planten en hun legenden

16
Planten LEGENDEN en hun Jurrie Meulenhoff en Sophieke Nijhuis

Upload: wbooks

Post on 24-Jul-2016

254 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

  • Planten

    LEGENDEN

    en hun

    Jurrie Meulenhoff en

    Sophieke Nijhuis

    Pla

    nte

    n e

    n h

    un

    leg

    en

    den

    Jurrie Meulenhoff (1930) studeerde farmacie in Amsterdam en promoveerde

    daar in 1960. Van 1962-2011 was hij werkzaam als ziekenhuisapotheker.

    Van 1973 tot 1982 was Meulenhoff lid, later voorzitter van de Commissie van

    Redactie van het Pharmaceutisch Weekblad en van 1985 tot 1992 voorzittervan de Redactiecommissie van Ziekenhuisfarmacie. In Wageningen was hijvan 1994 tot 2005 lid, later redactievoorzitter van het Bulletin van deBotanische Tuinen aldaar en vanaf 2000 voorzitter van de Stichting Vriendenvan het Arboretum. Meulenhoff is lid van de Kruidentuincommissie van het

    Nederlands Openluchtmuseum (1998 tot heden), tot 2009 als secretaris.

    Sophieke Nijhuis (geb. Bouma, 1955) studeerde tuinbouwplantenteelt en

    plantenveredeling aan de Landbouwhogeschool te Wageningen. Nijhuis was

    van 1981-2011 werkzaam in onderzoek, beleid en uitvoering. Ze publiceerde

    in diverse vakbladen over de veredeling van houtige siergewassen. Nijhuis

    schreef vanaf 1999 een groot aantal verslagen in een regionaal blad van de

    Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV), waarvan ze

    van 2003-2008 ook eindredacteur was. Ze is lid van de Kruidentuincommissie

    van het Nederlands Openluchtmuseum (1999 tot heden), vanaf 2009 als

    secretaris.

    In Planten en hun legenden zijn achtergrondverhalen over ruim 200

    planten bijeengebracht. Het zijn legendeplanten, die gaan over het

    gebruik van planten in de mythologie, religie, hekserij, folklore,

    heraldiek, Mariaverering, naamgeving, tijdsbeleving en bloementaal.

    Planten die in het boek aan bod komen, zijn bijvoorbeeld de maretak

    (verbonden met de noordse mythologie en de hedendaagse

    kerstfolklore), de akelei (zinnebeeld van schoonheid) en de

    drakenwortel (de plant die zijn naam vooral aan de stank ontleent).

    Maar ook meer alledaagse planten worden beschreven, zoals de narcis,

    tulp, hyacint en begonia.

    Planten en hun legenden is een onmisbaar naslagwerk voor tuin- en

    plantenliefhebbers met n zonder groene vingers!

    120016_omslag 24-04-12 11:18 Pagina 1

  • Planten en hun legenden

    Een tuin vol verhalen

    Jurrie Meulenhoff en Sophieke Nijhuis

  • 4Voor Mieke

    JSM

  • Inhoud

    Voorwoord 6

    I. Inleiding 7

    II. Plantenlijst tevens register van Latijnse 11

    plantennamen

    III. Legendeplanten 22

    1. Mythologische planten 22

    2. Heksenplanten 40

    3. Religieuze planten 64

    4. Folkloreplanten 83

    5. Heraldische planten 110

    6. Mariaplanten 125

    7. Bloementaal 144

    8. Naamplanten 154

    9. Zonnewijzerplanten 171

    Noten 180

    Dankwoord 181

    Afkortingen 182

    Vaker voorkomende Latijnse soortnamen 182

    Verklarende woordenlijsten 183

    1. Mythologische figuren, historische personen, 183

    aardrijkskundige namen, gebeurtenissen en

    begrippen

    2. Plantkundige termen 186

    Keuze uit de literatuur 188

    Register van Nederlandse plantennamen 189

    5

  • 6Voorwoord

    De Kruidentuin in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem bestaat uit vijf onderdelen die elk aan

    een bepaald thema zijn gewijd. Zo zijn er een Kloostertuin, een tuin met geneeskruiden, en tuinen met

    keukenkruiden, verfplanten en ten slotte legendeplanten. Over deze laatste groep is onder auspicin

    van de Kruidentuincommissie van het museum een boek geschreven.

