circumplaudo nr. 47 september 2010

60
Literair internettijdschrift Literair internettijdschrift Literair internettijdschrift Literair internettijdschrift C-I-R-C-U-M-P-L-A-U-D-O nummer 47 | september/oktober 2010 | 5 e jaargang

Upload: circumplaudo

Post on 17-Mar-2016

223 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Literair internettijdschrift

TRANSCRIPT

Page 1: Circumplaudo nr. 47 september 2010

Literair internettijdschriftLiterair internettijdschriftLiterair internettijdschriftLiterair internettijdschrift

C-I-R-C-U-M-P-L-A-U-D-O

nummer 47 | september/oktober 2010 | 5e jaargang

Page 2: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 2

CIRCUMPLAUDO

nummer 47 september/oktober 2010

5e jaargang

-tweemaandelijks verschijnend literair platform- Ad van der Zwart

Marijke Scholten

Eric Peterse Redactie

www.circumplaudo.nl Webadres

[email protected] E-mail

Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij

Ad van der Zwart Vormgeving website

Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk

© 2010 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright

Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen. Voor een optimaal leesgemak van de pdf op de pc adviseren wij om het ‘Beeld’ in Adobe Reader op ‘Twee pagina’s’ in te stellen.

Page 3: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 3

Inhoud

Argibald - Cartoons 4, 18, 29, 30, 56

Oscar J. de Vries - De vergadering 5

Gerard Scharn - Drie briefjes op een tuinhek 19

Gurkje van Dam - Gurkjes die op de trein wachten 23

Seger Weijts - Twee gedichten 27

Marijke W.I. Schölten - De vergetelheid (epiloog) 31

Margaretha van Wijck - Greta oto 35

Rob den Boer - Het einde verdwaald 37

S. Groenhart - Schrijf & plan een boek 57

Page 4: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 4

Argibald

Page 5: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 5

Oscar J. de Vries

De vergadering

De bel.

Ik ren naar beneden. Het kantoor is verlaten en donker. Als ik de

deur open trek, zie ik in het lantaarnlicht een heel oude man voor

mij. Hij staat zwak op zijn benen, zijn hoofd houdt hij gebogen,

hij kijkt twijfelend omhoog, naar mij.

“U komt voor de vergadering?”

De oude man zegt niets, hij schudt voortdurend met zijn hoofd,

het beeft, ik weet niet of hij ‘ja’ of ‘nee’ schudt. Ik laat hem bin-

nen, mompel ‘te vroeg’, ‘binnen een kwartier’ en ‘even wachten’.

Ik laat hem staan in de gang en wil naar boven rennen, naar mijn

kantoor, naar de rust.

De bel.

De broodjes zijn er, godzijdank, net op tijd.

De bel.

Drie mannen die voor de vergadering komen. Ik knip de lichten in

de vergaderzaal aan. De grote tafel staat gedekt voor zestien deel-

nemers. De eersten nemen plaats en storten zich meteen op de

broodjes. Ik voorzie hen van drinken en een bordje waar ze hun

broodkruimels op kunnen laten vallen.

De bel.

De bel.

De bel.

Met een open fles wijn in de hand trek ik de zware deur weer

open. Twee vrouwen, ze kijken ernstig, knikken haastig en ver-

dwijnen zonder iets te zeggen in de vergaderzaal. In de keuken

hou ik een minuut lang de rand van tafel vast. Met handen vol

schalen voeg ik mij wat later bij de gasten.

Als ik mij neerzet en de bediening voor de rest van de avond aan

henzelf overlaat, valt het mij voor het eerst op. De spanning. Ik

kan het haast ruiken. De enkele vrouwen zitten samen aan een

Page 6: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 6

hoek van de lange tafel op fluistertoon te keuvelen, ik hoor niet

wat zij zeggen. De mannen hebben elk hun papieren opengesla-

gen, zij kijken strak voor zich uit.

‘Nu gaat het gebeuren,’ lijken zij te denken.

Wat gaat er gebeuren?

De bel, gelukkig, ik haast mij de zaal uit. Een klein mannetje stapt

voorzichtig in het licht van de gang, hij houdt een fietshelm tegen

zijn borst geklemd. Hij stelt zich voor, stil en nerveus, ik hoor niet

wat hij zegt, maar vraag niet nog eens naar zijn naam en wijs hem

de weg naar de vergaderzaal. Als ik mij neerzet naast mijn bazin,

die alles in goede banen moet leiden, zie ik alle ogen naar de

nieuwkomer kijken. Het zijn geen blikken die een blij weerzien

uitdrukken.

Ik tel de hoofden, veertien, niet voltallig, maar de bazin zegt luid:

“Wel dan.” En we kunnen beginnen. Ik sla mijn schrift open. Ik

weet niet waar de vergadering over zal gaan en wie al deze men-

sen zijn, maar ik hoop het een en het ander gaandeweg af te kun-

nen leiden uit de woorden die zullen vallen.

Onnodig voor iedereen behalve mij, vat de bazin kort samen

waarom wij hier allemaal rond de tafel zitten. Het doel is het red-

den van de zaak. Het is een zaak waar de ene partij - alle gasten

min één - achter staat, een zaak die bedreigd wordt door een initia-

tief van de andere partij, bestaande uit de nerveuze man met de

fietshelm. Zoveel begrijp ik al.

De lijnen zijn getrokken en de ogen gericht op de ene man, die ik

nu bestempel als de aanvallende partij en die ik later de vijand zal

noemen.

Na deze korte inleiding geeft de bazin het woord aan de vijandige

partij zodat hij zijn standpunt kan bepleiten. Het wordt stil, de

spanning weegt. Hij zoekt iets op zijn laptop, iedereen wacht, hij

neemt zijn tijd. Is dit een psychologisch spelletje? Ik weet het niet,

maar wacht net als de anderen machteloos tot hij eindelijk zijn

Page 7: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 7

keel schraapt en ‘goedenavond’ zegt. Hij steekt van wal.

Zijn uiteenzetting duurt twintig minuten. Hij gebruikt een archa-

isch taaltje dat enkel begrepen kan worden door mensen die deze

taal dagelijks en beroepsmatig benutten. Als ik na enkele tellen de

draad kwijt ben, besluit ik mij te focussen op de stilzwijgende

reacties rond de tafel. Ik zie strenge gezichten, nerveuze gezich-

ten, onzekere gezichten en woede ophopende gezichten, later han-

gende gezichten, hoofdschuddende en gefronste gezichten. Een

enkeling, die recht tegenover de vijand zit, maakt woeste notities

in zijn schrift met lederen kaft. Ik bestudeer deze man. Hij lijkt

mij de eerste van de aangevallen partij die een tegenoffensief zal

inzetten. Hij straalt strijd uit. Een man van pensioengerechtigde

leeftijd, maar immer een strijder. Hemd strak om zijn omvangrijk

gespierde borstkas gespannen, enkele knopjes open zodat het zil-

veren borsthaar eruit kruipt, kale knikker, viriele diepe blik en

twee dikke zwarte rupsen boven zijn felblauwe ogen. Hier zit een

man van de oude stempel, een cowboy zelfs, iemand die niet met

zich laat sollen, en die, als hij zijn kans ziet, het lijk van de vijand

zal gebruiken om er de bergwand mee af te sleeën.

Het enige wat ik kan opmaken uit de uiteenzetting van de vijand is

een ondertoon die niet veel goeds belooft. Als hij in zijn kronke-

lende taaltje uitdrukking geeft aan zijn twijfels over de kwalitatie-

ve output van de aangevallen partij, hoor ik achterin de zaal een

potlood kraken. Niemand kijkt om, de ogen blijven strak op de

aanvaller gericht. Ik hou mijn balpen in de aanslag, klaar om de

situatie te beschrijven zodra ik ze begrijp. Maar het moment laat

op zich wachten. De woorden hoor ik wel, maar waarom zij sa-

men in één zin staan, is mij een raadsel.

“De performantie en het draagvlak van de artikels ontberen de

nodige academische draagkracht om door het juridische veld aux

seriéux genomen te worden.”

Ik noteer klanken.

Page 8: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 8

De vijand heeft gesproken. Ik verwacht een onmiddellijke tegen-

aanval. De oude cowboy legt zijn ellebogen op de tafel en wrijft

aan zijn kin, hij neemt een afwachtende houding aan. Ik zie veel

gekruiste armen. De vrouwen fluisteren in elkaars oren. Een man

voor mij gaat half over de tafel hangen om de fles rode wijn te

grijpen. Hij schenkt zichzelf en zijn buurman, die overdreven diep

in een broodje bijt, een royaal glas vol. Die man voor mij, heeft

ook keurige notities bijgehouden tijdens de uiteenzetting van de

vijand, van hem verwacht ik eveneens iets van weerwerk. Ik noem

hem 'de politieker', omdat hij een bondige boodschap hult in on-

noemelijk veel woorden.

De politieker, de oude cowboy en de vijand zullen de voornaamste

actoren worden in de verbale strijd, zo vermoed ik. Eerdere ver-

gaderingen hebben mij geleerd dat je zoveel mensen rond een

tafel mag zetten als je maar wil, meer dan een handvol stemmen

zal je niet horen. Doorgaans heb je twee à drie luidmonden die het

hele laken naar zich toe trekken, de rest zit, knikt ja of schudt nee,

schrijft iets op maar spreekt niets uit, maakt tekeningen of trekt

strepen op papier, drinkt en eet broodjes of staart naar het niets tot

de vergadering is afgelopen.

“Maar...”

Met z'n allen draaien wij de hoofden naar het verste uiteinde van

de lange vergadertafel. De door iedereen vergeten oude man zat

daar het voorbije half uur met zijn potlood strepen te trekken op

zijn kaft, om deze vervolgens traag weer weg te gommen en het

gomsel van de kaft te blazen. Zijn plotse en luide ‘Maar...’ sloeg

mij niet enkel met verstomming, zijn ‘Maar...’maakte mij ook

meteen duidelijk dat deze oude man een groot aanzien geniet bij

iedereen hier aan deze tafel, de vijand incluis.

“Zegt u maar, professor,” dondert de oude cowboy met autoritaire

stem en hij strekt zijn arm om hem ook figuurlijk het woord te

geven. Wij houden onze adem in. Misschien zal de oude professor

zijn grote licht laten schijnen en de klare woorden spreken die mij

Page 9: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 9

eindelijk duidelijk zullen maken waar het hier nu allemaal om

draait.

Ik klik op mijn balpen.

“Maar...” klinkt het weer. De spanning is te snijden. Ik durf wed-

den dat de vijand, die ondanks zijn nerveuze start en het enorme

overwicht aan tegenstanders, op arrogant zelfzekere wijze had

gesproken en klonk als de reeds gekroonde overwinnaar over de

in de touwen geslagen tegenstander, nu bij het horen van deze

tweede “Maar...” van de professor een zweetparel over zijn voor-

hoofd voelt kruipen.

“Maar...” klinkt het voor de derde keer. Ik begin alweer mijn twij-

fels te krijgen.

“...In wiens naam spreekt u eigenlijk, mijnheer?” vraagt de oude

stem eindelijk.

Stilte. Alle hoofden draaien zich weer naar het andere uiterste van

de tafel. De vijand denkt na, wikt woorden en zegt: “Weet goed,

dat ik niet op persoonlijke titel spreek. Ik verwoord enkel beleids-

nota's.”

