inhoud - welcome - extra-edu, le site …portret voor zijn model een vorm van ‘voortbestaan’ als...
TRANSCRIPT
1
2
INHOUD
INLEIDING..................................................................................................................................................................................................................... 3
I. ANALYSE VAN EEN PORTRET .............................................................................................................................................................................. 6
II. TYPOLOGISCH PARCOURS VAN DE PORTRETTEN IN HET OLDMASTERS MUSEUM ............................................................................ 9
Het individuele portret ............................................................................................................................................................................................... 10
Het devotieportret ...................................................................................................................................................................................................... 12
Het portret ten voeten uit ........................................................................................................................................................................................... 14
Het kinderportret ....................................................................................................................................................................................................... 16
Het familieportret (I) ................................................................................................................................................................................................. 18
Het familieportret (II) ................................................................................................................................................................................................ 20
De portretstudie ......................................................................................................................................................................................................... 22
Het dubbelportret ....................................................................................................................................................................................................... 24
Het zelfportret............................................................................................................................................................................................................ 26
Het groepsportret ....................................................................................................................................................................................................... 28
Het herdenkingsportret .............................................................................................................................................................................................. 30
3
INLEIDING Oldmasters
Het Oldmasters museum van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België herbergt kunstwerken van een uitzonderlijke waarde gaande
van de Vlaamse Primitieven, talrijke werken uit de Vlaamse renaissance en barok tot het neoclassicisme. Met werken van kunstenaars als
Memling, Bosch, Bruegel, Rubens, Van Dyck, Jordaens en David biedt het een overzicht van de grote artistieke bewegingen van de 15de
tot de 18de
eeuw.
Bezoek aan de Musea
Portretten en identiteit. Gezichten, lichamen en emoties geeft een geschiedkundig overzicht van de portretkunst. Het biedt de gelegenheid om te
reflecteren over de complexe notie van ‘identiteit’ die hier vanuit een individuele, culturele, sociale en religieuze dimensie wordt benaderd.
Het dossier
Dit pedagogisch dossier werd samengesteld door EDUCATEAM, de educatieve en culturele dienst van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten
van België. Het is bedoeld voor leerkrachten van het secundair onderwijs en hun leerlingen om een geleid bezoek door een van de medewerkers
van EDUCATEAM voor te bereiden. Het dossier bestaat uit een kort historisch overzicht van het thema, het reikt sleutels aan voor de interpretatie
van de belangrijkste werken en meer diepgaande analyses van de iconografie en compositie van bepaalde schilderijen.
Dit dossier mag niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt.
‘Identiteit’
Etymologisch is identiteit afkomstig van het Latijnse identitas, idem: dezelfde. Deze term omvat echter meerdere definities die verwijzen naar
gelijkenissen (id-) die een individu met een (andere) groep mensen verbindt, maar ook naar de kenmerken die zijn eigenheid (entiteit) vormen.
Deze ambiguïteit opent het debat over onze neiging om de identiteit van een persoon te beperken tot zijn lidmaatschap van een bepaalde –
familiale, culturele, sociale, religieuze, etnische – groep, terwijl al die elementen samen een niet te scheiden geheel en de basis van zijn
individualiteit vormen. Deze complexe identiteit ontstaat en evolueert in de loop van de tijd, gevoed door ervaringen en ontmoetingen. Aan de
hand van de verschillende portrettypes in de collectie oude kunst kunnen verschillende aspecten van identiteit worden geanalyseerd.
4
Het portret vanuit verschillende gezichtspunten
Een portret is het centrale element van een relatie tussen drie personen – het model, de kunstenaar en de toeschouwer – die gebaseerd is op een
uitwisseling van blikken.
Eerst en vooral gaat het om de relatie die het model heeft tot zijn eigen beeld. Een portret is nooit neutraal. Het reflecteert het beeld dat het individu
van zichzelf heeft, maar ook en vooral het beeld dat hij wil dat anderen van hem hebben. Als materieel spoor van zijn bestaan, garandeert het
portret voor zijn model een vorm van ‘voortbestaan’ als hij afwezig, oud of overleden is.
Een portret hangt niet alleen af van het model, maar ook van de interventie van de kunstenaar, van zijn persoonlijkheid, wat hij beoogt en welke
formele keuzes hij maakt. In het westen werd de kwaliteit van een portret lange tijd beoordeeld op basis van de gelijkenis met het model. De
kunstenaar probeert echter ook de persoonlijkheid van dit model weer te geven.
Tot slot is er ook nog het spel van de blikken tussen de afgebeelde persoon en de toeschouwer. Deze ‘kennismaking’, deze ontmoeting tussen twee
personen, deze uitwisseling wordt vanaf de voltooiing van het schilderij voortdurend hernieuwd. Het model toont zich, richt zich tot een specifiek
publiek onder zijn tijdgenoten. Vandaag wordt het bekeken door talrijke bezoekers, die zich erin verdiepen, zich ermee identificeren, zich erin
projecteren.
Het portret als reflectie van een tijd, van een cultuur
Een portret zegt vaak veel over de sociale positie, de functie (het beroep, de politieke of religieuze rol…) of de macht van de afgebeelde persoon in
de maatschappij waarin hij leeft. Via het geschilderde portret van een individu kan de toeschouwer meer inzicht krijgen in een tijd, een cultuur en
een maatschappij die wellicht niet de zijne zijn. Het type mensen dat zijn portret liet schilderen is op zich al veelzeggend. In de middeleeuwen
waren dat vooral vorsten, koningen, aartsbisschoppen… mensen die veel politiek, militair of religieus aanzien genoten. In de 15de
eeuw, met de
opkomst van de burgerij en koopliedenstand, was het vooral de groeiende economische macht die in de verf werd gezet.
5
Het portret, artistiek genre en expressiemiddel
De eerste portretten en zelfportretten dateren uit de oudheid. Met het portret zochten mannen en vrouwen naar een middel om zichzelf beter te
doorgronden, om een spoor van hun bestaan na te laten bij afwezigheid of na hun dood. Het portret was een manier om zijn dood op te schorten,
een manier om door zijn god(en), zijn volk, zijn samenleving en zijn geliefden niet vergeten te worden en voort te leven in hun herinnering. Het
portret was toen bijzonder realistisch.
