os sanum in copore sanum - loos.pdf

Upload: salvador-butler

Post on 06-Jul-2018

226 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    1/35

    Os sanum in corpore sano

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    2/35

    Vossiuspers UvA is een imprint van Amsterdam University Press.

    Deze uitgave is totstandgekomen onder auspiciën van de Universiteit van Amsterdam.

    Omslag: Nauta & Haagen, OssOpmaak: JAPES, AmsterdamFoto omslag: Carmen Freudenthal, Amsterdam

    ISBN 978 90 5629 491 5

    © Vossiuspers UvA, Amsterdam, 2007

    Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een

    geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij

    elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder vooraf-

    gaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

    Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurs-

    wet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus

    1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde

    vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor 

    het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatie-

    werken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    3/35

    Os sanum in corpore sanoEen gezonde mond in een gezond lichaam

    Rede

    uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraarin de Parodontologie in het bijzonder de immunobiologie van parodontale infecties

    aan de Universiteit van Amsterdam

    op woensdag 16 mei 2007

    door

    Bruno Loos

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    4/35

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    5/35

    Mijnheer de Rector Magnificus,

    Mijnheer de Decaan,

    Zeer gewaardeerde toehoorders,

    Het vakgebied parodontologie en parodontitis

    Binnen de mondzorg en tandheelkunde houdt de parodontologie zich bezig met de

    steunweefsels van de tanden en kiezen. De gebitselementen zitten normaal gespro-

    ken heel stevig verankerd in de kaken. De verankering, die we ook vaak het   ‘fun-

    dament van de gebitselementen’   noemen, komt tot stand door middel van het

    zogeheten   ‘parodontium’.

    Het parodontium bestaat uit vier componenten, namelijk 1) het parodontaalligament, ook wel wortelvlies genoemd, dat aan de ene kant verankerd zit in 2)

    het wortelcement en aan de andere in het 3) kaakbot (alveolair bot); daaroverheen

    ligt 4) het tandvlees (gingiva).

    De in het Nederlands, Frans en Duits gebruikte term   ‘parodontium’ komt van het

    Griekse  παρα   en   οδοντος: weefsel rondom de tand. Samengevoegd wordt dat

    παρ’   οδοντος. Het Nederlandse woord is overigens niet paradontologie, een

    veelvoorkomend storend foutje. Wonderlijk is dat in de Angelsaksische taal   ‘peri-

    odontium’  gebruikt wordt, van het Griekse  περι  en  οδοντος. Waar het Angel-

    saksische en continentale woordgebruik uit elkaar gegaan zijn, weet ik niet, maar

    het levert vaak verwarring op.

    Hoe groot is het parodontaal ligament eigenlijk? In een volkomen gezonde

    mond met een volledige set doorgebroken blijvende elementen schatten we dat

    het totale wortelvlies ten minste een oppervlak heeft van 75 cm2. Omdat de ver-

    standskiezen vaak verwijderd zijn, zijn deze niet meegenomen in de berekeningen;

    als we die ook meetellen, dan heeft het wortelvlies in zijn volledig complete en

    intacte structuur een oppervlak van ongeveer 90 cm2.

    5

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    6/35

    Een gezond parodontium is sterk; iedere tandarts heeft meerdere gevallen ge-

    had waar het moeite kostte een kies te trekken. Een gezond parodontium en ge-zonde kaken zijn zo sterk, dat de circusartiest aan zijn tanden in de trapeze kan

    hangen of de bodybuilder er een auto mee kan trekken.

    De steunweefsels van de tanden en kiezen, het parodontium dus, kan helaas ont-

    stoken raken, wat zelfs vaak gebeurt. Het meest voorkomend is gingivitis. De

    tandplaque, het kleverige laagje van bacteriën dat zich dagelijks op onze tanden en

    kiezen vormt,   ‘irriteert’  het tandvlees. Wat in feite gebeurt, is dat bacteriën en

    bacteriële producten uit de tandplaque, tussen tandvlees en tand, het weefsel bin-nendringen en een ontstekingsreactie in gang zetten. Vroeger zijn er experimenten

    gedaan bij tandheelkundestudenten die drie weken lang hun tanden niet mochten

    poetsen. Dat resulteerde in gingivitis (Fig. 1). Dit kan je zien als bloedend tand-

    vlees tijdens het poetsen of tijdens de controle bij de tandarts of mondhygiënist.

    Goed poetsen en flossen geneest gingivitis. De experimentele gingivitis bij de

    tandheelkundestudenten genas volledig toen de mondhygiëne werd hervat (1,2).

    Figuur 1. Klinische en röntgenologische aspecten van de gezonde gingiva, gingivitis en parodonti-

    tis

    B r u n o L o o s

    6

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    7/35

    Soms gaat de chronische ontstekingsreactie in de gingiva over in de dieper gelegen

    compartimenten. Dan zijn alle vier de componenten van het parodontium aange-daan en ontstaat er blijvende schade. We spreken nu van parodontitis (Fig. 1).

    Klinisch is parodontitis gekenmerkt door roodheid en zwelling van het tand-

    vlees, verdiepte pockets (dat is in verticale zin de ruimte  tussen tand en tandvlees)

    vanaf 4 mm tot soms wel 10-12 mm), verlies van het wortelvlies rondom de ge-

    bitselementen   –  in de kliniek noemen wij dat verlies van aanhechting   –  en verlies

    van kaakbot rondom de tanden en kiezen. Het verlies van bot rondom de tanden

    en kiezen is in het algemeen goed zichtbaar op röntgenfoto’s (Fig. 1). Het ontsto-

    ken tandvlees is niet altijd rood en gezwollen; bij rokers is dit bijvoorbeeld nietaltijd zo duidelijk.

    Het tandvlees kan zich ook terugtrekken; teruggetrokken tandvlees noemen wij

    gingivarecessie. De pockets bloeden vaak als de tandarts de diepte van de pockets

    sondeert wat, naast het rode en gezwollen tandvlees, een duidelijk teken is van

    een aanwezige ontstekingsreactie. Daarnaast komt het nog wel eens voor dat na

    het sonderen pusafvloed waargenomen wordt, duidend op een actief en acuut pro-

    ces. De ontsteking duidt op niets anders dan dat het lichaam de verdediging inzet

    tegen de bacteriën en bacteriële producten vanuit de tandplaque, die zich nu ookhebben uitgebreid tot onder het ontstoken tandvlees en zich hebben georganiseerd

    in een ingewikkelde biofilm. We spreken nu van een   ‘parodontale infectie’.

    Gelukkig worden de pockets bij parodontitis tegenwoordig steeds vaker gediag-

    nosticeerd door de tandarts en mondhygiënist, zodat een beginnende parodontitis

    op tijd kan worden onderkend. Ook worden tandartsen steeds alerter om botaf-

    braak waar te nemen op röntgenfoto’s die eigenlijk gemaakt waren voor cariës-

    diagnostiek. Als de parodontitis onbehandeld voortschrijdt, gaat meer en meer

    van de aanhechting van de tand verloren en gaan de gebitselementen losstaan en

    ‘uitwaaieren’. Uiteindelijk kunnen ze uit de ernstig verwaarloosde mond vallen.

    Vormen van parodontitis en prevalentie

    Er zijn verschillende vormen van parodontitis. In onze wetenschappelijke litera-

    tuur bestaat er al jaren een discussie over de classificatie en de definities van de

    verschillende vormen. Betrek je er nu wel of niet leeftijd of een snelle progres-

    sieve afbraak bij? Als je een snelle progressie wilt meten, heb je longitudinale ge-

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    7

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    8/35

    gevens nodig, en vaak heb je die niet. Bijna zonder uitzondering komen op ons

    spreekuur patiënten met parodontitis van wie we geen gegevens hebben overvoorafgaande jaren. Daarom gebruiken wij in Amsterdam de classificatie die mijn

    collega Ubele van der Velden in 2000 heeft voorgesteld in de internationale litera-

    tuur waarbij leeftijd een belangrijke determinant is (3,4).

    De meest voorkomende vorm van parodontitis is de adulte vorm. We diagnos-

    ticeren adulte parodontitis bij personen van 36 jaar en ouder. Daarnaast onder-

    scheiden we de postadolescente parodontitis, een vorm van parodontitis bij men-

    sen tussen 21 en 35 jaar. Juveniele parodontitis is een vorm die we zien bij

    teenagers, vanaf de puberteit (13 jaar) tot 21 jaar (3,4). De diagnose prepuberaleparodontitis komt voor bij kinderen met een melkgebit en wisseldentitie tot en

    met 12 jaar (Fig. 2).

    Figuur 2. Vormen van parodontitis en prevalentie

    Hoe vaak komt parodontitis voor?

    Rond het 50ste levensjaar heeft vrijwel iedereen in de westerse wereld ergens in

    het gebit wel enige geringe parodontale afbraak, hier en daar een pocket of wat

    teruggetrokken tandvlees. Maar de ernstige vorm van parodontitis, genomen over

    de gehele bevolking, heeft een prevalentie van zo’n 10%, wat behoorlijk hoog is

    voor een ontstekingsziekte (5,6). Gelukkig komen ernstige vormen van juveniele

    parodontitis en postadolescente parodontitis veel minder vaak voor: juveniele pa-rodontitis namelijk bij ongeveer 0,1% van de jeugdige bevolking en we schatten  – 

    B r u n o L o o s

    8

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    9/35

    er zijn geen harde cijfers bekend   –  dat postadolescente parodontitis ongeveer bij

    1-3% van de mensen tussen 21 en 35 jaar voorkomt. Bij mensen boven de 50 jaarkomt een matig ernstige vorm van parodontitis wel bij 30% voor.

    Wat is de behandeling van parodontitis?

