polen, duitsland, vlaanderen. over eugen diederichs, anton kippenberg en de poolse vertaler van...

13
Eugen Diederichs, 1911 [Deutsches Literaturarchiv, Marbach am Neckar]

Upload: amu

Post on 21-Feb-2023

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Eugen Diederichs, 1911 [Deutsches Literaturarchiv, Marbach am Neckar]

Pawe! Zajas

Polen, Duitsland, Vlaanderen.Over Eugen Diederichs, Anton Kippenberg en de Poolse vertaler van Georges Eekhoud in de Eerste Wereldoorlog

In maart 1916 kreeg de Leipziger uitgeverij Insel een brief vanuit de Nederduitse stad Blankenese, tot op de dag van vandaag een westelijke wijk van Hamburg-Altona. De brief werd verstuurd door Jean Paul d’Ardeschah.1 In de sollicitatiebrief aan Insel prees Ardeschah de hoge literaire kwaliteit van zijn vertalingen en opperde hij de mogelijkheid zijn kennis van de Poolse en Vlaamse literatuur in de praktijk om te zetten. Hij wees vooral op persoonlijke contacten met de Franstalige Vlaamse schrijver Georges Eekhoud. Hij trad zodoende tegenover het Insel-Verlag niet alleen als criticus en vertaler van de Poolse literatuur op, maar stelde zich vooral kandidaat als medewerker voor de ‘Vlaamse reeks’, het prestigepro-ject van de Leipziger uitgeverij in de oorlogstijd. De lectuur van de correspondentie tussen Ardeschah en het Insel-Verlag is de moeite waard vooral om drie redenen. Ten eerste laat Ardeschahs eerdere samenwerking met Eugen Diederichs, een belangrijke uitgever uit Jena, zien dat er in Duitsland al vóór de oorlog een consequente belangstelling niet alleen voor de Franstalige, maar ook voor de Nederlandstalige literatuur uit Vlaanderen bestond. Ten tweede levert de briefwisseling een bijdrage tot de historiografie van de Vlaams-Duitse literaire transfer in de oorlogstijd, met al zijn politieke, propagandistische en zuiver esthetische facetten. Ten slotte is ze ook een interessant voorbeeld van de literaire dynamiek in de moeilijke oorlogsjaren.

291over de poolse vertaler van georges eekhoud in de eerste wereldoorlog

Jean Paul d’Ardeschah en de toenemende interesse voor Vlaamse literatuur

Jean Paul d’Ardeschah (1874-1942, pseudoniem van Jan Pawe! Kaczkowski) was een bekende vertaler van de Poolse literatuur naar het Duits. Arde-schah studeerde aan een Duitse universiteit en woonde tot het einde van de Eerste Wereldoorlog in Duitsland, waar hij in artistieke, literaire en industriële kringen verkeerde.2 Zijn pseudoniem weerspiegelde de voor-liefde van het Duitse Bürgertum voor de Franse cultuur. Ardeschah publi-ceerde met regelmaat onder zijn eigen naam in Poolse tijdschriften over Duitse literatuur en kunst, schreef ook in het Duits over Poolse literatuur en werkte samen met Duitse uitgevers.3 Hij vertaalde vooral romantische en neoromantische werken. Doorslaggevend voor Ardeschahs faam als Pools-Duitse literaire bemiddelaar was zijn bij Diederichs in 1912 verschenen vertaling van de beroemde romantetralogie Ch!opi (Die polnischen Bauern) van W!adys!aw Stanis!aw Reymont.

Dat Ardeschah in maart 1916 voor vertalingen uit de Vlaamse literatuur bij het Insel-Verlag solliciteerde, lag aan zijn realistische inschatting van de toenmalige Duitse uitgeversmarkt. De Flamenpolitik, die de kanselier Theobald von Bethmann Hollweg in januari 1915 voor het bezette België aankondigde, creëerde een unieke kans voor Duitse uitgevers. De publieke belangstelling voor het westelijke oorlogsfont werd daarmee versterkt met een prominente aanwezigheid van de Belgische kwestie in dagbladen, tijd-schriften, pamfletten en lezingen. Er verscheen een groot aantal publicaties over België: boeken over geschiedenis, kunst en architectuur, taalgidsen, speciale tijdschriftuitgaven en journalistieke beschouwingen. De Vlaamse bellettrie werd in de eerste oorlogsmaanden echter bij geen enkele Duitse uitgeverij tot een vast deel van het fonds. Deze lacune in de boekenmarkt werd al gauw opgevuld door Anton Kippenberg (1874-1950), die sinds 1905 het gerenommeerde Insel-Verlag leidde. Uitgeverij Insel bracht in de oorlogs-tijd 24 titels van zowel Nederlands-, alsook Franstalige Vlaamse auteurs op de markt: van middeleeuwse teksten van bijvoorbeeld Ruusbroec, negen-tiende-eeuwse historische romans van als die van Hendrik Conscience tot moderne auteurs als Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Cyriel Buysse. Twaalf boeken werden in maart 1917 uitgegeven in de Flämische Reihe van de Insel-Bücherei, andere werden opgenomen in de Bibliothek der Romane of verschenen als losse titels. Tijdens de oorlog vertegenwoordigde de Vlaamse literatuur bij Insel een totale oplage van ongeveer 260 duizend exemplaren.4

