4e4cf9628227b_rapport hbonederland hbo-ba bedrijfskunde
TRANSCRIPT
Hogeschool HBO Nederland, locaties: Diemen-Zuid, Arnhem, Breda, Groningen, Rotterdam, Utrecht, Weert en Zwolle
Opleiding: Bedrijfskunde, Croho: 34035 Variant: voltijd hbo-bachelor
Visitatiedatum: 8 oktober 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA)
Utrecht, april 2009
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 2/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 3/61
Inhoud
Inhoud 3
Deel A: Onderwerpen 5
1.1 Voorwoord 7
1.2 Inleiding 7
1.3 Werkwijze 9
1.4 Oordeelsvorming 10
1.5 Oordelen per facet en onderwerp 11
Deel B: Facetten 13
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 15
Onderwerp 2 Programma 18
Onderwerp 3 Inzet van personeel 27
Onderwerp 4 Voorzieningen 30
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 34
Onderwerp 6 Resultaten 37
Deel C: Bijlagen 41
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 42
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 51
Bijlage 3: Bezoekprogramma 57
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 59
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 4/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 5/61
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 6/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 7/61
1.1 Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Bedrijfskunde
van HBO Nederland heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de
conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere
beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in september 2008, toen het
zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het
panel de opleiding gevisiteerd op 8 oktober 2008.
Het panel bestond uit:
De heer drs H.M.H. Reumkens MLD, (voorzitter, domeinpanellid Financieel Management)
De heer prof. dr. S.K.Th. Boersma (domeinpanellid Bedrijfskunde)
Mevrouw A.M. Versteeg-Langedijk (domeinpanellid Office Management);
De heer drs. G.P. Alberts (domeinpanellid Marketing Management);
Mevrouw A. Daniel (studentpanellid);
De heer drs. Ing. A.G.M. Horrevorts (senior auditor NQA).
De heer J.R. Koopmans (junior auditor NQA)
Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de
werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het
panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder
vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en
vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de
te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid,
studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2).
Het rapport bestaat uit drie delen:
• Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel
over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met
daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om
oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel
geformuleerd.
• Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en
argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan
uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het
voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende
instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit
Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport.
• Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
1.2 Inleiding
Hogeschool HBO Nederland is sinds 1997 als commerciële hogeschool actief in het Hoger
Beroepsonderwijs. De hogeschool biedt programma’s aan op de locaties Arnhem
(hoofdlocatie), Diemen-Zuid, Breda, Groningen, Rotterdam, Utrecht, Weert en Zwolle.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 8/61
Via driejarige programma’s leidt de hogeschool studenten op voor hbo-bachelordiploma’s in
de economische sector. Opleidingen van HBO Nederland zijn ontworpen vanuit de principes
‘ondernemerschap’ en ‘gerichtheid op het MKB’. Daarbij acht de hogeschool het van belang
dat studenten verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leerproces. Zelfstudie, eigen
initiatief en het ontwikkelen van een proactieve attitude zijn belangrijke aspecten in de
onderwijsprogramma’s van de hogeschool. Naast het centraal stellen van een
ondernemende attitude in de onderwijsprogramma’s vervult kennisverwerving een
belangrijke rol. Dit dient als basis om de beoogde competenties in een beroepscontext te
kunnen verwerven.
In 2005 heeft een aantal opleidingen van HBO Nederland (Office Management, Financieel
Management en Marketing Management) de toets van de accreditatie niet doorstaan. Dit
heeft geleid tot een reorganisatie van HBO Nederland en een herpositionering van de
aangeboden opleidingen. HBO Nederland heeft de reorganisatie ingezet in samenspraak
met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de Onderwijsinspectie en de
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Daarbij zijn de ‘oude’
opleidingstrajecten in een andere vorm ondergebracht bij de bestaande licentie van de
opleiding Bedrijfskunde (Verbeterplan Hogeschool HBO Nederland, december 2005 - januari
2006).
Dit visitatierapport bevat de bevindingen van het panel dat de opleiding Bedrijfskunde heeft
gevisiteerd. Het panel heeft het geheel vernieuwde programma beoordeeld, dat per
september 2006 van start is gegaan. Ten tijde van de visitatie was het gehele curriculum van
de opleiding Bedrijfskunde vernieuwd: de modulen van de eerste twee studiejaren en de
stage- en afstudeerhandleiding van het derde jaar.
In een management review (zelfevaluatierapport) geeft de opleiding aan welke resultaten zijn
bereikt met de uitvoering van het verbetertraject voor de hogeschool en specifiek voor de
opleiding Bedrijfskunde. Aan de verbeteracties liggen enkele fundamentele wijzigingen ten
grondslag, waaronder de herordening van het onderwijsaanbod van de hogeschool en de
introductie van de major-minorstructuur, waarbij de verhouding major-minor binnen elke
opleiding 75%-25% bedraagt.
In de major zijn de gemeenschappelijke competenties van de opleiding Bedrijfskunde
bijeengebracht. Studenten volgen de opleiding voor 75% (180 studiepunten) in een major
Bedrijfskunde. Naast de major volgen de studenten een minor (60 studiepunten) waarmee zij
een accent aanbrengen in hun studie. De studenten kunnen kiezen uit vier minoren:
Bedrijfskunde (verdiepende minor), Office management, Marketing Management en
Financieel Management. De student kiest bij aanvang van de opleiding Bedrijfskunde één
van de vier minoren.
De opleiding Bedrijfskunde wordt in de voltijdvariant aangeboden. De (vernieuwde) opleiding
telde bij de start van de opleiding in september 2006 in totaal 367 studenten. In 2007 456
studenten en in 2008 577 studenten.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 9/61
1.3 Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is
neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder
beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van een domeinspecifiek referentiekader
dat de opleiding heeft ontwikkeld op basis van bestaande landelijke competentieprofielen in
het economisch domein (zie facet 1.1).
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek
door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
De voorbereidingsfase
Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en
compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens
bereidden de panelleden zich in de periode september - oktober inhoudelijk voor op het
bezoek op 8 oktober 2008.
Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige
oordelen en zij formuleerden vraagpunten. Tijdens een voorbereidende vergadering is het
bezoek door het panel voorbereid. Op basis van de input van de panelleden inventariseerde
de NQA-auditor de kernpunten en prioriteiten voor materiaalonderzoek en gesprekken.
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek
referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel
bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling
dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke
beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is
gebaseerd.
Het bezoek door het panel
NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het
panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden
gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en
met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter
inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte
ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve
(tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde
van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele
indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
De fase van rapporteren
Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage
opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van
de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de
NVAO.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 10/61
De opleiding ontving in november 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een
controle op feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding van het conceptrapport ontving het panel
van HBO Nederland aanvullende informatie.
NQA vroeg in december 2008 bij de NVAO uitstel aan voor het opleveren van het
visitatierapport. De NVAO heeft dit uitstel verleend. Het visitatierapport is, mede op basis van
het aanvullende materiaal, door het panel vastgesteld in april 2009 en ter beschikking
gesteld aan de opleiding.
1.4 Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de
facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals
die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie
Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening
gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een
vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is
voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van:
• weging van de oordelen op facetniveau;
• benchmarking;
• generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden;
• bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de
facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie
is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 11/61
1.5 Oordelen per facet en onderwerp
Onderwerp/Facet Bedrijfskunde
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen Goed
1.2 Niveau bachelor Goed
1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed
Totaaloordeel Positief
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO Voldoende
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende
2.4 Studielast Voldoende
2.5 Instroom Goed
2.6 Duur Voldaan
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Voldoende
2.8 Beoordeling en toetsing Goed
Totaaloordeel Positief
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO Voldoende
3.2 Kwantiteit personeel Goed
3.3 Kwaliteit personeel Voldoende
Totaaloordeel Positief
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen Voldoende
4.2 Studiebegeleiding Voldoende
Totaaloordeel Positief
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten Voldoende
5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Voldoende
Totaaloordeel Positief
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerd niveau Voldoende
6.2 Onderwijsrendement Voldoende
Totaaloordeel Positief
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 12/61
Doelstellingen opleiding
De drie facetten behorend bij het onderwerp Doelstellingen zijn beoordeeld met goed.
Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Programma
Alle facetten die behoren bij het onderwerp Programma zijn met een voldoende of goed
beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Inzet van personeel
De drie facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld met een voldoende of goed.
Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Voorzieningen
De twee facetten van dit onderwerp zijn beoordeeld met een voldoende.
Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding positief.
Interne kwaliteitszorg
De drie facetten van onderwerp 5 zijn met een voldoende beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Resultaten
De twee facetten van onderwerp 6 zijn met een voldoende beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de
opleiding op alle onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de
opleiding positief is.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 13/61
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 14/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 15/61
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse)
vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende
domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding heeft in overleg met het Ministerie van OCW de landelijk overeengekomen
BBA-competenties (Bachelor of Business Administration) als referentiekader genomen,
omdat er geen landelijk competentieprofiel voor de opleiding Bedrijfskunde op hbo-niveau
bestaat.
• De opleiding meldt in het zelfevaluatierapport dat zij sterk de nadruk legt op de integrale
benadering. Dit betekent: de bedrijfskundige in zijn rol als manager-generalist met
overzicht op alle interne processen en op de interactie met de externe omgeving.
• Voor de major Bedrijfskunde zijn er acht competenties beschreven en voor elke minor zijn
er vijf beschreven (Curriculum BK 2008-2009, augustus 2008 en aanvullende informatie
Opleiding Bedrijfskunde 2009 – 2010).
• De opleiding leidt studenten op tot bedrijfskundige als managergeneralist, die in staat is
tot het doelgericht sturen en bewaken van de samenhang tussen (1) veranderingen in de
externe omgeving, (2) interne bedrijfsprocessen en –structuur, (3) financiële planning, (4)
organisatiestructuur en (5) human resource management.
• De opleiding bestaat uit een major en vier verschillende minoren. Voor de minor (ook wel
aangeduid met de term afstudeerrichting) Marketing Management worden de
identiteitsbepalende competenties uit het domein ‘commerce’ aangehaald: (1) aansturen
en creëren van producten en diensten, (2) marktonderzoek, (3) organisatieanalyse
gericht op het zichtbaar maken van kansen en bedreigingen, (4) relatiebeheer, en (5)
zaken doen in een interculturele context.
Voor de minor Financieel Management (FM) en de minor Office Management (OM)
worden de identiteitsbepalende competenties uit het domein ‘economics’ aangehaald.
Voor FM zijn dit (1) beheersing administratieve organisatie, (2) risico-analyse- en
beheersing, (3) toewijzing middelen, en (4) registratie geldverkeer. Voor OM zijn dit (1)
spilfunctie binnen de organisatie, (2) stroomlijnen van administratieve en logistieke
processen, (3) planning van middelen en (4) kwantitatieve en kwalitatieve planning van
personeelscapaciteit. Ten slotte voor de minor Bedrijfskunde (BK) zijn dit (1)
projectmanagement, (2) verandermanagement, (3) cross cultural management, en (4)
algemeen adviseur.
• In de periode januari – juni 2006 is een team onderwijsontwikkelaars geformeerd. Daarin
hebben vier docenten met deskundigheid op het gebied van bedrijfskunde en de
verschillende minoren een set ‘opleidingscompetenties’ opgesteld. Deze set
competenties is voorgelegd aan 28 in de betreffende praktijk werkzame specialisten. Het
panel heeft inzage gehad in gespreksverslagen van het onderzoek onder het werkveld.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 16/61
• Het panel heeft specifiek gelet op de rode draad in de major bedrijfskunde en in de vier
differentiaties. Bedrijfskunde is naar het oordeel van het panel het hoofddoel van de
major en de minoren.
• De opleiding heeft de BBA competenties als referentie genomen voor het formuleren van
de eindkwalificaties van de opleiding bedrijfskunde. Het panel kan daar mee instemmen.
