lovs in het basisonderwijs rol lovs bij ogw op de ... filemelissa de nijs 577073 lovs bao 4...

53
LOVS BAO | Melissa de Nijs LOVS in het Basisonderwijs Rol LOVS bij OGW op de Werenfridusschool te Wervershoof Pupil and Education Tracking Systems in Primary Education The Influence of Pupil and Education Tracking Systems on working in a result-oriented way at the Werenfridus in Wervershoof Naam: Melissa de Nijs Studentnummer: 577073 Opleidingsvariant: Hogeschool Inholland Den Haag Domein Onderwijs en Innovatie Opleiding tot Leraar Basisonderwijs DHDIGI VDT f2b Datum: Juli 2018 School: Werenfridus Wervershoof Stichting: SKO West-Friesland Begeleider: Shirley Snip Directeur: Frans van Doorn Adres: Dorpsstraat 75-77 1693 NV Wervershoof Telefoonnummer: 0228- 581739 Bachelor Thesis; Rapportage van een afstudeeronderzoek, uitgevoerd in het kader van het behalen van de titel Bachelor of Education

Upload: phamthien

Post on 26-Feb-2019

215 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

LOVS BAO | Melissa de Nijs

LOVS in het Basisonderwijs

Rol LOVS bij OGW op de Werenfridusschool te Wervershoof

Pupil and Education Tracking Systems in Primary Education

The Influence of Pupil and Education Tracking Systems on working in a result-oriented way at

the Werenfridus in Wervershoof

Naam: Melissa de Nijs

Studentnummer: 577073

Opleidingsvariant: Hogeschool Inholland Den Haag

Domein Onderwijs en Innovatie

Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

DHDIGI VDT f2b

Datum: Juli 2018

School: Werenfridus Wervershoof

Stichting: SKO West-Friesland

Begeleider: Shirley Snip

Directeur: Frans van Doorn

Adres: Dorpsstraat 75-77 1693 NV Wervershoof

Telefoonnummer: 0228- 581739

Bachelor Thesis; Rapportage van een afstudeeronderzoek, uitgevoerd in het kader van het behalen van

de titel Bachelor of Education

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 2

Voorwoord Met dank aan alle leerlingen, docenten en begeleiders die de opleiding voor mij niet alleen

mogelijk, maar ook leuk hebben gemaakt. Dank ook aan mijn vriend en familie die de opleiding

voor mij mogelijk hebben gemaakt en het geduld hebben gehad te luisteren naar alles dat ik

onderweg tegen kwam. Speciale dank aan de scholen waar ik mijn stages met veel plezier heb

mogen lopen: Montessorischool De Wegwijzer te Enkhuizen, St. Jozefschool te Zwaagdijk en

de Werenfridus te Wervershoof. Tevens speciale dank aan de Stichting Katholiek Onderwijs

West-Friesland met als hoofdpersoon Jacintha Floris, want zij hebben mij de kans geboden om

zoveel mogelijk bij hen in beeld te blijven als student, onderwijsassistent en straks ook als

leerkracht. Jacintha heeft mij geholpen bij het vergaren van alle informatie én deze ook nog

eens te structureren, terwijl ik als student bij de stichting stage liep.

Wat ik persoonlijk heb geleerd van dit onderzoek is het op een andere manier onderzoek doen

dan ik gewend was. Het onderzoek doen bij een kwantitatief onderzoek is ten eerste heel anders

dan kwalitatief onderzoek doen. Het ontwerpgericht onderzoeken richt zich erg op de praktijk

en kan worden aangepast aan ervaringen en behoeften op de werkvloer. Deze kritische en tevens

praktische kijk op het onderwijs kan ik als leerkracht gebruiken om mijn onderwijs (al dan niet)

aan te passen en blijvend te evalueren. Op die manier kan ik het beste uit mijzelf en de leerlingen

halen als leerkracht voor een groep.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 3

Samenvatting

De aanleiding tot dit onderzoek is dat leerkrachten op de Werenfridus basisschool toegang

hebben tot het LOVS Parnassys, maar dit systeem nog niet gebruiken ten behoeve van de

bijstelling van het onderwijs. Het doel van het onderzoek is om te weten te komen in hoeverre

het LOVS Parnassys kan bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs door opbrengstgericht

te werken in groep 5 van de Werenfridus. Hiertoe is de volgende onderzoeksvraag

geformuleerd: “Op welke wijzen kan de inzet van Parnassys bijdragen aan het verbeteren van

het onderwijs door opbrengstgericht te werken binnen de Werenfridus basisschool in groep 5

op het gebied van spelling?”.

Hierbij horen de volgende theoretische deelvragen:

1. Wat betekent ‘opbrengstgericht werken (OGW)’?

2. Wat zijn kenmerken van opbrengstgericht werken?

3. Welke methodieken worden in het primair onderwijs gebruikt om opbrengstgericht werken

te stimuleren?

4. Op welke wijzen kan een LOVS bijdragen aan het verhogen van de opbrengstgerichte

cultuur?

5. Welke kennis en vaardigheden hebben leerkrachten nodig om middels het gebruik van een

LOVS de opbrengstgerichte cultuur in hun klas te verhogen?

Daarnaast zullen de volgende praktische deelvragen worden beantwoord:

1. In hoeverre is er sprake van opbrengstgericht werken binnen de Werenfridus basisschool in

groep 5 op het gebied van spelling?

2. In hoeverre speelt Parnassys reeds een rol in de onderwijscyclus?

3. Welke behoefte(n) hebben de leerkrachten van groep 5 en de directie van de school op het

gebied van OGW en hoe zien zij de rol van Parnassys in het stimuleren daarvan?

Op basis van bovenstaande wordt een pilot ontworpen, waarna er op basis van de uitvoering

een laatste formatieve evaluatievraag wordt beantwoord:

4. Wat hebben de leerkrachten nodig op het gebied van kennis, vaardigheden en

randvoorwaarden, naar aanleiding van de pilot, om Parnassys optimaal in te zetten en te

benutten?

Uit onderzoek van de Onderwijsinspectie blijkt dat scholen die hun leerprestaties analyseren,

en vervolgens hun onderwijs aanpassen op basis van de uitkomsten van die analyses, hogere

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 4

opbrengsten behalen (Inspectie van het Onderwijs, 2010). Door opbrengstgericht te werken,

met Parnassys, in de klas, zou het onderwijs dus kunnen verbeteren. Met een digitaal LOVS

heeft iedereen binnen de school toegang tot een compleet overzicht van de vorderingen en

daardoor kan er op die manier beter worden ingespeeld op de behoeftes van een klas of leerling

door nieuwe doelen te stellen naar aanleiding van analyses. Dit is belangrijk, omdat

opbrengstgericht werken op groepsniveau bepaald wordt door een goede afstemming van het

onderwijsleerproces (aanbod, tijd, instructie en verwerking) op de onderwijsbehoeften van de

leerlingen en vanzelfsprekend door goed didactisch handelen van de leraren (Inspectie van het

Onderwijs, 2010). Voornamelijk bij de fasen van registreren en analyseren in de evaluatieve

cyclus speelt het LOVS een rol, omdat de gegevens in het digitale LOVS kunnen worden

geregistreerd op een overzichtelijke manier. Alle gegevens bevinden zich dan op één plek.

Vervolgens kan met behulp van de gegevens uit de LOVS geanalyseerd worden door grafieken

en tabellen uit te lezen. Met behulp van een LOVS kan de leerkracht goed inzetten op

convergente differentiatie (zoals beschreven in subparagraaf 2.3.), omdat de drie niveaus goed

zichtbaar worden bij de vierde stap van de evaluatieve cyclus (analyseren en interpreteren van

gegevens).

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is gebruik gemaakt van de kenmerken van

opbrengstgericht werken vanuit de beschreven literatuur. Speerpunten hierbij zijn (Inspectie

van het Onderwijs, 2010): (1) het jaarlijks evalueren van de leerresultaten, (2) het regelmatig

evalueren van het onderwijsleerproces, (3) het systematisch volgen van vorderingen door

leraren, (4) de kwaliteit van het toetssysteem en (5) het nagaan van de effecten van de

leerlingenzorg. Het gaat met name om het doorlopen van de evaluatieve cyclus (Inspectie van

het Onderwijs, 2010). De factoren van opbrengstgericht werken zijn verwerkt in een kijkwijzer

(zie bijlage 1) die is gebruikt bij semi-gestructureerde interviews, welke naast observaties en

een vragenlijst (zie bijlage 2) tot de methodiek van dit onderzoek behoren. Voor de

interviewprotocollen van deelvraag drie en vier, verwijs ik u naar bijlagen drie en vier. Naar

aanleiding van de resultaten van praktische deelvragen 1,2 en 3, is een pilot opgesteld voor

groep 5.

Er kan worden gesteld dat de leerkrachten nog meer gebruik kunnen maken van

opbrengstgericht werken in groep 5 (deelvraag 1) en dat de leerkrachten op de Werenfridus nog

weinig gebruik maken van Parnassys (deelvraag 2). Behoeften van de leerkrachten (deelvraag

3) zijn: een overzichtelijk systeem, dat zo min mogelijk tijd kost qua administratie en een betere

analyse van de resultaten. De pilot bestaat uit oefenen in Parnassys met de onderzoeker en

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 5

gebruik maken van dat systeem om te registreren. Bovendien zullen de leerkrachten letten op

de kenmerken van opbrengstgericht werken, waarbij zij volgens het onderzoek nog meer

kunnen bereiken. Randvoorwaarden (deelvraag 4) hierbij zijn dat leerkrachten de tijd nodig

hebben om zich te professionaliseren op het gebied van opbrengstgericht werken, dat zij een

training analyseren en een training over de werking en mogelijkheden van Parnassys krijgen.

Concluderend kan worden gesteld dat er vanuit de resultaten van de vragenlijst, interviews,

observaties én de pilot een aantal adviezen zijn opgesteld voor de school, welke omvat kunnen

worden in twee woorden: training en tijd. Door toetsgegevens in te voeren in Parnassys ontstaat

een overzicht en er kunnen grafieken en overzichten worden uitgelezen. Hierdoor kunnen

analyses beter worden uitgevoerd. Met behulp van een training analyseren voor leerkrachten

kan dit nog verbeterd worden. Leerkrachten hebben bovendien tijd nodig om de mogelijkheden

van Parnassys optimaal te kunnen benutten en inoefenen.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 6

Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 2

Samenvatting ........................................................................................................................................... 3

1. Inleiding .............................................................................................................................................. 8

1.1. Aanleiding .................................................................................................................................... 8

1.2. Situatie .......................................................................................................................................... 8

1.3. Doel .............................................................................................................................................. 8

1.4. Probleemstelling ........................................................................................................................... 9

1.5. Onderzoeksvragen ........................................................................................................................ 9

1.5.1. Theoretische deelvragen ........................................................................................................ 9

1.5.2. Praktische deelvragen ............................................................................................................ 9

1.6. Leeswijzer .................................................................................................................................. 10

2. Theoretisch kader .............................................................................................................................. 11

2.1. Werkwijze literatuurverkenning ................................................................................................. 11

2.2. Opbrengstgericht werken ........................................................................................................... 11

2.3. Kenmerken van opbrengstgericht werken .................................................................................. 13

2.3.1. Opbrengstgericht werken uitgelegd ..................................................................................... 13

2.3.2. Opbrengstgericht werken op verschillende niveaus ............................................................ 15

2.3.3. Concluderend ....................................................................................................................... 16

2.4. Methodieken ............................................................................................................................... 16

2.5. Leerlingvolgsystemen ................................................................................................................ 18

2.6. Kennis en vaardigheden ............................................................................................................. 20

3. Methode ............................................................................................................................................. 22

3.1. Type onderzoek .......................................................................................................................... 22

3.2. Onderzoeksmethode(n) en instrumenten .................................................................................... 23

3.3. Participanten ............................................................................................................................... 27

3.3.1. Onderzoeksgroep ................................................................................................................. 27

3.3.2. Medewerking participanten ................................................................................................. 28

4. Resultaten .......................................................................................................................................... 29

Interviews .......................................................................................................................................... 29

Observaties ........................................................................................................................................ 30

Interviews .......................................................................................................................................... 33

Pilot ................................................................................................................................................... 34

5. Conclusie ........................................................................................................................................... 40

6. Discussie ............................................................................................................................................ 43

6.1. Adviezen ..................................................................................................................................... 43

6.2. Sterkte/zwakte analyse en vervolgonderzoek ............................................................................. 44

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 7

7. Referenties ......................................................................................................................................... 46

8. Bijlagen ............................................................................................................................................. 48

8.1. Bijlage 1. Punten van OGW: Kijkwijzer. .................................................................................... 48

8.2. Bijlage 2. Gebruik van Parnassys (start). .................................................................................. 50

8.3. Bijlage 3. Interviewprotocol behoeften ...................................................................................... 52

8.4. Bijlage 4. Interviewprotocol naar aanleiding van pilot ............................................................. 53

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 8

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

De aanleiding tot dit onderzoek is geweest dat leerkrachten op de Werenfridus toegang hebben

tot het LOVS Parnassys, maar dit systeem nog niet gebruiken ten behoeve van de bijstelling

van het onderwijs. Door Parnassys te gebruiken, hopen de leerkrachten dat alles overzichtelijk

wordt. Dit maakt het monitoren van de leerlingen en het onderwijs gemakkelijker. De vraag is

nog hoe het onderwijs met behulp van Parnassys verbeterd kan worden op de Werenfridus.

Verschillende onderzoeken wijzen namelijk uit dat het onderwijs verbetert bij scholen met zo

een LOVS (zie het hoofdstuk ‘Theoretisch kader’). Met ‘verbeteren van het onderwijs’ wordt

in dit onderzoek bedoeld: het bijstellen van het onderwijs op basis van opbrengstgericht werken

in de klas.