In de middeleeuwen, de tijd van de absolute triomf van het christendom evolueerde het portret. Het voortleven na de dood, dat tot dan toe zijn
belangrijkste functie was, werd vervangen door het garanderen van het zielenheil, van het ‘heil van Godswege’ dat voor de gelovige het eeuwige
leven in het rijk Gods moest garanderen. In de loop van de volgende eeuwen zou een aantal debatten en crises de voorstelling van de mens en zijn
individualiteit ter discussie stellen.
Op het einde van de middeleeuwen ontwikkelde het portretgenre zich hoofdzakelijk in een religieuze context met portretten van schenkers en
schenksters die kunstwerken in opdracht lieten uitvoeren. Ze worden meestal in driekwart voorgesteld. Een dergelijke pose benadrukt meer dan een
afbeelding in profiel, het fysieke volume. De frontale voorstelling is voorbehouden aan het heilige gelaat van Christus.
In de renaissance werd de Romeinse en Griekse oudheid herontdekt en werd het portret opnieuw een autonoom genre. De portretten van koningen,
vorsten, belangrijke adellijke personen en later ook burgers breken met de verstarde poses van de middeleeuwse schilderkunst. De kunstenaars van
de renaissance geven hun modellen weer in levendige houdingen. Het ‘onafhankelijke’ portret wordt erg populair. Het heeft tot doel de trekken van
iemand vast te leggen, soms voor een welbepaalde gelegenheid. Zo werden heel waarschijnlijk voor een huwelijk portretten uitgewisseld.
Een portret moest de realiteit zo getrouw mogelijk weergeven. Portretten waren duur en bleven een teken van sociale macht. In de ‘hiërarchie van
de genres’, in 1667 opgesteld door André Félibien, komt het portret op de tweede plaats. Op de eerste plaats staat de historieschilderkunst met
religieuze en mythologische voorstellingen en veldslagen. Op de derde plaats staan landschappen en marines, op de vierde genretaferelen en op de
vijfde stillevens.
6
I. ANALYSE VAN EEN PORTRET
Personen:
Wie zijn de voorgestelde personen op dit werk?
Wie heeft dit portret geschilderd?
Wat is de relatie tussen de schilder en zijn modellen?
Voor wie of voor welke context (publiek of privé) was dit werk bedoeld?
Functie:
Wat is de functie van het werk?
Heeft het een sociale functie? Is het bestemd voor een religieuze plaats? Voor een heersende klasse?
Een esthetische functie?
Een morele functie?
Een symbolische functie? enz.
Technisch:
Welke materiële middelen werden gebruikt om het portret tot stand te brengen: gebruikte technieken en
materialen, afmetingen, manieren om het te exposeren,…?
7
Compositie: Hoe heeft de kunstenaar zijn schilderij gestructureerd?
Hoe heeft hij de elementen in verhouding tot elkaar geschikt (personages, objecten…)?
Wat zijn de mogelijke redenen voor deze keuze?
Wat zegt dit over de voorgestelde persoon en over de indruk die hij op de toeschouwer wil maken?
Kleuren en licht: Welke kleuren heeft de schilder gebruikt?
Welke rol spelen ze in de voorstelling?
Op wie/wat valt het licht?
Wat accentueert, verbergt, onthult dat?
Stijl: Welke invloed heeft de stijl van de schilder op de voorstelling van het model?
Is het portret realistisch of geïdealiseerd? In welke mate?
8
Pose, gebaren en uitdrukkingen:
Kijk naar de handen en de pose van de personages: zijn het actieve gebaren?
Gebaren om contact te maken met andere personen?
Kijk ook naar de gelaatsuitdrukkingen.
Wat leren deze elementen ons over de personages?
Decor en omgeving:
In welke omgeving zijn de personages voorgesteld?
Gaat het om een reëel of geïdealiseerd decor?
Geeft het ons aanwijzingen over het leven van deze personages?
Leren de decorelementen ons iets over het sociale of economische statuut van het model?
9
II. TYPOLOGISCH PARCOURS VAN DE PORTRETTEN IN HET OLDMASTERS MUSEUM
Lijst van de geanalyseerde werken:
Rogier VAN DER WEYDEN (1399/1400 – 1464), Portret van Antoon van Bourgondië (ca. 1430 – 1504), tussen 1456 en 1464
Hans MEMLING (1430/1440-1494), Portret van Willem Moreel, burgemeester van Brugge van 1478 tot 1483. Portret van Barbara van
Vlaenderberch, echtgenote van Willem Moreel, burgemeester, ca. 1482
Meester van het Leven van Jozef, Triptiek van Zierikzee, rechterluik en linkerluik: Portretten van Filips de Schone en Johanna de Waanzinnige,
tussen 1495 en 1506
Zuid-Nederlandse school, Het meisje met de dode vogel, eerste kwart van de 16de
eeuw
Adriaen ISENBRANT (ca. 1490? – 1551), Linkerluik van de diptiek van O.-L.-Vrouw der Zeven Weeën van de O.-L.-Vrouwekerk te Brugge.
Voorzijde: Joris van de Velde, burgemeester van Brugge, zijn vrouw Barbara le Maire en hun kinderen met de heilige Joris en de heilige
Barbara
Maerten DE VOS (1532-1603), Portretten van Antonius Anselmus, zijn echtgenote Joanna Hooftmans en hun kinderen Gillis en Joanna, 1577
Peter Paul RUBENS (1577-1640), Vier studies van het hoofd van een Moor
Rembrandt HARMENSZOON VAN RIJN (1606-1669), Portret van Nicolaes van Bambeeck, 1641
Carlo MARATTA (1625-1713), Zelfportret, 1675
Jan VERHAS (1843-1896), De optocht van de scholen in 1878, 1880
Jacques-Louis DAVID (1748-1825), De moord op Marat, 1793
10
Het individuele portret
Het individuele portret, een autonome afbeelding van een persoon, bestaat al sinds de oudheid, maar kwam in de westerse kunst pas vanaf de 14de
eeuw echt tot ontwikkeling. Aanvankelijk betrof het vooral personen met politiek of sociaal aanzien en werd er meer nadruk gelegd op de insignes
van hun macht dan op hun individuele trekken. Maar met de introductie van de portretten van schenkers die religieuze schilderijen bekostigden,
kwam er meer aandacht voor de weergave van de fysieke kenmerken. Langzaam maar zeker ontwikkelde het portret zich tot een autonoom genre.