    De planten die in dit boek aan bod komen, zijn in principe allemaal te zien in de Legendeplantentuin

    van het Nederlands Openluchtmuseum. Het boek is echter veel meer dan een gids bij deze tuin. De

    tekst van het boek vormt een interessante bron van informatie in de vorm van een boeiend verhaal

    over ongeveer tweehonderd planten die we op allerlei plaatsen kunnen aantreffen.

    De verhalen kunnen gaan over het gebruik van planten vanwege hun symbolische functie, in

    bijvoorbeeld de mythologie, religie, heraldiek en bloementaal. Soms hebben planten door schadelijke

    effecten van hun inhoudsstoffen een betekenis als heksenplant gekregen, andere planten speelden of

    spelen een rol in de volkscultuur (folkloreplanten). Planten die bij Mariaverering een symboolfunctie

    hebben of die vernoemd zijn naar een legendarische persoon, vormen ook groepen die worden

    behandeld. Dat geldt ook voor planten die op een of andere manier een relatie hebben met het begrip

    tijd.

    De legendeplanten zijn aldus in negen categorien ingedeeld, maar zij kunnen ook in meer dan n

    categorie voorkomen. Door een aparte plantenlijst is dat eenvoudig na te gaan. Elke categorie wordt

    eerst als zodanig beschreven en vervolgens komen de desbetreffende planten afzonderlijk aan bod.

    Van bijna alle planten is een foto opgenomen in het boek, zodat het verhaal achter de plant meer gaat

    leven.

    Het idee voor dit boek ontstond al enige jaren geleden, maar de verwezenlijking bleek meer tijd te

    vragen dan aanvankelijk gedacht. De Kruidentuincommissie is de auteurs, en in het bijzonder

    dr. J.S. (Jurrie) Meulenhoff, zeer dankbaar voor hun grote inzet en volharding. De vereniging Vrienden

    van het Nederlands Openluchtmuseum heeft door een financile bijdrage de uitgave van het boek

    mede mogelijk gemaakt, waarvoor de Kruidentuincommissie haar zeer erkentelijk is. Verder spreekt

    de commissie haar dank uit aan de Directie van het Nederlands Openluchtmuseum voor de steun bij

    dit project en voorts aan allen die op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan de publicatie van het

    boek.

    De Kruidentuincommissie van het Nederlands Openluchtmuseum,

    dr. J.J.C. (Hans) Scheffer, voorzitter

  • I. Inleiding

    Aanleiding

    De Kruidentuin van het Nederlands

    Openluchtmuseum, De Vaderlandse Cruydthof,

    werd in 1927 aangelegd. Bij de keuze van de

    kruiden zou het accent behalve op geneeskruiden

    ook op folkloreplanten liggen. Welke planten tot

    deze folkloreplanten zouden behoren, werd niet

    nader uitgewerkt. De toenmalige museumdirecteur

    A.J. Bernet Kempers schreef in 1962 over planten

    die vroeger en nu een rol spelen in de folklore.

    Verder kwam het echter niet. Bij een herinrichting

    in de jaren vijftig van de vorige eeuw werden

    keukenkruiden en verfplanten toegevoegd aan

    de collectie.

    Na systematisch onderzoek om in deze leemte

    te voorzien, werd vanaf 2001 het folkloristische

    element omschreven als betrekking hebbend op

    de niet-materile betekenis van planten, kortweg

    het legendarische element. Folklore houdt in de

    gezamenlijke oude zeden en gebruiken, volks -

    overleveringen, het bijgeloof, en de vooroordelen,

    zoals die onder het volk voortleven, kortweg

    volkscultuur. In dit bestek wordt zij beperkt tot

    planten. Tot de folkloreplanten behoren bomen,

    struiken, kruiden, bloemen en andere plantendelen

    met inbegrip van daaruit verkregen producten.

