naam: schooljaar: 2016 2017 klas: l2 tijd voor · de vloog door de donkere nacht op zoek naar...
TRANSCRIPT
naam: ________________________________ schooljaar: 2016 – 2017
klas: L2
Tijd voor
Extra oefening van de woordpakketten
© juf Jolien
Woordpakket 1
Vul het juiste woord in.
Ik ben Ahmed, ik ben de van mijn vader.
Met een haalde hij de vis uit het aquarium.
Het huis stond in en vlam toen de brandweer arriveerde.
Mama heeft lekkere met balletjes gemaakt.
Vijf plus vijf is .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
f de r
w n s p
v r g t
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
er ● ● De stond op een kiertje.
zoon ● ● Mijn papa is de van mijn opa.
heer ● ● was eens een heel mooi sprookje…
gaat ● ● De strijkt zijn kostuum effen.
deur ● ● Wie er ook naar het schoolfeest?
Zet een kring rond de pakketwoorden in iedere zin.
★ Een muis vind ik vies. (1)
★ De heer eet veel soep. (2)
★ Het vuur is uit. (2)
★ De deur staat open. (2)
★ De vis zwemt in zee. (3)
★ De man gaat naar zijn zoon. (4)
Woordpakket 2
Vul het juiste woord in.
Ik draai aan het van de auto om te parkeren.
Met een luide ontplofte het vuurwerk.
De van de boom stond helemaal vol met krassen en putten.
Ganzenbord is een heel leuk .
Net naast de maan stond een hele mooie glinsterende .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
sn p st t
sp k sm
kn st k
Duid de dubbele kopjes aan met groen potlood.
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
spin ● ● Ik mijn agenda in mijn boekentas.
staan ● ● De vaas viel uit mijn hand en is nu .
steek ● ● Mijn zus is heel bang van een .
stuk ● ● Iedereen bleef netjes in de rij .
stop ● ● Ik altijd voor het rode licht.
Schrijf een zin met het woord. Een zin stopt met een punt.
snoep
spin
Woordpakket 3
Vul het juiste woord in.
De druppels stonden op mijn voorhoofd na de zware inspanning.
Gisteren ik mijn brevet van 25 meter schoolslag.
Ik vind rood een hele mooie .
De postbode stak de brief in de van de brievenbus.
Ik eet graag met saus.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
zw t
sl p
br k
zw
dw s
bl f
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
kroop ● ● jij op de knop van lift?
tram ● ● Per dag drink ik een water op.
druk ● ● Ik op handen en knieën op de grond.
fles ● ● Wie er tot ’s nachts op ?
bleef ● ● In de stad is de een snel voertuig.
Schrijf een zin met het woord. Een zin stopt met een punt.
kleur
tram
Woordpakket 4
Vul het juiste woord in.
De vloog door de donkere nacht op zoek naar muizen.
Als het mooi weer is speel ik graag in mijn .
Met een schop graaf ik een hele diepe .
Appel, peer, banaan,… zijn allemaal stukken .
De dokter gaf me een tegen de griep .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
sp t
r m
in
gl f
L
k p
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
uit ● ● Ik heb niet veel zin om iets te doen, ik ben .
vuil ● ● Het varken rolde in de modder en was heel .
snuit ● ● Mijn ouders gaan elke zaterdag eten .
lui ● ● Een varkentje heeft een roze .
ruim ● ● Een groot brood kost twee euro.
Schrijf het woord onder de prent.
Welke prent past niet in het rijtje? Zet er een kruis over.
Woordpakket 5
Vul het juiste woord in.
Ik ben zot van een pakje met mayonaise.
In de grote vakantie gaan we op naar Turkije.
Ik boetseer een leuk beeldje met .
Op café drinkt mijn papa altijd een pintje .
Ik voel me niet zo goed, ik denk dat ik word.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
pl n
sl p
k n
w
l f
z k
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
sliep ● ● De juf dat ik goed gewerkt had.
mei ● ● Het stond vol met kermiswagens.
plein ● ● Gisteren ik bijna tot aan de middag.
trein ● ● Ik ga met de naar Oostende.
zei ● ● In de maand leggen alle vogels een ei.
Vul de tekstballonnen aan.
Woordpakket 6
Vul het juiste woord in.
Iemand die niet rijk is, is .
De boer heeft elke dag verse van zijn koeien.
Als het niet lukt mag je altijd om vragen.
De meeste sprookjes beginnen met “Er was …”.
