sportgedrag en depressie: de rol van genetische aanleg
TRANSCRIPT
Sportgedrag en depressie:de rol van genetische aanleg
dr. Marleen H. M. de Moor
Afdeling Biologische Psychologie
Faculteit der Psychologie en Pedagogiek
Vrije Universiteit Amsterdam
2
1. Sporten is gezond
2. Sporten helpt tegen depressie
3. Dit komt door aanmaak van endorfines
3
• Eerder onderzoek
• Onderzoek bij het Nederlands Tweelingen Register
• Implicaties voor preventie- en interventieprogramma’s
• Toekomstig onderzoek
Overzicht
4
Eerder onderzoek
• Eerste onderzoek al in 1905 (casus van 2 personen)
• Vanaf 1970 meer systematisch onderzoek in groepen
• Soorten onderzoek:
� Observationeel → bestudering natuurlijke gedrag
� Experimenteel →manipulatie van (sport)gedrag
� Meta-analyses en reviews
1979
5
Meta-analyses en reviews
• Sporten en bewegen lijkt depressieve klachten te verminderen
• Een lage dosis lijkt ook al effectief (vanaf 20min/week)
• Maar: vaak gebaseerd op methodologisch zwakke studies
Problemen met experimentele studies:
� Controle groepen
� Follow-up
� Selectie bias
� Publicatie bias
� Focus op hardlopen
Problemen met observationele studies:
� Oorzaak-gevolg
Lawlor & Hopker BMJ 2001Brosse et al. SportsMed 2002
Dunn et al. AJPM 2005Teychenne et al. PrevMed 2008
6
Recente NEMESIS studie
Opzet:
• Longitudinaal populatie onderzoek
• Psychische stoornissen: DSM-IV
• Sportmaat: 1 vraag uren/week
Resultaten:
• Cross-sectioneel verband
• Geen dosis-repons effect
• Lagere incidentie voor sporters
• Hoger % herstel voor sporters
7
Nederlands Tweelingen Register
• Longitudinaal onderzoek bij tweelingen en hun familieleden
• Ongeveer 20.000 volwassenen doen mee
• Elke 2 jaar een vragenlijst (sinds 1991 al 8 metingen)
• Leefstijl, gezondheid en persoonlijkheid
www.tweelingenregister.org
8
Meten van sportgedrag
Sport
38. Doet u regelmatig aan sport? �1 nee
�2 ja
39. Geef hieronder aan welke sport(en) u beoefent. Geef voor iefere sport aan hoeveel jaren u de sport al beoefent, hoeveel
maanden per jaar, hoe vaak per maand, en de gemiddelde tijd die u aan deze sport per week besteedt. Tel de tijd besteed aan
trainingen en wedstrijden bij elkaar op.
aantal aantal maanden aantal keer aantal minuten
Naam van de sport jaren per jaar per week per keer
1. ______________________________ _____ jaren _____ maanden _____ keer _____ minuten
2. ______________________________ _____ jaren _____ maanden _____ keer _____ minuten
3. ______________________________ _____ jaren _____ maanden _____ keer _____ minuten
4. ______________________________ _____ jaren _____ maanden _____ keer _____ minuten
Gemiddelde intensiteit van de sport (MET) Frequentie Duur
Ainsworth et al. MSSE 2000
MET*uren/week
9
Prevalentie sportgedrag
• 51% doet regelmatig aansport (>=4 METu/wk)
• Sportdeelname neemt afmet leeftijd
• Jonge mannen sportenmeer dan jonge vrouwen
• Oudere vrouwen sportenmeer dan oudere mannen
• Geen verschil tweelingen en niet-tweelingen
De Moor et al. PrevMed 2006
10
Meten van depressie
Gestandaardiseerde vragenlijsten
Depressieve symptomen:
• YASR subschaal (16 items)
