uitgewerkt voorbeeld veiligheidsplan
TRANSCRIPT
Voorbeeld Veiligheidsplan Behorend bij Kernbeleid Veiligheid 3.0 d.d. september 2010
Ter toelichting: ● dit voorbeeld sluit grotendeels aan op het ‘format veiligheidsplan’ behorend bij Kernbeleid 3.0; het
wijkt slechts af in de volgende opzichten: in hoofdstuk 2 ontbreekt paragraaf 2.1: ‘Kaders
waarbinnen is gewerkt’; in hoofdstuk 3 ontbreekt paragraaf 3.1: ‘Inbedding van het
veiligheidsbeleid’; hoofdstuk 6 – ‘Overzicht dwarsverbanden’ – is niet opgenomen en hoofdstuk 7
– ‘Organisatie en coördinatie’ – in dit voorbeeld dus hoofdstuk 6, kent geen aparte paragrafen ● de gemeente Achterheuvel is een fictieve gemeente met meer dan 100.000 inwoners
1
Integraal veiligheidsbeleid 2011 – 2015 gemeente Achterheuvel Bestuursdienst gemeente Achterheuvel, maart 2010
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding p. ..
2. Huidige situatie p. ..
2.1 Veilige woon- en leefomgeving p. ..
2.2 Bedrijvigheid en veiligheid p. ..
2.3 Jeugd en veiligheid p. ..
2.4 Fysieke veiligheid p. ..
2.5 Integriteit en veiligheid p. ..
2.6 Coördinatie en regievoering over het veiligheidsbeleid p. ..
3. Strategisch kader p. ..
3.1 Hoofdkoers p. ..
3.2 Overige strategische uitgangspunten p. ..
3.3 Strategische partners p. ..
3.4 Flankerend beleid p. ..
4. Prioriteiten p. ..
4.1 Veilige en leefbare wijken en buurten p. ..
4.2 Veilig opgroeien p. ..
4.3 Veilig uitgaan en veilige evenementen p. ..
4.4 Veilige thuissituatie: aanpak huiselijk geweld p. ..
5. Overige strategische thema’s p. ..
5.1 Veilig winkelgebied en veilige bedrijventerreinen p. 32
5.2 Prostitutiebeleid p. 34
5.3 Verkeersveiligheid p. 35
5.4 Brandweerzorg p. 37
5.5 Externe veiligheid p. 39
5.6 Voorbereiding op rampenbestrijding p. 41
5.7 Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit p. 43
5.8 Mensenhandel p. 44
5.9 Drugs/aanpak cannabisketen p. 46
6. Organisatie en coördinatie p. ..
7. Begroting p. ..
3
1. Inleiding
Hierbij treft u de veiligheidsnota 2011 – 2015 van de gemeente Achterheuvel aan. Het College legt
deze nota aan de Raad voor vanuit de volgende overwegingen:
1. Het ‘oude’ veiligheidsbeleid liep van 2005 tot 2009; het jaar 2010 geldt als ‘overgangsjaar’ waarin
het nieuwe veiligheidsbeleid wordt voorbereid. Vanwege het aflopen van het ‘oude’ beleid is een
nieuwe strategische positiebepaling aan de orde.
2. Ook het Grote Stedenbeleid (GSB) is in 2009 afgelopen. De veiligheidsaanpak in de periode
2005-2009 is mede gefinancierd met GSB-middelen. Vanaf 2010 zijn middelen voor veiligheid
beschikbaar via de zgn. Decentralisatie-uitkering Veiligheid. Voor het jaar 2010 is het budget
hetzelfde als in de jaren 2005-2009. In dit overgangsjaar wordt het veiligheidsprogramma dan ook
volgens dezelfde uitgangspunten gecontinueerd. In het jaar 2011 zal sprake zijn van verkleining
van het van rijkswege beschikbare veiligheidsbudget. Dit betekent dat de financiering van de
aanpak van sociale veiligheidsthema’s op een nieuwe grondslag zal moeten plaatsvinden. Deze
beleidsnota bevat de oor het College voorgestelde koers dienaangaande.
Kernbeleid Veiligheid
Het College heeft ervoor gekozen in het nieuwe veiligheidsbeleid de definitie van integrale veiligheid
van de VNG-methode Kernbeleid Veiligheid te volgen. Deze methode wordt door veel gemeenten
gehanteerd, geldt als uitgangspunt voor diverse landelijke actoren (waaronder het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en wordt ook gebruikt door de districtspolitie van
Achterheuvel. Consequentie hiervan is dat uitgegaan wordt van een vijftal veiligheidsvelden, te weten
‘Veilige woon- en leefomgeving’, ‘Bedrijvigheid en veiligheid’, ‘Jeugd en veiligheid’, ‘Fysieke veiligheid’
en ‘Integriteit en veiligheid’. Met elkaar vormen deze velden het integrale veiligheidsterrein. Binnen
deze veiligheidsvelden worden diverse veiligheidsthema’s onderscheiden. De analyse van de huidige
situatie heeft op elk van de vijf veiligheidsvelden plaatsgevonden. En het voorgestelde beleid strekt
zich eveneens uit tot de vijf velden – met dit verschil met de veiligheidsanalyse dat in de uitwerking
van het beleid de specifieke, voor Achterheuvel relevante veiligheidsthema’s centraal staan en als
noemer gebruikt worden, en niet de ‘in het algemeen’ gehanteerde vijf veiligheidsvelden.
De opbouw van de nota is als volgt. Hoofdstuk 2 bevat een analyse van de huidige situtaie. Ingegaan
wordt op de veiligheidsproblematiek op de vijf veiligheidsvelden van Kernbeleid Veiligheid, de huidige
aanpak daarvan en de verbeterpunten daarin en daarnaast op de coördinatie en regievoering over het
veiligheidsbeleid in de afgelopen tijd.. Hoofdstuk 3 bevat het strategisch kader. Respectievelijk worden
behandeld de hoofdkoers in het beleid, overige strategische uitgangspunten, de strategische partners
en de belangrijkste flankerende beleidprocessen. In Hoofdstuk 4 worden de prioriteiten uitgewerkt, in
hoofdstuk 5 de overige strategische thema’s. Hoofdstuk 6 gaat in op de ambtelijke en bestuurlijke
coördinatie over het beleid en hoofdstuk 7 ten slotte bevat de begroting.
In de voorbereidingsfase van deze nota is intensief afgestemd met de interne en externe
veiligheidspartners. Daarnaast is natuurlijk gebruik gemaakt van beschikbare gegevens vanuit onder
meer de Monitor Veiligheid en Leefbaarheid, de politieregistraties en beschikbare evaluaties.
Deze nota bevat de hoofdlijnen van het integrale veiligheidsbeleid voor de periode 2011-2015. Deze
hoofdlijnen worden nader geconcretiseerd in uitvoeringsplannen; de eerste daarvan zal betrekking
hebben op 2011 en in het najaar van 2010 gereed zijn. De uitvoeringsplannen worden opgesteld door
het cluster OOV, in het kader van de ambtelijke coördinatie van het IVB, echter in nauwe
samenwerking met de interne en externe partners.
4
2. Huidige situatie
De huidige veiligheidssituatie is in twee opzichten geanalyseerd ter voorbereiding van het nieuwe
veiligheidsbeleid: er is gekeken naar de huidige veiligheidsproblematiek (aantastingen van de
veiligheid) en naar de huidige veiligheidsaanpak en verbeterpunten daarin. Beide zijn nodig: alleen
zicht op de ‘harde’ veiligheidsgegevens verschaft een onvoldoende basis voor het bepalen van de
hoofdlijnen van de nieuwe aanpak aangezien dan niet zichtbaar is op welke wijze en met welke
intensiteit reeds ingezet wordt op de veiligheidsthema’s.
Hierna wordt de stand van zaken op de vijf veiligheidsvelden van Kernbeleid Veiligheid op hoofdlijnen
beschreven (NB: een uitgebreidere beschrijving van de uitgangssituatie is separaat bijgevoegd). Het
gaat om de volgende veiligheidsvelden:
1. Veilige woon- en leefomgeving; dit betreft de veiligheid in de alledaagse woon- en leefomgeving,
dat wil zeggen: de woning, de straat, de buurt, de wijk; indicatoren voor de veiligheid op dit veld
zijn de sociale kwaliteit in de buurt (inclusief overlast), de fysieke kwaliteit van de woonomgeving
(inclusief verloedering), criminaliteit/objectieve veiligheid (inclusief diverse vormen van geweld) en
veiligheidsgevoel/subjectieve veiligheid;
2. Bedrijvigheid en veiligheid; dit betreft de sociale veiligheid rond winkel- en horecavoorzieningen en
bij evenementen en op bedrijventerreinen
3. Jeugd en veiligheid; hierbinnen vallen jeugdoverlast en –criminaliteit, jeugd & alcohol en ‘veilig in
en om de school’
4. Fysieke veiligheid: hierbinnen vallen de ‘klassieke’ fysieke veiligheidsthema’s, te weten:
verkeersveiligheid, brandveiligheid (preventieve en repressieve brandweerzorg), externe veiligheid
(veiligheid rond inrichtingen met en vervoer van gevaarlijke stoffen) en de voorbereiding op
rampenbestrijding (in het bijzonder de gemeentelijke kolom)
5. Integriteit en veiligheid; binnen dit veld vallen maatschappelijke verschijnselen die haaks staan op
fundamentele regels van onze samenleving en in die zin de integriteit van onze samenleving
fundamenteel bedreigen; in dit kader gaat het dan vooral om ‘radicalisering en polarisatie’ en
vormen van georganiseerde criminaliteit.
Na de behandeling van de vijf veiligheidsvelden (paragraaf 2.1 t/m 2.5) wordt ook stilgestaan bij de
huidige sturing en coördinatie van het veiligheidsbeleid (paragraaf 2.6).
Dilemma
Elk veiligheidsthema wordt hierna in eerste instantie bekeken met behulp van de beschikbare
cijfermatige gegevens, waaronder politiecijfers en de uitkomsten van de Enquête Leefbaarheid en
Veiligheid. Ten aanzien van de politiecijfers doet zich echter een dilemma voor: door een verandering
in de systematiek van registratie begin 2009 zijn de politiecijfers over 2009 niet goed te vergelijken
met de gegevens over 2008 en eerdere jaren. De cijfers over 2009 worden om die reden niet
gepresenteerd in dit document en zijn ook niet gebruikt in de veiligheidsanalyse (met uitzondering van
de cijfers ten aanzien van woninginbraak en het totaal aantal aangiften; gebleken is dat deze wel te
vergelijken zijn met eerdere jaren).
5
2.1 Veilige woon- en leefomgeving
Veiligheidsproblematiek
Kernindicatoren op dit veld zijn zoals gezegd ‘sociale kwaliteit’, ‘fysieke kwaliteit’, ‘objectieve veiligheid’
en ‘subjectieve veiligheid’. Tabel 1 bevat cijfermatige gegevens over deze indicatoren.
Indicator bron 2004 2005 2006 2007 2008 2009
t.a.v. sociale kwaliteit:
aantal incidenten overlast (totaal) per 1.000
inwoners
politie 26 29 27
overlast (indicatorscore; hoger is meer) enquête L&V 2,9 2,8 2,9
aantal incidenten drugs- en drankoverlast per 1.000
inwoners
politie 6 6 6
drugsoverlast (%) enquête L&V 11 8 7
overlast door omwonenden (%) enquête L&V 7 8 9
t.a.v. fysieke kwaliteit:
oordeel schoonhouden woonomgeving
(% positief)
enquête L&V 77 76 76
gemiddeld rapportcijfer) onderhoud
woonomgeving
enquête L&V 7,3 7,4 7,4
% waarnemingen dat voldoet aan
IBOR-doelen
gemeente 89
aantal incidenten vernieling per 1.000 inwoners politie 21 20 20
verloedering (indicatorscore; hoger is meer) enquête L&V 3,4 3,4 3,7
t.a.v. objectieve veiligheid/veelvoorkomende criminaliteit:
totaal aantal aangiften per 1.000 inwoners politie 98 92 86 89
aantal incidenten woninginbraak per 1.000
woonruimten
politie 12 12 17 12
slachtoffer (poging tot) inbraak woning (%) enquête L&V 9 6 6
aantal incidenten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen
per 1.000 inwoners
politie 10 10 7
slachtoffer autodelicten eigen buurt (%) enquête L&V 27 23 19
aantal incidenten diefstal brom-, snor-, fietsen per
1.000 inwoners
politie 23 19 18
slachtoffer fietsendiefstal eigen buurt (%) enquête L&V 17 14 13
aantal incidenten lichamelijke integriteit/geweld
per 1.000 inwoners
politie 10 11 10
slachtoffer geweldsdelicten eigen buurt (%) enquête L&V 4 3 2
aangiften huiselijk geweld per 1.000 inwoners politie 2,3 2,5 1,9 2,0
incidenten huiselijk geweld per 1.000 inwoners politie 7,2 6,8 5,3 7,3
perceptie dreiging (indicatorscore; hoger is
meer)
enquête L&V 1,4 1,2 1,3
t.a.v. subjectieve veiligheid/veiligheidsgevoel:
% bewoners dat zich wel eens onveilig voelt enquête L&V 19% 15% 15%
tabel 1
6
Belangrijke kenmerken van de veiligheidssituatie op dit veiligheidsveld zijn de volgende:
op gemeentelijk niveau:
• ‘Sociale kwaliteit’: het totaal van de overlastmeldingen en –ervaringen is redelijk stabiel in de
periode 2004 t/m 2008/2009; de drugsoverlast is wel afgenomen; overlast van omwonenden
daarentegen is juist wat toegenomen
• ‘Fysieke kwaliteit’: ook die lijkt in algemene stabiel hoewel de verloederingsscore zich negatief
ontwikkelt tussen 2004 en 2008/2009; de monitor Veilig & Leefbaarheid meldt daarnaast een
stijging van het aantal vernielingen in 2008
• ‘Objectieve veiligheid/veelvoorkomende criminaliteit’: de vermogenscriminaliteit neemt duidelijk af
in de periode 2004 t/m 2008/2009; het aantal geweldsincidenten daalt echter niet of nauwelijks; zo
is zowel het aantal incidenten van huiselijk geweld als het aantal aangehouden verdachten in
2009 sterk gestegen ten opzichte van 2008; ook de bewonersperceptie van ‘dreiging’ is iets
verslechterd tussen 2006 en 2008
• ‘Subjectieve veiligheid/veiligheidsgevoel’: het veiligheidsgevoel is verbeterd tussen 2004 en 2006
en daarna stabiel
De monitor Veiligheid en Leefbaarheid 2008 meldt in algemene zin en over een langere periode een
verbetering van de veiligheid en leefbaarheid. Maar na 2006 is er sprake van een verslechtering van
de veiligheid, zo blijkt uit de monitor. Die is dan met name gelegen in geweld en overlast en de
bewonersperceptie van dreiging en verloedering. De vermogenscriminaliteit is afgenomen na 2006.