Toch was de Vlaamse literatuur, die tijdens de Eerste Wereldoorlog zonder twijfel vooral om politieke redenen aan actualiteit won, al vóór de oorlog tot een object van een systematische belangstelling geworden. Het in de litera-tuurgeschiedenis geschetste standaardbeeld van een (afgezien van Consci-ence) marginale aanwezigheid van de Vlaamse letterkunde in de Duitse vertaling in de periode 1880-1914 tegenover de verschuiving van de interesse naar Vlaanderen na augustus 1914 hangt samen het feit dat de Franstalige en Nederlandstalige Vlaamse letterkunde meestal apart wordt behandeld,5

wat echter niet overeenstemt met de toenmalige dynamiek van de Vlaams-Duitse literaire transfer. De toenemende interesse voor Vlaamse auteurs ontwikkelde zich namelijk vooral in het verlengde van de belangstelling voor Maurice Maeterlinck en Emiel Verhaeren, die sinds 1906 dankzij onder anderen Johannes Schlaf en Stefan Zweig in het Duitstalige gebied geïntro-duceerd waren.6

Eugen DiederichsIn 1908 besloot de Jenaer uitgever Eugen Diederichs (1867-1930) Charles de Costers Tyll Ullenspiegel und Lamme Goedzak. Legende von ihren heroischen, lustigen und ruhmreichen Abenteuern im Lande Flandern und andern Orts op de markt te brengen;7 het verscheen een jaar later 1909 in de vertaling van Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Tyll Ullenspiegel werd onmiddellijk een bestseller, literair gezien het meest invloedrijke boek, het grootste oplagesucces in de vroege geschie-denis van de uitgeverij. Doorslaggevend hierbij was de publicistische inzet van Stefan Zweig, die in de Münchner Neueste Nachrichten de meesterlijke vertaling prees. Onder enthousiaste lezers van De Coster vonden zich o.a. Hermann Hesse, Thomas Mann en Alfred Döblin.8

Door dit succes ondernam Diederichs verdere pogingen de Vlaamse literatuur tot een vast onderdeel van zijn fonds te maken.9 Hierover corre-spondeerde hij met Pol de Mont, die sinds de jaren tachtig van de negenti-ende eeuw een belangrijke rol speelde in de Duits-Vlaamse literaire betrek-kingen.10 De Mont, die de ‘Chinese muur’ rondom de Vlaamse literatuur in Duitsland in wilde breken,11 legde contacten met de in 1891 opgerichte pan-Germaanse vereniging Alldeutscher Verband en gaf talrijke lezingen voor diens regionale vertegenwoordigingen. De Mont was echter geen aanhanger van de annexatie of het federalisme: Hoewel de Monts sympathi-eën de gemiddelde graad van de Vlaamse Deutschfreundlichkeit te buiten gingen, lag het hem bijzonder aan het hart, de Vlaamse cultuur in Vlaande-ren alsook in het buitenland te propageren.12 Aan De Mont schreef Diede-richs in december 1912: ‘Die flämische Bewegung zu stützen, liegt ganz in der Tendenz meines Verlages und ich bin für jeden Rat dankbar. [...] Welche flämischen Romane würden Sie mir für später zur Übersetzung empfeh-len?’13 De Mont antwoordde met een uitvoerig exposé, geschreven op de briefpapier van het Koninklijk Museum van Schoone Kunsten in Antwerpen. Daarin liet hij zich geïrriteerd uit over Duitse vertalingen van de Fransta-lige Vlaamse literatuur en wees op ‘wertvolle’ werken van ‘niederdeutsche Belgier’.14 Tot zijn literaire tips, waarvoor hij ‘mit seinem Ruf eines guten Kenners und kompetenten Beurteilers’ instond, behoorden romans van Cyriel Buysse (Het recht van den sterkste, Schoppenboer en Het leven van Rozeke van Dalen), Stijn Streuvels’ De vlaschaard, alsook Een dure eed en De bruid des Heeren van Virginie Loveling. Verder noemde hij ‘Vlämische fantastische, halb historische, halb legendarische Novellen, […] die in deutscher Übertragung mehr Erfolg haben würden, als hier in der originellen Sprache. Leidenschaft,

293over de poolse vertaler van georges eekhoud in de eerste wereldoorlog

Mystik, Rhythmus, Farbe, vlämische Farbe, wechseln in diesen Novellen ab’. Hiermee doelde De Mont echter vooral op zijn eigen werk: de novelle Amman van Antwerpen (1907), een bundeling van verhalen onder de titel Vier legenden (1900) en het in 1907 in De Vlaamsche Gids gepubliceerde verhaal ‘Het vizioen van Vrederick’. De Mont vergeleek deze teksten in de brief aan Diederichs met de in Oostenrijk en Duitsland succesvolle, meermaals herdrukte roman Aebelö van de Deense schrijver Sophus Michaëlis. Aan het einde van zijn advieslijst stonden ook een bloemlezing van Nederlandstalige Vlaamse dichters en Vlaamse volkslieden.

