leidsch jaarboekje

233

Upload: middeleeuw

Post on 02-Jan-2016

125 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

Vol. 1914

TRANSCRIPT

Page 1: Leidsch Jaarboekje
Page 2: Leidsch Jaarboekje

JAARBOEKJE.

Page 3: Leidsch Jaarboekje
Page 4: Leidsch Jaarboekje

o JAARBOEKJE :V O O R

GESCHIEDENIS EN OUDHEIDKUNDEVAN

LEIDEN EN RIJNLAND.TEVENS ORGAAN VAN DE

VEREENIGING ,, OUD-LEIDEN”

1914(ELFDE JAARGANG)

LEIDEN - G. F. THl?ONVILLE.

Page 5: Leidsch Jaarboekje
Page 6: Leidsch Jaarboekje

EEN WOORD VOORAF.

Bij de verschijning van den elfden jaargang vanhet Jaarboekje wenscht de redactie haren oprechtendank te betuigen aan haren, in den loop des jaars rg I 3afgetreden, Voorzitter, Prof. mr. J. E. Heeres! dietien jaren lang zich met groote toewijding aan denarbeid voor ons boekje gegeven heeft. Lid gewordenvan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, had hijgeen tijd meer beschikbaar. Wij missen hem noode.

In de plaats van den vroegeren uitgever, de firmaA. W. Sijthoff, trad de heer G. F. Théonville,van wiens samenwerking met de redactie wij debeste verwachtingen koesteren.

Kopij is ons in ruime mate toegezonden, waar-voor wij zeer erkentelijk zijn, maar voor vroeg-tijdige inzending houdt de redactie zich voor hetvervolg dringend aanbevolen en, tusschen de langereartikelen in, ‘zullen kleinere, lichtere stukjes haaraltijd welkom zijn. Vermeerdere ons boekje ookdit jaar de belangstelling in de historie van staden omgeving.

De Conznnzissie van redactie:

L. KNAPPERT, Voorzitter.W. J. J. C. BIJLEVELD, Secretaris.D. HARTEVELT H.Czn.J. C. OVEKVOORDE.S. J. LE POOLE L.Gzn.

Page 7: Leidsch Jaarboekje
Page 8: Leidsch Jaarboekje

VEREENIGING ,, OUD-LEIDEN”.

Verslag over het jaar 1913.

Wanneer het Bestuur der Vereeniging Oud-Leidenover het JubeIjaar 1913 de balans opmaakt meenthet een toon van tevredenheid te mogen aanslaan,waar toch op velerlei werkzaamheid te wijzen valt.

Wat het Bestuur zelf betreft, daarin kwam eenigeverandering voor. Tot ons leedwezen trad Prof.Dr. P. J. Blok af als bestuurslid. Als mede-oprichternam 2. Hooggel. een belangrijk aandeel aan dewerkzaamheden gedurende de eerste jaren van hetbestaan der Vereeniging, waarvoor hem te dezerplaatse dank gebracht wordt. In zijn plaats werdentot bestuursleden benoemd de Heeren F. H. A.Driessen en Dr. C. S. Lechner.

Aangaande de lezingen brengen wij in herinneringde lezing van onzen Voorzitter Prof. Dr. L. Knappertop 21 Februari over het onderwerp: ,,Langs deLeidsche straten Anno 1525” ; en die van Prof.Dr. W. Martin op 7 April over: ,,Gerrit Dou enzijn tijd, naar aanleiding der herdenking van zijngeboortedag op 7 April 1613.”

Page 9: Leidsch Jaarboekje

VIII

In verband met deze herdenking organiseerdeProf. Martin in het Sted. Museum een tentoon-stelling van reproducties van Dou’s meesterwerken.

Als gehouden excursies vermelden wij, die van3 Juli naar Rijnsburg, waar onder leiding vanDr. J. A. Holwerda een Frankisch grafveld wasblootgelegd. Genoemde heer stelde belangstellendenwelwillend in de gelegenheid deze belangrijke op-graving in oogenschouw te nemen. Op 4 en 5 Julihad de jaarvergadering van den Ned. Oudheid-kundigen Bond plaats te Haarlem, gepaard gaandemet excursies in de stad en hare omgeving, waarbijden leden onzer Vereeniging gelegenheid gebodenwerd tot deelneming. Ten slotte werd op 16 Octobereen bezoek gebracht aan het Gemeenlandshuis vanRijnland, alwaar de bezoekers een rondgang maaktendoor de keurig onderhouden vertrekken en deliefhebbers hun hart konden ophalen aan de grooteverzameling charters van deze, de oudste, instellinghier ter stede. De gastvrije ontvangst namens denDijkgraaf werd door ons zeer op prijs gesteld.

Eenige blijvende zaken werden in den loop vandit jaar door ons Bestuur in het aanschijn geroepen.Allereerst op 13 September een gedenksteen voorGerrit Dou in het huis, dat hij bewoonde aan hetKort-Rapenburg, thans apotheek van den HeerW. Pelle, die hiertoe welwillend zijn toestemminggaf, zulks in tegenstelling met den eigenaar vanhet perceel aan het Galgewater, alwaar Dou zijn

Page 10: Leidsch Jaarboekje

1 x

atelier had, en waarin het ons voornemen wasgeweest op den Ten April zelven, den, door de firmaG. de Vink gebeitelden, gedenksteen te plaatsen.

Vervolgens de bronzen gedenkplaat voor Prof.Joan Melchior Kemper in het huis van den HeerL. Valk, Breestraat No. rog. Tot het uitvoerenvan dit werk werden wij in staat gesteld door eenruime feestgave van het Hoofdcomité Plan 1913,terwijl de beeldhouwer Toon Dupius hierbij zooweldoor zijn kunstgave als door zijn beperkte eischenzijn medewerking verleende. Op den I Sen November,dus aan den vooravond van den dag, waarop Leidende roo-jarige herdenking van Neerlands Onaf-hankelijkheid vierde, geschiedde de onthulling dezergedenkplaat, mede in tegenwoordigheid van eenigeafstammelingen van Prof. Kemper, waarbij Prof.Dr. L. Knappert een toespraak hield. Aan dezerede verbond hij een woord van dank aan denHeer Valk voor de bereidwilligheid, waarmede dezezijn gevel beschikbaar stelde.

Ten slotte vragen wij een oogenblik de aandachtvoor ons ooilam, het Leidsche Jaarboekje. Hiervanverschenen door de goede zorgen van de Commissievoor het Jaarboekje tot dusverre tien jaargangen,onder redactie van Prof. Mr. J. E. Heeres. Totons groot leedwezen nu, meende genoemde heerdeze taak na twee lustra aan een ander te moetenovergeven, een zienswijze, die wij volkomen be-grepen en niet minder moesten eerbiedigen. Voor

Page 11: Leidsch Jaarboekje

X

de vele moeite en opofferingen die Prof. Heereszich gedurende dit tijdsverloop getroost heeft omhet Jaarboekje in stand te helpen houden, zegtons Bestuur hem hierbij hartelijk dank. Zijn op-volger als redacteur, Prof. Dr. L. Knappert, ver-plichtte de Commissie en daarmede ons Restuurmet de overneming van deze taak, waarbij wij dehoop uitspreken, dat hij door meer algemeenemedewerking in de gelegenheid zal worden gesteld,de uitgave van het Jaarboekje te bestendigen.

HET B E S T U U R .

Page 12: Leidsch Jaarboekje

STATUTEN.Overgenomen uit ,,Rijvoegsel tot de NederZandiche Staats-

courant van Donderdag 5 April 1906, no. 80.

VEREENIGING : Oud-Leiden, te Leiden.

I. De vereeniging Oud-Leiden is gevestigd teLeiden en stelt zich ten doel de bevordering vande kennis van en de belangstelling in de geschiedenisvan Leiden en omstreken en het behoud der aldaarnog aanwezige bouwwerken en voorwerpen, belangrijkvoor de locale en kunstgeschiedenis.

2. Zij tracht dit doel te bereiken door:a. het houden van voordrachten en tentoon-

stellingen, het uitgeven van geschriften en het steunenvan pogingen door anderen in den geest dervereeniging ondernomen ;

b. het steunen van de pogingen van de commissievoor het stedelijk museum tot het bijeenbrengenvan voorwerpen, belangrijk voor de geschiedenisvan Leiden en omstreken;

c. het verzamelen van gegevens over in Leidenen omgeving nog aanwezige oude gebouwen enhistorische voorwerpen.

3. Lid der vereeniging is elk die zich hiertoe bij hetbestuur opgeeft en de vastgestelde contributie betaalt.

Lid-begunstiger is elk die eene contributie betaaltvan minstens f IO of een bedrag in eens vanminstens f 100.

Page 13: Leidsch Jaarboekje

x11

4. De contributie der gewone leden bedraagtminstens f 2.50 per jaar. Het vereenigingsjaar looptvan I Januari tot 31 December. Het bestuur kancorrespondeerende leden benoemen buiten Leidenwoonachtig. Deze betalen geene contributie, dochhebben gelijke rechten als de leden, behalve tenopzichte van de door de vereeniging uit te gevenwerken.

5. De leden hebben recht van toegang tot alleledenvergaderingen en door de vereeniging te houdententoonstellingen. Zij ontvangen de door of metsteun van de vereeniging uit te geven werken gratisof tegen verminderd tarief.

De correspondeerende leden genieten alleen vandeze laatste bepaling indien zij de voor de gewoneleden vastgestelde contributie betalen.

6. Het bestuur bestaat uit minstens 5 leden, opde binnen de 3 eerste maanden van het jaar tehouden algemeene vergadering door de leden tebenoemen.

Zij nemen voor één jaar zitting, doch zijnterstond herkiesbaar.

In die jaarvergadering wordt verslag gedaan vanhet afgeloopen vereenigingsjaar en rekening en ver-antwoording afgelegd.

7. Naast de door de algemeene vergadering tebenoemen bestuursleden kunnen zitting nemen : eenlid aan te wijzen door burgemeerster en wethoudersvan Leiden en een lid aan te wijzen door het coilegiumvan het Leidsch Studentenkorps. Deze 2 bestuurs-leden moeten lid zijn der vereeniging.

8. Het bestuur benoemt uit zijn midden een voor-zitter, een ondervoorzitter, een secretaris en een pen-ningmeester en regelt onderling de werkzaamheden.

Page 14: Leidsch Jaarboekje

x111

g. De inkomsten der vereeniging bestaan uitcontributies, giften in eens, entrées op te houdententoonstellingen en opbrengst van uit te gevenwerken.

10. De vereeniging wordt aangegaan voor dentijd van 29 jaren en I I maanden, te rekenen vanden dag van oprichting, zijnde 5 November 1902.

I I. Niet in deze statuten voorziene gevallen worden.door het bestuur beslist.

12. Wijzigingen in deze statuten mogen alleengebracht worden door besluit van de meerderheidder leden aanwezig op de algemeene vergadering,nadat het voorstel hiertoe minstens eene week tevoren aan de leden is medegedeeld.

Deze wijzigingen treden eerst in werking nadathierop de Koninklijke goedkeuring is verkregen,

Bij ontbinding der vereeniging wordt bij het ont-bindingsbesluit geregeld op welke wijze gehandeldzal worden met de eventueel in het bezit dervereeniging zijnde voorwerpen. Het archief wordtaan het gemeentebestuur van Leiden aangebodenter plaatsing in het gemeentearchief, en het eventueelaanwezig batig saldo, na aftrek van alle lasten, wordtaangeboden aan de gemeente Leiden, om te strekkentot aankoopen ten behoeve van het stedelijk museum,behoudens de inachtneming van de voorschriftenvan art. 1702 B. W.

(Vo&en de onderteekenifzgen).

Goedgek. bij Koninkl. besluit dd. 14 Maart 1906 no. 50.Mij bekend,

De Minister van Yustitìe,E. E. VAN RAALTE.

Page 15: Leidsch Jaarboekje

Vereeniging ,,Oud-Leiden”.

Bestuur:

Dr. L. KNAPPERT, Yoorzitte7-.

Mr. Dr. J. C. OVERVOORDE, Ondel--Yoorzittel-.

S. J. LE POOLE L.Gzn., .Secretaris (Plantage 18.)

H. TH. VAN STEEDEN, Penningmeester. (Rijnsburgsche weg.)FELIX DRIESSEN.

Dr. C. S. LECHNER.

AUG. L. REIMERINGER.Jhr. H. BEELAERTS VAN BLOKLAND.

Commissie voor de redactie van het Jaarboekje:

Dr. L. KNAPPERT, Vooyziltey.

