test voor spraakafzien op woordniveau:...

60
TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: EEN PILOOTSTUDIE Aantal woorden: 8680 Dorien Ceuleers Stamnummer: 01309494 Promotor: Prof. dr. Ingeborg Dhooge Copromotor: Dr. Nele Baudonck Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Logopedische en Audiologische Wetenschappen Academiejaar: 2016 2017

Upload: nguyenthien

Post on 17-Mar-2018

214 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP

WOORDNIVEAU: EEN PILOOTSTUDIE

Aantal woorden: 8680

Dorien Ceuleers Stamnummer: 01309494

Promotor: Prof. dr. Ingeborg Dhooge

Copromotor: Dr. Nele Baudonck

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting

Logopedische en Audiologische Wetenschappen

Academiejaar: 2016 – 2017

Page 2: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a
Page 3: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP

WOORDNIVEAU: EEN PILOOTSTUDIE

Aantal woorden: 8680

Dorien Ceuleers Stamnummer: 01309494

Promotor: Prof. dr. Ingeborg Dhooge

Copromotor: Dr. Nele Baudonck

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting

Logopedische en Audiologische Wetenschappen

Academiejaar: 2016 – 2017

Page 4: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a
Page 5: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

Woord vooraf Dit eindwerk is de kers op de taart van mijn 4-jarige opleiding logopedische en

audiologische wetenschappen (afstudeerrichting logopedie). Het schrijven van deze

masterproef was een boeiende, maar intensieve periode. Ik stond er gelukkig niet

alleen voor. Daarom is het wel op zijn plaats om eerst nog enkele mensen te

bedanken die me dit jaar onvoorwaardelijk gesteund en geholpen hebben.

Eerst en vooral zou ik graag een bijzonder woord van dank richten tot mijn promotor

en co-promotor, prof. dr. Ingeborg Dhooge en dr. Nele Baudonck. Dankzij hun

feedback en kritische blik is deze masterproef geworden zoals ik ze vandaag kan

presenteren. Hartelijk bedankt voor de aangename samenwerking! Verder bedank ik

ook graag mevrouw Stefanie Krijger voor de hulp op audiologisch vlak.

Ook alle vrienden, kennissen en familieleden die deelnamen aan mijn onderzoek zou

ik graag nogmaals van harte bedanken. Bedankt voor alle tijd en moeite!

Tot slot nog een woord van dank aan mijn vrienden en familie die me aanmoedigden

en ten allen tijde steunden, alsook mijn teksten met plezier nagelezen hebben.

Page 6: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

Abstract

Achtergrond: Spraakverstaan is een bimodaal proces, waarbij zowel het auditieve als

het visuele kanaal een grote rol spelen. Vooral wanneer de luisteromstandigheden

minder gunstig zijn, bijvoorbeeld door een gehoorverlies, is het visuele kanaal van

groot belang voor het spraakverstaan. Om het (audio)visueel spraakverstaan na te

gaan bij dove en slechthorende volwassenen is er in Vlaanderen nood aan een

gestandaardiseerd meetinstrument.

Doel: Pilootstudie uitvoeren bij normaalhorende volwassenen op basis van de

opgestelde test op woordniveau van H. Van Steen (2016). Aan de hand van deze

pilootstudie wordt de aanzet gegeven tot normering van deze subtest.

Werkwijze: Er namen 39 volwassenen deel aan de pilootstudie. Deze werden

verdeeld in 4 leeftijdscategorieën. Allen kregen de volledige test (22 monosyllabische

woorden en 33 polysyllabische woorden) aangeboden in de visuele modaliteit en een

random selectie van 10 woorden in de audiovisuele modaliteit en in de auditieve

modaliteit. Per persoon werden woordscores en viseemscores toegekend.

Resultaten: Er werd in de visuele modaliteit een gemiddelde woordscore van 37,7%

behaald. Hierbij werd vastgesteld dat sommige woorden opvallend minder vaak

correct herkend werden dan andere (minimum door 7,7% en maximaal door 74,4%

van de deelnemers herkend). Ook op niveau van de visemen werden grote

verschillen gezien per viseem (32,8% tot 89,7%).

Conclusie: Mits enkele kleine aanpassingen en rekening houdend met een aantal

factoren, is de test klaar om genormeerd te worden.

Trefwoorden: spraakafzien, visemen, lipleestest, volwassenen, pilootstudie

Page 7: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

Background: Speech perception is a bimodal process, in which both the visual and

the auditory sources are very important. Especially when the listening conditions are

decreased, for example because of a hearing loss, the visual information becomes

very important for speech perception. To assess the (audio)visual speech perception

by deaf and hearing impaired adults in Flanders, there is a need for a standardized

measure instrument.

Purpose: Pilot study with normal hearing adults based on the test at word level, made

by H. Van Steen (2016). This pilot study has to be the start to develop norm scores

for this test.

Method: 39 normal hearing adults participated in this pilot study. They were divided

into 4 age categories. All were presented the 55 words from the test (22 monosyllabic

words and 33 polysyllabic words) in the visual modality and a random selection of 10

words in the audio-visual modality and in the auditory modality. For every participant

a word score and a viseme score was calculated.

Results: In the visual modality the mean word score was 37,7%. We saw that some

words were recognized a lot more than other words (minimum by 7,7% and

maximum by 74,4% from the participants). Also for the visemes big differences per

viseme were seen (from 32,8% to 89,7%).

Conclusion: Norm scores for the test can be developed, provided some adjustments

and by taking some factors into account.

Keywords: speech reading, viseme, lipreading test, adults, pilot study

Page 8: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a
Page 9: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

1

1. Inleiding

Spraakperceptie wordt vaak beperkt tot enkel de auditieve modaliteit ervan. Een

goed gehoor is inderdaad belangrijk voor de detectie en interpretatie van spraak,

maar spraakperceptie is zeker geen unimodaal proces. Onderzoek heeft aangetoond

dat spraakperceptie een natuurlijk, automatisch bimodaal proces is, zowel de

auditieve als de visuele modaliteit zijn van groot belang (Summerfield, 1979;

Woodhouse, Hickson & Dodd, 2009). Onbewust worden we constant beïnvloed door

de visuele informatie die onze gesprekspartner uitzendt. Reeds enkele weken na de

geboorte zijn horende kinderen zich al bewust van de congruentie tussen

mondbewegingen en spraakgeluiden (Dodd, 1979; Kuhl & Meltzoff, 1982). Onder

andere het mondbeeld en de gelaatsuitdrukkingen geven ons veel informatie over de

boodschap die onze gesprekspartner geeft (Massaro & Cohen, 1983; McGurk &

MacDonald, 1976). Ook uit neuropsychologische beeldonderzoek blijkt de

bimodaliteit van spraakperceptie. Reeds vroeg in het audiovisuele perceptieproces

wordt de informatie van beide modaliteiten geïntegreerd (Ojanen, 2005; Rosenblum,

2005). Neuronen in de visuele cortex worden ook geactiveerd door auditieve stimuli

en omgekeerd worden neuronen in de auditieve cortex ook gestimuleerd door visuele

stimuli.

Het visuele kanaal wordt nog belangrijker wanneer de luisteromstandigheden minder

gunstig zijn, bijvoorbeeld bij veel achtergrondlawaai (Ross et al., 2007; Sumby &

Pollack, 1954), wanneer de spraak semantisch complex is (Kim & Davis, 2003) of

wanneer de taal of het accent van de spreker verschilt van dat van de luisteraar. In

zulke omstandigheden zullen ook normaalhorenden een grote winst kunnen halen uit

audiovisuele spraakperceptie ten opzichte van louter auditieve spraakperceptie. Het

inschakelen van het visuele kanaal zorgt bijvoorbeeld voor een verbetering van de

signaal-ruis-verhouding met 5 tot 15dB (Hawkins, 1985). Liplezen of spraakafzien (de

visuele modaliteit) faciliteert de herkenning van woorden, wat de nauwkeurigheid en

reactiesnelheid en het spraakverstaan ten goede komt. Dit geldt zowel voor jongere

als oudere luisteraars (Altieri & Hudock, 2014).

Visuele en auditieve informatie worden niet enkel intern samengevoegd, maar zijn

complementair. Dit zegt ons het Fuzzy Logical Model of Perception (FLMP) van

Dominic Massaro et al. (1989), een psycholinguïstisch model voor spraakafzien. Het

lipbeeld voegt informatie toe aan het auditieve signaal. Zo kan een verbetering van

Page 10: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

2

het signaal-ruisverhouding bekomen worden wat zorgt voor een beter

spraakverstaan. Wat voor het gehoor het moeilijkst waar te nemen is, namelijk de

articulatieplaatskenmerken, is visueel het best te onderscheiden. Omgekeerd geldt

hetzelfde: wat visueel moeilijk onderscheidbaar is, namelijk stemhebbendheid, wordt

gecompenseerd door het gehoor (Campbell & Dodd, 1984).

Ook het psychoakoestisch McGurk effect toont dit aan. Hierbij wordt een

audiovisueel conflict aangeboden: de visuele eigenschappen van een bepaald

spraakfragment komen niet overeen met de auditieve kenmerken ervan. Er wordt

bijvoorbeeld een spreker getoond die het mondbeeld /ga/ laat zien, maar tezelfdertijd

wordt auditief /ba/ aangeboden. In de hersenen wordt deze visuele en auditieve

informatie samengevoegd waardoor men iets anders meent te horen dan er werkelijk

te zien of te horen was. Men komt zo tot een nieuwe antwoordmogelijkheid: /da/,

waarbij de visuele informatie en de auditieve informatie elkaar onderling beïnvloeden.

Men besluit hieruit dat bimodale spraakperceptie automatisch verloopt, zelfs bij

heldere en eenduidige spraak. Iedereen zou dus altijd automatisch gebruik maken

van liplezen, we kunnen niet “niet liplezen” (McGurk et al., 1976; Rosenblum, 2005).

Zelfs als gevraagd wordt om enkel op de auditieve stimulus te letten en daarbij geen

rekening te houden met het mondbeeld, zal men de visuele infomatie toch

automatisch verwerken en combineren met de auditieve informatie (Fowler & Deckle,

1991). Bimodale spraakperceptie is dus een natuurlijk en onvermijdelijk proces. We

gebruiken altijd zowel de informatie van het visuele kanaal als die van het auditieve

kanaal, beiden zijn complementair.

Bij normaalhorenden wordt deze audiovisuele spraakperceptie als iets

vanzelfsprekends beschouwd (Fodor, 1983). Spraakverstaan vraagt weinig

inspanning en de audititieve en visuele informatie vult elkaar zo aan dat een

gesproken stimulus zo goed als onmiddellijk herkend wordt. Onder minder gunstige

omstandigheden, bij een gehoorverlies bijvoorbeeld, vraagt spraakverstaan uiteraard

meer inspanning. Mensen met gehoorverlies krijgen minder informatie via het

auditieve kanaal en moeten dit dus compenseren via het visuele kanaal. Ze

compenseren hun gehoorverlies met spraakafzien (Verstraete, 1999). Afhankelijk van

de mate van het gehoorverlies en afhankelijk van de luisteromstandigheden zullen zij

dus in meerdere of mindere mate gebruik maken van de vaardigheid om te liplezen

of van spraakafzien. Het onderscheid tussen beide wordt door Summerfield als volgt

Page 11: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

3

omschreven: liplezen is de perceptie van spraak op basis van enkel de

articulatiebewegingen van de spreker; spraakafzien is het begrijpen van spraak op

basis van de articulatiebewegingen, gelaatsuitdrukkingen en handbewegingen of

gestes (Summerfield, 1992).

