erasmus university thesis repository · web viewbij full ifrs kan bij de waardering van voorraden...
TRANSCRIPT
1
Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Sectie Accounting, Audit & Control (AAC)Studiejaar 2009/2010
IFRS for Small and Medium-sized EntitiesToepasbaarheid in Nederland gewenst?
Datum juli 2010Scriptiebegeleider dhr. B. Snel RCScriptant A.D. ErahimStudentnummer 307565
2
Abstract
Harmonisatie is momenteel het begrip dat op mondiaal niveau de discussie beheerst op het werkveld
van de externe verslaggeving. De mondialisering van de economie die primair gedreven wordt door
ondernemers die wereldwijde grenzen oversteken op zoek naar meer welvaart lijkt een
ondergrondse weerstand te ondervinden. Deze weerstand wordt gevoed door een gebrek aan
financiële informatievoorziening. Hoe verder te groeien in Azië, Zuid-Amerika, Afrika, het Midden-
Oosten maar ook dichter bij huis zoals in Zuid- en Oost-Europa als de vertaalkosten van de lokale
verslaggevingsstandaarden te groot worden en niet meer gedekt kunnen worden met de bijhorende
baten? De oplossing ligt voor handen; één uniforme verslaggevingsstandaard voor ons allemaal.
Maar de oplossing is te voorbarig. Net zoals mensen onderling verschillen in cultuur, taal, normen en
waarden verschillen landen op basis van deze zelfde onderliggende factoren met elkaar. Een
universele jas die ons allemaal past bestaat dus niet. Met het fenomeen IFRS ‘het Engels onder de
talen’ waagt de IASB een poging tot het definiëren van een kleinere compactere en meer algemene
standaard voor nationale ondernemingen, de zogenoemde IFRS for SMEs. De tijden zijn spannend.
I n h o u d s o p g a v e
3
1 ALGEMENE INLEIDING
1.1 Onderwerp
1.2 Deelvraag 1
1.3 Deelvraag 2
1.4 Deelvraag 3
1.4 Conclusie
2 DE SME-STANDAARD
2.1 Inleiding
2.2 Object; wat houdt de IFRS SME-standaard in?
2.2.1 De standaard
2.2.2 Historie
2.2.3 Internationale positie
2.2.4 De Europese Unie
2.3 Subject; toepassingsgebied
2.4 Waarom is de IFRS SME-standaard tot stand gekomen?
2.4.1 Achtergrond
2.4.2 International Accounting Standard Board
2.4.3 Kapitaalmarkten
2.5 Exposure Draft
2.5.1 Commentaarbrieven
2.5.2 Aanbevelingen
2.6 Conclusie
3 VERSCHILLENANALYSE IFRS-SME & DUTCH GAAP
3.1 Inleiding
3.2 Verschillenanalyse IFRS SME en Dutch GAAP
3.2.1 Definitiebepaling
3.2.2 Toepassinggebied
3.2.3 Framework
3.2.4 Resultaat kwantitatieve verschillenanalyse
3.2.4.1 Indeling van de jaarrekening; de hoofdoverzichten
3.2.4.2 Indeling van de hoofdoverzichten
3.2.4.3 Consolidatie
3.2.4.4 Voorraden
3.2.4.5 Materiële vaste activa
3.2.4.6 Immateriële vaste activa
3.2.4.7 Impairment
4
3.2.4.8 Deelnemingen
3.2.4.9 Lease
3.2.4.10 Financiële instrumenten
3.2.4.11 Voorzieningen
3.2.4.12 Pensioenen
3.2.4.13 Overnames & goodwill
3.2.4.14 Opbrengstverantwoording
3.2.4.15 Belastingen
3.2.4.16 Verbonden partijen
3.5 Conclusie
5 VERSCHILLENANALYSE IFRS-SME & FULL IFRS
5.1 Inleiding
5.2 Relatie tot full IFRS
5.3 Vereenvoudigingen
5.4 Conclusie
6 CONTEXT
6.1 Inleiding
6.2 Positie van de Europese Unie
6.3 Juridische en fiscale systemen
6.4 Standaardisatie versus harmonisatie
7 CONCLUSIE
7.1 Van DUTCH GAAP naar IFRS SME
7.2 Van full IFRS naar IFRS SME
7.3 Haalbaarheid van internationale convergentie
7.4 Slotconclusie en aanbeveling
8 BIJLAGE
9 LITERATUURLIJST
1 Inleiding algemeen
5
In dit eerste hoofdstuk zal ik een uiteenzetting geven van hoe de scriptie opgebouwd is en hoe
hiermee aan de hand van deelvragen de hoofdvraag zal worden beantwoord.
De hoofdstukken met uitzondering van het eerste hoofdstuk zijn globaal in te delen in vijf
onderdelen.
Abstract ziet de indeling er als volgt uit:
• UITEENZETTING ONDERWERP
• VERGELIJKING A + VERGELIJKING B + CONTEXT = CONCLUSIE
1.1 Het onderwerp
Het eerste hoofdstuk geeft een uiteenzetting van het onderwerp van deze scriptie de IFRS SME-
standaard. Hierin worden basale vragen beantwoord als ‘waar gaat het over?’ en ‘wat houdt het in?’
of nog algemener ‘wat is een standaard?’ en ‘wat betekend IFRS?’. Aanverwante onderwerpen als
hoe deze nieuwe standaard tot stand is gekomen en de autoriteit ervan zullen tevens aan de orde
komen.
1.2 Deelvraag 1
Het tweede hoofdstuk gaat aan de slag met het onderwerp IFRS for SME. De standaard wordt in de
context geplaatst van de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot externe verslaggeving,
oftewel Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
Met behulp van een analyse zal worden onderzocht hoe deze nieuwe standaard zich verhoudt tot
onze nationale regels. De conclusie zal het antwoord samenvatten op de eerste belangrijke deelvraag
‘Is toepasbaarheid van IFRS SME binnen de Nederlandse grenzen haalbaar?’.
1.3 Deelvraag 2
6
Waar het vierde hoofdstuk een jaarrekening op basis van Dutch GAAP vergelijkt met een
jaarrekening op basis van IFRS SME, vergelijkt hoofdstuk vijf een SME-jaarrekening met een
jaarrekening op basis van full IFRS. Hiermee zal worden gekeken naar het bestaansrecht van de
SME-standaard naast full IFRS uitgaande van de huidige Nederlandse situatie waarin de grootste
MKB-ondernemingen reeds op vrijwillige basis full IFRS toepassen in jaarverslaggeving. Met dit
hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de tweede hoofdvraag: ‘In hoeverre is IFRS SME een
administratieve lastenverlichting voor een niet-beursgenoteerde en naar Nederlands recht opgerichte
rechtspersoon die haar jaarrekening conform full IFRS opstelt?]
1.4 Deelvraag 3
In het vijfde hoofdstuk zal een belichting volgen van het onderwerp IFRS SME vanuit een aantal
belangrijke perspectieven. Deze zijsporen gaan voornamelijk in op de algemene haalbaarheid van
harmonisatie van verslaggevingsstandaarden. Het succes van de full IFRS standaard bewijst namelijk
nog weinig over de haalbaarheid van IFRS SME wegens de verschillende doelgroepen. De doelgroep
van full IFRS kent een multinationaal en internationaal karakter, dit in tegenstelling van de doelgroep
van IFRS SME wat zich meer op nationalistische gronden beweegt. In dit hoofdstuk neemt het
toonaangevende onderzoek van Gray op culturele verschillen en de invloed op de
verslaggevingsstandaarden een belangrijke rol in. Het andere belangrijke onderwerp dat besproken
zal worden is het verschil tussen de zogenaamde Angelsaksische landen en de Romaanse common
law landen. Met dit hoofdstuk zal met andere woorden vanuit een diepgaandere context antwoord
worden gegeven op de laatste hoofdvraag: ‘Kan een wereldstandaard als IFRS SME gedijen onder
verschillen rechtssystemen in verschillende landen’.
1.5 Conclusie
Al met al zal de conclusie worden getrokken of de recent gepubliceerde IFRS for SME-standaard
binnen nationale grenzen een aantrekkelijk en juridisch haalbaar alternatief is voor niet-
beursgenoteerde ondernemingen. De aantrekkelijkheid getoetst aan de hand van de administratieve
lastenverlichting en de haalbaarheid getoetst aan de hand van het naast elkaar kunnen bestaan van
de SME-standaard en Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek zonder al te veel strijdigheden. Hier en daar
zult u naast de conclusie enkele aanbevelingen aantreffen waarin ik met mijn bescheiden kennis
enigszins probeer toe te passen op de beschreven hypothetische praktijk.
2 IFRS SME-STANDAARD
7
2.1 Inleiding
Na een uitgebreide behandeling van het doel en het te bewandelen pad daar naartoe van deze
scriptie zijn we nu aanbelandt bij hoofdstuk twee. In dit hoofdstuk zal een uitgebreide omschrijving
van de SME-standaard worden weergeven. De beschrijving zal beginnen met het object, dit deel zal
met name vragen beantwoorden als ‘waar hebben we het nu over?’ en ‘wat houdt het in?’ gevolgd
door een beschrijving van het subject van de SME-standaard wat vragen zal beantwoorden als ‘voor
wie geldt het’ of ‘voor wie is het bedoeld?’.
Het zou vanzelfsprekend zijn om in dit hoofdstuk zodanig in te gaan op de SME-standaard door
paragraaf voor paragraaf uit te leggen wat voor richtlijnen er opgenomen zijn in de standaard en hoe
deze zich uitwerken in de praktijk maar dit zal weinig relevantie met zich meebrengen daar het bij de
bestudering van standaarden relevanter is om te kijken naar de verschillen ten opzichte van andere
standaarden, in dit geval in de eerste instantie Dutch GAAP en in mindere mate met full IFRS. De
scriptie zou overigens veel te langdradig worden en weinig nieuws voortbrengen. Voor een betere
ondersteuning voor de hoofdvraag ‘is IFRS SME toepasbaar in Nederland?' is ervoor gekozen om een
verschillenanalyse toe te passen op de SME-standaard en de Nederlandse wet- en regelgeving en
mindere mate ook met full IFRS. Het doel is dan om vervolgens de negatieve verschillen te
stroomlijnen in twee subcategorieën.
Negatief verschil in de zin van:
het in strijd zijn met de Nederlandse wet oftewel een onoverbrugbaar verschil;
een administratieve lastenverzwaring voor het bedrijfsleven.
Tijdens de objectieve respectievelijk subjectieve behandeling van de SME-standaard zal ook de
recente historie en het proces van totstandkoming van IFRS-SME behandeld worden waarbij de
standaard ook in internationaal, Europees en Nederlands perspectief uitbelicht zal worden. Hierna
zal in een aparte paragraaf worden ingegaan op de besluitvorming tot het initiëren en publiceren van
deze nieuwe standaard waarbij dwars door de standardsetter1 wordt gekeken naar de vraag vanuit
het bedrijfsleven.
1 De standardsetter is de International Accounting Standard Board, aparte behandeling van de IASB volgt.
8
2.2 Wat houdt de IFRS SME-standaard in?
2.2.1 De standaard
IFRS for Small and Medium sized Entities is een standaard waarmee een jaarrekening kan worden
opgesteld en kan - om de context beter uit te leggen - als concurrent worden omschreven van de in
Nederland geldende Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
IFRS SME is een standaard die door de International Accounting Standard Board is ontwikkeld en telt
230 pagina’s. Dit is in schril contrast met de 2800 pagina’s tellende IFRS-standaard en 1400 pagina’s
tellende RJ-Richtlijnen. Voor direct inzage in het document kan de website van de IASB worden
geraadpleegd. De definitieve opstelling van deze nieuwe standaard is gepubliceerd op 9 juli 2009 en
kent tot dusver nog geen aanpassingen. De indeling van het document geschied volgens de volgorde
van balansposten.