W. J. J. C. BIJLEVELD, .5ècyetarisD. HARTEVELT H.Cz.Mr. Dr. J. C. OVERVOORDE.s. J. LE POOLE L.Gz.

Page 16: Leidsch Jaarboekje

Ledenlijst der Vereeniging ,,Oud-Leiden”.

Mr. P. J. M. Aalberse.W. Alt.G. Andreae.Mr. S. J. Fockema Andreae.Mr. M. d’Aumerie.Mr. A. van de Sande Bakhuyzen.Dr.. H. G. van de Sande

Bakhuyzen.A. A. van Beek.J. M. van Beek.Jhr. H. Beelaerts van Blokland.Jhr. Mr. W. A. Beelaerts van

Blokland.Dr. A. Beets.D. Beuth.Dr. N. J. Beversen.Mej. R. A. Biegel.J. W. C. Bloem.Dr. P. J. Blok.Dr. G. J. Boekenoogen.M. J. H. de Bruijn van Melis-

en Mariekerke.

Dr. J. Bruining.B. Bonger.Mr. P. E. Briët.Ds. W. Briët.Burgerdijk & Kiermans.Dr. K. H. Th. Bussemaker.B. Barlagen Bussemaker.Mevr. B. J. W. Bijleveld-van

der Vliet.W. J. J. C. Bijleveld.J. W. 0. Clant.Mr. H. M. A. Coebergh.Mr. J. A. F. Coebergh.J. G. Colenbrander.F. A Dee.Mevr. Wed. Mr. Ch. M. Dozy.J. D. Dozy.J. P. Driessen.Carl. Th. Driessen.Felix Driessen.G. L. Driessen.Dr. P. Aug. Driessen.

Page 17: Leidsch Jaarboekje

c

XVI

Mevr. Wed. P. L. C. Driessen.Mr. H. L. Drucker.Ds. H. van Druten.Dr. A. H. van Eek.Mr. A van der Elst.Mr. J. W. Enschede.V. L. G. Farensbach.K. A. Felix.H. W. Fischer.Dr. A. P. N. Franchimont.Mej. H. J. De Fremery.A. W. Frentzen.G. Gerlings.H. F. C. Gerlings.F. Gordon.Jhr. D. P. M. Graswinckel.Mr. H. Greven.J. G. M. van Griethuysen.J. A. M. A. Grondhout.Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar.D. Hartevelt H.Cz.H. Hartevelt.J. Hartevelt Az.Mr. J. E. Heeres.M. C. Hennequin.Dr. D. C. Hesseling.E. C. Hoorens van Heyningen.Dr. C. Snouck Hurgonje.Dr. C. J. A. van Iterson.Dr. G. Jelgersma.H. J. Jesse.

R. Jesse Rzn.Mr. Dr. J. C. J. Jonker.Mr. H. W. C. J. de Jong.Dr. G. KaIff.Dr. P. Th. L. Kan.Gemeente Katwijk.J. M. van Kempen Sr.Dr. J. A. P. van Kerkhoff.Dr. M. P. Kingma Boltjes.Jhr. C. Ph. L. van Kinschot.J. Kloos.H. H. van der Kloot Meyburg.Dr. L. Knappert.Mevr. Wed. Mr. J. Kneppelhout -

van Braam.Mej. C. Korsse.Dr. J. A. Korteweg.S. H. Koster.A. De Koster Jr.Mevr. A. C. Krantz-van Dijk.Mevr. Wed. Krol-van Driel.Dr. A. W. Kroon.G. J. H. Kuyk.J. J. Ter Laag Czn.W. F. Laan.Dr. C. S. Lechner.W. A. Leembruggen.Mevr. L. Librecht Lezwijn-

Nierstrasz.P. Langeveld.A. Loudon.

Page 18: Leidsch Jaarboekje

XVII

J. B. van Loenen.Dr. W. Martin.A. N. MolenaarDr. P. C. Molhuysen.J. P. Mulder.W. C. Mulder.G. W. J. Neeb.Dr. H. M. van Nes.Dr. H. G. A. Obreen.M. Kameriingh Onnes.Dr. H. Oort.H. J. Oosting.A. W. Overvoorde.Mr Dr. J. C. Overvoorde.Bares van Pallandt van Rosendael-

Loudon.C. Pelten burg.L. D. Petit.H. van Poelgeest.Mej. C. J. Le PooIe.S. J. Le Poole.S. J. Le Poole L.Gzn.Mr. N. W. Posthumus.Mr. C. W. van der Pot Bz.Dr. F. van PraagDames Prins.J, J. v a n Reenen.W. M. C. Regt.Aug. L. Reimeringer.Mej. G. B. C. van Rhijn.N. A. de Roo

. Roem.tir. A. J. van Royen.. H. L. van der Schaaff.W. Schouten.. A. C. Sleyster.2. Staring.3. Th. van Steeden.3. E. Stenfert Kroese.;hr. Mr. Victor de Stuers.Mevr. Wed. Dr. L. J. Suringar-

Muntendam.W. J. Suringar.Mr. H. A. Sypkens.G. Henri SijthoffG. F. ThConville.Dr. D. Timmermans.J. P. Trap.W. S. Unger.Dr. J, Verdam.Mr. J. Th. C. Viruly.T. P. Viruly.Mr. A. C. Visser van IJzendoorn.Mr. W. Vissering.Mr. W. van der Vlugt.Dr. J. A. Volgraff.Mr. C. van Vollenhoven.Mej. Ch. van Vollenhoven.M. B. VosMr. Egbert de Vries.Mej. E. H. Vijzelaar.F. G. Waller.

Page 19: Leidsch Jaarboekje

XVIII

H. M. van Waveren.Mevr. Wed. H. P. Th. van

Wensen.Jhr. Mr. E. B. F. F. Wittert

van Hoogland.Th. R. J. Wijers.W. F. Verhey van Wijk.Mevr. Wed. J. C. Zaalberg-

Vervooren.

J. Zaalberg.L. Zaalberg.Mr. J. B. Zuurdeeg.W. K. F. Zwierzina.Dr. J. Zaaijer.Mevr. Wed. Zaaijer-Scholten.

Page 20: Leidsch Jaarboekje

KORTE KRONIEKVAN

LEIDEN EN RIJNLAND.

Page 21: Leidsch Jaarboekje
Page 22: Leidsch Jaarboekje

JANUARI 1913.

11

18

2 1

24-26

Januari 1913.De firma A. L. Reimeringer & Zonen, in effecten

en assurantiën herdenkt haar 7S-jarig bestaan.

De Heer A. Fortgens te Hazerswoude 40 jaren bijhet onderwijs.

De Heer J. Th. Wouters te Wassenaar gekozentot lid van den Gemeenteraad.

De firma P. Clos & Leembruggen voert in harefabrieken den vrijen Zaterdagmiddag in.

Oprichting van een xomité voor Leidsche Sport-organisatie”.

Aanbesteding der werken voor de gemeente-reiniging.

Hetgeen nog over is van de voormalige buitenplaatsAbtspoel wordt gesloopt.

Overleden te Hoofddorp de Heer H. Rinck, op-zichter der gemeente Haarlemmermeer.

J. D. M. Graaf van Lynden schenkt f 2000 vooreen nieuw kerkorgel in de Ned. Herv. kerk teLisse.

De Heer R. Veldhuyzen van Santen Gz. gekozentot lid van den Gemeenteraad te Hillegom.

De Neutrale Timmerlieden en Modelmakersver-eeniging herdenkt haar 40 jarig bestaan.

De Ned. Herv. Gem. te Noordwijk a/Zee verkrijgteen nieuwe consistoriekamer.

Burgemeester C. L. J. Bos te Zegwaard 50 jaarsecretaris dier Gemeente.

Lustrum-Tentoonstelling der Leidsche Pluimvee-Vereeniging in de Stadsgehoorzaal.

Page 23: Leidsch Jaarboekje

JANUARI 1913.

28

29

6

8

De Heer W. van der Wijngaard, 5 5 jaar werkzaambij de firma J. J. Krantz & Zoon, verkrijgt deeere-medaille in zilver der Orde van Oranje-Nassau.

Oprichting van de Behangerspatroonsvereeniging~Samenwerking”.

Februari 1913.De Heer G. M. Kosters 40 jaar leeraar in het

teekenen aan de H. B. S. voor Jongens en aande Kweekschool voor Onderwijzers en Onder-wijzeressen.

1. Lardee 50 jaar in dienst bij de firma J. J. Krantz& Zoon.

Dr. H. J. Backer wordt privaat-docent aan de Uni-versiteit, om onderwijs te geven in de physischemethoden der organische chemie.

De Heer J. A. Hueber, oud-hoofd der R.K. Wees-huisschool en oud-leeraar in het schoonschrijvenaan de H. B. S. voor Jongens, herdenkt zijn90 sten geboortedag.

De Heer J. W. van der Lee herbenoemd tot burge-meester van Aarlanderveen.

De Geref. Studentenvereeniging in Nederland houdthaar jaarvergadering hier ter stede.

De Gemeenteraad besluit tot een overeenkomst metde Gemeente Wassenaar betreffende den Keurings-dienst.

Diës Natalis.

Rede van den rector-magnificus Prof. Dr. B. D.Eerdmans in de Stadsgehoorzaal.

Page 24: Leidsch Jaarboekje

1 1

12

17

2 0

21

2 2

23

26

2 8

FEBRUARI 1913.

De Eerw. Zuster Catharina, in de wereld Mej. G. Nolet,viert haar gouden professiefeest in den huizeBBijdorp” te Voorschoten.

De Heer Ph. Peschier 40 jaar watermolenaar teWassenaar.

De Studenten-afdeeling Leiden van het Algem.Ned. Verbond bestaat IO jaar. Tentoonstellingen lezing van den Heer H. Teirlinck uit Brusselover >pTypisch Brussel”.

Leidsche Kunstvereeniging. Lezing van Prof. Dr.W. Martin over: DEchtheid en vervalsching inOud-Hollandsche Schilderijen.”

Ter aarde-bestelling te Valkenburg van den HeerA. Bol, 3 5 jaar lid van den Gemeenteraad, waarvan25 jaar als wethouder.

G. Haasnoot Az. 40 jaar in dienst bij wijlen zijnpatroon Th. Verloop en thans bij diens opvolgerden Heer K. Haasnoot Nz. te Katwijk a/d. Rijn.

De Heer Dudok, van Amsterdam, benoemd totingenieur bij de gemeente-werken.

Vereeniging #Oud-Leiden”. Lezing van Prof. Dr.L. Knappert : Langs de Leidsche straten anno I 5 z 5.

Tentoonstelling van Natuur-photographieën in hetnieuwe Rijks Herbarium.

Ds. Bax te Hoofddorp herdenkt zijn 25-jarig ambts-jubileum.

De Heer J. W. Groenewegen Hz. gekozen tot lidvan den Gemeenteraad te Zoetermeer.

Overleden te Oegstgeest de Heer W. Groot, oud-hoofd der school te Valkenburg.

Page 25: Leidsch Jaarboekje

MAART 1913.

2

4

6

7

1 0

11

1 2

13

Maart 1913.De Heer A. L. Tieman 40 jaar werkzaam ten

kantoore der firma Hoogenstraaten & Co.

De Heer L. Bienen I 2y2 jaar directeur der SocieteitMinerva.

Begrafenis van den Heer M. Veldhuyzen van Santente Lisse.

Intrede van Ds. D. Plooy, als predikant bij deNed. Herv. Gemeente, in de Pieterskerk.

25-jarig bestaan van den Ned. R.K. Volksbond.

Jhr. Mr. N. C. de Gijselaar, burgemeester vanLeiden, verkozen tot lid der Eerste Kamer derStaten-Generaal.

A. Chaudron 40 jaar in dienst bij de firma Wed.A. Parmentier & Zonen.

Lezing van Prof. F. C. Burkitt van Cambridge, voorde Theologische Faculteit der Leidsche Studentenover: »Jewish apocalyptic writings, their receptionamong Jews and among early Christians.”

Concert van rSempre Crescendo” ten voordeele derVereeniging ~Zuigelingenzorg”.

De electrische straatverlichting te Oudeweteringsinds het begin dezer maand in gebruik genomen.

Overlijden van den Heer P. F. Rollandet, assuradeur,hier ter stede.

Overlijden van den Heer J. Varkevisser Rz. opyz-jarigen leeftijd, oudsten inwoner van Katwijkaan den Rijn.

De Heer H. van Duuren 40 jaar in dienst der firmaE. J. Brill.

Page 26: Leidsch Jaarboekje

MAART 1913.

15

17

19

20-26

22

24

25

28

De Heer H. le Coultre herbenoemd tot burgemeestervan Bodegraven.

Oprichting van een Leeszaal voor de studenten derWis- en Natuurkunde.