Gedurende het lipleesproces zijn er verscheidene variabelen van invloed. De

zichtbaarheid van de stimulus, de spreker, de liplezer en de omgeving zijn de

belangrijkste variabelen (Hipskind, 2002).

Met de stimulus wordt de gesproken boodschap bedoeld: woorden worden

opgebouwd uit klanken en deze zijn in meerdere of mindere mate zichtbaar en in dus

in meerdere of mindere mate visueel van elkaar te onderscheiden. Bepaalde

klanken, bijvoorbeeld de bilabialen en labiodentalen, zijn duidelijk visueel te

onderscheiden. Andere klanken, zoals de palatalen, hebben dan weer geen duidelijk

zichtbaar mondbeeld. Dit zorgt ervoor dat sommige cruciale elementen van de

spraak niet visueel waarneembaar zijn, wat het spraakafzien aanzienlijk bemoeilijkt.

Klanken die er hetzelfde uitzien, worden homofenen genoemd en behoren tot

hetzelfde viseem. De klanken /p/, /b/ en /m/ behoren bijvoorbeeld tot hetzelfde

viseem, het bilabialiteitsviseem, en kunnen dus louter op basis van hun visuele

eigenschappen niet onderscheiden worden van elkaar. Analoog bestaan er ook

homofene woorden, zoals /pet/, /bed/ en /met/, die visueel niet van elkaar

onderscheiden kunnen worden. Bij alledaagse doorlopende spraak kan 50% van de

woorden niet visueel onderscheiden worden. Men stelt dat voor effectieve

communicatie de grens op 70% verstaanbaarheid ligt. Enkel gebruik maken van

liplezen is dus onvoldoende om tot effectieve communicatie te komen (Berger, 1972;

Kaplan, Bally, & Garretson, 1995).

Corthals stelde in 1984 een visementaxonomie op voor het Nederlands. Hierin

worden alle consonanten en vocalen geclassificeerd volgens hun visueel

waarneembare eigenschappen (zie figuur 1). Deze classificatie wordt tot op de dag

van vandaag nog steeds gebruikt en helpt om de moeilijkheidsgraad voor het

spraakafzien van een bepaald woord in te schatten. Ook de woordenlijsten in deze

studie zijn gebaseerd op deze taxonomie. Er werd getracht om alle visemen

evenredig te vertegenwoordigen in de verschillende woordposities en ook de

Page 12: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

4

gemiddelde zichtbaarheid van de woorden werd voor elk woord afzonderlijk

berekend (Van Steen, 2016).

Visemencategorie Visemen

Bilabiaal viseem p, b, m

Labiodentaal viseem f, v

Lipstulpingsviseem sj, dj

Apico-alveolair viseem l, t, d, n, s, z, r

Nauw lipspreidingsviseem i, ie, e, ee

Wijd viseem aa, a

Wijd lipstulpingsviseem o, oo

Nauw lipstulpingsviseem oe, w, eu

Ongerond wijzigend viseem ij

Gerond wijzigend viseem au

Visueel niet waarneembare fonemen doffe e, k, g, R, ng

Figuur 1: Visementaxonomie voor het Nederlands (Corthals, 1984)

Deze taxonomie heeft echter wel enkele tekortkomingen. Zo houdt de classificatie

geen rekening met co-articulatie, hoewel dit fenomeen ervoor kan zorgen dat

eenzelfde klank er toch niet altijd identiek uitziet. Verder gaat de taxonomie enkel uit

van een puur visueel beeld, terwijl aangetoond is dat spraakperceptie zelden puur

visueel is, maar een bimodaal proces is (Summerfield, 1979). Hierdoor kunnen ook

gehoorgestoorde personen met behulp van hun restgehoor, hoe beperkt ook,

homofenen vaak toch nog van elkaar onderscheiden. De graad van het gehoorverlies

speelt hierbij uiteraard een grote rol.

Ook het psycholinguïstische niveau van de stimulus heeft een belangrijk effect op de

lipleesprestaties. Zo scoort men steeds beter op woordniveau dan op zins- of

tekstniveau (Ellis, MacSweeney, Dodd, & Campbell, 2001). Op elk niveau worden

substantieven daarenboven beter herkend dan werkwoorden of adjectieven (Green &

Holmes, 1981). Verder blijkt ook dat bekende woorden makkelijker visueel herkend

worden (Hipskind, 2002).

Ook met betrekking tot de spreker, hebben meerdere variabelen een invloed op het

spraakafzien (Hipskind, 2002). In eerste instantie dient het gelaat van de spreker

goed zichtbaar te zijn. Schaduwen (op het gelaat), over- of onderbelichting en

gezichtsbeharing zoals een snor en/of baard (Kitano, 1985) belemmeren het zicht en

zijn bijgevolg storend voor het liplezen. In het algemeen zijn jonge vrouwen het

Page 13: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

5

makkelijkst te liplezen (Bench, Daly, Doyle, & Lind, 1995). Vrouwen zouden

expressiever zijn, wat het spraakafzien bevordert.

Ook de spreeksnelheid is een belangrijke factor bij het liplezen. De snelheid van

dagelijkse spraak bedraagt ongeveer 15 fonemen per seconde. De term foneem

wordt gedefinieerd als de kleinste eenheid van een klank met een betekenis

onderscheidende functie. Het oog kan echter slechts 8 tot 10 afzonderlijke

bewegingen per seconde waarnemen (Hipskind, 2002). Een normale spreeksnelheid

is dus in theorie te snel om alle snelle visuele lipbeeldwijzigingen met het blote oog te

kunnen waarnemen. Nu correspondeert niet elk foneem met een viseem, wat maakt

dat het aantal visemen per seconde wel lager ligt dan het gemiddelde van 15

fonemen per seconden. Desalniettemin blijft een te hoge gemiddelde spreeksnelheid

wellicht een probleem (Corthals, 1987). Extreem vertraagde spraakbewegingen

leiden echter ook niet tot een verbeterde verstaanbaarheid (Summerfield, 1992).

Daarnaast zijn er ook bij de liplezer zelf een aantal factoren van invloed op het

spraakafzien. Aangezien liplezen een visuele vaardigheid is, is een normaal (of

normaal door correctie) zicht noodzakelijk. De liplezer moet de veranderende

bewegingen van de lippen, mond, tong en tanden nauwkeurig kunnen waarnemen.

In de literatuur wordt een grote variabiliteit in lipleesscores terug gevonden. Zo

worden bij gehoorgestoorde kinderen scores gevonden van 0% tot 94% correct

(Lyxell & Holmberg, 2000), van 0% tot 41% correct bij normaalhorende kinderen

(Lyxell & Holmberg, 2000), van 0% tot 65% correct bij normaalhorende volwassenen

(Auer & Bernstein, 2007) en van 0% tot 85% correct bij gehoorgestoorde

volwassenen (Auer & Bernstein, 2007).

Er zijn echter wel een aantal factoren die deze variabiliteit kunnen helpen verklaren.

Zo zijn jonge volwassenen steevast betere liplezers dan oudere volwassenen

(Cienkowski & Carney, 2002; Feld & Sommers, 2009) Het verminderde

werkgeheugen en de tragere verwerkingssnelheid bij deze oudere volwassenen

zouden hiervan de oorzaak zijn (Feld & Sommers, 2009). Ook naar het verschil in

lipleesvaardigheid tussen mannen en vrouwen zijn verschillende onderzoeken

uitgevoerd. Hieruit blijkt dat vrouwen betere liplezers zouden zijn (Hipskind, 2002;

Devos & Moerman, 2011), al zijn de verschillen vaak klein en soms zelfs niet

significant (Ellis, MacSweeney, Dodd, & Campbell, 2001; Tye-Murray, Sommers, &

Page 14: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

6

Spehar, 2007; Oliveira, Soares, & Chiari, 2014). Verder heeft ook de graad van een

eventueel gehoorverlies een effect op het liplezen. Zo kunnen doven en

slechthorenden beter liplezen dan normaalhorenden, gezien zij meer beroep moeten

doen op deze vaardigheid (Ellis, MacSweeney, Dodd, & Campbell, 2001).

Ook aandacht en motivatie, het visueel, verbaal en spatieel geheugen, bekendheid

met de spreker, taalvaardigheid en eigen spraakproductie spelen een rol in het

vermogen om te liplezen (Campbell & Mohammed, 2010; Feld & Sommers, 2009;

Desjardins et al., 1997).

Tenslotte zijn er ook omgevingsgerelateerde factoren van invloed op het liplezen en

spraakafzien. Zo is onder andere de afstand tussen de liplezer en de spreker een

belangrijke variabele. Hoe groter deze afstand, hoe minder zichtbaar de articulatoren

van de spreker zijn en hoe lager de lipleesscores bijgevolg zullen zijn. Naar de

optimale afstand werd heel wat onderzoek gedaan, zonder eenduidig resultaat.

Algemeen wordt 1,5 meter aangenomen als een optimale conversatieafstand en 3

meter als een maximale afstand tussen spreker en luisteraar (Devos & Moerman,

2011). Verder dienen auditieve, zoals achtergrondlawaai, en visuele afleidingen in de

omgeving tot een minimum beperkt te worden herleid (Berger, 1972; Lyxell &

Rönnberg, 1993).

Ook het redundantie-effect dient in rekening te worden gebracht. Redundantie

creëert voorspelbaarheid in conversationele spraak. Dankzij redundantie kunnen we

een boodschap toch begrijpen, ook al hebben we een deel van het bericht gemist.

Hiervoor gebruiken we info uit de linguïstische en syntactische omgeving. Spraak is

slechts gedeeltelijk visueel waarneembaar. De ontbrekende informatie moet mentaal

ingevuld worden aan de hand van de context. Er is met andere woorden niet enkel

een bottom-up proces, maar ook een top-down verwerking vereist voor spraakafzien

en liplezen (Dodd, Oerlemans & Robinson, 1989; Jeffers & Barley, 1971; Lyxell &

Rönnberg, 1987, 1991; Rönnberg, 1995).

Personen met gehoorverlies die onvoldoende winst op vlak van spraakverstaan

bekomen met een aangepast hoortoestel of cochleair implant, worden vaak

doorverwezen voor revalidatie. Een logopedist zal dan uitmaken of hoortraining en/of

training van het spraakafzien deel zal uitmaken van deze revalidatie. Bij hoortraining

ligt de nadruk op het optimaal leren verstaan van spraak zonder gebaren en/of

Page 15: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

7

spraakafzien (Rhoades, 2006). Bij lipleestraining daarentegen ligt de nadruk op de

visuele spraakperceptie en leert men deze optimaal te gebruiken. Men leert de

verschillende klanken (visueel) te identificeren en discrimineren, wat kan leiden tot

betere lipleesscores (Massaro, Cohen, & Gesi, 1993). Door de vaardigheid van het

spraakafzien in te oefenen, in combinatie met het gebruik van een aangepast

hoortoestel, betracht men zo een beter spraakverstaan in diverse

luisteromstandigheden te bekomen met als uiteindelijke doelstelling een verbeterde

participatie in een horende wereld (International Classification of Functioning). Om

deze vaardigheden in kaart te kunnen brengen, is er nood aan gestandaardiseerde

en betrouwbare meetinstrumenten. Aan de hand van de geobserveerde

communicatievaardigheden van een persoon kan dan een individueel

interventieprogramma opgesteld worden, dat tegemoet komt aan zijn of haar noden

op korte en lange termijn. Bovendien kan de logopedist aan de hand van de

testresultaten het effect van de hoortraining en/of lipleestraining nagaan en eventueel

de vooropgestelde doelstellingen bijstellen.

