toekomst voor (rijnlands) bankieren?
TRANSCRIPT
Blom, Herman en Zantingh, Cigdem (red.)
inzichten op het gebied van grens- overschrijdend samenwerken in de noordelijke Nederlands-Duitse grensregio
Rijnland in de Regio II
3
Inhoud Inleiding: Rijnland in de Regio:Het Rijnland als uitdaging voor MBO
en HBO in de grensstreek 5
K.W. van der Hoek, C. de Graaff
1. Wel perifeer, niet noodlijdend! Het Emsland als sociaal en
economisch fenomeen 13
H. Blom
2. Coöperatief innoveren in grensoverschrijdende regio’s. Kansen en
uitdagingen voor de Nederlands-Duitse Noordelijke grensregio 31
P. Prud’homme van Reine (Innovation Culture & Change)
3. Das Emsland und das ‘Veenland’: Regionale Produkte
als Aspekt touristischer Attraktivität 59
S. Seidel
4. Toekomst voor (Rijnlands) bankieren? Vooruit naar vroeger in de
bancaire wereld. 71
T. van der Veen
5. Das Grenz Centrum. Gemeinsam Grenzen überschreiten. 93
C. Wille
6. Demografische ontwikkelingen in het Emsland en Oost-Drenthe.
Economische oorzaken, sociale gevolgen 99
E. Rougoor
7. Life long learning in Nederland en Duitsland. De erosie van een model? 119
H. Blom
8. Van de European Recognition Area tot Anerkennung in de grensregio:
feiten en mogelijkheden 141
B. Wegewijs (EP-Nuffic)
9. Grensoverschrijdende arbeidsmarkt: voorbij de romantiek 153
A.J.E. Edzes, V. Venhorst, J. van Dijk (RUG)
10. De grens als uitdaging en kans. Tweesporenbeleid nodig: bestrijden van
grenseffecten en afstemming van onderwijs op relevante sectoren 167
H. Blom, C. Zantingh, L. Smit
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 71
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren?
Vooruit naar vroeger in de bancaire wereld
Tjibbe T. van der Veen
Keywords:
Rheinisches Modell, Ängelsachsisches Modell, Genossenschaftsban-
ken, Vertrauenskultur, Regionalverbundenheit
Resümee
Die Rabobank wurde am Ende des neunzehnten Jahrhunderts
aus dem genossenschaftlichen, kooperativen Gedankengutes von
Friedrich Wilhelm Raiffeisen heraus entwickelt. In den letzten
Jahrzehnten unterliegen die Leitprinzipien von Raiffeisen einem
schweren Druck infolge der Kreditkrise und mehreren Bankaffären.
Dementsprechend hat das Vertrauen in den Bankbereich gelitten.
Der Ruf nach einem strengeren, angelsächsisch inspirierten System
der Kontrolle auf den Bankensektor nimmt seitdem zu. Anstatt das
Problem mit dem schwindenden Vertrauen in das Bankensystem zu
verringern, würde dieses neue Kontrollsystem das Problem nur vergrö-
ßern, indem das Vertrauen nur weiter geschädigt werden würde. Der
Grund: Während momentan noch das menschliche Verhalten geprüft
wird, würde dann nur noch das System geprüft werden. Die persön-
liche Verantwortlichkeit und das menschliche Maß würden somit
aus dem Auge verloren werden. Wie gehen Genossenschaftsbanken
hiermit um? Strategische Möglichkeiten um das Beste beider Modelle
(das rheinländische und das angelsächsische Modell) zu kombinieren
werden in diesem Beitrag behandelt. Ausgegangen wird dabei vom
Leitgedanken das Produktdenken zu ersetzen von einer Dienstleis-
tungsorientierung. Diese Dienstleistung sollte anschließen beim per-
sönlichen Lebenslauf des Kunden. Damit das Vertrauen der Kunden
(zurück)erobert werden kann, wird die Aufmerksamkeit von “Dinge
richtig tun nach die richtigen Dinge tun“ verlegt werden müssen.
72 Rijnland in de Regio II
1. InleidingIn de bijdrage aan de bundel Rijnland in de Regio I in het najaar van 2014 schreef ik
een artikel over de mate waarin het Rijnlands gedachtegoed nog leeft binnen de wereld
van de coöperatieve banken (Veen, 2014). Het ontstaan van de Raiffeisenbanken en
de verschillende wegen die de zusterorganisaties in Duitsland en Nederland, respectie-
velijk de Volks-und Raiffeisenbanken en de Rabobank, insloegen passeerden de revue.
Daarnaast werden de specifieke ontwikkelingen binnen de Rabobank afgezet tegen het
Rijnlandse en het Angelsaksische model. Aan het eind van het artikel werd de vraag
gesteld of de grondlegger van de Rabobank, Friedrich Wilhelm Raiffeisen, zou hij nu
nog leven, zich niet juist tegen de Rabobank zou hebben gekeerd, voor menselijke
maat. Want is de huidige Rabobank niet ver afgegleden van de oorspronkelijke bedoe-
lingen van Raiffeisen en zijn coöperatieve gedachte?
In dit vervolg op het artikel van verleden jaar komen in de volgende paragrafen de
recente ontwikkelingen aan de orde rondom de bancaire sector in het algemeen en in
het bijzonder de Rabobank. Het gaat hierbij om de weg die deze organisatie inslaat
waarbij het oorspronkelijke gedachtengoed steeds verder buiten beeld raakt. Het oor-
spronkelijke- wat nu wordt genoemd - Rijnlands denken kenmerkt zich door het
kerktorenprincipe: zo dicht bij je klanten in de buurt zitten dat je ze bij wijze van spre-
ken vanaf de kerktoren kunt zien. Het is een coöperatieve manier van het zaken doen
met, maar vooral ook door en voor elkaar. De aansturing van het bankbedrijf is geba-
seerd op inspraak van de leden van de coöperatie. Typisch Rijnlands is verder een
specifiek voor het bankbedrijf conservatieve benadering van omgaan met geld. Die is
herkenbaar aan de financiering van daadwerkelijke handel en investeringen in plaats
van een oriëntatie op ‘afgeleide’ zaken als optie- en valutahandel en -speculatie. Immers,
de bank werkt met de middelen van anderen, ja zelfs van een groep klanten die men
vaak persoonlijk kent. Dat maakt een voorzichtige aanpak heel vanzelfsprekend.
Om te voorkomen dat dit uitmondt in een lamentatie over hoe vroeger alles beter was,
zullen ook alternatieve denkrichtingen aan de orde komen voor de inkleding van tra-
ditioneel bankieren in de tegenwoordige tijd onder het mom van: Vooruit naar vroeger
in de bancaire wereld. Vooruit naar de vroegere wereld van het Rijnlands denken in het
bankwezen waarbij persoonlijke, passende en maatwerkadvisering weer de norm kan
en mag zijn.