op stadsdeelniveau:
• Stadsdeel Centrum: de trends in de politiecijfers zijn grotendeels conform het stedelijk beeld, dat
wil zeggen: afname vermogenscriminaliteit, gelijk blijven/lichte groei geweld, stijgen woonoverlast,
stijgen horecaoverlast; in de Gebiedscan van de politie wordt onder meer gewezen op de actieve
toepassing van het geluidsprotocol (o.m. jegens studentenpanden; dit leidt tot stijging van
geluidsoverlast), het geweld dat plaatsvindt binnen specifieke doelgroepen (verslaafden/dealers
en studentenverenigingen), op de gevallen van vrouwenhandel en loverboypraktijken die zich
voordoen binnen de prostitutie, op het relatief grote aantal inbraken in studentenwoningen (vooral
gelegenheidsdieven, geen georganiseerd verband) en op de drugshandel in het A-kwartier; de
Benchmark van de politie wijst uit dat dit stadsdeel veruit hoogste aantal overlastincidenten en
misdrijven per 1.000 inwoners kent; de algemene conclusie over dit stadsdeel luidt dat de
veiligheids- en leefbaarheidssituatie past bij het profiel van een omvangrijk en divers
centrumgebied; vanuit dat oogpunt doen zich geen vreemde uitschieters voor
• Stadsdeel Noord: ook ten aanzien van dit stadsdeel zijn de politiecijfers grotendeels conform het
stedelijke beeld, dat wil zeggen: afname vermogenscriminaliteit, gelijk blijven/lichte groei geweld,
licht stijgen woonoverlast, overlast als geheel redelijk stabiel, stijgen horecaoverlast; in de
Gebiedscan van de politie wordt onder meer gewezen op het relatief hoge aantal
drugsadressen/coffeeshops, goedkope woningen en voorzieningen in de sfeer van drugsopvang,
horeca, AZC en dak- en thuislozenopvang (inclusief de daarbij behorende overlast) in dit
stadsdeel; veel van de geweldsincidenten in het gebied blijken horecagerelateerd; en
studentenwoningen vormen wederom een relatief gemakkelijke prooi voor inbrekers; de
Benchmark van de politie wijst uit dat dit stadsdeel wat betreft incidenten overlast als tweede uit
de bus komt (na het centrum) maar wat betreft pas als derde (na centrum en stadsdeel
Noorddijk/Basiseenheid Oost); de algemene conclusie over dit stadsdeel luidt dat de veiligheids-
en leefbaarheidssituatie passen bij het profiel van een ‘oud binnenstadsgebied’ en in die zin
evenmin duidelijke uitschieters vertoont
• Stadsdeel Zuid: de politiecijfers zijn conform het stedelijke beeld wat betreft het min of meer
gelijkblijven van overlast en de daling van vermogenscriminaliteit; onderscheidend zijn het niet-
7
stijgen van woonoverlast en het niet-dalen van diefstal brom- en snorfietsen, in combinatie met het
stijgen het aantal gevallen van winkeldiefstal; in de Gebiedscan van de politie wordt onder meer
gewezen op het grote aantal studentenpanden (veelal koopwoningen die door meerdere
studenten worden bewoond), hetgeen resulteert in behoorlijke overlast in de vorm van verkeerd
geparkeerde fietsen, muziek, woon- en leefgeluiden; dit geeft veel irritatie onder met name oudere
bewoners; geweldsincidenten vinden vooral plaats op het stationsplein; in de Benchmark van de
politie komt dit stadsdeel wat betreft incidenten overlast op de derde plaats uit (na centrum en
noord) en wat betreft het aantal misdrijven op de vierde plaats (met groot verschil met de
nummers 1 t/m 3: de stadsdelen Centrum, Oost en Noord); de algemene conclusie ten aanzien
van dit stadsdeel luidt: een gemengd woon- en werkgebied met een redelijk gunstige veiligheids-
en leefbaarheidssituatie
• Stadsdeel Oost: de politiecijfers ten aanzien van dit stadsdeel vertonen een behoorlijke afwijking
van het stedelijk beeld: sprake is namelijk van gelijk blijven en op onderdelen stijging van
vermogenscriminaliteit, stijging van diverse geweldsdelicten alsook een stijging van drank- en
drugsoverlast, jeugdoverlast en vernielingen; ook stijgt het totaal aantal aangiften; in de
Gebiedscan van de politie wordt onder meer gewezen op de overlast van psychisch gestoorden in
de wijk Bensterveld, de aanwezigheid van diverse dealpanden in het stadsdeel en het fenomeen
straatraces op een van de bedrijventerreinen; daarnaast wordt een verplaatsingseffect
gesignaleerd ten aanzien van de jeugdoverlast (doordat er veel aandacht is geweest voor de
aanpak van jeugdoverlast in Bensterveld en Kruisveld verplaatst overlast zich naar andere wijken
in het stadsdeel); in de Benchmark van de politie komt dit stadsdeel wat betreft incidenten overlast
op de vierde plaats uit (na centrum, noord en zuid, met echter een klein verschil met de nummers
2 en 3) en wat betreft het aantal misdrijven op de tweede plaats (na centrum); de algemene
conclusie ten aanzien de veiligheids- en leefbaarheidssituatie van dit stadsdeel luidt: een
woongebied waar het nodige aan de hand is, met relatief veel overlast, criminaliteit en geweld
• Stadsdeel West: de politiecijfers laten gunstige trends zien ten aanzien van de
vermogenscriminaliteit, geweld, overlast (waaronder burengerucht) en het totaal aantal aangiften;
daarmee wijkt dit stadsdeel gunstig af van het stedelijk beeld; in de Gebiedscan van de politie
wordt onder meer gewezen op de sociale problematiek in de wijken Hoofdkamp en Bloemenwijk
(hoge werkloosheid, veel eenoudergezinnen, huiselijk geweld en psychische problematiek) en de
slooproutes in relatie tot het uitgaan; in de Benchmark van de politie komt dit stadsdeel wat betreft
zowel de incidenten overlast als het aantal misdrijven op de vijfde ofwel gunstigste plaats uit; de
algemene conclusie ten aanzien de veiligheids- en leefbaarheidssituatie van dit stadsdeel luidt:
een woongebied met duidelijke, onderscheidende positieve ontwikkelingen in diverse opzichten
De huidige aanpak en verbeterpunten
De aanpak op het veiligheidsveld ‘veilige woon- en leefomgeving geschiedt via het ‘neerzetten’ en
onderhouden van een infrastructuur voor afstemming en coördinatie, via investeringen in fysieke en
sociale kwaliteit, via het bevorderen van bewonersbetrokkenheid, via toezicht en handhaving en via de
aanpak van specifieke criminaliteitsfenomenen.
Zwaartepunten in de infrastructuur zijn de structurering van de wijkaanpak via wijkperspectieven en
wijkplannen en de inzet van wijkteams en van stadsdeelcoördinatoren en –secretarissen - maar ook
instrumenten als het veiligheidshuis, de meldpunten overlast en zorg (MOZ) en diverse netwerken in
de wijken waaronder de OGGZ-netwerken. De aanpak van de fysieke kwaliteit geschiedt vanuit het
programma ‘Schoon, heel veilig’; dit is zodanig opgezet dat ideeën en initiatieven van bewoners
meteen kunnen worden meegenomen. Specifieke accenten in de aanpak zijn inzet van
stadsdeelbeheerders, inzet van zgn. flexteams om vernielingen terug te dringen, de gezamenlijke
schoonmaakdag ‘Voorjaarskolder’ en de methodiek IBOR inclusief de jaarlijkse IBOR-schouw met
bewoners. Accenten in de aanpak van de sociale kwaliteit zijn de aanpak van overlastgevenden,
8
gebiedsgerichte aanpak conform de stadsdeelprogramma’s met inzet op onder meer inbraakpreventie,
enge plekken, fietsenoverlast en geluidsoverlast, en meer algemeen de doorvoering van OGGz- en
Wmo-taken in de wijken. Bewonersbetrokkenheid wordt bevorderd in Achterheuvel via het project
buurtbemiddeling, de buurtschouwen conform IBOR, de methodiek Burgernet en bijvoorbeeld acties
als Voorjaarskolder. Toezicht geschiedt zowel fysiek als elektronisch: in de woonwijken zijn naast de
buurtagenten ook stadswachten en buurtconciërges actief; in het centrumgebied, specifiek de
uitgaansstraten, is ook sprake van cameratoezicht. Accenten in de aanpak van specifieke
criminaliteitsfenomenen zijn de aanpak van de veelplegers (onder regie van het veiligheidshuis), de
aanpak van woninginbraak (specifiek seniorenwoningen en studentenwoningen), de aanpak van
fietsendiefstal (veel aandacht voor binnenstad en centraal station) en de aanpak van huiselijk geweld
(inclusief de implementatie van het tijdelijk huisverbod).
De analyse heeft uitgewezen dat er diverse verbeterpunten zijn op dit veiligheidsveld. Ten aanzien
van de veiligheid zelf valt de combinatie op van daling van de vermogenscriminaliteit aan de ene kant
versus verslechtering van de dreigings- en verloederingsscore, stijging van woonoverlast en gelijk
blijven en in sommige opzichten stijging van geweld anderzijds. De inzet in de afgelopen jaren op
veelplegers, die verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de vermogenscriminaliteit, lijkt
zodoende effectief geweest – terwijl de ‘algemenere’ sociale veiligheid en leefbaarheid in woongebied
en wijken zowel subjectief als objectief onder druk is komen te staan. Inderdaad is reeds
geconstateerd dat het wijkgericht werken, dat een cruciaal instrument vormt voor de borging van de
sociale veiligheid in de alledaagse woon- en leefomgeving, belangrijke verbeterpunten kent. In 2010 is
hiervoor een concernbreed verbetertraject ingezet. Geconcludeerd is dat voor bewoners het overzicht
weg is (het is te ‘druk’ in de wijken) en dat de afdelingen nu onvoldoende samenwerken op wijkniveau.
Beoogd worden een actuele visie op wijkgericht werken, versterking van de plancyclus en
informatiepositie op wijkniveau, versterking van de bewonersparticipatie en realisatie van
organisatorische voorwaarden in de gemeentelijke organisatie voor effectieve integraliteit op
wijkniveau. Naast deze verbeterpunten in het wijkgericht werken is ook vastgesteld, specifiek door de
commissie Vensterhuis, dat de aanpak van huiselijk geweld duidelijk verbeterpunten kent. Weliswaar
verloopt de implementatie van het relatief nieuwe instrument tijdelijk huisverbod effectief, maar
daarnaast kennen de regievoering, aansturing en informatiepositie jegens het ‘veld’, specifiek het
Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld, belangrijke verbeterpunten. Deze worden in de loop van 2010
reeds aangevat. Overigens is ook geconstateerd dat deze regievoering en informatiepositie ook op
andere aspecten van de aanpak op dit veiligheidsveld verbeterpunten kennen - het gaat daarbij
bijvoorbeeld om de informatiepositie ten aanzien van veelplegers en overlastgevenden en de sturing
van de aanpak vanuit het veiligheidshuis. Ook deze verbeterpunten worden aangevat.
9
2.2 Bedrijvigheid en veiligheid
Veiligheidsproblematiek
Thema’s binnen dit veiligheidsveld zijn ‘veilig winkelgebied’, ‘veilige bedrijventerreinen’, ‘veilig uitgaan’,
‘veilige evenementen’ en ‘prostitutie’. Tabel 2 bevat cijfermatige gegevens over een aantal van deze
onderwerpen.
Indicator bron 2004 2005 2006 2007 2008 2009
aantal incidenten winkeldiefstal
politie 1.255 1.374 1.138
slachtofferschap winkeldiefstal thermometer
Binnenstad
-4% t.o.v.
2007
slachtofferschap mishandeling/bedreiging
met geweld
thermometer
Binnenstad
-3% t.o.v.
2007
overlast door bekladding
thermometer
Binnenstad
-17% t.o.v.
2006
onveiligheidsgevoel
thermometer
Binnenstad
+ …% t.o.v.
2008
overlastgevende personen
thermometer
Binnenstad
+ …% t.o.v.
2008
aantal incidenten overlast
uitgaansgelegenheid/ horeca
politie 253 248 299
aantal incidenten geluidshinder evenement
politie 13 27 29
aantal incidenten diefstal/inbraak in
bedrijven en instellingen
politie 1.201 978 950
tabel 2
Ook op dit veiligheidsveld zien we een duidelijke afname van de vermogenscriminaliteit (winkeldiefstal
en inbraak in bedrijven en instellingen). Ook is het slachtofferschap van winkeliers van geweld en
bekladding afgenomen. Aan de andere kant zien we een toename van horecaoverlast en overlast van
evenementen en is daarnaast uit specifieke analyses gebleken dat het uitgaansgeweld toegenomen is
in de binnenstad (waarbij verhoogde aandacht daarvoor wel deels een verklarende factor vormt).
Daarnaast vormen de overlast en vernielingen rond zgn. ‘(s)looproutes’ een belangrijk aandachtspunt.
De huidige aanpak en verbeterpunten
De aanpak van de veiligheid in winkelgebied en bedrijventerreinen geschiedt met behulp van de
landelijke methodiek Keurmerk Veilig Ondernemen. Recent heeft het kernwinkelgebied van
Achterheuvel de ‘derde ster’ in de wacht gesleept en de Achterheuvelse bedrijventerreinen hebben in
2009 de ‘eerste ster’ bemachtigd. Gesteld kan worden dat de aanpak ten aanzien van winkelgebied
en bedrijventerreinen voortvarend én effectief is, afgaande op de genoemde afname van de
vermogenscrminaliteit. De veilig uitgaan-aanpak kent als rode draden de Kwaliteitsmeter Veilig
Uitgaan Achterheuvel, het handhavingsprotocol horeca, de inzet van cameratoezicht en het Panel
Deurbeleid. Aandachtspunten in de komende tijd vormen de ontwikkeling en inzet van
nieuwe/aanvullende maatregelen ter vermindering van het uitgaansgeweld, de oriëntatie op omvang
en aanpak van de horecaoverlast en de evaluatie van de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan. De aanpak
van de veiligheid rond evenementen is gebaseerd op de nota Feesten in Balans. Deze is verouderd
en zal geactualiseerd worden. De vergunningverlening ligt bij het Centraal Meldpunt Evenementen
10
van de Milieudienst. Uit de analyse is gebleken dat de huidige positionering en regievoering
verbeterpunten kennen; de aansturing van de veiligheid van de grotere evenementen wordt een
aandachtspunt genoemd.
De handhaving van het prostitutiebeleid kenmerkt zich door een intensieve integrale aanpak. De
bestuurlijke toezichthouders controleren consequent de naleving van de vergunningvoorwaarden en
werken nauw samen met de politie. Ten behoeve van de, bij overtreding van vergunningvoorwaarden,
te nemen bestuursrechtelijke maatregelen is een handhavingsprotocol van kracht. In de periode 2011-
2015 zal de nadruk in het prostitutiebeleid liggen op de implementatie van de nieuwe landelijke Wet
Regulering prostitutie. Deze wet voorziet o.a. voor gemeenten in een registratieplicht voor prostituees.
2.3 Jeugd en veiligheid
Veiligheidsproblematiek
Thema’s binnen dit veiligheidsveld zijn ‘jeugdoverlast’, ‘jeugdcriminaliteit/individuele
probleemjongeren’, ‘jeugd, alcohol en drugs’ en ‘veilig in en om de school’. Tabel 3 bevat cijfermatige
gegevens over deze onderwerpen.
Indicator bron 2004 2005 2006 2007 2008 2009
aantal incidenten overlast jeugd per 1.000 inwoners politie 4,7 5,5 5,3
% bewoners dat vindt dat overlast van groepen
jongeren veel voorkomt in de wijk
enquête L&V 12 11 10
aantal incidenten vernieling per 1.000 inwoners politie
21 20 20
aantal jeugdige verdachten 0-11 jaar
politie 38 30 20 12
aantal jeugdige verdachten 12-17 jaar
politie 947 895 780 936
aantal jeugdige verdachten 12-17 jaar per 1.000 12-
17-jarigen
politie 61 62 61 49 61
aantal meldingen bij Zorgafstemming Risicojongeren
(ZBR)
gemeente 370 250 272 331 373
aantal Halt-afdoeningen
Bureau Halt 738 768 857
% jongeren klas 4 VO dat tenminste 1x per maand
doorzakt
gezondheids-
enquête
42
% 12 tot 15-jarigen dat alcohol gebruikt
gezondheids-
enquête
82
% ouders dat drankgebruik kinderen goedkeurt
gezondheids-
enquête
61
tabel 3
Het aantal incidenten jeugdoverlast vertoont een stijgende trend in de periode 2006 – 2008; wel is er
sprake van een kleine afname van de overlastperceptie van bewoners. Ook het aantal incidenten van
vernieling daalt licht tussen 2006 en 2008. Het aantal jeugdige verdachten is gelijk gebleven in de
periode 2006-2009 (na een sterke daling in 2008!) en dit geldt ook voor het aantal bekende
Achterheuvelse risicojongeren bij het ZBR (Zorgberaad Risicojongeren). Het aantal Halt-afdoeningen
vertoont een stijgende trend in de jaren waarover gegevens voorhanden zijn. Geconstateerd kan
worden dat de jeugdproblematiek als geheel een redelijk constant volume kent (c.q. geen afname laat
zien), zowel wat betreft de mildere vormen als wat betreft de ernstiger jeugdcriminaliteit. Het
11
shortlistonderzoek van de politie (inventarisatie jeugdgroepen) heeft laten zien dat er in 2009 in totaal
14 hinderlijke (en geen enkele overlastgevende) jeugdgroepen waren.
De huidige aanpak en verbeterpunten
Beleidskader van de huidige aanpak op dit veld vormt de nota integraal jeugdbeleid (2007 – 2010).
Het accent in deze nota ligt op de preventieve en curatieve inspanningen; belangrijke instrumenten
zijn de aanpak van het vroegtijdig schoolverlaten, de inzet van jeugd- en jongerenteams, het project
Gezonde en Veilige School en de aanpak van jeugdige veelplegers (Nieuwe Kansen 18- en 18+).
Aanpak van jeugdoverlast wordt veelal geëntameerd op stadsdeel- of wijkniveau conform de zgn.
Alert-aanpak. De coördinatie van de veelplegersaanpak geschiedt binnen het Veiligheidshuis, dat in
Achterheuvel een relatief laag profiel kent. Daarnaast zijn belangrijke institutionele innovaties de
implementatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de invoering van het
signaleringssysteem Zicht op Jeugd Achterheuvel (ZoJA); ZoJA wordt zodanig geïmplementeerd (in
de back office van het CJG) dat al het zorggerelateerde casusoverleg over jeugd voortaan
gecoördineerd en op dezelfde plek plaatsvindt. De aanpak van jeugd en alcohol ten slotte is in 2008 in
een aparte nota vervat (Aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren 2008-2011) en kent als
zwaartepunten het betrekken van ouders bij de aanpak en de intensivering van het toezicht op
alcoholverstrekking aan minderjarigen door horeca, detailhandel en in sportkantines.
