(2005) via belgica 'verleden op weg naar de toekomst

134
Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 1 X+1 consultants per adres: DLA+ landscape architects bv Wylerbaan 28a 6561 KR Groesbeek T 024 3976000 F 024 3976350 [email protected]

Upload: radboud

Post on 31-Mar-2023

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 1

X+1 consultants per adres:DLA+ landscape architects bvWylerbaan 28a6561 KR GroesbeekT 024 3976000F 024 [email protected]

2 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

afbeelding kaft: lakprofi el van de weg Via Belgica

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 3

Via Belgica‘verleden op weg naar de toekomst’

eindrapportage, juni 2005

4 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Inhoudsopgave

Voorwoord .................................................................................................................................

1. Inleiding ........................................................................................................................1.1 Via Belgica als basisontwikkelingsas .............................................................................1.2 Opdracht ........................................................................................................................1.3 Onderzoeksgebied .........................................................................................................1.4 Via Belgica naamgeving en betekenis ...........................................................................1.5 Aanpak ...........................................................................................................................1.6 Het openingsdebat .........................................................................................................1.7 Leeswijzer ......................................................................................................................

2. Beleidsmatige context .................................................................................................2.1 Beleidskader op nationaal niveau ..................................................................................2.2 Belangrijkste Provinciale beleidskaders .........................................................................2.3 Internationale programma’s ...........................................................................................

3. Historisch perspectief: Via Belgica als toenmalige ontwikkelingsas .....................3.1 De Romeinse infrastructuur ...........................................................................................3.2 Via Belgica .....................................................................................................................

4. Visie: Via Belgica als toekomstige ontwikkelingsas ................................................4.1 Visie ...............................................................................................................................4.2 Ontwikkelingsprincipes ................................................................................................... 4.2.1 Algemeen ........................................................................................................................

7

99101111131314

17171927

313439

49495252

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 5

4.2.2 Ruimtelijke ontwikkeling en cultuurplanologie ................................................................

4.2.3 Juridisch-planologisch ....................................................................................................

4.2.4 Toerisme en educatie .......................................................................................................

4.2.5 Toerisme en economie .....................................................................................................

4.2.6 Internationaal ...................................................................................................................

5. Programma ....................................................................................................................

6. Instrumentarium ............................................................................................................6.1 Organisatie .....................................................................................................................6.2 Communicatie Via Belgica ..............................................................................................

7. Verantwoording .............................................................................................................7.1 Bureauteam, Projectgroep Provincie, Raad van Wijzen, specialisten ............................7.2 Bronnen en beeldmateriaal .............................................................................................

Kernbegrippen en andere gebruikte termenColofon

54

66

70

74

77

81

113113114

121121123

6 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

terrein Villa Voerendaal

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 7

Voorwoord Projecten als de Via Belgica doen je beseffen in welk een unieke positie we hier in Limburg eigenlijk ver-keren. Er is immers geen andere plek in Nederland waar het Romeinse culturele erfgoed zo overvloedig aanwezig is als juist in onze Provincie. Dat is meer dan alleen maar een fortuinlijke speling van de historie. Het is een privilège qui oblige, een voorrecht dat verplicht. Het zou toch eeuwig zonde zijn als we dat erf-goed aan de vergetelheid prijs zouden geven.

De Via Belgica biedt een ideale mogelijkheid om ons rijke Romeinse verleden een nieuwe toekomst te geven. Een toekomst die een breed en internationaal publiek, van jong tot oud, in staat stelt om op boei-ende en vooral ook onderhoudende wijze kennis te nemen van dat verleden. Een toekomst ook, die via allerlei nieuwe toeristisch-economische initiatieven positief bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van Lim-burg, en het Limburgse Heuvelland in het bijzonder.

Het succes van de Via Belgica hangt af van de mate waarin de betrokken partijen, en dan met name gemeenten, instellingen en ondernemers, geloven in de kansen die het Romeinse erfgoed biedt. Waar de Provincie een bijdrage kan leveren, bijvoorbeeld op het vlak van grensoverschrijdende bestuurlijke samenwerking, zullen wij het onze doen. Daarover zijn we al in gesprek met onze collega’s uit België en Duitsland.

De in deze rapportage vervatte visie zal naar mijn verwachting een eerste aanzet geven. Nu reeds zijn op basis hiervan diverse projecten opgezet. Ik hoop en verwacht dat er nog vele zullen volgen. Het is aan ons allen verder invulling te geven aan de Via Belgica en ervoor te zorgen dat dit stuk verleden ook daadwer-kelijk toekomst heeft.

Odile WolfsGedeputeerde voor Cultuur

8 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 9

1. Inleiding ‘Aan mijn zoon vertel ik wel eens over het rijke Romeinse verleden van onze streek en dan vraagt hij: ‘maar wáár kan ik dat dan zien?’ Daar gaat het dus om: dat verleden op de een of andere manier weer zichtbaar maken.’ (René Stevens, beleidsmedewerker gemeente Landgraaf)

1.1 VIA BELGICA ALS BASISONTWIKKELINGSAS

Via Belgica is de nieuw bedachte naam voor een vierhonderd kilometer lange Romeinse heirbaan, die in de eerste helft van de eerste eeuw werd aangelegd en van de Duitse stad Keulen naar Boulogne-sur-Mer aan de Noord-Franse kust liep. In een latere periode van het Romeinse rijk kreeg de heirbaan een voortzetting in Engeland van Dover naar Londen. Het tracé van de Via Belgica doorsnijdt Zuid-Limburg ter hoogte van de lijn Heerlen-Maastricht over een afstand van circa veertig kilometer.

10 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

De Via Belgica was onderdeel van een groot en complex netwerk van (water)wegen, dat zich uitstrekte tot de verste uithoeken van het Romeinse imperium. Die omvangrijke infrastructuur vormde de be-stuurlijke ruggengraat van de enorme militaire en economische macht van de Romeinen en was een belangrijke factor in de romanisering (het opnemen van de inheemse bevolking in de Romeinse wereld) van de Romeinse provincies. Op de knooppunten van de voornaamste wegen en rivieren vestigden de Romeinen legerplaatsen en ontstonden kleine dorpjes die uitgroeiden tot grotere nederzettingen zoals Maastricht en Heerlen of zelfs steden zoals Tongeren en Keulen, bij welke laatste stad de Via Belgica uitkwam op de Limes, de grenszone in Noord-Europa. In de eerste eeuwen van onze jaartelling fungeerde de Via Belgica als basisontwikkelingsas voor het Limburgse heuvelland: dankzij de weg kreeg de economische en culturele ontwikkeling van het gebied een geweldige impuls. De gevolgen daarvan zullen in deze rapportage uitgebreid aan bod komen.

1.2 OPDRACHT

In haar opdracht aan X+1 consultants heeft de Provincie Limburg gevraagd een visie vorm te geven op basis waarvan de Via Belgica en het daaraan gerelateerde Romeinse culturele erfgoed drager wordt van toekomstige ontwikkelingen. In deze visie gaat het nadrukkelijk om de Romeinse tijd – met, waar dat relevant is, bescheiden aandacht voor overgangsperioden als IJzertijd en Merovingische periode. De gehanteerde werkwijze kan echter ook als voorbeeld dienen voor de beschouwing van andere his-

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 11

torische perioden. De visie is integraal, internationaal georiënteerd en richt zich op de programmatische uitwerking van educatieve, museale, toeristisch-economische en (cultuur)planologische ontwikkelingsprincipes. Een communicatieplan maakt deel uit van de visie.

Voor de visie geldt verder:• dat zij bijdraagt aan de versterking van het imago en de identiteit van Limburg;• dat zij een breed draagvlak heeft en praktisch uitvoerbaar is;• dat zij duidelijk maakt welke structuren en voorwaarden nodig zijn voor uitvoering en veranke- ring in de toekomst;• dat zij gericht is op het levend houden van de Via Belgica.

1.3 ONDERZOEKSGEBIED

De visie heeft betrekking op een gebied, dat gelijk is aan de door RAAP Archeologisch Adviesbureau gehanteerde zone van 2,5 km aan weerszijden van het vermoedelijke traject van de Via Belgica, en dat delen omvat van de gemeenten Maastricht, Meerssen, Nuth, Valkenburg, Heerlen, Voerendaal en Landgraaf (RAAP Rapport 924, 2003).

1.4 VIA BELGICA NAAMGEVING EN BETEKENIS

Het idee om iets met de Via Belgica te doen, is oorspronkelijk internationaal van opzet. In het voorjaar van 1999 lanceerde de gemeente Maastricht het voorstel tot revitalisering van de landschappelijke en cultuurhistorische corridor van de Kanaalkust bij Boulogne-sur-Mer via Henegouwen en de Haspengouw,

12 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

de beide Limburgen naar het Rijnland bij Keulen. De meervoudige doelstelling van het project was: be-houd ‘in situ’ van de nog resterende delen van de Romeinse weg, onderzoek doen naar de weg in de context van het omringende landschap, het aan elkaar knopen van nog herkenbare tracédelen en het ontsluiten en toegankelijk maken voor bewoners en toeristen. Dat er een één op één relatie was met de doelstellingen van de Provincie Limburg leidt geen twijfel. Dat bewijzen de contacten tussen Belgisch en Nederlands Limburg, het Gewest Vlaanderen, de Région Wallonne, de Région Nord - Pas-de-Calais en het Duitse Rheinland. Over de naamgeving en het logo zal bij de partners overeenstemming moeten bestaan. Er valt veel voor te zeggen de oorspronkelijke werknaam ‘Via Belgica’ te handhaven omdat de weg voor het overgrote deel door de voormalige Romeinse provincie Gallia Belgica loopt. Daarnaast wordt het Latijnse woord voor weg (VIA) ook steeds gebruikt bij toeristische projecten rond Romeinse wegen en routes, zoals de Via Romana, de Via Claudia en de Via Reatica.

De term Via Belgica wordt in deze rapportage in verschillende betekenissen gebruikt: • als nieuw verzonnen naam voor de oude Romeinse heirbaan; • als aanduiding van het tracé / de route (deels aangetroffen, deels verondersteld en deels geïnterpreteerd);• als aanduiding van het onderzoeksgebied: de Via Belgica-zone;• als aanduiding van de visievorming;• als overkoepelende naam voor alle projectenvoorstellen en projecten die in het kader van de visie worden ontwikkeld. In principe blijkt uit de directe context om welke betekenis het gaat. Is dat niet zo, dan krijgt de naam een toevoeging: Via Belgica-tracé, Via Belgica-project, Via Belgica-zone et cetera.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 13

1.5 AANPAK

De veelheid aan aspecten, belangen, motieven en partijen maakt een integrale, multidisciplinaire aan-pak noodzakelijk. Vandaar dat het bureauteam wordt gevormd door een samenwerkingsverband van zelfstandige advies- en ontwerpbureaus in de relevante disciplines. Het bureauteam wordt ondersteund door een ‘Raad van Wijzen’, wetenschappers en managers met bewezen expertise.Na aanvaarding van de opdracht is het bureauteam begonnen met een uitgebreide oriëntatie: interviews met belanghebbenden, verzamelen van documentatiemateriaal, terreinbezoek, kaartonderzoek en in-ventarisatie van bestaande plannen en vigerend beleid. Op basis van deze oriëntatie hebben het bureauteam en de Raad van Wijzen in brainstormsessies concepten en scenario’s bedacht. Deze eerste aanzet tot een integraal ontwikkelingsperspectief is vast-gelegd in het werkdocument ‘Via Belgica, visievorming en debat’ (mei 2004), dat aan de basis stond van deze eindrapportage.In deze rapportage worden verschillende aanduidingen gebruikt voor de Via Belgica met kleine, maar wel essentiële betekenisverschillen. Achterin deze eindrapportage vindt u een overzicht van kernbegrip-pen.

1.6 HET OPENINGSDEBAT

Het grote Openingsdebat op 27 mei 2004 te Maastricht heeft een niet te onderschatten rol gespeeld bij de visievorming. Het hierboven genoemde werkdocument Via Belgica, Visievorming en debat vormde de inzet van het debat. Aan de hand van vier stellingen boog zich een gemêleerd gezelschap van bestuurders, deskun-digen, wetenschappers en vertegenwoordigers van musea en andere instanties, van de Provincie en de betrokken gemeenten (Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Valkenburg aan de Geul

14 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

en Voerendaal) over de kansen en de mogelijkheden van de Via Belgica. De deelnemers waren vrijwel unaniem enthousiast. Het debat leverde, behalve levendige discussies, tal van nieuwe ideeën en verrassende inzichten op, die voor een belangrijk deel in deze rapportage verwerkt zijn.

Enkele reacties van deelnemers aan het debat:- ‘Het komt er toch op neer dat je van niets, of bijna niets, iets moet zien te maken’.- ‘De grootste bekende villa rustica langs de Via Belgica ligt hier in Voerendaal. Ik zie al een (deels) herbouwde villa voor me... waar allerlei activiteiten plaatsvinden, zoals in de Romeinse tijd, en voortdurende opgravingwerkzaamheden’.- ‘Anders dan bij vergelijkbare projecten is hier van meet af aan gekozen voor een multidisciplinaire benadering. Dat spreekt me bijzonder aan. Door die verschillende specialismen bij elkaar neer te zetten en op elkaar te laten reageren, krijg je vaak verfrissende ideeën.’- ‘Op een weg… moet je kunnen lopen’.

1.7 LEESWIJZER

In hoofdstuk 2 (Beleidsmatige context) bespreken we de voorwaarden die door de opdrachtgever aan de visie en de uiteindelijke projecten verbonden zijn; voorwaarden die goeddeels samenvallen met de criteria die gelden voor Belvedere-projecten. In een overzicht worden vervolgens de belangrijkste provinciale beleidskaders weergegeven, inclusief het Belvedere-gedachtegoed en de internationale beleidskaders.In hoofdstuk 3 (Via Belgica als toenmalige ontwikkelingsas) gaan we eerst na hoe de romanisering van het Zuid-Limburgse heuvelland verliep en wat daarvan de gevolgen waren. Na een korte weergave van de bewoningsgeschiedenis, beschrijven we de invloed van de Via Belgica op de historie van het land-

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 15

schap en de betekenis van de Via Belgica in militair, economisch en cultureel opzicht. In hoofdstuk 4 (Visie: Via Belgica als toekomstige ontwikkelingsas) wordt de visie uitgewerkt; dat ge-beurt door de principes te beschrijven die voor de ontwikkeling van de Via Belgica relevant worden geacht. Deze ontwikkelingsprincipes zijn thematisch onderverdeeld: algemeen, ruimtelijke ontwikkeling en cultuurplanologie, Juridisch-planologisch, Toerisme en educatie, Toerisme en economie en tenslotte Internationaal.In hoofdstuk 5 (Programma) worden veertien nader uitgewerkte projectvoorstellen beschreven. De eerste zes gelden als toonaangevend voor de Via Belgica. Het zijn centrale, op zichzelf staande pro-jecten met een belangrijke voorbeeldfunctie: ze zijn bedoeld om de ontwikkeling van vervolgprojecten te stimuleren.Hoofdstuk 6 (Instrumentarium) tenslotte, behandelt het instrumentarium dat nodig is voor een gunstige ontwikkeling van de Via Belgica: Organisatie (6.1) en Communicatie (6.2).

Elk hoofdstuk begint met een korte inleiding waarin globaal wordt aangegeven welke onderwerpen aan de orde zullen komen.

Het bureauteam wil tot slot zijn bijzondere dank uitspreken aan al diegenen die zo enthousiast en be-trokken aan het Openingsdebat hebben deelgenomen en daarmee een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de visievorming.

Het Bureauteam,

DLA+ Landscape Architects,ADC Heritage, Einder Communicatie, Route IV

16 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

fragment van een mijlpaal met inscriptie, Den Haag

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 17

2. Beleidsmatige context

In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de voor dit project meest relevante beleidskaders op ach-tereenvolgens rijks-, provinciaal en internationaal niveau. Daarbij geven we tevens aan in welke zin of op welke onderdelen deze beleidskaders verband houden met de Via Belgica.

2.1 BELEIDSKADERS OP NATIONAAL NIVEAU

Nota BelvedereDe Via Belgica is een regionaal Belvedere-project voor het Heuvelland. De Nota Belvedere is een ini-tiatief van de ministeries VROM, OCW, LNV en V&W. Het is een nieuwe zienswijze die tot doel heeft de cultuurhistorie meer bij de ruimtelijke planvorming te betrekken, dit als antwoord op de toenemende eenvormigheid van het landschap. Het is ook een nieuwe visie op het omgaan met cultureel erfgoed: cultuurhistorie vormt niet alleen een inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting, maar kan daarvoor ook richtinggevend of zelfs bepalend zijn. Bovendien kunnen nieuwe ruimtelijke functies bijdragen aan behoud van dat erfgoed. Deze nieuwe denk- en werkwijze wordt ook wel ‘behoud door ontwikkeling’ genoemd. Een belangrijke aanvulling op de traditionele strategie van ‘behoud door bescherming’. De centrale doelstelling van het beleid luidt: ‘De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen’. Tot 2010 is een subsidieregeling van kracht om Belvedere-projecten fi nancieel te ondersteunen.Limburg kent vijf Belvedere-gebieden, te weten de Maasvallei, Heythuysen/Thorn, het Roergebied, het Heuvelland en samen met Noord-Brabant het provinciegrensoverschrijdende Belvedere-gebied de Via Belgica en de Maasvallei

18 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Griendtsveen-Helenaveen. In de bijlage op de nota is de cultuurhistorische identiteit van deze gebieden kort omschreven. Tevens is een inventarisatie gemaakt van beleidskansen en een beleidsstrategie voorgesteld. Voor het Heuvelland biedt dat nieuwe kansen: men kan aanhaken bij lopende projecten, succesvol sa-menwerken met organisaties die al in de regio actief zijn, en zelfstandig initiatieven ontplooien.

Nota RuimteDe Nota Ruimte is een nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zijn vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschap-pelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).‘Ruimte voor ontwikkeling’ is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het Rijk geeft meer ruimte aan medeoverheden, maatschappelijke organi-saties, marktpartijen en burgers. ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’ is het motto van het kabinet. Het Rijk daarentegen richt zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn.In de Nota Ruimte is het Heuvelland aangewezen als Nationaal Landschap, hetgeen een bijkomend voordeel kan zijn voor de implementatie van het Via Belgica programma.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 19

2.2 BELANGRIJKSTE PROVINCIALE BELEIDSKADERS

Het provinciale cultuurbeleid Onderstaand een inventarisatie van het huidige (cultuur)beleid van de Provincie Limburg met betrekking tot de Via Belgica. De citaten zijn afkomstig uit de betreffende beleidsstukken.

• Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is een integraal plan voor het Limburgse omgevingsbeleid waarin over de verschillende beleidsvelden heen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de Provincie wordt aangegeven: ‘Hoofddoel van het omgevingsbeleid is de totstandkoming van de kwaliteitsregio Limburg. Dat is een regio die de kwaliteit van leven en leren, van wonen en werken centraal stelt en stevig is ingebed in internationaal ver- band. Een regio die zich bewust is van de unieke kwaliteit van de leefomgeving en de eigen identiteit. Dit besef van sociale verbanden, natuur, landschap, rijke historie en eigen cultuur schept verplichtingen voor onszelf en de generaties na ons. De kwaliteitsregio vraagt dus om goed rentmeesterschap en sociale cohesie. Tegelijk is de kwaliteitsregio zich bewust van de eigen gunstige ligging midden tussen belangrijke economische kerngebieden van Europa. Die ligging schept kansen voor een voorspoedige economische groei en culturele vernieu - wing.‘ ‘Limburg herbergt belangrijke waarden op het gebied van aardkunde, cultuurhistorie (archeologie, historische bouwkunst en historische geografi e) en landschap. Deze waarden zijn belangrijke dragers van de Limburgse identiteit. Ze zijn vaak onvervangbaar en heb- ben een wetenschappelijke en educatieve betekenis als bron van kennis van het verleden. Voor veel van de bronzen waarden, en zeker voor de monumenten, geldt dat deze zich goed lenen voor het behouden of verkrijgen van een kwalitatieve maatschappelijke en/of esthetische kwaliteit van onze leefomgeving, die belangrijk is voor een duurzame ontwikkeling van recreatie en toerisme. De aantrekkingskracht van de leefomgeving vormt ook een steeds

kaart 1, bijlage bij POL

20 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 21

belangrijkere factor bij de vestiging van nieuwe werkgelegenheid en economische groei. De Provincie wil deze waarden daarom actief beschermen, herstellen dan wel kwalitatief versterken, onder andere door gebruik te maken van nieuw rijksinstrumentarium op het gebied van de groenblauwe dooradering. Hoofdlijn van beleid is het ter plaatse beschermen van het landschappelijk, aardkundig en cultuurhistorisch erfgoed. Tevens streeft de Provincie naar be- houd, herstel en inpassing van de diversiteit aan monumentale, cultuurhistorische en land- schappelijke verschijningsvormen in hun historische context’. De Provincie gaat samen met gemeenten de culturele kwaliteit versterken. De wijze waarop dat moet gaan gebeuren, wordt onder meer uitgewerkt in het Actieprogramma cultuurbereik, dat verderop in deze paragraaf besproken wordt. De Provincie streeft in elk geval naar ‘een grensoverschrijdende cultuurhistorische corridor met daarin als belangrijkste elementen de Via Belgica en de Maasvallei.’ Deze twee elemen- ten zijn bepalend voor de Limburgse identiteit en zullen cultuurhistorische waarden aan het licht brengen die integraal onderdeel kunnen gaan vormen van nieuwe, cultureel-planolo- gische ontwikkelingen. Dit gegeven moet dienen als uitgangspunt en richtinggevend zijn voor de betrokken gemeenten. Wezenlijk is ook dat aansluiting zal worden gezocht bij vergelijkbare initiatieven in de buurlanden. Hier schetst de Provincie in feite de contouren van de opdracht: geef aan de cultuurgeschie- denis van de weg (met het accent op de Romeinse periode), de aangelegen bebouwing en het omringende landschap opnieuw bekendheid en maak die weer herkenbaar en beleefbaar.

• Onder het Motto Platteland in Uitvoering, een buitenkans voor Limburgers, wordt in de komen- de jaren een groot aantal projecten in het landelijke gebied van Limburg uitgevoerd. Het is de bedoeling dat organisaties en ondernemers deze projecten zelf aandragen. De projecten kun- nen betrekking hebben op de ontwikkeling van economische sectoren als landbouw en recreatie, de bescherming en ontwikkeling van natuur en landschap of het vergroten van de

22 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

leefbaarheid van het platteland. De doelen voor de plattelandsontwikkeling staan in het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg en het Plan van Aanpak Zuid-Limburg Vitaal Platteland. Het gebiedsplan Zuid-Limburg Vitaal Platteland (PVA Zuid) is gericht op een regionale aan- pak voor een evenwichtige ontwikkeling van landbouw, natuur, landschap, water, milieu, leef- baarheid, toerisme en recreatie. Naast landbouw zijn vooral recreatie en toerisme belangrijke economische motoren. Het toerisme krijgt een kwaliteitsimpuls door op zoek te gaan naar nieuwe economische dra- gers. Van de vijf hoofddoelen uit Vitaal Platteland is het vierde punt ‘Behoud en herstel leef- baarheid en cultuurhistorische waarden van het platteland’ direct van toepassing op de Via Belgica: ‘Belangrijk is om de samenhang tussen sociaalcultuurhistorische waarden en tra- ditie, monumenten, archeologische waarden en landschappelijke waarden te behouden, dan wel te versterken. Dit langetermijndoel vereist onder andere: (…) beleefbaar maken van cul- tureel erfgoed en archeologische waarden, waardoor draagvlak en bekendheid ontstaat. Daarnaast is de cultuurhistorische waarde belangrijk voor andere functies: met name recre- atie en toerisme profi teren van de waardevolle cultuurhistorische elementen in het gebied. Overblijfselen van cultuurhistorische infrastructuur, zoals de Via Belgica, bieden mogelijk- heden voor grensoverschrijdende samenwerking’.