• BDI (13 items)
• HADS subschaal (7 items)
Angstige symptomen en neuroticisme:
• STAI (20 items)
• EPQ subschaal (30 items)
• NEO subschaal (12 items)
� Voorspellend voor angst-
en stemmingsstoornissen
� Dimensionale benadering
11
Prevalentie depressie
• 6% van de bevolking heeft een depressie (jaarprevalentie)
• 850.000 mensen in Nederland
12
Sportgedrag en depressie
• Sporters zijn gemiddeld minder angstig en depressief
• Dit geldt voor mannen en vrouwen van alle leeftijden
• Het verband is niet heel sterk
� Effect groottes -0.14; -0.29
� Correlaties -0.10 ; -0.20
• Onafhankelijk van BMI, roken, SES etc
• Verband wordt ook longitudinaal gevonden
0.0
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
Non-exercisers Exercisers
Depression (BDI)
4.5
5.0
5.5
6.0
6.5
Non-exercisers Exercisers
Anxious depression (YASR)
31.5
32.0
32.5
33.0
33.5
34.0
34.5
Non-exercisers Exercisers
Anxiety (STAI)
45.0
46.0
47.0
48.0
49.0
50.0
51.0
Non-exercisers Exercisers
Neuroticism (EPQ)
* * * *
De Moor et al. PrevMed 2006
De Moor et al. AGP 2008
13
Erfelijkheidsonderzoek
De tweelingmethode
Eeneiige tweelingen zijn 100% genetisch identiek
MZ=Monozygoot
Twee-eiigetweelingen delengemiddeld 50% van hun genen
DZ=Dizygoot
14
Individuele verschillen verklaren
Genen (DNA sequentie / expressie)
Unieke omgeving:
Vrienden, school, ziekte, baan…
Gedeelde omgeving:
Familie, buurt, school, sociaal-economische klasse…
Sportgedrag
15
Tweelingen vergelijken
MZ tweelingen:
• Delen al hun genetisch materiaal
• Delen hun familieomgeving
DZ tweelingen
• Delen helft genetisch materiaal
• Delen hun familieomgeving
Cor(MZ)=Cor(DZ) � gedeelde omgevingsinvloeden
Cor(MZ)>Cor(DZ) � genetische invloeden
Cor(MZ)<1 � unieke omgevingsinvloeden
16
Erfelijkheid van sportgedrag
Stubbe et al. (2006) PLoS ONE
Erfelijkheidsschattingen
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Austra
lia
Denmar
k
Finla
ndThe
Neth
erla
ndsNorw
ay m
ales
Norway
fem
ales
Sweden
United K
ingd
om
GenomEUtwin landen
E
C
A
Tweelingcorrelaties
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
Austra
lia
Denmar
k
Finla
ndThe
Neth
erla
nds
Norway
Sweden
United K
ingd
om
GenomEUtwin landen
MZM
DZM
MZF
DZF
DOS
c
Volwassenen 19-40 jaar
17
Erfelijkheid van sportgedrag
Adolescenten
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
13-1
4 yr
s.
15-1
6 yr
s.
17-1
8 yr
s.
19-2
0 yr
s.
Leeftijd
E
C
A
Stubbe et al. (2005) Medicine & Science in Sports & Exercise
Adolescenten 13-20 jaar
� Genen (A) pas vanaf 19 jaar grote invloed
� Gedeelde omgeving (C) Bijvoorbeeld invloed van broers/zussen, vriendjes en school, steun ouders
18
Erfelijkheid van depressie
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Geluk (SHS)
Tevredenheid met het leven (SWLS)
Neuroticisme (ABV)
Somatische angst (ABV)
Angstige symptomen (STAI)
Angstig depressief (YASR)
Depressieve symptomen (BDI)
Klinische depressie (CIDI)
Sportdeelname ja/nee
Genetische factoren Gedeelde omgevingsfactoren Unieke omgevingsfactoren
Volwassenen >18 jaar
Boomsma et al. 2000 TR
Middeldorp et al. 2005 TRHG
19
Hoe verband verklaren?
?
