“we are deeply rooted” - pblq · 2017-02-02 · pagina 3 / 46 2 mei 2016 pblq – v3 -...
TRANSCRIPT
“We are deeply rooted”
Een onderzoek naar werken, leren en terugkeer om het
Caribisch deel van het Koninkrijk te versterken
Rafaëlle van Engers – Lobbrecht MBADrs. Jet van Gaalen
pagina
2 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
“We are deeply rooted”
Een onderzoek naar werken, leren en terugkeer
om het Caribisch deel van het Koninkrijk te versterken
versie 3, definitief
datum 2-5-2016
Rafaëlle van Engers – Lobbrecht MBA
Drs. Jet van Gaalen
pagina
3 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Vooraf
De thema’s leren, werken, terugkeer naar en versterken van het openbaar bestuur, leven in grote mate in het
Caribisch deel van het Koninkrijk. Dit hebben we keer op keer gemerkt tijdens onze gesprekken. Mede
hierdoor was het een bijzonder onderzoek om te doen. We hebben gesproken met mensen met hart voor de
eilanden, met hart voor openbaar bestuur en met hart voor de positie van jongeren. We zijn overweldigd door
de inzet, betrokkenheid en openheid van onze gesprekspartners en degenen die mee hebben geholpen het
onderzoek mogelijk te maken.
Zonder iedereen bij naam en toenaam te noemen, gaat onze dank gaat uit naar Het Arubahuis, het
Curaçaohuis, het Sint Maartenhuis, Rijksdienst Caribisch Nederland en vele betrokkenen die zich ingespannen
hebben een succes te maken van dit onderzoek, inclusief onze collega’s bij PBLQ. Maar vooral gaat onze
dank uit naar de Nederlandse Vertegenwoordiging op Aruba, Curaçao en Sint Maarten voor het contact leggen
met de juiste personen en het maken van afspraken. Wij danken alle ruim 70 gesprekspartners voor hun
openheid en inzichten en de flexibiliteit om tijd te maken. We danken de enthousiaste studenten uit de
focusgroepen in Rotterdam en Amsterdam en degenen die door hun inzet deze sessies mogelijk hebben
gemaakt. Last, but not least, de ruim 400 studenten die door het meedoen aan de enquête inzicht hebben
gegeven in wat er voor hen speelt.
Hartelijk dank aan allen voor jullie aandeel in dit onderzoek. Moge het onderzoek leiden tot mooie initiatieven
waarmee we allen een stapje verder komen rondom leren, werken, terugkeer en versterking van het openbaar
bestuur in het Caribisch deel van het Koninkrijk, we are deeply moved
Rafaëlle van Engers-Lobbrecht en Jet van Gaalen
Den Haag, 2 mei 2016
pagina
4 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Managementsamenvatting
Directie Koninkrijksrelaties van BZK komt in haar gesprekken op de eilanden vaak de volgende vraagstukken
tegen: het is moeilijk om hoger opgeleid personeel aan te trekken, de eilanden hebben te maken met
braindrain (jongeren die naar Nederland gaan om te studeren en vervolgens niet meer terug komen) en er is
behoefte om het openbaar bestuur te versterken. Zij vroeg PBLQ om te onderzoeken in hoeverre een
traineeprogramma specifiek gericht op eilandskinderen die willen terugkeren, een oplossing kan zijn voor deze
thema’s. Door middel van gesprekken met stakeholders, een online enquête onder potentiële trainees en
gesprekken met studenten in focusgroepen heeft PBLQ de behoefte aan en haalbaarheid van een dergelijk
traineeprogramma onderzocht. In het rapport dat voor u ligt kunt u lezen dat er inderdaad behoefte is om deze
thema’s aan te pakken. Dat een traineeprogramma zou kunnen helpen. En vervolgens wat de contouren en
aandachtspunten moeten zijn bij het inrichten van een dergelijk programma.
Er is behoefte aan hoger opgeleid personeel, tegengaan braindrain, versterken openbaar bestuur
Op basis van de bevindingen uit de gesprekken, focusgroepen en online enquête, kan geconcludeerd worden
dat er behoefte is aan gestructureerde activiteiten ter bevordering van het invullen van vacatures voor hoger
opgeleiden met getalenteerde, in (Europees) Nederland studerende eilandskinderen die willen terugkeren. Bij
hoog opgeleid denkt men aan HBO en WO geschoolden. Men ziet dit als een manier om het openbaar bestuur
en organisaties te versterken.
Terugkeer en inzet van eilandskinderen wordt gewenst door stakeholders & eilandkinderen willen terug
Diverse gesprekspartners menen zelfs dat dit verder gaat dan het invullen van banen en versterken van
organisaties: “Het zal de samenleving verder brengen. Deze mensen zullen in hun activiteiten naast hun werk,
op verjaardagsfeestjes en in gesprekken met vrienden, zaken als maatschappelijke betrokkenheid en integriteit
aan de orde stellen en helpen te verbeteren”. Dit komt overeen met de bevindingen uit de enquête waarbij de
studenten als een belangrijke reden voor terugkeer aangeven, naast familie en klimaat, dat zij willen bijdragen
aan de ontwikkeling van het geboorte (ei)land. Hun betrokkenheid is groot. Zoals een van de studenten tijdens
een focusgroep zei: “We are deeply rooted”.
Er zijn belemmerende factoren met betrekking tot terugkeer
Hoewel de behoefte om terug te keren groot is, is terugkeren slechts voor een enkeling een zekerheid. Een
groot deel van de ondervraagden maakt zich zorgen over obstakels die terugkeren moeilijk maken. De
potentiële trainees noemen carrièremogelijkheden, inkomen, werksituatie en wonen als belangrijkste zaken die
de plek waar ze willen wonen bepalen. Deze komen echter ook als grootste obstakels naar voren: ik moet een
studieschuld terugbetalen (en op de eilanden verdien ik minder), het is moeilijk om werk op mijn niveau te
vinden, het inkomen is te laag en het is moeilijk om een woning te vinden.
Meer dan de helft van de ondervraagden zou solliciteren op een traineeprogramma
Een traineeprogramma, dat wil zeggen een combinatie van een betaalde baan met opleidings-, ervarings- en
ontwikkelmogelijkheden, waarbij in twee jaar tijd hoogopgeleide talenten diverse werkopdrachten doen en
worden begeleid naar werk op de eilanden, ziet een groot deel van de ondervraagden als een goed middel om
terugkeer te bevorderen. De mogelijkheid om reeds werk op niveau te hebben, verder te kunnen leren, de
overgang geleidelijk te kunnen maken en van daaruit verder te zoeken naar een volgende baan, sprak velen
pagina
5 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
aan. Meer dan de helft van de ondervraagde studenten gaf aan dat zij zouden solliciteren als er een dergelijk
traineeprogramma zou bestaan. De meest haalbare vorm van een traineeprogramma is een programma dat
niet specifiek op een specialisatie is gericht (zoals bijvoorbeeld informatiemanagement), maar waar in
groepsverband generieke kennis en vaardigheden worden bijgebracht en waar specifieke vakinhoudelijke
kennis tijdens de individuele opdrachten aan bod komt.
Naast de lokale verschillen is er voldoende behoefte en bereidheid voor een regionale aanpak
Hoewel er lokale verschillen zijn, is de basisproblematiek op de eilanden gelijk. Een regionale aanpak biedt
schaalvoordelen. Dit is aantrekkelijk vanwege beperkte budgetten en maakt het makkelijker om te zorgen voor
opleiding en coaching van mentoren. Het biedt ook meer mogelijkheden voor het vinden van geschikte
opdrachtgevers en werkgevers en het vormen van een traineeprogramma met voldoende deelnemers.
Er is ook behoefte aan opleidingsmogelijkheden voor zittend personeel
Veel stakeholders benadrukken dat gelijktijdig met het matchen en inbedden van jong, hoogopgeleid talent, het
eveneens van belang is om te werken aan een upgrade van en opleidingsmogelijkheden voor zittend
personeel. Ook hier sluiten de behoeften van de studenten op aan. In de gesprekken met de focusgroepen
kwam naar voren dat een angst van de doelgroep is dat als zij eenmaal terugkeren en een baan accepteren,
hun professionele en persoonlijke ontwikkeling stopt. Maatregelen die voorzien in een werk en ontwikkeltraject
zowel voor instromers als zittend personeel, maken het aantrekkelijker voor jong talent om terug te keren, en
verstevigen tevens ook reeds op korte termijn het openbaar bestuur.
Het onderzoek riep emoties, vragen, verwachtingen en aanbiedingen op
Het voeren van de gesprekken in het kader van het onderzoek maakte veel los. Versterken van openbaar
bestuur en organisaties en het omkeren van de braindrain is een thema dat veel mensen raakt. Het onderwerp
ging veel van onze gesprekspartners aan het hart. Persoonlijke betrokkenheid varieerde van de eigen ervaring
met terugkeer, familieleden die ermee worstelen, persoonlijk onder de hoede nemen van jonge talenten, het in
de werkpraktijk ervaren van gemis aan professionele ontwikkeling, het gemis aan collega’s en personeel met
specifieke expertise, frustratie over externen die ingevlogen worden en bij het weggaan hun kennis weer
meenemen. In sommige gevallen zorgden de ideeën over het bevorderen van terugkeer van eilandskinderen
voor cynische reacties. Een gesprekspartner op een van de kleinere eilanden sprak de sombere woorden:
“Why go back to nothing? You already left….” Wat weer in schril contrast stond met de geestdrift om kansen te
creëren voor remigranten en de ervaring van twee terugkeerders op datzelfde eiland die versteld stonden van
de kansen die ze kregen en de breedte en diepte van de werkzaamheden al zo vroeg in hun carrière.
Het onderzoek an sich bleek ook reeds verwachtingen te wekken. Allereerst om in elk geval terug te horen wat
zoal de bevindingen zijn. Een veel gehoorde klacht was namelijk dat men, na de investering als in onderhavig
onderzoek, over de resultaten nooit meer iets hoort. Maar daarnaast vooral de behoefte aan het in het leven
roepen van een traineeprogramma en aanverwante acties op het gebied van bevorderen van terugkeer,
matchen, opleiden en werken. Een aantal gesprekspartners ging zelfs al zo ver om aan te bieden een rol te
willen spelen in een dergelijk initiatief of om met het eigen initiatief aan te haken bij ontwikkelingen die uit het
onderzoek volgen.
Aanbevelingen voor het bevorderen van terugkeer door werken en leren
De gesprekken en de enquête geven voldoende aanleiding voor het opstarten van een traineeprogramma.
Daarbij geven wij de volgende aanbevelingen: Start een traineeprogramma op voor de duur van 2 jaar, met
pagina
6 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
een generiek curriculum passend bij de behoeftes op de eilanden. Aandacht is nodig voor kwaliteitsborging, bij
de selectie, maar ook bij de begeleiding. Leren en werken vindt bij voorkeur zowel op de eilanden plaats als in
Nederland, waarbij samenwerking kan worden gezocht met lokale kennisinstituten en private partijen.
Voor het draagvlak is het verstandig ook aandacht te besteden aan het opleiden van zittend personeel.
Extra waarde kan worden geleverd door informatie te bundelen en toegankelijk te maken. Bijvoorbeeld door
het opstellen van een vacaturebank voor de eilanden en inzicht in te geven in de studentenpopulatie in
Nederland.
Overwegingen met betrekking tot investeringen
Omdat er nog vele keuzes gemaakt dienen te worden, die impact hebben op de benodigde investeringen, kan
een nauwkeurige schatting niet worden gegeven. Op basis van ervaringen met soortgelijke programma’s kan
een grove inschatting gemaakt worden voor de ontwikkeling en looptijd van een programma van 2 jaar. In de
praktijk zullen het geenszins alleen maar nieuwe investeringen zijn. Een flink deel van het benodigde budget
kan geput worden uit reeds bestaande budgetten voor het inhuren van externe expertise, het aannemen nieuw
personeel, bestaande opleidingsbudgetten, het verdelen van de investeringen over diverse partners en
bestaande formaties.
Het uitvoeren van het programma zal een slim samenspel moeten zijn van meerdere, gecommitteerde
partners. De rol van de programmamanager is daarbij van groot belang. Qua competenties zal deze persoon in
elk geval over goede netwerk-, verbindende en onderhandelvaardigheden dienen te beschikken.
Pilotprogramma
Om de slagingskans van een nieuw op te zetten traineeprogramma te vergroten, adviseren wij te starten met
een pilot. Een pilot met een beperkt aantal deelnemende partijen biedt de mogelijkheid om al gaandeweg te
komen tot goede oplossingen. Er is ruimte om te ontdekken wat werkt en wat niet werkt. Daarnaast kan een
succesvolle pilot het enthousiasme bij toekomstige partners vergroten.
pagina
7 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Inhoudsopgave
Vooraf 3
Managementsamenvatting 4
1. Achtergrond 9
1.1 Aanleiding 9 1.2 Opdrachtformulering 9 1.3 Uitvoering van het onderzoek 10
2. Conclusies en Aanbevelingen op 1 A4 12
3. Onderzoeksresultaten 13
3.1 Behoeften van de eilanden 13 3.1.1 Lokale aspecten 13 3.1.2 Regionale uitdagingen en behoeften 15 3.2 Uitkomsten van de enquête onder studenten 16 3.2.1 Herkomst van de respondenten 17 3.2.2 Eilandskinderen willen terug 17 3.2.3 Er zijn belemmerende factoren met betrekking tot terugkeer 18 3.2.4 Er is bereidheid om op andere eilanden dan het eigen geboorte-eiland te leren en te werken 19 3.3 Mogelijkheden rondom het inrichten van een leer-/werktraject 20 3.3.1 Traineeprogramma 21 3.3.2 Curriculum 23 3.4 Opleiden van zittend personeel 25 3.5 Bestaande initiatieven 26 3.6 Concluderend 26
4. Nu aan de slag! 28
4.1.1 Pilot traineeprogramma 28 4.1.2 Opleidingsprogramma combineren met zittend medewerkers 29 4.1.3 Bevordering informatiedeling 29 4.2 Eerste stappen 29
5. Kosten en Baten 32
5.1 Baten 32 5.2 Investering 33 5.2.1 Raming totale programma 33 5.2.2 Bestaande vs. Nieuwe investering 35 5.2.3 Raming pilot 35
pagina
8 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
6. Ten slotte 37
Bijlagen 38
1. Gesprekspartners 39 2. Uitkomsten enquête onder potentiële trainees 42 3. Deelnemers focusgroepen 43 4. Overzicht functies met schaarste 44 5. Geraadpleegde en verzamelde documentatie 45 6. Potentiële opdrachtgevers 46
pagina
9 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
1. Achtergrond
1.1 Aanleiding
Directie Koninkrijksrelaties van BZK komt in haar gesprekken op de eilanden vaak de volgende vraagstukken
tegen: het is moeilijk om hoger opgeleid personeel aan te trekken, de eilanden hebben te maken met
braindrain (jongeren die naar Nederland gaan om te studeren en vervolgens niet meer terug komen) en er is
behoefte om het openbaar bestuur te versterken. Goed openbaar bestuur is een van de aandachtsgebieden
van de directie Koninkrijksrelaties. Dit thema is voor Caribisch Nederland actueel getuige ontwikkelingen zoals
het instellen van bestuurlijk toezicht van St. Eustatius, de opvolging van de aanbevelingen van de commissie
Van Gastel/Thunnissen/Johnson, het programma ‘Goed Bestuur’ en het meerjarenprogramma Caribisch
Nederland. Dat er een verband gezien wordt tussen het versterken van het openbaar bestuur en het
bevorderen van terugkeer van talentvolle jongeren wordt onder meer duidelijk uit het meerjarenprogramma
Caribisch Nederland 2015-2018. Daar wordt nadrukkelijk gesproken over concrete opleidingsbehoeften vanuit
de BES eilanden voor het ambtelijk apparaat, het aandacht schenken aan talentvolle jongeren en de vraag
welke prikkels een terugkeer naar de eilanden positief zouden beïnvloeden. Benoemd wordt ook “het
verkennen in hoeverre een traineeship voor ‘eilandskinderen’ kan worden ingesteld zodat jongeren die gaan
studeren in Nederland de band met het eiland kunnen behouden en de kans op terugkeer toeneemt”.
Ook in de rest van het Caribisch deel van het Koninkrijk, bij de landen, is er behoefte aan versterking van het
ambtelijk apparaat. Zo heeft bijvoorbeeld Curaçao recent onderzoek laten uitvoeren naar het optimaliseren van
haar openbaar bestuur en de ambtelijke ondersteuning daarvan.
Hoewel de behoefte duidelijk is, is er ook het besef dat het versterken van het ambtelijk apparaat en het
succesvol terugkeren en inbedden van jonge talenten in de overheid van het Caribisch deel van het
Koninkrijk complex is. Het momentum lijkt daar, voor een traineeprogramma gericht op remigranten. Een
haalbaarheidsstudie naar wat er nodig is om een dergelijk programma succesvol op te zetten is een
logisch uitvloeisel van bovenstaande behoeften.
1.2 Opdrachtformulering
BZK heeft PBLQ, naar aanleiding van een startnotitie, twee gesprekken en een offerte over dit onderwerp,
gevraagd om een haalbaarheidsstudie uit te voeren voor een (eventueel) in te richten traineeprogramma
gericht op het versterken van het Caribisch deel van het Koninkrijk.
In de haalbaarheidsstudie wordt gekeken naar commitment bij de afnemers, potentiële deelnemers voor het
programma, het curriculum en investeringskosten en baten van een traineeprogramma. Het resultaat van de
opdracht helpt de opdrachtgever, directeur Koninkrijksrelaties Erwin Arkenbout en zijn adviseurs Jerome Felida
en Arxen Alders, besluiten of een traineeprogramma verder uitgewerkt moet worden en wat hier voor nodig is.