    Paddenstoelen behoren niet tot het plantenrijk

    maar zijn wel verbonden met het thema van de tuin

    omdat ze in de volksoverlevering een rol spelen.

    In de middeleeuwen maakte de legende (Lat.

    legenda = wat gelezen resp. voorgelezen moetworden) deel uit van de kerkdienst en er werd

    7

    voorgelezen uit de Bijbel of beschrijvingen van

    heiligenlevens. In de loop van de tijd werd de

    betekenis van legende verruimd tot al dan niet op

    feiten berustende verhalen over uiteenlopende

    onderwerpen. Bij deze uitbreiding werd

    legendarisch ondermeer iets waarover veel

    verhalen de ronde doen en [wat] daardoor

    beroemd [is]. Geneeskruiden, keukenkruiden en

    verfplanten voorzien in materile belangen van

    de mens door hun materile eigenschappen.

    Bij legendeplanten heeft de mens met zijn

    verbeeldings vermogen hieraan een bijzondere

    betekenis gegeven, het zijn planten van

    verbeelding, kortweg legendeplanten. Legenden

    hangen samen met mythen rondom heidense

    goden, overleveringen uit de oudheid en sagen.

    In legenden spelen planten een ondergeschikte rol,

    maar er zijn heel wat planten die in verband zijn te

    brengen met legenden.

    Legendeplanten

    De planten in de collectie werden of worden

    gebruikt om hun symboolfunctie als

    boodschappers en beschermers of hun stoffelijk

    gebruik.

    Binnen deze indeling treedt overlapping op, veel

    planten hebben meer dan n betekenis.

    Als symbool 1 kunnen planten een boodschapoverbrengen en een beschermende functiehebben.

    De boodschapperfunctie speelt een rol in demythologie, religie, heraldiek en bloementaal. Ook

  • wetenschappelijke plantennamen en volksnamen

    kunnen een boodschap in zich bergen. De

    mariaplanten symboliseren eigenschappen,toegeschreven aan Maria als moeder van Jezus.

    De beschermende functie komt tot uiting bij defolkloreplanten. Inhoudstoffen spelen bij hetstoffelijk gebruik van planten de hoofdrol: hun vaakkwaadaardige werking op het menselijk lichaam

    en de geest maakt hen tot heksenplanten. Plantendie uiterlijk doen denken aan denkbeeldige figuren,

    worden ook tot deze categorie gerekend.

    De legendeplantentuin

    De legendeplanten variren van laaggroeiende

    soorten (grote weegbree) tot woudreuzen (eiken,

    beuken) en vertegenwoordigen een- en tweejarige

    kruiden, vaste planten, struiken en bomen. De

    planten zijn ingedeeld in negen categorien die elk

    een deel van het begrip legendeplanten tonen. De

    categorienamen moeten breed worden opgevat en

    hebben betrekking op het meest aansprekende

    onderdeel. Een soort kan in meer dan n

    categorie voorkomen.

    Legendeplantencategorien

    Mythologische planten

    (categorie 1)

    De Grieks-Romeinse, Scandinavische en

    Germaanse mythologie staan centraal. De

    Keltische mythologie komt slechts incidenteel ter

    sprake. Voor de moderne wetenschappelijke

    naamgeving van plantensoorten is in de loop van

    eeuwen ruim geput uit namen uit de mythologie

    van de oudheid, namen van goden en sterfelijke

    wezens. Griekse namen werden als zodanig of

    gelatiniseerd gebruikt, Latijnse namen nam men

    zonder meer over. Mythologische planten

    omvatten ook die planten die in mythologische

    verhalen voorkomen, al blijkt dat niet altijd uit hun

    naam.