Sporten Depressie
Gedeeldegenen
Genen Genen
1. Is het verband tussen sportgedrag en welbevinden causaal?
2. Kan het verband tussen sportgedrag en welbevinden verklaardworden door dezelfde genetische aanleg?
20
Resultaten
Longitudinaal onderzoek:
• Verandering in sportgedrag
leidt niet tot verandering in
angst/depressie
Onderzoek in genetisch identieke MZ tweelingen:
• Degene die meer sport is niet minder angstig/depressief
Conclusie:
• Het verband tussen sportgedrag en welbevinden kan het beste
verklaard worden door dezelfde erfelijke aanleg
De Moor et al. 2008 AGP
Exercise
Exercise
Anxious
depressive
symptoms
Anxious
depressive
symptoms
Anxious
depressive
symptoms
Exercise
Exercise
Anxious
depressive
symptoms
Anxious
depressive
symptoms
Exercise
1991 1993 1995 2002
2 years
7 years
4 years
9 years
11 years
Exercise
Exercise
Anxious
depressive
symptoms
Anxious
depressive
symptoms
Anxious
depressive
symptoms
Exercise
Exercise
Anxious
depressive
symptoms
Anxious
depressive
symptoms
Exercise
1991 1993 1995 2002
2 years
7 years
4 years
9 years
11 years
21
‘Gene finding’ studies
22
‘Gene finding’ voor sportgedrag
Sportgedrag:
Chromosoom 19
Maximaal sportniveau:
Chromosomen 3 en 4
De Moor et al. TRHG 2007
De Moor et al. EJHG 2007
De Moor et al. MSSE 2009
Chromosoom 1
LEPR gen
Chromosoom 10
PAPSS2 gen
FABP2 gen
UCP1 genSLC9A9 gen
CASR gen
23
‘Gene finding’ voor sportgedrag
� Hoe beïnvloeden genen het sportgedrag?
Cardiovascu-laire fitheidGenen Sportgedrag
Hypothalameenergiebalans
Persoonlijkheid
??
Spierkracht
24
‘Gene finding’ voor depressie
PCLO gen codeert voor presynaptisch eiwit dat betrokken is bij monoamine neurotranmissie
Sullivan et al. (2008) Molecular Psychiatry
25
En determinanten onderzoek dan?
Attitudes voor sportgedrag:
• Positieve attitudes: Overtuigingen over gezonde effecten van sporten (10 items, bv. “Sporten is goed voor je hart”)
• Negatieve attitudes: Barrières om te gaan sporten (23 items, bv. “Ik vind sporten te duur”)
• Attitudes voorspellen sportgedrag (R2=29%)
• Barrière “geen plezier/interesse” sterkste voorspeller (R2=9%)
• Attitudes zijn zelf ook erfelijk (24-47%) én beïnvloeden sportgedrag causaal
26
Samengevat
1. Experimenteel onderzoek laat zien dat sporten kan helpen tegendepressies
2. Observationeel onderzoek laat zien dat sporters gemiddeld minder depressief zijn dan niet-sporters
3. Tweelingonderzoek laat zien dat dit verband verklaard kan wordendoor een gedeelde genetische aanleg
4. Determinanten, zoals attitudes, beïnvloeden sportgedrag causaal maar zijn zelf ook erfelijk
27
Implicaties
Erfelijk ≠ Onveranderbaar!!!
Preventie- en interventieprogramma’s:
• Rekening houden met individuele verschillen
� In genetische aanleg…
� In persoonlijkheid…
� In attitudes…
• Bieden van maatwerk:
� Individuele programma’s ontwikkelen
� Individuele doelen nastreven
28
Toekomstig onderzoek
Onderzoek naar sportgedrag:
• Meer genetisch onderzoek
� Mitochondria / andere genetische varianten
� Hypothese toetsend (biological pathways)
• Genetisch en determinanten onderzoek integreren
• Longitudinaal onderzoek (verklaren waarom mensen stoppen met sporten)
Onderzoek naar sportgedrag en depressie:
• Discrepantie experimenteel en tweelingonderzoek verklaren:
� Gen X sport interactie?
� Heterogeniteit in de populatie?
29
Met dank aan:
Prof. dr. Dorret Boomsma
Prof. dr. Eco de Geus
dr. Janine Stubbe
dr. Jouke-Jan Hottenga
dr. Danielle Posthuma
dr. Gonneke Willemsen
www.tweelingenregister.org www.psy.vu.nl
Alle tweelingen en hun families: