negatieve getallen · 2020. 3. 19. · zowiso ã îìíôh] p À ]i Á]i v op]#uv Á v 3-1...
TRANSCRIPT
-
3-1zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Negatieve getallen
blok 3 • les 1
Duid de getallen aan op de getallenlijn.
10, 5, 1, -5, -1, 18, -15, -9, -17, 7
0-10 10 20-20
Bereken. Maak gebruik van de getallenlijn uit oefening 1.
Hoe ver zijn 10 en 5 van elkaar verwijderd?
Hoe ver zijn 18 en 7 van elkaar verwijderd?
Hoe ver zijn -5 en -9 van elkaar verwijderd?
Hoe ver zijn -1 en -15 van elkaar verwijderd?
Hoe ver zijn -1 en 5 van elkaar verwijderd?
Hoe ver zijn -5 en 5 van elkaar verwijderd?
Hoe ver zijn -15 en 5 van elkaar verwijderd?
In de winter schommelen de temperaturen in België vaak tussen boven en onder het vriespunt. Bekijk de thermometers en bereken de temperatuurverschillen tussen de verschillende dagen.
1
2
3
°C
- 10
- 30
- 20
30
0
10
20
40
°C
- 10
- 30
- 20
30
0
10
20
40
°C
- 10
- 30
- 20
30
0
10
20
40
°C
- 10
- 30
- 20
30
0
10
20
40
°C
- 10
- 30
- 20
30
0
10
20
40
Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Dag 5
°C °C
°C °C
°C
Naam Datum
10-5 1 5-1 18-15 -9-17 7
5
11
4
14
6
10
20
7 °C 6 °C 6 °C 10 °C
-
3-2 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Ruby gaat met haar familie naar het winkelcentrum. Er zijn vier verdiepingen onder de grond en 18 verdiepingen boven de grond. Vul in.
4
De familie parkeert haar auto op -3. Daarna gaan ze naar de supermarkt. Hoeveel verdiepingen moeten ze naar boven om naar de supermarkt te gaan?
Van de supermarkt gaat Ruby naar de kledingwinkel. Hoeveel verdiepingen moet ze naar boven gaan?
Ruby wil de gekochte spullen in de auto leggen. Ze gaat van de kledingwinkel terug naar de parkeergarage. Hoeveel verdiepingen moet ze naar beneden gaan?
Ruby wil graag nog naar de schoenenwinkel. Hoeveel verdiepingen moet ze terug naar boven gaan?
18
17
16
15
14
13
12
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
-1
-2
-3
-4
supermarkt
kledingwinkel
schoenenwinkel
2
8
6
20
-
3-11zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Kenmerken van deelbaarheid door 2, door 5 en door 10
blok 3 • les 11
Vul de zinnen aan.
Een getal is deelbaar door 2 als het laatste cijfer , , , of is.
Een getal is deelbaar door 5 als het laatste cijfer of is.
Een getal is deelbaar door 10 als het laatste cijfer is.
Zet een kruisje in het juiste vak.
1
2
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
24 500
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
75 002
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
996
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
6020
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
355
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
20 300
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
228
DEELBAAR JA NEE
door 2
door 5
door 10
96 005
440 en 555 zijn deelbaar door 5.
440, 604, 828, 552 en 786 zijn deelbaar door 2.
6800 en 450 zijn deelbaar door 10.
Naam Datum
0 2 4 6 8
0 5
0
XXX
DEELBAAR JA NEE
XXX
XXX
DEELBAAR JA NEE
XX
X
XXX
DEELBAAR JA NEE
XXX
XXX
DEELBAAR JA NEE
XX
X
-
3-12 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Zet een cijfer op de stip, zodat het getal deelbaar is.
• Deelbaar door 2
52 . 60 00 . 361 .
• Deelbaar door 5
90 . 45 00 . 963 .
• Deelbaar door 10
20 . 75 00 . 84 56 .
3
4 08
0 55
0 00
(voorbeeldoplossing)
(voorbeeldoplossing)
-
3-5zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Handig vermenigvuldigen
blok 3 • les 3
Bereken het product.
