monitoring van de effecten van het decreet lokaal sport ... · binnen het decreet van 1995 (op...

192
Vrije Universiteit Brussel Faculteit Lichamelijke Opvoeding & Kinesitherapie (LK) Vakgroep Sportbeleid en Sportmanagement (SBMA) Pleinlaan 2, 1050 Brussel 0032(2)629.27.45 E-mail secretariaat: [email protected] Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport voor Allen-beleid Marc Theeboom, Stephanie De Croock en Zeno Nols Onderzoek in opdracht van het BLOSO

Upload: phungtram

Post on 20-Oct-2018

218 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

08 Herfst

V r i j e U n i v e r s i t e i t B r u s s e l – F a c u l t e i t L i c h a m e l i j k e O p v o e d i n g & K i n e s i t h e r a p i e

( L K ) V a k g r o e p S p o r t b e l e i d e n S p o r t m a n a g e m e n t ( S B M A )

P l e i n l a a n 2 , 1 0 5 0 B r u s s e l – 0 0 3 2 ( 2 ) 6 2 9 . 2 7 . 4 5

E - m a i l s e c r e t a r i a a t : c v d h o u c k @ v u b . a c . b e

Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport voor Allen-beleid

Marc Theeboom, Stephanie De Croock en Zeno Nols

Onderzoek in opdracht van het BLOSO

Page 2: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

2

Monitoring van de effecten van het

decreet lokaal Sport voor Allen-beleid

2010

Marc Theeboom, Stephanie De Croock en Zeno Nols

Vrije Universiteit Brussel

Faculteit Lichamelijke Opvoeding & Kinesitherapie (LK)

Vakgroep Sportbeleid & -management (SBMA)

Pleinlaan 2 – 1050 Brussel

Tel. 0032(2)629.27.45

E-mail Marc Theeboom: [email protected]

Stephanie De Croock: [email protected]

Zeno Nols: [email protected]

Page 3: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

3

Stuurgroep:

BLOSO (opdrachtgever)

Kabinet Sport

Departement CJSM

ISB

VUB (projectuitvoerder)

Met dank aan:

- de geselecteerde Vlaamse gemeenten voor het invullen van de vragenlijst

- de geselecteerde gemeenten en doelgroeporganisaties voor hun deelname aan de

interviews

- de expertengroep voor het focusgroepgesprek:

Organisatie Naam

VUB

VUB

VUB

VUB

ISB

BLOSO

VVSG

VSF

Stad Sint-Niklaas

Stad Antwerpen

VIGEZ

Vzw de8

Vzw de8

Intro

Vzw Enter

OKRA sport

Vlaamse ouderenraad

Psylos

VLG

ODiCe

Marc Theeboom

Stephanie De Croock

Zeno Nols

Rein Haudenhuyse

David Nassen

Eva Vonck

Chris Peeters

Sophie Cools

Jan Thuy

Jef Cas

Bruno Buytaert

Pia Plasmans

Kathleen Peleman

Maarten Luyts

Mieke Broeders

Jan Omey

Evy Van Coppenolle

Thomas Botterman

Veerle Wouters

Benedicte Vanderhaegen

Page 4: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

4

Inhoud

1. INLEIDING ...................................................................................................................... 6

1.1. Achtergrond ..................................................................... 6

1.2. Onderzoeksvraag ............................................................. 8 1.3. Onderzoeksmethodologie ................................................ 9

1.3.1. Onderzoekspopulatie ...................................................... 9

1.4. Onderzoeksinstrument ................................................... 10 1.4.1. Opstellen en inhoud van de vragenlijst ........................... 10

1.4.2. Interviews .................................................................. 10 1.4.3. Expertengroep ............................................................. 10

1.5. Onderzoeksprocedure .................................................... 11

1.5.1. Invullen van de vragenlijst ............................................ 11 1.5.2. Verwerking van de vragen ............................................ 11

1.6. Analyse van de responsgroep ........................................ 12

2. RESULTATEN ................................................................................................................ 13

2.1. Kennis ............................................................................ 13 2.1.1. Welke stappen ondernomen bij schrijven hoofdstuk 3? ..... 14

2.1.2. De aanwezigheid van kennis m.b.t. schrijven van het SBP 15 2.1.3. Vanwaar werd de kennis gehaald? ................................. 29 2.1.4. Kennisgroei? ............................................................... 33

2.1.5. Reden van de kennisgroei? ........................................... 47 2.1.6. Nood aan meer ondersteuning? ..................................... 50

2.1.7. Nood aan meer ondersteuning: welke ondersteuning? ...... 64 2.1.8. Nood aan meer ondersteuning: door wie? ....................... 67

2.1.9. Kennis: besluit ............................................................ 69 2.2. Proces ............................................................................ 74

2.2.1. Interactieve bestuursstijl .............................................. 74

2.2.2. Gegevensverzameling? ................................................. 75 2.2.3. Hoe gebeurde de gegevensverzameling? ........................ 80

2.2.4. Waarom werd deze doelgroep gekozen? ......................... 83 2.2.5. Betrokkenheid doelgroep bij het schrijven van het SBP? ... 86 2.2.6. Problemen bij het werken met specifieke doelgroep? ........ 91

2.2.7. Welke problemen bij werken met doelgroep? .................. 95 2.2.8. Doelstellingen in andere beleidsdomeinen? ..................... 98

2.2.9. Formuleren van doelstellingen? .................................... 102 2.2.10. Effecten vastgesteld in ander beleidsdomein? ................. 115 2.2.11. Proces: besluit ........................................................... 118

2.3. Algemene visie op het decreet ..................................... 124 2.3.1. Meerwaarde van hoofdstuk 3 in het decreet? ................. 125

2.3.2. Waarom heeft het decreet een meerwaarde? ................. 130 2.3.3. Welke meerwaarde heeft het decreet? ........................... 133 2.3.4. Realisatie van H3 in H1? .............................................. 135

2.3.5. Waarom geen realisatie van H3 via H1? ......................... 140

Page 5: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

5

2.3.6. Noodzaak van aanpassingen m.b.t. de doelgroepen? ....... 142

2.3.7. Welke aanpassingen m.b.t. de doelgroepen? .................. 146 2.3.8. Aanpassingen nodig m.b.t. verplicht opnemen H3? .........149

2.3.9. Welke aanpassingen m.b.t. verplicht opnemen van H3? ...153 2.3.10. Zijn er aanpassingen m.b.t. het bestedingspercentage? ...155 2.3.11. Is er nood aan andere aanpassingen in het decreet? ....... 160

2.3.12. Welke aanpassingen verder noodzakelijk? ......................161 2.3.13. Verdere opmerkingen sportbeleid? ...............................162

2.3.14. Verdere opmerkingen sportbeleidsplanproces? ...............167 2.3.15. Verdere opmerkingen m.b.t. H3? ..................................169 2.3.16. Algemene visie: besluit ............................................... 171

3.

Beleidsaanbevelingen..........................................................................176 Bijlagen...............................................................................................179

Page 6: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

6

1. INLEIDING

1.1. Achtergrond

Sinds de jaren 1960 is het overheidsbeleid in Vlaanderen er op gericht om zoveel

mogelijk mensen aan te zetten tot sporten door te voorzien in een eigen

sportaanbod. Later werd die doelstelling uitgebreid naar een meer inclusief beleid

met specifieke beleidsdoelstellingen die zich richten tot bepaalde doelgroepen,

het zogenaamde „Sport voor Allen‟-beleid. Mede ten gevolge van dit actieve

„Sport voor Allen‟-beleid van de overheid is de algemene sportparticipatie in

Vlaanderen sindsdien aanzienlijk toegenomen. Desondanks blijven er duidelijke

verschillen bestaan tussen de sportparticipatie van diverse bevolkingsgroepen. Er

zijn heel wat barrières die ertoe kunnen bijdragen dat sommige mensen minder

aan sport deelnemen dan anderen. Hierbij gaat het onder meer over persoonlijke

voorkeuren, attitudes en kennis met betrekking tot sport en fysieke activiteit,

alsook over de beschikbaarheid van tijd en middelen en over de bereikbaarheid

van de sportplaats. Zo ligt het niveau van sportparticipatie bij bepaalde groepen

zoals senioren, personen met een handicap, etnische minderheden en mensen

die in armoede leven beduidend lager dan de rest van de bevolking.

Sportbeleidsmakers op diverse niveaus in Vlaanderen worden zich in toenemende

mate bewuster van deze drempels waardoor het accent steeds meer op het

stimuleren van de toegankelijkheid tot en de diversiteit in sport wordt gelegd. Dit

betekent dat er in het kader van het sportbeleid meer aandacht uitgaat naar

specifieke doelgroepen waarbij er vooral wordt ingezet op het verlagen van de

drempels tot sportdeelname om op die manier de toegankelijkheid te verhogen.

Diverse strategieën kunnen bijdragen tot het verhogen van de toegankelijkheid

van deze doelgroepen tot sportactiviteiten door meer rekening te houden met

hun kenmerken en behoeften. In belangrijke mate gaat het hierbij over

wijzigingen of aanpassingen in de werking van structuren en organisaties waarbij

de toegang tot het aanbod wordt vergemakkelijkt.

De verhoging van de toegankelijkheid kan onder meer door:

- meer aandacht te hebben voor diversiteit;

- samenwerking tussen diverse structuren en instanties te stimuleren;

- een sportaanbod in de onmiddellijke woonomgeving te voorzien;

Page 7: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

7

- een gevarieerd aanbod van sporttakken, -vormen en –niveaus aan te

bieden;

- …

Met het oog op het verhogen van de toegang tot sport voor specifieke

doelgroepen is het uitermate belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de

eigenheid van en de trends binnen onze steeds veranderende samenleving die

wordt gekarakteriseerd door een groeiende diversiteit of verscheidenheid. Het

gaat hierbij ondermeer over verschillen in:

- leeftijd,

- gender,

- cultuur,

- etniciteit,

- gezondheid,

- seksuele geaardheid,

- sociaal-economische status,

- lichamelijke of geestelijke bekwaamheid,

- religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen,

- …

Daarnaast betekent aandacht voor diversiteit binnen het sportbeleid dat er moet

worden gewaakt over de inclusie van bepaalde doelgroepen zodat deze

volwaardig kunnen deelnemen in de sport. De laatste jaren wordt er in het beleid

en de praktijk steeds meer rekening gehouden met deze diversiteit. Er is een

grotere bewustwording die resulteert in een (meer) aangepast aanbod voor

specifieke doelgroepen zoals senioren, personen met een handicap, allochtonen,

financieel kansarmen, vrouwen, enz.

Page 8: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

8

1.2. Onderzoeksvraag

De centrale vraag van dit onderzoek luidt als volgt:

“Wat zijn de effecten van de invoering van het nieuwe „Sport voor Allen‟-decreet

op het lokale sportbeleid van de gemeenten inzake het bevorderen van de

diversiteit in en de toegankelijkheid van sport voor kansengroepen binnen de

gemeente (hoofdstuk 3 van de sportbeleidsplannen), met speciale aandacht voor

senioren, mensen met een handicap, financieel kansarmen en allochtonen?”

Page 9: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

9

1.3. Onderzoeksmethodologie

1.3.1. Onderzoekspopulatie

Voor de monitoring van de effecten van het decreet lokaal „Sport voor Allen‟-

beleid (2010) werd gevraagd door de opdrachtgever om de administratieve

werklast voor de gemeenten te beperken. Daarom werd er voor de

gegevensverzameling enerzijds gekozen om gebruik te maken van diverse

secundaire bronnen (zoals het „cijferboek sport‟, ingediende sportbeleidsplannen,

onderzoek rond financiële analyse1 en specifieke studies2). Deze gegevens

kunnen ook eventuele veranderingen in het beleid mee helpen vorm te geven3.

Anderzijds werden er ook nieuwe gegevens verzameld in functie van de

aandachtspunten. Gezien de omvang van de totale populatie en het beperkte

tijdsbestek van de opdracht, werd voor het verzamelen van deze gegevens

gewerkt met een (niet-aselecte) proportioneel representatieve quotasteekproef.

Hierbij werden 60 gemeenten geselecteerd waarbij rekening werd gehouden met

de realistische verhouding tussen 1) erkende en niet-erkende sportdiensten

binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling

per provincie en 3) een evenwicht tussen gemeenten met individuele begeleiding

d.m.v. een coach, gemeenten die (enkel) op de algemene ondersteuning (bv.

handboek SPB) konden rekenen en gemeenten waar de sportfunctionaris zelf een

coach was tijdens het planningsjaar.

Daarnaast werden de gemeenten geclassificeerd in vergelijkbare sociaal-

economische klassen. De gemeenten werden volgens hun socio-economisch

profiel ingedeeld in 16 categorieën, die op hun beurt, op basis van hun socio-

economische profiel (Dexia, typologie van de gemeenten, 2007), 7 clusters

vormden, namelijk:

WG: woongemeente

LG: landelijke gemeente

EG: gemeente met economische activiteit

1 Scheerder, J. & Vos, S., m.m.v. Pluym, K. (2009). Sportbeleidsplanning in Vlaanderen. Een inhoudelijke en financiële

analyse (Beleid & Management in Sport 1). Leuven: KULeuven/Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement.

2 Wastiels, K. (2010). De impact van het Sport voor Allen-decreet op de sportbeleidsplanning van Vlaamse centrumsteden.

Niet gepubliceerde masterthesis. Vrije Universiteit Brussel. (promotor: Marc Theeboom, begeleider: Hebe Schaillée)

3 Een aantal gegevens uit het cijferboek sport kunnen immers beschouwd worden als een „nulmeting‟.

Page 10: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

10

SSG: semi-stedelijke gemeente

CS: centrumgemeente

KG: kustgemeente

BG: Brusselse gemeente (deze wordt niet gebruikt in ons onderzoek)

1.4. Onderzoeksinstrument

1.4.1. Opstellen en inhoud van de vragenlijst

Na een documentanalyse en een literatuuronderzoek werd een vragenlijst

opgesteld die tevens werd afgetoetst bij de stuurgroep. De vragenlijst werd in

een vooronderzoek afgetoetst bij vier gemeenten.

1.4.2. Interviews

Op basis van de resultaten uit de schriftelijke vragenlijst, werden nadien 6

gemeenten geselecteerd waarbij een aantal vervolginterviews plaatsvonden.

Hierbij werden er steeds 2 interviews afgenomen per geselecteerde gemeente:

1) een interview van de sportfunctionaris en de schepen van sport en 2) een

interview van de doelgroepverantwoordelijken. De selectie gebeurde op basis van

het al dat niet weergeven van knelpunten door de gemeenten. Ook deze selectie

van de gemeenten werd afgetoetst bij de stuurgroep.

1.4.3. Expertengroep

De resultaten van de vragenlijst en de interviews werden gepresenteerd en

voorgelegd aan een expertengroep met ervaring op het gebied van lokaal

gemeentelijk (of stedelijk) sportbeleid. Op basis van de resultaten en

vaststellingen werd een eerste aanzet gegeven voor beleidsaanbevelingen.

Page 11: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

11

1.5. Onderzoeksprocedure

1.5.1. Invullen van de vragenlijst

De 60 geselecteerde gemeenten werd een persoonlijke e-mail gestuurd waarin

het onderzoek kort werd gekaderd met de schrijftelijke vragenlijst in bijlage. Om

de responsgraad zo hoog mogelijk te houden, werden de gemeenten hier

meermaals aan herinnerd. Ook het ISB en het BLOSO spoorden gemeenten aan

om de vragenlijst in te vullen.

1.5.2. Verwerking van de vragen

De antwoorden van de gesloten vragen werden verwerkt via het statistisch

programma voor sociale wetenschappen SPSS. De antwoorden werden

geanalyseerd per cluster, per provincie en op basis van het al dan niet hebben

van individuele begeleiding.

De antwoorden op de open vragen werden via inductieve analyse (clustering)

samengevoegd tot een beperkt aantal antwoordcategorieën. Ter staving van het

clustermodel werd uitgegaan van een drieledige invalshoek.

Enerzijds het „3 I-model‟ met als invulling:

Informatief: kennis vergaard vanuit diverse externe informatiebronnen

(bv. research, ervaringen, goede externe contacten).

Intern: kennis die reeds voorhanden was binnen de eigen gemeente (bv.

andere diensten binnen de gemeente, collega‟s, gemeentelijke bevraging).

Institutioneel: kennis vergaard via verschillende instituten (bv. ISB,

OCMW, BLOSO).

En anderzijds het „3 C-model‟ met als invulling:

Concept: conceptuele ondersteuning, meestal vanuit beleidsvormen of

andere richtlijnen (bv. decreet, subsidiereglement).

Communicatie: ondersteuning met betrekking tot het verbeteren van de

communicatie (bv. interactie doelgroepen, betere informatieverstrekking).

Creativiteit: ondersteuning waardoor bepaalde processen via creatieve

methoden kunnen worden verbeterd (bv. motiveren personeel, efficientere

tijdsbesteding).

Page 12: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

12

Het spreekt voor zich dat clusters niet altijd even scherp en onderscheidend

afbakenend kunnen zijn.

In dit rapport worden de kwantitatieve en de kwalitatieve onderzoeks-resultaten

geïntegreerd en besproken aan de hand van een logisch opgebouwd

vragenpatroon.

1.6. Analyse van de responsgroep

Zoals hiervoor aangegeven, werd de populatie (gemeenten) op basis van de

Dexia-index in een aantal subgroepen verdeeld, waarbij rekening werd gehouden

met de procentuele verhouding van deze subgroepen in de te onderzoeken

populatie. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van de verdeling van de

60 gemeenten per cluster en de procentuele verhouding met de totale populatie.

CLUSTER Hoofdomschrijving Aantal % ingevulde SP % SP

V01 Woongemeente 25 8,77% 6 10,00%

V02 Woongemeente Landelijk 24 8,42% 4 6,67%

V03 Landelijke gemeente 28 9,82% 7 11,67%

V04 Concentratie van econ. activiteit 20 7,02% 4 6,67%

V05 Centrumgemeente 24 8,42% 7 11,67%

V06 Semi-stedelijk of agglomeratie 21 7,37% 3 5,00%

V07 Semi-stedelijk of agglomeratie 19 6,67% 4 6,67%

V08 Concentratie van econ. activiteit 8 2,81% 2 3,33%

V09 Landelijke gemeente 21 7,37% 5 8,33%

V10 Woongemeente 16 5,61% 3 5,00%

V11 Woongemeente 9 3,16% 2 3,33%

V12 Landelijke gemeente 36 12,63% 5 8,33%

V13 Concentratie van econ. activiteit 12 4,21% 3 5,00%

V14 Centrumgemeente 8 2,81% 2 3,33%

V15 Centrumgemeente 6 2,11% 2 3,33%

V16 Toeristische gemeente 8 2,81% 1 1,67%

285 100,00% 60 100,00%

Hieruit blijkt dat de procentuele verhouding van de steefproef (60 gemeenten)

relatief goed overeenkomt met die van de totale populatie. Enkel de clusters in

het rood aangeduid (V02, V04, V06, V10, V12, V16), zijn procentueel gezien iets

minder vertegenwoordigd ten opzichte van de totale populatie.

Page 13: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

13

2. RESULTATEN

DEEL 1: SBP-structuur m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit

2.1. Kennis

In dit deel van het onderzoek werd aan de gemeenten gevraagd of er bij het

schrijven van het sportbeleidsplan m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit

voldoende kennis aanwezig was betreffende doelgroepeninzicht, uitbouw van een

netwerk, activiteitenaanbod en communicatie. Verder werd ook gepeild naar de

reden van (eventuele) kennisgroei en de nood aan meer ondersteuning.

Page 14: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

14

2.1.1. Welke stappen werden ondernomen bij het schrijven van

hoofdstuk 3 van het sportbeleidsplan?

Het kwalitatieve onderzoeksluik toonde aan dat de meeste gemeenten te werk

gingen via de samenstelling van een stuurgroep. Slechts één gemeente gaf aan

dat er van een echte „stuurgroep‟ eigenlijk geen sprake was. Binnen deze

gemeente gebeurde het overleg voornamelijk tussen de sportfunctionaris, de

schepen van sport en de sportpromotor. Verder gaven de gemeenten aan hun

(voorlopige) sportbeleidsplanning met regelmaat (tweewekelijks of maandelijks)

af te toetsen bij een klankbordgroep. Deze bestond bij alle gemeenten uit een

sportraad. De meeste gemeenten koppelden hun SBP ook regelmatig terug naar

alle stakeholders waarbij zich ook instanties van buiten de „zuivere‟ sportsector

bevonden, zoals het OCMW, de plaatselijke scholen, gehandicapteninstellingen,

integratie- en welzijnsdiensten of de seniorenwerking.

“We hebben voor ons sportbeleidsplan een stuurgroep opgericht (…). We hebben

bijvoorbeeld een open sportraad georganiseerd, waar we niet enkel de sportclubs

en vertegenwoordigers van die clubs hadden uitgenodigd maar eenieder die

belangstelling had in het sportbeleid van de stad zoals collega‟s van de dienst

welzijn en hun contacten, integratiedienst. Zo hebben we geprobeerd hen rond

een ontwerp van het sportbeleidsplan bijeen te brengen om daarover te

discussiëren in de stuurgroep. Het was iets wat we nog nooit eerder gedaan

hadden. Het begrip diversiteit en toegankelijkheid was voor ons een totaal nieuw

gegeven.”

Wat betreft de nodige competenties die nodig zijn voor het schrijven het een SBP

lagen de antwoorden van de gemeenten enigszins uit elkaar. De voornaamste

competenties waren „analytisch vermogen‟, „strategisch denken‟, „brede

interesse‟, „openheid tot de problematiek‟, „de wil om samen te werken‟, „ervaring

binnen de sport‟ en „veldkennis‟.

Page 15: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

15

2.1.2. De aanwezigheid van kennis m.b.t. het schrijven van het SBP

Uit de interviews kon ook worden vastgesteld dat de aanwezigheid van kennis bij

het merendeel van de gemeenten toch nog redelijk schaars of onduidelijk was.

Dit verklaart waarom er in het kwantitatieve luik op deze vraag vaak met „deels‟

werd geantwoord.

“Over bepaalde zaken hadden we niet voldoende kennis. Ik heb soms wel

geschreven over bepaalde zaken die ik eigenlijk al lang in mijn hoofd had en nu

eindelijk naar buiten komen.”

“Wij hadden zelf niet voldoende kennis. Daarom hadden we een extra

medewerker in dienst genomen die meer ervaring had met deze thematiek.”

a) Algemeen

In figuur 1 wordt een algemeen overzicht gegeven van de aanwezige kennis bij

de gemeentelijke of stedelijke sportdiensten voor het schrijven van het

sportbeleidsplan met betrekking tot de volgende vier domeinen: doelgroepen,

netwerkuitbouw, activiteitenaanbod en communicatie. Uit de grafiek blijkt dat de

meeste kennis voornamelijk aanwezig was met betrekking tot het

doelgroepeninzicht, het activiteitenaanbod en de communicatie waar telkens

minder dan 14% van de sportdiensten aangaf over onvoldoende kennis te

beschikken. Inzake de kennis over het uitbouwen van het netwerk kan

vastgesteld worden dat dit domein opmerkelijk slechter scoort: 19,3% van de

sportdiensten gaf aan over onvoldoende netwerkkennis te beschikken.

Een opvallende vaststelling was het hoge percentage van gemeenten dat deze

vraag over kennisaanwezigheid met „deels‟ beantwoordde. Op alle domeinen lag

dit percentage tussen 50,8% en 59,6%.

Page 16: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

16

Figuur 1: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. de verschillende domeinen

32,2%

21,1%

35,6%31,0%

57,6%

59,6%

50,8%55,2%

10,2%

19,3%13,6% 13,8%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Doelgroepen Netwerk Activiteiten aanbod communicatie

ja deels neen

Page 17: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

17

b) Per cluster

Doelgroepeninzicht

Met betrekking tot het doelgroepeninzicht geeft de onderstaande grafiek een

detailoverzicht van de aanwezigheid van kennis per socio-economische

gemeenten- of stadscluster (Dexia, Typologie van de gemeenten, 2007). Bij drie

van de vijf clusters, in het bijzonder de woongemeenten, gemeenten met

economische activiteit en de semi-stedelijke gemeenten, gaven een minderheid

van de gemeenten een negatief antwoord op de vraag of er voldoende kennis

aanwezig was met betrekking tot de doelgroepen. Vooral bij de woongemeenten

(n=15) gaf 26,7% van de gemeenten aan over onvoldoende kennis te

beschikken.

Figuur 2: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. doelgroepinzicht per cluster

13,3%

29,4%

50,0%42,9%

36,4%

100,0%

60,0%

70,6%37,5%

42,9%63,6%

26,7%

12,5% 14,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=17)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja deels nee

Kijkend naar de gemeenten met een economische activiteit (n=8) gaf enerzijds

12,5% aan over onvoldoende kennis te beschikken. Anderzijds gaf 50% aan wel

voldoende kennis over de doelgroepen te hebben. Dezelfde verhouding kon

Page 18: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

18

worden vastgesteld voor de semi-stedelijke gemeenten (n=7). De landelijke

gemeenten (n=17) en de centrumsteden (n=11) beschikten wel of deels over de

nodige doelgroepenkennis. Ook hier kan bij de meeste clusters het antwoord

„deels‟ worden opgemerkt. Er werd geen rekening gehouden met de

kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van representativiteit.

Uitbouw netwerk

Ook op vlak van netwerkuitbouw beschikten de woongemeenten (n=15) over de

minst aanwezige kennis. 40% van deze gemeenten gaven aan over onvoldoende

netwerkkennis te beschikken. Ook de landelijke gemeenten (n=16), gemeenten

met economische activiteit (n=8) en de centrumsteden (n=10) gaven aan over

onvoldoende netwerkkennis te beschikken. De semi-stedelijke gemeenten (n=8)

scoorden over het algemeen beter. Er werd geen rekening gehouden met de

kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van representativiteit.

Figuur 3: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. uitbouw netwerk per cluster

13,3%

25,0% 25,0%

14,3%20,0%

100,0%

46,7%

56,3%62,5% 85,7%

70,0%

40,0%

18,8%12,5% 10,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=16)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=10)

KG (n=1)

ja deels nee

Page 19: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

19

Activiteitenaanbod

Wat betreft het activiteitenaanbod per socio-economische gemeenten- of

stadscluster gaven de woongemeenten (n=13) opnieuw aan over de minste

kennis te beschikken. Dit zou kunnen liggen aan het feit dat de sportdiensten

van sommige van deze gemeenten over onvoldoende mankracht en middelen

beschikken om alle sportinitiatieven overzichtelijk te coördineren. Ook de

landelijke gemeenten (n=17, 17,6%), gemeenten met economische activiteit

(n=8, 12,5%) en de semi-stedelijke steden (n=7, 14,3%) gaven dit aan. Er geen

rekening gehouden met de kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van

representativiteit.

Figuur 4: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. activiteitenaanbod per cluster

33,3%41,2% 37,5%

14,3%

36,4%

100,0%

46,7%

41,2% 50,0%

71,4%

63,6%

20,0% 17,6%12,5% 14,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=13)

LG (n=17)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja deels nee

Page 20: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

20

Communicatie

Op vlak van communicatiekennis scoorden de woongemeenten (n=14) opnieuw

het laagst, waarbij 28,6% van deze gemeenten aangaf onvoldoende

communicatiekennis te hebben. Opvallend is dat geen enkele landelijke

gemeente aangaf hier over onvoldoende kennis te beschikken. Er werd geen

rekening gehouden met de kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van

representativiteit.

Figuur 5: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. communicatie per cluster

35,7%29,4%

37,5%

14,3%

27,3%

100,0%35,7%

70,6%50,0%

71,4%54,5%

28,6%

12,5% 14,3%18,2%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG

(n=14)

LG

(n=17)

EA

(n=8)

SSG

(n=7)

CG

(n=11)

KG

(n=1)

ja deels nee

Page 21: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

21

c) Per provincie

Doelgroepeninzicht

Een opdeling naar provincie wat de aanwezige kennis over doelgroepeninzicht

betreft, toonde aan dat in de gemeente Limburg en West-Vlaanderen geen

enkele gemeente aangaf over onvoldoende kennis te beschikken. Dit in

tegenstelling tot Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant waar

respectievelijk 15,4%, 17,6% en 11,1% aangaf over onvoldoende kennis te

beschikken. Toch kan algemeen worden gesteld dat in elke provincie meer dan

80% van de gemeenten over deels of voldoende kennis beschikte m.b.t.

doelgroepeninzicht.

Figuur 6: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. doelgroepeninzicht per provincie

38,5%44,4%

23,5%

33,3%27,3%

46,2%

55,6%

58,8%

55,6%72,7%

15,4% 17,6%11,1%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=11)

ja deels nee

Page 22: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

22

Uitbouw netwerk

Ook op vlak van netwerkuitbouw waren het opnieuw de gemeenten uit de

provincie Limburg en West-Vlaanderen die over de meeste kennis beschikten.

Minder positief zijn de Oost-Vlaamse gemeenten waar 29,4% van de gemeenten

aangaf dat ze over onvoldoende netwerkuitbouw beschikten. Opmerkelijk was

ook het grote aantal gemeenten dat deze vraag met “deels” beantwoordde.

Figuur 7: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. netwerkuitbouw per provincie

33,3%

11,1% 11,8%

22,2%30,0%

50,0%

77,8%

58,8%

55,6%

59,6%

16,7%11,1%

29,4%22,2%

10,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=12)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=10)

ja deels nee

Page 23: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

23

Activiteitenaanbod

Met betrekking tot het activiteitenaanbod was er opnieuw geen enkele gemeente

uit Limburg en West-Vlaanderen die aangaf over onvoldoende kennis te

beschikken. Minder positief zijn de West-Vlaamse gemeenten waarbij één derde

(n=3) aangaf over onvoldoende kennis te beschikken.