1.2. Situatie

In dit onderzoek gaat het om een basisschool die gevestigd is in het Noord-Hollandse dorpje

Wervershoof (West-Friesland). De school draagt de naam ‘De Werenfridus’ en is gesitueerd in

een oud gebouw dat gebouwd is volgens de Amsterdamse Stijl. Het is een relatief groot gebouw,

waarin er zich in verhouding weinig leerlingen bevinden. De terugloop van leerlingen komt

door geboorteafname en verhuizing uit de regio. Bovendien is er nog een basisschool vlak in

de buurt: de Schelp. Het ene jaar is er een golf leerlingen die van de Werenfridus naar de Schelp

overstapt en het andere jaar andersom. De populatie is over het algemeen ‘dorpse mensen met

een West-Friese achtergrond’, meestal ‘agrarisch’. Het gemiddelde leerlingaantal in de klassen

is 24 met uitschieters van 18 naar beneden en 34 naar boven. Het aantal leerlingen verschilt dus

per leerjaar. Voor elke klas staat ten minste één leerkracht, maar de meesten hebben een

parttime baan. Er zijn dus meer leerkrachten dan dat er klassen zijn, maar deze hebben wel hun

eigen werkdagen. Er zijn 16 vaste leerkrachten verdeeld over 9 klassen. Bovendien is er een

directeur, een IB-er, schoonmakers, een ICT-er een LIO-er, een aantal andere stagiaires, een

onderwijsassistent en een gymdocent.

1.3. Doel

Het doel van het onderzoek is om te weten te komen in hoeverre het LOVS Parnassys kan

bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs door opbrengstgericht te werken in groep 5 van

de Werenfridus. Het gebruik van Parnassys zou, naast het doorlopen van de evaluatieve cyclus,

moeten leiden tot verandering in het onderwijs in positieve zin. Het onderwijs kan dan worden

bijgestuurd met behulp van digitaal geregistreerde resultaten. Er wordt in dit onderzoek

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 9

specifiek onderzocht op welke wijzen de inzet van Parnassys een bijdrage kan leveren aan

opbrengstgericht werken in groep 5 van de Werenfridus op het gebied van spelling.

1.4. Probleemstelling

Om de centrale vraag af te bakenen, zal in dit onderzoek worden onderzocht of er een mogelijke

meerwaarde van Parnassys als LOVS bij het opbrengstgericht werken in groep 5 op het gebied

van spelling kan worden vastgesteld. Hiermee wordt specifiek bedoeld het evalueren en

bijstellen van het lesaanbod in groep 5 op het gebied van spelling, naar aanleiding van de

analyse via Parnassys. Het onderzoek kan hierna door de school zelf verder worden vervolgd,

door breder te kijken bij de overige groepen.

1.5. Onderzoeksvragen

Uit bovenstaande informatie is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: “Op welke wijzen

kan de inzet van Parnassys bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs door

opbrengstgericht te werken binnen de Werenfridus basisschool in groep 5 op het gebied van

spelling?”.

1.5.1. Theoretische deelvragen

Hierbij horen de volgende theoretische deelvragen:

1. Wat betekent ‘opbrengstgericht werken (OGW)’?

2. Wat zijn kenmerken van opbrengstgericht werken?

3. Welke methodieken worden in het primair onderwijs gebruikt om opbrengstgericht werken

te stimuleren?

4. Op welke wijzen kan een LOVS bijdragen aan het verhogen van de opbrengstgerichte

cultuur?

5. Welke kennis en vaardigheden hebben leerkrachten nodig om middels het gebruik van een

LOVS de opbrengstgerichte cultuur in hun klas te verhogen?

1.5.2. Praktische deelvragen

Daarnaast zullen de volgende praktische deelvragen worden beantwoord:

1. In hoeverre is er sprake van opbrengstgericht werken binnen de Werenfridus basisschool in

groep 5 op het gebied van spelling?

2. In hoeverre speelt Parnassys reeds een rol in de onderwijscyclus?

3. Welke behoefte(n) hebben de leerkrachten van groep 5 en de directie van de school op het

gebied van OGW en hoe zien zij de rol van Parnassys in het stimuleren daarvan?

Op basis van bovenstaande wordt een pilot ontworpen, waarna er op basis van de uitvoering

een laatste formatieve evaluatievraag wordt beantwoord:

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 10

4. Wat hebben de leerkrachten nodig op het gebied van kennis, vaardigheden en

randvoorwaarden, naar aanleiding van de pilot, om Parnassys optimaal in te zetten en te

benutten?

1.6. Leeswijzer

In de volgende hoofdstukken zullen respectievelijk de volgende onderwerpen aan bod komen:

het theoretisch kader, de methode, de resultaten, de discussie, de referenties en de bijlagen. In

het theoretisch kader is de achtergrondinformatie vanuit de literatuur te vinden, in de methode

is, naast de analyse, beschreven wat de onderzoeksgroep, -methoden, -instrumenten en het type

onderzoek zijn, in de resultaten zijn de uitkomsten van het onderzoek beschreven en in de

discussie worden er conclusies getrokken uit de resultaten van het onderzoek en wordt het

onderzoek bediscussieerd. De referenties betreffen de geraadpleegde bronnen en in de bijlagen

zijn gebruikte vragenlijsten toegevoegd.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 11

2. Theoretisch kader

2.1. Werkwijze literatuurverkenning

Om geschikte literatuur te vinden voor de onderbouwing van het onderzoek heb ik gebruik

gemaakt van de zoekmachines Google en Google Scholar, boeken die ik reeds in de kast heb

staan en diens verwijzingen via Google. Tevens heb ik gezocht via de digitale bibliotheek van

Inholland. Hier heb ik echter uiteindelijk geen directe verwijzingen uit geciteerd in mijn

onderzoek: ik ben alleen verder gaan zoeken op gevonden informatie. Tot slot heb ik een eigen

account op Parnassys.nl aangemaakt via de directeur van de stageschool. Op die manier kon ik

zelf uitproberen en onderzoeken wat de mogelijkheden binnen Parnassys zijn en in groep 5 de

leerkrachten ermee laten werken in de klas. Qua termen ben ik op zoek gegaan naar ‘LOVS

basisschool’, ‘opbrengstgericht werken’, ‘leerlingvolgsystemen’, ‘de evaluatieve cyclus’,

‘convergente differentiatie’, ‘Parnassys’, ‘methodieken OGW’, ‘Sinek’, ‘motivatie’, ‘digitaal

LOVS’, ‘growth mindset’ en ‘rol LOVS OGW’. Onderzoeken, artikelen, boeken of betogen die

mijn onderzoek kunnen ondersteunen of die kunnen uitleggen wat er wordt bedoeld met een

begrip, zijn toegevoegd in deze theoretische verkenning.

2.2. Opbrengstgericht werken

In deze subparagraaf wordt beschreven wat er onder ‘opbrengstgericht werken’ wordt verstaan,

conform theoretische deelvraag één.

Om duidelijk te maken in hoeverre een LOVS de opbrengstgerichte cultuur binnen de school

kan verhogen, dient ten eerste het begrip ‘opbrengstgerichte cultuur’ te worden verduidelijkt.

Een opbrengstgerichte cultuur houdt in dat er binnen de school een cultuur bestaat die gericht

is op onderwijsverbetering door opbrengstgericht te werken. Er is sprake van opbrengstgericht

werken (OGW) als een school systematisch en doelgericht werkt aan het maximaliseren van de

prestaties van haar leerlingen (Inspectie van het Onderwijs, 2010). Het gaat met name om het

doorlopen van alle stappen van de evaluatieve cyclus, die hieronder in een afbeelding is

weergegeven (Inspectie van het Onderwijs, 2010).

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 12

Figuur 1. De evaluatieve cyclus (SLO, 2017).

De evaluatieve cyclus bestaat uit vijf stappen: eerst worden de standaarden en doelen bepaald,

dan worden gegevens verzameld, geregistreerd en vervolgens geanalyseerd en geïnterpreteerd.

Tot slot worden er beslissingen genomen. Met het nemen van een beslissing is men echter nog

niet klaar, want naar aanleiding van de beslissing worden opnieuw doelen en standaarden

bepaald. Hierdoor ontstaat er een doorgaande cyclus (SLO, 2017).

De eerste stap (het bepalen van doelen en standaarden) houdt in dat er doelen worden bepaald

op verschillende gebieden (resultaat, gedrag, onderwijsaanbod, strategiebeheersing) en dat

daarbij de standaarden worden geformuleerd die bepalen of de doelen zijn bereikt. Hierbij wordt

rekening gehouden met de referentieniveaus.

De tweede stap, het verzamelen van gegevens, houdt in dat er verschillende gegevens

verzameld worden: toetsgegevens, gegevens over de sociaal-emotionele ontwikkeling en

observatiegegevens.

De derde stap, het registreren van gegevens, houdt in dat gegevens worden geregistreerd op

papier of digitaal. Er dienen afspraken gemaakt te worden wie wat registreert en in deze stap

kunnen ook de vorderingen van de leerlingen met hen worden besproken. De keuze papier of

digitaal moet gemaakt worden. Digitaal registreren heeft als voordeel dat er diverse

bewerkingen kunnen worden uitgevoerd. Het nadeel is dat het invoeren van gegevens tijd kost

én kennis vergt van het systeem.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 13

Vervolgens, in stap vier, worden de gegevens geanalyseerd. De leerlinggegevens worden naast

de standaarden en doelen gelegd. Bij het analyseren is het belangrijk dat de gegevens op

leerling-, groeps- en schoolniveau worden geïnterpreteerd. Bovendien kunnen meerdere

betrokkenen de gegevens analyseren om tot een zo breed mogelijk inzicht te kunnen komen:

een leerkracht kent de leerling anders dan een IB-er. Daarbij dient degene die analyseert te

onthouden dat één resultaat slechts een momentopname betreft. Aanpassing van het onderwijs

naar aanleiding van resultaten kan niet alleen van toepassing zijn voor leerlingen die beneden

de norm presteren, maar zeker ook voor leerlingen die bovengemiddeld presteren. Zij hebben

wellicht meer uitdaging nodig.

Bij de laatste stap, het nemen van beslissingen, worden de analyses gebruikt bij het bijstellen

van het onderwijs. Bespreek de beslissingen in deze stap ook met de leerlingen. Voorbeelden

van beslissingen die genomen kunnen worden, zijn: remedial teaching, aanpassing van de

methode, indeling van groepen in subniveaus, verlengde instructie, verrijkingsmateriaal,

nieuwe werkwijze of didactische aanpak etc. Deze laatste stap is de reden waarom de

evaluatieve cyclus doorlopen wordt.

Onder opbrengstgericht werken wordt dus in dit onderzoek, kort gezegd, het gericht zijn op

opbrengsten middels het cyclisch evalueren door leerkrachten verstaan. In het

praktijkonderzoek wordt gebruik gemaakt van bovenstaande theorie door de evaluatieve cyclus

mee te nemen bij het stellen van vragen en het doen van observaties: wordt de evaluatieve

cyclus gebruikt bij de planning, het lesgeven en het evalueren van de lessen?

In de volgende subparagraaf zullen de kenmerken worden beschreven die horen bij de

hierboven uitgelegde term ‘opbrengstgericht werken’.

2.3. Kenmerken van opbrengstgericht werken

2.3.1. Opbrengstgericht werken uitgelegd

Om antwoord te kunnen geven op theoretische deelvraag twee, is onderzoek gedaan naar de

kenmerken van opbrengstgericht werken. De bevindingen zullen hieronder worden beschreven.

Een kenmerk van een opbrengstgerichte cultuur door gebruik te maken van OGW, is o.a. het

regelmatig systematisch evalueren van resultaten gedurende de schoolperiode en het trekken

van conclusies uit deze analyses op schoolniveau. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van

een digitaal LOVS, welke in subparagraaf 2.5. verder zal worden uitgelicht.

Verder zijn kenmerken van OGW op groepsniveau bijvoorbeeld dat leerkrachten hoge

verwachtingen van hun leerlingen hebben, procesgerichte feedback en een goede afstemming

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 14

van het leerstofaanbod en de instructie realiseren, waarbij wordt gestreefd naar convergente

differentiatie (Inspectie van het Onderwijs, 2010).

Met procesgerichte feedback wordt feedback bedoeld die gericht is op het proces in plaats van

het resultaat. Procesgerichte feedback richt zich op het ontwikkelen van een ‘growth mindset’:

talenten en mogelijkheden zijn te ontwikkelen (Dweck, 2006). Feedback wordt gegeven op het

proces. Een ‘growth mindset’ biedt uitzicht op een positievere houding tegenover oefenen en

leren, feedback vragen en het biedt een hogere veerkrachtigheid bij tegenstand (Dweck, 2006).

Hierdoor presteren leerlingen met een ‘growth mindset’ over het algemeen beter (Dweck,

2006).

Hieronder worden drie vormen van effectieve feedback gegeven (Hattie & Timperley, 2007)

die helpen met de ontwikkeling van leerlingen:

1. Feed-up:

Hierbij bespreek je vooraf waar de leerling naar toe gaat werken. Effectief leren begint

altijd met de vraag waar je heen wilt, wat je doel is. Feed-up wordt vaak op taakniveau

gebruikt, maar je kunt ook bespreken wat de leerling aan vaardigheden gaat leren en

hoe hij dat wil gaan aanpakken. Voordeel hiervan is dat een leerling weet wat er van

hem verwacht wordt en een richting heeft waar hij naar toe kan werken.

2. Feedback:

Bij feedback bespreek je voornamelijk hoe de leerling tot het punt waar hij nu is, is

gekomen. Je kijkt terug hoe het leerproces is doorlopen, zoals de aanpak van de taak

en de inzet van de leerling. Het voordeel hiervan is dat je lessen kunt trekken uit de

aanpak. Je kunt bespreken wat wel of niet werkte en wat je kunt meenemen voor een

volgende keer. Feedback wordt veel toegepast in ons huidige onderwijs.

3. Feed-forward:

Bij feed-forward staat de leerling wellicht op hetzelfde punt in het leerproces als bij

het feedback-moment. Hij kijkt echter niet naar het verleden, maar naar de toekomst:

waar ben ik ten opzichte van mijn leerdoel? En waar wil ik heen? Wat is een volgende

stap om verder te komen? Wat heb ik nodig? Hoe kan ik het aanpakken? Etc.

Convergente differentiatie (Van den Berg, 2007), het laatste kenmerk dat in deze subparagraaf

wordt genoemd bij opbrengstgericht werken op groepsniveau, houdt in dat er een minimumdoel

is voor de hele groep. De klas is in drie niveaus verdeeld: een minimumniveau, een basisniveau

en een hoger niveau. Alle leerlingen doen mee aan de klassikale instructie. Daarna gaan de

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 15

kinderen de leerstof zelfstandig verwerken, zodat de leerkracht tijd heeft om de zwakke

leerlingen verlengde instructie te geven. Voor de meer- en hoogbegaafde kinderen is er

verdiepingsstof.