Met betrekking tot de accountantscontrole heeft IFRS SME dezelfde betekenis als full IFRS. Een
jaarrekening die conform IFRS SME is opgesteld en is goedgekeurd door een bevoegd accountant
wordt verklaard als betrouwbaar en geeft zodoende een getrouwe weergave van de financiële
positie en resultaten van de betreffende rechtspersoon.
2.2.2 Historie
De ontwikkeling van de IFRS SME-standaard heeft ruim zes jaar in beslag genomen. De eerste
formele stap werd gezet in september 2003 met de World Standard Setters Survey waarmee de IASB
de behoefte vanuit het driehoeksmodel van user, auditor en preparer probeerde te identificeren. Dit
onderzoek resulteerde in juni 2004 in een Discussion Paper dat uiteindelijk 117 commentaren
opleverde die in de verdere ontwikkeling van de standaard zijn betrokken. De kwalificatie als
commentaar is overigens onderworpen aan zeer strenge eisen.
Uiteindelijk is in februari 2007 de formele Exposure Draft gepubliceerd die een concept weergeeft
van hoe de SME-standaard eruit zal gaan zien. De publicatie van een Exposure Draft wordt erkend als
een mijlmaal binnen de ontwikkeling van nieuwe standaarden, vanwege dit belang zal de SME
Exposure Draft als apart onderdeel worden behandeld in de volgende paragraaf.
Na de publicatie van de SME Exposure Draft waarop 162 commentaarbrieven zijn ontvangen is de
uiteindelijke final IFRS for SME-standaard 9 juli 2009 op de website van de IASB gepubliceerd.
9
2.2.3 Internationale positie
Vlak na de publicatie van de SME-standaard heeft de IASB een onderzoek verricht naar ontvangst van
de nieuwe standaard onder individuele landen. In totaal hebben 51 soevereine staten gereageerd op
het onderzoek van de IASB met het volgende resultaat:
19 landen gaan IFRS SME opnemen in de nationale jurisdictie;
10 landen gaan IFRS SME toestaan voor vrijwillig gebruik;
13 landen accepteren IFRS SME maar twijfelen nog over verplichtstellen dan wel toestaan
van vrijwillige toepassing.
9 landen gaan IFRS SME bij voorbaat niet toestaan.
Het mag duidelijk zijn dat het merendeel van de respondenten de nieuwe standaard positief
ontvangt en de standaard op termijn ook daadwerkelijk gaat gebruiken. De IASB laat in de publicatie
ook weten erg tevreden te zijn met de positieve ontvangst van de nieuwe standaard. Bij deze reactie
is wel een kanttekening te plaatsen daar de meeste positieve reacties afkomstig zijn van economisch
zwakkere landen die over het algemeen ook niet beschikken over ver ontwikkelde eigen
verslaggevingstandaarden. Tot belangrijke voorstanders van de SME-standaard behoren vooralsnog
alleen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. In het Verenigd Koninkrijk als verplichte
standaard en in de VS als keuzemogelijkheid.
Of de standaard in VS daadwerkelijk voet aan de grond gaat krijgen is ook nog te bediscussiëren. De
VS beschikt over zeer geavanceerde verslaggevingsstandaarden waar naar verwachting de
gemiddelde onderneming in de VS niet van af zal wijken.
De echte uitdaging voor de IASB ligt vooralsnog in de Europese Unie. Bij de ontwikkeling van de
standaard heeft de IASB in grote mate rekening gehouden met het zodanig inrichten van de
standaard om de kans op acceptatie door de EU te vergroten maar tot nu toe is enige resultaat
2.2.4 Europese Unie
10
De individuele EU-lidstaten hebben tot nu toe vrij verdeeld gereageerd op de SME-standaard. Tot op
heden hebben van de in totaal 27 EU-lidstaten slechts de twee lidstaten Oostenrijk en Denemarken
aangegeven IFRS SME met zekerheid in de nationale jurisdictie op te willen nemen, deze twee
lidstaten hebben tevens aangegeven dat zij verplichtstelling op EU-niveau wenselijk achten.
Daarnaast zijn er nog slechts de drie landen Nederland, Slowakije en Zweden die reeds hebben
aangegeven wat te zien in de SME-standaard en zich nog zullen beraden over eventuele
verplichtstelling dan wel toestaan van vrijwillig gebruik. Onder de tegenstanders bevinden zich de
EU-lidstaten Frankrijk, Duitsland, Polen en Slovenië.
De conclusie luid dan ook dan ook de overgrote meerderheid voorlopig nog niets ziet in de SME-
standaard.
2.3 Toepassingsgebied
De IASB heeft lang geworsteld met de doelgroepbepaling van de SME-standaard. In de eerste
instantie werd uitgegaan van een kwantitatieve bepaling aan de hand van kengetallen zoals aantal
medewerkers en de omvang van de omzet maar de IASB is hier snel op teruggekomen. Ter
bevordering van de acceptatie van de nieuwe standaard door de lidstaten van de EU en andere
landen heeft de IASB ervoor gekozen om geen kwantitatieve bepaling van de doelgroep op te nemen
in de tekst van de standaard maar dit over te laten aan de jurisdicties van de landen zelf.
Het begrip SME vertaald zich in Nederlandse tekst naar het woord MKB, dit begrip had aanvankelijk
de inhoudelijke betekenis dat de SME-standaard bedoeld is voor kleine, middelgrote en grote
ondernemingen maar deze gedachtegang is door de IASB verlaten. De naamgeving SME is wel in
stand gehouden wegens de bekendheid van de term die in de loop van de jaren is verkregen.
De IASB heeft er uiteindelijk voor gekozen om een aantal kwalitatieve begrippen in de teksten op te
nemen om een soort van afbakening van het toepassingsgebied te bewerkstelligen. De begrippen
geven dus aan voor wie de SME standaard in ieder geval niet van toepassing is.
Beursnotatie
De eerste afbakening vindt plaats aan de hand van of een rechtspersoon beursgenoteerd is of niet. In
de standaard is expliciet opgenomen dat een beursgenoteerd fonds niet kan voldoen aan de IFRS
SME-standaard.
Public accountability
11
De tweede afbakening vindt plaats op grond van het begrip public-accountability. In de standaard
worden rechtspersonen die kapitaal beheren wat niet van hen is zoals financiële instellingen
(banken, pensioenfondsen, verzekeraars etc.) en die dus continue openbare verantwoording dienen
af te leggen over hun financiële positie en resultaten bij voorbaat uitgesloten van de SME-standaard.
2.4 Waarom is de IFRS SME-standaard tot stand gekomen?
2.4.1 Achtergrond
Om het ‘waarom’ gedeelte van deze scriptie goed te kunnen beantwoorden lijkt het mij
verhelderend om te beginnen met een abstracte beschrijving van de situatie zoals die nu is.
Zoals in elke andere discipline binnen de economische wetenschap ligt aan de ontwikkeling van
financiële externe verslaggeving deels een simpel vraagaanbod –evenwicht ten grondslag en deels
het Darwinisme van continue aanpassing en verbetering oftewel het zogenaamde economic
Darwinism.
Het mag een economisch feit zijn dat eenheid in externe verslaggevingsstandaarden tussen
verschillende landen de economische betrekkingen – zowel op micro als op macroniveau – zal
intensiveren en daardoor zal leiden tot meer economisch nut wat vertaald wordt in een hogere
economische groei en standaard.
Binnen de EU is er reeds sprake van een monetaire eenheid wat zich heeft vertaald in een hogere
economische standaard. In de context van deze scriptie is de volgende stap die de EU kan nemen om
haar welvaart te maximaliseren ‘harmonisatie van de verslaggevingsstandaarden voor alle niet-
beursgenoteerde ondernemingen’. Hiermee is de vrager binnen het vraagaanbod -principe
gedefinieerd.
Het aanbod komt hier van de IASB die de standaarden ontwikkeld. Voor de IASB is hier simpelweg
het belangrijkste doel het in stand houden en verbeteren van haar bestaansrecht.
2.4.2 De International Accounting Standard Board
12
De leidende rol binnen de wereld van de externe jaarverslaggeving is tot op heden altijd vervuld
geweest door de International Accounting Standard Board (IASB), daarnaast wordt ook het
Amerikaanse Financial Accounting Standard Board (FASB) als belangrijke standard-setter erkend
maar deze richt zich voornamelijk op Amerikaanse belangen. De IASB is daarentegen een
onafhankelijk instituut dat zich niet heeft verbonden aan een enkel land.
Het doel dat de IASB voor ogen had bij de ontwikkeling van de IFRS SME-standaard was in de eerste
plaats verdere mondiale harmonisatie van de verslaggevingsstandaarden. Dit streven is onderdeel
van een groter harmonisatieoffensief dat inmiddels al een flink aantal jaren wordt gevoerd. Met de
acceptatie van full IFRS in 2005 door de Europese Unie was de eerste stap gezet en deze leek goed te
werken.
De twee instituten de IASB en FASB hebben met verschillende projecten toenadering tot elkaar
gezocht en een platform geboden voor wetenschappers om onderzoek te doen naar eenheid binnen
de externe verslaggeving. Diverse wetenschappelijke artikelen zijn in de afgelopen jaren gepubliceerd
over harmonisatie van de diverse verslaggevingsstandaarden.
De eerste uitdaging voor de instituten standard-setters was volgens Nobes and Parker (2004, p.77)
geen standaardisatie van de verslaggevingsstandaarden maar harmonisatie van de onderliggende
elementen, de zogenaamde building blocks oftewel het framework. Tot deze conclusie is ook Gray
(1988, p. 4) gekomen die min of meer concludeerde dat eenheid in regels wordt verstoord door
culturele verschillen maar het daarentegen harmoniseren van de ontwikkeling van deze regels wel
mogelijk is door dezelfde principes te hanteren zoals bijvoorbeeld het voorzichtigheidsbeginsel.
In het verlengende van dit harmonisatieoffensief heeft de IASB een set van standaarden ontwikkeld
voor het midden en kleinbedrijf. Het doel van de SME-standaard zelf is eenheid creëren in de
jaarverslaggeving van niet-beursgenoteerde ondernemingen. Net zoals het probleem dat bij
beursgenoteerde ondernemingen speelde, speelt in de tegenwoordige tijd het probleem bij de
‘kleine’ niet-beursgenoteerde multinational die gevestigd is in bijvoorbeeld drie landen en daardoor
drie verschillende jaarrekeningen dient te publiceren en ieder een andere geconsolideerde winst laat
zien.
Met SME-standaard wordt tegemoet gekomen aan de globalisering van niet-beursgenoteerde
ondernemingen. Het CBS laat zien dat de gemiddelde Nederlandse B.V. steeds meer omzet uit het
13
buitenland haalt, met andere woorden de economische groei voor nationale ondernemingen ligt
veelal in het buitenland. IFRS-SME vormt hiermee een faciliteit om als nationaal bedrijf meer
activiteiten te kunnen ondernemen in het buitenland. Hoe dit zich dan exact in de praktijk zal
uitwerken zal in de toekomst onderzocht moeten worden maar vooralsnog zal het bijvoorhand in tal
van situaties zoals bijvoorbeeld het geval van een lokale Nederlandse leverancier die wil leveren aan
een Roemeense afnemer makkelijker zijn de financiële positie van deze Roemeense afnemer te
bepalen ( aan de hand van de op basis van IFRS-SME opgestelde jaarrekening).
