· web viewhet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen...

40
Gezinspedagogie k Deel 1: Wat is gezinspedagogiek? De studie van de gezinsopvoeding De gezinspedagogiek wordt doorgaans omschreven als de studie van en theorievorming over, de opvoeding binnen het gezin. Het primaire opvoedingsmilieu: Dat betekent dat één van de belangrijkste thema’s uit de gezinspedagogiek de identiteitsontwikkeling betreft. Tegelijk betekent dit dat de gezinspedagogiek ook de constructie van gezinnen als primair opvoedingsmilieu tot onderwerp heeft. Het private, burgerlijke kerngezin is historisch een gedecontextualiseerd ideaalbeeld dat sinds de negentiende eeuw ook nadrukkelijker in beleidsteksten wordt gepropageerd. Voor de studie van het gezin als constructie is het uiteraard ook van belang om de (gendered) constructies van moeders, vaders of het kind te analyseren. Verder houdt de analyse van de constructie van het gezin als primaire opvoedingsmilieu ook een kritische analyse in van hoe dit primaire opvoedingsmilieu geconstrueerd wordt in relatie tot andere opvoedingsmlieus. Cunningham (1995) stelde bijvoorbeeld vast dat er een merkwaardige continuïteit is in het discours over de gezinsopvoeding, namelijk dat deskundigen die de nadruk leggen op de ouderlijke verantwoordelijkheid, ook vaak diegenen zijn die ouders met een zeker wantrouwen, vanuit een deficit – houding – bestuderen. Gezin en gezinsopvoeding als maatschappelijk construct Het gezin of de gezinsopvoeding als constructie, zit immers vervat in historische, sociale, culturele en politieke contexten. Tevens de sociale constructie van het private en publieke domein onderwerp van onderzoek zijn. Historisch is het gezin steeds aangrijpingspunt geweest door interventies (mikpunt) en tegelijk werd het beschouwd als hoeksteen (steunpunt) van de samenleving. Sociaal politieke doelstellingen gingen dus hand in hand met economische.

Upload: vantu

Post on 16-Feb-2019

213 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

Gezinspedagogiek• Deel 1: Wat is gezinspedagogiek?• De studie van de gezinsopvoeding• De gezinspedagogiek wordt doorgaans omschreven als de studie van en

theorievorming over, de opvoeding binnen het gezin.• Het primaire opvoedingsmilieu:

• Dat betekent dat één van de belangrijkste thema’s uit de gezinspedagogiek de identiteitsontwikkeling betreft.

• Tegelijk betekent dit dat de gezinspedagogiek ook de constructie van gezinnen als primair opvoedingsmilieu tot onderwerp heeft.

• Het private, burgerlijke kerngezin is historisch een gedecontextualiseerd ideaalbeeld dat sinds de negentiende eeuw ook nadrukkelijker in beleidsteksten wordt gepropageerd.

• Voor de studie van het gezin als constructie is het uiteraard ook van belang om de (gendered) constructies van moeders, vaders of het kind te analyseren.

• Verder houdt de analyse van de constructie van het gezin als primaire opvoedingsmilieu ook een kritische analyse in van hoe dit primaire opvoedingsmilieu geconstrueerd wordt in relatie tot andere opvoedingsmlieus.

• Cunningham (1995) stelde bijvoorbeeld vast dat er een merkwaardige continuïteit is in het discours over de gezinsopvoeding, namelijk dat deskundigen die de nadruk leggen op de ouderlijke verantwoordelijkheid, ook vaak diegenen zijn die ouders met een zeker wantrouwen, vanuit een deficit – houding – bestuderen.

• Gezin en gezinsopvoeding als maatschappelijk construct

• Het gezin of de gezinsopvoeding als constructie, zit immers vervat in historische, sociale, culturele en politieke contexten.

• Tevens de sociale constructie van het private en publieke domein onderwerp van onderzoek zijn.

• Historisch is het gezin steeds aangrijpingspunt geweest door interventies (mikpunt) en tegelijk werd het beschouwd als hoeksteen (steunpunt) van de samenleving.

• Sociaal politieke doelstellingen gingen dus hand in hand met economische.• De wet op jeugdbescherming in 1912.

• Uit deze voorbeelden blijkt het belang van genealogisch onderzoek voor de gezinspedagogiek, ofwel van de historische (re)constructie van actuele vraagstellingen.

• Een reflexieve gezinspedagogiek• Een dergelijk uitgangspunt betekent dat wat de gezinspedagogiek is, een

wetenschappelijke aangelegenheid is, maar tegelijk ook een discours over gezinspedagogiek.

Page 2:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Onderzoek wordt in deze definiëring eerder gezien als een deel van die praktijk of praxis.

• Onderzoek is mede het gevolg van gangbare sociale probleemconstructies en geeft zelf ook mee vorm aan die probleemconstructies.

• Onderscheid tussen opvoedingsondersteuning enerzijds en opvoedingshulp anderzijds.

• Het draagt bij tot de constructie van de bijzondere jeugdzorg als corrigerend en het algemeen welzijnswerk als aanvullend, terwijl de basisvoorzieningen dan de plaats zijn waar samengewerkt wordt met normale ouders.

• Theoretische kaders• Een sociaal – pedagogische perspectief• ‘Leren’ in essentie gaat via socialisering.• Pedagogische problemen en vraagstellingen slechts specifieke gevallen van

algemeen menselijke problemen.• Paulo Freire (1970).• Centraal daarbij is Freire’s concept praxis, dat tegelijk actie en reflectie

inhoudt.• Die reflexieve pedagogiek stelt de sociale probleemconstructie centraal en erkent

dat problemen niet a – historisch bestaan.• Reggio Emilia ‘pedagogische documentatie is genoemd.• Belangrijk bij Freire is de stelling dat dergelijk ‘leren’ of ‘ontwikkelen’ steeds een

zaak hoort te zijn van de gemeenschap, eerder dan van individuele ontplooiing.• Met andere woorden, deze theoretische kaders laten toe de sociale

probleemconstructie mee als onderwerp van onderzoek te nemen.• Genealogie en ‘het politieke’• Genealogische onderzoek of ‘history of the present’ onderzoek bijzonder

belangrijk.• Het gaat om hermeneutische analyses waarbij de interne coherentie van

de organisatie van data en discours en hun externe coherentie met de sociale context en met andere concordante of discordante ‘verhalen’ wordt onderzocht.

• De manier waarop hedendaagse auteurs dit werk gebruiken voor pedagogische analyses vormen dus belangrijke referentiekaders.

• De gezinspedagogiek als veld• Gezien het belang van het kennis-macht paradigma van Foucault is het ook van

belang om de gezinspedagogiek zelf als onderwerp van studie te nemen.• Bourdieu: het belang aan van de wetenschap zelf als onderwerp van onderzoek te

beschouwen.• Belangrijker is wellicht nog Bourdieu’s concept van het ‘veld’, zich situeren en de

notie dat een veld slechts kan begrepen worden in relatie met de omliggende velden.

• De gezinspedagogiek geen objectief (a-historisch of a-politiek) afgebakend domein.

• Centrale begrippen in het onderzoek• Omgaan met diversiteit• Genealogisch onderzoek toont dat de gezinspedagogiek historisch vaak eerder

een wetenschap van het gemiddelde dan van de diversiteit is geweest.• Daar waar ze interesse toonde voor maatschappelijke diversiteit, is het

burgerlijke kerngezin doorgaans impliciet of expliciet de norm gebleven.• Het omgaan met diversiteit in de pedagogische relatie vraagt om de studie van

identiteitsdynamieken zowel als van gemeenschapsvormende dynamieken die de sociale verbondenheid vorm kunnen geven.

Page 3:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Kinderopvang• Kinderopvang vormt een belangrijk onderzoeksterrein voor de gezinspedagogiek.

Het is een instelling, een verzameling instituties, die zich net in dat overgangsgebied tussen gezin en samenleving situeren en waar het intieme co-existeert met het publieke (of het politieke).

• Het is dus voor vele jonge kinderen een van de belangrijkste milieus van socialisatie geworden.

• Kortom, de kinderopvang is een setting die toelaat onderzoek te doen over onder meer:

• De constructie van het private en het publieke domein en de relatie daartussen.

• De constructie van sociale identiteiten.• Het organiseren van het samenleven en respect voor diversiteit.• Gezinsbeleid.

• Opvoedingsondersteuning• Opvoedingsondersteuning kan opgevat worden vanuit de betekenisverlening van

de aanbieders, vanuit de betekenisverlening van de ouders of vanuit een perspectief van maatschappelijke dienstverlening.

• Hoe dan ook kunnen we opvoedingsondersteuning zien als een interventie.• Deze ontwikkelingen vragen om een toenemende aandacht, zeker ook van

onderzoekers.• Actuele thema’s• Naast kinderopvang en opvoedingsondersteuning als centrale thema’s,

bestudeert de gezinspedagogiek uiteraard ook vele andere thema’s die het opvoeden in gezinnen en/of de relatie tussen gezinnen en samenleving kenmerken.

• Kritische reflectie• Uit het voorgaande volgt dat de gezinspedagogiek een positionering inhoudt

tegenover gezinnen, tegenover de samenleving, tegenover de ethische discussies in de samenleving en tegenover het onderzoek zelf.

• Het is ook vandaag zo dat de gezinspedagogiek zich beweegt op het terrein van ethische discussies over adoptie, ouderschap en homoseksualiteit, echtscheiding, in vitro fertilisaties, het hulp en rechtdebat.

• Gezinspedagogiek kan immers niet anders dan ethisch – politiek stelling nemen en tegelijk die stellingname bevragen op basis van empirische gegevens. Centraal daarbij staan:

• De menselijke waardigheid.• De vrijheid van elk individu om vorm te geven aan zijn of haar leven.• De zorg voor gelijke kansen en contexten.

• Wat is een gezin?• Historische situering• Het burgerlijk kerngezin• Eind negentiende eeuw voelt de burgerij zich de schepper van de maatschappij.• De staat mag enkel ingrijpen wanneer individuele vrijheden in gevaar zijn.

• De burgerij is net als de arbeidersklasse een stedelijk fenomeen en in het kielzog van de industrialisatie en de vrije marktideologie ontstaan de filantropie.

• Die wil zich het lot aantrekken van de nieuwe armen.

Page 4:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• De bedreiging die van de arbeidersklasse uitgaat is vooral gericht op het instituut van het gezin.

• De pater familias is het onbetwiste hoofd van het gezin.• Vrouwelijke plicht om te zorgen voor het nageslacht.• Op die manier is het patriarchale kerngezin de norm geworden.

• Daarbij gaat een bijzondere aandacht uit naar l’éducation des enfants du pauvre.• Vanuit twee verschillende hoeken zoekt men naar manieren om de vermeende

negatieve effecten van de industrialisatie te verzachten: vanuit verlichte, liberale burgers en vanuit de christelijke caritas.

• Door de focus op moeder – en kinderzorg kunnen burgervrouwen hun rechten van actieve burgers uitoefenen zonder afbreuk te doen aan het gezinsmodel dat ze helpen verspreiden.

• Voor de betrokken burgervrouwen droeg de liefdadigheid bij tot de gemoedsrust tegenover God en tot de status van de burger.

• De filantropische en de caritatieve initiatieven zijn een manier om het zwaarste leed van de vrije markt te verzachten, zonder afbreuk te doen aan het liberale principe dat de staat niet mag interveniëren.

• Ook de wetenschap draagt bij tot de constructie van het burgerlijke kerngezin, in de context van de liberale welvaartstaat.

• In het verlengde van de evolutieleer komt de eugenetica op en neemt de zorg toe om de gezondheid van het eigen ras.

• Het aan banden leggen van kinderarbeid en het invoeren van de schoolplicht, leidt er bovendien toe dat kinderen eerder een kostenpost zijn dan een bron van inkomen.