Terwijl er op vlak van revalidatie (hoortraining en spraakafzien) reeds heel wat

materiaal voor het Nederlands werd ontwikkeld (vb. de Luisterkubus, map

‘Gehoorrevalidatie voor volwassenen’ van uitgeverij Cochlear en de werkbundel ‘De

stilte verbroken’ van de uitgeverij SIG, werkbundel ‘Blikvanger’ van uitgeverij SIG),

kampt men op vlak van diagnostisering momenteel nog met een tekort aan een

degelijk gestandaardiseerd meetinstrument om het (audio)visueel spraakverstaan in

kaart te brengen.

Binnen de audiologie in Vlaanderen gaat men (tot nu toe) enkel de auditieve

modaliteit van het spraakverstaan na. Met een tonaal audiogram wordt een

kwantitatieve beoordeling van het gehoor bekomen voor zuivere tonen per

frequentie. Aan de hand van een spraakaudiogram (vocale audiometrie) bekomt men

daarnaast een kwalitatieve beoordeling en krijgt men informatie over de manier

waarop spraak auditief geïdentificeerd wordt. Men gaat voor verschillende

luidheidsniveaus het percentage correct begrepen woorden na en geeft dit weer aan

de hand van een PI-curve (performance-intensity curve). Deze curve geeft het

verband weer tussen het intensiteitsniveau van de spraak en het percentage

spraakverstaan. Men kan deze curve dan vergelijken met normwaarden van

normaalhorenden (Damman, 1993). Om een vocaal audiogram af te nemen zijn in

Page 16: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

8

Vlaanderen een aantal tests voorhanden. Onder andere de Brugge-Leuven-Utrecht

tweelettergrepige lijst (BLU-lijst), de eenlettergrepige NVA-lijst (Nederlandse

Vereniging voor Audiologie, ook wel Bosman-lijst genoemd) en de éénlettergrepige

Brugse lijst worden veel gebruikt voor het beoordelen van het auditieve

spraakverstaan op woordniveau bij volwassenen. Voor kinderen zijn er de

Göttingerlijst I en II en de NVA-kinderlijst voorhanden. In functie van de

standaardisatie werden deze woordenlijsten opgenomen op cd (Bosman, Wouters, &

Damman, 1995). Spraakverstaan in stilte, zoals het bij de klassieke

spraakaudiometrie gemeten wordt, is echter een grote vereenvoudiging van het

spraakverstaan in het dagelijkse leven, waar altijd achtergrondlawaai aanwezig is en

men steeds in zinnen spreekt. Om hieraan tegemoet te komen hebben Plomp en

Mimpen in 1979 het verstaan van korte eenvoudige zinnen in ruis als audiologische

test gepresenteerd. Men bepaalt daarbij welke intensiteit nodig is om de zinnen

volledig correct te herhalen in de aanwezigheid van een stoorgeluid. Men kan deze

resultaten dan weergeven in een grafiek, met verticaal uitgezet het percentage

zinnen dat goed is verstaan en horizontaal de geluidsterkte van de zinnen. Ten slotte

wordt sinds 2006 in de audiologie ook gebruik gemaakt van de Vlaamstalige Auditory

Speech Sound Evaluation (A§E). Dit is een supraliminaire psycho-akoestische

testbatterij. De test is taalonafhankelijk en onafhankelijk van de cognitieve functies.

Men kan hiermee de cochleaire functies evalueren, namelijk het vermogen tot

detectie, discriminatie en identificatie van fonemen. Deze resultaten kunnen van

groot belang zijn voor de selectie van CI-kandidaten en als evaluatie van een

hoortoestel of een cochleair implant (Govaerts et al., 2006).

Bovenstaande tests worden veelvuldig gebruikt in Vlaanderen. Allen gaan echter

slechts 1 modaliteit na - de auditieve - en zoals eerder gezegd is spraakverstaan een

bimodaal proces waarbij ook de visuele modaliteit in rekening zou moeten gebracht

worden. Het is dus onvoldoende om enkel het auditieve spraakverstaan te evalueren.

Dit geeft namelijk geen correct beeld over de dagelijkse communicatievaardigheden

van een persoon. Om deze vaardigheden volledig in kaart te kunnen brengen, zou

men ook het visuele en audiovisuele spraakverstaan moeten evalueren.

Het visuele spraakverstaan kan men nagaan door het vermogen tot spraakafzien te

testen. Men mag dan enkel informatie halen uit de mondbewegingen van de spreker.

Het gecombineerd testen van het auditief en visueel spraakverstaan geeft een beeld

Page 17: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

9

dat beter aansluit bij de dagelijkse communicatie. Dit audiovisuele spraakverstaan

kan men nagaan door het visuele mondbeeld te ondersteunen met de bijbehorende

klank. (Audio)visueel spraakverstaan kan men nagaan op verschillende

psycholinguïstische niveaus: syllabe-, woord- en zinsniveau en het niveau van

doorlopende spraak (Kyle, Cambell, Mohammed, Coleman, & MacSweeney, 2013).

De testitems kunnen aangeboden worden in open of gesloten set. Er kan daarbij

gevraagd worden om de items mondeling of schriftelijk te herhalen. Vaak wordt

gewerkt met een testafname in een face-to-face-context, maar in functie van de

standaardisatie gaat de voorkeur uit naar het gebruik van videobeelden.

Sinds het midden van de jaren ’40 werden lipleestests ontwikkeld die het visuele

en/of audiovisuele spraakverstaan nagaan. Voor het Nederlands bestaat er onder

andere de Vijftig Woordentest (Van Uden, 1974). Deze test bevat mono- en

polysyllabische woorden en zowel hoog- als niet-hoogfrequente woorden komen aan

bod. Het testmateriaal is echter verouderd en bevat een aantal tekortkomingen. Er

wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de visementaxonomie, wat het

onmogelijk maakt een uitspraak te kunnen doen over het al dan niet kunnen

detecteren en identificeren van visemen in verschillende woordposities. Bovendien

wordt de test steeds in real-time afgenomen, waardoor de afname niet

gestandaardiseerd verloopt. Ook is de test niet genormeerd. Verder kan ook gebruik

gemaakt worden van de Lipleesproef voor Zinnen (Van Uden, 1974), de

spondeeëntest (naar Matzker,1959) en de Zinnentest (Plomp & Mimpen, 1979). Deze

tests zijn echter ook allen gedateerd. Ten slotte bestaan er nog enkele zelfgemaakte,

niet gestandaardiseerd testen zoals de AV-20-woordenlijsten (De Raeve, 1988) die

in Kids Hasselt gebruikt wordt om de lipleesvaardigheden van kinderen van 4 tot 10

jaar na te gaan. Deze test bestaat uit eenlettergrepige zelfstandige naamwoorden die

in een face-to-face context aangeboden worden. Er wordt zowel een auditieve,

visuele als audiovisuele lijst afgenomen. Men maakt gebruik van afbeeldingen bij de

woorden. Deze afbeeldingen worden steeds eerst overlopen samen met het kind om

er zeker van te zijn dat het kind de woordenschat beheerst. Doorheen de test dient

het kind dan de passende afbeelding aan te duiden. Ook deze test is echter

gedateerd. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van enkele bestaande

Engelstalige lipleestests voor volwassenen en kinderen. Voor een meer uitgebreid

overzicht van bestaande tests, verwijs ik naar Campbell & Mohammed (2010).

Page 18: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

10

Tabel 1: Overzicht belangrijkste Engelstalige lipleestests.

Titel Auteur(s) Psycholinguïstisch

niveau

Test-

modaliteit

Wijze

van respons

Presentatie

Volwassenen

How well can you

read lips?

Utley (1946) woorden, zinnen,

verhalen

visueel Open set:

geschreven

videomateriaal

Barley CID

Sentences

Barley (1971) zinnen visueel videomateriaal

Lipreading

Screening Test

Binnie, Jackson

en Montgomery

(1976)

CV-syllaben visueel Open set:

geschreven

videomateriaal

Iowa Sentence

Test

Tyler, Preece en

Tye-Murray

(1986)

zinnen, paragrafen Open set:

herhalen

videomateriaal

CUNY sentence

list

Boothroyd

(1991)

zinnen Open set:

herhalen

Test of Adult

Speechreading

(TAS)

Ellis,

MacSweeney,

Dodd en

Campbell (2001)

woorden, zinnen,

korte verhalen

visueel Gesloten set:

passende

afbeelding

aanduiden

videomateriaal

De Build a

Sentence'(BAS)

test

Feld &

Sommers

(2009)

zinnen met leemtes visueel Gesloten set:

leemtes

invullen in zin

adhv

antwoordmoge

lijkheden

videomateriaal

Multimodal

Lexical Sentence

Test for Adults

(MLST-A)

Kirk en

Eisenberg

(2012)

zinnen auditief,

visueel en

audiovisueel

videomateriaal

Kinderen

Donaldson'LipQre

ading'Test

Montgomery

(1966)

zinnen visueel en

audiovisueel

Gesloten set:

passende

afbeelding

aanduiden

Real time

Diagnostic Test of

Speechreading

Myklebust en

Neyhaus (1970)

bevelen, woorden,

zinnen

videomateriaal

Manchester

Speechreading

Test

Markides (1980) zinnen Open set:

herhalen

Page 19: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

11

Children’s Audio-

Visual

Enhancement

Test (CAVET)

Tye-Murray en

Geers (2001)

woorden auditief,

visueel en

audiovisueel

videomateriaal

Multimodal

Lexical Sentence

Test for Children

(MLST-C)

Kirk, et al.

(2012)

zinnen auditief,

visueel en

audiovisueel

videomateriaal

The test of Child

Speechreading

(ToCS)

Kyle, Cambell,

Mohammed,

Coleman en

MacSweeney

(2013)

woorden, zinnen, korte

verhalen

visueel Gesloten set

(4 keuzes):

passende

afbeelding

aanduiden

videomateriaal

Aangezien (visueel) spraakafzien en audiovisueel spraakverstaan zeer complexe

processen zijn, is er tot op de dag van vandaag echter nog geen algemeen

aanvaarde testbatterij beschikbaar. Zowel uit de Engelstalige als in de

Nederlandstalige literatuur blijkt duidelijk dit tekort aan gestandaardiseerd

testmateriaal. Vele onderzoekers ontwikkelen hun eigen testmethode, zonder dat

hiervoor normen zijn opgesteld of de betrouwbaarheid en validiteit gegarandeerd zijn.

In Vlaanderen heerst bij logopedisten nochtans ook de behoefte aan een valide

meetinstrument voor spraakafzien. Dat blijkt uit een kleine rondvraag bij enkele

revalidatiecentra in Vlaanderen (Van Steen, 2016).