• Behalve dat het een Belvedere-project is, maakt het project Via Belgica integraal deel uit van het eerder genoemde Actieplan Cultuurbereik. Met dit Actieplan wil de Provincie Limburg een impuls geven aan de culturele infrastructuur en de vergroting van het publieksbereik, want ‘dit versterkt het vestigingsklimaat en heeft positieve effecten op de sociale samenhang’ (uit: Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg). Actieplan Cultuurbereik is een initiatief van het Ministerie van OCW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en heeft tot doel méér en

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 23

24 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

vooral ook nieuw publiek bij cultuur te betrekken. Met het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 slaan het Rijk, de provincies en dertig grote gemeenten voor het eerst de handen ineen om het bereik van cultuur te vergroten. De stede- lijke en provinciale Programma’s Cultuurbereik zetten in op nieuwe wegen en mogelijkheden om cultuur beter over het voetlicht te brengen. Het Actieplan Cultuurbereik kent twee trajecten: Cultuurbereik en Cultuur en School. Centrale doelstellingen binnen het Actieplan Cultuurbereik zijn: • versterking van de programmering; • ruim baan voor culturele diversiteit; • investeren in de jeugd; • beter zichtbaar maken van cultureel vermogen; • culturele planologie op de agenda zetten.

Ook voor de komende notaperiode 2005-2008 blijven bovenstaande doelstellingen onverkort van kracht. Vanaf 2005 tot 2008 is er sprake van een verdere decentralisatie van het budget van het Actieplan Cultuurbereik naar de regio’s. In alle regio’s zijn er nu Regionale Actiepro- gramma’s (RAP’s) in voorbereiding. In deze RAP’s zullen primair de eigen ambities van de regio aan bod komen. Er wordt door de Provincie meer aandacht gevraagd voor cultureel erfgoed en de relatie met ruimtelijke ontwikkelingen. De Via Belgica kan een plaats krijgen binnen de RAP’s voor de regio’s Heuvelland, Parkstad Limburg en Maastricht.

‘Limburg verlegt grenzen’In het coalitieakkoord 2004-2007 Limburg verlegt grenzen zijn vijf provinciale programma’s vastgelegd die de komende jaren centraal zullen staan. We bespreken de programma’s kort en richten ons daarbij op die aspecten, die raakvlakken hebben met de Via Belgica:

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 25

• In Ondernemend Limburg staat het streven centraal de Provincie economisch minder kwets- baar te maken. De economie van Limburg is van oudsher nu eenmaal vrij conjunctuurgevoe- lig en kent gemiddeld grotere pieken en dalen dan de rest van Nederland. Het antwoord van de Provincie - geformuleerd in het coalitieakkoord van 2003 - op die kwetsbaarheid is ver- sterking van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven en het verbetering van het investe- ringsklimaat. De Provincie ziet kansen voor de industrie (de provincie als hightech regio) in Limburg maar ook en vooral op het gebied van toerisme. Limburg is al een populaire vakantiebestemming, maar de Via Belgica kan die populariteit verder helpen vergroten.

• Jong zijn in Limburg houdt zich vooral bezig met de vraag hoe Limburg een stimulerende en aantrekkelijke provincie voor álle jongeren kan zijn, of ze nu kansarm of kansrijk zijn. Dat zou gerealiseerd kunnen worden in een aantal actieprogramma’s. Eén daarvan heeft betrekking op ontplooiing en heeft tot doel jongeren kennis te laten maken met de vele cultuuruitingen en cultuurinstellingen die lokaal of regionaal in Limburg aanwezig zijn. Het project Gratis Entree Musea is een goed voorbeeld. Het aanbod moet aansprekend zijn en ruimte geven aan nieuwe culturele initiatieven. Daar is fi nanciële steun voor nodig maar ook plekken waar jonge mensen hun ideeën kunnen uitwerken en presenteren. Educatie is een van de speerpunten van het Via Belgica-project.

• Ruimte voor Limburg buigt zich over de vraag hoe de kwaliteit en de vernieuwing van het Lim- burgse buitengebied en de schat aan natuur, landschap en cultuur behouden en verder ont- wikkeld kan worden. Bijvoorbeeld door versterking van de plattelandseconomie en de ont- wikkeling van natuur- en landschappelijke waarden – ook in relatie tot recreatie en toerisme; maar ook door het vergroten van de betrokkenheid van de bevolking, uitvoering door de streek zelf en een ruimtelijk ordeningsbeleid dat de uitvoering van gewenste ontwikkelingen

26 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

stimuleert. De Provincie kan de gewenste herstructurering van het platteland niet alléén realiseren. Zij levert bruikbare kaders, de uitvoering is in handen van de regio: gemeenten, waterschappen, bedrijven, particulieren, agrariërs, de toeristische sector, milieu- en natuurgroeperingen en vele andere maatschappelijke belangenorganisaties. De raakvlakken met de Via Belgica zijn groot: Ruimte voor Limburg weerspiegelt niet alleen de Belvedere-gedachte – ‘behoud door ontwikkeling’ – maar benadrukt ook het belang van een brede maatschappelijke inbreng.

• Veilig Leven in Limburg wil de Provincie veiliger maken. Dat kan door de versnippering op het terrein van veiligheid tegen te gaan en de effectiviteit van het optreden van rijk, politie, ge- meenten, Provincie en andere betrokken instanties te vergroten. Raakvlak met de Via Belgica is er niet direct. Wel is duidelijk dat ideeën, voorstellen en con- crete projecten niet mogen confl icteren met het voorgenomen veiligheidsbeleid.

• Vitale kernen en buurten heeft tot doel om samen met bewoners en bestuurlijke partners vitale woongebieden te realiseren; een leefbare en veilige woonwijk, kern of buurt. Gemeenten zullen zélf, samen met lokale partners en bewoners, initiatieven, plannen en ideeën per kern of wijk - die gericht zijn op een beter leefklimaat - ontwikkelen. De Provincie helpt bij die eigen invulling en adviseert, coördineert en stimuleert bij de uitvoering van de plannen en ideeën. De Via Belgica kan daarbij een belangrijke inspiratiebron zijn. Samengevat de doelstellingen die voor de Via Belgica het meest relevant zijn: • Versterking van de concurrentiekracht ook en vooral op het gebied van toerisme; • Ontplooiing met als doel jongeren kennis te laten maken met de vele cultuuruitingen en cultuurinstellingen;

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 27

• Schat aan natuur, landschap en cultuur behouden en waar mogelijk verder ontwikkelen; • Het vergroten van de betrokkenheid van de bevolking bij hun leefomgeving; • Kiezen voor projecten die meerdere doelen tegelijk realiseren; • Uitvoering door de streek zelf; • Een ruimtelijk ordeningsbeleid dat de uitvoering van gewenste ontwikkelingen stimuleert; • Samenwerking.

Daarnaast dienen de projecten en initiatieven een integraal karakter te hebben, aan te sluiten bij bestaande plannen en beleid en bij in uitvoering zijnde projecten, innovatief te zijn en draagvlak te creëren.

2.3 INTERNATIONALE PROGRAMMA’S

In internationaal verband bestaan er verschillende programma’s, waarbij het project Via Belgica kan aansluiten of waarmee bij de ontwikkeling rekening kan worden gehouden. We noemen de belangrijk-ste.

Sustainable Open Space (SOS II)SOS II is een Europees project in het kader van Interreg IIIB, een subsidieprogramma op het gebied van ruimtelijke ordening. In SOS II werken 16 organisaties uit zeven regio’s in vijf noordwest-Europese landen aan het duurzaam open, leefbaar en vitaal houden van hun open ruimtes. Een van die regio’s is de MHAL-regio (Maastricht-Hasselt-Aken-Luik). De verschillende partners van deze regio, waaronder de Provincie Limburg, trachten hun eigen kwaliteiten en belangen binnen het raamwerk van het eigen

28 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

beleid te beschermen en te benutten, onder meer door gezamenlijke projecten te ontwikkelen. Binnen het perspectief van de ontwikkeling is een gezamenlijke aanpak voorgesteld waarin het behoud van de diverse waarden, waaronder de archeologische en cultuurhistorische, wordt nagestreefd. Hier liggen in-teressante kansen voor samenwerking in het kader van de Via Belgica. (Eco-)toerisme wordt gezien als een belangrijke economische factor voor de verdere ontwikkeling van deze (internationale) regio. Een van de projecten betreft het prototype SOS II 5 project: Cultural Heritage for landscape identity (‘Back to the future’). Daarin wordt geëxperimenteerd met methoden om de identiteitsontlenende factoren van het landschap te promoten en te vergroten. Een lokale actie betreft de ‘Archaeological landscape elements’. De Stichting IKL, Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg, die daarvan deel uitmaakt, ondersteunt diverse partijen in het onderhoud en herstel van specifi eke landschapselementen.

DrielandenparkIn het Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief Maastricht/Heerlen-Hasselt/Genk-Aken-Luik(MHAL) van juni 1993 beslaat het Drielandenpark de open ruimte binnen de stedenband Maastricht-Sittard/Geleen-Park-stad-Aken-Luik. Hier wordt grensoverschrijdend samengewerkt en gezocht naar een breed gedragen aanpak. De samenwerking tussen Nederland, Duitsland, Vlaanderen en Wallonië komt voort uit het besef dat het hier om een oud en waardevol landelijk gebied gaat, dat op zichzelf uniek is maar onder zware druk staat van interne en externe ontwikkelingen. De Via Belgica, die eveneens grensoverschrijdend is en waarvan de route dwars door het Nederlandse deel van het Drielandenpark loopt, kan extra inhoud en betekenis geven aan de cultuurhistorische doel-stellingen van dit internationale landschapspark (zie ook hierboven: SOS II).

EuRegionale 2008Viv(r)e la différence is het centrale tweeledige devies van de EuRegionale 2008: ‘Leve het verschil! En: leef het verschil’. Dit devies doelt op een grensoverschrijdend structuurbeleid. Het is de bedoeling dat er projecten ontstaan waarin de ideeën en kwaliteiten van de drie aangrenzende regio‘s samenkomen en die eraan bijdragen de nog veelvuldig bestaande ‘grenzen in de hoofden’ uit de weg te ruimen. Zij aan zij

PARC DES TROIS PAYS

DR

EIL

ÄN

DE

RPA

RK

DR

IELA

ND

EN

PAR

K

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 29

– niet met de rug tegen elkaar! Zo defi nieert de EuRegionale 2008 regionale samenwerkingsverbanden in de komende zes jaar. Drie landen, drie thema’s: VreemdGaan, PlaatsVinden en GrensKennis lopen als een rode draad door de projecten van de EuRegionale 2008. • VreemdGaan - De EuRegionale 2008 nodigt uit tot het maken van een ontdekkingsreis door een regio met allerlei politieke, taalkundige, culturele en zelfs culinaire verschillen, die zich lange tijd achter grenzen hebben ontwikkeld. Door middel van projecten wil de EuRegionale de veelzijdigheid van de drielandenregio concreet ervaarbaar maken. • GrensKennis - Het drielandengebied heeft veel te bieden als het gaat om de eisen van de kennismaatschappij: gerenommeerde hogescholen en onderzoeksinstellingen naast innova- tieve ondernemingen. Daarbij komt een schat aan ervaring als het gaat om grensoverschrij- dende samenwerking. De EuRegionale wil deze twee aspecten nog beter met elkaar verbin- den en aan het publiek overbrengen. • PlaatsVinden - Het leven van alledag is bepalend geweest voor de structuren van de drie grenslanden. De regio laat een fascinerende diversiteit zien, maar heeft anderzijds problemen op het gebied van ecologie en infrastructuur. De EuRegionale 2008 wil met pilotprojecten een vervolg geven aan het proces van de verdere ontwikkeling van grensoverschrijdend samen- leven. Daarbij is het onder meer de bedoeling landschappen, wegen en gebouwen te realise- ren die de regio een nieuw gezicht geven’.De EuRegionale 2008 heeft vooral in Parkstad een duidelijke overlap met het onderzoeksgebied.

Interreg MedoccOok is het raadzaam na te gaan in hoeverre er raakvlakken zijn met het mediterrane programma In-terreg Medocc, en daarbinnen met het project ‘Viae Romanae’ dat zich richt op onderzoek naar en informeert over Romeinse wegen in Frankrijk, Portugal, Spanje, Italië, Griekenland, Algerije en Tunesië (www.viaeromanae.org).

30 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 31

3. Historisch perspectief: Via Belgica als toenmalige ontwikkelingsas ‘Je kunt op bepaalde plekken voorbeelden van Romeins landgebruik laten zien door bij de bouw Romeinse principes te hanteren. Op die plaatsen zou je de Romeinse geschiedenis kunnen laten vertellen door een soldaat of handelsman uit die tijd’. (Diane Habets, assistent-archivaris gemeente Kerkrade)

Er bestaan aanwijzingen voor een zeer vroege bewoning van het Zuid-Limburgse landschap. Nabij Maastricht zouden 250.000 jaar geleden al voorlopers van de Neanderthalers verbleven hebben. Circa 9000 v. Chr., tegen het einde van de laatste IJstijd, ontstond een dichter begroeid landschap. De eerste agrarische nederzettingen werden gesticht op de lagere plateaus in de Zuid-Limburgse lösszone, omstreeks 5300 v. Chr. In de loop van de tijd werd het landschap steeds meer ingericht. De introductie van de landbouw zorgde voor een eerste ingrijpende verandering in de levenswijze van de mens. Kort voor het begin van onze jaartelling, voor zover we nu weten vanaf 19 v. Chr., legden de Romei-nen de grondslagen voor een nieuwe ingrijpende culturele omslag, die van onuitwisbare invloed ge-weest is en de basis vormt van onze huidige cultuur. Misschien wel de belangrijkste ingreep was de aanleg van een doorgaand netwerk van wegen, waarvan de heirbaan die we nu Via Belgica noemen, deel uitmaakte. Dit netwerk werd drager van de voor Noord-Europa vernieuwende culturele, technolo-gische en bestuurlijke ontwikkelingen, waar de Romeinen zo vermaard om zijn. Voorbeelden daarvan zijn de introductie van infrastructuur en watermanagement, stedenbouw, steenarchitectuur en een imperialistisch bestuur met een strak georganiseerd militair apparaat.

32 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

De kaart Overzicht belangrijkste vindplaatsen Romeinse bouwobjecten in Zuid-Limburg laat zien dat er een sterke concentratie is van Romeinse bouwobjecten binnen het onderzoeksgebied van de Via Belgica. Die concentratie is te danken aan een gelukkige combinatie van gunstige vestigingscondities: een goede ontsluiting, vruchtbare lössgronden en vooral talrijke waterlopen. De kaart geeft een beeld van de grote diversiteit aan gevonden bouwobjecten, daterend uit de gehele periode van de Romeinse occupatie – bijvoorbeeld vroeg-Romeinse nederzettingen naast laat-Ro-meinse villa’s. De verschillende objecten worden aangeduid door middel van pictogrammen.In het kader van de visie richten we ons met name op de Via Belgica en de daaraan gerelateerde ge-bouwde objecten (3.2). Maar voordat we daar specifi ek op ingaan, bespreken we eerst de Romeinse infrastructuur in het algemeen, vervolgens de militaire, economische en sociaal-culturele betekenis van die infrastructuur en tenslotte de weg- en waterbouwkundige inrichtingsprincipes (3.1).

lössgebieden in lichtbruin

natuurlijkewaterloop kanaal reservoir goot

Via Belgicawaar-

genomen brug dijk mijlpaal

Via Belgicaveronder-

steld

Via Belgicageïnter-preteerd

castellum marskamp statio signaaltoren

watermanagement

infrastructuur

militair

villa groeve pottenbakkerij

bewoning mansio vicus municipium civitas

tempel grafmonument grafveld grafheuvel

civiel

economie

religie

nederzetting van Romeinse oorsprong

secundaireweg waar-genomen

netwerk andere

Romeinse routes

villa Voerendaal

vermoedelijkevilla

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 33

34 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

3.1 DE ROMEINSE INFRASTRUCTUUR

Wegen als ordenend principeDe Romeinse landmeter (gromaticus) Siculus Flaccus uit de eerste eeuw n. Chr. onderscheidde, zoals wij dat nu nog doen, drie wegcategorieën: hoofdwegen, regionale en lokale wegen. De hoofdwegen waren geschikt voor militaire en publieke doeleinden en werden doorgaans gebouwd en onderhouden door het leger of de staat. Dit netwerk van hoofdwegen was van universele betekenis voor de bestuurlijk en militaire organisatie, voor handel en bedrijvigheid, voor communicatie en de sprei-ding van de Romeinse cultuur. Het verbond de hoofdstad Rome met de hoofdsteden in de provincies. Alleen al de hoofdwegen vormden een netwerk van meer dan 120.000 km. Vele van deze wegen waren aanvankelijk louter militair van opzet maar hadden in rustiger perioden voornamelijk een civiele en economische functie. De Via Belgica behoort vrijwel zeker tot deze categorie van hoofdwegen. De regionale wegen verbonden de steden en secundaire centra en werden in hoofdzaak gefi nancierd door pagi, plaatselijke overheden. Tenslotte waren er de lokale wegen. Ze werden doorgaans aangelegd door plaatselijke grondeigenaren en hadden daarmee een meer privaat karakter. Ze verbonden villa’s (zoals de Steinweg in Voerendaal) en gehuchten. Deze lokale wegen waren van belang voor de landinrichting (akkers, wijngaarden) en voor de winning van hout en delfstoffen.

De wegenstructuur was de belangrijkste drager van de ordening en de inrichting van zowel het landelijk gebied als de steden. Op kruispunten met grotere rivieren kwamen wegen als radialen bij elkaar en ontstonden omvangrijke nederzettingen, waarvan er vele zijn uitgegroeid tot steden (Keulen, Xanten, Nijmegen, Heerlen, Maastricht). Als steden een Romeins militaire oorsprong hebben, is dat vaak ook nu nog af te leiden uit het geometrische stratenpatroon. Dat gritpatroon was een afspiegeling van de strak geordende organisatie die het Romeinse leger was. Leg de plattegronden van verschillende

romeinse landmeter met de groma

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 35

36 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

castella (een castellum is een kleinere legerplaats) naast elkaar en het systeem openbaart zich direct. Onderzoek in verschillende Romeinse steden in Nederland (Forum Hadriani en Noviomagus) laat zien dat ook daar sprake is van een planmatige indeling van het stedelijk areaal. Wat direct opvalt aan de plattegronden is het systematische stratenpatroon met huizenblokken (insulae).

Betekenis van het Romeinse wegennetDe hoofdwegen hebben, zoals hiervoor opgemerkt, een cruciale rol gespeeld bij de ontwikkeling van de provincies. De meeste Romeinse hoofdwegen hadden in de eerste plaats een militaire functie. Voor snelle troepenverplaatsingen en een adequate bevoorrading van de legioenen had het Romeinse leger goede, verharde wegen nodig. Het aanleggen en onderhouden van deze staatswegen en bruggen was vooral een taak voor de soldaten. Daarnaast waren wegen onderdeel van een communicatiesys-teem - onontbeerlijk voor de militaire, politieke en administratieve controle over het imperium. Speciale koeriersdiensten, bestaande uit professionele boodschappers of voor dat doel geselecteerde soldaten, onderhielden het contact tot in de verste uithoeken van het Romeinse Rijk.Het wegennet met de daaraan gelegen militaire, civiele en agrarische nederzettingen was ook van grote economische betekenis. Handelaren konden zo hun waar snel en eenvoudig verplaatsen. Bovendien ging er van de militaire aanwezigheid een grote economische stimulans uit. Legerkampen en garni-zoenen betrokken immers grote hoeveelheden voedsel uit de omringende landbouwgebieden, maar ook producten uit verder weg gelegen regio’s. Daardoor konden bepaalde nederzettingen en steden zich specialiseren en hun streekeigen producten exporteren. Door hun militaire aanwezigheid zorgden de Romeinen voor een lange periode van rust, die de ge-schiedenis in zou gaan als de Pax Romana (circa 70 – 270 n. Chr.). In deze eerste eeuwen na het begin van onze jaartelling groeide de bevolking sterk en steeg de wel-vaart – ook in Romeins Zuid-Limburg. Met de toenemende welvaart kwam er ook meer behoefte aan luxe gebruiksvoorwerpen. Veel van die artikelen werden aanvankelijk van verder weg aangevoerd maar door de specialisatie van ambachten smeden, leerbewerkers, steen- en pannenbakkers en potten-

de hoofdstraat van Forum Hadriani (Voorburg)

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 37

Reconstructie van de pottenbakkers-werkplaats van Lucius Ferenius, Thermenmuseum Heerlen

bakkers kwam ook steeds meer uit het gebied zelf. Voor het eerst zien we iets van een streekeigen identiteit ontstaan, gebaseerd op het (economisch) benutten van de plaatselijke omstandigheden: Romeins Zuid-Limburg als graanschuur (villa’s op de lössgronden) of Heerlen als pottenbakkerscentrum. Het wegennet kreeg ook een groot cultureel-religieus belang: het maakte niet alleen de romanisering van de plaatselijke bevolking mede mogelijk, maar ook de Christianisering in de eeuwen daarna. Di-rect aan de uitvalswegen van de nederzettingen namelijk, vinden we grafvelden, grafmonumenten en andere religieuze objecten, zoals tempels. Op de plaats van die tempels werden in later eeuwen kapel-len en kerken gebouwd. Er werd dus letterlijk voortgebouwd op het Romeinse erfgoed. Een mogelijk voorbeeld van deze continuïteit zien we bij de Gallo-Romeinse tempels onder de Grote kerk in Elst (Overbetuwe). In Maastricht lag aan de Via Belgica een heiligdom met een Jupiterzuil, nu te bezoeken in de Museumkelder van Hotel Derlon aan het Onze Lieve Vrouwenplein.

Romeinse weg- en waterbouwkundeDe Romeinen hadden een gedegen kennis van het landschap en waren uitstekende weg- en water-bouwkundigen. De inrichtingsprincipes van de Romeinse infrastructuur waren weldoordacht: de aanleg geschiedde tegen zo laag mogelijke kosten en met zo min mogelijke inspanning. Functionaliteit speelde een doorslaggevende rol: wegen moesten snel en veilig vervoer mogelijk maken. Gebruikers met hun wagens en lastdieren mochten niet te zeer door de zwaartekracht worden gehinderd. En de reiziger moest op regelmatige afstand de nodige voorzieningen kunnen aantreffen. Daarom werden wegen aangelegd over de kortst mogelijke afstand (linea recta), met de kleinst moge-lijke hoogteverschillen (liever niet over de toppen van heuvels en niet door diepe dalen), op van na-ture goed begaanbare grond, zo dicht mogelijk bij bouwmaterialen (bossen, grindkuilen, leemkuilen en steengroeven). Vanwege de veiligheid werd de aanleg door bossen zo veel mogelijk vermeden. En wachttorens zorgden op strategische plaatsen voor controle en overzicht.

de wachttoren op de Goudsberg

38 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Toch kan die rechtlijnigheid van de Romeinse wegen niet al te strikt worden genomen, want zeker in heuvelachtig en bergachtig gebied gingen de Romeinen vooral pragmatisch te werk. De directe verbin-ding tussen twee centra verliep daarom niet zozeer via één lineair tracé, maar eerder via een aaneen-schakeling van perfect lineaire stukken die vaak op hoogtes via een lichte knik met elkaar verbonden werden; dit om al te steile hellingen of moerassige stroken (Voerendaal) te vermijden. Deze Romeinse inrichtingsprincipes zijn gebruikt bij de projectie van de geïnterpreteerde route (zie 3.2 Archeologisch waargenomen).