Om de aanleiding tot het ontwikkelen van de SME-standaard te beschrijven zal zoals eerder gezegd
dwars door de standardsetter het IASB worden heen gekeken naar de behoefte vanuit het
bedrijfsleven. Het tot stand komen van de SME-standaard kent ook een politieke drijfkracht, deze zal
echter apart in paragraaf x op Europees en op nationaal niveau worden beschreven.
2.4.3 Kapitaalmarkten
De meest genoemde aanleiding voor het ontwikkelen van de SME-standaard is de continue
globalisering van de wereldeconomie wat zich nagenoeg één op één doorvertaald in een
globalisering van de internationale kapitaalmarkten. In economische termen worden de financiële
markten - waar diverse rechtspersonen hun financiering vinden - beschouwd als de smeerolie van de
reële economie. Deze transacties tussen kapitaalverschaffers en kapitaalnemers kennen een steeds
internationaal wordend karakter. Het is goed om te begrijpen dat deze transacties zich niet alleen
simpelweg beperken tot de welbekende bankleningen van banken aan een bedrijven maar het zijn
vooral de kapitaalstromen tussen bedrijven onderling die sterk zijn toegenomen de laatste jaren.
Deze kapitaalstromen komen veelal tot stand in de vorm van deelnemingen waaronder de
zogenaamde venture capitalists2. Er is dus een ontwikkeling gaande waarbij ondernemingen hun
activiteiten in steeds mindere mate direct financieren met door banken verstrekt vreemd vermogen,
in plaats hiervan vindt financiering steeds vaker plaats aan de hand van verstrekt eigen vermogen
anders dan door banken.
Het bovenstaande voorbeeld laat zien dat de gemiddelde onderneming in de afgelopen jaren in
steeds grotere mate verstrengeld is geraakt met in het buitenland gevestigde ondernemingen. Het is 2 Welbekende Engelse term voor de financiering van startende maar veelbelovende ondernemingen met een hoog risico.
14
deze ontwikkeling waar de nieuwe SME-standaard aansluiting tot zoekt. Doordat ondernemingen
steeds meer zaken doen met buitenlandse rechtspersonen is er behoefte aan een eenduidige
standaard voor de jaarverslaggeving.
2.6 Exposure Draft
In deze paragraaf zal worden ingegaan op de commentaarbrieven die de Exposure Draft voor de IFRS
SME-standaard heeft opgeleverd, vanaf heden te noemen de SME ED.
Na uitleg van het proces van totstandkoming van een definitieve standaard gehanteerd door de IASB
zal worden ingegaan op het aantal commentaarbrieven en de verdeling hiervan. Daarna zal
inhoudelijk worden ingegaan op een aantal belangrijke nationale en internationale reacties. De vraag
die hiermee zal worden beantwoord is hoe het sentiment is onder de respondenten en of er sprake is
van enige consensus onder hen.
Voorafgaand aan elke verandering op gebied van de bestaande richtlijnen - zowel aanpassingen als
uitbreidingen – publiceert de IASB een Exposure Draft met een conceptrichtlijn van hoe de
uiteindelijke aanpassing eruit zal zien. Deze Exposure Draft is bedoeld om alle belanghebbenden de
mogelijkheid te geven onderbouwde commentaar te leveren. De serieuze commentaarbrieven
worden vervolgens door de IASB als aanbevelingen meegenomen in de definitieve nieuwe richtlijn.
Deze wordt gemiddeld circa een tot twee jaar na publicatie van de Exposure Draft gepubliceerd.
2.6.1 Commentarenbrieven
In totaal zijn er 162 commentaarbrieven geleverd op de SME ED. De reacties zijn in de regel meestal
afkomstig van de grotere accountantskantoren gevolgd door de zogenaamde trendstetting-bodies
zoals de voor ons bekende Raad voor de Jaarverslaggeving en het Koninklijke Nivra. Een kleiner
aantal reacties is afkomstig vanuit het bedrijfsleven en worden nagenoeg allen geleverd door grote
beursgenoteerde multinationals.
In de onderstaande tabel is goed te zien hoe de verdeling van de commentaarbrieven zich spreidt
onder de belanghebbenden.
15
aantal commentaarbrieven0
1020304050607080
AuditfirmsStandard settersBedrijvenUniversiteitenOverig
Een inventarisatie van de commentaarbrieven levert de volgende belangrijkste resultaten op.
Een totstandkoming van een internationaal geaccepteerde standaard voor niet-beursgenoteerde
entiteiten wordt voornamelijk breed gesteund door:
Accountants en hun vertegenwoordigende accountantskantoren inclusief de Big-4
Standard setters
Het bedrijfsleven
Tegenstand en kritiek op de SME ED kent een duidelijk tweedeling en kan als volgt worden
geclassificeerd.
Tegenstanders die überhaupt niets zien in een wereldwijde standaard voor niet-beursgenoteerde
ondernemingen.
Tegenstanders die wel degelijk voor een wereldwijde standaard zijn maar niet in de huidige
vorm.
De negatieve commentaarbrieven zijn voornamelijk afkomstig vanuit grote Europese landen als
Duitsland en Frankrijk. Het is goed op te merken dat het negatieve sentiment met betrekking tot de
SME ED een integraal karakter heeft waardoor het zich demografisch laat opdelen. Hier zal later
dieper op in worden gegaan in het hoofdstuk culturele verschillen als een zijspoor op te materie.
2.6.2 Aanbevelingen
De aanbevelingen die bij het IASB zijn binnengekomen hebben zich voornamelijk geconcentreerd op
de drie onderwerpen goodwill, pensioenen en financiële instrumenten. Vooral vanuit Europese
landen is er veel weerstand tegen het niet mogen afschrijven op goodwill, de impairmenttest die in
de plaats daarvan zou moeten worden uitgevoerd blijkt in de praktijk nog veel te lastig en
ingewikkeld. Deze aanbeveling is door het IASB schoorvoetend overgenomen en is de standaard
hierop aangepast. Op andere punten zijn geen grote veranderingen doorgevoerd.
16
2.5 Conclusie
Het is duidelijk dat vanuit verschillende groepen belanghebbenden, zowel vanuit de kapitaalmarkten
(gebruikers) en bedrijven (opstellers en controleurs) een behoefte is aan een uniforme
verslaggevingsstandaard voor nationale ondernemingen. Deze behoefte onderkend ook de Europese
Unie maar toch blijft het erg lastig om een nieuw systeem te integreren in een dichtgetimmerd
civielrechtelijk en fiscaaljuridisch systeem. Vanuit de kritische hoek is ook duidelijk te zien dat kritiek
zich niet concentreert op de standaard zelf maar op het te bewandelen pad naar volledige integratie
van de standaard. Hier ligt dan ook de echte uitdaging voor het IASB en de voorstanders.
Gezien de commentaarbrieven op IFRS for SME mogen wij zeker onderkennen dat de standaard van
hoogwaardige kwaliteit is. De big four Ernst & Young, Deloitte, KPMG en PricewaterhouseCoopers
hebben alle vier zeer positief op de standaard gereageerd met de twee belangrijkste argumenten
‘verbetering van de kwaliteit van financiële informatievoorziening’ en ‘een significante reductie van
transactiekosten’.
17
3 Verschillenanalyse IFRS SME en Dutch GAAP
3.1 Inleiding
De vraag die in mijn scriptie centraal staat is of een volledige toepasbaarheid van IFRS SME in
Nederland gewenst is. Om op deze vraag antwoord te kunnen geven wordt in dit onderdeel gekeken
naar de ondernemingen die momenteel gebruik maakt van Dutch GAAP bij het opstellen van de
jaarrekening. De Nederlandse wet- en regelgeving wordt als uitgangspositie genomen, en vanuit dit
ijkpunt zal worden geïnventariseerd wat de invloed zal zijn op de individuele balansposten wat zijn
weerslag vindt op de resultatenrekening. Aan de hand hiervan zal een voorzichtige conclusie worden
getrokken over de gevolgen voor de financiële positie, de resultaten en de solvabiliteit van voor een
rechtspersoon die besluit over te stappen van Dutch GAAP naar IFRS SME.
Voordat ik de boekhoudkundige verschillen zal gaan analyseren acht ik het van belang om ook op
twee belangrijke onderliggende basiselementen van de twee standaarden te vergelijken. Met
onderliggende basiselementen bedoel ik in deze context:
A. Zijn de beide standaarden op dezelfde principes gebaseerd, dit komt tot uitdrukking in het
zogenaamde conceptual framework.
B. Beslaan de twee standaarden hetzelfde type bedrijf, dit komt tot uitdrukking in het
zogenaamde toepassingsgebied.
Uiteindelijk zal ik dan de boekhoudkundige analyse – min of meer de kern van deze scriptie – gaan
uitvoeren. Deze analyse heb ik in twee delen opgesplitst. Het eerste deel zal een alomvattende
kwantitatieve analyse geven van alle materiële verschillen die zullen optreden binnen de
jaarrekening als gevolg van de conversie. De gerapporteerde verschillen zullen vervolgens worden
ingedeeld in drie volgende categorieën:
(a) IFRS SME in strijd met Dutch GAAP;
(b) IFRS SME strikter;
(c) Dutch GAAP strikter.
Aan de hand van deze kwantitatieve analyse kan één van de respectievelijk volgende drie conclusies
worden getrokken met betrekking tot de SME-standaard:
(a) Onuitvoerbaar;
(b) Onaantrekkelijk;
(c) Aantrekkelijk.
18
Als onderdeel van de kwalitatieve analyse zal een theoretische analyse worden gemaakt van de
belangrijkste materiële gevolgen voor de balans en de resultatenrekening en hoe deze zich
verhouden tot de financiële positie van een onderneming die de zich waagt tot convergentie.
Tenslotte zal een conclusie worden gevormd op basis van de analyse.
3.2 De verschillenanalyse
Om tot inzicht te komen in de toepasbaarheid van IFRS SME in Nederland is er een analyse gemaakt
van de individuele gevolgen per balanspost en post in winst- en verliesrekening. Deze gegevens zijn
ontleend aan het boek “Vergelijking IFRS voor niet-beursgenoteerde ondernemingen (IFRS for Small
and Medium-sized Entities) met Nederlandse wet- en regelgeving’’ uitgegeven september 2009 door
Ernst & Young Accountants LLP.
De toepasbaarheid wordt getoetst aan de hand van een vergelijking van de huidige verschillen per
balanspost en of deze met in elkaar in strijd zijn wat toepasbaarheid belemmerd dan wel dat ene
standaard striktere bepalingen kent dan de andere. In dat laatste geval kan slechts de conclusie
worden getrokken dat de over het algemeen minder strikt geformuleerde standaard meer vrijheid
kent en voor het bedrijfsleven vanuit een administratieve kostenbatenperspectief aantrekkelijker is.
3.2.1 Definitiebepaling Dutch GAAP
Dutch GAAP ook wel NL GAAP genaamd staat in letterlijke zin voor Dutch General Accepted
Accounting Principles en geeft de Nederlandse wet- en regelgeving waarmee naar Nederlands recht
opgerichte niet-beursgenoteerde rechtspersonen de jaarrekening dienen op te stellen.
Deze regels zijn bij wet vastgelegd in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en in de Richtlijnen
van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) oftewel de RJ-Richtlijnen. In tegenstelling tot de in Titel 9
BW 2 opgenomen teksten zijn de in de Richtlijnen opgenomen teksten niet bindend en hebben dus
geen kracht van wet. In de praktijk komen de Richtlijnen tot uitdrukking als de belichaming van de
binnen de wettelijke kaders op gebied van externe verslaggeving maatschappelijk aanvaardbare
normen.