In de toelichting vanuit BZK op de opdrachtformulering is benadrukt om niet op basis van een vooraf uitgewerkt
plan maar met een open vraagstelling het onderzoek in te gaan. Wat zijn bij potentiële opdracht- en
werkgevers de behoeften op het gebied van het aantrekken van hoogopgeleid personeel, het terughalen van
elders studerende eilandskinderen en wat is de interesse in een combinatie van een leer- en werktraject?
Zo behoudt het onderzoek het karakter van een verkenning. Verder werd het verzoek gedaan om ook met een
aantal partijen uit de private sector te spreken om daar de behoeften te peilen.
pagina
10 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
1.3 Uitvoering van het onderzoek
In ons onderzoek richtten wij ons op twee sporen. Aan de ene kant de potentiële deelnemers aan een
traineeprogramma, oftewel de studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die in Nederland studeren of
gestudeerd hebben. Aan de andere kant de potentiële partners, oftewel de mogelijke opdrachtgevers,
toekomstig werkgevers en mogelijke kennispartners. Onderstaande afbeelding geeft een visuele weergave van
de insteek van het onderzoek en is ook gebruikt als praatplaat in diverse gesprekken.
Verder is een aantal relevante documenten bestudeerd (zie bijlage 5) .
Het onderzoek is uitgevoerd door Rafaëlle van Engers – Lobbrecht MBA en drs. Jet van Gaalen. Drs. Leo
Smits heeft de kwaliteitsbewaking op zich genomen. Voorafgaand aan het onderzoek heeft een bijeenkomst
met de opdrachtgever plaatsgevonden waarin besproken is welke partijen mogelijk interessant waren (focus
niet alleen op politiek, maar vooral ook op uitvoering). Tussentijds is regelmatig via de mail en telefoon contact
geweest over de benaderde partijen en de ingeplande afspraken.
Gesprekken met stakeholders
Afspraken zijn op verschillende wijze tot stand gekomen. Naast de input van BZK hebben ook het Arubahuis,
het Curaçaohuis en het Sint Maartenhuis input gegeven. De Nederlandse Vertegenwoordigingen op Curaçao,
Aruba en Sint Maarten hebben meegedacht en meegeholpen met het tot stand brengen van afspraken.
Daarnaast kwamen via het PLBQ netwerk en door het benaderen van (met name) uitvoerende organisaties
ook afspraken tot stand.
Ten slotte zijn ook afspraken ter plekke tot stand gekomen, door aanbeveling van de gesprekspartners ter
plaatse. De interviews op de eilanden vonden plaats in de periode 18 januari t/m 29 januari.
pagina
11 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
- 75 gesprekspartners (zie bijlage 1.)
- Politiek, ambtelijk, uitvoerend, privaat, kennisinstituten
- 6 eilanden
- Verkennend en inductief
Potentiële deelnemers
De doelgroep van potentiële deelnemers is op verschillende wijzen benaderd om de online enquête in te
vullen. Via de inzet van sociale media (LinkedIn, Twitter, Facebook), ons eigen PBLQ netwerk, het netwerk van
Tanja Fraai, via de studiefinancieringsverstrekkers (Arubahuis, studiefinanciering op Bonaire) en via de inzet
van verschillende Caribische studentennetwerken in Nederland. Veel gesprekspartners hebben na afloop van
het gesprek de vragenlijst online uitgezet in hun eigen netwerk. De enquête heeft digitaal opengestaan van 30
november 2015 tot en met 20 februari 2016. In aanvulling op de enquête zijn focusgroep bijeenkomsten
georganiseerd. Dit waren 2 bijeenkomsten met respectievelijk 6 HBO studenten (Rotterdam), en 8 WO
studenten (Amsterdam). In deze bijeenkomsten is door middel van een open groepsgesprek toelichting
gevraagd op voorlopige uitkomsten uit de enquête, zodat deze meer kleur en achtergrond kregen.
- Enquête uitgezet via Surveymonkey (zie bijlage 2.)
- 24 vragen
- Uitgezet via social media, de landenhuizen, studentenverenigingen,
studiefinancieringsorganisaties, persoonlijke netwerken
- 30 november – 20 februari 2016
- 426 respondenten
- Afkomstig van zes eilanden
- 2 focusgroep bijeenkomsten
Tussentijdse bevindingen zijn regelmatig teruggekoppeld aan opdrachtgever door middel van mail. Ook vond
er na afloop van het onderzoekstraject in het Caribisch deel van Nederland op 4 februari 2016 een bijeenkomst
plaats waarin de eerste bevindingen van de gesprekken mondeling teruggekoppeld zijn aan opdrachtgever.
pagina
12 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
2. Conclusies en Aanbevelingen op 1 A4
De belangrijkste conclusies en aanbevelingen zijn hieronder zo kort samengevat dat ze op 1 A4 passen om de
lezer de mogelijkheid te geven in één oogopslag de kern van het onderzoek te overzien.
Conclusies
Aanbevelingen
1
•Er is behoefte aan versterking openbaar bestuur, inzet hoog opgeleiden,tegengaan braindrain
2
3
•Terugkeer en inzet van eilandskinderen wordt gewenst door stakeholders
•Eilandskinderen willen terug, maar er zijn wel obstakels
4
5
•Een traineeprogramma kan helpen terugkeer mogelijk te maken
•Ondanks lokale verschillen, is er voldoende behoefte en bereidheid voor eenregionale aanpak
6
7
•Er is ook behoefte aan opleidingsmogelijkheden voor zittend personeel
•Losse onderdelen hebben ook al waarde (informatiedeling, inzicht in enmatchen van vraag en aanbod, ….)
Start een traineeprogramma
• Duur: 2 jaar
• Generiek programma
•Kwaliteitsborging v.a. selectie
•Passend curriculum
•Terugkeerpakket
•Regionale aanpak incl NL
•Lokale accenten
•Publiekprivate samenwerking
•Start met een pilot
Organiseer opleidingen voor zittend personeel
• Onderzoek mogelijkhedenom de geboden lesstof ookvoor zittend personeel teontsluiten
•Onderzoek mogelijkhedenvoor twinning(uitwisselingstrajecten; eentrainee naar de Cariben, eenlokale ambtenaar naarNederland)
Bevorder informatiedeling
•Deel resultaten en gevondeninformatie (communiceer)
•Verzamel en bied inzicht inde loopbaan van Caribischestudenten in Nederland
•Creëer een vacaturedatabank
• Zet communicatie in tbvbehoud vertrouwen,enthousiasme enbetrokkenheid.
pagina
13 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
3. Onderzoeksresultaten
Dit hoofdstuk is een weergave van de onderzoeksresultaten. In de gevoerde gesprekken zijn een aantal lokale
uitdagingen geschetst, maar kwamen ook regionale overeenkomsten naar voren. Deze verschillen en
overeenkomsten, geschetst in paragraaf 3.1., laten zien dat de overeenkomsten in de behoeften groter zijn dan
de lokale verschillen. Paragraaf 3.2. geeft een samenvatting van de resultaten uit de enquête onder potentiële
deelnemers. Deze samenvatting geeft de intentie tot terugkeer weer, evenals de belangrijkste drijfveren en
belemmeringen daartoe. In paragraaf 3.3. gaan we in op de mogelijkheid een leer-werk traject in te richten om
terugkeer te bevorderen en de factoren die het succes van een dergelijk traject vergroten, gebaseerd op de
resultaten uit de enquête en op onze eigen expertise met het opzetten van traineeprogramma’s. In paragraaf
3.4. komt de veelgehoorde suggestie aan bod om vooral ook zittend personeel niet te vergeten. Tenslotte gaat
paragraaf 3.5. in op een aantal bestaande initiatieven. Deze initiatieven kunnen een goede bijdrage leveren bij
het uitwerken van vervolgstappen.
3.1 Behoeften van de eilanden
Een van de doelstellingen van het onderzoek was na te gaan of de behoefte aan hoog opgeleid personeel op
de eilanden inderdaad aanwezig is en op welke plaatsen deze behoefte gevoeld wordt. Daarnaast zochten we
antwoord op de vraag of het een gedeelde behoefte betreft, of dat er grote verschillen tussen de eilanden
bestaan. We hebben van alle eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk voor het onderzoek relevante
respondenten kunnen spreken en hebben 5 eilanden kunnen bezoeken. Allereerst geven we in deze paragraaf
een inzicht in de meest relevante en/of opvallende lokale ontwikkelingen. Vervolgens gaan we in op de
overeenkomsten en behoeften binnen de regio.
3.1.1 Lokale aspecten
Curaçao
Curaçao is sinds 10-10-10 een land binnen het Koninkrijk en telt ruim
150.000 inwoners. Onze gesprekspartners hadden, meer dan op andere
eilanden, behoefte aan heel specifieke expertise, variërend van
keurmeesters tot meteorologen en complexe planningenmakers. Ook is
versterken van het openbaar bestuur een duidelijk aandachtspunt en is men
bezig met het in kaart brengen van benodigde competenties binnen de
rijksoverheid. De focus op jeugd is er in het kader van de aansluiting
onderwijs-arbeidsmarkt en de jeugdwerkeloosheid. Er is een duidelijke
voorkeur om dit soort zaken als een binnenlandse aangelegenheid aan te pakken.
pagina
14 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Bonaire
Bonaire is een bijzondere Nederlandse gemeente sinds 10-10-10. Het eiland
telt een kleine 20.000 bewoners. Gesprekspartners benoemen de snelle en
heel specifieke bevolkingsgroei, met name door immigratie uit omringende
Zuid-Amerikaanse landen van laaggeschoolde medewerkers die in de bouw
of de toeristensector komen werken. In Bonaire leeft het thema terughalen
van eilandskinderen bij onze gesprekspartners nog meer dan op andere
eilanden. Er lopen en starten ook al diverse trajecten op dit vlak zoals Ban
Boneiru Bèk, I-lander, en een initiatief van overheids NV’s in samenwerking
met de Bonaire Holding Maatschappij.
Aruba
Aruba is sinds 1986 een land binnen het Koninkrijk met circa 110.000
inwoners. Opvallend aan onze gesprekspartners was dat, meer dan op
andere eilanden, het versterken van het openbaar bestuur door middel van
het aantrekken van hoogopgeleide mensen in groter perspectief werd
gezien. Aruba heeft de ambitie om een kenniseconomie te worden. Hiervoor
trekt zij kennisintensieve bedrijven aan (TNO), investeert in green economy
en aldus ontstaat er behoefte aan meer technisch hoogopgeleid personeel.
Ook Levenslang Leren is een item en daaronder valt o.a. de behoefte aan
het opleiden van zittend personeel. Onze gesprekspartners hadden, in verhouding tot andere eilanden, minder
behoefte aan het expliciet stimuleren van het terughalen van eilandskinderen: “Die komen toch wel”. Een extra
complicatie vormt de vacaturestop binnen de overheid.
Sint Maarten
Het Nederlandse deel van Sint Maarten is sinds 10-10-10 een apart land
binnen het Koninkrijk en telt een kleine 40.000 inwoners. Onze
gesprekspartners brachten, meer dan op andere eilanden, de diversiteit van
de (herkomst van de) samenleving onder de aandacht. Hierdoor wordt de
definitie van een eilandskind wat precair. Ook kwam de regionale oriëntatie
naar voren en de uitwisseling met de vele (ei)landen waardoor Sint Maarten
omringd is. De belangrijkste boodschap was echter dat er veel behoeften
zijn en maar weinig middelen. Sint Maarten heeft een sterke oriëntatie op de
Verenigde Staten, ook op het gebied van opleiden.
Saba
Saba telt bijna 2.000 inwoners. Het is sinds 10-10-10 een bijzondere
Nederlandse gemeente, waar 93% van de bevolking Engels als eerste taal
heeft. Opvallend aan onze gesprekspartners was de drive om
mogelijkheden te creëren en tot actie over te gaan. Er blijkt een flink aantal
NGO’s op het eiland te zijn waar soms jonge mensen de gelegenheid krijgen
om werkervaring als bestuurder op te doen. Dit biedt ook perspectieven op
de middellange termijn. Net als in Sint Maarten gaan veel studenten (naast
Nederland) in Amerika studeren.
pagina
15 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Sint Eustatius (Statia)
Statia is een bijzondere Nederlandse gemeente sinds 10-10-2010 en telt
minder dan 4.000 inwoners en 85% daarvan hanteert Engels als eerste
taal. Helaas is het niet gelukt om het eiland zelf te bezoeken tijdens ons
onderzoek en hebben we slechts 1 gesprekspartner kunnen spreken. Statia
is meer gericht op de regio, zoals St Kitts. In tegenstelling tot Saba en Sint
Maarten is het toerisme op Sint Eustatius minder significant. Investeerders
zijn nodig om dit te bevorderen.
3.1.2 Regionale uitdagingen en behoeften
Naast de verschillen in behoeften, cultuur en context, werden uit de gesprekken met stakeholders ook
gedeelde uitdagingen en vergelijkbare behoeften tussen de verschillende eilanden binnen het Koninkrijk
duidelijk.
Gedeelde macro uitdagingen
Allereerst is er de algemene eilandproblematiek: een eiland loopt het risico om een geïsoleerde samenleving te
worden en heeft voor haar voortbestaan en voor vernieuwing input van buiten nodig. Een aantal
gesprekspartners wees op demografische problemen zoals vergrijzing en onevenwichtige groei door
immigratie. Voor bijna iedereen was braindrain een herkenbaar probleem: het gegeven dat jongeren naar het
buitenland trekken voor hun vervolgstudie en dan niet meer terugkeren.
Gedeelde uitdagingen bij het in dienst nemen van hoger opgeleid en / of personeel uit het buitenland
Hoewel niet door iedereen in gelijke mate genoemd, zijn in dienst name en financiering uitdagingen. Er is op
verschillende plekken behoefte aan specifieke expertise. Op deze plekken zijn of ontstaan er de komende tijd
moeilijk vervulbare vacatures. Op de verschillende eilanden komt vaak dezelfde behoefte naar voren, zoals
wetgevingsjuristen (register)accountants, ICT-ers, fiscalisten (zie bijlage 4 voor een overzicht van veel
genoemde schaarse functies). Deze functies zijn lastig in te vullen door het beperkte aanbod van geschikte
kandidaten. In sommige gevallen is het overheidsbudget de beperking, in andere gevallen zijn de
mogelijkheden of de ruimte om iemand in dienst te nemen beperkt. Dit kan liggen aan regelgeving of aan
mandaat. Het blijkt makkelijker te zijn om budget te vinden voor tijdelijke expertise.
Gedeelde interesse voor een programma gericht op de terugkeer van hoog opgeleide eilandskinderen
In gesprek met stakeholders over een mogelijk leer-werk programma gericht op de terugkeer van hoog
opgeleide eilandskinderen herkenden de meeste gesprekspartners de behoefte en de noodzaak. Een
substantieel aantal gesprekspartners gaf aan concreet interesse te hebben indien een dergelijk programma
zou starten. In bijlage 6 is een lijst opgenomen van organisaties die de mogelijkheden verder willen verkennen,
of in sommige gevallen concreet willen starten.
Gedeelde behoefte aan begeleiding, structuur en continuïteit
Veel gesprekspartners benadrukten het belang van een goede begeleiding van de trainees in de organisaties
waar ze terecht komen. Ook werd de zorg uitgesproken of de potentiële mentoren wel de ruimte of de
capaciteiten hadden.
pagina
16 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Diverse gesprekspartners op verschillende eilanden gaven aan dat het aanbrengen van een goede structuur
en het zorgen voor continuïteit grote valkuilen bleken in eerdere trajecten. Borging van structuur en continuïteit
van buitenaf zou welkom zijn.
Gedeelde behoefte aan inzicht en matching
Tijdens onze gesprekken met stakeholders lieten we al de eerste resultaten van de online enquête zien. De
gesprekspartners waren hierin erg geïnteresseerd. Velen gaven aan dat het voor hen erg moeilijk was inzicht
te krijgen in de gekozen studierichtingen van eilandskinderen en dat vooral inzicht ontbreekt in (bijna)
afgestudeerde eilandskinderen met bepaalde expertise. Zij gaven aan hieraan wel behoefte te hebben.
Daarnaast bleek uit de focusgroepgesprekken met de studenten dat zij behoefte hadden aan inzicht in
vacatures op de eilanden.
Zowel gesprekspartners als studenten bleken weinig bekend met bestaande initiatieven of websites gericht op
matching of bevorderen van terugkeer. Het enige initiatief dat door meerdere gesprekspartners werd genoemd
was Flinx recruitment die de Fred Jobfair organiseert. Ook was men niet op de hoogte - of wel op de hoogte
maar niet in het bezit van - eerder gedane, relevante onderzoeken.
Gedeelde uitdagingen met de private sector
Op verzoek van de opdrachtgever hebben we ook gesprekken gevoerd binnen de private sector. Ook daar zijn
er zijn er de nodige uitdagingen met het aantrekken van hoger opgeleid personeel. Veel bedrijven hebben al
hun eigen kanalen, doen onder meer mee met Fred Expo, de banenbeurs in Nederland specifiek gericht op
vacatures in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Een aantal heeft ook hun eigen recruiter in Nederland. De
grotere en meer internationaal gerichte bedrijven zijn gewend om buitenlands personeel aan te trekken en voor
complete terugkeerpakketten te zorgen (vergoeding van reiskosten, verhuiskosten, voorzieningen voor
eventuele partner en kinderen). Deze partijen staan wel open om verdere samenwerking te verkennen, maar
vooral als aanvulling op hun eigen recruitmentactiviteiten.
Echter, op de meeste eilanden bestaat de private sector voor een groot deel uit Midden en Klein Bedrijf en
zelfs microbedrijven. Volgens onze gesprekspartners zijn deze vaak niet gewend en / of draagkrachtig genoeg
om te investeren in dergelijke terugkeerpakketten.