• Zij worden dan ook hoe langer hoe meer gezien als grondstof waarin men moet investeren.

• Entzauberung• Dit is het streven van de moderne mens om zijn omgeving niet langer als

‘betoverd’ te ondergaan, maar haar op rationele gronden te begrijpen.• Op dezelfde manier ontstaat de wetenschap over kinderen. Die

wetenschap zal kinderen doorgronden en kan de opvoeding een wetenschappelijke, rationele basis geven, in dienst van de vooruitgang.

• De wetenschap brengt kinderen vervolgens in toenemende mate statistisch in kaart en classificeert ze.

• In die zin is de statistiek een krachtige instrument.• Aan het begin van de twintigste eeuw is het opvallend dat bijna elk officieel

discours in de Belgische kinderzorg is onderbouwd met statistisch onderzoek.• Ook de medische wetenschap maakt forse vooruitgang.

• De nadruk op hygiëne valt niet toevallig samen met een periode waarin het lichaam een grotere handels- en nuttigheidswaarde krijgt in de industrie.

• De populariteit van de preventieve geneeskunde kunnen we begrijpen in het licht van de verstedelijking.

• Samen met statistiek luidt deze wetenschappelijke ontwikkeling de professionalisering in van het moederschap via een nieuwe wetenschap: de puériculture of kinderverzorging.

• De kinderverzorging, als combinatie van geneeskunde, opvoedkunde en moraal, is een sterk instrument voor het domesticeren van de arbeidsklasse.

• Samengevat kunnen we zeggen dat het burgerlijke kerngezin gekenmerkt wordt door:

• Een context van liberale welvaartsstaat.• Een constructie van kinderen als fragiel, te beschermen kapitaal.• Een constructie van het moederschap als verantwoordelijk tegenover kind

en samenleving.• Een constructie van het vaderschap als almachtig.• Een bevelhuishouding.• Een constructie van de menswetenschap als normatief, voorschrijvend wat

goed is voor kinderen.

Page 5:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Machtsrelaties gekenmerkt door dominantie.

• Het onderhandelingsgezin• De toegenomen welvaart gaat vanaf de jaren zestig samen met een groter morele

vrijheid.• Vaders, moeders en kinderen streven hoe langer hoe meer naar hun individuele

geluk.• De jaren zestig brengen een privatisering en individualisering van het

gezin met zich mee.• Door de populaire psychologie worden ouders geacht hun kind te helpen in haar

ontwikkeling.• Het gezin wordt maakbaar, wat een grotere vrijheid betekent, maar meteen ook

een levenshoge verantwoordelijkheid.• Het einde van de jaren zestig wordt gezien als het begin van een periode van

opvallende gezinsveranderingen. • De breuklijn tussen de bezorgden en zij die deze evolutie toejuichen als een

verovering van rechten, loopt onder meer langs de katholiek – vrijzinnige breuklijn.

• De sociale wetenschappen (en in grote mate de psychologie) versterken echter het primaat van het gezin als opvoedingsmilieu.

• Dit wordt ook wettelijk verankerd in de jeugdbeschermingswet van 1965.• Toch blijft men het verband leggen tussen het primaat van het gezin als

opvoedingsmilieu, de twijfel aan de competenties van de ouders en dus de nood aan overheidsingrijpen, onder meer door agogische vorming.

• Een ander gevolg van de zich wijzigende gezinsstructuren is dat er aandacht komt voor de rol van de vader.

• Problemen op te sommen die ontstaan wanneer de vader ontbreekt.• De overgang van bevelshuishouding naar onderhandelende huishouding zet zich

echter steeds verder.• Steeds meer worden individuen verondersteld zelf hun leven vorm te geven.

• De enige keuze die niet mogelijk is, is niet kiezen.• Een gevolg van deze individualisering is dat individuen ook aangesproken kunnen

worden op hun keuzes en dus voor erg zware verantwoordelijkheden staan.• Het onderhandelingsgezin:

• Een context van sociale welvaartsstaat.• Onderhandelde rollen tussen partners.• Onderhandelde rollen met kinderen.• Individualisering en privatisering.• Een constructie van het kind als autonoom subject.• De verantwoordelijkheid.• Een constructie van de menswetenschap als vraaggestuurd en

participatief.• Machtsrelaties gekenmerkt door wederzijdse afhankelijkheid en sturing

door zelfsturing.

• Agency en het onderhandelingsgezin• Kinderen als sociale actoren en kinderparticipatie zijn sleutelbegrippen in het

huidige discours en betekenen voor de pedagogiek een belangrijke paradigmaverschuiving, geïnspireerd op de kinderrechtenbeweging en de sociology of childhood.

• In de laatste decennia spitsen vele academici zich toe op de ‘agency’ van kinderen. Ze pleiten ervoor om kinderen te beschouwen als competente sociale actoren.

• Paradigmaverschuiving:

Page 6:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Waarbij zichtbaarheid wordt gegeven aan een bevolkingsgroep die, louter op basis van leeftijd, eeuwenlang de mond werd gesnoerd.

• Volgens hem kunnen we voor het thema childhood as agent twee grote theoretische benaderingen onderscheiden.

• Enerzijds zijn er zij die agency beschouwen als een positioneren van kinderen binnen hun eigen contexten.

• Anderzijds zijn er diegenen die kinderen plaatsen binnen de ruimere (macro) sociale structuur en meer interesse hebben voor de systematische ontkenning van agency.

• Het dichotome denken over machtsrelaties tussen kinderen en volwassenen maskeert echter vormen van exclusie onder kinderen en volwassenen.

• De vuilnisbak van de geschiedenis• James et al gebruiken de term presociological child om te verwijzen naar een

ruime categorie die de vuilnisbak van de geschiedenis uitmaakt.• De term omvat verschillende constructies van de kindertijd uit de vorige

eeuwen, waarbij kinderen als sociale groep het zwijgen werden opgelegd.• De constructie van de fragile child (kwetsbare kind of het risicokind) was nauw

verweven met de constructie van de responsible mother.• Dit hield een tweedelige verantwoordelijkheid in: tegenover het kind en

tegenover de samenleving.• Eerst wordt een sociaal fenomeen (kindersterfte) als een sociaal probleem

voorgesteld, binnen de economische context van industrialisatie, die meer waard toekent aan de lichamelijke gezondheid.

• Vervolgens wordt het sociale probleem getransformeerd tot een opvoedkundig probleem en geïndividualiseerd.

• Verdere ontwikkelingen in de kwantitatieve psychologie versterkten niet alleen de constructie van het kwetsbare risicokind en de verantwoordelijke moeder, maar kneedden dit kwetsbare kind tot een voorspelbaar en publiek kind.

• We moeten bijzonder voorzichtig zijn wanneer we kinderen en ouders vanuit het perspectief van machtsrelaties op het macroniveau tegenover elkaar plaatsen.

• Laatmoderniteit en het autonome kind• Door globalisering komen nationale staten en maatschappijen open te staan voor

ingrijpende invloeden van buiten hun grenzen.• Als gevolg van dit controleverlies hebben economische aspecten de neiging alle

andere beleidsaspecten te domeinen, ook de sociale agenda.• Na de ramp van Chernobyl kregen ecologische thema’s een vooraanstaande

plaats in het publieke en politieke debat.• Dit vormde de basis voor een politiek van privatisering en inkrimping van de

openbare diensten voor jonge kinderen.• Voor Vlaanderen (België) ging globalisering gepaard met een verreikende

privatisering van de kinderopvangdiensten en met belangrijke veranderingen in het kwaliteitsdiscours.

• Samen met Cunningham wezen vele auteurs op de verschuiving naar onderhandeling als de dominante cultuur binnen het gezin.

• Dit verandert ook de relaties tussen volwassenen en kinderen.• In dit tijdsgewricht probeerden verschillende pedagogen het traditionele beeld

van het zwakke kind door een nieuw beeld te vervangen.• Die constructie is onlosmakelijk verbonden met de nieuw opduikende constructies

van het ouderschap en met de specifieke economische, sociaal - culturele en politieke context.

• Zo is er de continuïteit in de manier waarop kinderen en ouders gedecontextualiseerd worden en machtsrelaties in de opvoeding doorwerken.

Page 7:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Het autonome kind en de ondernemende ouder• De relatie tussen de staat en het individu evolueert naar een partnerschap

gebaseerd op reciprociteit, in de zin van geen rechten zonder plichten.• Sociale diensten zijn in die context niet langer gewone rechten.

• Ze houden een persoonlijke verantwoordelijkheid in vanwege het individu.• Het individu wordt verondersteld levenslang leren.

• Suggereert dat dit een toenemende vrijheid inhoudt.• De keerzijde is de verplichting zich te informeren over verschillende

mogelijkheden.• In die zin creëert het discours over de autonomie van volwassenen en kinderen

een verantwoordelijke burger, met een individuele verantwoordelijkheid voor het verloop van zijn of haar levenslang leren, zijn of haar eigen werkgelegenheid en sociale integratie.

• Foucault (1993) stelde: mensen besturen betekent niet mensen dwingen te doen wat de bestuurden wil dat ze doen. Het is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door het zelf.

• Onderhandeling als de pedagogische norm• In feite controleert heel wat onderzoek op vraag van de overheid nauwkeurig het

onderhandelingsproces in gezinnen.• De conclusie was dat onderhandeling over het algemeen als de pedagogische

norm wordt aanvaard.

• So what?• Onderhandeling is voor de experts wenselijk en dit is het geval, ongeacht de

sociale, culturele, economische en andere context van het gezin.• Tonen aan dat dominante ideeën over onderhandeling als de opvoedkundige

norm culturele constructies zijn.• Het is discours dat in opvoedkundige middenklasse kringen wordt aangeleerd en

dat voor sommige kinderen vertrouwder en aantrekkelijker is dan voor andere.• Thomas Gordon: de sleutel die redding brengt – volgens het boek – is onze wil om

van onze fouten te leren.• Onderhandeling met respect voor elkaars belangen wordt beschouwd als een

voorbereiding op het volwassen leven in de moderne democratie.• Discussie• Sharon Stephens (1995) stede dat de constructie van het participerende kind

ingebed leekt te zijn in complexe economische en culturele veranderingen in laatmoderne maatschappijen.

• Het lijkt nuttig te zijn om de constructies van de kindertijd niet te bestuderen zonder ook hun spiegelbeeld te bekijken: constructies van het ouderschap.

• Inderdaad, onderhandeling tussen volwassenen en kinderen is helemaal niet problematisch als praktijk, maar als een gecontextualiseerde norm kan het weer een andere civilisatie worden.

• Daarnaast is het duidelijk dat rekening houden met de agency van kinderen ons niet automatisch in staat stelt om te ontsnappen aan het socialisatieparadigma noemt.

• Niettemin kunnen we concluderen dat die nieuwe constructies van de kindertijd en het ouderschap, maar ook de constructie van opvoeding raakvlakken hebben met betrekking tot bepaalde voorwaarden en veronderstellingen en in een bepaalde sociaal – politieke context worden geconstrueerd.

• Die reflexiviteit lijkt van cruciaal belang te zijn, aangezien het belang van het kind te belangrijk is om te worden gedomineerd door veronderstellingen die als vanzelfsprekend worden beschouwd.

Page 8:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Continuïteit in verandering: normalisering en decontextualisering

• Ondanks de fundamentele veranderingen in de visie op gezinnen, kunnen we aspecten onderscheiden die opvallend constant gebleven zijn.

• De constructie van de moeder en het kerngezin als unieke opvoedingsverantwoordelijken, die in de geschiedenis steeds meer verantwoordelijkheden kregen.

• Maar – onafhankelijk van de realiteit – is de opvoedingsverantwoordelijkheid van ouders (en vooral moeders) wel altijd de norm gebleven.