Het is overigens belangrijk om te realiseren dat het jaarrekeningenrecht zoals beschreven in Titel 9
BW 2 niet definitief vervalt indien IFRS SME het stokje overneemt als de verslaggevingsstandaard
voor niet-beursgenoteerde rechtspersonen. Wel zal een deel van de bestaande wetsartikelen komen
te vervallen de rest zal blijven dienen binnen het fiscale jaarrekeningenrecht en het
kapitaalinstandhoudingsrecht. Deze laatste zal nog later in de scriptie aan de orde komen in een
apart hoofdstuk.
19
3.2.2 Toepassinggebied
Zoals reeds uitgebreid in paragraaf 2.3 is beschreven is IFRS SME bestemd voor een brede groep
ondernemingen die zich laten kenmerken door de afwezigheid van een zogenaamde ‘public
accountability’ en (middelgrote en grote) niet-beursgenoteerde ondernemingen die een jaarrekening
dienen op te stellen voor externe gebruikers anders dan de directeur-grootaandeelhouder en de
fiscus.
Dutch GAAP heeft vrijwel exact dezelfde doelgroep ondernemingen voor wie de nationale wet- en
regelgeving verplicht is. Beursgenoteerde ondernemingen zijn vrijgesteld van de nationale wet- en
regelgeving daar zijn sedert 1 januari 2005 verplicht zijn full IFRS toe te passen. Kleine
ondernemingen zijn evenwel uitgezonderd van de wet- en regelgeving onder Dutch GAAP.
Het is overigens aan de wetgever om bij wet te bepalen voor welke categorie ondernemingen
eventuele toepasbaarheid van IFRS SME dient plaats te vinden. De IASB heeft hier bewust gekozen
voor het nalaten van het stellen van kwantitatieve criteria voor het wel dan wel niet kwalificeren als
small- of mediumsized entity. De achtergrond waartegen deze beslissing is genomen is een
(eventuele) bespoediging van acceptatie van de SME-standaard door de EU door het aan de
jurisdicties van de individuele lidstaten over te laten welke rechtspersonen verplicht zijn dan wel de
mogelijkheid krijgen om de nieuwe standaard toe te passen.
3.2.3 Framework
Het framework is de zogenaamde skeletconstructie die de basis vormt voor de bedrijfseconomische
wetenschap op gebied van externe verslaggeving. Het framework is gebaseerd op een aantal
theoretische aannames waaruit verdere ontwikkeling van de wetenschap gestoeld is. Het framework
dat de IASB hanteert in de ontwikkeling van haar standaarden is te definiëren in twee globale
categorieën:
De zogenaamde ‘Objectives of general purpose financial reporting’ met andere woorden de doelen
van externe verslaggeving, en deze zijn:
stakeholders een middel geven om Raden van Bestuur en Commissarissen te controleren en
eventueel ter verantwoording te kunnen roepen;
de gebruiker ondersteunen bij het nemen van economische beslissingen;
het verschaffen van informatie over de financiële positie, het resultaat en veranderingen in
de financiële positie van de betreffende rechtspersoon.
Inzicht verschaffen in de toekomstige cash flows.
20
Daarnaast kent het framework de volgende primaire kwalitatieve kenmerken/eisen voor de
jaarrekening:
begrijpelijkheid;
relevantie;
betrouwbaarheid;
vergelijkbaarheid;
Binnen het framework wordt een limitatieve opsomming gegeven van vijf elementen waarin de
jaarrekening is in te delen, namelijk:
activa;
passiva;
vermogen;
opbrengsten;
kosten.
Het framework dat binnen Dutch GAAP wordt gehanteerd is als beste te beschrijven door artikel 362
lid 1 BW 2 waarin wordt aangegeven dat de jaarrekening als primair doel heeft ‘het verschaffen van
een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het
resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de
liquiditeit van de rechtspersoon’.
In de resterende tekst van artikel 362 worden nagenoeg dezelfde kenmerken en doelen genoemd
voor de jaarrekening zoals beschreven binnen het framework van de IASB. De Nederlandse wetgever
eist dus dezelfde kwalitatieve kenmerken en erkend dezelfde elementen zoals de IASB.
3.2.4 Resultaat verschillenanalyse
21
De totale vergelijking is te vinden in bijlage A.
De in het onderzoek opgenomen gegevens zijn grotendeels ontleend aan de door Ernst & Young
gepubliceerde vergelijking van de IFRS-SME-standaard met de Nederlandse wet- en regelgeving.
Ernst & Young heeft een vergelijking gemaakt van de verschillen tussen de IFRS SME-standaard en de
Nederlandse wet- en regelgeving en deze verschillen geclassificeerd in de eerder genoemde drie
categorieën ‘strijdig’ ‘SME strikter’ en ‘RJ strikter’.
In de door Ernst & Young beschreven verschillen heb ik een aantal eliminaties doorgevoerd op
verschillen die ik niet materieel acht of bij uitzondering voorkomen en dus nauwelijks materiële
invloed uitoefenen op de gemiddelde onderneming waarop IFRS SME van toepassing.
Het betreft hier het zeer lastige onderwerp financiële instrumenten waarop na publicatie van de
Exposure Draft geen commentaar is geleverd in de totale 162 reacties. En verder heb ik niet gekeken
naar verschillen die voorkomen bij vreemde valuta; personeelsbeloningen (Shared-Based Payments);
gesegmenteerde informatie; overheidssubsidies, emissierechten & en service consessions; winst per
aandeel, gebeurtenissen na balansdatum, tussentijdse berichten.
De kwantitatieve analyse levert het volgende resultaat op:
Bij de convergentie van Dutch GAAP naar IFRS SME ontstaan er 122 identificeerbare verschillen in de
regelgeving die hun directe weerslag vinden op de jaarrekening.
Het volgende tabel geeft een samenstelling weer van deze 122 identificeerbare verschillen.
RJ STRIKTER
SME STRIKTER
STRIJDIG
0 10 20 30 40 50 60 70
44
58
20
Aard van de verschillen
Op basis van deze gegevens kunnen de volgende twee conclusies getrokken worden:
Conclusie (1) IFRS SME kent over het algemeen strikter geformuleerde standaarden
dan Dutch GAAP.
Conclusie (2) Aantal strijdigheden is significant.
Toelichting verschillen
22
Ik het volgende stuk ga ik in op de geïdentificeerde verschillen. Hierbij zal ik niet de volgorde van
bijlage A aanhouden maar een topdown benadering toepassen. Ik zal beginnen om vanuit een
helikopterview naar de jaarrekening te kijken, laten wij zeggen op een hoogte van 10 km. Vanaf deze
fictieve hoogte daal ik af naar hoogte van 5km en vervolgens door naar het oppervlak. Het
onderstaande figuur geeft schematisch weer hoe de aanpak zal verlopen.
10 -7,5 INDELING Overzichten; presentatie
7,5 - 5 CONSOLIDATIE Geconsolideerde jaarrekening; consolidatiekring
5 -2,5
BALANSPOSTEN
Voorraden; MVA ; IVA ; Deelnemingen; Lease; Financiële instrumenten & EV; voorzieningen; pensioenen
2,5 - 0 GRONDSLAGENimpairment; overnames & goodwill; opbrengstverantwoording; belastingen; vreemde valuta; verbonden partijen;
4.2.4.1 Indeling van de jaarrekening
De SME-jaarrekening kent de volgende vier hoofdoverzichten:
IFRS SME DUTCH GAAPi. Statement of Financial Position i. Balans
ii. Statement of Comprehensive Income & Income Statement
ii. Winst & Verliesrekening (totaalresultaat)
iii. Statement of Changes in Equity & Statement of Income and Retained Earnings iii. Mutatieoverzicht Eigen Vermogen
iv. Statement of Cashflows iv. Kasstroomoverzicht
Zoals in het bovenstaande schema te zien is komt de indeling praktisch geheel overeen met hetgeen
bepaald is in de Nederlandse regelgeving. Er is wel een verschil dat kan optreden. IFRS SME biedt de
mogelijkheid om van het tweede overzicht de ‘Statement of Comprehenisve Income & Income
Statement’ een apart overzicht af te splitsen dat de resultaten weergeeft die via het eigen vermogen
zijn verlopen, de zogenoemde ‘Statement of Other Comprehensive Income’.
Conclusie (1) De indeling van de jaarrekening – de presentatie – kent nauwelijks tot geen
verschillen.
4.2.4.2 Indeling van de overzichten
23
IFRS SME kent dus een indeling van de jaarrekening in vier componenten. Voor de indeling van deze
vier componenten bestaan geen verdere voorschriften. Het is een onderneming dus vrij om te
bepalen hoe bijvoorbeeld de balans verder wordt ingedeeld. Er worden wel vier specifieke eisen
gesteld waar de jaarrekening aan dien te voldoen.
(a) De rangorde van de balansposten dient te geschieden conform de liquiditeit van de posten,
deze dient aflopend te zijn van vast naar vlottend. Geldt zowel de activa- als de passivazijde.
(b) Het eigen vermogen (onderdeel van de balans) dient uitgesplitst te worden in de
componenten waar deze uit bestaat (aandelenkapitaal, agio, algemene reserve etc.).
(c) In de resultatenrekening dienen de kosten naar keuze worden ingedeeld conform de
functionele methode of de categoriale methode.
(d) Buitengewone resultaten worden niet erkend ter voorkoming van arbitraire beslissingen.
Daar waar IFRS SME de keuzevrijheid voor de inrichting van de jaarrekening kent Dutch GAAP juist
stringente voorschriften waaraan voldaan dient te worden. De voorschriften worden beschreven in
het Besluit Modellen Jaarrekening. Dit voorschrift kent vier modellen voor de balans en (A t/m D) en
zes modellen voor de winst- en verliesrekening. De opsteller van de jaarrekening uit een van deze
modellen te kiezen.
Conclusie (2) IFRS SME biedt de flexibiliteit om de hoofdoverzichten naar eigen functionaliteit in te
delen. Dutch GAAP kent hier en tegen een limitatief aantal modellen waaruit gekozen
dient te worden. In deze modellen zijn moderne begrippen als EBITDA niet in te
voegen3.
4.2.4.3 Consolidatie
3 Handboek jaarrekeningen E&Y
24
Met betrekking tot de consolidatierichtlijnen beperkt de discussie zicht tot de bepaling van de
consolidatiekring.
IFRS SME kent de volgende bepaling. De groep die dient geconsolideerd te worden bestaat uit de
moeder die het hoofd van de groep vormt en al haar dochterondernemingen. De
dochteronderneming worden gedefinieerd als een entiteit waarover meerderheidszeggenschap
uitgeoefend wordt. Hierbij is de richtlijn dat vanaf een belang van 50% de entiteit verplicht dient
meegeconsolideerd te worden. Bij een belang van 50% of minder dient de economische realiteit
beoordeeld te worden en is de juridische realiteit niet van belang.
Binnen Dutch GAAP zijn er twee routes te volgen die beide de kwalificatie als dochtermaatschappij
opleveren. Een onderneming kan kwalificeren als dochteronderneming indien voldaan wordt aan de
het criterium van de economische eenheid of het criterium van organisatorische eenheid.
Het is hier dus duidelijk dat de Nederlandse wetgeving een uitbreiding kent ten opzichte van IFRS
SME. Dit betekend dat sommige ondernemingen onder IFRS SME niet kwalificeren als een
dochteronderneming waar deze onder Nederlandse wetgeving wel als dochteronderneming kunnen
kwalificeren.
