mogelijk hoop voor werknemers met allergische beroepsziekten?

1
BERICHTEN UIT HET NCVB Mogelijk hoop voor werknemers met allergische beroepsziekten? Nieuwe perspectieven voor therapie enpreventie van allergische beroepsziekten Bij de behandeling en preventie van allergische beroeps- ziekten staat vermijden van de allergeenblootstelling voorop. Sensibilisatie kan zich echter ook bij lage bloot- stelling nog voordoen. Het opgeven van het beroep bij een allergische aandoening is een moeilijke beslissing. Recent zijn publicaties verschenen die een nieuw licht werpen op de mogelijkheden voor zowel therapie als preventie. Leynadier et al. bestudeerden in een dubbelblinde pla- cebo-gecontroleerde studie het effect van anti-IgE-toe- diening bij medewerkers in de gezondheidszorg met latexallergie. Na 16 weken behandeling met een twee- wekelijkse subcutane injectie was de conjunctivale pro- vocatie negatief geworden bij 57% van de behandelde groep en de huidtestreactiviteit was met 50–65% afge- nomen. Er traden geen bijwerkingen op. 1 Veelbelovende resultaten, maar de auteurs geven terecht aan dat grotere en langere studies nodig zijn voordat deze therapie op grotere schaal toegepast kan worden. In het proefschrift van T. Rustemeyer 2 waarin een aantal studies rond acrylaatallergie beschreven is, richt zich e´e´n studie op het opwekken van immunotolerantie. Orale toediening van 2-HEMA (2-hydroxyethyl methacrylaat) bij cavia’s bleek sensibilisatie niet alleen voor deze, maar ook voor andere acrylaatverbindingen te kunnen voorkomen. 3 Hetzelfde fenomeen is al langer bekend van nikkel. Langdurig dragen van een gebitsbeu- gel blijkt de kans op ontwikkeling van nikkelallergie te verkleinen. Voordat geadviseerd kan worden tot het geven van een ‘allergeenpil’, bijv. gevuld met acrylaat, aan mede- werkers in hoogrisico beroepen, zal er nog het nodige onderzoek verricht moeten worden. Beide bevindingen bieden echter hoopvolle perspectie- ven voor de bestrijding van een categorie beroepsziekten waarbij toepassing van de arbeidshygie¨ nische strategie niet goed mogelijk of niet effectief genoeg blijkt te zijn. Literatuur Leynadier F et al. Effect of omalizumab in health care workers with occupational latex allergy. J Allergy Clin Immunol 2004; 113: 360–361. Rustemeyer T. Immunological aspects of environmental and occu- pational contactallergies. Proefschrift, Vrije Universiteit, Amsterdam, 2004. Rustemeyer T et al. Induction of tolerance and crosstolerance to methacrylate contact sensitizers. Toxicol Appl Pharmacol 2001; 176: 195–202. Tabel Signaleringsmoment van de meldingen van beroepshuid- en beroepslongaandoeningen in 2003 door bedrijfsartsen bij het NCvB (door afronding tellen de percentages niet altijd op tot precies 100%) Bouwnijverheid Alle sectoren samen Huidaandoeningen Longaandoeningen Huidaandoeningen Longaandoeningen Verzuimbegeleiding 10 (19%) 5 (17%) 112 (44%) 70 (57%) Arbeidsomstandigheden spreekuur 14 (26%) 8 (28%) 95 (37%) 20 (25%) PAGO 28 (53%) 16 (55%) 31 (12%) 17 (14%) Overig 1 (2%) 16 (6%) 5 (5%) TBV (januari 2004) 12:330 DOI 10.1007/BF03074091 13

Post on 25-Aug-2016

213 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Mogelijk hoop voor werknemers met allergische beroepsziekten?

BERICHTEN UIT HET NCVB

Mogelijk hoop voor werknemers met allergische beroepsziekten?

Nieuwe perspectieven voor therapie enpreventie van

allergische beroepsziekten

Bij de behandeling en preventie van allergische beroeps-

ziekten staat vermijden van de allergeenblootstelling

voorop. Sensibilisatie kan zich echter ook bij lage bloot-

stelling nog voordoen. Het opgeven van het beroep bij een

allergische aandoening is een moeilijke beslissing. Recent

zijn publicaties verschenen die een nieuw licht werpen op

de mogelijkheden voor zowel therapie als preventie.

Leynadier et al. bestudeerden in een dubbelblinde pla-

cebo-gecontroleerde studie het effect van anti-IgE-toe-

diening bij medewerkers in de gezondheidszorg met

latexallergie. Na 16 weken behandeling met een twee-

wekelijkse subcutane injectie was de conjunctivale pro-

vocatie negatief geworden bij 57% van de behandelde

groep en de huidtestreactiviteit was met 50–65% afge-

nomen. Er traden geen bijwerkingen op.1 Veelbelovende

resultaten, maar de auteurs geven terecht aan dat grotere

en langere studies nodig zijn voordat deze therapie op

grotere schaal toegepast kan worden.

In het proefschrift van T. Rustemeyer2 waarin een

aantal studies rond acrylaatallergie beschreven is, richt

zich een studie op het opwekken van immunotolerantie.

Orale toediening van 2-HEMA (2-hydroxyethyl

methacrylaat) bij cavia’s bleek sensibilisatie niet alleen

voor deze, maar ook voor andere acrylaatverbindingen

te kunnen voorkomen.3 Hetzelfde fenomeen is al langer

bekend van nikkel. Langdurig dragen van een gebitsbeu-

gel blijkt de kans op ontwikkeling van nikkelallergie te

verkleinen.

Voordat geadviseerd kan worden tot het geven van

een ‘allergeenpil’, bijv. gevuld met acrylaat, aan mede-

werkers in hoogrisico beroepen, zal er nog het nodige

onderzoek verricht moeten worden.

Beide bevindingen bieden echter hoopvolle perspectie-

ven voor de bestrijding van een categorie beroepsziekten

waarbij toepassing van de arbeidshygienische strategie

niet goed mogelijk of niet effectief genoeg blijkt te zijn.

Literatuur

Leynadier F et al. Effect of omalizumab in health care workers withoccupational latex allergy. J Allergy Clin Immunol 2004; 113:360–361.

Rustemeyer T. Immunological aspects of environmental and occu-pational contactallergies. Proefschrift, Vrije Universiteit,Amsterdam, 2004.

Rustemeyer T et al. Induction of tolerance and crosstolerance tomethacrylate contact sensitizers. Toxicol Appl Pharmacol2001; 176: 195–202.

Tabel Signaleringsmoment van de meldingen van beroepshuid- en beroepslongaandoeningen in 2003 door bedrijfsartsen bij het NCvB(door afronding tellen de percentages niet altijd op tot precies 100%)

Bouwnijverheid Alle sectoren samenHuidaandoeningen Longaandoeningen Huidaandoeningen Longaandoeningen

Verzuimbegeleiding 10 (19%) 5 (17%) 112 (44%) 70 (57%)

Arbeidsomstandigheden

spreekuur 14 (26%) 8 (28%) 95 (37%) 20 (25%)

PAGO 28 (53%) 16 (55%) 31 (12%) 17 (14%)

Overig 1 (2%) – 16 (6%) 5 (5%)

TBV (januari 2004) 12:330

DOI 10.1007/BF03074091

13