Op leerlingniveau zijn de kenmerken van OGW gericht op goede zorg: leerlingen krijgen hulp

van leerkrachten met voldoende orthodidactische kennis en bij achterstanden vindt een

grondige probleemanalyse plaats (Inspectie van het Onderwijs, 2010).

Er zijn vijf indicatoren uit het reguliere waarderingskader (hiermee waardeert de inspectie van

het onderwijs de mate van opbrengstgericht werken), die verwijzen naar elementen van

opbrengstgericht werken (Inspectie van het Onderwijs, 2010): (1) het jaarlijks evalueren van de

leerresultaten, (2) het regelmatig evalueren van het onderwijsleerproces, (3) het systematisch

volgen van vorderingen door leraren, (4) de kwaliteit van het toetssysteem en (5) het nagaan

van de effecten van de leerlingenzorg.

2.3.2. Opbrengstgericht werken op verschillende niveaus

Om een opbrengstgerichte cultuur te bewerkstelligen, waarin opbrengstgericht wordt gewerkt

en met positieve trends van de leerresultaten tot effect, dienen scholen zich volgens de Inspectie

van het Onderwijs (2010) te richten op de volgende aspecten:

• schoolniveau: een goede kwaliteitszorg waarin systematisch aandacht is voor het evalueren

van leerresultaten gedurende de schoolperiode, het trekken van conclusies uit

opbrengstenanalyses en de aanwezigheid van een opbrengstgerichte cultuur op de school;

• groepsniveau: leraren die blijk geven van hoge verwachtingen van hun leerlingen en een goed

leerstofaanbod voor leerlingen die het eindniveau van groep 8 niet halen. Bovendien stemmen

leraren het leerstofaanbod en de instructie bewust af, waarbij gestreefd wordt naar convergente

differentiatie en procesgerichte feedback wordt gegeven;

• leerlingniveau: hulp aan zorgleerlingen die wordt verleend door leraren met voldoende

orthodidactische kennis en het maken van grondige analyses van de problemen die

zorgleerlingen ervaren.

Daarnaast is er nog een vierde niveau, waar minder nadruk op ligt: het bovenschools niveau.

Op dit niveau van OGW is het bestuur op de hoogte van de opbrengsten van scholen en

bespreekt die periodiek. Daarnaast bespreekt het bestuur oorzaken, analyses, doelen en

strategieën om problemen van scholen op te lossen en scholen daarbij te faciliteren zodat zij

maximale opbrengsten kunnen behalen.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 16

Een school is op schoolniveau opbrengstgericht als zij goed zicht heeft op de

onderwijsresultaten van de leerlingen op de school als geheel. Bovendien is er sprake van een

eenduidige en gedeelde visie over opbrengstgerichtheid. De schoolleiding stuurt hierop door

doelen te stellen (bijvoorbeeld aan de hand van referentieniveaus), resultaten met het oog op

deze doelen te analyseren en (verbeter)acties in brede zin te ondernemen om resultaten te

verbeteren dan wel de kwaliteit ervan te handhaven (Inspectie van het Onderwijs, 2010).

Om opbrengstgericht werken in de klas daadwerkelijk te bewerkstelligen, heeft de leerkracht

nog een stap nodig welke niet te vinden is in bovenstaande evaluatieve cyclus: het ontwerpen

en begeleiden van de leeractiviteiten. Ros en Timmermans (2010) beschrijven deze stap wel in

hun model. In subparagraaf vijf zullen deze bevindingen worden vertaald naar benodigde

kennis en vaardigheden.

2.3.3. Concluderend

Kenmerken van opbrengstgericht werken zijn (o.a.): het gebruik van het IGDI-model, het geven

van directe, procesgerichte, positieve feedback, het gebruik van drie niveaus tijdens de les, het

evalueren van het onderwijsleerproces en nieuwe plannen maken op basis van steeds nieuw

beschikbare gegevens en resultaten.

Door de hierboven beschreven kenmerken van OGW te gebruiken bij het formuleren van

praktische vragen voor het interview, kan er specifiek worden doorgevraagd op het al dan niet

aanwezig zijn van deze kenmerken. Hierdoor kan antwoord gegeven worden op de vraag in

hoeverre er reeds sprake is van opbrengstgericht werken op de Werenfridus en welke

behoefte(n) er nog zijn op dit gebied, in combinatie met het LOVS Parnassys. De evaluatieve

cyclus zal als een rode draad door de kenmerken heen voeren. In de volgende subparagraaf zal

worden ingegaan op de methodieken die doorgaans gebruikt worden om het opbrengstgericht

werken in de klas in te zetten.

2.4. Methodieken

In deze subparagraaf wordt beschreven welke methodieken er kunnen worden gebruikt om het

opbrengstgericht werken te stimuleren.

Om het opbrengstgericht werken te stimuleren, wordt onder andere gebruik gemaakt van

groeps- en individuele handelingsplannen, van lesgeven met behulp van het IGDI-model met

de nadruk op de evaluatie samen met de leerlingen per les, van het analyseren van toetsen, van

Cito-toetsen en van het bijhouden van een leerlingdossier en rapporten. Een LOVS kan

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 17

bijdragen aan het verwerken van deze stappen uit de evaluatieve cyclus in één overzichtelijke

omgeving.

Bovendien, het werken vanuit doelen die aansluiten bij leerlijnen, zorgt ervoor dat leerkrachten

korte termijn doelen kunnen stellen die gelden per vak, per les of per lessenserie/thema. Doelen

worden, volgens het opbrengstgericht werken in de klas, afgestemd en geëvalueerd met de

leerlingen (Hattie & Timperly, 2007). Verwachtingen worden duidelijk gemaakt, waardoor er

duidelijkheid ontstaat bij de leerlingen. Op die manier kan er tevens positieve, correcte en

directe feedback worden gegeven door de leerkracht op de ontwikkeling van de leerling ten

aanzien van de (tussen)doelen.

De mogelijkheden van Parnassys kunnen onderzocht worden door het systeem als onderzoeker

zelf uit te proberen, maar ook door in overleg te gaan met de ICT-er van de school en andere

scholen binnen de stichting die al verder zijn in het gebruik van Parnassys. Er kan bijvoorbeeld

een voorbeeld worden opgevraagd van een digitaal rapport, welke geanonimiseerd kan worden

gebruikt om de leerkrachten te laten zien hoe zoiets eruit ziet en ook hoe deze handig kan

worden opgesteld.

Een andere methodiek om het opbrengstgericht werken te stimuleren, is Responsiveness to

intervention (RTI): een methodiek die de onderwijsbehoeften van leerlingen in kaart brengt en

leerkrachten professionaliseert in het omgaan met verschillen tussen leerlingen. RTI bestaat uit

drie ronden. In ronde 1 krijgen alle leerlingen kwalitatief hoogwaardig (wetenschappelijk

bewezen) onderwijs. Leerlingen die daarvan onvoldoende profiteren krijgen in ronde 2 extra

tijd en instructie. Leerlingen die ook daar onvoldoende van profiteren krijgen in ronde 3, naast

het aanbod van ronde 1 en 2, nog eens extra tijd en instructie op maat. RTI-onderzoek

(Riccomini & Witzel, 2010) in de Verenigde Staten toont, dat:

1. De meeste leerlingen (+/- 85 procent) zijn gebaat bij gewoon goed onderwijs, dat in ronde 1

wordt geboden.

2. Leerlingen die onvoldoende vooruitgaan (+/- 15 procent), krijgen in de tweede ronde extra

tijd en aandacht in het betreffende vakgebied waar de leerling problemen ondervindt (lezen

en/of rekenen).

3. Leerlingen die na deze ronde onvoldoende vooruit zijn gegaan en niet op het niveau zijn van

de reguliere groep, zijn leerlingen met hardnekkige leerproblemen (+/- 5 procent, één á twee

leerlingen in een groep). Doordat de leervorderingen heel precies bijgehouden worden, is uit

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 18

deze informatie af te leiden welke op maat gemaakte instructie en aanpak de leerling nodig

heeft om het reguliere aanbod van klas te kunnen blijven volgen. Dit is de derde ronde.

De selectie voor de groepen wordt gebaseerd op de uitkomsten bij stap vijf van de evaluatieve

cyclus: het nemen van beslissingen op basis van de uitkomsten. Het lopen van rondes volgens

de methodiek van RTI kan dus bijdragen aan opbrengstgericht werken tijdens de lessen.

Teach like a champion is tevens een methodiek die leerkrachten kunnen gebruiken om

leerlingen te laten excelleren. Teach like a champion bevat verschillende technieken die

praktisch zijn om te gebruiken bij bepaalde werkvormen. Er worden succesvolle werkwijzen

vertaald naar technieken om te gebruiken in de klas. Veel technieken zijn gebaseerd op leer- en

gedragsverwachtingen. Technieken vanuit Teach like a champion die effectief zijn bij het

activeren van voorkennis en bij de werkvorm associëren, zijn bijvoorbeeld de ‘bliksembeurt’,

de ‘korte stop’ en ‘iedereen schrijft’. Op die manier worden in het boek van Teach like a

champion 2.0 (Lemov & Atkins, 2014) of de te volgen cursus allerlei technieken aangeleerd.

Deze technieken sluiten aan bij de kenmerken van OGW over het activeren van voorkennis, het

geven van feedback, evalueren met de leerlingen, het aanpassen van de instructie en het

leerstofaanbod aan de leerlingen en het gebruiken van verschillende werkvormen. Kortom, het

draagt bij aan het excelleren van de leerlingen door het gebruik van opbrengstgericht werken

tijdens de lessen. In dit onderzoek zal middels interviews worden nagegaan in hoeverre

leerkrachten deze methodieken (of andere) gebruiken om tot opbrengstgericht werken in de klas

te kunnen komen.

In de volgende subparagraaf zal worden beschreven wat het belang is van een

leerlingvolgsysteem en wat deze bij kan dragen als het gaat om opbrengstgericht werken.

2.5. Leerlingvolgsystemen

In deze subparagraaf wordt beschreven wat het belang is van een leerlingvolgsysteem.

Basisscholen bezitten, over het algemeen, één of meerdere digitale systemen waarmee zij de

leerprestaties van leerlingen kunnen registreren en monitoren. Het Ministerie van Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap (2007) schrijft een belangrijke functie toe aan deze

leerlingvolgsystemen. Het afnemen van toetsen en het analyseren van de leerprestaties zou een

belangrijk hulpmiddel moeten zijn om het onderwijs te verbeteren en de leeropbrengsten te

verhogen (Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, 2007). Uit onderzoek van de

Onderwijsinspectie blijkt dat scholen die hun leerprestaties analyseren, en vervolgens hun

onderwijs aanpassen op basis van de uitkomsten van die analyses, inderdaad hogere

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 19

opbrengsten behalen (Inspectie van het Onderwijs, 2010). Bovendien wordt in internationale

literatuur de positieve invloed van het gebruiken en analyseren van leerprestaties op de

leeropbrengsten van leerlingen ondersteund (Feldman & Tung, 2001; Johnson,

2002).Verschillende onderzoeken laten echter zien dat scholen de mogelijkheden van deze

digitale leerlingvolgsystemen nog niet optimaal benutten (Meijer, Ledoux & Elshof, 2011;

Visscher, Peters & Staman, 2010). Leerlingvolgsystemen kunnen wellicht efficiënt worden

afgestemd en gebruikt, waardoor de leerkracht een duidelijk overzicht heeft en alles zich op één

plek bevindt. Dit zorgt er dan direct voor dat administratieve taken niet dubbel gedaan hoeven

worden, wat een voordeel in tijd oplevert voor de leerkrachten.

Met een digitaal LOVS heeft iedereen binnen de school toegang tot een compleet overzicht van

de vorderingen en daardoor kan er op die manier beter worden ingespeeld op de behoeftes van

een klas of leerling door nieuwe doelen te stellen naar aanleiding van analyses. De leerkracht

kan dan, samen met de intern begeleider, nieuwe plannen opstellen voor een groep en/of

individu. De leerkracht kan het onderwijs met een digitaal LOVS sneller beter afstemmen op

de leerlingen in de klas. Er kunnen bijvoorbeeld uitdraaien gemaakt worden in de vorm van

PDF of XLS die een goed overzicht bieden van de resultaten, er kan een digitaal rapport worden

opgesteld etc. Dit is belangrijk, omdat opbrengstgericht werken op groepsniveau bepaald wordt

door een goede afstemming van het onderwijsleerproces (aanbod, tijd, instructie en verwerking)

op de onderwijsbehoeften van de leerlingen en vanzelfsprekend door goed didactisch handelen

van de leraren (Inspectie van het Onderwijs, 2010).

Essentieel voor het verbeteren van leerresultaten is een goede kwaliteitszorg, waarbij scholen

een opbrengstgerichte cultuur uitstralen, hun leerresultaten gedurende de schoolperiode

regelmatig analyseren en hieruit conclusies trekken (Inspectie van het Onderwijs, 2010). Door

de opbrengstgerichte cultuur van de Werenfridus te verhogen door opbrengstgericht te werken,

is het dus mogelijk om betere leerresultaten te behalen. Door het gebruik van een digitaal LOVS

kunnen er veel belangrijke factoren die nodig zijn voor een opbrengstgerichte cultuur (zie

subparagraaf 2.3.), worden verkregen. Het gebruik van deze leerlingvolgsystemen kan daarna

leiden tot een vermeerdering van opbrengstgericht werken in de klas. Voornamelijk bij de fasen

van registreren en analyseren in de evaluatieve cyclus speelt het LOVS een rol, omdat de

gegevens in het digitale LOVS kunnen worden geregistreerd op een overzichtelijke manier.

Alle gegevens bevinden zich dan op één plek. Vervolgens kan met behulp van de gegevens uit

de LOVS geanalyseerd worden door grafieken en tabellen uit te lezen. Met behulp van een

LOVS kan de leerkracht goed inzetten op convergente differentiatie (zoals beschreven in

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 20

subparagraaf 2.3.), omdat de drie niveaus goed zichtbaar worden bij de vierde stap van de

evaluatieve cyclus (analyseren en interpreteren van gegevens). De hierboven beschreven

theoretische informatie kan gebruikt worden om het belang van een LOVS uit te leggen aan

leerkrachten, maar ook om te onderzoeken hoe en of LOVS op dit moment al zo ingezet wordt.