Dit kan het resultaat opleveren dat een concern op basis van IFRS SME een aantal ondernemingen
niet hoeft mee te consolideren waardoor de betreffende activa en passiva buiten beschouwing
blijven. Dit kan gunstig uitwerken voor de solvabiliteit en liquiditeit, deze niet mee te consolideren
ondernemingen geven het management namelijk meer arbitraire speelruimte. Zie ook de Enron-case.
Conclusie (3a) De consolidatiekring onder IFRS SME is kleiner ten opzichte van Dutch GAAP.
Een tweede verschil op het vlak van consolidatie komt tot uitdrukking in de winst- en verliesrekening.
25
Het betreft de presentatie van het minderheidsbelang derden in de geconsolideerde jaarrekening.
Het verschil in presentatie wil graag uitleggen aan de hand van het volgende voorbeeld:
Onderneming A behaald een winst van 1000 waarvan 50 toebehoort aan
minderheidsaandeelhouders.
IFRS SME Dutch GAAP Nettowinst 1000 Winst na belasting 1000Minderheidsbelang 50 Minderheidsbelang 50
950 Nettowinst 950
Zoals te zien is valt de nettowinst onder IFRS SME hoger uit. Dit heeft een positieve weerslag op
allerlei kengetallen waarmee de performance wordt beoordeeld.
Conclusie (3b) IFRS SME kent voor de geconsolideerde jaarrekening een gunstigere standaard.
4.2.4.4 Voorraden
We zijn nu op niveau lager aanbeland in de beoordeling van de verschillen tussen IFRS SME en Dutch
GAAP, te beginnen met de balanspost ‘voorraden’.
De IASB heeft met de invoering van IFRS SME ten opzichte van full IFRS een enorme verandering
doorgebracht in de waarderingsmogelijkheden voor voorraden.
Bij full IFRS kan bij de waardering van voorraden gekozen worden uit een groot aantal mogelijkheden
zoals LIFO, FIFO, vervangingswaarde, ijzeren voorraadstelsel, gemiddelde inkoopprijs enzovoort
enzovoort. Bij de SME-standaard bestaat nu nog enkel de mogelijkheid om de voorraad te waarderen
op basis van de historische kostprijs. Dit is een enorme verbetering van de leesbaarheid en
begrijpelijkheid van de jaarrekening.
De Nederlandse regelgeving kent eveneens een beperkt aantal mogelijkheden waaruit gekozen dient
te worden bij de waardering van voorraden. De historische kostprijs en de zogenoemde
vervangingswaarde. De praktijk leert echter dat er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de
genoemde laatste mogelijkheid waardoor IFRS SME en Dutch GAAP in de praktische uitwerking
nauwelijks van elkaar zullen verschillen.
Conclusie (4) Geen materiële verschillen tussen IFRS SME en de Nederlandse regelgeving .
26
4.2.4.5 Materiële vaste activa
Met betrekking tot materiële vaste activa zijn twee verschillen te identificeren. Het eerste verschil
komt neer op de waarderingsgrondslagen die mogen worden toegepast. IFRS SME staat enkel
waardering tegen historische kostprijs toe waar en tegen Dutch GAAP ook toestaat om materiële
vaste activa te herwaarderen naar de reële waarde.
Het tweede verschil heeft betrekking om de component rentekosten. Rentekosten mogen onder IFRS
SME nimmer worden geactiveerd. Dutch GAAP geeft hier juist de keuzemogelijkheid om rentekosten
die een causaal verband hebben met de betreffende vaste activa te activeren op de balans.
Conclusie (4) IFRS SME biedt minder mogelijkheden met betrekking tot de waardering van
materiële vaste activa.
4.2.4.6 Immateriële vaste activa
Tussen IFRS SME en Dutch GAAP is zijn drie verschillen te onderscheiden met betrekking tot
immateriële vaste activa.
Het eerste verschil komt tot uitdrukking in het wel of niet mogen activeren van ontwikkelingskosten
(R&D). IFRS SME geeft op dit vlak niets weg en eist dat alle koste die verband houden met
ontwikkeling en innovatie direct te laste van de resultatenrekening worden geboekt. Dutch GAAP
stelt hier juist de contraire eis dat indien voldaan wordt een aantal voorwaarden activering van
ontwikkelingskosten verplicht is. Hier zien we dus dat IFRS SME in strijd is met de Nederlandse
regelgeving.
Het tweede discussiepunt is de presentatie van overgenomen immateriële vaste activa die onderdeel
uitmaken van een bedrijfsovername. Vrijwel bij elke bedrijfsovername zijn immateriële vaste activa
te identificeren die zich niet op een hand laten waarderen omdat er bijvoorbeeld geen liquide markt
voor is.
IFRS SME stelt hier dan de eis dat deze lastig te waarderen immateriële vaste activa niet apart op de
balans mogen worden opgenomen maar deel uit dienen te maken van de restpost goodwill.
Dutch GAAP heeft hier toch liever dan een onderneming deze immateriële vaste activa aan de hand
van schattingsmodellen waardeert en apart op de balans neemt. Hier is enige onzekerheid mee
gemoeid maar de uitsplitsing heeft hier de functie dat het toch toegevoegde waarde tot stand brengt
voor de gebruikers van de jaarrekening.
27
Het laatste verschil komt voor bij de bepaling van de levensduur van immateriële vaste activa met
een oneindige levensduur. Waar de RJ het weerlegbare vermoeden van een levensduur van
maximaal 20 jaar toerekent is IFRS SME in alle gevallen slechts bereid een vaste afschrijvingsduur van
10 jaar te erkennen.
Conclusie (5) IFRS SME biedt significant minder speelruimte bij de waardering van immatriele vaste
activa ten opzichte van Dutch GAAP.
4.2.4.7 Impairment
Impairment is een begrip dat de laatste jaren een flinke opmars heeft meegemaakt. Het begrip dat
vanuit IFRS is geïntroduceerd betekend vrij vertaald waardevermindering. Onder IFRS dient jaarlijks
een impairmenttest te worden uitgevoerd op alle immateriële vaste activa, met andere woorden een
toets op significante waardeverminderingen. Het IASB heeft deze richtlijn niet doorgevoerd op IFRS
SME mede door een grote hoeveelheid kritiek en aanbevelingen op de Exposure Draft.
Binnen IFRS SME is het nu zodanig geregeld dat op immateriële vaste activa net zoals bij materiële
vaste activa na activering worden afgeschreven.
De post goodwill is een goed voorbeeld om dit toe te lichten. Bij full IFRS is de richtlijn dat goodwill
wordt gewaardeerd aan de hand van complexe berekeningen die de contante waarde van
toekomstige overwinsten comprimeren, afgeschreven wordt er niet. Vervolgens dient deze post
jaarlijks getoetst te worden op eventuele waardeverminderingen. Deze test ‘de impairmenttest’ is
zeer complex en lastenverzwarend. Met IFRS SME is gekozen voor de gangbare methode die ook
binnen de Dutch GAAP wordt toegepast namelijk het activeren van goodwill en er vervolgens op
afschrijven. Hiermee is een jaarlijkse impairmenttest ook niet verplicht maar dient pas uitgevoerd te
worden bij aanwijsbare vermoedens.
Met deze omslag van het IASB is de situatie nu zodanig dat IFRS SME dichter bij de Nederlandse
wetgeving is komen te zitten.
Conclusie (5) IFRS SME en Dutch GAAP kennen dezelfde eenvoudige richtlijn voor bijzondere
waardeverminderingen.
28
4.2.4.8 Deelnemingen
Begripsbepalingen
Belangrijk in dit onderdeel in de begripsbepaling. Joint ventures wordt over het algemeen in de
internationale praktijk een dezelfde uitleg gegeven. Het begrip deelnemingen daarentegen kent
verschillende kwalificaties. Met betrekking tot IFRS SME kunnen we zeggen dat het begrip
deelneming - en dan met name de kwalificatie-eisen- dat deze in grote lijnen overeen komen met de
Nederlandse uitleg. IFRS SME hanteert ook in haar regelgeving het weerlegbare vermoeden van een
deelneming bij een aandelenbelang vanaf de 20%.
Conclusie (6a) Begripsbepaling ‘deelneming’ en ‘joint venture’ IFRS SME en Dutch GAAP komen
praktisch overeen.
Waarderingsgrondslag in de geconsolideerde jaarrekening
De waardering van deelnemingen geschiedde normaliter bij full IFRS op basis van de
equitiy-methode, in de Nederlandse regelgeving bekend als de nettovermogenswaarde-methode.
Vanwege de complexiteit en daarmee gepaarde subjectiviteit heeft de IASB besloten om deze
methode van waardering niet door te trekken in de SME-standaard. Dit leidt tot een verbetering van
de toepasbaarheid van de SME-standaard in het opzichte van een significante administratieve
lastenverlichting.
De waardering van deelnemingen onder IFRS SME dient te geschieden op basis van de historische
kostprijs of de reële waarde waarvan de reële waarde alleen is toegestaan als de aandelen van de
betreffende rechtspersoon beursgenoteerd zijn4.
Conclusie (6b) De waarderingssystematiek van deelnemingen is onder IFRS SME sterk
vereenvoudigd ten opzichte van full IFRS en kwalificeert hiermee ook als veel
eenvoudiger dan Dutch GAAP.
4 Beursnotatie op lokale markten anders dan de AEX of AMX.
29
4.2.4.9 Lease
IFRS SME hanteert net zoals in de Nederlandse regelgeving een tweedeling van het begrip lease in
financiële lease en operationele lease.
De kwalificatienormen als operationele of financiële lease zijn zeer complex waarbij rechtspersonen
continue nieuwe constructies opzetten die zoveel mogelijk kwalificeren als operationele
leasecontracten vanwege de gunstigere verwerking in de jaarrekening.
Als reactie op de Exposure Draft zijn veel aanbevelingen binnen gekomen bij de IASB om alle
leasecontracten als operationeel te kwalificeren en hiermee deze complexe regelgeving te laten
vallen. Gezien de significante invloed op de vermogenspositie van ondernemingen die hiermee
gepaard gaat – verslechtering van de bruikbaarheid van de jaarrekening- heeft het IASB deze
aanbevelingen naast zich neergelegd.
Conclusie (7) Geen noemenswaardige verschillen in classificatie en verwerking van leasecontracten
onder IFRS SME en Dutch GAAP.
4.2.4.10 Financiële instrumenten
De beruchte IAS 32, IAS 39 en IFRS 7 bepalingen omtrent financiële instrumenten van full IFRS zijn in
de nieuwe SME-standaard voor een groot deel buiten beschouwing gelaten. Deze stap van het IASB
laat een duidelijke sterke vereenvoudiging zien van IFRS SME ten op zichte van full IFRS. Met deze
ontwikkeling is het voor kleinere ondernemingen die niet over de kennis en kunde beschikken om te
voldoen aan de complexe standaarden van full IFRS aantrekkelijker geworden om over te stappen
naar een mondiale standaard van het IASB die harmonisatie van de regelgeving najaagt (lees: IFRS
SME). Om te voorkomen dat de grootste ondernemingen onder de doelgroep van IFRS SME die wel
veelvuldig gebruik maken van financiële instrumenten benadeeld worden in de regelgeving is een
linkbepaling opgenomen in de SME-standaard naar IAS 39.
De kern van SME-regeling:
Alle financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs.
Met deze bepaling voorkomt de IASB het grote arbitraire gebied dat ontstaat bij het waarderen
tegen reële waarde zoals binnen full IFRS geëist wordt. Om de reële waarde objectief te kunnen
bepalen is het rentetarief van belang, echter kennen deze vaak een onzakelijke totstandkoming
doordat de meeste transacties een intercompany-karakter kennen.