Het panel heeft op basis van aanvullende informatie kunnen vaststellen dat de
opleidingscompetenties expliciet zijn toegespitst op bedrijfskunde. Het domein
Bedrijfskunde is goed gedefinieerd. In het document Opleiding Bedrijfskunde 2009 –
2010 schrijft HBO Nederland dat de aankomend manager kennis moet hebben van de
volgende managementfuncties en moet weten hoe deze in hun onderlinge relatie op
elkaar zijn afgestemd: beleidsvorming en planning, organiseren en structureren, leiding
geven en motiveren, processen beheren en evalueren en bijsturen. De vijf
managementfuncties kunnen opgevat worden als een cyclisch proces dat de
bedrijfskundige doorloopt bij het oplossen van organisatievraagstukken.
• HBO Nederland heeft de bedrijfskundecompetenties als volgt samengevat: de
aankomend bedrijfskundige herkent en analyseert organisatieproblemen in hun
onderlinge samenhang, en komt op basis van analyses met voorstellen voor oplossingen
(herontwerp van activiteiten) en met voorstellen de veranderingen door te voeren in de
organisatie (veranderdiagnose). Het panel stelt vast dat hiermee het kenobject van de
Bedrijfskunde goed is gedefinieerd.
• Naast de major BK bieden de vier minoren een verdieping/verbreding van de
bedrijfskunde. De competenties van de minoren zijn, aldus het panel, een goede
omschrijving van hetgeen verwacht mag worden van een afstudeerrichting (minor) binnen
de opleiding bedrijfskunde. Het panel komt tot het oordeel goed.
Facet 1.2 Niveau bachelor Goed
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal
geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding maakt in een matrix inzichtelijk hoe Dublin descriptoren en de
eindkwalificaties aan elkaar gerelateerd zijn (in het document Competentiematrix
Bacheloropleiding Bedrijfskunde). Tevens geeft dit document inzicht in welke modulen
(van de major en minors) de eindcompetenties en de Dublin descriptoren aan bod
komen.
• De Dublin descriptoren Kennis en inzicht en Toepassen van kennis komen bijvoorbeeld
tot uiting in de domeincompetenties BBA ontwikkelen van een visie op veranderingen en
trends in de externe omgeving van een organisatie en het analyseren van
beleidsvraagstukken. De Dublin descriptor Oordeelsvorming komt onder andere tot uiting
in de competenties Inrichten en beheersen van bedrijfsprocessen, Toepassen van human
resource management en de Zelfsturende competentie.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 17/61
• Het panel stelt vast dat HBO Nederland het bachelorniveau van de opleiding goed heeft
omschreven. In de modulebeschrijvingen is uitgebreid beschreven wat er van de student
in elke fase van de opleiding verwacht wordt. In die beschrijvingen zijn de Dublin
descriptoren geïncorporeerd.
Facet 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed
Criteria
- De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het
relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.
- De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een
specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding
vereist is of dienstig is.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding leidt studenten op tot leidinggevenden met een ondernemende attitude en
die bekwaam zijn als bedrijfsanalist, bedrijfseconomisch manager, commercieel manager,
communicatiemanager, procesmanager, en/ of personeelsmanager.
• Daarnaast is per uitstroomprofiel beschreven over welke vaardigheden de afgestudeerde
verder nog moet beschikken:
BK: bedrijfskundige advisering, bedrijfskundig projectmanagement,
verandermanagement, cross cultural management, en het integreren van verschillende
deeldisciplines.
MM: (internationaal) marketing management, productontwikkeling, accountmanagement,
en marktonderzoek.
FM: financieel management, inrichting van financiële informatiesystemen, financiële
risicoanalyse en beleidsadvisering, accounting, en controlling.
OM: operations management, facility management, human resource management, en
informatiemanagement.
• De school heeft in mei 2008 een nieuwe hogeschoolbrede Beroepenveldcommissie
samengesteld, bestaande uit zeven leden. De commissie is in 2008 twee keer bijeen
geweest.
• De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat de afgestudeerden op veel
terreinen inzetbaar zijn. Het werkgebied is niet gebonden aan een specifieke branche. De
visie van HBO Nederland op Bedrijfskunde komt tot uitdrukking in de benchmark die
gemaakt is.
• Het panel stelt op basis van aanvullende informatie vast dat de opleiding een heldere
keuze heeft gemaakt met betrekking tot het domein van Bedrijfskunde. Dit domein komt
in grote lijnen overeen met keuzes die door nationale en internationale opleidingen met
vergelijkbare doelstellingen gemaakt zijn. HBO Nederland heeft het opleidingsdoel
vergeleken met Nederlandse aanbieders van bedrijfskunde opleidingen in het hbo en wo.
Tevens is een vergelijking gemaakt met buitenlandse opleidingen Business
Administration in Amerika, Engeland, België en Denemarken.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 18/61
• Er is sprake van een multidisciplinaire en praktijkgerichte opleiding die haar
uitgangspunten ontleent aan de gedragswetenschappen en de economische discipline.
Afgestudeerden kunnen theorie koppelen aan managementvraagstukken en praktische
oplossingsvoorstellen doen op basis van de bij facet 1.1 genoemde vijf
managementfuncties. Het panel komt hier tot het oordeel goed.
Onderwerp 2 Programma
Facet 2.1 Eisen HBO Voldoende
Criteria
- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk
ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast)
onderzoek.
- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het
vakgebied/de discipline.
- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft
aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• In het curriculumoverzicht van de opleiding Bedrijfskunde is voor alle modulen een lijst
opgenomen met verplichte en aanbevolen literatuur. Het panel heeft de literatuurlijst
bestudeerd en stelt vast dat de literatuur een bij het hbo passend niveau heeft en dat de
literatuur actueel is. Het panel stelt wel vast dat de lijst hoofdzakelijk Nederlandstalige
literatuur bevat. Uitzondering hierop zijn de modulen Cross Cultural Management en
International Management Skills. Deze worden geheel in het Engels verzorgd.
• Het panel mist echter in de overige modulen het internationaal aspect binnen de
literatuur. Zeker in het domein van bedrijfskunde is veel relevante internationale literatuur
beschikbaar. Bij het aanpassen en bijstellen van de opleiding in 2009 zal de opleiding
aandacht besteden aan dit punt.
• Het panel heeft kunnen vaststellen dat in verslagen van opdrachten en projecten gebruik
wordt gemaakt van literatuur. Op het gebruik ervan in het verslag wordt de student ook
beoordeeld.
• De interactie met de beroepspraktijk komt naar voren in de drie praktijkgeoriënteerde
projecten. Daarnaast is er een integrale opdracht en komt de student in aanraking met de
praktijk via excursies en de acht maanden durende stage in het derde jaar.
• Ook komt de student in aanraking met de beroepspraktijk via een groot aantal
praktijkgeoriënteerde cases. Colleges zijn opgebouwd rond een specifieke case of gericht
op een door studenten tijdens zelfstudie uit te werken case die in het daaropvolgende
college wordt besproken.
• Vrijwel alle docenten van HBO Nederland zijn werkzaam (of recent werkzaam geweest)
in de voor de opleiding relevante beroepspraktijk. Het is een expliciet criterium voor het
aannemen van personeel van de hogeschool. Studenten met wie het panel sprak zijn
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 19/61
enthousiast over de vele verwijzingen naar praktijkvoorbeelden die docenten in hun
colleges verwerken.
• Het oude programma van de opleiding dat tot 2005 werd aangeboden, is geheel
vernieuwd. Bij deze vernieuwing heeft de opleiding haar docenten maar ook externe
werkvelddeskundigen actief betrokken, mede met het doel de actualiteit van het
programma zeker te stellen. Deze actualiteit komt, aldus de opleiding, tot uitdrukking in
de competenties, projectthema’s, cases, het studiemateriaal en de literatuurlijst. Het
panel kan dit in grote lijnen bevestigen.
• In het eerste jaar van de major Bedrijfskunde wordt aandacht besteed aan
onderzoeksmethodiek. Kennis en vaardigheden van deze module worden toegepast bij
het uitvoeren van projecten en opdrachten en in de stage en het afstudeerwerk. De
centrale rol van de module Onderzoeksmethodiek in het programma is, aldus het panel,
goed uitgewerkt.
• De beroepsvaardigheden komen aan bod in de vaardighedenlijn van het curriculum.
Vaardigheden zoals presenteren, verslagleggen, gespreksvaardigheden en
onderzoeksvaardigheden komen aan bod in workshops, trainingen en instructiecolleges.
In het tweede jaar van de major BK wordt aandacht besteed aan cross cultureel
management en daarbij behorende communicatieve vaardigheden.
• Het panel komt tot het oordeel voldoende.
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende
Criteria
- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau,
oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
- De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van
(onderdelen van) het programma.
- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde
eindkwalificaties te bereiken.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• In facet 1.1 heeft het panel beschreven welke competentiesets de opleiding Bedrijfskunde
(major en minoren) als referentie heeft gebruikt voor het inrichten van het programma van
de opleiding.
• Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleiding de eindkwalificaties heeft vertaald
naar specifieke programmaonderdelen van de major en de minoren. Voor elk
programmaonderdeel zijn leerdoelen beschreven (Curriculum Bedrijfskunde,
modulebeschrijvingen). In een toelichting wordt voor elk programmaonderdeel
beschreven op welke wijze het onderdeel bijdraagt aan het verwerven van de
competenties. Daarbij is ook aangegeven welke werkvormen en welke literatuur
(verplichte en aanbevolen) gebruikt worden. Tevens is vermeld op welke wijze de Dublin
descriptoren aan bod komen en hoe het onderdeel getoetst wordt. Het
Curriculumdocument geeft een goed en compleet beeld van de opleiding.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 20/61
• In het document Competentiematrix bacheloropleiding Bedrijfskunde heeft de opleiding
de relatie weergegeven tussen opleidingsmodulen en BBA competenties en de
competenties van de uitstroomrichtingen.
• De opleiding heeft de opleidingscompetenties uitgewerkt in vier leerlijnen: conceptuele
lijn, vaardighedenlijn, integrale lijn en reflectielijn. De opleiding heeft de verdeling van de
competenties over de jaren en per programmaonderdeel voor de major en de vier
minoren zichtbaar gemaakt in het Leerplanschema. Op deze wijze geeft de opleiding
goed inzicht in de relatie tussen de leerdoelen van de modulen, leerlijnen en
competenties.
• Uit bestudering van het Leerplanschema blijkt dat studenten vanaf de start van hun studie
aan de major Bedrijfskunde en één van de vier minoren werken.
• Het panel heeft het Curriculumdocument, het Leerplanschema en de
modulebeschrijvingen bestudeerd en concludeert dat het programma ertoe leidt dat de
studenten de beoogde eindkwalificaties zoals HBO Nederland die heeft geformuleerd
kunnen realiseren.
• In het programma van de eerste twee jaar komt de bedrijfskundige component
herkenbaar naar voren. Het panel stelt op basis van aanvullende informatie vast dat in
het curriculum de onderdelen analyse, ontwerp en verandering worden verzwaard. Dit
gebeurt deels door bestaande modulen aan te passen en deels door het ontwikkelen van
nieuwe modulen.
• De structuur van de major Bedrijfskunde is in een overzicht weergegeven en de relaties
met de respectievelijke minoren zijn helder uiteengezet. Zo wordt voor elk onderdeel van
de major inzichtelijk gemaakt welk onderdeel in de minor wordt verdiept/verbreed. De
basisdisciplines (gedragswetenschappen, economie, bedrijfseconomie en recht), de
ondersteunende vakken en de vaardigheden zijn, aldus het panel, mooi verweven. De
integratie van de vakken is door gebruik van cases vormgegeven.
• Studenten krijgen een introductie in het gebruik van software zoals Word, Excel en
Powerpoint. Het panel stelt vast dat Informatiemanagement en Management
Informatiesystemen matig aan bod komen in het programma. Het aspect van ICT is,
aldus het panel, in de opleiding onvoldoende toegespitst op bedrijfskundige
toepassingen. De opleiding onderschrijft deze observatie en meldt dat zij met ingang van
het studiejaar 2009 – 2010 de module ICT vervangt door een module
Bedrijfsinformatiesystemen. Het betreft een nieuwe module Bedrijfsinformatiesystemen.