• Een tweede constante is dat de ideale opvoeding steeds gedecontextualiseerd is.• Een derde constante is dat de gezinspedagogiek zich steeds meer heeft bezig

gehouden met de vraag wat een gezin is (en dus met gezinsvormen) en minder met het feitelijk pedagogisch handelen in het gezin of met de concrete betekenisverlening van de gezinsleden.

• Naar een definiëring• Enkele voorbeelden van definities• De min of meer duurzame samenlevingsgemeenschap van een man en een vrouw

met het uit hun verbintenis voortkomend geslacht.• Primaire leefvormen, zijnde universeel voorkomende samenlevingsverbanden,

waarin meerdere personen min of meer duurzame relaties onderhouden, en die noodzakelijke functie vervullen voor de ontwikkeling van het individu en de samenleving.

• Insluiting en uitsluiting• Een definitie zal vanzelfsprekend een deel van de sociale werkelijkheid insluiten

en een ander deel uitsluiten, anders is het geen definitie.

• Naar een post-structurele definitie?• Een gezin is elke leefgemeenschap die als dusdanig word erkend en/of als

dusdanig wordt ervaren.• Dat betekent dat de vraag verschuift van ‘wat is een gezin’ naar ‘wie zegt dat en

waarom?’• Het gevolg hiervan is dat gezinnen beschouwd worden als een constructie, die

begrepen dient te worden in een specifieke historische, culturele, sociale, politieke, economische, demografische, … context.

• Michel Foucault: macht of disciplinaire orde dienen niet begrepen te worden als het bezin van de overheid, de administratie of de wetenschap.:

• “Le pouvoir ne soit pas conçu comme une propriété, mais comme une stratégie.”

• Het is precies dit toelaat te begrijpen hoe wetenschap of beleid ingrijpen op het opvoeden in de betekenis dat zij aanleiding geven tot een dominant discours, tot een publieke opinie, die uiteindelijk het handelen structureert.

• Bourdieu (1984) : voor hem vervult de overeenkomst tussen sociale en mentale structuren immers ook politieke functies.

• Machtsverhoudingen of disciplinaire orde gaan immers vooral over ideeën, dominante vertogen of de hermeneutiek van zelftechnieken.

• Degenen die overheerst worden, zijn altijd, in elk denkbaar sociaal universum, in staat een bepaalde macht uit te oefenen: het deel uitmaken van een veld impliceert per definitie het onvermogen in dat veld effecten te produceren.

• Engagement• Alle voorgaande definiëring leggen de nadruk op de gezinssamenstelling of

organisatievorm.

Page 9:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Een ander mogelijk perspectief is om gezinnen te definiëren in termen van het engagement kan materiaal, financieel, emotioneel, affectief of eerder instrumenteel zijn.

• Op het micro – niveau van de individuen zelf, laat het bijvoorbeeld makkelijker toe om de maatschappelijke realiteit van nieuw samengestelde gezinnen pedagogisch te vatten.

• Ook op het macroniveau: het gezinsbeleid in Vlaanderen is gebaseerd op het gezin als hoeksteen van de samenleving en het gezin wordt daarbij als samenlevingsvorm gedefinieerd.

• Het gezin als systeem• De laatste decennia is er evenwel meer aandacht voor het feitelijk handelen

gekomen en voor het gezin als systeem.• Dat betekent dat het gezin gezien wordt als een complex systeem van

verschillende elementen (de gezinsleden) die onderling wederkerige interacties hebben (kinderen beïnvloeden ouders even zeer dan ouders hun kinderen beïnvloeden) en die relaties en interacties beïnvloeden elkaar ook nog eens.

• De grenzen tussen een gezin en de buitenwereld kunnen meer of minder open zijn. Daarom spreekt men van open versus gesloten gezinnen.

• Typisch aan een systeem is dat het geheel meer is dan de som van de delen.

• Gezinnen in cijfers• Demografische context• Vergrijzing en ontgroening• In de loop van de twintigste eeuw is de Vlaamse bevolking sterk verouderd.• Dat komt deels doordat mensen steeds ouder worden, deels door de denataliteit.• In Vlaanderen steeg de nataliteit sinds 2003 lichtjes.• Voor de komende jaren verwacht men dat het geboortecijfer in Vlaanderen verder

stijgt om pas vanaf 2014 weer licht te dalen.• De kinderbevolking wordt ook steeds meer divers. Bij niet Belgische vrouwen ligt

de vruchtbaarheid immer hoger dan bij Belgische vrouwen.• De combinatie van ontgroening en vergrijzing stelt een sociaal – economisch

probleem.

• Diversiteit in gezinnen• Het aantal huwelijken is in vergelijking met enkel decennia geleden sterk gedaald

en het aantal echtscheidingen toegenomen.• Het aantal kinderen dat in een eenoudergezin leeft.• Ruim 15% van de kinderen onder de twaalf jaar heeft geen broers of zussen

(onder de 18 jaar). Bijna de helft heeft één broer of zus. Nog eens een kwart heeft twee broers of zussen.

• Kinderen hebben steeds oudere ouders, vooral vaders.• Ruim 10% van de kinderen leeft in een gezin met een verhoogd armoederisico.

• Gezin en arbeid• Genderkloof• Traditioneel was er een genderkloof in het onderwijs.

• Vrouwen waren vroeger lager geschoold dan mannen.

Page 10:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Vandaag zijn de onderwijsniveaus van mannen en vrouwen ongeveer gelijk geworden.

• Toch blijven er duidelijke sekseverschillen in studiekeuze bestaan.• De genderkloof bestaat ook in de activiteitsgraad, al wordt ze met de jaren

kleiner.• Deze genderkloof wordt vooral zichtbaar vanaf het ogenblik dat mannen en

vrouwen aan gezinsvorming beginnen.• Om een juister beeld te krijgen moeten we echter kijken naar het aandeel

van het deeltijds werk.• Deze gendergap is beïnvloed door het hebben van kinderen.

• Er bestaat een genderkloof in de beroepen en sectoren waar men werkt (horizontale genderkloof) en in de plaats in de hiërarchie die men inneemt (verticale genderkloof).

• Samen vormen de horizontale en de verticale genderkloof een verklaring voor de gender wage gap, de genderkloof in de lonen: mannen verdienen nog steeds gemiddeld meer dan vrouwen.

• Paradoxaal genoeg stellen we ook vast dat in landen met een kleinere kloof op de arbeidsmarkt, er tegelijk een grotere gender wage gap optreedt.

• Gezinsbeleid• Alle Westerse landen voeren een beleid om de combinatie van gezin en arbeid te

faciliteren, om economische redenen, zowel als om redenen van gelijke kansen tussen mannen en vrouwen.

• Met collectieve voorzieningen bedoelen we voornamelijk kinderopvang.• Met individuele voorzieningen bedoelt men een waaier aan maatregelen als

kinderbijslag, zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof, borstvoedingsverlof, tijdskrediet, en dergelijke.

• In alle landen gaat het zwangerschapsverlof samen met een gegarandeerd recht om terug te keren naar dezelfde (of een gelijkwaardige) job.

• Sommige landen kennen daarbovenop nog een betaald ouderschapverlof, variërend van 3 maand.

• Globaal genomen kunnen we de Europese landen in drie groepen indelen:• Landen met erg vergaande maatregelen op het gebied van de combinatie

van arbeid en gezin.• Landen met matige maatregelen.• Landen met weinig mogelijkheden voor de combinatie gezin en arbeid.

• Onderzoekers stellen vast dat sommige maatregelen om gezin en arbeid te verzoenen een paradoxaal effect kunnen hebben.

• Ook vandaag stelt men paradoxaal vast dat maatregelen van ouderschapsverlof of tijdskrediet haast uitsluitend door vrouwen opgenomen worden.

• Collectieve maatregelen hebben uiteraard niet dergelijke paradoxale effecten.• Naast deze collectieve en individuele voorzieningen, hebben ook fiscale

voorzieningen een belangrijke invloed op de genderkloof en de combinatie gezin – arbeid.

• Tijdsbesteding• Theoretische achtergrond• Toch blijft er een sterk ongelijke verdeling tussen de geslachten bestaan.• In onderzoek naar de tijdsverdeling onderscheidt men:

• Arbeidstijd.• Oudertijd.• Huishoudelijke tijd.• Persoonlijke tijd.• Verzorging.

Page 11:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• De gezinseconomie beschouwt het gezin als een economische, rationale eenheid, dat zijn efficiëntie tracht te maximaliseren binnen de gegeven tijd en het gegeven budget.

• Indien de arbeidstijd moet gereduceerd worden zal men doorgaans de tijd reduceren van diegene met het laagste inkomen (in casu de vrouw).

• Kritieken op dit model gaan over het feit dat het onvoldoende rekening houdt met externe factoren (zoals sociale rollen).

• De sociale ruiltheorieën gaan er tevens van uit dat de menselijke interacties erop gericht zijn een maximale opbrengst te genereren voor een minimale kost.

• De nadruk ligt echter op de idee dat wie de hoogste waarde heeft die kan inruilen voor huishoudelijke taken.

• Huishoudelijke taken door zowel de man als de vrouw als ongewenst beschouwd worden en dus moeten uitgevoerd worden door diegene die het minste ‘waarde’ bezit.

• De gendertheorieën situeren zich binnen het sociaal interactionisme en leggen de nadruk op de verschillende socialisering van mannen en vrouwen.

• Deze verschillende verklarende modellen worden samengebald dor de Franse socioloog Pierre Bourdieu. Voor hem zijn handelingen het resultaat van de samenhang tussen habitus en kapitaal.

• Het kapitaal slaat op alles wat in een zekere situatie een zekere waarde heeft.

• Vaststellingen• In alle Europese landen is er een sterk ongelijke verdeling van betaalde en

onbetaalde arbeid volgens het geslacht.• Blijkt dat vrouwen het meest werken.

• Gehuwde vrouwen besteden meer tijd aan huishoudelijke taken dan alleenstaande en samenwonende vrouwen.

• De gevolgen hiervan zijn dat vrouwen minderen inkomen genereren en dus vaak een economische afhankelijkheid van hun echtgenoot behouden.

• Vergelijkend onderzoek over meerdere jaren toont steevast dat de genderverschillen afnemen, maar ook dat dit bijzonder traag gaat.

• Opvoedingsondersteuning• Enkele definities• Opvoedingsondersteuning en gezinsondersteuning is de verzamelnaam voor een

aantal preventieve activiteiten en interventies die tot doel hebben de opvoedingscompetentie van ouders te vergroten en het gezinsfunctioneren te verbeteren.

• Onder opvoedingsondersteuning begrijpen we al de activiteiten die tot doel hebben de opvoedingssituatie van kinderen te verbeteren, met andere woorden, opvoeders helpen opvoeden.

• De Munter (2004):• Opvoedingsondersteuning: staat open voor alle ouders met vragen bij

dagelijks opvoeden en wordt in algemene voorzieningen aangeboden.• Opvoedingshulp: richt zich tot ouders met vragen die een intensieve,

specifieke aanpak vergen en wordt in gespecialiseerde voorzieningen aangeboden.

• Deze indeling is aanbodgericht, ze gaat uit van verschillende organisatievormen (en subsidiebronnen) van het aanbod.

• Voorlichting of informatieverstrekking

Page 12:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Het gaat om informatie over de ontwikkeling, risicofactoren over wiegendood, opvoedingsgedrag en dergelijke.

• Instrumentele steun• Het gaat om praktische pedagogische hulp, diensten zoals babysit of

kinderopvang, materiaal.• Emotionele steun en/of beoordelingssteun

• Dit verwijst naar het bieden van respect, erkenning, waarderen in individuele situaties of in groep.

• Geven van advies• Het gaat om advies over de opvoedingsaanpak, meestal tijdens

individuele, hulpverlenende gesprekken of tijdens groepsbijeenkomsten.• Training van vaardigheden

• De bedoeling is aangepast opvoedingsgedrag aan te leren en oudercursussen.