Regionale aanpak
Hoewel er lokale verschillen zijn, is de basisproblematiek op de eilanden gelijk. Een regionale aanpak biedt
schaalvoordelen. Dit is aantrekkelijk vanwege de beperkte budgetten en maakt het makkelijker om te zorgen
voor opleiding en coaching van de beoogde mentoren. Het biedt ook meer mogelijkheden voor het vinden van
geschikte opdrachtgevers en werkgevers en het vormen van een traineeprogramma met voldoende
deelnemers.
3.2 Uitkomsten van de enquête onder studenten
Onderstaande paragraaf geeft een samenvatting van de resultaten uit de online enquête onder potentiële
trainees. Allereerst een kort profiel van de studenten. Vervolgens kijken we naar de herkomst van de
respondenten, de vraag of en waarom ze zouden willen terugkeren en wat de eventuele belemmeringen zijn.
We besluiten met de resultaten op de vraag of ze zouden solliciteren op een traineeprogramma.
Bijlage 2 bevat de complete lijst van alle vragen en antwoorden, weergegeven in grafieken.
pagina
17 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Profiel van de 426 respondenten
- Grotendeels tussen 21-27 jaar oud
- 2/3 vrouw, 1/3 man
- 57% geen partner
- Wonend in Nederland
- Bezig met of afgerond MBO (70) / HBO (200) / WO (150)
- Diverse studierichtingen
Foto: gemeente Rotterdam, Nationale Onderwijsgids
3.2.1 Herkomst van de respondenten
In totaal zijn 426 reacties op de online enquête ontvangen, van respondenten geboren op de verschillende
eilanden. In de onderlinge verhouding van het aantal respondenten blijkt het verschil in grootte tussen de
eilanden weerspiegeld. Onderstaande tabel geeft het aantal respondenten weer, afgezet tegen het globale
aantal inwoners per eiland.
(Ei)land Aantal respondenten Aantal inwoners (bij benadering)
Curaçao 163 150.000
Aruba 143 110.000
Sint Maarten 33 40.000
Bonaire 17 20.000
Statia 1 4.000
Saba 3 2.000
NL* 34
Overig ** 32
* Van de studenten die in Nederland geboren zijn, hebben de meesten ouders uit het Caribisch deel van het Koninkrijk of hebbendaar een deel van hun jeugd doorgebracht.** In de categorie overig vallen studenten geboren in landen zoals Suriname, Colombia en de Dominicaanse Republiek.
Hoewel we het jammer vinden dat we niet meer studenten uit Statia en Saba hebben kunnen bereiken, klopt
de sample wel verhoudingsgewijs.
De diverse antwoorden in de enquête vertoonden geen significante verschillen gerelateerd aan het eiland waar
iemand geboren is, daarom worden de resultaten als totaalgroep teruggekoppeld.
3.2.2 Eilandskinderen willen terug
Het onderzoek wijst uit dat 69% van de ondervraagden in de toekomst in het Caribisch deel van het Koninkrijk
zou willen wonen en werken. Gevraagd naar hun belangrijkste redenen om terug te willen keren, geven de
respondenten als top 3 antwoorden familie, klimaat en willen bijdragen aan hun thuiseiland. De verknochtheid
van de eilandskinderen aan hun familie en thuiseiland werd door een van de studenten van de focusgroep
treffend verwoord met de uitspraak “We are deeply rooted”.
pagina
18 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Figuur 1: Woordwolk met de meest voorkomende redenen om in het Caribisch deel van het Koninkrijk te willen wonen en werken. Hoe vaker en term terugkomt in de antwoorden, hoe groter deze in de woordwolk verschijnt.
Die betrokkenheid om aan het thuiseiland te willen bijdragen, is ook een belangrijke drijfveer voor de potentiële
opdrachtgevers om eilandskinderen te willen faciliteren terug te keren. Diverse gesprekspartners menen dat
een traineeprogramma verder gaat dan het invullen van banen en versterken van organisaties: “Het zal de
samenleving verder brengen. Deze mensen zullen in hun activiteiten naast hun werk, op verjaardagsfeestjes
en in gesprekken met vrienden zaken als maatschappelijke betrokkenheid en integriteit aan de orde stellen en
helpen te verbeteren”.
Op de enquêtevraag “Als er een traineeprogramma zou worden aangeboden, zou je er dan op solliciteren?”
antwoordden 151 van de ondervraagden (55%) met ja, 115 (42%) met weet niet en slechts 10 (4%) met nee.
Gesprekken met de focusgroepen wezen uit dat de zij het traineeprogramma als een kans zien om reeds werk
op niveau te hebben, verder te kunnen leren, de overgang geleidelijk te kunnen maken en van daaruit verder te
zoeken naar een volgende baan.
3.2.3 Er zijn belemmerende factoren met betrekking tot terugkeer
Hoewel de behoefte om terug te keren groot is, is terugkeren slechts voor een enkeling zekerheid. Een groot
deel van de ondervraagden maakt zich zorgen over obstakels die terugkeren moeilijk maken. De potentiële
trainees noemen carrièremogelijkheden, inkomen, werksituatie en wonen als belangrijkste zaken die de plek
waar ze willen wonen bepalen. Deze komen echter ook als grootste obstakels naar voren: ik moet een
studieschuld terugbetalen (en op de eilanden verdien ik minder), het is moeilijk om werk op mijn niveau te
vinden, het inkomen is te laag en het is moeilijk om een woning te vinden. Studenten geven aan bang te zijn
dat de keuze terug te keren naar de eilanden tevens de keuze is om je professionele ontwikkeling on hold te
zetten. Een traineeprogramma gericht op terugkeer zal aandacht moeten hebben voor extra ondersteunende
maatregelen zoals hulp bij verhuizing en het vinden van betaalbare woonruimte, iets wat vaker gebeurt bij het
aantrekken van buitenlands personeel.
De genoemde obstakels worden herkend door de gesprekspartners die teruggekeerd zijn naar de eilanden.
Huisvestingskosten zijn relatief hoog, werk op niveau is inderdaad lastig te vinden, nog moeilijker is je te blijven
pagina
19 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
ontwikkelen. Veel gesprekspartners geven aan dat de juiste houding en persoonlijk profiel ook erg bepalend
zijn in het al dan niet succesvol terugkeren. “Geduld” is de meest genoemde belangrijke karaktereigenschap.
Daarnaast klinken ook relativerende opmerkingen. Voor tegemoetkoming in het terugbetalen van de
studieschuld zijn er diverse regelingen. De zwaarte van de studieschuld is erg afhankelijk van de (wisselende)
koers van de dollar. Ook zijn er relativerende opmerkingen gemaakt over van welke levenstandaard je mag
uitgaan als starter.
3.2.4 Er is bereidheid om op andere eilanden dan het eigen geboorte-eiland te leren en te werken
Een aantal vragen uit de enquête betrof de voorkeurslocatie voor het doen van opdrachten, het volgen van
onderwijs en de interesse en bereidheid om slechts op een eiland of ook in de regio te willen wonen en
werken. We wilden hiermee achterhalen of een traineeprogramma puur lokaal gericht zou moeten zijn (van
oorsprong Arubanen die alleen maar in Aruba opdrachten doen en een baan vinden), of dat het mogelijk is een
regionaal programma en een regionale groep te formeren.
Interesse voor meerdere eilanden
Uit de antwoorden kunnen we afleiden dat studenten interesse hebben om opdrachten te vervullen op
meerdere eilanden. Zie bijlage 2 voor een verdere uitwerking en visualisering van deze resultaten.
Dit werd ook bevestigd in onze focusgroep gesprekken. Daarbij viel op dat de WO groep zelfs benadrukte dat
ze het opdrachten vervullen op verschillende eilanden als belangrijke, haast noodzakelijke, ontwikkelfactor
zien.
De wens en bereidheid van potentiële trainees om op meerdere locaties opdrachten te willen doen, maakt het
in elk geval mogelijk om een gemeenschappelijk programma op te stellen voor trainees geboren op de
verschillende eilanden en pleit voor een regionale aanpak.
Opvallende voorkeur voor Nederland
Opvallend is het enorme aantal studenten dat een opdracht in Nederland zou willen doen; dit heeft de grootste
voorkeur na het geboorte-eiland. Ook geniet Nederland een grote voorkeur als het gaat om locatie van
traineeprogramma. 38% wil dat het liefst doen deels in Nederland en deels in de Cariben en 28% zou het
programma zelfs geheel in Nederland willen volgen.
De overwegingen achter deze antwoorden is dat de respondenten het idee hebben dat er meer mogelijkheden
zijn om ervaring op te doen in Nederland en ook dat ervaring in Nederland goed staat op hun cv en hen later
meer carrièremogelijkheden biedt. Daarnaast vindt een deel het onderwijs in Nederland beter en voelen ze zich
in Nederland thuis.
Redenen om zowel in Nederland als op de eilanden opdrachten te vervullen zijn de wens om in beide
omgevingen ervaring op te kunnen doen, de kennis uit Nederland in de Cariben toe te kunnen passen, en
vanwege de balans omdat beide omgevingen zo hun voordelen en nadelen hebben. Ook menen sommigen dat
het hen zal helpen beter de afweging te maken waar ze uiteindelijk willen wonen en werken en/of dat het hen
zal helpen de overstap geleidelijker te maken.
Migratievoorkeuren en overwegingen
Er blijkt bereidheid om gedurende een aantal maanden opdrachten te doen op verschillende locaties. Zou die
bereidheid veranderen als het erom gaat waar de mensen zouden willen wonen en werken? Wil men dan
pagina
20 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
alleen naar het geboorte-eiland terug of is de regio ook aantrekkelijk? In onderstaande figuur is het antwoord
op de vraag: “Ik ben geïnteresseerd in / bereid om na het traineeprogramma te gaan wonen en werken in
(meerdere antwoorden mogelijk)” wederom gelinkt aan het eiland van geboorte.
Figuur 2: In welke mate zijn respondenten bereid zich te vestigen op een van de eilanden, toegespitst op herkomst.
De horizontale balken met verschillende kleuren geven het geboorte eiland van de respondenten weer,
bijvoorbeeld alle donkerblauwe balkdelen geven voorkeuren aan van respondenten geboren op Aruba.
Ook hier is zichtbaar dat het geboorte-eiland favoriet is, op de voet gevolgd door Nederland. Maar ook hier
bestaat bij een deel van de groep de bereidheid om elders in de regio een bestaan op te bouwen. In de
gesprekken met stakeholders bleek dat families vaak verspreid zijn over meerdere eilanden, dus in de buurt
zijn van familie kan op meerdere plekken. Ook kan de herkomst van de partner een rol spelen in de keuze voor
een vestigingsplaats. Tijdens de focusgroep gesprekken bleek dat het persoonlijk is welk argument zwaarder
weegt: vlak naast de familie wonen of de kans op vervullend werk.
3.3 Mogelijkheden rondom het inrichten van een leer-/werktraject
Deze paragraaf beschrijft naast de mogelijke opzet van een programma de behoefte aan kennis en
vaardigheden die genoemd worden in de gesprekken met potentiële partners. Deze kennis en vaardigheden
beperken zich niet tot een mogelijk traineeprogramma voor eilandskinderen, maar zijn ook van toepassing op
zittend personeel.
pagina
21 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
3.3.1 Traineeprogramma
Kenmerkend aan een traineeprogramma is de combinatie van leren en werken. Daarbinnen zijn veel
verschillende mogelijkheden. Met onze gesprekspartners hebben wij gesproken over de volgende (globale)
opzet van een traineeprogramma:
Trainees doen werkervaring op door als volledige medewerkers
te werken op een project. Dat wil zeggen, zij werken
zelfstandiger en met meer verantwoordelijkheid dan stagiaires.
Van een trainee mag verwacht worden dat hij/zij meer
zelfredzaam is. Tegelijkertijd betekent trainee zijn dat er meer
ruimte is om in het werk te groeien. Een goede begeleiding en
een cultuur waarin fouten mogen worden gemaakt zijn
onontbeerlijk. Een traineeship heeft meerwaarde als op
verschillende plekken werkervaring kan worden opgedaan.
Te maken keuzes
Aan het inrichten van een traineeship liggen een aantal keuzes ten grondslag. De voorkeur voor bepaalde
keuzes verschillen van gesprek tot gesprek. Onderstaand overzicht geeft een beeld van de te maken keuzes,
en een advies bij te maken keuzes. Van belang is dat de keuzes door een groot deel van de deelnemers en de
opdrachtgevers worden ondersteund, aangezien dit het draagvlak van de keuzes vergroot.
Keuze Opties Risico Advies
Opdrachten in NL
vs Opdrachten op
de eilanden
Zowel opdrachtgevers als
potentiële trainees geven aan
het waardevol te vinden als er
ook werkervaring in Nederland
wordt opgedaan.
.
Hoe langer mensen in
Nederland verblijven na hun
studie, hoe lastiger de integratie
is bij terugkeer. Daarnaast
brengt langer verblijf in risico
met zich mee dat de binding met
Nederland steeds hechter wordt,
bijvoorbeeld door het aangaan
van relaties, gezinsvorming etc.
Minimaal 1 opdracht zou in NL
moeten worden uitgevoerd, bij
voorkeur de eerste opdracht.
Werkgeverschap Een aantal potentiële
opdrachtgevers heeft gezegd
open te staan om het
werkgeverschap voor een
periode van 2 jaar op zich te
nemen. Alternatieven zijn:
werkgeverschap bij BZK of
werkgeverschap bij een derde
partij.
Niet elke opdrachtgever heeft de
mogelijkheid een overeenkomst
voor 2 jaar aan te gaan.
Bovendien betekent de
uitwisseling tussen verschillende
opdrachtgevers dat dit met
“gesloten beurzen” moet
gebeuren, om de kosten
dekkend te houden.
Kies voor de pilot voor een
constructie waarbij het
werkgeverschap bij de
opdrachtgevers ligt. Verken bij
uitbouw van het programma
welke mogelijkheden voor de
lange termijn het meest haalbaar
zijn.
Opdrachten bij 1 of
meerdere
Opdrachten tijdens een
traineeship kunnen bij 1
werkgever op verschillende
Studenten geven aan
meerwaarde te zien in het
opdoen van ervaring op
Kies zoveel mogelijk voor
meerdere/ verschillende
opdrachtgevers, maar wees
Opzet traineeprogramma - Duur: twee jaar
- Drie verschillende opdrachten van
ca. acht maanden
- Afgebakende opdrachten op niveau
- Groepsgerichte leeractiviteiten naast
het werken op de opdracht
- Begeleiding in persoonlijke groei
dmv coaching en intervisie
pagina
22 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
opdrachtgevers op
de eilanden
plekken worden ingevuld, of bij
verschillende werkgevers
verschillende plekken. De
ervaring leert dat het werven van
goede passende opdrachten
een van de grootste uitdagingen
in een traineeprogramma is.
pragmatisch als de
ontwikkelmogelijkheden bij 1
opdrachtgever ook goed
geborgd zijn.
Opleiding centraal
of decentraal
Opleiding centraal beleggen
heeft, naast een
organisatorische meerwaarde,
een waardevol bij-effect: tijdens
gezamenlijke opleidingsdagen
wisselen de deelnemers kennis
en ervaring uit, waardoor het
netwerkeffect van een
traineeprogramma
geoptimaliseerd wordt
Centraal opleiden betekent ook
extra kosten voor vliegen, logies
en verblijf van zowel deelnemers
als docenten.
Werk met centrale
opleidingsblokken. Start het
programma met een opleidings
“bootcamp” in Nederland waarin
veel relevante kennis en
vaardigheden full- time worden
aangeboden. Gedurende het
programma vinden kortere
bootcamps plaats op de
eilanden.
Bekijk ook de mogelijkheden
voor afstandsleren dmv
webinars en online learning
Begeleiding op
afstand of lokaal
De programma coördinatie kan
goed centraal vanuit Nederland
georganiseerd worden. Zowel
potentiële deelnemers als veel
gesprekspartners geven aan
belang te hechten aan een
structuur van buiten af.
Voor het verkrijgen van
opdrachten is het noodzakelijk
om warme contacten in het
netwerk te hebben. Dit is niet
mogelijk op afstand.
Ook voor de begeleiding van
trainees op hun opdrachten op
de eilanden is het wenselijk
begeleiding buiten de opdracht
te hebben. Dit kan met skype,
maar prettig is ook een
escalatiemogelijkheid dicht bij.
Werk met een Programma
coördinator in Nederland en een
coördinator op locatie. Waar de
een zich meer bezighoudt met
de inrichting, richt de ander zich
op acquisitie van opdrachten en
het kennisnetwerk op de
eilanden zelf.
Randvoorwaarden
Gesprekspartners geven aan een aantal zaken van belang te vinden bij het vormgeven van een
traineeprogramma. Kwaliteit is hierbij het sleutelwoord. Zowel potentiële trainees als potentiële opdrachtgevers
benadrukken er voor te zorgen dat de kwaliteit van een programma gewaarborgd is. Kwaliteit komt tot uiting in
de kwaliteit van de trainees, kwaliteit van de opdracht, kwaliteit van de begeleiding en kwaliteit van de structuur
van het programma.
Selectie.
Potentiële opdrachtgevers geven aan dat aandacht voor de selectie van deelnemers erg belangrijk is. Hierbij
moet vooral gelet worden op de juiste combinatie van pro-activiteit en assertiviteit, maar met gevoel voor
verhoudingen en organisatiesensitiviteit. De organisatiecultuur wordt overal omschreven als vrij hiërarchisch,
waarbij het van belang is dat medewerkers juiste wegen bewandelen. Daarnaast moeten medewerkers ook
veel geduld hebben, omdat het vaak lang duurt voordat iets in beweging komt. Het is de kunst daarbij niet de
pro-activiteit te verliezen en onderdeel te worden van de bestaande cultuur. Het feit dat eilandskinderen de
pagina
23 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
cultuur kennen, maakt dat ze daar hopelijk minder snel op afhaken. Daarnaast zeggen gesprekspartners: “Het
is harder werken dan in Nederland. Je hebt al snel meer verantwoordelijkheden”. Trainees moeten dus ook
zeker behoorlijk wat in hun mars hebben.