De verbeterpunten op dit veld zijn vooral gelegen in beleidsvorming, regievoering en
uitvoeringscoördinatie. Het beleidskader – integraal jeugdbeleid – zal in elk geval geactualiseerd
worden in 2010, inclusief het onderdeel Veilig opgroeien. Dit geeft tevens de kans de aanpak van
jeugdcriminaliteit en jeugdige veelplegers beleidsmatig beter te structureren; tot dusverre was dit
beperkt het geval. Geconstateerd is reeds dat het aantal jeugdige verdachten niet is afgenomen
waardoor de doelstelling in het oude veiligheidsbeleid niet is bereikt. Een meer gestructureerde en
integrale aanpak van jeugdcriminaliteit kan daarin een verbetering betekenen. In elk geval zal daarbij
ook meer integraal naar dit veiligheidsitem zelf gekeken moeten worden, in plaats van de repressie op
dit item als taak van politie en justitie op te voeren. Ook kan in het nieuwe jeugdbeleid de aanpak van
jeugdoverlast meer gestructureerd en integraal beschreven en aangevat worden. Zodoende kunnen
de initiatieven vanuit verschillende afdelingen beter gecoördineerd worden. Koppeling van ook de
aanpak ten aanzien van Jeugd en alcohol aan het nieuwe jeugdbeleid als ook de aanpak ten aanzien
van Veiligheid in en rond scholen, zou een verdere verbetering van de integraliteit en regievoering ten
aanzien van Veilig opgroeien betekenen. De huidige implementatie van het CJG en het ZoJA, in
combinatie met de doorontwikkeling van het Veiligheidshuis, belooft reeds een belangrijke vooruitgang
van de afstemming en uitvoeringscoördinatie. Zo zullen de justitiële en zorgketens duidelijker
gepositioneerd worden ten opzichte van elkaar – hetgeen de integraliteit van de aanpak ten goede
komt.
12
2.4 Fysieke veiligheid
Veiligheidsproblematiek
Thema’s binnen dit veiligheidsveld zijn ‘verkeersveiligheid’, ‘brandveiligheid’, ‘externe veiligheid’ en
‘voorbereiding op rampenbestrijding’. Tabel 4 bevat cijfermatige gegevens over deze onderwerpen.
Indicator bron 2004 2005 2006 2007 2008 2009
totaal verkeersongevallen gemeente 2.672 2.513 2.339 2.691 2.124
aantal lichtgewonden gemeente 322 342 317 377 275
aantal ziekenhuisopnamen gemeente 118 103 112 120 100
aantal doden gemeente 5 1 3 3 6
aantal incidenten verkeersoverlast per 1.000
inwoners
politie 12 13 12
meldingen grote brand brandweer
brandmeldingen totaal brandweer
hulpverleningen totaal brandweer
controles conform Prevap brandweer 1120 1168 927 1537 1337
% EV-objecten waarvan risico’s geanalyseerd
zijn (op totaal van objecten waarvoor dat
wettelijk verplicht is)
gemeente 5 22 50 78 89 100
% actuele vergunningen BEVI en BRZO gemeente 5 11 39 61 67 67
% actuele bestemmingsplannen (inclusief EV-
gegevens)
gemeente 10 20 30 40 50
getoetst, goedgekeurd en actueel rampenplan gemeente
% deelprocessen waarvan planvorming actueel
is
gemeente 100% 100%
% deelprocessen dat beoefend wordt gemeente 100% 100%
aantal bestuurlijke rampenoefeningen gemeente
tabel 4
Zichtbaar is dat de verkeersveiligheid nogal sterke fluctuaties vertoont: 2007 bijvoorbeeld was op alle
indicatoren behalve aantal verkeersdoden het ongunstigste jaar – terwijl 2008 juist op alle indicatoren
het ‘beste’ jaar was, behalve wat betreft het aantal verkeersdoden. Als geheel is in de gepresenteerde
indicatoren wel een licht positieve trend zichtbaar. Dit wordt bevestigd door de zgn. ‘blackspot-
analyse’. Blackspots zijn locaties waar binnen een periode van drie jaar zes of meer ongevallen met
letsel of dodelijke afloop plaatsvinden. Het aantal blackspots is sinds 2006 afgenomen van 11 (periode
2004 – 2006; 7 van de 11 in beheer bij de gemeente) naar 8 (periode 2006 – 2008; 4 van de 8 in
beheer bij de gemeente). Ten aanzien van de brandveiligheid kan gesteld worden dat die …; de
positieve trend doet zich zowel bij de preventie als wat betreft feitelijke incidenten voor. Ook de
veiligheid rond opslag en bewerking van gevaarlijke stoffen is verbeterd sinds 2004: de risico-
informatie is sterk verbeterd (100% geanalyseerd), het percentage actuele vergunningen is gestegen
en dito het percentage actuele bestemmingsplannen. Ten slotte is Achterheuvel ook goed toegerust
op de rampenbestrijding, getuige de scores op actuele planvorming en oefening van deelplannen.
De huidige aanpak en verbeterpunten
De aanpak van de verkeersveiligheid kent als zwaartepunten de verbetering van de veiligheid van
schoolomgevingen (via allerhande verkeersmaatregelen), het aanbieden van verkeerseducatie in het
onderwijs en de doorvoering van 30 kilometerzones in verblijfsgebieden (woonwijken). De diverse
maatregelen zijn voor het laatst in 2007 gebundeld (nota ‘Verkeersveiligheid’). Ten aanzien van de 30
kilometerzones is gekozen voor concentratie op een beperkt aantal gebieden in plaats van geheel
Achterheuvel. De aanpak conform ‘duurzaam veilig’ van de verblijfsgebieden wordt mede gerealiseerd
13
bij gelegenheid van regulier beheer en onderhoud. Voor de verdere borging van de verkeersveiligheid
zijn met name van belang beleidsmatige en financiële borging en verdere versterking van de
integraliteit. Wenselijk is het de nota verkeersveiligheid te actualiseren (om oog te hebben en te
houden voor urgenties en eventuele omissies), de aanpak van verblijfsgebieden verder uit te rollen en
ook te blijven inzetten op verkeerseducatie. Daarnaast is gebleken dat de integraliteit tussen enerzijds
de ‘preventie- en fysieke maatregelen-kant’ (Ruimtelijke en Economische Aangelegenheden/REA) en
aan de andere kant de ‘handhavingskant’ (met name politie) beter kan; de Bestuursdienst zou hierin,
vanuit de coördinatie van integrale veiligheid, als bruggenbouwer kunnen fungeren.
De aanpak van de brandveiligheid kent wat betreft de preventie de gebruikelijke accenten
vergunningverlening, controle en handhaving en voorlichting. Voor de vergunningverlening en
handhaving is in het bijzonder relevant de huidige implementatie van het Gebruiksbesluit en de Wet
Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Als gevolg hiervan dienen werkprocessen opnieuw
ingericht te worden en is specifiek in Achterheuvel ook een inhaalslag nodig ten aanzien van de
kamerverhuurbedrijven/studentenpanden (die onder een ander regime komen te vallen). Deze
opgaven zijn reeds ter hand genomen en worden verder gestalte gegeven in de komende tijd. Tegelijk
en in relatie daarmee zal in komende periode ook het concept integrale handhaving verder worden
ingevoerd, in samenwerking met de afdeling REA en de Milieudienst (Nota Integraal toezicht en
handhaving 2010 – 2013). Verbeterpunten wat betreft de preventie zijn de programmering van
voorlichtingsactiviteiten (die is nu vooral ‘vraaggestuurd’) en de aansturing van de veiligheid
waaronder de brandpreventie van grootschalige evenementen. Voor de repressieve brandweerzorg
maakt Achterheuvel gebruik van beroepskrachten. De dekkingsgraad in zowel de dag- als
nachtsituatie is vrijwel volledig. Veel inzet gaat gepaard met de automatische brandmeldingen; een
groot deel van deze uitrukken blijkt onnodig. Belangrijke aandachtspunten in de komende tijd voor wat
betreft de repressie zijn de verdere borging van het beleid ten aanzien van opleiden en oefenen, het
traject verbetering bluswatervoorziening en het verder op orde brengen en bestendigen van de interne
organisatie (ook wat betreft arbeidstijden, rechtspositie, e.d.).
De aanpak van de externe veiligheid (veiligheid rond opslag, bewerking en vervoer gevaarlijke stoffen)
kent als accenten risico-inventarisatie en -analyse, vergunningverlening, bestuurlijke verantwoording
en compenserende maatregelen, controle en handhaving en risicocommunicatie. De huidige aanpak
is effectief en up to date: recentelijk is de beleidsvisie met betrekking tot het groepsrisico vastgesteld
en deze wordt nu verder in processen en werkafspraken doorvertaald. Kern van de Achterheuvelse
visie is ‘Zo veilig mogelijk’ ofwel een restrictief beleid ten aanzien van gevaarlijke stoffen. De inzet op
risicoanalyse, controle en handhaving is consequent en programmatisch en de doorvertaling in c.q.
afstemming met andere disciplines (in het bijzonder RO) vindt gestructureerd en vroegtijdig plaats.
Een verbeterpunt betreft de risicocommunicatie bewoners en bedrijven; hieraan wordt vanaf 2010
meer aandacht geschonken.
Zwaartepunten ten slotte in de gemeentelijke voorbereiding op rampenbestrijding zijn planvorming,
opleiding en oefening. Bij het op peil houden van deze onderdelen wordt intensief regionaal
samengewerkt. En voor de feitelijke inzet bij incidenten zijn voor enkele van de gemeentelijke
processen regiopools geformeerd. Binnen de gemeente ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van
de respectievelijke gemeentelijke processen bij de hoofden van de actieteams – zodoende zijn deze
‘sleutelactoren’ integraal en consequent betrokken bij het op peil houden van de kwaliteit van de
rampenbestrijdingsorganisatie. Het OTO-plan (Opleiden, Trainen en Oefenen) dateert van 2010 en
gaat uit van jaarlijkse oefening van alle (8) gemeentelijke processen. Een aandachtspunt vormt de
aandacht vanuit het bestuur voor de gemeentelijke kolom. Deze kan bijvoorbeeld geborgd worden
door het instellen van een ‘bestuurscommissie gemeentelijke kolom’ als onderdeel van de
gemeenschappelijke regeling.
14
2.5 Integriteit en veiligheid
Veiligheidsproblematiek
Te onderscheiden thema’s binnen dit veiligheidsveld zijn ‘radicalisering en polarisatie’ en ‘bestuurlijke
aanpak van georganiseerde criminaliteit’.
De informatiepositie ten aanzien van radicalisering en polarisatie is momenteel niet volledig. Dit heeft
ook te maken met de geringe beleidsmatige aandacht voor dit thema. De indruk is dat het thema, in
elk geval wat betreft islam, extreemlinks en –rechts alsook dierenrecht, van beperkt belang is. Wat
betreft de georganiseerde criminaliteit kan gesteld worden dat Achterheuvel, als grote stad met een
omvangrijke horeca-, toerisme en evenementenindustrie, een prostitutiegebied en een regiofunctie in
diverse opzichten, ook te maken heeft met de min of meer gebruikelijke vormen van georganiseerde
criminaliteit in dergelijke stedelijke centra. Het gaat dan om activiteiten als drugshandel,
mensenhandel, witwaspraktijken en diverse vormen van fraude.
De huidige aanpak en verbeterpunten
De huidige aanpak van de gemeente van radicalisering en polarisatie is low profile: deze beperkt zich
tot de gebruikelijke protocollen en voorzieningen voor incidenten van discriminatie. Daarnaast wordt
geïnvesteerd in sociale cohesie, hetgeen een preventief effect kan hebben op polarisatie. Er ontbreekt
momenteel een duidelijke beleidslijn voor de gemeentelijke aanpak op dit thema, flankerend aan die
van partners als politie, justitie, AIVD. Ook is de informatiepositie op dit item ontoereikend. De
bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit kenmerkt zich door toepassing van het
BIBOB-instrumentarium op de vergunningaanvragen in de horeca- en prostitutiesector en de
specifieke inzet van bestuurlijk toezicht en handhaving in de prostitutiesector op het verschijnsel
mensenhandel. Voor de aanpak van mensenhandel wordt in 2010 een ketenaanpak ontwikkeld en
geïmplementeerd. Daarnaast is in november 2009 het Regionaal Convenant voor de geïntegreerde
decentrale aanpak van de georganiseerde misdaad getekend en is het RIEC van start gegaan. In de
gemeente Achterheuvel is een lokale werkgroep RIEC gevormd. De aanpak van drugscriminaliteit
kenmerkt zich door strikte regulering en handhaving van de softdrugsbranche. Voor de aanpak van
grow- en smartshops en de illegale hennepteelt wordt in 2010 specifiek beleid ontwikkeld.
2.6 Coördinatie en regievoering over het veiligheidsbeleid
Het veiligheidsbeleid 2005 – 2009 kende een uitvoeringsprogramma met dezelfde looptijd –
jaarschijven ontbraken. Dat had een zekere inflexibiliteit tot gevolg: ambities, budgetten en door te
voeren acties waren aan het begin van de periode redelijk gedetailleerd vastgelegd.
Waarschijnlijk is dit debet geweest aan geconstateerde onvolkomenheden in de sturing en coördinatie
van het veiligheidsbeleid: de afdelingen die met de verschillende thema’s aan de slag zijn gegaan
(vooral WOC en REA), konden redelijk eigenstandig de benodigde inzet plegen en acties
ondernemen; de noodzaak van integrale afstemming en terugkoppeling ontbrak zowel beleidsmatig
als budgettair.
Dit is tevens wat het meeste opvalt aan de sturing en coördinatie van het veiligheidsbeleid in de
periode 2005 – 2009: zowel de sturing op het integrale beleid als de sturing op de integraliteit binnen
thema’s ontbrak. De diverse betrokken actoren incl. de Bestuursdienst als beleidsverantwoordelijke
afdeling, hebben hier in te beperkte mate gestalte aan gegeven. Met de sturing op het integrale beleid
wordt daarbij bedoeld: de terugkoppeling en regievoering over de uitvoering van het omvattende
beleid; met de sturing op de integraliteit binnen thema’s wordt bedoeld het bewaken van en
15
regievoeren over effectieve samenstellen van actoren en instrumenten voor de aanpak van de
centrale thema’s in de loop van de tijd.
Dit in meerdere opzichten/op meerdere niveaus ontbreken van effectieve sturing kan de volgende
gevolgen hebben:
omissies in een aanpak worden niet tijdig bekend;
doublures rond thema’s worden niet tijdig bekend;
het niet effectief zijn van maatregelen blijft onvoldoende bekend;
de ‘technische’ informatiepositie ten aanzien van beleid en veiligheidseffecten verslechtert,
waardoor omissies, doublures en ineffectiviteit ook niet meer goed bepaald kunnen worden;
actoren versterken elkaar in het algemeen onvoldoende; samenstellen van actoren rond thema’s
kunnen te beperkt zijn; dit kan weer gevolgen hebben voor de effectiviteit van de samenwerking
met/aansturing van externe uitvoeringsorganisaties;
doordat diensten/afdelingen elkaar niet voldoende kunnen versterken, blijven actoren die een
thema trekken ook ‘ongecorrigeerd’ en kan een reeds niet optimaal effectieve aanpak nog minder
effectief worden;
veiligheidsitems die nog niet in het veiligheidsbeleid zaten, blijven eigenlijk ‘de hele tijd’ buiten
beeld en kunnen zich negatief doorontwikkelen.
Meerdere van deze negatieve gevolgen hebben zich – in meer of mindere mate – voorgedaan in de
afgelopen periode. Dit bleek reeds in de beschrijving hiervoor van de aanpak van de diverse
veiligheidsthema’s.
Essentieel is het de sturing en coördinatie van het nieuwe veiligheidsbeleid transparant en solide vorm
te geven. Het gaat daarbij dus zowel om de sturing op het integrale beleid als om de sturing op de
integraliteit binnen thema’s. In hoofdstuk 6 van deze nota wordt beschreven hoe de sturing en
coördinatie geborgd zullen worden.
16
3. Strategisch kader
3.1 Hoofdkoers
De veiligheidsanalyse zoals in hoofdstuk 2 beknopt weergegeve,n heeft uitgewezen dat het in de
afgelopen jaren in meerdere opzichten goed is gegaan met de veiligheid en leefbaarheid in
Achterheuvel. Met name de vermogenscriminaliteit is verder afgenomen, en ook ervaren onze
inwoners minder drugsoverlast. Gesteld kan worden dat de aanpak van veelplegers en
overlastgevenden effectief geweest: Achterheuvel heeft zijn status als ‘veilige stad’ weten te
behouden en op onderdelen zelfs weten te verbeteren.