• Uitbouwen van sociale contacten en stimuleren van zelfhulp.• Signalering aan beleidsinstanties

• Het gaat om het signaleren van leemten in het aanbod inzake opvoeding en opvoedingsondersteuning, maar kan evengoed andere contextfactoren aangaan (zoals huisvesting).

• Maar:• Uit onderzoek leren we dat de meest universele vorm van

opvoedingsondersteuning de informele sociale steun is: het gaat om de emotionele, materiële en informatieve steun van de partner, de eigen ouders, vrienden, kennissen, collega’s en dergelijke.

• Tabel: geeft weer hoe veel tijd ouders (vooral moeders) gemiddeld alleen met hun kind doorbrengen.

• In parallel hiermee stellen we vast dat het aantal contacten dat ouders hebben met andere ouders en met wie ze over hun kinderen praten, ongelijk verdeeld is.

• Ook de steun die ouders ervaren uit hun sociale omgeving is erg wisselend.• Enkele mogelijke lezingen:• Alle auteurs zijn het er over eens dat de opvoeding een transactioneel proces is

dat zich situeert in een netwerk van interagerende factoren waartoe minstens behoren: factoren eigen aan het kind, factoren eigen aan de opvoeder en contextfactoren.

• Het gevolg is dat beleidspraktijken, zowel als sociale werkpraktijken zich expliciet of impliciet, bewust of onbewust positioneren in deze discussie.

• Beleidspraktijken en sociale werkpraktijken kunnen we:• Catalogeren als al dan niet behorend tot het domein van de

opvoedingsondersteuning in functie van de gehanteerde definitie.• Indelen volgens welke functies ze vervullen en op welke ze meer of minder

nadruk leggen.• Analyseren op het vlak van hun positionering op de beschreven

spanningsvelden.• Opvallend is daarnaast dat de meeste definities opvoedingsondersteuning

definiëren vanuit de intenties van de aanbieders, eerder dan vanuit de betekenisverlening van de ouders.

• Een poging tot definitie die het debat openhoudt• Alle activiteiten die opvoeders ervaren als ondersteunend bij de opvoeding.

• Het nadeel van deze omschrijving is echter dat ze steeds onderweg is dus geen afbakening toelaat.

• Het nadeel van deze definitie is dat ze zicht niet expliciet uitspreek over de relatie tussen gezin en samenleving.

Page 13:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Dat betekent dat een definitie van opvoedingsondersteuning steeds gebaseerd moet zijn op de erkenning van de opvoeding als gedeelde verantwoordelijkheid tussen samenleving en individu.

• Deze definitie gaat uit van een structurele dimensie, van rechten van ouders en kinderen en dus van maatschappelijke verantwoordelijkheid.

• Een ander cruciaal gevolg van deze definiëring is immers dat de pedagogische analyse van opvoedingsondersteuning steeds ook een maatschappelijke analyse inhoudt, omdat de opvoedingsondersteuning zich nu eenmaal net op dat kruispunt bevindt.

• Een hercontextualisering van het pedagogische debat.• Prof. Jo Hermanns situeert de gezinsopvoeding in een historische context.• Daar tegenover beschrijft Hermanns de opvoeding als een transactioneel proces

en aan de hand van een uitgebreide literatuurstudie pleit hij voor het erkennen van de rol die de sociale context speelt in de opvoeding.

• Opvoeding als gedeelde verantwoordelijkheid.• Steun:

• Emotionele steun.• Sociaal partnerschap.• Steun bij informatieverwerking.• Instrumentele steun.

• Bakker en Bakker: O&O en het Balansmodel• Het balansmodel dat ontwikkeld is door Bakker & Bakker inspireert sinds vele

jaren heel wat actoren p het terrein.• Zij situeren opvoedingsondersteuning in een bredere context door het te

relateren aan ontwikkelingsstimulering en het beïnvloeden van omgevingsfactoren.

• Het meest bekend is het balansmodel: de draaglast en de draagkracht van een gezin horen in evenwicht te zijn.

• Positive parenting program• Het positive parenting program (of kortweg Triple P) is ontwikkeld door Matthew

R. Sanders in Australië.• Het gaat uit van een grote prevalentie van opvoedingsproblemen die tot uiting

komen in de adolescentie.

Page 14:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Daarom stelt hij een alomvattend programma van preventie voor: een population based approach, a comprehensive multi-level approach.

• Triple P beroept zich erop evidence – based te zijn.• Een mogelijke kritiek op Triple P is dat het vertrekt van een deficit – denken over

ouders.• De onderliggende constructie van ideaal ouderschap is self – regulation.• De nadruk op self – sufficiency houdt ook het risico in van decontextualisering en

individualisering (van sociale problemen).• Een andere vorm van kritiek is dat de gelaagde opbouw steeds ook een

boodschap inhoudt naar diegenen die niet participeren.• Een ander gevolg is dat de gelaagde opbouw impliciet tot de labeling van

bepaalde groepen leidt.• Tot slot is er ook kritiek op de kostprijs van het (commerciële) programma en

vooral op het gesloten karakter ervan, dat samen gaat met het commerciële aspect.

• Evidence –based practice• Een van de belangrijkste tendensen in de opvoedingsondersteuning vandaag,

zowel nationaal als internationaal is de tendens tot evidence – based practice. • Kort gezegd, komt het er op neer dat het beleid en de praktijk best

aangestuurd worden door de wetenschap en het onderzoek.• Dat lijkt om meerdere redenen een geode zaak.

• Een eerste voor de hand liggende reden is dat de middelen schaars zijn. Het beleid dient de schaarse middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten.

• Een tweede – even evidente – reden is dat ouders recht hebben op de best mogelijke dienstverlening, op ondersteuning van de best mogelijke kwaliteit.

• Kortom, de tendens tot evidence based werken is legitiem en we zien dan ook dat er vanuit het beleid steeds nadrukkelijker gevraagd wordt aan de aanbieders van opvoedingsondersteuning dat ze hun manier van werken wetenschappelijk onderbouwen.

• Evidence – based geneeskunde• De term komt oorspronkelijk uit de geneeskunde.• Sackett is steeds blijven hameren op het feit dat evidence –based werken niet kan

gereduceerd worden tot de loutere toepassing van onderzoeksgegevens, maar dat die steeds een persoonlijke afweging vragen doro arts en patient.

• Evidence – based psychologie• Vanuit de geneeskunde is in de late jaren ’90 en vooral na d eeuwwisseling de

tendens tot evidence – based werken ook overgewaaid naar de psychologie en dan vooral naar de therapeutische sectoren.

• Een verenging van wat als wetenschappelijke evidence beschouwd wordt en een geloof in eenduidige wetenschappelijke antwoorden op problemen.

• Het gevolg daarvan is geweest dat er een grote nadruk kwam te liggen op één bepaalde vorm van evidence, namelijk de randomized controlled trials (RCT): wetenschappelijk onderzoek waarbij twee vergelijkbare groepen worden gevormd: de ene krijgt de experimentele behandeling en de andere krijgt ofwel niets ofwel cara as usual.

• Ze erkent dat de focus op efficiëntie van methodes ook contraproductieve effecten gehad heeft, zoals de nadruk op korte therapieën en een tekort aan aandacht voor factoren die variantie in resultaten verklaren, evenals te weinig aandacht voor variatie in context, persoonlijkheid, origine en cultuur van de patiënten.

Page 15:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Evidence – based practice in psychology is the integration of the best available research with clinical expertise in the conext of patient characteristics, culture, and preferences.

• Verder stelt de APA uitdrukkelijk dat we bijzonder voorzichtig moeten zijn met het generaliseren

• Evidence – based opvoedingsondersteuning• De tendens tot evidence – based werken is vanuit de psychologie ook

overgewaaid naar het sociaal werk in het algemeen en de opvoedingsondersteuning in het bijzonder.

• Vooral gevaren verbonden met de manier waarop die principes in de praktijk begrepen en vertaald worden.

• Een eerste gevaar heeft te maken met de verenging van wat als evidence beschouwd wordt.

• Een interventie is bewezen effectief als uit voldoende onderzoek met sterke of zeer sterke bewijskracht blijkt dat bepaalde doelen en in de praktijk beter mee worden bereikt dan met andere interventies of met niets doen.

• Er zijn echter gevaren verbonden aan het idealiseren van RCT als hoogste vorm van evidentie.

• Ten eerste vereist zo’n onderzoeksopzet dat de interventie die men wil onderzoeken steeds dezelfde is.

• Dat betekent dat RCT steeds inhoudt dat de methodiekz o veel mogelijk gestandardiseerd en geprotocolleerd wordt.

• Een ander nadeel van deze onderzoeksmethode is dat de experiementele en de controlegroep zo veel mogelijk op elkaar moeten lijken, om tot een juiste vergelijking te kunnen komen zonder storende factoren.

• Een derde probleem is dat RCT vereist dat er een controlegroep is. Soms is dat ethisch moeilijk te verdedigen.

• Deze resultaten tonen dat opvoedingsondersteuning eencomplexe dynamiek teweegbrengt die voortdurende aandacht vraagt voro het gezinssysteem met specifiek omgangsvormen en betekenissen en vooral met aandacht voor de wederkerigheid.

• Al deze nadelen en bedenkingen maken uiteraard niet dat RCT een te verwerpen methodiek zou zijn

• Maar ze maken wel dat er weinig argumenten zijn om deze vorm van evidence boven anderen, meer kwalitieve vormen van evidence te plaatsen.

• Om te kunnen aantonen dat iets werkt, moet vooraf duidelijk zijn wat men bedoelt met werken. Dus moeten er criteria zijn voor wat we wel of niet als succesvol beschouwen.

• Er moet immers een klacht zijn, zodat je kan meten in welke mate de klacht afneemt. Dat betekent dat opvoedingsondersteuning gereduceerd wordt tot probleemoplossing.

• Zij bedoelen daarmee dat evidence – based wekren als subsidiëringsvoorwaarde (en dus de dreiging om subsidies te verliezen bij onvoldoende evidence) zal leiden tot kwaliteitsverbetering. Dat is zonder meer een gevaarlijke stelling.

• Praktijkwerkers pleitten ervoor om hun ervaring en experitse ook mee in aanmerking te nemen.

• Zij noemden dit practice based evidence.

• Het democratisch deficit van evidence – based practice en practice – based evidence

• Een heel andere kijk op deze discussie krijgen we van wetenschappers die de vraag stellen naar wie het recht heft om te bepalen welk soort evidence telt.

Page 16:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Machtsverhoudingen bepalen welke vormen van kennis in een bepaalde periode als waar worden beschouwd.

• Ze beschouwen wetenschap echter als praktijk of een praxis die dus ook beïnvloed is door de sociale, maatschappelijke en politieke context waarin ze plaatsvindt en die op haar beurt ook mee beïnvloedt.

• Gerd Biesta analyseert in dit opzicht de evolutie naar evidence – based werken in het onderwijs.

• Een eerste belangrijke kritiek is:• Evidence – based education seems to favor a technocratic model in which

it is assumed that the only relevant research questions are questions about effectiveness.

• De enige relevante vraag is hoe dit te bereiken.• Een probleem met deze redenering is dat opvoeding en

opvoedingsondersteuning bijzonder complexe zaken zijn waarin een heleboel factoren met elkaar interageren.

• Opvoeden is een bij uitstek ethische en politiek aangelegenheid omdat het steeds verbonden is met onze ideeën over de wereld waarin we willen dat onze kinderen opgroeien.

• Opvoeden gaat tenslotte over ways of imaging a possible future.• Meer nog: het meningsverschil over die opvattingen is de essentie van de

democratie zelf.• Het fundamentele probleem met evidence – based is dat het debat over wat de

doelstellingen zijn, naar de achtergrond verdwijnt en dat het lijkt alsof het om een objectieve kijk op de werkelijkheid gaat. Dat is allerminst het geval.