Hoewel De Monts kritiek zich duidelijk op Diederichs’ uitgavebeleid ten aanzien van de Vlaamse literatuur richtte, was Diederichs nog steeds van plan om ‘speziell die Vertretung des Flämentums in Deutschland zu übernehmen’.15 Met Pinksteren 1913 organiseerde hij in Halle een ‘Tagung für deutsche Bildung’ waarvoor hij De Mont met een lezing over Vlaamse cultuurbeweging uitnodigde. Hij vroeg hem ook een algemene bijdrage te leveren voor zijn tijdschrift Die Tat, bedoeld als ‘ein Neugierigmachen, was für uns zu holen ist und eine Orientierung über die flämische Bewegung’.16 Beide voorstellen vonden echter geen weerklank bij De Mont. Drie maanden later richtte Diederichs zich opnieuw tot zijn Vlaamse adviseur, nu met een verzoek om een bijdrage te leveren aan het ‘Auslandsnummer’ van Die Tat, dat in oktober 1913 gepubliceerd zou worden. De tekst was bedoeld als een soort inleiding voor de door de uitgever geplande Vlaamse reeks. Diederichs stelde twee mogelijke onderwerpen voor: een bijdrage over Vlaamse volks-liederen met enkele teksten in het origineel of een opstel over hedendaagse Vlaamse schrijvers met een toelichting van hun culturele achtergrond.17 Omdat het antwoord opnieuw uitbleef, herhaalde Diederichs zijn verzoek in juni 1913 en in augustus reisde hij naar België om de Mont persoonlijk te ontmoeten. Deze meende echter geen tijd voor de bijdrage te hebben en verwees Diederichs naar Maurits Sabbe, die echter evenmin zijn medewer-king verleende.18

De verantwoordelijke redacteur van de door Diederichs geplande Vlaamse reeks was Jean Paul d’Ardeschah, met wie de uitgever sinds 1907 samen-werkte.19 Ardeschah publiceerde in Diederichs’ tijdschrift Die Tat over de meest uiteenlopende onderwerpen.20 Hij redigeerde bovendien vanaf 1912 de reeks Bauernspiegel, Quellen zur zeitgenössischen Völkerkunde in Bauer-nromanen, die opende met zijn vertaling van Die polnischen Bauern van W!adys!aw Stanis!aw Reymont. Omdat de samenwerking met De Mont en Sabbe geen concrete resultaten opleverde en als gevolg hiervan het oprich-ten van een aparte Vlaamse reeks voorlopig niet mogelijk was, vertaalde Ardeschah in 1913 voor de reeks Bauernspiegel de roman Un coin de village van Camille Lemmonier. Het boek werd van een voorwoord voorzien door Georges Eekhoud, die Ardeschah persoonlijk leerde kennen tijdens een Belgische reis in 1912.21 In de inleiding werd vooral de hoge kwaliteit van de vertaling geprezen en Ardeschah werd zelfs tot een ‘Mitarbeiter des Dich-ters’ gepromoveerd.22 Toentertijd kon Ardeschah nog niet vermoeden dat deze enthousiaste referentie hem drie jaar later een contract met het

Insel-Verlag zal bezorgen. In het nawoord benadrukte Ardeschah het door de meertaligheid complexe karakter van de Belgische literatuur. De ‘nebe-neinander einträchtig blühende’ Vlamingen en Wallen zouden voor die specifieke letterkunde hebben gezorgd, Lemmoniers boek getuigde van deze

‘physische Einheitlichkeit und Harmonie [...], die für einen großen Teil des belgischen Lebens typisch ist’.23

Wedloop om de VlamingenNa augustus 1914 onderging de prominente positie van Diederichs op het gebied van de Vlaamse literatuur een ingrijpende verandering. De door hem geplande tweedelige uitgave van oude Nederlandse liederen, gebaseerd op het Nederlandsch Liederboek van Florimond Van Duyse en Oude Vlaemsche Liederen van Jan Frans Willems, die hij sinds oktober 1913 in samenwerking met Pol de Mont, Maurits Sabbe en Herman Wirth voorbereidde, kwam wegens oorlogshandelingen niet tot stand.24 Wirth, vanaf november 1914 als

‘Pressedelegierter’ in Gent verantwoordelijk voor contacten met de Vlaamse pers, pleitte zelfs voor de uitgave van de voor Diederichs geredigeerde liederen in het Insel-Verlag. Uit collegialiteit wees Anton Kippenberg dat voorstel af.25