In Kids Hasselt maakt men momenteel gebruik van de zelfgemaakte AV-20-

woordenlijst voor het beoordelen van het auditieve, visuele en audiovisuele

spraakverstaan bij kinderen. Sporadisch wordt ook aanvullend gebruik gemaakt van

de Vijftig Woordentest en de Lipleesproef voor Zinnen (van Uden, 1974). Deze Vijftig

Woordentest wordt ook gebruikt in het centrum voor gehoor- en spraakrevalidatie

‘Ter sprake’ in het UZ Gent en in het revalidatiecentrum ‘Sint-Lievenspoort’ te Gent,

bij gebrek aan ander testmateriaal. In het UZ Gent maakt men verder ook gebruik

van de spondeeëntest (naar Matzker, 1959) en de zinnentest (naar Plomp & Mimpen,

1979) om een uitspraak te doen over het niveau van spraakverstaan en

spraakafzien. Tenslotte worden testitems bij de afname van een vocaal audiogram

ook wel eens in real-time aangeboden. Op deze manier wordt het auditieve signaal

ondersteund door het mondbeeld van de testleider.

Page 20: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

12

Al deze bevraagde revalidatiecentra geven aan dat ze genoodzaakt zijn te werken

met verouderd materiaal bij gebrek aan recent gestandaardiseerd testmateriaal.

Vaak moeten ze beroep doen op hun eigen expertise om het communicatieprofiel

van de patiënt op te stellen. Dit is vanzelfsprekend geen efficiënte en

gestandaardiseerde manier om aanknopingspunten te vinden voor

therapiedoelstellingen en om evolutie te kunnen weergeven.

1.1 Doelstelling

Met deze masterproef wordt verder gebouwd op de bachelorproef van H. Van Steen

(Van Steen, 2016). Zij gaf in haar scriptie de eerste aanzet tot de ontwikkeling van

een Vlaamse testbatterij om het (audio)visuele spraakverstaan na te gaan bij dove

en slechthorende volwassenen. Aan de hand van deze testbatterij moet het in de

toekomst mogelijk zijn om op een gestandaardiseerde manier het spraakverstaan in

de drie modaliteiten (auditief, visueel en audiovisueel) na te gaan op de verschillende

psycholinguïstische niveaus. Zo zal men een volledig communicatieprofiel kunnen

bekomen en een vergelijking kunnen maken tussen de verschillende modaliteiten,

alsook het effect van therapie meten. Momenteel wordt enkel nog gewerkt aan een

test op woordniveau. H. Van Steen stelde daarvoor 4 woordenlijsten op, 2

monosyllabische parallellijsten en 2 polysyllabisch parallellijsten en maakte hiervan

videobeelden. Het doel van deze pilootstudie is om deze woordenlijsten af te nemen

bij normaalhorende proefpersonen van verschillende leeftijdscategorieën. Aan de

hand van de resultaten hiervan beogen we volgende zaken:

1. Een analyse per item en per viseem: welke woorden/visemen worden vaak

herkend? Welke woorden/visemen worden zelden of nooit herkend? Hoe kan

dit verklaard worden?

2. Een vergelijking van beide parallellijsten.

3. Het effect van leeftijd, geslacht en woordlengte op de lipleesscore.

4. Test-hertestbetrouwbaarheid: worden er vergelijkbare scores behaald op

verschillende meetmomenten?

5. Power analyse: wat is de nodige sample size voor vervolgonderzoek op basis

van de gemeten gemiddelden en standaarddeviaties in deze pilootstudie?

6. Audiovisuele en auditieve modaliteit: welke woorden worden niet herkend en

wat ligt aan de oorzaak hiervan?

Page 21: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

13

2. Methode

2.1 Proefpersonen

Aan deze studie namen 39 personen deel. Deze werden onderverdeeld in 4

leeftijdscategorieën: 18-35 jaar, 35-50 jaar, 50-65 jaar en 65+. De gemiddelde leeftijd

van de hele proefgroep bedroeg 48,6 jaar (standaarddeviatie (SD) 19,20) met een

range van 20 tot 77 jaar. Er werd gestreefd naar een evenwichtige verdeling tussen

het aantal mannen en vrouwen. In tabel 2 vindt u een overzicht van de deelnemers.

De deelnemers werden gerekruteerd aan de hand van gelegenheids-

steekproeftrekking en waren voornamelijk afkomstig uit de regio’s Antwerpen en

Oost-Vlaanderen. Allen hadden Nederlands als moedertaal en hadden een normaal

of door correctie normaal zicht. Allen meldden zich aan als zijnde normaalhorend.

Bij 22 van de 39 deelnemers (56,4%) werd na enkele maanden een hertest

afgenomen, dit in het kader van het nagaan van de test-hertestbetrouwbaarheid.

Gemiddeld was er 2,04 maanden tijd tussen de eerste testafname en de hertest, met

een minimum van 1,06 maanden en een maximum van 2,87 maanden. De

testprocedure werd daaarbij identiek herhaald, met uitzondering van het

gehooronderzoek. Een overzicht van de deelnemers van de hertest vindt u in tabel 3.

Tabel 2: overzicht deelnemers 1ste testafname

Leeftijdscategorie Aantal mannen Aantal vrouwen Gemiddelde leeftijd

1) 18-35 jaar 5 5 21,02 (SD 0,82)

2) 35-50 jaar 3 8 47,82 (SD 1,47)

3) 50-65 jaar 4 5 55,11 (SD 5,18)

4) > 65 jaar 5 4 73,78 (SD 3,03)

TOTAAL: n = 39 17 (43,59%) 22 (56,41%) 48,62 (SD 19,20)

Tabel 3: overzicht deelnemers hertest

Leeftijdscategorie Aantal mannen Aantal vrouwen Gemiddelde leeftijd

1) 18-35 jaar 3 3 21,20 (SD 0,98)

2) 35-50 jaar 0 6 47,67 (SD 1,97)

3) 50-65 jaar 2 2 56,00 (SD 5,83)

4) > 65 jaar 3 3 73,33 (SD 3,62)

TOTAAL: n = 22 8 (36,36%) 14 (63,64%) 48,96 (SD 20,22)

Page 22: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

14

2.2 Testmateriaal

Aan alle proefpersonen werden de twee monosyllabische en polysyllabische

parallellijsten aangeboden, opgesteld werden door H. Van Steen (2016). Er werd

gebruik gemaakt van de oorspronkelijke woordenlijsten en daarbij werden enkele

woorden toegevoegd die Van Steen suggereerde ter verbetering van de test. Zo

bekwamen we 2 monosyllabische lijsten van 11 woorden, 1 polysyllabische lijst van

16 woorden (15 oorspronkelijke woorden en 1 nieuw woord als suggestie ter

verbetering) en 1 polysyllabische lijst van 17 woorden (15 oorspronkelijke woorden

en 2 nieuwe woorden als suggestie ter verbetering). De totale test bestond dus uit 55

woorden. Bij het opstellen van de woordenlijsten werd rekening gehouden met

volgende zaken: alle woorden zijn bestaande woorden en komen voor in de

‘Streeflijst woordenschat voor zesjarigen” van Schaerlaekens (1999), zodat ze zeker

voldoende gekend zijn door alle deelnemers. De verschillende visemen komen

gebalanceerd voor in de verschillende woordposities en zowel spondeeën, trocheeën

als jamben werden opgenomen. De woordenlijsten vindt u terug op de

scoreformulieren in bijlage 1.

De woorden waren allemaal opgenomen op video in functie van de standaardisatie

(Van Steen, 2016). Enkel hoofd en schouders van de spreker zijn hierbij zichtbaar.

Visuele en auditieve afleiding werd tot een minimum beperkt en voldoende lichtinval

werd verzekerd. De spreker op de videobeelden is een 20-jarige vrouw, studente

logopedie, afkomstig uit Oost-Vlaanderen. Er werd bewust gekozen voor een jonge

vrouw aangezien deze het makkelijkst te liplezen zijn (Bench, Daly, Doyle, & Lind,

1995). Op deze manier werden ideale (luister)omstandigheden gecreëerd.

Ook de scoreformulieren van Van Steen werden overgenomen (zie bijlage 1).

2.3 Werkwijze

2.3.1 Gehoorscreening

Voorafgaand aan de afname van de eigenlijke lipleestest werd een screening van het

gehoor uitgevoerd. Bij alle proefpersonen werd een tympanogram afgenomen en

werd aan de hand van tonale liminaire audiometrie met de Hughson-Westlake

methode de PTA-waarde (Pure Tone Average) bepaald. Dit is de gemiddelde

Page 23: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

15

luchtgeleidingsdrempel op 500Hz, 1000Hz en 2000Hz, wat de belangrijkste

frequenties voor spraakverstaan zijn.

Bij alle deelnemers werd een normaal verlucht middenoor vastgesteld. Op basis van

de PTA-waarden werd bij 10 deelnemers een mild gehoorverlies vastgesteld (PTA >

20 dBHL, ≤ 40 dBHL). Ook deze deelnemers werden geïncludeerd in het onderzoek.

2.3.2 Testopstelling

De videofragmenten werden afgespeeld op een computer van het merk Sony, type

Vaio SVE151G13M. De grootte van het beeldscherm bedroeg 15,5 inches en dit

werd ingesteld op zijn maximale helderheid. In de visuele modaliteit werd het geluid

van de computer afgezet. Om een goede geluidskwaliteit te garanderen bij de

audiovisuele en auditieve modaliteit werd gebruik gemaakt van een externe

luidspreker. Er werden doorheen het onderzoek 2 typen luidsprekers gebruikt,

namelijk Altec Lansing M302 en Monacor MK60. De videofragmenten werden steeds

afgespeeld aan een luidheidsniveau van (ongeveer) 65 dB SPL. Dit is eveneens

ongeveer het niveau waarop dagelijkse conversaties zich afspelen.

De proefpersoon en testleider namen naast elkaar plaats aan een tafel. De laptop

werd op 0° voor de proefpersoon geplaatst. De afstand tussen het aangezicht van de

proefpersoon en het beeldscherm bedroeg steeds ongeveer 60 centimeter. Ook de

afstand tussen het linkeroor van de proefpersoon en de luidspreker was steeds

ongeveer 60 centimeter. Doorheen de testafname werd de laptop steeds bediend

door de testleider. De testafname vond steeds plaats in een rustige, neutrale ruimte.

2.3.3 Procedure

Eerst werden de 2 monosyllabische woordenlijsten en vervolgens de 2

polysyllabische woordenlijsten volledig aangeboden in de visuele modaliteit.

Vervolgens werd telkens een random selectie van 10 woorden uit alle vier de lijsten

aangeboden in de audiovisuele modaliteit en tenslotte een random selectie van 10

woorden in de auditieve modaliteit, waarbij het beeldscherm weggedraaid werd van

de proefpersoon. Aan de proefpersonen werd verteld dat het steeds mogelijk was dat

een woord twee keer voorkwam tijdens de testafname. Dit om te voorkomen dat

iemand geen antwoord zou durven geven omdat hij het woord al eens gezegd had.

Page 24: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

16

In functie van de standaardisatie van de testafname werd gebruik gemaakt van een

vooraf opgestelde instructie. Deze vindt u terug in bijlage 2.