2.6. Kennis en vaardigheden

In deze subparagraaf zullen de kennis en vaardigheden worden beschreven die nodig zijn om

opbrengstgericht te kunnen werken middels het gebruik van een LOVS.

Er zijn in dit onderzoek verschillende bronnen geraadpleegd, waarin factoren van OGW naar

voren kwamen op het gebied van planning, tijdens de lessen en horende bij de evaluatie. Naast

de hierboven beschreven bronnen van de Inspectie van het onderwijs en de SLO, is volgens

Hattie (2009) een adequate afstemming op onderwijsbehoeften van leerlingen van belang bij

OGW, net zoals het herhaaldelijk korte tijd oefenen van vaardigheden in plaats van één keer

lange tijd, het afwisselen van onderwijsstrategieën, het aanleren van metacognitieve strategieën,

zelfstudievaardigheden en leerstrategieën en het evalueren van lessen.

Marzano (2007) stelt dat het zorgen voor een goed leerstofaanbod, het identificeren van

overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen, voorkennis activeren met vragen,

aanwijzingen en kapstokken, het stellen van doelen en daar feedback aan verbinden, leerlingen

zichzelf laten beoordelen na afronding van een leeractiviteit en het formuleren van

vragen/hypotheses en hypotheses testen factoren zijn die gericht zijn op OGW.

Daarnaast heeft onderzoek van Veenman (1998) aangetoond dat het aanbieden van veel en

gevarieerde leerstof bijdraagt aan opbrengstgericht werken in de klas.

Bovendien heeft onderzoek van Hattie en Timperly (2007) aangetoond dat feedback geven en

het bespreken van diagnostische toetsgegevens met leerlingen bij kan dragen aan de verbetering

van het onderwijs door opbrengstgericht te werken.

De geformuleerde doelen, opgesteld middels de in subparagraaf twee beschreven bevindingen

van Ros en Timmermans (2010), moeten worden vertaald naar het toepassen van de nieuwe

inzichten in de les. De leerkracht werkt naar aanleiding van de doelen een passende les uit,

waarbij hij let op de didactische werkvormen, benodigde materialen, de organisatie van de

leeractiviteiten, de groepering van de leerlingen etc. De leerkracht speelt een belangrijke rol in

het proces. De leerkracht moet voortdurend checken of de leerlingen de doelen behalen en hoe

hij de leerlingen hier effectief bij kan helpen (Vermeulen & Ros, 2009). Het is dan ook

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 21

belangrijk dat de leerkracht beschikt over goede onderzoekende en reflecterende vaardigheden

(Vermeulen & Ros, 2009).

De hierboven beschreven onderzoeken hebben overigens meerdere factoren onderzocht, maar

de onderzoeker heeft slechts de voor dit onderzoek relevante gegevens beschreven. De

informatie die in deze subparagraaf is beschreven, zorgt ervoor dat er onderzoek gedaan kan

worden naar de kennis en vaardigheden die nodig zijn om opbrengstgericht te werken in de

klas. Op basis van bovenstaande factoren kan worden beschreven welke factoren er reeds

aanwezig zijn en wat de leerkrachten nog nodig hebben op het gebied van kennis en

vaardigheden om het opbrengstgericht werken in de klas optimaal in te kunnen zetten en te

benutten met gebruik van Parnassys.

Kennis en vaardigheden die de leerkrachten nodig hebben – en die ook leidraad zijn bij de

gestuurde vragen inzake dit onderzoek- om opbrengstgericht te werken, zijn te vinden in bijlage

1 (Punten van OGW: Kijkwijzer).

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 22

3. Methode

3.1. Type onderzoek

Er zijn verschillende typen onderzoek. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van

ontwerpgericht onderzoek, omdat het verbeteren van de praktijkproblemen en de eigen

professionalisering een centrale rol speelt. De onderzoeker zal bovendien gericht samenwerken

met de leerkrachten, wat het geen actieonderzoek maar een ontwerpgericht onderzoek maakt.

Ontwerpgericht onderzoek vraagt namelijk om meer collaboratief en participatief onderzoek

waarbij onderzoekers heel gericht samenwerken met leraren (Wang & Hannafin, 2005).

Ontwerpgericht onderzoek kent overeenkomst met evaluatieonderzoek: het vereist iteratieve

verfijning van ontwerp en theorie. Dit leidt tot het opnemen van evaluatie als een van de

belangrijkste onderzoeksmethoden (Van den Akker, 1999). Evaluatieonderzoek heeft wel als

doel het verbeteren van het gebruik van het ontwerp, maar niet het genereren van overdraagbare

theorie en het versterken van het leerproces van betrokken leraren.

Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek, daar er gekeken wordt naar waarnemingen en

achterliggende overtuigingen van mensen. Naar aanleiding van een gesprek/interview dat

gestructureerd is met behulp van een aantal richtvragen op basis van literatuuronderzoek, kan

achterhaald worden hoe de leerkrachten denken over Parnassys en in hoeverre zij tevreden zijn

met de pilot in groep 5. In hoeverre Parnassys volgens de ondervraagden kan helpen om

opbrengstgericht te werken, kan dus achterhaald worden met behulp van semi-gestructureerde

interviews. De informatie kan op deze manier op een open manier worden verzameld, terwijl

er ook gerichte vragen kunnen worden gesteld die wellicht onbewuste behoeften naar boven

kunnen halen op basis van de theorie. Verschillende denkwijzen, indien aanwezig, kunnen op

deze manier worden geconstateerd en beschreven. De vragenlijst in bijlage 1 zal door de

onderzoeker gebruikt worden als kijkwijzer bij opbrengstgericht werken. De kijkwijzer is

opgesteld naar aanleiding van de theorie over opbrengstgericht werken, met stellingen die

tevens worden gebruikt door de Inspectie van Onderwijs. Slechts de stellingen die relevant zijn

voor dit onderzoek op deze school en in deze situatie, zijn toegevoegd. Nadat de interviews zijn

gehouden, zal er tevens worden geobserveerd. Dit is om te constateren of de ondervraagden

doen wat ze zeggen (of zij de waarheid hebben verteld en niet sociaal-wenselijk geantwoord

hebben). In groep 5 wordt onderzocht of er een match is met het gebruik van LOVS en

opbrengstgericht werken. Naar aanleiding van deze pilot kan vervolgens gericht advies worden

gegeven, welke later wellicht ook van toepassing kan zijn voor andere groepen.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 23

Onder het kopje ‘onderzoeksmethode(n) en instrumenten’ is per praktische deelvraag

beschreven hoe de methodiek, dataverzameling en analyse zich zullen voltrekken.

3.2. Onderzoeksmethode(n) en instrumenten

Voor het onderzoek worden interviews, vragenlijsten en observaties vanuit de stageschool

gebruikt, naast de beschrijvingen vanuit de literatuur. Het is in dezen een kwalitatief

ontwerpgericht onderzoek (zonder ‘harde’ cijfers, gericht op anderen).

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het waarderingskader opbrengstgericht werken

(Inspectie van het Onderwijs, 2010), waarvan de onderdelen zijn gebruikt die gericht zijn op

opbrengstgericht werken in de klas en het gebruik van een digitaal LOVS (zie bijlage 1).

Hiermee kunnen de kwaliteitsaspecten van opbrengstgericht werken worden beoordeeld door

gerichte vragen te stellen in de interviews.

De onderzoeksvraag was: “Op welke wijzen kan de inzet van Parnassys bijdragen aan het

verbeteren van het onderwijs door opbrengstgericht te werken binnen de Werenfridus

basisschool in groep 5 op het gebied van spelling?”.

De theoretische deelvragen waren:

1. Wat betekent ‘opbrengstgericht werken (OGW)’?

2. Wat zijn kenmerken van opbrengstgericht werken?

3. Welke methodieken worden in het primair onderwijs gebruikt om opbrengstgericht werken

te stimuleren?

4. Op welke wijzen kan een LOVS bijdragen aan het verhogen van de opbrengstgerichte

cultuur?

5. Welke kennis en vaardigheden hebben leerkrachten nodig om middels het gebruik van een

LOVS de opbrengstgerichte cultuur in hun klas te verhogen?

Per praktische deelvraag betekent dit het volgende voor de procedure:

1. In hoeverre is er sprake van opbrengstgericht werken binnen de Werenfridus basisschool

in groep 5 op het gebied van spelling?

Methodiek Dataverzameling Analyse

Semi-gestructureerde

interviews &

Observaties

Dit zal worden onderzocht door het

afnemen van semi-gestructureerde

interviews door de onderzoeker bij de

leerkrachten, IB-er en directeur van de

school. Er wordt gebruik gemaakt van

Uit de interviews komen meningen en

ervaringen naar voren die zullen

worden beschreven. In groep 5 zullen

de leerkrachten extra geobserveerd

worden door de onderzoeker tijdens

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 24

In groep 5 ook na de pilot

een semi-gestructureerd

interview.

De kijkwijzer in bijlage 1

zal gebruikt worden om

vragen te sturen als het

gaat over

opbrengstgericht werken.

open vragen, waarbij de eigen mening en

ervaring kan worden beschreven.

Bovendien worden er gerichte vragen

gesteld in het kader van aspecten van

opbrengstgericht werken en de eventuele

bijdrage van Parnassys hierbij. De

vragen zullen zich richten op kenmerken

van OGW uit literatuur. Vervolgens zal

worden geobserveerd in hoeverre de

gegeven antwoorden overeenkomen met

wat er in de klas gebeurt.

het gebruik van Parnassys en na de

pilot zal weer een interview

plaatsvinden om te kunnen

beschrijven wat de ervaringen zijn en

in hoeverre er opbrengstgericht

gewerkt wordt. Dit laatste zal in dit

onderzoek uitgewerkt worden op het

gebied van spelling.

2. In hoeverre speelt Parnassys reeds een rol in de onderwijscyclus?

Methodiek Dataverzameling Analyse

Vragenlijsten

invullen en

interviewen:

Gebruik

Parnassys.

(Bijlage 2).

Hiervoor zal een vragenlijst

worden opgestuurd naar de

leerkrachten. Deze kunnen zij

zelf invullen door korte

antwoorden te geven. De

antwoorden zullen later

verwerkt worden in het

onderzoek naar verdere

behoefte(n) op het gebied van

opbrengstgericht werken met

behulp van Parnassys en in het

ontwerp van de pilot. Hierdoor

kunnen behoeften sneller boven

water komen en kan er passend

advies worden gegeven per

leerkracht en groep.

De respons was groot: alle

leerkrachten hebben uiteindelijk

de vragenlijst ingevuld.

Sommigen de eerste keer,

anderen na een paar keer vragen.

Naar aanleiding van de

ingevulde vragenlijsten, zal in

een vergadering de vraag worden

Per ingevulde vragenlijst krijgt de medewerker

één ‘punt’ per positief antwoord (= ja, ik maak

hier gebruik van). De overige vragen zijn

bedoeld om de open houding van de

medewerker t.o.v. het implementeren van het

LOVS te bevorderen door een beroep te doen

op het gevoel van autonomie. Er zijn maximaal

11 punten te behalen en het minimum is nul.

Door de lijst met de vragen ‘gebruikt u..’ af te

nemen, kan worden bepaald in hoeverre er bij

de 0-meting reeds gebruik wordt gemaakt van

Parnassys door alle klassen. (Bij de pilot in

groep 5 wordt dan elk onderdeel vervolgens

gebruikt). In de resultaten van het onderzoek

zal worden beschreven welke groep en welke

leerkrachten welke punten gebruiken. Om een

(eventueel) verschil aan te kunnen geven bij de

start, zullen ook de punten worden beschreven

per leerkracht. Dit zou namelijk eventueel van

pas kunnen komen bij het advies. De resultaten

zullen worden weergegeven in een tabel en

waar dit niet mogelijk is, zullen de resultaten

talig worden beschreven.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 25

gesteld in hoeverre de

leerkrachten het nut inzien van

Parnassys en waarvoor zij dit

systeem vooral willen gebruiken

(waar liggen de motivaties van

de leerkrachten op dit punt nu,

naar aanleiding van het invullen

van de vragenlijsten?). De

vergadering is een van de

‘gewone’, steeds terugkerende

schoolvergaderingen. De vragen

zullen als onderdeel van de

agenda worden ingediend bij de

directeur.

Er zal woordelijk worden beschreven wat er in

de vergadering is geantwoord op de gestelde

vragen naar aanleiding van de ingevulde

vragenlijsten.

3. Welke behoefte(n) hebben de leerkrachten van groep 5 en de directie van de school op

het gebied van OGW en hoe zien zij de rol van Parnassys in het stimuleren daarvan?

Methodiek Dataverzameling Analyse

Interviews (semi-

gestructureerd)

Dit wordt onderzocht door middel

van een semi-gestructureerd

interview, waarbij open vragen en

gerichte vragen (met kenmerken

van OGW vanuit de literatuur)

zullen worden gesteld. Er wordt

onderzocht of meningen

overeenkomen of verschillen.

De diverse antwoorden zullen worden

gescoord, waarna er een top kan worden

gemaakt van de meest gegeven antwoorden.

De antwoorden zullen vervolgens beschreven

worden in de resultaten van het onderzoek.

Op die manier kan worden beschreven welke

behoeften er zijn op de Werenfridus als het

gaat om Parnassys en ook hoe de

ondervraagden graag zien dat dit leidt tot het

stimuleren van opbrengstgericht werken.

Op basis van de resultaten van de vorige deelvragen, zal er een pilot worden ontworpen: vanuit

deelvraag 1,2 en 3 zal duidelijk worden in hoeverre er reeds sprake is van OGW in groep 5, in

hoeverre Parnassys reeds gebruikt wordt in de onderwijscyclus van groep 5 en welke

behoefte(n) er zijn op het gebied van OGW en het gebruik van Parnassys hierbij. Daar waar er

nog verbeteringen mogelijk zijn, en daar waar er behoefte is, zal de pilot uitkomst bieden om

de werkzame factoren die kunnen zorgen voor verbetering van het onderwijs, bloot te leggen.

Hierna zal geëvalueerd en bijgesteld worden, waarna de volgende cyclus volgt. Adviezen zullen

worden gegeven en de school zal zelf het verdere onderzoek generaliserend naar de overige

groepen oppakken.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 26

4. Wat hebben de leerkrachten nodig op het gebied van kennis, vaardigheden en

randvoorwaarden, naar aanleiding van de pilot, om Parnassys optimaal in te zetten en te

benutten?