Ook als uitgever van de Duitse vertaling van De Costers Tijl Uilenspiegel kreeg Diederichs sterke concurrentie: een nieuwe Duitse vertaling van Albert Wesselski werd in 1910 door het Heims-Verlag en vervolgens twee jaar later door het Insel-Verlag uitgegeven. In 1912 kwam er nog een editie van de Berlijnse uitgever Wilhem Borngräber bij. Na de uitbraak van de oorlog barstte er een echte De Coster-wedloop uit, waarbij de uitgevers elkaar in het openbaar in diskrediet probeerden te brengen. Borngräber trachtte lezers voor zijn eigen editie te winnen door kritiek op ‘Chronistendeutsch’ van de Diederichs-uitgave, waarop de laatstgenoemde een pamflet publi-ceerde, waarin hij Borngräber ‘Bücherfabrikation’ ten laste legde.26 De strijd om De Coster werd ook in het vakblad Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel gevoerd, waar Borngräber alleen al in het jaar 1916 zijn editie met zestien paginagrote annonces adverteerde.

De in 1916 door Diederichs gepubliceerde anthologie Vlämische Dichtung werd door de kritiek als ‘konventionelle Übersetzungsreimerei’ afgekraakt.27 Het in maart 1917 uitgegeven Nederlands-Vlaamse themanummer van het bij Diederichs verschijnende tijdschrift Die Tat was duidelijk schatplichtig aan de in dezelfde tijd verschenen Flämische Reihe van de Insel-Bücherei. Mede daardoor werd Diederichs zich bewust van de superieure positie Anton Kippenbergs op het gebied van de Vlaams-Duitse literaire transfer.

‘Ich hatte ja schon vor dem Kriege vor’, schreef hij aan de in Vlaanderen gestationeerde Hermann Noll, ‘mich mit den Flamen zu beschäftigen und habe mir Auch s.Zt. von jenem Verleger den Katalog schicken lassen, aber mir fehlte noch der sogen. Berater, denn mit den Vlaemen, die ich um Rat fragte, war nicht viel anzufangen. Nun hat ja anscheinend der Insel-Verlag

295over de poolse vertaler van georges eekhoud in de eerste wereldoorlog

grosse Pläne mit vlaemischer Literatur. Er gibt vom 1. Juli ab eine belgische Zeitschrift Der Belfried heraus, und da Kippenberg selbst in Belgien sitzt, kann er natürlich viel leichter umtun, was er herausbringt, und ich weiss, dass er schon eine Reihe Bücher zur deutschen Übersetzung erworben hat.’28

Anton KippenbergDe Leipzigse uitgeverij Insel won de wedloop om de Vlaamse auteurs. De in Halle gestationeerde Anton Kippenberg was in augustus 1915, dankzij bemiddeling van Eberhard von Bodenhausen (bekend niet alleen als kunsthistoricus en mecenas, maar vooral als machtig industrieel, lid van de Krupp-directie met talrijke politieke connecties), naar Tielt overgepla-atst. Daar was hij eerst verantwoordelijk voor de Lose Blätter, een soort cultureel supplement bij de Kriegzeitung der 4. Armee, waarvan hij later de hoofdredacteur werd. Kippenberg hield ook toezicht op twee andere propa-gandabladen: Blätter für Auskunftswesen en Nachrichtenblatt für die Au"lärungstäti-gkeit.29 Het redactiewerk voor de Kriegszeitung was voor Kippenberg een goede gelegenheid om zijn belangstelling voor de Nederlandstalige literatuur en de belangen van het Insel-Verlag onder één noemer te brengen. Hierbij maakte hij gebruik van het politieke netwerk in Brussel (Politische Abtei-lung) en Den Haag (Deutsche Gesandschaft), waar zijn vrienden en kennis-sen belangrijke posten bekleedden.

Vanwege de goede contacten met de Politische Abteilung was Kippenberg bereid om het maandblad Der Belfried, Eine Monatsschrift für Vergangenheit und Gegenwart der belgischen Lande bij Insel uit te geven. Het was een bijzonder ambitieus project. Het tijdschrift mikte op een Duits publiek, maar men rekende echter ook op de nodige afzet in Vlaanderen. Er werd een bijzondere nadruk gelegd op de Duits-Vlaamse historische banden en op de onderdruk-king van de Vlamingen in het Franstalige België. Hoewel Kippenberg o"cieel verantwoordelijk was voor Der Belfried, lag de redactie feitelijk in handen van de kunsthistoricus Wilhelm Hausenstein. Het is opmerkelijk dat Hausenstein tegelijkertijd Émile Zola voor Kippenberg vertaalde.30 Persoonlijke interesses spoorden blijkbaar niet altijd met het o"ciële propagandabeleid. In het geval van Der Belfried rekende het Insel-Verlag op de bereidheid van de Politische Abteilung om het tijdschrift gedeeltelijk te financieren, de oplage af te nemen en de uitgeverij tijdens de moeilijke oorlogstijd te ondersteunen.31 Naar aanleiding van de briefwisseling tussen Kippenberg en Robert Voigt, zijn advocaat en aandeelhouder van Insel, alsook op grond van notulen van aandeelhoudersvergaderingen kan worden vastgesteld dat de totale omzet in de periode 1916-1918 voor Insel buitenge-woon bevredigend was.32 Kippenberg hoopte vanaf het begin op een groot succes van ‘flämische Seitenkapelle’, zoals hij de geplande reeks noemde.33 Voor deze boeken was Der Belfried een geschikt advertentieblad. Insel adver-teerde daarin niet alleen voor zijn Flämische Reihe, maar voor zijn totale fonds, dus naast Duitse o.a. ook veel vertaalde Engelse en Franse literatuur.