Na deze instructie werd de testafname gestart. De testleider toonde de video’s van

de woorden uit de woordenlijsten een voor een, in de volgorde zoals aangegeven op

het scoreformulier. Na elk woord diende de proefpersoon te zeggen welk woord hij

meende te herkennen. Dit antwoord werd dan genoteerd op het scoreformulier door

de testleider, zonder daarbij feedback te geven over de correctheid van het

antwoord. Men gaat op deze manier de identificatie van woorden en visemen na in

een open set. In de visuele modaliteit zijn er soms meerdere correcte antwoorden

mogelijk. Aangezien bepaalde klanken visueel niet onderscheidbaar zijn (i.e.

visemen) konden ook andere bestaande woorden gevormd worden (i.e. homofenen).

Deze staan ook steeds vermeld op het scoreformulier. In de audiovisuele en

auditieve modaliteit is er vanzelfsprekend maar één correct antwoord mogelijk.

Indien de proefpersoon geen respons gaf of hier expliciet zelf om vroeg, werd de

video van het woord maximaal nog 1 keer herhaald. Dit werd steeds genoteerd op

het scoreformulier. Indien na herhaling van het testitem nog steeds geen respons

werd gegeven, spoorde de testleider steeds aan om toch te gokken.

De procedure tijdens de hertest was identiek. De deelnemers wisten echter niet dat

identiek dezelfde woordenlijsten aangeboden zouden worden. Er werd hen gezegd

dat de test gelijkaardig zou zijn aan de eerste testafname en dat het mogelijk was dat

ze woorden zouden herkennen, maar dat dit niet noodzakelijk zo zou zijn.

2.3.4 Scoring

Alle gegeven antwoorden werden genoteerd op de daarvoor voorzien

scoreformulieren. In de visuele modaliteit werd op basis hiervan voor elke

proefpersoon een woordscore berekend per lijst en een totale woordscore. Dit is het

aantal woorden dat volledig correct herkend werd nadat het 1 of 2 keer werd

aangeboden. Ook de andere bestaande woorden die visueel gelijkend zijn (i.d.

homofenen) werden hierbij als correct gerekend.

Ook werden viseemscores toegekend voor elk viseem. Per viseem werd hiervoor

gekeken hoe vaak het herkend werd. Hierdoor bekomt men niet enkel een

Page 25: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

17

kwantitatieve analyse, maar ook een kwalitatieve analyse die kan dienen als

aangrijpingspunt in therapie.

Indien een woord tweemaal werd getoond en daarbij twee keer een verschillend

antwoord werd gegeven, werd steeds het meest correcte antwoord gebruikt.

In de auditieve en audiovisuele modaliteit werd steeds enkel een ruwe (woord)score

op 10 berekend, waarbij een punt gegeven werd voor elk correct antwoord.

2.4 Verwerking

Statistische verwerking gebeurde in het computerprogramma SPSS (Statistical

Package for the Social Sciences, versie 23). Omdat uit de Shapiro Wilktest bleek dat

de variabele ‘totale woordscore’ normaal verdeeld is (p > 0,05), werden steeds

parametrische tests gebruikt om significante verbanden en verschillen aan te tonen.

Om het verschil in woordscore tussen de 4 verschillende leeftijdsgroepen na te gaan

werd gebruik gemaakt van de One-way ANOVA, aangezien het hier gaat over

ongepaarde variabelen in meer dan 2 groepen. Verder werd de gepaarde Student’s

t-test gebruikt om het verschil na te gaan tussen de 2 parallellijsten en om de test-

hertestbetrouwbaarheid na te gaan. Ten slotte werd het verschil in woordscore

tussen mannen en vrouwen nagegaan aan de hand van de ongepaarde Student’s t-

test, aangezien het hier gaat over ongepaarde variabelen in 2 groepen.

3. Resultaten

3.1 Visuele modaliteit

3.1.1 Analyse per item

Aan de hand van de toegekende woordscores kon per item berekend worden

hoeveel percent van de deelnemers het woord correct herkend had. De resultaten

hiervan worden hieronder weergegeven per lijst in tabel 4, 5, 6 en 7. We merken

hierbij op dat elk van de 55 aangeboden woorden minstens door 3 van de 39

deelnemers herkend werd (7,7%) en maximaal door 29 personen (74,4%). Verder

kan gezien worden dat bij de monosyllaben voor lijst 1 een gemiddelde woordscore

in de visuele modaliteit gevonden werd van 4,82/11 (SD 2,42), of 43,8% en voor lijst

Page 26: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

18

2 een gemiddelde woordscore van 3,72/11 (SD 1,97), of 33,8%. Bij de polysyllaben

werd voor lijst 1 een gemiddelde woordscore gevonden van 6,95/17 (SD 3,38), of

40,9% en voor lijst 2 een gemiddelde woordscore van 5,00/16 (SD 2,84), of 31,2%.

Uit analyse met de gepaarde Student’s t-test blijkt dat er een significant verschil is in

de gemiddelde woordscore van lijst 1 en lijst 2, zowel bij de monosyllabische

woorden (t (38) = 2,851; p < 0,05) als bij de polysyllabische woorden (t 38) = 4,202; p

< 0,05). Dit wordt weergegeven in figuur 2 en 3.

Figuur 2 en 3: gemiddelde woordscore in percentage: vergelijking per lijst voor

monosyllaben en polysyllaben

Page 27: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

19

Tabel 4 en 5: monosyllaben lijst 1 en 2 - overzicht per item (n = 39)

Tabel 6 en 7: polysyllaben lijst 1 en 2 – overzicht per item (n = 39)

POLYSYLLABEN LIJST 1

Doelwoord # personen dat

woord visueel

herkende

Percentage

(%)

Shampoo 29 74,4

Opnieuw 21 53,8

Opzij 4 10,3

Voetbal 28 71,8

Limonade 12 30,8

Verbouw 18 46,2

Massief 28 71,8

Bovenarm 6 15,4

Vouwen 9 23,1

Tafel 19 48,7

Beroepsonderwijs 11 28,2

Appelmoes 14 35,9

Welkom 16 41,0

Verval 20 51,3

Bewonderaar 7 17,9

Bemiddelaar 4 10,3

Waterverf 25 64,1

TOTAAL 271 40,9

MONOSYLLABEN LIJST 2

Doelwoord

# personen dat woord

visueel herkende

Percentage

(%)

Maan 27 69,2

Shop 4 10,3

Beef 6 15,4

Vaas 21 53,8

Doof 5 12,8

Wiel 24 61,5

Boef 11 28,2

Laat 17 43,6

Faal 13 33,3

Show 10 25,6

Loep 7 17,9

TOTAAL 145 33,8

POLYSYLLABEN LIJST 2

Doelwoord # personen dat

woord visueel

herkende

Percentage

(%)

Probleem 11 28,2

Olijf 10 25,6

Bompa 12 30,8

Pompelmoes 9 23,1

Vernieuw 13 33,3

Voorwiel 18 46,2

Chocolade 14 35,9

Beoordelaar 3 7,7

Voornaam 20 51,3

Bouwen 8 20,5

Waterval 26 66,7

Bestelformulier 4 10,3

Bezienswaardigh

eid

3 7,7

Wafel 23 59,0

Verbaas 16 41,0

Bovenlijf 5 12,8

TOTAAL 195 31,2

MONOSYLLABEN LIJST 1

Doelwoord # personen dat woord

visueel herkende

Percentage

(%)

Boom 23 59,0

Leeuw 16 41,0

Chef 15 38,5

Lam 25 64,1

Moe 10 25,6

Vis 20 51,3

Waan 14 35,9

Neef 5 12,8

Sjaal 15 38,5

Voet 20 51,3

Wol 25 64,1

TOTAAL 188 43,8

Page 28: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

20

3.1.2 Analyse per viseem

Aan de hand van de toegekende viseemscores per lijst, kon per viseem gekeken

worden in hoeveel percent van de gevallen het viseem herkend werd. Daarvoor werd

geteld hoeveel ieder viseem in iedere woordpositie voorkwam in de volledige test,

dus in de vier aangeboden lijsten samen. Deze som werd vervolgens

vermenigvuldigd met 39, aangezien 39 deelnemers de volledige test aflegden. Dit

getal geeft weer hoe vaak elk viseem in het totaal aangeboden werd. Vervolgens

werd dan per viseem gekeken hoe vaak elk viseem herkend werd doorheen de

volledige test door alle deelnemers samen. De percentages liggen tussen 32,8%

(ongerond wijzigend viseem mediaal) en 89,7% (nauw lipstulpingsviseem initiaal) .

Tabel 8: overzicht per viseem

Viseem Woordpositie # keer herkend Percentage (%)

Wijd viseem (aa, a) initiaal 29/39 74,4

mediaal 699/936 74,7

finaal 28/39 71,8

Wijd lipstulpingsviseem (oo, o) initiaal 81/117 69,2

mediaal 509/741 68,7

finaal 31/39 79,5

Nauw lipstulpingsviseem (oe, w, eu) initiaal 245/273 89,7

mediaal 247/468 52,8

finaal 148/234 63,2

Nauw lipspreidingsviseem (ie, i, ee, e) mediaal 473/702 67,4

Bilabiaal viseem (p, b, m) initiaal 566/702 80,6

mediaal 411/546 75,3

finaal 247/312 79,2

Labiodentaal viseem (v,f) initiaal 376/429 87,6

mediaal 224/312 71,8

finaal 265/390 67,9

Lipstulpingsviseem (sj, dj) Initiaal 96/234 41,0

Apico alveolair viseem (l, t, d, n, s, z, r) zichtbaar 482/663 72,7

onzichtbaar 1068/1560 68,5

Ongerond wijzigend viseem (ij) mediaal 64/195 32,8

Gerond wijzigend viseem (au) mediaal 102/117 87,2

Visueel niet waarneembare fonemen

(doffe e, k, g, R, ng)

initiaal 200/390 51,3

mediaal 252/507 49,7

finaal 119/234 50,8

Page 29: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

21

3.1.3 Het effect van leeftijd en geslacht op de lipleesscore

Er wordt een gemiddelde totale woordscore voor de visuele modaliteit gevonden van

20,74/55 (SD 8,8), of 37,7% voor de hele steekproef, met een maximum van 41/55

(74,5%) en een minimum van 4/55 (7,3%).

Er is hierbij geen significant verschil tussen de gemiddelde woordscore van de vier

leeftijdsgroepen (F (3,35) = 2,132; p > 0,05). Dit werd berekend aan de hand van de

One-way ANOVA. De gemiddelde woordscores voor de 4 leeftijdsgroepen (18-35

jaar, 35-50 jaar, 50-65 jaar en >65 jaar) zijn respectievelijk: 19,40/55 (SD 9,8), of

35,3%; 25,36/55 (SD 9,4), of 46,1%; 21,33/55 (SD 8,4), of 38,8% en 16,00/55 (SD

5,2), of 29,1%.

Wel wordt een significant verschil (t (37) = -4,123; p < 0,05) vastgesteld tussen de

gemiddelde woordscore in de visuele modaliteit voor mannen en vrouwen, waarbij

vrouwen significant hoger scoren dan mannen (gemiddelde woordscore mannen =

27,6%; gemiddelde woordscore vrouwen = 45,5%), zoals te zien in figuur 4. Deze

resultaten werden bekomen na het uitvoeren van de ongepaarde Student’s t-test.