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 73
Zijn er alternatieven te ontwaren voor de huidige invulling van zowel zakelijk bankieren
als de particuliere (retail) banking activiteiten om zodoende de sector ‘vooruit naar
vroeger’ te brengen? Wat is de kern van de dienstverlening aan bedrijven en particu-
lieren? Kunnen alternatieve verdienmodellen worden ontwikkeld? Welke strategische
keuzes zijn daarbij te onderscheiden? In het vervolg van dit artikel worden eerst de
uitdagingen in de corporate (zakelijke kredietverlening) en de retailtak (particulieren)
binnen de bank besproken. Vervolgens worden mogelijke scenario’s besproken teneinde
weer op de coöperatieve weg te komen.
2. Recente ontwikkelingenSinds het verschijnen van de eerste bundel Rijnland in de Regio heeft ook de wereld
van (coöperatief) bankieren niet stilgestaan. Ten tijde van het verschijnen van het vorige
artikel werd bekend dat de vele sluitingen van bankvestigingen Rabobank opzadelen
met een groot vastgoedprobleem (Lalkens & Wolzak, 2014). Zo is Rabobank Nederland
per september 2014 gestopt met het opkopen van afgestoten lokale bankkantoren.
Waar voorheen de centrale organisatie in Utrecht via een daarvoor opgerichte dochter
Eigen Steen de lokale banken nog te hulp schoot, worden deze nu zelf verantwoorde-
lijk voor hun eigen vastgoedperikelen. Dit besluit verklaart deels de verwijdering die
plaatsvindt tussen de centrale organisatie in Utrecht en de regionale Rabobanken.
De discussie wie verantwoordelijk is voor de door lokale banken aan hun klanten ver-
kochte rentederivaten vergroot de kloof tussen de centrale en de aangesloten banken
verder. Zo heeft de stichting renteswapclaim een collectieve schadeclaim ingediend
tegen 111 Rabobanken (Verbraeken, 2015). Los van de reputatieschade voor de bank
als geheel blijft dit dossier een splijtzwam in de organisatie omdat niet duidelijk wordt
wie, waarvoor verantwoordelijk is.
Daarnaast blijft de zich voortslepende Liboraffaire de bank parten spelen waar het aan-
komt op het herstellen van het vertrouwen van haar klanten in de Rabobank. Zo werd
recent bekend dat opnieuw een oud-Rabomedewerker genoemd wordt in de Liborzaak
(Opnieuw oud-Rabomedewerker.., 2015).
Bovenstaande voorbeelden illustreren de stuurloosheid van laag tot hoog in de orga-
nisatie die zich meester heeft gemaakt van deze coöperatieve bank. De coöperatieve
kracht in de zin van samenwerkende lokale banken is snel aan het afnemen en dat voor
een organisatie die zich naar buiten toe afficheert met slogans als ‘Samen sterker’ en
74 Rijnland in de Regio II
‘Samen kunnen we meer’. Sterker nog, waar als gevolg van de financiële crisis in 2008
de beschuldiging aan het adres van de banken klonk dat ‘winsten worden geprivatiseerd
en verliezen worden gecollectiviseerd’, lijkt hier eerder een tegengestelde beweging te
ontstaan waarbij verliezen, van vastgoed, rentederivaten en de Liborfraude, worden
afgewenteld op de kleinste speler in deze bancaire keten: de lokale Rabobank en wel-
licht uiteindelijk de klant? De klant zal als lid van een lokale bank met een banksluiting
worden geconfronteerd of met tariefsverhogingen teneinde de kosten over klanten om
te slaan.
In dit licht bekeken geeft het te denken dat een andere recente ontwikkeling binnen
de Rabobank, het toewerken naar één bankvergunning voor alle aangesloten banken
in plaats van 110 aparte bankvergunningen, leidt naar een verdere afname van de lokale
en regionale autonomie binnen de bank (Heijn, 2015b). Juist die lokale autonomie was
een van de pijlers onder de coöperatieve gedachte sind Raiffeisen. Argument hiervoor
is dat de Europese Centrale Bank stelt dat bij het aantrekken van funding op basis van
één geconsolideerde balans er ook slechts sprake kan zijn van één bankvergunning.
Hier is duidelijk sprake van een spagaat tussen wet- en regelgeving enerzijds en prak-
tische toepasbaarheid anderzijds. De vraag is of dit in Duitsland ook zo speelt, of dat
deze ontwikkeling daar nog gaat komen. Deze vraag kan in het kader van dit artikel
niet direct beantwoord worden, maar maakt de roep om aanvullend vergelijkend onder-
zoek tussen de Nederlandse en Duitse situatie sterker.
Van op een afstand gezien zou men zelfs kunnen stellen dat, door de verliezen op vast-
goed, de claims uit hoofde van de rentederivatenkwestie etc. te laten vallen bij de lokale
banken, er op de achtergrond wordt gewerkt aan een sterfhuisconstructie. Door staps-
gewijs naar één bankvergunning toe te werken in het ‘Utrechtse’ wordt het wellicht
aantrekkelijk om de aangesloten banken af te stoten. Laat men in de toekomst lokale
Rabobanken failliet gaan?
Duidelijk is in ieder geval dat van het oorspronkelijke gedachtegoed van de coöpera-
tieve Rabobanken en Friedrich Wilhelm Raiffeisen: “Was einer allein nicht schafft, das
schaffen Viele” (Braumann, 1961) ook qua organisatiestructuur in de nabije toekomst
naar alle waarschijnlijkheid weinig over blijft.
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 75
3. Nieuwe topman, nieuwe koers?Een recente ontwikkeling van andere orde is het laten gaan van de ‘oude denkers’ binnen
de Rabobank. Zo hebben in de afgelopen periode achtereenvolgens Sipko Schat (ver-
antwoordelijk voor het Liborechec), Piet Moerland (voormalig bestuursvoorzitter van
de Rabobank groep) het veld moeten ruimen en heeft ook Bert Bruggink, de financieel
directeur aangekondigd de organisatie te gaan verlaten. Om meer in de pas te lopen
met andere banken wordt zijn functie zelfs in tweeën opgeknipt namelijk een ‘financi-
eel’ deel en een ‘risico’ deel. Hiervoor zijn mensen uit de Angelsaksische wereld van de
ING binnengehaald die respectievelijk de functies van Chief Financial Officer (CFO) en
Chief Risk Officer (CRO) gaan bekleden.