In deze module staat de informatiebehoefte centraal die het management op strategisch,
organisatorisch en operationeel niveau nodig heeft. Ook wordt aandacht besteed aan
informatiesystemen voor marketing, financieel management, personeelsmanagement en
operationeel management.
• Het panel stelt vast dat het programma qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen
zodanig is opgezet dat het bijdraagt aan het realiseren van de eindkwalificaties. De ICT
component in relatie tot bedrijfskunde moet nog verder ontwikkeld worden. Het panel
komt hier tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 21/61
Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende
Criterium
- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding is onderverdeeld in een viertal leerlijnen: de conceptuele lijn, de
vaardighedenlijn, de reflectielijn (SLO), en de integrale lijn.
• Binnen de conceptuele lijn concentreert de student zich op kennisverwerving via colleges
en zelfstudie. De kennistoepassing vindt plaats via het uitwerken van
praktijkgeoriënteerde casuïstiek.
• Binnen de vaardighedenlijn wordt specifiek aandacht besteed aan de
vaardigheidsaspecten binnen de opleidingscompetenties. De activiteiten bestaan veelal
uit werkcolleges (groepsgrootte15 – 20 studenten) en trainingen, maar ook uit
middelgrote groepen (instructiecolleges).
• Binnen de reflectielijn worden activiteiten aangeboden die de student zicht moeten geven
op zijn leerproces en op de ontwikkeling van zijn studie en loopbaanontwikkeling (SLO).
Hiertoe bouwt de student een portfolio op. Gebruikte werkvormen zijn hoorcolleges,
zelfstandig uit te voeren teamwerkzaamheden, teambegeleiding en individuele
begeleiding/ spreekuren.
• De leerlijnen lopen parallel aan elkaar: kennisverwerving, toepassing in projecten,
vaardigheidstrainingen en reflectie. Dit biedt de mogelijkheid om horizontale samenhang
in het programma aan te bieden. De opleiding schrijft in de management review dat zij
nog niet geheel tevreden is over het integrale concept van het programma. De aanzetten
zijn er, maar de structuur en planning van de modulen bevat nog kenmerken die een
optimale integrale aanpak in de weg staan, aldus de opleiding.
• Bij de integrale lijn staan meerdere competenties centraal. Het gaat hier over de kennis,
vaardigheden en attitude die noodzakelijk zijn voor het produceren van het gevraagde
beroepsproduct. Werkvormen variëren van hoorcolleges en instructiecolleges tot
werkcolleges en workshops. Het zelfstandig uitvoeren van teamwerkzaamheden
(projecten), stage en afstudeeronderzoek zijn de meest belangrijke binnen deze lijn.
• De complexiteit van de onderdelen neemt toe gedurende de studie. Tegelijkertijd neemt
de begeleiding en sturing vanuit de opleiding af.
• De integrale leerlijn brengt samenhang aan tussen theorie en praktijk. De cases en
praktijkopdrachten dienen als hulpmiddel voor de integratie van de verschillende
invalshoeken op het werken van een organisatie/bedrijf. De samenhang kan versterkt
worden door het verzwaren van de onderdelen analyse, ontwerp en verandering. Deze
aanpassing wordt in 2009 doorgevoerd (zie facet 2.2). Het panel komt tot het oordeel
voldoende.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 22/61
Facet 2.4 Studielast Voldoende
Criterium
- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat
programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden
weggenomen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De studielast bedraagt 80 EC per jaar. De studiepunten zijn verdeeld over vier blokken
van negen weken (20 EC per onderwijsblok). HBO Nederland biedt de opleiding aan in
drie jaar. Dit betekent dat van studenten een grote studie-inzet wordt verwacht.
Studenten dienen immers in een blok van negen weken in feite 10,6 weken te besteden
aan hun studie.
• Twee keer per jaar kan de student een diagnostische toets maken. Op basis hiervan kan
de student vaststellen of hij klaar is om aan de daaropvolgende tentamens deel te
nemen. De toets is niet verplicht. Het is een instrument dat de student inzicht verschaft in
de voortgang van zijn studie en het kennisniveau.
• De school verwacht een grote mate van zelfinitiatief en een proactieve houding. Als de
student bemerkt dat zijn voortgang onvoldoende is, moet de student zelf initiatief nemen
tot een gesprek met zijn SLO-docent. In dat gesprek wordt besproken welke factoren van
invloed zijn geweest op het studieresultaat en zo nodig worden afspraken gemaakt over
extra begeleiding.
• De SLO-docent kan via het studievoortgangregistratiesysteem ook nagaan of een
student achter dreigt te lopen. In het eerste jaar van de studie volgt de SLO-docent dit
actief. De SLO-docent neemt contact op met de student als deze na één jaar 50 EC of
minder heeft behaald. Studenten met 30 EC of minder wordt geadviseerd de opleiding te
staken.
• Uit gesprekken met de studenten kwam naar voren dat zij de opleiding als pittig ervaren.
Een groot percentage van de studenten kiest juist voor HBO Nederland omdat de
opleiding in drie jaar kan worden afgerond. Bij aanvang van de opleiding wordt studenten
er op gewezen dat er meer van hen gevraagd wordt, dan bij een vierjarige opleiding. De
opleiding heeft de studiebegeleiding hier op aangepast (zie facet 4.2). 79% van de
studenten is tevreden over de studielast (STO 2007-2008).
• Er worden om de 18 weken (om de twee blokken) tentamens afgenomen. Studenten
zouden dit liever anders zien, namelijk na elk blok, zo bleek uit de gesprekken. Het aantal
toetsen in die periode kan, aldus de studenten, daardoor hoog oplopen als er naast
tentamens ook nog een of meer hertentamen(s) afgenomen moeten worden. De
opleiding herkent dit, maar meldt dat dit voornamelijk veroorzaakt wordt door
uitstelgedrag van studenten, met name in het eerste jaar van de studie. Dit blijkt, aldus
de opleiding, uit gesprekken in het kader van SLO. De opleiding heeft in het studiejaar
2008 – 2009 maatregelen genomen om de studievaardigheden van studenten te
bevorderen (zie facet 4.2).
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 23/61
• Het panel constateert dat er geen typische struikelvakken zijn. Uit gesprekken met de
studenten blijkt dat ieder wel een vak heeft waar het lastig mee gaat, dit hangt vooral af
van capaciteiten van de student en hun opleidingsachtergrond. Dit kunnen zijn
taalbeheersing (Nederlands, Engels, Frans of Duits), wiskunde of economie.
• Studenten geven in het gesprek aan dat zij naast 20 uur college nog ongeveer 20 uur
aan zelfstudie besteden per week.
• Het panel komt tot het oordeel voldoende vanwege het feit dat de studielast niet
evenredig over het jaar is verdeeld. Tentamens die om de 18 weken afgenomen worden
resulteren in twee pieken in het jaar waardoor de studielast erg hoog is in die periode.
Facet 2.5 Instroom Goed
Criterium
- Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende
studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee
vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De toelatingseisen van de opleiding Bedrijfskunde staan beschreven in de OER (2008-
2009) van de opleiding. Het programma is zo ontworpen dat het aansluit op het
eindniveau van havisten en vwo’ers met een profiel met daarin economie 1 of het profiel
economie en maatschappij. Tevens kunnen mbo’ers met niveau 4 in een economische
richting rechtstreeks instromen.
• Uit gesprekken met docenten en studenten blijkt dat een deel van de studenten moeite
heeft met het zelfstandig leren werken. De opleiding heeft hierop actie ondernomen door
de begeleiding in het eerste jaar te intensiveren (Zie hiervoor facet 4.2).
• De opleiding organiseert deficiëntieworkshops op het gebied van taalbeheersing, Engels,
wiskunde en economie.
• Voor instromers van 21 jaar en ouder voorziet de toelatingsprocedure in een
intakegesprek en een toelatingstoets.
• Vrijstellingen kunnen worden verleend aan die studenten die aantoonbaar beschikken
over de vereiste getuigschriften, zoals vermeld in de OER. De vrijstellingen hebben
alleen betrekking op tentamens: voor geen van de onderdelen uit de vaardighedenlijn
(inclusief projecten en stage) kan een vrijstelling worden verkregen.
De examencommissie is verantwoordelijk voor de vrijstellingenprocedure.
• Het panel stelt vast dat de opleiding de kwalificaties van de instromende studenten goed
monitort en aanpassingen in het programma doorvoert of begeleiding van studenten
aanpast als dit gewenst is.
• Er studeren geen studenten uit niet-Europese landen aan de opleiding. De Code of
Conduct is derhalve niet van toepassing op de opleiding.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 24/61
Facet 2.6 Duur Voldaan
Criterium
- De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum:
hbo-bachelor: 240 studiepunten.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding heeft een omvang van 240 EC. De opleiding is zodanig geprogrammeerd
dat de student in drie jaar kan afstuderen. Per jaar komt dit neer op 80 EC. De
studiepunten zijn evenredig over het jaar verdeeld (20 EC per kwartaal).
Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Voldoende
Criteria
- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.
- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• HBO Nederland vat het didactisch concept van de opleiding als volgt samen: het concept
is er op gericht dat studenten de BK-competenties verwerven. Daarbij is het beschikken
over een brede en gedegen kennisbasis van belang. Alleen vanuit een brede kennisbasis
kan een professional zich een oordeel vormen, keuzes maken en deze verantwoorden.
Kennisverwerving speelt derhalve binnen de opleiding, aldus HBO Nederland, een zeer
belangrijke rol. De opleiding gebruikt de volgende werkvormen:
o Hoorcolleges, gericht op kennisverwerving en toepassing via een werkopdracht
(groepsgrootte 60 studenten);
o Instructiecolleges, gericht op kennisverwerving en waarin een bepaalde casus
wordt besproken (groepsgrootte 30 studenten);
o Werkcolleges, gericht op het trainen van vaardigheden (groepsgrootte 15 - 20
studenten);
o Projecten, gericht op het in groepsverband uitwerken van complexe opdrachten;
o Stage, gericht op het zelfstandig onderzoeken en uitwerken van een complex
praktijkprobleem;
o Excursies.
• Klassikaal onderwijs vormt een belangrijk onderdeel van de didactische aanpak in het
eerste en tweede jaar. Het aantal college-uren bedraagt gemiddeld 13,5 uren per week in
de eerste twee jaar van de opleiding (hoor-, instructie- en werkcolleges,
studieloopbaanontwikkeling en exclusief projectbegeleiding). Het aantal college-uren is
met ingang van 2009 verhoogd naar gemiddeld 15 college-uren per week. Daarnaast
wordt van de student een belangrijke investering verwacht via zelfstudie.
• Kennisverwerving staat, aldus de opleiding, niet los van de praktijk van de bedrijfskunde.
Door gebruik te maken van casussen, excursies, projecten en stages wordt integratie
beoogd van kennis en vaardigheden om deze kennis toe te passen.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 25/61
• Het panel vindt dat de werkvormen goed aansluiten bij de didactische uitgangspunten
van de hogeschool.
• Studenten met wie het panel sprak, melden dat zij meer praktijk in het curriculum zouden
willen zien. Zij noemden als voorbeeld meer excursies of workshops.
• Het panel stelt vast dat de eerste confrontatie met de praktijk in het derde jaar plaatsvindt
(stage). In de eerste twee jaar van de opleiding zijn er wel excursies en kortdurende
praktijkstages (praktijkopdrachten) en interviews met beroepskrachten geprogrammeerd,
maar een directe en realistische kennismaking met de beroepspraktijk en
beroepsuitoefening ontbreekt. De eerste langdurige confrontatie met de praktijk is aldus
het panel wat laat in het programma geprogrammeerd. Het panel komt daarom tot het
oordeel voldoende.
Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Goed
Criterium
- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten
de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Tentamens worden hogeschoolbreed ontworpen. Op elke vestiging wordt hetzelfde
tentamen afgenomen onder studenten.
• Tentamens worden ontworpen aan de hand van het document Leidraad Tentamens v2.0,
2008-2009 (augustus 2008), opgenomen in de Docentengids. Om de technische kwaliteit
te waarborgen wordt het ontwerp van een tentamen ten minste door de betreffende
modulebeheerder beoordeeld.
• De inhoudelijke kwaliteit, de relevantie en de volledigheid van de tentamens wordt ter
toetsing voorgelegd aan de docenten die met de desbetreffende module verbonden zijn.
Tentamens worden pas uitgevoerd nadat de examencommissie deze heeft
geaccordeerd.
• Voor de beoordelingen van presentaties en werkstukken heeft de examencommissie een
lijst met criteria opgesteld. In het najaar van 2008 wordt deze criterialijst officieel door de
opleiding vastgesteld.
• Beoordelingen van de stage vindt plaats conform de regels zoals vastgelegd in de
stagealmanak. In dit document staat ook het toetsingskader voor de beoordeling van de
afstudeerwerkstukken.
• Studenten kunnen in de studiegids vooraf alle informatie vinden omtrent toetsing. Ook
staat hierin hoe de beoordeling plaats vindt. In de module-omschrijving staat vermeld wat
en hoe er getoetst wordt.
• Richtlijnen uit de Leidraad zijn tevens in de OER voor studenten opgenomen. Voorts is in
de OER opgenomen de wijze waarop de student bezwaar kan maken met betrekking tot
toetsing. Dit gebeurt in eerste instantie bij de Examencommissie. Bezwaar tegen
beslissingen van deze commissie kan bij het College van Beroep en Bezwaar worden
aangetekend.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 26/61
• In 2006 heeft de school voor de docenten (40) die rechtstreeks zijn betrokken bij de
stagebeoordeling en de beoordeling van eindwerkstukken een intensieve introductie
verzorgd in de nieuwe beoordelingsaanpak van de stage en het eindwerkstuk.
In 2007 – 2008 zijn stagementoren getraind in het beoordelen van stageverslagen. In
2008 zijn docenten/modulebeheerders getraind in het ontwerpen van tentamens.
• Het panel heeft op de dag van de visitatie uitgebreid met de docenten gesproken over de
het ontwikkelen van toetsen en het bewaken van de kwaliteit ervan. Dit gebeurt zowel
vooraf als na afname van de toets via het analyseren van de scores van studenten. Uit
het gesprek blijkt dat de modulebeheerders gezamenlijk de kwaliteit van de toetsen
bewaken en ook de resultaten per locatie met elkaar vergelijken. Bij grote verschillen
tussen locaties wordt nagegaan wat daarvan de oorzaak kan zijn geweest. Dit kan leiden
tot het bijstellen van de vragen of antwoordcategorieën (toetsmatrijs).
• Het panel stelt vast dat de Leidraad en de Stagealmanak een goede basis vormen voor
het systematisch beoordelen van tentamens, stageresultaten en eindwerkstukken. De
documenten bevatten richtlijnen waarop docenten, stagementoren en modulebeheerders
elkaar kunnen aanspreken. Het panel heeft in de gesprekken met docenten en
stagementor kunnen vaststellen dat de handleidingen met betrekking tot toetsen gebruikt
worden bij de beoordeling en het monitoren van de kwaliteit van beoordelen en toetsen.
Het panel is hierover positief.
• Toetsvormen die gebruikt worden zijn: multiple choice, open vragen en cases.
Praktijkoefeningen worden getoetst door de beoordeling van projectverslagen,
projectpresentaties, onderzoeksopdrachten en verslagen van de bedrijfs- en
onderzoeksstage.
• Projecten worden beoordeeld met een groepscijfer en een individueel cijfer. Studenten
moeten het project mondeling toelichten en verdedigen. Dit levert een individueel cijfer
op. Het eindcijfer is het gemiddelde van het groepscijfer en individueel cijfer.
• Uit evaluaties (2007 – 2008) blijkt dat 75% van de studenten BK tevreden zijn over het
niveau van de toetsen. Over de inhoudelijke nabespreking van toetsen en opdrachten
zijn studenten van HBO Nederland in het algemeen ontevreden (64%). De hogeschool
heeft als verbeterpunt opgenomen dat docenten in het eerste vervolgcollege examens en
opdrachten bespreken.
• Het panel heeft toetsen ingezien en beoordelingen van verslagen van projecten. Het
panel stelt vast dat toetsen aan de maat zijn en dat er systematisch en consciëntieus
wordt beoordeeld. Daarbij wordt gebruik gemaakt van beoordelingsprotocollen en
antwoordmodellen. Het panel stelt vast dat de opleiding goed de cesuur bewaakt tussen
voldoende en onvoldoende. Het nabespreken van toetsen en opdrachten verdient, aldus
de studenten, nog aandacht. De opleiding heeft het bespreken van tentamens nu
structureel vastgelegd in het rooster. Het panel komt tot het oordeel goed.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 27/61
Onderwerp 3 Inzet van personeel
Facet 3.1 Eisen HBO Voldoende
Criterium
- Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding
legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• HBO Nederland stelt als eis voor het personeelsbeleid dat (nieuwe) docenten ten minste
beschikken over hbo-niveau. Hiermee garandeert de opleiding de beroepsoriëntatie van
de opleidingen, aldus HBO Nederland. Uit de gevoerde gesprekken met het management
en docenten blijkt dat ook ervaring in het onderwijs als wenselijk wordt ervaren bij de
aanname van nieuwe docenten. Het panel is van mening dat een goede mix van hbo- en
wo geschoolden en een goede mix van praktijk- en onderwijservaring ten minste
wenselijk is.
• Het panel stelt vast dat docenten van de opleiding veelal een kleine aanstelling hebben
naast een vaak vaste betrekking in de beroepspraktijk. Uit de cv’s van de docenten blijkt
dat 60% van de docenten werkzaam is (of recentelijk is geweest) in de beroepspraktijk.
De docenten brengen praktijkelementen in het onderwijs in. Het panel heeft van
docenten vernomen dat het een wens is om in een later stadium van de
onderwijsontwikkeling personen uit het werkveld aan te trekken om gastcolleges te
verzorgen. Ook is het een wens om een betere balans tussen parttime en fulltime
docenten te creëren.
• Docenten hebben contact met de beroepspraktijk via eigen bedrijf en of begeleiding van
stagiairs en afstudeerders. Volgens de opleiding hebben de docenten een scala aan
contacten met bedrijven en instellingen.
• Het panel vindt de invulling van het onderhouden van het contact met de praktijk in
combinatie met de wijze waarop docenten zich op de hoogte stellen van de actuele
ontwikkelingen in het beroepenveld van de bedrijfskunde enigszins mager. De
werkervaring is bij de werving van docenten een criterium, maar de opleiding stuurt hier
in het dienstverband niet (verder) op. Bijvoorbeeld door een analyse te maken van
benodigde competenties die gezien de doelen van de opleiding en het programma nodig
zijn en de aanwezige competenties in het docententeam. Het panel stelt vast dat de
ervaring van docenten veelal bestaat uit advisering (eenpersoons adviesbureaus). Een
grotere diversiteit in werkervaring in verschillende branches en bedrijven zoals MKB en
grote ondernemingen is gewenst. Met deze twee opmerkingen komt het panel voor dit
facet tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 28/61
Facet 3.2 Kwantiteit personeel Goed
Criterium
- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te
verzorgen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• HBO Nederland stelt jaarlijks de behoefte aan docentencapaciteit voor het daarop
volgende jaar vast op basis van geplande onderwijs uitvoeringsuren in relatie tot het
aantal inschrijvingen voor de verschillende studiejaren.
Dat leidt tot een overzicht van de benodigde (kwantitatieve) inzet en beleid om deze te
realiseren. De taakstelling van alle docenten omvat niet alleen onderwijsuitvoering, maar
ook voorbereiding en nazorg. Deze laatste twee taakelementen worden echter niet in
uren maar in de tariefstelling uitgedrukt.
• Naast het vaststellen van de onderwijs uitvoeringsuren stelt HBO Nederland per
opleiding vast wat kwantitatief de docentcapaciteit is voor taken als stagebegeleiding,
studieloopbaanbegeleiding, begeleiding projecten, opstellen semesterexamens en de
beoordeling ervan, onderwijsontwikkeling, beoordeling stageverslag en eindwerkstuk.
Ongeveer de helft van de docenten van HBO Nederland is ook met deze taken belast.
• De hogeschool drukt de inzet van personeel niet uit in fte’s, omdat de capaciteitsplanning
per jaar op semesterbasis plaatsvindt. Doordat HBO Nederland elk semester de
docentcapaciteit kwantificeert, is deze in een flexibele planning te realiseren die
tegemoetkomt aan de feitelijk benodigde inzet.
• Op basis van de gevoerde gesprekken oordeelt het panel positief over de hoeveelheid
personeel en de mate waarop deze wordt ingezet om de uitvoering van de opleiding te
realiseren. Tijdens de gesprekken heeft het panel van studenten niet vernomen dat er
problemen zijn bij de bereikbaarheid van docenten.
• Aan de begeleiding bij het afstuderen en de stage in het derde jaar besteedt de opleiding
gemiddeld 16 uur per student. Dit is exclusief de stageterugkomdagen van ieder 4 uur.
Facet 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende
Criterium
- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en
organisatorische realisatie van het programma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Naast de bij facet 3.1 vermelde criteria met betrekking tot vooropleiding en de relatie met
de beroepspraktijk, selecteert HBO Nederland haar docenten op didactische kwaliteiten,
welke blijken uit ervaring in het onderwijs.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 29/61
• Uit de analyse van de cv’s van docenten (totaal 61 docenten) blijkt dat ongeveer 50%
van de docenten academisch is geschoold. Van de docenten die bedrijfskundig
gerelateerde vakken verzorgen (circa 30) is een derde academisch geschoold.
• Nieuwe docenten krijgen een HBO Nederland introductie die voor wat betreft het
onderwijs met name gericht is op de onderwijsvisie (namelijk kennisverwerving in een
beroepscontext) en de daaraan gerelateerde didactische aanpak (klassikaal onderwijs
met specifieke opdrachten aan studenten). Voor docenten die daarnaast taken hebben in
begeleiden van studenten (SLO), opstellen van tentamens en ontwerpen van projecten
verzorgt het onderwijsmanagement hogeschoolbrede trainingen en/ of workshops in
samenwerking met de opleidingscoördinatoren.
• Docenten worden twee keer per jaar in het kader van de semesterevaluatie beoordeeld
door studenten. De resultaten vormen mede input voor de jaarlijkse
functioneringsgesprekken. Tussentijds contact wordt geïnitieerd als de resultaten van de
evaluaties daar aanleiding toe geven.
• Modulebeheerders zijn verantwoordelijk voor het begeleiden van docenten, zo nodig met
inschakeling van de opleidingscoördinator.
• Een keer per jaar vinden functioneringsgesprekken plaats met de docenten en het
onderwijsmanagement. De semesterevaluatie is mede input voor dit gesprek.
• De opleiding geeft aan dat (bij-)scholing voor docenten plaatsvindt naar gelang de vraag
en de noodzaak die er ligt. HBO Nederland heeft scholingsbijeenkomsten georganiseerd
(workshops) met betrekking tot toetsing en beoordelen in het kader van het nieuwe
onderwijs. In het zelfevaluatierapport staat beschreven dat de opleiding workshops en
trainingen wil gaan aanbieden ten behoeve van de (vak)deskundigheidsbevordering. Het
panel heeft van dit voornemen geen nadere uitwerking gezien.