Op andere aspecten is de ontwikkeling in de afgelopen tijd niet zo positief geweest: het aantal
geweldsincidenten is niet of nauwelijks afgenomen, overlast van omwonenden en horeca is
toegenomen, de verloederingsscore en dreigingsscore zijn verslechterd en ook het veiligheidsgevoel
is niet verbeterd tussen 2006 en 2008. Ten aanzien van jeugd is sprake van stabilisering van de
overlast en recent een toename van de jeugdcriminaliteit.
Wat we zien is dat de criminaliteit en dan met name de vermogenscriminaliteit dus weliswaar daalt
maar dat op een aantal voor veiligheid en leefbaarheid belangrijke sociale domeinen de situatie niet
verbetert en op sommige onderdelen zelfs minder goed is geworden de afgelopen jaren. Het gaat
daarbij om de domeinen samen leven en samen wonen, veilig opgroeien en veilige thuissituatie, veilig
recreëren.
Dit zijn tevens de domeinen ten aanzien waarvan de veiligheidsanalyse heeft laten zien dat er nog
verbetermogelijkheden zijn in de aanpak: onze aanwezigheid als lokaal bestuur in de wijken en
stadsdelen is nu minder effectief en ‘begrijpelijk’ voor bewoners dan mogelijk is door de onvoldoende
gecoördineerde aanpak en aanwezigheid in de wijken van de verschillende afdelingen. Dit heeft
belangrijke gevolgen voor zowel de feitelijke effectiviteit van de aanpak van diverse problemen als
voor de beeldvorming bij bewoners: een diffuse, niet goed voorspelbare overheid beïnvloedt de
overlast- en veiligheidservaring van bewoners.
Onvolkomenheden in de aanpak doen zich ook nadrukkelijk voor bij de aanpak van huiselijk geweld.
Ook hier laat de regievoering vanuit de gemeente te wensen over. We zien een stijging van het aantal
incidenten van huiselijk geweld, gecombineerd echter (en dat is misschien nog veelzeggender) met
een onvolkomen informatiepositie ten aanzien van recidive en andere belangrijke effectindicatoren
voor huiselijk geweld.
Hetzelfde verschijnsel doet zich voor op onderdelen van de aanpak van jeugd en veiligheid-
onderwerpen, en dan in het bijzonder jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit/jeugdige veelplegers. Sprake
was van nog onvoldoende regie op deze items, waardoor er vanuit verschillende afdelingen en
organisaties verschillende initiatieven worden genomen – de synergie daartussen is niet altijd
optimaal. We zien dat de ‘veiligheidsscores’ van onze gemeente op de jeugd- en
veiligheidsonderwerpen niet beter worden en op onderdelen slechter. Wel zien we dat de verbetering
is ingezet, met onder meer de borging van het signaleringssysteem ZoJA, de koppeling met het
Centrum voor Jeugd en Gezin, de positionering van de justitiële en zorgketens ten opzichte van elkaar
en het voornemen tot actualisering van het integraal jeugdbeleid.
Ten slotte zien we dat ook de aanpak van Veilig stappen de nodige verbeterpunten kent (onder meer
wat betreft de voorkoming van uitgaansgeweld, horecaoverlast en vernielingen rond (s)looproutes) en
dat er ook belangrijke vragen voorliggen met betrekking tot bijvoorbeeld het cameratoezicht. Door de
17
omvang van ons uitgaansgebied, in combinatie met genoemde negatieve veiligheidseffecten, blijven
de regievoering over en organisatie van het veilig stappen een prioritair aandachtspunt voor ons.
Daaraan willen wij koppelen onze inzet op de veiligheid van de grote publieksevenementen.
Achterheuvel kent er daar jaarlijks een behoorlijk aantal van. Ten aanzien van de borging van de
veiligheid rond de evenementen is in de veiligheidsanalyse vastgesteld dat actualisering en
aanscherping van de aanpak en regievoering nodig zijn.
Samenvattend zien wij als cruciaal in onze aanpak in de komende jaren een zodanige inzet op een
aantal centrale sociale veiligheidsitems dat we de basis onder tolerant en verdraagzaam samenleven
en samenwonen, respectvol en met invulling van ieders eigen verantwoordelijkheid, en met borging
van ieders veilige thuissituatie, extra solide gaan maken. Als gemeente kunnen we de veiligheid en
leefbaarheid niet in alle opzichten afdwingen – maar we kunnen er wel de randvoorwaarden voor
scheppen. Dat heeft dan mede betrekking op ons eigen ‘huiswerk’, onze eigen organisatie, regie- en
beleidsvoering. In die opzichten gaan we ons de komende jaren op de sociale domeinen
manifesteren. We kiezen voor het motto ‘samen leven en samen wonen, een veilige stad voor alle
bewoners’.
Onze prioriteiten in het veiligheidsbeleid zijn zodoende:
1. Veilige en leefbare wijken en buurten
2. Veilig opgroeien
3. Veilig uitgaan en veilige evenementen
4. Veilige thuissituatie: aanpak huiselijk geweld
Veiligheidsthema’s waarvan de veiligheidsanalyse heeft uitgewezen dat ze op dit moment minder
urgent zijn aangezien de huidige aanpak, inclusief de geplande (dan wel mogelijke) verfijningen en
uitbreidingen, voldoende stabiel en ‘gegarandeerd’ is, zijn:
1. Veilig winkelgebied en veilige bedrijventerreinen
2. Prostitutiebeleid
3. Verkeersveiligheid
4. Brandweerzorg
5. Externe veiligheid
6. Voorbereiding op rampenbestrijding
7. Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit
8. Mensenhandel
9. Drugs/aanpak cannabisketen
3.2 Overige strategische uitgangspunten
In aanvulling op het hiervoor gestelde hanteren wij de volgende strategische uitgangspunten:
• Cruciaal zijn consequente sturing en coördinatie van het veiligheidsbeleid, op basis van een
robuuste organisatorische borging inclusief solide informatiepositie ten aanzien van maatregelen
en veiligheidseffecten; deze worden gerealiseerd en onderhouden in de looptijd van het nieuwe
beleid (2011 – 2015); deze sturing en coördinatie hebben betrekking op zowel de sturing van het
integrale beleid als op de sturing van de integraliteit binnen thema’s, en zowel op onze interne
synergie als op die met onze externe partners
18
• In het bijzonder hebben onze aandacht daarbij de effectiviteit en kwaliteit van de afstemming en
samenwerking met onze strategische veiligheidspartners Politie en Openbaar Ministerie
• Daarnaast zetten we in op versterking van de betrokkenheid van onze inwoners: daartoe doen wij
om te beginnen ons eigen ‘huiswerk’ goed (zie hiervoor en hierboven) en organiseren zodoende
een aantrekkelijk speelveld dat bewoners verleidt, beweegt hun cruciale rol te pakken; we zeggen:
‘samen leven en samen wonen, een veilige stad voor alle bewoners’ – maar we zeggen ook:
‘samen leven en samen wonen: veiligheid bieden en veiligheid krijgen’
• Dit beleid wordt doorvertaald in jaarlijkse uitvoeringsplannen integrale veiligheid: deze
uitvoeringsplannen bevatten onze concrete acties rond de hoofdlijnen van het beleid; ze vormen
het operationele kader voor de uitvoering en voor evaluaties
• De integraliteit van onze aanpak wordt geborgd via onze brede definitie van veiligheid (vijf
veiligheidsvelden – zie hoofdstuk 3) en het benutten van de mogelijkheden van alle relevante
partners in de diverse schakels van de veiligheidsketen (5 schakels: proactie, preventie,
preparatie, repressie en nazorg) bij elk veiligheidsthema;
• De aanpak zal optimaal informatiegestuurd zijn; dit wordt geborgd via de benutting en verdere
optimalisering waar nodig van beschikbare monitorinstrumenten en de uitvoering van trajecten als
Burgernet
• Ook zal onze aanpak SMART zijn, doordat we bij elk veiligheidsthema voor zover mogelijk
streefwaarden op (maatschappelijke) effectindicatoren benoemen; niet alleen gaan we zodoende
‘meetbaar’ te werk – we richten ons ook te allen tijde op maatschappelijke veiligheidseffecten
3.3 Strategische partners
Strategische partners bij onze veiligheidsaanpak zijn:
binnen de gemeente: Bestuursdienst, Afdeling WOC, Afdeling REA, Milieudienst,
Hulpverleningsdienst
politiedistrict Achterheuvel
regiopolitie
Openbaar Ministerie
Stichting Veiligheidszorg Achterheuvel
Woningcorporaties
Welzijnsorganisatie
Instellingen voor dak- en thuislozen
Overige maatschappelijke instellingen
Onderwijsinstellingen (BO en VO)
Ondernemersverenigingen
Bewonersorganisaties
3.4 Flankerend beleid
Belangrijk flankerend beleid van het strategische veiligheidsbeleid is:
- Integraal jeugdbeleid 2011 – 2015 (in ontwikkeling)
19
- Integraal toezicht- en handhavingsbeleid 2010 - 2013
- Stadsdeelprogramma’s 2011 en verder
- Vitale buurten (2009)
- Horecabeleid (2005)
- Aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren
- Feesten in Balans (2005)
- Regionale visie Aanpak Huiselijk geweld (in ontwikkeling)
- Nota Verkeersveiligheid (2007)
- Beleidsvisie Externe Veiligheid (2010)
- Regionaal OTO-plan Rampenbestrijding (2010)
- BIBOB-beleidslijn (20..)
- Regionale aanpak kindermishandeling (2009)
- Regionale visie OGGz (2008)
- Regionaal politiebeleidsplan 2009 – 2012
- Jaarplannen politiedistrict Achterheuvel
20
4. Prioriteiten
In dit hoofdstuk werken we onze vier beleidsprioriteiten uit. Bij elke prioriteit wordt ingegaan op de
hoofdlijnen van de aanpak in de periode 2011 – 2015, de betrokken partijen, de begroting en de
doelstelling
4.1 Veilige en leefbare wijken en buurten
Beschrijving thema
Essentie van dit thema is de borging van de sociale veiligheid van wijken en buurten. Het gaat daarbij
om de voorkoming en aanpak van overlast, verloedering en criminaliteit en het vasthouden en waar
nodig verbeteren van het veiligheidsgevoel van de buurtbewoners. Dit thema is zodoende bij uitstek
een prioritair thema in onze aanpak: de inzet erop raakt aan diverse aspecten van onze hoofdkoers
(zie hiervoor), die kortweg betrof het zodanig investeren in het sociale domein dat de basis onder
veilig en verdraagzaam, respectvol ‘samen leven en samen wonen’ in Achterheuvel verder versterkt
wordt. Binnen dit thema richten we ons in het bijzonder op het borgen van een effectieve infrastructuur
voor regievoering en samenwerking in en met de wijken (ons ‘huiswerk’), de borging en waar nodig
verbetering van fysieke en sociale kwaliteit, het betrekken van bewoners, organisatie van toezicht en
handhaving en de aanpak van specifieke criminaliteitsfenomenen (uitgezonderd huiselijk geweld, dat
een aparte prioriteit vormt – zie hierna).
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
Infrastructuur voor regievoering en samenwerking
Vastgesteld is dat de infrastructuur voor regievoering en samenwerking op wijkniveau verbeterpunten
kent (zie ook paragraaf 2.1). Dienaangaande is reeds een verbetertraject ingezet, onder leiding van
een coördinerend algemeen directeur. Dit traject zal vanaf 210 vrucht dragen. In de periode 2011 tot
2015 zal het verder doorgevoerd worden. Focuspunten in het traject zijn in elk geval:
de afbakening van en visie op wijkgericht werken (wat is het? waartoe beperkt het zich?)
versterking van de beleidscyclus (wijkanalyses, wijkperspectieven, wijkprogramma’s/plannen)
participatie van burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers
de interne organisatorische verankering van het wijkgericht werken
Veel aandacht in dit traject gaat uit naar een passende, effectieve inrichting van de beleidscyclus,
zowel wat betreft de cyclus op het stadsdeel- en wijkniveau, als de wisselwerking tussen enerzijds het
stedelijk beleid en anderzijds de stadsdeel- en wijkplannen. Ten aanzien van de wisselwerking met het
stedelijke veiligheidsbeleid wordt ingezet op de volgende werkwijze:
bij het opstellen van de integrale uitvoeringsplannen van het veiligheidsbeleid – hetgeen uiterlijk
halverwege het jaar voorafgaand aan het uitvoeringsjaar geschiedt – wordt alle relevante
wijkinformatie meegenomen;
dit resulteert in een stedelijk uitvoeringsplan integrale veiligheid met betrekking tot onder meer de
aanpak van de veiligheid en leefbaarheid van de wijken;
deze uitwerking in het jaarplan integrale veiligheid vormt vervolgens input voor de nieuwe
wijkplannen, zowel wat betreft de inhoudelijke focus als de wijze van werken (NB: naast het
veiligheidsbeleid vormt ook ander stedelijk beleid op deze manier input voor de wijkplannen - en
leveren de wijken daaraan voorafgaand ook input voor ditzelfde stedelijk beleid)
21
Belangrijke uitgangspunten in de vormgeving en aanpak van het wijkgericht werken zijn in elk geval:
eenduidigheid en consistentie van de aanwezigheid van gemeente en partners in de wijk
zichtbaarheid en bereikbaarheid voor bewoners; dit, in combinatie met consistentie, bewerkstelligt
dat gemeente en burgers dichter bij elkaar komen te staan en dat de bewoners ook effectiever
‘verleid’ worden om invulling te geven aan hun eigen verantwoordelijkheid (de wijk is een duidelijk
en duurzaam gemarkeerd speelveld waarbinnen bewoners maar ook instellingen en ondernemers
hun rol kunnen ‘pakken’)
tenminste een ‘Basis’-inzet in alle wijken, en een ‘Basis Plus’-inzet in de wijken waarin dat nodig
is; de ‘Basis’-inzet is ‘klein’ en compact (behelst in elk geval een periodiek systeem van
wijkoverleg en – programmering) maar wel uniform in alle wijken; een belangrijke reden om dit in
alle wijken – ook de op het oog betere - te realiseren is dat relatief ‘goede‘ wijken die
veronachtzaamd worden, het gevaar lopen op hun beurt af te glijden, deels wellicht vanwege
verplaatseffecten vanuit wijken waar wel fors in geïnvesteerd wordt (NB: ook de ‘Basis’-inzet zelf
betreft natuurlijk maatwerk: de formats en kaders waarbinnen gewerkt wordt, zijn dezelfde maar
accenten daarbinnen kunnen verschillen)
Ingezet wordt op:
een vaste, uniforme infrastructuur van integraal wijkoverleg- en management, wijkanalyses,
wijkperspectieven en -plannen
borging van de samenhang van de diverse wijknetwerken vanuit de disciplines zorg, veiligheid,
welzijn, justitie, stadsbeheer etc.
coördinatie van de initiatieven van de diverse interne en externe partners in de wijken; borging van
die coördinatie in de beleidscyclus en afstemmingsmodus op wijkniveau, alsmede in de vast te
stellen modus voor de wisselwerking tussen stedelijk beleid enerzijds en stadsdeel- en
wijkplannen anderzijds
ontwikkeling van een effectieve conceptualisering van bewonersparticipatie en operationalisering
daarvan
Aanpak fysieke kwaliteit
De fysieke kwaliteit van de woonomgeving – verloedering, vernieling, inrichting – is een cruciaal
onderdeel van de aanpak van de veiligheid en leefbaarheid van de wijken en buurten: een
verloederde buurt genereert onveiligheidsgevoel en kan leiden tot afnemende betrokkenheid van
bewoners bij de woonomgeving (sociale controle) en nieuwe criminaliteit. We blijven dan ook
onverminderd inzetten op een goed kwaliteitspeil van de fysieke woonomgeving. Dit doen wij vanuit
ons programma Schoon, heel, veilig, waarvan een belangrijk kenmerk is de zgn. IBOR-systematiek
inclusief de jaarlijkse IBOR-schouw met bewoners. De aanpak van de fysieke kwaliteit vormt een
geïntegreerd onderdeel van de integrale wijkaanpak, in zijn huidige vorm maar zeker ook in de
nieuwe, te implementeren opzet (zie hiervoor).
