papieren opstand
TRANSCRIPT
Papieren opstand
Pamfletten en politieke bewustwording tijdens de beginjaren van de
Nederlandse opstand (1563 – 1572)
Astrid de Bruin
Studentnummer: 10654798
Mail: [email protected]
Telefoon: 0 6446 545 60
Datum: 27 december 2013
Betreft: Inleiding in de geschiedenis II
Docent: Arjan Nobel
2
Afbeelding voorblad: eerste bladzijde Placcaet tegen de plundering der Kerken (1566)
Universiteit Leiden.
3
Inhoudsopgave
Inleiding 4
1. De politieke bewustwording voor de papieren opstand 6
2. De keuze voor pamfletten 8
3. De inhoud en de doelgroep van de pamfletten 11
Conclusie 14
Literatuurlijst 16
4
Inleiding
‘Laat zien dat jullie echte mannen zijn en niet kaal geplukt willen worden door ‘vreemden’.’
en ‘De weigering van Amsterdam om de kant van de Geuzen te kiezen is de oorzaak van alle
onheil en destructie in Holland.’ Dat waren de uitdagende woorden die Willem van Oranje in
1573 gebruikte in een brief, vergezeld door pamfletten, gericht aan de gelovige burgers van
Amsterdam.1 Al sinds 1563 koos de Liga der Edelen voor dit soort propaganda, bestemd voor
de bevolking van de Lage Landen. Dit protestverbond, opgericht door Willem van Oranje,
Lamoraal van Egmont en Filips Horn, startte heel bewust een papieren opstand, omdat zij in
eerste instantie niets voelden voor een gewapende opstand.
De tekst van brief en pamfletten maakt duidelijk welke partijen betrokken zijn bij deze
pamfletoorlog. De opstandelingen, onder leiding van Willem van Oranje, en hun opponenten,
de Spaanse autoriteiten. De pamfletschrijvers wilden de gewone bevolking2 van de Lage
Landen, politiek beïnvloeden. In dit werkstuk toon ik aan dat er een relatie is tussen de
pamfletten en de politieke bewustwording van de bewoners van de Lage Landen tijdens de
eerste jaren van de Nederlandse opstand. Dat doe ik door in het eerste hoofdstuk duidelijk te
maken wat de politieke bewustwording van de bevolking was voor de Nederlandse opstand.
Vervolgens onderbouw ik in hoofdstuk twee dat de twee strijdende partijen weloverwogen
voor pamfletten kozen. In hoofdstuk drie toon ik aan dat de opstellers van pamfletten voor
bepaalde doelgroepen schreven en de inhoud werd geschreven om die doelgroep
daadwerkelijk te beïnvloeden. Tenslotte eindig ik met mijn conclusie waarin ik de relatie
tussen politieke bewustwording en pamfletten onderbouw.
Pamfletten kunnen zich al geruime tijd verheugen op belangstelling van historici, maar
werden door hen lang beschouwd als onderdeel van de gewapende oorlog. Echter de laatste
jaren is de belangstelling voor de politieke betekenis van de pamfletten tijdens de Nederlandse
opstand toegenomen. P. Geurts3 bestudeert als één van de eersten de pamfletten als
zelfstandig fenomeen. Hij plaatst deze papieren opstand naast de gewapende opstand.
Opvallend is dat de pamfletten en politieke bewustwording vaak bestudeerd worden vanuit de
kant van de protestante opstandelingen of vanuit de kant van de katholieken. Zo ziet Craig
Harline een verband tussen het uitbrengen van protestante pamfletten tijdens de Nederlandse
1 Monica Stensland, ‘Peace or no peace? The role of pamphleteering in public debate in the run-up to the twelve year truce’
in: Femke Deen e.a. ed., Pamphlets and politics in the Dutch Republic (Leiden en Boston 2011) 208-227, aldaar 217. 2 Ik bedoel met de term ‘gewone’ bevolking, dat deel van de bevolking dat geen inbreng had in een politiek orgaan. 3 P.A.M. Geurts, De Nederlandse Opstand in pamfletten (Nijmegen 1956).
5
opstand en de ontwikkeling van de protestante Republiek.4 Judith Pollmann daarentegen
beschrijft de bewustwording tijdens opstand vanuit de katholieke identiteit.5 Voor dit
werkstuk heb ik gekozen in te gaan op de politieke bewustwording van beide geloofsgroepen.