• Docenten hebben vrijwel alleen contact via e-mail en spreken elkaar weinig. De opleiding
meldt dat dit wordt veroorzaakt door onder andere de kleine aanstellingsomvang en het
feit dat de opleiding op verschillende locaties wordt gegeven. De opleiding spreekt zelf
van het gemis van een communitygevoel. De opleiding werkt er aan om het onderling
contact tussen docenten te versterken. De modulebeheerder heeft de taak docenten
meer met elkaar te verbinden. Hij is het aanspreekpunt betreffende de module(n).
Hoewel dit contact ook veel via e-mail loopt biedt dit een duidelijke structuur. Daarnaast
is er twee keer per jaar een docentendag. Het panel constateert dat de afstemming
tussen opleidingscoördinator, modulebeheerder en docenten een bijdrage levert aan het
versterken van het gewenste communitygevoel. Het panel heeft vernomen dat deze
verandering vruchten afwerpt: docenten weten elkaar te vinden en werken beter dan
voorheen samen aan de opzet en uitvoering van het programma, zo bleek uit het gesprek
met docenten / modulebeheerders.
• Uit de studentenevaluatie 2007-2008 blijkt dat 90% van de studenten tevreden is over de
kennis van het werkveld bij docenten, 89% tevreden is over de vakinhoudelijke kennis,
en 83% tevreden is over de didactische kwaliteiten van de docenten.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 30/61
Onderwerp 4 Voorzieningen
Facet 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende
Criterium
- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te
realiseren.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding BK wordt bij HBO Nederland op acht locaties aangeboden volgens
eenzelfde programma en met behulp van dezelfde studiematerialen. De locaties zijn:
Diemen-Zuid, Arnhem (hoofdlocatie), Breda, Groningen, Rotterdam, Utrecht, Weert en
Zwolle. Alle vestigingen zijn via het openbaar vervoer goed bereikbaar.
• HBO Nederland geeft aan dat de huisvesting op al haar vestigingsplaatsen volgens
hetzelfde concept is ingericht. Dit concept sluit aan bij de wijze waarop het onderwijs
wordt verzorgd: klassikaal onderwijs en op specifieke opdrachten gerichte zelfstudie. Dit
wordt gekenmerkt door een sobere uitstraling. Het aantal lokalen en de grootte ervan
maakt het mogelijk de hoorcolleges (60 studenten), de instructiecolleges (30 studenten)
en de werkcolleges (20 studenten) parallel aan elkaar uit te voeren. Daarnaast zijn in alle
collegelokalen overheadprojectoren en white boards aanwezig, hebben de taaldocenten
de beschikking over auditieve en visuele afspeelapparatuur en hebben ict-docenten de
beschikking over een laptop en een beamer.
• De communicatie tussen student en docent geschiedt in hoofdzaak via internet. Er is in
beperkte mate ruimte voor overleg. Hetzelfde geldt ook voor de docenten: communicatie
tussen docenten onderling geschiedt voornamelijk via internet. De vestigingen
beschikken slechts in beperkte mate over ruimtelijke faciliteiten ten behoeve van
docentenoverleg.
• Het panel constateert een werkomgeving die zowel aan de kleine kant is (ten aanzien van
werkplekken voor docenten/ ondersteunend personeel (hoofdlocatie) als sober. In de
collegelokalen zijn overheadprojectoren en whiteboards aanwezig. Op aanvraag is er
beschikking over auditieve en visuele afspeelapparatuur.
• Studenten dienen thuis te beschikken over een internet aansluiting en over een eigen
laptop. Binnen de gebouwen is overal draadloos internet beschikbaar.
• HBO Nederland heeft (op geen enkele locatie) een fysieke mediatheek. Voor literatuur en
documentatie verwijst de opleiding naar bibliotheken in de regio (publiek toegankelijke
bibliotheken) en naar websites.
• Via het onderwijsonderdeel literatuur websurf stimuleert HBO Nederland studenten om
via het internet literatuur te ontsluiten en te raadplegen. Hiermee ondervangt de
opleiding, aldus het panel, enigszins het ontbreken van een mediatheek. Ook het
ontbreken van mediatheekvoorzieningen en/of abonnementen op vakliteratuur vindt het
panel een gebrek. Vakliteratuur bevat de meest actuele stand van zaken binnen het vak.
Deze literatuur is niet vrijelijk beschikbaar op internet. De hogeschool is al enige tijd in
overleg met de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag om te komen tot een abonnement
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 31/61
voor alle studenten van de hogeschool. Het abonnement geeft de studenten recht op het
raadplegen van digitale bibliotheekbestanden en het raadplegen van literatuur.
• Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2007 – 2008 blijkt dat studenten op zeven van
de acht locaties zeer ontevreden zijn over de computerfaciliteiten (rond de 90%
onvoldoende). In Groningen is men het minst ontevreden (44%). De opleiding meldt dat
de ontevredenheid vooral veroorzaakt wordt door de kwaliteit van de draadloze
internetverbindingen, die in de onderzoeksperiode veelvuldig storingen kende. In het
Strategisch informatieplan dat in ontwikkeling is, is voorzien in structureel beheer van de
ICT-voorzieningen.
• Studenten zijn, aldus de studentenevaluatie, redelijk tevreden over print-/
kopieerfaciliteiten op alle locaties.
• Het panel heeft vernomen dat in de toekomst geïnvesteerd gaat worden in gebouwen.
Het management heeft in de afgelopen periode prioriteit gegeven aan de verbetering van
de onderwijskwaliteit. Het panel kan meegaan met deze afweging van het management
en komt tot het oordeel voldoende voor dit facet.
Facet 4.2 Studiebegeleiding Voldoende
Criteria
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog
op de studievoortgang.
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte
van studenten.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• HBO Nederland hanteert als uitgangspunt van haar studiebegeleiding, dat de student zelf
het initiatief neemt en proactief handelt. Het ontwikkelen van een ondernemende attitude
is een van de kernwaarden van HBO Nederland. Daarbij past, aldus de opleding, geen
begeleiding waarbij de student intensief aan ‘het handje wordt genomen’. HBO
Nederland spreekt dan ook liever van studie- en loopbaanontwikkeling (SLO) dan van
studiebegeleiding.
• HBO Nederland verwacht van de student dat hij in het eerste en tweede jaar een portfolio
samenstelt en met behulp daarvan zicht krijgt op zijn eigen leerdoelstellingen en op de
vorderingen die hij maakt. In het eerste jaar van de opleiding wordt van studenten
verwacht dat zij eigen leerdoelen formuleren, hun studie plannen, kritisch naar zichzelf
kijken (zelfreflectie) en het portfolio leren samenstellen. In het tweede jaar werken zij aan
de beroepseisen en het voorbereiden van de stage. In het derde jaar moeten zij ingaan
op professionalisering en carrière.
• HBO Nederland heeft richtlijnen voor het portfolio ontwikkeld. De student neemt in ieder
geval op in het portfolio de volgende zaken: (1) uitwerking van enkele opdrachten die hij
na college ter zelfstudie heeft ontvangen, (2) de resultaten van de diagnostische toetsen
met daarbij een korte weergave van remediërende acties, (3) kort verslag van de
uitvoering van die remediërende acties, (4) eventueel andere met de SLO-docent
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 32/61
gemaakte afspraken en de uitvoering daarvan en (5) een eigen oordeel over zijn
voortgang.
• SLO omvat niet alleen het werken aan de ondernemende houding, maar ook het tijdig in
actie komen wanneer studenten uit de boot dreigen te vallen. Dit gebeurt vooral in het
eerste jaar (zie facet 2.4). Daarom wordt aan elke student een SLO-docent toegewezen.
• Uit het bestudeerde materiaal blijkt dat de stagebegeleiding volgens strakke richtlijnen is
georganiseerd. De opleiding beargumenteert dit vanuit het feit dat de student dan een
relatief lange periode buiten school studeert en de opleiding daarom wil bewaken dat de
student niet als een werknemer wordt gezien, maar als een lerende student. HBO
Nederland heeft deze uitvoering van de stagebegeleiding voor de opleiding vastgelegd in
de Stagealmanak. De stagealmanak biedt volgens het panel een goed kader voor het
bewaken van de kwaliteit van de stageplek (begeleiding, niveau van werkzaamheden,
niveau van de opdrachten) en de beoordeling van de stage. De informatie in de
Stagealmanak biedt, aldus het panel, de stagiair, het bedrijf en de stagementor
voldoende houvast voor het invullen van het leerproces van de stagiair.
• Elke stagiair krijgt een mentor toegewezen die hem tijdens de gehele stage begeleidt. De
mentor legt eenmalig een bezoek af op de stageplek voor een gesprek samen met de
student en de bedrijfscoach. Centraal in dit gesprek staan de bedrijfsanalyse en het plan
van aanpak voor het onderzoek (afstudeerwerk).
• De mentor beoordeelt aan het eind van de 1e fase van de stage het analyserapport en
het onderzoeksvoorstel en geeft bij goedkeuring van de analyse akkoord voor het
doorstromen naar de 2e fase (uitvoeren onderzoek).
• In de 2e fase zijn 3 contactmomenten met de student, waarin de voortgang van het
onderzoek wordt besproken. Stagiaires en mentoren kunnen in onderling overleg regelen
hoe en op welke wijze (persoonlijk/telefonisch contact, e-mailverkeer) hieraan invulling
wordt gegeven.
• De mentor beoordeelt aan het eind van de 2e fase of het onderzoeksrapport voldoet aan
de eisen zoals opgesteld door HBO Nederland. De mentor is lid van het panel tijdens het
eindgesprek. Voor de begeleiding en beoordeling van de stage vormt de Stagealmanak
het kader voor het niveau van de opdracht en het eindwerkstuk. De almanak biedt, aldus
het panel, de student, stagementor en bedrijfscoach een goed houvast voor de
begeleiding.
• HBO Nederland stelt de eis dat de stagementor ten minste een hbo / wo opleiding moet
hebben genoten.
• Naast de SLO en de stagebegeleiding is binnen de hogeschool een decanaat aanwezig
waar studenten terecht kunnen met problemen van meer persoonlijke aard.
• Het panel stelt vast dat de informatievoorziening naar studenten op papier goed is
vastgelegd. Algemene informatie over de opleiding is te vinden in de OER en de
studiegids. In modulebeschrijvingen en de Stagealmanak staat beschreven wat de
student per module/studieonderdeel moet ondernemen om de competenties te
verwerven, hoe en waarop hij getoetst wordt en welke eisen er gesteld worden aan
deelname aan modulen en de stage.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 33/61
• HBO Nederland stelt als eis dat elke student een internetaansluiting moet hebben. Via e-
mail en informatie op de website van de hogeschool kan informatie snel toegankelijk
gemaakt worden voor studenten.
• De informatievoorziening over het studieprogramma wordt door studenten Bedsrijfskunde
met een krappe voldoende beoordeeld (55% vindt dat dit voldoende tot goed is).
Eerstejaarsstudenten zijn meer tevreden dan de studenten uit het tweede jaar. Informatie
over de studieresultaten wordt door tweederde van de studenten met een voldoende tot
goed beoordeeld. Hetzelfde geldt voor informatie over het rooster en wijzigingen in het
rooster. Uit de gegevens blijkt dat er per locatie verschillend wordt beoordeeld. Studenten
in Diemen-Zuid zijn wat betreft de tevredenheid over de informatievoorziening het minst
tevreden. Het panel concludeert dat de opleiding de informatievoorziening naar
studenten op papier goed verzorgt, maar studenten zijn hierover, zo blijkt uit evaluaties,
matig tevreden. Uit gesprekken met studenten blijkt dat dit te maken kan hebben met
aanloopproblemen bij de invoering van het geheel herziene Bedrijfskundeprogramma.