Figuur 8: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. activiteitenaanbod per provincie

46,2% 44,4%

17,6%

33,3%

45,5%

38,5%

55,6%

64,7% 33,3%

54,5%

15,4% 17,6%

33,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=11)

ja deels nee

Page 24: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

24

Communicatie

In provincie West-Vlaanderen (n=11) waren er geen gemeenten of steden die

aangaven dat ze over onvoldoende communicatiekennis beschikten. Wanneer

werd gekeken naar de vier andere provincies waar gemeenten wel onvoldoenden

aangaven op vlak van communicatiekennis, viel op dat er in Antwerpen (n=13)

en Vlaams-Brabant (n=8) meer steden en gemeenten waren die aangaven dat ze

over voldoende communicatiekennis beschikten (respectievelijk 23,1% en 25%).

Algemeen kon worden vastgesteld dat in geen enkele provincie minder dan 75%

van de gemeenten aangaf over onvoldoende communicatiekennis te beschikken.

Figuur 9: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. communicatie per provincie

38,5%

22,2%17,6%

50,0%

63,4%

38,5%66,7%

70,6%

25,0%

36,4%

23,1%

11,1% 11,8%

25,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=8)

WV (n=11)

ja deels nee

Page 25: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

25

d) Afhankelijk van het al dan niet hebben van begeleiding

Doelgroepeninzicht

Met betrekking tot het doelgroepeninzicht gaf geen enkele van de 10 gemeenten

en steden waar de sportfunctionaris als coach fungeerde aan over onvoldoende

kennis te beschikken. Bij allen was er deels of volledige kennis aanwezig. Voor

de gemeenten of steden die geen begeleiding kregen (n=26), kon worden

vastgesteld dat 15,4% van hen over onvoldoende kennis beschikte, terwijl dit

voor de gemeenten en steden met individuele begeleiding maar 9,7% was.

Hieruit kon worden geconcludeerd dat de individuele begeleiding bijdroeg tot een

verhoging van de kennisvergaring op vlak van doelgroepeninzicht.

Figuur 10: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. doelgroepeninzicht opgedeeld naar begeleiding

50,0%

23,1%

34,8%

50,0%

61,5%

56,5%

15,4%8,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=26)

IB (n=23)

ja deels nee

Page 26: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

26

Uitbouw netwerk

Wat betreft netwerkuitbouw gaf slechts één van de tien coachende gemeenten

aan dat ze over onvoldoende netwerkkennis beschikten. Bij de gemeenten

zonder begeleiding (n=27) steeg dit percentage tot 12%. Van de gemeenten

zonder begeleiding gaf zelfs 72% aan over voldoende kennis te beschikken.

Verrassend was de bevinding dat de individueel begeleide gemeenten (n=22,

31,8%) slechter scoorden met betrekking tot kennis over de uitbouw van

netwerken dan gemeenten zonder begeleiding.

Figuur 11: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. netwerkuitbouw opgedeeld naar begeleiding

50,0%

72,0%

50,0%

40,0%

16,0%

18,2%

10,0% 12,0%

31,8%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=27)

IB (n=22)

ja deels nee

Page 27: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

27

Activiteitenaanbod

Ook op vlak van activiteitenaanbod gaf één van de tien coachende gemeenten

aan dat ze over onvoldoende kennis beschikten. Bij de gemeenten zonder

begeleiding (n=20) lag dit percentage op 11,5%. Ook hier was het eerder

verrassend om vast te stellen dat er onder de gemeenten die individueel begeleid

werden (n=17) meer gemeenten waren die de vraag met betrekking tot kennis

over het activiteitenaanbod negatief beantwoordden (17,4%).

Figuur 12: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. activiteitenaanbod opgedeeld naar begeleiding

50,0%

26,9%

39,1%

40,0%

61,5%43,5%

10,0% 11,5%17,4%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=9)

GB (n=20)

IB (n=17)

ja deels nee

Page 28: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

28

Communicatie

Een opmerkelijke vaststelling was dat een vijfde (20%, n=2) van de coachende

gemeenten aangaf over onvoldoende kennis te beschikken met betrekking tot

communicatie. Dit percentage lag lager bij de gemeenten zonder en met

individuele begeleiding (respectievelijk 12% en 13%). Gemeenten die individueel

werden begeleid, bleken in het algemeen over betere communicatiekennis te

beschikken.

Figuur 13: overzicht van de aanwezige kennis m.b.t. communicatie opgedeeld naar begeleiding

40,0%

24,0%

34,8%

40,0%64,0%

52,2%

20,0%12,0% 13,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=25)

IB (n=23)

ja deels nee

Page 29: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

29

2.1.3. Vanwaar werd de kennis gehaald?

Door middel van een open vraag werd aan de gemeenten gevraagd vanwaar de

nodige kennis voor het schrijven van het SBP werd gehaald. Zoals in grafiek 14

wordt weergegeven, werden de antwoorden geclusterd in een 3-i model die in

deze studie bestaat uit de volgende drie domeinen:

Info: kennis vergaard vanuit diverse externe informatiebronnen (bv.

research, ervaringen, goede contacten).

Intern: kennis die reeds voorhanden was binnen de eigen gemeentelijke

diensten (bv. andere diensten binnen de gemeente, collega‟s,

gemeentelijke bevraging).

Institutioneel: kennis vergaard via verschillende instituten (bv. ISB,

OCMW).

Figuur 14: vanwaar werd de kennis werd gehaald? (3-i model)

38,3%

27,1%

38,7%

41,9%

35,8%

54,2%

38,7% 39,5%

25,9%

18,7%

22,6%

18,6%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Info Institutioneel Intern

Page 30: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

30

Grafiek 14 toont aan dat bij de meeste gemeenten de kennis werd vergaard via

allerhande externe informatiebronnen, behalve voor kennis m.b.t. de uitbouw

van het netwerk. Gemeenten deden echter bijna evenveel beroep op de kennis

die werd aangeboden door diverse instituten. Er werd in mindere mate beroep

gedaan op kennis vanuit de interne gemeentelijke diensten.

Tabel 1 geeft hiervan een meer gedetailleerd overzicht. Binnen het domein

„informatie‟ viel op dat de gemeenten de meeste kennis haalden uit reeds

beschikbare info en research aangevuld met kennis uit eigen ervaringen.

Opvallend was dat slechts twee gemeenten spontaan aangaven de nodige

informatie bekomen te hebben via de stuurgroep van het SBP. Wat betreft de

kennis uit het institutionele domein bleek voornamelijk het ISB een veel

geraadpleegde bron. Dit werd verder aangevuld door de kennis vanuit de

OCMW‟s die in Vlaanderen een belangrijke databank vormen binnen deze

materie. Vorming en educatie waren in mindere mate een kennisbron wat wijst

op het feit dat kennis vaak elders of op andere manieren kan worden vergaard.

Samenwerking met andere sportdiensten werd slechts in geringe mate

aangegeven, terwijl het uitwisselen van kennis tussen gemeenten onderling

zeker een meerwaarde zou kunnen zijn. Binnen het domein „intern‟ werd de

meeste kennis verkregen via collega‟s en andere gemeentelijke diensten. De

geringe input van de SBP stuurgroep en de sportfunctionaris was opvallend.

Tabel 1: vanwaar werd de kennis gehaald? (gedetailleerd overzicht)

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Info beschikbare info/ research

(n=14)

Ervaringen (n=6)

beschikbare info/ research

(n=11)

ervaringen (n=5)

autonome verenigingen

(n=5)

beschikbare info/ research

(n=6)

ervaringen (n=7)

beschikbare info/ research

(n=5)

ervaringen (n=7)

Infosessie (n=1)

samenwerking/ overleg/ bevraging (n=6)

goede contacten (n=3)

samenwerking/

overleg/ bevraging (n=2)

samenwerking/

overleg/ bevraging (n=2)

goede contacten (n=2)

via collega‟s (n=2)

Page 31: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

31

stuurgroep SBP

gemeente (n=1)

stuurgroep SBP

gemeente (n=1)

Inst. ISB (+handboek) (n=15)

ISB (+handboek) (n=9)

ISB (+handboek) (n=7)

ISB (+handboek) (n=6)

OCMW (n=9)

externe diensten (n=5)

OCMW (n=5)

OCMW (n=5)

Vorming/ educatie (n=5)

OCMW (n=5)

vorming/ educatie (n=4)

vorming/ educatie (n=2)

vorming/ educatie (n=3)

externe diensten (n=3)

externe diensten (n=1)

ervaring opdoen

via (sport)diensten (n=2)

ervaring opdoen via

(sport)diensten (n=2)

externe begeleiding

(n=1)

externe begeleiding (n=2)

externe begeleiding (n=1)

ervaring opdoen via (sport)diensten (n=1)

Intern andere diensten/ collega‟s (n=9)

andere diensten/ collega‟s (n=4)

eigen ervaring (n=5) andere diensten/ collega‟s (n=6)

eigen ervaring (n=4)

eigen ervaring (n=2)

collega‟s (n=4)

werking sportfunct. (n=1)

werking sportfunct. (n=3)

werking sportfunct. (n=1)

werking sportfunct. (n=3)

stuurgroep SBP (n=1)

stuurgroep SBP

(n=3)

stuurgroep SBP

(n=1)

stuurgroep SBP (n=2)

gemeentebestuur (n=1)

diensthoofd (n=1)

rondvraag (n=1)

De kwantitatieve resultaten werden bevestigd door de interviews. Ook het

grote aandeel van kennis vanuit het institutionele domein zoals het ISB of het

BLOSO kwam duidelijk in de interviews naar voren. Meer specifiek had deze

kennis betrekking op opleidingen of handboeken zoals die van het ISB. Wat het

handboek SBP betreft, meenden sommige gemeenten dat het iets te abstract en

omslachtig was, hoewel de bruikbaarheid van hun algemene richtlijnen over het

opstellen en formuleren van doelstellingen op zich.

“We hebben eigenlijk onze kennis via die studiemomenten van het ISB

opgedaan. Dat was telkenmale van 1 dag. Ik geloof dat onze sportpromotor

Bart daar 8 of 9 keer is geweest en ik ben zelf ook een paar keer mee geweest.

Page 32: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

32

Daar hebben we onze studiemomenten gehad en van daaruit is eigenlijk heel

ons project m.b.t. armoede gegroeid.”

Daarnaast gaf de helft van de gemeenten en steden aan kennis op te doen

tijdens het gehele proces van „het schrijven op zich‟.

“Het was de eerste keer dat we dit zo moesten aanpakken. Wij hadden wel al

eens een beleidsplan geschreven maar niet met concrete doelstellingen. Via het

schrijven zelf hebben we alleszins kennis opgedaan. We hebben ook steun gehad

aan de documenten van ISB en het BLOSO. Het handboek hebben we als

leiddraad gebruikt. Bij een volgende editie zal dat allicht vlotter gaan. De kennis

verwerf je eigenlijk door het te doen: door meer contacten te leggen en door

expliciet te bevragen.”

Page 33: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

33

2.1.4. Kennisgroei

Uit de interviews bleek verder dat de kennis volgens alle gemeenten

vermeerderd was, hoewel misschien niet op alle domeinen of op alle domeinen

even sterk. Eén gemeente gaf aan dat het vooral opportuun is om samen te

werken met kennishebbenden en experten op diverse gebieden, wat belangrijker

werd bevonden dan zelf die kennis te verwerven. Een andere gemeente, die

begeleid werd door een coach, stelde zelfs dat het niet meer noodzakelijk was

om een coach in te schakelen voor het schrijven van het SBP in de toekomst.

“De kennis is absoluut vermeerderd. We weten hoe we een SBP moeten maken,

en hoe het moet zijn. Bij de opmaak van het SBP sta je stil bij zaken waarbij je

anders niet zou stilstaan. Zonder begeleiding zou het moeilijk zijn geweest

maar een coach zou niet meer zo noodzakelijk zijn aangezien we nu wel weten

hoe het moet.”

“De kennis groeit en is constant in beweging. Leergierigheid speelt hierbij een

belangrijke rol.”

“Je moet kunnen samenwerken met deskundigen van dat specifiek gebied. Het

is dus niet nodig om alle kennis zelf te verwerven.”

“Over sport en armoede, daar wist ik niets van. Vermits er een pilootproject

kwam van het ISB besloot ik om mee te doen. Alles wat we van kennis

vergaren door naar daar te gaan, pikken we gewoon mee. En dat heeft Bart

(sportpromotor) dan gedaan voor mij, hij heeft dat volledig opgevolgd en

uitgewerkt door een samenwerking met het OCMW op te zetten. En die

samenwerking staat neergeschreven in het boekje van ISB (eerst koffie en

daarna actie). Hier staat het: „sportpromotor zet vzw Regenboog in beweging‟,

dat is een huis waar die kansarmen naartoe komen.”

Deze kwalitatieve resultaten waren de bevestiging van de kwantitatieve

resultaten op de volgende bladzijden.

Page 34: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

34

a) Algemeen

Grafiek 15 geeft een overzicht van de kennisgroei die aanwezig was m.b.t. de

domeinen „doelgroepeninzicht‟, „netwerkuitbouw‟, „activiteitenaanbod‟ en

„communicatie‟. Algemeen kon gesteld worden dat de meerderheid van de

gemeenten een kennisgroei kenden met een min of meer vergelijkbare resultaat

op de vier domeinen. Bij de domeinen netwerkuitbouw en communicatie was de

kennisgroei in iets mindere mate aanwezig waar respectievelijk 58,6% en 58,9%

van de gemeenten aangaf een kennisgroei hieromtrent te hebben. Voor

doelgroepeninzicht (65%) en activiteitenaanbod (64,3%) lag deze waarde iets

hoger.

Figuur 15: overzicht van de kennisgroei m.b.t. de verschillende domeinen

65,0%58,6%

64,3%58,9%

35,0%41,4%

35,7%41,1%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Doelgroepen Netwerk Activiteiten aanbod communicatie

ja nee

Page 35: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

35

b) Per cluster

Doelgroepeninzicht

Opgedeeld naar socio-economische gemeenten- of stadscluster kon bij de

meeste clusters een relatief grote toename van de kennisgroei worden

vastgesteld met betrekking tot het doelgroepeninzicht. De centrumgemeenten

(n=11), waar 81,8% van de gemeenten een kennisgroei aangaf, scoorden

aanzienlijk hoger dan de gemeenten uit de andere clusters. Ondanks dat de

woongemeenten reeds aangaven over weinig kennis te beschikken (figuur 2),

bleef hun kennisgroei hier beperkt. Er werd geen rekening gehouden met de

kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van representativiteit.

Figuur 16: overzicht van de kennisgroei m.b.t. doelgroepeninzicht per cluster

60,0% 58,8%66,7%

71,4%

81,8%

40,0% 41,2%33,3%

28,6%

18,2%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=17)

EA (n=9)

SSG (n=7)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja nee

Page 36: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

36

Uitbouw netwerk

Met uitzondering van de woongemeenten, waarbij slechts 37,5% van de

gemeenten een kennisgroei op het gebied van netwerkuitbouw aangaf, gaf bij de

andere clusters steeds meer dan 55% van de gemeenten een kennisgroei aan.

Voor de woongemeenten, de gemeenten met economische activiteit, de

landelijke en de centrumgemeenten die eerder hadden aangegeven over minder

kennis te beschikken m.b.t. uitbouw van kennis (figuur 3), was er enkel voor de

laatste twee clusters een relatief grote kennisgroei waarneembaar. Er werd geen

rekening gehouden met de kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van

representativiteit.

Figuur 17: overzicht van de kennisgroei m.b.t. netwerkuitbouw per cluster

37,5%

62,5%55,6%

83,3% 80,0%

62,5%

37,5%44,4%

16,7% 20,0%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=16)

LG (n=16)

EA (n=9)

SSG (n=6)

CG (n=10)

KG (n=1)

ja nee

Page 37: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

37

Activiteitenaanbod

Hoewel 20% van de woongemeenten reeds aangaven over onvoldoende

activiteitenkennis te beschikken (figuur 4), vertaalde dit zich niet in een grotere

groei ten opzichte van de andere socio-economische gemeenten- of

stadsclusters. Integendeel, samen met de semi-stedelijke gemeenten en de

gemeenten met een economische activiteit, gaf minder dan de helft van de

gemeenten aan geen kennisgroei over het activiteitenaanbod te hebben. De

landelijke gemeenten waarvan 17,6% van de gemeenten reeds aangaf over

onvoldoende activiteitenkennis te beschikken (figuur 4), gaven wel aan van een

hoge kennisgroei op het gebied van activiteitenaanbod te genieten. De

kennisgroei bij de centrumgemeenten (n=9, 100%) was opmerkelijk. Er werd

geen rekening gehouden met de kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van

representativiteit.

Figuur 18: overzicht van de kennisgroei m.b.t. activiteitenaanbod per cluster

42,9%

76,5%

50,0% 50,0%

100,0%

0,0%

57,1%

23,5%

50,0% 50,0%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=14)

LG (n=17)

EA (n=8)

SSG (n=6)

CG (n=10)

KG (n=1)

ja nee

Page 38: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

38

Communicatie

Wat betreft kennisgroei met betrekking tot communicatie valt ook hier de

kennisgroei van de centrumgemeenten op (n=11, 81,8%). Daarnaast vertaalde

het relatief grote tekort in communicatiekennis (figuur 5) bij 28,6% van de

woongemeenten zich niet in een grotere groei in vergelijking met andere

clusters. Het kennistekort op vlak van communicatie (figuur 5) van de semi-

stedelijke gemeente kreeg ook hier zijn gevolg met een relatieve toename in de

kennisgroei bij 66,7% van deze gemeenten. Er werd geen rekening gehouden

met de kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van representativiteit.

Figuur 19: overzicht van de kennisgroei m.b.t. communicatie per cluster

42,9%

68,8%

37,5%

66,7%

81,8%

57,1%

31,3%

62,5%

33,3%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=14)

LG (n=16)

EA (n=8)

SSG (n=6)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja nee

Page 39: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

39

c) Per provincie

Doelgroepeninzicht

Wat betreft de kennisgroei van doelgroepinzicht opgedeeld naar provincie kon

worden vastgesteld dat de gemeenten uit provincie Antwerpen (71,4%), Limburg

(66,7%) en Oost-Vlaanderen (76,5%) aangaven meer kennisgroei te hebben

vergaard dan de gemeenten uit Vlaams-Brabant (44,4%) en West-Vlaanderen

(54,4%). Voor provincie Antwerpen en Oost-Vlaanderen was deze groei relatief

gezien het grootst omdat deze provincies zwak scoorden op vlak van aanwezige

kennis m.b.t. doelgroepeninzicht.

Figuur 20: overzicht van de kennisgroei m.b.t. doelgroepeninzicht per provincie

71,4%66,7%

76,5%

44,4%

54,5%

28,6%33,3%

23,5%

55,6%

45,5%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=14)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=11)

ja nee

Page 40: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

40

Uitbouw netwerk

Op vlak van netwerkuitbouw kon opnieuw worden vastgesteld dat er bij de

gemeenten uit provincie Limburg de grootste kennisgroei had plaatsgevonden.

Verder gaf 77,8% en 62,5% van de gemeenten in de provincie Antwerpen en

Oost-Vlaanderen aan dat er eveneens een kennisgroei had plaatsgevonden. Dit is

voor provincie Oost-Vlaanderen een relatief kleine toename omdat 29,4% van de

Oost-Vlaamse gemeenten reeds had aangegeven dat deze kennis niet aanwezig

was en daarmee het slechtste scoorde in vergelijking met andere gemeenten

(figuur 7).

Figuur 21: overzicht van de kennisgroei m.b.t. doelgroepeninzicht per provincie

61,5%

77,8%

62,5%

50,0%

40,0%

38,5%

22,2%

37,5%

50,0%

60,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=9)

OV (n=16)

VB (n=10)

WV (n=10)

ja nee

Page 41: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

41

Activiteitenaanbod

Wat betreft de kennisgroei inzake activiteitenaanbod kon worden vastgesteld dat

er voor elke provincie in meer dan de helft van de gemeente een kennisgroei had

plaatsgevonden. Hoewel respectievelijk 15,4%, 17,6% en 33,3% van de

gemeenten uit Antwerpen (n=13), Oost-Vlaanderen (n=17) en Vlaams-Brabant

(n=9) reeds aangaven over onvoldoende kennis over het activiteitenaanbod te

beschikken (figuur 8), was de relatieve kennisgroei in zowel de provincie

Antwerpen als Oost-Vlaanderen zichtbaar. De kennisgroei viel echter voor

provincie Vlaams-Brabant laag uit in vergelijking met de andere provincies.

Figuur 22: overzicht van de kennisgroei m.b.t. doelgroepeninzicht per provincie

69,2%62,5%

68,8%

50,0%

63,6%

30,8%37,5%

31,3%

50,0%

36,4%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=8)

OV (n=16)

VB (n=8)

WV (n=11)

ja nee

Page 42: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

42

Communicatie

Zoals reeds aangegeven, waren er in provincie West-Vlaanderen geen en in de

provincie Limburg slechts 11% gemeenten die over onvoldoende

communicatiekennis beschikten (figuur 9). Dit vertaalde zich in een iets kleinere

kennisgroei (37,5% en 54,5%) in vergelijking met de andere provincies. De

grootste kennisgroei m.b.t. communicatie werd in Antwerpen (69,2%) en Oost-

Vlaanderen (68,8%) vastgesteld.

Figuur 23: overzicht van de kennisgroei m.b.t. communicatie per provincie

69,2%

37,5%

68,8%

50,0%54,5%

30,8%

62,5%

31,3%

50,0%45,5%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=8)

OV (n=16)

VB (n=8)

WV (n=11)

ja nee

Page 43: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

43

d) Afhankelijk van begeleiding

Doelgroepeninzicht

Onder de gemeenten die individuele begeleiding kregen (n=26), was de

kennisgroei met betrekking tot het doelgroepeninzicht relatief gezien het grootst

(69,2%). Dit is niet verwonderlijk omdat deze groep al aangaf over het minste

doelgroepkennis te beschikken (figuur 10). Ook bij de gemeenten die individuele

begeleiding (n=24) kregen en waar 8,7% eerder aangaf over onvoldoende

doelgroepkennis te beschikken, gaf 70,8% aan dat er een kennisgroei aanwezig

was. Van de tien gemeenten die zelf coach waren en allen aangaven deels of

volledig over doelgroepkennis te beschikken, was er een kennisgroei van 40%.

Figuur 24: overzicht van de kennisgroei m.b.t. doelgroepeninzicht opgedeeld naar begeleiding

40,0%

69,2% 70,8%

60,0%

30,8% 29,2%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=26)

IB (n=24)

ja nee

C=coach GB=geen begeleiding IB= individuele begeleiding

Page 44: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

44

Uitbouw netwerk

Grafiek 25 toont aan dat zowel bij de gemeenten met als zonder begeleiding

meer dan 60% een kennisgroei betreffende de netwerkuitbouw had

plaatsgevonden. Beduidend minder kennisgroei was er bij de coachende

gemeenten aanwezig waar reeds 90% aangaf dat er voldoende kennis

voorhanden was (figuur 11).

Figuur 25: overzicht van de kennisgroei m.b.t. netwerkuitbouw opgedeeld naar begeleiding

40,0%

61,5% 63,6%

60,0%

38,5% 36,4%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=26)

IB (n=22)

ja nee

Page 45: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

45

Activiteitenaanbod

Met betrekking tot het activiteitenaanbod kon er worden vastgesteld dat er bij de

coachende gemeenten (n=10), waar de meeste kennis aanwezig m.b.t. het

activiteitenaanbod (figuur 12), de kleinste kennisgroei (40%) was. Bij de

gemeenten zonder (n=23) of individuele begeleiding (n=23), die voordien

aangaven meer nood te hebben aan kennis, kon er meer kennisgroei worden

vastgesteld m.b.t. het activiteitenaanbod.

Figuur 26: overzicht van de kennisgroei m.b.t. activiteitenaanbod opgedeeld naar begeleiding

40,0%

73,9%65,2%

60,0%

26,1%34,8%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=23)

IB (n=23)

ja nee

Page 46: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

46

Communicatie

Voor 60,9% van de gemeenten met individuele begeleiding, die over meer

communicatiekennis beschikten, bleek er een kennisgroei op vlak van

communicatie. Dit percentage lag zelfs iets hoger (66,7%) voor de gemeenten

zonder individuele begeleiding. Bij de coachende gemeenten was er slechts een

derde (n=9) van mening dat er een kennisgroei waar te nemen was. Deze

resultaten waren de weerspiegeling van de aanwezige communicatiekennis,

reeds besproken in figuur 13.

Figuur 27: overzicht van de kennisgroei m.b.t. communicatie opgedeeld naar begeleiding

33,3%

66,7%60,9%

66,7%

33,3%39,1%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=9)

GB (n=24)

IB (n=23)

ja nee

Page 47: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

47

2.1.5. Reden van de kennisgroei?

Aan de gemeenten werd gevraagd welke volgens hen de reden was van de

kennisgroei. De antwoorden werden ook hier geclusterd in een 3-i model, met

dezelfde domeinen „informatie‟, „intern‟ en „institutioneel‟. Bij de vraag „vanwaar

werd de kennis gehaald?‟ leunden de bronnen „informatie‟ en „institutioneel‟

aanvankelijk nog dicht bij elkaar aan. Wanneer er echter dieper werd ingegaan

op de voornaamste reden van de kennisaangroei, was het opmerkelijk dat in alle

vier kennisdomeinen hoofdzakelijk wordt verwezen naar „informatie‟ als bron van

kennis zoals in figuur 28 weergegeven. Het institutionele als kennisbron werd bij

de huidige vraag plots minder vermeld. Verder kon worden vastgesteld dat de

interne informatiebronnen van de gemeenten slechts voor een klein deel

verantwoordelijk waren voor de kennisgroei.

Figuur 28: reden van kennisgroei? (3-i model)

56,3% 56,3%

61,3%

65,2%

29,2%31,3%

22,6% 21,7%

14,6%12,5%

16,1%13,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Info Institutioneel Intern

Page 48: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

48

Tabel 2 geeft hiervan een meer gedetailleerd overzicht. Er kon worden

vastgesteld dat de kennis vooral was aangegroeid door het verzamelen van

externe informatie, die vooral werd gegenereerd door de toegenomen aandacht

voor de materie en door het grondiger uitvoeren van research. Op institutioneel

vlak waren het vooral het ISB en het OCMW die werden aangehaald als de

voornaamste reden van kennisgroei, maar in vergelijking met het domein

„informatie‟ is hun aandeel in de kennisgroei relatief gering. Interne

informatiebronnen zoals eigen ervaring of andere diensten binnen de gemeente

werden zeer zelden opgenoemd als redenen van kennisgroei.

Tabel 2: gedetailleerd overzicht van de redenen van kennisgroei

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Info meer aandacht/ research (n=15)

meer aandacht/ research (n=6)

meer aandacht/ research (n=8)

meer aandacht/ research (n=10)

Info uit ervaring (n=5)

andere externe instellingen (n=4)

interactie via infodagen en activiteiten (n=4)

meer overleg (n=3)

Interactie via infodagen en activiteiten (n=5)

info via diensthoofd/ collega‟s (n=2)

meer overleg (n=3)

interactie via infodagen en activiteiten (n=2)

Goede contacten (n=2)

interactie met doelgroep (n=2)

Vb aan andere gemeenten (n=2)

ervaring (n=2)

ervaring (n=2)

goede contacten

(n=1)

andere

gemeentelijke diensten (n=1)

Inst. OCMW (n=5)

contacten met diverse instellingen (n=5)

ISB (n=4)

ISB (n=2)

ISB (n=4)

ISB (n=3)

contacten met diverse instellingen (n=2)

OCMW (n=1)

vorming/educatie (n=3)

OCMW (n=1)

OCMW (n=1)

vorming/educatie (n=1)

decretaal (n=1)

decretaal (n=1)

regionale G-sportcoördinator

(n=2)

regionale G-sportcoördinator

(n=1)

Page 49: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

49

contact externe

instellingen (n=1)

Intern eigen ervaring (n=4)

uitbouw eigen netwerk (n=2)

andere gemeentelijke diensten/collega‟s (n=3)

in dienst name SGA (n=1)

andere diensten/ collega‟s

(n=2)

andere gemeentelijke

diensten/collega‟s (n=2)

werking sportfunct. (n=1)

lokaal beleidsplan (n=1)

ervaring via collega‟s (n=1)

De interviews gaven aan dat alle geïnterviewde gemeenten „samenwerking met

derden‟ (zowel binnen het domein informatie, institutioneel en intern) aangaven

als de manier om de kennis te vergroten en de kennisgroei te laten toenemen.

Specifieker waren de opties binnen dit antwoord wel divers: samenwerking met

gemeenten, actoren, (externe) instellingen en diensten of studiemomenten en –

dagen.

“Kennis zit in de specifieke eigenschappen en de manier van werken van

doelgroepen. Informatie over manieren om doelgroepen te benaderen kan

extern worden gehaald.”

“We zijn te rade gegaan bij veel actoren. We hebben bijvoorbeeld de

adviesraad van de gehandicaptensport geraadpleegd voor de uitwerking van de

„toegankelijkheid van het zwembad‟. In de toekomst gaan we hen nog nauwer

betrekken. Voorts werden alle betrokken organisaties geraadpleegd.”

Page 50: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

50

2.1.6. Nood aan meer ondersteuning?

De interviews toonden aan dat de nood aan ondersteuning afhing van

gemeente tot gemeente met telkens uiteenlopende motieven. Met betrekking tot

informatie vanuit de eigen gemeente deed één gemeente beroep op een extra

medewerker die ervaring had met buurtsport en zich nu toespitst op de thema‟s

toegankelijkheid en diversiteit.