Met het aantreden van Wiebe Draijer als nieuwe topman van de Rabobank probeert
men een andere strategische koers te gaan varen. Hem wacht een Herculeaanse taak
om hernieuwde balans te vinden tussen alle stakeholders, toezichthoudende instellin-
gen op Europees en nationaal niveau, lokale banken, financiële pers, algemeen belang,
medewerkers, leden en niet in de laatstse plaats: de klanten. Gelijktijdig mag van hem
worden verwacht dat hij de Rabo haar eigen plek in het Nederlandse bancaire systeem
(terug)geeft, namelijk dat van coöperatieve bank voor, met en door klanten.
Voorwaar geen sinecure om een nieuwe koers uit te zetten in het bancaire speelveld
van tegenwoordig. Door de kredietcrisis, de Liborfraude en als gevolg daarvan het ver-
scherpte toezicht op financiële instellingen is het leiding geven aan een dergelijke
organisatie verworden tot spitsroeden lopen. De vraag blijft in welke richting de bank
zal worden gestuurd. De meest recente reclameslogan van de Rabobank luidt: “een
aandeel in elkaar”. Het feit dat het woord aandeel gebruikt wordt in de uitingen van
een van oorsprong coöperatieve organisatie geeft op zich al te denken.
4. UitdagingenDe basis van het verdienmodel van een bank bestaat traditioneel uit kredietverstrek-
king: het inkopen van spaargeld om het vervolgens tegen een hoger tarief uit te lenen
als krediet aan bedrijven en particulieren. Door de jaren heen is het bankwezen enorm
gediversifieerd geraakt qua aanbod. Naast aanpalende dienstverlening op het gebied
van beleggingen en verzekeringen boden sommige Rabobanken in het verleden zelfs
reisadvies(!) aan. Door de opkomst van internet verdween dit aanbod steeds meer naar
prijsvergelijkingssites.
76 Rijnland in de Regio II
Voor bijvoorbeeld beleggingsadvies kwam partijen als Binck bank en Alex op. De traag
reagerende banken zagen klanten verdwijnen. Uiteindelijk kocht de Rabobank Alex
zelfs op, waardoor de beweging van lokale naar centrale inrichting van de bank werd
versterkt. Door de kredietcrisis, en in de nasleep daarvan strengere eisen aan krediet-
verstrekking, kwam ook de basisdienstverlening de afgelopen jaren steeds meer onder
druk te staan. Hierna worden deze ontwikkelingen voor zowel bedrijven als particulie-
ren besproken.
Zakelijke kredietverlening
Het bankloket dreigt voor ondernemers steeds verder gesloten te raken. De kredietver-
lening aan het MKB is sterk teruggelopen. Traditioneel wordt deze sector gezien als de
‘motor van de economie’. Vanuit Rijnlands perspectief draagt zij bij aan leefbaarheid
en vitaliteit in de regio. Het coöperatieve aspect van de MKB- sector als belangrijk
‘smeermiddel van de economie’ blijkt uit de vele lokale ondernemersverenigingen die
ons land rijk is.
In de nasleep van de kredietcrisis werden banken geconfronteerd met een strenger
toezichtsregime en zwaardere solvabiliteitseisen. Dit bleef niet zonder gevolgen. Zo
kwam er eind 2013 een rapport uit van het Survey on the Access to Finance of Enter-
prise (SAFE), het onderzoeksprogramma van de Europese Commissie naar de toegang
van ondernemingen tot financiering, waarin zij haar zorgen uit over de kredietverlening
aan het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (European Union, 2013). Wat in dit rap-
port opvalt is het hoge aantal afwijzingen door banken van aangevraagde
financieringen in Nederland (32%). Hetzelfde rapport laat over 2014 op dit punt een
verdere verslechtering zien (39%). Een vervolgstudie van De Nederlandsche Bank onder-
schrijft dat vooral de kredietverlening aan juist het MKB sterk is afgenomen. Vooral de
kredietverlening in de vorm van kleinere leningen (kleiner dan € 250.000,--) is sterk
gedaald (Hebbink, Kruidhof, & Slingenberg, 2014)
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 77
94
96
98
100
102
2010
0 - 250.000
Bron: Stuurgroep Kredietverlening, mei 2013
Totaal250.000 - 3.000.000 3.00.000 - 10.000.000
2011 2012
92
90
88
86K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4 K1 K2 K3 K4
Grafiek 1: Afname kredietverlening MKB
In de begeleidende kamerbrief bij de aanbieding van dit rapport aan de Tweede Kamer
stelt minister van financiën Dijsselbloem: “Nadere analyse is gewenst omtrent het zor-
gelijke feit dat Nederland ook in vergelijking met de meest perifere landen een hoger
afwijzingspercentage kent” (Dijsselbloem, 2014). In een reactie hierop stelt de Neder-
landse Vereniging van Banken (NVB) dat “de teruglopende kredietverlening aan het
MKB in belangrijke mate wordt veroorzaakt door vraaguitval, de kwaliteit van krediet-
aanvragen, de eigenvermogenspositie van het MKB en terughoudendheid van banken
vanuit een risico perspectief” (NVB, 2014). Echter, bij nadere bestudering van het rap-
port blijkt de vraaguitval en de kwaliteit van de kredietaanvragen in het geheel niet aan
de orde te komen in het rapport. Wel worden de eigenvermogenpositie van het MKB
en de risicoperceptie van de banken zelf genoemd.
Deels kan dit wellicht ook daardoor worden verklaard dat het financieren van bedrijven
bewerkelijker is dan kredietverlening aan particulieren. Waar de particuliere kredietver-
lening zich kenmerkt door een sterke standaardisatie op productniveau, is bij
financieringen aan bedrijven een hoge mate van maatwerk aan de orde. De dientenge-
volge lagere marge voor MKB financieringen is de laatste jaren, zoals gezegd, nog meer
78 Rijnland in de Regio II
onder druk komen te staan door de steeds hogere eisen die door de Europese Centrale
Bank worden gesteld aan de solvabiliteit van de banken.
Geen wonder dat de ondergrens van een voor een bank aantrekkelijke uitzetting (finan-
ciering) steeds hoger komt te liggen. In de afweging tussen commercieel en algemeen
belang om dit ‘gat’ te vullen is in 2008 Qredits opgericht, een samenwerking tussen de
grootbanken en de ministeries van economische zaken en sociale zaken en werkgele-
genheid, bedoeld om ondernemers aan financiering te helpen tot een bedrag van
€ 250.000,--. De website van Qredits draagt de eufemistische ondertitel ‘Microfinan-
ciering Nederland’ (Qredits, 2015).