Hét tijdschrift van de Duitse Flamenpolitik werd zodoende voor particuliere doeleinden gebruikt.

In maart 1917 verschenen twaalf vertalingen uit het werk van de Frans- en Nederlandstalige Vlaamse schrijvers als Flämische Reihe in de bekende Insel-Bücherei, sinds 1912 het boegbeeld van de Leipziger uitgeverij. Met een samenhangende serie van goedverzorgde, relatief goedkope boekjes, die een overzicht gaf van de gehele Vlaamse letterkunde vanaf middeleeuwen tot toen, wist Kippenberg zijn deelname aan de Vlaams-Duitse literaire uitwisseling duidelijk te benadrukken.

De reeks was oorspronkelijk gepland voor oktober 1916 als promotiemateri-aal voor de o"ciële opening van de universiteit in Gent.34 In dezelfde maand werd in België ook met de bestuurlijke scheiding begonnen: het Belgische ministerie voor cultuur werd in een Waalse en Vlaamse sectie opgedeeld. Door allerlei technische problemen (gebrek aan papier, moeizame onder-handelingen met schrijvers en vertalers) liet de reeks echter langer dan verwacht op zich wachten.

Anton Kippenberg als militair. Uit: Kriegsalbum der 4. Armee“ [Deutsches Literaturarchiv, Marbach am Neckar]

297over de poolse vertaler van georges eekhoud in de eerste wereldoorlog

Jean Paul d’Ardeschah als vertaler van Georges EekhoudIn de Flämische Reihe van het Insel-Verlag verschenen twee werken van Georges Eekhoud, een derde boek van hem werd als zelfstandige titel in de Bibliothek der Romane uitgegeven. Dat Kippenberg naast de Coster ook Eekhoud in zijn prestigieuze reeks wilde zien, getuigt van een uitgesproken

‘Belgisch’ en niet flamenpolitisch karakter van de reeks.35 De omstandigheden, waaronder deze titels tot stand kwamen, de rol van bemiddelaars en samenwerking met de vertaler laten in een notedop zien hoe Anton Kippen-berg zijn Vlaamse reeks samenstelde.

Jean Paul d’Ardeschah trad al voor de oorlog als bemiddelaar op tussen uit-geverij Diederichs en Eekhoud. Deze onderhandelingen hadden blijkbaar een o"cieus karakter gehad en werden door de schrijver zelf, toen hij in november 1915 Kippenbergs verzoek om het alleenrecht op zijn werk voorge-legd kreeg, als geenszins bindend omschreven.36 De gepromoveerde roma-nist, publicist, vertaler en tegelijkertijd medewerker van de Brusselse Politische Abteilung, Friedrich Markus Huebner, had op Kippenbergs verzoek via zijn politieke contacten binnen korte tijd het alleenrecht aangekocht en sloot in januari 1916 een contract met hem af.37 Over de geplande volledige uitgave van Eekhouds werk bij het Insel-Verlag hoorde Ardeschah direct van de auteur. Hij stuurde daarop zijn eerder geciteerde sollicitatiebrief naar Leipzig.

Eekhouds werk, waaraan Ardeschah voor de oorlog vanwege zijn interesse voor de streekroman aandacht had besteed, was volgens hem juist nu relevant wegens de politieke actualiteit. Hij stelde aan het Insel-Verlag voor allereerst de roman Les libertins d’Anvers (1912) te vertalen, waarvan de hande-ling zich, zoals Ardeschah benadrukte, in het door de Duitsers bezette gebied afspeelt. Daarom had het boek de grootste kans onder de huidige omstandigheden tot een sensatie en bestseller te worden. ‘[…] Es gibt kein Buch, das mit gleicher Kraft und malerischer sowie dramatischer Bered-samkeit die tiefinnerste Psychologie der Stadt Antwerpen zu geben ver-möchte’.38 Ardeschah was bereid voor een lager honorarium te werken, indien hij op de opdracht tot vertaling van andere teksten van Eekhoud zou mogen rekenen en fragmenten hiervan in kranten en tijdschriften mocht laten afdrukken. Kippenberg ging akkoord met Ardeschahs voorstel, maar besloot echter als eerste de novelle Burch Mitsu (uit Les communions) in zijn Vlaamse reeks te willen uitgeven.

In zijn correspondentie met het Insel-Verlag over Eekhoud maakte Ardeschah, zoals veel vertalers en publicisten in de oorlogstijd, gebruik van het flamenpolitische vocabularium. Van deze ‘contacttaal’39 bediende Arde-schah zich niet alleen inzake Eekhoud.