Begeleiding
Zowel potentiële opdrachtgevers als potentiële trainees geven
aan, dat goede begeleiding van de trainees binnen de
organisatie van zeer groot belang is en ook een behoorlijke
uitdaging zal zijn. Voormalige trainees / young potentials geven
aan dat je het risico loopt onder iemand geplaatst te worden die
zelf niet gemotiveerd is, of die niet in staat is de juiste
begeleiding te geven aan iemand die vol ambitie aan de slag wil.
Commitment
Vanuit het management moet voldoende commitment zijn. Dit vertaalt zich in het actief positief uitdragen van
het traineeship binnen de organisatie, sturen op en ruimte bieden voor begeleiding en ontwikkeling. De opvang
op de werkvloer moet goed zijn. Management kan er voor zorgen dat mensen goed ontvangen worden en de
juiste werkzaamheden te doen krijgen en zo een bijdrage kunnen leveren. Onder commitment valt ook het
borgen van de juiste kwaliteit van opdrachten. Trainees maken een steile leercurve door als zij hiervoor gevoed
worden vanuit hun opdracht. Uitdagende, kwalitatief goed geformuleerde opdrachten zijn hierbij belangrijk.
Structuur
Het opzetten van een traineeprogramma is geen sinecure. De hierboven genoemde kwaliteitseisen moeten
goed geborgd worden. Dit kan alleen door een strakke centraal belegde coördinatie en aansturing waarbij
aandacht is voor werving en selectie van trainees, verwerving van opdrachten, inrichting en coördinatie van het
curriculum en begeleiding van de trainees. De uitdaging is het overzeese karakter hiervan. Zowel vanuit
Nederland als op de (ei)landen moet coördinatie aanwezig zijn om voldoende kwaliteit te waarborgen.
3.3.2 Curriculum
De behoefte aan een opleidingsprogramma is duidelijk aanwezig. Zowel bij potentiële opdrachtgevers als bij de
potentiële trainees, die zich graag verder willen ontwikkelen. Deze behoefte heeft niet alleen betrekking op een
traineeprogramma, maar geldt ook ten aanzien van zittend personeel. Veel gesprekspartners adviseren bij een
mogelijk vervolg het zittend personeel niet te vergeten. Reden hiertoe is tweeledig. Ten eerste werkt het
motiverend voor het zittend personeel als er niet alleen in nieuwkomers wordt geïnvesteerd. Ten tweede vallen
de aangeleerde kennis en vaardigheden in vruchtbare aarde als deze kennis en vaardigheden gedeeld kunnen
worden.
Opleidingsniveau
In de gesprekken met de stakeholders en in de enquête onder potentiële deelnemers is de vraag gesteld aan
welk opleidingsniveau (HBO of WO) behoefte is. Beide niveaus worden genoemd, waarbij HBO niveau
beduidend vaker wordt genoemd. Studenten geven aan met een WO opleiding als overgekwalificeerd te
werden betiteld. Stakeholders geven aan meer behoefte te hebben aan mensen die concreet en praktisch aan
de slag kunnen en bij WO opgeleiden vooral het beeld te hebben dat zij te abstract ingesteld zijn. Voor
sommige (onderzoeks-) functies is een specifieke WO opleiding juist een vereiste. Over het algemeen kan
gesteld worden dat kennisontwikkeling op HBO niveau voor het grootste deel voldoende is.
pagina
24 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Generiek vs. specifiek
De diversiteit in achtergronden van studenten en de
diversiteit aan gewenste inhoudelijke expertise bij
opdrachtgevers, zorgt ervoor dat een specifieke focus van
het opleidingsprogramma, zoals informatiemanagement,
niet haalbaar is. Hiervoor is de behoefte te beperkt. Ook uit
de enquêtes en interviews met studenten blijkt dat zij niet
zitten te wachten op een tweede kopstudie, maar eerder
vaardigheden en competenties behorend bij het werken in
een politiek bestuurlijke omgeving willen uitbreiden. Wat wel
haalbaar zou zijn en wat ook aansluit op behoeften van
beide doelgroepen, is een curriculum meer gericht op
algemene en managementvaardigheden. In de gesprekken
kwamen veel overeenkomsten naar voren met betrekking tot
gewenste kennis en vaardigheden, weergegeven in onderstaande tabel.
Onderdelen in een curriculum
- Bestuurskunde
- Politiek-bestuurlijke gevoeligheid
- Eiland context; hoe is de
organisatiecultuur op elk eiland
- Projectmanagement
- Beleidsteksten lezen
- Beleidsteksten schrijven
- (Formeel) Nederlands schrijven
- Onderhandelen
- Persoonlijke effectiviteit
- Leiderschapsontwikkeling
- Verandermanagement
- Hoe ermee om te gaan als jij sneller wilt dan je
omgeving (organisatie sensitiviteit)
Met name projectmanagement wordt vaak genoemd als ontbrekende competentie bij de overheid. Nieuwe
medewerkers (maar ook zittende) zijn erg waardevol als zij gedegen projectmanagement kennis en ervaring
meebrengen. Daarnaast wordt het lezen en schrijven van teksten vaak genoemd. Doordat Nederlands
weliswaar instructietaal is op de (meeste) eilanden, is het niet de moedertaal van de inwoners in het Caribisch
deel van het Koninkrijk. Vooral het lezen en schrijven van formele teksten levert hierdoor problemen op.
Studenten geven ook aan dat zij willen ‘leren moeilijke woorden te gebruiken’.
Voor sommige opdrachten zal meer specifiek inhoudelijke kennis noodzakelijk zijn. Waar trainees nog niet over
deze specifieke kennis beschikken via hun vooropleiding zal meer aandacht nodig zijn voor learning on the job
of specifieke samenwerking worden gezocht met bijvoorbeeld de Universiteiten voor een passend inhoudelijk
leertraject.
Kennispartners
Het inrichten van het opleidingsprogramma kan met verschillende kennispartners, aanwezig op de
verschillende (ei)landen. De Universiteit van Aruba heeft sinds een aantal jaar de opleiding Organization,
Governance en Management, opleiding aan de Faculteit Arts en Sciences. Deze faculteit biedt ook
mogelijkheden op het gebied van Lifelong Learning in de vorm van het Center for Lifelong Learning (CLL). Het
is mogelijk vanuit het CLL ook scholing voor ambtenaren in te kopen, al is het niet zeker of hier voldoende
capaciteit voor is.
Foto: Tanja Fraai
pagina
25 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Samenwerking met de Universiteiten kan worden gezocht om trainees inhoudelijke vakken/modules te kunnen
laten volgen. Voor de ontbrekende kennis en expertise kunnen ook kennispartners vanuit Nederland ingezet
worden. Studenten geven aan (een deel van) het opleidingsprogramma in Nederland te willen volgen, in
verband met de kwaliteit van de opleidingen. Het niveau van de meeste opleidingen aan de UoA en de UoC
hebben een niveau vergelijkbaar met HBO in Nederland1
3.4 Opleiden van zittend personeel
Een veelgehoorde opmerking tijdens de gesprekken was: Is zo’n programma ook niet mogelijk voor zittend
personeel? De concrete behoefte voor zittend personeel bleek divers. Het varieerde van opleidingen voor
zittend personeel, tot een uitwisselingsprogramma (twinning) voor zittend personeel. De achterliggende
gedachte was overal: Investeren in jonge, nieuwe medewerkers is goed, maar ook het zittend personeel
moeten we versterken om een goed openbaar bestuur te kunnen bieden. Daarnaast werkt het motiverend voor
medewerkers als ze merken dat er in hen geïnvesteerd wordt door middel van opleidingen. Een aantal
gesprekspartners plaatste daarbij de kritische kanttekening dat medewerkers niet altijd zitten te wachten op
opleiding, tenzij er een promotie of salarisverhoging aan gekoppeld is.
Lifelong Learning
Met name op Aruba gingen de gesprekken verder dan het incidenteel opleiden van zittend personeel. Daar
wordt nagedacht over / is behoefte aan het introduceren van Levenslang leren. Oftewel: het blijven ontwikkelen
van medewerkers in hun loopbaan. Eén van onze gesprekspartners vertelde: “Ik werk nu 25 jaar bij de
overheid, en heb in die tijd geen enkele opleiding vanuit de overheid gevolgd”. Vanuit HR wordt nu gewerkt aan
het versterken van skills, zoals management skills en persoonlijk leiderschap. De afdeling besteedt daarbij veel
aandacht aan competentiegerichte werving en selectie en ondersteunt departementen die hier stappen in
willen maken dor middel van het geven van trainingen. De behoefte aan een dergelijk traject varieert enorm
tussen de eilanden. Op andere plekken is dit duidelijk nog een stap te ver of te groot. Op Curaçao werd gesteld
dat het groots inrichten van iets als een bestuursacademie juist op weerstand kan stuiten.
Onderwijssysteem Curaçao, Sint Maarten & de BES-eilanden, het onderwijssysteem van Curaçao, St. Maarten en de BES-eilanden vergeleken met de Nederlandse
pagina
26 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
3.5 Bestaande initiatieven
Er zijn diverse lokale initiatieven die verschillende onderdelen van de cyclus van remigratie van
eilandskinderen faciliteren. Hieronder een aantal waarmee we gesproken hebben of op gewezen zijn. Er zijn
initiatieven die nog in de idee fase zitten, lopende initiatieven en reeds gestopte.
Ban Boneiru Bèk Initiatief van betrokken particulieren die zelf of via partners ondersteuning bieden voor de
complete cyclus: van voorlichting op de middelbare school tot aan remigratie. (Bonaire)
OCAN adviesbureau gevestigd in Nederland dat zich sterk maakt voor de positie van de
Caribische Nederlander en o.a. diensten aanbiedt op gebied van werving en selectie,
begeleiden remigratie en een traineeprogramma op maat kan aanbieden. Dat laatste in
samenwerking met Ban Boneiru Bèk
Overheids NV’s op Bonaire
ism Bonaire Holding
Maatschappij
bezig het met inrichten van een traineeprogramma gericht op eilandskinderen die willen
remigreren. Ze werken samen met Ban Boneiru Bek, willen najaar 2016 starten.
I-Lander (RCN) ism
ProgresCaribbean
Initiatief van RCN
Fred Expo / Flinx Jaarlijkse banenmarkt in Nederland, gericht op werkgevers en vacatures in het Caribisch
deel van het Koninkrijk
Vacaturebank (Aruba) het kabinet heeft onlangs ingestemd met het opzetten van een vacaturebank voor hoger
opgeleiden die in het buitenland studeren
Stichting Terug naar Curaçao Initiatief voortvloeiend uit wereldstage. Bemiddelde in stages van in Nederland studerende
Curaçaoënaars op Curaçao. Heeft een aantal jaar gelopen met financiële steun van een
aantal Nederlandse gemeenten. Is niet gelukt om het over te dragen aan overheid van
Curaçao en nu gestopt.
Deze initiatieven kunnen een bijdrage leveren aan het inrichten van een leer-werk programma. Ook om te
voorkomen dat verschillende initiatieven naast elkaar bestaan, hetgeen verwarrend kan werken voor zowel
opdrachtgevers als potentiële trainees.
3.6 Concluderend
De onderzoeksresultaten laten zien dat er behoefte is aan een initiatief ter bevordering van de combinatie van
terugkeer-werken-leren. In onderstaande figuur zijn ze nog eens samengevat. Er is behoefte binnen
organisaties om zich te versterken met jonge, hoogopgeleide medewerkers, bij voorkeur met eilandskinderen.
Ook eilandskinderen die elders gestudeerd hebben, hebben de behoefte aan banen op hun niveau binnen
(overheids) organisaties op de eilanden. Een traineeprogramma spreekt veel gesprekspartners aan als een
constructie waarbij zowel voor de organisatie als voor de eilandskinderen mooie ontwikkelkansen in het
verschiet liggen. Daarbij dient aangetekend te worden dat ook zittend personeel niet vergeten mag worden.
Zowel om de versterking van het openbaar bestuur te versnellen, het draagvlak te vergroten als om de nieuwe
kennis in vruchtbare aarde te laten vallen binnen organisaties. Een aantal partijen, waaronder reeds bestaande
pagina
27 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
initiatieven, heeft daarbij ook commitment uitgesproken. Al met al is er aanzienlijke onderbouwing om een
verdere stap te rechtvaardigen. In hoofdstuk 4 gaat wordt duidelijk wat de eerste stappen moeten zijn.
pagina
28 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
4. Nu aan de slag!
In hoofdstuk 3 is geconcludeerd dat er een substantiele behoefte is aan een traineeprogramma dat zich richt
op het versterken van (overheids) organisaties door het terughalen van eilandskinderen die in Nederland zijn
gaan studeren. In dit hoofdstuk zullen we dit concretiseren in een aantal aanbevelingen, gevolgd door een
opzet van de eerste stappen die wij adviseren te zetten om te komen tot een daadwerkelijk programma.
In de gevoerde gesprekken hebben wij beelden ten opzichte van een traineeprogramma getoetst en
aanvullende ideeën en input gekregen. Onderstaand overzicht is het resultaat van de breedst gedeelte
behoefte. Hierbij benoemen we drie componenten: het opzetten van een traineerprogramma voor
eilandskinderen, opleidingen voor zittend personeel en het bevorderen van informatiedeling.
4.1.1 Pilot traineeprogramma
Om de slagingskans van een nieuw op te zetten traineeprogramma te vergroten, adviseren wij te starten met
een pilot. Een pilot met een beperkt aantal deelnemende partijen biedt de mogelijkheid om al gaande weg te
komen tot goede oplossingen. Er is ruimte om te ontdekken wat werkt en wat niet werkt. Daarnaast kan een
succesvolle pilot het enthousiasme bij toekomstige partners vergroten.
Tijdens de eerste ronde gesprekken hebben 2 partijen hun commitment voor samenwerking uitgesproken. In
samenwerking met de Bonaire Holding Maatschappij is een aantal overheids NV’s op Bonaire bezig een
traineeprogramma op te zetten om het middenkader te versterken. De Bonaire Holding Maatschappij ziet
mogelijkheden om samen op te trekken om een pilot op te zetten. Daarnaast heeft de Eilandsecretaris van
Saba laten weten graag een aantal trainees voor een bepaalde tijd aan te nemen om hen op verschillende
projecten in te zetten. Daarmee hebben zich al twee enthousiaste partijen aanmeld waar meerdere trainees
aan de slag kunnen gaan. De pilot zou zich nog uit kunnen breiden naar Sint Eustatius (om de eilanden van
Caribisch Nederland in totaal mee te nemen) en bijvoorbeeld naar Sint Maarten, om ook een land aan te laten
sluiten. Met minimaal 6 en maximaal 10 trainees ontstaat een mooie pilot groep.
Start een traineeprogramma
•Duur: 2 jaar
•Generiek programma
•Kwaliteitsborging v.a. selectie
•Passend curriculum
•Terugkeerpakket
•Regionale aanpak incl NL
•Lokale accenten
•Publiek-private samenwerking
•Start met een pilot
Organiseer opleidingen voor zittend personeel
• Onderzoek mogelijkhedenom de geboden lesstof ookvoor zittend personeel teontsluiten
•Onderzoek mogelijkhedenvoor twinning(uitwisselingstrajecten; eentrainee naar de Cariben, eenlokale ambtenaar naarNederland)
Bevorder informatiedeling
•Deel resultaten en gevondeninformatie (communiceer)
•Verzamel en bied inzicht in deloopbaan van Caribischestudenten in Nederland
•Creëer een vacaturedatabank
• Zet communicatie in tbvbehoud vertrouwen,enthousiasme enbetrokkenheid.
pagina
29 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
4.1.2 Opleidingsprogramma combineren met zittend medewerkers
Om het draagvlak voor een traineeprogramma ook te vergroten onder zittend personeel (een vaak genoemd
aandachtspunt) is het raadzaam een traineeprogramma te combineren met het opleiden van zittend personeel.
Vanuit het op te zetten traineeprogramma wordt een opleiding verzorgd die zich richt op competenties en
kennis die van toegevoegde waarde zijn voor het werken binnen organisaties in het Caribisch deel van het
Koninkrijk.
Voor het organiseren van opleidingen geldt dat de kosten voor een groep van 6 - 15 nagenoeg even groot zijn
(op verblijfs- en verzorgingskosten na). Met een pilotopzet is er ruimte om naast de trainees ook 1 medewerker
van de deelnemende organisatie aan de opleidingsgroep toe te voegen.
4.1.3 Bevordering informatiedeling
Uit de gesprekken bleek veel behoefte aan terugkoppeling van de onderzoeksresultaten. Het verspreiden van
dit rapport onder de gesprekspartners is een goed begin voor het delen van informatie over dit veelbesproken
thema. Door de communicatie kan het enthousiasme, vertrouwen en betrokkenheid behouden blijven.
We zien ook op de eilanden stappen om informatiedeling te bevorderen, ook tussen werkzoekenden en de
overheid. Zo is op Aruba een voorstel aangenomen om een online databank op te zetten waarop vacatures te
vinden zijn. Zo wordt het makkelijker om vanuit Nederland te solliciteren op functies op Aruba. Vergelijkbare
initiatieven bestaan ook op Bonaire (Ban Boneiru Bèk).
4.2 Eerste stappen
Waar te beginnen bij het opzetten van een traineeprogramma? Het moet een programma zijn dat gedragen
wordt door alle deelnemende partijen en waarbij het programma zowel in Nederland als op de eilanden plaats
vindt. Er dient een structurerende programmamanager te zijn die de zaken opstart en de partijen verbindt. Het
is van belang dat er aangehaakt wordt bij bestaande initiatieven en/of gecommitteerde partners. BZK zou een
verbindende rol kunnen spelen waarbij een bijdrage niet per se door budget gevormd wordt, maar ook door
ondersteuning qua expertise, tijd en mankracht.