• Kortom: een interventie is nooit neutraal. Daarom is de vraag wie betrokkenen is bij de omschrijving van wat het probleem is zo belangrijk vanuit democratisch oogpunt.

• Het fundamentele probleem met zowel evidence – based practice als met practice – based evidence is dat het ultieme oordeel in de handen van de wetenschappers gelegd wordt, wat nefast is voor het democratische gehalte van zowel het onderzoek als de praktijk.

• De niet zo evidente evidence – base• Een belangrijke verenging gaat over welk soort evidence we als waardevol

bestempelen en dus welk soort onderzoek gevaloriseerd wordt: effectonderzoek. Dat plaatst de wetenschapper boven de praktijmedewerker.

• Als tegenreactie tegen deze evolutie kwam een beweging op gang van practice – based evidence.

• Maar men moet ook bewust zijn dat onderzoek enkel die vragen beantwoordt die men stelt en geen antwoorden geeft op vragen die niet zijn gesteld.

• Wat zijn gewone kinderen en wat zijn gewone gezinnen?• Dat is geen verwerping van de wetenschap of van onderzoek. Goed uitgevoerd

onderzoek kan ons heel wat vertellen over gezinsopvoeding en de interventies daarin, maar met beperkingen.

• Dat betekent dat onderzoek het perspectief van alle betrokkenen respecteert, niet alleen bij het zoeken van antwoorden maar ook bij het kiezen van welke vragen gesteld worden.

• De onderzoeksbril is immers een manier van kennis verzamelen.

Page 17:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Beleid en praktijk• Twee buitenlands tendenzen• Frankrijk: opvoeden is politiek• De laatste jaren is in Frankrijk het thema opvoedingsondersteuning hoog op de

agenda van het beleid komen te staan.• Het rapport pleit voor een vroegtijdige preventie die de nadruk legt op de

voorschoolse leeftijd, want het is in de eerste levensjaren dat kinderen alternatieven voor agressief gedrag aanleren.

• Tegen deze voorstellen komt in Frankrijk een massaal protest en een publiek debat op gang.

• Het protest heeft uiteindelijk het wetsvoorstel niet fundamenteel gewijzigd, maar wel invloed gehad op de wetenschap en meer bepaald op de manier waarom in de toekomst onderzoek wordt gevoerd.

• De conceptualisering van opvoedingsondersteuning als instrument voor de binnenlandse veiligheid is recent nog verder versterkt via het rapport Bockel.

• Engeland: ASBO• Traditioneel is Groot – Brittannië vele jaren lang een liberale welvaartsstaat

geweest.• Men kan de aanpak van gezinsondersteuning in Engeland nu omschrijven als

‘social investment state’: investeringen in sociale voorzieningen voor kinderen en gezinnen leveren een meerwaarde op lange termijn op.

• Dat was een belangrijke verandering, aangezien voor het eerst erkend werd dat opvoeden ook een taak van de samenleving is.

• Voor meerderen auteurs die het beleid analyseren, betekent dit een verschuiving van de welvaartstaat, die mensen beschermde tegen de economische markt, naar een activeringsbeleid , dat mensen moeten toe leiden naar die markt.

• Tevens meer aandacht gegaan naar de bestrijding van anti – social behaviour.

• De wetten wilden ouders responsabiliseren voor het wangedrag van hun kinderen.

• Een effect hiervan is dat heel wat bestaande voorzieningen voor opvoedingsondersteuning, zich sindsdien ingebed weten in een justitieel systeem.

• Een andere hoeksteen van de aanpak onder New Labour zijn de Anti – Social Behaviour Orders of ASBO.

• Beleid en praktijk in Vlaanderen• In Vlaanderen kreeg de opvoedingsondersteuning een decretale onderbouwing

met het Decreet van 13 juli 2007, dat vooral de nadruk legt op de ondersteuningsstructuren.

• De lokale coördinator opvoedingsondersteuning moet in elke gemeente een lokaal overleg organiseren, waarbij alle betrokkenen inzake opvoedingsondersteuning samen gebracht worden om te overleggen over wat er in die gemeente moet gebeuren op dit vlak.

• De lokale coördinator is terwerkgesteld door de gemeente.

Page 18:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Hij / zij vormt tegelijk de brug met het bovenlokaal overleg en wordt daarbij ondersteund door Expertisecentrum opvoedingsondersteuning (EXPOO).

• Sinds 2008 wordt in elk van de 14 centrumsteden een opvoedingswinkel gesubsidieerd via het decreet.

• Het bovenlokaal overleg bestaat uit de lokale coördinatoren uit een bepaalde regio en betrokken welzijnsactoren.

• Het wordt ondersteund door de Vlaamse coördinatoren opvoedingsondersteuning (VCO) en een vertegenwoordiger van het provinciaal steunpunt. Het organiseert pedagogische adviesverlening n.a.v. lichte opvoedingsproblemen in de regio.

• Provinciale steunpunten opvoedingsondersteuning (PSOO).

• Op Vlaams niveau is tot slot het Expertisecentrum opvoedingsondersteuning (EXPOO) opgericht.

• EXPOO heeft ruime opdrachten inzake informatie – en methodiekontwikkeling, vorming, training en gegevensverzameling.

• Enkele belangrijke bevindingen uit die evaluatie zijn dat het decreet vooral geïnvesteerd heeft in coördinerende en overlegstructuren, maar niet zozeer in het werk op het terrein.

Page 19:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• De preventieve gezinszorg van Kind en Gezin

• Vlaanderen heeft een van de meest uitgebreide vormen van preventieve gezinszorg ter wereld. Kind en gezin bereikt meer dan 30 000 ouders ouders per jaar met infoavonden voor aanstaande ouders.

• Naast deze basisfuncties, organiseert Kind en gezin ook aanvullende dienstverlening.

• Ouders die dit wensen kunnen terecht op het spreekuur opvoedingsondersteuning: het gaat om korte adviesgesprekken over thema’s als koppigheid, slapen, eten, huilen en zindelijkheid.

• De centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning bieden aan gezinnen met jonge kinderen (0 tot 12 jaar) een tijdelijke ondersteuning.

• De diensten voor gezinsondersteunende pleegzorg (DGOP) bieden kortstondige opvang in een pleeggezin.

• De vertrouwenscentra kindermishandeling (VK) zijn een aanspreekpunt voor alle situaties van intra - familiaal geweld op kinderen.

• De consultatiebureaus zijn erg goed bekend en voor de meeste ouders vlot bereikbaar.

• Zowat alle ouders vinden zowat elk aspect van de dienstverlening erg belangrijk en laagdrempelig: je komt naar Kind en Gezin omdat je een kind hebt, niet omdat je een probleem hebt.

• De grootste verschillen zitten eerder op de sociale of intermenselijke professionaliteit.

• Als er één aspect van de dienstverlening is, waar ouders het lastig mee hebben, dan is het immers de standaardisering van de zorg.

• Moedergroepen• Uit het voorgaande (zie beleidspraktijken) blijkt dat men in Vlaanderen sterk de

nadruk legt op empowerment en dus ook op vraaggestuurd werken.• Eén van de manieren waarop men dit wil realiseren is door het organiseren

van moedergroepen.• De INLOOP – teams werken deze doelstellingen uit in een eigen methodisch kader

en hun praktijk kan dus onderling sterk verschillen.• De moedergroepen worden verondersteld empowerend en vraaggestuurd te zijn.

• Maar – net door de verbinding met de INLOOP – teams – kunnen ze niet anders dan aanbod – gestuurd zijn.

• Die spanning uit zich niet alleen in de afbakening van het doelpubliek, maar ook in termen van begeleiding.

Page 20:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• De moedergroepen hebben zowel tot doel de informatie netwerking (socialisering) van moeders te bevorderen, hun zelfwaardegevoel te versterken (empowerment) als advies te geven.

• Het geven van informatie en advies door deskundigen veronderstelt immer een niet-weten van de ouders, terwijl de informele socialisering net gebaseerd dient te zijn op de ouderlijke kennis.

• Verder organiseren tal van verenigingen ook moedergroepen.• Vadergroepen zijn zeldzamer.

• Eigen aan hun methodiek is dat die aansluit bij de leefwereld van vaders, dat hun metaforen en bronnen er centraal staan.

• Ten slotte zijn er ook heel wat virtuele oudergroepen waarin ouders via internetfora ervaringen uitwisselen.

• Er is vooralsnog een groot gebrek aan onderzoek dat niet vanuit een deficit – houding vertrekt en op die manier ouders en hun informele netwerken in normaliteit bestudeert.

• STOP• Ouder en kind (ACEF/MOCEF)• Sinds 1997 loopt in Gent een opvoedingsondersteuningsproject voor moeders en

Turkse origine, onder de naam ouder en kind en georganiseerd door intercultureel netwerk Gent (ING).

• Uitgangspunt in Gent was de vaststelling dat kinderen van Turkse origine het minder goed doen op school en het opleidingsniveau van de moeder bleek hierin doorslaggevend te zijn.

• Een eerste deel van de bijeenkomsten gaat over thema’s die de moeders of de begeleiders aanbrengen.

• Het tweede deel is een taalvaardigheid – en cognitief ontwikkelingsprogramma, bedoeld als voorbereiding op de lagere school.

• Onderzoek aan de hand van CITO – toetsen toonde geen significante effecten op vaardigheden betreffende taal en rekenen.

• Zo blijken de moedergroepen ongewild te leiden tot een individualisering van de ouderlijke verantwoordelijkheid en tot proto – professionalisering.

• Daarnaast vonden zij ook aantoonbare emancipatorische effecten, maar dan niet op het vlak van opvoeding.

• Ontmoetingsplaatsen voor kinderen en ouders• Uit onderzoeken naar de opvoedingsvragen van ouders, blijkt steevast dat a)

grote meerderheid van ouders (80-90%) opvoedingsvragen hebben; b) een grote meerderheid hiervoor steun zoekt (50 à 70%) en vaak ook vindt, en c) er toch een onvervulde behoefte aan steun bestaat.

• In heel wat landen ontstonden ontmoetingsplaatsen voor kinderen en ouders: plaatsen waar kinderen en ouders elkaar informeel ontmoeten, doorgaans onder begeleiding, maar zonder een adviesfunctie.

• Frankrijk – Françoise Dolto• Zij richtte de Maison Verte op voor ouders (en vooral moeders) en

kinderen.• De nadruk ligt op de moeder – kind relatie (la séparation) en het omgaan

met normen en regels;• Eigen aan deze initiatieven is dat zij vertrekken van de normaliteit; niet

doelgroepgericht zijn; niet interveniëren; en de nadruk leggen op de groep, eerder dan op het individu.

Page 21:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Een gedeelde verantwoordelijkheid• De vzw Opvoeden in Brussel gaat uit van een gedeelde

opvoedingsverantwoordelijkheid tussen de private en de publieke sfeer.• Baboes situeert zich tussen de private en de publieke ruimte in.• Het zijn de ontmoeting en de communicatie van alle betrokkenen die de inzet van

Baboes en dus ook van dit rapport zijn.

• Ontmoeting en vrije confrontatie• Het gaat om plaatsen waar kinderen met een opvoedingsverantwoordelijke

enkele uren doorbrengen en anderen kunnen ontmoeten.• Die confrontatie is vrij omdat er geen expertise wordt vooropgesteld over ‘de

goede opvoeding’. Ze is echter niet vrijblijvend omdat het verschil hoe dan ook confronterend werkt.

• Doelpubliek• De ontmoetingsplaats is daarom ook expliciet niet doelgroepgericht en niet

probleemgericht.• Dat betekent dat Baboes zich naar alle ouders of opvoedingsverantwoordelijken

richt.• Daarom streeft Baboes er naar om een representatieve sociale mix te bekomen,

wat inhoudt dat de diversiteit van de omgeving weerspiegeld moet zijn in het gebruik.