Zo bood hij het tijdschrift Der Belfried als illustraties ‘besonders wertvolle und mit der flämischen Kunst im Zusammenhang stehende Schöpfun-gen zweier deutscher moderner Meister’ aan: Carlos Grethe, die ‘haupt-sächlich flämisches Fischerleben gemalt’ en Karl Leipold, ‘in dem sich flämisches Blut zu einer wunderbaren Blüte mit deutschem mischt’.40

In zijn bijdrage voor het tijdschrift Niedersachsen, ‘Deutschland, Nie-derdeutschland, Belgien’, waarin hij onder meer de Vlaamse reeks propageerde, werd de Belgische neutraliteit weliswaar tussen aanha-lingstekens geplaats en de schuld voor de oorlog bij Frankrijk en Gro-ot-Brittannië gelegd, maar toch noemde hij ook de Duitsers medeve-rantwoordelijk voor de ‘Verfransing’ van de Vlamingen. Nadat in de romantiek de ‘die germanische Blutsverwandtschaft begeistert gefeiert wurde’, hadden de Duitsers namelijk al te snel hun belangstelling voor de Vlaamse cultuur verloren.41 Had Ardeschah het in 1913 in het nawo-ord van Lemmoniers roman over ‘nebeneinander einträchtig blühende’ Vlamingen en Walen, nu schreef hij over de ‘belgische völkische Zwei-heit, die im wallonisch-vlämischen Gegensatz zum Ausdruck kommt’.

Ondanks de ideologisch bepaalde woordenschat stonden Ardeschah duidelijk vooral twee doelstellingen, een algemene en een persoonlijke, voor ogen: het bemiddelen tussen de Vlaamse en de Nederduitse boeken-markt waarvan hij als vertaler en publicist hoopte te profiteren. Met de verwachtingshorizon van Nederduitse lezers was hij, als in Hamburg wonende Pool, goed vertrouwd en hij wist dat ze, gezien de overeenkomsten tussen het Platt-Deutsch en het Nederlands, al in de negentiende eeuw een levendige belangstelling koesterden voor de Vlaamse literatuur.42 Om dezelfde redenen had Eugen Diederichs de eerste uitgave van de Costers Ullenspiegel vooral onder de aandacht van de ‘niederdeutschen Sortimenten am Niederrhein oder in Westfalen, den an flämischer Literatur und der niederländischen Freiheitsbewegung Interessierten’ gebracht.43 De ‘groot-Duitse’ titel van Ardeschahs in Niedersachsen gepubliceerde bijdrage kan dus in deze context worden geïnterpreteerd als een soort handelsretoriek.

In augustus 1916 sloot Ardeschah zijn vertaling van Burch Mitsu af en vroeg om verdere vertaalopdrachten. Kippenberg, die een bijzondere nadruk legde op de hoge literaire kwaliteit van de reeks, las het manuscript van Arde-schahs vertaling door en stelde teleurgesteld vast dat die in deze vorm niet publicabel was. Ardeschah moest, op Kippenbergs advies, de tekst aan een derde, ‘die gutes Stilgefühl hat’, voorleggen en vervolgens grondig omwer-ken. Als de vertaling dan nog onbevredigend zou zijn, dan dreigde de uitgever alle eerdere afspraken te annuleren. Ook in de vertaling van Les libertins d’Anvers constateerde het Insel-Verlag allerlei fouten: het Duits was

‘sehr papieren’ en liet ‘auf Schritt und Tritt eben die Übersetzung spüren’.44 Ardeschah reageerde emotioneel, maakte bezwaar tegen een dergelijke correspondentiestijl in een zakelijke relatie, waarbij ‘das Zuwenig an Honorar durch ein Zuviel an Grobheit ersetzt’.45 Toch toonde hij zich bereid de tekst voor te leggen aan een deskundige. Hij stuurde de vertaling van Burch Mitsu aan de schrijver Carl Hauptmann, de oudere broer van Gerhart. Het is niet vast te stellen hoeveel stilistische verbeteringen Hauptmann voorstelde, maar door zijn interventie werd de vertaling ‘wenn sie auch alles andere als vollkommen ist, wenigstens annehmbar geworden’.46 De correspondentie over deze Eekhoud-vertaling levert tegelijkertijd verdere bewijzen voor de controverse over Ardeschahs vertaling van Die polnischen

299over de poolse vertaler van georges eekhoud in de eerste wereldoorlog

Bauern van Reymont, die deze Poolse schrijver in 1924 de Nobelprijs bezorgde. De these over vermeende medewerking van Hauptmann aan Ardeschahs vertaling, die door beiden werd verzwegen en pas voor het eerst in 1957 aan het daglicht is gebracht,47 werd in 2007 nog eens bevestigd door de editie van de briefwisseling tussen Ardeschah en Hauptmann.48