In een tijdperk waarin banken hun uitzettingen kunnen funden bij de ECB tegen een
nihil percentage (Bökkerink & Willems, 2015) bestaat het dat een startende MKB’er
een rentepercentage van tussen de 7,75% en 9,75% in rekening wordt gebracht.
Als we de website van Qredits aan een nadere beschouwing onderwerpen, dan valt op
dat ook hier de tendens is om het aanbod voor bedrijfsfinancieringen te standaardise-
ren in twee smaken: ‘Micro’krediet tot € 50.000,-- en MKB-krediet tot maximaal €
250.000,--. Daarbij is, als optionele aanvulling op het krediet, coaching en begeleiding
van de startende ondernemer onderdeel van het dienstenpakket van Qredits. Tegen een
kleine meerprijs van respectievelijk € 200,-- en € 400,-- op jaarbasis (!) wordt betaal-
bare ondersteuning aangeboden. Een dergelijke prijsstelling voor een jaar lang
begeleiden van een startende onderneming roept onmiddellijk de vraag op of hier niet
overduidelijk sprake is van kruissubsidie tussen de kredietverlening en de coaching.
Het achterliggende idee om gelijktijdig met het verstrekken van een krediet coaching
en ondersteuning aan te bieden zal te maken hebben met de overtuiging van de banken
dat de kwaliteit van de aanvragen omhoog moet. Zo is voor het hiervoor genoemde
MKB-krediet een af- of doorverwijzing bij een bank nodig, met andere woorden na het
eerst bij een reguliere bank te hebben geprobeerd is Qredits dus een ‘lender of last
resort’ geworden voor het kleinbedrijf in Nederland. Het ministerie van Economische
Zaken was betrokken bij de opzet van Qredits in 2008. Op dit moment maakt Qredits
nog gebruik van een lening van dit ministerie. De facto betekent dit dus dat de Neder-
landse overheid indirect het kleinbedrijf (althans gedeeltelijk) financiert.
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 79
Uit het voorgaande komt de vraag op waarom deze ondersteuning dan voorheen niet
werd geboden. Is de kwaliteit van de aanvragen dusdanig verslechterd? Of heeft dit
toch meer te maken met de verzwaarde eisen aan banken in het kader van de Europese
CRD IV (Capital Requirements Directive), met richtlijnen voor de versterking van de
bankbuffers c.q. de solvabiliteit? In een artikel op Follow The Money wordt Gerrit Zalm,
bestuursvoorzitter van ABN AMRO Bank, geciteerd:
Het rendement van Nederlandse MKB-leningen blijft laag, hoewel de kredietvoorzie-
ningen dalen en hogere kosten van strengere regelgeving, zoals voor liquiditeitsbuffers,
in nieuwe kredieten worden doorberekend aan de klant. Als de bank alleen naar aan-
deelhoudersrendement zou kijken, dan zou ze eigenlijk moeten stoppen met
MKB-krediet. Maar we gaan ermee door, omdat we vinden dat dat onze maatschap-
pelijke rol is. (Wanningen, 2015)
Het MKB lijkt dus niet langer interessant meer voor veel banken, door hogere kosten
en strengere regelgeving. Om deze impasse te doorbreken is vanuit MKB-Nederland
voorgesteld om te komen tot de oprichting van een Nederlandse Investerings Instelling
(NII)(Goot, 2014). Dit wordt een vehikel waarin de overheid een leidende rol krijgt in
het buiten de bankbalansen brengen van Nederlandse investeringsprojecten door ze
geschikt te maken als belegging voor pensioenfondsen en verzekeraars. Die gaan
zodoende de functie van de banken overnemen. Welke legitimiteit zou dan nog de
coöperatieve gedachte achter de Rabobank hebben? Dit is een voorbeeld van (indirect)
overheidsingrijpen in de markt voor bedrijfsleningen. Van “Was einer allein nicht schafft,
das schaffen Viele” naar “Wenn Viele es auch nicht mehr schaffen, dann muss die Regie-
rung es machen”?
Ondertussen bij de Rabobank
Nemen we de zakelijke portefeuille van een bank in ogenschouw, dan is het juist in dit
segment dat de eerste coöperatieve banken zijn ontstaan en meer specifiek nog in de
agrarische sector. Vanuit de wens om in de nood te voorzien van de boerenbevolking
richtte Friedrich Wilhelm Raiffeisen onder meer een liefdadigheidsvereniging op. Omdat
hij inzag dat men zich niet aan de eigen haren aan het drijfzand van de armoede kan
optrekken realiseerde Raiffeisen zich dat een duurzame verbetering kon worden bereikt
door krediet te verstrekken (Rabobank Nederland, 2012).
80 Rijnland in de Regio II
Het is dan bijzonder wrang dat dan juist hier de grootste verwijdering plaatsvindt tussen
de Rabobank en haar agrarische klanten. Door de combinatie van de verkoop van een
giftig product als het rentederivaat en de ingestorte prijzen voor hun producten op de
wereldmarkten zijn veel tuinders in de problemen gekomen. De tuinders hebben zich
zelfs georganiseerd in hun verzet tegen de Rabobank. Daarbij wordt, nota bene met
hulp van buitenlandse (Angelsaksische?) investeerders, een ‘oorlogskas’ aangelegd om
tegen de bank te kunnen procederen (Heijn, 2015a).
Kern van de kritiek op de Rabobank is de druk die haar klanten ervoeren om toch vooral
te groeien. Kleine familiebedrijven moesten op overnamepad om in de toekomst te
kunnen concurreren op de grote wereldmarkt. De schaalvergroting ging in rap tempo.
Waren er in 2000 nog 11.070 glasbouwtuinders, in 2008 was dat met een derde terug-
gelopen tot 6.785.
De toenemende druk op prijzen voor agrarische producten dreigt nu ook andere sec-
toren binnen de agrarische sector te treffen. Het afschaffen van het melkquotum heeft
geleid tot een sterke neerwaartse druk op de melkprijs. Ook de prijs van varkensvlees
is sterk gedaald. Dit heeft recent geleid tot boerenprotesten in Brussel. Het stramien
van eerst de (verplichte) schaalvergroting financieren en dan vervolgens, als de markt
tegenzit, de handen van een agrariër aftrekken lijkt zich ook voor deze bedrijfstakken
te herhalen. Inmiddels blijkt de grote betrokkenheid in deze sectoren, of anders gezegd
blootstelling van de bank aan, een risicofactor van belang.