“Jan was toen nog verbonden aan de dienst welzijn en met hem hadden we toen

al ervaring in het opzetten van gemeenschappelijke acties zoals buurtsport

bijvoorbeeld. Hij is daarom opgenomen binnen de sportdienst waar hij

voornamelijk naar de doelgroepen „personen in armoede‟ en „allochtonen‟ toe,

voor een belangrijke insteek heeft gezorgd.”

Ook bij een andere gemeente was er ondersteuning:

“Wij hadden inderdaad ondersteuning, en die was zeker nodig vonden we omdat

we graag wat meer structuur in onze werking wilden brengen. Via het ISB kregen

we Wim Boeck van de gemeente Westerlo als coach.”

Eén gemeente zou ondersteuning vooral handig vinden om te polsen of de

gemeente op de goede weg is bij het schrijven en uitvoeren van het SBP:

“Of we ondersteuning nodig hadden vanuit ISB of zo? In begin dacht ik van wel

want ik heb misschien wel ervaring in het sportlandschap door op verschillende

zaken te werken maar ik had nog nooit een beleidsplan geschreven. Ik wist ook niet

of ik goed bezig was met mijn sportdienst. Je kan eens bij een ander sportdienst

gaan aankloppen maar het blijft altijd de vraag „ben ik nu eigenlijk wel goed bezig?‟.

Dan zou een audit wel goed zijn. Zo kan je horen wat kan er beter en wat moet er

veranderen.”

Een andere gemeente zou graag meer ondersteuning ontvangen voor het

schrijven van het SBP:

“Het handboek is nog te algemeen en te ruim. Het is niet zo evident om alles goed

te formuleren. Een draftversie zou gemakkelijker werken, en je wordt er meer door

gestuurd. Dit mag gerust vanuit het Bloso komen.”

Page 51: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

51

a) Algemeen

Het kwalitatieve onderdeel bevestigde de kwantitatieve resultaten. Grafiek 29

geeft een overzicht weer van de nood aan ondersteuning voor de gemeentelijke

of stedelijke sportdiensten bij het schrijven van het SBP met betrekking tot

volgende domeinen: „doelgroepen‟, „netwerkuitbouw‟, „activiteitenaanbod‟ en

„communicatie‟. Deze grafiek toont aan dat voor iets minder dan de helft van de

gemeenten nood had aan meer ondersteuning. De minste nood aan

ondersteuning werd geformuleerd op vlak van activiteitenaanbod, waar slechts

27,8% van de gemeenten aangaf nood te hebben aan meer ondersteuning.

Kijkend naar de domeinen doelgroepen, netwerkuitbouw en communicatie, gaf

respectievelijk 40,4%, 39,3% en 35,7% van de gemeenten aan nood te hebben

aan meer ondersteuning.

Figuur 29: de nood aan ondersteuning m.b.t. de verschillende domeinen

40,4% 39,3%

27,8%35,7%

59,6% 60,7%

72,2%64,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Doelgroepen Netwerk Activiteiten aanbod communicatie

ja nee

Page 52: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

52

b) Per cluster

Doelgroepeninzicht

Wat betreft de nood aan ondersteuning kon worden vastgesteld dat voor de

woongemeenten (n=15), die al aangaven over de laagste kennis en kennisgroei

m.b.t. het doelgroepinzicht te beschikken, dat 64,3% van hen nood had aan

meer ondersteuning binnen dit domein. Ondanks dat alle landelijke gemeenten

(n=18) aangaven over voldoende (of deels voldoende) kennis te beschikken, gaf

41,2% van de gemeenten aan nood te hebben aan meer ondersteuning. Minder

dan een derde van de semi-stedelijke gemeenten en centrumgemeenten hebben

nood aan meer ondersteuning. Er werd geen rekening gehouden met de

kustgemeenten (n=1) door de afwezigheid van representativiteit.

Figuur 30: nood aan meer ondersteuning m.b.t. doelgroepinzicht per cluster

60,0%

43,8%37,5%

28,6%20,0%

40,0%

56,3%62,5%

71,4%80,0%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=16)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=10)

KG (n=1)

ja nee

Page 53: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

53

Uitbouw netwerk

Logischerwijze gaven de woongemeenten (n=16), die over de minste kennis en

kennisgroei op het gebied van netwerkuitbouw beschikten, aan het meest nood

te hebben aan ondersteuning (62,5%). Ook 50% van de gemeenten met

economische activiteit en 40% van de landelijke gemeenten hebben meer nood

aan ondersteuning. In het algemeen scoorden deze drie clusters relatief gezien

dan ook lager voor aanwezige kennis en kennisgroei m.b.t. netwerkuitbouw. De

semi-stedelijke gemeenten en centrumgemeenten hadden weinig nood aan meer

ondersteuning. Er werd geen rekening gehouden met de kustgemeenten (n=1)

door de afwezigheid van representativiteit.

Figuur 31: nood aan meer ondersteuning m.b.t. netwerkuitbouw per cluster

62,5%

40,0%

50,0%

14,3% 11,1%

37,5%

60,0%

50,0%

85,7% 88,9%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=16)

LG (n=15)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=9)

KG (n=1)

ja nee

Page 54: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

54

Activiteitenaanbod

Zowel de woongemeenten (n=14), de landelijke gemeenten (n=17) als de

centrumgemeenten (n=8) gaven aan de meeste nood te hebben aan

ondersteuning m.b.t. het activiteitenaanbod. Deze bevinding lag deels in de

verwachting met wat voorgaand reeds werd vastgesteld. Er was namelijk een

groter kennistekort m.b.t. het activiteitenaanbod voor woongemeenten en

landelijke gemeenten in vergelijking met de andere clusters. Hoewel van de

centrumgemeenten enerzijds niemand aangaf een kennistekort te hebben en

anderzijds iedereen aangaf dat er een kennisgroei aanwezig was, gaf 25% aan

nood te hebben aan meer ondersteuning over het activiteitenaanbod.

Figuur 32: nood aan meer ondersteuning m.b.t. activiteitenaanbod per cluster

28,6%

41,2%

12,5%16,7%

25,0%

71,4%

58,8%

87,5%83,3%

75,0%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=14)

LG (n=17)

EA (n=8)

SSG (n=6)

CG (n=8)

KG (n=1)

ja nee

Page 55: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

55

Communicatie

Ook met betrekking tot communicatie waren het de centrumgemeenten (81,8%)

en de landelijke gemeenten (68,8%) die aangaven de grootste nood aan

ondersteuning te hebben. Ook de semi-stedelijke gemeenten gaven aan meer

ondersteuning nodig te hebben wat kan worden verklaard door het feit dat deze

gemeenten zwak scoorden op vlak van kennisaanwezigheid m.b.t. communicatie.

Voor de centrumgemeenten was dit enigszins verrassend omdat zij over een

relatief grote aanwezigheid van kennis konden beroepen en omdat alle

gemeenten een kennisgroei aangaven. Onder de woongemeenten, waarbij werd

vastgesteld dat zij over de minste kennis en kennisgroei beschikten op vlak van

communicatie, was slechts 30,8% van mening dat er meer nood aan

ondersteuning nodig was.

Figuur 33: nood aan meer ondersteuning m.b.t. communicatie per cluster

42,9%

68,8%

37,5%

66,7%

81,8%

57,1%

31,3%

62,5%

33,3%

18,2%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=14)

LG (n=16)

EA (n=8)

SSG (n=6)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja nee

Page 56: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

56

c) Per provincie

Doelgroepeninzicht

Bij de meeste gemeenten uit provincie Vlaams-Brabant, waar zowel de

aanwezige kennis als de kennisgroei relatief laag was, kon een grote vraag

(66,7%) naar ondersteuning m.b.t. doelgroepeninzicht worden vastgesteld. De

lage kennisgroei van West-Vlaamse gemeenten binnen dit domein uitte zich niet

in een grote vraag naar ondersteuning wat wellicht verklaard kan worden door de

hoge aanwezigheid van doelgroepeninzicht binnen deze provincie. Hoewel

gemeenten uit provincie Limburg goed scoorden op vlak van kennis en

kennisgroei, gaven zij toch een relatief grote vraag naar meer ondersteuning op

vlak van doelgroepeninzicht.

Figuur 34: nood aan meer ondersteuning m.b.t. doelgroepeninzicht per provincie

27,3%

55,6%

35,3%

66,7%

27,3%

72,7%

44,4%

64,7%

33,3%

72,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=11)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=11)

ja nee

Page 57: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

57

Uitbouw netwerk

Wat betreft netwerkuitbouw kon worden vastgesteld dat meer dan de helft van

de gemeenten uit de provincie Limburg (55,6%) en Vlaams-Brabant (60%) nood

heeft aan meer ondersteuning. Voor provincie Vlaams-Brabant was dit een

logisch gevolg van hun relatief lage aanwezigheid van kennis en hun lagere

kennisgroei. Voor provincie Limburg was dit enigszins verrassend omdat deze

provincie op beide vlakken goed scoorde.

Figuur 35: nood aan meer ondersteuning inzake netwerkuitbouw per provincie

25,0%

55,6%

33,3%

60,0%

30,0%

75,0%

44,4%

66,7%

40,0%

70,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=12)

LI (n=9)

OV (n=15)

VB (n=10)

WV (n=10)

ja nee

Page 58: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

58

Activiteitenaanbod

Gemeenten uit provincie Limburg (n=8) en provincie West-Vlaanderen (n=11)

gaven aan meer ondersteuning nodig te hebben op vlak van activiteitenaanbod

(respectievelijk 37,5% en 26,4%). Dit was opvallend omdat geen enkele

gemeente uit deze twee provincies aangaf over „onvoldoende‟ kennis te

beschikken en beide provincies relatief grote kennisgroei aangaven. De lagere

aanwezigheid van kennis en kennisgroei m.b.t. activiteitenaanbod bij de

gemeenten uit Vlaams-Brabant vertaalde zich niet in een hogere nood aan meer

ondersteuning.

Figuur 36: nood aan meer ondersteuning m.b.t. activiteitenaanbod per provincie

18,2%

37,5%

25,0% 25,0%

36,4%

81,8%

62,5%

75,0% 75,0%

63,6%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=11)

LI (n=8)

OV (n=16)

VB (n=8)

WV (n=11)

ja nee

Page 59: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

59

Communicatie

De nood aan ondersteuning op vlak van communicatie is vergelijkbaar in de vijf

provincies waarbij Oost-Vlaanderen (29,4%) het minst en Antwerpen (41,7%)

het meest aangaf meer ondersteuning nodig te hebben op vlak van

communicatie.

Figuur 37: nood aan meer ondersteuning m.b.t. communicatie per provincie

41,7%37,5%

29,4%37,5% 36,4%

58,3%62,5%

70,6%62,5% 63,6%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=12)

LI (n=8)

OV (n=17)

VB (n=8)

WV (n=11)

ja nee

Page 60: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

60

d) Afhankelijk van begeleiding

Doelgroepeninzicht

Met betrekking tot het doelgroepeninzicht geeft de onderstaande grafiek een

overzicht van de nood aan ondersteuning, al dan niet afhankelijk van wel of geen

individuele begeleiding. Er kon worden vastgesteld dat de gemeenten die

individuele begeleiding kregen (n=21) de meeste nood hadden aan

ondersteuning op vlak van doelgroepeninzicht (47,6%). Dit was wellicht ook de

reden waarom ze effectief begeleiding hadden aangevraagd en waarom de

aanwezigheid van kennis en de kennisgroei bij deze groep relatief hoog was.

Voor de gemeenten zonder begeleiding (n=26) of de coachende diensten (n=10)

was de nood aan ondersteuning lager (38,5% en 30%). Het viel op dat ondanks

de expertise die ze delen met andere gemeenten, coachende gemeenten ook

nood hebben aan ondersteuning.

Figuur 38: nood aan meer ondersteuning m.b.t. doelgroepeninzicht opgedeeld naar begeleiding

30,0%38,5%

47,6%

70,0%61,5%

52,4%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=26)

IB (n=21)

ja nee

Page 61: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

61

Uitbouw netwerk

Ook wat betreft netwerkuitbouw lag de nood aan ondersteuning het hoogst

(45,5%) bij de gemeenten die individuele begeleiding kregen (n=17). Dit kan

mogelijk worden verklaard omdat bij deze groep de minste kennis aanwezig was

over netwerkuitbouw (zie figuur 11).

Figuur 39: nood aan meer ondersteuning m.b.t. netwerkuitbouw opgedeeld naar begeleiding

22,2%

40,0%45,5%

77,8%

60,0%54,5%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=9)

GB (n=25)

IB (n=22)

ja nee

Page 62: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

62

Activiteitenaanbod

Figuur 40 toont aan dat de nood aan ondersteuning m.b.t. activiteitenaanbod het

hoogst (40%) is voor de coachende gemeenten (n=10). Dit is begrijpelijk omdat

het voor deze gemeenten minder eenvoudig is goed op de hoogte te zijn van het

sportaanbod van de hulpbehoevende gemeente. Toch gaf deze coachende groep

van gemeenten reeds aan over de meeste kennis te beschikken in vergelijking

met de twee andere groepen.

Figuur 40: nood aan meer ondersteuning m.b.t. activiteitenaanbod opgedeeld naar begeleiding

40,0%

27,3%22,7%

60,0%

72,7%77,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=22)

IB (n=22)

ja nee

Page 63: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

63

Communicatie

Wat betreft communicatie kon er worden vastgesteld dat gemeenten met

individuele begeleiding (n=22) de meeste nood hebben (45,5%) aan extra

ondersteuning op vlak van communicatie.

Figuur 41: nood aan meer ondersteuning m.b.t. communicatie opgedeeld naar begeleiding

20,0%

33,3%

45,5%

80,0%

66,7%

54,5%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=24)

IB (n=22)

ja nee

Page 64: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

64

2.1.7. Nood aan meer ondersteuning: welke ondersteuning?

Vervolgens werd aan de gemeenten de open vraag gesteld welke extra

ondersteuning zij het meest noodzakelijk vonden. Deze antwoorden werden in

een 3-c model geclusterd bestaande uit de volgende drie domeinen:

Concept: conceptuele ondersteuning, meestal vanuit beleidsvormen of

andere richtlijnen (bv. decreet, subsidiereglement).

Communicatie: ondersteuning met betrekking tot het verbeteren van de

communicatie (bv. interactie doelgroepen, betere informatieverstrekking).

Creativiteit: ondersteuning waardoor bestaande zaken via creatieve

methoden kunnen worden geoptimaliseerd (bv. motiveren personeel,

efficientere tijdsbesteding).

Uit figuur 42 kan worden afgeleid dat de gemeenten vooral een betere

ondersteuning m.b.t. communicatie wensten. Enkel bij het uitbouwen van het

netwerk werd meer heil verwacht van conceptuele ondersteuning. Ondersteuning

op het domein van creativiteit scoorde over het algemeen vrij laag. Enkel bij het

activiteitenaanbod waren de gemeenten van mening dat er meer creatieve

ondersteuning moet komen.

Page 65: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

65

Figuur 42: nood aan welke ondersteuning? (3-i model)

37,5%

46,7%

26,7% 26,7%

41,7%40,0% 40,0%

53,3%

20,8%

13,3%

33,3%

20,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Concept Communicatie Creativiteit

In tabel 3 wordt een meer gespecificeerd overzicht gegeven. Binnen het

conceptuele domein was een grote verscheidenheid in de gevraagde

ondersteuning waarneembaar. De vraag naar duidelijkere richtlijnen en

begeleiding naast een betere interactie met externe diensten werd het vaakst

aangegeven. Op vlak van communicatie kon worden opgemerkt dat de

gemeenten meer begeleiding willen van diverse externe instellingen. Opvallend

was dat de interactie met doelgroepen zowel bij netwerkuitbouw,

activiteitenaanbod als communicatie laag scoort. Blijkbaar vinden gemeenten het

daar minder opportuun of haalbaar om de doelgroepen in kwestie daadwerkelijk

te gaan betrekken terwijl dit een meerwaarde zou kunnen vormen. Bij

„creativiteit‟ komen dezelfde problemen naar voor. Enerzijds was er een

tijdsgebrek bij de gemeentelijke diensten en een personeelstekort. Anderzijds

werd ook het gebrek aan motivatie bij het personeel een aantal keer vermeld.

Verder werd ook aangegeven dat er van hogerhand voorbeelden van initiatieven

worden aangeboden bij het uitwerken van nieuwe activiteiten.

Page 66: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

66

Tabel 3: nood aan welke ondersteuning? (gedetailleerd overzicht)

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Concept richtlijnen en begeleiding (n=4)

interactie externe diensten/org. (n=4)

beleid (n=2)

oplijsten van de doelgroep (n=2)

vorming/ educatie voorzien (n=2)

vorming/ educatie (n=1)

aanbod activiteiten (n=1

vorming/ educatie (n=1)

meer fin. middelen (n=2)

logistieke en fin. steun (n=1)

vb nemen (n=1)

hinder op wet van de privacy (n=1)

vb nemen

(n=1)

richtlijnen en

begeleiding (n=1)

Communicatie interactie met doelgroepen (n=5)

betere externe contacten (n=2)

begeleiding externe instellingen (n=3)

info verstrekken (n=4)

informatie verstrekken

(n=2)

Begeleiding externe

instellingen (n=2)

advies winnen (n=1)

begeleiding externe instellingen

(n=2)

interactie OCMW (n=3)

interactie OCMW (n=1)

interactie doelgroepen (n=1)

interactie doelgroepen (n=1)

interactie

doelgroepen (n=1)

meer

communicatie- middelen

(n=2)

creativiteit motiveren personeel (n=5)

motiveren personeel (n=1)

voorbeelden van initiatieven (n=2)

(motiveren van) personeel (n=2)

efficiëntere tijdsbesteding (n=1)

efficiëntere tijdsbesteding (n=1)

(motiveren van) personeel (n=2)

taalbarrière doorbreken (n=1)

ideeën leveren (n=1)

Page 67: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

67

2.1.8. Nood aan meer ondersteuning: door wie?

De gemeenten werd vervolgens gevraagd van wie zij deze extra ondersteuning

graag wilden ontvangen. Deze open vraag werd opnieuw in een 3-c model

geclusterd in de domeinen „concept‟, „communicatie‟ en „creativiteit‟. Zoals figuur

43 duidelijk aangeeft, was ook hier de communicatieve ondersteuning het meest

prominente antwoord. Het conceptuele en creatieve hadden slechts een miniem

aandeel en werd enkel aangegeven m.b.t. het doelgroepeninzicht en de

netwerkuitbouw.

Figuur 43: meer ondersteuning door wie? (3-c model)

7,7% 6,3%

84,6%87,5%

100,0% 100,0%

7,7% 6,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Concept Communicatie Creativiteit

Een meer gedetailleerd overzicht wordt in tabel 4 weergegeven. Hieruit bleek dat

de gemeenten veel belang hechten aan een betere communicatie met externe

diensten. Vooral het ISB was een vaak genoemde instantie waarvan

communicatieve ondersteuning wordt verwacht m.b.t. de netwerkuitbouw, het

activiteitenaanbod en de doelgroepen. Op vlak van het effectief bereiken van de

doelgroepen verwachtte men eerder ondersteuning van diverse andere bevoegde

Page 68: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

68

diensten (zoals de gemeentediensten, de provincie, een universiteit, enz.).

Verder werd ook het BLOSO vaak aangehaald. Er kan gesteld worden dat er

volgens de gemeenten vooral meer nood is aan een doeltreffende interactie met

de bevoegde instanties. Binnen het conceptuele domein gaven enkele

gemeenten, enkel voor het domein doelgroepen en netwerkuitbouw, de

ondersteuning van diverse personen met kennis van zake aan. In het creatieve

domein rekenden enkele gemeenten eerder op de eigen interne studiedienst en

de praktische ervaring die men op termijn zal verzamelen.

Tabel 4: meer ondersteuning door wie? (gedetailleerd overzicht)

Doelgroepen Netwerk Activiteitenaanbod Communicatie

Concept personen met

kennis ter zake (n=2)

personen met

kennis ter zake (n=1)

Communicatie andere bevoegde diensten

(n=9)

ISB (n=6)

ISB (n=4)

ISB (n=3)

ISB (n=9)

andere bevoegde diensten (n=3)

Bloso (n=4)

Bloso (n=2)

Bloso (n=3)

Bloso (n=3

andere bevoegde diensten

(n=4)

andere bevoegde diensten

(n=1)

OCMW (n=2)

partners uit doelgroep (n=1)

sportdienst (n=1)

OCMW (n=1)

info via diverse actoren (n=1)

Creativiteit eigen studiedienst (n=1)

evolutie uit ervaring (n=1)

partners binnen doelgroepen (n=1)

Page 69: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

69

2.1.9. Kennis: besluit

Aanwezigheid kennis

- Gemeenten antwoordden vaak met “deels”.

- Ondanks dat meer dan 80% aangaf dat kennis (deels of

voldoende) aanwezig was (4 domeinen), was de aanwezigheid van

kennis vaak nog „onduidelijk‟ of „onvoldoende‟.

- Kennis was het minst aanwezig voor uitbouw van netwerken.

- Kennis was voornamelijk afkomstig van de beschikbare info,

research en eigen ervaring.

- Kennis over netwerkuitbouw werd vooral uit ISB, OCMW‟s en

(allerhande) opleidingen gehaald.

- Er werd veel minder beroep gedaan op interne werking van de

gemeente zoals stuurgroep, collega‟s en andere diensten.

Kennisgroei

- Iets meer dan 50% gaf aan een kennisgroei te ervaren

betreffende de 4 kennisdomeinen.

- De oorzaken van kennisgroei liggen voornamelijk in de toename van aandacht voor de materie en door research.

- Daarnaast: ISB en OCMW‟s. Het engagement van gemeenten in

combinatie met doelgroepeninteractie via info en activiteiten heeft duidelijk vruchten afgeworpen.

- Kennisgroei vanuit eigen ervaring of collega‟s / andere diensten werd nauwelijks vermeld.

Nood aan ondersteuning

- De vraag naar ondersteuning bleef beperkt (minder dan 41%). - Minste nood aan ondersteuning op vlak van activiteitenaanbod.

- Ondersteuning wordt verlangd van ISB, BLOSO en in mindere

mate van anderen zoals OCMW‟s, partners, enz. - Nood voornamelijk m.b.t. begeleiding door externe diensten en

m.b.t. interactie met doelgroep, gevolgd door het beschikken over duidelijke richtlijnen, meer begeleiding, motiveren personeel en

efficiënt tijdsmanagement.

Page 70: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

70

Resultaten uit de interviews

- Aandacht voor toegankelijkheid en diversiteit voor de gemeenten

een nieuw gegeven.

- SBP meestal geschreven vanuit stuurgroep aftoetsen bij

klankbordgroep (sportraad meestal) meeste gemeenten

terugkoppeling stakeholders (ook instanties buiten „zuivere‟

sportsector zoals OCMW, scholen, gehandicapteninstellingen,

integratie- en welzijnsdiensten of de seniorenwerking).

- Soms was er te weinig vertegenwoordiging van doelgroep binnen

de klankbord of waren de stuurgroep en klankbordgroep te

overlappend.

- Uit de interviews bleek verder dat de kennis volgens alle

gemeenten vermeerderd was, hoewel niet op alle domeinen even

sterk.

- Gemeenten gaven aan dat het vooral opportuun is om samen te

werken met kennishebbenden en experten op diverse gebieden, wat

belangrijker werd bevonden dan zelf die kennis te verwerven.

Samenwerking werd gezien als essentiële succesfactor.

- Alle gemeenten erkenden het nut van het handboek SBP.

Daarbovenop gaven de gemeenten met individuele ondersteuning

aan dat deze ondersteuning zeker zijn meerwaarde had.

Aandacht voor toegankelijkheid en diversiteit in sport was voor vele gemeenten

een nieuw gegeven. Wat kennis betreft, kon in het algemeen gesteld worden dat

een groot aantal gemeenten de vraag naar de aanwezigheid van kennis met

„deels‟ beantwoordden: de kennisaanwezigheid was vaak nog „onduidelijk‟ of

„onvoldoende‟. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat

kennisvergaring een permanente opdracht vormt en dat de hoeveelheid

aanwezige kennis steeds kan worden verdiept en verbeterd. Het doel van het

SBP bestaat er juist in om de gemeenten hierin te begeleiden en te laten

groeien.

Uit de interviews kwam ook naar voor dat de gemeenten het opportuun

vinden om samen te werken met kennishebbenden en experten op diverse

gebieden, wat belangrijker werd bevonden dan zelf die kennis te verwerven.

Page 71: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

71

Een vergelijking tussen de vier kennisdomeinen, met name doelgroepeninzicht,

netwerkuitbouw, activiteitenaanbod en communicatie, toonde aan dat de kennis

over netwerkuitbouw het laagste was. Een opdeling naar socio-economische

cluster toonde verder aan dat de woongemeenten relatief laag scoorden op vlak

van kennisaanwezigheid. De landelijke gemeenten en de centrumsteden gaven

aan over de meeste kennis te beschikken. Toch was er over alle clusters heen

een redelijke kennis aanwezig. Verder werd vastgesteld dat gemeenten uit de

provincies Limburg en West-Vlaanderen het meeste kennis voorhanden hadden

en dat Vlaams-Brabant relatief gezien minder goed scoorde. Wat betreft de

aanwezige kennis opgedeeld naar het al dan niet hebben van begeleiding, werd

vastgesteld dat de coachende gemeenten logischerwijze over aanzienlijk meer

kennis beschikten. Tussen gemeenten zonder en gemeenten met begeleiding

waren de verschillen verwaarloosbaar betreffende de vier kennisdomeinen.

Gemeenten zonder begeleiding scoorden wel opvallend hoog op vlak van

netwerkuitbouw.

In het algemeen had er voor iets meer dan de helft van de gemeenten een

vergelijkbare kennisgroei plaatsgevonden m.b.t. de vier kennisdomeinen. De

interviews gaven daarnaast aan dat gemeenten echter niet op alle domeinen of

op alle domeinen even sterk een kennisgroei waarnamen. Een opdeling naar

cluster toonde aan dat ook hier de woongemeenten en in mindere mate de

gemeenten met economische activiteit achterop hinkten. De centrumgemeenten

gaven aan over de meeste kennisgroei te beschikken. De kennisgroei naar

provincie is hoger in de provincie Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Limburg.

Provincie Limburg scoorde wel opmerkelijk laag m.b.t. de kennisgroei op vlak

van communicatie. Voor Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen werd er een lagere

kennisgroei vastgesteld. Naar begeleiding hadden de coachende gemeenten de

laagste kennisgroei, wat logisch was, aangezien zij als experten optraden. Ook

hier lagen de resultaten voor gemeenten zonder en gemeenten met begeleiding

zeer dicht tegen elkaar aan. Er waren ontegensprekelijk voordelen voor de

gemeenten die individueel begeleid werden. Maar ook gemeenten zonder

begeleiding hadden voldoende kennis en kunde om zonder begeleiding tot een

goede sportbeleidsplanning en uitvoering te komen.

De informatie voor de kennisdomeinen doelgroepeninzicht, activiteitenaanbod en

communicatie was grotendeels afkomstig van externe informatiebronnen zoals

Page 72: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

72

beschikbare informatie allerhande (niet van de gemeente) en research naast de

eigen ervaring. Enkel voor netwerkuitbouw werd de informatie vooral uit

institutionele kennisbronnen gehaald. Institutionele informatiebronnen waren

voornamelijk het ISB, de OCMW‟s gevolgd door opleidingscentra. Binnen dit

informatiedomein werd er relatief weinig met andere gemeentelijke sportdiensten

samengewerkt wat kennisvergaring betreft. Gemeenten gaven aan minder

informatie te halen uit de eigen interne werking en mogelijkheden van de

gemeente zoals het beroep doen op collega‟s en andere diensten en in mindere

mate de stuurgroep.

Wat betreft de oorzaak van deze kennisgroei werden voornamelijk redenen

vanuit het domein „informatie‟ opgegeven. Deze externe informatie werd vooral

gegenereerd door de toegenomen aandacht voor de materie en door het

grondiger uitvoeren van research. Het aangegane engagement van de gemeente

in combinatie met doelgroepeninteractie via informatiedagen en activiteiten heeft

duidelijk vruchten afgeworpen. Waar de domeinen „informatie‟ en „institutioneel‟

nog dicht bij elkaar lagen bij de vraag van de bron van de kennis, werden

institutionele redenen voor kennisgroei veel minder vaak opgegeven. Het ISB en

het OCMW werden het meest door de gemeenten aangegeven als instituties die

rechtstreeks of onrechtstreeks voor kennisgroei zorgden. Interne bronnen als

oorzaak van kennisgroei zoals eigen ervaring of andere diensten binnen de

gemeenten werden nauwelijks vermeld.

Verder gaven iets minder dan de helft van de gemeenten aan meer nood te

hebben aan ondersteuning. Het was wel opvallend dat er minder steun werd

verwacht voor het domein activiteitenaanbod. Per cluster werd aangetoond dat

clusters meer of minder ondersteuning vroegen afhankelijk van het

kennisdomein (doelgroepeninzicht, netwerkuitbouw, activiteitenaanbod of

communicatie). Toch kon worden vastgesteld dat de landelijke gemeenten

aangaven meer nood aan ondersteuning te hebben, wat misschien verrassend

was aangezien zij aangaven het meest over voldoende kennis te beschikken.