Romeinse wegen waren doorgaans vrij breed (zo’n 4 tot 10 meter). Hoewel er, naar blijkt, geen vaste modulaire breedte werd nageleefd, had de bestrating vaak een minimale breedte van zo’n 4,10 me-ter (14 voet). Deze afmeting gold niet alleen voor hoofdwegen, ook veel secundaire wegen volgden dit model, dat karrenverkeer toeliet in twee richtingen. Er zijn echter ook wegen bekend waarvan de breedte ruim 24 m bedroeg, zoals het tracé van de Via Belgica tussen Jülich en Keulen. Het wegdek zelf was enigszins bol en werd als gevolg van onderhoud en reparaties in de 400 jaar dat de Romeinen in Noord-Europa waren, geleidelijk aan dikker. Naast de weg werden greppels gegraven voor de afvoer van regenwater. Het cunet bestond uit verschillende lagen grind van grof naar fi jn; de dikte en de samenstelling waren afhankelijk van de bodemgesteldheid en van wat er ter plaatse aan ma-teriaal beschikbaar was. Uit de ons omringende landen, maar met name uit het mediterrane gebied, zijn voorbeelden bekend van met natuursteen geplaveide wegen (Via Appia). Maar in Zuid-Limburg, waar op veel plaatsen al een draagkrachtige, veelal grindhoudende ondergrond aanwezig was, bestond het wegdek uit niet meer dan een eenvoudige zandgrindlaag of zelfs alleen maar uit aangestampte aarde. In natte en moerige rivier- en beekdalen (Geul, Geleenbeek en Caumerbeek) brachten de Romeinen waarschijnlijk houten constructies aan, zoals paalfunderingen en houten beschoeiingen, waarbinnen het grondlichaam van de weg werd aangelegd. Hiervan is tot op heden niets teruggevonden. Dergelijke constructies zijn wel gevonden langs de Limes (de noordelijke Romeinse rijksgrens), in Leidsche Rijn, Woerden, Leiden-Roomburg en Valkenburg Zuid-Holland.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 39

de stenen goot in Xanten

Over de grotere rivieren legde men bruggen aan. Daarvan zijn resten gevonden in de Maas bij Maas-tricht-Wijck en Cuijk, en in het dal van de Worm bij Rimburg net over de grens met Duitsland. Een over-gang over het water was in de Romeinse tijd vaak een religieus geladen plek waar muntjes in de rivier werden gegooid voor een behouden overtocht of om riviergoden te eren.

Voor de watervoorziening werden aquaducten (houten en stenen goten) aangelegd, soms over grote afstand. Keulen had zelfs een wateraanvoer van 70 km lengte. Het is vrijwel zeker dat middelgrote nederzettingen als Maastricht en Heerlen een eigen watervoor-ziening hadden. Vanwaar het water voor Maastricht betrokken werd, is niet helemaal duidelijk maar vermoedelijk van een hoger gelegen zijtak van de rivier de Jeker. De thermen in Heerlen werden door een nabijgelegen bron van water voorzien. Villa’s hadden ook hun eigen wateraanvoer; we vinden ze altijd in de buurt van bronnen en beken. De Villa in Voerendaal bijvoorbeeld, kreeg zijn water van een bron enkele kilometers verderop. De waterbehoefte was erg groot: drinkwater, badwater en water voor huishoudelijk en ambachtelijk gebruik. De voorzieningen die we kennen, waren waarschijnlijk onvoldoende om aan de grote waterbe-hoefte te voldoen. Hoe de benodigde extra aanvoer gerealiseerd werd, is vooralsnog onduidelijk maar het heeft er alle schijn van dat gewerkt werd met dammetjes en reservoirs.

3.2 VIA BELGICA

Overgroot deel Via Belgica nog niet archeologisch onderzocht In de winter van 2002 en de lente van 2003 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de Provincie Limburg onderzoek gedaan naar de ligging van de Via Belgica op Nederlands grondgebied. Het RAAP onderzoek was beperkt. Er werd alleen veldwerk verricht in het landelijk gebied en op locaties die direct aansluiten op eerder gevonden delen van de weg. Het overgrote deel is niet onderzocht. Bij

40 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 41

aanvang van het onderzoek waren er 39 plaatsen bekend, waar de weg mogelijk was waargenomen. Na evaluatie bleven er daar 22 van over. Uiteindelijk is de weg op tien plekken in Maastricht, op negen plaatsen in Heerlen en op twee locaties in het landelijk gebied (Voerendaal en Rimburg) exact gelokali-seerd. Ook bij Houthem is op basis van grondboringen een stuk grindweg gevonden. Tijdens het onderzoek van RAAP is bij Voerendaal een nog niet eerder waargenomen deel van het traject gevonden met een lengte van ruim 1500 meter. De exacte ligging van de Romeinse weg bij Voe-rendaal en Heerlen is nu over een afstand van bijna 7 km bekend.

Mogelijke route Via Belgica Het kaartoverzicht Via Belgica geïnterpoleerde route, RAAP-rapport 924, kaartbijlage 1c (kaart links-boven), toont archeologische informatie uit een periode van grofweg 400 jaar en geeft een overzicht van de weinige, ons bekende relicten van de weg uit de Romeinse tijd.De kaart is verre van compleet. Het is dus noodzaak nader wetenschappelijk onderzoek te doen. Vooral van het traject Maastricht-Voerendaal is feitelijk niets bekend.Wat opvalt is dat de kaart slechts op enkele delen van het Limburgse traject een doorgetrokken rode lijn te zien geeft met als aanduiding ‘Via Belgica waargenomen’. Op enkele plaatsen waar de archeologisch waargenomen wegdelen vlak bij elkaar liggen, wordt het tussenliggende deel aangegeven met een rode streepjeslijn en de aanduiding ‘Via Belgica verondersteld’. De rest bestaat uit een rechte bruinrode stip-pellijn, ten teken dat het hier om een interpolatie gaat en niet om een mogelijke route.Op de kaart linksonder geeft X+1 consultants een mogelijke route aan. Deze route wordt in de legenda aangeduid als ‘Via Belgica geïnterpreteerd’ en is gebaseerd op geomorfologische gegevens (hoog-laag, droog-nat), authentiek kaartmateriaal (onder andere Kloosterplattegrond van St. Gerlach ca. 1760; Kaarten van ’s Lands Ravensbosch 1768-79; Tranchot 1805-07; Kadastrale minuutplans ca. 1813-40; archivalische gegevens door R.C. Hekker, zie literatuuroverzicht) en wat er bekend is over de Ro-meinse weg- en waterbouwkunde (zie 3.1 Romeinse Infrastructuur). Het stuk grindweg dat bij Houthem is aangetroffen, valt buiten deze mogelijke route.Andere mogelijke routes zijn die van Van Aken (1999) en Bosch (2002); ze worden beide vermeld in het

42 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

RAAP-rapport 924.

Weggerelateerde bouwobjectenDirect aan Romeinse wegen kon men zeer verschillende bouwwerken en andere objecten aantreffen van verschillende categorisering: • militaire objecten zoals castella (versterkte legerkampen), stationes (wachtposten) en signaal- torens (bedoeld voor de communicatie: berichten werden via vuren doorgeven, waarbij men afstanden tot 50 km kon overbruggen; resten van een dergelijke toren zijn gevonden op de Goudsberg); • civiele bebouwingen zoals vici (civiele nederzettingen, zoals bijvoorbeeld Maastricht), thermen (badhuizen) en mansiones (pleisterplaatsen);• religieuze objecten zoals tempels, grafvelden en grafmonumenten; • infrastructurele en waterbouwkundige voorzieningen zoals mijlpalen, bruggen, dammen en watergoten ten behoeve van de nederzettingen; • en economische objecten zoals pottenbakkerijen (vooral in de nederzettingen).

De meeste villae (agrarische bedrijven op de lössplateaus) liggen wat verder van de hoofdweg maar zijn wel, zij het indirect, aan de weg gerelateerd. Dat geldt ook voor groeves (ertswinning, steen en klei). Resten van deze directe en indirecte weggerelateerde bouwobjecten kunnen belangrijke aanwijzingen vormen voor het traceren van het historische tracé van de Via Belgica.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 43

44 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

reconstructie van de grafkamer met daarin de askist van Bocholtz

Villa’s in het Limburgse landschapIn de opbloeiende economie van de eerste eeuwen n. Chr. werden op de lössgronden in de zone van de Via Belgica vele tientallen grote villa’s gesticht, een soort herenboerderijen waar grootschalige land-bouw werd bedreven ten behoeve van zowel de garnizoenen als de civiele nederzettingen. De villa was een van de meest opvallende exponenten van de Romeinse cultuur: een landgoed dat bestond gebouwen en landerijen. De bebouwing werd deels in steen, deels in vakwerk opgetrokken en bestond doorgaans uit een stenen hoofdgebouw (pars urbana) en een aantal schuren en opstallen (pars rustica). Veel hoofdgebouwen hadden aan de voorzijde een zuilengalerij die werd gefl ankeerd door twee vooruitspringende hoekvertrekken. De bijbehorende landerijen besloegen een oppervlak tus-sen de 50 en de 150 hectaren. De reden voor het grote aantal villa’s in deze streek is de overvloedige aanwezigheid van vruchtbare lössgrond op makkelijk te bewerken zacht glooiende hellingen en pla-teaus. De villa’s lagen niet onmiddellijk aan Via Belgica. Toch zijn ze, juist vanwege hun grote aantal en hun coherentie van enorme betekenis geweest voor de cultureel-economische identiteit van Romeins Zuid-Limburg. Daarom behandelen we ze hier apart.Met name in de zone van de Via Belgica in Zuid-Limburg is het aantal Romeinse villacomplexen zeer talrijk geweest. Een reiziger in die dagen moet aangenaam verrast zijn geweest bij de aanblik van dit grootschalige, gecultiveerde open landschap met zijn vele monumentale villa’s, die vanaf de zacht glooiende hellingen op de Via Belgica neerzagen.Men neemt aan dat in heel Limburg wel een paar honderd villa’s hebben gestaan. Al deze boerenbe-drijven stammen grofweg uit de periode tussen het einde van de eerste tot aan het midden van de derde eeuw. Ze waren vaak zeer verschillend qua afmetingen, afwerking, luxe, comfort en aantal bij-gebouwen. Het grootste Romeinse villacomplex dat ooit in Nederland is aangetroffen, bevindt zich in Voerendaal, niet ver van het tracé van de Via Belgica; op de kaart is dit complex aangeduid door een pictogram met dubbele ring.In het Limburgse landschap zijn bij of in relatie tot de Via Belgica en de villa’s fraaie vondsten gedaan. De sarcofaag van Simpelveld bijvoorbeeld, of de in 2004 gevonden askist van Bocholtz.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 45

46 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Hoe sterk de invloed van de overheid op het dagelijks leven was, met name in het landelijk gebied, is moeilijk te bepalen. Maar het is duidelijk dat door de overheid vanwege militair belang (voeding en bevoorrading) vaak grootschalige landinrichtingsprogramma’s werden aangestuurd. Dat zou betekenen dat de aanleg van zoveel villa’s strategisch gepland is. Niet voor niets waren de villabewoners in de eerste eeuw vaak oud-legionairs, die als dank voor hun vervulde diensttijd van 25 jaar een stuk land kregen toegewezen. Mogelijk was dit ook een strategisch zet van hogerhand om het platteland versneld in te richten naar Romeinse maatstaven en de plaatselijke bevolking versneld te romaniseren. In de tweede en derde eeuw behoorden de eigenaren veelal tot de plaatselijke elite. Omdat ze vaak hoge bestuursposten bekleedden, woonden ze zelf een groot deel van het jaar in de steden en besteed-den ze het beheer over hun landerijen uit aan anderen. De door de overheid opgelegde richtlijnen voor de bedrijfsvoering en de inrichting van villacomplexen (zoals die zijn vastgelegd door auteurs als Columella en Vitruvius), vinden we in Zuid-Limburg slechtsterug in de gebouwen zelf en niet in de inrichtingssystematiek van de landerijen. Het is mogelijk dat de specifi eke geomorfologische omstandigheden – de vruchtbare plateaus en hellingen, de natte beek-dalen – van invloed waren op de grootte van het villacomplex. Dat kan echter moeilijk worden aange-toond, vooral ook omdat het Zuid-Limburgse plateaulandschap in de middeleeuwen opnieuw is ont-gonnen.In de Merovingische periode verdwenen de Romeinse villa’s niet zonder meer, maar werd er nog lange tijd dankbaar gebruik van gemaakt door de Frankische bewoners, zoals ook het geval is geweest in Voerendaal en Meerssen.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 47

reconstructietekening van de grote Villa Voerendaal, gebaseerd op de exacte opgravingsgegevens

(tekening: C. van den Braber, Amersfoort)

48 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 49

4. Visie: Via Belgica als toekomstige ontwikkelingsas ‘Een van de belangrijkste opdrachten voor de Via Belgica is het zichtbaar maken en dienst- baar maken van ons Romeinse verleden voor de huidige en toekomstige generaties (The past for the future). Beleidsvelden waaraan vooral gedacht wordt zijn het (cultuur)toerisme, de oudereneconomie, educatie voor jongeren en ouderen, ruimtelijke ordening en, uiteraard de archeologie die de vruchten zal plukken van een toegenomen belangstelling voor de oude tijd. In het verlengde van deze actualisering van de archeologie is het een kleine stap de archeolo- gie als drager voor hedendaagse ontwikkelingen te bezien. De Via Belgica, net als in het be- gin van onze jaartelling, als nieuwe ontwikkelingsas’. (Overdrachtsdocument Jules Korn, voormalig projectleider Via Belgica; september 2004)

4.1 VISIE

Transpositie als centraal inrichtingsprincipeDe Via Belgica heeft in de Romeinse tijd gefungeerd als basisontwikkelingsas voor het gebied dat door de weg werd ontsloten: dankzij de oude heirbaan konden hier belangrijke economische, bestuurlijke en culturele ontwikkelingen plaatsvinden. Tegenwoordig ligt er een compleet nieuw ingericht landschap met steden, bedrijventerreinen en natuur en heeft de A79 de rol als basisontwikkelingsas overgenomen. In dit nieuwe landschap is van de Ro-meinse bewoningslaag vrijwel niets meer zichtbaar.In de visie wordt de oude situatie als het ware getransponeerd – vertaald – naar het heden: ook nu kan

‘If you want to create something new,

search for that which is ancient.’

Aulis Blomstadt, 1957

50 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

de Via Belgica een ontwikkelingsas zijn, waaraan en waarop allerlei nieuwe (innovatieve) ontwikkeling-en hun beslag krijgen – met een hopelijk even grote culturele, sociale en economische impact als de Via Belgica in haar hoogtijdagen. In de eerste eeuwen van onze jaartelling zorgde de Via Belgica voor een versnelling in de culturele, sociale en economische ontwikkeling van het zuiden van Limburg. De Via Belgica kan opnieuw grote betekenis krijgen: zij kan het Zuid-Limburgse Heuvelland – vanuit zijn Romeinse erfenis – nieuwe im-pulsen geven, zowel culturele en sociale als economische. In feite is transpositie, het vertalen van die vroegere betekenis naar het heden, het centrale ontwikkelings-principe in de visievorming rond de Via Belgica. Het is de bedoeling de Romeinse occupatielaag weer zichtbaar te maken en deze tegelijk op een verantwoorde manier betekenis te geven en tot uitdrukking te brengen in toekomstige (ruimtelijke) ontwikkelingen. Hierbij moeten we ons wel realiseren dat die occupatielaag zeer gefragmenteerd is. Dat is de problematische ontwerpopgave. Dat sluit nauw aan bij de centrale doelstelling van Belvedere, dat de cultuurhistorische identiteit rich-tinggevend moet zijn voor de inrichting van de ruimte (zie ook Hfd. 2). Bovendien wordt zo de culturele kwaliteit van het Zuid-Limburgse Heuvellandschap verhoogd en wordt het mogelijk de ‘transregionale cultuurhistorische corridor’ te realiseren, waarvan in het POL sprake is (zie 2.2 Belangrijkste Provinciale beleidskaders).Transpositie is dus een directe weerspiegeling van de opdracht: geef aan de cultuurgeschiedenis van de weg (met het accent op de Romeinse periode), de aangelegen bebouwing en het omringende land-schap opnieuw bekendheid en maak die weer herkenbaar en beleefbaar.

Hoe kan de Via Belgica ‘drager van hedendaagse ontwikkelingen’ worden? Hoe kan de Via Belgica nieuwe impulsen geven aan economie en cultuurbeleving in de regio? Wat zijn de mogelijkheden en waar liggen de beste kansen? Wat betekent dat voor de wijze waarop we de ontwikkelingsproblema-tiek benaderen? En welke uitgangspunten hanteren we? Kortom, hoe kan de Via Belgica het succes

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 51

worden dat we ervan verwachten?Aan de visie wordt inhoud gegeven aan de hand van ontwikkelingsprincipes: principiële uitgangspunten en doelstellingen die de basis kunnen vormen voor de ontwikkeling van de Via Belgica.

De ontwikkelingsprincipes zijn onderverdeeld naar de volgende thema’s:

• Algemeen (4.2.1)• Ruimtelijke ontwikkeling en cultuurplanologie (4.2.2)• Juridisch-planologisch (4.2.3)• Toerisme en educatie (4.2.4)• Toerisme en economie (4.2.5)• Internationaal (4.2.6)

De ontwikkelingsprincipes worden afzonderlijk besproken. Om aan te geven hoe deze principes in de praktijk kunnen worden toegepast – en gecombineerd –, wordt waar mogelijk verwezen naar de pro-jectvoorstellen in hoofdstuk 5 (Programma).

52 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

4.2 ONTWIKKELINGSPRINCIPES

4.2.1 Algemeen

Geen project, maar een trajectDe ontwikkeling van de Via Belgica-zone is te zien als een continu proces. De weg inspireert voort-durend tot nieuwe ideeën, nieuwe samenwerkingsvormen en nieuwe deelprojecten. Dat dynamische, bijna organische karakter maakt van de Via Belgica niet zo zeer een project als wel een traject: een proces met een begin maar zonder einde, een structuur die zich steeds verder ontwikkelt.

Wie meer weet, zal meer zien In tegenstelling tot de gevonden trajecten in Frankrijk, België en Duitsland die over grotere afstand nog goed herkenbaar zijn in het landschap, is het deel van de weg dat door Limburg loopt, niet of nauwelijks zichtbaar. Het Limburgse traject van de Via Belgica is nog maar op enkele plekken aangetoond, een fractie van het totaal. Maar dat wil niet zeggen dat de weg niet in de ondergrond aanwezig is. Er is letterlijk nog zoveel naar boven te halen. Naarmate we meer van de heirbaan én de daaraan gerelateerde objecten blootleggen, verwerven we meer kennis en daarmee meer inzicht in de grote militaire, culturele en economische betekenis van de Via Belgica. Telkens als er weer wat gevonden wordt, komt de Via Belgica opnieuw in de belangstelling, is er een nieuw verhaal te vertellen (zie ook 6.2 Communicatie).Bezoekers die adequate en interessante informatie krijgen, zullen eerder geneigd zijn om de zone te verkennen; ze zullen meer zien en meer begrijpen. De ervaring beklijft en de betrokkenheid groeit. Het product Via Belgica zal op die manier aan inhoud, betekenis en status winnen.Het is voor de Via Belgica dus van essentieel belang, dat er op korte termijn een structureel en doorlo-pend onderzoek wordt opgestart. Voorwaarde is wel dat dit professioneel en wetenschappelijk verant-woord gebeurt. Dat lijkt een aangewezen taak voor Universiteiten. Onderzoek is dan ook een van de

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 53

belangrijkste projecten (zie 10 Doorlopend onderzoeksprogramma) van de Via Belgica. Een dergelijk onderzoeksprogramma bestaat zowel uit bureauonderzoek als uit veldonderzoek. Elke aanleiding om de weg te lokaliseren kan worden aangegrepen. De Via Belgica-gemeenten zouden alert moeten zijn op onderzoeksmogelijkheden die zich aandienen. Dat komt regelmatig voor, bijvoorbeeld wanneer openbare werken of projectontwikkeling worden voorbereid. Aanleiding om nader onderzoek te doen is er ook op die plaatsen waar wegdelen vlak bij elkaar liggen, zoals tussen Voerendaal en Heerlen. Een ideale mogelijkheid om de ‘eindjes aan elkaar te knopen’, waardoor wellicht de mogelijkheid ontstaat om de Via Belgica over grotere afstand (bijna 7 km!) daad-werkelijk te bewandelen. Een publiekstrekker van de eerste orde (zie projectvoorstel 5. Voerendaal, de weg gereconstrueerd).

54 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

4.2.2 Ruimtelijke ontwikkeling en cultuurplanologie

Nieuwe functies aan oude ontwikkelingsasDe ruimtelijke ontwikkelingsprincipes die de Romeinen hanteerden bij het projecteren van de Via Bel-gica en de daaraan gekoppelde bouwkundige elementen, getuigen van een systematische aanpak en een gedegen kennis van het (onderliggende) landschap. Hoewel niet allemaal, zijn veel van deze principes nog steeds actueel. Ze bieden ook nu weer aanknopingspunten voor de programmavorming van de Via Belgica.Wanneer het lukt een reeks van bijzondere Romeinse sites, aan of vlakbij de weg gelegen, in de nabije toekomst een nieuwe (multi)functionele betekenis te geven, is er werkelijk sprake van transponeren. De Via Belgica was ooit een structuurdrager waaraan zich zeer diverse ontwikkelingen voordeden. In de visie krijgt de Via Belgica opnieuw de functie van ontwikkelingsas.

De metro als metafoor De Via Belgica is te vergelijken met een metrolijn. Net als een metro bestaat zij uit een grotendeels onzichtbaar (virtueel) spoor, dat verschillende zichtbare hoofdstations en stations met elkaar verbindt.

hoofdstations

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 55

ankerpunten aantrekken en verwijzen

Deze stations zijn ruimtelijke én functionele ankerpunten. Punten waar iedereen samenkomt en weer vertrekt; en waar sociale, economische en culturele ontwikkelingen zich versterkt concentreren.De Via Belgica kent die ankerpunten ook: dat zijn die plaatsen of gebieden aan de Via Belgica die vanwege hun rijkdom aan Romeins cultureel erfgoed, hun relatie met de Via Belgica, hun bijzondere identiteit en/of hun potentieel voldoende waardevol zijn om voor ontwikkeling in aanmerking te komen. Basaal gezien zijn ankerpunten publiekstrekkers die bezoekers prikkelen en aanmoedigen om de zone van de Via Belgica in al haar diversiteit te ontdekken. Het Thermenmuseum in Heerlen is zo’n anker-punt, een ‘hoofdstation’.Maar ankerpunten zijn geen opzichzelfstaande attracties, ze maken integraal deel uit van het totale ‘Romeinse’ landschap met al zijn overblijfselen en historische verwijzingen. De Via Belgica manifesteert zich dus niet door contextloze puntlocaties, maar door één integraal landschappelijk kader.

Eenheid in verscheidenheid Aan de ene kant zijn ankerpunten onderling verweven en verenigd onder één naam en onder één logo: Via Belgica. Daarom is voor alle activiteiten in het kader van de Via Belgica (internationaal en interre-gionaal) één overkoepelende huisstijl gewenst, die garant staat voor een eenduidige, samenhangende

eenheid in verscheidenheid

56 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

en overkoepelende presentatie van alle producten die het merk Via Belgica voeren. Die uniforme huis-stijl kan met behulp van een handboek (zie 8, Handboek huisstijl Via Belgica) in normen, richtlijnen en voorbeelden worden vastgelegd. Aan de andere kant bestaan er grote onderlinge verschillen tussen de ankerpunten, ze zijn niet allemaal even belangrijk en ze bieden verschillende kansen en mogelijkheden. Elk ankerpunt is per defi nitie uniek.Ankerpunten verdienen een eigen ‘Romeinse’ identiteit aan het internationale tracé van de Via Belgica. Dat is de uitdaging waar de Via Belgica-gemeenten voor staan. Hier ligt immers de kans om een spe-cialistisch cultuurtoeristisch product te ontwikkelen met grote economische potentie. Specialisatie is eveneens belangrijk omdat het publiek daarmee steeds een nieuwe complementaire belevenis van de Via Belgica wordt geboden. Kortom, projectvoorstellen zijn bij voorkeur geënt op wat kenmerkend was voor de betreffende locatie in de Romeinse tijd. Dit ontwikkelingsprincipe is leidend geweest bij de selectie van de locaties en in het bijzonder bij het bedenken van de projectvoorstellen. In een aantal opeenvolgende fi guren verbeelden we de transpositie van toenmalige naar toekomstige basisontwikkelingsas.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 57

58 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Figuur: Via Belgica, doorgaande verbindingslijn De weg is voor een klein deel archeologisch waargenomen, een ander klein deel van de route is ver-ondersteld, en het grootste deel van de route is nog niet aangetoond. Uitgangspunt is dat de Via Belgica een doorgaande verbindingslijn vormt die als zodanig ook te volgen is. Daarom is het nog niet aange-toonde traject van de Via Belgica geïnterpreteerd (zie 3.2 Via Belgica). Langs en in de nabijheid van dat doorgaande tracé zijn op verschillende plaatsen Romeinse bouwkundige objecten gevonden, die duidelijk in relatie staan met de Romeinse weg.

