Maar ook op de beide halfronden had