Wat de provincies betreft, kon een hogere nood aan ondersteuning worden

waargenomen voor de provincies Limburg en Vlaams-Brabant (vooral

doelgroepeninzicht en netwerkuitbouw). Voor Vlaams-Brabant was dit misschien

minder verwonderlijk aangezien zij aangaven over de minste kennis en

kennisgroei te beschikken, in tegenstelling tot Limburg. Verder gaven individueel

Page 73: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

73

begeleide gemeenten logischerwijze aan meer nood te hebben aan

ondersteuning dan gemeenten zonder begeleiding. Een zeer opmerkelijk

resultaat bij de opdeling naar begeleiding was dat coachende gemeenten op vlak

van activiteitenaanbod zelf meer ondersteuning vroegen dan de gemeenten

zonder en met begeleiding.

De nood aan ondersteuning werd vooral verlangd van het ISB, het BLOSO en

in mindere mate van andere „bevoegde diensten‟ zoals het OCMW, partners, enz.

De nood aan ondersteuning bevond zich in het algemeen op vlak van

communicatie (zoals begeleiding door externe diensten), gevolgd door

conceptuele ondersteuning (zoals duidelijkere richtlijnen, meer begeleiding,

betere interactie met externe diensten) en creativiteit (zoals motivering

personeel, efficiënt tijdmanagement en de ontwikkeling van initiatieven). Meer

specifiek werd er voor netwerkuitbouw echter meer conceptuele dan

communicatieve ondersteuning aangegeven. Wat betreft activiteitenaanbod was

er ook meer nood aan creatieve ondersteuning dan conceptuele ondersteuning.

Een betere educatie van het personeel (conceptueel) kan eventueel de motivatie

ten goede komen waardoor de gemeenten ook creatiever gaan werken. De lage

score van het creatieve kan dus deels zijn oorzaak hebben in het conceptuele.

Page 74: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

74

2.2. Proces

2.2.1. Interactieve bestuursstijl

In het decreet staat vermeld dat er een interactieve bestuursstijl moet zijn. De

gemeenten werden tijdens de interviews gevraagd wat dergelijke „interactief

besturen‟ volgens hen inhoudt. Bij alle gemeenten komt de notie van een

interactieve bestuursstijl min of meer op hetzelfde neer, namelijk: de inspraak

van zoveel mogelijk partijen zoals sportmedewerkers, de sportraad, de

klankbordgroep en de gebruikers van infrastructuur.

“Interactief besturen betekent dat je de mensen van de doelgroepen zoveel

mogelijk betrekt zodat het SBP niet puur theoretisch wordt. Het SBP wordt zo

„on the field‟ afgetoetst en groeit vanuit de basis.”

“Onder een interactieve bestuursstijl verstaan we bevragingen die gebeurd zijn,

het afstemmen met de klankbordgroep of de sportraad, en gewoon zoveel

mogelijk mensen te betrekken zodat het gedragen wordt. Communiceren dus.”

Een kleinere gemeente benadrukte dat de lokale hiërarchie die interactieve

bestuursstijl bemoeilijkte.

“Het SBP wordt besproken met de schepen en de sportpromotor. Dan gaan we

ermee naar de sportraad. Vervolgens wordt het op het dagelijks bestuur

besproken en dan pas op de algemene vergadering. Op die manier is dat

gelopen. Volgens Bloso moet je daar samen met de mensen van de sportraad

aan werken, dat is hier iets minder zo gegaan.”

De meerwaarde van deze interactieve bestuursstijl was volgens de gemeenten

een grotere gedragenheid, betrokkenheid, interesse en bezinning.

“De gedragenheid is de grootste meerwaarde. Het is een iets langere weg en

het is soms niet eenvoudig maar de ervaring is en er gaan discussies aan

vooraf. Die interactie is ook echt nodig omdat je anders dingen in het wilde weg

doet.”

Page 75: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

75

2.2.2. Gegevensverzameling

Een grondige gegevensverzameling met betrekking tot sport en sportparticipatie

is essentieel om een goed beeld te krijgen van de gemeentelijke prestatie op

vlak van sport. Via deze gegevens kan het lokale sportgebeuren in kaart worden

gebracht. Het decreet geeft aan dat het sportbeleidsplan de volgende elementen

moet bevatten:

- Een inventarisatie en beschrijving van de huidige structuren van de

gemeenten met betrekking tot sport en hun onderlinge samenhang

enerzijds en een inventarisatie van de externe sportactoren die een rol

spelen in het gemeentelijke sportbeleid anderzijds zoals de

sportverenigingen, de scholen, commerciële instellingen, enz.;

- Het verzamelen van de voor het gemeentelijke sportbeleid relevante

noden en behoeften via bevraging van de belanghebbenden, via het

evalueren van het huidige sportbeleid en vanuit een brede

maatschappelijke context.

In de vragenlijst werd de gemeenten de vraag gesteld of er, specifiek voor de

vooropgestelde doelgroepen, een gegevensvragenlijst had plaatsgevonden.

Uit de interviews kon worden afgeleid dat de meeste gemeenten een

gegevensverzameling absoluut noodzakelijk vonden, maar niet altijd eenvoudig.

“Een gegevensverzameling is alleszins noodzakelijk hé. Kennis is de basis van

alle wijsheid, je moet weten „waarover spreken we hier‟. Als je bv. moet weten

hoeveel % mindervalide sporters er aanwezig zijn in de clubs en in onze eigen

sportkampen, dan kunnen we nergens op terugvallen. Als we niet weten

hoeveel verenigen zich ermee bezig houden. Die gegevensverzameling is

absoluut nodig. Maar ze is niet eenvoudig!”

“Ja. Zo weten we waar deze mensen zich bevinden en waar ze graag een

sportaanbod zouden hebben. Er is een gegevensverzameling gebeurd en een

oplijsting van het aantal allochtonen, enz. Ook bevolkingscijfers zijn

geraadpleegd.”

Page 76: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

76

a) Algemeen

Figuur 44 toont aan dat er met betrekking tot de doelgroep senioren de meeste

gegevens werden verzameld. Voor deze doelgroep gaven 47 van de 52

gemeenten aan dat er een gegevensverzameling had plaatsgevonden. Voor de

doelgroep allochtonen hadden slechts 29 gemeenten aangegeven gegevens te

hebben verzameld.

Figuur 44: overzicht van de gegevensverzameling per doelgroep

29

47

39

33

15

5

15

16

0

10

20

30

40

50

60

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met hand.

ja neen

Page 77: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

77

b) Per cluster

Een opdeling naar socio-economische cluster maakte duidelijk dat bij alle clusters

de meeste gegevens hadden verzameld over de doelgroep „senioren‟. Voor de

doelgroep „allochtonen‟ bleken de gemeenten minder gegevens te hebben

verzameld. Een uitzondering hierop zijn de semi-stedelijke gemeenten en de

gemeenten met economische activiteit. Opmerkelijk is dat er in de woon- en

landelijke gemeenten relatief weinig gegevens werden verzameld rond de vier

doelgroepen. De grootste gegevensverzameling had plaatsgevonden bij de

centrumgemeenten. Door de lage representativiteit van de kustgemeenten (n=1)

wordt geen rekening gehouden met deze cluster.

Figuur 45: gegevensverzameling per doelgroep opgedeeld naar cluster

5

98

6 6

12

87

57

65

67

64

7

1110

11

1 10

6

26

6 6

3

66

12

2

3

21

0

2

4

6

8

10

12

14

16

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

WG LG EA SSG CG KG

ja neen

Page 78: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

78

c) Per provincie

Bij een opdeling naar provincie kon er algemeen gesteld worden dat er voor alle

doelgroepen in Oost-Vlaanderen de meeste gegevens werden verzameld. Wat de

doelgroep „mensen met een handicap‟ betreft, gaven 6 bevraagde Oost-Vlaamse

gemeenten aan dat er geen gegevensverzameling had plaatsgevonden. Een

mogelijke verklaring hiervoor is de onvoldoende aanwezigheid van deze

doelgroep of het feit dat andere externe organisaties reeds met deze doelgroep

werken. In provincie Antwerpen was het merkwaardig dat er slechts bij 7 van de

11 gemeenten een gegevensverzameling plaatsvond voor de allochtone

doelgroep. In Vlaams-Brabant werden door 2 gemeenten gegevens verzameld

m.b.t. allochtonen.

Figuur 46: gegevensverzameling per doelgroep opgedeeld naar provincie

79

109

57

67

8

15

11

7

2

65

4

7

10

76

42

3

2

21

1

3

1

5

6

4

1 3 5

2

1

3

2

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

A LI OV VB WV

ja neen

Page 79: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

79

d) Afhankelijk van begeleiding

Uit figuur 47 kan worden afgeleid dat de gemeenten zonder begeleiding meer

gegevens hadden verzameld in vergelijking met gemeenten die individueel

begeleid werden, ondanks een relatief gelijke verdeling in de steekproef. Een

mogelijke verklaring hiervoor is dat gemeenten zonder begeleiding al over

voldoende kennis en expertise beschikten, terwijl gemeenten met begeleiding

eerder een keuze gaan maken in doelgroep. Onder de gemeenten zonder

begeleiding bleek ook een redelijk aantal gemeenten geen gegevens te

verzamelen rond een specifieke doelgroep in vergelijking met begeleide

gemeenten. In de gemeenten waar de eigen sportfunctionaris als coach

fungeerde, werden er opvallend minder gegevens verzameld.

Figuur 47: gegevensverzameling per doelgroep opgedeeld naar begeleiding

5

9 97

16

21

16 17

8

1714

92

1 13

9

3

9 7

4

15

6

0

5

10

15

20

25

30

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

C GB IB

ja neen

Page 80: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

80

2.2.3. Hoe gebeurde de gegevensverzameling?

De gemeenten werd de vraag gesteld op welke manier de gegevens werden

verzameld. Figuur 48 geeft een overzicht van de antwoorden m.b.t. de

verschillende doelgroepen, die worden onderverdeeld in een 3-i model. Info

(intern) bevat interne informatie over de werking van de sportdienst en kan een

beeld geven over de sterkten en zwakten terwijl info (institutioneel) afkomstig is

van een instituut. Zoals reeds eerder vermeld, is een wisselwerking tussen

beiden clusters mogelijk. Het info-interne domein was bij de verschillende

doelgroepen het meest aanwezig. Bij de doelgroepen „senioren‟, „financieel

kansarmen‟ en „allochtonen‟ maakte deze soort informatie zelfs meer dan 80%

uit van de totale gegevensverzameling. Dit kan duiden op een goede interne

werking van de diverse betrokken sportdiensten. Deze percentages zijn echter

minder representatief omdat het steeds over een beperkt aantal antwoorden

ging.

Figuur 48: hoe gebeurde de gegevensverzameling?(3-i model)

13,0%6,6%

36,0%

11,5%

80,6%88,0%

56,0%

80,5%

6,4% 5,4% 8,0% 8,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met handicap

Info(intern-inst.)

Info(intern)

Info(inst.)

Page 81: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

81

Verder werden ook gegevens verzameld vanuit de combinatie intern-

institutioneel met daarin een uitschieter bij de doelgroep „financieel kansarmen‟.

Een logische verklaring is dat bij deze doelgroep veel gegevens voorhanden zijn

bij de diverse OCMW‟s. De louter institutionele gegevensverzameling vormde bij

elke doelgroep slechts een fractie van het totaalpakket.

Tabel 5 geeft een meer gedetailleerd overzicht van de diverse antwoorden

gegeven door de gemeenten. De antwoorden werden samengenomen in

kernwoorden of zinnen. Bij het interne domein bleek dat men voor alle

doelgroepen, uitgezonderd allochtonen, voornamelijk gegevens haalde uit

enquêtes en bevragingen. Voor de doelgroep „allochtonen‟ werd vooral gebruik

gemaakt van het bevolkingsregister en in mindere mate enquêtes of

bevragingen. In het info-institutionele domein is het OCMW de enige

gegevensbron en dit vooral bij de doelgroep „financieel kansarmen‟ wat logisch is

aangezien het OCMW veel in contact komt met deze doelgroep. In het

institutionele domein waren de gegevensbronnen verdeeld en eerder schaars.

Tabel 5: hoe gebeurde gegevensverzameling? (gedetailleerd overzicht)

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met han.

Info (intern)

bevolkingsregister / dienst bevolking

(n=13)

enquête / bevraging (n=22)

enquête / bevraging (n=14)

enquête / bevraging (n=15)

enquête (n=6) bevolkingsregister / bevolkingsdienst of –statistieken (n=12)

bevolkingsregister (n=3)

bestaande intern onderzoek (sociale dienst, gemeente) (n=4)

bestaand intern onderzoek (sociale

dienst, gemeente) (n=4)

seniorenadviesraad / seniorenbond (n=4)

bestaande intern onderzoek (sociale

dienst, gemeente) (n=2)

gesprekken verenigingen/dienste

n (n=3)

SWOT analyse (n=2) gesprekken verenigingen/diensten (o.a. sportraad) (n=3)

SWOT-analyse (n=2)

sociale dienst (n=2)

gesprekken verenigingen / diensten (n=2)

commissie andersvaliden (n=1)

Seniorenadviesraad (n=1)

Bevolkingsregister (n=2)

Trefdag (n=1) via eigen werking / raad (gemeente) (n=2)

commissie andersvaliden (n=1)

Seniorenadviesraad (n=1)

Adviesraad (n=1) vertegenwoordigers

in een stuurgroep (n=1)

gesprekken

verenigingen/diensten (n=1)

commissie

andersvaliden (n=1)

Literatuur (n=1)

literatuur (n=1) via opmaak sociaal beleidsplan (cijfers) (n=1)

trefdag (n=1)

Page 82: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

82

Commissie (n=1) via opmaak sociaal

beleidsplan (cijfers) (n=1)

trefdag (n=1) SWOT-analyse (n=1)

trefdag (n=1) literatuur (n=1) databestanden en statistieken (n=1)

bestaande intern onderzoek (sociale dienst, gemeente) (n=3)

summier onderzoek (n=1)

inventaris doelgroepen (n=1)

SWOT-analyse (n=1)

via soc beleidsplan (n=1)

inventaris van de

doelgroepen (n=1)

Literatuur (n=1)

summier onderzoek (n=1)

Info (intern-

inst.)

OCMW (n=5) OCMW (n=4) OCMW (n=18) OCMW (n=5)

Info (inst.) rijksregister (n=1)

rijksregister (n=1) sociaal huis (n=2) diverse instellingen/centra (n=2)

gegevens via politici (n=1)

gegevens via Politici (n=1)

andere stadsdiensten (n=2)

andere stadsdiensten (n=1)

andere stadsdiensten (n=1)

andere stadsdiensten (n=1)

Het verzamelen van gegevens op basis van een waaier aan verschillende

methoden en instanties kwam ook naar voor in de interviews.

Page 83: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

83

2.2.4. Waarom werd deze doelgroep gekozen?

Naast de methode van gegevensverzameling is het eveneens belangrijk te weten

waarom een gemeente rond een bepaalde doelgroep een werking uitbouwt. De

keuze voor een bepaalde doelgroep kon conceptuele, communicatieve of

creatieve redenen hebben. De diverse antwoorden werden geclusterd in een 3-c

model zoals in figuur 49 wordt weergegeven. De conceptuele redenen werden

het meeste aangegeven voor de keuze van een doelgroep, en dit voornamelijk

bij de senioren. Daarnaast bleek ook het creatieve heel belangrijk wat kan wijzen

op de wil om een bepaalde doelgroep te bereiken. Het communicatieve werd

minder aangehaald als reden voor de keuze van een bepaalde doelgroep.

Figuur 49: waarom deze doelgroep? (3-c model)

42,3%

74,9%

43,4%

56,0%

20,1%

8,5%

19,7%

7,6%

37,6%

16,6%

36,9% 36,4%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met handicap

Concept Communicatie Creativiteit

Page 84: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

84

Tabel 6 geeft hiervan een gedetailleerd overzicht. Binnen het conceptuele domein

valt onmiddellijk op dat gemeenten aangaven rond „senioren‟ te werken omdat

dit de grootste doelgroep is. De vergrijzing van de maatschappij blijkt hiervoor

de hoofdreden die resulteert in een grote vraag naar seniorenwerking. Bij

„financieel kansarmen‟ kwam het OCMW als meest voorkomend antwoord naar

boven. Ook binnen het communicatieve domein was een diversiteit van

antwoorden terug te vinden. Bij het creatieve domein kon worden vastgesteld

dat de gemeenten „mensen met een handicap‟ en „financieel kansarmen‟ zoveel

mogelijk kansen om te sporten probeerde aan te bieden. Ook de noodzaak tot

sporten kwam bij alle doelgroepen naar boven.

Tabel 6: waarom deze doelgroep? (gedetailleerd overzicht)

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met han.

Concept decretaal (n=4)

grote groep / vergrijzing (grootste vraag) (n=26)

OCMW (n=5) reeds acties aanwezig of in het verleden (n=2)

beleidsplan (n=2)

werken reeds met deze doelgroep (n=5)

decretaal (n=3) decretaal (n=2)

Logische keuze (n=1)

sport als middel / belang (n=2)

Sport als middel (n=2)

logische keuze (n=1)

afspiegeling

maatschappij (n=1)

Afspiegeling

maatschappij (n=1)

logische keuze

(n=1)

nood aan steun

(n=1) demografisch

(n=1) decretaal (n=1) ontmoetingspunt

kansarmen (n=1) traditie (n=1)

weinig aanbod van andere aanbieders (n=1)

Nood aan steun (n=1)

sociale dienst (n=1)

sociale dienst (n=1)

samenwerkingsverband met buurtsportdiensten (n=1)

SWOT analyse (n=1)

aanwezigheid scholen / instellingen voor mensen met beperking (n=1)

bevragingen

(n=1)

aanwezigheid

reguliere sportclubs

met G-werking (n=1)

stakeholdersgroep (n=1)

stakeholdersgroep (n=1)

gemeentelijk kansarmenbeleid

(n=1)

acties van de provincie (n=1)

afspiegeling maatschappij (n=1)

sport als middel (n=1)

Beleidsplan (n=1)

afspiegeling maatschappij (n=1)

we werken reeds

Page 85: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

85

met deze doelgroep

(n=1) slechts over deze

groep info (n=1) grote groep (n=1)

beleidsplan (n=1) weinig aanbod van

clubs (n=1)

Communicatie op vraag van de

politie (n=1)

meest bereikbaar

(n=2)

lokaal netwerk

(n=2)

best bereikbare

doelgroep in deze gemeente (n=1)

vraag tot gegevensverzameling (n=1)

samenwerking met andere gemeenten reeds

aanwezig (n=1)

moeilijk te bereiken doelgroep (n=2)

vraag tot gegevensverzameling (n=1)

meer info naar

doelgroepen toe (n=1)

noodzaak voor

gegevensverzameling (n=1)

wisten er niks van

(n=1)

Netwerk (n=1)

Netwerk (n=1) overleg via participatiedecreet (n=1)

kleine acties (n=1)

doelgroep niet bereikt (n=1)

vraag naar gegevensverzame

ling (n=1)

Creativiteit doelgroep niet

voldoende aanwezig (n=2)

behoefte /

wenselijk (n=3)

iedereen

mogelijkheid bieden tot participatie (n=9)

iedereen

mogelijkheid bieden tot participatie (n=5)

behoefte /

wenselijk (n=2)

aangepast beleid

nodig (n=2)

behoefte /

wenselijk (n=5)

behoefte /

wenselijk / nood (n=5)

mensen uit isolement halen (n=2)

iedereen mogelijkheid bieden tot participatie (n=1)

Extra inspanningen voor doelgroep (n=2)

mensen uit isolement halen (n=1)

onbekend terrein

(n=1)

mensen uit

isolement halen (n=1)

mensen uit

isolement halen (n=1)

extra

inspanningen nodig (n=1)

iedereen mogelijkheid bieden tot

participatie (n=1)

Doelgroep werd niet bereikt (n=1)

niet genoeg gekend (n=1)

Page 86: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

86

2.2.5. Betrokkenheid doelgroep bij het schrijven van het SBP

Bij de gemeenten werd ook gepeild of de respectievelijke doelgroepen werden

betrokken bij het schrijven van het SBP. Het is immers belangrijk te weten of de

doelgroepen inspraak hadden in het SBP en of er navraag gebeurde over de

noden en wensen van bepaalde doelgroepen.

Uit de interviews bleek dat er bij de meeste gemeenten overleg was met de

doelgroepen. Er waren wel verschillen in intensiteit en frequentie waar te nemen.

“Ik was zeer uitdrukkelijk betrokken. Op een bepaald moment is de stuurgroep

SBP opgericht met een zeer goede samenstelling: de politiek, de schepen

sowieso, mensen van de sportdienst, een uitgebreide afvaardiging van mensen

uit de sportclubs en sportraad, en daarnaast ben ik vanuit dienst samenleving

waar ik fulltime als buurtmanager werkte, omdat ik met die doelgroepen sterk

bezig was, vast lid geworden van die stuurgroep. En heb ik zo dus mee kunnen

zorgen dat het beleid rond toegankelijkheid en diversiteit op maat werd

uitgewerkt.”

“De sportfunctionaris heeft bij bepaalde dingen, zoals de anders georganiseerde

sport, omdat ik ook veel de scholen doe (vb. kleutersportdagen en veldlopen),

met mij overlegt. „Hoe zijn die doelstellingen haalbaar?‟ Of „ik zie het zo‟. „Kan

dat, kan dat niet, aan wat denk jij?‟.”

“We hebben ooit een vergadering gehad met de directie en sportdienst om

samenwerking te bekijken. Voor het CERA project was er regelmatig een

vergadering waar steeds iemand van de sportdienst bij aanwezig was. Deze

vergadering loopt gedurende een heel jaar en de samenwerking is vrij nauw.”

Page 87: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

87

a) Algemeen

Figuur 50 geeft aan dat vooral senioren werden betrokken bij de opmaak van het

SBP. Van de 53 gaven 41 gemeenten inspraak aan deze doelgroep of werd

gepeild naar hun noden en behoeften. Dit kan mogelijk opnieuw worden

verklaard door de gemakkelijke bereikbaarheid en de grootte van deze doelgroep

of een sterke seniorenwerking. Bij de mensen met een handicap had iets meer

dan de helft van de bevraagde gemeenten de doelgroep betrokken. Een

opvallende vaststelling was dat zowel „financieel kansarmen‟ als „allochtonen‟

nauwelijks werden betrokken. Ook hier kan de moeilijke bereikbaarheid van

beide doelgroepen een reden zijn of dat in sommige gemeenten het aandeel

allochtonen zeer laag is.

Figuur 50: betrokkenheid doelgroep bij het schrijven van het SBP

8

41

15

27

30

12

40

23

0

10

20

30

40

50

60

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met hand.

ja neen

Page 88: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

88

b) Per cluster

Wat betreft de betrokkenheid van doelgroepen in de opstelling van het SBP kon

bij de opdeling naar socio-economische cluster worden aangetoond dat

allochtonen en financieel kansarmen in woongemeenten en landelijke gemeenten

helemaal niet of amper werden geïnterpelleerd. Deze doelgroepen werden vooral

betrokken in de centrumgemeenten maar ook daar bleek slechts de helft van de

bevraagde gemeenten deze doelgroep te betrekken in hun SBP. De doelgroep

senioren, die in de verschillende clusters het meest werd betrokken, kende een

uitschieter in de landelijke- en centrumgemeenten. Mensen met een handicap

kenden een uitschieter in de centrumgemeenten (n=10).

Figuur 51: betrokkenheid doelgroep bij het SBP per cluster

7

34

13

24

1

7

2

6

24

23

5

10

6

1010

411

8

10

2

1310

2

1

5

1

3

3

4 2

5

1

6

2

1 10

2

4

6

8

10

12

14

16

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

WG LG EA SSG CG KG

ja neen

Page 89: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

89

c) Per Provincie

Met betrekking tot de provincies werden de doelgroepen vooral binnen

Antwerpen het meest betrokken bij de opmaak van het SBP. De doelgroep

senioren bleef de meest geraadpleegde waarbij er geen enkele Antwerpse

gemeente was die geen betrokkenheid verleende. De allochtone doelgroep werd

in elke provincie het minst betrokken. Vlaams-Brabant heeft ook het minste

interactie met de verschillende doelgroepen betreffende de opmaak van het SBP.

In deze provincie was er zelfs geen enkele betrokkenheid met de doelgroep

allochtonen.

Figuur 52: betrokkenheid doelgroep bij het SBP per provincie

4

11

7 7

1

7

1

6

2

8

46 6

24

1

9

1

4

6

0

4

4

1

6

28

8

127

5

1

6

5

7

2

105

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

A LI OV VB WV

ja neen

Page 90: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

90

d) Afhankelijk van begeleiding

Vooral gemeenten zonder begeleiding betrokken hun doelgroepen bij het

schrijven van het SBP. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat deze gemeenten

al de nodige expertise hebben en beschikken over een functioneel netwerk

waarmee ze in contact kunnen komen met de verschillende doelgroepen. Waar

gemeenten individueel werden begeleid, kon worden vastgesteld dat de

doelgroepen in mindere mate werden geraadpleegd. In de gemeenten waar de

eigen sportfunctionaris als coach fungeerde voor een andere gemeente werden

er opvallend minder gegevensverzameling verzameld.

Figuur 53: betrokkenheid doelgroep bij het SBP opgedeeld naar begeleiding

2

8 86

4

20 20

12

2

13 13

95

2 24

17

5 5

12

8

5 5

7

0

5

10

15

20

25

30

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

C GB IB

ja neen

Page 91: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

91

2.2.6. Problemen bij het werken met specifieke doelgroep

Het werken met of rond specifieke doelgroepen, kan voor moeilijkheden zorgen.

Door middel van een gesloten vraag werd aan de gemeenten gevraagd welke

moeilijkheden zij ondervonden bij het werken met een specifieke doelgroep.

Daarnaast kon er door het stellen van een open vraag een beter beeld worden

gevormd van de moeilijkheden die samenwerking met specifieke doelgroepen

met zich meebrengt.

a) Algemeen

Figuur 54 toont aan dat bij het werken rond de doelgroep financieel kansarmen

de meerderheid van de gemeenten (n=26) moeilijkheden had ondervonden. De

minste moeilijkheden waren terug te vinden in relatie tot de senioren waar

slechts 10 gemeenten problemen aangaven.

Figuur 54: aantal gemeenten waarbij problemen met doelgroep

1310

2621

8

43

22

19

0

10

20

30

40

50

60

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met hand.

ja neen

Page 92: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

92

b) Per cluster

Kijkend naar de socio-economische cluster kon worden vastgesteld dat de

meeste problemen zich situeerden binnen de centrumgemeenten, meer specifiek

bij de doelgroep allochtonen en mensen met een handicap. Dit staat in contrast

met de landelijke gemeenten en de gemeenten met economische activiteit waar

zeer weinig problemen werden aangegeven. Er werden voornamelijk in

woongemeenten en semi-stedelijke gemeenten problemen ervaren m.b.t. de

financieel kansarmen. Weinig gemeenten gaven problemen aan m.b.t. de

doelgroep senioren. Met de kustgemeenten werd geen rekening gehouden

omwille van de lage representativiteit.

Figuur 55: aantal gemeenten waarbij problemen met doelgroep opgedeeld naar cluster

31

8

4

12

65

21

21

21

4 45

45

7

1 1

1

10

5

4

3

147

4

0

74

52

6

5

1

26

0

5

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

WG LG EA SSG CG KG

ja neen

Page 93: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

93

c) Per provincie

Een opdeling naar provincie toonde aan dat de meeste problemen zich vooral in

de provincie Antwerpen en West-Vlaanderen. Provincie Limburg gaf minder

moeilijkheden aan in de werking rond doelgroepen.

Figuur 56: aantal gemeenten waarbij problemen met doelgroep opgedeeld naar provincie

5

2

7

42

12

53

2

7

1 12

54

23

57

3 9

4

4

2

74

4

2

13

7

5

0

6

4

1

1

83

5

0

2

4

6

8

10

12

14

16

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

A LI OV VB WV

ja neen

Page 94: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

94

d) Afhankelijk van begeleiding

Ongeacht de vorm van begeleiding vormden de financieel kansarmen en mensen

met een handicap de grootste groep waarbij gemeenten problemen

ondervonden. De meeste problemen (n=29) deden zich voor bij de gemeenten

zonder begeleiding. Opvallend was de vaststelling dat voor gemeenten zonder

begeleiding de meeste problemen aangeven m.b.t. de doelgroep allochtonen en

het minste bij de senioren, terwijl dit omgekeerd is bij gemeenten met

individuele begeleiding.

Figuur 57: aantal gemeenten waarbij problemen met doelgroep opgedeeld naar begeleiding

3 25 6

8

2

10 9

2

6

11

61

85 3

5

22

10 11

2

13

7

5

0

5

10

15

20

25

30

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

C GB IB

ja neen

Page 95: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

95

2.2.7. Welke problemen werden ondervonden bij het werken met de

doelgroep

Via een open vraag werd aan de gemeenten de vraag gesteld welke problemen

zich voordeden bij het werken met de doelgroepen. Deze gegevens werden ook

opnieuw in een 3-c model geclassificeerd. De meeste problemen bleken bij elke

doelgroep communicatief van aard. Daarnaast bleek bij de doelgroep allochtonen

en financieel kansarmen vooral het conceptuele iets zwaarder door te wegen dan

het creatieve, terwijl dit voor senioren en mensen met een handicap dit juist

omgekeerd was.

Figuur 58: welke problemen bij het werken met de doelgroepen?