De oude cowboy kijkt nors en strak en dondert: “Wiens beleids-

nota's, als ik vragen mag?”

De vijand schraapt zijn keel, maar lijkt zich te verslikken, wat hij

zegt klinkt als een kuch, alsof hij het antwoord in zijn hand wil

vangen en het wegblazen zodat het van de baan is.

“De overheid.”

Een donderslag zou perfect geweest zijn als geluidseffect.

Een grote vuist landt niet onzacht op het tafelblad. De oude cow-

boy dondert op uiterst dramatische toon: “Maar dan is het kalf al

verdronken!”

Gefluister en onthutst gezucht overal om mij heen. Even proef ik

de hoop op een vroegtijdig einde van de vergadering. Halfzeven is

het nu. Ik hoopte rond acht uur thuis te zijn. Even voorzie ik nog

meer op tafel landende vuisten, mensen die woest hun stoel ach-

Page 10: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 10

teruit duwen en met veel pompeuze gebaren de vergaderzaal uit-

stormen omdat hun zaak toch hopeloos is verdronken.

Mijn hoop wordt gevloerd door de bazin, ook zij heeft er haar

belang bij dat de zaak blijft voortbestaan, blijkbaar, zij vraagt de

aangevallen partij om in alle rust haar standpunten uiteen te zetten

in de hoop om alsnog tot een vergelijk te komen. Voor het eerst

valt de term die al menig een vergadering tot in de eeuwigheid

deed voortduren: ‘Compromis.’

Op aanwijzen van de bazin, mag de oude cowboy de tegenaanval

inzetten.

Wat volgt is een even emotioneel, woest als bevlogen pleidooi

voor de zaak die hen zo genegen is en waaraan zij allen reeds vele

jaren hun bloed, zweet dan wel tranen hebben geschonken en dit

alles nog belangeloos en onbezoldigd ook. De zaak betekent iets

voor deze mensen, wat de zaak ook mag of mag geweest zijn. Ik

zie vele instemmend knikkende maar ook droeve gezichten rond

de tafel.

“In tijden van verzuring, academisch overwicht en vervaging van

de praktijk, is onze zaak in al die jaren een baken van licht in de

duisternis geweest, ja zelfs hoop, mensen, hoop voor zij die de

zaak meer dan ooit kunnen gebruiken in deze donkere tijden. On-

ze zaak heeft nooit aan integriteit of relevantie ingeboet, nooit, tot

daar een kaper op onze kusten landde en de grond van onder onze

poten groef zonder dat wij het merkten...”

Hij pauzeert voor dramatisch effect en spuugt dan het vuile woord

uit: “Overheid!”

Instemmend gemor en geschuifel van papieren. De vijand tuit zijn

lippen en schudt met zijn hoofd, wat hij lijkt te willen zeggen,

slikt hij weer in: “Nu moet u ook niet overdrijven hoor.”

Ik voorspel een lange, immer in cirkels draaiende discussie die

nog vele uren zal aanslepen.

Dan weerklinkt er uit een donkere hoek van de tafel een schelle

Page 11: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 11

vrouwenstem: “Ligt het aan de rubrieken misschien?” Haar vraag

klinkt oprecht en emotioneel, alsof zij niets minder dan één klaar

en finaal antwoord verwacht. Maar een antwoord volgt niet.

Iedereen kijkt afwisselend naar elkaar en naar de vijand, die de

schouders ophaalt.

Over welke rubrieken heeft zij het, welk belang heeft zij bij deze

rubrieken en wat is het verband met al het voorgaande? Ik ben

klaar om het op te geven. Ik verlies mijn sowieso al magere inte-

resse in deze hele zaak en vooral in het bijwonen van deze verga-

dering.

Maar en helaas, rechtstaan en weglopen is geen verstandige optie.

Dit is mijn werk, mijn rol in dit kantoor is naast mijn bazin zitten,

zwijgen, luisteren en noteren. Dus blijf ik gevangen zitten en stil-

aan vergaan alle stemmen en klanken in gegons dat slechts af en

toe nog wordt doorboord door flarden van een steeds feller wor-

dende discussie rondom mij. Het einde is zoek.

“Jullie de helft en wij de helft. Wat denkt u daarvan?”

“Welke helft?”

“Maar ligt het dan aan de rubrieken?”

“Dit is geen vriendelijke overname, dit is kindermoord!”

“Wat mag ik hieruit concluderen?”

“U onderbreekt mijn vraag met uw vraag. U mag uw vraag stellen

zodra ik een antwoord heb!”

Een verloren half uur later: “Wat was uw vraag?”

“Deze ben ik vergeten, heeft u al een antwoord ondertussen?

“Maar ligt het dan aan de rubrieken?”

Wat als de lichten nu eens uitvallen? Ik zoek in het wilde weg

naar een oplossing. Maar, bedenk ik snel, wachten op een stroom-

panne is als wachten op een conclusie voor deze discussie. Voor

een uitweg uit deze dwaas makende vergadering neem ik zelfs

sabotage in overweging.

Het lijkt o zo makkelijk. Even mezelf excuseren, ik hoef niet te

Page 12: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 12

zeggen dat ik naar het toilet ga, dat hoort niet bij formele bijeen-

komsten als deze. Ik verlaat met een lichte buiging de vergader-

zaal, sla eens hard met de toiletdeur en sluip op kousenvoeten naar

het posthok, waar onze elektriciteitskast hangt. Ik ken de algeme-

ne schakelaar, kortsluitingen genoeg in dit oude kantoor, ik twijfel

niet, ik trek hem naar beneden. Ploef, alles is duisternis.

Geroep uit de vergaderzaal, stoelen worden verschoven, glazen

omgestoten en mensen knallen tegen tafelranden en vloeken. Ik

haast mij weer op kousenvoeten naar de wc en spoel door, want

ook tijdens een panne kan je gewoon doorspoelen. Ik sla nog eens

hard met de deur en zoek mezelf op de tast een weg naar de ver-

gaderzaal, waar verwarring heerst en ze mij niet zien binnen ko-

men en ik roep: “Wat is er gaande?” En iemand anders roept uit

de duisternis: “Een stroompanne!” En ik dan weer: “Wat nu ge-

daan? Zo kan een mens toch niet vergaderen?” En iedereen is het

met mij eens en iedereen gaat naar huis en ik ook.

De bel.

Een nieuwe dramatische wending staat te wachten achter de deur.

Als zij voorbij mij naar binnen schuifelt, ruik ik alcohol en on-

raad. De nieuwkomer neemt berekend plaats in een strategisch

hoekje, de bazin fluistert in mijn oor: “Maar wij hebben haar he-

lemaal niet uitgenodigd.” Het daaropvolgende uur hou ik haar

scherp in de gaten. Zij spreekt niet, zij drinkt het ene glas water na

het andere en beperkt zich tot intens droef voor zich uit staren. Zij

zit op iets te kauwen wat eruit moet.

Het is de oude professor die opnieuw ieders aandacht trekt door

driemaal ‘Maar...’ te zeggen.

“Maar... Wil dit dan zeggen dat wij het met elkaar eens zijn?”

Ik val uit de lucht, maar hopen durf ik al lang niet meer.

“Als u het enkel over dit ene punt hebt, dan zou het kunnen dat

wij het eens zijn met elkaar,” zegt de vijand met vermoeide stem.

“Maar welke parameters zullen wij hanteren om vast te stellen dat

Page 13: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 13

wij het met elkaar eens zijn?”

“Wenst u daar over te discuteren, over de parameters van het ge-

lijk?”

“Tuurlijk! Anders nemen de emoties de overhand, criteria zijn de

enige houvast in tijden van hoogoplopende discussies als deze.”

Ik zucht, weer wil ik rechtstaan, met mijn schrift hard op tafel

slaan, roepen, wegstormen, naar huis. Ik zit, zucht nogmaals, ge-

vangen in de eeuwige vergadering.

Moedeloos kijk ik opzij. Twee stoelen verderop zie ik een jonge

vrouw. Zij is een overtuigd lid van de stille meerderheid. Niet

alleen besteedt zij geen enkele aandacht aan de vergadering, zij

sluit zich ook geestelijk volledig af van alles en iedereen, opge-

slorpt als zij is in het maken van behoorlijk psychedelische en

ietwat verontrustende tekeningen.

Op de door mij opgestelde en achterafgezien volstrekt onbenutte

agenda van de vergadering zie ik kronkelende, in stukken gezaag-

de lichamen zonder hoofden, een halve aardbol, iets wat lijkt op

de romp van een paard en iets wat lijkt op een zelfportret, wat kan

wijzen op een serieus verstoord zelfbeeld of zelfs een geestelijke

stoornis en zo iemand wil je niet naast je hebben tijdens een esca-

lerende vergadering. Wat als er plots iets springt in haar hoofd? Ik

huiver een beetje en voel mij alleen en onbeschermd.

Wie zijn al deze mensen toch, wat doen zij hier, waar gaat dit

naartoe en waarom gaan zij niet gewoon naar huis?

Een snik. Ik weet meteen naar waar ik moet kijken. Een bevende,

uitgestoken vinger.

De vinger wijst recht naar de bazin en bijna naar mij. De naar al-

cohol ruikende vrouw is uitgekauwd en klaar om te spugen. Zij

stort haar gal uit over de bazin, spreekt van broodroof, onheuse

behandeling, zij uit dreigementen die anderen naar adem doen

happen en al die tijd die bevende, beschuldigende wijsvinger.

Mijn bazin kijkt bleek en geschokt naar de nutteloze agenda en zij

Page 14: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 14

kucht en het loopt uit de hand. Deze ene kuch bewijst onze mach-

teloosheid en duwt de vergadering over de afgrond van de rede-

lijkheid. Beschuldigingen vliegen heen en weer over de tafel,

stemmen worden verheven, de formele beleefdheid waait de deur

uit, de cowboy dondert ‘allemaal collectief ontslag!’ Een gebro-

ken stem zegt ‘compromis,’ er klinkt hoongelach, de vijand grijpt

zijn gezicht vast en lost een moegetergde kreun en de bazin pro-

beert de gezonken meubelen te redden met een te onzeker klin-

kend: “Aldus kunnen wij concluderen dat...”

“Maar ligt het dan aan de rubrieken?”

Woest word ik bijna als ik het weer hoor weerklinken uit haar

schelle klanken barende mond. Een antwoord krijgt zij ook deze

keer niet, maar een vrouw naast haar neemt het woord over. Als

zij spreekt, dansen de vingers aan haar opgeheven hand sierlijk in

de lucht. Van wat zij zegt, hoor ik geen woord. Mijn ogen volgen

haar vingers, in gedachten dans ik mee, rustig, heupwiegend op de

maat van een mooie oude plaat. Ik stijg op en verdwijn. Het ge-

gons rond de tafel mix ik traag weg en daar klinkt al een nieuw en

veel beter deuntje. Wat zal ik na dit plaatje draaien? Ik neus door

mijn platenbak, laat mijn vinger over hoesruggen glijden, blaas

stof van mijn vingertop. Ik leg de volgende plaat klaar, luister

even, perfect, dat ik daar nooit eerder aan dacht. Ik kijk op, naar

het ruime oude café dat voor en onder mij ligt, aardig vol, een

gezellig gegons van drinkende zielen op een weekendavond. De

ober komt vragen of ik iets wens te drinken. “Een whisky zonder

ijs en een glas water,” heerlijk. Ik steek een sigaret in mijn mond,

een beloningsmoment, ik proef van de filter. De ober keert terug

met op een schaaltje mijn mooi gevulde glazen. De plaat is bijna

afgelopen, nog één crescendo van schetterende blazers tot de laat-

ste drumslag en de volgende kan starten. Ik leg mijn sigaret in de

asbak en gooi één schuif van het mengpaneel open en de andere

toe. Vanuit een ooghoek zie ik hoe de ober de glazen op het hoge

tafeltje naast mij plaatst en de asbak met brandende sigaret op zijn

Page 15: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 15

schaaltje zet.