Aanpak sociale kwaliteit
De aanpak van de sociale kwaliteit heeft vooral betrekking op de preventie en aanpak van
woonoverlast, drugsoverlast en overlast van zwervers en andere problematische individuen. In de
periode 2005 – 2009 is een ambitieuze aanpak doorgevoerd voor de overlastgevenden. Dit heeft
geleid tot met name een belangrijke afname van de drugsoverlast. De woonoverlast is echter niet
afgenomen, en we zien dat de verloederings- en dreigingsscore zich recent ook negatief hebben
ontwikkeld. Onverminderde aandacht voor dit item is dus nodig. We continueren de aanpak van
overlastgevenden zoals die gevoerd is – inclusief de Meldpunten Overlast en Zorg en de ‘Top 10’ van
onhandelbare overlastveroorzakers – en scherpen die aan waar nodig. Belangrijk flankerend beleid
daarbij is Wmo-beleid (Wmo in de buurt) en OGGz-beleid. De monitoring van urgenties en effecten ten
aanzien van sociale kwaliteit wordt geïntegreerd in de nieuwe infrastructuur van de wijkaanpak. De
22
implementatie zelf van de aanpak van de sociale kwaliteit wordt op wijkniveau eveneens ingebed in de
bredere integrale wijkaanpak.
Betrekken bewoners bij aanpak veiligheid en leefbaarheid
Geen enkele andere actor is potentieel zo invloedrijk ten aanzien van veiligheid en leefbaarheid in de
buurt als de bewoners: zij zitten ‘dicht bij het vuur’ en kunnen ook informeel veel betekenen maar dan
zullen we hen wel effectief moeten betrekken. We zullen daartoe een passend concept ontwikkelen
en dat aansluitend implementeren (zie ook onder Infrastructuur). Gecontinueerd worden het
interactieve karakter van het programma Schoon, heel, veilig (o.m. de gezamenlijke schoonmaakdag
Voorjaarskolder) en de methodiek Buurtbemiddeling. Daarnaast wordt de methodiek Burgernet verder
geïmplementeerd. Ook deze pijler van de inzet op veiligheid en leefbaarheid van de wijken en buurten
wordt natuurlijk geïntegreerd in de bredere, integrale wijkaanpak.
Toezicht en handhaving
Naast informele sociale controle door bewoners is formeel toezicht nodig. Dit betreft fysiek toezicht
(‘blauw op straat’) en elektronisch toezicht (cameratoezicht). Voor wat betreft het woongebied in onze
gemeente blijft onze focus in de periode 2011 – 2015 liggen op het fysieke toezicht. Dit wordt
uitgevoerd door de politie, in het kader van gebiedsgebonden politiezorg, en door de gemeentelijke
toezichthouders. Deze gemeentelijke toezichthouders zullen vanaf 2010 opereren vanuit de nieuwe
vakdirectie Stadstoezicht van de Milieudienst. De inzet van toezichthouders en basispolitiezorg in de
wijken wordt ook meegenomen in de nieuwe geïntegreerde wijkaanpak. Benodigde maatregelen rond
openbaar vervoerslocaties ten slotte blijven geëntameerd worden door het zgn. OV-bureau.
Aanpak specifieke criminaliteitsfenomenen
Naast overlast en andere vormen van aantasting van de sociale en fysieke kwaliteit van de
woonomgeving, zijn ook specifieke vormen van criminaliteit aan de orde. Die dienen specifiek en op
maat aangevat te worden, met preventieve en repressieve instrumenten. Cruciaal in onze aanpak is
de zgn. veelplegersaanpak; de veelplegers zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de
vermogenscriminaliteit. De aanpak zoals die gestalte heeft gekregen in de periode 2005 – 2009 zal in
hoofdzaak worden gecontinueerd, met als specifieke ‘doorontwikkelpunten’ de aanpak rond de ex-
gedetineerden en het functioneren van het Veiligheidshuis. Reeds geformuleerde ambities ten
aanzien van het Veiligheidshuis zijn (1) het realiseren van een stevige basis via doorontwikkeling van
de casusoverleggen en de ‘integrale netwerkaanpak’; (2) aanzet systematische kennisdeling; (3)
verbinding Veiligheidshuis en wijkgericht werken realiseren. Naast deze ‘algemene’ inzet op de
veelplegers en ex-gedetineerden hebben onze bijzondere aandacht in de periode 2011 - 2015 de
delicten woninginbraak (accent senioren- en studentenwoningen) en fietsendiefstal. Ook de inzet op
deze delictsoorten wordt zo goed mogelijk ingebed in de integrale wijkaanpak.
Betrokken partijen
� Gemeente: afdelingen WOC, REA, Bestuursdienst, Milieudienst (Stadstoezicht)
� Politiedistrict Achterheuvel
� Openbaar Ministerie
� Zorg- en welzijnsinstellingen
� Woningcorporaties
� Bewoners: buurtplatforms, -panels en –stichtingen
23
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Coördinatiepunt veelplegers € 30.000
Nazorg/huisvesting en schuldhulpverlening
zeer actieve veelplegers
€ 285.000
Meldpunten overlast en zorg € 140.000
Dagactiviteiten overlastgevenden (Twaalfde
Huis en Groenwerk)
€ 236.000
Gebruikersruimte € 136.000
Top vijftien € 35.000
Inbraakpreventie € 30.000 + € 20.000
Aanpak fietsendiefstal € 100.000
Schoon, heel, veilig € 100.000
Wijkveiligheidsplannen/-aanpak € 300.000
OV-bureau -
Burgernet € 30.000.
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Veilige woon- en
leefomgeving):
€ 1.392.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
- Programma 4: Welzijn, gezond en zorg (i.v.m. investeren in
sociale kwaliteit)
- Programma 8: Wonen (i.v.m. project Buurtbemiddeling)
- Programma 9: Onderhoud en beheer van de openbare ruimte
(i.v.m. investeren in fysieke kwaliteit)
- Programma Stadsdelen (i.v.m. wijkgericht
werken/wijkveiligheid)
Doelstelling (kwalitatief):
De randvoorwaarden creëren en borgen voor veiligheid en leefbaarheid in al onze wijken, voor alle
bewoners; ons motto luidt: ‘Samen leven en samen wonen, een veilige stad voor alle bewoners’
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
overlast (indicatorscore; hoger is meer) enquête L&V 2,9 (2008)
2,5
drugsoverlast (%) enquête L&V 7 (2008)
≤2008
overlast door omwonenden (%) enquête L&V 9 (2008)
7
verloedering (indicatorscore; hoger is meer) enquête L&V 3,7 (2008)
3,5
totaal aantal aangiften per 1.000 inwoners politie 89 (2009)
<2009
slachtoffer (poging tot) inbraak woning (%) enquête L&V 6 (2008)
<2008
slachtoffer fietsendiefstal eigen buurt (%) enquête L&V 13 (2008)
10
aantal incidenten lichamelijke integriteit/geweld
per 1.000 inwoners
politie 10 (2008) <2008
perceptie dreiging (indicatorscore; hoger is
meer)
enquête L&V 1,3 (2008) 1,0
% bewoners dat zich wel eens onveilig voelt enquête L&V 15 (2008)
<2008
24
4.2 Veilig opgroeien
Beschrijving thema
Bij opgroeien hoort grenzen verkennen. Kinderen, pubers en adolescenten hebben een gezonde
neiging om te experimenteren. Als het gaat over strafbaar gedrag spreken we over jeugdcriminaliteit.
Maar ook voorafgaand aan strafbaar gedrag bestaat de kans dat in de omgeving de eerste signalen al
zichtbaar worden. Vroegtijdige inzet op gezins-, school- en wijkniveau kan bijdragen om proactief te
reageren op deze eerste signalen. Binnen het thema ‘Veilig opgroeien’ bezien we het hele spectrum
van proactie, preventie, curatie en repressie. Voor een groot aantal jongeren is het voldoende als ze
eenmaal een straf opgelegd krijgen. Als een jongere meer dan eens wegens een strafbaar feit wordt
opgepakt is er sprake van recidive. Vaak is er dan meer aan de hand dan puberaal gedrag.
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
Vastgesteld is dat de beleids- en regievoering en de uitvoeringscoördinatie op verschillende
deelthema’s binnen Veilig opgroeien verbeterd dienen te worden. Dat heeft te maken met het
afstemmen op elkaar van de visie en inzet vanuit verschillende gemeentelijke afdelingen, op basis van
een heldere en gedragen beleidslijn ten aanzien van Veilig opgroeien, en op het functioneel
vormgeven en inzetten van instrumenten en instituties zoals de shortlistmethodiek ten aanzien van
jeugdgroepen, de veelplegersaanpak, het project Veilige School, de RAAK-aanpak ten aanzien van
kindermishandeling, de respectievelijk justitiële en zorgketens ten aanzien van jeugd, het Centrum
voor Jeugd en Gezin (CJG) en de signalerings- en informatiepositievoorzieningen. Aan zowel de
beleids- en regiekant als de instrumenten- en institutiekant is reeds een aanzet gegeven om tot de
beoogde verbetering op het terrein van Veilig opgroeien te komen. Wat betreft beleidskader en
regievoering is een start gemaakt met het actualiseren van het integraal jeugdbeleid, waarin Veilig
opgroeien een van de programmalijnen zal zijn. Binnen deze programmalijn wordt vanuit
veiligheidsinvalshoek geïnvesteerd in de vijf leefgebieden die in het nieuwe jeugdbeleid worden
onderscheiden, respectievelijk ‘onderwijs en opvang’, ‘werk- en dagbesteding’, ‘vrije tijd en recreatie’,
‘wijk en buurt’ en ‘gezin en individu’. Wat betreft de instrumenten en instituties: het nieuwe
signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Achterheuvel (ZoJA) wordt geïmplementeerd, in fase met c.q.
als onderdeel van de doorontwikkeling van de backoffice van het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Daarbij worden ook de afstemming en samenwerking met het Veligheidshuis bewaakt, zodat
respectievelijk de justitie en zorgketens rond jeugd helderder gepositioneerd worden ten opzichte van
elkaar. En daarnaast worden onder meer het Veiligheidshuis en de aanpak van zowel Jeugd en
alcohol als kindermishandeling verder doorontwikkeld en geïmplementeerd.
In de periode 2011 tot 2015 wordt voor wat betreft de structuur en inhoud van de inzet op Veilig
opgroeien aangesloten op het nieuwe integrale jeugdbeleid. Dit betekent dat de indeling in genoemde
vijf leefgebieden centraal staat: in deze leefgebieden wordt geïnvesteerd vanuit de onderscheiden
programmalijnen binnen het nieuwe jeugdbeleid, waarvan Veilig opgroeien er één is. En binnen elk
leefgebied wordt een totaalpakket gerealiseerd met drie accenten: fundament oftewel de
basisvoorzieningen waarvan ieder kind/jongere gebruik kan maken, een zgn. uitdaging voor
kinderen/jongeren die in minder gunstige situaties of omstandigheden verkeren en een vangnet voor
hen die het echt moeilijk hebben.
In onderstaand schema is aangegeven welke accenten de inzet vanuit het programma Veilig
opgroeien kent binnen de vijf genoemde leefgebieden in de periode 2011-2015. Daarbij is
gespecificeerd of het om ‘fundament’, ‘uitdaging’ dan wel ‘vangnet’ gaat en op welke leeftijdscategorie
de inzet zich richt. NB: in de vijf leefgebieden wordt dus ook geïnvesteerd vanuit de andere
programmalijnen van het integraal jeugdbeleid. De nota jeugdbeleid zelf bevat het overzicht van de
inzet vanuit de verschillende programmalijnen. NB2: de preciezere vormgeving van de hieronder
25
genoemde accenten wordt nader beschreven in de jaarlijkse uitvoeringsplannen van zowel het
integraal jeugdbeleid als het integraal veiligheidsbeleid.
Leefgebieden Accenten in de aanpak binnen het programma
Veilig opgroeien 2011 - 2015
Fundament,
uitdaging of
vangnet?
Leeftijds-
categorie
Project Gezonde en veilige school; dit vindt plaats op
instellingen van het voortgezet onderwijs; centrale
thema’s zijn pesten, genotmiddelen en seksualiteit
fundament 12- en 12+
Schoolveiligheidsplannen; sinds het schooljaar 2007-
2008 zijn alle scholen verplicht een
schoolveiligheidsplan op te stellen
fundament 12- en 12+
Continuering Zorgadviesteams (ZAT); dit betreft
zorgnetwerken voor leerlingen in het basisonderwijs
uitdaging en vangnet 12-
1: Onderwijs
en opvang
Aanpak schoolverzuim en aanpak vroegtijdig
schoolverlaten
uitdaging en vangnet 12- en 12+
Sluitende trajecten voor jeugdige veelplegers; Bureau
Jeugdzorg, Jeugdreclassering en de Raad voor
Kinderbescherming hebben het voortouw
vangnet 12+
Methodiek Nieuwe Kansen; jongeren tussen 12 en 23
jaar, die als gevolg van uiteenlopende factoren in een
achterstandsituatie terecht zijn gekomen (niet meer naar
school, geen werk en mede daardoor frequent met de
politie in aanraking) worden via intensieve trajecten
geholpen de aansluiting te herstellen
vangnet 12-23
2: Werk- en
dagbesteding
Antilliaanse risicomeiden vangnet
Verdere doorvoering aanpak overmatig alcoholgebruik
jongeren; trekker hierin is de Bestuursdienst
fundament 12+ 3: Vrije tijd
en recreatie
Oud & Nieuw-aanpak; hoofdsporen zijn: activiteiten voor
jongeren organiseren in combinatie met deëscalerend
ingrijpen op basis van risico-inventarisatie
fundament 12+
Accommodaties/algemene voorzieningen jongerenwerk fundament 12- en 12+
Beheren en waar nodig aanbrengen fysieke
voorzieningen (zoals speelvoorzieningen,
voetbalveldjes, e.d.)
fundament 12- en 12+
Inzet Jeugd- en jongerenteams (JJT’s) en
Straathoekteams; zodoende anticiperen en op
buitensporig gedrag
fundament en
uitdaging
12+
4: Wijk en
buurt
Aanpak jeugdoverlast/problematische jeugdgroepen
conform de zgn. Alertaanpak; voor de informatiepositie
wordt de shortlistmethodiek gebruikt
uitdaging en vangnet 12+
Ouders in positie brengen om hun verantwoordelijkheid
te nemen
fundament …
Verdere implementatie Centrum voor Jeugd en Gezin
(CJG); realisatie regionale back offices
fundament, uitdaging
en vangnet
0-23
5: Gezin en
individu
Implementatie signaleringssysteem Zorg voor Jeugd
Achterheuvel (ZoJA) in backoffice CJG
uitdaging en vangnet 12- en 12+
26
Netwerken 12- (Zorgadviesteams) en 12+
(Zorgafstemming Risicojongeren); deze gaan over in de
backoffice van het CJG en worden gekoppeld aan het
signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Achterheuvel
(ZoJA)
uitdaging en vangnet 12- en 12+
Continuering inzet Bureau Halt; via de Halt-afdoening
krijgen individuele jongeren die lichte vergrijpen hebben
begaan, een ‘straf op maat’; tevens verzorgt Bureau Halt
voorlichting op scholen
uitdaging 12-18
Doorontwikkeling en verdere borging van de aanpak
jeugdige veelplegers; het betreft hier het aanbod van
sluitende trajecten voor elke jongere plus de inzet van
de methodiek Nieuwe Kansen
vangnet 12+
Zorg voor Antilliaanse risicomeiden vangnet
Aanpak kindermishandeling (RAAK); accenten zijn
invoering handelingsprotocol en van meldcode (vanaf
najaar 2010 wettelijk verplicht)
vangnet 0-23
Betrokken partijen
� Justitieketen: Stuurgroep Veiligheidshuis, Reclassering Nederland (RN), Halt, Politiedistrict
Achterheuvel, Openbaar ministerie (OM), Raad voor de Kinderbescherming (RvdK)
� Gemeente Achterheuvel: WOC beleid, wijkzaken, meldpunten overlast en zorg; REA
stadsdeelcoördinatie; SoZaWe (jeugdwerkeloosheid); HVD gezondheid, voorlichting en opvoeding
(GVO)
� Breed Besturenoverleg (BBO) onderwijs
� Jeugdhulpverlening/-zorg
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Netwerken 12- /12+ € 100.000
Jeugdmonitor € 18.000
Jeugd- en jongerenteams € 272.000
Halt € 38.000
Gezonde en veilige school € 47.000
RAAK aanpak kindermishandeling -
Zorg voor Jeugd Achterheuvel -
Aanpak overmatig alcoholgebruik € 30.000
Ontwikkeling en implementatie aanpak
problematische jeugdgroepen
€ 30.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Jeugd en veiligheid):
€ 535.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
- Programma 3: Jeugd en onderwijs
27
Doelstelling (kwalitatief):
Voorkomen en begeleiden van jongeren die in een risicovolle omgeving (dreigen te) verkeren en hen
door middel van een samenhangende integrale aanpak weer goed op koers brengen in hun
ontwikkeling tot maatschappelijk verantwoorde burgers
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
aantal incidenten overlast jeugd per 1.000 inwoners
politie 5,3 (2008) 5,0
% bewoners dat vindt dat overlast van groepen
jongeren veel voorkomt in de wijk
enquête L&V 10 (2008) 8
aantal incidenten vernieling per 1.000 inwoners politie
20 (2008) <2008
aantal hinderlijke jeugdgroepen
politie
14 (2009) <2008
aantal overlastgevende jeugdgroepen
politie
0 (2009) 0
aantal criminele jeugdgroepen
politie
0 (2009) 0
aantal jeugdige verdachten 0-11 jaar
politie 12 (2009) <2008
aantal jeugdige verdachten 12-17 jaar
politie 936 (2009) 750
aantal jeugdige verdachten 12-17 jaar per 1.000 12-
17-jarigen
politie 61 (2009) <2008
aantal meldingen bij ZoJA gemeente .. (2010)
…
aantal Halt-afdoeningen
Bureau Halt 857 (2007) 600
% jongeren klas 4 VO dat tenminste 1x per maand
doorzakt
gezondheids-
enquête
42 (2008) 32
% 12 tot 15-jarigen dat alcohol gebruikt
gezondheids-
enquête
82 (2008) 55
% ouders dat drankgebruik kinderen goedkeurt
gezondheids-
enquête
61 (2008) 45
28
4.3 Veilig uitgaan en veilige evenementen
Beschrijving thema
Achterheuvel kent een rijk aanbod van horeca en evenementen. Dit brengt de stad en de bewoners
veel profijt: er is het economische effect, met de vele bezoekers aan onze binnenstad en de
evenementen. En we genieten de levendigheid en de positieve sfeer die bij deze recreatieve
voorzieningen horen. Ook uit veiligheidsoogpunt is dit laatste van belang: door te sturen op een
positieve sfeer krijgt een negatieve sfeer minder gelegenheid. Dit willen wij dus zeker zo houden: een
effectief aanbod van uitgaansgelegenheden en evenementen is bevorderlijk voor de leefbaarheid van
onze stad. Tegenover deze positieve effecten staan echter de mogelijke negatieve effecten:
aantastingen van veiligheid zoals overlast, vernielingen en uitgaansgeweld. Dit betreft verschijnselen
die onze maximale aandacht hebben en houden. Als gemeente hebben we de regie over het inperken
en zoveel mogelijk voorkomen van overlast en geweld. In onze beleidskaders ten aanzien van uitgaan
en evenementen vormt dit een belangrijk aandachtspunt. En dit werkt door in onze regelgeving,
controle en handhaving en andere maatregelen.