    In het algemeen behandelen we alle gevallen van parodontitis min of meer op de-

    zelfde wijze. We verwijderen de tandplaque (biofilm) met scalers en curettes of 

    ultrasone apparatuur van onder het tandvlees en de patiënt wordt geïnstrueerd er

    een uitstekende mondhygiëne op na te houden om de nieuwvorming van plaque enherinfectie onder het tandvlees te voorkomen. Soms passen we chirurgie toe om

    een diepe restpocket te elimineren of te reduceren (onder patiënten bekend als

    ‘flappen’ van het tandvlees). Vooral rondom kiezen waaraan twee of drie wortels

    zitten, vindt dit nogal eens plaats.

    Parodontitis is een complexe ziekte

    Mijn leeropdracht is de   ‘Immunobiologie van parodontale infecties’: ik zal er de

    komende jaren aan werken meer inzicht te krijgen in de oorzaak van parodontitis

    en de biologische en pathologische opeenvolging van gebeurtenissen. Dit onder-

    zoek begint met de eerste stap van de afweerreacties tegen tandplaque en eindigt

    in de volledige afbraak van de steunweefsels van de tanden en kiezen, en dan met

    name de rol van de immunologische processen hierin (7,8). Nieuwe inzichten in

    de immunobiologie van parodontale infecties kunnen leiden tot een beter begrip

    van de ziekte, verbetering van behandelingsstrategieën en het bepalen van de prog-

    nose, en zullen de parodontitispatiënt ten goede komen.

    Hoe komt het dat sommige mensen parodontitis hebben?

    Verschillende factoren spelen tegelijkertijd, hoewel niet altijd evenwichtig, een

    rol. Parodontitis is een multifactoriële aandoening. Multifactoriële aandoeningen

    worden veroorzaakt door een ingewikkeld samenspel van verscheidene factoren

    (9). Die factoren zijn zowel erfelijk bepaald als komen voort uit de omgeving en

    leefstijl. Multifactoriële aandoeningen, waartoe de meeste chronische ziekten be-

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    9

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    10/35

    horen, komen veel voor. Bijvoorbeeld 20% van de westerse populatie lijdt aan

    hart- en vaatziekten. Toch is er relatief weinig over bekend; dit komt omdat ervoor deze complexe ziekten niet één duidelijke oorzaak bestaat. Het is nu alge-

    meen geaccepteerd dat het samenspel van variaties in de genen én bepaalde omge-

    vingsfactoren, zoals de aanwezigheid van pathogene bacteriën of virussen én leef-

    stijlfactoren als roken en voeding, een rol speelt.

    In het algemeen komen multifactoriële aandoeningen, zoals reumatoïde artritis,

    alzheimer, diabetes, ziekte van Crohn en hart- en vaatziekten pas op laat-volwas-

    sen leeftijd tot uiting. Algemeen wordt erkend dat mensen genetische aanleg moe-

    ten hebben om multifactoriële aandoeningen te krijgen. Pas in de loop van hetleven kan deze aanleg tot expressie komen, onder invloed van omgevingsfactoren

    en leefstijl. Op deze manier ziet men dat er bij bepaalde complexe ziektes variatie

    bestaat in de ernst waarmee en leeftijd waarop de ziekte tot uiting komt (variatie

    in fenotype). Verder ziet men dat er verscheidene biologische wegen zijn waarlangs

    de ziekte zich kan ontwikkelen, uiteindelijk uitmondend in dezelfde klinische

    symptomen. En genetische variaties in 10-20 verschillende genen, spelen ieder

    een kleine rol; dit zijn modificerende genen die ieder voor zich een kleine bijdrage

    leveren en een relatief klein risico om de ziekte te krijgen in zich meedragen, maarin combinatie de vatbaarheid bepalen.

    Figuur 3. Parodontitis is een multifactoriële ziekte

    B r u n o L o o s

    10

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    11/35

    Wij gaan er momenteel van uit dat  genetische factoren aan de basis liggen van paro-

    dontitis (Fig. 3). Er zijn voldoende aanwijzingen dat parodontitis een erfelijkecomponent heeft, en wij zijn druk doende deze factoren in kaart te brengen

    (8,10).

    De belangrijkste omgevingsfactor  bij parodontitis is de tandplaque; tegenwoordig

    erkennen wij dat dit een complexe bacteriële biofilm is, die zich in een georgani-

    seerde vorm onder het tandvlees op zowel worteloppervlak als pocketepitheel

    vormt. Hierin zit een aantal behoorlijk pathogene soorten: Gram-negatieve en

    anaerobe bacteriën (11). Vooral  Porphyromonas gingivalis  en  Actinobacillus actinomy-

    cetemcomitans zijn berucht en worden nu al meer dan 25 jaar uitgebreid bestudeerd.Verder spelen  levensstijlfactoren   een belangrijke rol bij het vraagstuk waarom

    sommige mensen lijden aan parodontitis. Als je als roker ook een erfelijke aanleg

    hebt voor parodontitis, kan de ziekte zich sneller en ernstiger ontwikkelen (12-

    14). Bovendien reageert de roker op lange termijn niet zo gunstig op parodontale

    behandeling; ondanks regelmatige nazorg en controles gaat de parodontale situatie

    vaak langzaam achteruit (15). Wat de risicofactor is van dieet als levensstijl is niet

    erg duidelijk. We zullen in de toekomst meer onderzoek verrichten naar weer-

    stand verhogende voedingscomponenten, zoals vitamine C (16).Ten slotte zijn er verworven aandoeningen die de weerstand verlagen, zoals

    suikerziekte, hiv-infectie, leukemie en bepaalde medicijnen. Mensen met een ver-

    laagde weerstand zijn gevoeliger voor infecties en dus ook voor parodontitis. Met

    de ouder wordende bevolking, met het op veel grotere schaal behouden van het

    eigen gebit en met de significante toename van diabetes en medicijngebruik, zal de

    tandarts/mondarts dan ook voldoende tijd moeten besteden aan de medische

    anamnese en diagnostiek, en de behandelplanning van parodontitis.

    Immuunreacties bij parodontitis

    De bacteriële biofilm en de zich daarin bevindende paro-pathogene micro-organis-

    men moeten aanwezig zijn wil parodontitis zich ontwikkelen. Maar in essentie

    komt het erop neer dat niet de bacteriën  per se  de oorzaak van parodontitis zijn,

    maar de erfelijk bepaalde afweerreactie tegen deze potentiële ziekteverwekkers:

    hoe gaat het menselijk lichaam om met de schadelijke bacteriën en hun toxines. In

    de afweerreacties (immuunreacties) bij parodontitis spelen de meeste componen-

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    11

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    12/35

    ten van het immuunsysteem een rol (7). De functies van de verschillende witte

    bloedcellen zijn bestudeerd in relatie tot parodontitis (Fig. 4). De neutrofiele gra-nulocyt (ook vaak PMN genoemd) is met name de cel die de eerste lijn van ver-

    dediging vormt bij indringende tandplaquebacteriën. Dit weten we vooral zo ze-

    ker, omdat patiënten met een aangeboren functioneel defect in de PMN, zoals bij

    het Papillon-Lefèvre syndroom (17), maar ook met bepaalde vormen van leuke-

    mie of met cyclische neutropenie, al op jeugdige leeftijd een zeer ernstige vorm

    van parodontitis ontwikkelen, en hierdoor heel dikwijls zowel melktanden als blij-

    vende tanden en kiezen verliezen (18).

    Figuur 4. De meest bestudeerde componenten van het immuunsysteem in relatie tot parodontitis

    In ons onderzoek hebben wij aangetoond dat de functie van T-lymfocyten enigszins

    verstoord wordt door roken. De T-lymfocyten van rokers met parodontitis reage-

    ren heftiger op stimulatie (19), en recent onderzoek heeft aangegeven dat bij ro-

    kers vooral de T-lymfocyten van het type 2 geactiveerd worden (20). Zij op hun

    beurt stimuleren de B-lymfocyten om de antistofproductie te vergroten en de

    afweerreactie in het algemeen nog wat extra op te voeren. Deze verhoogde activi-

    teit leidt tot schade aan de gastheer zelf (collaterale schade). Dit beeld komt over-

    een met ernstiger parodontaal verval bij rokers (14).

    B r u n o L o o s

    12

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    13/35

    Ons onderzoek in voorgaande jaren heeft aangetoond dat parodontitispatiënten

    hyperreactief reageren op lipopolysaccharide, een belangrijk toxine van Gram-ne-gatieve bacteriën (21). Een deel daarvan lijkt te verklaren te zijn door  priming van

    de monocyten in het bloed. Anderzijds lijkt het vanzelfsprekend te veronderstellen

    dat de immuuncellen van patiënten met een intrinsieke hyperreactiviteit heftiger

    reageren op bacteriële bestanddelen, omdat ze genetisch zo geprogrammeerd zijn.

    Met het promotiewerk van Elena Nicu zien we bijvoorbeeld dat de neutrofiele

    granulocyten van het H/H genotype coderend voor de Fc γ  receptor IIa een hef-

    tiger reactiviteit vertonen dan die van het R/R genotype; ze hebben een hogere

    expressie van de markers van primaire en secundaire granulae en scheiden meerelastase uit (22). Dit laatste enzym kan het collageen in de gingiva afbreken en dus

    ook weer zorgen voor collaterale schade, terwijl er een afweerreactie tegen paro-

    pathogene bacteriën gaande is.