Ik lees een boek over een en een trol.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
m k
d rt
p s
b rt
v lt
ju
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
erg ● ● Op het dictee had ik alle woorden geschreven.
beurt ● ● Ik vind het als iemand mij plaagt.
fiets ● ● Ik rijd elke dag met de naar school.
ons ● ● Wanneer is het mijn om te gooien ?
juist ● ● oma liet gisteren een glas water vallen.
Verbind de juiste kopjes met de staartjes.
me ●
fi ●
hu ●
duu ●
paa ●
do ●
fie ●
● rt
● lp
● rp
● ts
● lm
● lk
● rs
Woordpakket 7
Vul het juiste woord in.
Ik wil graag aan de Olympische Spelen.
Als het koud is die ik mijn dikke wollen aan.
In de paasvakantie gaan we altijd een paar dagen naar de .
Mijn kat beviel van jonge kittens.
je mee naar het optreden van K3 ?
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
mee n
tw de
tr
k e
f
z
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
slee ● ● Ik kreeg gisteren een trap tegen mijn .
twee ● ● Ik zeg “ ” tegen roken!
nee ● ● In de winter spelen we met de in de sneeuw .
knie ● ● Ga je spelen bij Tom thuis ?
mee ● ● Mijn kleine zus kan al tellen tot .
Teken 10 mooie, ronde bubbeltjes naast de vis.
Woordpakket 8
Vul het juiste woord in.
Bij de tombola won ik de eerste .
Ik een stuk van mijn koekje.
Elke dag legt mijn kip een bruin .
Op het van het sprookje trouwden de prins en de prinses.
Als ik iemand zie lachen word ik zelf een beetje .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
f n
vr
k kt
p s
pl n
m n
Zoek zes ei-woorden op de ei-plaat. Kleur in en schrijf op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
wei ● ● Hij elke dag naar het nieuws op TV .
plein ● ● Een kuikentje is zo lief en .
klein ● ● Gisteren hadden we een dagje .
kijkt ● ● In de staan de koeien rustig te grazen .
vrij ● ● Op het in het dorp is er markt.
Zet alle ei-woorden uit het ei-lied in FLUO.
Woordpakket 9
Vul het juiste woord in.
De hond zat vol met en had enorme jeuk.
De kanarie zit in een mooie in de tuin.
Op die grote boerderij staan er wel 100 .
Het plantje elke dag een stukje .
Als je water wil moet je aan het kraantje .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
h i
go t
k en
gr it
m er
no t
Maak van de letters een woord. Schrijf het op.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
haai ● ● Mijn kanarievogel zit in een .
gooit ● ● Een grijze vis met grote rugvin kan een zijn.
kooi ● ● Ik vind een rokje dan een broek.
draait ● ● Hij al het afval in de vuilnisbak.
mooier● ● Papa het flesje fruitsap open.
Opgelet! Vul juist in…
één meer
Schrijf een zin met het woord. Een zin stopt met een punt.
groei
Woordpakket 10
Vul het juiste woord in.
Een grote zwarte vogel is een .
Als je een beetje vermoeid bent moet je .
Gedroogd gras noemt men ook .
In de winter kan je soms spelen met .
De is de koning van de dieren.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
g w
gro n
s w
go de
mo e
kra n
Vul het vetgedrukte woord aan met aai, ooi of oei.
Onze hond heeft last van vl en.
Het jeukt tot in al zijn pl en.
Boer Gust zijn k en staan op stal.
We z en wilde bloemen rond de vijver.
De voetballer g t de bal in.
Kijk, er zit een kr in de boom.
Het kan vriezen, het kan d en.
De tuinman spr t zijn groentetuin.
Maak eens wat minder law .
De zwemmer houdt zich vast aan de b .
De leeuw besluipt zijn pr .
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
sneeuw ● ● Iets dat niet oud is, is .
geeuw ● ● In de winter maak je een man van .
gooide ● ● Ik heb koorts. Mijn hoofd van de warmte.
gloeit ● ● Gisteren smeet ik iets weg, ik het weg.
nieuw ● ● Net voor het slapengaan moet je soms .
Woordpakket 11
Vul het juiste woord in.
Een kist vol goud en juwelen is een .
Een voertuig op het water is een .
In de winter staan de koeien in een .
Met een lat en potlood kan je een trekken.
Als je stout bent geweest krijg je soms .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
s at
s f
sc k
sc ol
schr wt
str m
De letters staan door elkaar. Zoek het juiste woord…
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
schiet ● ● Van elektriciteit krijg je soms een .
schopt● ● Hij op de voetbal.
straat ● ● Als je bang bent heb je .
schok ● ● Ik met een pijl en boog.
schrik ● ● Je rijdt met je fiets aan de rechterkant van de .