33,3%

11,2%

22,8%

10,0%

49,5%

66,6%

72,2%

55,0%

17,2%22,2%

5,0%

35,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met handicap

Concept Communicatie Creativiteit

Page 96: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

96

Meer informatie over deze problemen wordt weergegeven in tabel 7. In het

communicatieve domein werd vooral de bereikbaarheid van de doelgroepen als

probleem aangehaald. Specifiek voor financieel kansarmen werd daarnaast het

niet vrijgegeven van gegevens vermeld. In het conceptuele luik haalden een

aantal gemeenten aan dat bepaalde doelgroepen (allochtonen en mensen met

een handicap) niet of onvoldoende aanwezig zijn in hun gemeente. Met

betrekking tot senioren beschouwden sommige clubs binnen de gemeenten

activiteiten van de sportraad/gemeente die tijdens de dag plaatsvinden als

concurrentie. Met betrekking tot de financieel kansarmen werd het OCMW

meermaals aangehaald als probleemfactor. Iets wat kan duiden op een stroeve

samenwerking met het OCMW die in het kader van de wet op de privacy weinig

of geen informatie willen vrijgeven. Binnen het creatieve domein ervaren

verschillende gemeenten diverse uiteenlopende problemen die niet onder een

algemene noemer kunnen worden geplaatst.

Tabel 7: welke problemen bij werken met doelgroepen (gedetailleerd overzicht)

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen

Mensen met han.

Concept weinig of geen allochtonen in

gemeente (n=5)

sommige clubs beschouwen

organisatie van sport overdag als concurrentie

(n=1)

OCMW (n=3) zijn er niet (of ondersteuning via

andere kanalen) (n=1)

verdeling van het werk bij gemeentediensten onderling (n=1)

financiële drempel is niet enige drempel (n=2)

tijd en middelen (n=1)

ondersteuning via andere kanalen (n=1)

Communicatie niet bereikbaar /

moeilijk contact (n=7)

bereikbaarheid /

ermee in contact komen (n=4)

moeilijk

opspoorbare doelgroep / gegevens niet vrijgegeven (n=15)

niet bereikbaar /

contacteerbaarheid (n=7)

er is discussie

over, inclusief werken met (n=1)

moeilijk warm te

krijgen (n=1)

drempelvrees /

beschaamdheid bij doelgroep (n=2)

moeilijk

opspoorbare doelgroep / gegevens niet vrijgegeven (n=1)

geen/weinig interesse of motivatie

doelgroep (n=1)

overbrengen info aan doelgroep (n=1)

geen/weinig interesse doelgroep (n=1)

zoeken van geschikte lesgevers (n=1)

Taalproblemen (n=1)

geen kennis van aantal en welke handicap (n=1)

logistieke

Page 97: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

97

problemen:

vervoer, begeleiders, verscheidenheid van handicap (n=1)

Creativiteit jongerengedrag

(n=1)

weinig inbreng

(n=1)

weinig

kennis/ervaring sportmedewerkers (n=1)

geen doelstelling

voor deze doelgroep (n=1)

moeilijk betrokkenheid te verkrijgen (n=1)

gebrek aan personeel en financiële middelen (n=1)

actoren kennen sportieve behoefte van publiek niet (n=1)

niet altijd direct concrete resultaten (n=1)

problemen om specifiek aanbod te creëren (n=1)

moeilijk om te

integreren (n=1) grote diversiteit

(n=1) voorstellen

moeilijk

realiseerbaar (n=1)

Doelgroep moeilijk te mobiliseren (n=1)

Page 98: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

98

2.2.8. Maatregelen en doelstellingen in andere beleidsdomeinen (GBP)

m.b.t. de doelgroepen?

Na de gegevensverzameling en het al dan niet betrekken van bepaalde

doelgroepen, kan worden overgegaan naar het opnemen en schrijven van

doelstellingen en maatregelen m.b.t. een lokaal sport voor allen-beleid. De

gemeenten werden gevraagd of er in andere beleidsdomeinen van het GBP

doelstellingen en maatregelen werden opgenomen en uitgewerkt m.b.t. de

doelgroepen.

a) Algemeen

De grote meerderheid van de gemeenten gaf aan dat er voor alle doelgroepen

doelstellingen en maatregelen in andere beleidsdomeinen werden opgenomen en

uitgewerkt. Voor de allochtone doelgroep kan echter worden vastgesteld dat er

minder beleidsoverschrijdende doelstellingen en maatregelen waren.

Figuur 59: beleidsoverschrijdende doelstellingen en maatregelen m.b.t. de doelgroepen

20

4346

37

15

74

7

0

10

20

30

40

50

60

Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met hand.

ja neen

Page 99: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

99

b) Per cluster

In de landelijke gemeenten blijken beleidsoverschrijdende doelstellingen het

vaakst en voor de semi-stedelijke gemeenten het minst voor te komen. Bij elke

cluster werden er voor de allochtonen het minst beleidsoverschrijdende

doelstellingen opgesteld. Met de kustgemeenten werd geen rekening gehouden

omwille van de lage representativiteit.

Figuur 60: beleidsoverschrijdende doelstellingen m.b.t. de doelgroepen opgedeeld naar cluster

4

8

11

8

5

1312

10

1

87

5

24 4

3

89

11 11

01 1

0

4

1

1

2

5

3

2

3

3

1

1

1

22

1 1

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

WG LG EA SSG CG KG

ja neen

Page 100: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

100

c) Per provincie

Figuur 61 geeft een overzicht van het aantal gemeenten opgedeeld naar

provincie dat in andere beleidsdomeinen van het gemeentelijk beleidsplan

doelstellingen en maatregelen hadden opgenomen en uitgewerkt m.b.t. de

doelgroepen.

Alle doelgroepen in acht genomen, scoorden Vlaams Brabant (n=20) en Limburg

(n=22) het laagst m.b.t. beleidsoverschrijdende doelstellingen.

Figuur 61: beleidsoverschrijdende doelstellingen m.b.t. de doelgroepen opgedeeld naar provincie

6

9

12

8

3

75

7

4

1213

9

2

57

65

109

7

3

11

3

1

1

1

4

21

1

2

2

12

3

11

2

0

2

4

6

8

10

12

14

16

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

A LI OV VB WV

ja neen

Page 101: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

101

d) afhankelijk van begeleiding

De onderstaande grafiek geeft duidelijk aan dat de gemeenten met begeleiding

relatief gezien het meest aan beleidsoverschrijdende doelstellingen en

maatregelen werken. Kijkend naar de doelgroepen werd ook hier minder

aandacht geschonken aan de doelgroep allochtonen en ging het meeste aandacht

voor financieel kansarmen.

Figuur 62: beleidsoverschrijdende doelstellingen m.b.t. de doelgroepen opgedeeld naar begeleiding

2

6 64

13

21 2220

5

1618

13

2

1 12

9

4 24

4

21

1

0

5

10

15

20

25

30

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

All

och

ton

en

Sen

iore

n

Fin

. kan

sarm

en

Me

nse

n m

et

han

d.

C GB IB

ja neen

Page 102: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

102

2.2.9. Formuleren van doelstellingen

Het Decreet Lokaal Sport voor Allen-beleid stelt voorop dat er binnen het SBP

strategische en operationele doelstellingen dienen geformuleerd te worden. Deze

doelstellingen geven een beschrijving weer wat de sportdienst wil bereiken

gedurende de komende beleidsperiode. Het is een formulering van een gewenste

situatie, gepreciseerd met gewenste effecten en/of resultaten.

In de interviews gaven de gemeenten aan dat de meeste doelstellingen werden

geformuleerd op basis van vastgestelde behoeften (via de gegevensverzameling)

en op basis van een idee van hoe het beleid moest worden ontwikkeld.

“De inzichten zijn veeleer een samenraapsel van alle verzamelde gegevens in

combinatie met een initieel idee van de behoeften en kennis van de noden.”

“Ik heb het geschreven vanuit de buik, en het enige dat er moest komen was:

hoe moet ik dat formuleren? En dat heb ik geleerd door die intervisiemomenten

van het ISB, die SMART- formulering.”

“De doelstellingen werden geformuleerd op basis van het feit dat we voor

bepaalde doelgroepen geen activiteiten hadden en dat we daar iets aan

moesten doen. Diverse zaken zijn uit de vragenlijst gekomen, een aantal

dingen werden uitgesloten. Bijvoorbeeld, voor gehandicapten werken we op

regionaal niveau. Voor senioren is voldoende en voor de allochtonen

onvoldoende aanbod. Er werd ook rond kansarmen gewerkt op vraag van het

OCMW.”

“De huidige doelstellingen werden behouden als basis. Verder was het de

ambitie om nieuwe impulsen te geven. Een doelstelling was bijvoorbeeld om

mensen aan te sporen om naar activiteiten te komen. Omdat er al heel veel

gebeurde, was de verdere uitbouw van activiteiten beperkt.”

De meeste gemeenten gaven in de interviews ook aan dat er een algemene

tevredenheid bestaat over de vooropgestelde doelstellingen.

Page 103: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

103

2.2.9.1. Strategische (algemene) doelstellingen

De strategische doelstellingen geven aan welk waarneembaar resultaat men

wenst te realiseren of welk waarneembaar effect men wenst te bereiken in het

kader van de vastgelegde missie.

Figuur 63: het aantal SD, de haalbaarheid ervan en het aantal aanpassingen

46

8

28

39

34

46

6,5

28

36,5

30

21 1

7

4

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

Alle doelgroepen Allochtonen Senioren Fin. kansarmen Mensen met handicap

Totaal SD Haalbare SD Aanpassingen

Figuur 63 geeft een overzicht van het aantal geformuleerde doelstellingen per

doelgroep, de haalbaarheid ervan en het aantal doelstellingen waarbij een

aanpassing gewenst is. Wanneer de strategische doelstelling(en) eerder van

toepassing waren op alle doelgroepen, konden de gemeenten verwijzen naar „alle

doelgroepen‟ i.p.v. een specifieke doelgroep. Uit de grafiek kan worden afgeleid

dat 46 SD‟en werden geformuleerd die naar „alle doelgroepen‟ verwijzen.

Specifiek voor de vier doelgroepen werden de meeste SD‟en geformuleerd voor

financieel kansarmen (n=39), gevolgd door mensen met een handicap (n=34).

Opvallend was echter dat slechts 8 SD‟en werden geformuleerd voor allochtonen.

Kijkend naar de haalbaarheid van deze SD‟en kon bij de verschillende

doelgroepen er een hoge haalbaarheidsfactor worden vastgesteld. Bij „alle

doelgroepen‟ en „senioren‟ waren het totaal aantal SD‟en en het aantal haalbare

SD‟en perfect in balans. Dit kan erop duiden dat de vooraf geformuleerde SD‟en

Page 104: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

104

heel realistisch opgemaakt werden. Anderzijds kon worden vastgesteld dat rond

de doelgroep senioren al het meest gewerkt werd, wat het eenvoudiger maakt

om SD‟en te formuleren. Voor de doelgroep financieel kansarmen en mensen

met een handicap, waren er respectievelijk slechts 2,5 (5,1%) en 4 (11,8%)

SD‟en die als niet meer haalbaar werden beschouwd. Wel was er bij

respectievelijk 7 (17,9%) en 4 (11,8%) SD‟en nood aan een aanpassing.

De reden van het aanpassen van doelstellingen voor financieel kansarmen

hadden betrekking op de timing (n=3), een andere formulering (n=2), het

uitbreiden van activiteiten voor andere doelgroepen wegens een te lage interesse

voor activiteiten gericht op financieel kansarmen en het aanpassen en

interpreteren van de streefcijfers. Voor mensen met een handicap hadden twee

aanpassingen betrekking op de timing, één gemeente gaf aan de SD aan te

passen omdat er een G-sportcoördinator werd aangesteld en voor één gemeente

was er een inclusie in de andere richting omdat dit meer realistisch was.

Uit de interviews bleek dat de benaming „financieel kansarmen‟ iets te eng werd

omschreven. Kansarmoede draait niet enkel om het financiële aspect maar ook

om andere factoren. Men is daarom vaak geneigd de term „maatschappelijke

kwetsbaarheid‟ te gebruiken.

Page 105: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

105

2.2.9.2. Operationele (concrete) doelstellingen

Operationele doelstellingen zijn een concrete vertaling van de strategische

doelstellingen. Ze beschrijven hoe de sportdienst de strategische doelstellingen

zal trachten te realiseren. Meestal zijn meerdere operationele doelstellingen

nodig om een strategische doelstelling te bereiken. Figuur 64 geeft een algemeen

overzicht van het aantal geformuleerde OD‟en per doelgroep, de haalbaarheid

ervan, het respecteren van de timing, de efficiëntie van de uitvoering en het

aantal OD‟en waar een aanpassing wenselijk was. Wanneer de OD‟en voor alle

doelgroepen van toepassing waren, konden de gemeenten verwijzen naar „alle

doelgroepen‟ i.p.v. een specifieke doelgroep.

Figuur 64: OD’en, de haalbaarheid, de timing, de efficiënte uitvoering en de nood aan aanpassing

90

20

5761

59

79,5

15

52

58

40,5

72

12

43

3840

54,5

12

46

36

45,5

24

4

12

7

13

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Alle doelgroepen Allochtonen Senioren Fin. kans. Mensen handicap

Aantal OD OD haalbaar Timing respecteren uitvoering efficiënt Aanpassing nodig

Uit de grafiek kan worden afgeleid dat er 90 OD‟en werden geformuleerd die

verwijzen naar „alle doelgroepen‟. Specifiek voor de vier doelgroepen werden de

meeste OD‟en geformuleerd voor financieel kansarmen (n=61), gevolgd door

mensen met een handicap (n=59) en senioren (n=57). Ook hier is het opvallend

dat slechts 20 OD‟en werden geformuleerd met betrekking tot allochtonen.

Page 106: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

106

Wanneer wordt gekeken naar de haalbaarheid van de OD‟en kon bij de

verschillende doelgroepen een vrij hoge haalbaarheidsfactor worden vastgesteld.

Het meest haalbaar waren de OD‟en bij senioren en financieel kansarmen waarbij

respectievelijk 91,2% (n=52) en 95,1% (n=58) van de OD‟en als haalbaar

werden beschouwd. Het minst haalbaar waren de OD‟en voor mensen met een

handicap (68,6%, n=40,5).

De gemeenten waren minder tevreden over de timing die ze moesten

respecteren bij het uitvoeren van de OD‟en. De timing werd het beste

gerespecteerd bij de senioren (75,4%, n=43). Voor allochtonen, financieel

kansarmen en mensen met een handicap werd de timing bij respectievelijk 60%

(n=12), 62,3% (n=38) en 67,8% (67,8%) van de OD‟en gerespecteerd.

De efficiëntie van de uitvoering was bij de senioren eveneens het hoogst (80,7%,

n=46). Dit in tegenstelling tot de uitvoering van OD‟en voor allochtonen en

financieel kansarmen waarbij respectievelijk 60% (n=12) en 59% (n=36) van de

OD‟en efficiënt verliep.

Voor allochtonen, senioren en mensen met een handicap is er voor ongeveer een

vijfde van de OD‟en een aanpassing noodzakelijk. Voor financieel kansarmen zijn

er bij iets meer dan één op tien OD‟en (11,5%) aanpassingen nodig. In tabel 8

wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de aard en reden van de

aanpassing.

Tabel 8: overzicht van de aanpassingen van de OD’en per doelgroep

Doelgroep Welke aanpassing Waarom de aanpassing

Allochtonen de frequentie van het aantal te

organiseren activiteiten (n=2)

het maandelijks organiseren van

een activiteit is niet realistisch (n=2)

er is te weinig interesse doelgroep is moeilijk bereikbaar

communicatiekanaal wijzigen niet realistisch via een apart communicatie kanaal

aanpassing blijkt niet mogelijk wegens te moeilijke

cijfervergelijking

Senioren de frequentie van het aantal te organiseren activiteiten (n=2)

het maandelijks organiseren van een activiteit is niet realistisch

(n=2) timing (n=2) om organisatorische redenen uit te voeren in 2012

OD schrappen moeilijk te bewerken. Mensen kunnen niet verplicht worden

Page 107: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

107

opstellen van

samenwerkingsverbanden

communicatiekanaal wijzigen niet realistisch via een apart communicatie kanaal

Beter overleg met doelgroep om concreter te kunnen werken

Fin. kansarmen timing (n=2) nog niet gerealiseerd pas uit te voeren in 2012

er is te weinig interesse doelgroep is moeilijk bereikbaar OD schrappen er is geen interesse beter overleg met OCMW Om concreter te kunnen werken geen bereidheid bij privé aanbieders

tussenkomst stad overwegen commercieel niet interessant voor

privé term „sport‟ wordt „bewegen‟ sport blijkt vaak te hoog gegrepen

betere bekendmaking, efficiënter communiceren

OD nr. 1 en 2 vooral naar effectief bereik zijn bijkomende inspanningen nodig

een nieuw overlegmoment houden nog beter inzicht verwerven

Mensen met hand. timing (n=3) tijdsgebrek, organisatorische reden,

Pas uitvoerbaar in 2012 de frequentie van het aantal te

organiseren activiteiten (n=2) het maandelijks organiseren van een activiteit is niet realistisch

(n=2) eerder regionaal bekijken verspreiding doelgroep is te groot communicatiekanaal wijzigen niet realistisch via een apart

communicatie kanaal

inclusie in andere richting Is meer realistisch lat hoger leggen meer mogelijkheden creëren acties richten op een bepaalde

handicap te veel verschillende handicaps

beter overleg met actoren concreter werken niet realistisch

nog niks rond gebeurd

Alle doelgroepen de frequentie van het aantal te organiseren activiteiten (n=2)

het maandelijks organiseren van een activiteit is niet realistisch

(n=2) pro actieve inzet naar clubs vrijwilligers willen wel, maar kunnen

niet altijd

budget verminderen te weinig aanvragen verlengen deadline samenwerking verloopt stroef sportraad kent momenteel een

bestuursprobleem werking sportraad moet dringend

aangepakt worden soepelere procedure verhoogt efficiëntie communicatiekanaal wijzigen niet realistisch via een apart

communicatie kanaal

schrappen doelstelling bestaat op provinciaal niveau

Is er niet meer mogelijk door omschakeling naar AGB

verderzetting door OCMW minder initiaties

spreiden over langere termijn

initiaties om de twee jaar zijn niet

haalbaar

Wat de operationele doelstellingen betreft werd aan de gemeenten gevraagd met

wie er werd samengewerkt voor de realisatie. Tabel 9 geeft daarvan een

overzicht.

Page 108: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

108

Tabel 9: met wie werd er samengewerkt voor de uitvoering van de operationele doelen?

Allochtonen Senioren

Fin. kansarmen

Mensen met hand. Alle doelgroepen

VZW warm hart (n=3)

sportclubs (n=8) OCMW (n= 28) sportclubs (n=7) sportclubs (n=14)

dienst welzijn (n=3)

seniorenraad (n=5) Sportclubs (n=5) regio (n=4) andere gem. diensten (n=9)

jeugddienst (n=3)

OCMW (n=4) dienst welzijn, (n=2) welzijnsdienst (n=4) OCMW (n=6)

sociaal huis (n=2)

Dienst welzijn (n=3) div. sociale diensten, (n=2)

gehandicapten verenigingen (n=4)

scholen (n=4)

sportclubs (n=2) vzw warm hart (n=3) Vrijetijdsdienst (n=2) provincie (n=3) adviesraad (n=4) OCMW (n=2) Provincie (n=3) sociaal huis, (n=2) STAPH (n=3) jeugddienst (n=3) politie (n=2) BLOSO (n=3) commerciële

initiatieven/privé partners, (n=2)

scholen (n=3) buurtwerk (n=3)

preventiedienst (n=2)

private sector (n=3) politie, (n=2) vzw warm hart (n=3) welzijnsdienst (n=3)

sportraad (n=1) sociaal huis (n=2) sportraad, (n=2) OCMW (n=3) sociaal huis (n=3) scholen (n=1) seniorendienst (n=2) jeugddienst, (n=2) Psylos (n=2) sportraad (n=3)

dienst samenleven

(n=1)

Fitnesscentra (n=2) vzw sport (n=1) sociaal huis (n=2) Regio/districten (n=2)

sociale dienst vreemdelingen

(n=1)

regio rivierenland (n=2) integratiedienst, (n=1) sociale dienst (n=2) provincie (n=2)

diverse actoren (n=1)

andere sportcentra (n=2) vierde wereldgroep, (n=1)

Wiric (n=1) Gezondheidsraad (n=2)

integratiedienst (n=1)

seniorenvereniging (n=2) sportdienst, (n=1) Gerecht (n=1) Logo (n=2)

diverse diensten (n=1)

BSD (n=1) kansenwerking, (n=1) ATO (n=1) vzw warm hart (n=2)

zorgcentra (n=1) vzw lichtpunt, (n=1) de Caspers (n=1) vrije tijdsdienst (n=2)

sportregio (n=1) SR Kempen, (n=1) Firma (n=1) Rekanto (n=2) Buurtsportdienst (n=1) Arktos vzw (n=1) Tehuis (n=1) BLOSO (n=1) diverse

samenwerkingsverbanden (n=1)

sociaal onderwijssecretariaat,

(n=1)

KVBG (n=1) dienst samenleven

(n=1) mutualiteiten, (n=1) Westkans (n=1) De8 (n=1) vzw Regenboog, (n=1) friss (n=1) sociale dienst

(n=1) SVS, (n=1) dienst samenleven

(n=1) integratiecentra

en diensten (n=1) ministerie, (n=1) div. actoren (n=1) sportdienst (n=1) tehuizen, (n=1) CAS (n=1) welzijnssector

(n=1) div. actoren, (n=1) Vrije tijdsdienst (n=1) welzijnssector

(n=1) buurtwerkers, (n=1) Centr. Ganzenpoel

(n=1) St. Alexius (n=1)

alarm, (n=1) technische dienst (n=1)

gezondheidsdienst (n=1)

de kar, (n=1) Sporta (n=1) BSD (n=1) cultuurdienst, (n=1) Avalympics (n=1) Zorgcentra (n=1) BLOSO (n=1) burensportgemeente

(n=1) VZW sport (n=1)

regio, (n= 1) buurtsport (n=1) Tordale (n=1) jeugddienst (n=1) studiebureau

(n=1) BLOSO (n=1) rolstoelpatiënt

(n=1)

Page 109: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

109

Aan de gemeenten werd ook gevraagd hoeveel acties zij reeds ondernamen voor

de respectievelijke doelgroepen, en vervolgens werd deze vraag nog uitgediept

om te weten te komen hoeveel nieuwe acties werden ondernomen sinds de

invoering van het decreet.

Figuur 65 overzicht van het aantal (nieuwe) acties per doelgroep

75

26

103

58

86

56

21

4148

72

0

20

40

60

80

100

120

140

160

Alle doelgroepen Allochtonen Senioren Financieel kansarmen Mensen met handicap

Aantal acties Aantal nieuwe acties

Bovenstaande grafiek geeft een visuele weergave van het aantal acties die de

bevraagde gemeenten hebben ondernomen bij de verschillende doelgroepen.

Wanneer er in het algemeen („alle doelgroepen‟) werd gekeken naar het aantal

ondernomen acties m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit (n=75), kon worden

vastgesteld dat de meerderheid (n=56) het gevolg was van het decreet. Deze

kan men dan beschouwen als het aantal “nieuwe acties”. Wanneer het aantal

nieuwe acties afzonderlijk per doelgroep werd bekeken, kon worden vastgesteld

dat zowel bij de „allochtonen‟ (n=21/26), „financieel kansarmen‟ (n=48/58) als

„mensen met een handicap‟ (n=72/86) het merendeel van de ondernomen acties

een gevolg was van het decreet. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het

decreet zijn doel niet gemist heeft. Enkel bij de doelgroep senioren was het

aantal reeds bestaande acties beduidend groter (n=41/103). De oorzaak hiervan

Page 110: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

110

is dat er rond senioren reeds een degelijke en doorgedreven werking bestaat op

gemeentelijk vlak. Een kleine nuance bij deze vraag is dat niet alle gemeenten

deze vraag duidelijk en correct hadden beantwoord.

Page 111: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

111

2.2.9.3. Indicatoren

Wat het opstellen van indicatoren en het meten van doelstellingen betreft

toonden de interviews aan dat niet alle gemeenten dit een eenvoudige opdracht

vonden. Daarnaast bleek dat gemeenten ook graag op een kwalitatieve wijze

zouden willen evalueren omdat cijfers volgens hen vaak relatief zijn.

“We hebben onze indicatoren in het kader van een evaluatie allemaal op een

rijtje gezet. Bij sommigen was dit echter niet gemakkelijk. Over sommige

zaken gaan we pas nu voor het eerst cijfers hebben. Soms vind ik dit bij het

haar gegrepen. Je kan die dingen gewoon niet altijd goed meten. Je kan

slechts proberen en je best doen. Sommige zaken zoals „het aantal

gediplomeerden‟ meten, is gemakkelijk en kan je het effect zien. Andere

zaken zijn moeilijker. Niet alles is werkbaar en soms moet je zoeken naar een

indicator. Dit is afhankelijk van doelgroep tot doelgroep. Niet alles is

meetbaar en hoeveelheden zijn soms relatief.”

“Ik vind het nodig dat er wordt gewerkt met indicatoren maar er zijn

verschillende soorten indicatoren. Resultaat gerichte indicatoren zijn niet

altijd aangewezen omdat sommige werkingen traag groeien en veel tijd nodig

hebben. Daar zijn eerder „inspanningsindicatoren‟ aangewezen. Maar deze zijn

moeilijk op te nemen in een begroting omdat ze moeilijker meetbaar zijn.”

“Het sociale resultaat kunnen we niet goed meten. De activiteiten en het

aantal samenwerkingen kunnen wel gemeten worden. Het is gewoon moeilijk

om een aantal te plakken op zaken zoals het sociale aspect naast het sporten

of bewegen. Voor deze doelgroep denk ik niet dat je moet streven naar

cijfers. Niet teveel met cijfers goochelen. Het gaat over de kwaliteit en zorgen

dat deze er is. Voor deze doelgroep moet je gewoon verder werken ook al is

het voor beperkt aantal.”

“Het is echter niet altijd simpel om alles correct te meten. Bijvoorbeeld, een

allochtone jongere die op z‟n eentje gaat sporten, daar heb je geen informatie

over. Het is enkel meetbaar bij sportclubs en niet bij individuen.”

Page 112: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

112

Figuur 66: aantal gemeenten die per doelgroep gebruik maken van indicatoren

8

24 24

20

24

45

9

7

5

0

5

10

15

20

25

30

Allochtonen Mensen hand. Fin. Kans. Senioren Alle doelgroepen

indicator geen indicator

Uit figuur 66 kan worden afgeleid dat de grote meerderheid van de gemeenten

gebruik maakte van indicatoren voor de verschillende doelgroepen. De minste

indicatoren werden gebruikt voor de doelgroep „allochtonen‟ waar 33,3% (n=4)

van gemeenten aangaf geen indicatoren te gebruiken. De meeste indicatoren

werden dan weer gebruikt voor de doelgroep „senioren‟ (20/27) en „mensen met

een handicap‟ waar 82,8% (24/29) van de gemeenten gebruik maakte van

indicatoren.

Page 113: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

113

De onderstaande grafiek geeft een overzicht van de tevredenheid over het aantal

indicatoren per doelgroep.

Figuur 67: tevredenheid en de noodzaak aan aanpassing van het aantal indicatoren

9

2425

24

39

6

9 910

8

3

10

7

4

12

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

Allochtonen Mensen hand. Fin. kansarmen Senioren Alle doelgroepen

tevreden ind. niet tevreden ind. Aanpassing nodig

Wat het aantal indicatoren betreft waren de gemeenten het minst tevreden

(60%, n=9) voor deze t.a.v. allochtonen. Dit in tegenstelling tot de indicatoren

met betrekking tot mensen met een handicap, financieel kansarmen en senioren

waar de gemeenten over meer dan 68% van de indicatoren tevreden was.

Opmerkelijk was wel dat bij de doelgroep „mensen met een handicap‟ de meeste

aanpassingen (n=10, 41,6%) nodig waren voor de indicatoren. Dit in

tegenstelling tot de doelgroep senioren waar er slechts bij 4 indicatoren (16,7%)

een aanpassing nodig was.

Page 114: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

114

Tabel 10 geeft een overzicht van de aanpassingen die nodig zijn per doelgroep.

Tabel 10: overzicht van het aantal aanpassingen per doelgroep

Allochtonen - nieuwe doelgroep senioren opgenomen als SD

- er gebeuren wel zaken, maar de controles gebeuren eerder

occasioneel en zijn verspreid over een aantal actoren.

Mensen met hand. - jaarverslag regio

- er gebeuren wel zaken, maar de controles gebeuren eerder

occasioneel en zijn verspreid over een aantal actoren.

in plaats van het personen met

- beperkingen in een sportclub is beter het aantal genomen initiatieven

op te geven

Fin. kansarmen - er gebeuren wel zaken, maar de controles gebeuren eerder

occasioneel en zijn verspreid over een aantal actoren.

andere indicator (n=2)

Senioren - schrappen

- aanpassingen in aantal samenwerkingsverbanden

Alle doelgroepen - de vooropgestelde indicatoren maken geen onderscheid tussen

ontleningen door 'eigen buurtsportwerking en buurtgroeperingen,

individuele gezinnen, jeugdverenigingen, scholen, ...

- huidige indicatoren zeggen iets over aantal georganiseerde activiteiten

en deelnemers. Effecten in de buurt, (meer sociale contacten, enz.)

worden niet gemeten

- het cliënt volgsysteem is permanent in ontwikkeling

- de enige indicator doe oorspronkelijk was opgenomen was het

schrijven van een actieplan. Op basis van het actieplan werden

indicatoren toegevoegd.

- aantal veranderingen

- op zich zijn de indicatoren bruikbaar maar ontbreekt aan coördinatie

van deze acties. Er zijn veel partners en pogingen maar heen echte

opvolging. Reden: teveel andere taken voor vele actoren.