    Genetische factoren en parodontitis biobanken

    Alweer een aantal jaren geleden zijn we begonnen DNA te isoleren van parodonti-tispatiënten en van gezonde controlepersonen zonder parodontitis. Op basis van

    de literatuur en onze inschatting dat vooral genetische variaties van de aangeboren

    immuniteit een rol zouden kunnen spelen bij de erfelijke aanleg van parodontitis,

    zijn kandidaatgenen in dit compartiment van het immuunsysteem onderzocht (23-

    27). Hoewel er aanwijzingen zijn voor een bescheiden rol van genetische variaties

    in de genen van het interleukine-1 cluster, Fc γ  receptor cluster en interleukine-

    10, zijn de resultaten tot op heden nog niet zo overtuigend dat genetische testen

    voor parodontitis zinvol zijn. In tegendeel, verscheidene studies spreken elkaar

    tegen (10). Het aantal bestudeerde patiënten en controles in de tientallen geneti-

    sche onderzoeken die zijn gedaan, inclusief onze eigen studies, zijn tot op heden

    laag (10). Een van de grote problemen waar we bij genetische studies tegenaan

    lopen, is de heterogeniteit van de patiëntenpopulaties en de mogelijke invloed van

    andere risicofactoren die tegelijkertijd een rol spelen. Een ander probleem is onze

    zeer beperkte kennis van de genen die goede kandidaten zijn; moeten we niet het

    hele menselijk genoom screenen op loci en de daarbij behorende genen, die ge-

    associeerd zijn met parodontitis?

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    13

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    14/35

    Parodontitis biobank in het kader van het   ‘  European Periodontal Genetics’ consortium

    Om de heterogeniteit binnen studiepopulaties te beperken en het hele menselijk

    genoom te betrekken bij de zoektocht naar vatbaarheidsgenen voor parodontitis,

    zijn we   –  naast de kandidaat-genbenadering   –  vijf jaar geleden begonnen met het

    aanleggen van een DNA-bank in Europees verband. Wij hebben een biobank aan-

    gelegd met DNA-monsters van relatief jonge patiënten (18-35 jaar) met ernstige

    postadolescente parodontitis. Individuele onderzoekers uit Oslo (Noorwegen),

    Kiel en Bonn (Duitsland) en van onze afdeling op ACTA hebben zich georgani-

    seerd in het  ‘

    European Periodontal Genetics’ (EPG) consortium. Het doel is een

    ‘genoombrede’   scan uit te voeren in een voldoende grote populatie die relatief 

    weinig heterogeniteit heeft en een grote genetische component voor parodontitis.

    Wij schatten in dat de vatbaarheid voor postadolescente parodontitis een sterkere

    genetische component heeft dan die voor adulte parodontitis, waar omgevingsfac-

    toren en leefstijl langer hun uitwerking hebben gehad.

    Voor de rekrutering van patiënten heb ik veel medewerking gekregen van tand-

    arts-parodontologen uit het hele land. Zij hebben geholpen hun patiënten met

    postadolescente parodontitis te benaderen, en mijn studenten, als zij langskwamenom in het archief te duiken, hartelijk onthaald.

    Onder de vlag van het EPG-consortium zijn nu 600 patiënten en meer dan

    1000 controlepersonen zonder parodontitis opgenomen in de DNA-bank, allen

    van Noord-Europese afkomst. Bij de patiënten staat voor deze zomer de genoom-

    widescan gepland. Het staat vast dat hieruit nieuwe kandidaatgenen voor parodon-

    titis zullen worden ontdekt. Het werk in het EPG-consortium wordt grotendeels

    gefinancierd door prof. Stefan Schreiber uit Kiel, Duitsland; wij zijn bijzonder

    gelukkig met deze samenwerking.

    Parodontitis biobank in het kader van INFOBIOMED

    Naast de overwegend genetische benadering van vatbaarheid voor parodontitis bin-

    nen EPG, zoals hierboven aangegeven, realiseren wij ons ook dat de gen-omgeving

    tevens van grote invloed is en dat  –  om het geheel nog gecompliceerder te maken

     –  genen onderling interacteren. De afgelopen drie jaar hebben we ook kunnen

    participeren in een groot Europees   ‘Network of Excellence’ (NOE), waarin bioin-

    formatici en medische informatici hun krachten hebben gebundeld om de integra-

    B r u n o L o o s

    14

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    15/35

    tie van beide vakgebieden te bevorderen. Aldus werkt men aan  biomedische informa-

    tica in het INFOBIOMED-consortium (2004-2007; www.infobiomed.org), en pa-rodontitis is hierin een   ‘model’. Met name prof. Salvador Peña heeft zich inge-

    spannen parodontitis als model voor genetisch bepaalde, complexe ziekten binnen

    de biomedische informatica naar voren te schuiven.

    Parodontitis is een goed ziektemodel omdat de drie componenten van een com-

    plexe ziekte hierin een rol spelen: erfelijkheid, omgeving en leefstijl. Vooral de

    interactie tussen de bacteriën en genetische variaties in individuele personen is een

    belangrijk component. Daarnaast leent parodontitis zich goed als ziektemodel om-

    dat hierbij zonder invasieve methoden gemakkelijk allerlei monsters kunnen wor-den afgenomen en de ziekte kan worden gediagnosticeerd.

    Figuur 5. Opbouw van de parodontitis biobank in het kader van INFOBIOMED

    Onze groep (ACTA en VUmc) heeft een biobank van 800 parodontitispatiënten en

    controles ingebracht, met Europese subsidie het aantal genetische typeringen uit-

    gebreid en de database aangevuld met fenotypische data (Fig. 5). Ook hebben wijeen nieuwe digitale methode ontwikkeld om de ernst van de aandoening in kaart

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    15

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    16/35

    te brengen (28). Bovendien hebben we als omgevingsfactoren, de data over de

    parodontale infectie ingevoerd. Samen met de biomedische informatici van hetINFOBIOMED-netwerk zijn verschillende datamining-instrumenten aangewend

    op de parodontitis-biobank. Voorlopige analyses laten zien hoe men met een fou-

    tenmarge van

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    17/35

    cytostatica en bestraling bij oncologische processen, veroorzaken ook grote veran-

    deringen in de normale afweer en maken deze patiënten vatbaar voor parodontaleaandoeningen (31-34).

    Bijna alle onderdelen van het immuunsysteem blijken in meer of mindere mate

    een rol te spelen in een normale gastheerrespons in de parodontale weefsels in

    reactie op de altijd aanwezige orale microflora. Volgens de huidige inzichten in de

    pathofysiologie van parodontitis zullen alle ziekten die leiden tot een verstoring

    van de   ‘normale’   afweer, op hun beurt weer kunnen leiden tot een verhoogd

    risico, dan wel vaker en steeds ernstiger optreden van parodontitis. Parodontitis is

    in deze situaties dus een complicatie die secundair is aan een ander, primair proces.Bij sommige ziekten en condities van patiënten is het van levensbelang om fo-

    cus-/infectievrij te zijn. Daarbij hoort ook een gezond gebit zonder parodontopa-

    thieën (31,35,36). Onderzoek heeft aangetoond dat dit niet betekent dat de ge-

    bitselementen preventief geëlimineerd hoeven te worden. Integendeel, een gezond

    eigen gebit is compatibel met succesvolle behandeling van bijvoorbeeld leukemie

    met stamceltransplantaties. Behoud en degelijke verzorging van de tanden en kie-

    zen en het tandvlees, draagt bij aan de kwaliteit van leven van een patiënt die aan

    een ernstige ziekte lijdt.Samen met collegae van de Nederlandse Vereniging van Parodontologie zit ik in

    een werkgroep die ervoor pleit dat parodontitis, als complicatie van een primaire

    ziekte, behandeld moet kunnen worden binnen de basisverzekering. Nu is het nog

    zo dat, als die patiënten geen aanvullende tandheelkundige verzekering hebben of 

    een pakket hebben dat onvoldoende parodontologische zorg vergoedt, zij dubbel

    worden getroffen: door een ernstige ziekte en tegelijkertijd door het moeten ont-

    beren van adequate parodontologische hulp.

    Parodontitis in relatie tot suikerziekte

    Suikerziekte, met name type 2 diabetes, komt steeds meer voor in de geïndustria-

    liseerde landen. Het heeft zelfs de vorm aangenomen van een ware epidemie

    (37,38). Een belangrijk aspect, vooral bij de ongecontroleerde of slecht instelbare

    diabetespatiënt, is dat door deze aandoening het afweersysteem het op een aantal

    punten laat afweten. Patiënten met suikerziekte zijn gevoeliger voor infecties, zo

    ook voor parodontitis. Bij mensen met diabetes type 2 treedt parodontitis vaker en

    ernstiger op in vergelijking met niet-diabetische patiënten (39). De diabeten met

    parodontitis vertonen vaker pusafvloed bij de parodontale pockets en kunnen te-

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    17

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    18/35

    rugkerende parodontale abcessen krijgen. Dit laatste is een verschijnsel waarop de

    tandarts alert moet zijn; er zijn gevallen bekend waar de tandarts-parodontoloogde patiënt erop wees dat hij mogelijk diabetes had, hetgeen vervolgens bevestigd

    werd bij de huisarts.

    Diabetes resulteert in vasculaire veranderingen; er treedt verstijving en hyalini-

    satie van de vaatwanden en capillairen op. Dit kan vervolgens leiden tot reductie

    van het zuurstoftransport naar de achterliggende weefsels, reductie in het uittre-

    den van de PMN’s en andere witte bloedcellen en onvoldoende afvoer van afval-

    producten. Ook treedt er een algemene reductie op in de genezing of reparatie en

    regeneratie van weefsels. De PMN’s, de belangrijkste cellen bij de eerstelijns ver-dediging tegen binnendringende bacteriën, worden geremd in hun functie: zij ver-

    tonen een verminderde chemotaxis en fagocytose capaciteit (39).

    Harald Löe, de voormalig directeur van het National Institute of Health, sectie

    Hoofd Hals gebied, heeft dan ook al in 1993 voorgesteld om parodontitis als zesde

    complicatie van diabetes type 2 te beschouwen (40), naast oogafwijkingen, zenuw-

    en nierproblemen, hart- en vaatziekten en necrose van de uiteinden van de lede-

    maten. Ook ik ben er een voorstander van dat parodontale behandeling, het elimi-

    neren van infecties in de mond en daarna het gezond houden van de mond doormiddel van parodontale nazorg, vanuit de basis ziektekostenverzekering verstrekt

    wordt aan diabeten.