“Wacht!” roep ik, de ober duwt mijn sigaret uit en schudt zijn

uitgestoken wijsvinger heen en weer.

“In deze hoek mag niet gerookt worden, meneer,” klinkt het.

“Oh,” zucht ik. Hoofden in de bar draaien zich naar mij, ik kijk

naar beneden, de naald ligt naast de plaat, een dreigend gedreun

en schaamrood op de wangen.

Eén schot. Eén vrouw die gilt. Een harde bonk. De geur van ver-

brand kruit. Een rookwolkje in een hoek van de vergaderzaal, uit

het rookwolkje prikt de loop van een geweer, het geweer rust in de

verbazend vaste handen van de oude professor. Gomsel dwarrelt

naar beneden. Ik volg de richting die de geweerloop mij toont en

eindig bij het hoofd van de vijand, dat stil en bloedend rust op de

vergadertafel.

Een stoel barst door het grote raam aan de straatkant, de gordijnen

worden door de wind naar buiten gezogen. De vrouwen grijpen

elkaar vast en storten zich onder de tafel.

Ik spring in mijn rol en van mijn stoel en op de tafel. De geweer-

loop hangt daar nog steeds onbeweeglijk en het geweer rust vast

in de handen van de oude professor als ik mij over de tafel haast

en spring in zijn armen. De stoel onder hem barst en wij storten

tegen de grond, zijn hoofd landt hard, hij is meteen buiten westen.

Ik trek het pistool uit zijn hand, het is nog warm, ik gooi het weg.

Tumult achter mij, de cowboy zie ik over de tafel naar de vijand

kruipen, de politieker probeert hem aan zijn hemd tegen te hou-

den, het hemd scheurt open, de grijze borstharen hebben vrij spel

als de cowboy het hoofd van de vijand optilt en roept: “Schijt aan

de overheid!” En hij met zijn dikke vuist een mep aan het hoofd

verkoopt, waardoor de dode vijand achterover slaat en ook door

zijn stoel barst en op de koude tegels landt. De cowboy is nog niet

klaar, hij springt van de tafel en landt bovenop de vijand, gaat op

zijn borstkas zitten, tilt nogmaals zijn hoofd bij zijn met bloed

besmeurde haren op en haalt een wonderlijk lang mes uit zijn

Page 16: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 16

broek tevoorschijn.

“Oh god nee!” hoor ik de politieker schreeuwen, “Laat het ons zo

ver niet komen,” huilt hij bijna, en: “Laten we er het hoofd alsje-

blieft bij houden!” en ik denk: ‘Hoe absurd!’ Ik lach, ik lach mij

te pletter, zo hard dat ik er tranen van in mijn ogen krijg, ik lig te

schokken op het lichaam van de oude professor, ik kan niet zien

hoe de cowboy het mes aan de nek van de vijand zet, iedereen

schreeuwt tot alles één dof gegons wordt en ik schrik wakker.

Ik veeg kruimels en gomsel van de tafel. Enkelen kaarten druk na

in een hoek van de vergaderzaal, anderen troosten de vrouw met

de verwijtende vinger die staat te huilen in de gang. Als het aan

mij ligt, schop ik ze allemaal de deur uit en de straat op en zal ik

voorstellen dat ze het daar met vuisten, nagels en aktetassen ver-

der uitvechten. In de keuken, waar niemand mij kan horen, vloek

ik.

Als ik weer de vergaderzaal inwandel, staat de bazin in mijn

schrift te bladeren. Ik wil het schrift van onder haar neus trekken

en ermee wegrennen, maar dan zegt zij: “Kan jij dit zelf lezen?”

wijzend naar mijn snel snel in het geniep gevormde krabbels.

“Als geheugensteuntjes werken deze krabbels prima voor mij,

mevrouw, een beetje zoals steno.” Een goede redding, vind ik

zelf.

In de gang hoor ik de huilende vrouw kermen: “En ze moeten niet

denken dat ik nog het verslag van de vergadering zal schrijven!”

De bazin zucht. “Dat ontbrak er nog aan”, mompelt ze. Ze kijkt

naar mij, ze wijst naar mijn schrift. Ik hoop dat ze het niet zal

zeggen maar zij zegt het toch: “Wil jij het verslag schrijven? Ik

moet eerlijk toegeven dat ik ergens halverwege het overzicht ver-

loor over de strijdlijnen en standpunten. Schrijf jij je notities maar

netjes uit, giet het in mooie lay out met hier en daar een titeltje in

het vet met een lijntje eronder en aan het eind de conclusie en

stuur maar door naar iedereen.”

Page 17: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 17

Ik slik hoorbaar en vraag haar: “Wat was de conclusie?”

En zij zegt: “Wij zijn tot de unanieme conclusie gekomen dat er

geen conclusie is.”

“Daar was iedereen het over eens?”

“Inderdaad, na heel wat discussie.”

“Oké,” zeg ik.

Page 18: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 18

Argibald

Page 19: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 19

Gerard Scharn

Drie briefjes op een tuinhek

eerste briefje

vandaag geen melk melkman

geen boter en geen eieren er

is kaas genoeg en wittebrood

voor weken vrouwlief zoogt de kleine

uit eigen voorraad aangevuld

met donker bier zelf leef ik op

een noodrantsoen mariakaakjes

de tuin is ondermijnd met bermbom

en booby traps voorzichtig dus

bij het betreden van dit perceel

als u de lege flessen mee wilt nemen

Page 20: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 20

tweede briefje

beste doodskistenman dode opa heeft

geen standaardmaat hij is twee meter

maar wel erg mager zijn laatste wens

die wij respecteren is een gepimpte

kist van multiplex van binnen bekleed

met platgeslagen bierblik blik

Page 21: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 21

derde briefje

lieve speelgoedman met knecht loop

maar achterom het kind dat u verwacht

wist dat u niet meer zou komen het

is vannacht van honger omgekomen

strooi wat pepergoed en smeer wat

stroop om de mond van haar die rouwt

het is het laatste kind dat zij heeft koud

gezet in hoop op betere tijden

Page 22: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 22

Page 23: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 23

Gurkje van Dam

Gurkjes die op de trein wachten

Ik heb een nicht die, net als ik, Gurkje heet. Zij is een paar jaar

ouder dan ik. Toen ik nog klein was, paste ze vaak bij ons op. Aan

die oppasdagen bewaar ik één van mijn mooiere leesherinnerin-

gen. Op een zomerse, warme dag had Gurkje een boek bij zich; zij

deed dat vaker als ze kwam oppassen, dan zat zij daar uren in te

lezen en riep zo nu en dan vanachter haar boek een bevel of ver-

bod naar ons, haar kleine neefjes en nichtjes. Overigens luisterden

wij niet heel goed, over het algemeen. Tenzij Gurkje haar boek

neerlegde en tikken begon uit te delen. Zij is van de forse tak van

de familie waar wij wat schrieler waren uitgevallen. Een sprink-

hanenplaag, zo werden wij ook wel genoemd. En zo kwamen die

tikken nogal aan.

Toen mijn nicht het boek uit had, legde ze het op tafel. Ik zat ook

binnen en verveelde me een beetje. Als mijn moeder er niet was,

dan mocht dat. Er stond een mooi plaatje op de voorkant van

Gurkjes boek en ik wou het oppakken. Maar mijn grote nicht ver-

bood me om van Lijs Lorresnor te lezen, daar was ik nog te klein

voor, zo zei zij. Het plaatje op de voorkant leek nog wat mooier.

Vervolgens moest mijn nicht één van mijn broers uit een boom of

uit de dakgoot plukken, of misschien moest ze mijn zusje helpen

met een pleister op een bloedende knie, dat weet ik niet meer zo

precies. Zonder veel na te denken pakte ik het boek en verstopte

het in de kelderkast. De volgende dag heb ik het achter elkaar uit

gelezen, ’s morgens vroeg in mijn bedje, voor de grote mensen

wakker werden. Het was zomerdag en vroeg licht. Het is tot op

heden een van de mooiste boeken die ik ooit gelezen heb en ik heb

er nog altijd spijt van dat ik het destijds netjes heb teruggegeven.

Later, toen wij allang geen oppas meer verdroegen, ons eigen geld

verdienden en onszelf al met al als volwassen beschouwden (wat

onze ouders nog lang ontkenden), kwam ik haar wel tegen bij het

uitgaan. Er was daar in de Bollenstreek niet zo heel veel keus in

Page 24: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 24

uitgaansgelegenheden, dus liep je mekaar al gauw tegen het lijf.

Omdat wij wat trekjes gemeen hadden, zoals een voorkeur voor

punkmuziek, een afkeer van priklimonade in het algemeen en cola

in het bijzonder en de neiging te pochen op het feit dat we uit een

zeer uitgebreide, Roomse familie kwamen (hoewel we toen al in

verschillende stadia van geloofsafval verkeerden), zochten we

mekaar soms daadwerkelijk op in de kroegen en jeugdhonken. Er

viel daar verder ook niet zo heel veel te beleven en meestal zat ik

alleen maar te wachten tot ik met goed fatsoen weer naar huis kon.

Als we dan zo bij elkaar zaten, kletsten we wat. Bij een van die

gelegenheden biechtte ik op dat ik ‘Lijs Lorresnor’ destijds ach-

terover had gedrukt om het te kunnen lezen. Gurkje moest erom

lachen, zei dat ze het niet meer had, zo gingen die dingen. Ze had

het eens aan een ander nichtje uitgeleend en die had het nooit te-

rug gebracht. Dat nichtje heette trouwens anders dan wij. Je kunt

niet allemaal Gurkje heten. En van die ene warme, landerige dag

in een zomer van vroeger kwamen we op andere zomerse dagen,

en wat we dan deden, als kind. Nicht Gurkje was wat aangescho-

ten en werd dan een beetje sentimenteel. Dat hebben wel meer

mensen. Ze begon te vertellen over wat ze zoal deed, op die war-

me, eindeloos lome dagen die je als kind wel eens beleefde. Van

die dagen dat je moeder je naar buiten stuurde omdat de zon

scheen en je thuis maar in de weg liep. En wat een geweldige

avonturen je dan kon beleven. En zo vertelde mijn nicht hoe ze als

kind een vriendinnetje had gehad, Ellen, wier vader bollenboer

was. Die had bij zijn land een boot liggen, waar ze vroeger de

bollen mee verplaatsten. Maar die vader had toen al een trekker

dus Ellen en Gurkje mochten de boot vrijelijk en onbeperkt ge-

bruiken. Bijvoorbeeld om mee naar de Kaag te roeien, wat natuur-

lijk niet mocht. Maar als je niks zei, dan kon er een hoop.