In onderstaande tabel splitsen we een aantal stappen en taken uit. Wat betreft de tijdslijnen: in onze ervaring
kost de opstart van een bestaand programma een half jaar. Het opstarten van een pilot, waarbij een aantal
zaken pas gaandeweg duidelijk wordt en ingeregeld wordt, zou, bij een opstart in juni dit jaar kunnen leiden tot
de start van het programma in januari 2017.
Stap Doel Wie Wanneer
1. Benoemen van
trekkers
Een ambassadeur is iemand met
een groot netwerk en draagvlak op
de Eilanden. Het kunnen ook
meerdere personen zijn. Deze
personen hebben een sterke
verbinding met het programma,
onderschrijven de doelstellingen en
weten stakeholders op de eilanden
In overleg met de pilot partijen kan
gekeken worden naar een persoon of
personen die deze rol in kan/kunnen
vullen. Dit zijn lokale personen. BZK
kan hier een coördinerende rol in
vervullen.
Zo spoedig
mogelijk
pagina
30 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
te enthousiasmeren en aan te
sporen tot deelname.
2. Benoemen
programma-
manager
De programmamanager is
verantwoordelijk voor de opzet van
het programma, de begroting, voor
de werving en selectie, het
opleidingsgedeelte, de begeleiding
van de trainees en de acquisitie van
opdrachten (in samenwerking met
lokale partners). Deze onderdelen
kunnen zelf uitgevoerd worden, dan
wel uit besteed.
Dedicated aandacht is noodzakelijk,
zeker bij de eerste keer denken we
aan fulltime inzet, voorafgaand aan
het programma en tijdens het eerste
half jaar van het programma. Daarna
moet opnieuw bekeken worden
welke inzet nodig is en wat de
taakverdeling tussen
programmamanager en lokale
partners kan zijn.
Zo spoedig
mogelijk
3. Commitment Deelnemende partijen moeten hun
commitment uitspreken om
Eilandskinderen in dienst te nemen
gedurende een programma van 2
jaar. Daarbij moeten de partijen met
elkaar afspraken maken over het
uitwisselen van trainees voor
verschillende opdrachten. Idealiter
voeren trainees eerst een opdracht
in Nederland uit en vervolgens 2 op
de eilanden, bij verschillende
organisaties en/of op verschillende
eilanden. Voor de pilot is het
raadzaam vooral pragmatisch te
kijken naar de mogelijkheden. Daar
waar energie en enthousiasme zit
moet dit worden benut.
Inmiddels hebben 2 partijen hun
commitment uitgesproken: de
Eilandsecretaris van Saba en de
Bonaire Holding Maatschappij. Met
deze partijen kan gekeken worden
hoe de invulling van de opdrachten
vorm te geven. Ook zijn er
mogelijkheden om Sint Maarten
(ziekenhuis) aan te laten sluiten en
wellicht ook Sint Eustatius (niet
voldoende belicht in dit onderzoek
om commitment te kunnen
beoordelen).
Reeds
verkregen,
overigen aan
laten sluiten
4. Werving en
selectie
Een traineeprogramma is, behalve
van opdrachten, ook afhankelijk van
goede trainees. Het werven en
selecteren van deze doelgroep vergt
de nodige inspanning. Zeker het
vinden van geschikte kandidaten op
korte termijn en het inrichten van het
gehele proces. Hierbij moet gedacht
worden aan:
- Opstellen profiel
- Inzetten wervingskanalen
(bijvoorbeeld Fredexpo)
- Inzetten selectie
instrumentarium om goed op
Programmamanager ism partners juni - december
pagina
31 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
basis van het profiel te kunnen
selecteren
- Selectieprocedure
- Arbeidsvoorwaarden
- Uitzoeken mogelijkheden voor
wisselend dienstverband en
salariëring: in Nederland en op
de eilanden
- Daadwerkelijke selectie
5. Opzetten
opleidings-
programma
Voor het opzetten van het
opleidingsprogramma is het van
belang vast te stellen welke kennis,
vaardigheden en competenties
moeten worden aangeboden.
Daarnaast is van belang in welke
vorm de opleiding aangeboden
wordt.
Een optie is om te beginnen met een
intensieve opleidingsmaand in
Nederland voorafgaand aan de start
van de opdrachten. Gedurende het
programma kunnen kortere
intensieve opleidingsperiodes
(bijvoorbeeld een week)
georganiseerd worden op een van
de deelnemende eilanden.
Daarnaast kan gekeken worden
welke onderdelen zich lenen voor
learning online.
Programmamanager ism partners juni-december
6. Randvoorwaar
den
Bij een overzees programma komen
ook extra aspecten kijken:
huisvesting, vluchten,
verzekeringen, arbeidsvoorwaarden,
juridische zaken etc. Deze zaken
moeten ook uitzocht en geregeld
worden.
Programmamanager ism partners
pagina
32 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
5. Kosten en Baten
In dit hoofdstuk wordt een eerste schets gegeven van de baten en de investeringskosten van een op te zetten
traineeprogramma. Uit het voorgaande hoofdstuk blijkt dat er vele keuzes ten grondslag liggen aan het
inrichten van een traineeprogramma. Keuzes die ieder ook weer een verschil in investering met zich
meebrengen. Hierbij merken wij direct op dat de baten niet zo exact cijfermatig uit te drukken zullen zijn als de
investeringskosten. Investeren in een traineeprogramma betekent investeren in de toekomst van het openbaar
bestuur op de Eilanden in het Caribisch Deel van het Koninkrijk.
5.1 Baten
Onze gesprekspartners waren nagenoeg unaniem in één overtuiging: De eilanden hebben veel behoefte aan
input van (hoog opgeleide) mensen. Mensen die van het eiland af zijn geweest, en ervaring hebben opgedaan
in een ander land hebben vaak een breder palet aan vaardigheden en kennis dan mensen die op het eiland
zijn gebleven. Dit heeft te maken met het in aanraking komen met andere (organisatie) culturen, maar ook met
zelfstandig wonen en werken, buiten de vertrouwde (familie)banden. Eén van de gesprekspartners gaf een
mooie indeling van de mensen die hij in zijn organisatie tegen komt:
Degenen die op het eiland gebleven zijn: hebben wel de kennis maar missen een bredere kijk,
zelfstandigheid en durf (wonen meestal nog bij hun ouders tot aan hun trouwen);
Degenen die in NL (elders) zijn gaan studeren en meteen terug zijn gekomen; zij hebben wel kennis en
levenservaring maar nog geen werkervaring
Degenen die in NL (elders) hebben gestudeerd en vervolgens nog gewerkt en daarna terug zijn gekomen.
De laatste groep is voor werkgevers het meest waardevol maar hebben het met integratie het moeilijkst.
Ook geeft het terughalen van juist de groep hoog opgeleide
eilandskinderen een betere balans aan de bevolkingssamenstelling. Het
aantal laagopgeleide inwoners groeit sterk door immigratie uit
omringende landen. Veel lage lonen arbeiders komen naar de eilanden.
Samen met het vertrek van mensen die in Nederland (of elders) gaan
studeren geeft dit een scheve verhouding op de arbeidsmarkt. Er is dus
zeker behoefte aan hoogopgeleide mensen. In een aantal gevallen werd
toegevoegd dat de behoefte aan hoogopgeleide mensen niet alleen op
eilandskinderen is gericht, maar ook breder kan worden getrokken.
De hoogopgeleide mensen zijn niet alleen nodig om bepaalde vacatures
in te vullen en het openbaar bestuur te versterken. Het gemis van deze doelgroep in de samenleving heeft ook
impact op de eilanden. Het zijn juist deze mensen die een “bestuurlijke elite” gaan vormen. Dit zijn de mensen
die het maatschappelijk debat aanzwengelen, die in besturen en commissies zitten, en die de samenleving als
geheel naar een hoger niveau kunnen trekken.
Behalve het opleidingsniveau van organisaties en de samenleving, biedt een traineeship ook andere
voordelen. We kwamen op verschillende plekken vacaturestops tegen. Veel formatieruimte kan niet worden
ingevuld omdat nieuwe contracten niet mogen worden aangegaan. Daarentegen blijkt externe inhuur
pagina
33 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
veelvuldig voor te komen. Als nadeel van externe inhuur wordt genoemd dat deze expertise komt en daarna
weer vertrekt en er aldus geen kennisopbouw plaats heeft. Op de lange termijn wordt een organisatie daar niet
veel beter van.
Afgezet tegen externe inhuur zijn trainees op tijdelijke projecten wel een interessante investering voor de
toekomst. Het hoeven nog geen vaste formatieplaatsen te zijn, maar het zijn wellicht wel mensen die in de
toekomst voor de organisatie willen gaan werken. Daarmee is het tijdelijk inhuren van een trainee meer een
investering in de toekomst van de organisatie dan andere externe inhuur.
5.2 Investering
In deze paragraaf wordt gekeken naar het kostenplaatje. Allereerst schetsen wij een manier om een globale
totaalraming te doen, ook al zijn diverse kosten nog niet inzichtelijk en moeten er nog vele keuzes gemaakt
worden, die allen impact hebben op de begroting. Vervolgens brengen wij de totaalraming terug naar
hanteerbare grootheden door aan te geven dat het niet geheel om nieuwe investeringen gaat, maar dat een
deel van de activiteiten gefinancierd kan worden met bestaande budgetten voor huidige formatie, werving,
selectie en opleiding. Tot slot geven wij de kostensoorten aan benodigd voor een pilot.
5.2.1 Raming totale programma
Uit deze rapportage wordt duidelijk dat er vele keuzes ten grondslag liggen aan het inrichten van een
traineeprogramma. Keuzes die ieder ook weer een verschil in investering met zich meebrengen. Vanuit dat
opzicht is het lastig een totaalplaatje te schetsen van de kosten die een traineeprogramma met zich mee
brengt.
Om toch een richtlijn te kunnen bieden, hebben we de volgende insteek gehanteerd. Op basis van onze eigen
ervaringen van de afgelopen jaren met het opzetten van diverse traineeprogramma’s waaronder een 2-jarig
NVAO geaccrediteerde Masteropleiding Public Information Management die reeds 15 jaar loopt, kunnen wij
gangbare kostenposten voor een dergelijk programma in Nederland benoemen en daarvoor een
kostenschatting afgeven. De aanname voor de raming is een 2 jarig programma waarbij jonge academici bij
een Nederlands bedrijf (private sector) in dienst worden genomen en daar 40 dagen per jaar een opleiding
volgen (1 dag per week). Aan het begin van het programma vindt er werving en selectie plaats. Tijdens het
programma is er coördinatie nodig, kwaliteitsbewaking, het vinden en matchen van vacatures aan trainees,
logistieke ondersteuning, begeleiding ven coaching van de trainees. Aan de hand van dergelijke posten kan
een grove schatting gemaakt die leidt tot een totaalbedrag van € 2.220.000, voor de gehele looptijd van het
programma.
Vervolgens geven wij aan welke posten toegevoegd moeten worden of waarschijnlijk hoger of lager uitvallen bij
de vertaling naar een traineeprogramma gericht op eilandskinderen zoals onderzocht.
Kostenpost Gebaseerd op Inschatting
Personeelskosten trainees 15 trainees, brutoloon,
werkgeverslasten, vervoer, telefoon in
NL
€ 700.000 per jaar
pagina
34 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Programmamanagement en
ondersteuning
Acquisitie, HR, coördinatie,
kwaliteitsbewaking
€ 170.000 per jaar
Opleiding, begeleiding, coaching Opleidingskosten (wekelijkse
begeleiding, docenten, materialen,
accommodatie)
(1/5e deel van de tijd)
€ 200.000 per jaar
Per jaar € 1.070.000
Eenmalige kosten:
Werving en selectie Advertentiekosten, Assessmentkosten,
Selectiegesprekken
€ 80.000
Kosten totale programma
2 jaar € 2.220.000
Bij de vertaling naar de specifieke vorm van een traineeprogramma gericht op eilandskinderen zullen er kosten
zijn die hoger of juist lager uitvallen. Hieronder schetsen wij deze per kostenpost.
Loonkosten trainees
Een traineeprogramma zal altijd personeelskosten voor de trainees op moeten nemen. Bij de vertaling naar
een programma dat deels in Nederland, deels op de Cariben plaats vindt, is het van belang of het
werkgeverschap in Nederland, op de Cariben of verdeeld over beiden genomen moet worden. Er bestaan
verschillen in de hoogte van het salaris en loonkosten tussen het Europese en Caribische deel van Nederland.
Voorts hoeven de loonlasten van trainees niet als nieuwe, extra investeringen beschouwd te worden, maar als
een invulling van vacatures die toch ingevuld zouden worden.
Programmamanagement en ondersteuning
Ook de kosten voor programmamanagement hoeven niet noodzakelijkerwijs nieuwe formatieplaatsen te
betekenen. Het is wellicht mogelijk om bepaalde taken door bestaande formatie te laten uitvoeren en alleen
specifieke expertise in dienst te nemen dan wel in te huren.
Voor een traineeprogramma dat zich deels in Nederland, deels op de Cariben afspeelt, zal er aan beide kanten
(parttime) programmamanagement nodig zijn.
Opleiding, begeleiding, coaching
De kosten voor opleiding, begeleiding en coaching hangen af van de benodigde expertise (universitair, hbo,
kennis of vaardigheden) en de beschikbaarheid daarvan op de Cariben of in Nederland. Ook is het de moeite
waard om de mogelijkheden van e-learning in het curriculum te betrekken en daarmee kosten te beheersen.
Werving en selectie
Werving en selectie zal in Nederland dienen plaats te vinden maar wellicht intensiever zijn dan in een meer
regulier programma, waarbij overweging tot deelname niet inclusief migratieoverwegingen is.
Extra kosten: ontwikkelkosten en reis- en verblijf
Extra kosten ten opzichte van bovenstaande raming betreffen kosten t.b.v. vluchten, huisvesting etc. Zowel
voor het vervoer en verblijf voor de opdrachten, als voor de opleiding worden meerkosten gemaakt. Dit kan ook
voor een deel (bijvoorbeeld het opdrachtendeel) door de trainee zelf worden betaald.
pagina
35 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Daarnaast zullen als eenmalige kosten ontwikkelkosten voor dit specifieke traineeprogramma gerekend
moeten worden.
5.2.2 Bestaande vs. Nieuwe investering
Bovenstaande raming gaat uit van het inrichten van een compleet nieuwe programmaorganisatie waarvoor
medewerkers specifiek in dienst worden genomen. Ook gaat het ervan uit dat alle loonkosten en
opleidingskosten voor rekening zijn van de programma organisatie. Dit geeft een totaalbeeld van de omvang
van een dergelijk traject.
Echter, in de praktijk zullen het geenszins alleen maar nieuwe investeringen zijn.
- Potentiële opdrachtgevers hebben werk liggen waarvoor ze externe expertise zouden inhuren of
nieuwe medewerkers voor zouden aannemen. Van dit budget kunnen ze trainees inhuren
- Werkgeverslasten hoeven niet (geheel) door de programma-organisatie gedragen te worden, maar
kunnen lokale partners zijn; de organisaties die de trainees 2 jaar in dienst nemen, hebben behoefte
aan meer capaciteit en wenden dat budget aan
- Bestaand opleidingsbudget kan aangewend worden om trainees in te werken en zittend personeel bij
te scholen.
- De functie van Lokale partner kan een deeltaak worden van een reeds in dienst zijnde medewerker;
- Er wordt ook geld verdiend doordat de opdrachtgevers voor de trainees betalen; ze worden
gedetacheerd bij de opdrachtgevers
- Er kan ook gekeken worden welke kosten de trainees zelf voor hun rekening kunnen nemen
(bijvoorbeeld reis- en verblijfskosten).
Het uitvoeren van het programma zal een slim samenspel moeten zijn van meerdere, gecommitteerde
partners. De rol van de programmamanager is daarbij van groot belang. Qua competenties zal deze persoon in
elk geval over goede netwerk-, verbindende en onderhandelvaardigheden dienen te beschikken.
5.2.3 Raming pilot
Het starten van een pilot, vraagt een aantal investeringen vooraf. Zoals hierboven opgemerkt, de inrichting en
financiering dienen een slim samenspel te zijn van diverse betrokken partijen waarbij ieder kijkt wie wat kan
inbrengen aan budget, ervaring, mankracht, formatieplekken en expertise.
- Te denken valt aan: Het inhuren / leveren van een programmamanager
- Administratieve / logistieke ondersteuning
- Opleidingsbudget, zowel in Nederland als op de eilanden
- Kosten inrichten online leeromgeving
- Kosten werving en selectie trainees
- Kosten vervoer en verblijf
- Juridische ondersteuning
Een deel van de kosten wordt weer terugverdiend door de inkomsten die ontvangen worden door het
‘verhuren’ van de trainees.
Mogelijk leidt dat in de pilot tot vestzak-broekzak constructies en is het voldoende dat de trainees twee jaar in
dienst genomen worden, met de ruimte om op verschillende plekken een werkopdracht uit te voeren.
pagina
36 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Daarnaast kan er ook gekeken worden, welke kosten de trainees zelf voor hun rekening kunnen nemen
(bijvoorbeeld reis- en verblijfskosten).
pagina
37 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
6. Ten slotte
Het voeren van de gesprekken in het kader van het onderzoek maakte veel los. Versterken van openbaar
bestuur en organisaties en het omkeren van de braindrain is een thema dat veel mensen raakt. Het onderwerp
ging veel van onze gesprekspartners aan het hart. Persoonlijke betrokkenheid varieerde van de eigen ervaring
met terugkeer, familieleden die ermee worstelen, persoonlijk onder de hoede nemen van jonge talenten, het in
de werkpraktijk ervaren van gemis aan professionele ontwikkeling, het gemis aan collega’s en personeel met
specifieke expertise, frustratie over externen die ingevlogen worden en bij het weggaan hun kennis weer
meenemen. In sommige gevallen zorgden de ideeën van het bevorderen van terugkeer van eilandskinderen
voor cynische reacties. Een gesprekspartner op een van de kleinere eilanden sprak de sombere woorden:
“Why go back to nothing? You already left….” Wat weer in schril contrast stond met de geestdrift om kansen te
creëren voor remigranten en de ervaring van twee terugkeerders op datzelfde eiland die versteld stonden van
de kansen die ze kregen en de breedte en diepte van de werkzaamheden al zo vroeg in hun carrière.