• Ook naar inkomen blijkt een dergelijke ontmoetingsplaats een diversiteit aan mensen aan te kunnen spreken;

• Deze hoofdprincipes (gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid; ontmoeten en vrije confrontatie; niet doelgroep – of probleemgericht), zijn in Baboes vertaald naar verschillende, elkaar overlappende functies: opvoedingsondersteuning; ontwikkelingsbevordering en gemeenschapsvorming.

• Opvoedingsondersteuning• Sociale steun één van de belangrijkste vormen van opvoedingsondersteuning is.• Onwillekeurig en op een vrijblijvende manier geconfronteerd worden met

verschillen in opvoedingsstijlen (de vrije confrontatie).• Ouders delen ervaringen met elkaar en ervaren dat als een steun. Dat kan gaan

door gelijkenis op te zoeken of net door het verschil aan te kaarten.• Ze zien de ontmoetingsplaats ook als een plaats om even uit te blazen en

eventueel om even stoom af te laten.

• Ontwikkelingsbevordering• Naar de kinderen kan de werking beschreven worden als plaatsen waar kinderen

in hun ontwikkeling uitgedaagd worden.• De ontmoetingsplaats biedt ook een goed uitgeruste ruimte met wellicht andere

spelmogelijkheden en contexten dan thuis.

• Gemeenschapsvorming• Baboes wil een plaats zijn waar in de grootstad gezamenlijkheid kan ervaren

worden over socio – economische en etnisch – culturele grenzen heen.• Om de uitgangspunten te realiseren en de functies te vervullen zijn in de

conceptnota en in de ontwikkeling van Baboes een aantal keuze gemaakt inzake de manier van werken, op het vlak van de begeleiders en de organisatie.

• De gastheer en gastvrouw• Op die manier staan zij garant voor de mogelijkheden van de vrije confrontatie.

Page 22:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Met andere woorden: de begeleiders zorgen er voor dat de ruimte ‘open’ blijft, en dus dat de kennisontwikkeling over het opvoeden of over het samenleven niet geblokkeerd wordt.

• Uit een beperkte bevraging van de ouders blijkt dat de rol van de begeleiders door ouders erg verschillend wordt ingevuld.

• Uit de observaties van de begeleiders zelf en de gesprekken hierover blijkt dat hun rol als gastheer/gastvrouw inderdaad ingevuld wordt en dat dit bijdraagt aan de beschikbaarheid en bereikbaarheid van Baboes voor een grote diversiteit aan ouders.

• De ervaring leert verder dat de individuele verwelkoming van elke ouders dermate belangrijk is, dat het wenselijk is dat er steeds twee begeleiders aanwezig zijn.

• De organisatie• De ruimte en de manier waarop ze gebruikt wordt, wordt beschouwd als een

‘derde’ opvoeder, omdat ze beïnvloedt hoe het voorgaande plaats kan hebben.• Ook de opvoedingsuren zijn een belangrijk onderdeel.

• UPP / ouders als onderzoekers• Sinds enkele decennia komt er kritiek op onderzoek dat ouders als

onderzoeksobject heeft.• Zij pleiten ervoor ouders als subjecten, eerder dan als objecten van onderzoek te

definiëren.• De Franse vereniging Association des Collectifs Enfants, Parents et Professionnels

(ACEPP) gaat nog een stapje verder en poogt onderzoek op te zetten in samenwerking met universiteiten, waarin ouders zelf de onderzoekers zijn.

• In 2008 nam het VCOK vormingscentrum voor Opvoeding en kinderopvang het initiatief om het project ook in Vlaanderen uit te proberen, met de steun van het Agentschap JongerenwelzijN.

• De doelstellingen van het project zijn:• Ouders stem geven.• Een gedeelde kennis over opvoeden tot stand brengen.• De ouders de mogelijkheid geven om het gesprek aan te gaan met het

lokaal beleid.• Concreet bestaan de oudergroepen doorgaans uit vijf tot vijftien ouders met een

gelijkaardige achtergrond, die samen onderzoek willen uitvoeren over een gemeenschappelijk gedefinieerde opvoedingsvraag of een ander thema dat ze zelf bepalen. Zij worden hierbij ondersteund door een procesbegeleider en een onderzoeker van de universiteit of hogeschool.

• Het uiteindelijke doel van hun onderzoekswerk is een dialoog tot stand brengen met die verschillende actoren.

• Verschillende groepen gingen in Vlaanderen aan het werk.• Elke groep ‘ouders als onderzoekers’ is ingebed in een lokaal

samenwerkingsverband.• Dit lokaal samenwerkingsverband is het draagvlak voor de oprichting,

ondersteuning en opvolging van de werking.

• Een vorm van participatief onderzoek• Concreet gaat ‘ouders als onderzoekers’ om projecten waarin onder meer de

volgende maatschappelijke vraagstukken aan bod komen.• Het participatief werken met oudergroepen blijkt zeker geen evidentie te zijn. Eén

van de redenen waarom dit zo complex is, is dat het serieus nemen van participatie onvermijdelijk inhoudt dat er onvoorspelbaarheid in het project sluipt.

Page 23:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Als e ouders ernstig nemen en naar hun vragen luisteren, dan kan het onderzoeksproces niet louter voorgestructureerd zijn met een strikte timing en een voorspelbare output.

• Participatie houdt in dat een proces steeds alle kanten kan uitgaan en dus onvoorspelbaar wordt.

• Maar het gaat vooral voorbij aan de erkenning dat in het project heel wat kennis wordt gegeneerd die in eerste instantie niet werd gezien als onderzoeksresultaat, maar het uiteindelijk wel was.

• Het risico bestaat echter dat participatie hier zeer instrumenteel wordt: de ouders worden betrokken in de agenda van de onderzoekers zelf.

• Participatief onderzoek vertrekt echter vanuit een ander perspectief. De focus ligt niet op het te weten komen van de juiste antwoorden op de onderzoeksvragen, maar vooral op het generen van nieuwe en misschien meer maatschappelijk relevante vragen.

• Participatief onderzoek kan ook paradoxale gevolgen hebben.• Een eerste gevaar is dat er net ongelijkheid gecreëerd wordt.• Een tweede gevaar bestaat erin dat er een diffuse verantwoordelijkheid

ontstaat.• Kortom, wanneer de doelstellingen van participatie extern aan die participatie

worden vastgelegd, dan loopt men het risico op een instrumentalisering van ouders en staat dit haaks op een dialogische benadering, waarin ruimte gecreëerd wordt voor de betekenisverlening van kinderen en ouders.

• De politieke dimensie van ‘ouders als onderzoekers’, impliceert dat we participatie au sérieux nemen.

• Het inbrengen van het politieke en het vermijden van de instrumentalisering van de ouders door de onderzoekers en omgekeerd is echter niet zomaar een te organiseren gegeven.

• De essentiële zaken liggen, in tegenstelling tot het klassieke onderzoek, niet in het vinden van antwoorden op vragen, maar in het ontdekken van (nieuwe) vragen.

• Is dit opvoedingsondersteuning?• Het is in Vlaanderen courant om opvoedingsondersteuning te scheiden van

gezinsondersteuning.• Gezinsondersteuning staat dan voor het geheel van alle

(beleid)maatregelen en – voorzieningen die gericht zijn op het bevorderen van het welzijn van gezinnen en gezinsleden.

• Dat betekent dat opvoedingsondersteuning zich enkel richt op de opvoedingsrelatie tussen ouders en kinderen, terwijl de context waarin ouders hun verantwoordelijkheid trachten op te nemen, buiten beeld blijft.

• Kortom: gezien de gangbare opvattingen in Vlaanderen over wat opvoedingsondersteuning is, houdt de idee dat dit project om opvoedingsondersteuning zou gaan een aantal belangrijke risico’s in.

• Het eerste risico is dat de ouders en begeleiders menen dat het over opvoeding zou moeten gaan. En dat zou in flagrante tegenspraak zijn met het uitgangspunt dat de deelnemers zalf bepalen waarover het gaat.

• Het tweede risico is dat in de Vlaamse sector van de opvoedingsondersteuning de nadruk sterk ligt op individualiserende en adviserende methodieken.

• Opvoedingsondersteuning wordt in Vlaanderen en Nederlands ook overwegend beschreven als preventie.

• Wat hier echter essentieel is, is dat bij preventie de doelen vooraf vast liggen en dat dit in tegenspraak is met het voornemen van ‘ouders als onderzoekers’ om participatief te werken.

• In de gangbare opvattingen wordt opvoedingsondersteuning beschouwd als iets voor mensen met problemen.

Page 24:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Alleen hebben we de neiging om die algemene diensten niet onder de noemer opvoedingsondersteuning te vatten, waardoor wat er overblijft, gedecontextualiseerd is en al te vaak op doelgroepen gericht.

• Die keuze heeft echter enkele contraproductieve effecten.• Ten eerste versterkt ze ongewild het maatschappelijk beeld dat ‘de stem’

van deze mensen anders klinkt dan die van andere mensen.• Ten tweede versterkt ze ongewild het beeld dat externen nodig zijn om

deze mensen te ‘helpen’ hum stem te laten klinken.• En ten derde versterkt ze de idee dat opvoedingsondersteuning bij uitstek

iets is voor kansarmen en allochtonen, dat het praten met hen over opvoeding een goede zaak zou zijn voor die opvoeding en voor hun handelen als ouders.

• Kortom, er zijn nogal wat bezwaren om ‘ouders en onderzoekers’ te benoemen als opvoedingsondersteuning.

• Of toch ondersteunende elementen?• Paradoxaal zou dergelijk project net ondersteunend kunnen zijn daar waar het

geen dergelijke intenties heeft.• Er deden zich in de loop van dit project interessante verschuivingen voor in de

probleemconstructies.• Bij aanvang ging het over problemen van individuele ouders.• Daarna verschoof het onderwerp naar een probleem van afstemming

tussen school en ouders dus een gedeeld probleem.• Van ouders als consument van de school, via ouders als slachtoffers naar

ouders en actors.• Het wijst dus ook op de noodzaak om de gangbare benadering van

opvoedingsondersteuning als preventie of oplossing van problemen te verruimen naar opvoedingsondersteuning als gezamenlijke kennisopbouw met ouders over wat zij als belangrijke vragen ervaren in hun leven.

• Besluit• Centraal in het project ‘ouders als onderzoekers’ staat het participatieve, dat

vervat ligt in het engagement van de betrokkenen om het project concreet gestalte te geven.

• Onderzoek op het terrein van de opvoeding kan niet anders dan een perspectief en een mening hebben over dergelijke kwesties, omdat opvoeden steeds gebeurt in een samenleving, terwijl we samen leven.

• Onderzoek met ouders kan dus onmogelijk los staan van de vraag in welke samenleving we zouden willen dat onze kinderen opgroeien. In die zin gaat ‘ouders als onderzoekers’ in essentie om een project waarin participatieve kennisverwerving centraal staat voor de vele betrokkenen.

• Het is dus in eerste instantie een onderzoeksproject en geen opvoedingsondersteuningsproject.

• Wil opvoedingsondersteuning als zinvol ervaren worden door ouders, dan moet hierin expliciet ruimte gemaakt worden voor participatief en onvoorspelbaar proces van kennisverwerving.

• Opvoedingsondersteuning wordt dan expliciet een onderzoekende, eerder dan probleemoplossende praktijk.

• Kinderopvang• In het decreet van 10 juli 2007, houdende de organisatie van

opvoedingsondersteuning, wordt opvoedingsondersteuning breed gedefinieerd: ‘de laagdrempelige, gelaagde ondersteuning van opvoedingsverantwoordelijken bij de opvoedingen van kinderen’.

Page 25:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Het ligt voor de hand dat kinderopvang en opvoedingsondersteuning met elkaar te maken hebben.

• Daarbij staat steeds de betekenisverlening door ouders voorop. De centrale vraag wordt dan: ervaren ouders kinder opvang als een steun bij de opvoeding van hun kinderen?