    Er bestaan verscheidene wetenschappelijke publicaties waarin wordt aangegeven

    dat parodontale behandeling en eliminatie van mondinfecties een verbetering ge-

    ven van de suikerhuishouding bij diabetici; de insulinegevoeligheid kan erdoor ver-

    beteren (39). De gedachte hierachter is dat chronische parodontitis een bron is

    voor een verhoging van de systemische ontstekingsgraad, wat op zijn beurt weer

    de insulineresistentie doet toenemen (41-43). Bij onderzoek gedaan op ACTA

    hebben we aanwijzingen gevonden dat gezonde mensen, maar wel met parodonti-

    tis, lichte verschijnselen hebben van het metaboolsyndroom: een verhoogde syste-

    mische ontstekingsgraad en een verhoogde insulineresistentie (44). We hebben

    nog geen onderzoek gedaan naar de behandeling van parodontitis op deze parame-

    ters. Er heerst nog onzekerheid over de mogelijkheden van parodontale behande-

    ling op de verbetering van insulineresistentie, en daarom is nader onderzoek hier-

    naar, ook in Nederland, dringend gewenst (39,45).

    B r u n o L o o s

    18

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    19/35

    II. Parodontitis als mogelijke risicofactor bij andere ziekten of situaties

    In de laatste tien jaar is er een toenemend aantal artikelen in onze vakliteratuur

    gepubliceerd waarin gesuggereerd wordt dat parodontitis mogelijk een risicofactor

    is voor premature en dysmature geboortes, longinfecties, atherosclerose en hart-

    en vaatziekten (46-50). Deze associaties hebben met elkaar gemeen dat parodonti-

    tis een bron van infectie is, een chronische haard, vroeger vaak aangeduid als

    ‘focus’  (51). De orale microflora bij parodontitis is in kwantitatieve zin toegeno-

    men (we spreken van een toegenomen  bacterial load ) en bevat in kwalitatieve zin

    veel schadelijke bacteriën, zoals de eerdergenoemde   Porphyromonas gingivalis   en Actinobacillus actinomycetemcomitans. Een onverzorgde en onbehandelde mond gaat

    samen met een verhoogd aantal bacteriën op de mondslijmvliezen, in speeksel en

    in de parodontale pockets. Deze vormen een bron voor transmigratie: enerzijds

    zitten deze in de bloedbaan (bacteriëmie) en anderzijds kunnen deze makkelijk in

    de longen komen en een longinfectie veroorzaken.

    Parodontitis in relatie tot longinfecties

    Vooral ouderen kunnen door een onverzorgde mond met veel tandplaque op de

    tanden en kiezen, die aangedaan zijn door parodontitis, een longinfectie oplopen.

    Ouderen verslikken zich vaker in speeksel of in stukjes voedsel, dat gecontami-

    neerd is met de orale bacteriën. Op die manier komen bacteriën in de longen

    terecht. Ook tandplaque zelf kan in de oudere, onverzorgde mond bacteriën be-

    vatten die traditioneel verantwoordelijk zijn voor longinfecties (46,52-54).

    Binnen de tandheelkunde wordt hiernaar al tien jaar onderzoek gedaan. Pas heel

    recentelijk zijn de collega’s longartsen zich bewust geworden van het feit dat de

    ongezonde mond in kwantitatieve en kwalitatieve zin een belangrijke bron is voor

    longinfecties bij mensen op beademingsapparatuur. Als een patiënt geïntubeerd

    wordt, vindt natuurlijk contact plaats met de orale slijmvliezen en de tong, en

    bacteriën worden zo in de diepere luchtwegen gebracht. Na een goed onderzoek

    in een aantal ziekenhuizen in Nederland (55) is nu het protocol opgesteld dat de

    mondholte eerst gedecontamineerd wordt met chloorhexidine, een spoelmiddel

    dat wij in de parodontologie al bijna veertig jaar gebruiken.

    Bacteriëmieën treden op bij parodontitis

    Er bestaat voldoende bewijs dat zich bij tandheelkundige ingrepen en bij parodon-

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    19

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    20/35

    titis ook een transiente bacteriëmie kan voordoen. Het bekendste voorbeeld is het

    ontstaan van endocarditis (gelukkig zeer zeldzaam) na een bezoek aan de tandarts(56). Vooral patiënten met een aangeboren of verworven hartklepdefect zijn ge-

    voelig voor endocarditis.

    Het is aangetoond dat zich een bacteriëmie kan voordoen na parodontaal sonde-

    ren en na parodontale behandeling (57-59). Er zijn zelfs gevallen bekend van men-

    sen die een lichte verhoging kregen na een intensieve parodontale behandeling.

    Nog interessanter is dat bacteriëmiën misschien wel dagelijks voorkomen bij paro-

    Figuur 6. Een wond op de bovenarm van een figurant ter illustratie van het   ‘totale wondopper-

    vlak’ bij een ernstige en gegeneraliseerde parodontitis. Bij parodontitis is er geülcereerd pockete-

    pitheel, dat spontaan bloedt of gemakkelijk bloedt bij het kauwen, of na parodontaal sonderen, en

    waarop een biofilm van gram-negatieve bacteriën aanwezig is. Deze foto werd in scène gezet in

    1965 door het toenmalige hoofd van de afdeling Parodontologie, prof.dr. L. Coppes. Reeds meer

    dan 40 jaar geleden veronderstelde men dat een chronische onbehandelde parodontitis nadelige

    effecten kon hebben voor de algemene gezondheid; recent onderzoek heeft aangetoond dat be-

    paalde risicomarkers voor hart- en vaatziekten verhoogd zijn bij parodontitis (copyright foto:

    afdeling parodontologie ACTA).

    B r u n o L o o s

    20

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    21/35

    dontitis; ze zijn aangetroffen na kauwen en tandenpoetsen (59-61), met name bij

    de onbehandelde parodontitispatiënten met een hoge bacterial load . Bij een in 2000uitgevoerd onderzoek werd bijvoorbeeld aangetoond dat zich in biopsiën van athe-

    romateuze plaques parodontale pathogenen bevonden (62).

    Zoals hierboven al is aangegeven, heeft het totale parodontium in de gezonde

    situatie een oppervlak van ten minste 75 cm2 (10). Bij een patiënt met ernstige

    parodontitis bij wie gegeneraliseerd diepe pockets voorkomen, kan er een cumula-

    tieve parodontale laesie van zo’n 15 tot 20 cm2 aanwezig zijn. In deze situatie is

    het pocketepitheel geulcereerd en in het onderliggende ontstoken weefsel kunnen

    nu makkelijk bacteriën terechtkomen (Fig. 6). Het is een algemeen aanvaard feitdat een laesie van 15 tot 20 cm2 systemische gevolgen heeft. Helaas zijn parodon-

    tale laesies, i.c. ontstoken pockets, voor zowel de patiënt als de tandarts meestal

    niet goed zichtbaar; de pockets veroorzaken ook geen pijn. Derhalve dient iedere

    tandarts de patiënt altijd ook te controleren op parodontitis, naast de traditionele

    cariësdiagnostiek, met de DPSI (Dutch Periodontal Screening Index) (63). Men zal

    er bij ernstige gevallen van parodontitis, in samenhang met een onverzorgde

    mond, op moeten rekenen dat zich dagelijks of ten minste veelvuldig een bacterië-

    mie voordoet. Niet alleen intacte bacteriën, maar ook endotoxinen, die een be-langrijk component van de paropathogenen vormen, kunnen weglekken in de cir-

    culatie (60).

    Parodontitis in relatie tot atherosclerose en hart- en vaatziekten

    Uit epidemiologische onderzoeken die zich uitstrekken over een langere periode,

    is gebleken dat parodontitis een extra risicofactor is voor hart- en vaatziekten. In

    een belangrijke meta-analyse (64) is een aantal onderzoeken samengevat, waarbij

    werd gekeken naar het verband tussen parodontitis en coronaire hartziekten. De

    bevindingen waren dat er bij de aanwezigheid van parodontitis een 19% grotere

    kans bestaat op het ontstaan van myocardinfarcten dan het   ‘normale’  risico op

    basis van reeds erkende risicofactoren. Deze toegenomen kans loopt op tot 44%

    als men zich beperkt tot studies met proefpersonen jonger dan 65 jaar. In een

    twaalf jaar durende longitudinale studie bij meer dan 40.000 mannen vond men

    dat het   ‘gemiddelde’ risico op een beroerte (herseninfarct) met 60% toeneemt als

    de persoon aan chronische parodontitis lijdt (65). Het is belangrijk te vermelden

    dat het verwijderen van tanden en kiezen geen oplossing lijkt te bieden voor de

    verhoogde risico’s, want mensen zonder tanden en kiezen hebben ook een ver-

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    21

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    22/35

    hoogd risico ten opzichte van het   ‘normale’ risico (66). De reden hiervoor is nog

    onbekend, maar wij speculeren dat juist tandenloosheid het gevolg kan zijn vanparodontitis in het verleden. In het verleden heeft het parodontitisproces dan dus

    een negatief effect gehad op de conditie van het hart- en vaatstelsel (zie hieron-

    der).

    De oorzaak van een myocardinfarct of een beroerte is het optreden van athero-

    trombose en vervolgens ischemie van de achterliggende weefsels. Atherotrombose

    is over het algemeen het gevolg van een vergevorderd stadium van atherosclerose.