    8

    Heksenplanten (categorie 2)

    Voor het menselijk bestaan zijn planten niet alleen

    nuttig als voedsel, geneesmiddel, textielvezel,

    verfstof e.d. Vanouds waren ze voor meer zaken

    bruikbaar, bijvoorbeeld om dieren te vangen of te

    doden en ook de medemens kon ermee gedood

    worden. Het eten of roken van bepaalde planten

    roept genotgevoelens op. Dat ondervonden ook

    heksen wanneer ze zulke stoffen in zalf op de huid

    hadden aangebracht. Aangename ervaringen op

    korte termijn kunnen echter op lange termijn

    gevolgd worden door lichamelijk en/of geestelijk

    verval. Dergelijke planten kregen daardoor een

    slechte reputatie.

    Vroeger meende men bepaalde eigenschappen

    van een plant te kunnen afleiden uit het uiterlijk,

    de zogenaamde signatuurleer. Dat kon hem al dan

    niet terecht in een gunstig of ongunstig daglicht

    plaatsen, zoals in de namen elfenbloem en

    drakenwortel tot uiting komt.

    Religieuze planten (categorie 3)

    De Bijbel, heilige schrift voor christendom (Oude

    en Nieuwe testament) en jodendom (Oude

    testament) werd grotendeels tussen 1500 v.C. en

    100 n.C. geschreven. De Koran, heilige schrift voor

    de islam, stamt uit de eerste decennia van de 7de

    eeuw. In beide worden vaak planten genoemd met

    een bepaalde religieuze boodschap.

    De Bijbelse geschiedenis speelt zich af in of

    dichtbij het gebied waar omstreeks 8000 v.C. de

    eerste agrarische maatschappij was ontstaan: de

    Groene boog of halve maan. Daar groeiden

    behalve peulvruchten ook tarwe en gerst, twee

    van de zeven soorten die het Joodse volk naar hetBeloofde land lokten. Er is echter ook stekelig

    gewas waardoor de mens op de akker moet

    zwoegen en op aarde een zwaar leven leidt.

    Bomen dragen vrucht en verbeelden met hun

    cyclus van lente, zomer, herfst en winter het

    eeuwige leven. Daarnaast zijn planten deel van het

    Bijbelse landschap en na de koude winter bloeien

  • de lelin des velds. Het Joodse volk vindt er de

    kruiden om bij Pesach de bittere jaren van de

    Egyptische ballingschap te herdenken en het

    materiaal om de hutten van het loofhutfeest te

    bouwen. In de Koran zijn planten tekenen van

    Allah. Denkbeeldige bomen ontbreken niet: de

    levensboom, de boom van de kennis van het goed

    en kwaad en de dreigende boom van de zaqqum

    die opkomt in het islamitische hellevuur.

    Folkloreplanten (categorie 4)

    Tot op de dag van vandaag hebben planten een

    belangrijke plaats in de folklore. Traditioneel spelen

    zij het gehele jaar een hoofdrol, deels op vaste

    kalenderdagen en religieuze hoogtijdagen, deels

    spontaan. Bij sommige dagen behoort een

    speciale plantenkeuze zoals de kruidwis die na

    zegening op Maria-Hemelvaart een heel jaar tegen

    onheil beschermt.

    Enkele tradities zijn van heidense oorsprong,

    hebben de kerstening overleefd en leven nu in een

    religieus ritueel voort. Andere zijn van recentere

    datum en kregen een aansprekende maar vaak

    denkbeeldige heidense afkomst. Middenin dorp

    of stad vormden bomen beuk, eik, linde een

    markant punt, waaromheen centrale functies

    werden vervuld, bijvoorbeeld rechtspraak.

    Vanaf de eerste helft van de 19de eeuw kreeg de

    kerstboom langzamerhand zijn traditionele plaats

    in familiekring en het openbare leven. Als

    herinnering aan bijzondere wereldlijke

    gebeurtenissen bijvoorbeeld de geboorte van

    een lid van het koninklijk huis of een kroning zijn

    langlevende bomen in trek. Tijdens de jaarlijkse

    boomplantdag spelen niet bomen maar kinderen,

    als boomplanters, de hoofdrol.

    Planten spelen ook in sprookjes een rol.