De Heer D. Zwanenburg te Katwijk aan Zee viertzijn gosten geboortedag.

Instelling van een Armenraad hier ter stede ; secretarisJhr. Mr. P. W. C. van der Goes.

De Heer R. Adama 35 jaren werkzaam aan deopenbare lagere school der qde klasse No. 2

(Brandewijnsteeg).

De Heer C. W. Chr. Th. Visser herbenoemd totburgemeester van Alphen.

Tentoonstelling van »Smaak en Wansmaak in onzeomgeving” in de zaal der Leidsche Kunstver-eeniging, uitgaande van de Afd. Leiden der Ned.Ver. Schoonheid in Opvoeding en Onderwijs.

Verschijnen van het rapport van de jury betreffendeden Gevelwedstrijd.

Bondsvergadering van den Nat. Bond van Handels-en Kantoorbedienden.

De Heeren H. Rollman en Okkerse bedanken als lidvan den Gemeenteraad te Bodegraven.

Dr. P. C. Molhuysen, conservator aan de Biblio-theek der Rijksuniversiteit, benoemd tot onder-directeur der bibliotheek van het Vredespaleis te‘s-Gravenhage.

Page 27: Leidsch Jaarboekje

APRIL 1913.

1

3

5

6

7

10

1 1

April 1913.De Heer T. A. 0. de Ridder 40 jaren burgemeester

der Gemeente Katwijk.

Den Heer Elzinga te Nieuw-Vennep, onderwijzerbij het openbaar onderwijs, wordt eervol ontslagverleend na 46 dienstjaren.

Heropening van het kinderhuis »Voordorp” teLeiderdorp.

Brand in het Joost Fransen van der Linden Hof,waarbij een der ingezetenen verbrandt.

J. Katsburg 40 jaren in dienst bij de firma van Rijnte Leimuiden.

Aan D. J. de Haas 58 jaren in dienst bij de firmaJ . J . Krantz & Z n . wordt de eere-medaille inbrons der 0. N. orde toegekend.

De Fröbelschool te Hillegom bestaat 50 jaren.

De Oud-Hoogleeraar J. H. C. Kern viert te Utrechtzijn 8osten geboortedag.

De Vereeniging Oud-Leiden herdenkt het feit, dat300 jaar geleden Gerrit Dou te Leiden geborenwerd, door het houden eener lezing door Prof.Dr. W. Martin. Tentoonstelling van reproductiesin de Lakenhal.

De Gemeenteraad besluit tot een verbinding tusschenden Witten .Singel en de binnenstad. Tevens eer-vol ontslag verleend aan den Heer S. P. Perdijkals onderwijzer aan de Jongensschool Iste klasse.

Dr. B. J. H. Ovink, leeraar aan het Gymnasium,benoemd tot Hoogleeraar in de Wijsbegeerte teUtrecht.

Page 28: Leidsch Jaarboekje

IS

1 6

24

27

1

2

6

8

-APRIL 1913.

Viering van het So-jarig bestaan der R. K. MilitairenVereeniging.

De Leidsche Universiteits-beambten richten eenneutrale vereeniging op.

Jaarvergadering der Nederlandsche Vereeniging vanSchoonheid in Opvoeding en Onderwijs.

Oprichting van een afdeeling hier ter stede derVereeniging tot Bevordering der vakopleidingvoor handwerkslieden in Nederland.

De Gemeenteraad besluit tot een overeenkomstmet Noordwijk in zake den Leidschen Keurings-dienst.

Ds. W. Briët herdenkt zijn 4o-jarige ambtsvervulling.

De Ned. Herv. kerk te Oudewetering voorzien vanelectrische verlichting.

Mei 1913.

Opening van het DInformatie-bureau” voor vreemde-lingen op het Stationsplein.

Opening der Tentoonstelling van Japansche enChineesche schilderijen, Oost-Indische weefselsenz., ingericht op voorstel der CommissiePkIn 191).

Het electrische mijntoestel in de groentenveilings-loods in gebruik genomen.

Oprichting der Vereeniging van Leidsche Vogel-vrienden.

Page 29: Leidsch Jaarboekje

MEI 1913.

10

IS

18

2 1

2 2

27

29

3

Aanbesteding der nieuw te bouwen Christelijkeschool te Hazerswoude.

Het electrisch licht te Noordwijkerhout in dienstgesteld.

De Heer H. Meyer, hoofd der R. K. School teHoogmade, 40 jaren bij het onderwijs.

Overlijden van Ds. J. J. van Walsem, em.-predikantte Noordwijk aan Zee.

De Heer D. Wentholt herbenoemd tot burgemeestervan Hillegom.

Leidsche Kunstvereeniging : Tentoonstelling vanwerk van W. de Zwart.

Dr. H. J. Backer, privaat-docent in de chemie,aanvaardt zijn ambt.

Een aanvang wordt gemaakt met de werken voorden Berghaven te Katwijk, in verband met devaartverbetering lJmuiden-Katwijk,

Oprichting van een Leidsche Studenten-voetbal-vereeniging.

De Doopsgezinde Gemeente herdenkt het feit dathet 300 jaar geleden is, dat zij zich vestigde inde Pieterskerkstraat.

Juni 1913.

Mej. G. D. M. van ‘t Haaff 40 jaren bij het onderwijsals onderwijzeres bij de school Iste klasse voormeisjes.

Prof. Dr. P. J, Blok benoemd tot eerelid derRoyal Historica1 Society te Londen.

Page 30: Leidsch Jaarboekje

JUNI 1913.

4

11

13

16

17

2 1

23

24

In gebruikstelling der vet-smeltinrichting aan hetOpenbaar Slachthuis.

Installatie van den Leidschen Armenraad.

Jaarvergadering der Maatschappij der Ned. Letter-kunde. Tot gewone leden worden benoemd o.m. :Prof. Jhr. Mr. W. J. M. van Eysinga -J. M. N. Kapteyn - Dr. D. Plooy -Dr. H. A. Poelman - Mej. Dr. C. Serrurier -Mevr. W. Wynaendts Francken-Dyserinck.

Oprichting van een Bloembollenbeurs te Sassenheim.

Verkiezingen Prov. Staten Zuid-Holland.Alphen: Mr. C. S. van Dobbe de Bruyn en

A. A. van Gils.Leiden: Mr. J. C. van der Lip.Leiderdorp : W. Warnaar en C. J. L. van der Meer.Zoetermeer: Jhr. Mr. L. E. M. von Fisenne en

J. Scheer.Haarlemmermeer: J. M. van Mechelen.

N. Breedeveld 40 jaren smid bij de Sted. Gasfabriek.

Verkiezing 2de Kamer der Staten.Generaal.Haarlemmermeer: F. H. van Wichen.Katwijk: Mr. 0. J. E. Baron van Wassenaer

van Catwijck.Bodegraven: Mr. J. W. H. van Idsinga.

Tentoonstelling in de Lakenhal van platen betreffendeWassenaar en Voorschoten.

Verkiezing Prov. Staten Z.-Holland (Herstemming).D. van Gruting en W. Pera.

Gemeenteraadsverkiezingen.Zoetermeer: N. Duinisveld en A. G. de Groot.Zwammerdam : H. de Bruvn en W. A. Veelenturf.

Page 31: Leidsch Jaarboekje

JUNI 1913.

24

25

26

30

1

Gemeenteraadsverkiezingen.Hazerswoude : D. de Bruyn Yz., C. Korteweg

en J. B. Wesselingh.Ter Aar: J. v. Zwieten, D. v. d. Hoorn en

H. C. Krufh.Leiderdorp: S. J. van der Stoel en A. B. Verkley.Voorschoten: J. M. van Kempen, G. H. Schmal

en R. Eggink.

Verkiezing 2de Kamer der Staten-Generaal (Her-stemming) Mr. J. E. Heeres.

De Gemeenteraad besluit de nieuwe straat beoostende Heerenstraat te noemen Pieter de la Court-straat.

Reorganisatie der Vereen. voor Geschiedenis derGeneeskunst tot een Vereen. tot beoefening vande Geschiedenis der Genees- en Natuurkunde.

Koudekerk: De Heer N. Blonk herkozen tot lidvan den Gemeenteraad.

Juli 1913.

Dr. V. F. Biichner van Amsterdam benoemd totConservator bij de Universiteitsbibliotheek.

De Heer J. Romanesko, thans algem. markt- enhavenmeester, 25 jaren in dienst der Gemeente.

De Heer H. J. Wanna, organist der parochiekerk0. L. Vr. Hemelvaart, neemt na 4%jarigen dienstzijn ontslag.

Opening van het nieuwe Veilingsgebouw te Noord-wijkerhout.

Page 32: Leidsch Jaarboekje

JULI 1913.

2-4

3

Gemeenteraadsverkiezingen.Aarlanderveen: A. van Dam en C. van den Berg.Hillegom : J. H. M. Balvers, Th. Jonkheer en

Th. Lommerse.Zegwaard: E. Huysman, M. Karens en Joh.

Vollebregt Cz.Alphen: J. B. Bes, D. Boot, Th. Sprey en

J . Vlasman.Valkenburg : H. Binnendijk, C. Jansen en

C. Barnhoorn.Woerden: S. Brunt Wz., N. de Kruif, P. C. Verkerk

en H. Brunt Jz.Woubrugge: J. van Dam en A. Peters.Heemstede: Dr. E. A. N. Droog, H. H. Höcker,

J. v. d. Plas, Mr. P. G. v. Tienhoven en H. H. Waller.Lisse: J. Riggel, G. Tromp, C. Langeveld en

P. Warmerdam.Zoeterwoude: G. Dorrepaal, C. J. Kaptein en

J. v. Konijnenburg.Aalsmeer: J. van Dillewijn.Aarlanderveen: C. van der Berg, A. v. Dam en

B. W. Knape.Katwijk: L. Kruyt, F. E. Meerburg en H. E. de

Ruyter Zijlker.Noordwijk: P. Admiraal Cz., C. Passchier Wz.,

G. Kruyswijk en C. Wassenaar.Sassenheim: L. B. Roozen en C. Rijnsburger.Stompwijk: J. Hoogendoorn. J. W. v. d. Salm

en A. Romijn.Voorburg: H. M. Bleuland van Oordt.Voorhout: P. v. Reisen en P. v. Rijn.Leiden: J. Bosch, A. Mulder en G. P. Timp.Oudshoorn: C. Pannevis en D. v. Duin.Waddinxveen: G. van den Akerboom.

De Vereeniging Oud-Leiden bezoekt de opgravingvan een Frankisch grafveld te Rijnsburg, onderleiding van Dr. J. H. Holwerda.

Page 33: Leidsch Jaarboekje

JULI 1913.

9

10

12

13

14

Vergadering van de Vereeniging van Onderwijzersen Onderwijzeressen in het ArrondissementLeiden te Noordwijk-Binnen.

Ds. H. Thomas, bevestigd als predikant bij deGeref. Gem. alhier in de kerk aan de Hooigracht.

Kardinaal van Rossum bezoekt Warmond.

Vergadering van Onderwijzers en Onderwijzeressenin het Arrondissement Alkemade in Bden Burcht”.

Gemeenteraadsverkiezingen.Boskoop: C. J. v. d. Broek en P. Loef Azn.Hillegom : J. Guldemond.

H. M. de Koningin bezoekt de Rozen-tentoonstellingte Boskoop.

De Gemeenteraad benoemt Dr. Smits tot leeraar inde oude talen aan het Gymnasium; besluit totde oprichting van een buitengewone lagere schoolvoor zwakzinnige kinderen in het Caecilia-Gast-huis en bepaalt dat de winkelsluiting” zalintreden op I Januari 1914.

De electrische bemaling van den Vlietpolder teHoogmade treedt in werking.

Prof. H. M. v. Nes herdenkt zijn a5-jarige Evangelie-bediening. ’

De Zondagsschool der Ger. Gemeente te Rijnsburgherdenkt haar so-jarig bestaan.

Overlijden van den Heer K. Jonkheid te Waddinx-veen. De overledene was 40 jaar lid van denRaad, waarvan 20 jaar wethouder.

Page 34: Leidsch Jaarboekje

JULI 1913.

‘5 Staking bij de firma Gebr. van Hoeken, alhier.

1 6 De brievenbesteller van Aken te Wassenaar 40 jaarbij het vak.

‘7

18-20

20

21

22

21

25

De Provinciale Staten van Zuid-Holland besluitentot het verleenen van steun aan de GemeenteKatwijk ten behoeve van een binnenhaven envoor den waterweg Katwijk-IJmuiden.