Dan gingen er ook andere meisjes mee, er pasten er zo zes of ze-

ven op die boot van Ellen d’r vader. Dan konden ze tenminste om

beurten roeien, want dat was best nog zwaar werk. Ellen en Gurk-

je waren stevige meiden, steviger dan de andere; en niet erg bang

Page 25: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 25

uitgevallen. Ze lieten de boot vaak schommelen om de anderen

schrik aan te jagen. Er viel er dan, volgens nicht Gurkje tijdens dat

sentimentele kroeggesprek van jaren later, wel eens eentje uit de

boot. Gelukkig is dat nooit op de Kaag gebeurd, want in die tijd

kon nog niet iedereen zwemmen. Maar ook al kon je zwemmen,

best was het niet om in het water te vallen. Ook al droogde je je

kleren en je haren nog zo goed, je moeder kwam er toch wel ach-

ter, altijd. En dan kreeg je op je donder.

Soms roeiden Gurkje en Ellen en de rest de andere kant op, naar

het spoorbruggetje vlakbij de Leidse Vaart. Daar legden ze de

boot dan stil, onder de brug. Je kon daar tussen de bielzen door

naar de lucht kijken. Als je dat lang deed, werd je een beetje ake-

lig. Meestal wachtten ze daar tot er een trein kwam. Die hoorde je

al ver van tevoren aankomen. Als zo die trein dan over de brug

denderde, maakte dat een kabaal of de wereld verging. Je hart

ging dan als een razende te keer en achteraf had je het idee dat je

een vreselijk spannend avontuur had beleefd. Spannender dan

fikkie steken of op een bouwterrein rondlopen. Vlak voor de trein

over de brug kwam begon iedereen vast te gillen want als ie een-

maal boven je hoofd reed, kon je je eigen gillen niet meer horen.

Ik kende dat bruggetje wel, ik heb er ook wel eens met een roei-

boot onder gelegen tot de trein kwam; je hoefde daar nooit lang te

wachten, alle treinen van Den Haag naar Amsterdam en terug

kwamen daar langs. De Schiphollijn had je toen nog niet. Later

heb ik wel eens langer op een trein moeten wachten dan daar on-

der dat spoorbruggetje. Het was trouwens een lage brug, je moest

er zowat op de bodem van de boot gaan liggen als je eronder wou.

Ik kwam daar met de roeiboot van Annie d’r vader. Annie zat bij

mij in de klas. En op woensdagmiddagen in de zomer gingen we

soms roeien. Roeien was bewegen, en het was buiten, dus dat

vond je moeder altijd goed. We roeiden met Annies’ zusje en

soms ook met mijn zusje. Annies’ nichtje was er ook wel bij.

Meer dan vijf pasten er niet in. We roeiden dan naar die spoor-

brug, of naar de Kaag, of soms zomaar een eindje. En een enkel

Page 26: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 26

keertje lieten ook wij de boot wiebelen. Maar bij ons is er nooit

iemand overboord gekukeld, wij waren wat braver en bedeesder.

En misschien is er bij mijn nicht ook nooit iemand overboord ge-

gaan. Wij konden trouwens niet onbeperkt over de boot beschik-

ken, we kregen op ons lazer van Annies’ vader als we hem te laat

terug brachten. Hij had hem nodig om de melkbussen van de

melkschuur naar de boerderij te brengen. Daar zette hij ze over in

een karretje dat hij aan de weg zette voor de wagen van de melk-

fabriek.

Later hoefde dat niet meer, toen ging de melk zo van de koeien

door leidingen naar een koeltank.

Het is wel grappig dat mijn nicht als kind zo bijna dezelfde dingen

heeft meegemaakt als ik. Alsof ook ervaringen in de familie zit-

ten, of zelfs wel in de genen. Maar misschien maken alle mensen

wel vergelijkbare dingen mee als kind en praat je er gewoon niet

zo makkelijk over met mensen met wie je niet bent opgegroeid.

8 augustus 2010

Page 27: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 27

Seger Weijts

Twee gedichten

Renaissance

Net toen het plafond van mijn bevatting me

onbeschroomd beval niet langer te hunkeren

naar schuimend lichaamsvocht,

dwarrelde er (heel onvoorzien) een vleugje

olijfkleurige nattemeisjesliefde mijn huis

binnen,

en beminde ik weer belachelijk nederig het

raadsel waarin ik al jaren zat opgesloten.

Page 28: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 28

Suite 16

Terwijl ze met kleine teugjes dronk

van de warmte die ik had opgespaard

uit ijver,

vouwde ze (in ‘t zog van een ransig

genot) een kristalhelder bootje,

en liet het deinen op de golven van

haar onschuld.

Page 29: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 29

Argibald

Page 30: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 30

Argibald

Page 31: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 31

Marijke W.I. Schölten

De vergetelheid (epiloog)

Minister Dönner slenterde door de door de zon geblakerde stad.

Dit keer was het niet Den Haag, de stad waar de gereformeerde

minister van sociale zaken woonde, hoewel ook die stad deze zo-

mer wel door de zon is geblakerd. En niet zo’n beetje ook. Nee,

meneer Dönner liep door een stad in Italië, waar hij zijn vakantie

doorbracht. En dat terwijl de wereld te kampen had met overstro-

mingen, bosbranden, kabinetsformaties en olielekken. Maar dat

zullen wij hem niet euvel duiden, velen hebben afgelopen jaren

wel vakantie gevierd terwijl zich her en der rampen voltrokken.

En noch zijn politieke en overige keuzes noch de futiliteit van het

menselijk bestaan in het algemeen, kon men hem al te zwaar aan-

rekenen omdat meneer Dönner dat zelf al ruimschoots deed, zo

tijdens die vakantie in Italië.

Niet dat meneer Dönner dat aldoor deed, dat vond zijn vrouw be-

zwaarlijk. Maar zo vlak na het middaguur, als het te heet was om

zelfs maar een wenkbrauw op te trekken, dan liet de minister op

reces zijn piekers en twijfels de vrije teugel. Mevrouw Dönner en

vele anderen hielden dan siësta. Maar minister Dönner had aan

weinig uren slaap genoeg en middagdutjes had hij al sinds zijn

zuigelingentijd niet meer gedaan. Zo dwaalde hij dus om die tijd

door de stad en piekerde en somberde hij dat het een aard had. En

omdat het zo vreselijk heet was, zo midden op de dag in Italië, in

de zomer, slenterde hij meer dan dat hij liep. Meneer Dönner

overdacht de afgelopen twaalf maanden. Dat stemde hem dee-

moedig. Met Kerstmis was hij nog vol grootse plannen en ruime

vergezichten geweest. Maar vervolgens had hij verzuimd daar

direct naar te handelen en voor hij het wist hadden de dingen hun

eigen loop genomen. Het kabinet was gevallen, de staatssecretaris

van defensie had openlijk schuins gemarcheerd en de verkiezin-

gen hadden een wonderlijke uitslag gebracht. Al die tijd had de

minister van sociale zaken werkeloos toegekeken en inmiddels

Page 32: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 32

was door de gang van zaken het moment van handelen voor hem

voorbij. Nu nam hij het zichzelf kwalijk dat hij niet gelijk, in ja-

nuari, werk had gemaakt van zijn mooie idealen en visies. Het was

te laat nu, door zijn eigen nalatigheid waren zijn idealen beteke-

nisloos gebleven.

Meneer Dönner nam zichzelf nog wel meer kwalijk; bijvoorbeeld

dat hij het allemaal niet aan had zien komen. Daarin stond hij na-

tuurlijk niet alleen, maar minister Dönner vond dat geen excuus.

Gedeelde schuld is ook schuld, daarvan was hij overtuigd. Of dat

hij niet vaker met zijn vuist op tafel had geslagen, ook al vond hij

dat een teken van zwakte. Soms kon het misschien toch helpen. Of

dat hij weleens aan de klimaatverandering had getwijfeld. Minis-

ter Dönner had die morgen nog in een vaderlandse krant gelezen

over overstromingen en bosbranden op allerlei onwaarschijnlijke

plekken, plekken waarvan je bij wijze van spreken niet wist dat ze

bestonden, laat staan dat je wist dat er mensen woonden. Meneer

Dönner had die vakantie dus velerlei om zichzelf kwalijk te ne-

men.

Tegen het eind van de middag, toen de winkels en musea weer

opengingen, voegde meneer Dönner zich weer bij zijn vrouw en

schakelde over op aimabel en onderhoudend. Hij had een sterk

vermoeden dat hij binnenkort hele dagen thuis zou zijn en dan is

het beter als je het een beetje met elkaar kunt vinden.

Een paar dagen later was de heer Dönner met zijn reisgezelschap

op een landelijk plekje, aan een meer tussen de Toscaanse heu-

vels. Meneer Dönner had, net als de anderen in het gezelschap,

van de plaatselijke wijn gedronken bij de lunch en was een beetje

doezelig. Toen de anderen wat gingen rusten, besloot hij toch om

naar het meer te lopen. De zon scheen nu zo fel dat de lucht ervan

trilde.

Meneer Dönner, ondanks vakantie en zuidelijke warmte in driede-

lig kostuum, snakte naar wat verkoeling. Bij het meer gekomen

deed hij kousen en schoenen uit en rolde hij zijn broekspijpen op.

Page 33: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 33

Zo met wat wijn op werd zelfs meneer Dönner enigszins frivool.

Met zijn schoenen met daarin de opgerolde sokken in de hand liep

meneer Dönner wat door het ondiepe water aan de rand van het

meer. Hij begon aan de volgende etappe van zijn zelfonderzoek en

bevroeg zichzelf over de keuzes die hij had gemaakt in zijn leven,

de beslissingen die hij had genomen. Hij keek er streng bij, de

scheiding in zijn haar leek er haast nog rechter door. Zo achteraf

bekeken kwam het hem voor dat hijzelf niet bij iedere keuze iets

in te brengen had gehad. De keus of beslissing, al naar gelang,

was als het ware gevallen zonder dat het helemaal duidelijk was

geworden wie (of Wie?) deze had laten vallen. Zou het dan toch

waar zijn, was alles van den beginne af voorbeschikt? Kon de

mens wel wikken, maar zou God te allen tijde beschikken? Het

zou de heer Dönner niet echt verbazen. Maar het maakte de eigen

inbreng zo nietig. Alsof alle dingen die je kon bedenken of doen,

alsof dat alles er in het geheel niet toe deed.

En toch, het waren zijn keuzes, zijn beslissingen geweest, al had

een Ander ze dan misschien laten vallen. Bij deze gedachte hield

meneer Dönner even de adem in, het duizelde hem een beetje.

Misschien kwam dat door de wijn. Hij stond stil en tuurde over

het meer, de verte in.

Vooral zijn eigen keuze voor de partij waarvan hij willens en we-

tens lid was geworden, waarvoor hij zelfs minister was, vervulde

hem op dat moment met grote verbazing. Dat hij ooit lid was ge-

worden, in zijn jonge jaren, dat was eventueel nog verklaarbaar.