• Instrumentele steun• Voor zowat alle ouders is de kinderopvang een vorm van instrumentele steun.• Het geeft hen de mogelijkheid hun beroep te combineren met het ouderschap,

een opleiding te volgen of wat ontspanning te hebben.• Er zijn twee belangrijke voorwaarden opdat de kinderopvang deze instrumentele

functie zou kunnen vervullen.• Ten eerste dienen er voldoende plaatsen beschikbaar, bereikbaar en

betaalbaar te zijn voor ouders en dienen die plaatsen ook overeen te komen met de arbeidsuren van die ouders.

• De tweede en even belangrijke voorwaarde is dat er een goede afstemming is tussen ouders (moeders en vaders!) en kinderopvang.

• Verbreding van het opvoedingsmilieu• Ze doet dat in grote mate (meer dan 95%) ook omdat hun kind er met andere

kinderen kan spelen. Sommigen (81%) vinden de kinderopvang bovendien een voorbereiding op de kleuterschool.

• Een belangrijke doelstelling in het opvoeden: het socialiseren van kinderen.• Eerder als een noodzakelijke verbreding van de thuisopvoeding.

• Informatie en advies• Een groot deel van de moeders (70%) zegt dat de kinderopvang een sterke tot

zeer sterke steun is door het geven van informatie en tips over de opvoeding.• Het gaat in de kinderopvang immers om informatie die uitgewisseld wordt met

iemand (de kinderbegeleiders) die een mede – opvoeder is van het kind en die het kind dus ook goed kent.

• Voorwaarde om deze functie goed te vervullen is dus een uitgewerkt ouderbeleid, en de ondersteuning van de begeleiders in deze gesprekken.

• Sociale contacten en emotionele steun• Uit meerdere onderzoeken blijkt dat ouders het nodig hebben om met andere

ouders uit te wisselen over dagelijkse opvoedingsvragen.• Ze ondervinden in deze vorm van informele zelfhulp een belangrijke emotionele

steun, beoordelingssteun en een erkenning als ouders.• Met andere woorden: wie in het dagelijkse leven, buiten de kinderopvang,

vrienden en familie heeft met wie men vaak over opvoeding praat, doet dat ook meer met andere ouders uit de kinderopvang. En omgekeerd.

• Het voorgaande betekent dat de kinderopvang zelf actiever kan optreden om ouders op een informele manier met elkaar kennis te laten maken.

• Detectie• Het gebeurt regelmatig dat moeilijkheden in de ontwikkeling van kinderen aan

het licht komen in de kinderopvang.• Het gaat dus om een gesprek waarin vragen en twijfels centraal staan, eerder dan

een ‘slecht nieuws gesprek’.• Ouders willen als eerste geïnformeerd worden, het liefst op een informele en

persoonlijke manier door iemand die het kind kent.

Page 26:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Signaleren aan beleidsinstanties• Vanuit de kinderopvang kunnen ook signalen gaan naar het lokale of Vlaamse

beleid over noden en behoeften van ouders.

• Besluit• We stellen vast dat zowel de beleving van ouders als de praktijkervaring van de

voorzieningen tonen dat kinderopvang meerdere van de functies van opvoedingsondersteuning vervult en dus een belangrijke opvoedingsondersteunend effect heeft.

• Daarnaast is het ook een plek die ouders bijstaat in het socialiseren van hun kinderen en ouders waarderen dit ook sterk.

• Kinderopvang kan ten slotte ook de belangrijke functie van sociale en emotionele steun tussen ouders faciliteren.

• Het gaat dan immers om een voorziening waarin uitwisseling bestaat tussen mede – opvoeders die samen de gedeelde verantwoordelijkheid vorm geven.

• We kunnen dit benoemen als kinderopvang – plus.• Kortom, kinderopvang valt voor de regelgever strikt genomen niet onder

opvoedingsondersteuning , maar heeft wel een opvoedingsondersteuning effect.

• (Interlandelijke) adoptie• Een geode maar te vermijden interventie• België ratificeerde het verdrag inzake de bescherming van kinderen en

samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie, kortweg het Haags Verdrag (1993) genoemd.

• Het belangrijkste principe van dit verdrag is het subsidiariteitsprincipe.• Dat betekent dat adoptie als een geode, maar laatste oplossing voor

kinderen gezien wordt.• Opdat een kind adoptabel zou zijn, moet de afstandsmoeder na de geboorte

volledig vrijwillig afstand doen van het kind.• De ontvangende landen engageren er zich op hun beurt toe om de best mogelijke

ouders te vinden voor adoptable kinderen.• In Vlaanderen is de VCA (Vlaamse Centrale Autoriteit) ondergebracht bij Kind en

Gezin.• Dat betekent dat kandidaat adoptieouders een lange procedure dienen te

volgen.• Aanmelding;• Voorbereiding.• Maatschappelijk onderzoek• Geschiktheidsvonnis• Inschrijving bij een adoptiedienst.

• Zelfstandige adoptie is eveneens mogelijk: in dat geval gaan kandidaat adoptieouders zelf ‘op zoek’ naar een adoptiekind, maar het kanaal langs waar zij dat doen, moet wel goedgekeurd worden.

• Adoptie is een ingrijpende interventie voor de drie partijen van de adoptiedriehoek: afstandsouders, adoptiekind en adoptieouders.

• Adoptiekinderen hebben in hun eerste levensfase vaak belastende levenservaringen opgedaan en komen dus aan met een beladen rugzakje.

• Een flessenhals• In 2010 is het aantal adoptiekinderen nog verder gedaald met 10%.

• Het aantal adoptiekinderen uit het binnenland is licht gestegen, het aantal uit het buitenland is fors gedaald.

• Op zich is die daling van het aantal adoptiekinderen goed nieuws: het betekent immers dat er voor meer kinderen een binnenlandse oplossing gevonden wordt.

Page 27:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Een ander gevolg hiervan is dat die kinderen die wel adoptabel zijn, steeds minder overeenkomsten met wat kandidaat adoptieouders zich voorstellen bij het ideale adoptiekind.

• Nazorg• Recent komt er (terecht) steeds meer aandacht voor de nazorg (of ondersteuning)

voor adoptiegezinnen. Daartoe is ook het steunpunt nazorg adoptie opgericht, dat nauw samengewerkt met de vereniging van adoptiegezinnen (VAG).

• Adoptieouders zien zichzelf in de eerste plaats als ouders.• Maar adoptieouders zien zichzelf ook als ‘anders’ en dat heeft veel te maken met

hoe de buitenwereld naar hen kijkt.• Alle ouders hebben dagelijkse vragen en onzekerheden bij het opvoeden.

• Dat is bij adoptieouders niet anders.• Wanneer adoptieouders steun wensen, dan gaat het in de eerste plaats om

sociale steun.• Wat adoptieouders wensen, is dat de regulieren hulpverlening meer adoptie –

alert zou zijn.• Deze regulieren hulpverleners zouden best wat achtergrondkennis hebben

over adoptie - gerelateerde zaken.• Aanvullend hierbij is het belangrijk dat er een netwerk bestaat van

gespecialiseerde hulpverleners die ervaring hebben met adoptie en de meer ernstige problemen die zich soms voordoen, zoals ernstige hechtingsstoornissen.

• Dat geldt des te meer voor de adoptie van ‘special needs’ kinderen.

• Een nieuw decreet?• Eind 2009 startte op initiatief van Minister Vandeurzen een staten generaal over

interlandelijke adoptie met alle stakeholders om de knelpunten in kaart te brengen en oplossingen te generen.

• Een betere instroomregulering:• Men wil de flessenhals naar voren schuiven, door slechts een beperkt

aantal ouders toe te laten tot de voorbereiding, in verhouding tot het aantal adopties die dat jaar kunnen verwacht worden.

• Bundeling van voorbereiding, vorming en nazorg;• Momenteel zijn er twee voorbereidingscentra erkend.• Men wil dit wellicht rationaliseren tot één centrum dat voor heel

Vlaanderen werkt en dat geïntegreerd is met de nazorg, zodat er een groter geheel ontstaat dat zowel voorbereiding als de taken van de steunpunt nazorg opneemt.

• Special needs adopties• Er met een gericht beleid komen ten aanzien van de adoptie van kinderen

met special needs.• Optimaliseren van het maatschappelijk onderzoek

• De criteria moeten duidelijker en operationeler worden.• Een kwaliteitskader voor de adoptiediensten

• Momenteel zijn er vijf erkend, en niet elke dienst is voldoende groot om een kwalitatieve werking te kunnen verzekeren.

• Exploreren van nieuwe adoptiekanalen• Nieuwe kanalen exploreren in een groter aantal landen, zonder in te gaan

tegen de geest van het Haags Verdrag.• De VCA krachtiger positioneren

• De VCA zal krachtiger en doordacht moeten communiceren over de beleidsstrategieën.

Page 28:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Echtscheiding en bemiddeling• Het Belgische recht kent de echtscheiding door onderlinge toestemming en de

echtscheiding door onherstelbare ontwrichting.• De echtscheiding door onderlinge toestemming (EOT)• In een EOT moet men eerst alle familiezaken regelen. Dan pas kan men de

uitspraak van de echtscheiding vragen.• Toch is vaak informatie van een specialist nodig om goed geïnformeerde

beslissingen te kunnen nemen.• Iedereen moet een goederenovereenkomst maken.• Daarin staat de regeling over voorwerpen en geld.• Een huisovereenkomst.• Een ouderschapsovereenkomst.

• Een EOT – procedure is heel eenvoudig. Men maakt een verzoekschrift (een brief) waarin men de echtscheiding vraagt, met de overeenkomst (en) over de familiezaken als bijdrage en overhandigt dit aan de griffier van een rechtbank van eerste aanleg.

• De echtscheiding door onherstelbare ontwrichting (EOO)• Een EOO start met de aanvraag van de echtscheiding. Dan pas komen de

regelingen.• Het is mogelijk dat een rechter de echtscheiding uitspreek zonder dat de

familiezaken geregeld zijn.• Het regelen van de goederen, persoonlijk onderhoudsgeld en/of het

ouderschap kan na de uitspraak van de EOO nog lang aanslepen.• Er zijn drie gronden voor EOO:

• Een onherstelbare ontwrichting.• Het verstrijken van een bepaalde termijn.• De volgehouden vraag om te scheiden.

• Tijdens de duur van de echtscheiding moeten een aantal zaken tijdelijk geregeld worden.

• Als de partijen zelf beslissen over hun familiezaken dan kunnen ze zelf onderhandelen, eventueel met de hulp van een bemiddelaar of een notaris of advocaat.

• De jeugdrechter kan een overeenkomst over ouderschap met of zonder regeling voor onderhoudsgeld voor de kinderen bekrachtigen in een akkoordvonnis.

• Een vonnis over ouderschap is altijd ‘tijdelijk’.• De echtscheidingsrechter of de vrederechter beslist volgens wettelijke regels:

• De ontvanger van persoonlijk onderhoudsgeld is behoeftig.

• Bemiddeling in familiezaken• Hoewel de meeste ouders en hun kinderen, na een scheiding, uiteindelijke

stabiliteit vinden en dus op termijn succesvol omgaan met de scheiding, gaat het scheiden op zich, het proces, vaak gepaard met een verlies van levenskwaliteit voor alle betrokkenen.

• Een bemiddelaar komt dus tussen in menselijke verhoudingen op een moment van transitie. Maar tussenkomen kan niet zomaar, een bemiddelaar moet recht doen aan de vier algemeen aanvaarde ethische bemiddelingsprincipes.

• Autonomie.• Gelijkwaardigheid.• Informed consent.• Efficiëntie.• Informatiebewaker: de bemiddelaar beheert informatie.

• De bemiddelaar zorgt ervoor dat beiden de informatie goed begrijpen zodat ze er zelf mee aan de slag kunnen.

• Evenwichtsbewaker.