11
Het prestige van deze man
van aanzien wordt versterkt
door de gelaatsuitdrukking
met toegeknepen lippen en in
de verte starende blik. De
trekken zijn
geïndividualiseerd maar ook
vereenvoudigd. De zachte
rondingen geven het gelaat
een waardige en serene
uitdrukking.
Rogier van der Weyden was de officiële stadsschilder van Brussel en genoot internationale faam voor zijn religieuze werken en
portretten die de clerus, het hof en de burgerij bij hem bestelden.
Dit schilderij dat vroeger De man met de pijl werd genoemd, zou een portret zijn van Antoon van Bourgondië (1422-1504), natuurlijke zoon van
Filips de Goede en Jehanne de Prelle. Hij stond bekend om zijn moed, bekleedde militaire functies en was raadgever aan het hof van Bourgondië.
De houding en de voor dit portret gekozen attributen benadrukken deze positie.
Rogier Van der Weyden legt de nadruk op de pijl en de keten van het Gulden Vlies, die dit individuele portret personaliseren. Het zijn echter
vooral de gelaatsuitdrukking en de pose van de hand die de aandacht trekken. De kunstenaar heeft de ridder weergegeven volgens een ideaalbeeld
van adeldom en eer maar heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijkheid.
Een pijl fungeert vaak als attribuut van
hofdignitarissen, ridders, scheidsrechters van
steekspelen en militairen. Hij verwijst naar hun
bijzondere functie of verdienste.
Antoon van Bourgondië draagt
de gouden keten die hij op 2 mei
1456 ontving, toen hij tot ridder
van de Orde van het Gulden
Vlies werd geslagen. De
schakels van de ketting bestaan
uit vuurslagen, vuursteen en
vonken, die de persoonlijke
emblemen waren van Filips de
Goede, oprichter van deze
ridderorde. De hanger, de vacht
van een ram, refereert aan de
mythe van Jason en het Gulden
Vlies, maar ook aan Gideon, die
door God werd uitverkoren om
de Israëlieten te bevrijden.
Rogier VAN DER WEYDEN (1399/1400 – 1464),
Portret van Antoon van Bourgondië (ca. 1430 –
1504), tussen 1456 en 1464
12
Het devotieportret
Een devotieportret is voor de geportretteerde, afgebeeld in biddende houding, een duurzame getuigenis van zijn geloof. Voorstellingen in
gebedshouding waren lange tijd gebruikelijk voor schenkersportretten. Zo kon de opdrachtgever in het werk dat hij bekostigde, worden
opgenomen. Hiermee verzekerde hij zowel zijn zielenheil in de hemel als zijn goede naam op aarde. Schenkersportretten zijn al in 6de
- -eeuwse
kerkmozaïeken terug te vinden, maar ze kenden een grote ontwikkeling in de 13de
-eeuwse altaarstukken, waarop de schenker knielt aan de voeten
van heiligen. In de 15de
eeuw worden ze weergegeven op de luiken van polyptieken of in werken met een privéfunctie. Het meest verspreide model
is de Vlaamse diptiek waarop de biddende tegenover Maria met Kind zit. Tot in de barok (17de
eeuw) werd dit type portret ook gebruikt voor
beelden van grafmonumenten. Ook in votief portretten, waarmee het model bescherming van God vraagt of hem bedankt voor een ingewilligde
gunst, komt deze biddende houding vaak voor.
13
De portretten van Hans Memling waren bijzonder in trek omwille van zijn aandacht voor detail en de gevoelige en levendige weergave
van zijn modellen.
We zien hier Willem Moreel en zijn vrouw Barbara van Vlaenderberch, ook bekend als Herstvelde. Oorspronkelijk vormden deze portretten de
zijluiken van een triptiek, waarvan het centrale paneel beschilderd was met een religieus tafereel, waarschijnlijk Maria met Kind.
Dergelijke triptieken waren bestemd voor de privédevotie. Deze twee portretten van Memling geven een beeld van de religieuze praktijk van zijn
tijd. De voorkeur ging toen uit naar een innerlijke devotie, beleden in intieme kring. De voorstelling van het echtpaar, dat opdrachtgever was van
het werk, moet getuigen van hun persoonlijke devotie. Dit aspect wordt versterkt door het geïdealiseerde realisme van het schilderij van Memling.
De geportretteerden zijn naar elkaar gewend en vouwen de handen in gebed. Met hun serene
en contemplatieve blik lijken man en vrouw verzonken te zijn in een innerlijke spiritualiteit.
De personages zijn fysiek herkenbaar weergegeven met geïndividualiseerde trekken. De
namen en wapens van beide personages op de keerzijde van de luiken sluit elke twijfel uit.
Willem Moreel was een
belangrijke Brugse
functionaris. Hij was onder
meer gemeenteraadslid,
burgemeester, baljuw (lokaal
vertegenwoordiger van de
Franse koning) en
schatbewaarder van de stad.
Deze functies hebben zeker
bijgedragen tot de vergroting
van zijn fortuin, dat hem
toeliet om dergelijke dure
kunstwerken te laten maken.
Deze portretten illustreren de
mode van de tijd. De man
draagt een met bont
afgeboord kledingstuk over
een zwart wambuis met
opstaande kraag. De vrouw
draagt een paarsachtige jurk
met een met zwart afgeboorde
V-hals. De haarlijn op haar
voorhoofd is geëpileerd en ze
draagt een hennin met een
doorschijnende voile
bevestigd aan de punt. De
lengte van de voile wees op
de sociale rang van de drager.