Jeugdige overmoed, naïviteit, gewekte verwachtingen bij familie

en vrienden, er viel wel een en ander aan te voeren. Maar dat hij

lid was gebleven terwijl de partij steeds maller werd en de laatste

jaren zelfs een dubieuze koers was gaan varen? Meneer Dönner

begreep eigenlijk niet goed hoe dat toch allemaal mogelijk was en

begon grondig aan zijn verstandelijke vermogens te twijfelen. Er

waren toch immers wel andere Christelijke partijen. Maar ja, die

waren zelden aan de macht en leverden nauwelijks ministers. Nu

schrok hij een beetje van waar zijn eigen gedachtengang hem

Page 34: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 34

bracht. Was hij, minister Dönner, dan uiteindelijk niet meer dan

een ordinaire baantjesjager? Zelfs dat kwam hem op dat moment

geloofwaardig voor. Er ontsnapte hem een zucht en hij staarde

naar nog verder verten.

Na een tijdje besloot meneer Dönner dat het niet anders was. Dit

was zijn leven. Dit waren de beslissingen die hij genomen had. Hij

had het er maar mee te doen. Nee, hij zou niet meer zuchten. Hij

zou de rug recht houden en het hoofd gebogen. De Voorzienigheid

had gesproken, zo scheen het hem daar, aan het meer in Toscane,

toe. Meneer Dönner vond het stiekempjes wel mooi klinken, dat

van die voorzienigheid die had gesproken. Het gaf zijn futiele

leven wat glans, iets plechtigs. Alsof de dingen ertoe deden.

Evengoed leek het hem wenselijk om nu redelijk snel in vergetel-

heid te geraken.

Einde

Page 35: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 35

Margaretha van Wijck

Greta oto

beweegt zich voort

door de seizoenen

in Mexico en Panama

onzichtbaar op vleugels van glas

vliegt 12 km per dag

op asymmetrische vleugelslag

honing biedende waardbloemen

schijnen door dekplaat van vleugelkas

en bieden de kale natuur

een bedrieglijke pracht

tot onverhoopt haar autonomie

zich verstout tot veelvuldig nageslacht

Page 36: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 36

Rob den Boer, Zonder titel, 2000, ets, 15 x 20 cm

Page 37: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 37

Rob den Boer

Het einde verdwaald

“Er is geen leven meer na Sluisweg,” zeiden de inwoners van het

dorpje Laageveen als ernaar gevraagd werd. Bij de brug waar je af

moest slaan als je het gehucht zou willen bezoeken, had men het

nooit noodzakelijk gevonden om een wegwijzer neer te zetten.

Aan het einde van de ongeveer tien kilometer lange weg langs het

kanaal stonden, tegenover de sluiswachterswoning, enige huisjes

die samen Sluisweg vormden. De sluis zelf, die de verbinding

regelde naar de rivier die het kanaal daar kruiste, lag er verwaar-

loosd bij. Het laatste turfschip had zich er bijna vijftig jaar terug

laten schutten.

Aldert Buitel had ruim tien jaar geleden wel de afslag naar Sluis-

weg genomen. Hij stond toen op de camping bij Laageveen en

zijn geld was op. In een kroeg in het dorp had hij gehoord over

een klein gehucht bij de sluis. Daar woonden slechts enkele ge-

zinnen, die vrijwel nooit in Laageveen kwamen. Niemand wist

waar ze van leefden. Het gehuchtje was ooit ontstaan als woon-

plaats voor de knechts van de grote boerderij die even verderop

stond en hun families, maar de boer had al jarenlang geen perso-

neel meer en zette loonwerkers in als het seizoen daarom vroeg.

Waarom bleef dat handjevol mensen daar wonen? Niemand die

het wilde weten.

De volgende morgen deed Aldert zijn rugzak om en ging te voet

op weg. Het was die dag erg heet. De slecht onderhouden weg zat

vol met kuilen. Hij verzwikte bijna zijn voet toen hij met een zak-

doekje het zweet van zijn gezicht wiste en even niet uitkeek. Na

ruim twee uur lopen naderde hij een rij bomen. Eindelijk scha-

duw! Even verder lag de sluis, met de dienstwoning ervoor. Links

van hem stonden enige zeer eenvoudige huisjes met kleine schuur-

tjes ernaast. Twee ervan hadden een gesloten uitbouw eraan met

een openstaande deur en de derde had een groot afdak waaronder

allerlei stukken hout, oud ijzer en andere materialen lagen. Aan de

Page 38: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 38

achterwand hing gereedschap. Hoewel het leek alsof er mensen

aan het werk waren die op dit moment binnen aan de koffie zaten,

was er niemand te zien. Ook achter de ramen van de huisjes was

het stil en verlaten. Niet eens een gordijntje dat werd opgetild om

het onverwachte bezoek gade te slaan.

Aldert liep door naar de sluis. Het water lag er kalmpjes bij. De

voegen in de stenen kolkwanden waren op diverse plaatsen vrij-

wel verdwenen en het ijzerwerk vertoonde al flinke sporen van

roest. De dienstwoning van de vroegere sluiswachter was verlaten.

Alleen een scheef opgetrokken luxaflex voor het keukenraam en

een paar houten stoelen gaven een teken dat er ooit leven was ge-

weest. Aldert voelde aan de deur die wel meegaf, maar niet open-

ging. Met een mesje duwde hij de dagschoot terug en ging naar

binnen. Hij pakte een boek uit zijn rugzak en ging in de woonka-

mer zitten lezen. Er was niets dat hij liever deed dan boeken lezen

over filosofie. Bij voorkeur diepgaande wetenschappelijke studies

in het Engels met de dikte van een volwassen baksteen. Als hij

moest werken, deed hij dat pas als zijn geld echt op was en dan

nog tussen het lezen door. Van alles had hij gedaan: fietsen ma-

ken, bedienen in cafeetjes, nachtwaken, al het werk waar ze tijde-

lijk weleens extra personeel voor nodig hadden. Hoewel hij oogde

als een verlate hippie met zijn wijde kleren om een mager lijf, kon

hij dit soort werk goed aan; hij was pezig en had veel uithou-

dingsvermogen. Sinds hij zijn studie Wijsbegeerte afgebroken had

omdat zijn vader na zeven jaar het collegegeld niet meer wilde

betalen en Aldert zijn zaak niet had willen overnemen, trok hij

rond met in zijn rugzak slechts een klein tentje, wat kleren en een

paar boeken. Hij was op zoek naar een plek waar hij rust zou kun-

nen vinden in de literatuur. Regelmatig schreef hij sociaal-

kritische artikelen over de meest uiteenlopende maatschappelijke

vraagstukken, die hij naar kranten en tijdschriften stuurde. Door-

wrochte analyses waarin zelfs de kleinste in hun bestaan bedreig-

de organismen op aarde niet werden vergeten. Alleen al vanwege

de lengte werden ze nooit afgedrukt. Dat weerhield hem overigens

Page 39: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 39

niet om verder te gaan met inzenden. In iedere plaats waar hij

doorheen trok, schafte hij weer nieuwe boeken aan en verkocht hij

degene die hij al gelezen had zodat hij zich steeds van nieuwe

literatuur kon voorzien.

“In een leeg huis wordt het niet gauw warm,” werd er gezegd.

Aldert keek op. Er stond een man van middelbare leeftijd in de

deuropening, gekleed in een overal.

“Het is hier anders warm genoeg,” antwoordde Aldert.

“In de winter kan het hier bar koud zijn,” zei de man. “Maar ik

sprak over huiselijke warmte, dat begrijpt u wel.”

“Ik heb op dit moment alleen maar mezelf en wat in mijn rugzak

zit,” zei Aldert.

“Loop maar mee, ik heb nog wel wat voor je.” Het bleek de tim-

merman die hem naar de grote boerderij bracht die enige honder-

den meters verderop lag. In een van de stallen stond allerlei meu-

bilair, keukengerei, lampen en een oude Volkswagenbus die in de

hoek was geparkeerd. Zo te zien had de bestelwagen nooit veel

gereden en was hij na wat opknapwerk nog prima te gebruiken.

Wie weet zou hij Aldert nog eens uitkomst kunnen bieden. “Deze

spullen waren van mensen die weggetrokken zijn of overleden,”

zei de timmerman. “Vroeger stonden hier meer huizen. Neem mee

wat je kunt gebruiken.”

Nadat Aldert de sluiswachterswoning bewoonbaar had gemaakt,

moest hij een bron van inkomsten vinden.

“Ik ga tractoren repareren!” zei hij tegen de timmerman en de sla-

ger, die samen met de bakker en met hun gezinnen de bevolking

van Sluisweg vormden.

“Kun je dat?” vroegen zij.

“Nee”, zei Aldert, “Maar ik heb wel fietsen gerepareerd en de rest

kan ik leren!”

Hij bouwde een afdak voor de schuur naast zijn woning en ont-

mantelde een oude tractor, die in een boomgaard van zijn pensi-

oen aan het genieten was en monteerde hem vervolgens weer. Om

de beurt kwamen de bewoners van Sluisweg kijken hoe hij alle

Page 40: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 40

onderdelen genummerd had en tekeningen maakte van hoe ze aan

elkaar bevestigd waren, zodat hij wist hoe hij alles terug moest

plaatsen. Timmerman Jozefzoon, die ook paarden besloeg en zo

nodig weleens fietsen en eenvoudige werktuigen repareerde, leer-

de hem de praktische details van het sleutelen.

“Een nuttige jongeman,” zei bakker Willemsen, toen ze aan het

einde van de dag nog even stonden na te praten.

“En hij heeft gestudeerd,” vulde Jozefzoon aan.

“Laten we zorgen dat hij blijft,” zei slager Davids.

Al gauw hielp Aldert de drie families in het gehucht met hun cor-

respondentie en bankzaken. De kinderen konden hun huiswerk bij

hem komen maken. Over eten en drinken hoefde Aldert zich geen

zorgen meer te maken, dat kreeg hij iedere ochtend vers voor de

deur gezet.

Boer Bertram, de landeigenaar, kwam samen met zijn veertienja-

rige zoon Barthus ook kijken. Een gedrongen, maar zeer stevig

gebouwde man, met een stugge blik en priemende ogen, maar

toch niet onvriendelijk. Hij droeg een jachtgeweer over zijn

schouder en een zojuist geschoten fazant met zijn hand. Al meer

dan tweehonderd jaar was het land in de omgeving, zover je kon

kijken, in het bezit van zijn familie.

“Aldert kan tractoren en werktuigen repareren,” zei Jozefzoon.

“Dan kan ik meer vaart maken met het timmerwerk op de boerde-

rij. Hij woont in de oude dienstwoning.”

Boer Bertram knikte instemmend en liep door.

Aldert woonde inmiddels tien jaar in Sluisweg. Hij was klaar met

zijn werk en maakte een kop koffie voor zichzelf en een broodje

kaas met sla. Toen hij net zat, hoorde hij in de verte een auto. Een

met een zware motor, die met flinke snelheid aan kwam rijden.

Hij nam juist, tussen twee happen brood door, een slok koffie,

toen hij een witte Jaguar E-type richting de sluis zag uitrollen.

Van verbazing viel de hap brood weer uit zijn mond. In Sluisweg

reden tractoren en oude Opeltjes. Geen klassieke sportwagens.