- termijn en een aantal aanpassingen

- het aantal samenwerkingsverbanden

Page 115: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

115

2.2.10. Effecten vastgesteld in ander beleidsdomein m.b.t. de

doelgroepen?

Aan de gemeenten werd eveneens de vraag gesteld of er met betrekking tot de

verschillende doelgroepen in andere beleidsdomeinen van het gemeentelijke

sportbeleid effecten werden vastgesteld. Figuur 68 geeft hiervan een overzicht.

Figuur 68: overzicht van de effecten vastgesteld in een ander beleidsdomein

2 2 3 47

9

19

2318

28

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Allochtonen Mensen hand. Fin. kansarmen Senioren Alle doelgroepen

ja neen

Tabel 11: effecten vastgesteld in ander beleidsdomein (gedetailleerd overzicht)

Welke effecten Hoe bepaald

Allochtonen - opvallend meer allochtonen komen

inlichtingen vragen over

sportmogelijkheden voor hun

kinderen

- vaststelling aan het onthaal

- aantal jongeren lid van een

sportclub, doch niet alle sportclubs

beantwoorden de vraag, dus moet

er extrapolatie gemaakt worden

/

Mensen met hand. - tijdsgebrek; /

- meer deelnemers activiteiten - tellen

Fin. kansarmen - netwerk tussen sportdienst en

OCMW en regenboog

- gesprekken tussen de

verschillende partijen

Page 116: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

116

- aantal jongeren lid van een

sportclub, doch niet alle sportclubs

beantwoorden de vraag, dus moet

er extrapolatie gemaakt worden

- nu vooreerst deelname via OCMW

- meer deelname dan ooit aan

sportkampen

-inschrijvingstabellen

- betaling via OCMW

Senioren - samenwerking met externe

partner (OCMW) loont.

Dit was zeer functioneel omdat we

kunnen samenwerken met een

grote organisatie. Het ontbreekt aan

tijd om met andere partners (OKRA,

e.a.) structurele samenwerking uit

te bouwen.

/

- meer sociale contacten onder de

senioren van de verschillende

deelgemeenten. Geen onder de

kerktoren mentaliteit meer.

- mondelinge gesprekken na en

tijdens de activiteiten

- meer deelnemers aan activiteiten - door tellen

- nu voor de eerste keer

omnisportclub en deelname

seniorensport blijft stijgen

- inschrijvingstabellen

Alle doelgroepen - groeiende interesse bij andere

clubs, verhoogde netwerkcontacten

met externe partners

- duidelijkere aanwezigheid van

sport in aandachtswijken en niet

alleen vanuit het klassieke

sportclubperspectief. 2) Door de

structurele uitbouw van buurtsport

ontstond er ruimte voor bijkomende

(niet in dit beleidsplan opgenomen)

projecten: inzet van buurtsport

animatoren. (proeftuin en

participatiedecreet) en opstart van

fietsschool.

- sport en de sportdienst zijn meer

zichtbaar in de stad

(gedeconcentreerde werking versus

gedecentraliseerde bevoegdheid: dit

spanningsveld wordt steeds

duidelijker)

- aantal activiteiten verhoogd - door telling

- meetbare groei - oplijsting start en einde sessie

- hoe beter je

samenwerkingspartners en

doelgroepen kent, hoe makkelijker

werken. Overleg helpt dus wel 1

trekker nodig

- gevoel

- meer clubs met aandacht voor

doelgroepen (stijgende subsidies

bv/ op basis van de werking),

uitbreiding taken sportdienst, meer

op de politieke agenda. Betere

/

Page 117: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

117

samenwerking met andere partners,

link tussen sport en andere

beleidsdomeinen.

Page 118: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

118

2.2.11. Proces: besluit

Gegevensverzameling

- Keuze doelgroep:

- vergrijzing, aanwezigheid OCMW, decretaal verplicht

- behoefte aan doelgroepwerking, iedereen kans bieden

- bereikbaarheid doelgroep, op vraag van politie, enz.

- Meeste gegevens verzameld rond senioren (vergrijzing!), minst

rond allochtonen.

- Gegevens vooral afkomstig van enquêtes en bevraging,

bevolkingsregister, bestaand intern onderzoek.

- Daarna: OCMW (voornamelijk gegevens FK).

-Fractie van de gegevens vanuit sociale centra, rijksregister, andere

stads- of gemeentediensten.

Betrekking doelgroep

- Vooral senioren (bereikbaarheid en goede seniorenwerking)

- Amper FK en allochtonen (moeilijk bereikbaar, lage interesse).

- Meeste problemen met FK, minst met senioren.

- Moeilijkheden m.b.t.:

„bereikbaarheid doelgroep‟ en „beschikbaarheid gegevens‟.

„Geen/lage aantallen‟, „gebrekkige samenwerking OCMW‟,

enz. (voornamelijk bij FK en allochtonen).

„Weinig inbreng‟, „geen doelstellingen geformuleerd‟, enz.

(voornamelijk bij senioren en MMH).

Doelstellingen en effecten in andere beleidsdomeinen

- De meerderheid gaf aan dat ook in andere beleidsdomeinen van

het gemeentelijk beleid maatregelen en doelstellingen werden

opgenomen.

- Slechts fractie gaf aan dat er nog andere effecten waren

vastgesteld!

Page 119: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

119

Formuleren van doelstellingen

- Meeste SD‟en geformuleerd voor alle doelgroepen samen.

- Daarnaast vooral voor FK en MMH; veel minder voor allochtonen.

- Hoge gepercipieerde haalbaarheid SD‟en,

- Meeste OD‟en ook geformuleerd voor alle doelgroepen samen.

- Ook hier laag aantal doelstellingen voor allochtonen.

- OD‟en m.b.t. MMH leken minste haalbaar (wordt onderschat).

- 1/10 OD‟en FK aangepast; bij de rest 1/5.

- Meerderheid van de gemeenten werkte met indicatoren; komt

overeen met aantal geformuleerde doelstellingen.

Resultaten van de interviews

- Interactief besturen volgens de gemeenten: inspraak van zoveel

mogelijk partijen (basis, sportraad, klankbordgroep, gebruikers

infrastructuur). Maar kleinere gemeenten benadrukken lokale

hiërarchie die interactieve stijl bemoeilijkt.

- Meerwaarde interactieve stijl: gedragenheid, betrokkenheid,

interesse, bezinning alvorens beginnen.

- Gegevensverzameling noodzakelijk, werd aangegeven dat dit niet

eenvoudig is (vraag naar „hoe?‟).

- Gebruik van verschillende methoden en instanties: gesprekken,

professor, bevolkingsregister, sportraad, OCMW

- Formuleren doelstellingen bij merendeel van de gemeenten o.b.v.

vastgestelde behoeften en noden (deels via gegevensverzameling)

en initieel idee van hoe beleid daar rond ontwikkelen.

- Meetbaarheid van doelstellingen leek bij merendeel van de

gemeenten werkpunt.

- Meest geschikte acties: vooral voorgaand zelf naar doelgroep

stappen en zeker nood aan ervaring met het organiseren van

activiteiten voor de verschillende doelgroepen.

- Gemeenten geven aan dat indicatoren sterk afhangen van de

doelgroep en dat moeilijk is indicatoren op te stellen en ze

vervolgens te meten.

Page 120: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

120

- Gemeenten hebben indruk dat decreet (en SBP) (onrechtstreeks)

een invloed heeft op aantal sporters bij de doelgroepen:

samenwerking verhoogt, meer bewustwording, meer betrokkenheid

en leden in sportraad …

- Enkele door de gemeenten aangegeven knelpunten en behoeften

bij het huidige uitvoeren sportbeleid: te ambitieuze doelstellingen

zorgt voor extra werk en dat moet steeds ten koste van iets anders

gaan (personeelstekort), nog te weinig mensen worden bereikt en

maken gebruik van sportaanbod, omschrijving doelgroep, …

Een interactieve bestuursstijl was volgens de gemeenten het geven van inspraak

aan zoveel mogelijk partijen wat bijdraagt tot meer gedragenheid, betrokkenheid

en interesse van partners en doelgroepen. Dergelijke samenwerking droeg ook

bij tot het verzamelen van gegevens over de verschillende doelgroepen. De

meeste gegevens werden respectievelijk verzameld voor senioren, financieel

kansarmen, mensen met een handicap en allochtonen. Voor senioren is dit

misschien niet zo verwonderlijk aangezien zij veruit de grootste groep vormen

binnen de gemeentelijke of stedelijke bevolking. Opgedeeld naar cluster kon

worden vastgesteld dat de woon- en landelijke gemeenten aangaven de minste

gegevens verzameld te hebben rond deze vier doelgroepen. Semi-stedelijke

gemeenten en gemeenten met economische activiteit verzamelden opvallend

meer gegevens met betrekking tot allochtonen. Dit kan mogelijk worden

verklaard doordat allochtonen in deze gemeenten meer aanwezig zijn. Kijkend

naar de provincies gaven de gemeenten in Oost-Vlaanderen aan het meeste

gegevens te hebben verzameld met uitzondering voor de doelgroep mensen met

een handicap. Verder viel op dat slechts 7 van de 11 Antwerpse gemeenten

gegevens over allochtonen had verzameld. Gemeenten zonder begeleiding

verzamelden meer gegevens dan individueel begeleide gemeenten. Een reden

hiervoor kan zijn dat gemeenten zonder begeleiding al voldoende kennis en

expertise bezitten en daarom meer rond verschillende doelgroepen werken in

tegenstelling tot gemeenten die individueel begeleid worden. Coachende

gemeenten gaven aan de minste gegevens te verzamelen.

In de interviews gaven de gemeenten aan dat een gegevensverzameling

noodzakelijk was, maar dat dit voor sommigen onder hen niet altijd even

Page 121: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

121

duidelijk was hoe gegevens het best verzameld konden worden. Er werden door

de gemeenten dan ook een waaier aan methodes en instanties opgesomd.

Gegevens waren volgens de gemeenten vooral afkomstig van interne

informatiebronnen zoals enquêtes, bevragingen, het bevolkingsregister of

bestaande intern onderzoek. Het wijst op een goede interne werking van de

sportdiensten. Daarnaast werden voornamelijk intern-institutionele bronnen

aangegeven zoals het OCMW, waar voornamelijk gegevens over financieel

kansarmen werden verzameld. Een fractie van de gegevensverzameling was

afkomstig van institutionele bron zoals sociale centra, het rijksregister of andere

stadsdiensten.

De keuze van de doelgroepen had voornamelijk conceptuele redenen (bv.

vergrijzing voor senioren, de aanwezigheid van het OCMW voor financieel

kansarmen, decretale verplichting, enz.). Daarnaast hadden diverse creatieve

redenen de bovenhand (bv. de behoefte om rond een doelgroep te werken, de

wil om sport voor allen aan te bieden om zo iedereen kansen tot sportparticipatie

te bieden, enz.). Daarnaast werden er diverse communicatieve redenen

aangehaald (bv. de bereikbaarheid van senioren en mensen met een handicap of

de vraag van politie m.b.t. de allochtone doelgroep).

Gemeenten waren bij het schrijven van het SBP vooral geneigd senioren te

betrekken. Een verklaring hiervoor kan hun gemakkelijke bereikbaarheid zijn en

het bestaan van goed georganiseerde seniorenwerkingen. Iets meer dan de helft

van de gemeenten betrok mensen met een handicap. Financieel kansarmen en

allochtonen werden nauwelijks betrokken wat mogelijk kan worden verklaard

door een moeilijke bereikbaarheid of een lage interesse van deze doelgroepen.

De centrumgemeenten bleken alle doelgroepen het meest te betrekken met een

hogere betrokkenheid voor allochtonen en financieel kansarmen in vergelijking

met de andere clusters. Geen enkele woon- of landgemeente gaf aan de

allochtone doelgroep te betrekken. Wat betreft de provincies kon worden

vastgesteld dat gemeenten en steden uit Antwerpen aangaven hun doelgroepen

het meest betrekken, in tegenstelling tot gemeenten en steden uit Vlaams-

Brabant. Opgedeeld naar begeleiding werd aangetoond dat doelgroepen het

meest werden betrokken bij gemeenten zonder begeleiding. Een mogelijke

Page 122: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

122

verklaring hiervoor is dat deze gemeenten al beschikken over de nodige

expertise en een functioneel netwerk.

Bij die samenwerking met en betrokkenheid van de doelgroepen werden de

meeste problemen ervaren met betrekking tot financieel kansarmen. Gemeenten

gaven vervolgens de meeste problemen te ondervinden bij respectievelijk

mensen met een handicap, allochtonen en senioren. Opgedeeld naar cluster

gaven de landgemeenten en gemeenten met economische activiteit de minste

moeilijkheden met doelgroepen aan. Moeilijkheden in de werking met financieel

kansarmen kwamen het vaakst voor in de woon- en semi-stedelijke gemeenten.

Provincie Limburg gaf de minste moeilijkheden aan, in tegenstelling tot provincie

Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Individueel begeleide gemeenten hadden vooral

moeilijkheden bij de allochtone doelgroep terwijl gemeenten zonder begeleiding

vooral moeilijkheden met senioren aangaven.

De gemeenten gaven zeer diverse samenwerkingsproblemen aan die vooral

communicatief van aard (bv. een slechte bereikbaarheid van de doelgroep, het

niet vrijgeven van gegevens van financieel kansarmen). Conceptuele problemen

(bv. het niet aanwezig zijn van een doelgroep, gebrekkige samenwerking OCMW)

werden vooral aangehaald m.b.t. allochtonen en financieel kansarmen.

Problemen die creatief van aard waren (bv. weinig inbreng, geen doelstellingen

geformuleerd) werden voornamelijk aangekaart m.b.t. senioren en mensen met

een handicap.

De meerderheid van de gemeenten gaf aan dat er doelstellingen en maatregelen

werden opgenomen in andere beleidsdomeinen. Voor allochtonen werden er

echter aanzienlijk minder beleidsoverschrijdende maatregelen genomen. Wat de

effecten betreft, gaven zo goed als alle gemeenten aan dat de

beleidsoverschrijdende effecten zeer miniem waren. Slechts een fractie van de

gemeenten gaf aan dat er effecten waren in andere beleidsdomeinen,

bijvoorbeeld een vergrootte interesse van allochtonen naar sportmogelijkheden

voor hun kind, een verhoogde deelname bij de mensen met een handicap, een

verbeterd netwerk tussen de sportdienst, het OCMW en instelling bevoegd voor

financieel kansarmen, meer sociaal contact bij senioren en in het algemeen een

betere samenwerking tussen partners van andere beleidsdomeinen.

Page 123: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

123

Bij het merendeel van de gemeenten werden de doelstellingen geformuleerd op

basis van de vastgestelde behoeften en noden (deels via gegevensverzameling)

en een initieel idee van hoe beleid daar rond moet worden ontwikkeld. De

meeste SD‟en werden geformuleerd voor alle doelgroepen samen. Daarnaast

werden er vooral afzonderlijke SD‟en geformuleerd voor financieel kansarmen en

mensen met een handicap. SD‟en voor de allochtone doelgroep waren zeer

schaars. Algemeen gezien hadden deze SD‟en een hoge haalbaarheid. Enkel voor

financieel kansarmen en mensen met een handicap waren enkele SD‟en niet

haalbaar met een slechte timing als hoofdreden. Wat de OD‟en betrof, en de

daaraan gekoppelde acties m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit, kon worden

vastgesteld dat de meerderheid van de ondernomen acties het gevolg was van

het decreet en dus “nieuw” waren. Ook bij de OD‟en werden de doelstellingen

vaak voor alle doelgroepen samen geformuleerd. Zoals bij de SD‟en viel ook hier

viel het lage aantal OD‟en voor allochtonen op. De operationele doelstellingen

m.b.t. mensen met een handicap leken het minst haalbaar en werden dus vaak

onderschat. De timing en efficiëntie van de (haalbare) OD‟en was het beste voor

de seniorendoelgroep en de mensen met een handicap. Voor de financieel

kansarmen werd één op tien doelstellingen aangepast omwille van een divers

aantal redenen, terwijl dat bij de andere doelgroepen zelfs één op vijf betrof. De

meerderheid van de gemeenten gaf aan met indicatoren te werken waarbij voor

allochtonen de minste indicatoren werden opgesteld. De indicatoren werden het

meeste aangepast voor de doelgroep mensen met een handicap.

Page 124: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

124

2.3. Algemene visie op het decreet

Ter afronding van de vragenlijst werden een aantal algemene vragen gesteld

betreffende de visie van de gemeentelijke sportdiensten en –medewerkers op het

„Sport voor Allen‟-decreet.

Specifiek werden vragen gesteld over:

- de meerwaarde van het SvA-decreet;

- het afzonderlijk opnemen van hoofdstuk 3 in het SvA-decreet;

- de aanpassingen m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen, het verplicht

opnemen van hoofdstuk 3 en het bestedingspercentage;

- de opmerkingen rond diversiteit en toegankelijkheid m.b.t. het lokaal

sportbeleid, het sportbeleidsplanningsproces en het hoofdstuk van het

SvA-decreet.

Page 125: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

125

2.3.1. Meerwaarde van hoofdstuk 3 in het decreet

Werken aan een kwaliteitsvolle en structurele beleidsvoering is voor de

gemeenten noodzakelijk om sport op een kwaliteitsvolle wijze aan te bieden en

aan de noden van de burger te beantwoorden (sportbeleidsplan). Aangezien het

hoofdstuk 3 van het SBP decretaal is bepaald, is elke gemeente verplicht dit

hoofdstuk mee op te nemen. De vraag is echter of hoofdstuk 3 in het decreet wel

degelijk een meerwaarde kent.

Uit de interviews bleek dat alle gemeenten het nieuwe decreet als een grote

meerwaarde beschouwden.

“Wat je natuurlijk hebt gedaan is iets neergeschreven voor meerdere jaren.

Op dat vlak is het een meerwaarde, want we hebben iets om mee te werken

en we weten dan ook dat er financieel bepaalde zaken kunnen worden

vrijgemaakt. Op dat vlak is dat wel een vooruitgang.”

“Ja, ik vind dat het een meerwaarde is. Het vroegere decreet gaf weinig

impulsen naar onze werking toe en stimuleerde alleen de gemeenten en de

steden om een basisinfrastructuur te hebben waar nu zelfs geen rekening

meer mee wordt gehouden. Het minimum om een aantal gekwalificeerde

sportambtenaren en een sportraad te hebben is behouden maar de hele

thematiek van het opstellen van een beleidsplan rond de vastgestelde

hoofdstukken is nieuw voor ons geweest. Ik denk dat het positief geëvalueerd

mag worden dat we die oefening hebben gemaakt en dat we een basis

hebben om op te werken.”

“Het feit dat het nu verplicht is om rond bepaalde zaken te gaan werken is

absoluut een meerwaarde. Het verplicht mensen na te denken over

sportbeleid.”

“Absoluut, het decreet heeft zeker wat teweeg gebracht. Soms wordt de

werkdruk op het personeel over het hoofd gezien. Want willen we het doen

met de mensen die er nu zijn, dan is dat soms wel moeilijk.”

Page 126: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

126

“Het decreet is zeker een meerwaarde. Subsidies voor verenigingen hadden

we nog niet en nu zijn de clubs goed bezig en worden ze daarvoor beloond.”

a) Algemeen

Ook in het kwantitatief gedeelte geeft de grote meerderheid (84,7%, n=50) aan

dat het decreet wel degelijk een meerwaarde kent. Er dient opgemerkt te worden

dat voor 30,5% van deze meerderheid (n=18) deze meerwaarde slechts

gedeeltelijk was. 15,3% (n=9) was van mening dat het decreet geen

meerwaarde heeft.

Figuur 69: hoofdstuk 3 van het decreet meerwaarde voor het lokaal sportbeleid?

54,2%

30,5%

15,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

ja(n=32)

deels(n=18)

neen(n=9)

Page 127: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

127

b) Per cluster

Figuur 69 geeft een detailoverzicht van de meerwaarde van hoofdstuk 3 van het

decreet per socio-economische gemeenten- of stadscluster. Het is wel

opmerkelijk dat bij de landelijke gemeenten slechts 35,3% de vraag met „ja‟

beantwoordde, terwijl bij de andere clusters steeds meer dan 53% de vraag

positief beantwoordde. Geen enkele semi-stedelijke gemeente gaf een negatief

antwoord op de vraag. Verder waren er per cluster geen grote verschillen waar

te nemen. Er werd geen rekening gehouden met de kustgemeenten (n=1) door

de lage representativiteit.

Figuur 70: meerwaarde hoofdstuk 3 opgedeeld naar cluster

53,3%

35,3%

62,5%

85,7%

54,5%

100,0%

26,7%

41,2%

25,0%

14,3%

36,4%

20,0% 23,5%

12,5% 9,1%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=17)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja deels nee

Page 128: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

128

c) Per provincie

Opgedeeld naar provincie kon worden vastgesteld dat in Limburg en Oost-

Vlaanderen positiever werd gereageerd m.b.t. de veronderstelde meerwaarde

van het decreet. In provincie Antwerpen was er enerzijds weliswaar een groter

aantal gemeenten waarbij met „ja‟ (69,2%) werd geantwoord in vergelijking met

Limburg en Oost-Vlaanderen, maar er was ook een deel (23,1%) dat de vraag

negatief had beantwoord. Gemeenten uit de provincie Vlaams-Brabant leken het

minste overtuigd van de meerwaarde van hoofdstuk 3.

Figuur 71: meerwaarde hoofdstuk 3 opgedeeld naar provincie

69,2% 66,7%

52,9%

33,3%

45,5%

7,7%

33,3%

41,2%

44,4%27,3%

23,1%

5,9%

22,2%27,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=11)

ja deels nee

Page 129: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

129

d) Afhankelijk van begeleiding

Opvallend is dat 20,0% (n=2) van de gemeenten waar de sportfunctionaris zelf

coach was, oordeelde dat het decreet geen meerwaarde heeft. Dit kan deels

worden verklaard door het feit dat de sportfunctionaris al voldoende kennis had.

Toch is verder vast te stellen dat 70% van de „coachende gemeenten‟ deze vraag

met „ja‟ beantwoorde. Gemeenten met individuele begeleiding waren het

positiefst gestemd waarbij 91,3% aangaf dat het decreet een gedeeltelijke of

volledige een meerwaarde heeft.

Figuur 72: meerwaarde hoofdstuk 3 opgedeeld naar begeleiding

70,0%

50,0% 52,2%

10,0%

30,8%

39,1%

20,0% 19,2%

8,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=26)

IB (n=23)

deels ja nee

Page 130: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

130

2.3.2. Waarom heeft het decreet een meerwaarde?

Wanneer de gemeenten aangaven het decreet een meerwaarde te vinden, werd

via een open vraag de achterliggende redenen achterhaald. Zoals in de

onderstaande grafiek weergegeven, werden de antwoorden geclusterd in een 3-C

model, in deze studie bestaande uit de volgende drie „c-domeinen‟:

Concept: aspecten waarbij het decreet de gemeenten stimuleert op

conceptueel vlak.

Communicatie: aspecten waarbij het decreet aanzet geeft tot een betere

communicatie allerhande.

Creativiteit: aspecten waarbij de gemeenten voordelen ondervinden op

creatief vlak en de omgang met bepaalde zaken of problemen.

De onderstaande figuur leert ons dat de meerwaarde van het decreet voor de

gemeenten vooral in het conceptuele en communicatieve domein ligt. Het

creatieve onderdeel hinkt hierbij ietwat achterop.

Figuur 73: waarom heeft het decreet een meerwaarde? (3-c model)

41,4%

37,8%

20,8%

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

40,0%

45,0%

Concept Communicatie Creativiteit

Page 131: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

131

Tabel 12 geeft een overzicht gegeven van de verschillende antwoorden per

cluster.

Tabel 12: waarom heeft het decreet een meerwaarde? (gedetailleerd overzicht)

Binnen het conceptueel domein kon worden vastgesteld dat de meerwaarde van

het decreet ligt in het verleggen van de focus naar de specifieke doelgroepen

(n=8) en een grotere concentratie hierop (n=7). Op vlak van communicatie

geven de gemeenten aan door het decreet een veel grotere diversiteit te

verkrijgen en meer kanalen te beslaan in zijn totaliteit (n=9). Daarnaast gaven

vijf gemeenten aan dat er meer contact is met de doelgroepen. Opvallend is dat

slechts twee gemeenten spraken van vermeerdering in communicatie met

Algemene visie

Concept focus verleggend (n=8)

gerichtere focus op doelgroepen (n=7)

verruimd aanbod activiteiten (n=4)

drempelverlaging (n=2)

motivatie (n=1)

kennis verhogend werken (n=1)

Communicatie totaliteit, diversiteit qua communicatie (n=9)

contact met doelgroepen (n=5)

maatschappelijke behoefte (n=2)

contact met diverse instituten (n=2)

promotie (n=2)

beter informeren (n=1)

Creativiteit meer aandacht (n=4)

doelen formuleren (n=4)

gerichter werken (n=3)

drempelvrees, schroom (n=1)

Page 132: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

132

diverse instituten. Zoals aangegeven, zet het decreet aan tot creativiteit, hetzij

in mindere mate dan bij de andere twee domeinen. Enkele gemeenten werden

aangezet tot het beter en creatiever opstellen van doelstellingen en tot het

besteden van meer aandacht voor diverse doelgroepen.

Page 133: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

133

2.3.3. Welke meerwaarde heeft het decreet?

Figuur 74 geeft een visualisatie van de verhoudingen tussen de drie domeinen op

de vraag welke meerwaarde het decreet heeft. Er kon worden vastgesteld dat de

balans veel meer naar het conceptuele gaat overhellen. Het communicatieve en

creatieve wordt veel minder als reden van meerwaarde aangegeven.

Figuur 74: welke meerwaarde heeft het decreet? (3-c model)

59,8%

31,2%

9,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

Concept Communicatie Creativiteit

In tabel 13 wordt er dieper ingegaan op de meerwaarde van het decreet.

Page 134: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

134

Binnen het conceptuele domein viel op dat gemeenten aangaven meer interactie

te krijgen met diverse diensten en verenigingen. Ook „het verruimde aanbod van

diverse activiteiten‟ en „de bevordering van de integratie van de doelgroepen‟

werd door vier gemeenten aangehaald. Drie gemeenten ervoeren het decreet

tevens als een educatieve meerwaarde. Wat communicatie betreft, lag de

meerwaarde vooral in de toegenomen communicatie met de doelgroepen (n=6)

en een toegenomen visibiliteit en promotie van de acties. Creativiteit scoorde

veel lager wanneer men de meerwaarde gaat specificeren. Slechts drie

gemeenten vonden een creatieve meerwaarde.

Tabel 13: welke meerwaarde heeft decreet (gedetailleerd overzicht)

Concept interactie met diensten/verenigingen (n=6)

integratie (n=4)

verruimd aanbod (n=4)

educatief (n=3)

focus verleggend (n=3)

drempelverlaging (n=2)

diversiteit in doelgroepen (n=1)

Communicatie contact met doelgroepen (n=6)

visibiliteit/promotie (n=3)

maatschappelijke behoefte (n=2)

divers overleg (n=1)

Creativiteit gericht werken (n=1)

doelen formuleren (n=1)

meer aandacht (n=1)

Page 135: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

135

2.3.4. Realisatie van hoofdstuk 3 gedeeltelijk of geheel via hoofdstuk 1?

Bij deze vraag werd nagegaan in welke mate (gedeeltelijk of geheel) de

gemeenten hoofdstuk 3 werd verwerkt in hoofdstuk 1.

a) Algemeen

Zoals onderstaande grafiek weergeeft, werd hoofdstuk 3 door 44,8% (n=26)

geheel en door 6,9% (n=4) gedeeltelijk opgenomen via hoofdstuk 1. Hierbij kan

de vraag worden gesteld of er op deze manier geen kanalen verloren gaan zoals

samenwerking met scholen. Iets minder dan de helft van de gemeenten

verwerkten hoofdstuk 3 afzonderlijk en in een apart hoofdstuk.

Figuur 75: realisatie van hoofdstuk 3 geheel of gedeeltelijk via hoofdstuk 1?

44,8%

6,9%

48,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

ja(n=26)

deels(n=4)

neen(n=28)

In de interviews werd ook gevraagd of gemeenten het terecht vonden dat er in

het decreet een apart hoofdstuk bestaat met betrekking tot toegankelijkheid en

diversiteit in sport. Het merendeel van de gemeenten (niet alle gemeenten gaven

Page 136: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

136

antwoord op deze vraag) vond dit positief omdat er zo meer aandacht aan dit

deelaspect kon worden gegeven.

“Door het in een apart hoofdstuk te plaatsen wordt er natuurlijk meer

aandacht aan gegeven. Anders leg je de verantwoordelijkheid te veel bij de

clubs en dan is er te veel afhankelijkheid van de acties van deze clubs in

kwestie. Er is meer aansturing mogelijk doordat je het apart opneemt.”

“Het is belangrijk dit apart te doen, anders hadden we het niet opgenomen en

niet deelgenomen aan het pilootproject van het ISB. Dat zegt genoeg over

hoe belangrijk wij dat vinden.”

“Zeker apart. Voor ons wat dat een nieuw thema, maar we hebben er goed

aan gewerkt. Ik denk dat we voor de toekomst al onze opties die nu ook

verspreid zijn over hoofdstuk 1 en 2 misschien te groeperen in een hoofdstuk

en dat we andere accenten gaan bewaren voor hoofdstuk 1 en 2. We moeten

nog sterker inzetten op hoofdstuk 3 rond doelgroepenwerking want nu zit het

wat verspreid over de verschillende hoofdstukken.”

“Het sociale aspect en het aspect van toegankelijkheid moet apart blijven. Er

moeten specifieke doelgroepen gecatalogeerd kunnen worden.”