Hans MEMLING (1430/1440-1494),
Portret van Willem Moreel, burgemeester van Brugge van 1478 tot 1483. Portret van
Barbara van Vlaenderberch, echtgenote van Willem Moreel, burgemeester, ca. 1482
In zijn portretten gaf Memling de individuele persoonlijkheid van zijn
modellen weer, maar wilde ook een gevoel van ideale schoonheid
wekken. Hij verlengde de neus en rekte de ogen en mond uit om de
belangrijkste gelaatstrekken te benadrukken. Daarom zijn de gezichten
niet helemaal waarheidsgetrouw.
14
Het portret ten voeten uit
Een portret ten voeten uit benadrukt de standing en het gezag van een personage.
15
Mogelijk is deze kunstenaar met de noodnaam ‘Meester van het Leven van Jozef’ / ‘Meester van de Abdij van Affligem’, identiek
met Jacob van Lathem, in 1493 lid van het Antwerpse gilde. Als hofschilder van Filips de Schone maakte hij vooral decoratieve werken.
Deze twee panelen zijn de zijluiken van een triptiek, een schilderij in drie delen, waarvan het centrale paneel een voorstelling is van het Laatste
Oordeel. Op de luiken is een koninklijk paar afgebeeld, Filips de Schone (1478-1506) en Johanna de Waanzinnige (1482-1555) in de tuinen van
het hertogelijke paleis, op de Coudenberg in Brussel.
De onthechte blik, houding, kledij, opschik en attributen benadrukken de soevereine status van het echtpaar. Ze behoren tot machtige dynastieën en
regeren over uitgestrekte gebieden. Het feit dat beide personages zijn afgebeeld in de tuinen van het paleis van de Coudenberg, een van de meest
prestigieuze gebouwen van Europa, laat geen twijfel bestaan over hun identificatie.
Filips is voorgesteld in
wapenrusting. Het
geheven zwaard in zijn
rechterhand
symboliseert de
opperste wereldlijke
rechtsmacht.
Hij draagt een kroon en de keten van de Orde
van het Gulden Vlies die rust op een
hermelijnen schoudermanteltje. Zijn
borstharnas is getooid met de wapens van
Bourgondië, Spanje en Oostenrijk.
Deze wapenschilden verwijzen naar
zijn familiebanden: hij was de zoon
van Maria van Bourgondië en
Maximiliaan van Habsburg en
huwde met Johanna van Castilië
(1496), dochter van Ferdinand V van
Aragon en Isabella I van Castilië. Na
de dood van deze laatste maakte hij
aanspraak op de Spaanse troon
(1504).
Johanna van Castilië,
bijgenaamd Johanna de
Waanzinnige, op het
rechterluik, draagt
eveneens een kroon. Ze
draagt een brede hofmantel
over een brokaten jurk. De
mantel is versierd met
dezelfde wapens als die op
de tuniek van Filips.
Haar houding met naar voren gekantelde
heupen en de handen rustend op de
lichtjes bollende onderbuik, verwijzen
naar zwangerschap. Het was gebruikelijk
om voor portretten een kussentje onder de
jurk te plaatsen, om te benadrukken dat
het moederschap de belangrijkste functie
is van de vrouw.
Meester van het Leven van Jozef, ook Meester van de Abdij van Affligem genoemd,
Triptiek van Zierikzee, rechter- en linkerluik:
Portretten van Filips de Schone en Johanna de Waanzinnige, tussen 1495 en 1506
16
Het kinderportret
In de middeleeuwen werden nauwelijks kinderen afgebeeld. Als dat wel het geval was, hadden ze het uiterlijk van een volwassene op klein
formaat. Dat kwam niet door technische onkunde, maar had veeleer maatschappelijke oorzaken. Omwille van de hoge kindersterfte werden ze niet
afgebeeld in kunstwerken. Pas in het begin van de 17de
eeuw wordt een kind als een volwaardige persoon beschouwd en worden er portretten aan
gewijd. Het duurt echter nog tot in de 19de
en vooral 20de
eeuw vooraleer er onderscheid wordt gemaakt tussen een volwassene en een kind en dat
kinderen een eigen plaats krijgen met speciaal voor hen ingerichte sociale infrastructuur (onderwijs, vrije tijd,…).
17
De identiteit van de schilder van dit paneel is onbekend. Op basis van de stijl kunnen we echter afleiden dat
de kunstenaar tot de picturale traditie van de Zuid-Nederlandse school behoorde.
Op dit portret is een meisje te zien met een dode vogel in de hand. Er werd gesuggereerd dat het meisje Margaretha van Oostenrijk zou zijn, een
prinses uit de Zuidelijke Nederlanden geboren in 1480. Deze hypothese klopt echter niet met de stijl van de kleren die typisch is voor het begin van
de 16de
eeuw.
Behalve als het ging om vorstenkinderen werden zelden jonge kinderen afzonderlijk geportretteerd. Het tafereel is des te ongewoner omdat de
gevoelens van een jong kind worden weergegeven. De intensiteit van de blik, het gezicht en de perplexe houding van het meisje geconfronteerd
met de dode vogel, lijken het onbegrip en de onschuld van kinderen tegenover de dood te vertolken. Hier zien we een van de markante
gebeurtenissen in het leven van een kind die gaandeweg zijn identiteit zullen vormen.
De verfijnde toets, de geraffineerde
kleuren en het virtuoze modelé van
het gezicht, wijzen op een ervaren en
voortreffelijk schilder die in staat was
om de verbijstering van een kind
tegenover de dood weer te geven.
De donkere achtergrond, die
conrasteert met de lichte kleuren van
de kleren en het gelaat van het kind.
Dat versterkt het dramatische karakter
van het tafereel, waarin licht en
donker, dood en jeugd, kwetsbaarheid
en onvermijdelijke dood tegenover
elkaar worden geplaatst.