Het onderzoek an sich bleek ook reeds verwachtingen te wekken. Allereerst om in elk geval terug te horen wat
zoal de bevindingen zijn. Een veel gehoorde klacht was namelijk dat men, na de investering als in onderhavig
onderzoek, over de resultaten nooit meer iets hoort.
Maar daarnaast vooral de behoefte aan het in het leven roepen van een traineeprogramma en aanverwante
acties op het gebied van bevorderen van terugkeer, matchen, opleiden en werken. Een aantal
gesprekspartners ging zelfs al zo ver om aan te bieden een rol te willen spelen in een dergelijk initiatief of om
met het eigen initiatief aan te haken bij ontwikkelingen die uit het onderzoek volgen.
Bijlage 6 geeft een overzicht van reacties van potentiële opdracht- en werkgevers. Dit zijn spontane uitingen
die tijdens de gesprekken naar voren kwamen. Hierin is het hele scala te vinden van “ik zou best zo’n trainee
kunnen gebruiken” tot aan: “Laten we na de zomer hier starten, ik neem er wel een paar in dienst”.
Om vertrouwen te creëren en het getoonde enthousiasme en commitment levend te houden, adviseert het
onderzoeksteam om een publicatieversie van dit rapport te maken en daarmee geïnterviewden en anderen
belangstellenden te informeren.
Er dient aandacht te worden besteed aan het opzetten van structuren om de continuïteit te waarborgen, iets
waar eerdere projecten op stuk gelopen zijn. Daarnaast is het ook van belang om binnen korte tijd (2 à 3
maanden) de eerste acties in gang te zetten.
Communicatie en actie zien wij als essentieel om het reeds gecreëerde vertrouwen, enthousiasme en de
betrokkenheid vast te houden.
pagina
38 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
Bijlagen
pagina
39 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
1. Gesprekspartners
Hieronder volgt een overzicht met wie we hebben gesproken, gesorteerd naar eiland, naam (alfabetisch),
functie en organisatie.
# Voornaam Achternaam Functie Organisatie Eiland
1 Joachim Berenos Hoofd Personeelszaken Kustwacht voor het Koninkrijk der
Nederlanden in het Caribisch Gebied
Curaçao
2 Corine Bernsen Hoofd juridische
ondersteuning
Gemeenschappelijk Hof van Justitie Curaçao
3 Geraldine Christina Secretaris Generaal Ministerie van Volksgezondheid Curaçao
4 Steven Damiana Manager Investment and
Trade Promotion
Curaçao Chamber of Commerce &
Industry
Curaçao
5 Shekina Dare Economist Centrale Bank van Curaçao en Sint
Maarten / Economenclub
Curaçao
6 Maarten de Jong Directeur Kennis voor Curaçao / Wereldstage Curaçao
7 Franco Diaz Managing Director BearingPoint Curaçao
8 Rita Dulci Rahman Plv. Vertegenwoordiger/Hfd
Vesting Willemstad
Nederlandse Vertegenwoordiging,
Ministerie van BZK
Curaçao
9 Myron Eustatius Project verbetering ambtelijk
apparaat
Beleidsorganisatie BPD Curaçao
10 Marije Feersma
Hoekstra
Senior Beleidsmedewerker Nederlandse Vertegenwoordiging,
Ministerie van BZK
Curaçao
11 Luz-Celeste Johannes Directeur Human Resources
& Organisatie (HRO)
Ministerie van BPD Curaçao
12 Reinoud Karsdorp Scheidend SG BPD Ministerie van BPD Curaçao
13 Philip Martis Directeur SVB Curaçao
14 Elica Ras-Fullinck Manager Student Affairs University of Curaçao Curaçao
15 François Simon Adjunct directeur SVB Curaçao
16 Stella van Rijn Secretaris Generaal Ministerie van Algemene Zaken Curaçao
17 Soraya Verstraeten Onderzoeker/projectleider Volksgezondheidsinstituut Curaçao Curaçao
18 Leon Voogt Manager Consulting Bearing Point Curaçao
19 E.R. Barelds Directeur/Bestuurder Stichting Reclassering Caribisch
Nederland
Bonaire
20 Hans Evers Secretaris Fundashon Ban Boneiru Bek Bonaire
21 Celia Fernandes
Pedra
Voorzitter Fundashon Ban Boneiru Bek Bonaire
22 Curvin George Directeur Rijksdienst Caribisch Nederland
Voogdijraad Bonaire
Bonaire
pagina
40 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
23 Jan Helmond Secretaris
Rijksvertegenwoordiger /
Directeur RCN
Rijksdienst Caribisch Nederland Bonaire
24 Rosa Hoes Plv. Hoofd RCN/OCW en
Coördinator
Studiefinanciering
RCN, dienst OCW Bonaire
25 Nichalin Martina Managing Director Belastingdienst Caribisch Nederland Bonaire
26 Gerard Meijer Teamleider Belastingdienst Caribisch Nederland Bonaire
27 Edison Rijna Gezaghebber van Bonaire Openbaar Lichaam Bonaire Bonaire
28 Rianda Sacré Bestuurskundige Excellent Government & Management
Consultancy
Bonaire
29 Jill Soemosemito Adviseur Beleid en
Bedrijfsvoering
Rijksdienst Caribisch Nederland
Voogdijraad Bonaire
Bonaire
30 John Soliano Managing Director Bonaire Holding Maatschappij N.V. Bonaire
31 Reza Tabatabaie Senior Advisor
Rijksvertegenwoordiger
Rijksvertegenwoordiger voor de
openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba
Bonaire
32 Edward Thielman Hoofd Douane Douane Bonaire
33 Mary Tielman Beleidsmedewerker Dienst SZW, RCN Bonaire
34 Henk van de Velden Manager CBS Caribisch
Nederland
CBS Bonaire
35 Jennifer Arends-Reyes Lid der Staten Fractie AVP,
Senator, Parlementslid
Staten van Aruba Aruba
36 Anoushka Bailey Conrector 1,2 SMOA Aruba
37 Angel Roald Bermudez Minister Ministerie van Financiën Aruba
38 Kimberly Boekhoudt Interim Director ATIA Aruba
39 Milouschka Boekhoudt-
Wernet
Conrector H3/V3/V4 Colegio Arubano Aruba
40 Jeroen Boudestijn Beleidsmedewerker /
voorlichter
BZK, Vertegenwoordiging van
Nederland in Aruba, Curaçao en St
Maarten
Aruba
41 Nathaly Cabrera HRM Projectleider Departemento Recurso Humano (DRH) Aruba
42 Anna Cameron Wnd rector, conrector H5/V6 SMOA Aruba
43 Shakira Croes Beleidsmedewerker Nationaal Archief Aruba
44 Igor Davelaar Conrector H4/V5 SMOA Aruba
45 Kristel de Nobrega Information Security Officer Arubabank Aruba
46 Samuel Dumfries Aruba
47 Jan Ebbing Directeur TNO Aruba
48 Mike Eman Minister President Aruba Aruba
pagina
41 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
49 Sue- Ellen Farro de
Freitas Sousa
BIS-coordinator Kamer van Koophandel Aruba Aruba
50 Luenne Gomez-
Pieters
Director Departemento di Impuesto Aruba
51 Raymond Hernandez Hoofd van Dienst Nationaal Archief Aruba
52 Nicole Hoevertsz Secretaris van de
Ministerraad
Regering van Aruba, Ministerie van
Algemene Zeken
Aruba
53 Luciano Milliard Wnd rector Universiteit van Aruba Aruba
54 Jan ten Hove Luitenant-kolonel der
Mariniers/Commandant
Marinierskazerne Savaneta
Netherlands Marine Corps Aruba
55 Tanja Timmermans Plv vertegenwoordiger van
Nederland in Aruba
vertegenwoordiger van NL in Aruba,
Curaçao en Sint Maarten
Aruba
56 James van der Linde Education Policy Advisor Government of Aruba, Min. of Education,
Family Policy and Lifelong Learning
Aruba
57 Sonja Veldhuizen Wnd voorzitter Kamer van Koophandel Aruba Aruba
58 Menno Vinck Country Leader BearingPoint
Aruba
BearingPoint Aruba
59 Lise-Marie Wandormal-
Moons
HRM Departemento di Impuesto Aruba
60 Maria Bass Hoofd afdeling inspectie ,
inspecteur der belastingen
Belastingdienst Sint Maarten Sint Maarten
61 Guy de Esch Director, Audit KPMG Sint Maarten
62 Richard Gibson Minister Ministerie van Financien Sint Maarten
63 Francio Guadeloupe President University of St. Martin Sint Maarten
64 Candia Joseph Audit Manager SOAB Sint Maarten
65 Kees Klarenbeek General Director Sint Maarten Medical Center Sint Maarten
66 Sedley Lourens HR manager SVZ Sint Maarten
67 Hector Peters Governmental General
Affairs (ai)
Port St. Maarten Sint Maarten
68 Paul van Vliet Director PricewaterhouseCoopers St. Maarten Sint Maarten
69 Gert Versluis Head Philipsburg Office The Representation of the Netherlands Sint Maarten
70 Joka Blaauboer Board of Directors Saba Health Care Saba
71 La-Toya Charles Director Sabareach Foundation Saba
72 Anton Hermans Director Saba Comprehensive School Saba
73 Tim Muller Island Secretary Saba Government Saba
74 Justin Simmons Executive Assistant Saba Electric Saba
75 Koos Sneek Eilandsraadlid DP Sint Eustatius Sint
Eustatius
pagina
42 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
2. Uitkomsten enquête onder potentiële trainees
Zie separaat rapport
pagina
43 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
3. Deelnemers focusgroepen
De deelnemers aan de focusgroepen zijn geboren op Aruba of Curaçao, volgen een HBO of WO studie of
hebben deze reeds afgerond, studeren in Rotterdam, Amsterdam, Twente en hebben op de sessie in
Rotterdam of Amsterdam met ons gesproken. Hieronder namen (in alfabetische volgorde) en studierichting.
Naam Studierichting
Armand Dunker Small business and retail management
Chelsea Losiabaar Geneeskunde
Chesterson Maria Bedrijfskunde, management, economie en recht
Gevienny Leo Biologie (lerarenopleiding)
Glendelyn Kelly Creative Industries
Iriana Werleman Communicatie
Janelice Vlieg Rechten
Maydilu Hart Algemene economie (lerarenopleiding)
Mingli Chung Strategic Organisation
Naïlah St Jago Geneeskunde
Raimy Martina Bedrijfskunde
Rosalie Soer Logopedie
Sharrity Ouduber Algemene economie (lerarenopleiding)
Sherwin Gomes Biomedische Wetenschap
pagina
44 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
4. Overzicht functies met schaarste
Functies Waar gehoord
Wetgevingsjuristen Aruba, Curaçao
(register) Accountants Curaçao, Aruba
Fiscalisten Curaçao, Aruba
Bedrijfseconomen
Raadsonderzoekers / gedragswetenschappers Bonaire (Voogdijraad)
(verzekerings) artsen Curaçao, Sint Maarten
ICTers, ICT manager Aruba, Curaçao (gemeenschappelijk hof van Justitie)
Meteorologen Curaçao
Policy advisors / beleidsmedewerkers Saba,
Fiscaal juristen Aruba, Sint Maarten
pagina
45 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
5. Geraadpleegde en verzamelde documentatie
In aanloop naar en gedurende ons onderzoek zijn we gewezen en gestuit op de volgende relevante
documentatie.
# Documentnaam Versie
1 Ayo of te awero?
Een onderzoek naar migratie-intenties en de belemmerende en bevorderende factoren
rondom remigratie naar Curaçao.
Ministerie van Sociale
Onwikkeling, Arbeid en
Welzijn
2 Terug naar Curaçao?
Hoog opgeleide Curaçaoënaars voor de keuze
Erasmus Universiteit
3 Arbeidsmarkt Caribisch Nederland Ecorys
4 Onderzoek Remigratie studenten Aruba scriptie
5 Meerjarenprogramma Caribisch Nederland 2015-2018
6 Kabinetsreactie evaluatie rijkscoördinatie Caribisch Nederland kamerbrief
7 Onderwijssysteem Curaçao, St. Maarten en de BES-eilanden
Het onderwijssysteem van Curaçao, St. Maarten en de BES-eilanden beschreven en
vergeleken met het Nederlandse
EP-Nuffic
8 Rijkscoördinatie Caribisch Nederland Commissie ’kleine
evaluatie Caribisch
Nederland’
Van Gastel, Thunissen,
Johnson
9 Vierde voortgangsrapportage jaar 2014 inzake de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba in Caribisch Nederland
Rijksvertegenwoordiger
Bonaire
pagina
46 / 46 2 mei 2016 PBLQ – v3 - definitief
6. Potentiële opdrachtgevers
Onderstaande lijst geeft organisaties weer die hun behoefte hebben uitgesproken mbt het inzetten van
trainees.
# Organisatie Eiland Opmerkingen
1. Volksgezondheids Instituut Curaçao Curaçao Tijdelijke inhuur voor projecten interessant
(onderzoeksachtergrond)
2. Kustwacht Cariben Curaçao Specifieke behoeftes (logistiek met kennis van
zeevaart, projectmanagement)
3. Gemeenschappelijk Hof van Justitie Curaçao Behoefte, maar inhuur / financiën lastig.
4. Voogdijraad Bonaire Wil graag terugkeerders stimuleren
5. Bonaire Holding Company Bonaire Zet samen met overheids NV’s zoals WEB
traineeprogramma op. Doel is zomer 2016 te
starten. Willen hiervoor mensen in dienst nemen
6. CBS Bonaire evt voor specifieke projecten, met specifieke kennis
7. Openbaar Lichaam Bonaire Bonaire Willen ook met rijkstrainees werken
8. Belastingdienst Aruba Willen graag twinnen (uitwisselen van
medewerkers/trainees)
9 SMOA Aruba Veel behoefte, onderwijzers maar ook projecten.
Financieel weinig ruimte
10. Nationaal Archief Aruba Specifieke behoefte mbt duurzaam archiveren
11. TNO Aruba Interesse in mensen met technisch profiel
12. Sint Maarten Medisch Centrum Sint Maarten Doet graag mee, Vnl op bedrijfsvoering / projecten
13. Belastingdienst Sint Maarten Veel behoefte, weinig financiële ruimte
14. KPMG Sint Maarten Kan interessant zijn in aanvulling op eigen aanwas
15. Openbaar Lichaam Saba Saba Wil graag met ca 3 trainees pilot starten. Kan ze ook
in dienst nemen
16. Saba Comprehensive School Saba Doet graag mee aan pilot
Uitslagen enquête onder
potentiële trainees
versie 1.0, 2 mei 2016
Bijlage bij “We are deeply rooted”, een onderzoek naar werken, leren en
terugkeer om het Caribisch deel van het Koninkrijk te versterken
Rafaëlle van Engers – Lobbrecht
Jet van Gaalen
Met medewerking van: Florian Henning, Richard van Schaik, Ingrid van
Wifferen, Rutger van den Elsen, Emma Zeestraten en Timo Kruijt
Inhoudsopgave
1. Inleiding 3
2. Demografische gegevens 4
3. Wonen en werken 8
4. Locatie en duur van het traineeprogramma 12
5. Inhoud traineeprogramma 16
6. Vragen uitgesplitst naar land & gecombineerde vragen 20
7. Gehanteerde methode enquête & focusgroepen 25
pagina
3 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
1. Inleiding
De enquête “Haalbaarheidsstudie Traineeprogramma Caribisch deel van het Koninkrijk” is onderdeel van een
onderzoek naar de wenselijkheid en haalbaarheid van een traineeprogramma gericht op eilandskinderen als
stimulans om braindrain tegen te gaan en het openbaar bestuur op de eilanden te versterken. Het
totaalonderzoek betrof gesprekken met potentiele opdrachtgevers en andere stakeholders, een online enquête
met potentiele deelnemers en focusgroepgesprekken met potentiele deelnemers.
De online enquête is uitgezet met als doel inzicht te krijgen in de behoeften van potentiële deelnemers van een
traineeprogramma. Willen ze terug, wat zijn hun beweegredenen om terug te keren en wat zijn
belemmeringen? Ook is de respondenten gevraagd naar de inhoud van een mogelijk traineeprogramma. wat
moet een traineeprogramma dan bieden qua kennis, maar ook wat betreft inrichting: waar wil je het volgen,
hoe lang mag het duren?
In deze bijlage zijn de resultaten van de enquête per vraag uitgewerkt. De enquête beslaat uit 24 vragen
waarvan 21 inhoudelijk en 3 ten behoeve van follow-up, waarvan de antwoorden zijn opgesplitst in vier
gedeeltes: demografische gegevens, wonen en werken, locatie en duur traineeprogramma en inhoud van het
traineeprogramma. De enquête is zowel in het Nederlands als in het Engels uitgezet. De resultaten daarvan
zijn samengevoegd.
In totaal hebben 426 respondenten de vragenlijst ingevuld.
Bij de analyse van de resultaten hebben we gekeken naar de verschillen tussen de respondenten van de
verschillende eilanden. Er waren geen significante verschillen in de antwoorden tussen de eilanden. In
onderstaande rapportage zijn daarom geen opsplitsingen per eiland gemaakt.
pagina
4 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
2. Demografische gegevens
1. Ben je een …?
Twee derde van de respondenten is vrouw.
Geslacht van de 426 respondenten.
Man (33%) Vrouw (67%)
pagina
5 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
2. In welk jaar ben je geboren?
De bovenstaande grafiek toont in categorieën de geboortejaren van de respondenten. Iedere categorie heeft
een tijdspanne van 5 jaar. Op de horizontale as is in absolute getallen te zien hoeveel van de respondenten in
iedere categorie vallen. Zoals te zien komen de meeste respondenten uit het begin van de jaren '90. Zij zijn nu
tussen de 21 en 26 jaar, de huidige studenten. Geen van de respondenten was in 2000 of later geboren. Deze
categorieën zijn dan ook weggelaten.