Of Hauptmann eveneens een aandeel had in de vertaling van Les libertins d’Anvers, blijft onbekend. De tekst bleef voor de uitgeverij onaanvaardbaar en Ardeschahs vertaling is daardoor nooit verschenen. Eekhouds Kees Doorik. Scènes du polder (1883) was door de Luxemburgs-Duitse vertaler Tony Kellen in 1893 vertaald voor de Deutsche Verlags-Anstalt te Stuttgart. Een herdruk van deze vertaling verscheen in 1918 als deel#e van de Insel-Bücherei. Een jaar eerder verscheen bij Insel ook door Kellen vertaalde en door Eekhoud geautoriseerde La nouvelle Carthage (1888).49 Ondanks het conflict met Insel was Ardeschah tot het einde van de oorlog bereid ‘Georges Eekhoud in Deutschland die Anerkennung zu gewinnen helfen, die er als der grösste lebende Vlame ohne Zweifel verdient’.50 Ardeschah kwam na de oorlog in Poolse diplomatieke dienst en werkte vanaf 1920 als consul-generaal in Rotterdam en Amsterdam. In die tijd houdt zijn briefwisseling met het Insel-Verlag, waar hij zich tot dan onvermoeid voor de uitgave van Les libertins d’Anvers inzette, op.

Noten Dit artikel is gebaseerd op een onderzoeksproject, gewijd aan de rol van het Insel-Verlag in de

cultuurtransfer tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat 2011 en 2012 op initiatief van Hubert van den Berg werd aangevraagd en samen met hem werd gerealiseerd. Het onderzoek werd mogelijk gemaakt door beurzen van Deutsches Literaturarchiv in Marbach am Neckar en Klassik Stiftung Weimar. Alle citaten werden door mij vertaald [P.Z.].

1 Jean Paul d’Ardeschah aan Insel-Verlag, 16 maart 1916 [Goethe- und Schillerarchiv [gsa], Weimar].

2 Izabela Surynt & Marek Zybura, ‘Einleitung’, in: Izabela Surynt & Marek Zybura (ed.), Hochverehrter Herr Doctor. Jean Paul d’Ardeschahs Briefe an Carl Hauptmann 1909-1913. Neisse Verlag, Dresden 2007, p. 7.

3 Stanis!aw Sierotwi!ski, ‘Jan Pawe! Kaczkowski’, in: Polski S!ownik Biograficzny, dl. 11. Polska Akademia Nauk, Warszawa 1965, p. 371.

4 Heinz Sarkowski, Der Insel-Verlag. Eine Bibliographie 1899-1969. Insel-Verlag, Frankfurt am Main 1999.

5 Herbert van U$elen, Moderne niederländische Literatur im deutschen Sprachraum 1830-1990. Zentrum für Niederlande-Studien, Münster 1993, p. 204, 233.

6 Johannes Schlaf, Maurice Maeterlinck. Eine Studie. Marquard, Berlin 1906. Stefan Zweig schreef over het boek van Schlaf in het tijdschrift Die Literatur 10 (1907), p. 907.

7 Diederichs aan Friedrich von Oppeln-Bronikowski, 30 mei 1908 [Deutsches Literaturarchiv [dla], Marbach am Neckar].

8 Irmgard Heidler, Der Verleger Eugen Diederichs und seine Welt. Harrassowitz, Wiesbaden 1998, p. 552, 554; Alfred Döblin aan Herwath Walden, 10 mei 1915, in: Jochen Meyer (ed.), Alfred Döblin. Deutsches Literaturarchiv im Schiller-Nationalmuseum, Marbach am Neckar 1978, p. 145.

9 Zie voor het fonds van Diederichs: Ulf Diederichs, Eugen Diederichs und sein Verlag. Bibliographie und Buchgeschichte 1896 bis 1931. Wallstein, Göttingen 2014.

10 Herbert van U$elen, Moderne niederländische Literatur, p. 96-101. 11 Joris Vlasselaers, Literair bewustzijn in Vlaanderen 1840-1893. Een codereconstructie. Universitaire Pers,

Leuven 1985, p. 166. 12 Herbert van U$elen, Moderne niederländische Literatur, p. 98. 13 Diederichs aan Pol de Mont, 16 december 1912 [dla]. 14 De Mont aan Diederichs, [december 1912] [dla]. 15 Diederichs aan De Mont, 23 december 1912 [dla]. 16 Diederichs aan De Mont, 23 december 1912 [dla]. 17 Diederichs aan De Mont, 7 maart 1913 [dla]. 18 Diederichs aan De Mont, 10 juni, 18 oktober en 4 november 1913; Diederichs aan Maurits Sabbe,

22 augustus 1913 en 4 februari 1914 [dla]. 19 Jean Paul d’Ardeschah, ‘Mein Diederichserlebnis’, in: Im Zeichen des Löwen. Für Eugen Diederichs

zum 60. Jahr am 22. Juni 1917. E. Diederichs, Jena 1917, p. 157. 20 Jean Paul d’Ardeschah, ‘Religion. Deutsche Wa$e’, in: Die Tat 1 (1913), p. 31-36; ‘Die Funktionen

des Hamburger Hafens’, in: Die Tat 3 (1913), p. 235-244; ‘Drei Monographien über die Hansas-tädte’, in: Die Tat 3 (1913), p. 327-328; ‘Die polnische Frage im Weltkriege’, in: Die Tat 4 (1915), p. 201-213; ‘Die deutsche Bauernfrage und die Kriegsinvalidenansiedlung’, in: Die Tat 5 (1915), p. 357-371.