• Uit het studententevredenheidsonderzoek (2007-2008) blijkt dat 57% van de studenten
(gemeten op het niveau van HBO Nederland) de studiebegeleiding als onvoldoende
waardeert. Alleen de vestigingen in Weert en Zwolle scoren hier positief. Verder bleek uit
rapportages dat de studenten meer behoefte zouden hebben aan persoonlijke
begeleiding dan aan hoorcolleges en dat men teveel persoonlijke ontwikkelplannen en
actieplannen moet schrijven. Studenten vinden de SLO wel zinvol, zo bleek uit het
gesprek, maar over de vorm waarin dat gebeurt zijn de studenten niet tevreden. Dit is
door de opleiding in het collegejaar 2007-2008 onderkend en met ingang van het
collegejaar 2008-2009 is het SLB-programma omgevormd tot Studie- en
Loopbaanontwikkeling (SLO) met minder colleges en een grotere nadruk op persoonlijke
begeleiding.
• Ondanks het feit dat de studenten niet tevreden zijn over de begeleiding komt het panel
tot het oordeel voldoende. Zij motiveert dat als volgt. Het panel heeft kunnen vaststellen
dat de opleiding gewerkt heeft aan het verbeteren van de begeleiding. Met name in het
eerste jaar is meer aandacht besteed aan het leren leren. Studenten, zo is de ervaring
van de opleiding, leren dat niet vanzelf. Er dient in geïnvesteerd te worden. Dat gebeurt
in instructiecolleges. Bij de aanvang van de studie blijkt het gericht sturen van de student
noodzakelijk te zijn. Daarnaast coachen ouderejaarsstudenten eerstejaarsstudenten bij
het verwerven van studievaardigheden. Voorts heeft begeleiding (in combinatie met
toetsing) er toe geleid dat verslagen van opdrachten meer analytisch van karakter zijn
geworden en minder beschrijvend. Dit heeft aldus docenten met wie het panel sprak, ook
effect gehad op de kwaliteit van de eindwerkstukken. Het panel kan dit bevestigen (zie
facetten 2.8 en 6.1).
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 34/61
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1 Evaluatie resultaten Voldoende
Criterium
- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare
streefdoelen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De organisatie van de interne kwaliteitszorg is in ontwikkeling. Uitgangspunt is dat de
kwaliteitszorg systematisch wordt aangepakt volgens de PDCA-cyclus. In de Leidraad
Kwaliteitszorg (september 2008) zijn kort en bondig de uitgangspunten voor de
beheersing van de processen beschreven. Ook zijn er in opgenomen een jaarplanning
(Kwaliteitsjaarplanning 2008) en een vergaderschema. De Leidraad beschrijft welke
evaluatie-onderzoeken HBO Nederland hanteert: de modulen, projecten en andere
programmaonderdelen die in dat semester zijn uitgevoerd; de kwaliteit en functionaliteit
van de diagnostische toets; de kwaliteit van de semestertentamens; de
onderwijsondersteuning; de voorzieningen; de interne communicatie; en tenslotte (met
name door de studenten) het functioneren van de docenten.
• De hogeschool hanteert als streefcijfer: gemiddeld ruim voldoende (7.0 op een
tienpuntsschaal). Onvoldoendes en voldoendes (6.0) leiden tot verbeteracties.
• Een belangrijk uitgangspunt is, dat het kwaliteitszorgsysteem voor alle medewerkers
helder en hanteerbaar is en geen onnodige bureaucratie genereert. Het
kwaliteitszorgsysteem van HBO Nederland is erop gericht, dat de zorg voor kwaliteit niet
een extra activiteit is maar onderdeel van de dagelijkse routine. De nadruk in de
evaluaties ligt bij de onderwijsuitvoering. Het panel heeft in de documentatie geen
streefdoelen voor de kwaliteit aangetroffen.
• Instrumenten voor de evaluaties van de diagnostische toets, de stage, de
onderwijsondersteuning, en de interne communicatie heeft het panel niet aangetroffen.
Deze zijn in ontwikkeling. De hogeschool legt in dit stadium de prioriteit bij de evaluatie
van modulen en semestertentamens. Overigens is er wel sprake van een evaluatie van
de stage. De evaluatie van de stage vindt echte in de praktijk wel plaats (een keer per
jaar). Bij deze evaluatie worden ook de bedrijfscoaches betrokken.
• HBO Nederland heeft sinds 2006 een kwaliteitszorgmedewerker aangesteld. Deze
medewerker wordt intensief begeleid door een extern deskundige. De medewerker is
belast met de volgende taken: (1) de coördinatie van de kwaliteitszorg, (2) het bewaken
van de uitvoering van de evaluaties, (3) het volgen van de uitvoering van de uit die
evaluaties gemaakte afspraken, (4) de rapportage aan het onderwijsmanagement over
uitvoering en voortgang.
• De evaluatie van de stage vindt een keer per jaar plaats. Bij deze evaluatie worden ook
de bedrijfscoaches betrokken.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 35/61
• Evaluaties leiden tot een rapportage aan het onderwijsmanagement waarin, waar nodig,
concrete verbeteracties worden voorgesteld, waarna het onderwijsmanagement een
besluit neemt. Verbeteracties omvatten ook een planning, de uitvoerders en de
faciliteiten die voor de uitvoering ter beschikking worden gesteld en de wijze van
(tussentijdse) rapportage.
• Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding onderdelen van het kwaliteitszorgsysteem
uitvoert en met name het onderwijsproces evalueert. De opleiding geeft aan dat zij bezig
is om het systeem verder te ontwikkelen en in te voeren. Het panel heeft kunnen
vaststellen dat module-evaluaties en evaluaties van de tentamens plaatsvinden en vindt
gezien het ontwikkelingsstadium waarin de opleiding zich bevindt een juiste prioritering.
Het panel komt tot het oordeel voldoende.
Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende
Criterium
- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare
verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het panel constateert dat de opleiding sinds 2006 veel verbeterd heeft. Het curriculum
van de opleiding is herzien en inhoudelijk verbeterd. De toetsing is aangescherpt (zie
facet 2.8).
• Echter het panel constateert ook dat er nog verbeteringen doorgevoerd moeten worden
(voorzieningen, kleine kwaliteit).
• Studenten melden het panel dat zij niet structureel op de hoogte worden gehouden van
verbeteringen, maar dat ze verbeteringen wel snel opmerkten in het proces. Studenten
uitten zich tevreden over de verbeteringen. Zo noemen zij onder andere de verkorte duur
van bekendmaking van toetsresultaten en het stapsgewijs invoeren van moduleboeken
(van geen module-informatie, naar mondelinge informatie bij de start van het blok naar
thans moduleboeken).
• De alumnus die het panel gesproken heeft vertelde dat hij ook veel verschil tussen de
oude en de nieuwe opleiding heeft geconstateerd. Hij noemde met name de hogere
studielast en meer contacturen.
• De besluitvorming over verbeteracties is, aldus het panel niet inzichtelijk. Verbeteringen
worden op ad-hoc basis ingevoerd. Het is niet goed traceerbaar voor het panel waarom
een bepaalde verbeteractiviteit is ondernomen. Het panel is overigens wel van mening
dat de evaluaties en verbeteractiviteiten zich richten op de goede dingen: inhoudelijke
kwaliteit van het onderwijsprogramma en kwaliteit van toetsen.
• Het Studententevredenheidsonderzoek laat zien dat de opleiding Bedrijfskunde
weliswaar nog niet alle kwaliteitsitems per locatie afzonderlijk in kaart brengt. Voor de
belangrijkste (programma en toetsing) is dit wel het geval.
• Met deze opmerking komt het panel tot het oordeel voldoende voor dit facet.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 36/61
Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Voldoende
Criterium
- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend
beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Bij facet 5.1 is aangegeven hoe studenten en docenten bij de kwaliteitszorg worden
betrokken. Er is beleid in ontwikkeling om alumni en het beroepenveld te betrekken bij de
kwaliteitszorg. Voorzien is dat stagebiedende organisaties jaarlijks gevraagd worden naar
hun oordeel over studenten, de kwaliteit van de stagevoorbereiding en de begeleiding
van de stage door de opleiding.
• Er is met een vijftal alumni initiatief genomen om een Alumni Netwerk op te zetten. Een
eerste bijeenkomst heeft plaatsgevonden in mei 2008. Een tweede bijeenkomst is
gepland in november 2008. Dan zal een eerste actieplan voorliggen. Dit beleid staat,
aldus het panel, nog in de kinderschoenen.
• Vertegenwoordigers van het werkveld zijn geconsulteerd bij het ontwikkelen van het
nieuwe curriculum (zie facet 1.3).
• In juni 2008 is een studentenadviesraad ingesteld (SAR), bestaande uit 16 studenten
(twee van elke locatie). Ten minste tweemaal per jaar vindt er overleg plaats tussen het
management en de SAR. De eerste bijeenkomst (25 mei 2008) was een kennismaking
en de tweede bijeenkomst is vastgesteld. Onder andere staat het vrijstellingenbeleid op
de agenda.
• HBO Nederland heeft in haar organisatie een aantal functies gecreëerd die onder andere
van belang zijn voor het uitvoeren van de kwaliteitszorg: medewerker kwaliteitszorg,
opleidingscoördinator, modulebeheerder, procescoördinator, medewerker personeel en
organisatie.
• Studenten zijn, zo blijkt uit het Studententevredenheidsonderzoek 2007-2008 niet
tevreden over de inspraakmogelijkheden (60% beoordeelt dit als onvoldoende) en 69%
waardeert de omgang met klachten door HBO Nederland als onvoldoende.
• In tegenstelling tot de evaluatie-uitkomsten melden studenten met wie het panel sprak
dat zij hun opmerkingen over de opleiding wel kwijt kunnen, rechtstreeks bij docenten of
via evaluaties. Kennelijk wordt dit niet breed gedeeld door medestudenten. Dit gegeven
vraagt om een nadere analyse door de opleiding.
• Het panel is redelijk tevreden over het betrekken van studenten en medewerkers bij de
kwaliteitszorg, echter de betrokkenheid van alumni en het beroepenveld is nu nog onder
de maat. Er zijn echter wel stappen ondernomen (opzetten alumni vereniging,
beroepenveldcommissie) om deze groepen beter bij kwaliteitszorg te betrekken. Met
deze kanttekening komt het panel tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 37/61
Onderwerp 6 Resultaten
Facet 6.1 Gerealiseerd niveau Voldoende
Criterium
- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde
eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De afstudeerperiode kenmerkt zicht door een stage van acht maanden verdeeld in twee
fasen. De eerste fase (480 uur) is bedoeld om een bedrijfsanalyse te maken, en op basis
daarvan een probleemstelling te formuleren. Het gehele plan van aanpak van het
onderzoek wordt in de eerste fase geschreven. In de tweede fase (800 uur) werkt de
student het plan van aanpak uit: hij doet onderzoek en formuleert aanbevelingen en/ of
conclusies. Dit onderzoeksrapport (inclusief plan van implementatie en een financiële
paragraaf) is het eindproduct.
• Doel, randvoorwaarden en beoordelingscriteria van de stage (elke fase wordt afzonderlijk
beoordeeld) zijn opgenomen in de Stagealmanak 2008-2009 (mei 2008). Zo is onder
andere vastgelegd dat studenten slechts met de stage kunnen beginnen indien zij ten
minste 120 EC hebben behaald. Voorts is een succesvolle afronding van de eerste fase
van de stage voorwaarde om met de tweede fase te kunnen beginnen.
• De beoordeling van het analyserapport (fase een van de stage) vindt plaats door de
mentor en de bedrijfscoach. Bij een cruciaal verschil van inzicht tussen de mentor en de
bedrijfscoach, wordt door de examencommissie een onafhankelijke deskundige
ingeschakeld voor een second opinion. Op basis van de alsdan verkregen oordelen
neemt de examencommissie een besluit. Wordt de bedrijfsanalyse afgekeurd door de
mentor, dan heeft de student twee weken de tijd om een herziene versie in te leveren.
Indien de herziene versie van de bedrijfsanalyse eveneens wordt afgekeurd, moet de
student opnieuw met de stage (3 maanden) beginnen.
• De beoordeling van de tweede fase van de stage bestaat uit een beoordeling van het
onderzoeksrapport en een eindgesprek. Het onderzoeksrapport wordt beoordeeld door
de stagementor en een onafhankelijke deskundige, die ook als assessor optreedt bij het
eindgesprek.