30
Dutch GAAP kent een soortgelijke regelgeving als full IFRS die is opgenomen in RJ 290. Deze richtlijn
eist eveneens waardering tegen reële waarde. Dit heeft dus het gevolg dat IFRS SME gunstiger
uitpakt voor niet-zakelijke transacties.
Conclusie (8) IFRS SME kent een sterk vereenvoudigde regelgeving voor financiële instrumenten
ten opzichte van zowel full IFRS als Dutch GAAP.
4.2.4.11 Voorzieningen
Met betrekking tot voorzieningen komt de SME-standaard in praktisch alle opzichten dus
kwalificatie-eisen, waardering & presentatie) overeen met de Nederlandse regelgeving. Uitzondering
vormen de reorganisatievoorziening en de voorziening groot onderhoud.
IFRS SME kent striktere bepalingen omtrent de reorganisatievoorziening, deze dient aan meerdere
eisen te voldoen alvorens deze mag worden opgenomen in de balans. Daarnaast kent de SME-
standaard geen voorziening groot onderhoud omdat geen verplichting ten opzichte van derde
betreft.
Conclusie (9) Het niet erkennen van een voorziening groot onderhoud door IFRS SME zal tot meer
fluctuatie leiden in de te rapporteren winsten door SME-ondernemingen.
4.2.4.12 Pensioenen
Pensioenen is sinds hedendag een zeer lastig onderwerp – net zoals financiële instrumenten – binnen
het werkveld van externe verslaggeving. Deze complexiteit wordt veroorzaakt door het kernbegrip
actuarieel risico. Zodra een onderneming actuariële risico’s loopt over de pensioenverplichtingen
wordt de waarderingssystematiek erg ingewikkeld.
Deze ingewikkelde regelgeving die in IAS 19 is gepubliceerd is niet gevolgd door de Nederlandse
regelgeving. Binnen Dutch GAAP is in RJ 271.3 een veel eenvoudigere bepaling opgenomen voor de
waardering van de zogenaamde toegezegde5 pensioenen.
De SME-standaard kent eveneens een eenvoudigere regelgeving dan IAS 19 maar deze is niet zo sterk
vereenvoudigd als de RJ 271.3 Richtlijn. Wegens de complexiteit van dit onderwerp is voor de
leesbaarheid van deze scriptie verstandig om niet verder in te gaan op deze ingewikkelde materie.
Conclusie (10) De waarderingsystematiek van pensioenen is onder IFRS SME eenvoudiger dan bij full
IFRS maar nog steeds ingewikkelder en daarmee ook meer lastenverzwarend ten
opzichte van Dutch GAAP (RJ 271.3).
5 Pensioenen waar een actuarieel risico over wordt gelopen
31
4.2.4.13 Overnames en goodwill
Bij het onderwerp overnames en goodwill is duidelijk te zien dat IFRS SME een duidelijke middenweg
heeft gekozen tussen de nieuwe regels van IFRS 3 en de gedateerde niet meer geldende regels van
IAS 22. Deze regels van IAS 22 komen op hun beurt weer grotendeels overeen met de Nederlandse
regelgeving. De IASB wilde aanvankelijk net zoals IFRS 3 voorschrijft dat er niet op goodwill zou
worden afgeschreven maar dat er jaarlijks een impairmenttest op zou worden uitgevoerd, echter
kreeg de IASB hier veel kritiek en negatieve aanbevelingen op. De IASB heeft uiteindelijk de
regelgeving aangepast waardoor de verplichte impairment test is komen te vervallen en hiervoor de
simpele afschrijvingsmethode over de gebruikersduur in de plaats is getreden.
In grote lijnen is nog slechts één materieel verschil te onderkennen tussen de Nederlandse
regelgeving en de SME-standaard. Binnen IFRS SME dient net zoals bij IFRS 3 bij elke overname een
overnemende partij en een overgenomen partij geïdentificeerd te worden. Hiermee is de deur
dichtgegooid voor het juridische begrip fusies. Elk samengaan van twee rechtspersonen wordt
gekwalificeerd als een overname.
Conclusie (11) Het meest heikele onderwerp ‘de behandeling van goodwill’ is in de nieuwe
SME-standaard sterk vereenvoudigd en komt hiermee dicht in de buurt van de
Nederlandse regelgeving
4.2.4.14 Opbrengstverantwoording
We zijn nu zo ongeveer aanbeland bij het laagste niveau van de analyse. Opbrengstverantwoording is
een integraal begrip dat door de hele jaarrekening voorkomt, hierdoor behoort het ook min of meer
tot de principes waarop een standaard is gebaseerd. De principes die bij elke standaard min of meer
praktisch moeten overeenkomen om harmonisatie van de verslaggevingsstandaarden te kunnen
bereiken.
Bij opbrengstverantwoording is dan ook te zien dat zowel onder full IFRS, IFRS SME en Dutch GAAP
dezelfde kwalificatie en behandeling in de richtlijnen is opgenomen. Er zijn wel wat verschillen in wat
lastigere onderwerpen als de ‘percentage of completion-method’ maar niet geheel noemenswaardig.
Bij opbrengstverantwoording worden de volgende vijf criteria opgesomd die bij alle drie de
standaarden zijn beschreven.
32
Opbrengstverantwoording (erkennen van omzet) geschiedt indien:
de zogenaamde risks and rewards zijn overgedragen aan de koper;
geen verkoper bezit geen zeggenschap meer;
de opbrengst is nauwkeurig in geldeenheden te waarderen;
voordelen uit de transactie gaan naar de verkopende partij;
kosten met betrekking tot de verkoop (kostprijs) zijn nauwkeurig vast te leggen.
Conclusie (12) Het bepalen van de omvang van de omzet en het resultaat geschiedt onder IFRS SME
en Dutch GAAP volgens dezelfde principes; geen noemenswaardige verschillen.
4.2.4.15 Belastingen
Belastingen is net zoals het voorgaande onderwerp een onderwerp dat een integrale functie kent
binnen de jaarrekening, op elk component van de jaarrekening (lees: balans) ligt een fiscale claim
met uitzondering van monetaire posten.
De regelgeving omtrent belastingen is door het verlengstuk naar latente belastingposities erg
complex. Het heikele punt dat zich op dit vlak vormt is de niet-acute onzekere toekomstige
belastingverplichting waar een waarde aan toe gerekend dient te worden.
Ook wegens de complexiteit van dit onderwerp heb ik ervoor gekozen om niet al te diep in te gaan
op de materie. De kern van het verschil tussen IFRS SME en Dutch GAAP speelt zich op het volgende
vlak af. In hoeverre wordt de informatievoorziening weergegeven omtrent de latente
belastingpositie via de balans met nauwkeurige berekeningen die de reële waarde weergeven en in
hoeverre via (anderzijds) de toelichting.
In de regelgeving van de twee standaarden is te zien dat de Nederlandse regelgeving voorschrijft om
latente belastingposities op basis van hun reële waarde te rapporteren. Dus direct inzicht in de fiscale
positie met alle onnauwkeurigheden van dien. IFRS SME schrijft daarentegen voor dat de latente
belasting posities worden gerapporteerd op basis van hun nominale waarde met een uitgebreide
toelichting omtrent de risico’s en disconteringsvoeten.
Conclusie (13) IFRS SME schrijft een eenvoudigere vorm van presentatie van latente belastingpositie
(o.b.v. nominale waarde) voor ten laste van de informatievoorziening. Dutch GAAP
schrijft waardering op basis van reële waarde voor met de bijhorende bredere
onzekerheidsmarge.
4.2.4.16 Verbonden partijen
33
Het onderwerp ‘verbonden partijen’ is het laatste integrale onderwerp dat besproken wordt. Ook dit
onderwerp speelt zich af op het micromatige niveau van de jaarrekening.
Vanuit civielrechtelijk perspectief is een onderneming een zogenaamde nexus of contracts oftewel
een web van allerlei contracten. De vraag die hierbij wordt opgeroepen vanuit het
gebruikersperspectief van de jaarrekening is in hoeverre hierin inzicht verschaft dient te worden. In
de Engelse terminologie ook wel het disclosure-level genoemd.
IFRS SME en de Nederlandse regelgeving verschillen hierin op een aantal punten. Het belangrijkste
punt is dat Nederlandse regelgeving minder ver gaat dan de SME-standaard. In de RJ 330 Richtlijn is
opgenomen dat slechts contracten met verbonden partijen die een onzakelijk element bevatten
dienen te worden toegelicht in de jaarrekening. IFRS SME schrijft daarentegen voor dat alle
transacties/ contracten met verbonden partijen dienen te worden toegelicht. Beide standaarden
geven overigens een gelijke begripsbepaling voor wat verbonden partijen zijn.
Het voordeel dat hier door kenners wordt onderschreven is dat onder IFRS SME naar verwachting
alle contracten dus ook de onzakelijke contracten in de massa zullen opgaan. Onder de Nederlandse
regelgeving zullen alleen de onzakelijke transacties worden toegelicht waardoor deze bij voorbaat
omdat zij onzakelijk de nodige aandacht trekken, dit levert dus gebruikersvoordeel op.
Conclusie (14) IFRS SME eist meer informatievoorziening omtrent aangegane contracten met
verbonden partijen. Dutch GAAP verlangt hier en tegen juist enkel naar
informatievoorziening omtrent onzakelijke contracten.
3.5 Conclusie
34
De conclusie die ik kan trekken kom op het volgende neer.
In vergelijking met Dutch GAAP is te ondervinden dat het IASB heeft gekozen voor een
traditionelere vorm van jaarverslaggeving door af te stappen van de fair value
ontwikkeling die een lange tijd gaande is geweest en terug te grijpen naar waardering
op basis van historische kostprijzen. Dit beleid door de IASB is primair gegrond op het
argument en tevens feit dat measurement op basis van (historische) kostprijzen
betrouwbaarder en eenvoudiger is.
Het feit dat in IFRS SME ook voor de lastige onderwerpen richtlijnen zijn gegeven in
tegenstelling tot Dutch GAAP die veelal min of meer doorverwijst naar full IFRS (door
middel van enkele Richtlijnen van de RJ) is ook beamen dat de SME-standaard meer
guidance biedt dan Dutch GAAP. IFRS SME is een meer op zich zelfs staand document
ten opzichte van de Richtlijnen van de RJ (als aanvulling op Titel 9 BW)
35
5 VERSCHILLENANALYSE IFRS-SME & FULL IFRS
Dit hoofdstuk zal een korte uiteenzetting geven van hoe IFRS SME zich verhoudt tot full IFRS. In
tegenstelling tot het vorige hoofdstuk maakt dit onderdeel niet een groot deel uit van de scriptie. Het
maakt wel onderdeel uit van de hoofdvraag vanuit het perspectief van de toplaag van de
Nederlandse MKB-bedrijven. Eventuele toepasbaarheid binnen Nederland zal voor significant deel
afhangen van hoe de reacties zullen zijn vanuit deze groep belanghebbenden. Veel van deze
bedrijven maken reeds gebruik van full IFRS.
5.1 Inleiding
Is het voor de grootste niet-beursgenoteerde ondernemingen onder de doelgroep van IFRS SME
aantrekkelijk om hun jaarverslaggeving te convergeren van full IFRS naar IFRS SME? Hiermee wordt
de vraag beantwoord of IFRS SME daadwerkelijk een administratieve lastenverlichting met zich
meebrengt.
Het onderzoek zal zich beperken tot het bespreken van de belangrijkste vereenvoudigingen.
5.2 Relatie tot full IFRS
IFRS for SME is een zogenaamd stand-alone document. De standaard wordt in de praktijk ook wel de
light variant van full IFRS genoemd.