    Hierbij ontstaat ook een ontstekingsreactie rond en in de vaatwand. In het laatste

    decennium heeft de aanwezigheid van zo’n chronische ontsteking in het atheros-clerotisch proces steeds meer aandacht gekregen. Tegenwoordig wordt ook ge-

    dacht dat bacteriën afkomstig van een chronisch infectieus proces ergens in het

    lichaam, mogelijk een rol spelen (67,68). Bacteriën die tijdens een transiente bac-

    teriëmie in de bloedbaan terechtkomen, kunnen zich nestelen in een atheroma-

    teuze plaque en zo de reeds bestaande inflammatoire reacties in de vaatwand ver-

    ergeren en het atherosclerotisch proces en/of atherotrombose versnellen (62,67-

    69).

    In de laatste jaren zijn er een aantal studies gepubliceerd die aangeven dat paro-dontitis inderdaad is geassocieerd met atherosclerose (70,71). In deze studies par-

    ticipeerden mensen met parodontitis en mensen zonder parodontitis bij wie daar-

    naast (nog) nooit enige vorm van hart- en vaatziekten (hartinfact, beroerte,

    thrombose) was vastgesteld. Met echo-apparatuur werd de dikte van de halsslaga-

    ders vastgesteld; dit is een maat voor atherosclerose. Personen met parodontitis

    blijken halsslagaders te hebben met een iets dikkere wand, in vergelijking met

    mensen zonder parodontitis. In een pilotstudie bij Nederlandse parodontitispatiën-

    ten hebben wij hiervoor ook aanwijzingen gevonden (72). In een Amerikaanse

    studie werd bovendien aangetoond dat de dikte van de vaatwand van de halsslaga-

    ders, dus de mate van atherosclerose, direct gecorreleerd is aan de toename van

    het aantal schadelijke bacteriën in de parodontale pockets (73).

    De functionaliteit en elasticiteit van de bloedvaten, en de functionaliteit van de

    endotheliale bekleding als maat voor een normale functie of atherosclerotische

    veranderingen, kunnen bovendien gemeten worden met behulp van geïnduceerde

    bloedvatverwijding (Flow Mediated Dilation; FMD). Dit is een proef waarbij de

    slagader van de arm afgekneld wordt met een opblaasbare manchet, die na 5 mi-

    nuten weer wordt verwijderd. Vervolgens vertoont de slagader een zekere mate

    B r u n o L o o s

    22

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    23/35

    van verwijding om de bloedtoevoer te vergroten naar de onderarm en hand, die

    enige tijd van zuurstofrijk bloed zijn verstoken. Deze verwijding vindt mindergoed plaats in de verstijfde   –   lees atherosclerotische   –  slagader of slagader met

    een verminderde endotheel celfunctie. Het is aangetoond dat bij parodontitis de

    FMD minder groot is dan bij personen zonder parodontitis (74). Maar belangrij-

    ker nog is dat studies hebben aangetoond dat de FMD bij parodontitispatiënten

    verbetert of zich zelfs normaliseert na een uitgebreide parodontale behandeling

    (75-78). Hiermee is aangetoond dat parodontale behandeling niet alleen een ge-

    zonde mond oplevert, maar ook de conditie van de bloedvaten kan verbeteren.

    Het mechanisme hierachter is overigens nog niet bekend.

    Biochemische markers van hart- en vaatziekten bij parodontitis

    Er zijn diverse onderzoeken gepubliceerd die de systemische effecten van parodon-

    titis gemeten hebben. Dacht men vroeger dat parodontitis een ziekte in de mond-

    holte was die verder geen effecten op afstand zou hebben, tegenwoordig weten we

    beter (79). Aan een buisje perifeer bloed van een parodontitispatiënt is het één enander te meten. Op dit gebied bestaan er onder andere studies naar biomarkers

    van hart- en vaatziekten. Deze bevindingen hebben geholpen om de epidemiologi-

    sche relaties tussen parodontitis en hart- en vaatziekten beter te begrijpen. Pro-

    thrombotische markers, pro-inflammatoire cytokinen en acute fase-eiwitten zijn in

    het laatste decennium regelmatig geanalyseerd (80).

    Markers met een prothrombotisch effect

    Een prothrombotische situatie wordt gekenmerkt doordat hierbij een grotere kans

    aanwezig is dat zich een bloedstolseltje vormt (thrombogenese) en/of dat een

    eventueel (micro)thrombus minder snel wordt afgebroken (fibrinolyse). Met an-

    dere woorden, er bestaat een onevenwichtige balans tussen pro-coagulante en

    anti-coagulante moleculen.

    Verschillende biochemische factoren in plasma kunnen bijdragen aan een pro-

    thrombotische situatie bij patiënten met parodontitis. Bijvoorbeeld fibrinogeen   – 

    een eiwit dat geproduceerd wordt door de lever en een essentieel onderdeel uit-

    maakt van de bloedstollingscascade   –  blijkt vaak in wat verhoogde mate aanwezig

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    23

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    24/35

    te zijn bij parodontitispatiënten (80). Behandeling van parodontitis kan helpen om

    de verhoogde fibrinogeenspiegels te reduceren (81).Een prothrombotische situatie in de parodontitispatiënt kan mede veroorzaakt

    worden door bloedplaatjes die in een verhoogde staat van activatie verkeren. Het

    is nu genoegzaam bekend dat allerlei chronische ontstekingsziekten alsook bacte-

    riën en bacteriële producten in de bloedcirculatie bloedplaatjes kunnen activeren

    (82). Nieuwe gegevens uit onze kliniek tonen aan dat het oplosbare P-selectine   – 

    een belangrijke marker van geactiveerde bloedplaatjes   –  verhoogd aanwezig is in

    patiënten met parodontitis (gecorrigeerd voor mogelijk verstorende variabelen)

    (83).Naast het feit dat bij parodontitis de factoren die thrombogenese kunnen bevor-

    deren, zijn toegenomen, lijkt het erop dat hierbij ook fibrinolyse geremd is. Pa-

    tiënten met parodontitis hebben hogere spiegels van PAI-1 (plasminogeen activator

    inhibitor-1), een molecuul dat de afbraak van een microthrombus remt (84). PAI-

    1 wordt beschouwd als een haemostatische factor die kan bijdragen aan de predis-

    positie voor hart- en vaatziekten (85).

    C-reactief eiwit (CRP)

    In de lever wordt een aantal acute fase-eiwitten aangemaakt. Het meeste onder-

    zoek is verricht naar C-reactief eiwit (C-reactive protein [CRP]). Dit acute fase-

    eiwit wordt aangemaakt in de lever als reactie op een infectie of ontstekingsproces.

    Dit gebeurt voornamelijk onder invloed van een verhoogde concentratie interleu-

    kin-6 (IL-6). Wanneer zich een infectie en/of ontsteking voordoet, is de concen-

    tratie IL-6 toegenomen, en dit stimuleert de lever. Belangrijk is dat er een verband

    bestaat tussen CRP en hart- en vaatziekten; het relatieve risico op hart- en vaat-

    aandoeningen is minstens tweemaal zo hoog wanneer de plasmaconcentratie CRP

    >2.1 mg/l is (86,87). Verscheidene studies, waaronder twee uit onze eigen

    groep, hebben aangetoond dat spiegels CRP bij parodontitis verhoogd zijn ten

    opzichte van gezonde controles. De gerapporteerde gemiddelde waarden van het

    CRP bij parodontitispatiënten was altijd >2.1 mg/l (range 2,40   –  9,12 mg/l),

    terwijl gemiddelde CRP-waarden van controles meestal (6 van 8 studies) onder

    de 2.1 mg/l vallen (range 0,87   –  2,46 mg/l) (80). De verhoging van de concen-

    tratie CRP bij parodontitis is dosisafhankelijk. Dat wil zeggen dat patiënten met

    ernstige parodontitis gemiddeld de hoogste concentratie CRP hebben en de con-

    B r u n o L o o s

    24

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    25/35

    trolepersonen de laagste, terwijl de waarden van patiënten met matig ernstige

    parodontitis hier tussenin liggen (88).Naast het hierboven gerefereerde traditionele overzichtsartikel, hebben we een

    systematisch onderzoek van de literatuur en een meta-analyse uitgevoerd naar

    CRP bij parodontitis (89). De literatuur geeft aan dat de gemiddelde concentratie

    CRP bij patiënten (range 2,20  –  5,78 mg/l) significant hoger ligt dan bij controle-

    personen (range 0,87   –   3,00) (gewogen verschil tussen patiënten en controles

    1,65 mg/l). In een eerste analyse werd echter gevonden dat er een belangrijke

    mate van heterogeniteit tussen individuele studies bestaat, wat er wellicht op duidt

    dat niet alle gebruikte onderzoeken volledig vergelijkbaar waren. Twee onderzoe-ken hebben bijgedragen aan de heterogeniteit van deze analyse, omdat deze ex-

    treem verschilden van de andere studies wat betreft de sociaal-economische status

    en het geslacht van de onderzochte groepen. Daarom lieten we deze twee onder-

    zoeken bij een volgende analyse buiten beschouwing. Daaruit kwam heel duidelijk

    een significant gewogen verschil naar voren tussen mensen met parodontitis (range

    gemiddeld CRP 2,30   –  5,00 mg/l) en die uit een gezonde controlegroep (range

    gemiddeld CRP 0,87   –  3,00 mg/l) van 1,56 mg/l. Heel consequent is dus nog-

    maals aangetoond dat bij het toepassen van strenge inclusiecriteria van gepubli-ceerde onderzoeken, de gemiddelde concentraties CRP bij parodontitis verhoogd

    zijn ten opzichte van controles (89). Wel moet in ogenschouw genomen worden

    dat parodontitis een van de factoren is die geassocieerd kan zijn met een verhoogd

    CRP, want andere (obscure) infectieuze   –  en ontstekingsprocessen, overgewicht,

    roken en alcoholisme kunnen CRP-spiegels ook beïnvloeden. In de parodontale

    literatuur wordt hiervoor niet altijd gecorrigeerd.