• Indien één of meerdere onderdelen met een onvoldoende zijn beoordeeld, krijgt de
student 14 dagen de tijd om deze onderdelen aan te passen. Wordt ook de herziene
versie van het onderzoeksrapport niet goedgekeurd, dan dient de student zich als
vierdejaarsstudent in te schrijven en dient dan opnieuw 5 maanden een onderzoeksstage
te verrichten.
• Nadat het onderzoeksrapport definitief is goedgekeurd volgt een uitnodiging voor het
eindgesprek. De deelnemers aan het eindgesprek zijn: het afstudeerpanel (de mentor, de
bedrijfscoach en de assessor) en de student.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 38/61
• Tijdens een 30 minuten durend gesprek geeft de student een korte, mondelinge
presentatie, zonder hulpmiddelen, van maximaal 10 minuten over de
onderzoeksopdracht. Voorts dient de student zijn onderzoek te verdedigen. De student
toont hierin aan, over de benodigde competenties te beschikken om als startbekwaam
beroepsbeoefenaar de markt van de betreffende branche op te gaan.
• Het eindgesprek wordt met een apart cijfer beoordeeld en dient ten minste met een
voldoende te worden afgerond. In het geval dat het eindgesprek met een onvoldoende
wordt beoordeeld op de inhoudelijke verdediging, moet de onderzoeksstage opnieuw
worden gedaan. Als de onvoldoende alleen het gevolg is van een onvoldoende voor de
presentatie kan het eindgesprek binnen 4 weken herkanst worden. Van het eindgesprek
wordt een protocol gemaakt.
• Over het gerealiseerde niveau van de geheel vernieuwde BK-opleiding kan nog niets met
zekerheid worden vastgesteld. Er zijn nog geen studenten die de vernieuwde opleiding
hebben afgerond.
• Het panel heeft tien eindwerkstukken ingezien van studenten die volgens het oude
curriculum zijn afgestudeerd. De eindwerkstukken zijn echter wel via de nieuwe
beoordelingssystematiek beoordeeld (zie tekst hier boven en facet 2.8).
• Het panel heeft bij de beoordeling gelet op de relevantie van de vraagstelling, gebruikte
onderzoeksmethode, kwaliteit van de conclusies, gebruik van literatuur en het
bachelorniveau.
• Het beoordelingsformat is gebruikt en de criteria zijn correct toegepast. Het panel zou tot
een gelijkluidend oordeel zijn gekomen als de beoordelaars.
• Het panel heeft ook eindwerkstukken ingezien die (aldus het panel terecht) met een
onvoldoende zijn beoordeeld. Studenten dienen dan volgens het protocol verbeteringen
aan te brengen in het onderzoeksverslag. Van één van deze onderzoeksverslagen heeft
het panel de tweede versie ingezien. Deze versie was met een 6,0 beoordeeld. Het panel
heeft kunnen constateren dat het product op onderdelen ook daadwerkelijk was
verbeterd en een zes waardig is.
• Het panel stelt vast dat in de eindwerkstukken weinig gebruik wordt gemaakt van
literatuur en dat internationale literatuur vrijwel afwezig is. De opleiding tekent hier bij aan
dat de eindwerkstukken die het panel heeft ingezien, de oude opleiding betreffen. In het
nieuwe programma wordt in het derde jaar bij terugkomdagen extra aandacht besteed
aan het gebruik van literatuur. De opleiding verwacht dat hierdoor de kwaliteit en
kwantiteit van literatuurgebruik zal verbeteren.
• De overige punten waarop het panel de eindwerkstukken heeft beoordeeld zijn door de
beoordelaars adequaat beoordeeld. Het panel stelt vast dat alle tien eindwerkstukken
zorgvuldig zijn beoordeeld. En dat de cesuur bachelorniveau / geen bachelorniveau
helder en consequent is gehanteerd. Literatuurgebruik en literatuurverwijzing, ook van de
betere eindwerkstukken (van de oude opleiding), is naar het oordeel van het panel
mager. Om die reden komt het panel hier tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 39/61
Facet 6.2 Onderwijsrendement Voldoende
Criteria
- Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante
andere opleidingen.
- Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• HBO Nederland streeft er naar dat 55% van de studenten binnen de gestelde drie jaar de
opleiding met een diploma verlaat. Na 3,5 jaar moet dit percentage 65%. Als deze
percentages niet worden gerealiseerd, onderzoekt HBO Nederland de oorzaken, waarna
een verbetertraject wordt uitgezet met meetbare doelstellingen.
• De opleiding bedrijfskunde heeft gegevens verstrekt van instroom en uitstroom van de
cohorten 2006-2007, 2007-2008 en 2008-2009.
• Van cohort 2006-2007 viel er in het eerste jaar 31,6% uit en in het tweede jaar 25,1%. In
2008 studeerde nog 43,3% van dit cohort. Een definitief opleidingsrendement voor dit
cohort kan nog niet gegeven worden, maar het rendement zal niet voldoen aan de
streefnorm.
• Van cohort 2007-2008 viel in het eerste jaar 16,6% uit en van het laatste cohort zijn nog
geen uitvalgegevens bekend.
• Het panel stelt vast dat het cohort 2006-2007 niet voldoet (en ook niet gaat voldoen) aan
de streefnorm van HBO Nederland. Voor het cohort 2007-2008 is dit wel haalbaar.
• De uitval van cohort 2006-2007 is, aldus de opleiding, toe te schrijven aan het feit dat de
opleiding veeleisender was qua verwachte inzet dan studenten dachten en/of dat de
opleiding in het eerste jaar moeilijker was dan studenten aankonden.
• Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleiding het niveau heeft opgeschroefd (zie
facet 2.8) en hogere eisen is gaan stellen aan de inzet van de studenten. Studenten, met
wie het panel sprak, melden dat HBO Nederland de lat hoger is gaan leggen en
veeleisender is geworden.
• In 2007-2008 is extra aandacht besteed aan het begeleiden van studenten bij het
zelfstandig leren studeren (Studieloopbaanontwikkeling). Dit is in de cijfers terug te zien:
het uitvalpercentage in het eerste jaar is in 2008 met de helft teruggebracht.
• HBO Nederland heeft in de voorlichting aan studenten opgenomen dat van studenten
een grote studie-inzet wordt verwacht.
• Of deze maatregelen zullen leiden tot een verhoging van het onderwijsrendement zal
moeten blijken. De eerste signalen zijn, aldus het panel, positief. Het panel komt tot het
oordeel voldoende.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 40/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 41/61
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 42/61
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 43/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 44/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 45/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 46/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 47/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 48/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 49/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 50/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 51/61
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; oktober 2007
Panellid domein:
De heer drs. H.M.H. Reumkens MLD
Panellid:
De heer prof.dr. S.K.Th. Boersma
Panellid:
Mevrouw A.M. Versteeg-Langendijk
Panellid:
De heer drs. G.P. Alberts
Panellid student:
Mevrouw A. Daniel
Panellid NQA:
De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts
Panellid NQA:
De heer J.R. Koopmans
Relevante werkvelddeskundigheid
X X X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X X X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X X X
Onderwijsdeskundigheid
X X X X X
Studentgebonden deskundigheid
X
Visitatiedeskundigheid
X X X X X X X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer drs. H.M.H. Reumkens MLD
De heer Reumkens is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, onder meer door zijn
grote ervaring op het gebied van in-company managementopleidingen en zijn domeindeskundigheid
en ervaring in het hoger onderwijs op het gebied van financiële en zakelijke dienstverlening. Ook is de
heer Reumkens vakdeskundig, vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met
lesgeven, beoordeling en toetsing (minstens op niveau van de te beoordelen opleiding) en
domeindeskundig op het gebied van International Business and Management Studies en
Management, Economie en Recht. Daarnaast is de heer Reumkens deskundig op het gebied van
maatschappijleer en personeel en arbeid. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger
onderwijs en is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd.
Opleiding:
1967 – 1974 Gymnasium A, diploma 1974, Bisschoppelijk College Roermond
1974 – 1981 Sociale Pedagogiek en Andragogiek, KU Nijmegen, doctoraalexamen november 1981
1982 – 1983 Eerste-graadsopleiding Docent Maatschappijleer, Katholieke Hogeschool Tilburg.
Diploma 1984
1987 – 1988 Postdoctorale opleiding “Opleidingsadvisering en -management”, Tilburgs Instituut
Academische Studies (TIAS), certificaat
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 52/61
1993 Aanvulling postdoctorale opleiding TIAS. Mastertitel: “Master of Learning and
Development” (MLD)
Werkervaring:
1981 – 1983 Invalbanen Sociale Academies Arnhem, Eindhoven (docent) en HAVO Eindhoven
(maatschappijleer).
1983 – 1990 N.V. Interpolis te Tilburg, Opleidingsfunctionaris:
1990 – 1993 Coördinator managementopleidingen: Opzetten en (laten) uitvoeren
managementopleidingen.
1994 N.V. Interpolis te Tilburg, Manager facilitair bedrijf, kantoor Roermond. Tevens
controlefunctionaris. Rechterhand lokatie-directeur.
1995 – 1997 N.V. Interpolis te Tilburg, Manager Opleidingen: Verantwoordelijk voor
opleidingsafdeling: ontwikkeling en uitvoering verzekeringsopleidingen voor
medewerkers van lokale Rabobanken.
1997 – 2000 N.V. Interpolis te Tilburg, Manager Opleiding en detachering
2000 – heden Rabobank Nederland: Programmamanager van diverse
managementopleidingsprogramma’s voor de Rabo-gelabelde bedrijfsonderdelen
2005 – heden Voorzitter Governing Board European Training Program; trainingsprogramma’s voor
zes Coöperatieve Europese Banken (Unico)
De heer prof. dr. S.K.Th.Boersma:
De heer Boersma is ingezet als panellid vanwege zijn ervaringen als voorzitter in meerdere functies in
onderwijs en daarbuiten, alsmede vanwege zijn grote onderwijsdeskundigheid. Hij heeft vanuit
eerdere visitaties kennis van de visitatie- en accreditatiesystematiek. De heer Boersma heeft vanuit
opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en
onderwijsprocessen. Hij is tevens werkvelddeskundig op het terrein van Bedrijfskunde, Economie en
Econometrie, Automatisering, Bedrijfskundige informatica (BI) en Informatiedienstverlening en –
management (IDM). De heer Boersma heeft voorts onder meer ervaring als rijksgecommitteerde
HEAO en examinator BI-examens voor HEAO-docenten. Voor deze visitatie is de heer Boersma
aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de
werkwijze van NQA.
Opleiding:
1961 Diploma gymnasium
1966 Universitaire studie economie, Rijksuniversiteit Groningen, Kandidaatsexamen
economie
1976 Doctoraal examen kwantitatieve economie (Bedrijfseconometrische variant)
1971 Bankcursus NIBE, 1e deel
1970 – 1971 Diverse automatiseringscursussen IBM
1973 – 1974 Postdoctorale opleidingen en cursussen op het gebied van informatica,
administratieve automatisering en simulatie aan verschillende hogescholen en
universiteiten leidend tot:·1e graads bevoegdheid Automatisering van de
Informatieverwerking, 1e graads bevoegdheid Informatica.
1978 Managers automatiseringscursus Philips.
1989 Doctoraat in de Bedrijfskunde
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 53/61
Werkervaring:
1970 – 1971 Stafmedewerker Economisch Bureau, afdelingen Actuariaat en Econometrie AMRO
Bank NV, Amsterdam
1971 – 1977 Docent kwantitatieve vakken, systeemanalyse en -ontwerp, management
informatiesystemen HES ‘J. van Zwijndrecht’, Den Haag
1975 – 1977 Landelijk coördinator Bedrijfsinformatica ontwikkelteam (BIO-team)
1977 – 1985 Wetenschappelijk hoofdmedewerker Bestuurlijke Informatiekunde (BIK) Faculteit
Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen
1985 – 1995 Universitair hoofddocent BIK, i.h.b. informatiestrategie
1989 – 1991 Organisatieadviseur Moret Ernst en Young
1989 – heden Directeur eigen adviesbureau Boersma IMC BV. Hangt sterk samen met de
ervaringsgebieden op onderzoeksterrein. In een diversiteit van organisaties is ervaring
opgedaan, zoals Nestlé, Blydenstein Willink, ziekenhuizen, hogescholen en politie.