Figuur 4: gemiddelde totale woordscore in functie van het geslacht van de liplezer

Page 30: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

22

3.1.4 Test-hertestbetrouwbaarheid

Om een idee te krijgen van de test-hertestbetrouwbaarheid werd aan de hand van de

gepaarde Student’s t-test nagegaan of er een significant verschil is in de gemiddelde

totale woordscore (in de visuele modaliteit) van de eerste testafname en deze van de

hertest. Dit bleek het geval te zijn (t (21) = -5,664; p < 0,05), de gemiddelde

woordscore bij de hertest (49,4%) was namelijk significant hoger dan deze bij de

eerste testafname (39,0%), zoals wordt weergegeven in figuur 5.

Figuur 5: totale woordscores (in visuele modaliteit) bij eerste testafname en bij

hertest (max. 55)

3.1.5 Poweranalyse

Op basis van de bekomen gemiddelden en standaarddeviaties per leeftijdsgroep en

per geslacht in deze pilootstudie werd een power analyse uitgevoerd aan de hand

van de gratis software G*Power (Faul, Erdfelder, Lang, & Buchner, 2007). Daaruit

bleek dat voor een gewenste power (1-β) van 0,9 en een significantieniveau () van

0,05 een sample size van 20 (10 mannen en 10 vrouwen) nodig is om een verschil in

gemiddelde (visuele) woordscore per geslacht waar te nemen. Aangezien er aan

deze studie 39 personen deelnamen, kan gesteld worden dat de sample size

voldoende groot was om met een zekerheid van 90% een werkelijk effect van

geslacht op de lipleesscore op te pikken. Om een verschil in gemiddelde (visuele)

woordscore waar te nemen tussen de verschillende leeftijdsgroepen bleek (met

Page 31: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

23

gewenste power 0,9 en significantieniveau 0,05) echter een sample size van 88

nodig. Het feit dat er in deze pilootstudie geen significant verschil gevonden werd

tussen de verschillende leeftijdsgroepen zou dus mogelijks verklaard kunnen worden

door een te kleine sample size.

3.2 Audiovisuele en auditieve modaliteit

In de audiovisuele en auditieve modaliteit werd niet door alle deelnemers een score

van 100% behaald, ondanks het feit dat allen zich aangemeld hadden als zijnde

normaalhorend. In tabel 9 en 10 wordt per woord weergegeven hoe vaak het correct

herkend werd in de audiovisuele modaliteit. De polysyllabische woorden worden

hierbij niet opgelijst, aangezien al deze woorden wel in 100% van de gevallen correct

herkend werden in de audiovisuele modaliteit. In tabel 11, 12, 13 en 14 wordt per

woord weergegeven hoe vaak het correct herkend werd in de auditieve modaliteit.

Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat in deze modaliteiten

steeds slechts een random selectie van 10 woorden per modaliteit werd

aangeboden, waardoor niet alle woorden even vaak aan bod kwamen.

Een kwalitatief overzicht van de gegeven foutieve antwoorden vindt u terug in bijlage

3.

Tabel 9 en 10: Overzicht monosyllabische woorden in de audiovisuele modaliteit

MONOSYLLABEN LIJST 1

Doelwoord

# keer dat woord

audiovisueel herkend

werd

Percentage

(%)

Boom 10/10 100,0

Leeuw 15/15 100,0

Chef 22/22 100,0

Lam 10/10 100,0

Moe 9/10 90,0

Vis 2/2 100,0

Waan 5/5 100,0

Neef 14/14 100,0

Sjaal 17/17 100,0

Voet 14/14 100,0

Wol 7/7 100,0

MONOSYLLABEN LIJST 2

Doelwoord

# keer dat woord

audiovisueel herkend

werd

Percentage

(%)

Maan 8/8 100,0

Shop 14/18 77,8

Beef 6/9 66,7

Vaas 11/13 84,6

Doof 11/11 100,0

Wiel 10/12 83,3

Boef 19/22 86,4

Laat 6/6 100,0

Faal 10/10 100,0

Show 8/8 100,0

Loep 5/5 100,0

Page 32: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

24

Tabel 11 en 12: overzicht monosyllabische woorden in auditieve modaliteit

Tabel 13 en 14: overzicht polysyllabische woorden in de auditieve modaliteit

MONOSYLLABEN LIJST 1

Doelwoord # keer dat woord

auditief herkend werd

Percentage

(%)

Boom 9/9 100,0

Leeuw 10/10 100,0

Chef 8/8 100,0

Lam 4/15 26,7

Moe 15/20 75,0

Vis 10/12 83,3

Waan 10/10 100,0

Neef 7/8 87,5

Sjaal 4/4 100,0

Voet 6/7 85,7

Wol 12/15 80,0

MONOSYLLABEN LIJST 2

Doelwoord

# keer dat woord

auditief herkend werd

Percentage

(%)

Maan 18/18 100,0

Shop 2/3 66,7

Beef 5/12 41,7

Vaas 6/8 75,0

Doof 7/7 100,0

Wiel 10/12 83,3

Boef 3/3 100,0

Laat 8/16 50,0

Faal 6/6 100,0

Show 15/15 100,0

Loep 19/22 86,4

POLYSYLLABEN LIJST 2

Doelwoord # keer dat woord

auditief herkend

werd

Percentage

(%)

Probleem 13/13 100,0

Olijf 8/8 100,0

Bompa 13/13 100,0

Pompelmoes 15/15 100,0

Vernieuw 6/6 100,0

Voorwiel 2/2 100,0

Chocolade 8/8 100,0

Beoordelaar 5/5 100,0

Voornaam 8/8 100,0

Bouwen 5/5 100,0

Waterval 15/15 100,0

Bestelformulier 13/13 100,0

Bezienswaardig

heid

6/6 100,0

Wafel 12/12 100,0

Verbaas 8/13 61,5

Bovenlijf 14/14 100,0

POLYSYLLABEN LIJST 1

Doelwoord # keer dat woord

auditief herkend

werd

Percentage

(%)

Shampoo 5/5 100,0

Opnieuw 5/5 100,0

Opzij 7/7 100,0

Voetbal 11/11 100,0

Limonade 19/19 100,0

Verbouw 18/20 90,0

Massief 7/7 100,0

Bovenarm 11/11 100,0

Vouwen 18/18 100,0

Tafel 10/10 100,0

Beroepsonderwijs 19/19 100,0

Appelmoes 1/1 100,0

Welkom 12/12 100,0

Verval 17/18 94,4

Bewonderaar 20/20 100,0

Bemiddelaar 15/15 100,0

Waterverf 9/9 100,0

Page 33: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

25

4. Discussie

4.1 Visuele modaliteit

Aangezien elk woord door minstens 3 van de 39 deelnemers herkend werd en geen

enkel woord door iedereen herkend werd, alsook de variabele woordscore een

normale verdeling toont, kan besloten worden dat de testitems een goede

differentiatie kunnen maken tussen goede en slechte liplezers.

Bij de monosyllabische woorden zien we dat zelfstandige naamwoorden vaker

herkend werden dan (vervoegde) werkwoorden (bv. beef, shop) of bijvoeglijke

naamwoorden (bv. doof, moe). Dit sluit aan bij de resultaten van de studie van Green

& Holmes (1981). Vermoedelijk kan dit verklaard worden door het feit dat mensen

eerder zelfstandige naamwoorden verwachten te horen te krijgen en deze woorden

meestal ook meer hoogfrequent zijn in onze taal.

Bij de polysyllabische woorden valt op dat voornamelijk de woorden ‘bemiddelaar’,’

bewonderaar’, ‘beoordelaar’, ‘bezienswaardigheid’ en ‘bestelformulier’ weinig

herkend werden. Al deze woorden hebben dezelfde eerste onbeklemtoonde

lettergreep /be/ en zijn minstens 4 lettergrepen lang, wat de identificatie niet

vanzelfsprekend maakt.

Verder kan gesteld worden dat de suggesties die Van Steen (2016) na haar try- out

deed ter herziening van de oorspronkelijke woordenlijsten niet (allemaal) nodig

blijken. Elk woord werd immers door minstens 3 personen in deze studie herkend,

wat wil zeggen dat geen enkel woord onmogelijk te herkennen blijkt. We zien ook dat

bijvoorbeeld het woord ‘opzij’, dat voorgesteld werd als alternatief voor het woord

‘opnieuw’, slechts door 4 deelnemers herkend werd (10,3%), terwijl het woord

‘opnieuw’ door 21 deelnemers (53,8%) herkend werd. Na deze pilootstudie stellen we

dus voor om het woord ‘opnieuw’ te behouden. Verder werden de woorden

‘bezienswaardigheid’ en ‘bestelformulier’ ongeveer even vaak herkend

(respectievelijk door slechts 3 en 4 deelnemers). Een aanpassing van het woord

‘bezienswaardigheid’ lijkt dus ook niet noodzakelijk. Ten slotte stelde Van Steen ook

voor om het woord ‘beoordelaar’ te vervangen door ‘bewonderaar’. Dit lijkt eventueel

wel een goed voorstel, aangezien ‘bewonderaar’ toch door 7 deelnemers (17,9%)

herkend werd en het oorspronkelijke ‘beoordelaar’ slechts door 3 deelnemers (7,7%).

Page 34: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

26

Een voorstel voor de definitieve woordenlijsten vindt u terug in de herziene

scoreformulieren in bijlage 4.

Bij de analyse per viseem kan opgemerkt worden dat het ongerond wijzigend viseem

mediaal (/i/) het minst herkend werd (slechts in 32,8% van de gevallen). Mogelijks

zou dit verklaard kunnen worden door het feit dat de meerderheid van de deelnemers

afkomstig was uit de regio Antwerpen, waar door dialectinvloed monodiftongatie

veelvuldig voorkomt. Hierdoor is er dan geen wijzigende mondstand te zien bij de

klank /εi/. Verder werd het lipstulpingsviseem initiaal slechts herkend in 41,0% van de

gevallen, hoewel het wel een duidelijk zichtbaar viseem is. De verklaring hiervoor zou

kunnen liggen in de frequentie van voorkomen van dit viseem. In het Nederlands

komt dit viseem niet vaak voor, zeker niet in initiale woordpositie. Over het algemeen

kan wel gesteld worden dat alle visemen vrij vaak correct herkend worden. Ook

ongeoefende, normaalhorende luisteraars blijken dus een goede notie te hebben van

de verschillende visemen.

Daarnaast bevestigt deze pilootstudie dat vrouwen betere liplezers zijn dan mannen.

Dit komt overeen met de resultaten uit enkele andere studies (Hipskind, 2002; Devos

& Moerman, 2011).

Er werd daarentegen geen significant verschil vastgesteld qua woordscore in de

visuele modaliteit tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Dit is een eerder

onverwacht resultaat aangezien uit de literatuur blijkt dat jongere luisteraars normaal

gezien steeds betere lipleesscores behalen dan oudere luisteraars (Cienkowski &

Carney, 2002; Feld & Sommers, 2009). Uit de power analyse kan afgeleid worden

dat de proefgroep in deze pilootstudie mogelijks te klein was om een verschil te

kunnen waarnemen tussen de verschillende leeftijdsgroepen. In deze studie kan wel

gezien worden dat de oudste leeftijdsgroep (> 65 jaar) wel degelijk de laagste

gemiddelde woordscore behaalt. De tweede leeftijdsgroep (35-50 jaar) – en dus niet

de jongste leeftijdsgroep - behaalt echter de hoogste gemiddelde woordscore. De

verklaring hiervoor zou kunnen liggen in het feit dat in deze leeftijdsgroep slechts 3

mannen zaten en wel 8 vrouwen. Aangezien vrouwen significant hoger scoorden, is

het dus niet onverwacht dat de score van deze leeftijdsgroep het hoogst ligt. In de

andere leeftijdsgroepen was er een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen.