Met van verbijstering opengesperde
ogen, lijkt het meisje niet te weten
wat ze moet doen. De vragende blik
lijkt de tussenkomst van iemand (van
wie?) te verwachten of integendeel,
al berustend tegenover de dood, zich
af te wenden van het kleine
slachtoffer.
Zuid-Nederlandse School,
Het meisje met de dode vogel, eerste kwart van de 16de
eeuw
18
Het familieportret (I)
Een familieportret biedt de kans om zijn sociale status en rijkdom te laten zien, om de aandacht te vestigen op de verschillende leden van een
geslacht of om zijn eigen plaats in de opvolging van generaties te tonen. Het dient ook om het beeld van familieleden te bewaren voor hun
afstammelingen.
In de 15de
eeuw werden familieleden voorgesteld op de luiken van retabels. Net als in de kerk zijn mannen en vrouwen gescheiden: links de vader
met de zonen en rechts de moeder met de dochters. De kinderen zijn opgesteld volgens leeftijd, van oud naar jong. Ook de overleden kinderen
worden afgebeeld (ze hebben dan een rood kruisje in de hand). Deze formule was ook nog in de 16de
eeuw gebruikelijk.
19
Adriaen Isenbrant was vanaf 1510 lid van het Brugse schildersgilde. Aangezien zijn productie bijzonder uitgebreid is, worden de meeste
werken toegeschreven aan het atelier dat hij zou hebben geleid
Dit schilderij was het linkerluik van de Diptiek van O.-L.-Vrouw der Zeven Weeën dat in de O.-L.-Vrouwekerk in Brugge hing. Het is een
voorstelling van Joris van de Velde, burgemeester van Brugge, omgeven door zijn familie. Achter Joris en zijn vrouw, Barbara le Maire, bevinden
zich de heilige Joris en de heilige Barbara.
De familie is hier voorgesteld als ‘schenker’. De familieleden vertonen zich hier voor de rest van de gemeenschap als gelovigen die een religieus
schilderij aan een kerk hebben geschonken. Door middel van de fysieke gelijkenis lijkt het portret vooral de nadruk te leggen op de verwantschap
en ook op een gemeenschappelijke opvoeding en geloof. Er is dus blijkbaar weinig plaats voor het individu binnen deze familie, die als een
collectief biddend ‘devoot geheel’ wordt voorgesteld.
Adriaen ISENBRANT (ca. 1490? – 1551),
Joris van de Velde, burgemeester van Brugge, zijn vrouw Barbara le Maire
en hun kinderen met de heilige Joris en de heilige Barbara
De opdrachtgevers van
dit tweeluik zijn op
verschillende niveaus
vertegenwoordigd: ze
zijn fysiek voorgesteld en
ook gesymboliseerd door
hun respectievelijke
patroonheilige. Deze zijn
herkenbaar aan hun
attributen: de draak voor
de heilige Joris en de
toren voor de heilige
Barbara.
Alle familieleden zijn in
gebedshouding
voorgesteld (knielend, de
handen gevouwen of een
rozenkrans of
gebedenboek
vasthoudend). De
overleden kinderen zijn te
herkennen aan het kruisje
om de hals. Er is een
sterke gelijkenis tussen de
meisjes en hun moeder en
tussen de zonen en hun
vader.
20
Het familieportret (II)
Frans Pourbus en Maerten de Vos behoorden in de tweede helft van de 16de
eeuw tot de makers van portretten van de moderne familie: ouders
en kinderen worden in hun mooiste kleren afgebeeld en vormen een eensgezinde groep.
21
Verschillende elementen benadrukken de hoge sociale rang van deze familie: het gebeeldhouwd
meubilair, de zilveren inktpot op de tafel, de vaas in Venetiaans glas met verschillende bloemsoorten
(narcis, tulp, anjer, pioen) en de dure kloskant waarmee de kleren van de ouders en de schorten van
de kinderen zijn afgewerkt.
Maerten de Vos stond bekend voor zijn portretten, maar maakte ook religieuze schilderijen, waaronder een aantal besteld door Gillis
Hooftmans, de vader van Joanna.
Antonius Anselmus, van 1580 tot 1582 schepen van de stad Antwerpen, en zijn echtgenote Joanna Hooftmans, dochter van een rijke koopman,
poseren tegen een neutrale achtergrond in het gezelschap van hun kinderen Gillis en Joanna.
De Latijnse inscriptie op de
cartouche bovenaan het schilderij
luidt: ‘Harmonie in het gezin is
een bron van voorspoed en geluk.’
Het is blijkbaar deze spreu die De
Vos wil weergeven in dit portret
van een familie van rijke
Antwerpse notabelen.
Dit schilderij bevat meerdere
symbolen. De handschoenen en
de rode roos op de tafel verwijzen
naar de liefde van het echtpaar.
De kinderen, het resultaat van
deze liefde, en ook de vrucht die
de oudste van de kinderen
vasthoudt, belichamen het welzijn
van dit gezin. De vergulde
rammelaar van het jongste kind
was een prestigeobject dat werd
geschonken door een doopvader
of een belangrijk persoon. Hij
onderstreept hier de rijkdom van
de familie waartoe het kind
behoort. De tamme vogel op de
schouder van de oudste is een
metafoor voor een geslaagde
opvoeding.
Het roodachtige gezicht van de vader wijst
op een zekere strengheid. Het bleke gelaat
van de moeder roept zachtheid op. In die
tijd stond een bleke huidskleur symbool
voor zuiverheid en onschuld van de vrouw.
Maerten DE VOS (1532-1603),
Portretten van Antonius Anselmus, zijn echtgenote Joanna Hooftmans
en hun kinderen Gillis en Joanna, 1577
De moeder en het meisje dragen
een mooie attifet (hoofdtooi). De
kinderen, zowel de jongen als het
meisje, dragen dezelfde jurk. In
die tijd droegen alle kinderen,
zelfs jongens een jurk tot ze
zindelijk waren. Daar komt
trouwens de uitdrukking ‘aan
moeders rokken hangen’ vandaan.