    Heraldische planten (categorie 5)

    In de middeleeuwen waren zwaar geharnaste

    ridders op toernooi- of slagveld herkenbaar door

    hun versierde schilden en vlaggen, heraldische

    9

    tekens. Vanwege hun rijke variatie in vorm en kleur

    werden planten voor deze versiering gebruikt. Toen

    toernooien verdwenen, bleven zulke heraldische

    versieringen over ter herkenning van vorsten en

    adellijke personen. Kunstzinnig gestemde

    rederijkerskamers namen het voorbeeld over,

    evenals steden en dorpen.

    De plantenwereld biedt volop keuze voor

    toepasselijke vormen en kleuren: wortels,

    bladeren, takken, bloemen, vruchten enz. Steden,

    dorpen en een enkele provincie hebben een

    botanisch versierd wapen. Vaak staat de versiering

    in verband met plaatselijke bijzonderheden zoals

    de lokale flora, nijverheid, historische gegevens

    e.d. Soms verdwijnen zulke kenmerken bij

    gemeentelijke herindelingen. Tulpen zijn in het

    buitenland een herkenningsteken voor Nederland,

    net zoals kaas, molens en klompen. Ook

    privaatrechtelijke instellingen, bijvoorbeeld goede-

    doelenorganisaties, vergroten hun herkenbaarheid

    met een toepasselijk botanisch logo. Dat geldt ook

    voor keurmerken op bepaalde levensmiddelen.

    Mariaplanten (categorie 6)

    Tegen het eind van de 14de eeuw konden

    schilders planten zo natuurgetrouw afbeelden dat

    ze als soort herkenbaar werden. Aan schilderingen

    van Maria als Jezus moeder, werden ook planten

    als Mariasymbool toegevoegd waarin men aan

    haar toegeschreven eigenschappen herkende.

    De signatuurleer volgend, werden bijvoorbeeld

    rode vruchten een passiebeeld. In geneeskruiden

    zag men de heilbrengende rol van Maria.

    Laaggroeiende kruiden betekenden de nederigheid

    van Maria. De madonnalelie bood wel zeven

    aanknopingspunten met Maria. Zulke Maria -

    symbolen kregen mariaplanten als verzamel -

    naam. Dat ze soms niet in het Heilige Land

    voorkwamen, was geen bezwaar, een

    aansprekend uiterlijk was voldoende. Ook in

    planten uit de Nieuwe Wereld en andere nieuw

    ontdekte gebieden was Maria herkenbaar. Andere

  • Bijbelse figuren herkende men ook in planten,

    bijvoorbeeld de judasboom. Omgekeerd verbond

    men aan bekende en nieuw ontdekte soorten een

    religieuze betekenis, bijvoorbeeld jan-op-de-

    preekstoel. Daarmee kregen ze een plaats tussen

    de mariaplanten.

    Bloementaal (categorie 7)

    Bij talrijke gebeurtenissen in het dagelijkse leven

    toont men met bloemen zijn persoonlijke

    gevoelens en het meeleven met anderen. In de

    18de en 19de eeuw was de keuze van welke

    bloemen bij welke gelegenheid pasten een formele

    zaak met regels; zo ontstond de bloementaal.

    Tegenwoordig is deze keuze iets individueels en

    men verwacht dat de ontvanger het gebaar zal

    waarderen. Bij bepaalde dagen behoren speciale

    bloemen.

    Tussen het zomaar een bloemetje en de

    allerpersoonlijkste bloemenwens van een

    overledene ligt een scala van redenen om

    bloemen aan te bieden. De overhandiging van een

    boeket is traditioneel, voor de bloemen als zodanig

    is weinig aandacht. Het boeket moet een bepaalde

    indruk maken. Bij vreugde of verdriet toont het

    hartelijk meeleven, het is een priv

    aangelegenheid tussen twee personen of n

    simpel gebaar in een mensenmassa, met alles wat

    daartussenin ligt. Het persoonlijke ligt eerder in de

    zorgvuldigheid waarmee de bloemen gekozen

    werden, dan in de uiteindelijke keuze zelf.

    Algemeen bekend zijn de spontane, soms massale

    ophopingen van allerhande bloemen om plaatsen

    van plotseling onheil te markeren.