1993 – 1995 Partner BDO Camps Obers Management Consultants
1995 – 1997 Directeur softwarebedrijf
1995 – heden (Bijzonder) hoogleraar Kennismanagement
Overig:
Functies bij de faculteit Bedrijfskunde:
- lid Faculteitsbestuur met financiële portefeuille
- lid vakgroepbestuur
Panellid mevrouw A.M. Versteeg-Langedijk
Mevrouw Versteeg is ingezet als panellid vanwege haar deskundigheid in het domein. Zij beschikt
daarnaast over onderwijsdeskundigheid vanwege haar ervaring als docent, trainer, coach, stage- en
afstudeercoördinator en adviseur. Zij heeft veel kennis van opleidingen officemanagement op HBO
niveau, deskundigheid die zij heeft opgedaan bij Schoevers Opleidingen. Mevrouw Versteeg is
individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze
van NQA.
Opleiding:
1971 – 1975 Opleiding kleuterleidster en hoofdleidster
1977 Opleiding leraar in het basisonderwijs
1979 Akte textiele werkvormen
1992 Praktijkdiploma informatica
1988 – 2001 Diverse certificaten behaald op het gebied van computertrainingen, timemanagement
en e-learning
2004 Officieel gekwalificeerd ontwikkelaar van op competenties gebaseerde
kwalificatieprofielen
2004 Opleiding voor school counselling
Werkervaring
1975 – 1978 Kleuter- en hoofdleidster, diverse werkgevers
1980 – 1988 Eigen bedrijf in computerondersteuning. Binnen deze onderneming trainingen
ontwikkeld en gegeven
1988 – 2001 Schoevers Opleidingen, diverse functies: docent, stafmedewerker, sectiehoofd,
stagecoördinator, afstudeercoördinator, ontwikkelaar van studiemateriaal en examens
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 54/61
2001 – 2006 ECABO, kenniscentrum voor het middelbaar beroepsonderwijs in o.a. de
administratieve, economische, ict en juridische sectoren, Adviseur
De heer drs. G.P. Alberts
De heer Alberts is voornamelijk ingezet als panellid vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het
gebied van communicatie, reclame, marketing en public relations en zijn ervaring als voorzitter in
visitaties. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en heeft daarnaast
vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. De heer Alberts heeft vanuit opleiding
en werkervaring ruime (internationale) kennis van het bedrijfskundige communicatieveld. Voor deze
visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd.
Opleiding:
HEAO-CE Utrecht;
Communicatiewetenschappen, Universiteit van Amsterdam
Werkervaring:
1990 Nijgh Interpartners Reclame Adviesbureau, accountmanager
1991 – 1992 Pride Public Relations Adviesbureau, partner
1992 – 1996 REM Bureau voor Relatiemarketing, oprichter/manager
1997 – heden BrandBase Brand Activation Adviesbureau, oprichter. Klanten: ING, Postbank,
Orange, Heineken, Masterfood.
Panellid student mevrouw A. Daniel
Mevrouw Daniel is ingezet als student panellid. Zij is Master student Bedrijfskunde aan de Rotterdam
School of Management/Erasmus Universiteit. Momenteel is zij bezig met een afstudeerstage bij
Capgemini. Mevrouw Daniel heeft zelf een HEAO afgerond en is qua leeftijd representatief voor de
primaire doelgroep van de opleiding. Zij beschikt over studentgebonden deskundigheden met
betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen
Bedrijfskunde. Mevrouw Daniel heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs.
Opleiding:
1994 – 2000 Atheneum, Vallei College, Amersfoort
2000 – 2004 HEAO Logistiek & Economie, Hogeschool van Utrecht
2004 – 2006 Business Administration/ Bedrijfskunde, Rotterdam School of Management Erasmus
universiteit
2007 (1/1-1/6) Master courses, Helsinki School of Economics, Helsinki, Finland
2006 – heden Master Business Information Management, Rotterdam School of Management
Erasmus universiteit
Werkervaring:
2004 Project medewerker WE Netherland BV, Utrecht
2003 Medewerker Interstedelijk Studenten Overleg Kenniscentrum, Utrecht
2002 Medewerker afdeling Logistiek, IKEA, Utrecht
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 55/61
Stages:
2002 Onderzoek interne voorraad, afdeling Logistiek, IKEA, Utrecht
2003 – 2004 Onderzoek supply chain optimalisatie WE Netherland BV, Utrecht
2007 – heden Onderzoek impact Service Oriented Architecture op supply chain relaties, Capgemini,
Utrecht
Commissies:
2005 – 2006 International Business study Brazil, Studievereniging STAR Bedrijfskunde, Rotterdam
2005 – 2006 Human Resources, Studievereniging STAR Bedrijfskunde, Rotterdam
2004 – 2005 Race of the Classics team RSM Erasmus, Rotterdam, secretaris
2003 – 2004 Studentlid visitatiecommissie logistiek, HBO raad, Den Haag
2002 – 2004 Lid onderwijscommissie, Hogeschool van Utrecht
2003 – 2004 Introductiecommissie, cluster Business Administration, Hogeschool van Utrecht,
voorzitter
2002 – 2003 Bestuur Studievereniging, Hogeschool van Utrecht, voorzitter
De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts:
De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange
visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd’s Register. In 2000 volgde hij de postgraduate
course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’ aan het Centre for Higher
Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. De heer
Horrevorts beschikt over ervaring met afstandsonderwijs door zijn visitatie-ervaring bij
opleidingsinstituten die daarin gespecialiseerd zijn.
Opleiding:
De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam.
Werkervaring:
Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de
Filippijnen.
Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ‘ontwikkelingseducatie’ in een project van de stichting
Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS’en. Thema:
Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking.
Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger
(beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan
universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh.
Van 2000 – 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van
diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater,
Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep.
De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor en accountmanager bij de Netherlands Quality
Agency.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 56/61
Panellid NQA de heer J.R. Koopmans
Panellid de heer Koopmans heeft in 2008 de opleiding Facility Management aan de Hanzehogeschool
Groningen afgerond. Met zijn Bachelor Degree of Business Administration is hij begin 2008 als junior
auditor bij NQA begonnen. Hij is bekend met het proces van visitatie en accreditatie in het hoger
onderwijs en is ingewerkt in de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1992 – 1996 Mavo
1996 – 1998 Mbo Levenmiddelentechnologie (nu Mbo Voeding)
1998 – 2002 Mbo Informatie en Communicatie Technologie
2004 – 2008 Hbo Facility Management
Werkervaring:
2002 – 2004 Restaurant Lyf's, zelfstandig werkend kelner
2007 Novon Schoonmaak, Managementstage bedrijfsbureau (assistant to the manager)
2007 Alysis Zorggroep, Afstudeerstage facilitair bedrijf (advies m.b.t. klanttevredenheid)
2008 – heden NQA, junior auditor
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 57/61
Bijlage 3: Bezoekprogramma
Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers
09.00 – 11.00 uur Ontvangst
Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur Gesprek met opleidingsmanagement Opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 uur Gesprek met studenten representatieve groep studenten,
verspreid over opleidingen (in geval
van cluster), studiejaren, varianten,
vooropleiding
12.30 – 13.15 uur Lunchpauze
13.15 – 14.00 Gesprek met docenten representatieve groep docenten:
verspreid over opleidingen (in geval
van cluster), vakken, specifieke taken
(bijv. begeleiding / stagebegeleiding),
varianten etc.
14.00 – 14.45 uur Gesprek met werkveld en
afgestudeerden
- leden werkveldcie.
- Stagebegeleiders
- Werkgevers afgestudeerden
- Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
14.45 – 17.00 uur Rondleiding
Eventuele extra gesprekken
Materiaal bestuderen
Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur Tweede gesprek met
opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00
Afsluitend paneloverleg (Visitatiepanel)
Management team HBO Nederland, opleiding Bedrijfskunde:
De heer R. van der Hoorn, Algemeen directeur
De heer M. Di Giovanni, Directeur Interne Zaken
Mevrouw M. van Sijll, Operationeel Manager
Mevrouw C. Spiess, Onderwijsmanager
De heer R. van der Made, Onderwijsmanager
De heer R. Stapert, Adviseur Kwaliteitszorg
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 58/61
Docenten:
De heer J. de Bruijn
Mevrouw K. van Bree-van Asten
Mevrouw B. van Diggelen
De heer M. Sijtsma
De heer J. Prins
De heer H. van der Veen
De heer A.L.K. Blokland
De heer I.K. Mahadew
3e jaar studenten:
Mw. Anouk Peters (vooropleiding MBO niveau 4). Opleiding: Bedrijfskunde/Marketing
Management
Mw. Edward Rozendaal (MBO niveau 4: Commercieel medewerker Marketing en
Communicatie. Opleiding: Bedrijfskunde/Bedrijfskunde
Mw. Debbie van Haren (havo). Opleiding: Bedrijfskunde/Financieel Management
Mw. Leonie Rave (MBO niveau 4). Opleiding: Bedrijfskunde/Office Management
2e jaar studenten:
Dhr. Jamie van Dingen (havo). Opleiding: Bedrijfskunde/Marketing Management
Dhr. Andrea Sadakova (vwo). Opleiding: Bedrijfskunde/Marketing Management
Dhr. Maurice Janssen (MBO niveau 4). Opleiding: Bedrijfskunde/Bedrijfskunde
1e jaar studenten:
Mw. Lisa Lakke (havo). Opleiding: Bedrijfskunde/Marketing Management
Werkveld:
Naam: Wim Slager
Instelling: Rabobank
Functie in instelling: HR-Manager
Naam: Liesbeth Gadron
Instelling: Organisatie & Adviesbureau dertig32
Functie in instelling: Directeur
Aantal stagiaires begeleid: mentor, 40 stagiairs
Stagiair in 2007-2008: 40
Naam: Leo van Wetten
Instelling: Accountantskantoor
Functie in instelling: Directeur
Afgestudeerden:
Hylke Sibtsen
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 59/61
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Ter inzage gevraagde documenten (NQA protocol 2008, HBO-bacheloropleiding):
1. Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en
kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven
en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft.
2. Onderwijsbeleid en toetsbeleid.
3. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals:
• Readers/syllabi (selectie)
• Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers (compleet overzicht),
• (Stage- en afstudeer)handleidingen
• Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken (onderscheiden in verplicht en
aanbevolen)
• Projectopdrachten (selectie).
4. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen):
• Toetsen
• Opdrachten
• Portfolio’s en assessments
• Stageverslagen
• Projectverslagen.
5. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over
functioneren en professionaliseren, scholingsplan).
6. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem:
• Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers
• Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de
meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van
gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties,
studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en
verbeteractiviteiten.
7. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie,
werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) statuten/reglementen
en /notulen van de overlegorganen.
8. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten.
9. Afstudeerproducten (zie lijst van 25), inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend
op de reeds toegestuurde documenten. In het geval niet alle eindkwalificaties (facet
1.1) in de eindwerkstukken worden beoordeeld, wil het panel van enkele van de
studenten ook de producten inzien, waaruit blijkt dat de overige eindkwalificaties zijn
bereikt (facet 6.1). Dit kunnen bijvoorbeeld portfolio’s, stagewerk-stukken/-verslagen
of andere producten zijn. Deze informatie ligt tijdens de visitatie ter inzage.
10. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal.
11. Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 60/61
© NQA - visitatie HBO Nederland, hbo-bacheloropleiding Bedrijfskunde (vt) 61/61
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader van de Bachelor of Business Administration (BBA) is te
vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
Opleidingscompetenties:
Curriculum BK 2008-2009, augustus 2008