Kleur telkens het goede woord in de rij.
shopt schopt schotp
schijnt scijnt scheint
scheit schiet schieut
scoen schoen scheon
schoel shcool school
schreewt schreet schreeuwt
eeu t w schr
uu r sch
ee f r sch
t ij n sch
Woordpakket 12
Vul het juiste woord in.
Haast je... Straks mis je nog het van de film.
Deze printer kan alleen in - wit afdrukken.
Een mag je niet rond vertellen.
De dood van oma heeft mijn vader veel gedaan.
Ik eet het frietjes met appelmoes.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
v tel
br s
bl ft
du t
pl s
st kt
Noteer het juiste voorvoegsel. Kies uit: be, ge, ver.
driet wicht heim
flitst weer stoken
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
verhaal ● ● . Ik zoek een op deze kaart.
liefst ● ● Na de turnles heeft Saartje grote .
dorst ● ● Welke snoep eet jij het ?
plaats ● ● Een soldaat neemt altijd zijn mee.
geweer ● ● Voor het slapengaan leest mama een voor.
Woordpakket 13
Vul het juiste woord in.
Dat klusje heeft met , zweet en tranen gekost.
Bij een oproep is de altijd snel ter plaatse.
Die halsketting was zeker niet !
Ga je in de zomer op reis met de ?
De overstroming in Antwerpen was een echte .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
go op
br d
h d
h b
str
h rd
Zoek in elk vak twee woorden. De letters staan door elkaar.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
rood ● ● De muziek stond erg op het festival.
luid ● ● Joris is gevallen op de speelplaats.
hart ● ● Mijn hoofd is van de zenuwen.
hard ● ● Mijn klein neefje heeft mijn gestolen.
zwembad ● ● Een frisse duik in het kan deugd doen.
Kleur de twee woorddelen die bij elkaar passen in dezelfde kleur.
r vr nd oo
d ie
mp o a gr nd r
ld ve v lt oe
oe ui d t sl bl
koop
weer
bad
goed brand
zwem
Woordpakket 14
Vul het juiste woord in.
De supporters heel luid dat ze moeten scoren.
Hoeveel antwoorden had jij op die toets?
Het ruikt altijd heel lekker in mama in de bezig is.
Thomas werd in de loopwedstrijd.
Zie je die koeien in de grazen?
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
h de
d pe
wij
gr e
l ke
br e
Welk woord maak je met deze letters?
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
goede ● ● De juf wenste ons een vakantie.
vielen ● ● De dominostukjes allemaal om.
fijne ● ● Bart lust geen soep.
groene ● ● Julie had punten op haar rapport.
einde ● ● Het van de film was erg verrassend.
r n
b ui
e
s e
j ui
t
p ie
n r
e
r n
oe e
g
n d
ei
e
n k
k eu e
Woordpakket 15
Vul het juiste woord in.
Limonade is mijn favoriete .
papa ons naar school?
Boris gaat nog geld halen bij de .
We hebben tien en tien tenen.
Dat leuke voorstel als muziek in de oren.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
li s
spro
jo e
b g
di
br gt
Zoek de volgende woorden in het rooster.
denkt – drinken – plank – vingers – links – spring – breng – klonk - bank – jonge – bang – dank – vangen - slang
p o f m a s w b d r s e o
b i o z r e s r n f s n y
p s q d s k p e k r i v o
n j c p r r r n e i p e e
h g g s r i i g n b b n x
e z f d e l n e j s a z s
g t s p e i g k f l n n r
p t x e v n e h e a k a g
y l a r a k k j o n g e k
l t c v n s s t a g r g r
w s g a n d k l o n k e e
e x d a l g p n h e y h t
m e x i l t x a n b t w u
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
denkt ● ● Die kikker wel een halve meter ver.
dank ● ● Stan is beleefd. Hij zegt altijd: “ je, juf.”
vangen ● ● Die jongen altijd dat hij de beste is.
links ● ● Bas schrijft niet rechts, maar wel .
sprong ● ● Laat je niet bij die gekke verkoper.
Woordpakket 16
Vul het juiste woord in.
Een voertuig met vier wielen is een .
Een trouwring is gemaakt van .
Je papa en mama zijn je .
De school is een groot .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
f w
ge w
vr wen
s s
st
bl e
Schrijf de au-woorden over.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
stout ● ● Iemand pesten vind ik maar .
saus ● ● Een dame is een ander woord voor .
flauw ● ● De kok maakt een lekkere voor bij het vlees
jou ● ● Mijn mama fluisterde in mijn oor: “Ik hou van ”.
vrouw ● ● Iemand die niet braaf is, is .