21 Jean Paul d’Ardeschah, ‘Deutschland, Niederdeutschland und Belgien’, in: Niedersachsen 9 (1917), p. 373.

22 Georges Eekhoud, ‘Geleitwort’, in: Camille Lemmonier, Ein Dorfwinkel. Berechtigte Übersetzung aus dem Französischen von Jean Paul d’Ardeschah. E. Diederichs, Jena 1913, p. viii.

23 Jean Paul d’Ardeschah, ‘Nachschrift’, in: Lemmonier, Ein Dorfwinkel, p. ix. 24 Diederichs aan De Mont, 18 oktober 1913 en 4 november 1913; Diederichs aan Sabbe, 4 februari

1916; Sabbe aan Diederichs, 16 maart 1916 [dla]. 25 Anton Kippenberg aan Rudolf Alexander Schröder, 14 februari 1916; Kippenberg aan Hermann

Wirth, 11 februari 1916 [gsa]. 26 Wilhelm Bonrgräber, ‘Meine Eulenspiegel-Ausgabe’, in: Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel 1

(1916), p. 5. 27 ‘Neue Bücher’, in: Zeitschrift für Bücherfreunde 3 (1916), p. 149. 28 Diederichs aan Hermann Nohl (Landsturmmann, Etappen Inspektion, Wirtschaftsausschuss),

28 juni 1916 [dla]. 29 Bernhard Zeller (ed.), Die Insel. Eine Ausstellung zur Geschichte des Verlages unter Anton und Katharina

Kippenberg. Deutsches Literaturarchiv im Schiller-Nationalmuseum, Marbach am Neckar 1965, p. 175

30 Kippenberg aan Wilhelm Hausenstein, 31 mei 1917 [gsa]. 31 Kippenberg aan Robert Voigt, 31 juli 1917 [dla]. 32 Insel-Verlag aan Voigt, 12 april 1916; Voigt aan Insel-Verlag, 18 april 1916; Voigt aan Kippenberg,

22 mei 1917 en 6 juli 1917; Insel-Verlag: Gesellschafter-Versammlungen, 15 januari 1917 en 6 maart 1918 [dla].

33 Kippenberg aan Voigt, 14 februari 1916 [dla]. 34 Kippenberg aan Johannes Bolte, 15 augustus 1916 [gsa]. 35 Zie voor Duitse vertalingen van Eekhoud vóór de Eerste Wereldoorlog: Hubert Roland, ‘La

di$usion de l’œuvre de Georges Eekhoud en Allemagne’, in: Textyles 13 (1996), p. 193-203. 36 Friedrich Markus Huebner aan Kippenberg, 24 november 1915 [gsa]. 37 Huebner aan Kippenberg, 7 janauari 1916; Insel-Verlag aan Huebner, 13 januari 1916 [gsa]. 38 Ardeschah aan Kippenberg, 28 maart 1916 [gsa]. 39 Mary Louise Pratt, Imperial Eyes. Travel Writing and Transculturation. Routledge, London – New York

1992, p. 27. 40 Ardeschah aan Kippenberg, 14 november 1916 [gsa]. 41 Jean Paul d’Ardeschah, ‘Deutschland, Niederdeutschland und Belgien’, p. 372. 42 Zie Herbert van U$elen, ‘Nederlandse literatuur in Duitsland’, in: Dietse Warande & Belfort 135

(1990), nr. 2, p. 205. 43 Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel nr. 276 (1909), p. 14726.

301over de poolse vertaler van georges eekhoud in de eerste wereldoorlog

44 Insel-Verlag aan Ardeschah, 20 november 1916 en 31 januari 1917 [gsa]. 45 Ardeschah aan Insel-Verlag, 20 januari 1917 [gsa]. 46 Insel-Verlag aan Ardeschah, 18 januari 1917 [gsa]. 47 Immanuel Birnbaum, ‘Geheimgeschichte einer berühmten Übersetzung. Polens Ballade vom

Bauernleben’, in: Der Zeitgeist, Eine Monatsbeilage des Au#aus für Unterhaltung und Wissen 23 (1957), p. 5.

48 Surynt & Zybura (ed.), Hochverehrter Herr Doctor. 49 Zie voor Kellens waardering voor het werk van Eekhoud: Tony Kellen, ‘Die belgische Literatur’,

in: Das Literarische Echo 18 (1915), p. 73-78. 50 Ardeschah aan Insel-Verlag, 15 januari 1918 [gsa].