De vraag is niet of, maar wanneer we de eerste varkensboeren en melkveehouders fail-
liet zien gaan. Dan is dus het diametraal tegenovergestelde bereikt van wat pater
Gerlacus van den Elsen, de wegbereider van het gedachtegoed van Raiffeisen in Neder-
land oorspronkelijk voor ogen stond: ‘Den woeker te weren, den landman in zijn nood
bij te staan, maar ook de spaarzaamheid, naastenliefde, arbeidzaamheid en matigheid
bevorderen’ (Rabobank Nederland, 2012).
Particulieren
Binnen het particuliere segment is sprake van een verschraling van de dienstverlening
door een focus op verlaging van de kosten. Dit resulteert in het afstoten van kantoren
en sluiten van geldautomaten. Wederom is de Rabobank de kop van jut. Omdat van
deze organisatie wellicht het meest verwacht wordt in het kader van “Regionalverbun-
denheit” valt het des te meer op het dat juist de Rabobank overgaat tot sluiting van
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 81
kantoren. Naast het eerder aangehaalde probleem met betrekking tot wie, binnen de
coöperatie, het verlies gaat nemen op al dit vastgoed, leverde het de Rabobank een
geschil op met Brink’s, het bedrijf dat de logistiek rondom het bijvullen van de geldau-
tomaten verzorgde(Lalkens, 2014).
Eerder dat jaar werd bekend dat Rabobank, de grootste klant van Brink’s, in 2015
overstapt naar Geld Service Nederland (GSN). GSN is een gezamenlijke onderneming
van de drie grootbanken ING, ABN Amro en Rabobank. Dit mondde uit in een staking
van het personeel van Brink’s en lege geldautomaten rondom de jaarwisseling. Dit
leidde tot veel frustratie bij haar klanten, met alle gevolgen van dien voor de reputatie
van de bank.
De constante druk om de kosten te verlagen heeft ertoe geleid dat de service rondom
de inkleding van het eigen huis en hypotheekadvies aan de particuliere klant eveneens
is verschraald. Het was de eis van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) om te komen
tot een scheiding tussen het advies en de bemiddeling van een hypotheek. Als gevolg
van het hiertoe ingevoerde provisieverbod bij de verkoop van hypotheken is binnen de
Rabobank een beweging op gang gekomen om het hypotheekadvies zo goedkoop
mogelijk te maken.
Meteen na invoering van het provisie verbod maakte de Rabobank de (in)directe keuze
om het intermediair buitenspel te zetten door voor het hypotheekadvies in de markt te
zetten voor ca. € 1.300,--, waar het intermediair qua prijsstelling rond € 2.000,-- uit-
kwam. Daar komt bij dat de klant een korting van € 450,-- op deze kosten kan krijgen
door zichzelf online voor te bereiden op het hypotheekadvies door middel van het
uploaden van relevante stukken in het Rabobank Hypotheekdossier.
Het gevolg van deze ontwikkeling is dat de klant nu in de keuze rondom de, voor velen
waarschijnlijk, grootste aanschaf in het leven geconfronteerd wordt met ‘verplicht’
meewerken aan de snelheid van het proces om een korting te bemachtigen in plaats
van dat er tijd wordt genomen voor het advies, reflectie en weloverwogen keuzes. Het
punt is dat, door de focus op verlaging van de kosten, tevens een beweging in de bank
is ontstaan waarbij de afhandeling op de goedkoopst mogelijke manier dient te geschie-
den, wat leidt tot het landelijk clusteren van de administratie in shared-service centers
intern en callcenters voor de klant, met bijbehorende onpersoonlijke telefonische keu-
zemenu’s extern. Kortom: verdere verwijdering en vervreemding van de klant. Om nog
82 Rijnland in de Regio II
maar te zwijgen over de invloed van dergelijke schaalvergrotingen op de Regionalver-
bundenheit.
De vraag kan bovendien gesteld worden in hoeverre de klant bereid is om in deze ont-
wikkeling mee te gaan. Zo werd afgelopen zomer bekend dat het verder digitaliseren
van het hypotheekadviesproces binnen de Rabobank op een lager pitje wordt gezet
omdat met erachter komt dat de klant toch bevestiging wil van een mens van vlees en
bloed (Benedictus, 2015).
Naar het voorbeeld van de Nederlandse Investeringsinstelling (NII) voor de zakelijke
kredietverlening, is voor de particuliere tak van de banken een project opgezet om te
komen tot de oprichting van een Nederlands Hypotheekinstelling (NHI). Deze instel-
ling zou als hoofddoel hebben het zekerstellen van de financiering van de
hypothekenberg in Nederland in tijden van crisis.
Wie gaat nu straks geld uitlenen aan MKB en particulieren? Nederlandse banken in het
algemeen en de Rabobank in het bijzonder hebben relatief veel hypotheken op hun
balansen. Door de strengere kapitaaleisen vanuit de BIS (Bank of International Settle-
ments) in Basel en Europa ten aanzien van het solvabiliteitsbeslag van dergelijke
uitzettingen van een bank werd het ‘gat’ tussen de uitzettingen in de vorm van hypo-
theken en de financiering daarvan met spaargeld steeds groter. Een ander doel van de
NHI was een lagere hypotheekrente voor de klanten. Waar de NII wel van de grond is
gekomen werd onlangs bekend dat het plan voor de NHI van de baan is. Het plan stuitte
op bezwaren van de Europese Commissie omdat men het plan zag als verkapte staats-
steun aan de banken (Battes & Horde, 2015b). Met de NII zal het de overheid zijn die
de bedrijven kredieten gaat verstrekken. Hebben we hier te maken met een pervers
effect van Europese regelgeving of juist met de teloorgang van de coöperatieve gedachte
achter met name de Rabobank?
5. Angelsaksisch versus RijnlandsAls gevolg van de hiervoor beschreven uitdagingen is bankieren en het uitoefenen van
het bankiersvak meer en meer verworden tot een tocht door een mijnenveld. Voor de
Rabobank nog meer, omdat ze ook de belangen van haar leden in de zin van de coö-
peratieve gedachte heeft te behartigen. Voldoen aan wet- en regelgeving en
tegelijkertijd de kredietkraan openhouden voor klanten van zowel de zakelijke als de
particuliere afdelingen, een nieuwe verdienmodel ontwerpen en daarbinnen toch de
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 83
klant centraal blijven stellen zijn allemaal voorbeelden van de druk en de verwachtingen
waaraan de bancaire sector wordt blootgesteld. De Rabobank lijkt er niet in te slagen
die deels in tegengestelde richting werkende krachten met elkaar te verzoenen in de
zin van haar grondlegger Raiffeisen. Daar komt nog bij dat de grote maatschappelijke
discussie rondom de hoogte van de beloningen in de sector onbesproken is gebleven.