Methodiek Dataverzameling Analyse

Interviews (semi-

gestructureerd)

In groep 5 op het gebied van spelling zal

een pilot worden gedaan met het gebruik

van Parnassys om te zien of dit bijdraagt

aan het opbrengstgericht werken.

Daartoe zal er in groep 5 een

eindonderzoek worden gedaan door

nogmaals hetzelfde semi-gestructureerde

interview af te nemen en de uitkomsten

te vergelijken. Er wordt onderzocht of

het gebruik van Parnassys heeft

bijgedragen aan het opbrengstgericht

werken in de klas en er wordt beschreven

wat de ervaringen van de leerkrachten

zijn. Bovendien zal worden gevraagd

hoe het opbrengstgericht werken is

toegepast in de lessen spelling in groep

5. Dit zal tevens, weer met dezelfde

achterliggende gedachte, worden

geobserveerd door de onderzoeker. Hier

worden twee leerkrachten bij betrokken

tijdens dit onderzoek.

Per medewerker zal worden bepaald

wat hij of zij nodig heeft. De meest

voorkomende behoeften zullen

worden aangepakt in groepsvorm in

de vorm van een training (met een

casus), de overige met persoonlijke

begeleiding. Verder zullen ook

eventuele overige antwoorden worden

beschreven die relevant lijken voor het

vervolg van het gebruik van Parnassys

op de Werenfridus.

De instrumenten zijn als volgt opgesteld:

In bijlage 1 is de kijkwijzer te vinden die gebruikt is tijdens de interviews om vragen te sturen.

Bij ieder kenmerk van opbrengstgericht werken is aangegeven vanuit welke theorie het inzicht

afkomstig is. De achtergrond van deze theorie is verder uitgeschreven in de theoretische

verkenning. De kijkwijzer is ingedeeld op volgorde van voorkomen in de lessen: planning,

tijdens de les en evaluatie. Op die manier kan de kijkwijzer ook makkelijk gebruikt worden bij

de observaties.

In bijlage 2 is de vragenlijst over het gebruik van Parnassys te vinden. Deze is opgesteld door

de mogelijkheden binnen Parnassys te onderzoeken (zelf proberen, overleg met ICT, overleg

met andere scholen die verder zijn met het gebruik van Parnassys door de onderzoeker en

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 27

natuurlijk de theoretische verkenning rondom LOVS en Parnassys) en deze vervolgens te

vertalen naar vragen met de opstelling: ‘Gebruikt u Parnassys om…’? Daarnaast is gekeken

naar de frequentie van het gebruik (vraag één), of de leerkrachten de gegevens op een andere

manier wel registeren, in hoeverre de leerkrachten denken dat Parnassys kan bijdragen aan beter

onderwijs en of zij op de hoogte zijn van een aantal toekomstige mogelijkheden van het digitale

leerlingvolgsysteem.

3.3. Participanten

3.3.1. Onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep betreft in eerste instantie de leerkrachten van groep 5, directie van de

school van de opdrachtgever en IB-er. In tweede instantie (bij een relevant resultaat en door de

school zelf verder opgepakt) ook de overige leerkrachten op de school. Vanzelfsprekend

worden andere betrokkenen (leerlingen, ouders etc.) hier indirect bij betrokken door

resultatenmonitoring en verandering in resultaten. De leerkrachten, directie en IB worden direct

betrokken bij het onderzoek door interviews en vragenlijsten. De vragenlijsten zullen ter

voorbereiding op de uitkomsten van dit onderzoek ook worden afgenomen bij de andere

leerkrachten en groepen (zie Tabel 1). De school pakt dit later zelf verder op. In dit onderzoek

zullen alleen de resultaten worden beschreven wat betreft groep 5.

Tabel 1. Gegevens van leerlingen en medewerkers school opdrachtgever.

Groep Aantal

leerlingen

Leerkracht(en)* Leeftijden

leerkrachten

Aantal jaar

ervaring

leerkrachten

1&2 A 23 3 42, 36, 32 22, 17, 7

1&2 B 18 2 46, 38 25, 20

3 20 2 48, 62 29, 43

4 19 2 52, 37 25, 16

5 24 2 36, 27 15, 1

6 29 1 55 34

7a/b 34 3 35,49,34 15, 28, 13

8 31 1 38 18

totaal 198 16 nvt nvt

*NB. Sommige leerkrachten staan voor meerdere groepen. In deze tabel zijn zij 1 keer mee

geteld.

Overige medewerkers die zullen worden gevraagd deel te nemen aan het onderzoek door

middel van interviews en het invullen van vragenlijsten, zijn:

- De directeur: 39 jaar ervaring in het onderwijs als leerkracht, IB-er, crisismanager en

directeur op zowel scholen met regulier basisonderwijs als het SBO.

- De Intern Begeleider (IB-er): 28 jaar ervaring in het onderwijs als leerkracht en IB-er.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 28

Er is voor gekozen om deze twee medewerkers tevens te betrekken, omdat zij ook veel te maken

hebben met het invoeren van ICT, implementeren van een LOVS en de gang van zaken rondom

de leerlingen op school. Zij kunnen hierdoor een relevante bijdrage leveren aan het onderzoek.

3.3.2. Medewerking participanten

In deze subparagraaf zal uitgeweken worden over het onderwerp motivatie, omdat dit iets is dat

nodig is bij de leerkrachten om überhaupt te beginnen met iets nieuws. Er zal worden uitgelegd

hoe de betrokkenheid wordt vergroot in dit onderzoek.

Om ervoor te zorgen dat de leerkrachten op de Werenfridus genoeg gemotiveerd zijn voor het

beantwoorden van vragen in vragenlijsten en interviews en om de pilot in groep 5 op een goede

manier te voltooien, wordt gebruik gemaakt van het inzicht dat Simon Sinek (2011) duidelijk

heeft gemaakt: vanuit het ‘why’ via het ‘how’ naar het ‘what’. Eerst de motivatie, dan het proces

en vervolgens het product (zie de afbeelding hieronder). Motivatie kan worden verhoogd door

een beroep te doen op competentie, autonomie en relatie (Deci & Ryan, 1985; 2000). Hiertoe

zullen de behoeften van de leerkrachten op het gebied van Parnassys en het opbrengstgericht

werken in de klas worden beschreven en meegenomen in het onderzoek. Er wordt dus met de

leerkrachten mee gedacht en zij zijn echt onderdeel van het onderzoek (eigenaarschap). De

laatste subparagraaf zal ten slotte een korte uitleg geven over de praktische kant van dit

onderzoek.

Figuur 2. Why, how, what: de gouden cirkel (Simon Sinek, 2011).

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 29

4. Resultaten Naar aanleiding van de interviews, met deels gestuurde vragen op basis van de theorie, zijn de

volgende punten naar voren gekomen. Deze resultaten zullen hieronder per praktische

deelvraag worden beschreven.

1. In hoeverre is er sprake van opbrengstgericht werken binnen de Werenfridus basisschool in

groep 5 op het gebied van spelling?

Op basis van een interview met de leerkrachten van groep 5 en observaties in de klas, welke

met behulp van de kijkwijzer in bijlage 1 zijn gestuurd, zijn de volgende resultaten naar voren

gekomen:

Interviews Op het gebied van planning geven de leerkrachten aan dat zij het lesaanbod nog beter kunnen

afstemmen op de leerlingen en hun manier van leren, resultaten en gedragingen. Tijdens de les

geven de leerkrachten aan dat er voornamelijk nog meer variatie mogelijk is in het aanbieden

van onderwijsstrategieën en verschillende werkvormen die afgestemd zijn op de leerlingen. Bij

de evaluatie lukt het de leerkrachten goed om directe feedback te geven, maar dit kan nog beter

worden afgestemd op de doelen. Bovendien dienen de leerlingen meer betrokken te worden bij

het evalueren. De analyse en interpretatie van de resultaten kan kritischer worden uitgevoerd.

De leerkrachten geven aan hier niet altijd de tijd voor te nemen, welke zij wel nodig hebben

voor deze relatief lastige taak.

Uitleg over de verbeterpunten, die eventueel met Parnassys kunnen worden gerealiseerd, is voor

dit onderzoek relevant. Hiertoe zullen deze punten hieronder worden uitgeschreven zoals zij

besproken zijn in de interviews en aangegeven zijn door de leerkrachten:

Met behulp van Parnassys denken de leerkrachten verbeterpunten op het gebied van planning

te kunnen realiseren door het systematisch en overzichtelijk invoeren van (toets)gegevens,

waarna er grafieken kunnen worden uitgedraaid die gemakkelijk te analyseren zijn. Hierdoor

kan vervolgens beter worden afgestemd op de leerling, het leerstofaanbod en achterstanden. Dit

kan worden bijgehouden op de leerlingkaart en er kunnen handelingsplannen worden gekoppeld

aan individuele leerlingen.

Tijdens de lessen, in dit onderzoek specifiek gekeken naar groep 5 op het gebied van spelling,

gaat er al veel goed. Het verschil tussen leerkracht 1 en 2 lijkt te liggen in de

ondersteuningsmogelijkheden in de klas (extra handen). De leerkrachten geven aan zich nog

verder te willen professionaliseren als het gaat om onderwijsstrategieën, variatie in

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 30

werkvormen, zelfstandigheid van de leerlingen en hoge verwachtingen. Als verklaring hiervoor

geven zij aan dat er sinds dit jaar gebruik wordt gemaakt van een nieuwe methode (STAAL),

waar de leerkrachten en leerlingen even aan moet wennen. Daardoor komt het werken aan

bovenstaande kenmerken van OGW nog niet echt van de grond bij spelling. Via Parnassys zou

gekeken kunnen worden naar de leerlingen en hun gedrag en resultaten, zowel als

groep/groepen en als individu, denken de leerkrachten. Hier kunnen vervolgens strategieën en

werkvormen op worden afgestemd: wat lijkt het beste te passen bij deze klas? Ook mogen de

leerlingen meer zelfstandig aan het werk worden gezet, opdat zij actief bezig zijn met de stof.

Hoge verwachtingen is meer intern bij de leerkracht, maar als gekeken wordt naar de

gemiddelde vooruitgang van de klas nu op het gebied van spelling (via Parnassys), dan kan

worden gesteld dat er daadwerkelijk hoge verwachtingen mogen zijn, zeggen ze.

Op het gebied van evaluatie is er nog winst te behalen: het eigen maken van steeds weer

feedback geven en evalueren met de leerlingen is zich nog aan het voltrekken. De leerkrachten

geven aan dat dit relatief nieuw is voor hen en nog niet is geautomatiseerd in hun

‘leerkrachtsysteem’. Het bespreken van toetsgegevens met de leerling zelf gebeurt nog te

weinig, vinden ze: de lesevaluatie wordt regelmatig overgeslagen in verband met de tijd (er

wordt bijvoorbeeld alleen kort iets over het volume gezegd), gegevensregistratie betreft slechts

het broodnodige, de analyse en interpretatie van gegevens kan beter (‘soms zien we door de

bomen het bos niet meer’) en het op schoolniveau bespreken van de jaarlijkse gegevens en

kwaliteit geschiedt door een korte evaluatie op basis van geregistreerde gegevens. Hypotheses

worden niet specifiek getoetst (‘al hebben we die wel in ons hoofd’). Al met al geven de

leerkrachten aan dat zij dit nog niet eigen hebben gemaakt, hier te weinig tijd voor hebben en/of

hier nog betere vaardigheden behoeven (bijvoorbeeld hoe je een analysekaart maakt en uitleest

via Parnassys).

Observaties Op basis van de observaties in de klas kan worden gesteld dat deze in redelijke mate

overeenkomen met de ervaringen en meningen van de leerkrachten. Het is duidelijk dat de

leerkrachten zich bewust zijn van de manier waarop zij lesgeven: zij maken gebruik van het

IGDI-model op het bord, geven directe feedback, procesgerichte feedback, positieve feedback

etc. De leerkrachten vergeten echter soms de evaluatie samen met de leerlingen. Soms gaat de

evaluatie alleen over het gedrag en soms ontbreekt de evaluatie in zijn geheel. Af en toe

evalueert de leerkracht zelf, zonder de mening van de leerlingen erbij te betrekken. Leerlingen

die in het plusschrift werken en meer uitdaging nodig hebben, worden in de praktijk vaak niet

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 31

goed begeleid volgens plan. De leerkrachten kiezen dan voor extra instructie bij de zwakkere

leerlingen en hebben geen tijd meer om deze meerkunners te begeleiden (naast de rondes die

wel goed gelopen worden, maar dit zijn vlotte vragen). Bij meer zelfstandig werken, is er meer

ruimte voor ten minste drie verschillende niveaus. Dit is de laatste vier lessen gerealiseerd door

het inkorten van de algemene instructie en het overslaan van (herhalings)dictees voor de

plusgroep. Er moet vaak snel weer worden overgegaan op de volgende les: de leerkrachten

geven ook aan een (te) strakke planning te hebben. Er wordt over het algemeen ‘klassikaal’ les

gegeven. Deze bevindingen zijn consequent over twintig lessen spelling te zien. Dit is af te

lezen in onderstaande grafiek.

Grafiek 1. Observaties twintig lessen.

1 = kwam niet voor, 2 = kwam wel voor

2. In hoeverre speelt Parnassys reeds een rol in de onderwijscyclus?

Deze deelvraag is onderzocht door het afnemen van een vragenlijst over het gebruik van

Parnassys bij zestien respondenten op de Werenfridus. Er zijn vragen opgenomen over het al

dan niet gebruiken van een mogelijkheid die Parnassys biedt, alsook over vragen of de

leerkracht al dan niet weet dat er gebruik kan worden gemaakt van een mogelijkheid van

Parnassys (zie bijlage 2).

0

0,5

1

1,5

2

IGDI model Feedback Drie niveaus Evaluatie gedrag Evaluatie les

Observaties 20 lessen

Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Les 9 Les 10

Les 11 Les 12 Les 13 Les 14 Les 15 Les 16 Les 17 Les 18 Les 19 Les 20

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 32

Tabel 2. Gebruik Parnassys bij start onderzoek.

Gebruik Parnassys start 1** 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

invoeren leerlinggegevens 1* 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

absentie 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

didactische resultaten 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

soc.-emo. 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

GP HP 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

obs./notities 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

e-mails 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Wist u groepsplattegrond 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Wist u digitaal rapport 1 1 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

Wist u overzichten 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0

totaal 5 3 2 2 2 2 5 3 3 3 3 3 3 3 3 3 * 0 = nee, 1 = ja.