Gemeenteraadsverkiezingen. (Herstemming).Leiden : H.W. Fischer, J. A.V. Hamel, J. Hartevelt Az.,

D. v. Gruting, Mr. C. W. v. d. Pot Bzn., K. Sijtsmaen C. J. v. Tol.

Haarlemmermeer : L. v. Reeuwijk.Waddinxveen: 1. G. Herfst en M. Hijkoop.

Bondsfeesten van den A. N. W, B. te Leiden.

Eerste godsdienstoefening in de gerestaureerdeEvang. Luth. kerk.

Jan van Hoven 40 jaar in dienst bij de firma Vervoorten van Cranenburgh (thans van Cranenburgh &Heringa).

do-jarig bestaan der Zondagsschool der Christ. Jong.-Ver. Pred. 12 : ha.

Bodegraven: gekozen tot leden van den Raad:D. A. de Jongh en A. de Vos.

Tentoonstelling in de Lakenhal van : Oud-Zoeter-woude, Leidschendam, Hazerswoude en Zoeter-meer in beeld.

Willem Freeken 60 jaar in dienst bij de firmaJ. C. Spaargaren te Oegstgeest.

***

Page 35: Leidsch Jaarboekje

JULI 1913.

27

29

1

14 ’

‘5

16

‘9

De ZeerEerw. Heer P. L. Dessens herdenkt in deMon-P&e kerk aan de Haarlemmerstraat zijn121/$-jarig dekenschap.

Overlijden van Dr. ,G. M. Kruimel, geneesheer enlid van den Gemeenteraad.

Overlijden te Feldafing van den Heer A. W. Sijthoff,hoofd der bekende Uitgeverszaak.

Warmond: gekozen tot lid van den Gemeenteraadde Heer C. M. van Stijn.

Augustus 1913.

Nic. van den Broek 50 jaar in dienst bij de familievan Pallandt van Lynden te Wassenaar,

W. de Zwijger 40 jaar in dienst in de koperslagerijvan den Heer A. H. Moote aan den Ouden Singel.

De volgende eerwaarde heeren herdenken hun 40en 25-jarig priesterschap: J. A. Foppe, rustendpastoor van Boskoop te Alphen. - H.J. M. Taskin,kannunnik en president van het Groot-Semi-narium te Warmond, terwijl de ZeerEerw. HeerJ. J. Vernieuwe, rustend pastoor van Leiden teRijswijk zijn gouden Priester-jubileum vierde.

De firma G. Zeestraten & Zn. te Oegstgeest be-halen de President’s Ccp te Londen voor hareGladiolussen.

De Hoogeerw. Hooggel. Heer H. J. M. Taskin,President van het Groot-Seminarie te Warmond,benoemd tot Geheim-Kamerheer van Z.H. den Paus

Page 36: Leidsch Jaarboekje

AUGUSTUS 1913.

20

21

27,

28

29

30

1-6

Overleden te Utrecht de ZeerEerw. Heer J. B. A.Diekmann, pastoor te Bodegraven.

Eerste steen-legging van het electrische gemaal derGroote Hazerswoudsche Droogmakerij.

Uitreiking in het Klein-auditorium der Academievan de Eere-Doctoraten, ter gelegenheid deropening van het Vredespaleis, aan den ParijschenHoogleeraar Renault, den Weenschen Pacifist Frieden den vroegeren Amerikaanschen staatssecretarisRoot.

Overleden te Voorschoten de Heer D. K. J. Schoor,Notaris, aldaar.

Gemeenteraadsverkiezingen. (Herstemming).Katwijk: A. de Klerk.Waddinxveen : A. Jonkheid,

De volgende Kon. onderscheidingen worden ver-leend : ridder in de orde van den Ned. Leeuw:Prof. K. H. Th. Bussemaker en Prof. dr. F. Pijper ;officier in de orde van Oranje-Nassau : Prof. H.J. M.Taskin te Warmond en de Heer J. A. v. Hamel,wethouder alhier; ridder in de orde van Oranje-Nassau : de Heer F. Gordon, bewaarder derhypotheken en van het kadaster; de bronzenOranje-Nassau-medaille aan Mej. v. Zandvliet(familie van Wensen), P. Diemel (D. Sala & Zn.),W. Lut (Jongmans 8r Zn.).

September 1913.

Tentoonstelling te Woubrugge van historie en 17deen r8de eeuwsch schoolwezen, onder leiding vanden Heer 0. C. van Hemesse.

Page 37: Leidsch Jaarboekje

SEPTEMBER 1913.

4

8

10

11

12

13

‘5

Overlijden van den Heer P. H. van Waveren Hz.lid van den Gemeenteraad te Hillegom.

Inwijding van het nieuwe polderhuis te Haarlemmer-meer.

Huldiging van den Heer S. P. Perdijk, sinds 1869onderwijzer aan de Jongensschool rste klasse, bijzijn aftreden als zoodanig.

H. M. de Koningin-Moeder bezoekt het Zeehospitiumte Katwijk aan Zee.

Onafhankelijkheids-herdenking te Leiden bestaandeuit militaire feesten.

Inwijding der nieuwe R. K. Meisjesschool voorM. U. L. 0. en Fröbelschool aan de Haarlemmer-straat.

Op de Intern. Graphische tentoonstelling te Am-sterdam worden bekroond: de N.V. voorheenE. J. Brill, A. W. Sijthoff’s UitgeversMaatschappijen de Ned. Rotogravure-Maatschappij alhier, be-nevens de Boskoopsche Handelsdrukkerij.

Buitenlandsche scheikundigen, hier te lande aan-wezig ter bestudeering van het zuivelvraagstuk,bezoeken het Rijks-zuivelstation in de Vreewijk-straat.

De Vereeniging Oud-Leiden onthult een gedenk-steen voor Gerrit Dou in den gevel van het huisvan den Heer Pelle op het Kort-Rapenburg.

Brand in de speelgoedfabriek >de Kroon” teNoordwijk-Binnen.

Overdracht van het Rectoraat door Prof. Dr. B. D.Eerdmans aan Prof. Dr. G. Jelgersma in deGroote Stadszaal.

Page 38: Leidsch Jaarboekje

16

‘7

18

20

25

30

1

4

-SEPTEMBER 1913.

Dr. R. Bennink Bolt te Zwammerdam herdenktzijn zs-jarige ambtsvervulling.

Viering van het lo-jarig bestaan der Martha-Stichting te Alphen.

Het Internat. Pharmaceutisch Congres te ‘s.Gra-venhage bezoekt te Leiden eenige Laboratoriaen wordt daarna op het Stadhuis door B. en W.ontvangen.

Eerste officieele bespeling van het gerestaureerdeorgel in de Ned. Herv. kerk te Voorschoten.

G. van Meygaarden 40 jaar watermolenaar teVoorschoten.

De Gemeenteraad besluit tot levering van gas aanBenthuizen.

Oprichting van een coöperatieve woning-bouw-vereeniging.

De BCarsjens” staakt haar dienst op Woubrugge.

De Heer W. Pera gekozen tot lid van den Ge-meenteraad, alhier.

October 1913.

Viering van Leiden’s Ontzet. Optocht door Sted.Vereenigingen.

Dirk Zemel 40 jaar in dienst bij de Gebr. Duyserte Leimuiden als molenaarsknecht.

Jaarl. Algem. Vergadering der Vereeniging voorStaathuishoudkunde en Statistiek in de Stadszaal.

Page 39: Leidsch Jaarboekje

4

6

8

13

14

.

1 6

18

21

2 8

31

OCTOBER 1913.

Uitreiking der prijzen van den gehouden Gevel-wedstrijd.

Spoorwegongeluk bij Piet-Gijzenbrug.

‘Overlijden van Prof. Mr. P. A. Tichelaar.

Prof. Dr. N. van Wijk aanvaardt het ambt vanhoogleeraar in de faculteit der letteren en wijs-begeerte met een rede over Baltisch-SlavischeProblemen.

Mr. A. S. Oppenheim opent zijn lessen als Lectorin het handelsrecht en het burgerlijk procesrecht.

Opening van het nieuwe Invalidenhuis aan denHoogen Rijndijk.

Dr. Ernst de Vries opent zijn lessen als privaat-docent in de organische neurologie.

Prof. Dr. S. G. de Vries benoemd tot besturendlid van de Palaeographical Society te Londen.

De Gemeenteraad verleent vergunning aan deLeidsche Duinwatermaatschappij tot uitbreidingvan het buizennet in Oegstgeest. De overeen-komst met de Gemeente Hazerswoude voor delevering van gas wordt goedgekeurd.

De afdeeling mitrailleurs wordt aan den Burge-meester voorgesteld.

De Heer W. v. d. Laan gekozen tot lid van denGemeenteraad te Voorhout.

De Heer J. van der Mare1 gekozen tot lid vanden Gemeenteraad te Bodegraven.

Prof. van Vollenhoven benoemd tot lid derCommissie van voorbereiding voor de derdeVredesconferentie in den Haag.

Page 40: Leidsch Jaarboekje

NOVEMBER 1913.

4

7

11

1 2

15

1 6

18

19

November 1913.Overlijden van Prof. Dr. J. S. Speyer.

Overlijden van Dr. F. A. Jentink, Directeur van‘s Rijks Museum van Natuurlijke Historie.

Prof. Dr. G. J. Thierry aanvaardt zijn ambt alsbuitengewoon Hoogleeraar met een rede over:Vorsten uit Oud-Babylonie tijdens de eerstebloeiperiode van de stad Lagas.

Begrafenis van den heer Th. Tulleken, oud-post-directeur te Noordwijk.

Inwijding van het nieuwe schoolgebouw der Geref.kerk te Hazerswoude.

Ds. A. J. Ruys te Oegstgeest 25 jaar Predikant,aldaar.

Prof. Dr. H. Kamerlingh Onnes ontvangt denNobelprijs.

Eerste steenlegging der Ned. Herv. kerk te Voorhout.De Chr. school te Oude-Wetering bestaat 50 jaren.De Heer P. Zwart, Postdirecteur te Noordwijk,

herdenkt zijn ho-jarige ambtsvervulling.Onze stadgenooten Joh. Prinsenberg en Joh. Maria

van Leeuwen herdenken hun 6o-jarige echtver-eeniging.

Onthulling van de gedenkplaat voor Joan MelchiorKemper in het huis Breestraat No. 109 door deVereeniging Boud-Leiden”.

Herdenking der roe-jarige Onafhankelijkheid, doorhet luiden van alle klokken, koraalmuziek, gods-dienstige viering in de kerken, feestreden, eenhistorische optocht en tooneelvoorstellingen inden Schouwburg en in de Stadszaal.

Page 41: Leidsch Jaarboekje

NOVEMBER 1913

2 0

24

25

29

2

5

G

10

1 1

17

Gouden Feest van de Congregatie van de H. Familie.

Overlijden van den Heer H. C. Klinkert, Oud-Lectorin de Maleische Taal en Letterkunde.

De Heer C. J. A. Boom benoemd tot Notaris teVoorschoten.

De Heer Overkleeft gekozen tot lid van den Ge-meenteraad te Voorschoten.

Overlijden van den Heer A. van der Harst teScheveningen, oud-hoofd eener openbare schoolte Leiden en oud-leeraar aan de Kweekschoolvoor Onderwijzers en Onderwijzeressen alhier.

Overlijden van den Heer A. J. Binnendijk, oud-directecr der Sted. Werkinrichting.

December 1913.De Heer S. Strijk gekozen tot lid van den Gemeente-

raad te Alkemade.

?,S-jarig bestaan der Zondagsschool te Woubrugge.

Openstelling van de nieuwe voetbrug over denWitten Singel.

Overleden te Bodegraven de Heer H. Bollman,oud-lid van den Gemeenteraad aldaar.

Inwijding der nieuwe zaal voor Christel. Protestant-sche Belangen te Katwijk aan Zee.

De Heer A. M. Touw 25 jaren ingenieur bij deKon. Ned. Grofsmederij alhier.

Page 42: Leidsch Jaarboekje

DECEMBER 1913.

1 8

2 0

2 2

24

27

30

Opening der nieuwe raadzaal in het vergrooteRaadhuis te Sassenheim.

Aan Prof. dr. J. v. Leeuwen Jz. eervol ontslagverleend als hoogleeraar aan de Universiteit.

Overlijden van Mej. M. A. de Vriese, oprichtsterder eerste Leidsche Fabrieksschool (1867).

Dr. E. D. van Oort, conservator aan het RijksMuseum van Natuurlijke Historie benoemd totcorrespondeerend lid van den »American Orni-thologist Union”.

Overlijden van den Heer J. G. Heydanus, burge-meester van Aalsmeer.

Pieter van Wijk 40 jaren studenten-oppasser, alhier.

Overleden te ‘Gravenhage de Heer G. J. de Casparis,voorheen directeur der Leidsche Broodfabriek.