Page 137: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

137

b) Per cluster

De onderstaande figuur geeft een overzicht van het al dan niet realiseren van

hoofdstuk 3 via hoofdstuk 1 opgedeeld naar cluster.

Figuur 76: realisatie van hoofdstuk 3 geheel of gedeeltelijk via hoofdstuk 1 per cluster

53,3%

35,3%

22,2%

42,9%

66,7%

100,0%

11,8%

22,2%

46,7%52,9% 55,6% 57,1%

33,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=17)

EA (n=9)

SSG (n=7)

CG (n=9)

KG (n=1)

ja deels nee

Hieruit blijkt dat de verhoudingen per cluster gelijklopend zijn. Enkel bij

centrumsteden gaf 66,7% van de steden aan hoofdstuk 3 te realiseren via

hoofdstuk 1, terwijl dit bij de overige clusters een stuk lager lag. Door de lage

representativiteit van de kustgemeenten (n=1) werd met deze cluster geen

rekening gehouden.

Page 138: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

138

c) Per provincie

Opgedeeld naar provincie zijn het voornamelijk de provincies Antwerpen en

Limburg die aangaven hoofdstuk 3 geheel of gedeeltelijk te realiseren via

hoofdstuk 1. Tussen de provincies Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-

Vlaanderen was er weinig verschil merkbaar. Net iets minder dan de helft van

deze gemeenten gaf aan hoofdstuk 3 via hoofdstuk 1 te realiseren.

Figuur 77: realisatie van hoofdstuk 3 geheel of gedeeltelijk via hoofdstuk 1 per provincie

53,8%

37,5%

47,1% 44,1%36,4%

7,7% 37,5%

38,5%

25,0%

52,9% 55,6%63,6%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=8)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=11)

ja deels neen

Page 139: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

139

d) Afhankelijk van begeleiding

Figuur 78 geeft een overzicht van het al dan niet realiseren van hoofdstuk 3 via

hoofdstuk 1 naargelang de begeleidingsvorm. Voornamelijk de gemeenten met

individuele begeleiding realiseerden hoofdstuk 3 afzonderlijk (58,3%) van

hoofdstuk 1. Dit in tegenstelling tot gemeenten zonder begeleiding waar slechts

36% van de gemeenten hoofdstuk 3 afzonderlijk realiseerde.

Figuur 78: realisatie van hoofdstuk 3 geheel of gedeeltelijk via hoofdstuk 1 opgedeeld naar begeleiding

44,4%52,0%

37,5%

12,0%

55,6%

36,0%

58,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=9)

GB (n=25)

IB (n=24)

ja deels neen

6, 2%

Page 140: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

140

2.3.5. Waarom geen realisatie van hoofdstuk 3 via hoofdstuk 1?

Via een open vraag werd gepeild naar de redenen waarom hoofdstuk 3 niet via

hoofdstuk 1 werd gerealiseerd. Volgens de meerderheid (86%) van de

gemeenten die hoofdstuk 3 niet via hoofdstuk 1 realiseerden, was de reden

conceptueel van aard.

Figuur 79: waarom hoofdstuk 3 niet gerealiseerd via hoofdstuk 1? (3-c model)

86,0%

8,7%4,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Concept Communicatie Creativiteit

Tabel 14: waarom geen integratie van hoofdstuk 3 in hoofdstuk 1 (gedetailleerd overzicht)

Algemene visie

Concept (andere) omschrijving (n=10)

Beleidskeuze (n=3)

Focus verleggen (n=2)

Autonome actie (n=2)

Verruimend werken (n=1)

Uitbesteding (n=1)

Geen interactie met sportclubs (n=1)

Communicatie Misverstand (n=1)

Promotie maken (n=1)

Creativiteit Andere manieren proberen (n=1)

Page 141: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

141

Bovenstaande tabel geeft een meer specifieke inkijk in de achterliggende

redenen voor het niet integreren van hoofdstuk 3 in hoofdstuk 1. De meest

voorkomende conceptuele reden was terug te vinden in het feit dat gemeenten

dit derde hoofdstuk anders willen omschrijven. Enkele gemeenten gaven ook hun

eigen beleidskeuze en eigen autonome acties aan als voornaamste reden. Het

valt op dat communicatieve of creatieve redenen bijna te verwaarlozen zijn.

Page 142: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

142

2.3.6. Noodzaak van aanpassingen m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen

a) Algemeen

Aan de gemeenten werd de vraag gesteld of ze het nodig achtten aanpassingen

door te voeren m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen. Een overzicht wordt

weergegeven in figuur 80.

Figuur 80: nodig aanpassingen door te voeren m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen?

23,2%

76,8%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

ja(n=13)

neen(n=43)

Hieruit blijkt dat de grote meerderheid (76,8%, n=43) het niet nodig vindt

aanpassingen door te voeren m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen. Er dient wel

vermeld te worden dat deze vraag wellicht verkeerd begrepen werd en dat de

gemeenten bedoelden dat ze het niet nodig vonden aanpassingen te doen voor

enkel de vier doelgroepen allochtonen, mensen met een handicap, financieel

kansarmen en senioren. Er werd niet geantwoord op de (bedoelde) vraag of het

noodzakelijk is om aanpassingen te doen m.b.t. het selecteren van andere

doelgroepen zoals vrouwen, jeugd, obesen, enz.

Page 143: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

143

b) Per cluster

Wat de clusters betrof, bleek dat de meeste aanpassingen m.b.t. de doelgroepen

noodzakelijk zijn in de woongemeenten. Dit kan mogelijk worden verklaard door

het feit dat kleinere woongemeenten niet alle doelgroepen kunnen bereiken of

deze onvoldoende aanwezig zijn in hun gemeente. Door de lage representativiteit

van de kustgemeenten (n=1) werd met deze cluster geen rekening gehouden.

Figuur 81: aanpassingen nodig m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen? (per cluster)

33,3%

20,0%12,5%

28,6%20,0%

66,7%

80,0%87,5%

71,4%80,0%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=15)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=10)

KG (n=1)

ja nee

Page 144: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

144

c) Per provincie

Een overzicht van de noodzaak van aanpassing m.b.t. de vooropgestelde

doelgroepen per provincie wordt weergegeven in figuur 82. Van de gemeenten

uit Oost-Vlaanderen gaf slechts 11,8% aan dat aanpassingen nodig waren. Voor

alle andere provincies was er 23% tot 33,3% van de gemeenten die vonden dat

een aanpassing noodzakelijk was.

Figuur 82: aanpassingen nodig m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen? (per provincie)

23,1%28,0%

11,8%

33,3% 30,0%

76,9%71,4%

88,2%

66,7% 70,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=7)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=10)

ja nee

Page 145: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

145

d) Per begeleiding

De coachende gemeenten gaven aan de minste aanpassing (11,1%) m.b.t. de

vooropgestelde doelgroepen nodig te hebben. Dit percentage ligt iets hoger voor

gemeenten met en zonder individuele begeleiding, namelijk 29,2% en 21,7%.

Figuur 83: aanpassingen nodig m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen? (opgedeeld naar begeleiding)

11,1%

29,2%21,7%

88,9%

70,8%78,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=9)

GB (n=24)

IB (n=23)

ja nee

Page 146: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

146

2.3.7. Welke aanpassingen zijn noodzakelijk in het decreet m.b.t. de

doelgroepen?

Vervolgens werd aan de gemeenten de vraag gesteld welke aanpassingen er

nodig waren. Hierbij gaat het om de gemeenten die aangaven dat er effectief

aanpassingen nodig waren. De antwoorden werden opnieuw geclusterd in een 3

c-model.

Figuur 84: welke aanpassingen zijn nodig m.b.t. de doelgroepen?

66,6%

33,4%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

Concept Creativiteit

Twee derden van de aangehaalde aanpassingen situeerden zich in het

conceptuele domein, terwijl één derde zich in het creatieve domein situeerde,

zoals blijkt uit de detailweergave in de volgende figuur. Communicatieve

aanpassingen werden door geen van de gemeenten vermeld.

Page 147: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

147

Tabel 15 geeft een gedetailleerder overzicht.

Tabel 15: Welke aanpassingen zijn nodig m.b.t. doelgroepen?

Binnen het conceptuele domein waren drie gemeenten van mening dat de focus

op de doelgroepen gerichter moet en dat de focus ook verruimd moet worden

naar een breder actieterrein. In het creatieve domein waren de antwoorden meer

versplinterd en waren er geen antwoorden die meermaals werden aangegeven.

Men kan wel een link leggen tussen enerzijds het creatieve, namelijk het

verhogen en diversifiëren van de aandacht, en anderzijds het conceptuele, met

het verruimen en beter richten van de focus. Dit toont aan dat beide domeinen in

de praktijk erg dicht bij elkaar aanleunen.

Ook in de interviews werd de mening van de gemeenten gevraagd over de

keuze van de vier gesuggereerde doelgroepen en welke aanpassingen wenselijk

zijn. Hoewel het kwantitatieve onderzoeksluik aangaf dat drie vierden van de

gemeenten het niet noodzakelijk vond om aanpassingen door te voeren m.b.t. de

doelgroepen, wijzen alle geïnterviewde gemeenten op het belang van autonomie

wat de doelgroepenkeuze betreft. Sommige gemeenten zien de oplossing in het

maken van een keuze uit een groter aantal keuzemogelijkheden.

Doelgroepen

concept verruimen van de focus (n=3)

gerichtere focus op doelgroep (n=3)

educatie (n=1)

meer informatie winnen (n=1)

uitbesteding (n=1)

andere planning (n=1)

creativiteit gerichter werken (n=1)

schroom aanpakken (n=1)

diversificatie van aandacht (n=1)

verhoging van aandacht (n=1)

doelstellingen formuleren (n=1)

Page 148: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

148

“Gemeenten zouden dat zelf moeten kunnen invullen in plaats van dit

opgelegd krijgen. Het zou bijvoorbeeld interessant zijn om een tiental

keuzemogelijkheden voorgekauwd aan te bieden aan de gemeenten

waaruit zij dan een keuze kunnen maken naargelang de behoefte. Er is

immers een groot verschil tussen gemeenten onderling.”

“Uiteindelijk maak je als gemeente zelf toch nog een lokale keuze

naargelang de nood. Ik vind het suggereren van doelgroepen door BLOSO

niet slecht. Maar alles hangt af van de locatie en de nood. Kustgemeenten

hebben meer nood aan seniorenwerking bijvoorbeeld, en minder nood

aan een allochtonenwerking.”

“Gemeenten zouden dit meer autonoom moeten kunnen beslissen. Er

zouden suggesties kunnen gegeven worden omtrent doelgroepen waaruit

gemeenten dan, naargelang hun prioriteiten, een keuze uit kunnen

maken. Want er zijn nu misschien nog doelgroepen die niet aan bod

komen.”

“Het zou leuk zijn om alles in een pot te gieten waaruit je dan kan

kiezen. Er moet worden opgepast dat men niet teveel gaat uitfilteren door

de doelgroepen nog meer te gaan versplinteren. De doelgroep 12- tot 18-

jarigen is echter wel nog een interessante doelgroep waar kan rond

gewerkt worden. Doch dit komt dan ook veel terug in het reguliere

sportaanbod. Sommige gemeenten hebben weinig allochtonen, maar deze

mensen voelen zich misschien ook niet meer allochtoon omdat ze al zo

lang geïntegreerd zijn. Anderzijds gaat er nu ook specifiek aandacht naar

deze 4 doelgroepen.”

“We hebben zelf maar drie van de vier doelgroepen genomen (geen

senioren). Maar men had ons misschien beter een correcte of concrete

omschrijving moeten aanreiken van wat men bedoelt met „allochtonen‟,

iets dat toepasbaar is in heel Vlaanderen. Als we nu willen weten hoeveel

kinderen van allochtone afkomst er nu in de sportkampen zitten, wij

vragen dat wel bij de inschrijving om dat vrijblijvend in te vullen.. Ik zou

liever hebben dat zij (de overheid) het voor ons bepalen.”

Page 149: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

149

2.3.8. Zijn er aanpassingen nodig in het decreet m.b.t. het verplicht

opnemen van hoofdstuk 3?

a) Algemeen

De gemeenten werd de vraag gesteld of ze het nodig achten dat er aanpassingen

worden doorgevoerd m.b.t. het verplicht opnemen van hoofdstuk 3.

Figuur 85: nodig aanpassingen door te voeren m.b.t. het verplicht opnemen van hoofdstuk 3?

25,4%

74,6%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

ja(n=15)

neen(n=44)

Figuur 84 toont aan dat een grote meerderheid (74,6%, n=44) van mening was

dat er geen aanpassing nodig is.

Page 150: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

150

b) Per cluster

Wat de socio-economische cluster betrof, bleken voornamelijk de landelijke

gemeenten (52,9%) nood hebben aan aanpassing, terwijl geen enkele gemeente

met economische activiteit aangaf nood te hebben aan aanpassing. Door de lage

representativiteit van de kustgemeenten (n=1) werd met deze cluster geen

rekening gehouden.

Figuur 86: aanpassingen nodig m.b.t. het verplicht opnemen van hoofdstuk 3? (per cluster)

13,3%

52,9%

14,3%

27,3%

86,7%

47,1%

100,0%

85,7%

72,2%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=15)

LG (n=17)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja nee

Page 151: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

151

c) Per provincie

Onderstaande grafiek geeft een detailoverzicht per provincie van de noodzaak

aan aanpassing m.b.t. het verplicht opnemen van hoofdstuk 3. Provincie Limburg

en West-Vlaanderen gaven aan de meeste nood te hebben aan aanpassing

(44,4% en 45,5%), terwijl die nood voor Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant

hebben met respectievelijk 11,8% en 11,1% veel lager was.

Figuur 87: aanpassingen nodig m.b.t. het verplicht opnemen van hoofdstuk 3? (per provincie)

23,1%

44,4%

11,8% 11,1%

45,5%

76,9%

55,6%

88,2% 88,9%

54,5%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=9)

OV (n=17)

VB (n=9)

WV (n=11)

ja nee

Page 152: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

152

d) Per begeleiding

Van de tien coachende gemeenten was er geen enkele gemeente die aangaf

nood te hebben aan aanpassing dit in tegenstelling tot de gemeenten zonder

begeleiding waar 38,5% die nood wel aangaf. Voor de gemeenten met

individuele begeleiding lag dit percentage iets lager (21,7%).

Figuur 88: aanpassingen nodig m.b.t. het verplicht opnemen van hoofdstuk 3? (opgedeeld naar begeleiding)

38,5%

21,7%

100,0%

61,5%

78,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=26)

IB (n=23)

ja nee

Page 153: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

153

2.3.9. Welke aanpassingen zijn nodig in het decreet m.b.t. het verplicht

opnemen van hoofdstuk 3

Via deze open vraag werd bij de gemeenten, die ook de vorige vraag positief

beantwoordden, gepeild naar de aanpassingen die zij nodig achtten. Vrijwel alle

aangehaalde redenen situeren zich in het conceptuele domein. Het creatieve en

communicatieve zijn bijna te verwaarlozen.

Figuur 89: welke zijn aanpassingen nodig m.b.t. verplicht opnemen hoofdstuk 3?

86,6%

6,7% 6,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

Concept Communicatie creativiteit

Een gedetailleerd overzicht van dit resultaat wordt weergegeven in tabel 16.

Opvallend is dat er bij de ondervraagde gemeenten niet echt een eensgezindheid

is m.b.t. de reden van de aanpassingen. Elke gemeente die aanpassingen nodig

achtte, heeft hiervoor een andere drijfveer.

Page 154: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

154

Tabel 16: waarom zijn aanpassingen nodig m.b.t. verplicht opnemen hoofdstuk 3?

Algemene visie

Concept geen nood aan (n=2)

verruimend werken (n=2)

prioriteiten stellen (n=2)

autonoom beleid (n=2)

structurele reden (n=1)

financiële voorwaarden (n=1)

(andere) omschrijving (n=2)

selectief werken (n=1)

Communicatie geen specificering (n=1)

Creativiteit ruimere werking (n=1)

Page 155: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

155

2.3.10. Zijn er aanpassingen nodig in het decreet m.b.t. het

bestedingspercentage?

Aan het sportbeleidsplan dat volgens het decreet vier verplichte lokale

hoofdstukken moet bevatten, zijn bovendien een aantal subsidie- en/of

bestedingspercentages verbonden. Aan de gemeenten werd gevraagd of er

aanpassingen moeten worden doorgevoerd m.b.t. de vastgelegde

bestedingspercentages.

a) Algemeen

Ook betreffende het bestedingspercentage is de grote meerderheid van mening

(72,7%, n=40) dat er geen aanpassing nodig is.

Figuur 90: aanpassingen nodig m.b.t. het bestedingspercentage?

27,3%

72,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

ja(n=15)

neen(n=40)

ja(n=15)

neen(n=40)

Page 156: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

156

De kwalitatieve resultaten worden slechts deels ondersteund door de antwoorden

van de gemeenten in de interviews. Sommige gemeenten gaven zelf suggesties

met betrekking tot aanpassingen van de bestedingspercentages.

“Indien we niet konden beroepen op Arktos (doelgroepenwerking) dat was het

bestedingspercentage wel veel geld. Dan hadden we dat moeten uitgeven en bewijzen,

wat moeilijker is. Misschien moet het bestedingspercentage eerder vrij worden gelaten

naargelang de behoefte van de gemeente. Met een minimumpercentage zodat er iets

mee gebeurt.”

“Eigenlijk moet je die verdeling zelf kunnen maken in de hoofdstukken, zij het wel met

een minimum van 10%. Het grootste deel van de budgetten (70%) ging naar de

sportclubs. En het overige deel is verdeeld over de scholen bijvoorbeeld waarbij we

kinderen uit doelgroepen proberen te bereiken. Momenteel moeten we moeite doen om

de 10% voor hoofdstuk 3 „op‟ te krijgen. Dus meer zou het niet moeten zijn.”

“Voor ons zijn die bestedingspercentages zeker haalbaar. De seniorenwerking heeft

daarin het grootste aandeel en daar hebben we wel meer dan 10% geïnvesteerd. We

hebben dus de gemakkelijkste weg gekozen en alles van seniorenwerking ingediend. Wat

kleinere gemeenten betreft, denk ik dat het niet altijd evident is om bepaalde

bestedingspercentages te behalen.

“Door het feit dat er al zeer veel was, kwam het bestedingspercentage van 10% goed uit.

Er is bij ons nooit een probleem geweest naar de verantwoording toe. Het

bestedingspercentage zou wel aangepast moeten kunnen worden aan de lokale context.”

Page 157: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

157

b) Per cluster

Op vlak van aanpassingen m.b.t. het bestedingspercentage zijn er per cluster

geen opmerkelijk verschillen waar te nemen. Het percentage lag tussen 21,4%

voor de woongemeenten en 42,9% bij de semi-stedelijke gemeenten. Met de

kustgemeenten werd omwille van de lage representativiteit geen rekening

gehouden.

Figuur 91: aanpassingen nodig m.b.t. het bestedingspercentage? (per cluster)

21,4%28,6% 25,0%

42,9%

27,3%

78,6%71,4% 75,0%

57,1%

72,7%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=14)

LG (n=14)

EA (n=8)

SSG (n=7)

CG (n=11)

KG (n=1)

ja nee

Page 158: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

158

c) Per provincie

Gemeenten uit Vlaams-Brabant gaven het minst aan dat er een aanpassing nodig

was (12,5%). Dit percentage ligt het hoogst in Antwerpen (30,8%), Limburg

(37,5%) en West-Vlaanderen (33,3%).

Figuur 92: aanpassingen nodig m.b.t. het bestedingspercentage? (per provincie)

30,8%37,5%

23,5%

12,5%

33,3%

69,2%62,5%

76,5%

87,5%

66,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=13)

LI (n=8)

OV (n=17)

VB (n=8)

WV (n=9)

ja nee

Page 159: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

159

d) Afhankelijk van begeleiding

Slechts één (van de tien) coachende gemeenten geeft aan dat er een aanpassing

nodig is. Bij de gemeenten zonder (30,4%) en met begeleiding (31,8%) ligt dit

percentage iets hoger.

Figuur 93: aanpassingen nodig m.b.t. het bestedingspercentage? (opgedeeld naar begeleiding)

10,0%

30,4% 31,8%

90,0%

69,6% 68,2%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=23)

IB (n=22)

ja nee

Page 160: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

160

2.3.11. Is er nood aan andere aanpassingen in het decreet?

Maar liefst 91,1% van de gemeenten gaf aan dat er geen nood was aan andere

aanpassingen in het decreet naast de bovenstaande aanpassingen (doelgroepen,

verplichte opname H3, bestedingspercentage).

Figuur 94: nood aan andere aanpassingen in het decreet?

8,9%

91,1%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

ja (n=4)

neen (n=41)

ja (n=4)

neen (n=41)

Page 161: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

161

2.3.12. Welke aanpassingen in het decreet vinden gemeenten

verder noodzakelijk?

Hierbij werd aan de gemeenten gevraagd welke andere aanpassingen in het

decreet verder nog wenselijk zou zijn. Op deze vraag gaven slechts vier

gemeenten een antwoord. Tabel 17 brengt hierin verduidelijking.

Tabel 17: welke andere aanpassingen in het decreet nodig?

Doelgroepen

Concept meer diversiteit, zoals infrastructuur (n=1)

meer autonomie (n=1)

synergie tussen de hoofdstukken (==1)

Creativiteit versoepeling decreet=> weinig personeel, veel werk (n=1)

De vier gemeenten die de vraag hadden beantwoord, gaven elk een andere

mogelijkheid betreffende andere mogelijke aanpassingen in het decreet. Eén

gemeente stelde dat er meer diversiteit moet zijn bij een eventuele aanpassing

waarbij er ook aandacht moet zijn voor aanpassingen op het gebied van

infrastructuur. Een andere gemeente stelt een versoepeling van het decreet voor

omdat men aanvoert dat men heel veel werk heeft met een tekort aan

personeel. Wat op de grens van het creatieve en conceptuele balanceert.

Enerzijds kan men stellen dat men met het beschikbare personeel op een

creatievere manier kan inzetten. Anderzijds zou men ook kunnen opperen dat dit

een conceptueel probleem is waarbij er simpelweg meer personeel nodig is.

Page 162: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

162

2.3.13. Zijn er verder nog opmerkingen over het sportbeleid

m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit?

a) Algemeen

Op de vraag of er verder nog opmerkingen waren m.b.t. diversiteit en

toegankelijkheid werd zeer divers geantwoord. Elke gemeente heeft op dit vlak

andere noden en wensen.

Figuur 95: opmerkingen over het sportbeleid m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid?

23,2%

76,8%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

ja (n=13)

neen (n=43)

Page 163: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

163

Een meer gedetailleerd overzicht kan in tabel 18 worden gevonden.

Tabel 18: opmerkingen over sportbeleid m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid?

Op conceptueel niveau stipten de gemeenten ten eerste aan dat er een grote

diversiteit aan doelgroepen moet bestaan en dat men, ten tweede, doelgroepen

liever onder in andere omschrijvingen zou willen zien. De vier gemeenten die in

het communicatieve en creatieve domein opmerkingen gaven, brengen elk

andere opmerkingen aan.

Doelgroepen

Concept Andere omschrijving (n=3)

Diversiteit doelgroepen (n=3)

Geen prioriteit (n=1)

Coördinatie (n=2)

Interactie diensten (n=1)

Uitbesteding (n=1)

Financiële voorwaarden (n=1)

Communicatie Gebrek aan informatie (n=1)

Creativiteit Betere aandachtsverdeling (n=1)

Logistieke problemen (n=1)

Andere manieren zoeken (n=1)

Page 164: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

164

b) Per cluster

Opgedeeld naar cluster kon worden vastgesteld dat de woongemeenten de

meeste en de centrumgemeenten de minste opmerkingen aangaven.

Figuur 96: opmerkingen over sportbeleid m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid? (per cluster)

33,3%25,0% 25,0%

14,3% 11,1%

66,7%75,0% 75,0%

85,7% 88,9%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

WG (n=14)

LG (n=17)

EA (n=8)

SSG (n=8)

CG (n=8)

KG (n=1)

ja nee

Page 165: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

165

c) Per provincie

Opgedeeld naar provincies kon worden vastgesteld dat provincie Limburg de

meeste en provincie Oost-Vlaanderen de minste opmerkingen aangaven.

Figuur 97: opmerkingen over sportbeleid m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid? (per provincie)

25,0%

44,4%

18,8%

33,3%

75,0%

55,6%

81,3%

66,7%

100,0%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

A (n=12)

LI (n=9)

OV (n=16)

VB (n=9)

WV (n=10)

ja nee

Page 166: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

166

d) Afhankelijk van begeleiding

Opgedeeld naar begeleiding kon worden vastgesteld dat de coachende

gemeenten de minste opmerkingen aangaven. Het verschil tussen wel of niet

begeleide gemeenten is miniem.

Figuur 98: opmerkingen over sportbeleid m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid? (opgedeeld naar begeleiding)

10,0%

25,0% 27,3%

90,0%

75,0% 72,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

C (n=10)

GB (n=24)

IB (n=22)

ja nee

Page 167: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

167

2.3.14. Zijn er verder nog opmerkingen over het

sportbeleidsplanproces m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid?

Wat opmerkingen over het proces van sportbeleidsplan betreft, kon worden

vastgesteld dat 88,5% van de gemeenten geen verdere opmerkingen had.

Figuur 99: opmerkingen over sportbeleidsplanproces m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid?

11,5%

88,5%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

ja (n=6)

neen (n=46)

Op de vraag of er nog opmerkingen waren over het sportbeleidsplanningsproces

m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid werden door de zes gemeenten in kwestie

slechts acht opmerkingen opgegeven.

Tabel 19 geeft aan dat de opmerkingen overheersen in aantal. Een opvallend

antwoord was „het ontbreken van de doelgroepen‟. Dit antwoord staat

geklasseerd onder creativiteit omdat met mits een meer creatieve aanpak de

doelgroepen eventueel wel zou kunnen vinden.

Page 168: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

168

Tabel 19: opmerkingen rond sportbeleidsplanningsproces m.b.t. diversiteit en toegankelijkheid

Doelgroepen

Concept concrete uitwerking / andere planning (n=2)

interactie partners (n=1)

Communicatie gebrek aan info (n=1)

structuur te bepalen door hogerhand (n=1)

Creativiteit doelgroepen ontbreken (n=1)

tijdsgebrek (n=1)

diverse factoren, sportieve niet los te koppelen (n=1)

Page 169: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

169

2.3.15. Zijn er verder nog opmerkingen m.b.t. het hoofdstuk drie

van het „Sport voor Allen‟-decreet?

Wat opmerkingen over dit hoofdstuk betreft, kon worden vastgesteld dat 88,7%

van de gemeenten geen verdere opmerkingen had. Slechts 6 gemeenten gaven

opmerkingen aan.

Figuur 100: opmerkingen m.b.t. hoofdstuk 3 van SvA-decreet?

11,3%

88,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

90,0%

100,0%

ja (n=6)

neen (n=47)

Page 170: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

170

In tabel 20 wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de opmerkingen.

Tabel 20: opmerkingen m.b.t. hoofdstuk ‘Sport voor Allen’

Ondanks een meerderheid aan opmerkingen binnen het conceptuele domein, kon

hier geen dominerend antwoord worden vastgesteld. Er is een grote

verscheidenheid in antwoorden. Er kan worden geconcludeerd dat het

conceptuele domein duidelijk de bovenhand haalt bij vrijwel alle open vragen

rond het decreet. Communicatie en creativiteit houden zich enigszins in balans

maar zijn in veel mindere mate aanwezig.

Doelgroepen

Concept meer autonomie voor gemeenten (n=1)

regionale verscheidenheid bij toepassing (n=1)

specificering naar gemeenten (n=1)

andere omschrijving (n=1)

interactie partners (n=1)

coördinatie/structuur (n=1)

Communicatie structuur suggereren (n=1)

Creativiteit logistiek probleem (n=1)

Page 171: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

171

2.3.16. Algemene visie: besluit

Meerwaarde

- Voor de 85% van de gemeenten heeft H3 decreet een

meerwaarde (gehele =54,2% of gedeeltelijke 30,5%) meerwaarde.

- Redenen meerwaarde

– vooral „verleggen van de focus‟, „meer gerichte concentratie

doelgroepen‟, „verruimd activiteitenaanbod‟.

– Daarna „toegenomen netwerkdiversiteit‟, „betere contacten

met doelgroepen en instanties‟.

Verwerking H3: in H1, gedeeltelijk in H1 of apart?

- Iets minder dan helft gemeenten verwerkt H3 apart.

- Rest verwerkt H3 geheel in H1; slechts een fractie doet dit

gedeeltelijk.

- Redenen voor aparte verwerking:

– „hoofdstuk 3 anders omschrijven‟, „beleidskeuze‟, „meer

autonome acties mogelijk‟

– daarna „door een misverstand‟ of „om de promotie te

scheiden‟

– zeer beperkt aangegeven: „het uitproberen van andere

methoden‟

Noodzaak tot aanpassingen in het decreet

- M.b.t. vooropgestelde doelgroepen

- ¼ van de gemeenten vond dit niet noodzakelijk.

- opgegeven aanpassingen vooral „verruimen van de

doelgroepen‟ of „een meer gerichte focus op de doelgroepen‟,

daarna slechts miniem „gerichter werken‟, „aanpakken van

schroom‟, „diversificatie van de aandacht‟.

- M.b.t. verplicht opnemen H3

- ¼ van de gemeenten vond dit noodzakelijk

- opgegeven aanpassingen zeer divers (vb. „autonoom

beleid‟, „andere omschrijving‟).

- M.b.t. de bestedingspercentages

- iets meer dan ¼ vond dit noodzakelijk.