    In bloemstillevens uit de 16de en volgende

    eeuwen hebben bloemen een speciale betekenis,

    herkenbaar voor degenen die de gebruikte

    bloementaal beheersten.

    Naamplanten (categorie 8)

    In de tweede helft van de 15de eeuw begonnen de

    grote ontdekkingsreizen over de wereld. Om de

    10

    talloze nieuw ontdekte planten van een naam te

    voorzien, ging men ook die van mensen van vlees

    en bloed gebruiken. Hun betekenis, bijvoorbeeld

    als ontdekkingsreiziger, geldschieter, plantkundige

    of arts, maakte hen tot legendarische figuren, die

    het verdienden in naam voort te leven. Deze

    naamplanten houden de prestaties in herinnering

    en de persoonsnamen werden alledaagse,

    helemaal ingeburgerde volksnamen. Nog steeds

    worden verdienstelijke, hooggeplaatste of

    beroemde personen geerd door nieuwe soorten

    of variteiten naar ze te vernoemen.

    De zonnewijzer (categorie 9)

    De horizontale zonnewijzer past bij de 16de- en

    17de-eeuwse Hollands-classicistische stijl waarin

    de Kruidentuin is ingericht: symmetrisch met

    eenvoudige wiskundige figuren, rechte lijnen en

    cirkels. Midden tussen twee buxusheggetjes staan

    in cijfervorm gesnoeide buxusstruikjes die de uren

    van de dag aangeven, van 8 uur s ochtends tot

    8 uur s avonds. Staat een bezoeker in het midden

    van de zonnewijzer, dan strijkt zijn schaduw in de

    loop van de dag langs deze cijfers. Waar zijn

    schaduw valt, geeft het cijfer het tijdstip van dat

    moment aan.

    Tussen de cijfers staan planten met een naam die

    verband houdt met de zon, een bepaald tijdstip van

    de dag of het begrip tijd in ruime zin.

  • 11

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    12

    13

    14

    15

    16

    17

    18

    19

    20

    21

    22

    23

    24

    25

    26

    27

    28

    29

    30

    31

    32

    33

    34

    35

    36

    37

    38

    39

    40

    41

    42

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    9

    10

    11

    12

    13

    14

    15

    16

    17

    18

    19

    20

    21

    22

    23

    24

    25

    26

    27

    28

    29

    30

    31

    32

    33

    34

    35

    36

    37

    38

    39

    40

    41

    42

    II. Plantenlijst

    De genoemde plant wordt besproken in de categorie met het omcirkelde nummer; met bladzijdeverwijzing

    (blz.).

    1 = Mythologische planten 4 = Folkloreplanten 7 = Bloementaal

    2 = Heksenplanten 5 = Heraldische planten 8 = Naamplanten

    3 = Religieuze planten 6 = Mariaplanten 9 = Zonnewijzerplanten

    Acanthus spinosus L. 3Stekende acanthus; blz. 65

    Achillea millefolium L. 1 4Duizendblad; blz. 85

    Aconitum napellus L. 1 2Blauwe monnikskap; blz. 41

    Aconitum vulparia Rehb. 1 2Gele monnikskap; blz. 41

    Actaea spicata L. 1 4 6Christoffelkruid; blz. 22

    Adonis aestivalis L. 1Zomeradonis; blz. 23

    Aeonium arboreum 9(L.) Webb & Berth.

    Boomeeuwigblad; blz. 172

    Aesculus hippocastanum L. 4Witte paardenkastanje; blz. 86

    Agave americana L. 1 9Honderdjarige alo; blz. 173

    Agrostemma githago L. 3Bolderik; blz. 66

    Alchemilla mollis (Buser) Rothm. 1 2 6Fraaie vrouwenmantel; blz. 42

    Allium moly L. 1 2Goudlook; blz. 24

    Allium victorialis L. 2Fraailook; blz. 43

    Alnus glutinosa (L.) Gaertn. 1 2 4Zwarte els; blz. 43

  • 12

    Amaryllis bella-donna L. 1Belladonnalelie; blz. 24

    Anemone coronaria L. 1 3 7Tuinanemoon; blz. 66

    Aquilegia vulgaris L. 5 6 7Wilde akelei; blz. 126

    Arisaema triphyllum (L.) Torr. 6Jan-op-de-preekstoel; blz. 126

    Armoracia rusticana 3P. Gaertn.,B. Mey. & Scherb.