De Gemeenteraad te Hillegom besluit tot afschaffingder kermis.

Page 43: Leidsch Jaarboekje

Inlichtingen omtrent enkele openbareinrichtingen en besturen.

LElDEN.

Burgemeester: Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar.Wethouders: J, A. van Hamel, Mr. J. C. van der Lip,

J. A. Bots, H. W. Fischer.Secretaris: Mr. Dr. C. E. van Strijen.Ontvanger: G. H. Kokxhoorn.Archivaris: Mr. Dr. J. C. Overvoorde.Directeur van Gemeentewerken: G. L. Driessen.Politiecommissaris : J. Groebe.

Garnizoenscommandant, tevens kolonel commandant qdebrigade inf. : W. S. N. van Bockom Maas,

Commandant bij het ade regt. veld-artillerie: J. W. Verff,luit.-kol.

Militie-Commissaris : J. H. v. Waveren, luit-kol.Inspecteur der registratie en domeinen: J. G. Lijbering.Ontvanger der registratie en domeinen : W. K. F. Zwierzina.Bewaarder der Hypotheken enz. : F. Gordon.Inspecteurs der directe belastingen, enz. : P. Aleva en

B. Formijne.Ontvanger der directe belastingen: G. G. A. Meuwissen.Ontvanger der invoerr. en accijnzen: E. J. W. Römer.

Page 44: Leidsch Jaarboekje

XL111

Afgevaardigde voor het kiesdistrict I,eiden ter ade Kamerder S. G.: Mr. J. E. Heeres.

Afgevaardigden ter Provinciale Staten: H. Paul, W. Pera,Mr. P. E. Briët, Mr. J. C. van der Lip, en D. van Gruting.

KANTONGERECHT.

Kantonrechter: Mr. J. Klein.Ambtenaar 0. M.: Mr. A. van der Elst.Griffier: Mr. J. J. Neuman de Loos.

- -

RIJKSUNIVERSITEIT.

Curatoren : Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman, Presia’enl.Prof. Dr. J. D. van der Waals Sr., Jhr Mr. Dr. N. C.de Gijselaar, Mr. J. A. Loeff, E. C. baron Sweerts deLandas Wyborgh.

Secretaris van Curatoren: Mr. J. E. Boddaert.Rector-Magnificus : Dr. G. Jelgersma.Secretaris van den Senaat: Dr. J. M. Janse.Bibliothecaris: Prof. Dr. S. G. de Vries.Praeses van het Col. Civ. Acad. Lugd. Bat. Supr. :

A . Staring.Praeses v. d. Bond van Leidsche Studenten BJungantur

Gaudia Musis” : P. Feenstra Kuiper.Praeses der Ver. Vr. Stud. : Mej. C. Hovens Greve.

Gymnasium. President-Curator : Prof. Mr S. J. FockemaAndreas.

Rector: Dr. N. J. Beversen.

Page 45: Leidsch Jaarboekje

XLIV

Commissie van Toezicht op de scholen voor MiddelbaarOnderwijs: Prof. Dr. P. Zeeman, voorzitter.

Directeur H. B. S. voor jongens: Dr. J. L. Andreas.Directrice H. B. S. voor meisjes: Mej. B. C. G. Numan.Directeur Kweekschool voor Onderwijzers : M. B. Hoogeveen.Directeur Kweekschool voor bewaarschoolonderwijzeressen :

W. Haanstra.

Arrondissements-schoolopziener voor het Lager Onder-wijs: Tj. Kielstra.

Commissie voor oppertoezicht en beheer der Kweek-schoolvoor Zeevaart: Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar,voorzitter, J. C. Stam, secretaris.

Commandant der Kweekschool voor Zeevaart: C. van Buurenkapt.-luit. t/z.

Predikanten. Bij de Ned.-Herv. Gem.: F. Oberman,W. Briët, F. Hartwigsen, J, Hoogenraad, K. W. Vethake,M. J. Punselie, Mr. Dr. J. Schokking, W. J. RoscamAbbing, Dr. D. Plooy.

Bij de Waalsche Gem.: S. Cler en M. Bresson.Bij de Rem. Gem.: Dr. W. J. Lente.Bij de Vereeniging v. Vrijz.-Herv. : A. van der Wissel.Bij de Gereformeerde Kerken: H. J. Kouwenhoven en

A. Roorda.Bij de Christelijke Gereformeerde Kerk: H. Janssen.Bij de Evang. Luth. Gem. J. W. Brass en J. Ph. Makkink.Bij de Doopsgezinde Gem. : J. Wuite.

Pastoors. Bij de R. K.: P. L. Dessens, tevens deken,H. L. A. Gadet, A. J. M. Hafkenscheidt.

Oud-Katholieken: J. M. van Beek, pastoor.

Page 46: Leidsch Jaarboekje

XLV

Israglietische Gemeente: H. 1. Cohen, leeraar.

Postkantoor. Directeur: M. C. Hennequin.Telegraaf-kantoor. Directeur : D. Merkestijn.Stationschef: L. W. F. Sesseler.

Leiden telt thans ruim 59000 inwoners.

Leden der 2ae Kamer der Staten-Generaalvoor de districten:

Haarlemmermeer. F. H. van Wichen te Oudewetering.Katwijk. Mr. 0. J. E. baron van Wassenaer

van Catwijck te ‘s-Gravenhage.Bodegraven. Mr. J. W. H. M. van Idsinga te

‘s-Gravenhage.

Leden der Prov. Staten voor de districten:

1

Mr. L. M. J. H. Kerstens te Leiden.

Leiderdorp .C. J. L. van der Meer te Noordwijk.W. Warnaar te Sassenheim.R. Ouwehand te Katwijk.

Zoetermeer.

Jhr. Mr. L. E. M. von Fisenne te‘s-Gravenhage.

D. J. G. J. baron van Pallandt te Wassenaar.W. B. van Liefland te ‘s-Gravenhage.J. Scheer te Zoetermeer.

Page 47: Leidsch Jaarboekje

AZ’hen.

7er A a r :

XLVI

F. H. van Wichen te Oudewetering.Mr. C. S. van Dobben de Bruyn te

Hazerswoude.A. A. van Gils te Zoeterwoude.W. Los te Alphen.

Bestuur der Gemeenten.Jhr. K. W. L. de Muralt, Burgemeester ;

J. Hogenboom, Secrelaris.Aarlana’erveen : J . W . van der Lee, Burgemeester ;

A. P. Tolk, Secretaris.AZkemade : F. H. van Wichen, Burgemeester en Secretaris.Alphen : C. W. C. Th. Visser, Burgemeester; K. J .E, Koning,

Secretaris.Benthuizen : A. Verheul Azn., Burgemeester en Secretaris.Boskoop: J. Grootenhuis, Burgemeester; E. G. Konings,

Secretaris.Hazerswoude : Mr. C, S. van Dobben de Bruyn, Burgemeester ;

J. M. Kok, Secretaris.KatwqK : T. A. 0. de Ridder, Burgemeester ; J. Varkevisser,

Secretaris.Koudekerk: J. C.van Voorthuysen, Burgemeester ; E. Rollema,

Secretaris.fiZderdorp: G. van der Valk Bouman Sr., Burgemeester

en Secre ta r i s .Leimuiden : Th, C. C. Ninaber, Burgemeester en Secretaris.Lisse: Jhr. P. F. A. J. von Bönninghausen tot Herinckhave,

Burgemeester en Secretaris.Noordwijk: Jhr. W. C. van Panhuys, Burgemeester;

E. de Groot, Secretaris.

Page 48: Leidsch Jaarboekje

XLVII

Noora’wijkerkout: J. P. J. M. Sweens, Burgemeesfer ;A. B. Vermeulen, Secretaris.

Oegsfgeest: J. G. M. van Griethuyzen, Rurgemeesferen Secre tar is

Ouds~oorn : W. C. ten Harmsen van der Beek, Burgemeester;W. Steen Jr., Secretaris.

RZjnsaterwoude: Th. C. C. Ninaber, Burgemeester enSecretaris.

R~nsbu~g : R. van Ham, Burgemeester en Secretaris.Sassenkeim : P. Besselaar, Burgemeester ; 0. van Eek,

Secyetaris.Stompwijk: P. van Duyvendijk, Bul-gemeester ; H.J. van Delft,

Secretaris.VaZken6ur.g: P. Lotsy, Burgemeester; 1. A. Charbon Jr.,

Secretaaris.Y,uy: P. van Duyvendijk, Burgemeester en Secretaaris.Voorkout: J. G. M. van Griethuysen, Burgemeester

J. H. Langeveld, Secretaris.Voorsckoten : E. Vern&de, Burgemeester en Secretaris.Wa&z%zgsveen : C. van Dort Kroon, Burgemeester ;

A. Kreupeling, Secretaris.Warmend: A. J. Schölvink, Burgemeester ; H. L. van Delft,

Secretaris.Wassenaar : Jhr. B. Ph. S. A. Storm van ‘s-Gravesande,

Burgemeester ; J. Eggink. Secretaris.Woubrugge: T. P. Kleyn, Burgemeester ; C. Kammeraat,

Secretaris.Zoeterwoude: A. A. van Gils, Burgemeester en Aèccretaris.

Page 49: Leidsch Jaarboekje

XLVITI

RIJNLAND.

D~kpaaf: Mr. E. de Vries.Noog&wnraden: Jhr. Mr. W. G. Dedel, J. H. M. Evelein,

A. J. E. baron van Ittersum, Mr. J. van de Kasteele,J. C. van der Torren, Mr. J. Th. C. Viruly.

Secretaris: Mr. C. W. van der Pot Bzn.ureritmeester : Mr. H. A. Sypkens.ingenieur : P. Hoogenboom.

Page 50: Leidsch Jaarboekje

XLIX

De volgende verzamelingen zijn voor hetpubliek toegankelijk :

Rijksmuseum van Oudheden, Breestraat, werk-dagen 10 -4 uur, Zon- en Feestdagen 1-4.

EthnographischMuseum,Rapenburg,Hoogewoerden Heerengracht, alleen werkdagen, 10-4 uur.

Museum van Natuurlijke Historie, Rapenburg,werkdagen 12-4 uur, en Zondags van Mei-November,1 2 - 3 uur .

Geo log i sch Mine ra log i sch Museum, Garen-markt, Woensdag en Zaterdag 2-4 uur.

Kabinet van Pleisterbeelden, Rapenburg, werk-dagen 10-4 uur, Zon- en Feestdagen 1-4 uur.

Hortus Botanicus, Rapenburg, werkdagen, I April-30 Sept., 9-6 uur; I Oct.--31 Maart, 9-4 uur, Zondags10-4 uur, van I April-30 September.

Kabinet van Prenten, Rapenburg, Dinsdags, IO-

3 uur.Stedelijk Museum sde Lakenhal”, Oude Singel,

werkdagen 10-4 uur, Zondag 12-4 uur.Universiteitsbibliotheek, Rapenburg, werkdagen

10-4 uur, doch van I 3 Nov.-I 3 Jan. IO -3 uur en inde acad. vacanties I -_ 3 uur.

Oud-Archief der gemeente, Boisotkade, werk-dagen 9-4 uur.

Het postkantoor is geopend:Op werkdagen : van 7.30 v.m.-9.30 n.m.Op Zon- en Feestdagen: van 7--9 v.m. en r- 3 n.m.

Het telegraafkantoor is geopend :Op werkdagen : van 8 v.m.-ro n.m., Vrijdag vanaf 7 v.m.Op Zondagen: van 8-10 v.m. 12.30-2.30 en 7-8 n.m.Op Feestdagen: van 8-12 v.m 1-3 n.m. en 7-8 n.m.

Page 51: Leidsch Jaarboekje
Page 52: Leidsch Jaarboekje

IN MEMORIAM.

Page 53: Leidsch Jaarboekje
Page 54: Leidsch Jaarboekje

P . F . R O L L A N D E T . -/-11 Maart 1913.

Het heengaan van Rollandet is voor hen - enhe t z i j n e r ve l en - d i e d e n i n - t r o u w h a r t i g e nvriend gekend hebben, een groot en onvergetelijkverlies, groot en onvergetelijk, omdat op onzenlevensweg nauwelijks één enkel maal ons het voor-recht verschaft wordt een vriend te ontmoeten inden waren zin des woords, zooals Rollandet er eenwas, een man, die in dagen van vreugde, mede-leefde met en medegenoot van aan vrienden ten deelgeval len geluk en aan wien men in dagen vandroefheid en leed het eerst zijn hart uitstortte;die wars van alle dubbelzinnigheid en omslag de ver-persoonlijking is geweest van dien oud-Hollandscheneenvoud, die zijn geheele leven gekenmerkt heeft endie zich gaf geheel en al aan hem, wien hij eenmaalzijn vertrouwen geschonken had.