4 Craig Harline, Pamphlets, printing and political culture in the early Dutch Republic (Dordrecht 1987) 227. 5 Judith Pollmann, Catholic identity and the revolt of the Netherland, 1520 –1635 (Oxford 2011).
6
1. De politieke bewustwording voor de papieren opstand
In 1555 volgde Filips II zijn vader Karel V op als Heer der Nederlanden en wierp zich op als
verdediger van het katholieke geloof binnen en buiten Europa. Als koning van Spanje voerde
hij met één van de beste legers van Europa, oorlog met het Ottomaanse Rijk en Frankrijk. Dat
leger werd slecht betaald en muitte regelmatig.6 Als koning van de Lage Landen trad Filip op
als absoluut heerser en negeerde oude privileges van de bevolking. Hij bleef onverzettelijk ten
opzichte van godsdienstvrijheid en had geen boodschap aan de Nederlandse steden en adel die
hun privileges wilden behouden. In eerste instantie was de bevolking vanuit het geloof trouw
aan hun natuurlijk heerser, die immers door God was aangesteld. Zij luisterden naar hun
geestelijken die van mening waren dat vrije wilsbeschikking niet bestond. De vraag die ik in
dit hoofdstuk beantwoord, is in hoeverre de gewone mens een politieke bewustwording bezat
voor de propagandacampagne van de opstandelingen. Daarvoor duid ik eerst de politieke
situatie vlak voor de Nederlandse opstand.
In 1559 werd Margaretha van Parma benoemd als landvoogdes. Zij had Granvelle,
bisschop van Atrecht, Viglius, voorzitter van de Geheime Raad, en Berlaymont, leider van de
Raad voor Financiën, als raadgevers. Het leek voor de edelen uit de Lage Landen alsof dit
viermanschap de dienst uitmaakte, omdat deze edelen als lid van de Raad van State vaak
buiten beslissingen werden gehouden. Terwijl diezelfde edelen wel formeel
medeverantwoordelijk waren voor het beleid. Het is duidelijk dat hier grote onvrede over
bestond. De burgers van de Lage Landen waren ook ontevreden, omdat zij afwilden van de
stationering van de duizenden slecht betaalde Spaanse soldaten en zij waren ontstemd over
hun vorst die bleef vasthouden aan de strenge geloofsvervolging.7 Hieruit blijkt dat er weinig
sympathie was voor het beleid van Filips II. Zowel bij de edelen die in principe invloed
hadden op dat beleid, als bij de burgers die geen invloed hadden op dat beleid.
De gewone bevolking had geen politieke stem. De hoge edelen dienden de belangen
van het gewone volk te verdedigen.8 Volgens Craig Harline hadden burgers wel invloed op
politieke beslissingen.9 Hij schrijft dat indien Filips II een bede (een verzoek) deed om
belasting te heffen, dit eerst door de afgevaardigden uit de Staten-Generaal overlegd moest
worden met hun achterban in de provincies die zij vertegenwoordigden. Harline bedoelt hier
met achterban de gegoede burgerij, de regenten van een stad of dorp en de geestelijken, niet
6 Pollmann, Catholic identity, 2. 7 Anton van der Lem, De Opstand in de Nederlanden 1555-1609 (Utrecht 1995), 2. 8 Lem, De Opstand, 2. 9 Harline, Pamphlets, 15.
7
de gewone burgers. Omdat de gewone bevolking door de edelen moesten worden
vertegenwoordigd, schreven in 1561 Lamoraal van Egmont en Willem van Oranje een eerste
protestbrief aan de koning. In 1563 richtten zij samen met Filips Horn, uit protest de eerder
genoemde Liga op.10
Op 31 december 1564 hield Van Oranje zijn pleidooi voor
godsdienstvrijheid in de Raad van State.11
Brieven en pleidooi haalden niets uit en onder
leiding van de Liga, besloot een groot deel van de edelen zich collectief uit te spreken tegen
de plakkaten en de geloofsvervolging.12
Hieruit blijkt dat tot op dat moment geen enkele partij
via de officiële kanalen invloed had op het beleid van Filips II.
Daarbij was de katholieke bevolking sinds de 15e eeuw op zoek naar een andere
invulling van hun religie. Zij waren zeer begaan met de uitholling van hun geloof en keurden
de misstanden binnen de Katholieke Kerk sterk af. Zij voelden zich meer en meer
verantwoordelijk voor hun eigen zielenheil.13
Katholieke geestelijken bleven echter lang de
mening toegedaan dat zij hun kerkgangers niet moesten betrekken bij zaken die hun begrip te
boven zouden gaan. Het betrekken van leken bij discussies over godsdienst en politiek werd
beschouwd als een zwaar misdrijf. De katholieke autoriteiten brandmerkten iedereen die zich
tegen de legale politieke en religieuze instituten verzette per definitie als rebel of ketter.