    Mierik; blz. 67

    Artemisia abrotanum L. 2 4Citroenkruid; blz. 87

    Artemisia absinthium L. 2 4Absintalsem; blz. 87

    Artemisia vulgaris L. 4Bijvoet; blz. 88

    Asclepias incarnata L. 1 5Vleeskleurige zijdeplant; blz. 24

    Athyrium filix-femina (L.) Roth. 4Wijfjesvaren; blz. 89

    Atropa bella-donna L. 1 2Wolfskers; blz. 44

    Barbarea vulgaris R. Br. 4 6Gewoon barbarakruid; blz. 127

    Begonia semperflorens Krauss cv. 8Perkbegonia; blz. 155

    Bellis perennis L. 1 4 6Madeliefje; blz. 128

    Beta vulgaris L. 4Biet; blz. 89

    Betula L. 2 4Berk; blz. 44

    Bougainvillea glabra Choisy 8Bougainville; blz. 155

    Brassica nigra (L.) W.D.J. Koch 3Zwarte mosterd; blz. 68

    Brugmansia arborea (L.) Lagerh. 2 8Engelentrompet; blz. 156

    Bryonia dioica Jacq. 2Heggenrank; blz. 45

  • 13

    Buddleja davidii Franch. 8Vlinderstruik; blz. 157

    Buxus sempervirens L. 4 6 7Palmboompje; blz. 90

    Calendula arvensis L. 1 9Akkergoudsbloem; blz. 173

    Campanula rapunculus L. 4Rapunzelklokje; blz. 91

    Cannabis sativa L. 2Hennep; blz. 46

    Cardamine pratensis L. 4Pinksterbloem; blz. 92

    Centaurea cyanus L. 1 4 5 6 7Korenbloem; blz. 112

    Centaurium erythraea Rafn. 1 4Echt duizendguldenkruid; blz. 93

    Ceratonia siliqua L. 3 9Johannesbroodboom; blz. 68

    Cercis siliquastrum L. 3 6Judasboom; blz. 69

    Chamerion angustifolium (L.) Holub 4Wilgenroosje; blz. 93

    Chelidonium majus L. 2 6Stinkende gouwe; blz. 128

    Cichorium intybus L. 3 4 6 7 9Wilde cichorei; blz. 130

    Cicuta virosa L. 2Waterscheerling; blz. 47

    Circaea lutetiana L. 1 2Groot heksenkruid; blz. 48

    Citrus aurantium var. aurantium L. 4 5 7Bittere sinaasappel; blz. 112

    Citrus medica L. 3Sukadeboom; blz. 69

    Commelina coelestis Willd. 8Hemelsblauwe commelina; blz. 158

    Conium maculatum L. 2Gevlekte scheerling; blz. 48

    Consolida ajacis (L.) Schur. 1 6 7Valse ridderspoor; blz. 25

    Convallaria majalis L. 1 4 6 7Lelietje-van-dalen; blz. 130

  • 14

    Convolvulus tricolor L. 1 2 7 9Dagschone; blz. 174

    Cornus suecica L. 5Zweedse kornoelje; blz. 114

    Corylus avellana L. 1 2 6Hazelaar; blz. 49

    Crataegus monogyna Jacq. 1 4 5Eenstijlige meidoorn; blz. 94

    Crocus sativus L. 1 2 3Saffraankrokus; blz. 26

    Cycas revoluta Thunb. 7Vredepalm; blz. 145

    Dahlia Cav. 4 8Dahlia; blz. 159

    Daphne mezereum L. 1Rood peperboompje; blz. 26

    Datura stramonium L. 2Doornappel; blz. 50

    Dianthus L. 1 4 5 6 7Anjer; blz. 146

    Dicentra formosa (Haw.) Walp. 6 7Vrouwentranen; blz. 147

    Dicentra spectabilis (L.) Lem 6 7Mariahartjes; blz. 131

    Doronicum pardalianches L. 9Hartbladzonnebloem; blz. 174

    Dorotheanthus bellidiformis 8 9(Burm.) N.E. Br.