In het voorgaande artikel in de bundel Rijnland in de Regio I (Veen, 2014) was een tabel
opgenomen waarin een aantal woorden werden gecategoriseerd onder de noemer
‘Angelsaksisch’ en ‘Rijnlands’. Hieronder volgt een aanvulling op dit overzicht. De woor-
den worden hierna in de tekst cursief weergegeven ter onderbouwing van alternatieven
in de sector.
Angelsaksisch Rijnlands
Systeemwereld Leefwereld
Aanbod gestuurd Vraag gestuurd
Push Pull
Product Service
Verkoop Advies
Doel Middel
Transparantie Vertrouwen
Verkoop Coaching
Tabel 1: Angelsaksisch versus Rijnlands (Veen, 2014)
Door de uitdagingen op het gebied van de wet- en regelgeving waarmee de bancaire
sector wordt geconfronteerd ontstaat de neiging steeds meer te ‘vluchten’ in een sys-
teemwereld, (Habermas, 1968). Hier bedoel ik mee te zeggen dat de banken en hun
medewerkers zich achter de Angelsaksische (geaccrediteerde, ISO gecertificeerde etc.)
‘systemen’ kunnen verschuilen i.p.v. zelf persoonlijk verantwoordelijkheid te nemen.
De kern van Rijnlands denken zit wellicht in de combi van persoonlijk vakmanschap en
eigenaarschap, waardoor iemand verantwoordelijk is voor een product/dienst van begin
tot eind, minder ‘efficiënt’ dus. Dit in tegenstelling tot het Angelsaksische systeem
waarbij verregaande specialisatie en functiescheiding mensen vervreemden van wat ze
doen met als gevolg minder betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel. Corporate
governance in Angelsaksische structuren wordt gegenereerd door anonieme organisa-
ties waarbij uiteindelijk alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid van de gang van
zaken van zich af kunnen werpen.
84 Rijnland in de Regio II
Ook heeft de bankensector moeite om zich aan te passen aan de combinatie van demo-
grafische en technische ontwikkelingen in de maatschappij. Waar voorheen de klant
voor diverse administratieve handelingen op de bank moest verschijnen (denk aan de
jaarlijkse bijschrijving van de rente in het spaarbankboekje) groeit nu een generatie op
die nog nooit een bank van binnen heeft gezien. De ontwikkeling van internetbankie-
ren en apps voor smartphones is een logisch gevolg in een poging deze doelgroep voor
de bank te behouden.
Een andere ontwikkeling is die van een aanbod gestuurde op de massa gerichte push
strategie van producten als betaal- en spaarrekeningen, hypotheken en verzekeringen
naar een vraag gestuurde, pull strategie. Onze huidige maatschappij kenmerkt zich door
een omslag van denken in termen van (fysieke) producten naar denken in termen van
service- en dienstverleningsconcepten. Banken hebben het hier ogenschijnlijk lastig
mee, getuige ook de moeizame implementatie van de scheiding van het advies en de
bemiddeling bij complexe, adviesgevoelige producten als een hypotheek.
Met name de Rabobank valt op door halsstarrig vast te houden aan het combineren
van de verkoop en bemiddeling van het product, waarbij men ook het advies binnen
de eigen organisatie wil uitvoeren. Ondertussen wordt de bank links en rechts ingehaald
door nieuwe partijen op de hypotheekmarkt die wél de samenwerking met het inter-
mediair opzoeken (Battes & Horde, 2015a).
Het lijkt of er sprake is van een doel-middel verwarring. Het uiteindelijke doel om het
product, c.q. de hypotheek, te verkopen gaat ten koste van het middel. Het advies om
te komen tot de bemiddeling van de hypotheek. Dit heeft gevolgen voor de passend-
heid van de adviezen, de kwaliteit van de dienstverlening en dus de relatie met de klant.
Nemen we nogmaals de zakelijke kredietverlening onder de loep, dan valt op dat de
Rabobank zich in een positie heeft gemanoeuvreerd waarbij men zich ‘slachtoffer’ voelt
van een risico-regelreflex van de toezichthouder, de AFM. Maar zou het misschien
kunnen zijn dat ter vervanging of ter aanvulling van de verkoop van sec krediet er intern
druk is ontstaan om aanvullende producten als rentederivaten te bedenken en te ver-
kopen? Is het dan vreemd dat het vertrouwen van de klanten in de bank als gevolg
hiervan afneemt? En dat vervolgens de roep om transparantie toeneemt?
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 85
De combinatie van verminderde aandacht voor de zakelijke kredietverlening, de voortsle-
pende rentederivatenkwestie en de toenemende roep om transparantie heeft ertoe geleid
dat de Rabobank nu ook op het gebied van de zakelijke kredieten concurrentie ondervindt
van crowdfunding en de opkomst van kredietunies, nota bene gestoeld op het coöpera-
tieve gedachtegoed van Raiffeisen. Kern van het aanbod van kredietunies is de begeleiding
en coaching die men aanbiedt naast de verkoop van het gevraagde krediet.
Een vergelijking van de kenmerken van het Angelsaksische model met het Rijnlandse
model, binnen het kader van het bankwezen, laat een verschuiving zien richting een
Angelsaksische inrichting van de bedrijfsvoering. We hebben dit ook bij de Rabobank
zien gebeuren. Is er toch nog ruimte voor een Rijnlandse benadering? Een benadering
waarbij het kerktorenprincipe, een conservatief (uit)leenbeleid en een coöperatieve
inrichting van control en bestuur mogelijk blijven om de klant écht centraal te laten
staan? Daarover meer in de volgende paragraaf.
6. Scenario’s: kies voor advies!Wanneer we de beschreven uitdagingen uit het voorgaande en de vergelijkingen tussen
de Angelsaksische en Rijnlandse bewoordingen combineren is er een tweetal scenario’s
te bedenken.
1). Banken kunnen, in de lijn van het Angelsaksische lage kosten en product denken,
verder gaan met het ‘virtualiseren’ van hun dienstverlening. Dat betekent meer
zelfredzaamheid door de klant, verder verlies van contact met de klant en vervreem-
ding. Het is daarbij de vraag of nog hippere apps op het gebied van
internetbankieren met stem- of vingerafdrukherkenning uiteindelijk nog waarde
toevoegen voor de klant. Hetzelfde geldt voor de dienstverlening op het gebied van
beleggingen. De bedreigende factor hier is dat dergelijke techniek uiterst simpel na
te maken is. Met de wetenschap dat bedrijven als Apple en Google al over een bank-
vergunning beschikken is dit een richting waarin de traditioneel ingestelde banken,
met hun verouderde automatiseringssystemen gerede kans lopen te worden over-
vleugeld.