Page 35: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

27

Ten slotte blijken de gemiddelde woordscores in de visuele modaliteit bij de hertest

significant hoger te liggen dan bij de eerste testafname. Op het eerste zicht lijkt de

test-hertestbetrouwbaarheid dus onvoldoende. Het is echter moeilijk om hierover een

uitspraak te doen aangezien de scores van de hertest mogelijk (positief) beïnvloed

zijn door een aantal andere factoren. Zo gaven verschillende deelnemers van de

hertest aan dat ze in de periode tussen de eerste testafname en de hertest bewuster

waren gaan letten op mondbeelden en de zichtbaarheid van de verschillende

klanken. Mogelijks is hier dus al sprake van een leereffect. Ook waren er

verschillende deelnemers die zich nog heel wat woorden herinnerden van de eerste

testafname. Ondanks het feit dat ze niet op de hoogte waren van het feit dat het om

identiek dezelfde woorden ging tijdens de hertest, werden sommige woorden

hierdoor vermoedelijk toch sneller herkend. Voornamelijk de woorden die ze bij de

eerste testafname ook in de audiovisuele of auditieve modaliteit aangeboden kregen,

herkenden ze opvallend sneller en herinnerden ze zich nog goed. De periode tussen

de twee testafnames was dan ook eerder kort (gemiddeld 2,04 maanden). Om te

voorkomen dat mensen zich nog woorden zouden herinneren van een eerdere

testafname, wordt aanbevolen om in de praktijk gebruik te maken van de 2

verschillende lijsten. Uit analyse is echter gebleken dat er significant verschillend

gescoord wordt op beide lijsten. Indien men dus de scores van beide lijsten zou

willen vergelijken (bijvoorbeeld pre- en post-lipleestraining) dient men steeds te kijken

naar de evolutie ten opzichte van de norm per lijst. Een andere mogelijkheid is om er

alsnog voor te zorgen dat er geen significant verschil in woordscore meer is tussen

lijst 1 en lijst 2. Het bekomen van 2 lijsten die volledig parallel te noemen zijn, lijkt

echter zeer moeilijk aangezien bij het opstellen van deze lijsten al rekening

gehouden werd met heel wat factoren, zoals een gelijkaardige gemiddelde

zichtbaarheid van beide lijsten, het voorkomen van gelijkaardige woordstructuren en

het evenwichtig voorkomen van de verschillende visemen in beide lijsten (Van Steen,

2016). Wij raden dus aan om een aparte normering op te stellen voor de beide lijsten

en steeds te vergelijken ten opzichte van deze norm per lijst.

4.2 Audiovisuele en auditieve modaliteit

Volgens de verwachtingen ligt het percentage correct herkende woorden in de

audiovisuele modaliteit (82,14%) hoger dan in de auditieve modaliteit (73,14%). Dit

Page 36: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

28

sluit aan bij de theorie dat de visuele modaliteit informatie toevoegt aan het

spraaksignaal en zo het spraakverstaan bevordert.

Tegen de verwachtingen in wordt door de deelnemers, die zich allen aanmeldden als

zijnde normaalhorend, geen score van 100% behaald in deze modaliteiten. Er werd

echter gezien dat deelnemers die een mild gehoorverlies bleken te hebben vaker

woorden foutief herkenden, dan deelnemers die normaalhorend waren. In de

audiovisuele modaliteit werd 1,03% van de aangeboden woorden foutief herkend

door de normaalhorenden en 4,67% door de deelnemers met een mild gehoorverlies.

In de auditieve modaliteit werd 7,39% van de aangeboden woorden foutief herkend

door de normaalhorenden en 14,00% door de deelnemers met een mild

gehoorverlies. Aangezien echter ook door de normaalhorenden een aantal woorden

foutief herkend werden, is het aangeraden om in de toekomst, naast een normering

voor de visuele modaliteit, toch ook een aparte normering op te stellen voor de

auditieve en audiovisuele modaliteit en er niet vanuit te gaan dat normaalhorenden

een score van 100% behalen.

Verder zijn de woorden die in deze modaliteiten niet correct herkend werden

voornamelijk monosyllabische woorden. Dit is te wijten aan het redundantie-effect.

Polysyllabische woorden zijn namelijk meer redundant; er is minder akoestisch-

fonetische (bottom up) informatie nodig om ze te herkennen dan bij monosyllabische

CVC- of CV- woorden, omdat de ontbrekende informatie relatief makkelijk kan

worden aangevuld door de kennis van ons mentaal lexicon (top down). Ook bij een

vergelijking van de bestaande eenlettergrepige NVA-lijst en meerlettergrepige BLU-

lijst voor spraakaudiometrie wordt dit effect waargenomen (Bosman, Wouters, &

Damman, 1995).

4.3 Suggesties ter verbetering

Vooraleer de test effectief in gebruik kan genomen worden, doen we graag nog

enkele suggesties ter verbetering. Te starten met de vooropgestelde instructie.

Momenteel wordt hierin enkel vermeld dat men bestaande woorden te zien/horen zal

krijgen. In deze pilootstudie ondervonden we echter dat mensen daarbij geen

vervoegde werkwoorden verwachten. Bij de monosyllabische woordenlijsten werden

de woorden ‘beef’ en ‘shop’ opvallend minder herkend. Bij de polysyllabische

Page 37: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

29

woorden werden de woorden ‘verbouw’ en ‘vernieuw’ bovendien meermaals

benoemd als ‘verbouwen’ en ‘vernieuwen’. Ook het woord ‘verbaas’ werd zeer vaak

als ‘verbaasd’ benoemd, wat ook een correcte antwoordmogelijkheid is aangezien de

/s/ en /d/ tot hetzelfde viseem behoren, maar wel bevestigt dat men minder snel een

vervoegd werkwoord oproept dan een bijvoeglijk naamwoord, infinitief of zeker dan

een zelfstandig naamwoord. Daarom stellen we voor om in de instructie expliciet te

vermelden welke woordsoorten men kan verwachten in de test, eventueel telkens

met een voorbeeld. Op deze manier wordt meer vermeden dat mensen een antwoord

niet zouden durven geven omdat ze denken dat het niet mogelijk is. Een voorstel tot

herziening van de instructie vindt u terug in bijlage 5.

Vervolgens zouden we ook nog enkele kleine wijzigingen aanbrengen aan het

scoreformulier. Zo werden bij een aantal doelwoorden nog enkele visueel identieke

opties toegevoegd en werd er een kolom toegevoegd waarin men kan aanduiden of

een proefpersoon het woord twee keer aangeboden heeft gekregen. Ook werd

onderaan plaats voorzien om een woordscore te noteren, dit zowel als ruwe score als

in een percentage. De voorgestelde definitieve scoreformulieren vindt u terug in

bijlage 4.

4.4 Voor de toekomst

Deze pilootstudie wil een aanzet geven tot het verder ontwikkelen van een normering

van deze eerste subtest op woordniveau. In de toekomst zouden ook verdere

subtests op de verschillende psycholinguïstische niveaus ontwikkeld kunnen worden

om zo tot een uitgebreide testbatterij te komen om het (audio)visueel spraakverstaan

na te gaan. Al deze testonderdelen dienen vervolgens ook genormeerd te worden

zodat een volwaardige en complete gestandaardiseerde testbatterij ontstaat die

gebruikt kan worden in het werkveld. Hierbij lijkt het ons een meerwaarde indien er

normen zouden opgesteld worden zowel voor normaalhorenden als slechthorenden,

rekening houdend met de gradatie van gehoorverlies.

Page 38: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

i

Referenties

Altieri, N. & Hudock, D. (2014). Assessing variability in audiovisual speech integration

skills using capacity and accuracy measures. International Journal of Audiology,

53(10), 710-718.

Auer, E. T. & Bernstein, L. E. (2007). Enhanced visual speech perception in individuals

with early-onset hearing impairment. Journal of Speech, Language, and Hearing

Research, 50, 1157–1165.

Bench, J., Daly, N., Doyle, J., & Lind, C. (1995). Choosing Talkers For The Bkb/A

speechreading tets: a procedure with observations on talker age and gender. British

journal of audiology, 29(3), 172-187.

Berger, K. (1972). Visemes and homophenous words. Teacher of the deaf, 70, 396-399.

Bosman, A., Wouters, J., & Damman, W. (1995). Realisatie van een cd voor

spraakaudiometrie in Vlaanderen. Logopedie en foniatrie, 67(9), 218-225.

Campbell, R., & Dodd, B. (1984). Aspects of hearing by eye. In H. Bouma and D. Bouwhuis (red.), Attention and Performance (pp. 299-314). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Campbell, R., & Mohammed, T. E. (2010). Speechreading for information gathering: a

survey of scientific sources. London, UK: Deafness Cognition and Language (DCAL)

Research Centre, Division of Psychology and Language Sciences, University College

London.

Cienkowski, K. M., & Carney, A. E. (2002). Auditory-Visual Speech Perception and

Aging. Ear & Hearing, 23, 439-449.

Corthals, P. (1984). Een eenvoudige visementaxonomie voor spraakafzien. Tijdschrift

voor logopedie en audiologie, 14(3), 126-134.

Corthals, P., (1987). Spraakafzien: theorie en praktijk. Tijdschrift voor logopedie en audiologie. 17(1), 17-25.

Damman, W. (1993). Spraakaudiometrie in de praktijk. Tijdschrift voor logopedie en

audiologie, 23(1), 15-38.

De Raeve, L. , Anderson, I., Bammens, M., Jans, J., Haesevoets, M., Pans, R., Vandistel, H., & Vrolix, Y. (2005). The listening cube: a three dimensional auditory training program. Clin Exp Otorhinolaryngol. 5 Suppl 1:S1-5.

Page 39: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

ii

Desjardins, R., Rogers, J., & Werker, J. (1997). An exploration of why preschoolers perform differently than do adults in audio-visual speech perception tasks. Journal of Experimental Child Psychology, 66, 85–110.

Devos, M., & Moerman, J. (2011). Priming met lipbeeld(en): een pilootstudie [scriptie].

Universiteit Gent: Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen.

Dodd, B., & Hermelin, B. (1977). Phonological coding by the prelinguistically deaf. Perception and Psychophysics, 21, 413–417.

Dodd, B., (1979). Lip reading in infants: attention to speech presented in- and out-of-

synchrony. Cognitive Psychology, 11, 478–484. Dodd, B. (1987a). Lip-reading, phonological coding and deafness. In B. Dodd and R.

Campbell (eds), Hearing by Eye: The Psychology of Speech-Reading (pp. 177–190). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Dodd, B., Oerlemans, M., & Robinson, R. (1989). Cross-modal effects in repitition

priming: A comparison of lip-read graphic and heard stimuli. Visible Language, 22(1),

59-77.