Welk woord maak je met deze letters? Schrijf op.
d r
ou s
e
l au
e b
Woordpakket 17
Vul het juiste woord in.
Een roofdier met strepen is een .
Je bent dan een reus.
Een vogel gebruikt zijn om te vliegen.
Een roze dier met een krulletje in zijn staart is een .
Je hebt de lente, zomer, herfst en .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
h en
vl ls
w el
b ten
moe s
kl er
Kleur telkens het goede woord.
veugels vleugels vluegels
andeers andres anders
morgen mogren margen
meoders moedesr moeders
duivels diuvels duivvels
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
buiten ● ● Binnenkort spelen de Rode een match.
wortel ● ● Ik speel heel graag .
sleutel ● ● Mijn meter vertelt heel graag verhalen over .
vroeger ● ● Een konijn eet heel graag een .
duivels ● ● Doe de deur eens op slot met de .
Welke twee woorden zitten in elk vak? Schrijf ze onder het vak.
berge begren bergen
oo er
KL h
f den
ei n
L EL
eu or w SL
t t
Woordpakket 18
Vul het juiste woord in.
Je neus staat op je .
Na het cijfer zeven komt het cijfer .
De auto reed te snel en vloog uit de .
We kunnen niet door want de deur is .
De kip elke dag een ei in het hok.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
na en
vl cht
vr t
j t
ge cht
k gt
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
zegt ● ● Iemand die sterk is heeft heel veel .
jaagt ● ● We gaan op reis voor 4 volle dagen en .
zucht ● ● De wolf op het kleine hertje.
kracht ● ● Mijn mama dat ik al een groot meisje ben.
nachten ● ● Hij viel in slaap met een diepe .
Vul het onthoudzinnetje aan.
De kip in het hok,
een ei en tok tok.
Vul telkens de juiste korte klank in.
z cht gr cht d cht vr cht
r cht vl cht j cht sl cht
l cht r chts cht v cht
n cht t cht k cht kl__cht
Vul steeds een goed woord in met cht.
Niet open, maar
Niet goed, maar
Niet krom, maar
Niet hard, maar
Niet zwaar, maar
Niet links, maar
Woordpakket 19
Vul het juiste woord in.
De lopen samen met de haan in de ren.
Ik moet elke week de auto van mijn papa .
Als het rood licht is moet je .
Als je koude voeten hebt doe je best aan.
Elke maandag gaan we naar het zwembad om te .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
bi en
me en
al
z en
ki n
li en
Kleur bij elk woord de korte klank en de verdubbeling in het GROEN.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
potten ● ● Komen deze namiddag spelen?
zakken ● ● De kok zette vier op het kookvuur.
stoppen ● ● De fietser kan niet en rijdt tegen de muur.
kunnen ● ● Zwarte Piet droeg twee volle op zijn rug.
jullie ● ● We niet meer verder met stappen.
Kleur telkens het goede woord in GROEN.
staapen stappen stapen
aappel apel appel
alleen aleen aalleen
moder moddor modder
treken treeken trekken
Woordpakket 20
Vul het juiste woord in.
Door de hevige regen werd al het zand .
Om te kunnen stoppen moet je wel .
Sneeuwwitje kreeg van de heks een giftige .
Ik heb een broer en drie .
We op de deur want de bel doet het niet.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
kl pen
sta n
vi n
bu n
mo r
w en
De letters staan door elkaar. Zoek het juiste pakketwoord.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
kloppen ● ● Wie wil niet graag een trofee ?
alles ● ● Een nagel in de muur is niet moeilijk.
stokken ● ● Met de bouwden we een kamp.
winnen ● ● We alles terug op zijn plaats.
zetten ● ● wat ik mee heb zit in mijn reiskoffer.
Los de rebus op. Zoek het woord en noteer.
z + - sl + - var
O M D
R E D
K S T
E K
O N
E N
T S U S
N E T Z
E T
M N
L K E M i
N L L
E A E
N K
O P P L
E
P P
T N S
E A
Woordpakket 21
Vul het juiste woord in.
De indianen schoten met pijl en .
Mijn hoofdkussen is lekker .
Sneeuwwitje werd gevonden door een kleine .
Ik klim op de hoge .
Mijn mama een cadeautje voor mijn verjaardag.
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
b g
re t
p h
k cht
za
vo
Kleur de woorden die eindigen op -g in GEEL.
Kleur de woorden die eindigen op -ch of -cht in BLAUW.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
kocht ● ● Ik heel goed voor mijn huisdier ?
krijg ● ● Het is bijna donker, de begint .
nacht ● ● De baseballer op de bal.
zorg ● ● Ik een straf omdat ik stout was.
sloeg ● ● Papa een nieuwe brommer.