Page 29:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Beheerder van andermans onderhandelingen.• Een bemiddeling is een circulair proces waarin alle partijen elkaar beïnvloeden.

Toch kunnen in dat proces vijf fasen onderscheiden worden. • Daardoor komt er rust en vermindert de kans dat kinderen klem raken.

• Scheidingsonderzoek• Onderzoekers maken zich al vele jaren zorgen over het toenemend aantal

echtscheidingen en wat dat doet met kinderen.• Vroeger was het niet duidelijk wie er met wie vergelijken werd in

onderzoek.• Een tweede nadeel was dat de stem van de betrokkenen zelf en hun eigen

betekenisverlening vaak niet aan bod kwam.• De laatste jaren verloopt het onderzoek naar echtscheiding minder moraliserend

en meer genuanceerd.• We weten nu dat de levenskwaliteit van gescheiden personen tijdens en vlak na

het scheidingsproces inderdaad lager ligt, maar ook dat dit niet perse blijft duren.• Wat de kinderen betreft, leert lopend onderzoek dat verblijfsco – ouderschap een

goede zaak is voor die ouders die het willen en kunnen.• Het onderzoek bevestigt dat bemiddeling daarom ook een geode zaak is. Twee

zaken zijn verder voor alle kinderen van belang:• Een verhaal: kinderen willen kunnen begrijpen waarom de dingen

gebeuren.• Meetellen: kinderen, hoe jong ook, willen dat er met hen rekening

gehouden wordt.

• Discussiethema’s• Gedeelde verantwoordelijkheid• Opvoedingsondersteuning als preventie• De behoefte aan opvoedingsondersteuning• Voorzieningen voor opvoedingsondersteuning worden vaak gelegitimeerd door

een ‘gemeten’ of vermeende behoefte van ouders aan steun, dan wel vanuit de behoeften van kinderen.

• Parallel hiermee kunnen we zeggen dat het spreken over ‘de behoeften van ouders aan opvoedingsondersteuning’ een aureool van zekerheid verschaft dat de legitimering voor acties inzake opvoedingsondersteuning buiten de ethische, morele en sociale overtuigingen van de actoren legt.

• Met andere woorden: de wensen, voorkeuren en behoeften van ouders lijken in grote mate bepaald te zijn door de bekendheid met een bepaald aanbod.

• Een andere vaak terugkerende vaststelling is dat behoeften van ouders gemodelleerd kunnen zijn door experts.

• De resultaten van dit onderzoek kunnen we lezen als de bevestiging dat het project aan een behoefte voldoet en dat het project empowerend werkt, wat de bedoeling was.

• Maar we kunnen ze ook lezen als een voorbeeld van proto – professionalisering.• De Nederlandse socioloog de Swaan gebruikt die term voor het fenomeen

waarbij leken (ouders) het discours van experts overnemen in hun dagelijks leven.

• Kortom: het is zeer de vraag of behoefte aan opvoedingsondersteuning meetbaar is en wat er dan precies gemeten wordt.

Page 30:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Proto – professionalisering heeft alles te maken met subtiele en wederzijdse machtsrelaties tussen ouders en deskundigen.

• Kwaliteit is dan geen abstract begrip (normen die voor iedereen gelden) maar is gecontextualiseerd.

• Dialoog• Uit het voorafgaande blijkt dat elke opvoedingsondersteuning zich op meerdere

spanningsvelden bevindt.• Opvoedingsondersteuning is resoluut empowerend, ondersteunend en bevrijdend.• Het lijkt ons integendeel nuttiger om er van uit te gaan dat

opvoedingsondersteuning steeds beide is: steun en controle, empowerend en bevoogdend.

• Super en Harkness hebben een handig schema ontworpen dat toelaat om ouderlijke opvattingen (parental ethnotheories) in hun context te plaatsen.

• Zij zien ouders als een systeem.• Het pedagogisch handelen is hier in een dynamisch evenwicht mee.

• De eerste vereiste is volgens haar dat de hulpverlener of dienstverlener tracht te begrijpen waarom het gedrag van de ouder hem of haar schok.

• Vervolgens tracht men te achterhalen wat de betekenis van dit gedrag voor deze ouder kan zijn.

• Pas dan kan een onderhandeling aangevat worden, maar die onderhandeling zal niet over de waarden en normen gaan, maar wel pragmatisch over het gedrag.

• Nogmaals: gedeelde verantwoordelijkheid• Opvoedingsondersteuning kent in Vlaanderen, net als in de omliggende landen

een toegenomen aandacht van het beleid en vaak richt die zich op de jongste leeftijd.

• Cunninghma (1995) wijst er ons op dat de focus op de kindertijd als beleidsdomein steeds samenging met een groeiend wantrouwen tegenover ouders.

• De campagnes voor de opvoedingsbelofte, bijvoorbeeld.

• Risicobeheersing in de actieve welvaartstaat• De relatie tussen ouders en de overheid is aan het eind van de twintigste eeuw

sterk beïnvloed door veranderende concepties van de welvaartsstaat.• Van passieve welvaartstaat naar een actieve welvaartstaat.• Zijn analyse was tevens een pleidooi voor meer individuele aandacht

vanwege de staat, met een nadruk op sociale inclusie.• Er zijn heel wat voorbeelden van nieuwe regelgevingen die het gezin als doelwit

hebben in de sociale investeringsmaatschappij.• Er zijn duidelijke parallellen te trekken met de ouderstages in de nieuwe Belgische

wet op de jeugdbescherming.• In Vlaanderen is er terecht grote bezorgdheid ontstaan over de opvoedingskloof,

naar aanleiding van de resultaten van het PISA – onderzoek, waaruit blijkt dat allochtone en kansarme jongeren het heel wat slechter doen op school dan hun leeftijdsgenoten.

• Er is de steeds terugkerende nadruk op de ouderlijke verantwoordelijkheid, die Popkewitz de ‘pedagogisering van ouders’ noemt.

• Er zijn ook subtiele maar ingrijpende veranderingen in het definiëren en beheren van illegaliteit.

• Een derde rode draad is de opvatting over opvoedingsondersteuning als risicomanagement, om latere kosten te vermijden in de sociale investeringsmaatschappij.

Page 31:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Preventie en effecten: meten is weten?• Preventieprogramma’s zijn daarom doorgaans gebaseerd op grondig statistische

prevalentie – onderzoek dat risicofactoren bepaalt.• Het Triple P programma is bijvoorbeeld een programma dat uitgebreid

gepubliceerd heeft over de effecten ervan.• Uit een grondige meta – analyse van alle gepubliceerde effectonderzoeken over

Triple P van 1980 tot 2004 blijkt dat het programma werkt.• Een andere interpretatie zou kunnen zijn dat de ouders vooral loyauteit tonen

tegenover het programma, uit dankbaarheid omdat er iemand naar hen luistert.• Dat betekent uiteraard niet dat de gerapporteerde meerwaarde in vraag moet

gesteld worden, maar wel dat er interessante en verduidelijkende vragen over kunnen gesteld worden.

• Prevalentie – onderzoek is onderzoek dat nagaat welke deelpopulaties vooral met een bepaald probleem geconfronteerd wordt, om wie de preventie zich moet richten.

• Een algemeen risico is dat het wetenschappelijke imago van evidence based werken en van prevalentie – of risco – onderzoek, maakt dat de doelstellingen van de preventie, evenals de risicofactoren, voorgesteld worden als onwrikbare waarheden.

• Een methodologisch probleem kan zijn dat samenvattende statistieken geïnterpreteerd worden alsof elk lid van die groep zou vertonen.

• Preventieprogramma’s grijpen per definitie in voordat een probleem zich voordoet, op basis van ‘wetenschappelijk bepaalde’ risicofactoren.

• Kortom, een risico van preventie is dat het de individualisering van sociale problemen versterkt door de ‘rechten van het kind’ te zien als een hefboom voor de ‘plichten van de ouders’, die zich zo snel mogelijk moeten aanpassen aan de normen en waarden van de middenklasse en van een samenleving die gericht is op individuele autonomie, arbeidsparticipatie en rendement.

• Opvoeden in Brussel• Het project bestond uit drie acties:

• Het opzetten van de werkgroep, een ‘communicatieve spaces’.• Een klassiek surveyonderzoek over de opvoedingsomstandigheden bij

Brusselse ouders en• Een verkenning van nieuwe mogelijkheden voor initiatieven.

• Opvoedingsondersteuning dient dan ook gezien te worden als een ingrijpen in een opvoedingsproces dat hoe dan ook toch gebeurt.

• In deze discussies willen we opvoedingsondersteuning niet zien als een ‘technologie’ voor ouderlijke verantwoordelijkheid, maar als een gedeelde verantwoordelijkheid tussen het publieke en het private domein.

• Vervolgens definieerden we opvoedingsonzekerheid als mate waarin ouders zeggen met opvoedingsvragen te blijven zitten en opvoedingsspanning.

• Enkele resultaten• Zoals verwacht, gaat het goed met de meeste gezinnen.• Ouders zien die onzekerheid ook niet als een probleem. Ze zeggen expliciet dat

ze hiermee liever aankloppen bij andere ouders dan bij experts.• Daarnaast en onafhankelijk van het voorgaand, zegt 13% van de respondenten

dat zij veel opvoedingsspanning kennen.• Het gaat, zoals gezegd, eerder om ouders met een lage SES, allochtonen

en werklozen.• Onze resultaten bevestigen dat mensen een groter netwerk of meer

ouderlijke contacten ook minder opvoedingsspanning kennen en meer tevreden zijn over de tijd die ze met hun kind doorbrengen.

• De resultaten van ons onderzoek tonen volgens mij dat wat deze ouders vragen, ook van een heel andere orde kan zijn.

Page 32:   · Web viewHet is altijd een wankel evenwicht, met complementariteiten en conflicten tussen dwangtechnieken en processen waardoor het zelf wordt geconstateerd of aangepast door

• Ten slotte tonen de resultaten ook dat sociaal kapitaal sterk verbonden is met materiaal en cultureel kapitaal: armere ouders hebben doorgaans ook kleinere netwerken.

• De socialisering van ouders en de socialisering van kinderen zijn nauw verbonden met elkaar;

• Een pedagogiek van het ontmoeten (en het ont – moeten)• Er zijn meerdere kritieken uit te oefenen op deze studie;

• Een belangrijke kritiek is dat het om een kwantitatieve survey gaat die geen inkijk geeft in de biografie van ouders en in hun betekenisverlening.

• Voor ogen ouden dat de informatie door experts best nuttig kan zijn, maar tegelijk ook contraproductieve effecten kan hebben, zoals de individualisering van ouderlijke verantwoordelijkheid.

• We kunnen de resultaten, in combinatie met de vele gesprekken met praktijkmedewerkers en beleidsmensen ook interpreteren als een warm pleidooi voor ontmoetingsplaatsen voor kinderen en ouders.

• We gaan er immers van uit dat het concept van de autonome burger heel wat gevaren inhoudt.

• In tegenstelling tot dit liberale ideaal van de burgers, is relationeel burgerschap geen eigenschap van individuen, maar een manier om naar relaties te kijken.

• We kunnen respect voor diversiteit dan ook opvatten als een leren begrijpen van ‘afwijkend’ gedrag, maar tegelijk ook als het leren omgaan met gedrag dat we niet begrijpen.

• Dat verwijst uiteraard naar de opvatting dat opvoeding in de eerste plaats een relationele aangelegenheid is.

• In komende maanden en jaren zal de dialoog tussen praktijk, beleid en onderzoek verder gaan, onder meer in het kader van het op te richten Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning, conform het nieuwe decreet ter zake.

• Natuurlijk is dit een nogal utopisch streven en zijn er vele valkuilen tussen droom en daad.

• Eén van de valkuilen is dat de ontmoetingsplaats niet meer is dan een nieuw panopticum dat een bevoogdend toezicht houdt op moeders, zoals Blackford (2004) schijnt te denken.