    IJsbloem; blz. 175

    Dracunculus vulgaris Schott. 2 4Drakenwortel; blz. 50

    Dryopteris filix-mas (L.) Schott 2 4Mannetjesvaren; blz. 89

    Ecballium elaterium (L.) Rich. 2 3Springkomkommer; blz. 70

    Epimedium youngianum L. 1 2Elfenbloem; blz. 51

    Eschscholzia californica Cham. 2 8 9Slaapmutsje; blz. 175

    Eupatorium cannabinum L. 4Koninginnekruid; blz. 94

  • 15

    Euphorbia esula L. 2 8Heksenmelk; blz. 52

    Euphorbia helioscopia L. 9Kroontjeskruid; blz. 176

    Euphorbia milii Desmoulin. 6Christusdoorn; blz. 131

    Fagopyrum esculentum Moench. 5Boekweit; blz. 114

    Fagus sylvatica L. 1 4Beuk; blz. 95

    Ficus carica L. 3 4Vijgenboom; blz. 70

    Ficus religiosa L. 3 4Pagodevijgenboom; blz. 71

    Fragaria vesca L. 1 5 6 7Bosaardbei; blz. 132

    Fraxinus excelsior L. 1 3 4Es; blz. 27

    Freesia Ecklon ex Klatt. 8Fresia; blz. 159

    Fuchsia magellanica Lam. 4 8Tuinfuchsia; blz. 160

    Gaillardia aristata Lem. 4 8Kokardebloem; blz. 161

    Galium odoratum (L.) Scop. 4 6Lievevrouwebedstro; blz. 132

    Geum urbanum L. 6Geel nagelkruid; blz. 133

    Gladiolus L. 1 4 7Gladiool; blz. 147

    Gleditsia triacanthos L. 6 8Valse christusdoorn; blz. 133

    Hedera helix L. Arborescens 1 7Struikklimop; blz. 28

    Helianthus annuus L. 4 5 7 9Zonnebloem; blz. 176

    Helleborus niger L. 1 2 4 6Kerstroos; blz. 52

    Helleborus orientalis L. 6Oosterse kerstroos; blz. 134

    Hordeum vulgare L. 3 4Gerst; blz. 72

  • 16

    Hosta sieboldiana 8(Hook.) Engl. & Prantl.

    Von Siebolds hartlelie; blz. 161

    Hottonia palustris L. 8Waterviolier; blz. 162

    Houttuynia cordata Thunb. 8Moerasanemoon; blz. 163

    Humulus lupulus L. 5Hop; blz. 115

    Hyacinthus L. 1 3Hyacint; blz. 28

    Hydrangea macrophylla L. 8Hortensia; blz. 163

    Hyoscyamus niger L. 2Bilzekruid; blz. 54

    Hypericum perforatum L. 1 4 6 9Sint-Janskruid; blz. 96

    Ilex aquifolium L. 2 4 5 6Hulst; blz. 116

    Inula helenium L. 1 4Griekse alant; blz. 97

    Iris pseudacorus L. 1 2 3 5Gele lis; blz. 116

    Jacobaea vulgaris P. Gaertn. 4 6Jakobskruiskruid; blz. 134

    Juglans regia L. 1 2 3 4 6 7Okkernoot; blz. 54

    Juniperus communis L. 2 4Jeneverbes; blz. 55

    Laurus nobilis L. 1 3 5 7Laurier; blz. 29

    Lens culinaris Medik. 3Linze; blz. 73

    Leontopodium alpinum L. 5 7Edelweiss; blz. 148

    Leucanthemum vulgare Lamk. 4 5 6Gewone margriet; blz. 135

    Lilium candidum L. 3 6 7Madonnalelie; blz. 135

    Lilium longiflorum Thunb. 7Graflelie; blz. 148