    Het aantal parodontale behandelstudies in de literatuur die het effect op CRP-

    concentraties in plasma onderzoeken, is beperkt en de follow-up van behandelde

    patiënten is vaak nog van relatief korte duur (89). Desalniettemin lijkt het erop

    dat behandeling van parodontitis CRP-spiegels doet verlagen tot een niveau dat

    vergelijkbaar is met gezonde controles (78,90). Parodontale behandeling heeft dus

    een gunstig effect op de patiënt: gemiddeld genomen kan parodontale behandeling

    de biomarker voor hart- en vaatziekten verlagen. Overigens, hoe CRP zich func-

    tioneel gedraagt met betrekking tot de relatie parodontitis en hart- en vaatziekten,

    is niet bekend.

    Graag zouden we verder uitzoeken wat het functionele verband is tussen de

    verhoogde concentraties CRP en parodontitis: werkt het CRP als opsonine om

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    25

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    26/35

    bijvoorbeeld P. gingivalis makkelijker uit de circulatie te laten verwijderen? Verder

    willen wij graag onderzoeken of CRP in plasma, of wellicht een andere plasma-marker, kan worden gebruikt als indicatie voor orale gezondheid. Kan CRP wor-

    den gebruikt als marker voor het eindpunt van parodontale behandeling. Is de be-

    handeling voldoende of moet de ondersteunende parodontale zorg worden

    voortgezet? Op deze manier brengen we tandheelkundige zorg in verband met

    algemene gezondheid en kunnen we mondzorg wellicht individueel afstemmen.

    Bovendien zoeken wij naar biomarkers van algemene gezondheid die verhoogd

    zijn bij parodontitis en in het speeksel te meten zijn. In de toekomst verwacht ik

    dat de farmaceutische industrie of technologische bedrijven, zoals Philips, metzogenoemde biosensoren in speeksel verscheidene belangrijke biomarkers kunnen

    aantonen (91,92). Op die manier gaan we echt een stap verder, op weg naar

    mondzorg op maat  –  direct aan de tandartsenstoel!

    Conclusies

    Parodontitis is een complexe ziekte. Het antwoord op de vraag waarom sommigemensen vatbaar zijn voor parodontitis komt dichterbij nu we in grootschalig on-

    derzoek erfelijke én omgevingsfactoren én leefstijl kunnen combineren in een mul-

    tifactorieel ziektemodel. Parodontitis kan optreden bij mensen bij wie de weer-

    stand is verlaagd, bijvoorbeeld bij leukemie, zeldzame syndromen, en bij mensen

    die weerstand verlagende medicatie gebruiken; maar juist ook bij suikerziekte,

    omdat diabeten extra gevoelig zijn voor infecties. Waar parodontitis secundair op-

    treedt als gevolg van een andere, primaire aandoening is het van groot belang, dat

    de infecties in de mond behandeld worden en dat de mond daarna gezond wordt

    gehouden door middel van parodontale nazorg. In deze situaties zou deze mond-

    zorg vanuit de basis ziektekostenverzekering aan ernstig zieken en diabeten ver-

    strekt moeten worden.

    Verder is het duidelijk dat de effecten van parodontitis zich niet beperken tot de

    mond, maar systemisch kunnen zijn. Bacteriën uit de parodontale laesies kunnen

    door het lichaam circuleren en de systemische ontstekingsgraad verhogen. Patiën-

    ten met parodontitis hebben een tendens tot een pro-thrombotische status; de

    voorspellende marker van hart- en vaatziekten   –  CRP   –  is bij parodontitis conse-

    quent verhoogd. In het licht van deze bevindingen is het niet eens zo opmerkelijk

    B r u n o L o o s

    26

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    27/35

    dat parodontitis, naast andere bekende risicofactoren, óók een risicofactor voor

    hart- en vaatziekten is. Parodontale behandeling geeft in ieder geval een verbete-ring van de kwaliteit en functie van bloedvaten en verlaagt de spiegels van fibrino-

    geen en CRP. In dit kader lijkt het mij dus ook een noodzaak dat parodontitispa-

    tiënten altijd behandeld worden, gewoon binnen de basis ziektekostenverzekering,

    net zoals behandeling van alle andere chronische infectie- en ontstekingsziekten

    geheel binnen de basisverzekering voor iedereen toegankelijk is: hier speelt ge-

    zondheid een rol. Met andere woorden: een gezonde mond in een gezond lichaam!

    Dankwoorden

    Tijdens mijn klinische opleiding in de parodontologie in Loma Linda (VS), tijdens

    mijn promotietraject en   ‘post-doc’-periode in Buffalo (VS), en vooral ook tijdens

    mijn werkzaamheden op ACTA heb ik van talloze mensen ongelofelijk veel geleerd

    en met velen fantastisch samengewerkt. Ik wil hen allen hiervoor heel hartelijk

    bedanken.

    Daarnaast wil ik vooral Ubele van de Velden danken voor de bijzonder fijnesamenwerking, voor de ruimte en vrijheid die hij mij gaf, en geeft, om mijn ideeën

    uit te werken en ambities te verwezenlijken.

    Ik wil Jantien en onze kinderen bedanken voor hun support aan en geduld met

    mij en voor de ruimte die ze mij geven om altijd weer met dit intrigerende vak-

    gebied bezig te zijn.

    O s s a n u m i n c o r p o r e s a n o

    27

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    28/35

    Ik heb gezegd.

    B r u n o L o o s

    28

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    29/35

    Literatuur 

    1. Löe, H., Theilade, E., Jensen, S.B. (1965). Experimental gingivitis in man. J Periodon-

    tol , 36, 177-187

    2. Theilade, E., Wright, W.H., Jensen, S.B., Löe, H. (1966). Experimental gingivitis in

    man. II. A longitudinal clinical and bacteriological investigation.   J Periodontal Res, 1,

    1-13

    3. Van der Velden, U. (2000). Diagnosis of periodontitis. J Clin Periodontol , 27, 960-9614. Van der Velden, U. (2005). Purpose and problems of periodontal disease classification.

    Periodontol 2000, 39, 13-21

    5. Brown, L.J., Oliver, R.C., Löe, H. (1990). Evaluating periodontal status of US em-

    ployed adults. J Am Dent Assoc , 121, 226-232

    6. Gjermo, P. (1998). Epidemiology of periodontal diseases in Europe.   J Parodontol Im-

     plantol , 17, 111-121

    7. Loos, B.G.,  Immunologische reacties bij parodontitis, in Handboek Parodontologie, Quirijnen

    M, Van Steenberghe D, Beertsen W, Van der Velden U, Editors. 2003, Bohn Stafleu

    Van Loghum: Houten, the Netherlands. D1.1, p. 1-378. Loos, B.G., Van der Velden, U., Vatbaarheid voor parodontitis, in Handboek Parodontologie,

    Quirijnen M, Van Steenberghe D, Beertsen W, Van der Velden U, Editors. 2006, Bohn

    Stafleu Van Loghum: Houten, the Netherlands. C3, p. 1-34

    9. KNAW (2006). Multifactoriële aandoeningen in het genomics-tijdperk. Koninklijke Ne-

    derlandse Akademie van Wetenschappen,

    10. Loos, B.G., John, R.P., Laine, M.L. (2005). Identification of genetic risk factors for

    periodontitis and possible mechanisms of action. J Clin Periodontol , 32 Suppl 6, 159-179

    11. Van Winkelhoff, A.J., Loos, B.G., Van der Reijden, W.A., Van der Velden, U. (2002).

    Porphyromonas gingivalis, Bacteroides forsythus and other putative periodontal pathogens in

    subjects with and without periodontal destruction.  J Clin Periodontol , 29, 1023-1028

    12. Bergström, J. (2006). Periodontitis and smoking: an evidence-based appraisal.   J Evid 

    Based Dent Pract, 6, 33-41

    13. Palmer, R.M., Wilson, R.F., Hasan, A.S., Scott, D.A. (2005). Mechanisms of action

    of environmental factors – tobacco smoking. J Clin Periodontol , 32 Suppl 6, 180-195

    14. Xu, L., Loos, B.G., Craandijk, J., Ritsema, E., Huffels, R.A., Van der Velden, U.

    (2002). Teeth with periodontal bone loss, cigarette smoking and plasma cotinine levels.

     J Int Acad Periodontol , 4, 39-43

    15. Heasman, L., Stacey, F., Preshaw, P.M., McCracken, G.I., Hepburn, S., Heasman, P.

    A. (2006). The effect of smoking on periodontal treatment response: a review of clini-cal evidence. J Clin Periodontol , 33, 241-253

    29

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    30/35

    16. Amaliya, Timmerman, M.F., Abbas, F., Loos, B.G., Van der Weijden, G.A., Van

    Winkelhoff, A.J., Winkel, E.G., Van der Velden, U. (2007). Java project on periodon-

    tal diseases: the relationship between vitamin C and the severity of periodontitis.  J Clin

    Periodontol , 34, 299-304

    17. De Haar, S.F., Hiemstra, P.S., Van Steenbergen, M.T., Everts, V., Beertsen, W.

    (2006). Role of polymorphonuclear leukocyte-derived serine proteinases in defense

    against Actinobacillus actinomycetemcomitans. Infect Immun, 74, 5284-5291

    18. Seymour, R.A., Heasman, P.A. Durgs, diseases and the periodontium. New York:

    Oxford University Press; 1992

    19. Loos, B.G., Roos, M.T., Schellekens, P.T., Van der Velden, U., Miedema, F. (2004).

    Lymphocyte numbers and function in relation to periodontitis and smoking.  J Periodon-

    tol , 75, 557-564

    20. Torres de Heens, G.L., Kikkert, R., Aarden, L.A., Van der Velden, U., Loos, B.G.

    (2007). Effects of smoking on the ex vivo cytokine production in periodontitis.  J Peri-

    odontol Res, submitted

    21. Fokkema, S.J., Loos, B.G., Slegte, C., Van der Velden, U. (2002). A type 2 response

    in lipopolysaccharide (LPS)-stimulated whole blood cell cultures from periodontitis

    patients. Clin Exp Immunol , 127, 374-378

    22. Nicu, E., Van der Velden, U., Everts, V., Van Winkelhoff, A.J., Roos, D., Loos, B.G.

    (2007). Hyper-reactive PMNs in Fc γRIIa 131 H/H genotype periodontitis patients.