** leerkrachten (anoniem).

Rood= groep 5 (leerkracht 1 en leerkracht 2).

In bovenstaande tabel is te zien dat er nog weinig gebruik wordt gemaakt van Parnassys op de

Werenfridus. Iedereen gebruikt het systeem om absentie en leerlinggegevens in te voeren,

sommigen weten dat er een groepsplattegrond gemaakt kan worden en totaaloverzichten, iets

meer leerkrachten weten dat er ook een digitaal rapport uit te draaien is. Niemand maakt van

dit laatste echter al gebruik. Wel geeft de overgrote meerderheid aan dat zij dit zouden willen.

Er wordt nog geen gebruik gemaakt van de overige in deze vragenlijst specifiek benoemde

mogelijkheden van Parnassys.

De leerkrachten geven bij navraag in een vergadering aan dat de wil van de leerkrachten om

Parnassys te gebruiken er wel is, omdat zij de mogelijkheden en voordelen ervan inzien, maar

dat zij in stapjes willen werken en de prioriteit geven aan opties binnen Parnassys die ervoor

kunnen zorgen de tijdsdruk te verminderen, zoals een digitaal rapport. De leerkrachten zijn bang

om te veel taken erbij te krijgen, terwijl er niets geschrapt wordt. Deze taak maakt het

waarschijnlijk wel makkelijker en sneller, waardoor de leerkrachten er positief tegenover staan

en willen beginnen aan (o.a.) een digitaal rapport.

3. Welke behoefte(n) hebben de leerkrachten van groep 5 en de directie van de school op het

gebied van OGW en hoe zien zij de rol van Parnassys in het stimuleren daarvan?

Middels interviews zijn de bevindingen van de eerste deelvragen gepresenteerd en is er

gevraagd welke behoeften er zijn. Het gebruikte interviewprotocol is in de bijlage van dit

onderzoek te vinden (bijlage 3).

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 33

Interviews Op het gebied van de planning zijn er volgens de leerkrachten van groep 5 behoeften om het

aanbod nog beter af te stemmen op de onderwijsbehoeften van leerlingen. Nu zijn de

plusleerlingen vaak zelfstandig bezig met een extra boekje en zij kunnen beter en meer begeleid

worden bij deze verrijking. De zorgleerlingen krijgen vaak extra instructie volgens de methode,

maar zouden wellicht gebaat zijn bij een andere manier van onderwijzen. Dit kan in de klas

(nog) niet mogelijk gemaakt worden in verband met de lestijd en soms ook de benodigde

materialen.

Bovendien willen de leerkrachten bij het onderdeel ‘nemen van beslissingen’ meer gebruik

maken van hun analytische vermogen. De plannen worden gemaakt op basis van de Cito-scores,

maar er zou eigenlijk tijd moeten worden gemaakt om echt naar de leerling te kijken. Niet alleen

de Cito-scores, maar ook de methodegebonden toetsen, het sociaal-emotionele welbevinden, de

manier van leren, het strategiegebruik en andere relevante factoren zouden in acht moeten

worden genomen bij het nemen van beslissingen (óók in het begin van het jaar als de leerkracht

de leerlingen nog niet kent). De leerkrachten krijgen steun van de IB-er om een grondige

probleemanalyse te maken bij achterstanden. Dat is fijn, want op die manier lukt het hen goed.

Tijdens de lessen zouden de leerkrachten van groep 5 zich graag nog professionaliseren op het

gebied van afwisseling van onderwijsstrategieën, leerstof en werkvormen. Ze zijn zich ervan

bewust dat niet elke leerling op dezelfde manier leert. Op deze school wordt voornamelijk

klassikaal les gegeven en daar willen de leerkrachten, ook naar aanleiding van de theorie, meer

afwisseling in aanbrengen. De leerlingen mogen vaker ervaring opdoen met metacognitieve

strategieën en zelfstudievaardigheden. Zij zijn nog erg afhankelijk van de leerkracht. Een

nieuwe methode, Blink, stuurt erg aan op deze ‘nieuwe vaardigheden’ en veel leerlingen vinden

het dan ook lastig om zelf oplossingsgericht te denken over leerstof die voornamelijk bij Blink

op die manier wordt aangeboden. Er mag meer worden geoefend met deze vaardigheden tijdens

de lessen en er mogen meer activerende werkvormen voorkomen in de lessen. Zeker op het

gebied van spelling geven de leerkrachten aan te worstelen met de nieuwe methode (STAAL),

welke zij overigens een goede methode vinden en de leerlingresultaten gaan ook flink vooruit,

maar zij geven erg klassikaal les bij spelling. De methode willen zij meer in de vingers krijgen,

waarna zij ook kunnen experimenteren met allerlei afwisseling tijdens de lessen spelling. Zij

gaan dit in elk geval alvast wel toepassen bij bestaande methoden van andere lessen.

Wat betreft het evalueren is er nog een grote stap te maken volgens de leerkrachten. Zij geven

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 34

aan al goed, directe en procesgerichte, positieve feedback te geven. Zij geven echter ook aan

dat zij na de les niet altijd evalueren samen met de leerlingen. De behoefte is dat leerlingen zelf

inzicht krijgen in hun sterke en zwakke punten (niet alleen op het gebied van lesstof, maar ook

ten aanzien van hun gedrag). De leerkrachten zien in dat zij hier zelf een grote rol bij spelen en

willen het evalueren samen met de leerlingen dan ook veel aandacht geven de komende tijd.

Diagnostische toetsgegevens zullen zij met de leerlingen gaan bespreken (individueel), er zullen

doelen worden opgesteld (gestuurd door de leerkracht) samen met de klas, leerlingen zullen

vaker zichzelf mogen beoordelen op het gebied van gedrag, leerlingen kunnen zelf nakijken en

de gegevens zullen worden opgeslagen en bijgehouden in Parnassys.

Op basis van de semi-gestructureerde interviews kan over het algemeen worden gesteld dat de

behoeften van de leerkrachten van groep 5 zich richten op een overzichtelijk systeem (alles

bevindt zich op één plek en navigeren tussen leerlingen en resultaten is gemakkelijk) en het

verbeteren van het onderwijs (betere analyses kunnen maken). De leerkrachten willen

bovendien een duidelijk en makkelijk werkend systeem dat weinig tijd kost: het administreren

kost nu veel tijd, wat de werkdruk verhoogt. De directie is het hier mee eens en voegt daar aan

toe dat resultaten makkelijk te downloaden zullen zijn in grafieken en dat Parnassys analyses

op schoolniveau en bovenschools niveau ook makkelijker zou moeten maken.

Pilot De inhoud van de pilot, naar aanleiding van de resultaten van de vorige deelvragen en de

theorie, is als volgt:

Protocol voor de leerkracht om te werken in Parnassys

De stappen die in dit protocol worden beschreven, zullen worden uitgelegd door de onderzoeker

in de praktijk. Per actie die de leerkrachten moeten doen, zal de onderzoeker aan de leerkrachten

persoonlijk laten zien welke links er aangeklikt moeten worden om de actie te kunnen

bewerkstelligen.

- Gesprekjes met leerlingen (bijvoorbeeld over hun vorderingen) worden opgeslagen in

Parnassys Notes bij de leerling zelf. Dit is belangrijk volgens Marzano (2007) en wordt nog

niet gedaan.

- Observaties en vragenlijsten over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen

worden in Parnassys opgeslagen (of in elk geval een korte samenvatting van opvallendheden

hieruit). Dit wordt nog niet gedaan en is belangrijk om de sociaal-emotionele ontwikkeling in

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 35

kaart te brengen, waardoor er afgestemd kan worden op individuele onderwijsbehoeften van

leerlingen (Hattie, 2009).

- Resultaten worden in Parnassys gezet (zowel methodegebonden als niet methodegebonden

toetsen). Dit wordt nog niet gedaan en de koppeling werkt nog niet (goed), terwijl het wel

belangrijk is om af te kunnen stemmen op de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen

(Hattie, 2009) en andere beslissingen te kunnen nemen op het gebied van planning (Marzano,

2007; SLO, 2017; Inspectie van het Onderwijs, 2010).

- Groepsplannen en IHP’s worden ook in Parnassys aan de groep of leerling gehangen. Ook dit

punt is belangrijk voor het onderwijsaanbod en handelen tijdens de lessen (Hattie, 2009; Hattie

& Timperley, 2007; Marzano, 2007; SLO, 2017; Inspectie van het Onderwijs, 2010).

- Analyses worden gemaakt met behulp van de tegen die tijd geregistreerde gegevens in

Parnassys, waaruit grafieken kunnen worden gemaakt. Dit helpt bij het overzicht en het

analyseren. Uiteindelijk, als iedereen dit systeem gebruikt, kunnen er op deze manier zelfs

trends worden gezien over de jaren heen. Dit helpt de leerkracht vervolgens bij het gebruik van

de evaluatieve cyclus (SLO, 2017) en het toepassen hiervan bij de planning van de lessen, het

geven van de lessen en het evalueren.

- Er wordt een digitaal rapport opgesteld via Parnassys. Dit zal ook de tijdsdruk bij de

leerkrachten uiteindelijk verminderen, wat weer een motivatie is voor de leerkrachten om aan

deze pilot te beginnen. Komend schooljaar wordt dit door de ICT-er voor alle klassen in

werking gezet. Dit is duidelijk naar voren gekomen vanuit de leerkrachten als behoefte binnen

Parnassys en dit kan bijdragen aan het verbeteren van het punt hierboven: analyseren. Het is

namelijk een overzichtelijk rapport, waarvan de leerkracht gebruik kan maken om de

evaluatieve cyclus (SLO, 2017) te voltooien en opnieuw te beginnen. Dit zorgt dan voor een

beter inzicht in het handelen tijdens de lessen en het bijstellen van het onderwijs middels de

kenmerken van opbrengstgericht werken beschreven in de literatuur (Hattie, 2009; Hattie &

Timperley, 2007; Marzano, 2007; SLO, 2017; Inspectie van het Onderwijs, 2010).

Protocol voor de verhoging van opbrengstgericht werken in de les

- Het herhaaldelijk korte tijd oefenen van vaardigheden in plaats van één keer lange tijd (Hattie,

2009) wordt in de methode reeds geregeld. De leerkrachten blijven zich aan de methode houden

en zullen automatisch doorgaan met deze factor.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 36

- Het afwisselen van onderwijsstrategieën (Hattie, 2009) zal meer gebeuren: er worden kaartjes

gemaakt per thema over de lesstof waar leerlingen in tweetallen zelfstandig mee aan de slag

kunnen en er wordt gebruik gemaakt van denk voor jezelf na-wissel uit-schrijf op als werkvorm.

Er wordt reeds visueel door middel van filmpjes, posters en hulpkaarten les gegeven, er worden

reeds dictees gegeven, liedjes gezongen (ei-rap bijvoorbeeld), versjes opgezegd, zelfstandig

verwerkt in schriften op eigen niveau en mondelinge instructie via het Digibord gegeven door

de leerkracht.

- De voorkennis activeren met vragen, aanwijzingen en kapstokken (Marzano, 2007) wordt

conform de methode reeds gedaan en zal zich op die manier blijven voortzetten.

- Het aanbieden van veel en gevarieerde leerstof (Veenman, 1998) is deels in de methode te

vinden, hoewel er ook veel herhaling voorkomt. Er is weinig tijd om hier van af te wijken. Toch

wordt deze factor meer ingezet door spelling te koppelen aan andere vakken: spelling en taal

(STAAL) zullen worden verwerkt in de voorstelling van groep 5 bij podiumkunsten, bij het

geven van presentaties wordt aandacht geschonken aan de spelling en de kaartjes mogen extra

worden geoefend na elke andere les (als de leerling klaar is).

- Het aanleren van metacognitieve strategieën, zelfstudievaardigheden en leerstrategieën

(Hattie, 2009) wordt reeds via de methode en naar eigen ervaringen en inzichten van de

leerkrachten gedaan.

- Een goede afstemming van het leerstofaanbod en de instructie (Inspectie van het Onderwijs,

2010) zal worden gerealiseerd met inachtneming van de hierboven beschreven onderdelen bij

het protocol over het gebruik van Parnassys. Hiermee wordt de planning en evaluatie in gang

gezet, welke in de lessen zal worden toegepast.

- Er zal gebruik worden gemaakt van convergente differentiatie (Inspectie van het Onderwijs,

2010) bij het zelfstandig verwerken van de stof. Er werd soms meer klassikaal les gegeven,

omdat het een nieuwe methode is. Nu is iedereen (leerkracht en leerling) er meer aan gewend

en kunnen er verschillende niveaus worden gemaakt.

- De leerlingen krijgen hulp van leerkrachten met voldoende orthodidactische kennis (Inspectie

van het Onderwijs, 2010), namelijk van de leerkracht zelf aan de instructietafel of van de IB-

er bij extra ondersteuning buiten de klas.

- Diagnostische toetsgegevens zullen worden besproken met leerlingen (Hattie & Timperley,

2007). Indien de hele klas een mooi resultaat heeft behaald of er een leerling is die het wel erg

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 37

goed heeft gedaan, zal dit klassikaal worden besproken. Andere uitslagen zullen per individu

worden besproken. Leerlingen kunnen aangeven wat hun doel is (bijvoorbeeld in DLE bij

Citotoetsen) en dan kan worden gekeken of dit gehaald is (Marzano, 2007). Er zal worden

besproken waarom het doel wel of niet behaald kan zijn. Dit zijn korte gesprekjes gedurende

de lesdag (bijvoorbeeld bij zelfstandig werken, handvaardigheid of project), waarbij de leerling

zichzelf mag beoordelen (Marzano, 2007).

- Het evalueren van lessen (Hattie, 2009) samen met de leerlingen zal iedere les worden gedaan

aan het einde van de les. Er zal worden geëvalueerd over leerlinggedrag en leerstof. Zijn de

doelen wat betreft het gedrag (bijvoorbeeld volume) en leerstof (doel van de les qua lesstof)

behaald?