3. Waar ben je geboren?
De bovenstaande grafiek toont de herkomst van de respondenten in percentages. De meeste respondenten
komen uit Curaçao of Aruba. De verhoudingen in herkomst komen overeen met de verhoudingen van het
aantal inwoners van de eilanden. Onder de categorie ‘Elders’ hebben respondenten onder andere aangegeven
geboren te zijn in Colombia, Suriname en de Dominicaanse Republiek.
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220
1965-1969
1970-1974
1975-1979
1980-1984
1985-1989
1990-1994
1995-1999
Aruba (34%)
Bonaire (4%)
Curaçao (38%)
Nederland (8%)
Saba (0%)
Sint Eustatius (0%)
Sint Maarten (8%)
Elders (7%)
pagina
6 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
4. Waar woon je nu?
Een grote meerderheid van de respondenten (382 van de 426 respondenten) woont op dit moment in
Nederland. De respondenten die in Nederland wonen, geven aan dat zij met name in grote steden als
Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Slechts 40 respondenten wonen op dit moment op een
Caribisch eiland, waarvan 17 op Bonaire en 13 op Curaçao. Vier respondenten wonen niet in Nederland en
niet in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
5. Waar is je partner geboren?
De bovenstaande grafiek illustreert waar een eventuele partner vandaag komt. 57% van de respondenten heeft
geen partner en slechts 10% heeft een partner die in Nederland is geboren. De rest van de respondenten heeft
een partner geboren in de Cariben of elders.
6. Wat is het hoogste niveau waarop je hebt gestudeerd?
Uit de antwoorden op deze vraag is op te maken dat het merendeel van de respondenten van de enquête
bezig is met een HBO dan wel WO opleiding. Een aantal respondenten heeft al een MBO, HBO of WO
opleiding afgerond. Slechts één respondent is nog bezig met de middelbare school. Door de formulering van
de vraag is het niet mogelijk om van de 426 respondenten te achterhalen wat hun hoogst genoten opleiding is
en of zij deze al hebben afgerond of niet.
244
47
9
50
41
0
29
24
Ik heb geen partner (57%)
Aruba (11%)
Bonaire (2%)
Curaçao (12%)
Nederland (10%)
Saba (0%)
Sint Eustatius (0%)
Sint Maarten (2%)
Elders (6%)
pagina
7 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Afgerond Bezig Gestopt Totaal
Middelbare school 237 1 4 242
MBO 65 8 4 77
HBO 49 149 12 210
WO 38 108 8 154
Totaal 389 266 28
7. Wat is je studierichting?
De vraag ‘Wat is je studierichting?’ is een open vraag waarbij de respondenten hun eigen studierichting konden
invullen. Bij het analyseren van de antwoorden zijn bovenstaande categorieën gemaakt waaronder
verschillende studies vallen. Onder de categorie Bètastudies vallen bijvoorbeeld de opleidingen biologie en
chemie en de categorie Sociale Wetenschappen heeft onder andere betrekking op de opleidingen (toegepaste)
psychologie en pedagogiek. Wat opvalt is dat alle respondenten die een lerarenopleiding volgen, een
lerarenopleiding volgen die opleidt tot docent in het voortgezet onderwijs en niet in het primair onderwijs. De
categorie Overig heeft betrekking op antwoorden die niet in een andere categorie te plaatsen zijn, waaronder
de opleiding tot maritiem officier maar ook respondenten die alleen ‘hbo’ of ‘master’ hebben ingevuld. Doordat
de respondenten hun antwoord invulden in een open antwoordveld, is uit de antwoorden niet op te maken of
0
10
20
30
40
50
60
70
pagina
8 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
het MBO-, HBO- of WO-opleidingen betreft. Het niveau van de opleidingen staat daarom los van bovenstaande
grafiek.
3. Wonen en werken
8. Waar vind je onderstaande zaken beter, in Nederland of in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
De bovenstaande grafiek toont de onderzoeksgegevens die zijn opgehaald omtrent enkele kenmerken van het
Nederlands Koninkrijk. Deze kenmerken hebben betrekking op het vestigingsklimaat in Nederland en het
Carbisch deel van het Koninkrijk. Per kenmerk hebben de respondenten aangegeven waar zij dat kenmerk het
beste vinden of dat dit gelijk beoordeeld wordt. Van de 13 onderzochte kenmerken geven de respondenten van
10 kenmerken aan deze in Nederland beter te beoordelen. Slechts 3 van de kenmerken worden in voordeel
van het Caribisch deel van het Koninkrijk beoordeeld. Het gaat hierbij om het weer/klimaat, de
bevolkingsdichtheid en de sociale contacten.
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Woning
Inkomen
Weer / Klimaat
Veiligheid
Werksituatie
Sociale contacten
Carrièremogelijkheden
Natuur en milieu
Bevolkingsdichtheid
Mentaliteit van de bevolking
Economische situatie
Sociale voorzieningen
Politiek klimaat
Nederland Caribisch deel van Koninkrijk Beide gelijk
pagina
9 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
9. Welke van deze zaken vind jij het belangrijkst voor de keuze van de plek waar je wilt gaan wonen?
(minimaal 3 zaken aankruisen)
Bij de bovenstaande vraag moesten respondenten minimaal 3 antwoorden geven. Het totaal aantal
responsantwoorden ligt dan ook veel hoger dan het aantal unieke respondenten. De top-3 zaken die de
respondenten het meest belangrijk vinden omtrent de keuze van de plek waar zij willen wonen bestaat uit:
carrièremogelijkheden, inkomen en werksituatie. De top-5 wordt afgemaakt door woning (huisvesting) en
veiligheid. Opvallend is de 'lage' score van sociale voorzieningen.
Onder de categorie ‘Anders’ worden zaken als medische voorzieningen en cultureel klimaat benoemd.
10. Zou je in de toekomst in het Caribisch deel van het Koninkrijk willen wonen en werken?
0 50 100 150 200 250 300 350
Carrièremogelijkheden
Inkomen
Werksituatie
Woning
Veiligheid
Economische situatie
Mentaliteit van de bevolking
Sociale contacten
Weer / klimaat
Sociale voorzieningen
Natuur en milieu
Politiek klimaat
Bevolkingsdichtheid
Anders
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
Ja, ik ga zekerweten terug
(26%)
Dat zou ik graagwillen, maar ik zieobstakels (43%)
Ik twijfel nog(24%)
Nee, dat wil ikniet (7%)
pagina
10 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Op de verticale as staan het aantal respondenten weergegeven. Het staafdiagram toont per categorie hoeveel
respondenten dat waren. Achter iedere categorie staat weergegeven welke percentage van alle respondenten
voor die categorie heeft gekozen. De bovenstaande grafiek toont hoeveel van de respondenten zou willen
remigreerden naar het Caribisch deel van het Koninkrijk. Van de respondenten wil 69% graag terug, maar ziet
43% wel obstakels. Slechts 7% van de respondenten geeft aan zeker niet terug te willen.
Overwegingen
11. Welke obstakels zie je om terug te keren? (meerdere antwoorden mogelijk)
Bij de bovenstaande vraag konden respondenten meerdere antwoorden geven. Het totaal aantal antwoorden
ligt dan ook hoger dan het aantal unieke respondenten. Belangrijke obstakels zijn het terug betalen van een
studieschuld, het vinden van een baan op niveau en het lage inkomen in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Anders dan eerdere onderzoeken suggereren is gebondenheid aan een partner, vrienden en familie of
kinderen opvoeden in Nederland duidelijk ondergeschikt aan inkomen, werk en studieschulden.
Binnen de antwoordmogelijkheid ‘Anders’ hebben respondenten zelf verschillende obstakels genoemd,
waaronder de hoge prijs van levensonderhoud op de eilanden, meer kansen/mogelijkheden zien in Nederland
en de politieke situatie in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarnaast zien verschillende respondenten een
obstakel in de beperkte doorgroeimogelijkheden binnen een baan in het Caribisch deel van het Koninkrijk en
voelt een aantal respondenten zich veiliger in Nederland.
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Ik moet een studieschuld terugbetalen
Moeilijk werk op mijn niveau te vinden
Inkomen is te laag
Moeilijk een woning te vinden
Ik voel me in Nederland thuis
Anders
Ik wil mijn kinderen in Nederland opvoeden
Ik heb een partner in Nederland
Vrienden en familie in Nederland
pagina
11 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
12. De belangrijkste redenen voor mij om in het Caribisch deel van het Koninkrijk te willen wonen en
werken zijn:
De twee onderstaande woordwolken geven weer wat de meest voorkomende redenen zijn die de
respondenten noemen ter beantwoording van vraag 12. Naarmate een woord groter staat afgebeeld, des te
vaker is dit woord door de respondenten gebruikt als reden om te willen wonen en werken in het Caribisch deel
van het Koninkrijk. De bovenste woordwolk geeft de ongefilterde antwoorden weer, waarin synoniemen
(bijvoorbeeld ‘weer’ en ‘klimaat’) los van elkaar genoemd staan. In de onderste woordwolk zijn verschillende
synoniemen aan elkaar gekoppeld waardoor sommige woorden groter worden afgebeeld. De woorden ‘helpen’,
‘weer’, ‘huis’ zijn vervangen door respectievelijk ‘bijdragen’, ‘klimaat’ en ‘thuis’.
pagina
12 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
4. Locatie en duur van het traineeprogramma
13. Als ik aan een traineeprogramma (leren en werken gecombineerd) zou deelnemen, dan wil ik dat het
liefst doen in:
Opvallend is het grote aantal studenten dat een opdracht in Nederland zou willen doen; dit heeft de grootste
voorkeur na het geboorte-eiland.
De redenen die de respondenten aangedragen hebben om in Nederland aan een traineeprogramma te willen
deelnemen, staan hieronder in een grafiek weergegeven. De genoemde antwoorden van de respondenten zijn
gecategoriseerd in de negen verschillende categorieën die in onderstaande grafiek staan weergegeven. De
balken staan voor absolute aantallen.
In Nederland, omdat… (28%)
In het Caribisch deel van het Koninkrijk, omdat… (20%)
Deels in Nederland, deels in het Caribisch deel van het Koninkrijk, omdat… (38%)
Maakt me niet uit, omdat… (14%)
pagina
13 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Respondenten die aangegeven hebben liever deel te nemen aan een traineeprogramma in het Caribisch deel
van het Koninkrijk, gaven onderstaande redenen aan. Wederom zijn hun antwoorden gecategoriseerd in
onderstaande antwoordcategorieën. De balken geven absolute aantallen weer.
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50
Meer (carrière-)mogelijkheden
Beter onderwijs
Ik woon in NL, voel me hier thuis
Ter voorbereiding op terugkeer
Hoger inkomen
Nederlandse mentaliteit
Algemeen betere leefomstandigheden
Wens om buitenland te ontwikkelen
Betere economische situatie
pagina
14 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Het merendeel van de respondenten (141 personen) heeft aangegeven aan een traineeprogramma te willen
deelnemen dat zich deels in Nederland en deels in het Caribisch gebied van het Koninkrijk afspeelt. De
redenen die respondenten hiervoor aandroegen staan in onderstaande grafiek gecategoriseerd weergegeven,
waarbij de balken absolute aantallen van de antwoorden vormen.
De groep respondenten die aangegeven heeft dat het hen niet uit maakt waar het traineeprogramma
plaatsvindt, hebben hiervoor verschillende redenen aangedragen. De redenen zijn gecategoriseerd in vijf
verschillende antwoordcategorieën, die in onderstaande grafiek te vinden zijn. De balken stellen de absolute
aantallen voor.
pagina
15 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
14. Ik ben geïnteresseerd in / bereid om tijdens het traineeprogramma opdrachten te doen in (meerdere
antwoorden mogelijk):
De bovenstaande grafiek geeft de voorkeur van de respondenten weer voor een bepaald (ei-)land om
opdrachten gedurende het traineeprogramma te verrichten. Hierbij konden zij meerdere antwoorden geven.
Nederland, Aruba en Curaçao zijn populair onder de respondenten. Dit moet wel gecorrigeerd worden door het
relatief hoge respondenten dat geboren is op Aruba of Curaçao.
15. Ik ben geïnteresseerd in / bereid om na het traineeprogramma te gaan wonen en werken in (meerdere
antwoorden mogelijk):
0
50
100
150
200
250
300
350
Aruba Bonaire Curaçao Nederland Saba SintEustatius
Sint Maarten
0
50
100
150
200
250
300
Aruba Bonaire Curaçao Nederland Saba SintEustatius
SintMaarten
Elders
pagina
16 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
De bovenstaande grafiek toont waar respondenten dat na afloop van het traineeship willen wonen en werken.
Respondenten konden hierbij meerdere antwoorden geven waardoor het aantal antwoorden hoger ligt dan het
aantal unieke respondenten. Het blijkt dat Nederland nog steeds voor veel respondenten aantrekkelijk is. Wel
scoren Aruba en Curaçao goed in verhouding tot Nederland.
16. Ben je geïnteresseerd in een traineeprogramma dat 2 jaar duurt?
De bovenstaande grafiek toont het percentage respondenten dat geïnteresseerd is in een traineeship van 2
jaar. 32% van de respondenten geeft aan dit te lang te vinden.
5. Inhoud traineeprogramma
17. Moet het traineeprogramma opleiden tot een erkend diploma?
Op de vraag of een traineeprogramma moet opleiden tot een erkend diploma, mochten de respondenten
meerdere antwoorden selecteren. Er zijn daarom meer dan 426 (totaal aantal deelnemers van de enquête)
antwoorden op deze vraag. Het aantal keer dat een antwoord is gekozen door respondenten, wordt
weergegeven door de balken.
Doordat er op deze vraag meerdere antwoorden mogelijk waren en door de formulering van de vraag over
opleidingsniveau (vraag 6), is niet te achterhalen of bijvoorbeeld met name respondenten die een HBO-
opleiding volgen geïnteresseerd zijn in een HBO-master.
Veel van de respondenten die bij vraag 17 voor de antwoordmogelijkheid ‘Overig’ kozen, hebben in de
toelichting aangegeven dat zij het niet nodig vinden dat een traineeprogramma tot een erkend diploma leidt,
maar dat zij wel graag een certificaat ontvangen waarin de opgedane kennis en ervaring wordt vastgelegd.
Ja (66%) Nee, dat vind ik te kort (2%) Nee, dat vind ik te lang (32%)
pagina
17 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
18. Om mijn carrièrekansen te vergroten, zou een traineeprogramma aandacht moeten besteden aan
(meerdere antwoorden mogelijk):
Bovenstaande grafiek geeft weer hoe vaak respondenten voor een bepaald interessegebied/onderwerp
hebben gekozen dat volgens hen aan bod zou moeten komen in een traineeprogramma. De respondenten
mochten meerdere antwoorden kiezen, de balken geven weer hoe vaak bepaalde categorieën zijn gekozen.
De bij vraag 18 gekozen antwoorden zijn te koppelen aan de opleidingsrichtingen van de respondenten (vraag
7). Doordat respondenten meerdere onderwerpen konden selecteren die zij in een traineeprogramma wensen
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
pagina
18 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
terug te zien, komen de absolute aantallen niet overeen maar is er wel een patroon in de antwoorden te
ontdekken. Een voorbeeld hiervan is de grote interesse voor de onderwerpen ‘algemeen management’ en
‘financiën’. Deze onderwerpen zijn te koppelen aan de studierichtingen bedrijfskunde/economie en
international business management, waarbinnen een groot deel van de respondenten een opleiding volgt. Ook
de grote interesse voor het onderwerp ‘bestuur en beleid’ komt overeen met de opleidingsrichtingen van de
respondenten, in het bijzonder de opleidingsrichtingen bestuurskunde en rechten. De grote interesse voor
marketing en communicatie als onderwerp van een traineeprogramma sluit niet helemaal aan op het kleinere
aantal respondenten dat een opleiding in die richting volgt. Het aantal keer dat juridische zaken is gekozen als
onderwerp van een traineeprogramma sluit aan op het aantal studenten dat een rechten-opleiding volgt. De
interesse in het onderwerp HRM / personeelsmanagement sluit aan op de opleidingsrichtingen sociale
wetenschappen en bedrijfskunde/economie. Informatiemanagement/ICT als onderwerp van een
traineeprogramma is het minst vaak gekozen door de respondenten, hoewel de studierichting techniek/ICT de
op vier na grootste opleidingsrichting is.
Onder de antwoordmogelijkheid ‘Anders’ konden de respondenten zelf onderwerpen aandragen. Een aantal
van de respondenten heeft hier aangegeven graag aandacht voor medische/zorg gerelateerde onderwerpen te
willen binnen een traineeprogramma. Ook de onderwerpen onderwijs, techniek en chemie zijn meerdere malen
door respondenten aangedragen.
Door de combinatie van werken en leren is een traineeprogramma een geschikte manier voor studenten om
zich juist buiten hun opleidingsrichting te ontwikkelen. Op basis van de enquêteresultaten is hier helaas geen
uitspraak over te doen. Doordat zowel de vraag over het hoogste niveau waarop gestudeerd is (vraag 6) als de
vraag over studierichting (vraag 7) open zijn geformuleerd, is het niet mogelijk antwoordcategorieën van (een
van) beide vragen te koppelen aan de interessegebieden binnen een traineeprogramma.
19. Om mijn carrièrekansen te vergroten, zou een traineeprogramma aandacht moeten besteden aan de
volgende vaardigheden / competenties (meerdere antwoorden mogelijk):
0
50
100
150
200
250
300
pagina
19 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Respondenten konden bij vraag 19 kiezen uit tien verschillende antwoordmogelijkheden en mochten meerdere
mogelijkheden selecteren. De balken in bovenstaande grafiek geven weer hoe vaak welke competenties en
vaardigheden zijn gekozen door de respondenten.