22
De portretstudie
Vaak maakt een schilder portretstudies van individuele personages om ze later te integreren in meer uitgewerkte en ambitieuze composities. Deze
schetsen zijn gebaseerd op een trefzekere observatie van het model vanuit verschillende gezichtshoeken. Ze werden dan later gebruikt in
verschillende werken.
23
Rubens wordt vaak bewonderd om zijn grote religieuze werken, maar hier bespreken we een eenvoudig, menselijk en expressief werk van
zijn hand.
We zien hier een studie naar levend model van een hoofd van een Moor, dat vanuit verschillende hoeken en in verschillende poses is afgebeeld.
Drie van de hoofden hebben een relatief neutrale uitdrukking, maar bij de vierde zien we een glimlachend gezicht in profiel.
Dit werk kan het uitgangspunt zijn voor een reflectie over de vraag naar identiteit en portret:
- De notie van ‘rassen’-identiteit die verbonden is met fysieke kenmerken, gelaatstrekken en huidskleur. Deze studie fungeerde als model voor
meerdere werken waarin een man voorkomt met een andere huidskleur (bvb.: Rubens, Aanbidding door de Koningen) of met een specifieke fysiek
(bvb.: de sater in Marsyas door Apollo gevild van Jordaens). Naast vragen over de fysieke kenmerken kunnen we ons afvragen tot welke
gemeenschap het model behoorde en met wie hij contact had, welke plaats hij innam in de Antwerpse maatschappij van die tijd.
- De twee facetten van de notie id.- (zelfde) -entiteit (individualiteit): door zijn fysieke trekken wordt deze persoon met een gemeenschap
geassocieerd, maar de expressieve behandeling maakt hem tot individu met een eigen karakter. De vier hoofden zijn verschillende facetten van
dezelfde persoon. Zo is ook identiteit een geheel met ‘meerdere facetten’, dat naargelang onze stemmingen, wat we meemaken of leeftijd
genuanceerder wordt…
Peter Paul RUBENS (1577-1640),
Vier studies van het hoofd van een Moor
De lichtbruine achtergrond met blauwe en
rode accenten suggereert wellicht een
omgevingsruimte. De schilder heeft vooral
aandacht besteed aan de huidskleur en het
modelé van de gezichten. Rubens staat
bekend om zijn roze carnaties met rode
schakeringen, maar hier exploreert hij andere
kleur- en lichteffecten. Hij gebruikt een
gamma van tinten die beperkt zijn tot wit,
oker en blauwgrijs met enkele rode accenten.
De expressieve toetsen benadrukken zowel de
vorm en de kleur als de beweging van de
gezichten.
In de 17de
eeuw doorkruisten de schepen van
de Oost-Indische Compagnie de oceanen en
legden aan in verschillende havens van de
Nederlanden, waaronder Antwerpen. De
schepen brachten nieuwe exotische producten
mee die de nieuwsgierigheid wekten van de
schilders van de Nederlanden. Met deze
schepen landden ook personen van
Afrikaanse herkomst in Europa.
We denken dat ditzelfde model in meerdere
schilderijen van Rubens en van tijdgenoten
als Jacques Jordaens en Anthony Van Dyck
voorkomt. Er werden meerdere studies
ondernomen om de identiteit van het
personage te achterhalen. Eén daarvan meent
dezelfde man te herkennen in een schilderij
afkomstig uit Frankfurt waar hij is
voorgesteld als de Ethiopiër Johannes
Forrenius.
24
Het dubbelportret
Het dubbelportret getuigt van een huwelijks-, ouderlijke of vriendschapsband.
25
Rembrandt HARMENSZOON VAN RIJN (1606-1669),
Portret van Nicolaas van Bambeeck, 1641
Rembrandt was afkomstig van Leiden en vestigde zich in 1631 in Amsterdam, waar hij al gauw een befaamd portrettist werd. Rond 1640
maakte hij talrijke portretten van rijke handelaren en burgers, onder wie Nicolaas van Bambeeck.
Dit portret van Nicolaas van Bambeeck vormde oorspronkelijk een geheel met dat van zijn vrouw Agatha Bas, thans bewaard in het Buckingham
Palace in Londen. Beide portretten zijn formeel met elkaar verbonden door de herhaling van een in trompe-l’oeil geschilderde ebbenhouten lijst.
De in driekwart afgebeelde man leunt op de lijst. Eén hand omklemt stevig een handschoen, de andere rust ontspannen op de lijst. De man straalt
waardigheid en rust uit.
Het sobere realisme is kenmerkend voor de portretten uit de Noordelijke Nederlanden, maar dit portret van Rembrandt onderscheidt zich door het
subtiele licht dat uit het personage zelf lijkt te stralen.
Het echtpaar was van een verschillende sociale afkomst. Lakenhandelaar Nicolaas van Bambeeck had fortuin gemaakt in de handel en
was afkomstig van een uit de Zuidelijke Nederlanden geëmigreerde familie. Zijn vrouw kwam uit een rijke Amsterdamse familie van
wapenhandelaren. De vader van Agatha, een voormalig burgemeester, verzette zich naar verluidt tot zijn dood tegen dit huwelijk. Deze
anekdote weerspiegelt een sociaal fenomeen dat tot op vandaag doorwerkt: de tegenstelling tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ rijken.
De schilder heeft de
fysionomie van de man, die
toen vierenveertig jaar was,
nauwgezet weergegeven. Hij
heeft een krachtige neus, een
strenge mond en een directe
blik. Dezelfde precisie is terug
te vinden in de weergave van
de subtiele nuances van de
carnatie, de lichtheid van het
vilt, de textuur van het haar en
het detail van de kant.
De in trompe-l’oeil
geschilderde lijst bakent de
ruimte af. Het rechtopstaande
model lijkt op de lijst te
leunen, zodat zijn vingers en
attributen op een subtiele
manier in de ruimte van de
toeschouwer binnendringen.
Door dit procedé lijkt het
personage tot leven te komen
en vanuit de fictieve wereld in
de echte wereld te stappen.