In mijn ogen heeft de IASB in de volgende drie stappen de full IFRS variant getransformeerd naar de
huidige IFRS for SME standaard.
Van complex naar eenvoudig
1. Elimineren van (complexe) onderwerpen die nauwelijks een rol spelen bij de beoogde
doelgroep.
2. Waarderingsgrondslag omgezet van reële waarde naar historische kostprijs (met
uitzondering van enkele situaties).
3. Integrale versoepeling van het disclosure-niveau.
36
5.3 Vereenvoudigingen
Wegens de grote omvang van deze scriptie heb ik gekozen voor een compacte toelichting van de
vereenvoudigingen.
De key simplifications zoals die in de internationale praktijk worden genoemd zijn als volgt. Het
overigens voorkomen dat enkele vereenvoudigingen eerder genoemd zijn hoofdstuk drie. Wegens de
bondigheid van dit hoofdstuk acht ik het niet als bezwaarlijk deze nogmaals te noemen.
Goodwill
Het activeren van goodwill en hierop mogen afschrijven is een sterke vereenvoudiging ten opzichte
van full IFRS. De jaarlijkse impairmenttest op goodwill wordt in de praktijk als te complex, kostbaar
en tijdrovend gezien.
Impairment test
De verplichte jaarlijkse impairmenttest op alle immateriële vaste activa die op de balans is komen te
vervallen. Impairment is slechts verplicht bij een duidelijke indicator. Het huidige veelgetergde BP en
diens olieramp in de Mexicaanse Golf is een bijvoorbeeld een indicator voor een impairmenttest.
Property, Plant & Equipment (PPE)
Waarderen op basis van historische kostprijs in plaats van fair value. Scheelt enorm in de jaarlijkse
administratie van herwaarderingen en de bijhorende verplichte wettelijke reserves.
Vastgoedbeleggingen
Waarderen op basis van de actuele waarde. Gezien de aarde van deze post is het in dit geval beter
als hier de nodige relevante informatie over wordt verstrekt. Het waarderen op basis van de
historische kostprijs is van materieel belang omdat een vastgoedbelegging primair wordt
aangehouden voor rendement een waardeaangroei (in tegenstelling tot de PEE).
Joint ventures
De lastige proportionele consolidatiemethode is komen te vervallen. IFRS for SME schrijft waardering
tegen verkrijgingsprijs, equity of reële waarde voor.
37
Deelnemingen met invloed van betekenis (associates)
Voor de geconsolideerde jaarrekening is de equity waarderingsmethode komen te vervallen als enige
optie. IFRS for SME biedt hier ook de eenvoudige waardering tegen verkrijgingsprijs als mogelijkheid
(waar veelvuldig gebruik van zal worden gemaakt).
Financiële instrumenten en pensioenen
Twee lastige onderwerpen waar hard in is gesnoeid door de IASB. Deze onderwerpen zijn in de
context van full IFRS niet te hanteren voor de SME-doelgroep gezien de expertise die hiervoor nodig
is. In de huidige vorm binnen IFRS for SME is de regelgeving veelal op basis van kostprijs in plaats van
de reële waarde waarmee een sterke vereenvoudig is doorgevoerd.
Belastinglatenties
Waar bij full IFRS de fiscale positie van een rechtspersoon nauwkeurig dient te worden
gerapporteerd aan de hand van exacte berekeningen inclusief de verdisconterende latente claims is
bij IFRS for SME de probability-weighted average ingevoerd die veel minder veeleisend is en niet
meer eist dat passieve belastinglatenties in de jaarrekening worden weergegeven.
5.4 Conclusie
Het mag duidelijk zijn dat het IASB in de IFRS for SME standaard een significante administratieve
lastenverlichting heeft doorgevoerd. Voor Nederlandse ondernemingen die momenteel reeds
vrijwillig conform full IFRS rapporteren zal de deze nieuwe standaard een welkome verandering zijn.
38
6 CONTEXT
6.1 Inleiding
Aan de hand van dit hoofdstuk wil ik de IFRS for SME-standaard in een bredere context plaatsen.
De discussie beperkt zich namelijk niet alleen tot het niveau van of een naar Nederlands recht opgerichte
onderneming zetelende in een Nederlandse gemeente en daardoor verplicht tot het naleven van het
jaarrekeningenrecht beschreven in Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek kan voldoen aan de SME-standaard.
De discussie wordt onder wetenschappers ook gevoerd op het niveau van haalbaarheid van harmonisatie op
zich.
Daarnaast spelen bij grote ontwikkelingen als de eventuele invoering van IFRS for SME andere vraagstukken
mee als wat wil de EU en wat blijft er van het bestaansrecht van de RJ over als IFRS for SME als verplichte
standaard wordt ingevoerd.
Aan de hand dit hoofdstuk zal ik proberen een antwoord te geven op de vraag of harmonisatie op zich, dus met
welke standaard dan ook, gewenst is dan haalbaar.
6.2 Positie van de Europese Unie
De Europese Unie wordt op het vlak van de externe verslaggeving voornamelijk geleidt door de Vierde en
Zevende EU-richtlijnen. Deze richtlijnen zijn bij de oprichting van de Europese Unie gepubliceerd met het
ultieme doel vrije verkeer van mensen en kapitaal tussen EU-lidstaten. Vanuit deze grondslag is de EU dus ook
een groot voorstander van de SME-standaard. Een uniforme standaard voor de jaarverslaggeving zal een
significante stimulans zijn voor de verdere ontwikkeling van de Europese economie.
Het probleem van de EU is dat de achterliggende EU-lidstaten erg verdeeld zijn over de SME-standaard. De
belangrijkste landen Duitsland en Frankrijk zijn op dit moment nog tegen en kunnen acceptatie door het
Europees Parlement ook blokkeren.
De oorzak voor de weerstand vanuit deze landen en ook andere landen zoals België is het feit dat hun nationale
GAAPs nauw aansluiten op de fiscale grondslagen. In tegen stelling tot het Nederlandse systeem waarbij
gescheiden een fiscale en commerciële jaarrekening wordt opgesteld is het in deze landen
39
6.3 Juridische en fiscale systemen
Vanuit juridisch perspectief zijn Germaanse landen in te delen in de zogenaamde Anglo-Amerikaanse landen
versus de zogenaamde Continentaal-Europese landen. De kern van het verschil komt tot uitdrukking in de
identiteit van de makers van verslaggevingsstandaarden. Anglo-Amerikaanse landen zoals het Verenigd
Koninkrijk, de Verenigde Staten en ook Nederland hebben professionele instituten waar de top van de
accountants werkt voor het ontwikkelen van wettelijk erkende standaarden, de FASB in de VS, de IASB in het
Verenigd Koninkrijk en de RJ in Nederland. Er is dus naast de wetgever een apart orgaan bestaande uit veelal
hooggeplaatste accountants (die het belang van het bedrijfsleven dienen) dat standaarden ontwikkeld.
In landen als Duitsland is de wetgever de ultieme ontwikkelaar van standaarden waardoor het systeem erg is
toegespitst en toegelegd op de fiscale grondslagen. Bij die landen bestaat dus ook geen onderscheid tussen een
fiscale en commerciële jaarrekening. In dat geval zullen dus veel meer strijdigheden voorkomen dan binnen
Nederland het geval is.
6.4 Standaardisatie versus harmonisatie
In het toonaangevende onderzoek van Gray (1988) naar culturele verschillen op de ontwikkeling van financiële
verslaggevingsstandaarden is duidelijk naar voren gekomen dat standaardisatie van het wereldwijde
verslaggevingsysteem - wat momenteel nog heel divers is – onmogelijk is. De reden hiervoor is dat de
ontwikkeling van standaarden niet alleen afhankelijk is van economische beslissingen maar erg onderhevig aan
de culturele erfgoed van een land. Het verschil tussen Anglo-Amerikaanse landen en de Continentaal-Europese
landen is bijvoorbeeld een voorbeeld van.
Gray heeft voornamelijk gekeken naar hoe cultuur invloed heeft op informatiebehoefte van gebruikers. Landen
als bijvoorbeeld Azië kennen van oudsher een meer gesloten vorm van informatievoorziening waardoor
bijvoorbeeld in een jaarrekening veel minder informatie wordt opgenomen. Een voorbeeld is dat de
beloningsbeleid van het bestuur vaak onbesproken blijft. Een ander voorbeeld is de Arabische wereld waar
rente vaak een lastig onderwerp is omdat het volgens hun godsdienst niet geconsumeerd mag worden.
Gray noemt ook een aantal verschillen die zich afspelen op het niveau van type bedrijven in een land. Landen
als Duitsland kennen bijvoorbeeld erg veel familiebedrijven in vergelijking met Nederland. Ook dit soort
verschillen hebben invloed over een daadwerkelijk acceptatie van IFRS for SME. Veel lobbyisten zullen de
besluitvorming aan hun hand proberen te leggen.
Gray trekt in zijn onderzoek dan ook de conclusie dat standaardisatie van regels nooit mogelijk zal zijn. In
andere onderzoeken is ook geconcludeerd dat harmonisatie waarbij landen zelf kunnen kiezen voor verplicht
stellen dan wel vrijwillige toepassing het meest haalbare is in deze diverse wereld waarin wij leven.
40
7 CONCLUSIE
7.1 Van Dutch GAAP naar IFRS SME
Vanuit de Nederlandse positie bezien is IFRS SME een uitstekende verslaggevingsstandaard om toe te passen.
De standaard is in een aantal gevallen in strijd met de Nederlandse wet maar doormiddel van een linkbepaling
in de wet net zoals bij full IFRS het geval is zijn deze strijdigheden eenvoudig te omzeilen, hier ligt de echte
discussie dan ook niet.
De echt discussie wordt ook niet gevoerd op het niveau van de gebruikers, dus de financiële markten. Deze
markten zullen altijd voor harmonisatie zijn en het blijft een economisch feit dat harmonisatie van
verslaggevingsstandaarden een economische stimulans vrijmaakt, vergelijk het met dat de hele wereld alleen
Engels gaat spreken.
De echt discussie wordt gevoerd op het vlak van de ondernemers die zodra – want daar ziet het er naar uit –
IFRS for SME toegestaan wordt op Europees niveau voor vrijwillig gebruik zullen gaan kiezen tussen de
nationale verslaggevingsstandaard of de SME-standaard. En deze beslissing zal gemaakt worden aan de hand
van een eenvoudige kosten-batenanalyse.
De kosten-batenanalyse voor de SME-standaard ziet er goed uit. De IASB heeft duidelijk gekozen voor een
beleid waarin het hippe fair value accounting dat de laatste jaren tot voor de crisis aan grote aanhang won
terzijde is gelegd. De IASB komt hiermee terug op de klassieke waarderinggrondslagen die een verbetering zijn
voor de kernbegrippen van de jaarverslaggeving: begrijpelijkheid, betrouwbaarheid, relevantie, volledigheid en
vooral vergelijkbaarheid.
7.2 Van full IFRS naar IFRS SME
De toegang tot de internationale financiële markten is voor het MKB prijzig. De familiebedrijven die momenteel
opereren op internationale territoria zijn verplicht te rapporteren conform full IFRS om hun financiering rond te
krijgen. Daarnaast dienen zij vaak voor de verschillende landen waarin zij operen en een vaste inrichting
hebben een jaarrekening op te stellen conform de lokale standaard. Voor deze ondernemingen staat buiten kijf
dat het wereldwijd invoeren van de SME-standaard gigantische voordelen met zich mee zal brengen. Door de
administratieve lastenverlichting die IFRS for SME met zich meebrengt ten opzichte van full IFRS zal het voor
deze bedrijven tevens eenvoudiger zijn om hun administratieve organisatie te beheersen. Tel hierbij op dat het
waarderen op basis van kostprijzen balansverkortend werkt.