Is er een alternatief scenario te bedenken waarbij wel voldaan wordt aan het Rijnlands
organiseren van een bank? Waarbij de coöperatieve gedachte, een intrinsiek onderdeel
van het Rijnlands model wel tot haar recht komt? Wanneer we de Rijnlandse woorden
86 Rijnland in de Regio II
in het bovenstaande rechtergedeelte van de tabel met elkaar in verbinding brengen
ontstaat het volgende scenario:
Uitgangspunt van een Rijnlands scenario is dat het aansluit bij de leefwereld van de
klanten. Heel concreet is dit te vertalen in ‘Life-events’, de gebeurtenissen die een mens
meemaakt in zijn of haar leven. Denken dus in termen van een (t)huis kopen (als doel),
waarbij het product (de hypotheek) een middel is. Het feit dat banken in producten
denken wordt het meest zichtbaar bij het Life-event als een echtscheiding. Hier is klaar-
blijkelijk geen product bij te bedenken, waardoor het gewenste advies en coaching niet
worden aangeboden door de banken. Een gemiste kans?
De dienstverlening van een bank zou vraag gestuurd kunnen zijn als men op de eigen
mensen durft te vertrouwen. Voorheen was wonen in het eigen werkgebied van een
Rabobank een verplichting. Dat heeft als bijkomend voordeel dat de medewerkers in
allerlei lokale verbanden, verenigingen en maatschappelijke verbanden meedraaien.
Door samen met de administratieve afhandeling ook de medewerkers te verhuizen naar
‘shared-service centers’ moet deze afstand meer en meer door middel van aanbod
gestuurde dienstverlening worden overbrugd. Door te kiezen voor een adviesrelatie
met een klant in plaats van op voorhand een verkooptransactie na te streven ontstaat
ruimte voor vertrouwen tussen adviseur en klant.
2). Deze denklijn brengt mij tot een scenario waarbij banken zichzelf en hun dienstver-
lening serieus nemen door zich te laten betalen voor advies in plaats van de verkoop
van een financieel product. Nu staat het ‘dozen schuiven’ in de vorm van een kwan-
tificeerbaar, financieel product centraal, waarbij de verkoop ervan d.m.v. targets
wordt ‘gepushed’, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit zoals we de afgelo-
pen jaren hebben gezien in achtereenvolgens de woekerpolis- en liboraffaire. Als
banken deze eenzijdige focus durven loslaten ontstaat er ruimte voor oprecht, vraag
gestuurd advies voor een klant. Natuurlijk vergt dit inspanning op het gebied van
het ‘opvoeden’ van de klant. Deze zal moeten wennen aan het feit dat advies niet
gratis is, maar daarbij geldt ook dat het niet afsluiten van een financieel product
wel eens voordeliger kan zijn.
In combinatie met de opkomst van internet lijkt het alsof banken bang zijn geworden
om de klant daadwerkelijk te adviseren. Het vergelijken van aspecten van een financi-
eel product is tegenwoordig erg gemakkelijk geworden door vergelijkingssites. Dus wil
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 87
men zeker niet te veel ‘weggeven’ aan advies rondom het product. Door dit ‘om te
denken’ zien we in dat dit des te meer reden om juist persoonlijk advies aan te bieden.
Zoals uit het artikel over het stopzetten van de volledige digitalisering van het hypo-
theekaanvraagproces blijkt (Benedictus, 2015), zoeken klanten vooral bevestiging van
een mens voor hun keuzes. Klanten zoeken ‘empowerment’ bij hun (financiële) keuzes
in het leven. Zodra een vraag van een klant eenmaal is beantwoord ontstaan er nieuwe
vragen op een heel ander niveau (Veen, 2012). Het blijkt in de praktijk dat de zorgen,
(on)zekerheid, ontwikkeling en ontplooiing van een klant m.b.t. de eigen financiële
situatie, analoog aan iemands ‘algemene’ persoonlijke ontwikkeling, in termen van de
bekende pyramide van Maslow uit te drukken zijn.
Als gevolg van de krimpende markt voor hypotheken heeft de Rabobank al veel mensen
moeten ontslaan en een volgende reorganisatie dient zich inmiddels al weer aan. Men
zou de strategische keuze kunnen maken om radicaal alle medewerkers op financieel
advies buiten de bank te plaatsen. Door hen als een soort van gevolmachtigd agent
vanuit de eigen woning te laten werken zou het Rijnlandse model, kenmerkend voor
de Rabobank, in een klap terug zijn. Adviseurs/bankiers die vanuit de eigen woning,
binnen de lokale gemeenschap, dicht op de klant zitten om deze op alle life-events te
kunnen adviseren. Vooruit naar vroeger dus.
Het zou bovendien enorm veel kosten op het gebied van toezicht, control en scholing
kunnen besparen. De buiten de bank geplaatste adviseurs zijn als zelfstandig tussen-
persoon zelf ingeschreven in de registers bij de AFM. Dat brengt de
verantwoordelijkheid voor het advies terug naar de persoon van de adviseur die zich
nu niet meer kan verschuilen achter het ‘systeem’ van de (Rabo)bank.
7. ConclusieDe beschrijving van de recente ontwikkelingen en de scenario’s in het voorgaande laten
zien dat de bancaire sector enorm in beweging is. Als gevolg van de fraudekwesties, de
beloningsdiscussie en de misselling van financiële producten is er de roep om meer
controle, toezicht en transparantie. Herstel van vertrouwen zal nog lange tijd vergen.
Aan de andere kant is er de wens van de klant om de bank ‘dichtbij’ te hebben, hetzij
fysiek, hetzij virtueel.
De Rabobank zien we als gevolg van deze ontwikkelingen steeds verder in een spagaat
terecht komen. Hoe te voldoen aan de strengere toezichtseisen met een inverse orga-
88 Rijnland in de Regio II
nisatiestructuur, dus met een vergunning per lokale bank in plaats van één centrale,
waarbij de lokale banken een risicofactor van belang zijn geworden? Hoe om te gaan
met klanten die aan de ene kant een fysieke aanwezigheid in de gemeenschap vereisen,
maar die tegelijkertijd steeds meer bankzaken via internet afhandelen?
Het bovenstaande is een poging om het speelveld in kaart te brengen en een eerste
aanzet tot het ontwaren van scenario’s geweest. Er blijven echter nog genoeg vragen
over om een nader onderzoek naar een Rijnlandse, coöperatieve invulling van bankieren:
Wat is een optimale schaalgrootte voor een bank om deze op coöperatieve wijze te
kunnen inrichten en aansturen? Wat valt er te leren van de wijze waarop coöperatieve
organisaties in Nederland en het buitenland omgaan met deze uitdagingen? Zijn er naast
de hier tentoongespreide scenario’s nog andere denkrichtingen te ontwaren voor de
bancaire sector en meer specifiek een coöperatieve invulling van bankieren? In hoeverre
kan de tucht van de markt voor financiële producten worden vermeden door de aandacht
te richten op het advies in plaats van het product? Hoe kan er vanuit het coöperatieve
model een Rijnlandse invulling worden gegeven aan de financiële sector om zo een
tegenwicht te vormen tegen het Angelsaksische, neoliberale rendementsdenken?