Katholieken mochten dus geen kritiek op gevoerde politiek uitten.14
Toch ontstond onder invloed van de Renaissance langzaamaan openlijk kritiek op de
katholieke kerk. Een man als Erasmus schreef in 1503 zijn boek ‘Enchiridion militis
christiani’, het ‘Handboek van de Christelijke Strijder’, een daadwerkelijk antwoord voor
leken op wat de andere invulling van het geloof zou kunnen worden. In 1517 had Maarten
Luther publiekelijk kritiek op de Kerk van Rome en de paus. Vanaf 1540 raakten ook de
ideeën van Calvijn in de Lage Landen populair. Dat leidde in de eerste helft van de zestiende
eeuw niet tot een strikte scheiding tussen katholiek en protestant. Aan de ene kant werden de
conventioneel gelovigen onderscheiden, die aannamen wat de kerk voorschreef, en aan de
andere kant de katholieken die positief stonden tegenover de hervormingen van Luther en
Calvijn.15
Dat laat zien dat de gelovigen in eerste instantie probeerden een gulden middenweg
te vinden tussen het oude en het nieuwe geloof.
Terwijl evangelische ideeën zich in de Lage Landen verspreidden, ontwikkelden de
Spaanse autoriteiten de meest strenge ketterij wetgeving van Europa. Excessieve maatregelen, 10Lem, De Opstand, 2. 11 Ibidem. 12 Ibidem. 13 Pollmann, Catholic identity, 31-33. 14 Femke Deen, Moorddam. Publiek debat en propaganda in Amsterdam tijdens de Nederlandse Opstand (1566-1578)
(ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van Amsterdam 2012), 36. 15 Pollmann, Catholic identity, 41.
8
waartegen alle gelovigen grote bezwaren hadden.16
Daarbij kwam dat de traditionele
katholieken allemaal wel familie, vrienden of buren hadden die zich aangetrokken voelden tot
het nieuwe geloof. De conventionele katholieke bevolking kon zich niet vinden in de ter dood
veroordeling van vrome medeburgers en de onrechtmatige confiscatie van hun goederen.17
Zij
worstelden met de strenge wetgeving, uitgevaardigd door het in hun ogen, rechtmatig gezag.
Uit bovenstaande blijkt dat de gewone burgers voor de Nederlandse opstand niet heel
politiek bewust waren, simpelweg omdat zij dat niet hoefden te zijn. De koning was door God
aangewezen, geestelijke vertelden hoe ze moesten leven en hoge edelen werden geacht hun
belangen te verdedigen bij de regering. Zij werden wel beïnvloed door de nieuwe religieuze
ideeën en de strenge geloofsvervolging van Filips II die hun naasten trof. Zij kampten met de
religieuze vraag waar hun loyaliteit moest liggen. Was dat bij de door God aangestelde
heerser of de opstandelingen die meer godsdienstvrijheid voorstonden? In het volgende
hoofdstuk laat ik zien op welke manier de opstandelingen probeerden deze tweestrijd met
pamfletten te beïnvloeden.
2. De keuze voor pamfletten
In april 1566 werd het Smeekschrift der Edelen aan Margaretha van Parma aangeboden.
Hierin werd gevraagd om de plakkaten, de strenge godsdienstverordeningen om het
protestantisme uit te roeien, te verzachtten. Tegelijkertijd riepen duizenden, onder de
bevolking verspreidde pamfletten op, dit initiatief te steunen. Later werden de pamfletten
gevolgd door een kopie van de petitie zelf.18
Een hoogtepunt in de propagandacampagne van
de Liga der Edelen. Van Parma besloot om de inquisitie op te schorten. Dit hoofdstuk
beschrijft wat tijdens de Nederlandse opstand onder een pamflet werd verstaan. Vervolgens
betoog ik wie de schrijvers waren en waarom zij kozen voor een papieren opstand.
Al in de vroegmoderne tijd was het beoogde doel van een pamflet de algemene
opvattingen te beïnvloeden of als propaganda te dienen. Deze uitgaven werden tijdens de
Nederlandse opstand libellen, maren, paskwillen, blauwboexkens, briefjes en boekjes
genoemd. Het Engelse woord ‘pamphlet’ ontstaat volgens Craig Harline in de 17e eeuw en
volgens Femke Deen als Nederlands woord pas in de 19e eeuw.