Van de respondenten die bij bovenstaande vraag voor de antwoordmogelijkheid ‘Anders’ kozen, gaf een deel
aan in een traineeship aandacht te wensen voor creatieve vaardigheden, de ontwikkeling van
probleemoplossend vermogen, teamwork en analytische vaardigheden.
20. Bij welk soort organisatie zou je werkervaring willen opdoen? (meerdere antwoorden mogelijk):
Ter beantwoording van deze vraag konden respondenten kiezen uit acht verschillende antwoordcategorieën,
de respondenten mochten meerdere antwoorden selecteren. De balken in bovenstaande grafiek geven aan
hoe vaak de verschillende categorieën zijn gekozen door de respondenten, in absolute aantallen.
Bij de antwoordmogelijkheid ‘Anders’ worden onder andere organisaties binnen de culturele sector,
onderzoeksorganisaties en advocatenkantoren genoemd. Daarnaast geeft een aantal respondenten aan
werkervaring te willen opboen bij chemische bedrijven en/of laboratoria.
21: Als er een traineeprogramma zou worden aangeboden, zou je er dan op solliciteren?
Onderstaand cirkeldiagram geeft weer welk percentage van de respondenten zou solliciteren op een
traineeprogramma, als dit zou worden aangeboden
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
pagina
20 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
22-24 optionele vragen
De laatste drie vragen betroffen optionele vragen met betrekking tot de follow-up en informeerden of
respondenten kans wilden maken op het winnen van een van de drie Samsung tablets, of ze voor
vervolgonderzoek benaderd mogen worden en of PBLQ hun e-mailgegevens mag delen met het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bijvoorbeeld om je uit te kunnen nodigen voor interessante
bijeenkomsten).
Het merendeel van de respondenten reageerde positief op bovenstaande vragen.
.
6. Vragen uitgesplitst naar land & gecombineerde vragen
Voor onderstaande vragen hebben we de antwoorden opgesplitst naar geboorteland, om te zien of er
verschillen zijn tussen de verschillende eilanden.
10: Zou je in de toekomst in het Caribisch deel van het Koninkrijk willen wonen en werken? Gesplitst per
geboorte eiland.
Op de verticale as van onderstaande afbeelding staan de antwoordmogelijkheden op vraag 10: zou je in de
toekomst in het Caribisch deel van het Koninkrijk willen wonen en werken? De horizontale balken geven weer
waar de respondenten die voor de antwoordmogelijkheid gekozen hebben, zijn geboren.
Bijvoorbeeld: Van de respondenten die aangeven zeker weten terug te gaan, zijn er 37 geboren op Aruba en
45 op Curaçao. Wat opvalt is dat van de respondenten geboren op Saba, Sint Eustatius of Sint Maarten
niemand aangeeft niet terug te willen naar het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Ja (73%)
Nee (5%)
Weet ik niet(54%)
pagina
21 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
14: Ik ben geïnteresseerd in / bereid om tijdens het traineeprogramma opdrachten te doen in (meerdere
antwoorden mogelijk) Gesplitst per geboorte-eiland:
In onderstaande afbeelding staan op de verticale (y-)as de antwoordmogelijkheden op de vraag waar
respondenten tijdens het traineeprogramma opdrachten zouden willen doen. De horizontale balken met
verschillende kleuren geven het geboorte eiland van de respondenten weer. Respondenten mochten bij de
beantwoording van deze vraag meerdere opties aangeven.
Bijvoorbeeld: van alle respondenten die aangegeven hebben geïnteresseerd te zijn om tijdens het
traineeprogramma opdrachten te doen in Aruba, zijn er 113 respondenten geboren op Aruba (de donkerblauwe
balk). Maar uit onderstaande afbeelding is ook op te maken dat respondenten die geboren zijn op Aruba, niet
alleen geïnteresseerd zijn in opdrachten op Aruba. Zo zijn 33 respondenten die geboren zijn op Aruba, ook
bereid tijdens het traineeprogramma opdrachten te doen op Bonaire.
pagina
22 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
15: Ik ben geïnteresseerd in / bereid om na het traineeprogramma te gaan wonen en werken in
(meerdere antwoorden mogelijk) Gesplitst per geboorte-eiland:
In onderstaande afbeelding staan op de verticale (y-)as de antwoordmogelijkheden op de vraag waar
respondenten na het traineeprogramma opdrachten zouden willen wonen en werken. De horizontale balken
met verschillende kleuren geven het geboorte eiland van de respondenten weer. Ter beantwoording van deze
vraag konden de respondenten meerdere opties aangeven.
Bijvoorbeeld: van alle respondenten die aangegeven hebben geïnteresseerd te zijn om na het
traineeprogramma te willen wonen en werken op Aruba, zijn er 103 respondenten geboren op Aruba (de
donkerblauwe balk). Maar uit onderstaande afbeelding is bijvoorbeeld ook af te lezen dat 41 respondenten die
geboren zijn op Curaçao, na het traineeprogramma ook zouden willen wonen en werken op Aruba.
pagina
23 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
13: Als ik aan een traineeprogramma (leren en werken gecombineerd) zou deelnemen, dan wil ik dat het
liefst doen in: (gesplitst per geboorte eiland)
De verticale as van onderstaande afbeelding geeft de locatie weer waar de respondenten het liefst aan een
traineeprogramma zouden deelnemen. De kleuren in de horizontale balken geven de geboorte eilanden weer
van de respondenten.
Bijvoorbeeld: Van alle respondenten die het liefst aan een traineeprogramma deelnemen dat plaatsvindt in
Nederland, zijn 37 personen geboren op Aruba.
pagina
24 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
21: Als er een traineeprogramma zou worden aangeboden, zou je er dan op solliciteren?
In onderstaande afbeelding staan op de verticale as de antwoordmogelijkheden op vraag 21: Als er een
traineeprogramma zou worden aangeboden, zou je er dan op solliciteren? De balken zijn gesplitst op geboorte
eiland, zo zijn er bijvoorbeeld 7 mensen geboren op Aruba die zeggen niet te zullen solliciteren op een
traineeprogramma.
pagina
25 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
7. Gehanteerde methode enquête & focusgroepen
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de methodiek van het onderzoek naar potentiële trainees van deze
haalbaarheidsstudie. Dit doelgroepenonderzoek bestaat uit twee onderdelen: een focusgroepenonderzoek en
een enquête.
De doelgroep is hierbij gedefinieerd als studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die in Nederland
studeren of afgestudeerd zijn. Voor de focusgroepen werden alleen studenten gekozen die op dit moment in
Nederland wonen. Voor de enquête werd de sampling populatie iets breder opgesteld, daar was het
selectiecriterium dat de respondenten geboren waren in het Caribisch deel van het Koninkrijk en in Nederland
studeren of gestudeerd hebben (dus ook respondenten die al afgestudeerd zijn en misschien al naar het
Caribisch deel van het Koninkrijk teruggekeerd zijn). In de praktijk bleek dat er ook een klein aantal
respondenten was die waren geboren in Nederland, uit Caribische ouders, of die in Columbia of Suriname
geboren waren en interesse hadden om een traineeship in het Caribisch deel van het Koninkrijk te volgen.
In totaal hebben 426 respondenten de online enquête ingevuld en is er in twee avonden in focusgroepen van
respectievelijk 6 en 8 deelnemers nader gesproken met potentiele trainees.
Het voorliggende rapport dat als bijlage dient bij het hoofdrapport “We are deeply rooted”, bevat de volledige
uitwerking van alle online enquêtevragen en antwoorden. Een selectie van de antwoorden is opgenomen in het
hoofdrapport. Het hoofdrapport bevat ook de relevante uitkomsten en uitspraken uit de focusgroepen.
Doelstellingen
Het onderzoek had als doel inzicht te krijgen in de behoeften van potentiële deelnemers van een
traineeprogramma gericht op eilandskinderen. Willen ze terug, wat zijn hun beweegredenen om terug te keren
en wat zijn belemmeringen? Ook is de respondenten gevraagd naar de inhoud van een mogelijk
traineeprogramma. wat moet een traineeprogramma dan bieden qua kennis, maar ook wat betreft inrichting:
waar wil je het volgen en hoe lang mag het duren?
Om een zo volledig mogelijk beeld van deze aspecten te verkrijgen werd gekozen voor een combinatie uit
kwalitatieve en kwantitatieve methodiek. Door de enquête wordt het kwantitatieve gedeelte verzorgd als ook
een deel van het kwalitatieve onderzoek (door open vragen in de enquête). Het grootste deel van het
kwalitatief onderzoek wordt gevormd door gesprekken met twee focusgroepen.
De enquête maakt een brede schets van de doelgroep mogelijk, waarbij de meningen van een groot en
representatief aantal van potentiele afnemers van een traineeprogramma verkend werden. Dit grote aantal
maakt tevens een statistische analyse mogelijk, die een zo representatief mogelijk beeld van de doelgroep
schetst.
Het focusgroeponderzoek en de open vragen uit de enquête maken daarnaast ook een explorerende
detailanalyse mogelijk van de motivaties, redeneringen, en verhalen die bij de doelgroep leven.
pagina
26 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Samenstelling sample
Om een zo representatief mogelijk beeld van de doelgroep te geven, werd een combinatie van verschillende
kanalen gebruikt om a) zoveel mogelijk respondenten voor de enquête te krijgen en b) een zo groot mogelijke
spreiding binnen deze doelgroep te krijgen (respondenten van beide geslachten, van alle eilanden afkomstig,
met diverse studies, zowel HBO als WO en in verschillende steden in Nederland wonend).
a) Enquête
Voor de enquête werden respondenten via online en offline kanalen geworven. Online werd naast email
voornamelijk social media gebruikt (Facebook en Twitter). De offline werving van respondenten gebeurde
bijvoorbeeld tijdens de focusgroepen, maar ook via het persoonlijke netwerk van de opdrachtgever Erwin
Arkenbout en zijn adviesteam bestaande uit Jerome Felida en Arxen Alders, evenals het netwerk van PBLQ
adviseurs. De link naar de enquête werd via deze kanalen door “gatekeepers” verspreid, zoals organisaties
met een sterke band met de doelgroep (zoals het Arubahuis, Sint Maartenhuis, Curaçaohuis,
studentenverenigingen, RCN coördinatie studiefinanciering), online netwerken (bijvoorbeeld relevante
Facebook pagina’s) en individuen die een centrale positie in de doelgroep hebben.
Deze strategie baseerde zich ook op een sneeuwbal sampling, waarbij de doelgroep zelf aanvullende
respondenten werft; een geschikte strategie voor doelgroepen als deze die versnipperd zijn en lastig centraal
te bereiken.
Om de response verder te vergroten, werden onder de respondenten ook drie Samsung Galaxy tablets verloot.
b) Focus groepen
Ook de rekrutering voor de focusgroepen verliep langs gatekeeper organisaties, met name relevante
studentenverenigingen.
Zo werd de eerste focusgroep onder studenten aan de Hogeschool Rotterdam (HR) mede georganiseerd door
Antuba, een studentenvereniging voor studenten uit het Caribisch deel van Nederland aan de HR. Hiernaast
werden voor de focusgroepen ook andere organisaties gecontacteerd, zoals Stichtingen Passaat (Rotterdam)
en BESST (Wassenaar).
Hiernaast werden ook deelnemers persoonlijk geworven via social media, bijvoorbeeld studenten die op
Facebook relevante pagina’s volgen (zoals Caribische restaurants etc.).
Om de deelname aan de focusgroepen te vergroten en voor een actieve participatie te zorgen, werd tevens
vermeld dat iedere deelnemer een cadeaubon ter waarde van EUR 30,- zou krijgen.
De deelnemers uit de focusgroepen zijn geboren op Aruba of Curaçao, het is uiteindelijk niet gelukt studenten
afkomstig van de andere eilanden te betrekken.
Wel werd in de samenstelling van de deelnemers in de focusgroepen erop gelet dat er verder de nodige
diversiteit was. Zo waren in de focusgroep aan de Hogeschool Rotterdam vrouwelijke en mannelijke studenten
vertegenwoordigd die verschillende HBO studies volgden. In het totaal namen zes studenten aan deze eerste
focusgroep deel.
De tweede focusgroep werd met hulp van Tanja Fraai samengesteld en door de Universiteit van Amsterdam
gehost. Aan de tweede focusgroep namen 8 deelnemers mee, allen bezig of reeds klaar met een WO studie
en woonachtig verspreid over het land.
pagina
27 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Dataverzameling
a) Focusgroep
De focusgroepen werden door twee onderzoekers gevoerd, waarbij een onderzoeker voornamelijk de rol van
moderator had, en de ander voornamelijk notulering. Echter hebben beide onderzoekers elkaar in beide rollen
aangevuld.
De notulering was niet verbatim (woord voor woord), maar wel werden alle commentaren door de deelnemers
genotuleerd (waar mogelijk op naam). Deze punten werden vervolgens samenvattend per gesprekspunt
gestructureerd in een verslag.
Het gesprek in de focusgroep werd langs een semi-gestructureerd format gevoerd, waarbij een vooraf
vastgestelde lijst van onderwerpen aan bod kwam, maar met flexibiliteit om op details in te gaan en het
natuurlijke verloop van het gesprek en de groepsdynamiek niet te beïnvloeden. Het gesprek volgde in
hoofdlijnen de vragen van de enquête. De eerste focusgroepmeeting vond vroeg in het proces plaats en de
bevindingen werden deels gebruikt om de enquête nog beter vorm te geven. De tweede focusgroep vond later
plaats en werd deels gebruikt om bepaalde verrassende antwoorden beter te duiden.
Ook werden van alle deelnemers de contactgegevens opgenomen om een latere follow-up mogelijk te maken.
Op basis hiervan werden de deelnemers vervolgens ook gecontacteerd om de enquête in te vullen en de link
naar de enquête in hun persoonlijk netwerk te verspreiden (met name via social media).
b) Enquête
De enquête werd online uitgevoerd met de online survey tool Surveymonkey. Online enquêtes hebben een
aantal voordelen die ook voor dit onderzoek relevant geacht werden (Berrens et al, 2003):
Makkelijker toegankelijk en sneller te verspreiden
Vermijden van beïnvloeding van respondenten door een interviewer
Meer mogelijkheden voor complexe vragen (zoals open vragen en matrix vragen)
Grotere respons: Een test studie door Saunders (2012) toonde een grotere respons voor online surveys
(49.1%) dan mail surveys (33.5%).
Daarnaast werd door onderzoek aangetoond dat online enquêtes de traditionele enquêtes niet achterstaan qua
betrouwbaarheid van de data (Weigold et al 2013; Alvares, 2011).
De enquête werd na een pilot-fase, waarin de vragenlijst getest kon worden, qua formaat en inhoud nog
bijgewerkt om overzichtelijker te worden en directer bij de onderzoeksvragen aan te sluiten. De eindversie van
de enquête werd op 18 december 2015 online gezet, en daarna door de hiervoor beschreven
wervingsstrategiën verspreid.
De inhoud van de enquête werd ontworpen om zo dicht mogelijk bij de onderzoeksvragen aan te sluiten, en
tevens voor de respondent qua taal en volgorde van de vragen intuïtief te volgen te zijn. De eindversie van de
vragenlijst is in de bovenstaande uitwerking te vinden, inclusief de gecumuleerde antwoorden.
Een vaak voorkomend probleem bij online enquêtes is “satisficing” – de praktijk waarin de respondent zonder
nadenken over de antwoorden door de vragenlijst heen loopt om hem zo snel mogelijk in te vullen. Couper et
al (2013) hebben in een vergelijkende studie gevonden dat hat risico van “satisficing” verminderd kan worden
door de enquête te verdelen over verschillende pagina’s, waar elke pagina een onderwerp van de enquête
behandelt met een beperkt aantal vragen per pagina.
pagina
28 / 28 2-5-2016 PBLQ - Resultaten enquete studenten def - definitief
Ook wordt aanbevolen om een voortgangsbalk te tonen, die weergeeft hoever in de vragenlijst een respondent
is (Villar et al, 2013). Dit helpt te voorkomen dat respondenten met de vragenlijst stoppen voordat deze
helemaal ingevuld is. Om dezelfde reden werden ook de meeste vragen verplicht gemaakt (de respondent
krijgt een herinnering dat een vraag niet beantwoord is en kan zonder ze te beantwoorden niet naar de
volgende pagina doorklikken). Onderzoek door Dilman and Smyth (2007) toonde aan dat deze manier van
verplichte vragen het aantal volledig ingevulde vragenlijsten vergroot (ten opzichte van een “check all that
apply” format).
Bij de formulering van de vragen werd ook rekening gehouden met het advies uit het onderzoek van Arundel
(2014) om zoveel mogelijk een consistent formaat te hanteren voor gerelateerde vragen. Dit geldt tevens ook
voor de manier waarop de antwoordopties gepresenteerd worden (bijvoorbeeld radio buttons of check boxes).
Relevante literatuur
Alvares J, Campos DB, Zucoloto ML, Bonafe FSS, Jordani PC and Maroco J. Reliability and validity of self-
reported burn-out in college students: a comparison of paper and pencil vs. online administration. Computers in
Human Behavior 27:1875-1883, 2011.
Arundel, A (2014). Recommendations for online survey practices. Eurostat/G4/STI/CIS/2014/15.
Couper MP, Tourangeau R, Conrad F, Zhang C. The design of grids in web surveys. Social Science Computer
Review 31:322-345, 2013.
Dilman DA, Smyth JD. Design effects in the transition to web-based surveys, American Journal of Preventive
Medicine, 32(5S), 2007.
Villar A, Callegaro M, Yang Y. Where am I? A meta-analysis of experiments on the effects of progress
indicators for web surveys. Social Science Computer Review 31:744-762, 2013.
Weigold A, Weigold, IK Russell EJ. Examination of the equivalence of self-report survey-based paper-and-
pencil and internet data collection methods. Psychological Methods 18:53-70, 2013.