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
Zowel ten aanzien van uitgaan als evenementen is de belangrijkste hoofdlijn in de komende jaren dat
we het veiligheidsaspect zo goed mogelijk gestalte blijven geven in beleid, regelgeving en uitvoering.
Waar nodig scherpen we onze kaders en instrumenten aan. Essentieel in onze aanpak is
samenwerking met de publieke en private partners. Uitgangspunt is dat de veiligheid rond uitgaan en
evenementen een gezamenlijke verantwoordelijkheid betreft, waarbij de gemeente primair
kaderstellend, randvoorwaardenscheppend en controlerend optreedt, en de ondernemers
afgesproken maatregelen doorvoeren.
Accenten in onze aanpak ten aan aanpak ten aanzien van veilig uitgaan zijn de volgende:
Voortzetting van het convenant Veilig Uitgaan Achterheuvel en het Handhavingsprotocol Horeca;
dit betreft cruciale instrumenten in onze veiligheidsaanpak rond het uitgaan; ze bieden een helder
kader voor de samenwerking met onze partners en vormen het richtsnoer voor door te voeren
maatregelen; waar nodig zullen we deze instrumenten actualiseren; dit kan onder meer
voortvloeien uit de voorgenomen actualisering van het horecabeleid
Specifiek onze aandacht hebben de verschijnselen horecaoverlast, vernielingen rond
(s)looproutes en uitgaansgeweld (ook tegen overheidsfunctionarissen); dit betreft zaken die een
scherpe aanpak behoeven; we oriënteren ons op de mogelijkheden dienaangaande en zetten
benodigde stappen; eventueel passen we beleid, convenant en het handhavingsprotocol hierop
aan;
Een belangrijke maatregel is en blijft het cameratoezicht; het stelt ons in staat geweld vroegtijdig
te signalen en er tegen op te treden;
En ook het sluitingstijdenbeleid continueren we: uitgangspunt blijft vrije sluitingstijden; wel zal
verkend worden of verfijning van deze beleidslijn met bijvoorbeeld restrictie van ‘toegangstijden’
opportuun is
Accenten in onze aanpak ten aanzien van de veiligheid rond evenementen zijn:
Actualisering van de nota ‘Feesten in balans’; borging van de veiligheid rond evenementen is
hierin een belangrijk onderdeel; de uitgangspunten dienaangaande worden geactualiseerd –
mede in het licht van het gewijzigde vergunningstelsel – en vertaald in richtlijnen voor de
vergunningprocedure, vergunningvoorwaarden, controle en handhaving en andere maatregelen;
Specifiek onze aandacht bij deze herijking en meer in het algemeen onze inzet op de veiligheid
rond evenementen hebben evenementenoverlast en geweld rond evenementen (ook tegen
overheidsfunctionarissen); we oriënteren ons op wenselijke maatregelen en voeren die door;
29
Tevens voeren we benodigde organisatorische maatregelen binnen de gemeentelijke organisatie
door; zo stellen we een evenementencoördinator aan binnen de bestuursdienst en wordt nader
bezien of de huidige positionering en het profiel van het Centraal Meldpunt Evenementen accuraat
zijn – eventuele verbeterpunten wroden opgepakt;
Belangrijk aandachtspunt ten slotte blijft de veiligheid rond voetbalwedstrijden van FC
Achterheuvel in stadion de Finalekom; de afgelopen jaren hebben laten zien dat de
veiligheidsmaatregelen in en rond de Finalekom goed functioneren; die worden gecontinueerd;
ook het zgn. Supportersproject wordt voortgezet, met de bijstellingen in organisatie en
verantwoording die nodig zijn gebleken; de focus van het project blijft liggen op de ‘oudere garde’;
de groep jonge hooligans die zich de laatste tijd meer en meer manifesteert, is object van het
jeugdbeleid (jeugdcriminaliteit) en de veelplegersaanpak.
Betrokken partijen
� Gemeente: de afdelingen REA, Bestuursdienst, Milieudienst (Stadstoezicht), Hulpverleningsdienst
(brandweer en GHOR)
� Politiedistrict Achterheuvel
� Openbaar Ministerie
� ondernemers: horeca en evenementenmakers
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Supportersproject € 128.000
Camerabediening € 100.000
Exploitatiekosten € 50.000
Maatregelen slooproutes € 30.000
Maatregelen uitgaansgeweld € 30.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Bedrijvigheid en
veiligheid):
€ 338.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
Doelstelling (kwalitatief):
Zodanige randvoorwaarden in stand houden dat de horecaondernemers en evenementenmakers via
positieve impulsen hun bijdrage kunnen blijven leveren aan de veiligheid en leefbaarheid van
Achterheuvel, waarbij tegelijk de mogelijke negatieve veiligheidseffecten van deze voorzieningen
minimaal en beheersbaar blijven
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
aantal incidenten overlast uitgaansgelegenheid/
horeca
politie 299
(2008) 200
aantal incidenten geluidshinder evenement
politie 29
(2008) 20
aantal incidenten uitgaansgeweld
politie … (…) …
30
4.4 Veilige thuissituatie: aanpak huiselijk geweld
Beschrijving thema
Onveiligheid kan zich in de openbare ruimte voordoen maar ook ‘binnenshuis’ ofwel in de relationele
sfeer. Het gaat daarbij om geestelijk en/of fysiek geweld tussen partners, jegens kinderen binnen het
gezin en/of andere familieleden en huisgenoten. Dit huiselijk geweld kan grote gevolgen hebben, op
korte en lange termijn, voor slachtoffers en getuigen. De gemeente heeft een belangrijke rol in de
voorkoming en aanpak van huiselijk geweld. Instrumenten zijn de Wmo, de regierol van de gemeente
en de Wet tijdelijk huisverbod.
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
We zetten in op de verdere versterking en borging van onze bijzondere rol als gemeente als regisseur
en trekker van de aanpak van huiselijk geweld, in relatie tot onze uitvoeringspartners (in het bijzonder
het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld/ASHG) maar ook in relatie tot de regiogemeenten –
Achterheuvel is centrumgemeente van de provincie op dit terrein en heeft als zodanig een trekkersrol.
Daarnaast continueren we onze huidige aanpak rond het tijdelijk huisverbod – de implementatie van
dit relatief nieuwe instrument is in de afgelopen tijd succesvol verlopen.
Essentieel voor effectieve regie is een heldere en gedragen – ook door de regiogemeenten –
beleidsvisie. Deze visie wordt in de loop van 2010 verder uitgeformuleerd en vervat in een nota
huiselijk geweld – welke vervolgens geoperationaliseerd wordt in een meerjarig provinciaal
uitvoeringsprogramma.
Daarnaast vormt de kwaliteit van de aansturing van uitvoeringsorganisaties een belangrijk aspect van
regievoering. Dienaangaande zijn er recent de nodige verbeterpunten gebleken. Het gaat daarbij
onder meer om de sturing op basis van subsidievoorwaarden. Deze verbeterpunten worden reeds
opgepakt en krijgen in de komende tijd ook verder gestalte.
Ook de interne afstemming en coördinatie – vooral tussen de Bestuursdienst en WOC – zijn natuurlijk
cruciaal. Deze worden gecontinueerd en versterkt waar nodig.
Meer specifieke aandachtspunten ten slotte in onze aanpak van huiselijk geweld in de komende tijd
zijn:
verbetering van de plegerhulpverlening
goede afstemming tussen bestaande, al lopende hulpverlening en eventueel nieuw te starten
hulpverleningsinitiatieven naar aanleiding van huiselijk geweld meldingen
monitoring van de vervolghulpverlening
afstemming tussen de diverse ketenpartners bij de afhandeling van huiselijk geweldincidenten
Betrokken partijen
� Gemeente: de afdelingen WOC, Bestuursdienst, Hulpverleningsdienst
� Regiogemeenten
� Politiedistrict Achterheuvel
� Openbaar Ministerie
� Provincie
� Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG)
31
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Subsidie ASHG € 769.102
(extra Rijksmiddelen voor
centrumgemeenten cf.
‘Beschermd en weerbaar’
december 2007)
Coördinatietaak ASHG € 20.000
Jurist huisverbod € 90.612
(1/3 door regiogemeenten
bekostigd)
Juridische uitvoering huisverbod € 10.000
Beroepsprocedures huisverbod
€ 35.612
(regiogemeenten)
Visieontwikkeling en implementatie € 30.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Veilige woon- en
leefomgeving):
€ 120.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
- Programma 4: Welzijn, gezond en zorg
Doelstelling (kwalitatief):
Vroegtijdige signalering en aanpak van huiselijk geweld; in het bijzonder: verkleining van de kans op
herhaling (recidive).
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
aantal (eerste) meldingen huiselijk geweld politie …
(200..)
aantal verwijzingen naar hulpverlening na melding politie …
(200..)
aantal herhaalde meldingen binnen twee jaar na
eerste melding politie
… (200..)
aantal tijdelijke huisverboden politie …
(200..)
32
5. Overige veiligheidsthema’s
In dit hoofdstuk werken we de zgn. ‘overige veiligheidsthema’s’ uit. Bij elk thema wordt weer ingegaan
op de hoofdlijnen van de aanpak in de periode 2011 – 2015, de betrokken partijen, de begroting en de
doelstelling.
5.1 Veilig winkelgebied en veilige bedrijventerreinen
Beschrijving thema
In winkelgebied kunnen zich verschillende vormen van onveiligheid voordoen. Het gaat daar
bijvoorbeeld om winkeldiefstal en zakkenrollerij maar ook om jongerenoverlast, vernielingen, fietsen
en bromfietsen in voetgangersgebied en de mate van brandveiligheid van de gebouwen. Daarnaast
kunnen zwerfvuil en andere tekenen van verloedering tot subjectieve onveiligheid leiden. Onveiligheid
op bedrijventerreinen kent eveneens zowel sociale als fysieke aspecten: bedrijfsinbraak, diefstal en
vernieling aan de ene kant en aan de andere kant inrichting en onderhoud van de terreinen,
verkeersveiligheid en brandveiligheid (‘externe veiligheid’ ofwel veiligheid rond inrichtingen en vervoer
gevaarlijke stoffen wordt apart behandeld ‘overige thema nr. 4: Externe veiligheid’)
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
Onze aanpak op dit veiligheidsthema is in de afgelopen jaren nadrukkelijk geïntensiveerd – en de
ingezette koers heeft vruchten afgeworpen: de vermogenscriminaliteit in zowel het winkelgebied als op
bedrijventerreinen is afgenomen. We zetten die koers dan ook voort in de komende tijd. In deze koers
zijn drie hoofdlijnen c.q. uitgangspunten te onderscheiden:
samenwerking met alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, waarbij de diverse actoren elk
hun verantwoordelijkheid nemen
overall regievoering door de gemeente – maar het trekkerschap beleggen bij aangewezen partijen
(zo is de citymanager trekker van de veiligheidsaanpak in het kernwinkelgebied
gebruik maken van de landelijk voorhanden kennis en instrumenten op dit terrein; dit betreft dan
met name het instrument Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) is zijn beide varianten KVO-
w(inkelgebied) en KVO-b(edrijventerreinen)
De situatie nu is dat voor het kernwinkelgebied de zgn. derde ster van het KVO-w in de wacht is
gesleept en dat alle bedrijventerreinen over de eerste ster beschikken.
Accenten in onze aanpak in de periode 2011 – 2015 zijn:
Borgen dat de derde ster KVO-w behouden blijft door de bijbehorende maatregelen door te
voeren
Nagaan of het KVO-w ook een geschikt instrument vormt voor ander winkelgebieden binnen de
gemeente – en aansluitend eventueel de benodigde stappen zetten
De tweede ster KVO-b behalen door de afgesproken maatregelen door te voeren; deze ‘operatie’
zal, net als bij de eerste ster, tegelijk op alle bedrijventerreinen plaatsvinden
Tijdig specifieke maatregelen doorvoeren c.q. een specifieke aanpak volgen op bedrijventerreinen
waarop dat nodig is; het kan daarbij gaan om specifieke vormen van criminaliteit en onveiligheid
maar ook om het afwijkende karakter van het terrein zelf; in dit verband heeft bijvoorbeeld het
UMCG-terrein de aandacht
33
Betrokken partijen
� Gemeente: de afdelingen REA, Bestuursdienst, Hulpverleningsdienst, Milieudienst (Stadstoezicht)
� politiedistrict Achterheuvel
� ondernemersverenigingen
� city management
� RPC
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Maatregelen KVO-w € 50.000
Maatregelen KVO-b € 50.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Bedrijvigheid en
Veiligheid):
€ 100.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
- Programma 2: Economie en werkgelegenheid
Doelstelling (kwalitatief):
Verdere borging en waar nodig verbetering van de sociale en fysieke veiligheid in winkelgebied en op
bedrijventerreinen in Achterheuvel
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
aantal incidenten winkeldiefstal
politie 1.138
(2008) 1.000
slachtofferschap winkeldiefstal thermometer
Binnenstad
-4% t.o.v. 2007
(2008) ≤2008
slachtofferschap mishandeling/bedreiging met
geweld
thermometer
Binnenstad
-3% t.o.v. 2007
(2008) ≤2008
overlast door bekladding
thermometer
Binnenstad
-17% t.o.v. 2006
(2008) ≤2008
onveiligheidsgevoel
thermometer
Binnenstad
+ …% t.o.v. 2007
(2008) …
overlastgevende personen
thermometer
Binnenstad
+ …% t.o.v. 2007
(2008) …
aantal incidenten diefstal/inbraak in bedrijven en
instellingen
politie 950 (2008) 850
34
5.2 Prostitutiebeleid
Beschrijiving thema:
De stad van Achterheuvel kent twee raamprostitutiegebieden met in totaal 42 panden en 116 ramen.
Het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden gebeurt door de bestuurlijk
toezichthouders van de gemeente in samenwerking en afstemming met de politie.
Hoofdlijnen aanpak 2011-2015
We zetten de komende jaren de huidige aanpak van het prostitutiebeleid voort.
Daarnaast zal de nadruk met name liggen op de implementatie van de nieuwe landelijke wetgeving.