Ellis, T., MacSweeney, M., Dodd, B., & Campbell, R. (2001). TAS: a new test of adult

speechreading. Deaf people really can be better speechreaders. Auditory-Visual

Speech Processing, pp. 13-17.

Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A.-G., & Buchner, A. (2007). G*Power 3: A flexible

statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical

sciences. Behavior Research Methods, 39, 175-191.

Feld, J. E., Sommers, M. S. (2009). Lipreading, Processing Speed, and working

memory in younger and older adults. Journal of Speech, Language, and Hearing

Research, Vol 52, 1555-1565.

Fodor, J. A. (1983). Modularity of mind: An essay on faculty psychology. Cambridge,

MA: MIT Press.

Fowler, C., & Deckle, D. (1991). Listening with eye and hand: crossmodal contributions to speech perception. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 17, 816–828.

Govaerts, PJ., Daemers, K., Yperman, M., De Beukelaer, C., De Saegher, G., & De

Ceulaer, G. (2006). Auditory speech sounds evaluation: a new test to assess

detection, discrimination and identification in hearing impairment. Cochlear Implants

International, 7(2), 92-106.

Green, K., & Holmes, D. (1981). Growth of speechreading proficiency in young hearing impaired children. Volta Review, October/November, 389–393.

Page 40: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

iii

Hawkins, D.B. (1985). Methods of Improving Speech Recognition in the Presence of

Noise and Reverberation. Audiological Acoustics, 241, 124-142.

Hipskind, N. M. (2002). Visual stimuli in communication. In R. L. Schow, & M. A.

Nerbonne (red.), Introduction to audiological rehabilitation (pp. 139-182). Boston:

Pearson Education (Us).

Jeffers, J., Barley, M. (1971) Speechreading (Lipreading) Thomas; Spring-field.

Kaplan, H., Bally, S. J., & Garretson, C. (1995). Speechreading: a way to improve

understanding. Washington, D.C.: Gallaudet University Press.

Kim, J. & Davis, C. (2003). Hearing foreign voices: Does knowing what is said affect

visual-masked-speech detection?. Perception, 32(1), 111–120.

Kitano, Y., Siegenthaler, B.M., & Stoker, R.G. (1985). Facial hair as a factor in

speechreading performance. Journal Communication Disorders, 18 (5), 373-381.

Kuhl, P., & Meltzoff, A. (1982). The bimodal perception of speech in infancy. Science, 218(4577), 1138–1141.

Kyle, F. E., Cambell, R., Mohammed, T., Coleman, M., & MacSweeney, M. (2013).

Speechreading development in deaf and hearing children: introducing the test of

child speechreading. journal of speech, language and hearig research, 56(2), 416-

426.

Lyxell, B., Rönnberg, J. (1987). Necessary cognitive determinants of speechreading

skill. In Kyle JG (red.), Adjustment to acquired hearing loss: Analysis, chance, and

learning (pp. 48–54). Chippenham: Wiltshire.

Lyxell, B. & Rönnberg, J. (1993). The effects of background noise and working memory

capacity on speechreading performance. Scandinavian audiology, 22(2), 67-70.

Lyxell, B. & Holmberg, I. (2000). Visual speechreading and cognitive performance in

hearing-impaired and normal hearing children (11–14 years). British Journal of

Educational Psychology, 70, 505–518.

Massaro, D. W. & Cohen, M. M. (1983). Evaluation and integration of visual and auditory information in speech perception. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, Vol 9(5), 753-771.

Massaro, D. W., Cohen, M. M., & Gesi, A. T. (1993). Long-term training, transfer, and retention in learning to lipread. Perception & psychophysics, Vol 53 (5), 549-562

Page 41: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

iv

Massaro, D. & Stork, D. (1998). Speech recognition and sensory integration: A 240-

year-old theorem helps explain how people and machines can integrate auditory and

visual information to understand speech. American Scientist, vol. 86, 236-244.

McGurk, H., & MacDonald, J., (1976). Hearing lips and seeing voices. Nature, Vol 264, Issue 5588, 746-748.

Ojanen, V. (2005). Neurocognitive mechanisms of audio-visual perception. [Doctoral dissertation] Helsinki: Helsinki University of Technology.

Plomp, R. & Mimpen, A.M. (1979). Improving the Reliabifity of Testing the Speech

Reception Threshold for Sentences. Audiology, 18, 43-52. Rhoades, E. (2006). Research outcomes of auditory–verbal intervention: is the

approach justified? Deafness and Education International, 8, 125–143. Rosenblum, L. (2005). Primacy of multimodal speech perception. In D. Pisoni, & R.

Remez, The handbook of speech perception (pp. 51-78). Cambridge: MA: Blackwell.

Rönnberg, J. (1995) Perceptual compensation in the deaf and blind: Myth or reality? In

Dixon RA, Backman L. (red.), Compensating for psychological deficits and declines.

Managing losses and promoting gains (pp. 251-271). Lawrence Erlbaum: Mahwah.

Ross, L. A., Saint-Amour, D., Leavitt, V. M., Javitt, D. C., & Foxe, J. J. (2007). Do you see what I am saying? Exploring visual enhancement of speech comprehension in noisy environments. Cerebral Cortex, 17(5), 1147–1153.

Sumby, W. H. & Pollack, I. (1954). Visual contribution to speech intelligibility in noise.

The Journal of the Acoustical Society of America, 26, 212–215.

Summerfield, A. Q. (1979). Use of visual information in phonetic perception. Phonetica, Vol 36, 314-331.

Summerfield, Q. (1992). Lipreading and audio-visual speech perception. Philosofical

transactions of the royal society London B: biolagical sciences, 335(1273), 71-78.

Tye-Murray, N. M., Sommers, M., & Spehar, B. (2007). The effects of age and gender

on lipreading abilities. Journal of the Americam academic of audiology, 18(10), 883-

892.

Van Steen , H. (2016). Test voor het audio(visueel) spraakverstaan en spraakafzien bij

volwassenen [scriptie]. HoGent: Bachelor in de logopedie.

Van Uden, A. (1974). Dove kinderen leren spreken. Rotterdam: Universitaire Pers.

Page 42: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

v

Verstraete, E. (1999). De stilte verbroken. Destelbergen: Nevelland vzw.

Woodhouse, L., Hickson, L., & Dodd, B. (2009) Review of visual speech perception by hearing and hearing‐impaired people: clinical implications. International Journal of Language & Communication Disorders, 44:3, 253-270

Page 43: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

I

Bijlagen

Page 44: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

II

Bijlage 1: scoreformulieren

Page 45: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

III

Page 46: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

IV

Page 47: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

V

Page 48: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

VI

Page 49: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

VII

Page 50: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

VIII

Bijlage 2: instructie voor deelnemers

In het Nederlands bestaat er nog geen gestandaardiseerde lipleestest. Mensen met

gehoorproblemen krijgen echter vaak lipleestraining, maar op dit moment is er dus

nog geen manier om hun prestaties hierbij na te gaan. Aangezien hier in Vlaanderen

wel nood aan is, hebben we een test ontwikkeld die aan dit probleem tegemoet komt.

U krijgt zo dadelijk op de computer een meisje te zien dat telkens één woord zegt. U

zal haar niet horen spreken, maar enkel het mondbeeld zien bewegen. Alle woorden

worden een voor een getoond. Na elk woord mag u mij vertellen welk woord u denkt

dat ze gezegd heeft. Het zijn allemaal bestaande woorden. Hierbij is het mogelijk dat

sommige woorden twee maal in deze test voorkomen. Ook al bent u niet zeker over

uw antwoord, toch is het aangeraden om te gokken. Indien u bepaalde klanken al

herkent, probeert u er best toch een woord van te maken. Eerst zullen woorden

getoond worden van één lettergreep, nadien komen de langere woorden van 2 of

meer lettergrepen. Als dat klaar is, ga ik u ook nog enkele woorden laten zien waarbij

u wel mag luisteren. U zal dan op basis van het mondbeeld en de bijbehorende klank

het woord moeten herhalen. Tenslotte laat ik u ook nog enkele woorden zien waarbij

u louter op basis van wat u hoort, het woord dient te herhalen. Ik draai het scherm

dan van u weg, zodat u het mondbeeld niet meer kan zien.

Bent u klaar? Dan is dit het eerste woord.

Page 51: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

IX

Bijlage 3: kwalitatief overzicht van de foutieve antwoorden in audiovisuele en

auditieve modaliteit

AUDIOVISUELE MODALITEIT

Doelwoord Herkend als #

Beef Beer 2

Bees 1

Boef

Bo 2

Bof 1

Moe Moor 1

Shop Sop 4

Vaas Vaar 1

Vaars 1

Wiel Meel 1

Wereld 1

AUDITIEVE MODALITEIT

Doelwoord Herkend als #

Beef Beet 3

Beest 2

Bees 1

Beer 1

Laat Slaap 3

Laap 2

Plaat 3

Lam Lang 2

Vlam 2

Plan 4

Lamp 1

Lan 1

Land 1

Loep Lob 1

Loop 1

Nop 1

Moe Moo 3

Mooi 2

Neef Meer 1

Shop Sop 1

Vaas Dwaas 1

Laaf 1

Verbaas Verbaasd 5

Verbouw Verbaal 1

Verbouwen 1

Verval Verbaal 1

Vis Bes 1

Vest 1

Voet Moet 1

Wiel Merel 1

Merel 1

Wol Wauw 1

Wow 3

Page 52: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

X

Bijlage 4: voorstel herziening scoreformulieren (voorstellen ter aanpassing zijn aangeduid in het rood)

Page 53: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

XI

Page 54: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

XII

Page 55: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

XIII

Page 56: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

XIV

Page 57: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

XV

Page 58: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a

XVI

Bijlage 5: voorstel tot definitieve instructie

U krijgt zo dadelijk op de computer een meisje te zien dat telkens één woord zegt. U

zal haar niet horen spreken, maar enkel het mondbeeld zien bewegen. Alle woorden

worden een voor een getoond. Na elk woord mag u mij vertellen welk woord u denkt

dat ze gezegd heeft. Het zijn allemaal bestaande woorden. Dit kunnen zowel

zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden als werkwoorden of

vervoegde werkwoordsvormen zijn. Hierbij is het mogelijk dat sommige woorden

twee maal in de test voorkomen. Ook al bent u niet zeker over uw antwoord, toch is

het aangeraden om te gokken. Indien u bepaalde klanken al herkent, probeert u er

best toch een woord van te maken, ook al is dit woord onbestaand.

Eerst zullen woorden getoond worden van één lettergreep, nadien komen de langere

woorden van 2 of meer lettergrepen. Als dat klaar is, ga ik u ook nog enkele woorden

laten zien waarbij u wel mag luisteren. U zal dan op basis van het mondbeeld en de

bijbehorende klank het woord moeten herhalen. Tenslotte laat ik u ook nog enkele

woorden zien waarbij u louter op basis van wat u hoort, het woord dient te herhalen.

Ik draai het scherm dan van u weg, zodat u het mondbeeld niet meer kan zien.

Bent u klaar? Dan is dit het eerste woord.

Page 59: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a
Page 60: TEST VOOR SPRAAKAFZIEN OP WOORDNIVEAU: …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/350/250/RUG01-002350250...Especially when the listening conditions are decreased, for example because of a