19 Pamfletten verschenen als
16 Deen, Moorddam, 46. 17 Pollmann, Catholic identity, 19 en 45. 18 Deen, Moorddam, 53. 19 Harline, Pamphlets, 2; Deen e.a., ‘Pamphlets and politics: introduction’ in: Deen e.a. ed., Pamphlets and politics 3-30
aldaar 9.
9
lied, gedicht, petitie, edict, brief of traktaat.20
Marijke Meijer en Els Stronk voegen daaraan
toe dat pamfletten een hoog actualiteitsgehalte gemeenschappelijk hadden. Die actualiteit
onderscheidde hen van ander veel gelezen drukwerk als almanakken en kluchtboeken.21
Wat
pamfletten ook aantrekkelijk maakte, was dat de teksten eenvoudig waren aan te passen aan
de lokale situatie.22
Hieruit blijkt dat de pamflet schrijvende partijen als doel hadden de lezers
te beïnvloeden met behulp van het laatste lokale nieuws. Hoe kwamen ze hier nu toe?
De Liga de Edelen liet zich inspireren door een bestaande traditie die zei dat burgerlijk
verzet mogelijk was tegen een heerser die zich despotisch gedroeg.23
De Liga besloot het
pamflet te gebruiken om hun nieuwe politieke ideeën te lanceren, te verduidelijken en om de
Spanjaarden zwart te maken. Van Oranje en zijn opstandelingen schreven deze pamfletten in
het Nederlands. Omdat de teksten eenvoudig inspeelden op de lokale situatie, waren zij
herkenbaar voor de burgerbevolking. De pamfletten werden geschreven om de bevolking
duidelijk te maken dat hun ellende en misère veroorzaakt werd door de slechte raadgevers van
Filips II. Die behartigden alleen hun persoonlijk belang.24
De opstandelingen vroegen de
burgers zich bij hen aan te sluiten. Hieruit blijkt dat Willem van Oranje en zijn Geuzen
begrepen dat zij nationale steun nodig hadden in de opstand tegen Filip II. Willem van Oranje
participeerde dan ook duidelijk bij het maken van teksten.
In zijn boek ‘De Nederlandse Opstand in pamfletten’ toont P. Geurts aan dat Willem
van Oranje nauw bij de propaganda betrokken was. Dat blijkt onder andere uit
correspondentie tussen hem en Van Wesenbeke, auteur en uitgever van verschillende
verdediginggeschriften.25
Van Oranje hield zich tot in details bezig met de boodschap en
schreef zelf brieven naar verschillende steden en groepen.26
Hij omringde zich met begaafd
schrijvers en kunstenaars,27
als Filips van Marnix van St.-Aldegonde28
, om teksten voor
pamfletten te schrijven. Willem van Oranje had zoveel invloed op de Staten van Holland dat
zij zelfs pamfletten schreven uit zijn naam.29
Daarmee wordt duidelijk dat Willem van Oranje
niet alleen zelf de schrijver van teksten was, maar bekwame schrijvers om zich heen
verzamelde, die pamfletten voor de Geuzen konden schrijven. Dat geeft aan dat hij voor het
20 Deen, Moorddam, 10. 21 Marijke Meijer Drees en Els Stronks, Wat wonders,wat nieuws! De zeventiende eeuw in pamfletten (Amsterdam 2002) 102. 22 Deen, Moorddam, 147. 23Ibidem, 45. 24
Lem, De Opstand, 2. 25 Geurts, De Nederlandse Opstand , 32. 26 Ibidem, 41. 27 Deen, Moordam, 214. 28 Van St.-Allegonde (1540-1598) wordt door wetenschappers genoemd als meest waarschijnlijk schrijver van het
Wilhelmus. 29 Geurts, De Nederlandse Opstand, 47.
10
schrijven van de propaganda over een groep uitstekende vakmensen beschikte. Propaganda
waar zijn opponenten geen weerwoord op hadden.