10 x 63 =
100 x 124 =
10 x 7800 =
100 x 7800 =
10 x 12,6 =
100 x 5,25 =
10 x 30,06 =
100 x 30,06 =
Vul de ontbrekende getallen in en bereken het product.
1
2
5 x
: 2
240
10 x
5 x 240 =
5 x
3800
5 x 3800 =
50 x
360
50 x 360 =
50 x
9800
50 x 9800 =
25 x
120
25 x 120 =
25 x
4400
25 x 4400 =
Naam Datum
60 3
100 24
7000 800
7000 800
12 0,6
5 0,25
30 0,06
30 0,06
630
124 000
78 000
780 000
126
525
300,6
3006
1200 19 000
18 000 490 000
3000 110 000
1200 19 000
18 000 490 000
3000 110 000
2400 1900
36 000 4900
12 000 1100
x 100 : 2 : 2 x 100
x 100 : 4 : 4 x 100
: 2 x 10
-
3-6 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Vul de ontbrekende getallen in en bereken het product.3
5 x 12,6 =
12,6
50 x 12,6 =
12,6
25 x 12,6 =
12,6
5 x 4,22 =
4,22
50 x 6,34 =
6,34
25 x 8,88 =
8,88
5 x 32,04 =
32,04
50 x 40,08 =
40,08
25 x 84,12 =
84,12
63
63
x 5
x 10 : 2126
222
222
x 25
x 100 : 4888
630
630
x 50
x 100 : 21260
160,2
160,2
x 5
x 10 : 2320,4
315
315
x 25
x 100 : 41260
2004
2004
x 50
x 100 : 24008
21,10
21,10
x 5
x 10 : 242,2
2103
2103
x 25
x 100 : 48412
317
317
x 50
x 100 : 2634
-
3-3zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Handig delen
blok 3 • les 7
Meester Paul van het vijfde leerjaar verdeelt zijn klas in vier groepen. Elke groep krijgt een rekenopdracht.
Welke oefeningen zou jij het liefst eerst willen oplossen? De oefeningen van groep
Voer uit en los ook de oefeningen van de andere groepen op.
1
GROEP ADelen door 10. Bereken het quotiënt.
7 : 10 =
70 : 10 =
12,5 : 10 =
5,43 : 10 =
700 : 10 =
1450 : 10 =
3800 : 10 =
GROEP CDelen door 100. Vul de pijlen aan.
Bereken het quotiënt.
6391 : 100 =
12 614 : 100 =
395 : 100 =
54,7 : 100 =
840,6 : 100 =
GROEP BDelen door 5. Vul de pijlen aan.
Bereken het quotiënt.
7 : 5 =
70 : 5 =
12,5 : 5 =
5,43 : 5 =
700 : 5 =
1450 : 5 =
3800 : 5 =
of
GROEP DDelen door 50. Vul de pijlen aan.
Bereken het quotiënt.
4250 : 50 =
6413 : 50 =
825 : 50 =
34,5 : 50 =
7600 : 50 =
of
Naam Datum
0,7
7
1,25
0,543
70
145
380
1,4
14
2,5
1,086
140
290
760
: 5
: 10 2 x
: 5
2 x : 10
85
128,26
16,5
0,69
152
: 50
: 100 2 x
: 50
2 x : 100
63,91
126,14
3,95
0,547
8,406
: 100
: 10 : 10
-
3-4 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
5 stuks: € 14
50 stuks: € 20
5 stuks: € 40,10
10 stuks: € 23,50
Bereken het quotiënt. Kleur de delingen met hetzelfde quotiënt in dezelfde kleur.