Figuur: Via Belgica, ankerpunten en landmarks In de Via Belgica-zone bevinden zich ankerpunten, hoogwaardige vindlocaties en/of concentraties van vindlocaties (sites) die in het kader van de visievorming geselecteerd zijn voor mogelijke ontwikkeling. Het betreft locaties waar bouwkundige objecten zijn aangetroffen, die zowel onderling samenhangen als met de oude weg. Onder verwijzing naar de metafoor van de metro (zie hiervoor) worden deze an-kerpunten hoofdstations genoemd (Maastricht, Heerlen), of stations (Meerssen, Voerendaal, Valken-burg en Rimburg). Een bijzonder ankerpunt bevindt zich eveneens in Voerendaal, maar dan direct op het tracé. Op die plaats is de weg daadwerkelijk bewandelbaar. Er zijn ook veel vindlocaties die vooralsnog geen kans maken op ontwikkeling, maar wel een bijzonder interessant verhaal te vertellen hebben. Deze sites kunnen met behulp van eenvoudige voorzieningen herkenbaar en beleefbaar gemaakt worden in het veld: ze worden voorzien van een landmark.

Via Belgica-zone, strategische combinaties (zie fi guur)Ankerpunten die zich daarvoor lenen, worden verbonden tot strategische combinaties, geschikt voor een gebundelde, integrale ontwikkeling. Er zijn drie combinaties mogelijk:• Het ensemble, waarbij ankerpunten met weggerelateerde objecten worden gecombineerd tot een gebied met een bijzondere status, een museaal landschap (zie hierna). Zo zou de Villa Voerendaal in samenhang met de villa’s in het omliggende gebied ontwikkeld kunnen worden tot museaal villalandschap.• De stedencorridor, een (transnationale) strategische combinatie van hoofdstations met daarbij

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 59Via Belgica, strategische combinaties

Via Belgica, ankerpunten en landmarks

Via Belgica, doorgaande verbindingslijn

60 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

inbegrepen het verbindende traject (bijvoorbeeld Tongeren-Maastricht).• De landschapscorridor, een (transnationale) strategische combinatie van twee stations gesi- tueerd in de Via Belgica-zone en/of op de Via Belgica-route met inbegrip van het verbindende traject (voorbeelden zijn Rimburg-Baesweiler en Meerssen-Valkenburg).

Overzicht van het complete Via Belgica-ontwikkelingsprogramma (zie fi guur)De ruimtelijke ontwikkeling is hier simultaan verbeeld: in één oogopslag zien we waar (strategische combinaties van) ankerpunten inhoud geven aan de toekomstige ontwikkeling van de Via Belgica.

Museaal landschap Een museaal landschap is een gebied met een unieke cultuurhistorische landschappelijke constel-latie, een uniek ensemble, waarvan de authenticiteit voor iedere bezoeker eenvoudig herkenbaar en afl eesbaar te maken is. Het is een gebied dat toegankelijk blijft voor het publiek. De status van Muse-aal Landschap heeft primair tot doel het landschap aanzien te geven en te ontsluiten als thematische cultuurtoeristische en educatieve landschappelijke eenheid. Het gaat niet zozeer om bescherming van

Via Belgica, overzicht van het complete ontwikkelingsprogramma

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 61

cultuurhistorisch erfgoed, als wel om het bieden van nieuwe mogelijkheden om de cultuurhistorie van het landschap te herbeleven. Essentieel binnen een museaal landschap is de thematisch correlatie met een nabijgelegen muse-um: het museum verwijst naar het landschap en andersom verwijst het landschap naar het museum. Daarmee wordt het landschap een buitenkamer van het museum.Het landschap rond het Villacomplex in Voerendaal bijvoorbeeld, kan ingericht worden als een museaal landschap, een museum in de openlucht (zie 5. Programma, projectvoorstel 4. Archeopark Villa Voe-rendaal). Daarmee ontstaat de mogelijkheid de Romeinse occupatie te presenteren in relatie tot de geomorfolo-gische kenmerken van het landschap en die te vergelijken met de hedendaagse occupatie. Een boeiend thema dat zich bij uitstek leent voor nader onderzoek. Onderdeel van de functie van museaal landschap is het aanbod van allerlei aanvullende archeologische en toeristische informatie, zoals (‘Romeinse’) verblijfsfuncties, route-informatie et cetera; die informatie zou ook op te vragen moeten zijn via de sterk in opkomst zijnde handcomputer- en smarttelefoonsyste-men.

Over een weg moet je kunnen lopen’: Via Belgica routesysteemHet is evident dat een reiziger/bezoeker de Via Belgica het meest authentiek beleeft, wanneer hij daad-werkelijk over het originele tracé zou kunnen wandelen. De Via Belgica zou daarom voor alles één fysieke doorgaande lineaire infrastructuur voor reizigers moeten zijn, een internationale langeafstands-route vergelijkbaar met oude pelgrimsroutes als die naar Santiago de la Compostella. In Zuid Limburg is de weg slechts op enkele plaatsen archeologisch waargenomen (zie 3.2) en jammer genoeg meestal niet of nauwelijks te ontsluiten. Wegdelen die wel te ontsluiten zijn, zijn zeldzaam en zouden daarom, waar dat maar enigszins mogelijk is, benut moeten worden. Daar waar de weg zelf niet te bewandelen is – en dat geldt dus voor het overgrote deel van het tracé – zou op een andere manier voor continuïteit gezorgd moeten worden. Dat kan door gebruik te maken van het feit dat de Romeinse weg vaak parallel loopt met de hedendaagse wegen en paden. Deze be-staande wegen en paden zouden onderdeel kunnen worden van een nieuw te projecteren doorgaand

landschap als buitenkamer van het museum

PDA (Personal Digital Assistant), ook wel ‘handcomputer’.

Met de PDA en een koptelefoon maken bezoekers een tour op locatie, bijvoorbeeld een monument of tentoonstelling.

Onderweg geeft het apparaat visuele en auditieve informatie, waaronder (gesproken) tekst, muziek, foto’s, video en polls. De gebruiker kiest voor verdieping via zijn touch screen.

Een multimedia tour-systeem biedt erfgoedinstellingen een toegankelijk Content Management Systeem om deze informatie zelf in te voeren.

62 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica-routesysteem.Afgestemd op de wijze van reizen (trein, auto, fi ets, paard/huifkar, te voet) worden specifi eke tracks of routes uitgezet in combinatie met voorzieningen en arrangementen:• Treinreizigers: stations kunnen het startpunt vormen voor wandelaars of fi etsers die de Via Belgica route willen volgen (NS routes). • Automobilisten: langs de snelweg worden toeristische Via Belgica-borden geplaatst waarop de cultuurtoeristische hoogtepunten kunnen worden aangekondigd. De doorgaande provin- ciale wegen die de Via Belgica volgen of kruisen, zouden eveneens borden kunnen krijgen. Bovendien kunnen (bestaande) parkeerplaatsen (her)ingericht worden om vandaar uit te wan- delen naar de Via Belgica of plekken van waaraf de weg te zien is. Ook andere bijzondere vondsten kunnen op deze wijze ontsloten worden. • Fietsers en huifkartoeristen: bestaande fi etsroutes (over autoluwe landwegen) die de Via Belgica-route volgen en regelmatig kruisen, kunnen worden verknoopt tot één doorgaande route (digitaal en routekaart).• Wandelaars en ruiters: wandel- en ruiterpaden kunnen worden verknoopt en uitgebreid tot een transregionale route met pleisterplaatsen (slapen, eten, paarden stallen) zoals in de Romeinse Tijd.

Bovengenoemde routes komen steeds samen bij de verschillende ankerpunten gelegen aan de Via Belgica. In projectvoorstel 5. Voerendaal, de weg gereconstrueerd (onder 5. Programma) is een aantal van deze routes uitgewerkt. Zuid-Limburg beschikt over een dicht netwerk van wegen. Zo is er ook een uitgebreid padenpatroon aanwezig, dat is ingericht als natuur- en/of cultuurroute (zie kaart LAW routes). Van deze routes kan de Via Belgica op bepaalde trajecten dankbaar gebruik maken. Probleem is alleen dat veel hoofdroutes een noordzuidoriëntatie hebben, terwijl de Via Belgica juist oostwest-georiënteerd is. Om het publiek te verleiden (een deel van) het traject van de Via Belgica te volgen zou er op de kruis-punten met met bestaande routesystemen informatie kunnen worden verschaft over bijzondere Ro-meinse sites die in de buurt te bezichtigen zijn (wachtpost, mansio, grafveld, brug, vicus, castellum).

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 63

64 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Waarneembaar maken‘Waarneembaar maken’ omvat in feite een heel complex van ontwikkelingsprincipes. Archeologische objecten kunnen namelijk op allerlei manieren (zintuiglijk) waarneembaar gemaakt worden. Bovendien kunnen ze op specifi eke ontwikkelingslocaties ook in combinatie worden toegepast. Dat wordt duidelijk in het onderstaande overzicht van de meest relevante wijzen van waarneembaar maken:• Tastbaar maken: de authentieke restanten van het object zijn fysiek ‘aan te raken’ (boven- gronds dan wel blootgelegd); de hoogste belevingsvorm. Dat kan ondermeer door etaleren, tentoonstellen, overkappen, maar ook het geheel of gedeeltelijk reconstrueren is een vorm van tastbaar maken. • Herkenbaar maken: het object is aan te wijzen aan de hand van sporen of tekens die zijn achtergebleven in het landschap. Het zelf ontdekken (zonder merktekens of met heel beperk- te aanduidingen) is een boeiende en inspirerende ervaring. • Markeren: het object is zonder nadere aanduiding niet waarneembaar in het veld en wordt daarom gemarkeerd door onder andere beborden, landmark plaatsen en contouren aan- geven.• Verbeelden: verdwenen of marginale ondergrondse restanten van objecten worden op (kunst- zinnige) hedendaagse wijze verbeeld en/of gematerialiseerd. Verbeelding kan plaatsvinden bij het object en/of op andere locaties (musea, website Via Belgica). Waarneembaar maken door verbeelding kent onbegrensde mogelijkheden zoals (digitaal) visualiseren, maquette- bouw, inpassende (steden)bouw, afwijkende materialisering, landart, omgevingskunst.• Verhalen: het verhaal vertellen kan altijd en overal. In elk geval bij het object, maar ook op andere locaties (musea,’Romeinse’ herbergen, website Via Belgica) en door middel van GPS- systemen.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 65

66 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

4.2.3 Juridisch-planologisch

Zodra de Via Belgica archeologisch is waargenomen, zou ze eigenlijk juridisch-planologisch beschermd moeten worden. De weg zou over zijn volle lengte en over een breedte van honderdvijftig meter een hoog waardevolle (Rijks)monumentale status kunnen krijgen. Die breedte is nodig om ook weggerela-teerde objecten te kunnen beschermen. Met weggerelateerde objecten worden vondsten bedoeld, die op de een of andere manier met de Via Belgica verband houden (zie par. 3.2). Probleem is dat de terreinen in de Via Belgica-zone vaak in het bezit zijn van niet-overheden. Van plaatsen waar geen bebouwing op de weg staat, zou daarom geprobeerd moeten worden het ei-gendom te verwerven. Zo wordt het terrein openbaar en kan het worden ingericht. Is er geen mogelijk-heid het terrein in eigendom te krijgen, dan kan men proberen het recht van medegebruik te verwerven; in het landelijk gebied kan dat bijvoorbeeld met een recht van overpad (public footpath; zie 5. Program-ma, projectvoorstel 5. Voerendaal, de weg gereconstrueerd).Blijkt ook dat niet mogelijk, dan kan de weg herkenbaar en beleefbaar gemaakt worden ter plaatse van snijpunten met hedendaagse wegen (zie 5. Programma, projectvoorstel 2. Romeins Heerlen) Handreiking als hulpmiddel voor het opstellen van bestemmingsplannenOm de besluitvorming te bevorderen heeft de Provincie Limburg het programma Heroriëntatie Ruimte-lijke Ordening opgestart. Dat leidde in juli 2004 tot de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg. Deze handreiking is een hulpmiddel bij het opstellen van ruimtelijke plannen en geldt als toetsingskader bij bestemmingsplannen. De begrippen kwaliteit en toekomstwaarde staan hierin centraal. Met betrekking tot de archeologie worden in de handreiking als wettelijk kader de Monumentenwet en het Verdrag van Valletta (Malta), en als provinciaal kader het POL genoemd. In het POL is (conform Malta) als uitgangspunt genomen dat het archeologisch erfgoed ‘in situ’, dat wil zeggen ter plekke, moet worden beschermd. Voor archeologisch waardevolle terreinen, zoals aange-geven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) Limburg, en voor gebieden met een middelhoge

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 67kaart 4.9 cultuurhistorische waardenkaart, POL

Noord-Brabant

Hasselt

Genk

Eindhoven

Mönchen-gladbach

Nijmegen

BelgiëBelgië

Duitsland

Noord-Brabant

selt

Genk

Eindhoven

Mönchen-gladbach

Nijmegen

BelgiëBelgië

Duitsland

Kerkrade

Venray

Roermond

Venlo

Weert

Sittard

Heerlen

Maastricht

AachenAachen

Geleen

Kaart 4.9 Cultuurhistorische waardenkaart

Basiswaarde

Lage waarde

Midden waarde

Hoge waarde

Zeer hoge waarde

Concentratiepunt en of concentratiegebied

Gemeentegrens

GeïntegreerdPro

0

of hoge archeologische verwachtingswaarde moet bij voorgenomen activiteiten vooronderzoek plaats-vinden naar archeologische waarden. De Provincie maakt een uitzondering voor plangebieden die kleiner zijn dan 2500m2 en op minimaal 50m afstand liggen van een archeologische vindplaats. Deze gebieden zijn vrijgesteld van archeolo-gisch onderzoek.Deze tamelijk globale richtlijn voor (gemeentelijke) planvorming vraagt om aanvulling, met name in het licht van de Via Belgica-visie. De Provincie heeft onder de nieuwe Wet op de archeologische monumen-tenzorg namelijk de mogelijkheid om attentiegebieden aan te wijzen waarbinnen gemeenten worden verplicht hun bestemmingsplannen ‘archeologievriendelijk’ te maken. Het gaat hier om bovengemeen-telijke belangen. De Via Belgica is zo’n bovengemeentelijk belang. De Provincie kan het instrument ‘attentiegebied’ inzetten en de hele Via Belgica-zone als zodanig aanwijzen. De betrokken gemeenten kunnen daarmee worden gestimuleerd om niet alleen de archeologie zorgvuldig in te passen, maar ook het erfgoed van de Via Belgica actief bij ontwikkelingen mee te nemen.

Archeologievriendelijk maken van bestemmingsplannenBij het archeologievriendelijk maken van bestemmingsplannen vormen de AMK Limburg en de Indica-tieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), opgenomen in de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie, de belangrijkste informatiebronnen. De IKAW geeft de globale verwachting aan van het voorkomen van archeologie in een bepaald gebied. De schaal van de kaart is 1:50.000. Om deze informatie naar een voor planvorming werkbaar schaalniveau (≤ 1:10.000) te vertalen, kunnen de ge-meenten een archeologische verwachtingskaart op (laten) stellen voor het gemeentelijk grondgebied. Op deze kaart staan, naast de bekende AMK-terreinen, ook alle losse vondsten en de zones met een bepaalde verwachtingswaarde, gebaseerd op bodemkundige en andere gegevens. Deze archeolo-gische verwachtingskaart is vervolgens om te zetten naar een beleidsadvieskaart. Deze kaart vormt het fundament voor een gemeentelijk archeologiebeleid waarbij gedegen keuzes en afwegingen kunnen worden gemaakt ten opzichte van bijvoorbeeld ruimtelijke planvorming.

68 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

kaart 4.8 cultuurlandschappen, POL

Noord-Brabant

Hasselt

Genk

Eindhoven

Mönchen-gladbach

Nijmegen

BelgiëBelgië

Duitsland

Noord-Brabant

Hasselt

Genk

Eindhoven

Nijmegen

BelgiëBelgië

Kerkrade

Venray

Roermond

Venlo

Weert

Sittard

Heerlen

Maastricht

AachenAachen

Geleen

Kaart 4.9 Cultuurhistorische waardenkaart

Basiswaarde

Lage waarde

Midden waarde

Hoge waarde

Zeer hoge waarde

Concentratiepunt en of concentratiegebied

Gemeentegrens

Hoe de cultuurhistorische waarden (inclusief gebouwde omgeving) maatschappelijk en economisch benut kunnen worden komt bijvoorbeeld tot uiting in een erfgoedplan, waarbij • de diverse beleidsterreinen van de gemeente gezamenlijk worden betrokken bij het omge- vingsbeleid; • zorgvuldige en integrale afstemming plaatsvindt over de diverse culturele waarden in het ge- meentelijk grondgebied; • en zowel behoud als ontwikkeling mogelijk is.De Via Belgica-gemeenten zouden bij voorkeur een thematisch erfgoedplan moeten ontwikkelen, bij voorkeur gezamenlijk maar ten minste in onderlinge afstemming met buurgemeenten, waarin het Ro-meinse erfgoed centraal staat. Een thematisch erfgoedplan is tevens uitermate geschikt om in een later stadium erfgoed uit andere periodes (steentijd, brons- en ijzertijd, middeleeuwen) integraal onder te brengen (zie ook 5. Programma, projectvoorstel 11. Gemeentelijk erfgoedplan Via Belgica). Naast integrale bestemmingsplanherzieningen kan ook worden gekozen voor een zogenaamd facet-bestemmingsplan. Dat is een parapluplan voor de archeologische aspecten, dat als een deken over alle bestaande bestemmingsplannen heen kan worden gelegd. Het voordeel hiervan is dat niet alle afzonderlijke bestemmingsplannen hoeven te worden herzien. De omgang met het bodemarchief kan via een facetbestemmingsplan zijn vorm krijgen. Dit werkt sneller dan een integrale herziening van bestemmingsplannen.

Afbakenen en dubbel bestemmenBinnen het bestemmingsplan zou voor de bekende AMK-terreinen naar een dubbelbestemming moeten worden gezocht, die erop gericht is de archeologische waarden ter plekke te behouden. Om de bestem-ming te kunnen handhaven, wordt een aanlegvergunning als vereiste in het bestemmingsplan opgeno-men. Voor de Rijksmonumenten geldt het regime van de Monumentenwet. Het aanlegvergunningstelsel is erop gericht om te voorkomen dat werken/werkzaamheden worden uitgevoerd, die de bestemming en de daarin neergelegde waarden kunnen aantasten. De nieuwe bestemmingen zouden verenigbaar moeten zijn met de te beschermen waarden (bijvoorbeeld een toeristisch-recreatieve bestemming als

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 69kaart 4.12 archeologie, POL

Noord-Brabant

Hasselt

Genk

Eindhoven

Mönchen-gladbach

Nijmegen

BelgiëBelgië

Duitsland

Noord-Brabant

selt

Genk

Eindhoven

Mönchen-gladbach

Nijmegen

BelgiëBelgië

Duitsland

Kerkrade

Venray

Roermond

Venlo

Weert

Sittard

Heerlen

Maastricht

AachenAachen

Kaart 4 .12 Archeologie

Archeologische verwachtingswaarde

Laag

Midden

Hoog

Archeologische monumenten

Kern

Maas

Geleen

GeïntegreerdPro

0

de vindplaats zich daarvoor leent). Daarnaast kan gekozen worden voor een hoofdbestemming met een medebestemming ‘archeologisch waardevol gebied’ (bijvoorbeeld bij een hoofdbestemming Agrarisch Gebied). Een mede- of dubbelbestemming maakt het mogelijk om gronden die vindplaatsen bevatten, ook nog te gebruiken voor andere doeleinden; dat is evenwel alleen mogelijk onder bepaalde voorwaarden.Naast de bekende AMK-terreinen, waaronder zich ook enkele Via Belgica-gerelateerde objecten be-vinden, is het gewenst om een beschermingsregime op te leggen op die percelen waar de Via Belgica zich werkelijk en ongeveer bevindt. Deze zone zou de (dubbel)bestemming archeologisch onderzoeks-gebied kunnen krijgen, zoals ook de zones met een middelhoge en hoge archeologische verwach-tingswaarde een (dubbel)bestemming in het bestemmingsplan krijgen. Ook bij deze bestemming hoort het vereiste van een aanlegvergunning. In de toelichting bij het bestemmingsplan kan nader op de resultaten van eerder onderzoek worden ingegaan maar ook op hoe de resten van de Via Belgica in ontwikkelingen kunnen worden ingepast. Als beschermingsbreedte voor de route van de Via Belgica stellen we voor een zone van 50 meter breed voor het tracé en, om ook de weggerelateerde objecten te kunnen beschermen, nog eens een zone aan weerszijden van het tracé van 50 meter breed op te nemen.

Ook waakzaam bij kleine projectenTot slot nog een opmerking over de vrijstelling van kleine projecten of plangebieden. De Provincie han-teert momenteel een ondergrens van 2500m2 en gelegen op minimaal 50m van een vindplaats. Dat in archeologisch rijke gebieden, waartoe ook Zuid-Limburg behoord, op nog geen 10m2 belangrijke vondsten kunnen worden gedaan, bewijst de vondst van de Romeinse sarcofaag van Bocholtz. In de doorgaans vondstrijke zone van de Via Belgica is het raadzaam om – ook bij kleine projecten – vooraf-gaand aan planontwikkeling contact op te nemen met de provinciaal archeoloog om de archeologische impact van een ruimtelijke ingreep te laten beoordelen. In de nabijheid van de weg kunnen vondsten worden verwacht van bijvoorbeeld grafvelden, nederzettingsterreinen, villa’s, industrie et cetera.

70 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

4.2.4 Toerisme en educatie

Ter leringhe ende vermaeckDe Via Belgica kan zich ontwikkelen tot een samenhangend cultuurproduct met toeristische, publieke en educatieve functies. Juist in de beleving van de combinatie van toeristische en educatieve mogelijk-heden van de Via Belgica schuilt de meerwaarde. De grondgedachte hierbij is dat educatie ook leuk moet zijn en toerisme tegelijk leerzaam. Het is zaak het onderwijs te betrekken bij de ontwikkeling van educatieve producten en programma’s in het kader van de Via Belgica. Duurzame bewustwording begint immers op school. De Via Belgica is een interessant thema voor onderwijsinstellingen om de invloed van de Romeinse cultuur in Nederland te bestuderen. Kennis van de Romeinse periode is als een van de weinige thema’s in de kerndoelen van De Rooij (verplichte historische onderwijsthema’s) opgenomen. Nog interessanter is de Via Belgica voor onderwijsinstellingen die, bijvoorbeeld door hun ligging in de directe nabijheid van musea, opgravingen en dergelijke, al een zekere binding hebben met de Via Belgi-ca. Bij het samenstellen van educatieve producten en programma’s kan locatiebezoek gecombineerd worden met allerlei ICT- en internettoepassingen. Ook internationale uitwisselingsprogramma’s zijn een bijna onmisbare aanvulling op het onderwijs: grenzen vervagen en leerlingen en studenten kunnen zich een samenhangend beeld vormen van de Via Belgica in al zijn facetten.Musea kunnen een centrale rol spelen bij de kennisoverdracht, in het bijzonder het Thermenmuseum. Dat zou zich namelijk kunnen ontwikkelen tot hét kenniscentrum voor de Via Belgica en de Romeinse cultuurhistorie in Zuid-Limburg.Ook universiteiten zouden in hun onderwijsprogramma’s plaats moeten inruimen voor de Via Belgica. Door gebruik te maken van de virtuele belevingsmogelijkheden kan de weg in zijn volledige samenhang en context in beeld gebracht worden. Een voorbeeld van een educatieve website is die van het Lim-burgs Museum, www.cultclick.nl, met het culturele erfgoed van Limburg als onderwerp. Andere bruik-bare referenties en inspiratiebronnen voor het onderwijs zijn www.archeos.nl of www.cultuurwijzer.nl.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 71

Die combinatie van leuk en leerzaam geldt natuurlijk niet alleen voor schoolkinderen, leerlingen en studenten. De rijke historie van de Via Belgica moet de nieuwsgierigheid van alle bezoekers prikkelen en hen verleiden tot het stellen van vragen. In de presentatie van de Via Belgica zou daar voldoende rekening mee moeten worden gehouden: ‘in situ’ (op de site zelf), op scholen, in musea en informatie-centra maar ook in papieren documentatie en op internet.