In tegenstelling tot de opstandelingen, geloofde het Habsburgse centrale gezag aan het
begin van de opstand niet in boekdrukkunst. Zij verbaasden zich over Van Oranje omdat hij
vaak de pen boven het zwaard prefereerde.30
De Spaanse regenten vertrouwden op traditionele
communicatievormen als afkondigingen, ceremonieën of militair machtsvertoon. Zij
begonnen met het opleggen van beperkingen aan drukwerk. Het bestrijden van de pamfletten
had de hoogste prioriteit. Drukkers werden geregistreerd en censuur van boeken werd
ingesteld. De hertog van Alva nam de geloofsvervolging voortvarend ter hand. Hij stelde een
week na zijn aankomst de Raad der Beroerten aan, die politieke arrestaties verrichtten en
onder andere Van Egmond en Horn ter dood veroordeelden. Onder Alva werd het drukken
van bijbels nadrukkelijk verboden.31
De autoriteiten onderschatten hiermee duidelijk de kracht
van drukwerk dat in de Lage Landen zo makkelijk in omloop werd gebracht.
Het was voor de pamfletverspreiders eenvoudig om geïnteresseerde lezers te laten
beschikken over het laatste nieuws, schrijft Harline. De Lage Landen waren vlak voor en
tijdens de eerste jaren van de Nederlandse opstand een massaproducent van pamfletten en
boeken. Drukpersen waren in grote getale voorhanden en zorgden dat een pamflet eenvoudig
gedrukt en herdrukt kon worden. Verkoop vond plaats via boekwinkels en marskramers en
verspreiding via kar en boot.32
Soms werden pamfletten anoniem op een kerkdeur gespijkerd,
soms lagen ze gewoon op straat.33
Omdat pamfletten relatief goedkoop werden gedrukt, kreeg
het gewone volk ook de kans om een pamflet te kopen en te lezen. Ruim zestig procent van de
bevolking kon (een beetje) lezen en schrijven.34
Bovendien werden pamfletten vaak
voorgelezen op openbare plekken.35
Volgens mij was daardoor de inhoud van in grote getale
verspreide pamfletten bij een grote groep van de bevolking bekend.
In eerste instantie waren het Willem van Oranje en zijn opstandelingen die pamfletten
schreven. Zij realiseerden zich dat zij de bevolking nodig hadden om hun opstand succesvol te
maken. Toen de Spaanse regenten inzagen dat het volk daardoor macht had, mengden zij zich
30 Harline, Pamphlets,131. 31 A. Algra en H. Algra, Dispereert niet. Twintig eeuwen historie van de Nederlanden, 1 (8e druk; Franeker 1978) 336: op de
website Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
http://www.dbnl.org/tekst/algr001disp01_01/algr001disp01_01_0028.php (27 november 2013) 32 Harline, Pamphlets, 58, 81, 90-91. 33 Zoals in Antwerpen van 1565 tot 1567 waar pamfletten waarschuwden voor de religieuze reorganisatie die Filips II wilde
doorvoeren in de Nederlanden. Harline, Pamphlets, 85. 34 Simon Groenveld, ‘De Lagere Burgerij, De maatschappelijke verhoudingen in de Nederlanden omstreeks 1559’ in:
Groenveld e.a. ed., De Tachtigjarige oorlog, opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 – 1650, (Zutphen 2008),
aldaar 49. 35 Harline, Pamphlets, 64-65.
11
ook in deze propagandacampagne. Het laatste hoofdstuk laat zien wat de twee partijen
schreven en aan wie, om steun te krijgen voor hun politieke opvattingen.
3. De inhoud en de doelgroep van de pamfletten
Toen de hertog van Alva het verzet van de opstandelingen brak, vluchtte Willem van Oranje
in april 1567 naar Dillenburg. Door de hertog als rebel bestempeld en met schulden en
schande overladen, wilde hij zijn positie heroveren. Daarvoor had hij de steun van de lokale
bevolking hard nodig. In april 1568 bracht Van Oranje zijn ‘Justificatie’ als pamflet uit, in
verschillende talen. Daarin schreef hij dat hij trouw bleef aan de koning, maar in opstand
kwam tegen de uitbuiting door Alva. Als devies voerde de prins: ‘Pro rege, lege et grege’,
‘Voor de koning, de wet, en het volk’.36
Op deze manier probeerde hij zowel steun voor zijn
opstand in 1572 te krijgen als de bevolking bij de politieke discussie te betrekken. In dit
hoofdstuk beantwoord ik de vraag wat de inhoud van de pamfletten was en voor wie zij
bestemd waren.
De inhoud van de pamfletten bestond in eerste instantie uit kritiek op de Spaanse
overheid. Hoewel de censuur vanuit Spanje uiterst streng was, kon deze gedrukte kritiek
nauwelijks gestopt worden.37
De politieke structuur in de Lage Landen was hier debet aan.