2
4200 : 10 = 300 : 50 =
4200 : 50 = 4200 : 5 =
830 : 5 = 8300 : 50 =
300 : 5 = 750 : 5 =
5400 : 100 = 2100 : 5 =
10 000 : 50 = 600 : 10 =
Bereken de prijs per stuk.3
420
84
166
60
54
200
6
840
166
150
420
60
14 : 5 = 2 x 1,4 = 2,8 2,80 euro/stuk
40,1 : 5 = 2 x 4,01 = 8,02 8,02 euro/stuk
23,5 : 10 = 2,35 2,35 euro/stuk
20 : 50 = 2 x 0,2 = 0,4 0,40 euro/stuk
-
3-9zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Cijferend delen met kommagetallen
blok 3 • les 13
Reken de volgende delingen uit. Vergeet niet eerst te schatten! Vermeld ook altijd de rest.
1
Bewerkingtot op …
Schatting Quotiënt Rest
49 345,16 : 32 (tot op 1h)
68 907,9 : 74 (tot op 1h)
24 765 : 19 (tot op 1t)
94 827,36 : 49 (tot op 1h)
TD D H T E t h d TD D H T E t h d
TD D H T E t h d TD D H T E t h d
Naam Datum
60 000 : 30 = 2000 1542,03 0,2
70 000 : 70 = 1000 931,18 0,58
20 000 : 20 = 1000 1303,4 0,4
100 000 : 50 = 2000 1935,25 0,11
4 9 3 4 5, 1 6
- 3 21 7 3
- 1 6 01 3 4
- 1 2 86 5
- 6 41 1
- 01 1 6
- 9 62 0
32
1542,03
6 8 9 0 7, 9 0- 6 6 6
2 3 0- 2 2 2
8 7- 7 4
1 3 9- 7 4
6 5 0- 5 9 2
5 8
74
931,18
2 4 7 6 5, 0- 1 9
5 7- 5 7
0 6- 0
6 5- 5 7
8 0- 7 6
4
19
1303,4
9 4 8 2 7, 3 6- 4 9
4 5 8- 4 4 1
1 7 2- 1 4 7
2 5 7- 2 4 5
1 2 3- 9 8
2 5 6- 2 4 5
1 1
49
1935,25
(voorbeeldoplossing)
-
3-10 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Schat!
21 084 : 32
37 495 : 47
9498,81 : 51
6041,06 : 38
15 985,79 : 17
2
De juf van het vijfde leerjaar van basisschool Sterrenhemel moet voor de zeeklassen een bus vastleggen voor de heen- en terugreis naar Oostduinkerke. De busmaatschappij rekent daarvoor 1398,25 euro aan. In het vijfde zitten in het totaal 47 leerlingen. De juf reist gratis. Hoeveel betaalt elke leerling voor de bus?
Schatting:
Elk kind betaalt .
3
Basisschool Sterrenhemel organiseert een taartenverkoop ten voordele van alle klassen. Dat alles brengt maar liefst 11 494 euro op! Het geld wordt eerlijk verdeeld over de 14 klassen. Hoeveel krijgt elke klas?
Antwoord:
4
Eerst schatten, dan pas uitrekenen!
TD D H T E t h d
TD D H T E t h dVergeet niet te schatten!
Schatting:
21 000 : 30 = 700
35 000 : 50 = 700
10 000 : 50 = 200
8000 : 40 = 200
16 000 : 20 = 800
1500 : 50 = 30
1 1 4 9 4
- 1 1 22 9
- 2 81 4
- 1 40
14
821
€ 29,75
Elke klas krijgt € 821.
(voorbeeldoplossing)
1 3 9 8, 2 5
- 9 44 5 8
- 4 2 33 5 2
- 3 2 92 3 5
- 2 3 50
47
29,75
14 000 : 14 = 1000
-
3-13zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
De lijnschaal
schaal 1 : 200
© U
itgeverij Zw
ijsen.b
e 2010 D
it blad
ho
ort b
ij ‘zWISo
’ leerjaar 5, blo
k 3, les 203-9
Les 20• D
e lijnsch
aalB
lok 3
Schaal: 1 : 1 000 000
KM
_B5-3.indd 9
21/10/10 17:13
0 km 100 km
blok 3 • les 20
Bereken de afstand in vogelvlucht tussen de volgende steden: Brussel - Kortrijk en Gent - Hasselt.