Page 41: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 41

Een tijdlang bleef de Jaguar met draaiende motor staan. De be-

stuurder moest kennelijk nog tot het besef komen dat hij niet ver-

der kon. De wagen had een Zwitsers kenteken, zag Aldert. Toen

werd de motor uitgezet en zwaaide het linkerportier open. Een

zwarte dame met kort opgeknipt kroeshaar, dat op het hoofd uit-

liep in een blokvorm, stapte uit. Grace Jones! dacht Aldert in een

flits, maar ze was nog donkerder, volkomen zwart. Die huidskleur

stak scherp af tegen haar kleding. Wit jurkje, witte poncho, witte

sjaal, witte pumps en een witte tas. Ze stak een sigaret op, die ze

rookte vanuit een zilveren pijpje. Haar aansteker was goudkleurig

en had de vorm van een paardenkop, constateerde Aldert. Hij

wachtte af wat komen ging. De Witte Dame liep om de huisjes

van de timmerman en de bakker heen en sprak hun vrouwen aan,

die bezig waren de was op te hangen. Aldert kon hen vanuit zijn

positie niet zien. Hij hoorde stemmen, ook van mannen, die steeds

luider en opgewondener werden. Even later werd er aangebeld.

Aldert veegde rustig zijn mond af en liep naar de voordeur.

“Dag lieverd!” zei de Witte Dame toen hij in het deurgat stond en

ze blies een wolkje rook in zijn richting. “Ik hoop dat ik hier een

kamer kan huren, want uw overburen kunnen het niet eens worden

wie het geld krijgt om mij onder te brengen.”

Ze sprak met een zwaar Frans accent, maar er klonk ook Engels in

door. Een soort Vlaams, meende Aldert te herkennen.

“Is uw auto kapot?” vroeg hij.

“Nee hoor, hij rijdt fantastisch,” zei de Witte Dame. “Maar ik ben

al lang onderweg en zoek een gelegenheid om uit te rusten. Geld

is geen probleem.”

Ze duwde een biljet van 100 euro in Alderts borstzakje en stapte

naar binnen.

Aldert sloot de deur.

“Het is maar voor een nacht, schat,” zei de Witte Dame, die in-

middels haar poncho had uitgedaan. Daaronder droeg ze een

mouwloze jurk die recht naar beneden viel. Slechts een gouden

armband die nonchalant om haar rechteronderarm slingerde. Ver-

Page 42: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 42

der geen sieraden. Haar lichaam was gespierd, maar had tegelij-

kertijd mooie rondingen. Ze keek rond in de huiskamer en blies af

en toe een wolkje sigarettenrook naar het plafond.

“Ik ben onderweg naar Amsterdam. Al twee volle dagen. Wat doe

jij?”

“Naast mijn filosofische werk repareer ik auto’s en tractoren,” zei

Aldert. “Daarom mag ik hier wonen, bij de sluis. Maar denken is

mijn hoofdbezigheid.”

“Een sluis?” Riep de Witte Dame uit. “Geweldig!” Ze liep door de

keukendeur naar buiten en stond even later op de loopbrug over de

sluisdeuren, het verbodsbord volkomen negerend. Filosofie leek

haar niet te interesseren.

Aldert kwam naast haar staan.

“Het hekwerk is niet meer betrouwbaar,” zei hij. “Ik hou je vast.”

“Dat is lief!” riep de Witte Dame. Ze greep zijn hoofd met beide

handen en kuste hem driemaal kort op de mond. Toen trok ze hem

mee terug naar de woning.

“Laten we iets drinken,” zei ze. “Doe mij maar whisky. Dubbel,

geen ijs.”

Aldert stond nog van zijn verbazing te bekomen. “Ik ben zo te-

rug,” zei hij ten slotte.

Hij liep naar de bakker, die ook drank verkocht.

“Ik hoop dat ze doordrinkt,” gromde Willemsen. Zijn hoofd was

nog rood van woede. “Verdienen wij toch nog wat.”

De Witte Dame zat inmiddels in de leren draaifauteuil waarin Al-

dert ‘s avonds altijd televisie keek. Ze had hem naar de bank ge-

draaid en haar benen met pumps en al op de leuning gevleid.

Aldert zocht naar de juiste glazen in de buffetkast en schonk twee

whisky’s in.

“Dank je, lieverd,” zei de Witte Dame en leegde het glas in een

teug.

Aldert schonk haar bij en zette de fles op tafel.

“Graziella,” zei ze. “Eindelijk weet je mijn naam. Helemaal ver-

Page 43: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 43

geten door alle commotie. Hoe heet jij?”

“Aldert.”

“Leuk!” zei Graziella stralend en streek met haar wijsvinger kort

door zijn haar.

“Hoe ben je hier terechtgekomen?” vroeg Aldert, terwijl hij op de

sofa plaatsnam.

“Verdwaald,” zei Graziella, terwijl ze een dun sigaartje opstak.

Aldert zag nu dat de aansteker de kop van een jaguar had. Waar-

schijnlijk een accessoire bij haar auto. “Ik sloeg af om sigaretten

te kopen en in plaats van terug op de snelweg kwam ik hier uit.”

“Er is maar één weg terug naar de snelweg,” zei Aldert. ”Je kunt

eigenlijk niet verdwalen, als je dat niet wilt.”

“Een kanaal komt altijd ergens uit,” zei Graziella. “Proost!” en ze

hief het glas.

Aldert geloofde niet dat zij zomaar in Sluisweg terecht was geko-

men. Ze had geld genoeg en dan had ze ook het vliegtuig naar

Amsterdam kunnen nemen. Waardoor sprak ze eigenlijk zo goed

Nederlands?

“Waar kom je vandaan?” vroeg hij.

“Uit Luik,” antwoordde Graziella. “Ik heb familie daar.”

Ze zette haar pump nu tussen de benen van Aldert op de bank en

streelde zijn broek plagerig met de punt.

Aldert nam de schoen in zijn linkerhand zodat zij hem niet meer

kon bewegen.

Ze trok haar voet eruit en streelde hem verder met haar tenen.

“Dus je bent Belgische?”

“Mijn ouders komen uit Congo, maar ik ben in Luik geboren. Dus

toen ik naar school ging, leerde ik Vlaams. Daarna ben ik in Italië

naar de kunstacademie gegaan en deed ook modellenwerk om

geld te verdienen. Ik zag er exotisch uit, dus iedereen wilde mij

leren kennen; directeuren, professoren, wethouders. Zo heb ik

mijn man Luciano ontmoet, hij is rijk geworden met zijn informa-

tietechnologie-concern. Na drie weken ben ik met hem getrouwd

en zijn we naar Zwitserland verhuisd. Luciano heeft twee volwas-

Page 44: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 44

sen zoons en een dochter uit zijn vorige huwelijk en dat vonden

we goed zo. Hij gaat zijn gang en ik heb mijn eigen projecten. We

zijn alleen samen als we dat allebei willen.”

Ze trok haar benen terug en draaide de stoel vliegensvlug om zijn

as, intussen wolkjes sigarettenrook uitblazend naar het plafond.

“Moet je hem niet laten weten dat je hier bent?” vroeg Aldert.

“O, jongen, het kan hem niet schelen waar ik ben.” Riep Graziella

uit. “Hij is nog erg betrokken bij de zaak, hoewel hij de dagelijkse

leiding heeft overgedragen aan zijn zoon. Hij heeft allerlei com-

missariaten en adviesfuncties. Als ik thuis kom, wacht alleen het

huispersoneel.”

“Hij is veel ouder dan jij?” raadde Aldert.

“Misschien,” zei Graziella en stak het volgende sigaartje op.

Aldert schonk haar whiskyglas nog eens bij.

“Wil je misschien iets eten?” vroeg hij. “Voor 100 euro voorschot

moet ik je wel iets aanbieden.”

“Mijn wensen heb je al vervuld,” zei Graziella met een brede lach.

“Wij zitten hier reuzegezellig te borrelen en we hebben de hele

avond nog.”

”En de nacht,” voegde zij er schalks lachend aan toe. Ze knipoog-

de.

Aldert ging naar de keuken en maakte wat toastjes met zalm. Gra-

ziella liep ondertussen door de woonkamer en bekeek de foto’s en

de reproducties aan de wand en op het dressoir.

“Bij ons thuis hangt een echte,” en ze wees op een reproductie van

een schilderij met waterlelies van Monet uit 1911. “Maar zonder

de Japanse brug, alleen lelies in de vijver, bijna abstract. Mijn

man heeft een expert die voor hem op kunst- en antiekveilingen

biedt. Hij is altijd heel fanatiek in wat hij doet. Gelukkig hebben

we 22 kamers en kunnen we alles nog aan de muur op laten han-

gen.”

“Daar hangt dan voor miljoenen,” zei Aldert terwijl hij de toastjes

op tafel zette, met een schaaltje olijven en een schotel met brood.

“Kopen is niet zo moeilijk,” zei Graziella achteloos. “Ik geniet

Page 45: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 45

veel meer van de dingen die ik zelf ontwerp.”

“Doe je dat professioneel?” vroeg Aldert.

“Ik bedenk concepten voor accessoires, zonnebrillen, tassen, dat

soort dingen. Die laat ik uitwerken en in oplagen maken in Italië.

Dat wordt verkocht in designwinkels. Arte Graziella heet mijn

designlabel. Maar wat is dit voor plek? Een paar huisjes, verder

niets, aan het einde van een weg.”

“Die huisjes waren vroeger van landarbeiders van de boerderij

hier verderop. Er stonden er nog meer. Hutjes eigenlijk, maar die

zijn gesloopt. Nu leven hun kinderen en kleinkinderen er. We zijn

helemaal zelfvoorzienend. Willemsen bakt dagelijks vers brood.

Jozefzoon is timmerman en loodgieter, Davids is slager en ik re-

pareer auto’s, machines en fietsen. Melk, groenten en fruit krijgen

we van de boerderij. Zo gaat dat. Al jaren.”

“Je kunt toch niet rondkomen van twee gezinnen die af en toe een

lekke band laten plakken?”

“Ik kan van weinig leven,” zei Aldert. “De meubels heb ik gekre-

gen, kleren koop ik tweedehands en ik ruil veel met de mensen

hier. Ik kom hooguit een keer per maand in het dorp.”

Het eten was bijna op. Ondanks haar slanke figuur liet Graziella

zich er niet van weerhouden om flink toe te tasten. Misschien was

het wel haar eerste maaltijd van de dag. Ze leek iemand die lange

einden kan rijden op alleen maar sigarettenrook. Aldert schonk de

fles whisky leeg.

“Een nieuwe graag,” zei Graziella en legde twintig euro op tafel.

“Dat hoeft niet,” zei Aldert en ging naar de bakker.

“Jullie maken er een dolle avond van,” zei Willemsen.

“Zij zoekt slechts klein vertier,” antwoordde Aldert. “Morgen zal

ze wel weer vertrekken.”

“Als dat maar geen grote opgave voor je wordt,” zei de bakker,

met een vette knipoog.

“Die mag ze alleen oplossen,” grijnsde Aldert.

“Kan ik me ergens opknappen?” vroeg Graziella toen hij terug-

kwam. Haar glas was alweer leeg.

Page 46: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 46

“Een ruimte met een spiegel?”

Aldert wees naar de bijkeuken. Ze nam haar handtas mee, die

nogal vol zat. Vervolgens trok ze de deur dicht.

Even later hoorde Aldert nadrukkelijk gesnuif. Er volgde nog een

keer. En nogmaals.

Toen ze terugkwam, lag er een gelukzalige glimlach op haar ge-

zicht.

“Even mijn neus gesnoten,” zei ze terwijl ze een paar tissues in

een prullenbak gooide.

“De avonden zijn koud,” zei Aldert met een strak gezicht. “Zal ik

je bagage uit je auto halen?”