Wanneer de overheid een publicatie verbood, kon het bestuur van een provincie of gemeente
dat verbod in de wind slaan. Wanneer een auteur uit een stad verbannen werd, verhuisde hij
naar een andere woonplaats waar hij welkom was. Drukkers en boekverkopers waren
makkelijker te controleren dan de schrijvers en verspreiders van pamfletten. Toch was het
drukken van pamfletten of ander drukwerk, zakelijk interessant genoeg om de censuur op de
koop toe te nemen. Zo toont Deen aan dat er in de beschreven periode alleen al in Amsterdam
ongeveer duizend drukkers en boekverkopers waren.38
Hieruit blijkt dat drukkers vooral
commerciële belangen hadden bij de pamfletten, hetgeen druk en verspreiding gemakkelijk
maakte.
Dat was duidelijk een ander belang dan de schrijvers van de pamfletten hadden. Zij
wilden hun politieke doelen bereiken. Lezers werden overgehaald tot een bepaalde zienswijze,
die steevast als ‘de waarheid’ werd aangeprezen. Willem van Oranje richtte zich vooral tot de
regenten van steden die trouw bleven aan de koning. Hij beloofde een stadsbestuur dat, als ze
de kant van de Geuzen kozen, de stedelingen werden gespaard. Als de stad zijn kant niet koos, 36 Lem, De Opstand, 3. 37 Harline, Pamphlets, 20. 38 Deen, Pamphlets and politics,16.
12
dan dreigde vernietiging. Het pamflet of de brief werd ook naar sympathisanten en bekenden
gestuurd. Deze zorgden ervoor dat de inhoud in de stad bekend raakte, hetgeen voor
bewustwording en discussie zorgde onder de bevolking.39
Dat het geboden alternatief een
beloning of bedreiging was, geeft aan dat het voor de gewone bevolking lastig kiezen was
tussen de reguliere autoriteiten en de rebellen. Naast argumenten werden dreigementen op
politiek en religieus gebied duidelijk niet geschuwd.
Deen betoogt in haar proefschrift dat er een eeuwenoude traditie bestond om met
pamfletten, de bevolking gericht bij religieuze en politieke meningsverschillen te betrekken.
Dit suggereert dat het gewone volk al voor de opstand politiek bewust zou zijn geweest.
Echter pas toen in de zestiende eeuw de klassieke retorica werd herontdekt, werd het oefenen
met argumentatie via onderwijs en rederijkers verspreid.40
Zoals Deen schrijft, ontstond
daardoor een kritische denkwijze bij het publiek.41
Omdat de pamfletten niet eerder in deze
mate in de eigen taal geschreven werden, is aannemelijk dat het grote publiek voor deze
papieren opstand niet eerder bij het politieke en religieuze debat betrokken was. Een debat
waarbij, zoals blijkt, het godsdienstig facet van de strijd werd geaccentueerd.
Zo werd in de propaganda een verband gelegd tussen het lot van het volk van Israel en
de bevolking van de Lage Landen. De calvinisten waren het uitverkoren volk en de vijand
was de Spanjaard, zonder eer en goddeloos. Horst laat in zijn boek zien dat Willem van
Oranje werd afgebeeld als de deugdzame leider die zijn volk van de onderdrukking kon
bevrijden.42
Er werd ook ingespeeld op de armoede en ellende die onder de bevolking heerste.
Het was de schuld van de Spaanse regering dat de koopvaardij tot stilstand was gekomen en
een tekort aan graan ontstond. Toen Alva de Tiende Penning instelde, werd geschreven dat hij
enkel uit was op het onderhouden van de Kerk van Rome. Van Oranje daarentegen, wilde de
rijkdom en welvaart herstellen. Wat hij zocht was steun van de bevolking voor zijn
aanvalsplannen.43
Hieruit blijkt dat de rebellen in de pamfletten een nobel doel dienden,
terwijl zij net als hun Spaanse opponenten, hun eigen belang nastreefden. De gewone
katholieke bevolking kreeg daarom behoefte aan argumenten die de inhoud van deze
protestantse pamfletten weerlegden.
De pamfletten van de opstandelingen hadden effect op de Spaanse getrouwelingen. De
katholieke bevolking had rechtvaardiging nodig voor hun eigen geloof en om het geloof van
39 Deen, Pamphlets and politics, 217. 40 Deen, Moorddam, 37. 41 Ibidem, 38. 42 Daniel Horst, De Opstand in zwart-wit: propagandaprenten uit de Nederlandse opstand (1566-1584) (Zutphen 2003),
111. 43 Ibidem, 121.