     J Clin Periodontol , submitted23. Craandijk, J., Van Krugten, M.V., Verweij, C.L., Van der Velden, U., Loos, B.G.

    (2002). Tumor necrosis factor-alpha gene polymorphisms in relation to periodontitis.

     J Clin Periodontol , 29, 28-34

    24. Loos, B.G., Leppers-Van de Straat, F.G., Van de Winkel, J.G., Van der Velden, U.

    (2003). Fcgamma receptor polymorphisms in relation to periodontitis. J Clin Periodon-

    tol , 30, 595-602

    25. Laine, M.L., Farre, M.A., Gonzalez, G., Van Dijk, L.J., Ham, A.J., Winkel, E.G.,

    Crusius, J.B., Vandenbroucke, J.P., Van Winkelhoff, A.J., Pena, A.S. (2001). Poly-

    morphisms of the interleukin-1 gene family, oral microbial pathogens, and smoking inadult periodontitis. J Dent Res, 80, 1695-1699

    26. Laine, M.L., Morre, S.A., Murillo, L.S., Van Winkelhoff, A.J., Pena, A.S. (2005).

    CD14 and TLR4 gene polymorphisms in adult periodontitis. J Dent Res, 84, 1042-1046

    27. Louropoulou, A., Van der Velden, U., Schoenmaker, T., Catsburg, A., Savelkoul, P.,

    Loos, B.G. (2007). Mannose-binding lectin (MBL) gene polymorphisms in relation to

    periodontitis. J Clin Periodontol , in preparation

    28. Teeuw, W.J., Coelho, L., Silva, A., Van der Palen, C., Lessman, F.G.J.M., Van der

    Velden, U., Loos, B.G. (2007). Validation of a Dental Image Analyzer (DIA) tool to

    measure alveolar bone loss in periodontitis patients.  J Clin Periodontol , in preparation

    30

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    31/35

    29. Moustakis, V.S., Laine, M.L., Koumakis, L., Potamias, G., Zampetakis, L., Loos, B.

    G. (2007). Modeling Genetic Susceptibility: a case study in periodontitis.  Proceedings of 

    ‘  Intelligent Data Analysis in BioMedicine and Pharmacology (IDAMAP)’, http://www.ida-

    map.org/idamap2007

    30. Laine, M.L., Moustakis, V., Koumakis, L., Potamias, G., Zampetakis, L., Van der

    Velden, U., Van Winkelhoff, A.J., Loos, B.G. (2007). Modeling genetic susceptibility

    of periodontitis. Genes Immun, in preparation

    31. Laine, P.O., Lindqvist, J.C., Pyrhonen, S.O., Strand-Pettinen, I.M., Teerenhovi, L.

    M., Meurman, J.H. (1992). Oral infection as a reason for febrile episodes in lympho-

    ma patients receiving cytostatic drugs.  Eur J Cancer B Oral Oncol , 28B, 103-107

    32. Epstein, J.B., Stevenson-Moore, P. (2001). Periodontal disease and periodontal mana-

    gement in patients with cancer. Oral Oncol , 37, 613-619

    33. Raber-Durlacher, J.E., Barasch, A., Peterson, D.E., Lalla, R.V., Schubert, M.M., Fib-

    be, W. (2004). Oral complications and management considerations in patients treated

    with high-dose chemotherapy. Inv Rev Supp Cancer Therapy , 1, 219-229

    34. McGuire, D.B., Correa, M.E., Johnson, J., Wienandts, P. (2006). The role of basic

    oral care and good clinical practice principles in the management of oral mucositis.

    Support Care Cancer , 14, 541-547

    35. Reynolds, M.A., Minah, G.E., Peterson, D.E., Weikel, D.S., Williams, L.T., Over-

    holser, C.D., DePaola, L.G., Suzuki, J.B. (1989). Periodontal disease and oral micro-

    bial successions during myelosuppressive cancer chemotherapy.   J Clin Periodontol , 16,185-189

    36. Raber-Durlacher, J.E., Epstein, J.B., Raber, J., Van Dissel, J.T., Van Winkelhoff, A.J.,

    Guiot, H.F., Van der Velden, U. (2002). Periodontal infection in cancer patients trea-

    ted with high-dose chemotherapy. Support Care Cancer , 10, 466-473

    37. Seidell, J.C. (2000). Obesity, insulin resistance and diabetes   –  a worldwide epidemic.

    Br J Nutr , 83 Suppl 1, S5-8

    38. Yoon, K.H., Lee, J.H., Kim, J.W., Cho, J.H., Choi, Y.H., Ko, S.H., Zimmet, P.,

    Son, H.Y. (2006). Epidemic obesity and type 2 diabetes in Asia.  Lancet, 368, 1681-

    168839. Mealey, B.L., Oates, T.W. (2006). Diabetes mellitus and periodontal diseases.  J Perio-

    dontol , 77, 1289-1303

    40. Löe, H. (1993). Periodontal disease. The sixth complication of diabetes mellitus. Dia-

    betes Care, 16, 329-334

    41. Shoelson, S.E., Lee, J., Goldfine, A.B. (2006). Inflammation and insulin resistance.

     J Clin Invest, 116, 1793-1801

    42. Nishimura, F., Iwamoto, Y., Soga, Y. (2007). The periodontal host response with dia-

    betes. Periodontol 2000, 43, 245-253

    43. Saito, T., Shimazaki, Y. (2007). Metabolic disorders related to obesity and periodontaldisease. Periodontol 2000, 43, 254-266

    31

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    32/35

    44. Ten Heggeler, J.M.A.G., Timmerman, M.F., Bizzarro, S., Leivadaros, E., Hoek, F.J.,

    Bakker, S.J.L., Gans, R.O.B., Van der Velden, U., Loos, B.G. (2007). Non-diabetic

    periodontitis patients have a tendency to suffer from the metabolic syndrome. A pilot

    study. J. Clin. Periodontol , in preparation

    45. Pihlstrom, B.L., Michalowicz, B.S., Johnson, N.W. (2005). Periodontal diseases. Lan-

    cet, 366, 1809-1820

    46. Scannapieco, F.A., Bush, R.B., Paju, S. (2003). Associations between periodontal dis-

    ease and risk for nosocomial bacterial pneumonia and chronic obstructive pulmonary

    disease. A systematic review. Ann Periodontol , 8, 54-69

    47. Meurman, J.H., Sanz, M., Janket, S.J. (2004). Oral health, atherosclerosis, and cardi-

    ovascular disease. Crit Rev Oral Biol Med , 15, 403-413

    48. Chun, Y.H., Chun, K.R., Olguin, D., Wang, H.L. (2005). Biological foundation for

    periodontitis as a potential risk factor for atherosclerosis.  J Periodontal Res, 40, 87-95

    49. Jarjoura, K., Devine, P.C., Perez-Delboy, A., Herrera-Abreu, M., D'Alton, M., Papa-

    panou, P.N. (2005). Markers of periodontal infection and preterm birth.  Am J Obstet

    Gynecol , 192, 513-519

    50. Andriankaja, O.M., Genco, R.J., Dorn, J., Dmochowski, J., Hovey, K., Falkner, K.

    L., Scannapieco, F., Trevisan, M. (2006). The use of different measurements and defi-

    nitions of periodontal disease in the study of the association between periodontal dis-

    ease and risk of myocardial infarction.  J Periodontol , 77, 1067-1073

    51. Li, X., Kolltveit, K.M., Tronstad, L., Olsen, I. (2000). Systemic diseases caused byoral infection. Clin Microbiol Rev , 13, 547-558

    52. Russell, S.L., Boylan, R.J., Kaslick, R.S., Scannapieco, F.A., Katz, R.V. (1999). Res-

    piratory pathogen colonization of the dental plaque of institutionalized elders. Spec Care

    Dentist, 19, 128-134

    53. Scannapieco, F.A. (1999). Role of oral bacteria in respiratory infection.  J Periodontol ,

    70, 793-802

    54. Scannapieco, F.A., Ho, A.W. (2001). Potential associations between chronic respirato-

    ry disease and periodontal disease: analysis of National Health and Nutrition Examina-

    tion Survey III. J Periodontol , 72, 50-5655. Koeman, M., Van der Ven, A.J., Hak, E., Joore, H.C., Kaasjager, K., De Smet, A.G.,

    Ramsay, G., Dormans, T.P., Aarts, L.P., De Bel, E.E., Hustinx, W.N., Van der Tweel,

    I., Hoepelman, A.M., Bonten, M.J. (2006). Oral decontamination with chlorhexidine

    reduces the incidence of ventilator-associated pneumonia.  Am J Respir Crit Care Med ,

    173, 1348-1355

    56. Martin, M.V., Longman, L.P., Forde, M.P., Butterworth, M.L. (2007). Infective en-

    docarditis and dentistry: the legal basis for an association.  Br Dent J , E15

    57. Quirynen, M., Mongardini, C., De Soete, M., Pauwels, M., Coucke, W., Van Eldere,

     J., Van Steenberghe, D. (2000). The role of chlorhexidine in the one-stage full-mouth

    32

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    33/35

    disinfection treatment of patients with advanced adult periodontitis. Long-term clinical

    and microbiological observations. J Clin Periodontol , 27, 578-589

    58. Daly, C.G., Mitchell, D.H., Highfield, J.E., Grossberg, D.E., Stewart, D. (2001).

    Bacteremia due to periodontal probing: a clinical and microbiological investigation.

