het belang van een gezinsomgeving
TRANSCRIPT
Project: preventing placement
disruptions in foster care. Paper.
University of Minnesota School of
Social Work.
Steege, M. van der (2012). Gezinshuizen
in de jeugdzorg. De kennis verzameld en
de stand van zaken. Utrecht:
Nederlands Jeugdinstituut.
Steege, M. van der, Konijn, C. &
Broekhoven, R. (2012).
Doelgroepenanalyse residentieel verblijf
Spirit (exclusief pleegzorg en de
behandelcentra). Eindrapportage.
Amsterdam: Spirit Jeugd &
Opvoedhulp.
Steege, M. van der & Meuwissen, I.
(2012). Doelgroepenanalyse Rubicon
Jeugdzorg. Een analyse van de huidige
cliënten binnen het cluster Verblijf.
Utrecht: Nederlands
Jeugdinstituut.
Ward, H. (2009). Patterns of
instability: moves within the care
system, their reasons, contexts
and consequences. In: Children
Youth Services Review, 31, 1113-1118.
Yang, M., Ullrich, S., Roberts, A. &
Coid, J. (2007). Childhood
institutional care and personality
disorder traits in adulthood:
findings form the British National
Survey of Psychiatric Morbidity. In:
American Journal of Orthopsychiatry, 1,
67-75.
Noot
1 Zie www.nji.nl/uithuisplaatsing.28
Jeu
gd
bel
eid
nu
mm
er1,
2013
Het belang van een gezinsomgeving
GOOS CARDOL *
We doen overduidelijk iets niet goed!Te veel jeugdigen verblijven in resi-dentiële instellingen en nog te vaakmaken jeugdigen meerdere overplaat-singen mee en/of verandering van be-geleiders en gezinsvoogden, terwijlwe weten hoe belangrijk het gezin enals second best een gezinsomgeving voorhet kind zijn. We weten ook hoe be-langrijk continuïteit is voor een ade-quate ontwikkeling van een jeugdige.We handelen er echter onvoldoendenaar.Als we het Internationale Verdrag in-zake de Rechten van het Kind (IVRK)goed lezen, is het daar allemaal interug te vinden: het gezin is de kernvan de samenleving volgens deverdragsopstellers. Het gezin wordtgezien als de meest natuurlijke omge-ving voor de ontplooiing en het wel-zijn van jeugdigen. En als een kindniet in een gezin kan opgroeien, danmoet de nadruk liggen op het biedenvan een gezinsomgeving. Want, zo iste lezen, voor een volledige en harmo-nische ontplooiing van de persoonlijk-heid van de jeugdige is het opgroeienin een gezinsomgeving een belangrij-ke voorwaarde.Daarmee wordt benadrukt dat als eenkind niet in het eigen gezin of in eenpleeggezin kan opgroeien, een gezins-omgeving de voorkeur geniet boveneen residentiële instelling. Deze regelgeldt ook voor Nederlandse jeugdigendie niet in het eigen gezin of in een
pleeggezin kunnen opgroeien. Hetverdrag is klip en klaar in z’n formu-lering dat dan een gezinsomgevingvoor het kind prioriteit heeft.Een kleinschalige opvoedingscontextwordt door de verdragsopstellers ge-koppeld aan een sfeer van geluk, lief-de en begrip. Maar er zijn meer voor-delen te noemen: de omgeving is veel-al de natuurlijke omgeving van gezin-nen, waaromheen een sociaal net-werk functioneert, jeugdigen gaannaar een gewone school in een gewo-ne straat, hebben geen wisselende be-geleiders en kunnen groeien door degeboden continuïteit. Een gezins-omgeving biedt rust en zekerheid.
Waarom gebeurt dit dan nog te wei-nig? We zijn in de afgelopen decenniahet belang van een gezinsomgevingvoor de ontwikkeling van kinderen teveel uit het oog verloren. Was een uit-huisplaatsing nodig, dan werd te sneleen residentiële setting als optie ge-zien. Er zijn in Nederland zo’n 1360plaatsen in gezinshuizen beschikbaaren dat aantal steekt wat mager aftegen het totaal aantal uithuis-geplaatste jeugdigen. Want, de be-schikbare cijfers uithuisgeplaatstejeugdigen variëren tussen 15.000 en25.000 uithuisplaatsingen. Gaat hetdan echt allemaal om jeugdigen waar-voor plaatsing in een residentiële in-stelling geïndiceerd is? Ik kan het meniet voorstellen.
* Dr. Goos Cardol is bijzonder lector ‘Opvoeden in het Publieke Domein’ aan de Zuyd Hoge-school te Sittard.
Column
29
Jeu
gd
bel
eid
nu
mm
er1,
2013
Zitten we te veel in een bepaald stra-mien waarin residentiële instellingenals enige mogelijk optie naar bovenkomen als een uithuisplaatsing nodigis en een pleeggezin niet kan? Heefthet met geld te maken? Is het te be-werkelijk om bestaande voorzienin-gen om te bouwen tot gezinshuizen?Heeft het met regels en vergunningente maken die op voorhand al makendat we niet eens overwegen om hetaantal gezinshuisplaatsen uit te brei-den?
Enige zelfreflectie van beleidsmakers,directeuren en politici op de vraagwaarom er zo weinig gezinshuis-plaatsen zijn in verhouding met hettotaal aantal residentiële plaatsenlijkt me op z’n plaats. HetKinderrechtenverdrag helpt bij dezereflectie door een duidelijk kader tebieden: primair is het gezin de plekwaar de jeugdige moet opgroeien. Debasis voor het kind is het eigen gezin.Het Kinderrechtenverdrag laat datzien door het recht van ouders omhun eigen kind te verzorgen en op tevoeden telkens weer te benadrukken.De pendant hiervan is vanzelfspre-kend dat het kind het recht heeft omdoor zijn eigen ouders opgevoed teworden. Lukt dat niet dan is een (net-werk)pleeggezin een goed alternatief.Is dat niet mogelijk, dan komt het ge-zinshuis in beeld en als laatste alter-natief een residentiële instelling.