“Niet nodig,” zei ze. “Ik hang mijn jurk voor het open raam te

luchten en slaap naakt.”

“Dan word je nog erger verkouden,” merkte Aldert op.

”Nee hoor, ik heb nog genoeg lijntjes over!” Ze vlijde zich weer

in de stoel en stak een sigaret op.

Aldert begreep nu wel wat haar in Amsterdam aantrok. Maar ach-

ter de uitbundigheid zat veel intelligentie. Anders dan bij zichzelf.

Sluwer, instinctiever.

Volgende vraag.

“Zeg schat, wat heeft jou hier gebracht? Er zijn geen vrouwen.

Hoe kom je de tijd door?”

“Tijd vliegt,” zei Aldert stoïcijns.

Graziella keek naar de boekenkast die inmiddels een complete

wand besloeg.

“Je bent een lezer,” concludeerde ze. “Je opsluiten in de fantasie-

werkelijkheid van een schrijver terwijl je de wereld om je heen

niet wilt zien. Wat jammer. Waar is het misgegaan?”

“Het gaat me goed,” zei Aldert. “Ik heb mijn boeken.”

Graziella stond op en keek uit het raam naar de huisjes. Het begon

te schemeren en er waren al lichtjes aan. Ze nam enkele stevige

trekken van haar sigaret en met slechts enkele bewegingen gooide

ze alle ramen van woonkamer open en deed ze de lampen aan.

Page 47: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 47

Vervolgens liep ze naar buiten en lachte uitnodigend in de richting

van de huisjes.

Ze stapte in haar auto, deed de koplampen groot aan en claxon-

neerde vrolijk.

De deuren gingen open en de vrouwen stonden verbaasd in de

deuropening, met hun kinderen aan hun rokken. Hun mannen

sloegen het schouwspel over hun schouders gade. Zo veel licht

kregen ze gewoonlijk alleen van de zon op hele mooie dagen.

“Jonge mensen, mooie mensen!” riep Graziella uitgelaten. “Laten

we feestvieren!”

Ze zette uitdagend haar handen aan haar mond: “Aldert geeft een

feest, maar hij heeft niet genoeg te eten in huis.”

Toen drukte ze de knop van de cd-speler in haar auto in, nam twee

kinderen bij de hand en begon te dansen op aanstekelijke latino

dansmuziek. Al snel hadden de kleintjes de passen door en ver-

scheen er een grote lach op hun gezichtjes. Hun moeders vonden

het leuk en begonnen mee te doen. De mannen bleven in de deur-

openingen toekijken. Aldert zat op het stoepje voor zijn voordeur.

Hij keek niet naar wat er gebeurde. Zelfs toen de vrouwen eten en

drinken bij hem binnen brachten bleef hij voor zich uit staren. In

de sluiswachterswoning werd feestgevierd, gepraat, gelachen,

gedanst en gedronken. Graziella danste het hele huis door, de

trappen op en weer af, dan weer buitenom en naar binnen en de

kinderen huppelden vrolijk achter haar aan.

Het geluid dat de feestvreugde voortbracht begon ook door te

dringen tot de woonkamer van de boerderij. Barthus, inmiddels 24

en de rechterhand van zijn vader in het boerenbedrijf, zei tegen

zijn ouders en zijn vriendin “Ik ga wel,” trok zijn jas aan en wan-

delde naar de sluis.

“Wat is er aan de hand?” vroeg hij aan Aldert.

“Ik weet het niet,” zei deze en verborg zijn hoofd in zijn handen.

Barthus keek naar binnen. Op dat moment kwam Graziella uit het

raam hangen met een glas whisky in haar ene hand en een sigaret

in de andere.

Page 48: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 48

“Hi, als je wilt weten wat hier gebeurt, kom dan binnen!”

“Ik blijf buiten,” sprak Barthus.

“Dan kom je er niet achter,” zei Graziella met haar ontwapende

glimlach en ging weer naar binnen.

“Hou jij dit in hand?” vroeg hij aan Aldert.

“Nee, ik moet weg,” zei Aldert. Hij stond op en liep de duisternis

in.

Binnen kwam het feest tot een hoogtepunt. Een grote fles cham-

pagne, die Davids ooit van boer Bertram had gekregen voor zijn

koperen bruiloft, werd opengemaakt. Iedereen deed vol overgave

mee, alsof de mensen op een gelegenheid als deze hadden ge-

wacht. Twee van de vrouwen kwamen naar buiten en trokken

Barthus mee naar binnen. Even later zat hij met een glas cham-

pagne tussen hen in op de bank. Plagerig deed mevrouw Willem-

sen er een rietje in. Voordat hij het wist had Barthus het glas er al

mee leeggezogen, dat prompt werd bijgevuld.

“Waar is Aldert?” riep Graziella opeens.

Ze stormde het huis uit.

“Aldert!”

Ze rende om het huis heen en ging nogmaals op de loopbrug over

de sluisdeuren staan terwijl ze het gammele hekwerk stevig beet-

pakte.

Op de rivier zag ze in de verte een kano varen.

“Aldert!” gilde ze en het had niet veel gescheeld of ze was met

hek en al in de sluis gevallen.

“Laat hem maar,” zei een zware mannenstem.

Op de wal stond boer Bertram met zijn jachtgeweer in zijn han-

den.

“Hij komt wel terug.”

“Nee, hij verdwijnt,” zei Graziella resoluut.

“Hoe weet u dat na een verblijf van anderhalve dag? Kent u hem

al zo goed?”

“Ja, juist omdat ik mensen als hij zo goed ken. U praat wel met

iedereen maar volgens mij kent u uzelf niet eens, dus hoe kunt u

Page 49: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 49

dan de mensen om u heen begrijpen?”

“Zo zo. En wie bent u dan wel? Een psychologe?”

“Ervaringsdeskundige. Mijn familie komt uit Congo. Zij werken

de hele dag bijna voor niets. Als ze dat niet doen lijden ze honger,

worden verkracht door bendes of zelfs vermoord. Deze mensen

die hier bij u wonen zijn lijfeigenen. Laat ze vrij!”

“Ze zijn vrij, mevrouw. Deze mensen zijn mij niets verplicht. U

kunt hen niet vergelijken met uw familie in Congo. Bovendien,”

voegde hij er schamper aan toe, “bent u wel in de gelegenheid om

hun materiële zorgen wat te verlichten.”

“Nee meneer Bertram, vrijheid zit in je hoofd. Deze mensen den-

ken nog steeds vanuit hun afhankelijkheid van uw boerderij ter-

wijl u ze allang hebt afgeschreven.”

En ze ging op het hek van de loopbrug zitten, met haar benen bo-

ven het water en stak een sigaar op. Geen dunne dit keer, maar een

dikke. Boer Bertram krabde zich eens achter zijn oor.

“Barthus!” gilde Graziella. “Breng ons eens wat champagne.”

Gevolgd door de vrouwen kwam Barthus met de fles naar buiten

en schonk haar, wat iel op zijn benen staand, bij.

“Barthus,” baste zijn vader. “Hou hier onmiddellijk mee op!”

“Waarom?” vroeg Graziella. “Hij is een volwassen man. Laat hem

feestvieren als hij dat wil.”

Ze liep op de oude boer toe. “Ook een sigaar?”

De man schudde kort nee en liep weg.

Graziella trok Barthus mee aan zijn arm alsof hij haar nieuwste

verovering was en duwde hem op de sofa in de woonkamer. Ze

ging tegen hem aanliggen met haar hoofd op zijn borst en sloeg

zijn rechterarm om zich heen.

“Zet de muziek hard!” beval ze. “Ik wil dat Aldert het ook hoort.”

Mensen die nog wilden praten, gingen naar buiten. Graziella en

Barthus bleven achter. Zij mijmerend op zijn borst en hij volko-

men overweldigd door alles wat hij zag en vooral dronk.

Buiten hadden de mannen door de drank en de sfeer moed gekre-

Page 50: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 50

gen. Ze liepen boer Bertram achterna en gingen hem vragen stel-

len.

“Waarom moeten wij hier nog leven?” vroeg Willemsen. “Waar-

om hebt u alles en wij niets? Wij zijn altijd loyaal geweest en

nooit met de anderen weggetrokken die in de fabriek gingen wer-

ken toen machines het landwerk overnamen. Wij hebben ervoor

gezorgd dat de gemeenschap hier kon blijven functioneren.”

“U hoeft hier niet te wonen als u dat niet wilt,” zei boer Bertram.

“In uw plaats was ik allang weg geweest.”

“Meent u dat nu?” vroeg Jozefzoon.

“Ja,” zei boer Bertram. “Jullie hoeven van mij niet te gaan, maar

als jullie je kinderen een toekomst willen bieden zou ik verhuizen.

Luister: ik koop jullie brood, ik bied mijn werktuigen bij jullie ter

reparatie aan, ik laat mijn paarden bij jullie beslaan. Dat kan ik

ergens anders allemaal goedkoper laten doen. Maar ik gun het

jullie. Er zit alleen geen toekomst in. Denk erover na.”

“Waarom vertelt u ons dit nu pas?” riep Davids. “Wij dachten

altijd dat wij nog steeds, net als onze ouders, goedkope arbeids-

krachten waren. Niet meer bij u in dienst, maar wel helemaal af-

hankelijk van de boerderij.”

“Ik ga niet meer over het verleden praten,” zei boer Bertram.

“Mijn vader deed de zaken op zijn manier zoals dat vroeger ging.

Wij hebben een modern boerenbedrijf. Mijn advies is: zorg dat die

vreemde mevrouw vertrekt en dat Aldert terugkomt om jullie te

adviseren.”

En hij liep terug naar zijn boerderij.

Willemsen zakte door zijn knieën op een steen.

“Mijn God…” wist hij alleen nog maar uit te brengen.

Jozefzoon en Davids staarden wezenloos voor zich uit.

Het was nu helemaal donker en alle mensen gingen terug naar

huis. Willemsen en Jozefzoon brachten Barthus terug naar de

boerderij. Hij kon niet meer zelf lopen en moest onderweg meer-

dere malen overgeven van de drank.

“De schande,” jammerde hij. “Mijn vader zal woedend zijn. Ik

Page 51: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 51

ben zijn opvolger.”

“Welnee,” zei Willemsen. “Jouw vader is ook dronken geweest

toen hij begin twintig was, dan kreeg hij van jouw opa met de

broekriem en een week later was alles weer vergeten.”

“Denk je?” stamelde Barthus.

Ze waren bij de boerderij aangekomen.

De boerin deed open.

“Alstublieft mevrouw,” zei Jozefzoon. “We hebben plezier ge-

maakt en nu is die jongen een beetje misselijk van de spanning.

Morgen is het weer over.”

De boerin knikte en Barthus nam de handen van Willemsen en

Jozefzoon en schudde ze hevig terwijl hij hen omstandig bedank-

te. “Jullie zijn wijze mensen,” zei hij. “Zulke vrienden heb ik nog

nooit gehad.” Toen strompelde hij naar binnen.

In de woning van Aldert zat Graziella met een glas wijn op de

bank naar pianomuziek van Chopin te luisteren. Fantaisie-

Impromptu in cis mineur, opus 66. Toen alle lichten in de huisjes

uit waren, kwam Aldert de woning weer binnen.