Uitvoer van de pilot

De pilot is als volgt bij de leerkrachten geïntroduceerd: de onderzoeker heeft met de

leerkrachten een afspraak gemaakt om de onderzoeksresultaten tot nu toe te bespreken. Daaraan

verbonden heeft de onderzoeker verteld een aantal punten op een rijtje te hebben gezet die

uitgewerkt zijn voor de pilot. De protocollen (zie hierboven) zijn punt voor punt besproken en

uitgelegd. De leerkrachten konden eventueel vragen stellen ter verduidelijking. De leerkrachten

zijn vanaf die dag aan de slag gegaan om zich de factoren beschreven in de protocollen eigen

te maken. Gedurende de lessen is het lastig, omdat het niet is geautomatiseerd en er niet even

snel op het blaadje gekeken kan worden. Dit ging dus niet direct volgens plan. Naarmate de tijd

vorderde, zijn de leerkrachten meer en meer automatisch met het opbrengstgerichte werken

bezig geweest. Bij het invoeren in Parnassys heeft de onderzoeker steeds hulp geboden en

hebben de leerkrachten het systeem leren kennen door samen met de onderzoeker te oefenen.

De onderzoeker heeft als het ware gefungeerd als coach bij het proces: ‘dit ontbrak nog in deze

les’ of ‘dit knopje is handig bij het registreren van gegevens’. De onderzoeker is alle

spellinglessen en registreermomenten bij groep 5 aanwezig geweest gedurende twaalf dagen

tijdens het uitvoeren van de pilot.

Hieronder een woordelijke beschrijving in het kort: Alle (toets)gegevens zullen in Parnassys

(of via de gemaakte koppeling) worden ingevoerd. Er zullen grafieken en overzichten worden

uitgedraaid, die vervolgens samen met de onderzoeker zullen worden geanalyseerd op zowel

groeps- als leerlingniveau. Hier zullen de plannen en lesuitvoeringen op worden afgestemd met

inachtneming van de kenmerken van OGW volgens de kijkwijzer. Er zal specifiek worden gelet

op de evaluatie met de leerlingen in de lessen en daarna ook op de eigen evaluatie en registratie,

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 38

omdat de leerkrachten hier zelf graag extra aandacht voor wilden. De onderzoeker zal, in

verband met de tijd, helpen om alle relevante gegevens te registreren binnen Parnassys. Als die

gegevens beter paraat zijn, hoopt de school ook kwalitatief beter te kunnen evalueren.

Bovendien zal er voor één leerling een handelingsplan worden opgesteld, omdat hij te weinig

vooruitgang blijkt te boeken. Deze leerling zal vervolgens worden besproken in het OT, waar

de geregistreerde gegevens van belang zullen zijn voor de onderbouwing in het gesprek.

4. Wat hebben de leerkrachten nodig op het gebied van kennis, vaardigheden en

randvoorwaarden, naar aanleiding van de pilot, om Parnassys optimaal in te zetten en te

benutten?

Er is na de pilot een interview afgenomen volgens het protocol in bijlage vier.

De leerkrachten gaven hierin aan dat het fijn is om alles geregistreerd te hebben op één plek en

om straks met de geregistreerde gegevens en een paar klikken een digitaal rapport te kunnen

uitdraaien (alvast even uitgeprobeerd). Zij geven bovendien aan dat zij zich meer bewust zijn

van de manier van lesgeven dat zij nu doen en ook dat zij meer letten op de verschillen tussen

leerlingen (voornamelijk op het gebied van cognitie). Parnassys helpt hen ook om de resultaten

mooi in een overzicht en grafiek te hebben, waardoor zij ook in staat zijn om de

leerlingresultaten met de leerling te bespreken en deze duidelijk over te brengen. Er lijkt

volgens de leerkrachten ook meer zicht te zijn op het sociaal-emotionele welbevinden van de

leerlingen, hoewel zij ook aangeven dit zelf al wel te weten. Het is alleen, bijvoorbeeld voor

een invaller, op deze manier extra duidelijk. Alle informatie die nodig is om goed les te geven,

staat nu overzichtelijk opgesteld bij elkaar. Er hoeven geen losse briefjes meer rond te slingeren,

of losse mails te worden gestuurd, voor een overdracht tussen de duo’s: iedereen werkt in

hetzelfde document op dezelfde plek. Het kost de leerkrachten nog wel veel tijd om het systeem

goed te gebruiken en zij moeten vaak nog weer even zoeken wat waar ook alweer te vinden of

op te slaan is. De grafieken die gemaakt kunnen worden met de gegevens uit Parnassys zijn in

principe erg duidelijk voor de leerkrachten, maar zij moeten nog geholpen worden bij het

aanvinken van de gegevens die in de grafiek zichtbaar moeten zijn (of niet). Bovendien is het

lezen van een grafiek nog iets anders dan het analyseren: het vertalen van de gegevens uit de

grafiek naar de onderwijspraktijk is nog relatief lastig en tijdrovend. De bewustwording die de

leerkrachten vanuit de pilot hebben verkregen (niet per sé door Parnassys, als wel door het

ermee bezig zijn en extra aandacht geven), heeft ertoe bijgedragen dat er meer afwisseling is in

de lessen (kan nog meer) en er ook meer geëvalueerd wordt, samen met de leerlingen.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 39

Samenvattend vanuit bovenstaande resultaten en de pilot, kan worden gesteld dat de

leerkrachten nog een aantal dingen nodig hebben om Parnassys optimaal in te zetten en te

benutten:

- Een training analyseren

- Een training over de werking van Parnassys (in stapjes, snelheid verschilt per leerkracht)

- Extra tijd om in training te kunnen investeren

- Extra tijd om in administratie te kunnen investeren

- Leerkrachten moeten het zichzelf nog eigen maken om samen met leerlingen te evalueren

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 40

5. Conclusie Het doel van het onderzoek was om te weten te komen in hoeverre het LOVS Parnassys kan

bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs door opbrengstgericht te werken in groep 5 van

de Werenfridus. Naar aanleiding van de resultaten, kunnen de volgende hieronder beschreven

conclusies worden getrokken met betrekking tot de onderzoeksvraag: “Op welke wijzen kan de

inzet van Parnassys bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs door opbrengstgericht te

werken binnen de Werenfridus basisschool in groep 5 op het gebied van spelling?”.

Per deelvraag:

1. In hoeverre is er sprake van opbrengstgericht werken binnen de Werenfridus basisschool in

groep 5 op het gebied van spelling?

Op basis van de behaalde resultaten en andere geregistreerde gegevens (Marzano, 2007),

kunnen de leerkrachten van groep 5 nog beter afstemmen op de individuele behoeften van de

leerlingen in de klas (Hattie, 2009). Zij kunnen meer samen met de leerlingen evalueren tijdens

en na de lessen (Hattie, 2009). De evaluatieve cyclus (SLO, 2017) is hierbij van belang.

2. In hoeverre speelt Parnassys reeds een rol in de onderwijscyclus?

Deze vragenlijst is ook afgenomen bij leerkrachten van andere klassen. Iedereen gebruikt het

systeem om absentie en leerlinggegevens in te voeren, sommigen weten dat er een

groepsplattegrond gemaakt kan worden en totaaloverzichten, iets meer leerkrachten weten dat

er ook een digitaal rapport uit te draaien is. Niemand maakt van dit laatste echter al gebruik.

Wel geeft de overgrote meerderheid aan dat zij dit zouden willen. Er wordt nog geen gebruik

gemaakt van de overige in dit onderzoek specifiek benoemde mogelijkheden van Parnassys. In

groep 5 maken de leerkrachten aan het eind van het onderzoek wel gebruik van meerdere

mogelijkheden in Parnassys volgens het protocol van de pilot.

3. Welke behoefte(n) hebben de leerkrachten van groep 5 en de directie van de school op het

gebied van OGW en hoe zien zij de rol van Parnassys in het stimuleren daarvan?

Op basis van de semi-gestructureerde interviews kan over het algemeen worden gesteld dat de

behoeften van de leerkrachten van groep 5 zich richten op een overzichtelijk systeem (alles

bevindt zich op één plek en navigeren tussen leerlingen en resultaten is gemakkelijk) en het

verbeteren van het onderwijs (betere analyses kunnen maken). De leerkrachten willen

bovendien een duidelijk en makkelijk werkend systeem dat weinig tijd kost: het administreren

kost nu veel tijd, wat de werkdruk verhoogt. Bovendien willen de leerkrachten van groep 5

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 41

specifieke aandacht voor het evalueren met leerlingen tijdens de pilot. Hier hebben zij aan het

einde van dit onderzoek al grote stappen gemaakt (het komt al vaker voor).

Op basis van bovenstaande is een pilot ontworpen, waarna er op basis van de uitvoering een

laatste formatieve evaluatievraag wordt beantwoord:

4. Wat hebben de leerkrachten nodig op het gebied van kennis, vaardigheden en

randvoorwaarden, naar aanleiding van de pilot, om Parnassys optimaal in te zetten en te

benutten?

Wat leerkrachten in elk geval kortgezegd nog nodig hebben is een training analyseren, een

training over de werking van Parnassys (in stapjes, snelheid verschilt per leerkracht), extra tijd

om in training te kunnen investeren en extra tijd om in administratie te kunnen investeren.

Bovendien moeten leerkrachten het zichzelf nog eigen maken (automatiseren) om samen met

leerlingen te evalueren.

De algehele conclusie die uit het onderzoek naar voren is gekomen, wordt als volgt beschreven:

door toetsgegevens in te voeren in Parnassys ontstaat een mooi overzicht door de jaren heen.

Bovendien kunnen er grafieken en overzichten worden uitgelezen via Parnassys om beter in

staat te zijn op een juiste manier te analyseren. Hierbij geven de leerkrachten, IB- er en directie

echter wel aan dat zij nog een training behoeven om de kwaliteit van analyseren te verbeteren

(‘Wat zie ik nu dan precies in deze grafiek?’). Met behulp van deze analyses kan vervolgens

beter worden afgestemd op de leerlingen. Uit onderzoek van de Onderwijsinspectie blijkt dat

scholen die hun leerprestaties analyseren, en vervolgens hun onderwijs aanpassen op basis van

de uitkomsten van die analyses, inderdaad hogere opbrengsten behalen (Inspectie van het

Onderwijs, 2010). Parnassys kan in die zin helpen bij het benutten van deze kans om het

onderwijs te optimaliseren.

Verschillende onderzoeken laten zien dat scholen de mogelijkheden van digitale

leerlingvolgsystemen nog niet optimaal benutten (Meijer, Ledoux & Elshof, 2011; Visscher,

Peters & Staman, 2010). Volgens de leerkrachten op de Werenfridus ligt dat aan een aantal

factoren: voornamelijk tijd en training. Parnassys zou kunnen zorgen voor minder tijdsdruk bij

de leerkrachten door hen de tijd af te nemen die zij anders nodig zouden hebben voor het

schrijven van rapporten: deze kunnen met een druk op de knop worden uitgedraaid en resulteren

in een digitaal rapport. Deze gewonnen tijd kan vervolgens worden gebruikt om te investeren

in een goede administratie via Parnassys: alle administratie op één plek geeft overzicht.

Overzicht verlaagt dan de tijdsdruk, omdat men minder hoeft te zoeken naar gegevens. Indien

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 42

een leerkracht in het begin de tijd krijgt om zich Parnassys eigen te maken, kan deze daarna tijd

besparen voor zichzelf. Hierdoor zou de werkdruk kunnen verminderen, wat ervoor zorgt dat

de leerkracht weer alle aandacht kan hebben voor de klas. Dat komt het onderwijs ten goede.

Tot slot kan er met behulp van training voor worden gezorgd dat de leerkrachten kwalitatief

beter worden in analyseren en het gebruik van Parnassys, waardoor zij op die manier optimaal

gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van Parnassys.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 43

6. Discussie

6.1. Adviezen

De adviezen voor de school hangen samen met de bevindingen vanuit de theorie, de

vragenlijsten, de observaties en de pilot:

- Omdat de leerkrachten op de school van de opdrachtgever aangaven graag aan de slag te

willen gaan met het digitale rapport, is direct door de onderzoeker opdracht gegeven aan de

ICT-er om gegevens vanuit de Resultatenmonitor te koppelen aan Parnassys en een

mogelijkheid tot digitaal rapporteren open te zetten. Een voorbeeld van een digitaal rapport is

naar de onderzoeker gezonden om anoniem aan de leerkrachten te kunnen laten zien hoe dit

straks in zijn werk zal gaan.

- Een training analyseren: De uitgedraaide grafieken moeten op een juiste manier worden

geanalyseerd en daarna moeten de juiste mogelijkheden voor de leerling en het leerstofaanbod

gekoppeld worden aan de resultaten én de leerstrategie, het gedrag en de sociaal-emotionele

toestand van de leerling. Dit vereist zeer veel analytische vaardigheid, die niet elke leerkracht

reeds bezit. Het aanleren van goed analyseren kost bovendien tijd, tijd die de leerkrachten nu al

nauwelijks hebben. Hier dient goed naar gekeken te worden bij het starten van zo’n training.

- Een training over de werking van Parnassys (in stapjes, snelheid verschilt per leerkracht): De

werking van het systeem is nog lang niet bij iedereen bekend. Bovendien heeft niet iedereen

interesse in ICT, goede ICT-vaardigheden en ook weinig tijd om hierin te investeren. De

snelheid van het aanleren van stappen die in Parnassys kunnen worden gevolgd, verschilt dan

ook per leerkracht. Om de motivatie hoog te houden, wordt geadviseerd ook hier ‘onderwijs op

maat’ te geven. Op die manier houden snel ICT-vaardigheden lerende leerkrachten tijd over om

zich te specialiseren in iets anders en kunnen minder snel ICT-vaardigheden lerende

leerkrachten ook meedoen met het gebruik van Parnassys op een goede manier.

- Extra tijd om in training te kunnen investeren: Om in training te kunnen investeren, heeft de

leerkracht tijd nodig. Die tijd moet ergens anders vrijkomen, omdat niet alles er bíj kan.

Mogelijke oplossingen hiervoor zijn bijvoorbeeld het aanstellen van een extra leerkracht die

een dag (of meerdere dagen) over neemt per leerkracht, zodat deze de training kan volgen en/of

kan oefenen met het systeem. Of een extra (betaalde) studiedag, een vakleerkracht (gym,

handvaardigheid, muziek…) om blokken tijd vrij te maken, of een invalleerkracht.