Groot en onvergetelijk dit verlies voor de velevrienden, die hem gekend bebben, maar niets ver-geleken bij dat geleden door zijn trouwe echtgenoote,door zijn lief en innig gezin, waaraan hij zich gewijdheeft, zooals nauwelijks een echtgenoot en vaderzich wijden kan ; want in zijn huis, in dat in-tevredeninterieur zocht hij bovenal het geluk en de voldoening,die in den tegenwoordigen tijd zoo vaak elders gezochten gevonden worden; daar voelde Rollandet zich

Page 55: Leidsch Jaarboekje

LIV

F veilig en gelukkig ; daar bovenal wist hij te zijnde altijd met open armen ontvangen vriend metdat streng militair uiterlijk, waarachter toch zoo’ngroote trouwhartigheid verscholen lag ; daar werd

\

\

ook zijn groote regelmatigheid, zijn nauwgezetheid,zijn vasthouden aan orde, waarmede alles wat uit

\zijn handen kwam als het ware gestempeld was, in

\al zijn consequentiën toegepast en doorgevoerd.

Het levenspad van Rollandet is gegaan langssterk sprekende, sterk naar voren

m o m e n t e n k o m e n e r n i e t i n v o o r ;teleurstelling, behoudens een

heid op betrekkelijk jeugdigenzijn eerlijk en braaf karakter,n te overwinnen, is zijn leveneluk en grooten voorspoed.

t bestuur der 3 October-ere besturen van Leidsche

bleef altijd een volbloedzijn ijver en nauwgezetheid

chte hij in zijn grooten eenvoudbescheidenheid van het leven

veel ; wat hij echter zocht, heeftmensch als hij was, in ruime en rijke

aardeering voor zijn edel karakter,van hen aan wie hij zich eenmaal

geleefd ; want hij blijft het voorbeeld

Page 56: Leidsch Jaarboekje

LV

voor zoovelen, die in den maalstroom van het levendreigen onder te gaan, die Ieeren kunnen, als zijten minste leeren willen, dat niet altijd het hangen enbangen naar uiterlijke praal en pracht, het klimmenop de maatschappelijke ladder, het verkrijgen vaneer en aanzien, de eenige momenten van het levenzijn, doch dat tevredenheid met het bereikbare,de voldoening om anderen gelukkig te maken, alsmen het wel beschouwt, veel grooter en machtigerfactoren zijn om zelf gelukkig te worden en te blijven.

In dit opzicht is het leven van onzen bravenRollandet een buitengewoon rijk leven geweest.

Mr. GOUDSMIT.

Page 57: Leidsch Jaarboekje

D s . J. J . V A N WALSEM. +

Op Zondag 18 Mei rgr3 overleed te Noordwijkaan Zee op 5 7 jarigen leeftijd Johan Jacob van Walsem,emeritus-predikant der Ned. Hervormde gemeentealdaar en nog op zijne standplaats woonachtig. Desmorgens aanvankelijk zich voorbereidende tot bij-woning van den kerkdienst, gevoelde hij zich eensklapsonwel, trachtte zijn slaapkamer wederom te bereikenen korten tijd daarna blies hij op zijne sponde denlaatsten adem uit.

Ds. J. J. van Walsem J.Gzn., geboren 18 April 1856te Wateringen, waar zijn vader predikant was, werdals candidaat bij het provinciaal kerkbestuur vanDrenthe, buiten electie van den ambachtsheer, doorden Hervormden kerkeraad van Noordwijk aan Zeeberoepen en is aldaar tot predikant door zijnenvader bevestigd geworden op den 18en April I 880

(juist zijn 2@n verjaardag), in de plaats vands. Th. N. Crousaz, die 28 Sept. 1879 was ver-trokken naar Kralingen. Niettegenstaande hij zevenroepingen naar elders ontving, waarvan die naarLeimuiden hem zwaar op het harte lag, bleef hij daarwerkzaam tot hij, door ernstige ongesteldheid genoopt,op 15 Nov. 191 I zijn emeritaat verkreeg.

Tijdens zijne bediening en met zijne medewerkingwerd in het jaar Igoo het kerkgebouw herstelden met een zijvleugel vergroot onder leiding vanden Amsterdamschen architect Foeke Kuipers, bij

Page 58: Leidsch Jaarboekje

LVII

welks inwijdingsgelegenheid op 25 November 1900hij eene rede hield naar I Kon. 8: 29, welk woordhij toepasselijk ontwikkelde in a. eene behoefte, diewij moeten gevoelen, b. eene belofte, waarop wijons mogen verlaten, en c. een eisch, waaraan wijmoeten voldoen.

Bij zijn predikambt was hij jarenlang lid van hetclassicaal bestuur van Leiden en vervuldeherhaaldelijkdaarin de functie van assessor. Burgerlijk was hijin zijne standplaats gedurende een 30 tal jarenvoorzitter van de commissie der Chr. bewaarschool,en als theoloog, waarbij zijne exegetiek somsduidelijk den geest van zijnen leermeester Doedesverraadde, heeft hij meermalen studenten onderrichttot de voorbereiding van hun eindexamen.

Deze man met ontwikkelden geest, eenvoudiggemoed, ingetogen karakter, schuchteren aard,heeft als celibatair met zijn burgers meegeleefd,is meestal door zijne gemeente niet begrepen, heefteen geslacht gedoopt, gehuwd, ten grave geleid enwederom een nieuw geslacht gedoopt. Geen wonderdat op zijn 25 jarig ambtsfeest in April 1905, toenhij zijne gemeente naar aanleiding van zijn intreetekst,1 C o r . 1: 23a, op nieuw Christus den gekruisigdevoorstelde en haar ernstige feiten uit die gepasseerdejaren in herinnering bracht, zijn hoorders tot tranenwerden bewogen en hem na den zegen toezongenpsalm 121: 4.

Nog treffender was het oogenblik toen na de af-scheidsrede in zijnen naam door ds. H. H. van Ameide,destijds predikant te Hillegom, op ZondagavondI 2 Nov. 191 I uitgesproken, hij zelf nog voor hetlaatst met zwakke schreden den kansel betrad enzijn dank bracht aan de gemeente, haar vermanende

Page 59: Leidsch Jaarboekje

LVIII

te behouden wat zij bezat, te strijden tegen ver-deeldheid en twisting, waardoor reeds menigegemeente is verwoest, tegen het bijten en veretenvan elkander, dat de apostel Paulus in de gemeentevan Galatië zoo ernstig en zoo streng heeft bestraft,en liefde te hebben tot elkander, waaruit blijkenzou dat zij behoort tot de rechte leerlingen vanJezus; voorts erop wijzende dat alle vleesch is alsgras en alle heerlijkheid des menschen als een bloemvan het gras, dat het gras verdort, de bloem verwelkt,maar het woord des Heeren blijft tot in eeuwigheid.

Dat de overledene tijdens zijn ambtsruste in zijnegemeente is blijven wonen, getuigt van eene goedeverstandhouding tusschen den herder en de kudde.

Bij zijn begrafenis op Woensdag 21 Mei werdvooraf een herinneringsdienst gehouden in de Herv.kerk door ds. van Ameide, waarna het stoffelijkoverschot uit de kerk grafwaarts is gedragen door deoudste ongehuwde catechisanten van den overledene.Bij de groeve sprak ds. van Ameide een woord vandank voor hetgeen ds. van Walsem voor de gemeentewas geweest, terwijl de burgemeester van Noordwijk,Jhr. W. C. van Panhuys, er op wees dat met dendood van den eenvoudigen, verdraagzamen manzich als het ware een tijdperk heeft afgesloten,aangezien er een nieuw dorp is ontstaan met modernewoningen, een nieuwen tijd aangevangen en eennieuw burgerlijk leven is ingegaan, waarbij echterds. van Walsem niet zal vergeten worden.

N o o r d w i j k - B i n n e n .Medio December 1913.

J . KLOOS.

Page 60: Leidsch Jaarboekje

DR. G. M. KRUIMEL. +1857-1913.

Na een lijden van meer dan zes maanden overleedhier ter stede op den 27sten Juli 1913 onze stad-genoot Dr. Gerlach Marinus Kruimel. Hij werdd e n gden O c t . 1857 te Amsterdam geboren enstudeerde aan onze Universiteit. Na verkregen be-voegdheid in Mei 1886 (zijn Promotie tot Med.Doctor volgde een paar jaren later) vestigde hijzich in Leiden en oefende hij hier 27 jaren langde praktijk, genees- en verloskundige praktijk inhoofdzaak, uit. Spoedig verwierf hij zich bekendheidals bekwaam geneesheer, werd weldra tot Stads-Geneesheer aangesteld, maar legde na eenjge jarendeze functie neder om zich geheel te wijden aanzijn bloeiende particuliere- en fondspraktijk. Bij dedd. Schutterij fungeerde hij van 1887 af tot hareopheffing als Officier van Gezondheid, was velejaren Lid der Gezondheidscommissie en werd inIgr I t o t L i d v a n d e n G e m e e n t e r a a d g e k o z e n .Kruimel was een nauwgezet geneesheer, vol liefdevoor zijn werk en de wetenschap, ijverig en eenman van zeldzame werkkracht. In hulpvaardigheiden toewijding, (zelfs toen in latere jaren zijn krachtensoms bijna te kort schoten !) werd hij door weinigengeëvenaard. Bij dag en bij nacht was hij immerbereid zijn gewaardeerde hulp te bieden en met

Page 61: Leidsch Jaarboekje

LX

kalmte en opgewektheid vervulde hij steeds zijnvaak zware taak.

Boven alles evenwel was Kruimel een goed mens&Hij mocht zich dan ook geacht en geëerd zien

in breede kringen der Burgerij, evenzeer als onderzijn ambtgenooten.

Geen wonder dat velen zijn heengaan betreurenop den betrekkelijk jongen leeftijd van 55 jaren.De herinnering aan den bescheiden man, den werk-zamen, belangstellenden geneesheer zal nietteminnog lang onder ons voortleven.

J. G. VAN DER SLUIJS.

Page 62: Leidsch Jaarboekje

ALBERTUS WILLEM SIJTHOFF. +30 Juni 1829-29 Juli 1913.

Op den hoogen leeftijd van 84 jaar overleed inzijne villa Walbert te Feldafing bij Munchen eenman, op wien zijne geboorteplaats Leiden trotschmag zijn. De jonge A. W. Sijthoff, gesproten uitden eenvoudigen burgerstand - zijn vader dreefeen koekbakker i j aan de Aalmarkt - k o o s , n azijn schooljaren bij meester Nieuwveen en op hetgymnasium, het drukkersvak en kwam reeds op zijn15de jaar als leerling in de drukkerij van La Lau,den uitgever der toen bloeiende Leidsche Courant,later in den boekhandel van D. J. Couvée en sedertI 848 als zelfstandig medewerker in de grooteuitgeversfirma Fuhri te ‘s-Gravenhage. Na een kortverblijf te Parijs, waar hij met den buitenlandschenboekhandel in nadere kennis kwam, vestigde hijzich (Aug. 1850) als drukker aan de Oude Vestte Leiden. Aan die drukkerij verbond hij in 1853een houtgraveerschool, terwijl hij tevens als uitgeverreeds spoedig zijn naam als ondernemend, energieken bekwaam handelsman vestigde. De Kunstkronyk,Nieuwenhuis’ bekend Woordenóoek, de GeYZZz&reerdeFamiZiebióZiotheek, de Gracieuse behoorden tot zijneeerste voorname uitgaven; met de beste Nederlandscheletterkundigen van dien tijd knoopte hij betrekkingenaan. Met Vosmaer en Jan ten Brink als adviseurs

Page 63: Leidsch Jaarboekje

LX11

bezorgde hij menige belangrijke uitgave op hetgebied van kunst en letteren ; op dat van kinder-lectuur en prentenboeken stond hij weldra bovenaan ;op dat van leerboeken en atlassen nam zijne firmaeveneens spoedig een zeer aanzienlijke plaats in;ook op wetenschappelijk terrein behoorde zij latertot de eerste in ons land. Sedert 1860, toen hijnaast de ouderwetsche Leìdsche Courant het LeìdsckDagblad oprichtte, begon hij zich met al zijn durfen energie ook op dat der journalistiek te bewegen;hij was een der oprichters van het VaderZand enstichtte het Rotterdamsch Nìeuwsbdad, terwijl hijde onderneming van zijn oudsten zoon, de HaagscheCourant, en die van zijn schoonzoon, het Nìeuws-bdad van NederZand, krachtig steunde. Zijne zaak,sedert I 85 2 aan de Koepoortsgracht (nu Doezastraat)gevestigd, nam onder zijne rusteloos energieke leidingsnel toe in beteekenis en verhief zich allengs tot eenaanzienlijke hoogte, zoodat zij de vergelijking metde eerste uitgeversfirma’s hier te lande en met degrootste firma’s in het buitenland glansrijk kondoorstaan. Zijn uitgaven der Codices en van hetprachtige Brevìarì~m Grìmanì behooren tot dewereldberoemde werken der moderne drukkunst enmaakten den naam zijner firma overal bekend. Hijveranderde haar in 1905 in eene groote Uitgevers-maatschappij, een familiebezit, welks monumentalezetel aan de Doezastraat in overeenstemming ismet hare groote beteekenis, herinnerend aan die dergroote Leidsche firma’s der I@e en 18de eeuw eneen eer voor Leiden mag heeten.