26
Het zelfportret
Een zelfportret is een portret dat een persoon van zichzelf maakt. Tot in de 19de
eeuw gebeurde dit louter met de hulp van een spiegel, daarna
worden er ook foto’s gebruikt. In de middeleeuwen werden kunstwerken vrijwel nooit gesigneerd. Kunstenaars waren ambachtslui en bleven
anoniem voor het grote publiek. Vanaf de 12de
eeuw verschenen de eerste zelfportretten in verluchte handschriften, maar ze fungeerden daar eerder
als signatuur.
Het zelfportret kwam pas echt tot ontwikkeling in de 15de
eeuw, toen kunstenaars een hoger sociaal aanzien kregen en meer autonomie genoten. In
die tijd portretteerden tal van kunstenaars zichzelf als een van de personages op hun schilderijen en traden zo via hun blik in interactie met de
toeschouwer. Aanvankelijk speelden ze een bescheiden rol, maar ze traden meer en meer op de voorgrond. In de 16de
eeuw ontstonden volwaardige
zelfportretten waarop de kunstenaar zichzelf afzonderlijk en los van een verhalende context afbeeldt. Deze autonomie weerspiegelde het sociaal
statuut van de kunstenaar die eindelijk erkenning en respect kreeg. Met dit type portret kan de kunstenaar zijn gevoelens en emoties uitdrukken,
maar zich ook vragen stellen over zijn eigen identiteit. In de 17de
eeuw was het zelfportret zowel in de Noordelijke als Zuidelijke Nederlanden een
echte oefening in introspectie.
27
Carlo Maratta was een van de belangrijkste Italiaanse schilders van het einde van de 17de
en het begin van de 18de
eeuw.
In Rome ging Maratta al heel jong in de leer in het atelier van Andrea Sacchi, waar hij bleef tot aan de dood van de meester (1661). In dit milieu,
dat werd gefrequenteerd door Poussin, kwam de classicerende en intellectualistische tendens van zijn werk tot ontwikkeling. Daarna absorbeerde
hij ook de principes van de barok.
Hij wordt als een van de belangrijkste Italiaanse portretschilders van de 17de
eeuw beschouwd. Hij schilderde zich hier erg naturalistisch in een
eerder theatrale stijl. Hij ensceneerde meerdere portretten als half historische, half allegorische voorstellingen, zoals ook hier het geval is.
In tegenstelling tot andere zelfportretten is
de blik van de kunstenaar niet op de
toeschouwer gericht, maar leidt de blik
naar een schilderij dat uitzicht geeft op een
tafereel op de achtergrond: onder een
palmboom schrijft een geknielde,
gevleugelde vrouw iets op het schild van
een gehelmde vrouw met lans.
Dit tafereel zou kunnen verwijzen naar het
verhaal van het schild van Achilles. In de
Ilias (XVIII, 478-617) beschrijft Homerus
op een levendige manier hoe Hephaistos
dit schild maakte en met een ingewikkeld
decor tooide. De manier waarop de
schilder via het afgebeeld tafereel de tekst
van Homerus tot leven wekt, maakt hem
tot een van de bekendste voorbeelden van
de band tussen schilderkunst en poëzie.
Maratta ensceneert zichzelf al tekenend met een penhouder en in een
vrij klassieke houding. Het werk is verwant aan het zelfportret van
Poussin met tekenkarton in de hand.
Carlo MARATTA (1625-1713),
Zelfportret, 1675
28
Het groepsportret
Vanaf de 17de
eeuw werden portretten geïntroduceerd die de relaties van een bepaald persoon met een groep vastleggen. Ze hebben vaak de vorm
van een groepsportret. Meerdere personen worden zij aan zij voorgesteld en er wordt meestal een bijzondere aandacht besteed aan de compositie.
Gebaren en handen kunnen ons aanwijzingen geven over de relaties tussen de verschillende personages. In deze portretten worden de modellen
vaak geënsceneerd in doordachte posities en in luxueuze kleren en decors die typisch zijn voor hun tijd en status. Het is een uitdaging voor de
kunstenaar om het idee van een collectieve identiteit over te brengen en tegelijk de individualiteit van de verschillende groepsleden te bewaren.
Door gebruik te maken van kleren, attributen, lichaamshouding, pose en gebaren probeert hij een zeker evenwicht te bereiken tussen
individualisering en uniformiteit.
29
Verhas was een realistisch schilder die befaamd was om zijn scènes uit het dagelijkse leven en vooral om zijn portretten van kinderen van
de burgerij.
Het thema van dit schilderij is de optocht van de scholen, een defilé van scholieren van Brussel en de provincies die door de Brusselse
burgemeester Jules Anspach werd georganiseerd naar aanleiding van de zilveren bruiloft van het koningspaar.
Het totaalbeeld, de plaats en voorgestelde personen lijken een positieve toekomst aan te kondigen voor België. Voor het koninklijk paleis flankeren
politici, kunstenaars en wetenschappers het vorstenpaar. De kinderen in hun mooiste kleren en blakend van gezondheid schetsen een beeld van een
welvarende en welopgevoede jeugd.
Jan VERHAS (1843-1896),
De optocht van de scholen in 1878,
1880
Links van het podium
staan leden van de
Academie, kunstenaars
en wetenschappers die
op de appreciatie van
de koning kunnen
rekenen. De tweede
staande man links van
de leeuw is Alphonse
Balat, de architect van
de Koninklijke Musea
voor Schone Kunsten.
Op het podium voor
het koninklijk paleis
herkennen we koning
Leopold II in
generaalsuniform.
Achter hem staat
koningin Maria-
Hendrika in het
gezelschap van haar
broer en de broer van
de koning. Op de trap
liggen de bloemen die
door elke school
worden neergelegd.
Rechts staan de burgemeesters en schepenen in ceremoniekleren. Jules Anspach bekijkt de optocht vanaf de
podiumtrap.
Mogelijk is de lerares
die de klas begeleidt
Isabelle Gatti de
Gamond. Deze
feministe en pedagoge
was een van de pioniers
van het secundair
onderwijs voor meisjes.