Verleiden en verwijzenAlle projecten en producten die in het kader van de Via Belgica worden ontwikkeld, zullen het publiek een scala aan uiteenlopende, vaak complementaire ervaringen moeten bieden. Beleving van cultureel erfgoed, en dit geldt zeker voor het vaak ‘onzichtbare’ archeologische erfgoed, is in belangrijke mate gebaseerd op interpretatie: ‘wat men weet is wat men ziet’. Daarom is het van belang dat er een constructief samenspel plaatsvindt tussen kennisvergaring en ken-nisoverdracht, waarbij zowel wetenschappelijke, educatieve, publieke als toeristische motieven een rol kunnen spelen. Dit vraagt niet alleen om een integrale, interdisciplinaire benadering (bijvoorbeeld met natuurorganisaties), maar ook om versterking van de samenwerking tussen wetenschappelijke instel-lingen (universiteiten), erfgoedinstellingen (musea), educatieve instellingen en scholen. Musea kunnen een centrale rol spelen bij de kennisoverdracht, in het bijzonder het Thermenmuseum. Dat zou zich namelijk kunnen ontwikkelen tot hét kenniscentrum voor de Via Belgica en de Romeinse cultuurhistorie in Zuid-Limburg. Essentieel is dat er een correlatie wordt gecreëerd tussen museum en/of educatieve instellingen aan de ene, en de archeologische vindplaatsen aan de andere kant: het museum verwijst naar de cultuurhistorische objecten in het landschap en andersom (zie ook 4.2.2 Ruimtelijke ontwikkeling en cultuurplanologie / Museaal landschap en 5. Programma, projectvoorstel 4. Archeopark Villa Voerendaal). In de benadering van het publiek staan dan ook met name de begrippen verleiden en verwijzen cen-traal. De bezoeker moet door middel van een aansprekende en prikkelende presentatie verleid worden meer van de Via Belgica te willen weten.

beelden van het evenement de Romeinen zijn terug!, Nijmegen, juli ‘05

72 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Impressie van “Derlon” omstreeks 200 na Chr. (tekening Luc Garé)

Zoeken naar andere belevingspotentiesDe ontwikkeling van de Via Belgica moet gericht zijn op het creëren van betekenisvolle ervaringen bij de bezoeker. Een van de problemen bij het beleefbaar maken en presenteren van de Via Belgica is het ontbreken van zichtbare bewijzen. Zeker in het Nederlandse deel van de Via Belgica is de weg zo goed als onzichtbaar. Dit geldt overigens voor bijna alle sporen uit de Romeinse geschiedenis in Nederland. Het Thermencomplex in Heerlen en de resten onder Hotel Derlon te Maastricht vormen de uitzondering die deze regel bevestigt. De Via Belgica biedt evenwel kansen om tot een integrale beleving van de Romeinse periode te komen. De Via Belgica kan als een ‘Romeinse’ rode draad door Zuid-Limburg geweven worden. Om de Via Belgica en daarmee de Romeinse geschiedenis beleefbaar te maken zal deze op aansprekende en onderscheidende wijze ‘vertaald’ en ‘aangeboden’ moeten worden. Zie bladzijde 58 Figuur: Via Belgica, ankerpunten en landmarks.

Voorbeelden van mogelijke belevingspotenties zijn: • Ontwikkeling van Landmarks of fysieke ervaringspunten. Dergelijke fysieke locaties kunnen bestaan uit archeologische sites, artefacten en relicten, reconstructies. In bijgaand schema wordt een eerste aanzet geboden voor een dergelijke fysieke infrastructuur in samenhang met mogelijke thema’s, verhalen en fysieke locaties. • Door het ontwikkelen van Thematische verhalenbundels vanuit verschillende perspectieven en personages (bijvoorbeeld militair, reiziger, landbouwer) kan de complexe en gelaagde ge- schiedenis van de Via Belgica omgevormd worden tot een voor de bezoeker inleefbare en meeslepende belevenis. • Via Routenetwerken op lokaal, regionaal en internationaal niveau kunnen de verschillende ervaringspunten met elkaar verbonden worden, aantrekkelijk gekoppeld aan routes, beziens- waardigheden, musea, verhalen en virtuele beleving.• Door het ontwikkelen van educatieve lesprogramma’s en toeristische arrangementen worden vraaggerichte producten voor diverse doelgroepen ontwikkeld. Hierbij moeten vernieuwende

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 73

koppelingen op maat worden gemaakt tussen de verschillende belevingspotenties (routes, landmarks, verhalen en ICT-toepassingen) en de bestaande toeristische en educatieve infra- structuur, het landschap en voorzieningen.• Met behulp van ICT-toepassingen, zoals websites en GPS-systemen kan locatie- en persoonsgebonden informatie geïntegreerd worden. Die moeten een rijke en gevarieerde bron van informatie over de Via Belgica bieden die bruikbaar is voor, tijdens en na het bezoek aan een of meerdere landmarks. Bij het creëren van betekenisvolle belevenissen wordt gezocht naar nieuwe, aansprekende en afwis-selende combinaties van thema’s, onderwerpen, verhaallijnen en locaties. In het onderstaande schema wordt hiertoe een eerste aanzet gegeven.

74 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

4.2.5 Toerisme en economie

Groen en brons verweven Zuid-Limburg beschikt al over een sterk imago en een bestaande infrastructuur voor het natuurtoe-risme. Voor de cultuurhistorische dimensie van het toeristisch aanbod in Zuid-Limburg kan een analoge infrastructuur worden opgebouwd van samenhangende voorzieningen die naar elkaar verwijzen. De moderne consument is niet meer in te delen in vaste groepen met de daarbij behorende categorieën activiteiten: hij ‘zapt’ naar die elementen in het aanbod die de aandacht trekken. De natuurtoerist en cultuurtoerist hebben een deels identiek profi el, waarbij naast rust en natuur, ook de behoefte aan au-thenticiteit, vertraging en beleving van het landschap in zijn historische gelaagdheid een rol spelen.Voor Zuid-Limburg met zijn grote en diverse culturele aanbod een belangrijke uitdaging. De Via Belgica wordt door de Provincie gezien als bepalend voor de Limburgse identiteit en vormt voor de ontwikkeling van cultuurtoeristische diversifi catie een belangrijke peiler. Het cultuurtoeristische potentieel van de Via Belgica is uiterst divers en sluit uitstekend aan bij de ‘groene’ beleving van het landschap. Voor de ontwikkeling van de regio is het belangrijk meer samenhang te brengen in het behoud en de ontwikkeling van de groene en bronzen waarden. In het deel van Zuid-Limburg dat door de Via Belgica wordt doorsneden, worden drie deelgebieden onderscheiden: • Maastricht (tevens verbinding met België via weg Maastricht-Tongeren), • het Heuvelland (met als centrum Valkenburg) • en Parkstad (tevens verbinding met Duitsland via Romeinse brug bij Rimburg aan de Worm). Deze gebieden hebben ieder hun eigen karakteristiek, kwaliteiten en potenties voor toeristische ont-wikkeling, juist ook ten aanzien van de Via Belgica. Bij de ontwikkeling van de Via Belgica kunnen voor deze regio’s specifi eke accenten worden gelegd, die aansluiten bij het bestaande toeristische aanbod en profi el, en deze bij voorkeur nog versterken.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 75

Economisch potentieel benuttenDe Via Belgica kan een belangrijke rol spelen in de verdere diversifi catie van het toeristisch-recreatief aanbod in Zuid-Limburg en tegelijkertijd bestaande markten bedienen met een beter product. Niet al-leen Maastricht krijgt daarmee een belangrijke toeristische meerwaarde, ook de regio. De camping- en recreatiewoningenpopulatie wordt geprikkeld om de omheiningen van hun tijdelijke verblijfplaats te ver-laten en de omgeving in een ruimere actieradius te verkennen dan nu veelal gebeurt. De economische potentie van de Via Belgica kan leiden tot de ontwikkeling van aansprekende, vraag-gerichte productmarktcombinaties en arrangementen, waarbij de weg als cultuurproduct en merknaam gekoppeld wordt aan bestaande of nieuw te ontwikkelen toeristisch-recreatieve voorzieningen en streekeigen producten. Gezien de oprukkende vergrijzing verdient het aanbeveling zich zeker ook te richten op producten voor de groeiende seniorenmarkt. Het is daarbij aan de overheden – zowel de Provincie als de betrokken gemeenten – om daarvoor in coördinatie met het bedrijfsleven de samenhangende infrastructuur en het thematische stramien te ontwikkelen. Het is vervolgens aan de toerismesector om hierop aan te sluiten met producten en diensten die vermarkt kunnen worden. Van belang hierbij is een goed samenspel tussen overheden, bedrijfsleven, en de VVV’s van Zuid-Limburg en Maastricht. Het accent zal daarbij liggen op het genereren van meerwaarde voor alle betrokken partners. Het is ook van belang dat wordt aangesloten bij bestaande structuren en regelingen voor subsidiëring en fi nancie-ring.Samenwerking tussen overheden, particulier initiatief en het toeristisch bedrijfsleven is daarbij een ab-solute voorwaarde. In die samenwerking ligt de nadruk op duidelijke afspraken: wie doet wat, waar en voor wie. Voorkomen moet worden dat de ontwikkelingen leiden tot een overlap van initiatieven en ‘meer van hetzelfde’. Diversiteit in aanbod op verschillende niveaus is van groot belang om het ont-wikkelingspotentieel optimaal te benutten. Het voorstel is een breed platform van ondernemers in de agrarische sector en de toeristenindustrie te formeren. Deze ondernemers ontplooien activiteiten die refereren aan de Romeinse agricultuur; denk

76 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

aan wijnboeren, herbergiers, ambachtelijke bakkers.

Stimulans voor de werkgelegenheidVerdere ontwikkeling van de Via Belgica kan een belangrijke stimulans betekenen voor de werkgele-genheid in het gebied. Ontwikkellocaties moeten nu eenmaal worden geëxploiteerd, beheerd en onder-houden. Het ligt voor de hand de daarvoor benodigde medewerkers uit de regio te rekruteren.

Branding: de Via Belgica als internationaal merk neerzettenDe Via Belgica heeft de potentie uit te groeien tot een internationaal (grensoverschrijdend) merk – gerepresenteerd door internationale routestructuren en verenigd onder het Via Belgica-logo – waaraan een grote variëteit aan toeristische productmarktcombinaties gekoppeld kan worden (zie Economisch potentieel benutten hierboven). De afzonderlijke locaties, musea, reconstructies, bezienswaardig-heden, routes, informatiepunten en attracties verwijzen allemaal naar dat ene (internationale) merk Via Belgica. Door branding (als merk behandelen en in de markt zetten) zal de bekendheid van Via Belgica toene-men. Daardoor zal de status en de aantrekkingskracht groeien. Branding zal in eerste instantie natio-naal plaatsvinden, maar zo snel mogelijk ook over de grenzen (zie voor nadere uitwerking 6.2 Com-municatie).

Internationaal Beeldmerk De ‘Romeinse sandaal’, het Via Belgica-beeldmerk, heeft de potentie om een internationaal trade-mark te worden, met eenzelfde bekendheid als de St. Jakobsschelp, die sinds de Middeleeuwen het merk-teken is van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 77

4.2.6 Internationaal

Transnationale, transregionale aanpakDe Provincie onderkent het internationale karakter en de Europese status van de Via Belgica. Voor de ontwikkeling van de weg in Zuid-Limburg is een internationale oriëntatie dan ook van groot belang. Net als het Belvedere-project Limes is ook de Via Belgica een transnationaal, transregionaal concept. Grensoverschrijdend denken en regionale- en locale identiteitsontwikkeling staan centraal, met name daar waar de Via Belgica de huidige landsgrenzen kruist. Die grensoverschrijdende – misschien moeten we zelfs zeggen grensvervagende – Euregionale aanpak is een bewuste keuze, vandaar dat de twee-pool Tongeren-Maastricht en de landschapscorridor Rimburg-Baesweiler als projecten zijn voorgedra-gen (zie 5. Programma).Deze internationale oriëntatie kan de autonome start en uitvoering van het Project Via Belgica in Zuid-Limburg versterken. Ieder land, iedere provincie, ieder gebied kiest bij de ontwikkeling van de Via Bel-gica zijn eigen accenten. Het is dan ook niet noodzakelijk dat ontwikkeling overal tegelijk en parallel plaatsvindt. De aard van de accenten is enerzijds afhankelijk van wat in de regio’s nog daadwerkelijk fysiek beleef-baar en herkenbaar is – de regionale identiteit van de Via Belgica – en anderzijds van de heersende regionale of landelijke tradities bij het beleefbaar en zichtbaar maken van dat archeologisch erfgoed. In Duitsland bijvoorbeeld gebeurt dit door het letterlijk reconstrueren van archeologisch erfgoed (bijvoor-beeld Romeinse Villa Borg of het Archeologisch Park Xanten).De mogelijkheden van grensoverschrijdende samenwerking dienen nader onderzocht te worden. Op internationaal of liever euregionaal niveau zou kunnen worden aangehaakt bij het Belvedere-project Limes en EuRegionale 2008, en tevens bij het GroenMetropool-concept. Overigens willen we daarbij niet alleen Duitsland, België en Frankrijk betrekken, maar nadrukkelijk ook Engeland, omdat het tracé van de Via Belgica in feite op Engelse bodem doorloopt. Het oprichten van een (internationale) vereniging is een mogelijkheid om daaraan structuur te geven.

78 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Voorbeelden van dergelijke samenwerkingsverbanden zijn: de internationale Vereniging van Histo-rische Steden van de EuRegio, het verband van de Nederlandse Vestingsteden of de Duitse gemeen-ten verenigd in de Verein Deutsche Limes-Strasse.

Tweesporenbeleid internationale aanpakHet is raadzaam op internationaal niveau een tweesporenbeleid te voeren. Dat tweesporenbeleid voor-ziet aan de ene kant in een directe grensoverschrijdende aanpak met partijen in Belgisch Limburg en het gebied rond Aken. Te denken valt met name aan korte termijnrealisaties met een looptijd tot een tot drie jaar: projecten, overlegstructuur, werkafspraken et cetera. Bij deze samenwerking streven we naar concrete kortetermijnresultaten door gezamenlijk projecten te initiëren en uit te voeren. Aan de andere kant richt de tweesporenaanpak zich op een bredere benadering van het gehele traject. De internationale samenwerking bij deze brede aanpak heeft behoefte aan een overlegstructuur, waarin idealiter partijen uit alle vijf betrokken landen (dus inclusief Engeland) samenwerken; de projecten zijn internationaal en hebben betrekking op het hele traject of het grootste deel daarvan. De aard van deze samenwerking brengt met zich mee dat resultaten wat langer op zich zullen laten wachten; daar wordt uiteraard rekening mee gehouden. Wellicht ook is in dit geval een ‘leading partner’ welkom. Het ligt niet voor de hand de Provincie Limburg die rol te laten vervullen. Het Via Begica-tracé in Nederland vormt immers slechts een klein onderdeel van het totale tracé. Wel zal de Provincie graag actief deelnemen aan dit overleg en deze samenwerking.

De Romeinse weg is de verbindende schakel in de gemeenschappelijke Romeinse geschiedenis van aanliggende regio’s. Deze gemeenschappelijke geschiedenis en de natuurlijke eenheid binnen de cor-ridor zijn als gevolg van staatkundige ontwikkelingen vervaagd. Het is zaak dit gedeelde verleden in samenspraak en samenhang weer aanschouwelijk en beleefbaar te maken.De les die uit de afgelopen zes jaar kan worden getrokken, is dat het tempo, de aanpak en prioriteiten per land of regio verschillen, en dat daar voldoende oog voor moet zijn. Niet voor niets is één van de

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 79

het logo van de Via Romana wordt ook gebruikt in het systeem van verwijzen

voornaamste ontwikkelprincipes eenheid in verscheidenheid. De verschillen vinden we niet alleen in de landschappelijke situatie, in de bestaande toeristisch-recreatieve infrastructuur en in de huidige politieke en culturele opvattingen, maar ook in de mate waarin het Via Belgica-tracé met de daaraan gerelateerde objecten zichtbaar is. Juist die verschillen geven per land of regio een eigen gezicht aan het verhaal en versterken zo de verscheidenheid. Eenheid kan worden gezocht in het vertellen van een samenhangend verhaal binnen een herkenbare structuur en huisstijl. Waar je op de route ook uit de metro stapt, het logo en systeem van verwijzen en informeren is steeds eenduidig en herkenbaar (vergelijk de routes over de Slag om Normandië of de Deutsche Limes-Strasse).

80 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 81

5. Programma

Ontwikkelingen aanzwengelenHet onderstaande programma biedt een overzicht van veertien reële projectvoorstellen, die alle gericht zijn op een voorspoedige ontwikkeling van de Via Belgica. Ze dienen als inspiratiebron en lichtend voorbeeld voor verdere uitwerking en uitvoering, ook van nog te bedenken projecten. De geselecteerde projecten hebben gemeen, dat ze stuk voor stuk unieke gebouwde objecten betreffen, dat ze onderling complementair zijn en dat ze gelijkmatig verspreid liggen over de hele zone. Bovendien, en dat is een cruciaal punt, kan op korte termijn met de realisatie begonnen worden. Daar-door kunnen ze de Via Belgica een enorme ‘boost’ geven; zeker als ze min of meer gelijktijdig worden opgepakt en met een publiciteitsoffensief gepaard gaan (zie ook 6.2 Communicatie).

Locatiegebonden projectvoorstellenHet programma bestaat aan de ene kant uit fysieke ankerpunten, zes bijzondere (vondst)locaties die zeer de moeite waard zijn om uit te kristalliseren, als project te ontwikkelen. Deze projectvoorstellen worden in tekst en beeld toegelicht. Enkele daarvan zijn al eerder in de vorm van posters uitgewerkt en aan de betrokken gemeenten gepresenteerd, om de haalbaarheid en het draagvlak te toetsen en de gemeenten de gelegenheid te geven verbeteringen en aanpassingen voor te stellen. Verbeteringsvoor-stellen zijn waar mogelijk verwerkt.

Niet-locatiegebonden projectvoorstellenAan de andere kant zijn er de niet strikt locatiegebonden projectvoorstellen, zoals een Via Belgica web-site, een reisgids, een handboek huisstijl, verhalenbundel (voor de jeugd), een Via Belgica Marathon en allerlei visualisaties en animaties die aspecten van het Romeinse leven verbeelden. Bij de bespreking

82 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

van deze voorstellen volstaan we met een verklarende omschrijving.Bij alle opgenomen projectvoorstellen worden de betrokken partijen en de realisatietermijn vermeld; verder geven we een globale indicatie van de kosten, ingedeeld naar laag (< € 50.000), middel (€ 50.000 - € 100.000) en hoog (> € 100.000). Voor de realisatietermijn is eveneens een globale driede-ling gemaakt in kort (2006 - 2008), middel (2008 – 2010) en lang (2010 – 2012).

1. Romeins Maastricht

Castellum-routeMaastricht ontstond rond de Maasovergang, die de Romeinen kenden als Mosae Trajectum. De brug te Maastricht (gelegen ten zuiden van de Sint Servaasbrug), aangelegd onder keizer Augustus (27 vóór tot 14 n. Chr.), was een vitale schakel in de Romeinse verbindingsroute tussen Gallië en Germanië. De rivier zelf vormde een tweede route en er ontstond bij de brug een kleine handelsnederzetting. Vóór de tweede eeuw waren de Romeinse nederzettingen in de provincies Gallia en Germania niet versterkt. Men vertrouwde op de Limes, de verdedigingslinie langs de Rijn. Toen de macht van het Romeinse rijk in de derde eeuw afnam, braken de Germaanse stammen uit het gebied ten oosten van de Rijn door de Romeinse linies en plunderden nederzettingen in het achterland; Maastricht werd in 270 n. Chr. verwoest.Controle over de brug te Maastricht achtte men van doorslaggevend strategisch belang. In de vierde eeuw werd de civiele nederzetting ter bescherming ommuurd en kreeg het laatromeinse Maastricht ook militaire betekenis. Om die reden wordt vaak de term castellum Maastricht gebruikt, hoewel dat in strikte zin onjuist is want Maastricht was beslist geen versterkt legerkamp. De vijandelijke invallen bedreigden ook Tongeren. En wellicht zijn zij er de oorzaak van dat de bisschop van Tongeren, Servatius, in het versterkte Maastricht zijn toevlucht zocht. In elk geval verplaatste hij de zetel van het bisdom naar Maastricht en stichtte binnen het castellum een christelijke gemeenschap.

kunstwerk en digitaal tijdvenster bij de voormalige romeinse brug

bij Maastricht

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 83

Reconstructie van Maastricht in de laat Romeinse Tijd.(Gemeente Maastricht)

84 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 85

De Onze-Lieve-Vrouwekerk vindt daar haar oorsprong. Volgens de overlevering stierf Sint Servaas om-streeks het jaar 384. Hij werd aan de Romeinse weg begraven, niet ver van de Maas. Zo’n 150 jaar later bouwde bisschop Monulfus op deze plek een kapel, die zou uitgroeien tot de kerk en het kapittel van Sint-Servaas, de tweede grote kerk in de stad. Rond het jaar 402 verlieten de hier gelegerde Romeinse troepen de stad en keerden terug naar Italië. Maastricht kwam kort daarna onder het bestuur van de Franken. Het projectvoorstel behelst een Romeinse wandelroute, ondersteund door een GPS systeem, om en in het oude castellum, dat ongeveer op de plaats lag van het huidige Stokstraatkwartier. De route voert langs plekken waar delen van de Romeinse gracht en de castellummuur (onder andere verwerkt in de muur van de Onze Lieve Vrouwekerk) zijn aangetroffen en langs andere belangrijke vondstlocaties, zoals het heiligdom/tempel met zijn ‘pijlermonument’ bij Derlon en de Romeinse brug.

Betrokken partijen: gemeente Maastricht, VVV Maastricht, Provincie Limburg, ROB, RDMZ, EUKostenindicatie: laag (< € 50.000)Realisatietermijn: kort (2006– 2008)

bijgewerkte plattegrond van het Stok-straatgebied met het castellum in Maastricht (tek. G. Veldman)

86 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Stedencorridor Tongeren-MaastrichtDe op korte afstand van Maastricht, eveneens aan de rivier de Jeker gelegen Belgische stad Tongeren (Atuatuca Tungrorum) is uitzonderlijk rijk aan Romeins cultureel erfgoed. Bijzonder is dat de resten van Romeinse stadsmuur bijna helemaal om de stad heen bovengronds worden aangetroffen. De fundamenten van een Romeinse tempel zijn blootgelegd en toegankelijk voor publiek. En op talloze andere plekken komt het Romeinse verleden aan de oppervlakte. Het Gallo-Ro-meinse museum in Tongeren is op een leuke, vooruitstrevende manier opgezet en ingericht en mede daardoor een grote publiekstrekker. Tongeren ligt bovendien direct aan de Via Belgica, die hier goed bewaard is gebleven en daadwerkelijk te bewandelen is.Deze twee sites bieden een ideale mogelijkheid de Romeinse geschiedenis grensoverschrijdend ge-stalte te geven. Samenwerking ligt dus voor de hand, bijvoorbeeld in een interstedelijk samenwerkings-verband. Dat samenwerkingsverband zou een stichting in het leven kunnen roepen die in het kader van de Via Belgica een stedencorridor ontwikkelt: een raamwerk waarbinnen een cultuurhistorisch uitwisselings-programma vorm kan krijgen. Dit autonome Via Belgica-project kan op termijn een betekenis krijgen binnen het Interreg IV 2007 programma en daarnaast is het wellicht mogelijk een strategische alliantie aan te gaan met de EuRegionale voor deze tegenhanger van de landschapscorridor Rimburg-Baes-weiler (zie project 6. Rimburg-Baesweiler, Vici Romani). Tongeren en Maastricht zouden als grote publiekstrekkers naar elkaar en elkaars cultuurhistorische schatten kunnen verwijzen. Verder kunnen evenementen, tentoonstellingen, excursies, arrangemen-ten, educatieve programma’s en promotionele activiteiten onder één vlag – namelijk de Via Belgica – ontwikkeld worden.