“Hi,” zei Graziella verleidelijk. Ze schopte haar rechterpump uit

en mikte hem precies in zijn kruis, maar zachtjes. “Krijgen we nu

onze grande finale? Chopin brengt mij altijd in de stemming. Zijn

muziek is heel gevoelig, maar heeft ook zoveel expressie, met die

tedere aanslag alsof de pianist de toetsen op mijn lichaam zit te

bespelen. Aldert, ben jij een goede pianist?”

“We hebben in ieder geval de finale bereikt,” zei Aldert. “Ik heb

met de boer gepraat. Je hebt iets losgemaakt wat goed is voor deze

plek. Daarvoor wil ik je bedanken!”

“Geen dank!” wuifde Graziella weg. Ze stond op en sloeg haar

armen om Alderts nek.

“Nu is het tijd voor ons.”

“De tijd is kort,” zei Aldert. “Morgen wil je denk ik vroeg weg.”

En hij liep de trap op naar de slaapkamer.

De volgende dag werd hij wakker naast Graziella. Ze kusten en

Page 52: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 52

keken elkaar aan als parachutisten in een vliegtuig die zich, hoog

in de lucht, afvroegen wie het eerst zou springen. Graziella ging

op haar knieën zitten en gleed terug in de houding van een lui-

paard, dat haar prooi bespiedt met al haar spieren aangespannen,

om meteen te kunnen aanvallen zodra die bewoog. Ze had haar

billen samengeknepen en keek hem met katachtige ogen aan, om

haar lippen een speelse werveling. Aldert wilde iets zeggen, maar

kon het niet uitspreken. Hij ging zitten en zijn geest verborg zich

als het ware in zichzelf. Hermetisch. Graziella sloeg een arm om

hem heen en aaide zijn haar en gezicht, met een tikje van haar

wijsvinger op zijn neus. Nog een laatste teder kusje. Toen stond ze

op, schoot in haar jurkje en rende naar beneden. De auto startte

meteen, onmiddellijk vol gas en weg was ze, nog een keer een

armzwaai uit het linkerraam. Aldert was net op tijd voor het raam

om de staart van de auto om de bomenrij te zien verdwijnen.

Bij een van de huisjes ging de voordeur open. De vrouw van Wil-

lemsen keek naar buiten en ontmoette de blik van Aldert. Ze knik-

te hem toe. Aldert deed het raam open.

“Goed dat ze kwam en beter dat ze weer weg is,” zei ze.

Een blik van verstandhouding, ze begrepen elkaar.

Mevrouw Willemsen ging weer naar binnen en Aldert ging dou-

chen.

Er hing een doodse stilte rond de huisjes. Alle bewoners en Aldert

werkten door en deden de dingen die ze iedere dag deden, maar de

spanning was voelbaar. “Je zult het wel druk krijgen,” had boer

Bertram hem gezegd. “Ze gaan zich natuurlijk nu van alles afvra-

gen.”

“Ze moeten voor zichzelf beslissen,” zei Aldert. “Ik denk dat ze

daar klaar voor zijn.”

Op een ochtend werd Aldert wakker doordat er langdurig op de

deurbel werd gedrukt.

Hij keek naar buiten en zag drie auto’s met volle bepakking staan.

De drie families stonden eromheen. Boer Bertram en zijn zoon

Page 53: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 53

Barthus waren er ook. In zijn pyjama liep Aldert naar buiten.

Zonder woorden omhelsden ze elkaar. Daarna stapten de families

in de auto’s en reden meteen weg. De boer en zijn zoon gingen

terug naar de boerderij. Aldert stapte weer in bed. Sluisweg was

doorgestreept in de tijd en niet meer van belang.

Dat was nu ruim drie maanden geleden. Aldert wandelde in ge-

dachten verzonken rond tussen de verlaten huisjes. Boer Bertram

had ze meteen willen slopen, maar dat had Aldert verhinderd.

“Straks worden ze gekraakt,” zei de boer. “Of in brand gestoken.

Laten we ze liever neerhalen.”

“Die huisjes zijn geschiedenis,” zei Aldert. “Ik vind dat ze behou-

den moeten blijven.”

Om de boer tegemoet te komen had hij de deuren gebarricadeerd

en de ramen dichtgetimmerd.

Het onkruid was al bezig de opstallen te omsingelen en in te ne-

men. Aldert keek op en zag de zon haar stralen op de aarde toe-

werpen. Overal hoorde hij vogeltjes fluiten. In een sloot gleed een

eend te water met haar jongen een voor een achter zich aan. Het

leven ging door in Sluisweg, al was hij nu de enige bewoner.

Hij vroeg zich af hoe het nu met Graziella zou gaan. Een vrouw

die op de vlucht was, zich vastklampend aan hoogtepunten die

haar slechts kort zouden ontrukken aan haar gevoel van overbodig

te zijn in de leegte van haar bestaan. Maar met haar overrompe-

lende uitbundigheid had ze hem en de andere bewoners uit een

diepe winterslaap gehaald.

Aldert had na een periode van lang nadenken op zijn kanotochten

over de rivier een besluit genomen. Hij had zijn vader geschreven

en er was een positief antwoord gekomen. Nu had hij de keuze

tussen het achterna reizen van de vrouw op wie hij niet verliefd

wilde zijn of terugkeren naar de wereld die hij verwenst had, af-

gezworen, maar naar nu bleek toch in veel opzichten zijn thuis

was. Zelfs in Sluisweg had hij zijn meerdere moeten erkennen in

de dynamiek van het leven: mensen verzamelen zich bij de bron,

delen met elkaar als dat nodig is om de bron in stand te houden en

Page 54: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 54

als hij leeg is, trekt iedereen weg en wordt de put gedempt voor

een nieuwe bron die de dorst van de moderne tijd kan lessen.

“Revitaliseren van het landschap” zoals boer Bertram het cam-

pingproject noemde dat hij aan het ontwikkelen was rond zijn

boerderij. Daarom kreeg hij als welgestelde landeigenaar subsidie

van de overheid in het kader van duurzame plattelandsontwikke-

ling. Voor het eerst in jaren lachte Aldert erom in plaats van

kwaad te worden en ingezonden brieven te schrijven.

Toen hij na een paar weken weer tussen de huisjes liep en mij-

merde over de ruim tien jaar die hij hier had doorgebracht, hoorde

hij een auto aankomen. Een zware motor, maar langzaam, een

vrachtwagen, niet één, maar drie. Een dieplader met een shovel,

een kiepwagen en een bestelwagen met arbeiders.

“Wij hebben opdracht van boer Bertram om te slopen,” zei de

voorman tegen Aldert.

Die knikte en liep naar de rivier waar zijn kano lag. Daar stond

boer Bertram op hem te wachten.

“Die huisjes zijn inderdaad geschiedenis jongen. Maar ze moeten

geen geschiedenis blijven. Anders verdwalen we in het einde.

Daarom laat ik ze slopen. Jouw woning is van Rijkswaterstaat. Ik

kan hem voor een voordelige prijs kopen. Eromheen ga ik mijn

camping beginnen, want het is een mooie plek en er ligt al een

toegangsweg. Barthus gaat volgend jaar trouwen en gaat met zijn

vrouw de zaak beheren en in het huis wonen als het opgeknapt en

verbouwd is. Wel, jij bent tien jaar geleden in dat huisje getrok-

ken, dat geeft in Nederland zekere rechten en ik heb geen zin in

een lang gevecht. Dus ik koop jouw reparatiebedrijfje voor een

aimabele prijs en met dat geld kun jij ergens opnieuw beginnen.”

Hij noemde een bedrag.

Aldert dacht niet lang na.

“Als je die oude Volkswagenbus uit de stal erbij doet met een

volle tank benzine en nieuwe banden eronder ga ik akkoord,” zei

Aldert.

Page 55: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 55

En ze schudden elkaar de hand.

Aldert ging de rivier op om de sloop niet te hoeven meemaken.

Toen hij terugkwam, trok hij de kano op de oever en bevestigde

hem op de imperiaal op het dak van de volkswagenbus. Die bleek

al volgetankt en voorzien van nieuwe banden. De Bertrams had-

den een vooruitziende blik gehad! Hij deed zijn kleren in een paar

koffers en de meest waardevolle boeken in dozen en laadde die in

de bus. Boer Bertram bracht hem vijfhonderd euro contant geld en

een schuldbekentenis voor de rest die hij zo spoedig mogelijk over

zou maken. Een korte groet en Aldert reed weg. Zonder om te

kijken reed hij aan een stuk door tot de brug bij Laageveen. Een

sportvisser kwam naar hem toelopen terwijl hij wachtte tot hij de

hoofdweg op kon draaien.

“Een half jaar geleden kwam hier een dame met een witte Jaguar

op dezelfde manier aanstuiven als jij. Zo snel mogelijk weg. Wat

is er aan de hand met die sluis? En waarom zijn al die vrachtwa-

gens daar?”

“Die vrachtwagens brengen vooruitgang en de geschiedenis rijdt

weg,” antwoordde Aldert.

“Welke kant ging die Jaguar trouwens op?”

“Naar links,” antwoordde de verbouwereerde visser. “Nadat ze

nog zonder te kijken een sigarettenpeuk uit het raam had gegooid

die ik bijna in mijn nek kreeg.”

Aldert glimlachte en draaide de weg op.

Rechtsaf.

Page 56: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 56

Argibald

Page 57: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 57

S. Groenhart

Schrijf & plan een boek Boekbespreking

Schrijven is niet altijd eenvoudig. Zij die wel eens voor de Cir-

cumplaudo schrijven, weten dat. Hoe zorg je dat je de tijd vindt of

creëert om te schrijven en hoe overtuig je je omgeving ervan dat

jou geschrijf echt, heus, heel belangrijk is, in ieder geval voor jou,

en dat die verjaardag van die verre achterneef dit keer nou eens

minder belangrijk is. En als deze eerste hobbels genomen zijn,

doemen er onmiddellijk nieuwe problemen op aan de horizon.

Hoe vind je de juiste woorden bij die briljante gedachten, hoe

krijg je dat geweldige verhaal vanuit je hoofd op papier of het

scherm. En dan heb ik het nog niet eens over het dilemma papier

of scherm.

De meeste schrijvers zouden soms best eens wat hulp willen heb-

ben. Nou, die hulp is er. Er zijn cursussen, er zijn workshops. En

er zijn boeken. Zo is er het survivalboek voor schrijvers; Plan &

schrijf een boek, door Sietske Groenhart (1970, Almere). In dit

boek staan tal van tips, zowel voor de beginner als voor de meer

gevorderde. Van tips over hoe het schrijven van een boek voor te

bereiden tot aan uitleg over verhaallijnen, van informatie over

notitieboekjes tot handige flowcharts bij je schrijfproces. Het staat

er allemaal in. Een voorproefje kunt u vinden op

http://udoc.nl/48ef34/ . En wie de smaak te pakken heeft en meer

wil, kan daar het hele boek bestellen. Het is overigens het derde

deel uit een serie schrijfboeken.

Voor meer informatie over Sietske Goedhart:

www.schrijfeengoedboek.nl

Page 58: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 58

Gratis online te lezen, of op papier te bestellen:

ISBN 978-9085-70-549-9 80 pagina's 9,99 euro

Page 59: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 59

Alle jaarboeken zijn verkrijgbaar bij www.unibook.com

Page 60: Circumplaudo nr. 47 september 2010

CIRCUMPLAUDO 60