Antwoord:
2
Bij Tom thuis gaan ze een nieuw zwembad installeren. Hun tuin is 15 meter bij 20 meter. Kunnen ze het zwembad uit de folder plaatsen?
1
Antwoord:
Je mag een verhoudingstabel
gebruiken.
Naam Datum
Het zwembad uit de folder meet 5 meter bij 10 meter.
Ze kunnen het zwembad dus bestellen voor hun tuin.
Lengte op tekening
Lengte in werkelijkheid
1 cm
200 cm
5 cm
1000 cm
2,5 cm
500 cm
5 x : 2
5 x : 2
De werkelijke afstand in vogelvlucht tussen Brussel en Kortrijk is 90 km
en tussen Gent en Hasselt 130 km.
-
3-14 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
1 : 200
1 : 3
1 : 20
Twee steden liggen op een landkaart 12 cm van elkaar af. De schaal van de kaart is 1 : 200 000. Hoe ver liggen die steden in werkelijkheid van elkaar af? Noteer in km!
Antwoord:
Mijn straat is op de kaart 5 cm lang. Je ziet de volgende schaal:
0 400 m
Hoeveel meter is mijn straat in werkelijkheid?
Antwoord:
Noteer de breukschaal.
3
4
Vul de tabel aan.5
Schaal Tekening Werkelijkheid
1 : 100 20 m
1 : 250 4 cm cm
4 cm 120 cm
Welke schaal hoort bij de afbeelding? Verbind! 6
Neem een blad met verhoudingstabellen.
Lengte op kaart
Lengte in werkelijkheid
1 cm
200 000 cm
1 cm
2 km
12 cm
24 km
Deze steden liggen in werkelijkheid 24 km uit elkaar.12 x
12 x
Lengte op kaart
Lengte in werkelijkheid
4 cm
400 m
1 cm
100 m
5 cm
500 m
Mijn straat is in werkelijkheid 500 meter lang.: 4 5 x
: 4 5 x
1 : 10 000
20 cm
1 : 30
-
3-11zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
Oppervlakte van een driehoek
b
1
b
2
b
3
b
4
b
5
b
6
blok 3 • les 15
Bereken de oppervlakte van de volgende driehoeken. Kleur de driehoeken met dezelfde oppervlakte in dezelfde kleur.
2
Vul de tabel aan. 1
Figuur Basis Hoogte Oppervlakte
A 9 cm 4 cm
B 5 cm 6 cm
C 10 cm 10 cm
D 14 cm 6 cm
Figuur Basis Hoogte Oppervlakte
1
2
3
4
5
6
Alle figuren zijn driehoeken.
Naam Datum
(9 x 4) : 2 = 18 18 cm2
(5 x 6) : 2 = 15 15 cm2
(10 x 10) : 2 = 50 50 cm2
(14 x 6) : 2 = 42 42 cm2
2 cm 6 cm (2 x 6) : 2 = 6 6 cm2
2 cm 2 cm (2 x 2) : 2 = 2 2 cm2
4 cm 2 cm (4 x 2) : 2 = 4 4 cm2
3 cm 4 cm (3 x 4) : 2 = 6 6 cm2
4 cm 1 cm (4 x 1) : 2 = 2 2 cm2
8 cm 1 cm (8 x 1) : 2 = 4 4 cm2
b
-
3-12 zoWISo, leerjaar 5 ǀ © 2018 Uitgeverij Zwijsen België, Antwerpen
A
B
C
Teken een driehoek met dezelfde oppervlakte als de gegeven rechthoek.
Teken nu een driehoek met een oppervlakte die half zo groot is als de oppervlakte van de rechthoek.
Teken tot slot een driehoek met een oppervlakte het dubbele van de oppervlakte van de rechthoek.
3
Welke driehoek is het kleinst?
Antwoord:
4
A (3 x 2) : 2 = 3 3 cm2
B (6 x 1) : 2 = 3 2,5 cm2
C (5 x 1) : 2 = 2,5 3 cm22 cm 1
cm
6 cm
3 cm
5 cm
1 cm
(voorbeeldoplossing)
Driehoek C is het kleinst.