De grijze, maar nog altijd krachtige leider derfirma, sedert 1883 bijgestaan door zijn zorgzameen begaafde tweede echtgenoot, Wally Huth, bleef

Page 64: Leidsch Jaarboekje

LX111

tot in 1913 de algemeene leiding voeren. Hij ver-toefde echter niet meer te Leiden maar sedert 1886voorgoed buitenslands, eerst te Cannes en te Luchonin de Pyreneeën, daarna op de hoog aan het Stahren-berger meer gelegen prachtige villa te Feldafing,voor bevoorrechte vrienden dikwijls een gastvrijewoning. Door een vernuftig uitgedachte regelingslaagde hij er jaren lang in, ook als directeur-generaalzijner grootscheeps ingerichte Maatschappij, op dienverren afstand de algemeene leiding der zaken inhanden te houden en tot in zijn laatste dagenbleven zijne nooit rustende gedachten bezig metde geliefde zaak te Leiden, waaraan hij zijn levenhad gewijd en die zijn naam als industrieel enhandelsman in dankbare herinnering zal doen blijven.

P. J. B.

Page 65: Leidsch Jaarboekje

PROF. MR. P. A. TICHELAAR.

Den 2den Juni 1861 te Ootmarsum geboren, leerlingvan het utrechtsch gymnasium en van de utrechtschehoogeschool, op 20 October 1885 met lof gepromo-veerd na de verdediging van een proefschrift Be&)en toepassing der cuZpa Zata in het ronzeinsche recht,welke proefschrift, behoudens enkele toevoegingenen wijzigingen, was het met goud bekroonde antwoordop eene prijsvraag der universiteit te Amsterdam,op 12 November 1892 benoemd tot substituut-griffierbij de arrondissements-rechtbank der hoofdstad, op4 Juli 1894 tot lector, op I 5 Juni I 897 tot hoog-leeraar in het romeinsche recht en zijne geschiedenisaan de hoogeschool te Leiden, aldaar overleden opMaandag 6 October 1913.

Dit is in het kort de omtrek van een leven,aller eerbied, maar ook aller deernis waard. Eerbied,die een nauwgezet hoogleeraar geldt, een degelijkgeleerde, een edel mensch; deernis met een, diegeleden heeft als weinigen.

Een nauwgezet hoogleeraar. Hem werd de taakopgelegd een man te vervangen eerst, op te volgenweldra, wiens lessen over het recht naderden tothet allerbeste, dat men zich daarvan kan voorstellen.

Het bezwaarlijke van deze taak heeft Tichelaar- het blijkt uit bei zijne openingsreden - klaarbeseft; het noodige zelfvertrouwen herwon hij door

Page 66: Leidsch Jaarboekje

LXV

de overweging, ,, dat liefde voor de zaak ook denzwakke sterk kan maken.” Den zwakke ? Het wasder bescheidenheid te veel. Want een uitgebreidweten en de gaaf, van dat weten op duidelijkewijze aan anderen mede te deelen, stonden ook

d e n n i e u w e n leeraar t e n dienste. E n i n Jiefdevoor de zaak”, in getrouwheid aan zijn plicht, konhij moeilijk worden overtroffen.

Ook door de studenten is dit spoedig gevoeld.Toen in 1897 Mr. Drucker zi jn ambt had neder-gelegd, verzochten zij de regeering in zijne plaatshunnen lector te benoemen. Voor Tichelaar is ditblijk van waardeering eene blijde voldoening geweest.

In het beste der jaren als levenswerk eene taakte aanvaarden, die ons reeds lief is geworden, onderde toejuiching van wie die taak onmiddellijk betreft :welk eene toekomst! De schoone verwachting werdslechts ten deele vervuld. Het is de tragiek vandit leven geweest, dat eene toewijding, die ondergelukkiger omstandigheden een steeds toenemendeninvloed op eene breede schaar jongeren had kunnengeven, weldra moest worden verbruikt in een held-haftigen strijd om behoud. In dien strijd heeftTichelaar zich jaren lang met eere staande gehouden.

Nadat bovenmatige geestesinspanning zijne ver-vanging gedurende den cursus Igo2--Igo3 nood-zakelijk had gemaakt, is hij nimmer weder deoude geworden, Een ooglijden nam toe, gestadigverminderde het vermogen om te zien, ten slottewas dit vermogen zoo goed als geheel verloren.

Toen is er bange twijfel in hem geweest, of hijzijn geliefd ambt mocht behouden. Hij heeft vol-hard, op den krachtigen aandrang mede van zijnevrienden en, eene moeite nemend, die haast boven-

* * * * +

Page 67: Leidsch Jaarboekje

LXVI

menschelijk scheen, heef t h i j in de waarnemingvan zijn ambt ervoor gewaakt, dat de last vanzijn ongeluk door hem zelven alleen werd gedragen.

Dikwijls als ik hem bezocht, heb ik met ont-roerde bewondering bemerkt, dat hij kennis hadgenomen van wa t e r op he t geb i ed van z i j newetenschap nieuws was verschenen. Hij gaf, naarverluidde, zijne colleges als van ouds; hij bleef dewelwillende, steeds heldere, examinator, hij namijverig deel aan het promotie-debat . . . . Totdatzijne kracht ten einde was.

Een degelijk geleerde. Het door Moddermanbegonnen, door Drucker vervolgde, door Tichelaarvoltooide handboek, dat door zorgvuldige wijzigingin iedere nieuwe door hem bezorgde uitgave, naar dejuridische beeldspraak van Naber, geheel Tichelaar’swerk is geworden, zal - wat zijne toekomst ookals leerboek moge zijn - geruimen tijd ket neder-landsch standaardwerk over het romeinsche rechtblijven. Het bergt een rijken inhoud binnen eenuiterst sober, maar immer klaar bestek.

Onder de geschriften over romeinsch recht noemik nog een geleerd en scherpzinnig opstel over deneed van partijen in het privaatrecht.

Maar ook het nederlandsche recht dankt Tichelaareenige belangrijke verhandelingen. Ik herinner aanzijne opstellen over de aansprakelijkheid van denvervoerder, over art. I der spoorwegwet, over deregeling van de rechtstoestand van het buiten-echtelijk kind ; aan zijn prae-advies voor de juristen-vereeniging over het erfrecht volgens de wet.

Deze geschriften openbaren Tichelaar’s voor-treffelijke eigenschappen als jurist en als weten-

Page 68: Leidsch Jaarboekje

LXVII

schappelijk schrijver : het vermogen van de om-zichtig verzamelde stof een welgevoegd geheel temaken, dat den lezer in heldere taal wordt voor-gehouden ; een scherp critisch oordeel, dat de theoriebeheerschend zich immer bewust blijft van debetrekkelijke waarde van het begrip ; een oordeel,dat nimmer langs de starre lijnen der dogmatiekverglijdt tot onbruikbare uitkomsten, maar dat be-stuurd door wat den jurist het eerst van noodeis, een schoon ontwikkeld gevoel voor bihijkheiden rechtvaardigheid, altoos streeft naar de meestwenschelijke, de voor het maatschappelijk levenmeest bruikbare oplossing.

Behalve het gedurende een korten tijd voerenvan de hoofdredactie van het WeeKblad van /zetRecht is er nog een deel van zijn wetenschappelijkenarbeid, dat hier niet onvermeld mag blijven: desamenstelling van registers op den inhoud van hetRechtsgeleerd Magazijn, waarvan dat, verschenenin 1913, dertig jaargangen van dit tijdschrift omvat.Zulk werk eischt uitgebreid weten, fijne ontleding,pijnlijke nauwkeurigheid en het wordt slechts doorweinigen op de juiste waarde geschat. Het schijntmij teekenend voor den bij al zijne verdienstenzoo bescheiden man, dat hij dit nuttig werk heeftondernomen en het op voortreffelijke wijze heeftvolbracht.

Een edel mensch. Ik gevoel mij niet bij machteeene goede schets te geven van het beminnelijkbeeld van den man, dat in mij is. Een onzelf-zuchtige, een trouw en immer belangstellend vriend,een man vol liefde tot zijn naaste, hulpvaardig,welwillend, zacht in zijn oordeel over anderen,

Page 69: Leidsch Jaarboekje

LXVIII

streng voor zich zelven, een held in het geduldiglijden.. . . . . . . . . . . . . . . . . .

Veel ging er voor velen met hem verloren. Maarnaar de mate van ieders verlies, zal er ook voorieder winste zijn aan verheffende, dankbare enliefderijke herinnering.

H. VAN GOUDOEVER.

Page 70: Leidsch Jaarboekje

DR. J. S. SPEYER. -/-

Speyer had geen moeite, zijn leerlingen duidelijkte maken, welk een eigenaardige band van eer-biedig ontzag en warme genegenheid den Indischenleerlmg aan den meester bindt, want hij leerde onsin ons zelf dat alles voelen jegens hem.

Door zijn veelzijdige werkzaamheid : als latinisten sanskritist, te Groningen en te Leiden, en doorde wettelijke omschrijving van onze academischestudieprogramma’s, telde Speyer zijn leerlingenonder de beoefenaars der oostersche, klassieke engermaansche philologie en zelfs onder historici.Al bleef niettemin het getal dergenen, die hemhoorden, uit den aard der zaak bescheiden, naarvele zijden zijn de zaden van zijn voortreffelijkonderwijs uitgedragen : hij heeft de inzichten ver-diept van indologen en linguisten, classici en ger-manisten.

Nog eenige maanden, en het zou ons vergundzijn geweest, hem op den dag, waarop hij 25 jarengeleden het professoraat te Groningen aanvaardde,van onze dankbaarheid en vereering te getuigen.Het rondschrijven, waarin eenige oud-leerlingen denanderen in sobere woorden in herinnering brachten,wat zij aan Speyer te danken hadden, lag voor

Page 71: Leidsch Jaarboekje

LXX

afdrukken op de pers, toen ons het bericht vanzijn dood bereikte. De enkele exemplaren, die ervanzijn afgedrukt, dragen den datum van zijn sterfdag:I November 1913. - Wat wij hem zelven haddenwillen zeggen, hebben wij hem enkel kunnen na-roepen bij zijn graf.

Een beter leermeester heb ik niet ontmoet.

J. HUIZINGA.

Page 72: Leidsch Jaarboekje

Dr. F. A. JENTINK. +

Op den 4den November van dit jaar overleedDr. Fredericus, Anna Jentink, directeur van hetRijks Museum van Natuurlijke Historie, na eeneongesteldheid van enkele maanden . Hi j werdZO Augustus rS44 te Nieuwland in Friesland ge-boren en ging na zijn gymnasiale opleiding in 1866studeeren aan de Akademie te Utrecht, waar indie dagen de Dierkunde onderwezen werd door denhoogleeraar Harting, die door zijn geestdriftigevoordracht zijn leerlingen groote liefde voor dezentak van wetenschap wist in te boezemen. Na hetvolbrengen van zijn candidaats-examen vertrok hijnaar Leiden, waar de jeugdige hoogleeraar Selenkadoor zijn schitterende coIleges over vergelijkendeontleedkunde en ontwikkelingsgeschiedenis spoedigeen schare van jonge zoölogen rondom zich hadverzameld. Den zgsten Januari 187; promoveerdeJentink tot doctor in de Wis- en Natuurkunde ope e n d i s s e r t a t i e , g e t i t e l d ,,over Sys tema t i ek enGeneratie-organen van Naakte Pulmonaten.” Spoedigdaarop werd hij benoemd. tot conservator aan hetRijks Museum van Natuurlijke Historie, waarvande geniale Hermann Schlegel toen directeur was;door dezen geleerde werd hij niet alleen ingeleidin de studie der zoogdieren, maar werd hij tevenseenigermate vertrouwd gemaakt met die eigenaardige

Page 73: Leidsch Jaarboekje

LXXII

praktische eischen, die aan den Directeur van eenzoölogisch Museum gesteld worden, n.1. kennis vanhet prepareeren en opzetten van dieren, het op-stellen van geraamten, de handel in naturalia enz.Na den dood van Schlegel in het begin van 1884werd Jentink tot zijn opvolger benoemd. Met grootetoewijding zette hij zich aan het bestudeeren derzoogdieren in het Museum voorhanden, waarvoorvooral het rijke materiaal, in onze Oost-Indischekoloniën verzameld, hem ruime stof opleverde enin tal van mededeelingen, zoowel in de ,,Notesfrom the Leyden Museum” als in het ,,Muséumd’Historie naturelle des Pays-bas” heeft hij de uit-komsten daarvan neergelegd. Geen wonder, dat hijzich bezwaard gevoelde, de aan zijn zorgen toe-vertrouwde schatten nog steeds te zien opgeborgenin het oude ,,Hof van Zessen”, dat in het geheelniet meer voldeed aan de eischen tegenwoordig aaneen Museum gesteld en de laatste jaren van zijnleven zijn dan ook nagenoeg geheel in beslag ge-nomen door de pogingen om daarin verbetering tebrengen. Eindelijk in 1900 mocht het hem gelukkeneen nieuw Museum in het Van der Werf-park tezien verrijzen, waarin zijn lievelingsdenkbeeld, vol-komen scheiding van de ,,wetenschappelijke” end e ,,publïeke” verzameling, werd verwezenlijkt ;helaas heeft hij het niet mogen beleven, dit gebouwgeheel voltooid te zien.