Wellicht dat het interessant kan zijn om dergelijke vragen te verzamelen en te onder-
zoeken in het kader van een kenniskring, of wellicht zelfs een lectoraat binnen de
Rijnlandacademie en/of Stenden Hogeschool. Onderzoek naar het ‘geheim’ van de
Duitse coöperatieve banken, hun betekenis voor MKB (familie)bedrijven en de daaruit
voortvloeiende ‘Regionalverbundnheit’ kan goed aansluiten bij de keuze binnen Sten-
den voor onderzoek gericht op een ‘Service Economy’ binnen een ‘Vital Region’.
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 89
Over de auteur:Tjibbe van der Veen is docent aan de School of Business. Als ondernemer in de finan-
ciële sector is hij gevraagd om in zijn vak- en interessegebieden te doceren bij Stenden
Hogeschool. Bij de vestiging in Emmen geeft hij les in de vakken Management & Orga-
nisatie en Human Resource Management. Binnen de vakgroep Financial Service
Management doceert hij Pensions, Woningfinanciering, Financial en Estate Planning
en Corporate Governance. Daarnaast is hij ambassadeur van het New Financial Forum
en lid van de landelijke Visiegroep Financiën van het CDA. In zijn vrije tijd is hij actief
als trombonist bij diverse muziekgezelschappen.
Literatuur:Battes, P., & Horde, C. (2015a, 04 september). Schaduwbanken rukken op. Het Finan-
cieele Dagblad, pp. 13.
Battes, P., & Horde, C. (2015b, 02 september). Stekker uit instituut voor voordelige
hypotheken. Het Financieele Dagblad, pp. 5.
Benedictus, J. (2015). Rabobank komt voorlopig niet met computergestuurd advies.
Opgehaald van http://amweb.nl/branche-724322/Rabobank-komt-voorlopig-niet-
met-computergestuurd-advies
Bökkerink, I., & Willems, L. (2015, 15 mei). Banken hebben €10 mrd goedkoop ECB-
geld in kas voor bedrijfskredieten. Het Financieele Dagblad, pp. 12.
Braumann, F. (1961). Raiffeisen: Levensroman van een groot pionier [Ein Mann
bezwingt die Not. Lebensroman Friedrich Wilhelm Raiffeisen] (T. By Vert.). Assen:
Koninklijke Van Gorcum
Dijsselbloem, J. R. V. A. (2014). Toezending DNB-studie “kredietverlening en bancair
kapitaal”[kamerbrief]. Tweede Kamer der Staten-Generaal. Opgehaald van https://
www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/04/23/beantwoording-
kamervragen-akkoord-europese-bankenunie
European Union. (2013). 2013 SME’s acces to finance survey. Brussel: European Union.
90 Rijnland in de Regio II
Goot, E. (2014). Banken zijn te dominant bij MKB-leningen. Opgehaald van
http://www.nu.nl/ondernemen/3730389/banken-dominant-bij-mkb-leningen.html
Habermas, J. (1968). Technik und Wissenschaft als >Ideologie<. Berlin: Suhrkamp
Verlag AG.
Hebbink, G., Kruidhof, M., & Slingenberg, J. W. (2014). Kredietverlening en bancair
kapitaal. Amsterdam: De Nederlandsche Bank.
Heijn, J. (2015a). Oorlogskas voor tuinders die Rabo willen aanpakken. Opgehaald
van http://www.ftm.nl/exclusive/oorlogskas-voor-tuinders-die-Rabo-willen-aanpak-
ken/
Heijn, J. (2015b). Wat is de Rabobank eigenlijk? één bank of 110 banken? Opgehaald
van http://www.ftm.nl/exclusive/wat-is-de-Rabobank-eigenlijk-een-bank-of-
110-banken/
Lalkens, P. (2014, 31 december). Aantal lege pinautomaten bij Rabobank loopt snel
op. Het Financieele Dagblad, pp. 13.
Lalkens, P., & Wolzak, M. (2014, 05 november). Rabokantoor dicht? directeur draait
er zelf voor op. Het Financieele Dagblad, pp. 14.
NVB. (2014). NVB steunt instelling ambtelijke werkgroep MKB-financiering.
Opgehaald van https://www.nvb.nl/nieuws/2014/2740 nvb-steunt-instelling-amb-
telijke-werkgroep-mkb-financiering.html
Opnieuw oud-Rabomedewerker genoemd in liborzaak. (2015, 15 augustus). Financi-
eel Dagblad. Opgehaald van http://fd.nl/ondernemen/1115090/
opnieuw-oud-Rabomedewerker-genoemd-in-liborzaak
Qredits. (2015). Qredits: Microfinanciering Nederland. Opgehaald van http://www.
qredits.nl/
Rabobank Nederland. (2012). Een kleine geschiedenis van de Rabobank. Utrecht:
Rabobank.
Toekomst voor (Rijnlands) Bankieren? 91
Veen, T. T. van der (2012). Naar een dienstbare financiële sector - Verantwoordelijk-
heid, passendheid en menselijke maat. Den Haag: CDA Talent Academie.
Veen, T. T. van der (2014). Rijnland in de wereld van de coöperatieve banken. In:
H. Blom & C. Zantingh (red.), Rijnland in de Regio (pp. 117 - 130). Leeuwarden:
Stenden Hogeschool
Verbraeken, H. (2015, 22 mei). Collectieve schadeclaim tegen Rabo vanwege swaps.
Het Financieele Dagblad, pp. 3.
Wanningen, J. (2015). Banken zijn uitgekeken op het MKB. Opgehaald van
http://www.ftm.nl/exclusive/banken-zijn-uitgekeken-op-het-mkb/
179
Colofon
Redactie:
Dr. Herman Blom
Cigdem Zantingh
Coördinatie/ondersteuning redactie:
Sonja Schuil-Groen
Ontwerp en vormgeving:
Visser en de Graef communicatie
www.visserendegraef.nl
Drukwerk:
Marne Drukkers
www.marne.nl
Uitgave:
Stenden Hogeschool/Alfa-college, 2015
ISBN:
ISBN: 978-94-91589-11-9
Oplage:
1500
www.stenden.com
www.alfa-college.nl