Betrokken partijen: gemeente Maastricht, gemeente Tongeren, VVV Maastricht, Provincie Limburg, ROB, RDMZ, EUKostenindicatie: middel ( € 50.000 – € 100.000)Realisatietermijn: kort (2006– 2008)

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 87

de romeinse stadsmuur in Tongeren

88 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 89

2. Romeins Heerlen, het Thermenmuseum

Hoewel er sporen zijn van eerdere bewoning, zoals een ongeveer zesduizend jaar oude nederzetting van de Michelsbergcultuur, begon de onafgebroken bewoningsgeschiedenis pas echt met de komst van de Romeinen. Zij stichtten een burgerlijke nederzetting, die ze de naam Coriovallum meegaven. Deze nederzetting ontstond aan het kruispunt van twee belangrijke heirbanen (Boulogne-sur-Mer naar Keulen en Xanten-Heerlen-Aken-Trier). Het is de vraag of de nederzetting zelf na het vertrek van de Romeinen (kort na 400) bewoond is gebleven. Dat de omgeving blijvend bewoond werd is zeker; vondsten tonen dat aan. Een voorbeeld van zo’n vondst is een Frankisch graf dat in Heerlen-Noord werd ontdekt.In 1940 werd het gave fundament ontdekt van de Thermen, één van de belangrijkste Romeinse bouw-werken van het oude Coriovallum, toen een boer het braakliggende grasland ter plaatse moest omploe-gen. Het openbare badgebouw meet ongeveer 50 bij 50 meter. De Thermen van Heerlen zijn zijn 1:1 gereconstrueerd in het Archeon in Alphen a/d Rijn.

Thermenmuseum als kenniscentrumHet Thermenmuseum kan zich zowel fysiek als digitaal ontwikkelen als centraal kenniscentrum voor de Via Belgica en Romeins Zuid-Limburg. Het museum kan naast de gebruikelijke museale taken, een centrale rol vervullen bij educatie in de meest brede zin: bibliotheek, digitale database, samenbrengen studenten bij onderzoeksprojecten et cetera. Door de rijkdom aan geëxposeerde voorwerpen, waaronder de recent gevonden askist van Bocholtz en het lakprofi el van de wegdoorsnede van de Via Belgica, trekt het Thermenmuseum veel bezoekers. Maar daarnaast wordt de bezoeker geprikkeld en aangemoedigd de omgeving te verkennen. Niet alleen het museale landschap in de stad zelf maar ook buiten de stad, in het landelijk gebied. Daar wordt dan weer met behulp van landmarks (zie Mijlpalen als landmarks) verwezen naar het Thermenmuseum.Aan de hand van routekaarten en/of UMTS/GPS-informatiesystemen en handcomputersystemen, waarin het verband tussen de museumstukken en hun vindplaatsen wordt aangegeven en toegelicht,

De resten van het Romeins vloerver-warmingssysteem van de thermen in het Thermenmuseum

romeins badhuis

90 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

kunnen cultuurtoeristen maar natuurlijk ook scholieren en de lokale bevolking de omgeving verken-nen en één of meerdere thematische routes volgen. Maar behalve inhoudelijk archeologische kan ook toeristische informatie worden aangeboden over hotels, cafés en restaurants, waar je (Romeins) kunt slapen, baden, drinken en eten.

De routethema’s zijn:• Knooppunt van wegen Hoewel historische wegen niet waarneembaar zijn in het landschap omdat ze meestal diep onder de oppervlakte liggen, blijken hedendaagse wegen soms hetzelfde traject te volgen. Waar hedendaagse wegdelen direct boven delen van het Romeinse wegennet liggen, kan de oude route lineair gemarkeerd worden, bijvoorbeeld door bij de huidige straatnaamborden naar de Via Belgica te verwijzen. Daar waar hedendaagse wegen oude wegdelen kruisen (door de diepere ligging van de oude weg gebeurt dat virtueel), ontstaan de snijpunten in de openbare ruimte van de stad, die puntsgewijs gemarkeerd kunnen worden. • Begraven langs de weg De Romeinen begroeven hun dierbaren vaak in grafvelden langs de uitvalswegen van hun nederzettingen. Langs de oostelijke uitvalsroute van de Via Belgica, die daar exact met de tegenwoordige Valkenburgerweg samenvalt, zijn opmerkelijk veel graven gevonden. Op een- voudige wijze zou hier het thema ‘begraven langs de weg in de Romeinse Tijd’ herkenbaar en beleefbaar kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld door de plattegronden van de grafvelden af te beelden met daar overheen (overlay in andere kleur) de huidige situatie.• Romeinen als grootverbruikers van Water Hoe Coriovallum van water werd voorzien en hoe groot de waterbehoefte was, zou Archeolo- gisch kunnen worden onderzocht. Waar lagen de bronnen en de watergoten waardoor het water de nederzetting werd ingevoerd? Was er sprake van reservoirs om het water tijdelijk op

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 91

te slaan? Het Thermenmuseum kan het thema ‘water’ centraal plaatsen in haar permanente expositie. Naast de waterverslindende badcultuur waarvan de Romeinse badhuizen (thermen) exponen- ten zijn, kunnen tevens aspecten als drinkwater, riolering en water voor industriële doeleinden (pottenbakkersindustrie) aan de orde komen.• Heerlen pottenbakkersstad Coriovallum vervulde een centrumfunctie voor de hele regio, mede vanwege de omvangrijke pottenbakkersindustrie. Deze industrie kon zich zo voorspoedig ontwikkelen omdat de neder- zetting zich in de oksel van de Geleenbeek en de daarin uitmondende Caumerbeek bevond, een plaats waar de grondstoffen voor de pottenbakker – fi jne rivierklei en water – ruim voor- handen waren. Tijdens opgravingen in de stad zijn meer dan drieënveertig pottenbakkers- ovens aangetroffen. Het aardewerk van de pottenbakkers is zelfs tot in Keulen en Boulogne- sur-Mer teruggevonden. Eén van die pottenbakkers is bij naam bekend: Lucius. De pottenbakkers zijn meer dan 200 jaar in Coriovallum actief geweest. De culturele identiteit van Coriovallum werd in belangrijke mate bepaald door de potten- bakkersindustrie. Deze identiteit kan een nieuw gezicht krijgen in het hedendaagse Heerlen: als thema in het Thermenmuseum (het oude ambacht praktiseren in de vorm van workshops) maar ook in de openbare ruimte, bijvoorbeeld door de locaties aan te duiden waar de potten- bakkerijen gestaan hebben, door ceramiekmarkten en door een ceramische kunstroute in het centrum die Romeinse vondsten markeert.

Betrokken partijen: gemeente Heerlen,Thermenmuseum, Provincie Limburg,Kostenindicatie: middel (€ 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: kort (2006 - 2008)

92 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 93

3. Landschapscorridor Meerssen-Valkenburg aan de Geul

Cultuur-natuurrouteHet Geuldal met zijn fl auwe hellingen op het zuiden is een van de weinige plekken in Nederland waarvan het verloop van de bewoningsgeschiedenis vrijwel vaststaat. Uit oorkonden over het district Meerssen blijkt dat Frankische vorsten de Romeinse gronden aldaar, compleet met staateigendommen en ne-derzettingen, al in de vijfde eeuw – dus kort na de ineenstorting van het West-Romeinse imperium –, als privé-eigendom in bezit namen. Ook de latere bewoningsgeschiedenis van het district is degelijk gedocumenteerd en vertoont geen noemenswaardige onderbrekingen.Dus, als er ergens een plek is waar we de (bewonings)geschiedenis van Zuid-Limburg aanschouwelijk kunnen maken, dan is het hier. Er zijn voldoende archeologische relicten uit verschillende perioden voorhanden. Bovendien is er een overvloed aan cultuurhistorische monumenten. Tegelijkertijd is het Geuldal een prachtig bewaard gebleven beekdal met hoge natuurwaarden en een grote biodiversiteit. Niet voor niets zijn hier tal van natuurorganisaties actief die in de loop der jaren hebben gezorgd voor een uitstekende ontsluiting van het natuurschoon. Kortom, natuur én cultuur in overvloed.Er dient zich dus een ideale mogelijkheid aan om van dit prachtige gebied tussen Meerssen en Valken-burg, in samenwerking met de natuurorganisaties en de beide gemeenten, een landschapscorridor te maken in het teken van de Via Belgica. Deze landschapscorridor is een cultuur-natuuras in de vorm van een wandel- en een fi etsroute met verwijzingen naar alle natuur- en cultuurhistorische waarden. Hij valt voor een deel samen met de Geuldal Wandelroute (van monding naar bron). Zo kan de basis gelegd worden voor een synergetische ontwikkeling van het zo ruim aanwezige cultuurlijke en natuurlijke erf-goed. Er wordt in het bijzonder verwezen naar landmarks van de Via Belgica, zoals de gevonden weg bij Houthem en de villa in Meerssen. Te bezichtigen locaties worden met elkaar in verband gebracht en uit-gezet op een tijdslijn die de continuïteit van de bewonings¬geschiedenis van het Geuldal tot uitdrukking brengt. De route is uitstekend bereikbaar met de trein (stations in Meerssen, Houthem en Valkenburg). Groot voordeel is dat die ontwikkeling kan meeliften op de populariteit van Valkenburg. Het stadje aan

94 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

de Geul is immers een eersteklas publiekstrekker; het heeft veel ervaring met toerisme en een grote verblijfscapaciteit. Valkenburg zuigt het publiek aan, prikkelt de nieuwsgierigheid en verwijst naar de cultuur-natuurroute.

Betrokken partijen: gemeente Valkenburg, gemeente Meerssen, Provincie Limburg, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, ROB, VVV Zuid-LimburgKostenindicatie: middel (€ 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: kort (2006-2008)

Villa MeerssenHet Romeinse villaterrein te Meerssen op de Herkenberg is een bijzondere locatie, omdat daar resten van een villacomplex gevonden zijn (op het dal uitziend hoofdgebouw met prachtig badvertrek, bijge-bouwen en steengroeven) en een stukje Romeinse weg. Voor de ontwikkeling van het terrein is een functieverandering noodzakelijk. De stenen resten van het villagebouw worden bedreigd door agrarisch gebruik. In het verleden heeft de ROB hierover al gesprekken gevoerd met de eigenaar. Staatsbosbeheer, de gemeente Meerssen en de Provincie zijn voornemens het villaterrein te behouden en te ontwikkelen. Het accent zal liggen op natuurontwikkeling en past daarmee perfect in het concept van de hiervoor geschetste cultuur-natuuras.In het ontwikkelingsplan zal de cultuurhistorie van de villa niet op basis van (gedeeltelijke) reconstructie, zoals in Voerendaal, aanschouwelijk gemaakt worden maar door middel van een landart-project. Dit wordt gecombineerd met informatieverstrekking ter plaatse (zo mogelijk in de vorm van een virtuele visualisatie), en opname in een educatief programma voor scholen.

Betrokken partijen: gemeente Meerssen, eigenaar, Provincie Limburg, Staatsbosbeheer, ROBKostenindicatie: hoog (> € 100.000)Realisatietermijn: middel (2008 - 2010)

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 95

96 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 97

4. Archeopark Villa Voerendaal

De grootste ons bekende Romeinse villa op Nederlands grondgebied lag in Voerendaal. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw is op uitgebreide schaal archeologisch onderzoek verricht. Het villacomplex vormde een rechthoek van maar liefst 264 bij 172 meter. Op dit terrein stonden al omstreeks 50 v. Chr. eenvoudige inheemse houten gebouwen. De bewoners bereikten een zekere welstand en bouwden in het midden van de eerste eeuw n. Chr. de eerste villa van 27 bij 20 meter. De villa in Voerendaal werd steeds verder uitgebreid, totdat in de bloeiperiode (van het begin van de tweede eeuw tot het einde van de derde eeuw) het front van de villa een totale lengte van 190 meter had bereikt. Het hoofdgebouw was toen 40 meter breed. Politieke en militaire problemen aan het einde van de derde en in het midden van de vierde eeuw maakten een einde aan de bloei van de villa. Toch was er sprake van continue bewoning. Rond de grote landbouwschuur ontstond een klein Fran-kisch dorp met houten huizen. Het laatste stenen gebouw moet in het begin van de vijfde eeuw zijn afgebrand. Pas in de achtste eeuw hebben de laatste inwoners van het dorp de nederzetting verlaten.In 1989 is een Design and Feasibility Study verricht door Heritage Projects uit York (UK). Het project ging uit van gedeeltelijke reconstructie van het villacomplex, het oprichten van een bezoekers- en infor-matiecentrum en een doorlopende opgraving die in scène was gezet. Het project is niet uitgevoerd en het rapport is in een la verdwenen. Gelet op het succes van dergelijke projecten met Romeinse villa’s in onder andere Frankrijk, België, Luxemburg en Duitsland, is het wenselijk het plan voor reconstructie van de villa van Voerendaal weer op te pakken. Het project in Borg (D) kan daarvoor als aansprekend voorbeeld dienen.Dit project kan de vorm krijgen van een Archeopark, een openluchtmuseum waarin het gebouwen-complex en de bijbehorende akkers worden gereconstrueerd en experimenteel geëxploiteerd. Oude graansoorten worden opnieuw geïntroduceerd (thema: Romeins Zuid-Limburg als graanschuur). Het leven op een Romeinse herenboerderij, de bedrijfsvoering en de landinrichting worden inzichtelijk en beleefbaar gepresenteerd.

Romeinse villa Borg (D)

98 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Reconstructie van het hoofdgebouw (bijvoorbeeld als leerproject, vergelijkbaar met de authentieke herbouw van het VOC-schip De Batavia), gekoppeld aan een traditioneel agrarisch grondgebruik en inrichting van het landschap geven een fantastisch beeld van het leven in en functioneren van de Ro-meinse villa. In of bij de villa kunnen meerdere functies worden ondergebracht, zoals een museum, evenementen- en expositieruimte, Romeins restaurant, badcomplex, historische fi lmzaal, Romeinse productenwinkel (waaronder Romeins brood die bij de villa kan worden gebakken), kinderboerderij, conferentieoord, massagehuis, concertzaal, kuuroord et cetera. De continue opgraving ter plaatse geeft inzicht in methoden en technieken van de archeoloog en maakt van Villa Voerendaal een unieke dag-attractie.

Betrokken partijen: Provincie Limburg, gemeente Voerendaal, terreinbeheerdersKostenindicatie: hoog (> € 100.000)Realisatietermijn: lang (2010 - 2012)

Gidsplan Museaal Villalandschap VoerendaalHet complex van villa’s ten noorden van Voerendaal met daarbij inbegrepen de Villa Voerendaal kan de status krijgen van museaal villalandschap. Alle ingrediënten daarvoor zijn aanwezig. Het plateaucom-plex met verschillende beekdalen (Hoensbeek, Retersbeek, Luiperbeek, Bissebeek, Hulsbergerbeek) alle uitmondend in de Geleenbeek, vormt een unieke samenhangende landschappelijke constellatie die tot op de dag van vandaag exemplarisch is voor het Romeinse villalandschap. De biografi e van de gelaagde historie is eenvoudig waarneembaar dan wel herkenbaar te maken. Dit unieke ensemble zou voor de cultuurtoerist ontsloten en ontwikkeld moeten worden. Het project Gidsplan Museaal Villalandschap Voerendaal kan dienen als proeftuin voor de ontwikkeling van een mogelijk groter museaal villalandschap.

Intergemeentelijk Erfgoedplan VillalandschapDe gemeenten Voerendaal Valkenburg, Nuth en Meerssen kunnen een erfgoedplan ontwikkelen waarin

romeins brood

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 99

onder andere het systeem van landinrichting en agrarische occupatie in de Romeinse tijd beleefbaar wordt gemaakt en vergeleken met de hedendaagse landinrichtingsproblematiek. Het archeologisch onderzoek naar het villacomplex in Voerendaal is ondermeer bedoeld om kennis te vergaren van de toenmalige landinrichtingsprincipes. Dat is tevens een belangrijke doelstelling van de experimentele bedrijfsvoering in het toekomstige Archeopark Villa Voerendaal. De ervaringen opgedaan met het Gidsplan Museaal Villalandschap Voerendaal kunnen gebruikt worden bij opstellen van het erfgoedplan. De Villa Voerendaal zal, wanneer ze eenmaal gedeeltelijk gerecon-strueerd is, een grote gebiedstrekker vormen. Vanuit de villa kunnen toeristen geprikkeld worden om het hele ‘museale villalandschap’ te exploreren en de samenhang met de Via Belgica te ontdekken. Waardoor de cultuurtoerist gast wordt in alle betrokken gemeenten.

100 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 101

5. Voerendaal, de weg gereconstrueerd

Voerendaal is een van de weinige locaties in het landelijke gebied waar de Via Belgica over grotere afstand archeologisch is waargenomen. Het is ook de enige plek waar men over de weg zou kunnen lopen of fi etsen. Daarmee is dit deel van het traject vanuit de beleving van de Via Belgica als historische weg een absoluut hoogtepunt. Hoewel het eigenlijke profi el van de weg niet breder dan tien meter is, is het raadzaam om een bredere strook (bijvoorbeeld 50 meter aan weerszijden) een beschermde Rijksmonumentale status te geven en/of dubbel te bestemmen (zie 4.2.2 Juridisch-planologisch). Omdat deze locatie zo belangrijk is, uniek voor de Via Belgica, is het wenselijk na te gaan of op korte termijn het eigendom kan worden verworven door de gemeente of door andere organisaties, zoals de Vereniging Natuurmonumenten en Staatsbos-beheer. Reconstructie van de Romeinse weg is de meest krachtige, tot de verbeelding sprekende oplossing, omdat je alleen dan pas echt de authentieke weg kunt volgen. Langs de weg kan worden aangeduid waar het ‘lakprofi el’ van de weg genomen is en dat het in het Thermenmuseum geëxposeerd wordt. Zolang reconstructie niet mogelijk is, kan naar Engels voorbeeld een recht van overpad (public footpath) worden ingesteld. Voorwaarde, zowel bij reconstructie als public footpath, is wel dat de bezoeker op een logische manier naar en van het historische spoor van de Via Belgica geleid wordt. Blijkt ook dat niet mogelijk dan zou de weg tenminste herkenbaar en beleefbaar gemaakt moeten worden ter plaatse van snijpunten met hedendaagse wegen. De Via Belgica kan zodanig gemarkeerd worden, dat de weg en de eindpunten van gevonden wegonderdeel goed waar te nemen zijn vanaf het viaduct over de snelweg Maastricht-Heerlen (A79). Hier ontstaat de unieke gelegenheid om de weg over gro-tere lengte te overzien, met behulp van archeokijkers aan beide zijden van het viaduct.Ten behoeve van treinreiziger, automobilist, fi etser, huifkartoerist, ruiters en wandelaars kunnen routes worden uitgezet, parallel aan het historische spoor van de Via Belgica.

Betrokken partijen: gemeente Voerendaal, terreinbeheerders en grondeigenaren, Provincie Limburg, organisaties die zich bezighouden met behoud en beheer van cultuur en natuurKostenindicatie: hoog (> € 100.000)Realisatietermijn: kort (2006 - 2008)

102 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

fragment uit “Masterplan Grünmetropole”, Industrielle Folgelandschaft des Nordraumes der DREI-LÄNDER-REGION met projectie van de Via Belgica

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 103

6. Rimburg-Baesweiler, Vici Romani

Bij Rimburg zijn naast delen van Via Belgica ook resten gevonden van een Romeinse brug over de Worm en funderingen van een Romeins straatdorp (vicus). Opmerkelijk is dat het huidige Rimburg nog steeds een straatdorp is, waarvan de oudste gebouwen uit de Middeleeuwen dateren. Enkele kilome-ters verder Duitsland in, bij Baesweiler, is een tweede straatdorp aan de Via Belgica gevonden. Deze twee sites bieden een ideale mogelijkheid de Romeinse geschiedenis grensoverschrijdend gestalte te geven.Inmiddels is overeenstemming bereikt om, in het kader van de Via Belgica, een masterplan te ontwikke-len voor een binationaal archeologiepark. Het ligt voor de hand dat de betrokken gemeenten Landgraaf, Ubach-Palenberg (D) en Baesweiler (D) een intergemeentelijk samenwerkingsverband formeren. Dat samenwerkingsverband zou op zijn beurt een stichting in het leven kunnen roepen, die een landschaps-corridor ontwikkelt; een ruimtelijk kader waarbinnen het archeologiepark wordt opgenomen. Dit autonome Via Belgica-project kan worden aangepakt als een Euregionale-project. Maar het zoekt ook aansluiting bij andere Euregionale projecten, die onder andere betrekking hebben op Rimburg en opent daarmee mogelijkheden voor synergie. Een project waarvan de uitvoering voorrang verdient, is het Archeopark Vici Romani, op de locatie Rimburg. Dit project geeft de continuïteit van de Romeinse weg op Duits grondgebied vorm en inhoud. Bovendien kan het dienen als gastvrije poort bij de landsgrens en verwijzen naar het Archeopark op de locatie Baesweiler. Een ander project, dat direct met het Archeopark Rimburg samenhangt, is een Archeo-informatiecen-trum annex themamuseum aan de rand van het oude straatdorp aan Nederlandse zijde. Een dergelijk centrum houdt toeristen langer vast en nodigt uit om het fraaie straatdorp te ontdekken. De monumen-tale hoeveboerderij ter plaatse lijkt daarvoor bij uitstek geschikt. Aan de Duitse zijde liggen ook twee geschikte locaties: de Rimburgerhof en het Schloss Rimburg. Het Archeo-informatiecentrum annex themamuseum kan de kaartjes verkopen voor het Archeopark en thema’s behandelen waarin aspecten

de opgravingssleuf (1970) van de weg bij Rimburg

104 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 105

van het Romeinse verleden worden vergeleken met het heden, zoals het straatdorp toen en nu, weg- en waterbouw en het verzorgen van reizigers en passanten.Andere projecten die binnen de landschapscorridor Rimburg-Baesweiler nadere uitwerking kunnen krij-gen zijn:• Thematisch erfgoedplan Via Belgica• Museaal Landschap: Rimburg is een prachtig voorbeeld van een authentiek straatdorp (be- schermd dorpsgezicht) in een authentieke landschappelijk setting. Een uniek ensemble, dat het ontsluiten meer dan waard is en uitstekende kansen biedt voor een brede toeristisch- educatieve en toeristisch-economische ontwikkeling. Karakteristieke dorpsgezichten, monumentale gebouwen alsmede de hoge potentie op het ge- bied van de ecologie, fl ora en fauna in het asymmetrische Wormdal met steile en fl auwe hel- lingen, de hooggecultiveerde open akkers op de plateaus; dit alles biedt een onuitputtelijke bron voor het vertellen van de biografi e van Zuid-Limburg.• Onderzoek naar historische wegen: nadere wetenschappelijke opgravingen naar het verloop van de Via Belgica en de andere Romeinse wegen die radiaalsgewijs bij de Romeinse brug over de Worm samenkomen. Onderwerp van onderzoek zijn tevens de lokale wegen die de villa’s en landerijen ontsluiten. Dit alles levert kennis op over de Romeinse wegenbouw, die een belangrijk educatief thema kan zijn in het Archeopark.