41
7.3 Haalbaarheid van internationale convergentie
De haalbaarheid van internationale acceptatie van IFRS for SME zal op korte termijn niet mogelijk zijn. Wegens
de complexiteit diversiteit van de juridische en fiscale systemen zullen veel landen vooral een afwachtende
houding hebben ten op zichte van de standaard. Landen die zelf geen hooggekwalificeerde standaarden
hebben zullen de SME-standaard zoals het ernaar uitziet wel snel accepteren. Voor landen zoals de meeste EU-
lidstaten zal het proces tot acceptatie nog veel jaren in beslag nemen. De verwachting is dat de EU de
richtlijnen binnen de SME-standaard stap voor stap zal overnemen en in de eigen EU-richtlijnen zal overnemen.
Dit zal de nodige aanpassingen van de standaard met zich meebrengen.
Mijn conclusie concentreert zich op het feit dat landen ondanks de nationale situatie een investering zullen
moeten doen ook al leidt de SME-standaard de eerste jaren tot veel onduidelijkheid en problemen. Net zoals
met de invoering van de euro zal het bedrijfsleven moeten wennen, maar dat betaald zich uit in toekomst. Met
andere woorden, nu één stap terug en in de toekomst 2 stappen vooruit richting een hogere versnelling.
7.4 Slotconclusie en aanbeveling
Al met al is IFRS for SME een standaard die voor mij als student externe verslaggeving - op mijn niveau - een
verbetering van mijn internationale positie. Het feit dat ik als ik in mijn verdere loopbaan de SME-standaard
beheers en ermee ga werken betekend dat ik ook SME-jaarrekeningen uit alle andere hoeken van de wereld
kan begrijpen is van ontzettende toegevoegde waarde. Vertaal deze toegevoegde waarde door naar
ondernemingen, financiële markten, andere gebruikers van jaarrekeningen, accountantskantoren,
toezichthouders en u begrijpt dat de acceptatie van de SME-standaard een ontzettende stimulans zal zijn voor
onze economische welvaart.
Als ultiem antwoord op de vraag ‘is toepasbaarheid van IFRS for SME binnen Nederland gewenst?’beantwoord
in drie deelvragen:
Toepasbaarheid gewenst vanuit het gebruikersbelang; JA
Toepasbaarheid gewenst vanuit het ondernemersbelang; JA
Toepasbaarheid gewenst vanuit van politieke belangen; JA
42
Bijlage A
Strijdig SME strikter RJ strikterIMMATRIËLE VASTE ACTIVA
Levensduur Activeren van uitgaven m.b.t. onderzoek en ontwikkeling
Immateriële activa verworven bij overname Activeren van emissiekosten & oprichtingskosten
Waardering tegen actuele waarde Jaarlijkse impairmenttest
Wettelijke reserve Waardering van immateriële vaste activa bij overname
Emissierechten Beoordeling levensduur en afschrijvingsmethode
MATRIËLE VASTE ACTIVA (MVA) Waardering actuele waarde MVA
Herwaarderingreserve en financieringscorrectie Kosten van groot onderhoud
Verwerken herstelkosten/opruimingskosten Waardering buiten gebruik gestelde MVA bij grondslag historische
kostprijs Splitsing vastgoed/MVA als gevolg van gemengd gebruik
Waardering van vastgoed als belegging Verwerking van afstoting van vastgoed als belegging
Activeren van rentekosten als onderdeel van het actief
DEELNEMINGEN Waardering van deelnemingen met invloed van betekenis in de
geconsolideerde jaarrekening Waardering deelnemingen in groepsmaatschappijen en deelnemingen
m.i.v.b. in de enkelvoudige jaarrekening Waardering overige deelnemingen z.i.v.b. in enkelvoudige/
geconsolideerde jaarrekening Deelnemingen gehouden door 'venture capital'-ondernemingen
Vorming wettelijke reserve deelnemingen Verantwoording dividenden
Deelneming wordt groepsmaatschappij of joint venture Verkoop van een deel van een deelneming met verlies
Verlies van invloed van betekenis indien geen sprake is van een verkoop
43
OVERIGE FINANCIËLE VASTE ACTIVAVerwijdering van de balans 'derecognition'
Waardering van leningen en obligaties die tot de handelsportefeuille behoren
Waardering beursgenoteerde gekochte leningen/obligaties die geen deel uitmaken v/d handelsportefeuille
Waardering niet beursgenoteerde gekochte leningen die geen deel uitmaken van de handelsportefeuille
Waardering investeringen in beursgenoteerde eigen vermogensinstrumenten
Waardering investeringen in niet-beursgenoteerde eigen vermogensinstrumenten
Tijdelijke waardeverminderingen
VOORRADEN Toepassing LIFO-methode
ONDERHANDEN PROJECTENVerantwoorden winst in boekjaar van gereedkomen
Voorwaarden betrouwbare schatting winst op projecten Projectontwikkeling
Toerekening omzet aan bonuspunten
VLOTTENDE ACTIVA: VORDERINGEN Verwijdering van de balans 'derecognition'
Waardering leningen en obligaties die tot de handelsportefeuille behoren
Op korte termijn te voorziene buitengewonde waardeverminderingen
EIGEN VERMOGEN IN DE ENKELVOUDIGE JAARREKENING Herwaardering en belastinglatentie
Vorming wettelijke reserves Verwerking kosten in verband met uitgifte eigen-
vermogensinstrumenten
EIGEN VERMOGEN IN DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING Herwaardering en belastinglatentie
Verwerking kosten in verband met uitgifte eigen-vermogensinstrumenten
VOORZIENINGEN Waardering van voorzieningen
Uitgaven voor groot onderhoud voorziening reorganisatiekosten
Voorziening herstelkosten Voorziening verzekerde arbeidsongeschiktheidskosten
Vergoeding afwikkeling voorzieningen
44
PENSIOENVOORZIENINGENClassificatie pensioenregeling
Toepassing IAS 19 en US GAAP-standaarden Waardering pensioenverplichting
Presentatie pensioenlast in winst- en verliesrekening Presentatie verschuldigde premie bij toegezegde-bijdrageregeling
VOORZIENING LATENTE BELASTINGEN Waardering
Verwerking actieve latentie uit hoofde van verliescompensatie bij overnemende partij zelf
Fiscale eenheid
SCHULDEN Verwijdering van de balans
Specificatie van schulden
WINST- EN VERLIESREKENING Verwerking van intercompanytransacties
Toepassen vereenvoudigde winst- en verliesrekening in de enkelvoudige jaarrekening
Presentatie overzicht totaalresultaat Presentatie van buitengewone posten
KASSTROOMOVERZICHT Verplichting tot opstellen van het kasstroomoverzicht
Classificatie 'schulden aan kredietinstellingen' tot liquide middelen
TOELICHTING Vermelding dat voldaan is aan de regels
Toelichting afwijking van regels Bezoldiging bestuurders
Leningen bestuurders Werknemersinformatie
Informatie omtrent verbonden partijen Vrijstelling van vermelding van transacties met verbonden partijen
Toelichten van posten met verschillende looptijden vermelden algemene gegevens rechtspersoon
CONSOLIDATIE Consolidatieplicht personal holding
Consolidatie groepsmaatschappijen die zijn verworven om te worden vervreemd
Overige consolidatievrijstellingen Vrijstelling van deelconsolidatie
Enkelvoudige jaarrekening Uniforme Rapporteringdata
Combined financial statements Toelichting verschillen eigen vermogen/resultaat enkelvoudig en
geconsolideerd Toelichting informatie omtrent de relatie moeder-dochter
FUSIES, OVERNAMES EN GOODWILL
45
Reorganisatiekosten na overname Waardering van belastingvorderingen en -verplichtingen
Verwerking fusies Voorwaardelijke verplichtingen
Verantwoording immateriële activa Waardering immateriële vaste activa bij overname
Verantwoording step acquisitions Verantwoording positieve goodwill
Verantwoording negatieve goodwill Verwerking actieve latentie uit hoofde van verliescompensatie bij
overnemende partij zelf
JOINT VENTURES Waardering
Consistente toepassing verwerkingsmethode Eerste waardering ingebrachte activa
Alternatieve waarderingsmethoden voor 'venture capital'- participaties
Winstneming indien ingebrachte activa gelijk in aard, gebruik en reële waarde
Verantwoording van uitkeringen uit joint ventures
LEASING Onderscheid financiële en operationele lease
Specifieke regeling voor de 'Special Purpose Entity' Verantwoording initiële directe kosten van een financiële lease bij
lessor Verantwoording initiële directe kosten van een operationele lease bij
lessor Beoordelen bij financiële lease of sprake is van waardevermindering
STELSELWIJZIGINGEN, SCHATTINGSWIJZIGINGEN EN FOUTENLEER Mogelijkheid doorvoeren stelselwijziging
Verwerking fouten
TOELICHTING OP NIET UIT DE BALANS BLIJKENDE VERPLICHTINGEN EN RECHTEN
Vermelding uit hoofde van Nederlandse wetgeving Gevolgen van het zijn van een vennoot in een VOF of CV
Meerjarige verplichtingen Verplichtingen omtrent voorraden
Deel uitmaken van fiscale eenheid bij verplichtingen aan groepsmaatschappijen
BIJZONDERE WAARDEVERMINDERINGEN VAN VASTE ACTIVA Toewijzen van goodwill
Impairment test goodwill
46
Impairment test van goodwill met minderheidsbelang Terugneming impairment van goodwill
Impairment van voorraden Individuele toelichting materiële bijzondere waardevermindering
Literatuurlijst
Böhmer, S. e.a., Ernst & Young Handboek Jaarrekening 2008, 2008
47
International Accounting Standards Board, IFRS for SMALL AND MEDIUM SIZED ENTITIES
2009
Ernst & Young Accountants LLP, Vergelijking IFRS voor niet-beursgenoteerde ondernemingen
(IFRS for Small and Medium-sized Entities) met Nederlandse wet- en regelgeving, 2009
Ernst & Young Accountants LLP, IFRS for Small and Medium-sized Entities (SMEs) ‘IFRS light’
for unlisted entities, 2009
Ernst & Young Accountants LLP, Talking SMEs, 2010
PricewaterhouseCoopers, IFRS for Small and Medium-sized Entities, Pocket Guide, 2009
PricewaterhouseCoopers, Similarities and differences; A comparison of ‘full IFRS’ and IFRS for
SMEs
Henk Verhoek, Voorstellen Europese Commissie inzake vereenvoudiging jaarverslaggeving
midden- en kleinbedrijf, oktober 2008
Adriaan F.M. Dorrestijn, De Europese dimensie van het ondernemingsrecht, december 2010
Bart Kamp, invloed van IFRS op analisten, november 2010
Ruud Vergoossen, Micro, klein, middelgroot en groot, oktober 2007
Ruud Vergoossen, Raad voor de Jaarverslaggeving: de tijd van gaan is gekomen, november
2009
Hugo van den Ende en Bob Owel, IFRS for Private Entities: een nieuwe
verslaggevingsstandaard voor niet-beursfondsen?, oktober 2008
Websites
International Accounting Standard Board (www.iasb.org)
Koninklijke NIVRA (www.nivra.nl)
Raad voor de Jaarverslaggeving (www.rjnet.nl)
Maandblad voor de Accountancy en Bedrijfseconomie (www.mab.nl)
Interviews
Drs Marcel de Kimpe RA (Ernst & Young)
Drs Hanneke Knoop RA (Grant Thornton)