13
hun opponenten te weerleggen. De katholieke geschriften die beschikbaar waren, boden geen
of onvoldoende duidelijk weerwoord op de protestantse ketterij. In het vacuüm dat in 1566
ontstond, gingen priesters, in het Nederlands, reageren op de clandestiene werken van de
protestante schrijvers. Zo ontstond in Leuven een groepje hoog gekwalificeerde schrijvers die
zich expliciet bezig hielden met ketterse argumenten. Zij namen zelfs uitgangspunten van de
protestanten over.44
In 1566 startten in Gent 2 katholieke priesters in het openbaar discussies
over de argumenten van de ketters en hoe je deze als gelovige kon ontzenuwen.45
Daarmee
wordt duidelijk dat katholieke geestelijken het publieke debat met hun volgelingen aangingen.
Dat initiatief lag echter niet alleen bij regenten en geestelijken.
Ook leken reageerden op de pamfletten. Zoals het initiatief van Jan vanden Bosch, die
de Scopus Biblicus liet drukken, want ‘hoewel preken ook belangrijk waren, konden jongeren
zo makkelijk kennis nemen van de Geschriften’.46
Ook een schrijfster als Anna Bijns bood
argumenten. Zij schreef dat het ergste idee van de protestanten was dat je geestelijken zou
kunnen bekritiseren. Zij betoogde dat de geestelijken zondigden, omdat zij ook gewone
mensen waren.47
Ik leid hieruit af dat gewone gelovigen serieuze pogingen deden om de
inhoud van de protestante pamfletten te weerleggen.
In dit hoofdstuk werd duidelijk dat de schrijvers van de pamfletten zich richtten op de
volgelingen van hun tegenstanders en hun eigen medestanders. De volgelingen van hun
tegenstanders probeerden zij met politieke argumenten, maar ook met bedreigingen over te
halen van kant te wisselen. Hun medestanders zetten zij in om anderen over te halen hun zijde
te kiezen.48
De bevolking kreeg hiermee een belangrijke politieke functie in de opstand.
44 Pollmann, Catholic identity, 79. 45 Ibidem, 49. 46 Ibidem, 63. 47 Ibidem. 48 Deen, Moorddam, 154.
14
Conclusie
Voordat de Liga de een papieren opstand startte was er geen sprake van politiek bewustzijn
bij de gewone bevolking. Gelovigen hielden zich niet bezig met kritiek op politiek beleid,
simpelweg omdat dat binnen het katholieke geloof niet bestond. Zij geloofden dat hun koning
was aangesteld door God. Er was wel sprake van religieus bewustzijn onder invloed van de
geloofsvervolging die Filips II had ingesteld. Gelovigen die beïnvloed werden door
protestantse ideeën, wilden hun katholieke geloof evenwel niet afzweren. Door het beleid van
de koning en Alva gingen zij wel inzien dat godsdienstvrijheid bij de opstandelingen lag.
Omdat de pleidooien van de edelen tot niets leidden, besloot de Liga de bevolking
actief bij de politieke discussie te betrekken. Dat deden zij door middel van propaganda. De
Spaanse censuur werd makkelijk ontweken en pamfletten waren eenvoudig te verspreiden.
Willem van Oranje liet schrijvers propaganda schrijven en schreef zelf ook. Zijn Spaanse
opponenten begonnen eerst met het verbieden van kritisch drukwerk. Toen bleek dat verbod
en censuur geen effect hadden, begaven zij zich ook in de pamfletschrijverij. Beide partijen
zagen de pamfletten als een belangrijk instrument om de bevolking voor zich te winnen.
Omdat het drukwerk zo breed verspreid kon worden, werd zo daadwerkelijk een grote groep
van de gewone bevolking bij het politieke machtsspel betrokken.
De teksten van de pamfletten bevatten zowel politieke als religieuze argumenten. Het
belangrijkste politieke argument was dat een volk in opstand mocht komen tegen een wreed
en onrechtvaardig heerser. Daarmee richtten de opstandelingen zich met name op de
katholieken die trouw bleven aan Filips II. Een ander argument was dat het beleid van de
koning alleen maar rampen en ellende voortbracht, terwijl Willem van Oranje voorspoed en
heil zou brengen. Daarbij kwam het religieuze argument dat de opstandelingen
godsdienstvrijheid zouden toestaan.