Betrokken partijen: gemeente Landgraaf, ROB, Provincie Limburg, Waterschap Roer en Overmaas, Kreis Aachen, Übach-Palenberg, Baesweiler, EuRegionale 2008 Agentur GmbH Kostenindicatie: hoog (> € 100.000)Realisatie: middel (2008– 2010)

106 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

7. Mijlpalen als landmarks

De zes ontwikkellocaties hiervóór zijn geselecteerd uit een hele reeks van bijzondere gebouwde ob-jecten of concentraties van bouwobjecten die in potentie allemáál geschikt zijn om uit te werken in pro-jectvoorstellen. Wellicht zullen enkele daarvan in de toekomst nog ontwikkeld worden, maar de meeste zullen daar nooit aan toe komen. En dan zijn er de talloze vondstlocaties van voorwerpen zoalswapenrustingen, gebruiksvoorwerpen, religieuze artefacten et cetera, waarvan het merendeel naar mu-sea is overgebracht. Dit voorstel richt zich juist op de locaties die vooralsnog geen kans maken op ontwikkeling, maar wel een bijzonder interessant verhaal te vertellen hebben en daarenboven eenvoudig aan te wijzen zijn in het veld. Deze interessante locaties krijgen een markering in het landschap; ze worden voorzien van landmarks in de vorm van een vandalismebestendige roestvrijstalen zuil, die naar analogie van de mijl-paal informatie verstrekt aan de reiziger. Dit gebeurt door middel van teksttableaus, gesproken tekst (praatpaal) of GPS-informatie (oplaadpunt). Uiteraard zijn de mijlpalen opvallend getooid met het Via Belgica-logo en vormgegeven in overeenstemming met het Handboek Huisstijl Via Belgica (zie hierna). De inhoudelijke informatie betreft de historische achtergrond en archeologische details plus een ver-wijzing naar het museum waar de vondst te zien is. Omgekeerd geeft het museum bij het betreffende artefact aan, op welke plek het aangetroffen is.

Betrokken partijen: Provincie Limburg, gemeenten, industrieel ontwerper, historicus, tekst- schrijverKostenindicatie: middel (€ 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: kort (2006 - 2008)

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 107

8. Handboek huisstijl Via Belgica

Het is wezenlijk dat de Via Belgica en alles wat ermee samenhangt, één stijl, één sfeer ademt. Producten of projecten die onder de vlag van de Via Belgica ontwikkeld worden, zouden inhoudelijk overeen moeten komen met de gestelde doelen en de gekozen strategieën. Er moet dus een uniforme, samenhangende presentatie komen van alle producten, die het merk Via Belgica voeren: correspondentie, mailings, uitnodigingen, brochures, website, nieuwsbrieven, rap-porten/onderzoeksverslagen, boeken, reisgids, routekaarten, reclames, arrangementen, exposities, bewegwijzeringsysteem, informatiedragers (zoals de ‘mijlpaal’), naamborden, Via Belgica-schildje (par-ticiperende horeca), picknicksets met informatietableau in het tafelblad, visualisaties in het veld (illustra-ties, pictogrammen en animaties aan de hand waarvan het verhaal verteld wordt). Het Handboek huisstijl Via Belgica geeft uniforme richtlijnen waaraan producten moeten voldoen.Vooralsnog is het reeds gepresenteerde logo van de gestileerde Romeinse sandaal (calliga) uitgangs-punt. Op termijn is internationale afstemming van huisstijl en logo vanzelfsprekend noodzakelijk.

Betrokken partijen: Provincie Limburg, gemeenten, musea, terreinbeheerders, horecaKostenindicatie: middel ( € 50.000 - € 100.000) - hoog (> € 100.000)Realisatie: middel (2008 – 2010)

108 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

9. Via Belgica website

De Via Belgica is een breed en complex traject. Informatie en de wijze waarop die verwerkt, aange-boden en beheerd wordt, zijn essentieel voor een succesvolle ontwikkeling. Dat een internationaal georiënteerde website daarin een belangrijke rol kan vervullen, is evident. Deze Via Belgica website:• bevat alle mogelijke informatie en documentatie over de Via Belgica, de weggerelateerde ob- jecten en Romeins Zuid-Limburg in woord, klank en beeld; deze informatie wordt voortdurend geactualiseerd en uitgebreid;• verwijst naar of refereert aan andere plekken waar aanvullende informatie te vinden is: web- sites van musea, universiteiten, onderzoeksinstituten in binnen- en buitenland et cetera;• geeft nieuws over actuele ontwikkelingen rond de Via Belgica;• geeft toeristische informatie voor verschillende (inter)nationale doelgroepen over routes, excursies, arrangementen, accommodaties en evenementen die direct of indirect met de Via Belgica te maken hebben;• zoekt samenwerking met educatieve instellingen (bijvoorbeeld Kennisnet, Stichting voor de Nederlandse Archeologie afdeling educatie en informatisering) en voorziet in educatief materi- aal dat afgestemd is op verschillende onderwijsniveaus;• geeft informatie ten behoeve educatieve uitwisselingsprogramma’s voor studenten en onder- wijsinstellingen uit de verschillende landen;• bevat de digitale versie van de verhalenbundel voor de jeugd (zie ook Via Belgica Tales) • is internationaal georiënteerd (meertalig); • heeft een belangrijke taak in het vergroten van de naamsbekendheid (en daarmee van het draagvlak).Een werkgroep, aangesteld op instigatie van de Provincie, legt zich toe op de ontwikkeling van de web-site. Het beheer van de website is een taak van de Provincie zelf (zie Organisatie 6.1). Mogelijk kan aansluiting worden gezocht bij het beheer van gerelateerde sites (bijvoorbeeld die van de Provincie Limburg of het Thermenmuseum).

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 109

Betrokken partijen: Provincie Limburg, alle partnersKostenindicatie: laag (< € 50.000)Realisatietermijn: kort (2006 - 2008)

10. Doorlopend onderzoeksprogramma

Een goede insteek voor de verdere inbedding van het Via Belgica-concept is het vergaren van kennis door middel van voortgaand wetenschappelijk onderzoek. Niet alleen archeologisch onderzoek naar de ligging van de weg, naar villa’s, bruggen en ander Romeins erfgoed, maar bijvoorbeeld ook topony-misch (plaatsnaamonderzoek) en etymologisch onderzoek (naar herkomst van woorden). Essentieel is literatuurhistorisch onderzoek aan de hand van authentieke Romeinse bronnen, speci-fi ek gericht op de Via Belgica en Romeins Zuid-Limburg. Die bronnen kunnen niet alleen waardevolle historische gegevens opleveren, maar ook allerlei anekdotes die een plaats in de verhalenbundel (zie Via Belgica Tales) kunnen krijgen. Belangrijke Romeinse geschiedschrijvers zijn Tacitus, Gaius Julius Caesar, Plinius Maior, Velleius Paterculus en Vitruvius.Wie meer weet, ziet meer. De Romeinse geschiedenis is zonder professionele begeleiding niet of nau-welijks afl eesbaar in het landschap. Dat landschap geeft zijn geschiedenis dan ook eerder en gemakke-lijker prijs aan hen die goed geïnformeerd het veld ingaan. Elke nieuwe vondst biedt bovendien de mogelijkheid publicitair fl ink uit te pakken en de Via Belgica te promoten. En bij elke vondst wordt het verhaal weer een stukje completer.Het onderzoek moet uiteraard wetenschappelijk verantwoord zijn en professioneel worden uitgevoerd. Langetermijnafspraken met universiteiten en hogescholen zijn daarbij essentieel.

Betrokken partijen: Provincie Limburg, universiteiten, hogescholen en andere onderwijs- en onderzoeksinstellingen, gemeentenKostenindicatie: middel (€ 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: doorlopend vanaf 2006

Tacitus

110 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

11. Gemeentelijk erfgoedplan Via Belgica

Om het cultuurhistorisch erfgoed – met name de archeologie – te verankeren in de ruimtelijke ordening en de toeristisch-educatieve waarde ervan te expliciteren en te visualiseren in het landschap, kunnen gemeenten gebruik maken van een zogenaamd erfgoedplan. Een gemeentelijk erfgoedplan inventari-seert en waardeert het eigen cultuurhistorische erfgoed, geeft het integrale beleidskader aan waarbin-nen nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd kunnen worden en vormt vooral een belangrijk toetsingsinstru-ment. Via Belgica-buurgemeenten zouden – bij voorkeur gezamenlijk – thematische erfgoedplannen kunnen opstellen, die specifi ek gericht zijn op behoud en ontwikkeling van de Via Belgica en de daaraan gerelateerde objecten. In de Gelderse gemeente Overbetuwe is een dergelijk thematisch erfgoedplan, specifi ek gericht op het Romeinse erfgoed, enthousiast ontvangen door bevolking en ondernemers, en in juni 2005 vastgesteld door de Raad. Essentieel voor deze thematische erfgoedplannen is een uniforme standaard, waardoor ze uiteindelijk kunnen worden samengevoegd tot een overkoepelend regionaal erfgoedplan. De Provincie zal de ge-meenten hiertoe stimuleren en ondersteunen. Die standaard is zodanig van opzet dat later, op eenvou-dige wijze, oudere en jongere periodes (steentijd, brons- en ijzertijd, middeleeuwen) kunnen worden geïntegreerd. Daarmee wordt versnippering voorkomen.Met een dergelijk erfgoedplan kunnen gemeenten in de Via Belgica participeren en op die manier een eigen ‘Romeinse’ cultuurtoeristische identiteit ontwikkelen. In het kader van een erfgoedplan kunnen gemeenten projecten en producten uitwerken in samenwerking met het Thermenmuseum (correlatie museum - museaal landschap; zie 4.2.2 Ruimtelijke ontwikkeling en cultuurplanologie).

Betrokken partijen: gemeenten Maastricht, Meerssen, Valkenburg, Heerlen, Provincie Limburg Voerendaal en LandgraafKostenindicatie: middel ( € 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: middel (2008 – 2010)

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 111

12. ‘Via Belgica tales’

Maak een raamvertelling voor de jeugd naar het voorbeeld van de ‘Canterbury tales’. Een anekdotische verhalenbundel met een sterk educatieve inslag: een fysiek boekwerk voor op school of onderweg en een pendant op internet (Via Belgica Website). Daaraan worden gekoppeld lesbrieven, ‘web-quests’ (in-ternetzoekopdrachten), werkstukopdrachten, bezoeken aan musea (Thermenmuseum als kenniscen-trum) en archeoparken, routeverkenningen in museale landschappen en verwijzingen naar authentieke vindplaatsen en informatiebronnen. Verbindend element in de vertelling zijn een koopman en een soldaat, als symbool van de belangrijk-ste functies van de Via Belgica: militaire weg en transportroute. De hoofdrolspelers beleven steeds nieuwe, opzichzelfstaande avonturen. Elke episode biedt aanknopingspunten om de biografi e van de Via Belgica, (het landschap, de mensen de er woonden, de economische en militaire omstandigheden) te vertellen. Het boekwerk kan er een zijn in afzonderlijk te verzamelen delen, die verkrijgbaar zijn bij musea, ar-cheo-infopunten in de archeoparken en ‘Romeinse’ horeca. Het is royaal geïllustreerd met onderdelen in stripvorm, waardoor de archetypen van koopman en soldaat meer tot de verbeelding spreken.

Betrokken partijen: Thermenmuseum, educatieve instellingen, gemeenten, Provincie Limburg Kostenindicatie: middel (€ 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: middel (2008 – 2010)

13. Reisgids Via Belgica

Beschrijf de transnationale cultuurroute Via Belgica en haar bijzondere locaties in een handzame reis-gids met een overzichtelijke kaart van de totale route en deelkaarten van de onderscheiden regio’s. Deze gids bevat alle mogelijk inhoudelijke informatie en informatiebronnen over de weg en de weg-gerelateerde objecten. En daarnaast natuurlijk alle relevante informatie en informatiebronnen over alle

112 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

thematische ‘Romeinse’ toeristische accommodaties zoals bijvoorbeeld erfgoedlogies, herbergen en restaurants. De reisgids met routekaart wordt in meerdere talen aangeboden en zou om de paar jaar moeten worden geactualiseerd.

Betrokken partijen: Provincie Limburg (NL), Duitsland (LVR), België, FrankrijkKostenindicatie: middel (€ 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: middel (2008 – 2010)

14. Via Belgica Marathon

De Via Belgica als universeel cultuurhistorisch toeristisch product heeft onmiskenbaar baat bij interna-tionale naamsbekendheid. Om de merknaam Via Belgica breed in de markt te zetten kan Zuid-Limburg het voortouw nemen. Zo kan jaarlijks een Via Belgica Marathon en/of een Via Belgica Wandeltwee-daagse worden georganiseerd. De Romeinse heirbaan die door Zuid Limburg loopt is circa 40 km lang. De perfecte lengte voor een hardloopparcours, met de start in de grensplaats Rimburg en de fi nish in Maastricht. Op deze wijze krijgt Maastricht een marathon met op den duur, net zoals die van Rotterdam en Amsterdam, een internationale uitstraling. Simultaan verwerft de Via Belgica internationale bekend-heid bij een breed (wandelend/hardlopend) publiek; een tactische vorm van branding.Tenslotte kunnen ook andere sportieve toepassingen bedacht worden, bijvoorbeeld een fi etstocht van Keulen naar Boulogne-sur-Mer.

Betrokken partijen: evenementenorganisaties, gemeenten, Provincie Limburg Kostenindicatie: middel (€ 50.000 - € 100.000)Realisatietermijn: middel (2008 - 2010)

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 113

6. Instrumentarium

6.1 ORGANISATIE

CoördinatieHet is de bedoeling dat gemeenten, organisaties en ondernemers uit het gebied zelf projectvoorstellen aandragen. De Provincie heeft vooral een proces- en regietaak. Dat wil zeggen dat de Provincie de uitvoering van de visie coördineert en daarbij zorg draagt voor sturing, advies en begeleiding.Taken zijn onder andere: • Kwaliteitsbewaking visie; • Internationale betrekkingen; • Informatievoorziening; • Websitebeheer; • Toetsing nieuwe projecten; • Redactiecommissie/verhaallijncommissie. Aansluiten bij bestaande organisatiestructuurTen behoeve van de ontwikkeling van de Via Belgica kan worden aangehaakt bij de organisatiestruc-tuur van Plattelandsontwikkeling Zuid-Limburg, die bestaat uit een provinciale adviescommissie, een programmamanagement en gebiedscommissies. Daarnaast kan de decentralisatie van het budget Actieplan Cultuurbereik (ACB) leiden tot de ontwikkeling van jaarprogramma’s, waarbij projecten in het kader van de Via Belgica al in een vroeg stadium door de regio’s kunnen worden aangedragen.

114 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Op die manier wordt voorkomen dat er losse of overlappende initiatieven worden genomen zonder enige samenhang of visie. De Via Belgica wil immers een verbindend element zijn in de diverse ont-wikkelingen die werkzaam zijn in Zuid-Limburg.

6.2 COMMUNICATIE VIA BELGICA

‘Over enkele jaren gaat u, nieuwsgierig gemaakt door berichten via pers of andere publica- ties, naar de website www.viabelgica.nl. Hier vindt u alle informatie rond de route die u nodig hebt om een aantal prettige dagen door te brengen op historische grond. Dit betekent dat u alle archeologische informatie kunt vinden in meerdere niveaus qua wetenschappelijke diep- gang. Er zijn links met de in het gebied aanwezige musea. Ook de meer platvloerse gegevens die het historische leven prettig maken zoals hotels (erfgoedlogies), restaurants, cafés vindt u op de site’. (Overdrachtsdocument Jules Korn, voormalig projectleider Via Belgica; september 2004)

Communicatie op drie niveaus• Het eerste niveau is dat van de communicatie met de uiteindelijke bezoekers van de Via Bel- gica. • Het tweede niveau is dat van de communicatie met alle organisaties die bij de ontwikkeling, het beheer en de exploitatie van de Via Belgica betrokken zijn: Provincie, gemeenten, ondernemers en organisaties uit de toerisme- en recreatiebranche, (vrijwilligers)organisaties voor cultureel erfgoed en natuurbehoud, onderwijsorganisaties, musea en andere educatieve instellingen. Communicatie met deze organisaties is zo belangrijk vanwege het organische karakter van het project: er is een voortdurende spin-off aan steeds weer nieuwe, tijdelijke

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 115

dan wel permanente deelprojecten (evenementen, tentoonstellingen, interessante sites, edu- catieve programma’s). • Het derde niveau is dat van de communicatie die plaatsvindt om internationale organisaties bij de ontwikkeling van de Via Belgica te betrekken. In eerste instantie zal het vooral om over- heden en publieke instellingen (musea, universiteiten, organisatoren van cultuurhistorische evenementen) gaan. De communicatie met deze groep zal er dan ook voornamelijk op gericht zijn allerlei vormen van samenwerking te stimuleren.Er moet dus gestreden worden op drie communicatieve fronten. Elk front heeft zijn eigen doelstelling, zijn eigen doelgroepen en zijn eigen strategie. Toch lopen die strategieën voor een belangrijk deel paral-lel. En de middelen vallen voor een groot deel samen.

Draagvlak creëren, enthousiasmeren en stimulerenEen absolute voorwaarde voor het succes van de Via Belgica is dat het project en alle activiteiten en initiatieven die in het kielzog ervan ontplooid worden, breed gedragen worden. Natuurlijk door de lokale en (eu)regionale bevolking, maar vooral door de hierboven genoemde (nationale én internationale) organisaties en instellingen. Want alleen met hun steun, hun initiatieven, hun begeleiding of daadwer-kelijke deelname komen projecten daadwerkelijk van de grond. Anders gezegd: het draagvlak voor de Via Belgica zou verder moeten worden uitgebouwd en vergroot.Gerichte communicatie moet organisaties en instellingen enthousiast maken en ze stimuleren om mee te doen, in welke vorm dan ook. Dat communicatieve proces is al in gang gezet bij de start van het project: organisaties zijn gepolst en benaderd, en ze zijn uitgenodigd voor uitgebreide presentaties tijdens welke ze geprikkeld werden hun bijdrage te leveren. Bovendien zijn tijdens het visietraject al vier digitale nieuwsbrieven uitgebracht. Dat proces van stimuleren en enthousiasmeren houdt niet op straks bij de offi ciële, publieke start van de Via Belgica. Het moet blijven doorgaan, dat is inherent aan dit project.Met al die organisaties zal dus geregeld contact moeten worden gezocht. Dat zou kunnen via een peri-

116 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

odieke (al dan niet digitale) nieuwsbrief die de doelgroep enthousiast en betrokken op de hoogte houdt van de nieuwste ontwikkelingen rond de Via Belgica. En als er bijzondere evenementen zijn, als project-en offi cieel van start gaan of worden afgesloten, moeten de doelgroepen daarvoor een aansprekende uit-nodiging krijgen. Ook free publicity is een probaat middel om aandacht voor de Via Belgica te ge-nereren en de doelgroepen te prikkelen en aan te zetten tot deelname of de ontwikkeling van eigen initiatieven. We komen hier bij de middelen nog op terug.

Naamsbekendheid uitbouwenHoewel de naam Via Belgica in de regio redelijke bekendheid geniet, is daarmee niet gezegd dat mogelijke internationale partners de term voetstoots zullen accepteren en overnemen. Toch is de ver-wachting dat er rond de naamgeving geen echt probleem meer zal ontstaan. De term Via Belgica bestaat immers al meer dan vijf jaar en wordt ook op bestuurlijk niveau in België en Duitsland gebruikt – en dus erkend. Bovendien is tot op het moment van de visievorming ook vanuit de buurlanden geen alternatieve naam naar voren gebracht, die serieus met de term Via Belgica kan concurreren. De kans daarop wordt ook steeds geringer naarmate de Via Belgica zich nadrukkelijker weet te manifesteren en te profi leren. Wanneer er in Limburg voldoende aansprekende Via Belgica-projecten van de grond komen, verwerft de Via Belgica zich zulk een ruime naamsbekendheid dat straks niemand meer om de term heen kan, ook niet in de andere Via Belgica-landen.Voorop staat dan ook dat de Via Belgica een begrip moet worden, ook buiten Limburg. Het Via Belgica-tracé dat straks te volgen is via uitgezette routes, moet tot de verbeelding gaan spreken, gaan ‘leven’ bij het grote en brede publiek. Dat grote publiek is een uiterst divers gezelschap, variërend van de regio-nale bevolking, schooljeugd, studenten en professioneel geïnteresseerden tot recreanten en toeristen uit binnen- en buitenland. Het zou straks zó moeten zijn dat al deze mensen weten wat de Via Belgica inhoudt. Maar dat niet al-leen, ze moeten er ook nog eens positief over zijn. Dat is een communicatieve doelstelling met zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 117

In kwantitatieve zin gaat het om relatieve naamsbekendheid: hoeveel mensen uit die hele brede doel-groep kennen de Via Belgica? Daar kunnen concrete, meetbare resultaten aan verbonden worden. Zo kunnen afspraken worden gemaakt over de relatieve naamsbekendheid die binnen een bepaalde ter-mijn onder de doelgroep bereikt zou moeten worden. Stel dat de gewenste naamsbekendheid 35% moet zijn, binnen drie jaar. Na een aanvankelijke nulmeting wordt de naamsbekendheid drie jaar later opnieuw gemeten om te zien hoe die zich ontwikkeld heeft.

Waardering net zo belangrijkMaar het bereiken van een ruime naamsbekendheid is niet het enige dat wordt nagestreefd. De Via Belgica moet ook positief gewaardeerd worden. Als mensen uit die ontzettend brede doelgroep over de Via Belgica praten, zou dat moeten gebeuren in typeringen als interessant, boeiend, leerzaam, speels, gezellig, divers, leuk, verrassend, wetenschappelijk verantwoord, professioneel. Een onderzoek naar de naamsbekendheid zoals we dat hiervoor bespraken, kan ook vragen bevatten die te maken hebben met de appreciatie van de Via Belgica: de doelgroep zou dan kunnen aangeven of en in welke mate de Via Belgica ook werkelijk ‘interessant, boeiend, leerzaam (et cetera)’ is.Alle berichtgeving en andere uitingen over de Via Belgica zullen consequent en consistent bij moeten dragen aan het gewenste imago, niet alleen inhoudelijk maar ook qua uitstraling. Daarin spelen een ver-trouwenwekkende professionaliteit, een gelijkgestemde, projectbrede aanpak en een onderscheidende, aansprekende huisstijl een niet te onderschatten rol. Wat dat laatste betreft is er al een eerste stap gezet met de ontwikkeling van het Via Belgica logo.

Publicitaire mogelijkheden zo veel mogelijk benuttenIn de communicatie naar het grote publiek worden voortdurend verwachtingen gewekt (‘interessant, boeiend, spannend’ et cetera). Maar als de Via Belgica niet aan die verwachtingen voldoet, is dat bij-zonder kwalijk voor het imago van project. De belangrijkste indicatie voor het succes van de route is dan ook de mate waarin de doelgroep de Via

Archeonet; site met archeologisch nieuws

118 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Belgica en alle bijbehorende projecten (internetsite, locaties en attracties) bezoekt en gebruikt. Het ima-go van de Via Belgica moet dus met de nodige zorg, realiteitszin en zorgvuldigheid worden opgebouwd. Onder meer door de naam en waar die voor staat, zo vaak en zo positief mogelijk onder de aandacht te brengen. Bijvoorbeeld door activiteiten en evenementen die het project betreffen (deelprojecten, nieuws en actualiteit) of zich in hetzelfde Romeinse interesseveld (tentoonstellingen, openingen, speciale col-lecties) bevinden – publicitair zoveel mogelijk te benutten.Dit soort publieke aandacht heeft ook zijn voordelen voor de communicatie met de doelgroep van mogelijk deelnemende organisaties en instellingen. Ze vergroot immers de bekendheid en de populari-teit van het project; voor de genoemde organisaties wordt het daardoor des te interessanter om op die populariteit mee te liften.In dat licht bezien, overlappen de drie niveaus van communicatie elkaar voor een deel en dus kunnen ook de middelen deels samenvallen. Dat is niet alleen nuttig, maar ook fi nancieel aantrekkelijk.