De kunstenaar
herwerkte de schetsen
die hij ter plaatse
maakte in zijn atelier en
liet daar andere
kinderen model staan.
Er komen talrijke
dochters van
kunstenaars en politici
voor op het
uiteindelijke schilderij.
Naar aanleiding van dit
werk bestelden
meerdere families bij
Verhas individuele
portretten.
30
Het herdenkingsportret
Het portret wordt hier gebruikt om een bijzondere persoon te herdenken, maar ook om zijn ideeën te propageren. Gemeenschappen lieten tal van
herdenkingsportretten van befaamde personen maken, vooral van mensen die een belangrijke politieke rol hadden gespeeld. Deze schilderijen
hebben morele en pedagogische bedoelingen: ze zijn een middel om bepaalde mensen en hun verdiensten te eren en tegelijk hun nagedachtenis
levendig te houden zodat hun voorbeeld navolging zou vinden.
31
Jacques-Louis DAVID (1748-1825),
De moord op Marat, 1793
Jacques-Louis David werd in 1748 in Parijs geboren. Hij nam deel aan de politieke strijd van de Revolutie en werd in 1795 samen met
Marat afgevaardigde van de Conventie, waar hij voor de dood van Lodewijk XVI zou stemmen. Hij was de meest vooraanstaande Franse
kunstenaar van de tijd en een persoonlijke vriend van Marat. Daarom werd hij belast met de organisatie van diens begrafenis en
schilderde hij dit herdenkingsportret.
De radicale revolutionair Jean-Paul Marat, had de bijnaam van ‘l’Ami du Peuple’ (vriend van het volk) naar de titel van het polemische tijdschrift
dat hij vanaf 1789 publiceerde. Hij werd in 1792 tot Parijse afgevaardigde in de Conventie verkozen en zetelde in de groep van de ‘montagnards’
van Danton en Robespierre, die een doorslaggevende rol speelde om de tegenpartij van de Girondijnen uit te sluiten. Dit schilderij herdenkt de
dood van Marat die op 13 juli 1793 werd vermoord door de fervente giradijn Marie-Anne Charlotte Corday.
David inspireerde zich vaak op de klassieke mythologie, maar schilderde hier een portret van een eigentijdse held, die hij idealiseert maar ook met
een zeker realisme weergeeft. ‘Ik dacht dat het interessant zou zijn om hem [aan het publiek] te laten zien zoals ik hem heb gevonden, terwijl hij
schreef voor het geluk van het volk’, schrijft David. Het is geen werk in opdracht maar een gedenkteken voor een strijdmakker wiens verdiensten
hij roemt.
Marat leed aan een huidziekte
die alleen door melkbaden werd
verlicht. Hij had de gewoonte
om in zijn bad te werken. In zijn
linkerhand houdt hij de brief die
Charlotte Corday aan hem had
gericht: ‘… in mijn ongeluk
denk ik op uw welwillendheid te
mogen rekenen.’ Het bebloede
moordwapen ligt vlakbij de pen,
het ‘wapen’ dat Marat hanteerde.
Op de kist die hij als werktafel
gebruikte, liggen een assignaat,
het geld dat door de Revolutie
werd ingevoerd, en een briefje
van Marat: ‘Geef dit assignaat
aan deze moeder van vijf
kinderen, van wie de man is
gestorven voor de verdediging
van het vaderland.’
De sobere compositie, het
diffuse licht en het
kleurengamma richten de
aandacht op deze
martelaarsfiguur, die afsteekt
tegen een donkere en lege
achtergrond. Er is geen enkel
element (kamer, vriend,
moordenaar…) dat de scène in
zijn dagelijkse realiteit situeert
noch een kledingstuk dat als
tijdsoriëntatie kan fungeren.
Marat, genereuze held die zijn
leven opofferde voor de
vervulling van zijn
revolutionaire idealen, wordt
hier voorgesteld door enkele
verwijzingen naar zijn
revolutionaire activiteiten (pen
en inktpot), zijn altruïsme en
burgerzin (brief), lijden (bad) en
heroïsche dood (bebloed mes).
32
Bibliografie
- Véronique ANTOINE-ANDERSEN, L’art pour comprendre le monde, Arles, 2011.
- Liesbeth DE BELIE, Rembrandt. Portret van Nicolaes van Bambeeck, tentoonstellingscatalogus, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van
België, Brussel, 23 juni – 27 september 2009, Brussel, 2009.
- R.-A. D’HULST, Nora DE POORTER en Marc VANDEVEN, Jacob Jordaens (1593-1678). Schilderijen en wandtapijten, tentoonstellingscatalogus,
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Antwerpen, 27 maart – 27 juni 1993, Brussel, 1993.
- Guy DE TERVARENT, Attributs et symboles dans l’art profane. Dictionnaire d’un langage perdu (1450-1600), Genève, 1997.
- Pierre en Galienne FRANCASTEL, Le portrait. 50 siècles d’humanisme en peinture, Parijs, 1969.
- Nadeije LANEYRIE-DAGEN, Lire la peinture dans l’intimité des œuvres, ed. Larousse, coll. Comprendre et Reconnaître, Parijs, 2002.
- Jacques LAVALLEYE, Le portrait au XVe siècle, Brussel, 1943.
- Valérie METTAIS, Portraits, Parijs, 2012.
- Leo VAN PUYVELDE, Jordaens, Parijs - Brussel, 1953.
- Jude WELTON, Les clés de la peinture (Modes d’emploi du regard), Parijs, 1995.
- Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel. Oude kunst, Brussel, 1986.
- Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Gids voor de collecties oude en moderne kunst, Brussel, 1996.
- Museum voor Moderne Kunst. Een keuze, Brussel, 2001.
- Museum voor Oude Kunst. Een keuze, Brussel, 2001.
- Vingt chefs-d’œuvre de la peinture. Un tour d’horizon rapide, Brussel, 1994.
- http://www.opac-fabritius.be/nl/F_database.htm
- http://expositions.bnf.fr/portraits/expo/salle1/index.htm