Dat betekent:
- consequente toepassing van de Wet BIBOB;
- consequente toepassing van het handhavingsprotocol
- optimale informatie-uitwisseling met politie
- invoering registratiesysteem voor prostituees;
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Diverse maatregelen 100.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Bedrijvigheid en
veiligheid):
€ 100.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
Doelstelling (kwalitatief):
‘…
‘
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
35
5.3 Verkeersveiligheid
Beschrijving thema
Verkeersveiligheid heeft betrekking op de veiligheid van verkeer voor verkeersdeelnemers in het
algemeen, voor specifieke doelgroepen en in bepaalde gebieden (woongebied, scholen, winkelgebied
e.d.). Deze veiligheid wordt beïnvloed door onder meer fysieke factoren (infrastructuur) en het
rijgedrag van verkeersdeelnemers. Onderscheiden kunnen worden objectieve verkeersveiligheid,
subjectieve verkeersveiligheid en verkeers- en parkeeroverlast.
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
Wij zetten de komende jaren in op de versterking en borging van de (licht) positieve trend in de
verkeersveiligheid. Dit doen wij door gericht in te zetten op met name de verblijfs- c.q. woongebieden,
de schoolomgevingen (inclusief school-thuis-routes) en op verkeerseducatie. Daarnaast zal, meer in
het algemeen, de integraliteit van de inzet op verkeersveiligheid vanuit verschillende afdelingen en
organisaties verbeterd worden. Deze integraliteit en samenhang zijn nu niet optimaal. Wij doen dit
onder meer door het verkeersveiligheidsplan (dat van 2005 dateert) te actualiseren. Daarnaast zal
met name de inzet op verkeersveiligheid vanuit enerzijds de afdeling REA (dit betreft vooral de
preventieve kant c.q. voorlichting en fysieke maatregelen) en anderzijds de politie en andere
handhavers beter op elkaar worden afgestemd. De Bestuursdienst neemt hierin het voortouw.
De inrichting van 30 kilometergebieden: de focus heeft in de afgelopen tijd gelegen op een vijftal
gebieden/wegen; deze inperking heeft ertoe geleid dat voor deze gebieden een geconcentreerde
inzet met goede resultaten mogelijk was; in de komende tijd wordt deze lijn voortgezet; er zullen
opnieuw prioritaire locaties worden aangewezen en aangepakt; overigens wordt daarnaast tegelijk
gemeentebreed waar mogelijk en ‘in te passen’ gestalte gegeven aan de principes van Duurzaam
Veilig in het kader van regulier beheer en onderhoud;
Veiligheid schoolomgevingen: in dit kader worden maatregelen doorgevoerd zoals het instellen
van stopverboden, opheffen parkeerplaatsen en het markeren van situaties; de aanpak richt zich
zowel op de directe schoolomgeving als de school-thuis-routes; totnutoe heeft de focus gelegen
op het gewone basisonderwijs; bezien zal worden of uitbreiding met het bijzonder basisonderwijs
haalbaar is;
Verkeerseducatie; hierbij gaat het onder meer om het praktisch verkeersexamen voor
basisscholieren en het project ‘Streetwise’ van de ANWB; deze en andere speerpunten op dit
onderdeel worden in de komende tijd voortgezet
Betrokken partijen
� Gemeente: de afdelingen REA, Hulpverleningsdienst, Bestuursdienst, WOC
� Politiedistrict Achterheuvel
� provincie
� onderwijsinstellingen
36
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Inrichting 30 kilometergebieden € 400.000
(Programma Verkeer)
Veilige schoolomgevingen € 300.000
(Programma Verkeer)
Verkeerseducatie € 95.000
(Programma Verkeer)
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Fysieke veiligheid):
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
- Programma 7: Verkeer
Doelstelling (kwalitatief):
Het verder verbeteren van de objectieve en subjectieve verkeersveiligheid in Achterheuvel, vooral in
woongebied, voor alle burgers en specifiek voor scholieren.
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
totaal verkeersongevallen gemeente 2.124
(2008) 2.000
aantal lichtgewonden gemeente 275
(2008) <2008
aantal ziekenhuisopnamen gemeente 100
(2008) <2008
aantal doden gemeente 6
(2008) <2008
aantal incidenten verkeersoverlast per 1.000
inwoners
politie 12
(2008) 10
aantal incidenten parkeerproblemen/
parkeerproblematiek
politie … (200..) …
37
5.4 Brandweerzorg
Beschrijving thema
Dit thema heeft enerzijds betrekking op de brandveiligheid van bepaalde soorten gebouwen (zoals
woongebouwen, gebouwen met horecabestemming, instellingen, andere bedrijven) en anderzijds op
voorwaarden voor effectieve repressie. Om de brandveiligheid te borgen ziet de brandweer toe op
preventie (gebruiksvergunningen/-meldingen en controles) en geeft voorlichting aan doelgroepen.
Voor de repressie prepareert de brandweer zich op de bestrijding van incidenten en calamiteiten.
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
M.b.t. proactie en preventie:
Ingezet wordt op de verdere versterking en borging van de brandpreventie, zowel door onze eigen
organisatie en inzet op het vereiste peil te houden, als door het bewustzijn en de betrokkenheid van
onze ‘partners in veiligheid’ verder te optimaliseren. Specifiek doen wij dit door:
Onze beleidsvoering en organisatie up to date houden en te versterken actualiseren waar nodig;
zo implementeren we de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) ofwel de
‘omgevingsvergunning’ (o.m. de bouw-, milieu- en gebruiksvergunning verdwijnen hierdoor) en het
Gebruiksbesluit; flankerend aan deze implementatie van regelgeving zullen wij het integrale
handhavingsbeleid verder vormgeven en implementeren in de komende tijd (Nota Integraal
toezicht en handhaving 2010 - 2013); de programmering van controle- en handhavingsactiviteiten
zal daarbij meer afgestemd worden op de feitelijke risico’s waardoor wij beter in staat zijn
maatwerk te leveren en het verschil in de ‘diepgang’ te maken
Het instrument voorlichting optimaal te benutten; de programmering van de
voorlichtingsactiviteiten zal aangescherpt worden en minder vraaggestuurd van aard zijn; er wordt
een communicatieplan inclusief voorlichting voor de preventie en repressie opgesteld
Vast te houden aan de huidige integrale afstemming met RO en milieu en die waar nodig nog te
verbeteren: de brandweer wordt onder meer via het Loket Bijzondere Initiatieven (LBI) tijdig en
voldoende betrokken bij ruimtelijke planvorming en milieuprocedures; hierdoor kan de brandweer
goed gestalte geven aan haar proactieve taak
De samenwerking met andere gemeenten op de terreinen proactie en preventie verder te
ontwikkelen; in het bijzonder zetten wij in op nauwere samenwerking met de gemeente
Wijsterkom en de gemeenten in de oostelijker regio (handhavingstaken zullen niet
geregionaliseerd gaan worden maar een gemeentelijke aangelegenheid blijven)
Onze kernactiviteiten in algemene zin op het vereiste kwaliteitspeil gestalte te blijven geven; het
gaat daarbij om de risico-inventarisatie, (advisering over) vergunningverlening, controle en
handhaving (inclusief de projectmatige controles) en voorlichting; we blijven betrokken bij de KVO-
aanpak en adviseren en controleren onder meer ook ten aanzien van de
evenementenvergunningen
M.b.t. preparatie en repressie:
Ook de preparatie en repressie zullen tenminste op het vereiste peil worden gehouden, waarbij onze
bijzondere aandacht hebben:
De implementatie van de Wet op de Veiligheidsregio’s; voor de Achterheuvelse brandweer heeft
die voornamelijk gevolgen voor de preparatie en repressie
De verdere versterking en bestendiging van de interne organisatie; onder meer door wijzigingen in
de arbeidstijdenregelgeving heeft de interne organisatie in de afgelopen tijd onder druk gestaan;
essentieel in de komende tijd is de doorvoering van de gekozen systematiek, en dit op een wijze
die het draagvlak onder de medewerkers verder versterkt
38
Monitoring van de mate waarin wij voldoen aan geldende prestatievereisten – en het treffen van
passende maatregelen bij gebleken verbeterpunten; daarbij gaat het onder meer om het bewaken
van de opkomsttijden en de rapportage daarover
Monitoring van de kwaliteit van onze repressieve organisatie in ruimere zin; ons hoofddoel is
‘kwalitatief goede brandweerzorg’; cruciaal daarvoor zijn effectieve monitorinstrumenten (in 2010
heeft daartoe een traject kwaliteitsmonitoring plaats)
Voortzetting van de huidige intensiteit en kwaliteit van opleiden en oefenen; in 2010 zal het
oefenbeleidsplan worden vastgesteld; specifiek zetten wij in op de verdere verbetering van de
registratie van oefeningen (zo krijgt iedere brandweerman een ‘oefenpaspoort’)
Het borgen van onze informatiepositie voor de repressie; dit heeft betrekking op het actueel
houden van de aanvals-, coördinatie- en rampbestrijdingsplannen, alsmede de verdere uitbreiding
van de digitale beschikbaarheid van deze plannen voor de repressie;
Het borgen van andere randvoorwaarden voor effectieve repressie; dit betreft onder meer de
uitvoering van het Traject Verbetering Bluswatervoorziening
Een juiste beleidsmatige en organisatorische inzet op specifieke taakaspecten die wellicht een
relatief te zware aanslag op de beschikbare capaciteit betekenen (zoals in de afgelopen tijd de
inzet naar aanleiding van nieuwe afspraken met het UMCG en meer in het algemeen de inzet
naar aanleiding van automatische brandmeldingen)
Betrokken partijen
� Gemeente: Hulpverleningsdienst
� regiogemeenten
� provincie
� ondernemersverenigingen
� woningcorporaties
� schoolbesturen/stichtingen
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Brandweer € 20.000.000
Meldkamer € 4.500.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Fysieke veiligheid):
€ 24.500.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
Doelstelling (kwalitatief):
Beheersing van de fysieke veiligheidsrisico’s via proactie en preventie en minimalisering van de
negatieve gevolgen van incidenten via preparatie, repressie en nazorg.
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
controles conform Prevap brandweer 1604 (2009)
…
39
5.5 Externe veiligheid
Beschrijving thema
Kern van de aanpak van de externe veiligheid is beheersing van de ‘naarbuiten gerichte’ (= externe)
veiligheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen binnen bedrijven en bij vervoer, waaronder buisleidingen.
Beheersing van deze risico’s geschiedt via implementatie van milieu- en RO-wetgeving,
risicocommunicatie en voorbereiding op rampenbestrijding.
M.b.t. beleid:
- Uitgangspunt in de komende jaren is: ‘Zo veilig mogelijk’; dit lag ook ten grondslag aan onze
Beleidsvisie Externe Veiligheid (2010); in deze visie is onze koers vastgelegd met betrekking tot
de omgang met bestaande risico’s en het toestaan van nieuwe risico’s in de komende jaren; kern
is zoveel mogelijk scheiden van risicobron en –ontvanger. Als consequentie hieruit is verzwaring
van het risicoprofiel slechts onder strikte voorwaarden en op de daarvoor aangewezen locaties
mogelijk;
- De beleidsvisie is leidend in onze beleidsvoering; de erin geformuleerde criteria worden toegepast
in concrete gevallen van vergunningverlening, ruimtelijke ontwikkelingen en bij andere procedures
- De inhoud en implicaties van de beleidsvisie worden in de komende jaren geborgd in de
organisatie en in procedures; daartoe zijn reeds eerste werkafspraken gemaakt met verschillende
gemeentelijke afdelingen; in de komende jaren zullen meer volgen.
- Het College van Achterheuvel blijft nauw betrokken bij dit onderwerp en volgt de ontwikkelingen
op de voet; het relatief hoge basisveiligheidsniveau voor externe veiligheid willen wij vasthouden
M.b.t. risico-inventarisatie en –analyse:
Wij blijven investeren in een zo actueel en volledig mogelijke informatiepositie met betrekking tot
de externe veiligheidsrisico’s binnen onze gemeentegrenzen
Naast de risico-inventarisatie heeft ook den risicoanalyse onze aandacht; de gevallen waarin deze
analyse nog niet (volledig) is uitgevoerd, worden met voorrang opgepakt
M.b.t. vergunningverlening, controle en handhaving:
De vergunningverlening, controle en handhaving zullen op het huidige, adequate kwaliteitsniveau
blijven worden uitgevoerd; met relevante partijen wordt tijdig en effectief gecommuniceerd; een
belangrijke partner in dit verband betreft de provincie Achterheuvel
Uitgangspunt is dat de vergunningen voor risicovolle bedrijven actueel zijn; de gevallen waarin de
vergunning niet actueel is, worden met voorrang opgepakt
De beleidsvisie externe veiligheid is kaderstellend in vergunningprocedures
Ten aanzien van de controle en handhaving blijft gewerkt worden vanuit het principe van (jaarlijks)
minimaal 1 aangekondigde en 1 niet-aangekondigde controle
Controle en handhaving van de BEVI-inrichtingen geschieden conform het jaarlijks vastgestelde
uitvoeringsprogramma daarvoor
M.b.t. doorvertaling EV in RO:
Deze doorvertaling krijgt veel aandacht in de komende tijd; belangrijk vehikel daarin vormt de
Beleidsvisie Externe Veiligheid; conform de basisgedachte van de beleidsvisie wordt het aspect
EV in een zo vroeg mogelijk stadium ingebracht bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dat is nu reeds het
geval. De borging hiervan vindt plaats via het maken van werkafspraken met de verschillende
afdelingen
We zijn alert op de relaties van RO- en aanverwante ontwikkelingen met externe veiligheid; een
voorbeeld is de herontwikkeling van bedrijventerreinen tot woonlocaties maar ook de ontwikkeling
van de zogenaamde ‘stadsdynamo’s’. Deze ontwikkelingen kunnen zich in de nabijheid van
40
risicobedrijven voordoen; in deze situaties wordt ingezet op tijdige betrokkenheid van/afstemming
met de afdeling ruimtelijke ordening
M.b.t. vervoer gevaarlijke stoffen:
De ontwikkelingen inzake het Basisnet worden nauwkeurig gevolgd door betrokken afdelingen;
inhoud en consequenties van het toekomstige rijksbeleid zijn bekend binnen het concern.
Grotendeels wordt bij besluit- en planvorming hierop geanticipeerd.
Voor de transportassen in Achterheuvel waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zijn
risicozones gedefinieerd. Het betreft het PRmax, het PAG en de toetsingszone voor het
groepsrisico. Van de risicozones zijn kaarten vervaardigd ten behoeve van de ruimtelijke planners.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen vormt de grootste risicobron in de stad en heeft het meeste
effect op ruimtelijke en economische ontwikkelingen.
Wat betreft routering: de Rijksoverheid heeft een aantal snelwegen en spoorlijnen aangewezen
waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk moet plaatsvinden. De gemeente
heeft geen aanvullende routering vastgesteld aangezien geen alternatieve routes bestaan.
M.b.t. risicocommunicatie:
In de komende tijd zal de risicocommunicatie met bewoners en bedrijven nadrukkelijker gestalte
krijgen; er wordt een visie op ontwikkeld en instrumenten worden ingezet en ontwikkeld
M.b.t. organisatie/coördinatie en afstemming:
- Ingezet wordt op de borging van tijdige, consequente afstemming tussen de relevante disciplines;
die krijgt nu al op verschillende manieren gestalte; waar zich verbeterpunten voordoen worden die
doorgevoerd; een belangrijke driehoek daarbij vormt die tussen milieu/externe veiligheid, RO en
voorbereiding op rampenbestrijding
- Een belangrijk instrument in dit verband betreft het Loket Bijzondere Initiatieven (LBI); hieraan
nemen onder meer deel de brandweer en de milieudienst; door de afstemming aan de ‘voorkant’
bij ontwikkelingen en gebeurtenissen met een duidelijke milieu/EV-factor, ontstaan ook betere
eindproducten
- De coördinatie en afstemming worden verder gestimuleerd via de doorvertaling van de
beleidsvisie EV via het maken van de werkafspraken
Betrokken partijen
� Gemeente: de afdelingen Milieudienst, Hulpverleningsdienst en REA
� Ondernemers
� Provincie
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
PM
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Fysieke veiligheid):
-
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
41
Doelstelling (kwalitatief):
Beheersing van de risico’s rond gevaarlijke stoffen door procedures correct uit te voeren en
organisatorische randvoorwaarden op peil te houden (o.m. adequate informatiepositie, interne
coördinatie en afstemming)
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
% EV-objecten waarvan risico’s geanalyseerd zijn
(op totaal van objecten waarvoor dat wettelijk
verplicht is)
gemeente 100
(2009) 100
% actuele vergunningen BEVI en BRZO gemeente 67 (2009)
90
% actuele bestemmingsplannen (inclusief EV-
gegevens)
gemeente 50 (2009)
90
5.6 Voorbereiding op rampenbestrijding
Beschrijving thema
Gemeente en operationele afdelingen prepareren zich op de bestrijding van rampen en crises via o.m.
planvorming, opleiding, training en oefening. Het betreft activiteiten binnen de schakel ‘preparatie’ van
de veiligheidsketen. Binnen dit thema staan de gemeentelijke processen centraal. Accenten in de
gemeentelijke voorbereiding op rampenbestrijding zijn planvorming, opleiden/trainen/oefenen (OTO)
en de diverse organisatorische aspecten van de rampenbestrijdingsorganisatie.