Page 172: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

172

Resultaten van de interviews

- Uit de interviews bleek dat de gemeenten het decreet een grote

meerwaarde vonden: o.a. meer financiële middelen en een

belonend subsidiesysteem. Nadeel: verhoogde werkdruk.

- Gemeenten waren ervan overtuigd dat het hoofdstuk diversiteit en

toegankelijkheid apart moet gehouden worden teneinde hieraan

specifieke aandacht te besteden.

- Volgens geïnterviewde gemeenten is opzet overheid geslaagd

indien er „een toegenomen bewustwording is‟, „daar rond gewerkt

wordt‟ en/of „het geen problematiek meer vormt‟.

- Men stelt dat het BLOSO meer ondersteunend moet werken (bv.

kennis omtrent schrijven SBP, bewijs bestedingspercentage,

doelgroepenbeleid, indicatoren en tussentijdse evaluatie, enz.)

- Gemeenten gaven aan dat meer ruimte voor keuze doelgroep

hulpvol kan zijn om meer af te stemmen op lokale context.

- Kleinere gemeenten ook aan meer moeilijkheden te ondervinden

voor het bewijzen van de vastgelegde bestedingspercentages.

- Uit de interviews bleek dat er onenigheid was tussen de

respondenten. Vooral kleine gemeenten gaven aan dat de

bestedingspercentages aangepast moesten worden naargelang de

grootte van de gemeente.

Voor de meerderheid van de gemeenten heeft hoofdstuk drie van het „sport voor

Allen‟-decreet volledig (54,2%) of gedeeltelijk (30,5%) een meerwaarde. De

invoering en de gevolgen van het decreet wordt dus goed onthaald bij de

gemeenten. Dit werd door de gemeenten in de interviews sterk onderlijnd. Een

opdeling naar socio-economische cluster gaf aan dat de landelijke gemeenten de

minste meerwaarde zagen in het decreet en dat elke semi-stedelijke gemeenten

volledig of deels overtuigd was van de meerwaarde. Binnen de provincies waren

de provincie Limburg en Oost-Vlaanderen het meest overtuigd, in tegenstelling

tot de provincie Vlaams-Brabant. Tenslotte verduidelijkte een opdeling naar

begeleiding dat twee van de tien coachende gemeenten geen meerwaarde in het

decreet zagen, wat verklaard kan worden door het feit dat de sportfunctionaris al

over voldoende expertise beschikte. Verder waren de individueel begeleide

Page 173: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

173

gemeenten meer overtuigd van de meerwaarde dan de gemeenten zonder

begeleiding.

De redenen voor deze meerwaarde waren vooral conceptueel van aard

zoals het verleggen van de focus, een gerichtere concentratie op de doelgroepen,

een verruimd activiteitenaanbod, enz. Daarnaast werden communicatieve

redenen aangeven zoals een toegenomen netwerkdiversiteit of betere contacten

met de doelgroepen en bevoegde instanties. Er werd het minst verwezen naar de

creatieve redenen zoals een vergrootte aandacht, de impact of het formuleren

van doelen of het gerichtere werken rond diversiteit en toegankelijkheid.

Op de vraag of hoofdstuk 3 in het sportbeleidsplan geheel of gedeeltelijk via

hoofdstuk 1 werd geïntegreerd, gaven net iets minder dan de helft van

gemeenten hoofdstuk 3 apart te verwerken. Het andere deel deed dit

voornamelijk volledig en slechts een fractie van de gemeenten gedeeltelijk. Toch

werd via de interviews duidelijk dat bijna alle gemeenten het positief vonden dat

hoofdstuk drie apart werd verwerkt omdat er zo voldoende aandacht kan worden

gegeven aan het thema toegankelijkheid en diversiteit. Een opdeling per cluster

gaf aan dat de meeste centrumgemeenten hoofdstuk 3 in hoofdstuk 1

verwerkten. Verder waren de resultaten voor de clusters vergelijkbaar. Wat de

provincies betreft namen provincie Antwerpen en Limburg hoofdstuk 3 het

meeste op in het eerste hoofdstuk. Tenslotte scheidde slechts een derde van de

gemeenten zonder begeleiding hoofdstuk 3 van hoofdstuk 1, terwijl dit voor de

individueel begeleide gemeenten bijna een derde hoger lag.

Vooral conceptuele redenen (bv. hoofdstuk 3 anders omschrijven,

beleidskeuze, meer autonome acties mogelijk) werden aangegeven als reden

voor de aparte verwerking van hoofdstuk 3, los van het eerste hoofdstuk.

Communicatieve motieven (bv. door een misverstand of om de promotie te

scheiden) en creatieve motieven (bv. het uitproberen van andere methoden)

werden zeer beperkt opgesomd.

Wat betreft de noodzaak tot aanpassingen (binnen het decreet) rond de

vooropgestelde doelgroepen gaf slechts één vierde van de gemeenten aan dit

een noodzaak te vinden. Echter, in het kwalitatieve luik kwam naar voor dat de

gemeenten meer autonomie wilden op vlak van doelgroepkeuze. Opgedeeld naar

cluster waren het de woongemeenten en semi-stedelijke gemeenten die de

Page 174: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

174

grootste nood aangaven. Bij de provincies scoorde Oost-Vlaanderen relatief laag

in vergelijking met de andere provincies. Verder waren er meer gemeenten

zonder begeleiding die het noodzakelijk vonden dat er aanpassing kwam m.b.t.

de vooropgestelde doelgroepen. De opgegeven aanpassingen waren ook hier

voornamelijk conceptueel van aard zoals het verruimen van de doelgroepen of

een gerichtere focus op de doelgroepen. Creatieve redenen (bv. gerichter

werken, aanpakken van schroom, diversificatie van de aandacht) werden slechts

miniem aangegeven terwijl er geen aanpassingen op vlak van communicatie

waren.

Daarnaast werd de gemeenten gevraagd of zij het nodig achtten dat er

aanpassingen waren in verband met het verplicht opnemen van hoofdstuk 3. Ook

hier gaf slecht één vierde van de gemeente aan daar nood aan te hebben. Vooral

de landelijke gemeenten gaven een hogere nood aan, in tegenstelling tot de

gemeenten met een economische activiteit. Kijkend naar de provincies werd

vastgesteld dat de provincies Limburg en West-Vlaanderen een hogere nood

hadden aan aanpassing dan Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Tenslotte gaf

geen enkele coachende gemeente aan nood te hebben aan aanpassing terwijl er

bijna dubbel zoveel gemeenten zonder begeleiding aanpassingen nodig vonden

dan gemeenten met individuele begeleiding.

De opgegeven aanpassingen bevonden zich bijna allemaal binnen het

conceptuele domein. Er was echter een zeer grote diversiteit van antwoorden

waardoor het moeilijk was hiervan een algemeen beeld te schetsen.

Met betrekking tot de bestedingspercentages was ook hier iets meer dan een

vierde van de gemeenten van mening dat aanpassingen nodig zijn. in de

interviews kwam echter ook hier bij iets meer dan de helft van de gemeenten de

nood aan meer autonomie naar boven. Voor de clusters werden er geen

noemenswaardige verschillen vastgesteld. Een opdeling naar provincie maakte

duidelijk dat gemeenten van Vlaams-Brabant de minste nood hadden aan een

aanpassing van de bestedingspercentages. Tussen de individueel begeleide

gemeenten en gemeenten zonder begeleiding was het verschil verwaarloosbaar.

Daarnaast gaf slechts één op de tien coachende gemeenten aan nood te hebben

aan een bijsturing van de bestedingspercentages.

Page 175: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

175

Ten slotte vond 91,1% van de gemeenten dat er naar de mogelijke

bovenstaande aanpassingen (doelgroepen, verplichte opname van hoofdstuk 3,

bestedingspercentage) geen andere aanpassingen nodig waren. De vier

gemeenten die de vraag hadden beantwoord, gaven elk een andere mogelijkheid

betreffende andere mogelijke aanpassingen in het decreet zijnde „meer

diversiteit bij een eventuele aanpassing waarbij er ook aandacht moet zijn voor

aanpassingen op het gebied van infrastructuur‟, „versoepeling van het decreet

voor omdat men aanvoert dat men heel veel werk heeft met een tekort aan

personeel‟, „meer autonomie en bewegingsvrijheid‟ en „een betere synergie

tussen de hoofdstukken‟.

Verder kregen de gemeenten nog de kans om enkele opmerkingen mee te geven

rond het sportbeleid, het sportbeleidsplanproces en hoofdstuk 3 van het decreet

„Sport voor Allen‟. De gemeenten die hier gebruik van maakten waren klein in

aantal waardoor de hier weergegeven opmerkingen zeker niet veralgemeend

kunnen worden. Doch het resulteerde in een waaier aan opmerkingen die een

zekere indruk geven. Voor het sportbeleid werden m.b.t. toegankelijkheid en

diversiteit onder andere deze opmerkingen meegegeven: het feit dat er een

grotere diversiteit aan doelgroepen bestaat, dat een paar doelgroepen anders

omschreven zouden moeten worden en dat coördinatie essentieel is. Voor het

sportbeleidsplanproces werden onder meer de volgende opmerkingen gegeven:

het gebrek aan informatie, tijdsgebrek bij de uitvoering van de planning en de

nood aan betere planning. Wat hoofdstuk 3 betreft gaven de gemeenten onder

andere de volgende opmerkingen mee: het bestaan van logistieke problemen,

dat het suggereren van een structuur voor de gemeenten zeer handig zou zijn en

dat de toepassing eventueel regionale of gemeentelijke verscheidenheid toelaat.

Page 176: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

176

3. Beleidsaanbevelingen

A. Vlaams niveau

1. Ondersteuning

Voorzien van ondersteuning aan lokale overheden door middel van het

aanbieden van kennis m.b.t. diverse aspecten van sportbeleid(splanning) rond

toegankelijkheid en diversiteit.

o met betrekking tot het plannings- en beleidsproces:

gevarieerde methoden voor gegevensverzameling en –

verwerking in functie van een analyse van de actuele

beginsituatie

het formuleren van (kwalitatieve) indicatoren

het monitoren en evalueren van vooropgestelde doelstellingen

o met betrekking tot kansengroepen:

het gebruik van werkbare criteria voor het bepalen en

afbakenen van relevante kansengroepen in functie van de

behoeften binnen de lokale context

drempels die kansengroepen ervan weerhouden te sporten

het opzetten en uitbouwen van samenwerkingsverbanden en

netwerken met relevante lokale partners

strategieën voor het optimaliseren van toegankelijkheid voor

kansengroepen

het ontwikkelen en aanbieden van alternatieve sportactiviteiten

en organisatievormen (andersgeorganiseerde sport) op basis

van lokale behoeften bij kansengroepen

aangepaste communicatievaardigheden en –strategieën om

kansengroepen te bereiken, aan te spreken en te betrekken

Het voorzien van ondersteuning aan lokale overheden en organisaties door

middel van een helpdesk-functie met betrekking tot:

o toegankelijkheid van het sportaanbod

o diversiteit in het sportbeleid

o het inzetten van sport als middel voor persoonlijke en sociale

ontwikkeling van kansengroepen.

Het aanbieden van gebruiksvriendelijke montorings- en evaluatie-

instrumenten voor lokale overheden.

Meer aandacht voor evaluatie op Vlaams niveau vanuit het perspectief van

ondersteuning en het bevorderen van competentie van lokale overheden met

betrekking tot toegankelijkheid en diversiteit in het sportbeleid.

Permanente aandacht voor het minimaliseren van administratieve werkdruk bij

lokale overheden.

Page 177: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

177

2. Coördinatie

Meer werken aan een gecoördineerde doelgroepgerichte aanpak door een

optimale samenwerking, afstemming en taakverdeling op strategisch niveau

tussen verschillende beleidsdomeinen (sport, welzijn, integratie, gezondheid,

onderwijs, gelijke kansen, werkgelegenheid, enz.), met inbreng van

vertegenwoordigers van kansengroepen, alsook tussen sportactoren onderling

(sportfederaties, provinciale sportdiensten, schoolsport, commerciële sport,

…).

3. Autonomie

Het stimuleren van lokale accenten (op basis van systematische en

gevarieerde gegevensverzameling) bij gemeenten met betrekking tot:

o de bepaling en afbakening van relevante kansengroepen

o het aanbieden van een aangepast activiteitenaanbod en alternatieve

organisatievormen

o het uitbouwen van samenwerkingsverbanden en netwerken met

relevante lokale partners

Page 178: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

178

B. Lokaal niveau

1. Sportaanbod

Permanente aandacht voor en het stimuleren van een inclusief en toegankelijk

karakter van het reguliere sport-voor-allen aanbod.

Meer aanbieden van een regelmatig en aangepast sportactiviteitenaanbod en

alternatieve organisatievormen (andersgeorganiseerde sport), ook op maat

van kansengroepen in functie van lokale behoeften.

2. Monitoring en evaluatie

Meer hanteren van gebruiksvriendelijke monitorings- en evaluatie-

instrumenten

Formuleren en hanteren van kwalitatieve (proces)indicatoren naast

kwantitatieve indicatoren

3. Beleid

Meer aandacht voor samenwerking op diverse niveaus.

o Meer gebruik maken van samenwerking, afstemming en taakverdeling

tussen de verschillende relevante beleidsdomeinen (in functie van een

meerjarenplanning) op strategisch niveau met aandacht voor de

complementariteit en verscheidenheid aan kennis en competenties met

betrekking tot toegankelijkheid en diversiteit.

o Meer gebruik maken van samenwerking, afstemming en taakverdeling

tussen de verschillende relevante actoren en stakeholders op het

operationele niveau binnen en buiten de sport met betrekking tot het

organiseren en/of toegankelijker maken van een aanbod.

o Meer actief betrekken van (vertegenwoordigers van) kansengroepen in

de planning, implementatie en evaluatie van het sportbeleid

o Meer gebruik maken van bovenlokale samenwerking met betrekking tot

de organisatie van sportactiviteiten voor (kleinere) kansengroepen.

Meer aandacht voor competentieverhoging en -ontwikkeling rond

toegankelijkheid en diversiteit bij diverse sportactoren (zoals sportdiensten,

sportclubs, scholen, …).

Page 179: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

179

Bijlage: schriftelijke vragenlijst

FACULTEIT LICHAMELIJKE OPVOEDING EN KINESITHERAPIE

Vakgroep Sportbeleid en –Management (SBMA)

Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport voor Allen-Beleid

m.b.t. hoofdstuk 3: toegankelijkheid en diversiteit

Page 180: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

180

I. Structuur van het sportbeleidsplan m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit

1. Kennis (m.b.t. doelgroepeninzicht, uitbouw netwerk, activiteitenaanbod, communicatie):

KENNIS Doelgroepeninzicht Uitbouw netwerk

1. Was er bij het schrijven van het

sportbeleidsplan voldoende kennis aanwezig m.b.t.

toegankelijkheid en diversiteit?

ja/ deels/ neen ja/deels/ neen

2. Vanwaar werd de kennis voornamelijk gehaald?

3. Is deze kennis nu vermeerderd? ja/ neen ja/ neen

Indien ja, wat is de reden hiervoor?

4. Is er nood aan meer ondersteuning? ja/ neen ja/ neen

Zo ja, welke?

Zo ja, door wie

KENNIS Activiteitenaanbod

Communicatie Andere, nl.

1. Was er bij het schrijven van het

sportbeleidsplan voldoende kennis aanwezig m.b.t.

toegankelijkheid en diversiteit?

ja/deels/neen ja/deels/neen

2. Vanwaar werd de kennis voornamelijk gehaald?

3. Is deze kennis nu vermeerderd? ja/ neen ja/ neen

Indien ja, wat is hiervoor de reden?

Page 181: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

181

4. Is er nood aan meer ondersteuning? ja/neen ja/ neen

Zo ja, welke?

Zo ja, door wie

Page 182: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

182

2. Proces

Vul deze vragen in voor de doelgroep(en) waar u zich op richt:

PROCES – OPMAAK

SPORTBELEIDSPLAN

Allochtonen Mensen met een

handicap

Financieel

kansarmen

Senioren

1. Hoe zou u de doelgroep omschrijven

(vb. leeftijd, etnische afkomst,…)?

2. Heeft er voor het schrijven van het

sportbeleidsplan m.b.t. toegankelijkheid en

diversiteit een gegevensverzameling en –

analyse plaatsgevonden?

ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen

Indien ja, hoe gebeurde deze?

Indien neen, zijn er nog intenties om

gegevens te gaan verzamelen? ja/ neen ja/ neen ja/neen ja/neen

3. Waarom koos u voor deze doelgroep(en)?

4. Werd(en)/word(en) de doelgroep(en)

betrokken in het maken en uitvoeren van het

SBP m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit?

ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen

5. Ondervindt/ondervond u problemen voor

het werken met deze doelgroep(en)? ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen

Zo ja, welke problemen?

6. Werd(en)/word(en) er m.b.t. deze ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen

Page 183: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

183

doelgroep(en) in andere beleidsdomeinen van

het gemeentelijk beleid doelstellingen en

maatregelen opgenomen en uitgewerkt.

2.1 Strategische doelstelling(en) (SD) m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit:

(Geef bij de SD’s het nummer weer overeenkomstig met de nummering of volgorde van uw ingediend SBP)

(Indien de SD’s eerder van toepassing zijn voor alle doelgroepen kan u verwijzen naar “alle doelgroepen” ipv naar een specifieke doelgroep)

SD Alle doelgroepen Allochtonen Mensen met handicap

1. Vindt u de SD nog steeds

haalbaar? SD nr…: ja/ neen SD nr…: ja/ neen SD nr…: ja/ neen

2. Is er een aanpassing nodig? SD nr…: ja/ neen SD nr…: ja/ neen SD nr…: ja/ neen

Zo ja, welke? SD nr…: SD nr…: SD nr…:

Zo ja, waarom? SD nr…: SD nr…: SD nr…:

SD Financieel kansarmen Senioren

1. Vindt u de SD nog steeds

haalbaar? SD nr…: ja/ neen SD nr…: ja/ neen

2. Is er een aanpassing nodig? SD nr…: ja/ neen SD nr…: ja/ neen

Zo ja, welke? SD nr…: SD nr…:

Zo ja, waarom? SD nr…: SD nr…:

Page 184: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

184

2.2 Operationele doelstellingen (OD‟s) en maatregelen m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit:

(Geef bij de OD‟s het nummer weer overeenkomstig met de nummering of volgorde van uw ingediend SBP)

(Indien de OD‟s eerder van toepassing zijn voor alle doelgroepen kan u verwijzen naar “alle doelgroepen” ipv naar een specifieke doelgroep)

OD Alle

doelgroepen Allochtonen

Mensen met

handicap

Financieel

kansarmen Senioren

1. Vindt u de OD(„s) nog steeds

haalbaar?

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

2. Kan u de vooropgestelde

timing respecteren?

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

3. Gebeurt de uitvoering

efficiënt?

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

4. Is er aanpassing nodig? OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

OD nr…: ja/ neen

Zo ja, welke? OD nr…: OD nr…: OD nr…: OD nr…: OD nr…:

Zo ja, waarom? OD nr…: OD nr…: OD nr…: OD nr…: OD nr…:

5. Werkt u voor de uitvoering

van deze OD’s samen met andere

organisaties.

Zo ja, welke organisaties?

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

OD nr…:

6. Welke maatregel(en) OD nr…: OD nr…: OD nr…: OD nr…: OD nr…:

Page 185: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

185

onderneemt u om deze OD(„s)

te behalen?

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

7. Gelieve de acties op te lijsten

die per doelgroep

werden/worden ondernomen?

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

2

3

8. Welk van deze acties waren

nieuw naar aanleiding van het

SvA decreet (geef nr weer)

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

3. Effecten van het beleid m.b.t. toegankelijkheid en diversiteit:

(Geef bij elke indicator het nummer weer overeenkomstig met de nummering of volgorde van uw ingediend SBP)

Page 186: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

186

(Indien de SD’s eerder van toepassing zijn voor alle doelgroepen kan u verwijzen naar “alle doelgroepen” ipv naar een specifieke doelgroep)

Effecten Alle doelgroepen Allochtonen Mensen met

handicap

Financieel

kansarmen Senioren

1. Werden er indicatoren

opgesteld? ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen

1. Zo ja, bent u tevreden

over de opgestelde

indicator(en)?

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

2. Is er een aanpassing

nodig?

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Zo ja, welke? Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

Ind. nr…: ja/neen

3. Zijn er nog andere

effecten die u vaststelt? ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen ja/ neen

Zo ja, welke?

Zo ja, hoe worden deze

bepaald?

II. Algemene visie op het decreet

Algemene visie

Page 187: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

187

1. Heeft volgens u het hoofdstuk 3 (toegankelijkheid en diversiteit) in het decreet een meerwaarde

m.b.t. het lokaal sportbeleid rond toegankelijkheid en diversiteit? ja/deels/neen

Indien ja en deels, waarom?

Indien ja en deels, welke meerwaarde?

2. Realiseert u hoofdstuk 3 geheel of gedeeltelijk via hoofdstuk 1

(subsidiëring sportverenigingen obv een subsidiereglement met kwaliteitscriteria)? ja/neen

Indien neen, waarom niet?

3. Zijn er aanpassingen nodig m.b.t. de vooropgestelde doelgroepen (senioren, mensen met

een handicap , financieel kansarmen, allochtonen)? ja/neen

Zo ja, welke?

4. Zijn er in het decreet volgens u aanpassingen nodig m.b.t.:

a) het verplicht opnemen van hoofdstuk 3 ja/neen

Zo ja, waarom?

b) het bestedingspercentage? (met name minstens 10% van de beleidssubsidie) ja/neen

Zo ja, welke?

c) andere aanpassingen? ja/neen

Zo ja, welke?

4. Wenst u nog andere punten op te merken m.b.t.:

a) lokaal sportbeleid rond diversiteit en toegankelijkheid ja/neen

Zo ja, welke?

b) het sportbeleidsplanningsproces rond diversiteit en toegankelijkheid ja/neen

Page 188: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

188

Zo ja, welke?

c) het hoofdstuk van het Sport voor Allen decreet rond diversiteit en toegankelijkheid ja/neen

Zo ja, welke?

Dank u voor uw medewerking!

Page 189: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

189

Bijlage 2: vragenlijst interviews

FACULTEIT LICHAMELIJKE OPVOEDING EN KINESITHERAPIE

Vakgroep Sportbeleid en –Management (SBMA)

Vragenlijst sportfunctionaris/ schepen van sport

STRUCTUUR van het sportbeleidsplan

1. Kennis (mbt doelgroepeninzicht, uitbouw netwerk, activiteitenaanbod en

communicatie)

1. Hoe heeft u het schrijven van hoofdstuk 3 van het SBP aangepakt?

a) Welke stappen werden ondernomen?

b) Vindt u dat u hiervoor voldoende kennis had?

Wat zijn volgens u de nodige competenties?

Is uw kennis nu vermeerderd?

c) Heeft u problemen ondervonden?

Zo ja, welke problemen?

d) Was er ondersteuning?

e) Door wie?

Was er nood aan ondersteuning?

Waarom?

Tevreden over de ondersteuning?

2. Hoe zou je de kennis mbt hoofdstuk 3 van het SBP kunnen vergroten?

Kunnen nog andere kanalen worden aangewend?

3. Is het nuttig dat er een SBP is?

Welke meerwaarde heeft het SBP?

Page 190: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

190

2. SPORTBELEIDSPLANNINGSPROCES

1. In het decreet wordt gezegd dat er een interactieve bestuursstijl moet zijn.

a) Wat versta je hieronder?

b) Hoe hebt u dit aangepakt?

c) Heeft dit een meerwaarde?

Gegevensverzameling

2. a) Vindt u het noodzakelijk dat er een gegevensverzameling plaats vindt? (met

mogelijkheid tot afzonderlijk antwoord ifv verschillende doelgroepen)

b) Heeft er bij u een gegevensverzameling m.b.t. hoofdstuk 3 plaatsgevonden? (met

mogelijkheid tot afzonderlijk antwoord ifv verschillende doelgroepen)

Indien neen, waarom niet?

c) Op basis van wat denk je voldoende kennis te hebben over de verschillende

doelgroepen?

d) Was u voldoende op de hoogte van methoden van gegevensverzameling?

3. a) Bij wie kon u terecht voor gegevens te verzamelen m.b.t. hoofdstuk 3? (met

mogelijkheid tot afzonderlijk antwoord ifv verschillende doelgroepen)

b) Hoe deed je dat?

c) Welke doelgroepen werden opgenomen?

d) Waarom die doelgroepen?

e) Wat lag er aan de basis om bepaalde doelgroep(en) te selecteren voor de

gegevensverzameling?”

4. Welke soort gegevens werden verzameld?

5. Heeft u door gegevensverzameling meer inzicht gekregen m.b.t. hoofdstuk 3?

Formuleren van doelstellingen?

6. a) Op basis van welke inzichten ben je tot die doelstellingen m.b.t. hoofdstuk 3

gekomen?

b) Op basis van welke inzichten ben je tot de keuze van doelstellingen ifv bepaalde

doelgroepen gekomen?

7. Achteraf gezien bent u tevreden met de vooropgestelde doelstellingen

en dit inzake gekozen doelgroep, inzake beoogde resultaat, … ?

a) Kan u de vooropgestelde doelstelling goed meten?

b) Zou je ze nu anders formuleren?

c) Waarom dan?

8. Achteraf gezien bent u tevreden met de vooropgestelde maatregelen?

9. Wat zijn volgens u de meest geschikte maatregelen/acties om de doelgroepen te

bereiken? (met mogelijkheid tot afzonderlijk antwoord ifv verschillende doelgroepen)

10. Vanuit het decreet wordt voorgesteld te werken met een indicator.

a) Vindt u dit nodig?

b) Werkt u met indicatoren m.b.t. hoofdstuk 3?

c) Indien ja, hoe bepaald?

11. Heeft u de indruk en/of heeft u gemeten dat er door het sportbeleid ikv het decreet

meer personen van de doelgroepen sporten?

(met mogelijkheid tot afzonderlijk antwoord ifv verschillende doelgroepen)

Page 191: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

191

12. Er wordt gezegd dat er moet worden samengewerkt. Vindt u dat dit binnen de sport

ook moet kunnen?

Werkt u samen mbt het uitvoeren van de maatregelen m.b.t. hoofdstuk 3?

13. Vindt u het zinvol om tussentijds, los van wat decretaal is bepaald, het

planningsproces m.b.t. hoofdstuk 3 te evalueren?

a) Indien neen:

Ben je van plan dit te doen?

b) Indien ja:

Door wie?

Wat zijn de knelpunten en behoeften?

3. Algemene visie op het decreet

1. Vindt u dat het decreet “lokaal Sport voor Allen-Beleid” een meerwaarde heeft

(algemeen)?

2. Vindt u dat er specifiek aandacht moet besteed worden aan hfdst 3?

3. Is de aandacht voor bepaalde doelgroepen vermeerderd door het decreet?

4. Vindt u het terecht dat er een apart hoofdstuk is mbt tot de toegankelijkheid tot sport

en de diversiteit in sport?

a) Indien ja:

Heeft dit hoofdstuk dan een meerwaarde? Welke meerwaarde?

b) Indien neen:

Waarom niet?

5. Wanneer vindt u dat de overheid geslaagd is in zijn opzet (decreet mbt hoofdstuk 3)?

6. a) Vindt u dat er een verschuiving is in het sportbeleid dat de gemeente voert?

b) Zie je ook dat dit effect heeft op de sport in de gemeente?

7. a) Wat vindt u van de keuze van de doelgroepen: senioren, gehandicapten,

allochtonen, financieel kansarmen?

b) Zijn er andere doelgroepen die in hoofdstuk 3 zouden aan bod kunnen komen?

8. Wat vindt u van het vastleggen van het bestedingspercentage?

9. Wenst u nog andere punten op te merken mbt hfdst 3 rond diversiteit en

toegankelijkheid?

Page 192: Monitoring van de effecten van het decreet lokaal Sport ... · binnen het decreet van 1995 (op basis van 2007), 2) een realistische verdeling per provincie en 3) een evenwicht tussen

192

FACULTEIT LICHAMELIJKE OPVOEDING EN KINESITHERAPIE

Vakgroep Sportbeleid en –Management (SBMA)

Vragenlijst doelgroepen

STRUCTUUR van het sportbeleidsplan

1. Kennis (mbt doelgroepeninzicht, uitbouw netwerk, activiteitenaanbod en

communicatie)

1. Wat is uw relatie mbt de doelgroep?

2. Was u betrokken bij het opstellen van het SBP?

a) Op welke manier?

b) Was dit volgens u voldoende?

3. a) Is er in het SBP voldoende specifieke aandacht voor jouw doelgroep?

b) Is deze aandacht vermeerderd dankzij het decreet?

2. SPORTBELEIDSPLANNINGSPROCES

1. Had u inspraak bij het bepalen van de doelstellingen specifiek voor uw doelgroep?

2. Was volgens u de gemeente voldoende op de hoogte van de noden, specifiek voor

jouw doelgroep, bij het formuleren van doelstellingen?

3. Is de uitwerking van het sportaanbod in overleg gebeurd met u?

4. Wordt het sportaanbod voldoende naar de doelgroep gebracht?

5. Heeft u de indruk (of weet u) dat er door het sportbeleid ikv het decreet meer personen

van uw doelgroep sporten?

6. Wat is volgens u de sleutel/hefboom tot het behalen van resultaten?

7. Is er binnen uw gemeente een probleem (specifiek voor uw doelgroep) mbt sport?

8. Vindt u dat hfdst 3 in het decreet mbt het lokaal sportbeleid rond toegankelijkheid en

diversiteit een meerwaarde was/is mbt uw doelgroep?

Zo ja, welke?