MiddelenWanneer eenmaal zekerheid bestaat over de verdere ontwikkeling van de Via Belgica – de aanpak, de ontwikkelingsperspectieven, de specifi eke projecten, het beschikbare budget – én over wijze waarop het beheer en de beheerorganisatie worden ingericht, kan meer project- en doel(groep)specifi ek worden ingegaan op het in te zetten instrumentarium. Daarbij gaat het onder meer om de volgende middelen:• Logobeeldmerk met bijpassende huisstijl: logo is inmiddels ontworpen en gepresenteerd (be- vordert professionaliteit en daarmee vertrouwen);• Het Via Belgica E-zine (informeren, stimuleren, enthousiasmeren);• Website: op termijn meertalige Via Belgica portal (informeren, naamsbekendheid vergroten, aanzetten tot gebruik/bezoek/deelname); ook kan een website-versie voor handcomputer of smarttelefoon worden opgenomen, waarmee op locatie inhoudelijke archeologische en toe- ristische informatie kan worden opgevraagd (zie ook 4.2.2 Ruimtelijke ontwikkeling: Museaal fragment uit E-zine 2

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 119

Landschap);• Free publicity (informeren, stimuleren, enthousiasmeren, draagvlak creëren, naamsbekend- heid bevorderen): berichten in lokale en regionale media zoals kranten, radio, TV (L1) en spe- cial interestbladen (National Geografi c, Quest et cetera);• Campagne Radio, TV, print, mupi’s etc (informeren, naamsbekendheid vergroten aanzetten tot gebruik);• Documentaire(serie): een populair-wetenschappelijke documentaire in de traditie van National Geographic, BBC en Discovery met als thema de Pax Romana en het turbulente einde daarvan. De Via Belgica komt daarin uiteraard aan de orde. Samenwerking tussen omroepen en televisiestations (L1, KRO, TELEAC, VRT, BRT, WDR, TV5 et cetera.) zou kunnen resul- teren in een documentaire(serie) over de Via Belgica zelf.• Het zelf of doen organiseren van evenementen, excursies, (voortgangs)tentoonstellingen en andere interessante, prikkelende activiteiten (de Via Belgica-bus of -trein; de Via Belgica- marathon; de fi etstocht Keulen-Boulogne-sur-Mer, beter bekend als de Via Belgica-tocht);• Ontwikkelen van een onderscheidende eigen lijn van documentatiemateriaal, zoals bro- chures, fl yers, (route)kaarten – verkrijgbaar niet alleen bij musea en VVV maar ook bij ge- meentehuizen, theaters, hotels en pensions – en een Via Belgica-boek (informeren, enthousi- ast maken, professionele uitstraling bevorderen, aanzetten tot gebruik); • Ontwikkelen van een onderwijsprogramma. Behalve de onderwijsinstellingen zouden ook de verschillende Romeinse musea hierin een belangrijke bijdrage kunnen vervullen.

120 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

hoeve Ten Hove tegenover Villa Voerendaal

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 121

7. Verantwoording

7.1 SAMENSTELLING BUREAUTEAM, PROJECTGROEP PROVINCIE, RAAD VAN WIJZEN EN SPECIALISTEN

Bureauteam van DLA+, ADC Heritage, Route IV en Einder CommunicatieHarry Derks senior landschapsarchitect BNTNoud Klaassen juridisch planoloogLaura Kooistra biologisch archeoloog BIAX ConsultRogier van der Weiden illustrator/vormgeverRobbert van Antwerpen illustrator/vormgeverPaulien Varkevisser junior landschapsarchitect

Marc Kocken archeoloog/senior adviseurAnton Cruysheer archeoloog/junior adviseurSacha Mudde architectuurhistoricus/junior adviseurRoel Verstaen geschiedenisdidacticus/mediëvistHans Renes historisch geograaf/docent VU Amsterdam en Universiteit Utrecht

Rob van Ham planoloogJan van Haaren recreatieplanoloogSjoerd Zegers planoloog

Teun Boumans communicatieadviseurPieter van Kesteren tekstschrijver/communicatieadviseurClaudia Verbeeck grafi sch vormgever

122 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Projectgroep ProvincieGuido Claessens projectmedewerker afd. Groen, projectleider Via BelgicaGert-Jan van der Westen beleidsmedewerker afd. GroenJan Houwen beleidsmedewerker afd. Ruimtelijk BeleidRoger Paulussen beleidsmedewerker afd. Ruimtelijke OntwikkelingGemma Jansen beleidsmedewerker afd. Cultuur, Provinciaal ArcheoloogMarian Janssen beleidsmedewerker afd. Cultuur Erik Meijs beleidsmedewerker afd. Landelijke LeefomgevingMarga Poulssen-Bessems regiomanager afd. Economische Infrastructuur en ToerismeDennis Roijen medewerker GIS afd. Geo-informatie & VastgoedPeter Schrijen communicatieadviseur afd. Communicatie

Raad van WijzenWillem Willems hoogleraar Provinciaal Romeinse Archeologie Universiteit Leiden en algemeen inspecteur bij de Rijksinspectie voor de Archeologie (RIA)Frans Schouten lector Visitor Management NHTV Breda en consultant (cultuurtoerisme)Jeroen van der Vliet beleidsmedewerker educatie en informatisering bij Stichting voor de Nederlandse ArcheologieKris Förster cultuurhistoricus, medewerker Monumentenhuis Limburg m.b.t. presentatie en educatie cultuurhistorisch erfgoed

SpecialistenLinda Bogaert provinciaal archeoloog Belgisch LimburgJos Bazelmans hoofd Sector Onderzoek ROBLara Laken conservator Thermenmuseum HeerlenSjef Born medewerker Educatie en Presentatie, Thermenmuseum HeerlenKlaus Grewe archeoloog/specialist Romeinse infrastructuur en kunstwerken (D)

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 123

7.2 BRONNEN EN BEELDMATERIAAL

Literatuuroverzicht

ADC Heritage bureau voor erfgoedplanning, DLA+ landscape architects bv, RAAP Archeologisch Adviesbureau: Sleutel tot de schatkist, Erfgoedplan Overbetuwe, Amersfoort 2005.

Alberts, W.J.: Oorsprong en geschiedenis van de Limburgers, Amsterdam, Brussel, 1981.

Akker, F. van, Bentveld, G. van, Berkers, R., Haaren, J. van, Ham, R. van: De Toeristische Parkstad Limburg, Een uitdagende visie. Onderzoek door Route IV, Nijmegen, 2002.

Bakels, C., Bazelmans J. en Kocken M.: De Romeinse wachtpost op de Goudsberg, Een verslag van de opgraving, Valkenburg aan de Geul 2002, In: Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, Jaarboek 2004, Valkenburg aan de Geul, 2004.

Bakels., C.C.: The pollen diagram Voerendaal-7, in. L.I. Kooistra, Borderland Farming. Possibilities and limitations of farming in the Roman Period and Early Middle Ages between Rhine and Meuse, Assen, 139-146, 1996.

Barten, C., Mioulet, J.: De Romeinse brug tussen cuijk en Middelaar. Van ontdekking tot reconstructie, Utrecht, 1994.

Bechert, T., Willems, W.J.H.: De Romeinse Rijksgrens tussen Moezel en Noordzeekust, Utrecht, 1994.

Broesi, R., Colenbrander, B., Veldhuis, W. (red.): Limes Atlas, Rotterdam, 2005.

Bunnik, F.P.M.: Vegetationsgeschichte der Lössbörden zwischen Rhein und Maas von der Bronzezeit bis in die frühe Neuzeit, thesis Utrecht, 1990.

Carmiggelt, A.: De Limes, Archeologisch onderzoek van de Romeinse rijksgrens in Nederland, publieksfolder ROB, Den Haag, 199?.

Colenbrander, B., Dil, E. en Rodermond, J. (red.): De gewenste geschiedenis, Pleidooi voor het Limes-Programma, Uitgave van Projectbureau Belvedere, Utrecht, 2003.

Chevallier, R.: Roman roads, Batsford, London (Batsford Studies in Archaeology), 1989.

Cruysheer, A., Ginkel E. van: Archeologie Presenteren, Ervaringen, Voorbeelden, Adviezen, Kosten, Archeologie Leidraad 2, Den Haag, 2003.

Daele, B. van: Het Romeinse Leger, Leuven, 2003.

124 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

De Grooth, M.E.TH., Stuart, P. (red.): Langs de weg. De Romeinse weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen. Thermenmuseum/Bonnefantenmuseum, Heerlen/Maastricht, 1987.

Demey, D.: De Romeinse weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen, Provincie Limburg; een archeologisch onderzoek, RAAP-Rapport 924, Amsterdam, 2003.

Demey, D. en Roymans, J.A.M.: De Romeinse weg van Boulogne-sur-Mer naar Keulen, Provincie Limburg; een archeologisch onderzoek, In: Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, Jaarboek 2004, Valkenburg aan de Geul, 2004.

Es, W.A. van: De Romeinen in Nederland, Bussum 1972.

Gemeenten divers: Toerisme in Heuvelland, Meerwaarde door kwaliteit, Rapportage in opdracht van Samenwerkende ge-meenten Heuvelland, Onderzoek door ZKA Markt & Beleid, Breda, 2000.

Goscinny, R., Uderzo, A.: Het Gouden Snoeimes, een avontuur van Asterix de Galliër, Amsterdam, 1967.

Groot, M. de: Archeologie, in: Limburg. Kunst en Cultuur in Limburg, Maastricht, 1989.

Jamar, J.T.J.: Romeins leven in Heerlen, Mönchengladbach, 1988.

Janssen, C.R.: On the Lateglacial and Postglacial Vegetation of South Limburg (Netherlands), Wentia 4, 1-112, 1960.

Hekker R.C.: De historische achtergrond van het dorpsgezicht St. Gerlach in Het Landschap van Limburg, speciale uitgave van het Historisch-Geografi sch Tijdschrift; Utrecht 1987.

Heritage Projects, Design and Feasibility Study for a visitor attraction based on the Roman remains at Villa Rustica Voerendaal, Netherlands, York, 1989.

HP Projektpromotie: Actualisering Toeristische Visie Westelijke Mijnstreek, Onderzoek uitgevoerd HP Projektpromotie bv, Geleen, 2001.

Kooistra, L.I.: Borderland Farming. Possibilities and limitations of farming in the Roman Period and Early Middle Ages between Rhine and Meuse, Assen, 1996.

Kooistra, L.I.: Het landschap rond de Laat Romeinse wachttoren op de Goudsberg (Valkenburg, Limburg), Intern BIAXrapport, Zaandam, 2003.

Kooistra, L.I., L. van Beurden & K. Esser: De Romeinse villa van Kerkrade Holzkuil onderzocht op organische resten (BIAXiaal 176), Zaandam, 2003.

LAgroup leisure & Arts Consulting: De culturele biografi e van Maastricht, Eindrapport, Gemeente Maastricht, 2003.

Ministeries van LNV, OCW, VROM en V&W: Belvedere. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Den

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 125

Haag, 1999.Ovaa, H., Staal, E. (red.): Uit en Thuisboek, Uitgave van Stichting het Limburgs Landschap, Nuth, 2001.Panhuysen, T.A.S.M.: Romeins Maastricht en zijn beelden, Maastricht, Assen, 1996.

Panhuysen, T.A.S.M.: Maastricht staat op zijn verleden, Maastricht, 1984.

Provincie Limburg: Jaarplan 2004, Zuid-Limburg, Vitaal Platteland, 2004.

Provincie Limburg: Liefde voor Limburg, Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), Uitgave Provincie Limburg, Venlo, 2001.

Provincie Limburg: Limburg verlegt grenzen, Coalitieakkoord 2003-2007, Maastricht, 2003.

Provincie Limburg/NovioConsult: Plan van aanpak Plattelandsontwikkeling Zuid-Limburg, 2002.

Provincie Limburg, Plan van Aanpak Zuid-Limburg Vitaal Platteland, 2002.

Renes, J.: De geschiedenis van het Zuidlimburgse cultuurlandschap. Maaslandse Monografi eën (groot formaat) 6. Van Gorcum, Assen/Maastricht, i.s.m. Stichting Maaslandse Monografi eën, Maastricht en Uitg. Limburgs Dagblad, Heerlen, 1988.

Steehouwer, K.J., Haytsma, A. (red.), Kocken, M. (red.): Valkenburg aan de Geul, Wandelen door de geschiedenis in het land-schap, Archeologische Routes in Nederland, deel 40, Amersfoort, 2003.

Trautmann, W.: Vegetationskarte der Bundesrepuplik Deutschland 1:200 000. Potentielle natürliche Vegetation Blatt CC 5502 Köln, Bonn-Bad Godesberg, 1973.

Venner, J.: Geschiedenis van Limburg, deel 1, Uitgave van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, Maas-tricht, 2000.

Vleeshouwer, J.J., & J.H. Damoiseaux: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50000: Toelichting bij kaartblad 61-62 West en Oost Maastricht-Heerlen, Wageningen, 1990.

Waasdorp, J.A., IIII MMP naar M.A.C., Sporen van ruimtelijke ordening in de Romeinse tijd, In: R.M van Heeringen, E.H.P. Cordfunke, M. Ilsink, H. Sarfatij (red.), Geordend Landschap, 3000 jaar ruimtelijke ordening in Nederland, Hilversum, 2004.

Willems, W.J.H.: Romeinse wegen in Limburg, Het landschap van Limburg, Utrecht 1987

126 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

Websiteshttp://sag.telenet.behttp://www.via-romana.dewww.3laenderpark.orgwww.abenteuer-roemerstrassen.dewww.archeos.nlwww.archeonet.nlwww.archeologienet.nl www.archis.nlwww.bbc.co.ukwww.belvedere.nuwww.coquinaria.nlwww.cultclick.nlwww.euregionale2008.dewww.heerlen.nlwww.interreg-medocc.orgwww.kennisnet.nlwww.kerkrade.nlwww.kich.nlwww.landgraaf.nlwww.libraryvideo.comwww.limburg.be/galloromeinsmuseumwww.limburg.nlwww.limesprojekt.dewww.limesstrasse.de

www.lungau.de/kulturwegwww.maastricht.nlwww.meerssen.nlwww.metaaldetector.nlwww.projectenbankcultuurhistorie.nlwww.roemerstrasse-neckar-alb.dewww.roemerroute.dewww.romans-in-britain.org.uk/inv_roads.htmwww.sos-project.orgwww.tacitus-carree.dewww.teleacnot.nl/sites/romeinenenbatavenwww.valkenburg.nlwww.valkenburg.nl/index_gemeente.htmwww.verswater.nlwww.viaclaudia.dewww.via-romana.dewww.viaeromanae.orgwww.vitruvius.bewww.voerendaal.nlwww.voorburg.orgwww.wildernis.nlwww.lvr.de

kaartmateriaalAlle kaarten en schema’s zijn vervaardigd door DLA+ landscape architects bv, Groesbeek

projectpostersAlle projectposters zijn vervaardigd door DLA+ landscape architects bv, Groesbeek

illustratieverantwoordingADC Heritage: pagina foto kaft voor en achter, 6, 10, 12, 13, 14, 16, 37 (onder), 50, 51, 65, 71, 82, 89, 91, 97, 106,111, 120Anita Rieche, Gids door het Archeologisch Park Xanten: pagina 39Belvedere: pagina 17BKR Aachen: pagina 102C. van den Braber, Amersfoort : pagina 47DLA+: pagina 11, 18, 31, 52, 53, 56, 61, 62, 66, 71, 74, 75, 76, 90, 107 (boven), 110, 112, 114, 115, 119Gallo-Romeins Museum Tongeren, folder: pagina 87Garé, Luc: pagina 72http://sag.telenet.be/Bezoeken/Thermenmuseum%20Heerlen: pagina 24, 116http://www.via-romana.de: pagina 78, 79

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 127

Panhuysen, T.A.S.M.: Maastricht staat op zijn verleden, Maastricht, 1984: pagina 85Provincie Limburg: pagina 19, 23ROB archief: pagina 103Thermenmuseum: pagina 37 (boven), 107 (onder)www.3laenderpark.org: pagina 28www.archeonet.nl: pagina 117www.archeologienet.nl/archeo_regio/archeo_maasvallei.cfm: pagina 83www.archeos.nl: pagina 70www.archis.nl: pagina 44www.bbc.co.uk/london/travel: pagina 54 (boven)www.coquinaria.nl: pagina 98www.cultclick.nl: pagina 70www.euregionale2008.de: pagina 28www.interreg-medocc.org: pagina 29www.kennisnet.nl: pagina 108www.libraryvideo.com: pagina 111www.limburg.nl: pagina 25, 26, 67, 68, 69, 118www.limesprojekt.de: pagina 34www.metaaldetector.nl/gps.htm: pagina 73www.sos-project.org: pagina 27www.tacitus-carree.de: pagina 109www.verswater.nl: pagina 89www.voorburg.org: pagina 36www.wildernis.nl/geul/bureaublad: pagina 93www.lvr.de: pagina 77

128 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

KERNBEGRIPPEN EN ANDERE GEBRUIKTE TERMEN

ankerpunten Die plaatsen of gebieden aan de Via Belgica die vanwege hun rijkdom aan Romeins cultureel erfgoed, hun relatie met de Via Belgica, hun bijzondere identiteit en/of hun potentieel voldoende waardevol zijn om voor ontwikkeling in aanmerking te komen. Basaal gezien zijn ankerpunten publiekstrekkers die bezoekers prikkelen en aanmoedigen om de zone van de Via Belgica in al haar diversiteit te ontdekken. Het Thermenmuseum in Heerlen is zo’n ankerpunt.

bodemarchief Het totaal aan archeologische gegevens dat zich in de bodem bevindt. Dit zijn niet alleen de vondsten uit de bodem, maar ook de grondsporen en de fysisch geografi sche informatie.

canabae Civiele nederzetting buiten een legerkamp onder militair gezag. In het dorp woonden mensen die met de soldaten meetrokken, zoals familieleden, verkopers en handwerkslieden.

castellum Een legerplaats voor een afdeling van 500 soldaten (in eerste aanleg vaak in hout en aarde gebouwd en later vaak in steen opgetrokken).

castra Een legerplaats voor één of meerdere legioenen (in eerste aanleg vaak in hout en aarde ge- bouwd en later vaak in steen opgetrokken. In Nijmegen ligt op de Hunerberg het enige castra dat Nederland rijk is).

civitas Hoofdplaats. Een voorbeeld hiervan is het Oppidum Batavorum rond het Valkhof in Nijmegen, de hoofdplaats van de Bataven.

ensemble Ankerpunten die samen met weggerelateerde objecten worden gecombineerd tot een gebied met een bijzondere status.

forum Marktplaats en ontmoetingsplaats in het centrum van een stad.

grafveld Terrein met crematie- en/of inhumatiegrave.

gromaticus Landmeter.

grondboring Grondboringen geven archeologen een eerste indruk of en waar iets in de bodem zit. Aan de hand van die resultaten wordt besloten of opgraven zin heeft en of er geen andere mogelijk- heden zijn om zo’n plek te beschermen. Als archeologen willen weten hoe de opbouw van de bodem er ter plaatse uitziet, verrichten zij op een terrein volgens een uitgezet rasterpatroon grondboringen. De boor is hol en werkt hetzelfde als een appelboor. In plaats van een klokhuis halen de onderzoekers een grondkolom naar boven. Aan de opbouw en samenstelling van de grond kan een specialist zien of de bodem geschikt was voor bewoning. Soms zitten in de opge- boorde grond restjes houtskool, aardewerkscherfjes, botresten of fosfaat. Dan is de aanwezig- heid van mensen op die plek aangetoond.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 129

grondsporen Wanneer mensen een sloot graven, een huis bouwen of de grond omploegen, kan dit eeuwen- lang in de bodem zichtbaar blijven. Als houten palen of hekwerken vergaan, laten ze donkere verkleuringen achter in de bodem. Wanneer in een opgravingsput donkere vlekken te zien zijn, kan de archeoloog zien wat deze grondsporen betekenen. De grondsporen vormen samen met de vondsten en het landschap de basis voor het verhaal van een vindplaats.

heirbaan Van oorsprong militaire weg in de Romeinse tijd (van heir = leger).

insulae Huizenblokken.

landmark Typerend bouwwerk of landschapselement / markering in het landschap.

landschapscorridor Een deel van het traject dat twee stations met elkaar verbindt.

Limes Letterlijk: grensweg; algemene benaming voor de gehele noordgrens van het Romeinse Rijk.

linea recta De kortst mogelijke afstand.

mansio Pleisterplaats(en); benaming voor de stopplaatsen langs de wegen. Deze herbergen boden de reiziger onderdak, wasgelegenheid en de mogelijkheid om van paard te wisselen.

marskamp Tijdelijk legerkamp tijdens een mars (meestal omgeven door een lage aarden wal met ondiepe gracht en een houten omheining; gebouwen bestonden uit tenten).

municipium Een nederzetting van Romeinse burgers (stad) met stadsrechten.

museaal landschap Een voor de cultuurtoerist optimaal te ontsluiten gebied met een unieke cultuurhistorische en landschappelijke constellatie. Een uniek en authentiek ensemble dat voor de bezoeker herkenbaar en afl eesbaar gemaakt wordt en toegankelijk blijft.

pagi Plaatselijke overheden.

pars rustica Deel van een villacomplex waar de bedrijfsgebouwen stonden.

pars urbana Het privégedeelte van een villacomplex, meestal het hoofdgebouw.

Pax Romana De periode van relatieve rust tijdens en dankzij het Romeinse bestuur (circa 70 – 270 n. Chr.).

route Reis- of vaarweg die men afl egt of wil afl eggen.

signaaltoren Zie wachttoren.

130 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

site Archeologische vindplaats.

statio Wachtpost of wachttoren; een toren met een gracht er omheen.

station / hoofdstation Ruimtelijk én functioneel ankerpunt. Punten waar iedereen samenkomt en weer vertrekt; en waar sociale, economische en culturele ontwikkelingen zich versterkt concentreren.

stedencorridor Een transnationale strategische combinatie van hoofdstations.

thermen Badhuis.

tracé Fysieke weg of spoorbaan.

traject Gedeelte van een weg of spoorweg.

transponeren Overzetten, omzetten.

tumulus De Romeinse benaming voor grafheuvel.

Via Belgica De nieuw bedachte naam voor de vierhonderd kilometer lange Romeinse heirbaan, die in de eerste helft van de eerste eeuw werd aangelegd en van de Duitse stad Keulen naar Boulogne- sur-Mer aan de Noord-Franse kust liep.

vicus Civiele nederzetting, zoals bijvoorbeeld Maastricht en Heerlen. Het woord vicus duidt op een nederzetting zonder stadsrechten.

villa rustica Grootschalig landbouwbedrijf met veelal een stenen hoofdgebouw met Romeinse stijlkenmerken.

vindplaats Een plek waar zich iets van archeologische waarde in de bodem bevindt/bevond. Het woord kan worden gebruikt worden om aan te geven waar één voorwerp is gevonden. Het woord kan ook worden gebruikt om aan te geven waar een hele nederzetting of grafveld ligt. wachttoren Beveiligde observatie- en communicatiepost, bemand door soldaten.

weg Archeologisch waargenomen delen van de heirbaan.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 131

132 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst

COLOFON

Opdrachtgever Provincie Limburg Postbus 57006202 MA MAASTRICHT T 043 3899999 E [email protected] W www.limburg.nl

Opdrachtnemer X+1 consultants per adres:DLA+ landscape architects bvHarry Derks, projectleiderWylerbaan 28a6561 KR GROESBEEKT 024 3976000E [email protected] www.dlaplus.nl

Opmaak rapport en vormgeving: DLA+ landscape architects bv, Groesbeek.

Tekstredactie: Pieter van Kesteren, Einder Communicatie, Nijmegen.

Druk: Janssen Repro, Nijmegen.

Deze studie is vervaardigd met fi nanciële steun van het Stimuleringsfonds voor Architectuur op grond van de Regeling Project-subsidies Belvedere.

© 2005 Provincie Limburg. Alles in deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen of openbaar gemaakt. Bij gebruik dient het rapport, boek of publicatie waarin de teksten of beelden zijn opgenomen toegezonden te worden aan de Projectleider Via Belgica, Provincie Limburg, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht.

Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst 133

134 Via Belgica, verleden op weg naar de toekomst