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
We zetten in op de verdere versterking van onze gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie tot een
professionele 4e kolom (naast de brandweer, GHOR en politie).
M.b.t. de organisatorische aspecten:
We borgen en versterken waar nodig de organisatorische randvoorwaarden voor een effectieve
voorbereiding op rampenbestrijding. In het bijzonder hebben daarbij onze aandacht:
De regionale inbedding van onze voorbereiding op rampenbestrijding: we houden het zware
regionale accent in dit verband vast; cruciaal zijn onder meer de regionale werkgroepen voor de
gemeentelijke processen; samenwerking in de regio blijft nodig om als gemeentelijke kolom aan
de kwaliteitsnormen te kunnen voldoen;
Het up to date houden van onze rampenorganisatie in verband met de implementatie van de Wet
op de Veiligheidsregio’s; de lokale rampenorganisatie wordt aangepast aan het referentiekader
regionaal crisisplan;
De borging van bestuurlijke en managementaandacht voor de gemeentelijke rampenorganisatie;
dit geschiedt via beleidsmatige informering over de regionale en lokale ontwikkelingen en
daarnaast ook via opleiding, training en oefening (zie hieronder); verkend wordt op welke wijze de
bestuurlijke aandacht verder geborgd kan worden; een mogelijkheid in dit verband betreft het
instellen van een ‘bestuurscommissie gemeentelijke kolom’ als onderdeel van de
gemeenschappelijke regeling
De verdere inbedding van de rampenbestrijdingsorganisatie in de staande gemeentelijke
organisatie; dit kan bijvoorbeeld via integratie van de taak van procesdeelnemers in het
functieprofiel van betreffende medewerkers alsmede aandacht voor deze rol tijdens
42
functioneringsgesprekken(dit is voor een aantal functies reeds geschied); daarnaast zou gedacht
kunnen worden aan kapitalisering van de met opleiden en oefenen gemoeide tijd;
De effectiviteit van de rolomschrijving en samenwerkingssystematiek van de interne ‘schakels’ van
onze rampenorganisatie; bewaakt wordt dat het profiel van de hoofden actieteams adequaat is en
aansluit op de nieuwe kwalificatiedossiers in het kader van de Veiligheidsregio;
De randvoorwaarden voor de beschikbaarheid van de sleutelactoren in onze rampenbestrijding:
op ‘hard piket’ staan reeds de hoofden actieteams en de leden van het CoPI en het GBT; de leden
van het OT en GCC kennen een kansenpiket: mogelijk wordt voor hen in 2010 ook een hard piket
ingevoerd;
Verdere borging van de afstemming tussen disciplines rampenbestrijding, externe veiligheid/milieu
(risico’s rond gevaarlijke stoffen) en ruimtelijke ordening;
De kwaliteit van de benodigde faciliteiten voor effectieve rampenbestrijding; het gaat daarbij in het
bijzonder om de inrichting van de actiecentra en beleidsruimten en van de te gebruiken ICT- en –
verbindingssystemen; in 2010 wordt netcentrisch werken ingevoerd, hetgeen belangrijke
implicaties heeft voor de inrichting van diverse faciliteiten
M.b.t. planvorming:
Onze planvorming zal eveneens op het vereiste peil blijven:
Het gemeentelijk rampenplan en de gemeentelijke deelplannen houden wij actueel en stellen wij
wat betreft systematiek en organisatie bij zodra nodig; een belangrijke rol hierin hebben de
regionale werkgroepen: zij zijn verantwoordelijk voor de actualiteit en juistheid van de
deelplannen;
Achterheuvel kent acht deelplannen/gemeentelijke processen: Opvangen en Verzorgen, Primaire
Levensbehoeften en Transport, CRIB, Voorlichten en Communiceren, CRAS, Milieuzorg, Uitvaart
en Herdenken en Nazorg; het regionale plan Nazorg is nog in ontwikkeling; naar verwachting
wordt dit in de loop van 2010 geïmplementeerd
Daarnaast worden ook onze rampbestrijdingsplannen (RBP’s) actueel gehouden; verantwoordelijk
hiervoor is de Hulpverleningsdienst (HVD) van de gemeente Achterheuvel
M.b.t. opleiding, training en oefening van GBT en GCC, OT, CoPI-deelnemers en medewerkers
binnen de deelplannen:
De verschillende actoren binnen onze rampenbestrijdingsorganisatie zullen goed in staat en
‘beslagen’ blijven om de algehele regie en coördinatie alsook de diverse deelprocessen op het
vereiste niveau gestalte te blijven geven. Daartoe geven wij gestalte aan een doortimmerde en
effectieve opleidings-, trainings- en oefensystematiek (OTO). Belangrijke kenmerken daarvan zijn de
volgende:
We werken met een regionaal OTO-plan; dit is in 2010 vastgesteld;
Alle betrokkenen bij de rampenbestrijding zijn verplicht minimaal een maal per jaar deel te nemen
aan een opleiding/oefening
De gemeentelijk Adviseur Rampenbestrijding bewaakt welke medewerkers binnen de gemeente
een opleiding behoeven; daarbij maken we gebruik van een regionaal volgsysteem
Alle deelprocessen worden jaarlijks beoefend
Tevens vindt jaarlijks een bestuurlijke oefening plaats
We evalueren systematisch al onze inzetten en oefeningen, zowel monodisciplinair als
multidisciplinair; dit doen wij conform onze multidisciplinaire oefensystematiek zoals die in 2009 is
vastgesteld
43
Betrokken partijen
� Gemeente: Bestuursdienst, Hulpverleningsdienst
� Regiogemeenten
� Politie Achterheuvel
� Waterschappen
� Provincie
� Defensie
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Rampenbestrijding (totaal) € 5.200.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Fysieke veiligheid):
€ 5.200.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
Doelstelling (kwalitatief):
Een zodanige voorbereiding op rampenbestrijding effecturen dat de negatieve gevolgen van rampen
geminimaliseerd worden
Doelstelling (SMART):
indicator bron nulmeting (jaar) streefwaarde 2015
getoetst, goedgekeurd en actueel rampenplan gemeente ja (2009)
ja
% deelprocessen waarvan planvorming actueel is gemeente 100% (2009)
100%
% deelprocessen dat jaarlijks beoefend wordt gemeente 100% (2009)
100%
aantal bestuurlijke rampenoefeningen gemeente 1 (2009
1
5.7 Bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit
Beschrijving thema
Georganiseerde criminaliteit kenmerkt zich door samenwerking en logistiek (‘systeem’), streven naar
criminele winst en het niet primair belang stellen in legale bedrijfsuitoefening. Vormen van
georganiseerde criminaliteit zijn productie van en handel in drugs, mensensmokkel/-handel,
internetcriminaliteit, wapenhandel. Gemeenten kunnen de bewegingsruimte voor deze vormen van
criminaliteit inperken door bij beschikkingsprocedures kritisch te werk te gaan (BIBOB) en/of een
integrale bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit of specifieke branches daarbinnen vorm
te geven.
44
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
Belangrijke aandachtspunten in de komende tijd zijn in elk geval:
continuering van de inzet van het BIBOB-instrumentarium; de vastgestelde beleidslijn zal gevolgd
blijven worden;
verdere vormgeving en inzet van het lokale RIEC-team; deze aanpak is vastgelegd in het
Regionaal convenant decentrale geïntegreerde aanpak van georganiseerde misdaad
verder gestalte geven aan het Kaderconvenant integrale overheidshandhaving (2008 – 2012)
Betrokken partijen
� Gemeente: Bestuursdienst
� Regiogemeenten
� Politiedistrict Achterheuvel
� RIEC
� Openbaar Ministerie
� Belastingdienst
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
RIEC-bijdrage € 20.000
overig € 20.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Integriteit en
veiligheid):
€ 40.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
Doelstelling (kwalitatief):
� voorkomen dat de georganiseerde criminaliteit misbruik maakt van de gemeentelijke
dienstverlening
� het bestuurlijke instrumentarium inzetten om de bewegingsruimte voor georganiseerde
criminaliteit in Achterheuvel te minimaliseren
5.8 Mensenhandel
Beschrijving thema
Centraal bij dit thema staat het verschijnsel ‘mensenhandel’. Dit betreft een vorm van georganiseerde
criminaliteit waarbij mensen met list en bedrog worden ‘verleid’ arbeid te verrichten binnen bepaalde
economische branches, waarna zij echter geen sturing meer kunnen uitoefenen op hun werk- en
leefsituatie en uitgebuit worden door de betreffende criminele groep. Deze vorm van georganiseerde
criminaliteit komt in Achterheuvel met name voor binnen de prostitutiebranche. De slachtoffers zijn
hoofdzakelijk afkomstig uit Bulgarije en andere Oost-Europese landen en uit Afrika en Marokko
45
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
In de periode 2011 – 2015 zal intensief worden ingezet op deze vorm van georganiseerde criminaliteit.
Daartoe wordt in 2010 een ketenaanpak mensenhandel verder geïmplementeerd.
De ketensamenwerking betreft de publiek-private samenwerking tussen o.a. gemeente, politie, OM,
hulp- en zorginstellingen, Belastingdienst, reclassering, enz. Tussen de participerende partijen is een
convenant gesloten op basis waarvan partijen over en weer informatie op het gebied van
mensenhandel uit kunnen wisselen. Verder voorziet de ketensamenwerking in een programmatische
aanpak van het toezicht en de handhaving en een persoonsgericht aanbod van hulpverlening aan het
slachtoffer..
Betrokken partijen
� Gemeente: Bestuursdienst, REA, HVD
� Regiogemeenten
� Politiedistrict Achterheuvel en Vreemdelingenpolitie
� Openbaar Ministerie
� MJD
� Reclassering
� Jeugdzorg
� Toevluchtsoord…
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Tippelzone € 53.000
Hulpverlening slachtoffers mensenhandel ?
Ontwikkeling en implementatie ketenaanpak € 50.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Integriteit en
veiligheid):
€ 103.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
Doelstelling (kwalitatief):
� terugdringen van het verschijnsel mensenhandel
� implementeren barrières in met name de prostitutiebranche.
46
5.9 Drugs/aanpak cannabisketen
Beschrijving thema
De problematiek hier aan de orde is veelomvattend en complex. Aspecten zijn in elk geval:
de productie van en handel in drugs door criminele netwerken (een vorm van georganiseerde
criminaliteit)
grow-, smart- en coffeeshops
Hoofdlijnen van de aanpak 2011 – 2015
We zetten de komende jaren op de continuering, verdere borging en waar nodig aanscherping van de
(bestuurlijke) aanpak van drugscriminaliteit door:
toepassing van het Kaderconvenant integrale handhaving overheidsregelingen;
het nog over een te komen convenant aanpak cannabisketen;
toepassing, voorzover mogelijk, van de Wet BIBOB voor de preventie en aanpak van verweving
van onder- en bovenwereld in onze gemeente en het witwassen van criminele winsten
strikte regulering en handhaving van het drugsbeleid (grow-, smart- en coffeeshops)
Betrokken partijen
� Gemeente: Bestuursdienst, WOC, REA, SoZaWe
� Regiogemeenten
� Politiedistrict Achterheuvel
� RIEC
� Openbaar Ministerie
� Hulpverleningsorganisaties
� Belastingdienst
Budget
onderdeel van de aanpak structureel incidenteel
Diverse maatregelen 100.000
totaal te financieren via Programma 10:
Veiligheid/onderdeel Integriteit en
veiligheid):
€ 100.000
andere programma’s waarin middelen in
relatie tot de aanpak van dit
veiligheidsthema zijn opgenomen:
-
Doelstelling (kwalitatief):
???????
’
47
6. Organisatie en coördinatie
Het nieuwe integrale veiligheidsbeleid zal jaarlijks worden geoperationaliseerd in een Uitvoeringsplan
IVB. In dit uitvoeringsplan worden door te voeren acties en maatregelen nader gepreciseerd wat
betreft:
exacte acties/maatregelen, eventueel ook aanvullende/nieuwe maatregelen in verband met
nieuwe ontwikkelingen
taken en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen bij de door te voeren acties en
maatregelen
financieel beslag van door te voeren acties en maatregelen (inclusief inzet van het flexibele
werkbudget IVB – zie hieronder)
SMART-doelstellingen
werkplannen waarin de acties/maatregelen doorvertaald worden
bestuurlijk trekker
Het jaarlijkse uitvoeringsplan wordt in het 3e kwartaal (september) door het College vastgesteld en ter
kennisneming aan de raad gestuurd.
Voor de ambtelijke coördinatie over het veiligheidsbeleid wordt de Coördinatiegroep Integrale
veiligheid gecontinueerd en uitgebreid met enkele interne en externe partners (dit vanwege de
integratie van nieuwe thema’s in het veiligheidsbeleid, met name op de velden ‘fysieke veiligheid’ en
‘integriteit en veiligheid’). De coördinatiegroep komt 1x per kwartaal bijeen. Tijdens deze
bijeenkomsten wordt de voortgang op de prioritaire en overige strategische veiligheidsthema’s
besproken. Eventuele knelpunten en/of nieuwe ontwikkelingen worden belicht en vertaald in wenselijk
actie. De uitkomsten van het kwartaaloverleg worden vervat in een beknopte ambtelijke
voortgangsrapportage IVB, die input vormt voor de bestuurlijke coördinatieoverleggen.
De bestuurlijke coördinatie geschiedt via eveneens driemaandelijkse themavergaderingen van het
College (c.q. behandeling van de driemaandelijkse ambtelijke voortgangsrapportage als onderdeel
van een reguliere B&W-vergadering).
De voortgangsrapportages vormen mede de basis van het nieuwe uitvoeringsplan. Het
uitvoeringsplan bevat een evaluatief onderdeel waarin wordt teruggeblikt op de ontwikkelingen in de
afgelopen kwartalen; dit onderdeel wordt ingevuld met behulp van de voortgangsrapportages.
Binnen de bestuursdienst wordt de coördinatie over het integrale veiligheidsbeleid belegd bij een
functionaris, te weten de coördinator integraal veiligheidsbeleid. Deze functionaris:
stelt het jaarlijkse uitvoeringsplan op (in afstemming en samenwerking met de ambtelijk trekkers
van de diverse veiligheidsthema’s)
zit de bijeenkomsten van de Coördinatiegroep Integrale veiligheid voor; bereidt die ook voor en
stelt de rapportages/ambtelijke voortgangsverslagen op;
is aanwezig bij de bestuurlijke coördinatieoverleggen;
stelt het jaarlijkse bestuurlijke evaluatiedocument/voortgangsverslag op;
bewaakt tussentijds de voortgang van de veiligheidsaanpak alsook eventuele nieuwe
ontwikkelingen relevant voor het integrale veiligheidsbeleid
adviseert de portefeuillehouder over de bestuurlijke coördinatie over het integrale
veiligheidsbeleid.
48
7. Begroting
De begroting van het integrale veiligheidsbeleid kent twee hoofdposten:
- budget voor sociale veiligheid; dit betreft de vier prioriteiten en de ‘overige thema’s’ nummer 1, 2,
7, 8 en 9; in de systematiek van Kernbeleid Veiligheid betreft de thema’s binnen de
veiligheidsvelden Veilige woon- en leefomgeving, Bedrijvigheid en veiligheid, Jeugd en veiligheid
en Integriteit en veiligheid;
- budget voor fysieke veiligheid: de ‘overige thema’s’ nummer 3, 4, 5 en 6; in Kernbeleid Veiligheid
zijn dit tevens de thema’s binnen het veiligheidsveld Fysieke veiligheid.
Aangezien ontwikkelingen op met name het sociale veiligheidsterrein slechts beperkt te voorzien zijn,
is het wenselijk flexibel inzetbaar budget voor sociale veiligheidsmaatregelen te reserveren. Daarmee
kunnen nieuwe veiligheidsproblemen van een passende aanpak worden voorzien. De besteding van
dit flexibele deel wordt geëxpliciteerd en onderbouwd in de jaarlijkse uitvoeringsplannen integrale
veiligheid.
De begroting van de basisaanpak veiligheid is als volgt.
begroting basisaanpak veiligheid 2011 - 2015
budget sociale veiligheid (onderdelen Veilige woon- en leefomgeving,
Bedrijvigheid en veiligheid, Jeugd en Veiligheid en Integriteit en
veiligheid)
- gekoppeld aan beleidsaccenten:
- flexibel inzetbaar budget:
> TOTAAL sociale veiligheid:
€ 2.828.000
€ 200.000
€ 3.028.000
budget fysieke veiligheid (onderdeel Fysieke veiligheid)
- gekoppeld aan beleidsaccenten:
> TOTAAL fysieke veiligheid:
€ 29.700.000
€ 29.700.000
TOTAAL veiligheid
€ 32.728.000