- Extra tijd om in administratie te kunnen investeren: In het begin heeft men extra tijd nodig om

de administratie op orde te brengen (bijvoorbeeld door bovenstaande mogelijke oplossingen te

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 44

realiseren). Indien de leerkracht eenmaal door heeft hoe het werkt, is er volgens de onderzoeker

niet direct extra tijd nodig dan de tijd die er voor staat om te administreren (lees: Als die tijd

hier ook echt voor gebruikt kan worden door het weghalen van onnodige of onnodig door de

leerkracht op te lossen taken).

- Leerkrachten moeten het zichzelf nog eigen maken om samen met leerlingen te evalueren:

hiervoor dient de leerkracht veel te oefenen en een kritische houding te hebben ten opzichte van

zichzelf. Wellicht kan het zinvol zijn om een maatje aan te stellen (leerkrachten kijken bij elkaar

hoe het gaat, systematisch, terwijl er iemand anders is die de eigen klas overneemt). Dit zorgt

namelijk voor de spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’.

6.2. Sterkte/zwakte analyse en vervolgonderzoek

De interne validiteit van dit onderzoek wordt vergroot doordat de data een nauwkeurige

weergave van de onderzoeksgroep zullen zijn: alle leerkrachten en overige medewerkers die

een relevante bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek, zullen worden geïnterviewd. Zij zijn

allen werkzaam op dezelfde kleine school. Bovendien wordt de validiteit vergroot, doordat het

onderzoek is gebaseerd op bevindingen vanuit literatuur. Het onderzoek is reproduceerbaar met

dezelfde groep, maar kan ook worden ingezet op andere scholen van dezelfde stichting of zelfs

bij scholen van andere scholenstichtingen. Hierdoor wordt de test-hertest betrouwbaarheid

vergroot. Bovendien wordt door het doorvragen bij het semi-gestructureerde interview de kans

op sociaal-wenselijke antwoorden verkleind, omdat open vragen minder gevoelig zijn voor dit

soort antwoorden. Eventuele onduidelijke begrippen of formuleringen van vragen kunnen dan

ook worden opgemerkt. Deze factoren zorgen voor een hogere betrouwbaarheid en validiteit.

Tot slot vergroot triangulatie de validiteit van dit onderzoek, omdat er niet alleen gebruik

gemaakt wordt van semi-gestructureerde interviews, maar ook van vragenlijsten en observaties.

Dit onderzoek betreft echter een kleine populatie, wat de generaliseerbaarheid verkleint. Het is

nodig om dit onderzoek meerdere malen te reproduceren. Door de gebruikte aanpak is dit wel

mogelijk (zie vorige alinea). In dit onderzoek is er bovendien sprake van bias, omdat er veel

verschillende bekende en onbekende variabelen meespelen, waardoor het aantonen van een

correlatie, laat staan een causaal verband, onmogelijk wordt gemaakt. Het is dan ook een

kwalitatief onderzoek. In volgend (eventueel kwantitatief) onderzoek zouden deze variabelen

kunnen worden onderzocht en wellicht is het vervolgens mogelijk om hiervoor te corrigeren.

De rol van de onderzoeker is groot: door bepaalde vragen te stellen tijdens een interview wordt

de kans groter op het verkrijgen van sociaal-wenselijke antwoorden. Er is getracht deze bias te

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 45

verkleinen door te benadrukken dat antwoorden niet goed of fout zijn, dat er anoniem zal

worden geschreven over de antwoorden met betrekking tot dit onderzoek en door observaties

te doen in de klas om antwoorden te verifiëren. De gestuurde vragen waren echter nodig om de

vragen te verduidelijken en factoren van OGW naar boven te brengen, waar men in eerste

instantie niet per sé over na heeft gedacht. Het onderzoek kon hierdoor worden verdiept. De rol

van de onderzoeker is op een tweede manier groot, doordat alle antwoorden die gegeven worden

geïnterpreteerd worden door de onderzoeker. Deze interpretatie neemt een bias met zich mee

die hoort bij de persoon en de eigen ervaringen van de onderzoeker, diens referentiekader de

manier van beschrijven van de antwoorden heeft beïnvloed. Het onderzoek kan in die zin nooit

volledig objectief worden genoemd.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 46

7. Referenties

Akker, J. van den (1999). Principles and methods of development research. In J. van den

Akker, R. Branch, K. Gustafson, N. Nieveen, & Tj. Plomp (red.), Design approaches

and tools in education and training, 1-14. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.

Deci, E.L. & Ryan, R.M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human

behavior. New York: Plenum.

Deci, E.L. & Ryan, R.M. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic

motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

Dweck, C.S. (2006). Mindset: The new psychology of success. New York: Random House.

Feldman, J. & Tung, R. (2001). Whole school reform: How schools use the data-based

inquiry and decision making process.

Hattie, J. (2009). Visible Learning: A synthesis of over 800 meta-analysis relating to

achievement. London: Taylor & Francis.

Hattie, J. & Timperly, H. (2007). The Power of Feedback. Review of Educational

Research, 77 (1), 81-112.

Inspectie van het Onderwijs. (2010). Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs: Een

onderzoek naar opbrengstgericht werken bij rekenen-wiskunde in het

basisonderwijs (Rapport). Onderwijsinspectie.

Lemov, D. & Atkins, N. (2014). Teach like a champion 2.0. Jossey-Bass (Wiley Brand):

Manhattan.

Marzano, R.J. (2007). Wat werkt op school: Research in actie. Vlissingen: Bazalt.

Meijer, J., Ledoux, G. & Elshof, D. (2011). Gebruikersvriendelijke leerlingvolgsystemen

in het primair onderwijs (Rapport). Kohnstamm Instituut.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2007). Reductie administratieve

lasten. Verkregen via http://www.minocw.nl/documenten/brief2k-2005-doc-

16687.pdf

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 47

Riccomini, P. J. & Witzel, B.S. (2010). Response to intervention in math. Thousands

Oaks, California: Corwin Press.

Ros, A. & Timmermans, R. (2010). Schieten op het doel. Over leerdoelen en

leerbehoeften. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep.

Sinek, S. (2011). Start with why. How great leaders inspire everyone to take action.

London: Penguin Books Ltd.

Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) (2017). De evaluatieve cyclus. Verkregen via

http://opbrengstgerichtspellen.slo.nl/opbrengst/cyclus/

HYPERLINK http://www.minocw.nl/documenten/brief2k-2005-doc-16687.pdf

Van den Berg, W. (2007). Leerlingenzorg in de basisschool. Leerkracht worden in het

basisonderwijs. Heeswijk-Dinther: Esstede B.V.

Veenman, S. (1998). Leraargeleid onderwijs: directe instructie. In: J.D. Vermunt en L.

Verschaffel (Red.), Onderwijzen van kennis en vaardigheden. Onderwijskundig

Lexicon, Editie III, 27-47. Alphen aan den Rijn: Samsom.

Vermeulen, M. & Ros, A. (2009). Het leren van de docent. In: A. Ros (Ed.). Meso focus.

Leren en laten leren: ontwerpen van leeractiviteiten voor leerlingen en docenten

(pp.75- 86) Deventer: Kluwer.

Visscher, A., Peters, M. & Staman, L. (2010). Het focus-project: Opbrengstgericht

werken op basis van prestatie-feedback. Panama-Post, 29(4), 55-60.

Wang, F. & Hannafin, M. J. (2005). Design-based research and technology-enhanced

learning environments. Educational Technology Research and Development, 53(4),

5-23.

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 48

8. Bijlagen

8.1. Bijlage 1. Punten van OGW: Kijkwijzer.

Planning:

- adequate afstemming op onderwijsbehoeften van leerlingen (Hattie, 2009)

- zorgen voor een goed leerstofaanbod (Marzano, 2007)

- identificeren van overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen (Marzano, 2007)

- bepalen van doelen en standaarden (SLO, 2017)

- verzamelen van gegevens (SLO, 2017)

- nemen van beslissingen (Inspectie van het Onderwijs, 2010)

- bij achterstanden vindt een grondige probleemanalyse plaats (Inspectie van het Onderwijs,

2010)

Tijdens de lessen:

- herhaaldelijk korte tijd oefenen van vaardigheden in plaats van één keer lange tijd (Hattie,

2009)

- afwisselen van onderwijsstrategieën (Hattie, 2009)

- voorkennis activeren met vragen, aanwijzingen en kapstokken (Marzano, 2007)

- aanbieden van veel en gevarieerde leerstof (Veenman, 1998)

- Metacognitieve strategieën, Zelfstudievaardigheden en Leerstrategieën aanleren (Hattie,

2009)

- hoge verwachtingen van leerlingen (Inspectie van het Onderwijs, 2010)

- procesgerichte feedback geven(Inspectie van het Onderwijs, 2010)

- goede afstemming van het leerstofaanbod en de instructie realiseren (Inspectie van het

Onderwijs, 2010)

- convergente differentiatie (Inspectie van het Onderwijs, 2010)

- leerlingen krijgen hulp van leerkrachten met voldoende orthodidactische kennis (Inspectie

van het Onderwijs, 2010)

Evalueren:

- feedback geven (Hattie & Timperley, 2007)

- diagnostische toetsgegevens bespreken met leerlingen (Hattie & Timperley, 2007)

- doelen stellen en daar feedback aan verbinden (Marzano, 2007)

- leerlingen zichzelf laten beoordelen na afronding van een leeractiviteit (Marzano, 2007)

- vragen/hypotheses formuleren en hypotheses testen (Marzano, 2007)

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 49

- evalueren van lessen (Hattie, 2009)

- registreren van gegevens (SLO, 2017)

- analyseren en interpreteren van gegevens (SLO, 2017)

- jaarlijks evalueren leerresultaten op schoolniveau (Inspectie van het Onderwijs, 2010)

- de kwaliteit van het toetssysteem binnen de school bespreken (Inspectie van het Onderwijs,

2010)

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 50

8.2. Bijlage 2. Gebruik van Parnassys (start).

Gebruik van Parnassys

Datum Klas/groep

Naam

Dit is een vragenlijst over het gebruik van Parnassys op dit moment. Er is geen goed of fout.

Hoe vaak per week maakt u gebruik van Parnassys voor uw groep?

Gebruikt u Parnassys voor het invoeren van leerlinggegevens?

Gebruikt u Parnassys om de aanwezigheid van leerlingen bij te houden (absentie)?

Gebruikt u Parnassys om didactische resultaten in te voeren? En/of om deze te bekijken op de

groepskaart?

Gebruikt u Parnassys om sociaal-emotionele resultaten in te voeren?

Gebruikt u Parnassys om groeps- en/of handelingsplannen in op te slaan?

Gebruikt u Parnassys om observaties/notities in bij te houden?

Gebruikt u Parnassys om e-mails te versturen (naar ouders)?

Houdt u via andere systemen bovenstaande gegevens bij? Zo ja, welke?

Beschrijft u eens een paar voordelen van het gebruik van Parnassys?

Denkt u dat de implementatie van Parnassys de monitoring van leerlingen en hun prestaties

kan verbeteren? Hoe?

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 51

Denkt u dat u dan in staat bent om het onderwijs beter te verzorgen (differentiatie, extra

instructie, betere klassenindeling etc.)? Waarom?

Wist u dat u Parnassys kunt gebruiken om de groepsplattegrond aan te passen?

Wist u dat u via Parnassys (als de beheerder dat heeft toegepast) een digitaal rapport per

leerling kunt bemachtigen als u de resultaten had ingevoerd?

Wist u dat u in Parnassys overzichten kunt raadplegen, zoals het lesrooster en deze te

downloaden zijn in PDF of XLS?

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 52

8.3. Bijlage 3. Interviewprotocol behoeften

Er wordt verteld dat de onderzoeker blij is dat de leerkrachten zich zo hebben ingezet voor het

onderzoek en dat zij zo open zijn geweest. Er is geen goed of fout en vertel zo veel en zo open

mogelijk, want alleen op die manier kunnen jullie (de leerkrachten) behoeften écht bloot worden

gelegd. Er zal achteraf met de directie worden besproken wat de behoeften zijn en hoe deze

kunnen worden bewerkstelligd. Ook zal de pilot ontworpen worden met inachtneming van

onder andere deze behoeften.

Volgens de bevindingen op deelvraag 1 (“In hoeverre is er sprake van opbrengstgericht werken

binnen de Werenfridus basisschool in groep 5 op het gebied van spelling?”

), zijn er voornamelijk nog verbeterpunten op het gebied van verschillende niveaus en

werkvormen en ook op het gebied van evalueren samen met de klas. Klopt dit beeld met het

beeld dat de leerkracht heeft?

Welke behoeften zijn er nog meer rondom het verbeteren van het lesgeven en het

onderwijsleerproces? Denk hierbij ook weer aan het volgen van de evaluatieve cyclus.

Beschrijving vindt weer plaats met de onderdelen ‘planning’, ‘tijdens de lessen’ en ‘evaluatie’.

Volgens de bevindingen op deelvraag 2 (“In hoeverre speelt Parnassys reeds een rol in de

onderwijscyclus?”), zijn er voornamelijk nog verbeterpunten op het gebied van Parnassys als

het gaat om het gebruik van de LOVS bij het registreren van didactische resultaten, sociaal-

emotioneel welbevinden, groeps- en handelingsplannen, observaties en notities. Bovendien

worden er (nog) geen e-mails verstuurd met behulp van Parnassys. Tot slot weten de meeste

leerkrachten nog weinig van de mogelijkheden binnen Parnassys. Men heeft in de vragenlijst

reeds aangegeven graag voor een digitaal rapport via Parnassys te willen gaan als eerste stap,

omdat deze de tijdsdruk zal verminderen.

Welke behoeften zijn er volgens jullie nog op dit gebied? Komt het geschetste plaatje overeen

met jullie ervaringen? Zijn er nog behoeften die buiten beschouwing zijn gelaten, maar wel

beschreven moeten worden volgens jullie? Wat kan Parnassys voor jullie betekenen bij het

gebruik van opbrengstgericht werken in de lessen die jullie geven? Hoe kan Parnassys jullie

ondersteunen bij jullie werk?

Melissa de Nijs 577073 LOVS BAO 53

8.4. Bijlage 4. Interviewprotocol naar aanleiding van pilot

Jullie hebben nu geoefend met de protocollen voor Parnassys en het lesgeven.

- Wat hebben jullie reeds bereikt?

- Wat is er fijn aan het werken met Parnassys?

- Waar kunnen jullie (nog) in groeien?

- Wat hebben jullie nog extra nodig om de protocollen goed uit te kunnen voeren?

- Waar lopen jullie (nog) tegen aan?