     J Periodontol , 72, 210-214

    59. Kinane, D.F., Riggio, M.P., Walker, K.F., MacKenzie, D., Shearer, B. (2005). Bacte-

    raemia following periodontal procedures. J Clin Periodontol , 32, 708-713

    60. Geerts, S.O., Nys, M., De, M.P., Charpentier, J., Albert, A., Legrand, V., Rompen,

    E.H. (2002). Systemic release of endotoxins induced by gentle mastication: association

    with periodontitis severity. J Periodontol , 73, 73-78

    61. Forner, L., Larsen, T., Kilian, M., Holmstrup, P. (2006). Incidence of bacteremia after

    chewing, tooth brushing and scaling in individuals with periodontal inflammation.

     J Clin Periodontol , 33, 401-407

    62. Haraszthy, V.I., Zambon, J.J., Trevisan, M., Zeid, M., Genco, R.J. (2000). Identifica-

    tion of periodontal pathogens in atheromatous plaques.  J Periodontol , 71, 1554-1560

    63. NVvP (1999). Periodiek screenen van de parodontale conditie met de DPSI. De 'ge-

    modificeerde CPITN' wordt DPSI.   Nederlandse Vereniging voor Parodontologie, http://

    www.nvvp.com/img/columns/column_23_1999.pdf?PHPSESSID=a1997e663856-

    be663859c662335d663850ab663852c663796d663856f663992

    64. Janket, S.J., Baird, A.E., Chuang, S.K., Jones, J.A. (2003). Meta-analysis of periodon-

    tal disease and risk of coronary heart disease and stroke. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod , 95, 559-569

    65. Joshipura, K.J., Hung, H.C., Rimm, E.B., Willett, W.C., Ascherio, A. (2003). Peri-

    odontal disease, tooth loss, and incidence of ischemic stroke. Stroke, 34, 47-52

    66. Hujoel, P.P., Drangsholt, M., Spiekerman, C., Derouen, T.A. (2001). Examining the

    link between coronary heart disease and the elimination of chronic dental infections.

     J Am Dent Assoc , 132, 883-889

    67. Ott, S.J., El Mokhtari, N.E., Musfeldt, M., Hellmig, S., Freitag, S., Rehman, A.,

    Kuhbacher, T., Nikolaus, S., Namsolleck, P., Blaut, M., Hampe, J., Sahly, H., Rein-

    ecke, A., Haake, N., Gunther, R., Kruger, D., Lins, M., Herrmann, G., Folsch, U.R.,Simon, R., Schreiber, S. (2006). Detection of diverse bacterial signatures in atheros-

    clerotic lesions of patients with coronary heart disease.  Circulation, 113, 929-937

    68. Spahr, A., Klein, E., Khuseyinova, N., Boeckh, C., Muche, R., Kunze, M., Rothenba-

    cher, D., Pezeshki, G., Hoffmeister, A., Koenig, W. (2006). Periodontal infections and

    coronary heart disease: role of periodontal bacteria and importance of total pathogen

    burden in the Coronary Event and Periodontal Disease (CORODONT) study.   Arch

    Intern Med , 166, 554-559

    69. Pucar, A., Milasin, J., Lekovic, V., Vukadinovic, M., Ristic, M., Putnik, S., Kenney, E.

    B. (2007). Correlation between atherosclerosis and periodontal putative pathogenic

    33

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    34/35

    bacterial infections in coronary and internal mammary arteries. J Periodontol , 78, 677-

    682

    70. Beck, J.D., Elter, J.R., Heiss, G., Couper, D., Mauriello, S.M., Offenbacher, S.

    (2001). Relationship of periodontal disease to carotid artery intima-media wall thick-

    ness: the atherosclerosis risk in communities (ARIC) study. Arterioscler Thromb Vasc Biol ,

    21, 1816-1822

    71. Soder, P.O., Soder, B., Nowak, J., Jogestrand, T. (2005). Early carotid atherosclerosis

    in subjects with periodontal diseases. Stroke, 36, 1195-1200

    72. Leivadaros, E., Van der Velden, U., Bizzarro, S., Ten Heggeler, J.M., Gerdes, V.E.,

    Hoek, F.J., Nagy, T.O., Scholma, J., Bakker, S.J., Gans, R.O., Ten Cate, H., Loos, B.

    G. (2005). A pilot study into measurements of markers of atherosclerosis in periodon-

    titis. J Periodontol , 76, 121-128

    73. Desvarieux, M., Demmer, R.T., Rundek, T., Boden-Albala, B., Jacobs, D.R., Jr.,

    Sacco, R.L., Papapanou, P.N. (2005). Periodontal microbiota and carotid intima-media

    thickness: the Oral Infections and Vascular Disease Epidemiology Study (INVEST).

    Circulation, 111, 576-582

    74. Amar, S., Gokce, N., Morgan, S., Loukideli, M., Van Dyke, T.E., Vita, J.A. (2003).

    Periodontal disease is associated with brachial artery endothelial dysfunction and syste-

    mic inflammation. Arterioscler Thromb Vasc Biol , 23, 1245-1249

    75. Mercanoglu, F., Oflaz, H., Oz, O., Gokbuget, A.Y., Genchellac, H., Sezer, M., Nisa-

    nci, Y., Umman, S. (2004). Endothelial dysfunction in patients with chronic periodon-titis and its improvement after initial periodontal therapy. J Periodontol , 75, 1694-1700

    76. Seinost, G., Wimmer, G., Skerget, M., Thaller, E., Brodmann, M., Gasser, R.,

    Bratschko, R.O., Pilger, E. (2005). Periodontal treatment improves endothelial dys-

    function in patients with severe periodontitis. Am Heart J , 149, 1050-1054

    77. Elter, J.R., Hinderliter, A.L., Offenbacher, S., Beck, J.D., Caughey, M., Brodala, N.,

    Madianos, P.N. (2006). The effects of periodontal therapy on vascular endothelial func-

    tion: a pilot trial. Am Heart J , 151, 47

    78. Tonetti, M.S., D'Aiuto, F., Nibali, L., Donald, A., Storry, C., Parkar, M., Suvan, J.,

    Hingorani, A.D., Vallance, P., Deanfield, J. (2007). Treatment of periodontitis andendothelial function. N Engl J Med , 356, 911-920

    79. Goymerac, B., Woollard, G. (2004). Focal infection: a new perspective on an old

    theory. Gen Dent, 52, 357-361

    80. Loos, B.G. (2005). Systemic markers of inflammation in periodontitis. J Periodontol ,

    76, 2106-2115

    81. Mattila, K., Vesanen, M., Valtonen, V., Nieminen, M., Palosuo, T., Rasi, V., Asikai-

    nen, S. (2002). Effect of treating periodontitis on C-reactive protein levels: a pilot

    study. BMC Infect Dis, 2, 30

    82. Klinger, M.H., Jelkmann, W. (2002). Role of blood platelets in infection and inflam-mation. J Interferon Cytokine Res, 22, 913-922

    34

  • 8/18/2019 Os sanum in copore sanum - Loos.pdf

    35/35

    83. Papapanagiotou, D., Nicu, E., Bizzarro, S., Gerdes, V.E., Meijers, J.C., Van der Veld-

    en, U., Loos, B.G. (2007). Periodontitis and markers of platelet activation.   J Clin

    Periodontol , in preparation

    84. Bizzarro, S., Van der Velden, U., Ten Heggeler, J.M., Leivadaros, E., Hoek, F.J., Ge-

    rdes, V.E., Bakker, S.J., Gans, R.O., Ten Cate, H., Loos, B.G. (2007). Periodontitis is

    characterized by elevated PAI-1 activity.  J Clin Periodontol , 34, 574-580

    85. Kannel, W.B. (2005). Overview of hemostatic factors involved in atherosclerotic car-

    diovascular disease. Lipids, 40, 1215-1220

    86. Ridker, P.M., Cushman, M., Stampfer, M.J., Tracy, R.P., Hennekens, C.H. (1997).

    Inflammation, aspirin, and the risk of cardiovascular disease in apparently healthy men.

    N Engl J Med , 336, 973-979

    87. Ridker, P.M., Rifai, N., Rose, L., Buring, J.E., Cook, N.R. (2002). Comparison of C-

    reactive protein and low-density lipoprotein cholesterol levels in the prediction of first

    cardiovascular events. N Engl J Med , 347, 1557-1565

    88. Loos, B.G., Craandijk, J., Hoek, F.J., Wertheim-Van Dillen, P.M., Van der Velden, U.

    (2000). Elevation of systemic markers related to cardiovascular diseases in the periphe-

    ral blood of periodontitis patients.  J Periodontol , 71, 1528-1534

    89. Paraskevas, S., Huizinga, J.D., Loos, B.G. (2007). A systematic review and meta-ana-

    lyses on C-reactive protein in relation to periodontitis. J Clin Periodontol , in preparation

    90. D'Aiuto, F., Parkar, M., Andreou, G., Suvan, J., Brett, P.M., Ready, D., Tonetti, M.S.

    (2004). Periodontitis and systemic inflammation: control of the local infection is asso-ciated with a reduction in serum inflammatory markers.  J Dent Res, 83, 156-160

    91. Megens, M., Prins, M. (2005). Magnetic biochips: a new option for sensitive diagno-

    stics. J Magn Magn Mat, 293, 702-708

    92. Meyer, M.H., Hartmann, M., Krause, H.J., Blankenstein, G., Mueller-Chorus, B.,

    Oster, J., Miethe, P., Keusgen, M. (2007). CRP determination based on a novel mag-

    netic biosensor. Biosens Bioelectron, 22, 973-979