Uit mijn werkstuk blijkt dat de bevolking voor de opstand geen of gering politiek
bewustzijn bezat. Omdat het katholieke geloof grote veranderingen doormaakte en Filips II
weigerde om hier ruimte aan te geven, werden uiteindelijk alle gelovigen betrokken bij de
politiek. De nieuwe gelovigen werden gebrandmerkt als ketter en bedreigd met de dood.
Kiezen voor het protestantse geloof kreeg zo een politieke consequentie, zowel voor de
protestanten als de katholieken.
Duidelijk is dat er tijdens de eerste jaren van de Nederlandse opstand enorme aantallen
pamfletten verspreid zijn. Er werd moeite gedaan om pamfletten te schrijven en uit te geven.
Daaruit blijkt dat de schrijvers van pamfletten het een nuttig instrument vonden om steun te
15
verkrijgen van de bevolking. Een bevolking die zij als invloedrijke partij zagen en die zij
nodig hadden om hun macht te behouden of te winnen. De invloed van pamfletten op het
individu is lastig aan te tonen. We kunnen niet weten wat de lezers dachten en welke actie zij
eventueel namen. Wel is aangetoond dat de bevolking voortdurend werd blootgesteld aan
argumenten en verklaringen van de twistende partijen en zo beschikking kreeg over veel
informatie. Daardoor waren zij goed ingelicht en konden kritisch zijn.
Mijn conclusie is daarom dat de papieren opstand inderdaad invloed hebben gehad op
de politieke bewustwording van de bevolking van de Lage Landen. Daardoor kreeg de
bevolking tijdens de Nederlandse opstand voor het eerst een cruciale politieke rol.
16
Literatuurlijst
Arnade, Peter en Henk van Nierop, The political culture of the Dutch revolt. Introduction,
Journal of Early Modern History, 11, 4-5, 253–261.
Deen, Femke, e.a., ed., Pamphlets and politics in the Dutch Republic (Leiden en Boston
2011).
Deen, Femke, Moorddam. Publiek debat en propaganda in Amsterdam tijdens de
Nederlandse Opstand (1566-1578) (ongepubliceerd proefschrift, Universiteit van Amsterdam
2012).
Duke, Alistair, ‘The elusive Netherlands. The question of national identity in the early
modern low countries on the eve of the Revolt’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de
Geschiedenis der Nederlanden-Low Countries Historical Review, 119 (2004) 10-38.
Geurts, P.A.M., De Nederlandse Opstand in pamfletten (Nijmegen 1956).
Groenveld, S., e.a. ed., De Tachtigjarige oorlog, opstand en consolidatie in de Nederlanden
(ca. 1560 – 1650, (Zutphen 2008).
Harline, Craig, Pamphlets, printing and political culture in the early Dutch Republic
(Dordrecht 1987).
Harms, Roeland, Pamfletten en publieke opinie. Massamedia in de zeventiende eeuw
(Amsterdam 2011).
Horst, Daniel, De Opstand in zwart-wit: propagandaprenten uit de Nederlandse opstand
(1566-1584) (Zutphen 2003).
Kruif, Jose de, ed., Het lange leven van het pamflet. Boekhistorische, iconografische, literaire
en politieke aspecten van pamfletten 1600-1900 (Hilversum 2006).
Lem, Anton van der, De Opstand in de Nederlanden 1555-1609 (Utrecht 1995), 2-3. (Een
uitgebreide en verbeterde versie van dit boek is te vinden op www.dutchrevolt.leiden.edu).
Meijer Drees, Marijke en Els Stronks, Wat wonders, wat nieuws! De zeventiende eeuw in
pamfletten (Amsterdam 2002).
Pollmann, Judith, Catholic identity and the revolt of the Netherland, 1520 –1635 (Oxford
2011).
Pollmann, Judith, ‘How to flatter the laity’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de
Geschiedenis der Nederlanden-Low Countries Historical Review, 126 (2011) 97-106.
Pollmann, Judith en Andrew Spicer, red., Public opinion and changing identities in the early
modern Netherlands (Leiden en Boston 2007).
Stichting A D & L en Ceneton, ‘Placcaet tegen de plundering der kerken – 1566’, zj, website
Universiteit Leiden.
http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Renaissance/Facsimiles/PlunderingKerken1566/index.htm
(27 november 2013).
Stipriaan, Rene van, ‘Words at War: the early years of William of Orange’s propaganda’,
Journal of Early Modern History, 11, (2007) 4-5, 331-349.