Maar daarmee zijn we er niet. Zoals ikal in het begin aangaf, is het beginselvan continuïteit een belangrijk begin-sel in het Kinderrechtenverdrag. Con-tinuïteit zorgt dat het kind kan worte-len, dat het de omgeving als zijn plekkan ervaren, vriendschappen kan op-bouwen, plaatselijke gewoontes kan
overnemen, leert dat in relaties con-flicten kunnen ontstaan en weer op-gelost kunnen worden en dat dezeover de tijd heen een relatie verdie-ping kunnen geven. Een gezins-omgeving geeft de jeugdige meer na-tuurlijke mogelijkheden om deel tezijn van het gezinsleven en te partici-peren in de sociale omgeving van hetgezin. Bestaansonzekerheid, disconti-nuïteit, daarentegen leidt bij veel kin-deren tot ontwikkelingsschade. Zekerals er al sprake is van minder veer-kracht, onzekerheid en kwetsbaar-heid. En dat is veelal het geval bijkinderen die niet in het eigen gezinkunnen opgroeien. Des te meer eenreden om continuïteit zwaar te latenwegen in besluitvorming.Het beginsel van continuïteit is geenloze kreet in het Kinderrechten-verdrag. Het schept verplichtingen:door overplaatsingen te vermijden,door ervoor te zorgen dat als kinderengoed op hun plek zitten ze daar kun-nen blijven tot minstens hun meer-derjarigheid, ook in gezinshuizen.Niet de regels, niet de financiering,niet het organisatiebelang, maar hetkindbelang dient het richtinggevendecriterium te zijn.Bovendien, ook als de jeugdzorg uit-eindelijk goedkoper moet worden,hetgeen een belangrijk doel is van dereeds in gang gezette Transitie Jeugd-zorg, dan zal in de ondersteuning vanuithuisgeplaatste kinderen continuï-teit een belangrijk gegeven moetenzijn. Investeren in kinderen is geenvergeefse moeite, geen weggegooidgeld. Continuïteit bieden is een goedeinvestering met een hoog rendement.Tenzij we liever beslissingen voor dekorte termijn accepteren en de lateremaatschappelijke schade op de kooptoe willen nemen.
30
Jeu
gd
bel
eid
nu
mm
er1,
2013
Gezinshuizen in het buitenland
TIJNE BERG-LE CLERCQ *
Gezinshuizen zijn niet typisch Nederlands. Zowel in westerse als niet-westerse
landen komen kleinschalige vormen van residentiële hulpverlening in een
gezinssetting voor. Maar er zijn verschillen, zowel in vormgeving, werkwijze als
in de eisen die aan de gezinshuisouders gesteld worden. Zo vinden in tegenstel-
ling tot de meeste Nederlandse gezinshuizen de buitenlandse kleinschalige vor-
men van residentiële hulpverlening in een gezinssetting niet altijd in ‘gewone’
huizen in een ‘gewone’ straat plaats en hebben de buitenlandse gezinshuis-
ouders in tegenstelling tot de Nederlandse gezinshuisouders niet vaak een spe-
cifieke opleiding afgerond.
Tijne Berg-le Clercq vergelijkt Nederland met een aantal andere landen.
Gezinshuizen zijn niet typisch Neder-lands. Zowel in westerse als niet-wes-terse landen komen kleinschalige vor-men van residentiële hulpverleningin een gezinssetting voor, zoals profes-sional family homes in Finland, familygroup homes in de Verenigde Staten,Australië en Polen, small group homes inChina, en family-type orphanages, familyupbringing groups, replacement families inRusland en SOS Kinderdorpen in meerdan 130 landen (Lindevall, 2010; Sie-gel & Welsh, 2009; Preston & Ryder,2011; Senate Community Affairs Refe-rences Committee Secretariat, 2004;Polkowski; Mother’s Choice; Holm-Hansen et al., 2005; Holm-Hansen,Kristofersen, & Myrvold, 2002; Gud-brandsson, 2004; SOS Kinderdorpen,2010).Gezinshuizen in het buitenland wor-den al naar gelang het land of de regio
al dan niet bij de pleegzorg onderge-bracht (Verreth, 2009); dit geldt bij-voorbeeld voor Erziehungsstellen inDuitsland (Berg-le Clercq, 2011). Daarworden, afhankelijk van de aanbiederen de deelstaat, deze Erziehungsstellengezien als vorm van pleegzorg of alsvorm van opvang in een residentiëleinstelling (Strohalm, 2007; Glaum,2011). Daarin is kort gezegd sprakevan professionele ‘tehuisopvoeding ineen gezin’ (Bundesministerium fürFrauen, Jugend, Senioren und Ju-gend, 2010). De opvoeding van dejeugdige is er in handen van een pro-fessionele opvoeder. Deze hulpverle-ner neemt, eventueel samen met departner, de opvoeding van maximaaltwee jeugdigen op zich. Jeugdigen toten met vijftien jaar komen hiervoorin aanmerking; zij hebben veelal in-tensieve aandacht nodig, die niet
* Tijne Berg-le Clercq is medewerker Internationaal bij het Nederlands Jeugdinstituut. Reac-tie? E-mail naar [email protected].
Wel en niet vergelijkbaar
31
Jeu
gd
bel
eid
nu
mm
er1,
2013