Schrijf zich waar dat kan.
Ellen wast .
Luuk scheert .
Joost schaamt .
Arno loopt .
Stan buigt .
Niek beweegt .
Alice haast .
Laura staat .
Els eet .
Woordpakket 22
Vul het juiste woord in.
In het bos staan er veel .
Op mijn bed ligt een laken en een .
In ons huis zijn er 3 , een wc, een keuken en een badkamer.
Om te eten zitten we aan een .
Ons lichaam bestaat grotendeels uit .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
a n
vo s
bo n
t el
mu
ka s
Kleur twee hokjes die samen een woord vormen in dezelfde kleur.
ver
mers
ter
lo
gels
de
a
be
bo
pen
ker
ta
p
ka
men
wa
gro
o
ken
te
fel
ren
vo
u
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
uren ● ● Een ander woordje voor een mevrouw is .
teken ● ● De reus nam een hap van de taart .
grote ● ● Een dier dat iii-aaa zegt is een .
ezel ● ● Een dag en een nacht tellen samen 24 .
dame ● ● Ik een hartje op mijn liefdesbrief.
Woordpakket 23
Vul het juiste woord in.
Aan de rand van het bos zit een te knabbelen.
Elke zomer scheert men de wol van de .
Papa ververst de van onze auto.
Een olifant is niet echt maar wel dik.
De grote vakantie duurt twee .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
ko n
du en
ne n
maa n
po ten
sch en
Welk woord staat in het huisje? Schrijf het netjes over.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
Negen ● ● Vervang jij de van de straatverlichting ?
zullen ● ● Een vrouw is maanden zwanger .
lampen ● ● Ik gebruik een hamer om de nagel er in te .
kloppen ● ● In nood kan je altijd om hulp .
roepen ● ● We hem de groetjes doen!
Woordpakket 24
Vul het juiste woord in.
Gisteren kocht ik in de Brantano nieuwe .
Ik heb , mijn fietsband is plat.
In de zoo kan je een echte zien .
Als je elke dag een beetje water geeft het plantje zeker!
Een groot wit brood kost twee .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
bl w
ver t
sch f
b t
kr en
v de
Kleur telkens het goede woord.
leeuw leew lieeuw
goeit groeit greoit
shoenen scoenen schoenen
uero erou euro
gebauw gebouw ghebouw
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
vijfde ● ● De oude man zet zijn op als het regent.
bocht ● ● In de loopwedstrijd behaalde ik de plaats .
vergeet ● ● Ik zou een dier pijn kunnen doen.
hoed ● ● je niet om de plantjes water te geven?
nooit ● ● Let op voor die scherpe !
Welke woorden hebben een tweeklank? Duid de tweeklank aan.
schijf shrijf schrijf
Woordpakket 25
Vul het juiste woord in.
Dames en heren, en peren, de show gaat beginnen.
Ik lust heel graag snoepjes.
Aan zee speel ik heel graag in de .
Er bestaan wel 100 verschillende haaien!
De is mijn favoriete seizoen .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
a ls
ha n
blij n
spe en
so en
sn en
De woorden zijn aan elkaar geplakt.
Trek een streepje na elk woord.
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
open ● ● Na komt zonneschijn .
zitten ● ● Op de kinderboerderij zitten er vier witte .
regen ● ● Doe jij de deur eens ?
geiten ● ● Tijdens de les moet je blijven op je stoel.
snoepen ● ● Ik loop met mijn paraplu door de .
Kleur telkens het goede woord.
apels appels
gijten geiten
geuren gueren
snoeppen snoepen
zuure zure
bleiven blijven
Woordpakket 26
Vul het juiste woord in.
Na donderdag komt .
In de stonden de schapen te grazen .
Ik maakte een zandkasteel op het .
Met een diepe viel ik in slaap .
Later wil ik bij de gaan werken om het vuur te bestrijden .
Schrijf het juiste woord bij de tekening.
Maak het woord terug volledig.
vr ag
in ng
h i
br eer
m ie
sc uw
Je bent juf of meester. Een leerling behaalde 3 op 15.
Zoek de 12 fouten en schrijf het woord er juist onder.
koejen mooie haaj
scheeuw niewe ouwders
autoo lach zugt
strant brantweer omhooh
Verbind het woord met de juiste zin. Schrijf het woord in de zin.
kruipt ● ● Ik gooi de bal naar de ring .
ingang ● ● De baby op de vloer .
bank ● ● Je papa en mama zijn je .
omhoog ● ● De van de sporthal is aan de zijkant.
ouders ● ● Breng jij het geld naar de ?
gijt vrijdag kriupt