Ook door het bijwonen van wetenschappelijkebijeenkomsten, zoowel hier te lande als in hetbuitenland, trachtte hij de belangen van het Museumte bevorderen ; zoo was hij een getrouw bezoekervan de zoölogische congressen en werd in 1893 teMoscou aangewezen als Voorzitter van het Congres,

Page 74: Leidsch Jaarboekje

LXXIII

d a t i n 1895 i n L e i d e n z o u g e h o u d e n w o r d e n .Tevens verleende de Russische Regeering hem hetCommandeurskruis der Stanislaus-orde ; eene onder-scheiding, die in 1895 gevolgd werd door zijnebenoeming tot ridder in de orde van den Nederl.Leeuw. Toch ging hij niet geheel op in zijn weten-schappelijken werkkring, maar nam ook ijverig deelaan het publieke leven in Leiden en was een bekendeverschijning zoowel op musikale als op politiekebijeenkomsten. De Sleutelstad verliest in hem eengoed burger, de zoölogische wetenschap een harervlijtige beoefenaars.

R. HORST.

Page 75: Leidsch Jaarboekje

A. J. BINNENDIJK. T

Adrianus Jacobus Binnendijk was bij de Leidscheingezetenen algemeen bekend, en zijn heengaan zalin vele kringen ten zeerste worden betreurd. Zonderzich op den voorgrond te plaatsen, leefde hij hetpublieke leven mee, en onderscheidde zich doortal van goede eigenschappen zoodanig, dat veleraandacht op hem gevestigd werd. Aangenaam vanuiterlijk en manieren, vroolijk en opgeruimd, eenigs-zins humoristisch aangelegd, gemakkelijk in denomgang met menschen van allerlei stand en rang,m e t e e n o p e n o o g v o o r h e t schoone en goede ,waar het te vinden was, nauwgezet in het vervullenvan zijn plichten als mensch en als burger, ook inhet aanpakken en volvoeren van hetgeen hij een-maal op zich genomen had, daarbij sprekend enhandelend naar vaste grondbeginselen, waaraanernst en vroomheid in den besten zin van hetwoord gansch niet vreemd waren, gaf hij zich zoo-als hij was.

Geen wonder, dat hij meer en meer de gezochteman werd voor tal van vereenigingen en instellingen,die hij zijn tijd en krachten gaf, buiten zijne werk-zaamheid als Directeur der Stedelijke Werkinrichting,waartoe hij in 1870 benoemd werd en welke be-trekking hij tot 1908, tot groote tevredenheid van

Page 76: Leidsch Jaarboekje

LXXV

het gemeentebestuur en van de commiss i e vantoezicht op die instelling, bekleedde.

Van de boven aangedu ide ve reen ig ingen o fcorporatiën, waarvan hij lid of bestuurder was(meest als secretaris of penningmeester), worden ge-noemd : ,, Eigen HZ@“, de kerkelijke kiesvereeniging>> V+heid en Orde”, de Jeidsche Maatschappijvan WeLdadigheit tot voorkoming van amzoea’e”,d e Jeidsche afdeeding v a n d e n A~ededandschenProtestantenbond”, de ,, Vereeniging tot ZedeZ#eVer6etering van Gevangenen”, de ,, Vereeniging tot

bevordering van getrouwer Schoolbezoek”, de ,, VYQ-zinnige Kiesveyeezigirzg’ ‘, en van de ,, Vereeniging totbevordering van Zondagsrust”. - Een respectabelelijst, die wel het beste bewijs is van zijn medelevenmet de burgerij, wier welzijn hem zoozeer ter harteging. Deze lijst zou evenwel niet volledig zijn,indien hierbij niet gewaagd werd van zijn ver-houding tot de Remonstrantsche Broederschap en deRemonstrantsch-Gereformeerde Gemeente alhier, aanwelke hij zeer belangrijke diensten heeft bewezen.Van ouder tot ouder Remonstrant - zijn vader,Johannes Binnendijk, was meer dan veertig jarenlid van het kerkbestuur en maakte zich als Arm-verzorger der gemeente zeer verdienstelijk, en ookzijn oom, Jan Jacob Spöhler, was vele jaren lidvan het bestuur l) - diende onze vriend sedert1874 de Gemeente en gaf hij haar het beste wath i j geven kon : zijne groote liefde voor de ,,be-vordering van het godsdienstig leven, in vrijheid

1) Uit zijn huwelijk met mej. Captein werden hem tweezonen en een dochter geboren. Later trouwde hij met mej.Hoogenstraten, die hem twee zonen en twee dochters schonk.

Page 77: Leidsch Jaarboekje

LXXVI

en verdraagzaamheid, op den grondslag van hetEvangelie van Jezus Christus” 1).

Wars van alle uiterlijk vertoon, waar het ‘t heiligstedes levens geldt, en evenzeer afkeerig van allen twistover godsdienstige vraag- en leerstukken, trachttehij het Christendom, volgens dat beginsel, toe tepassen in de praktijk van het leven.

Den zSsten Januari 1874 nam hij het secretariaatover van zijnen voorganger, den heer T. Hooiberg.Sedert vervulde hij deze betrekking tot hij doortoenemende hardhoorigheid zich gedwongen zag,haar aan een ander bestuurslid over te dragen. Ookwas hij vele jaren achtereen Regent-rentmeestervan het Frans-Houttijnhof aan de Hooigracht, enals afgevaardigde in de Algemeene Vergaderingender Broederschap getrouw op zijn post.

Het was dus zeer natuurlijk, dat het Bestuur derGemeente, toen de 28ste Januari 1899 naderde,waarop Binnendijk zou mogen herdenken, dat hij25 jaren onafgebroken de Gemeente had gediend,besloot hem op waardige wijze te huldigen. In eenebuitengewone vergadering, in den avond van denqsten (de Zaterdag was daartoe minder geschikt)mocht hij ondervinden, dat zijn persoon en zijnwerk hoog gewaardeerd werden.

Door een der leden van het Restuur van zijnewoning afgehaald en de bestuurskamer binnengeleid,werd hij door de aanwezige leden en oud-leden vanhet Bestuur op de hartelijkste wijze ontvangen

In warme bewoordingen vertolkte de Voorzitter,Ds. H. P. Schim van der Loeff, de gevoelens van

1) Art. I van het Algemeen Reglement der’RemonstrantscheBroederschap.

Page 78: Leidsch Jaarboekje

LXXVII

hen, die voor korten of langen tijd met hem haddensamengewerkt, en bood hem, als persoonlijk bewijsvan achting en vriendschap der leden en oud-ledenvan het Bestuur, een paar sierlijke vazen aan, die,met een kostelijken schat van bloemen gevuld, debestuurskamer een recht feestelijk aanzien gaven.Namens de Gemeente, in wier dienst hij zijne taakmet zooveel liefde en toewijding in die kwart eeuwhad verricht, ontving de jubilaris een zilveren inkt-koker met eenvoudige inscriptie : ,,28 Januari 1874-

1899. De Rem. Geref. Gemeente aan haren SecretarisA. J. Binnendijk”.

Dr. J. A. Beijerman, uit Amsterdam opzettelijkovergekomen, waardeerde in hem vooral den vrienden raadgever, van wien hij, als jong predikant inzijne eerste gemeente en zoo geheel onbekend metde praktijk, zooveel had geleerd, en die in de dertienjaren van zijn ambtelijk leven hier hem tot een vriendgeworden was. Hij wenschte den heer Binnendijktoe, dat hij no g lang mocht blijven de rechterhandvan den voorzitter.

In denzelfden geest voerden nog andere leden enoud-leden het woord. Ook de koster en diensechtgenoote bleven niet achter, maar feliciteerdenhem eenvoudig en hartelijk, en boden hem als blijkhunner achting een gouden penhouder aan.

Er wachtte den heer Binnendijk nog eene verrassingin deze merkwaardige bijeenkomst. Een der jongstaangekomen leden van het bestuur toonde veel be-langstelling in de Geschiedenis onzer gemeente, ,,dieniet alleen een der oudste is van de Broederschap,maar ook een der merkwaardigste, omdat zij, meerdan eenige andere der Broederschap in ons Vaderlandtot het erlangen van vrije godsdienstoefening en

Page 79: Leidsch Jaarboekje

LXXVIII

het stichten van een kerkgebouw heeft moetenworstelen” 1). Zijne belangstelling nam toe, toen hij,opgenomen in den kring van haar bestuur, haarintiem huishoudelijk leven begon mee te leven. Hetverlangen om meer van haar verleden te weten,werd gaandeweg sterker, en was niet bevredigd,vóór hij, over hare notulen gebogen, hare geschiedenisvan bijna drie eeuwen als voor zijne oogen hadzien voorbijgaan.

In tu s schen deed h i j twee on tdekk ingen . Deeerste was die van de data betreffende den heerA. J. Binnendijk. De tweede was deze, hoe er inde bestuursvergaderingen vroeger meermalen sprakewas geweest, dat er eene getrouwe en volledigeNaamZ@st van Bestuurderen mocht worden opge-maakt, en dat het een bepaalde wensch was vanden achtenswaardigen vader van onzen jubilaris,den heer Johannes Binnendijk, als boven reedsis vermeld.

,,Welnu, M. d. V. ! - aldus sprak bedoeld lid, -ik achtte mij geroepen dien wensch te vervullen,omdat ik mij er toe in staat voelde. Van dat oogenblikbeschouwde ik het als mijn plicht en in die opvattingben ik aan he t werk ge togen . Geen gesch ik te roogenblik, om er mee voor den dag te komen,dan heden, nu wij hier zijn om uiting te geven aanons gevoel van achting en vriendschap voor denwaardigen zoon van een nobelen vader.

,,M. d. V. ! Niet zonder innerlijke voldoening, maarmet alle bescheidenheid, bied ik U mijn werk aan,

1) Prof. Dr. H. C. Rogge. Inwijdingsrede na de voorlaatsteverbouwing der kerk, gehouden op II December 1870, naaraanleiding van Hebr. X: 25.

Page 80: Leidsch Jaarboekje

LXXIX

in de hoop dat Gij het voor de Gemeente wel zultwillen aanvaarden. Aan U de eer het den jubilariste overhandigen ter bewaring in ons archief!“- 1)

Men vergeve mij deze uitweiding. Zij was noodigom te doen uitkomen, hoezeer de overledene inden k r ing van he t bes tuu r geach t en om z i jnveelomvattend werk gewaardeerd werd ; ten andere,om te doen zien, hoe hoog hij de vervulling vanden wensch zijns vaders schatte. Nog in zijnelaatste levensdagen, toen hij niet meer sprekenkon, toonde hij door gebaren, hoe gelukkig hijwas met dat persoonlijk geschenk.

Men meene nu niet, dat Binnendijk, die vooralles tijd vond, als zoovelen, die het altijd evendruk hebben, weinig beteekende voor het familie-leven. Het tegendeel is waar. Ook daar laat zijngemis z ich d iep gevoe len . Waar h i j z ich heef tbewogen, in welken kring ook, daar gaf hij zichgeheel. Niet het minst in dien van zijne familie.Meer dan overal elders laat hij dáár eene ledigeplaats achter, want hij was ook een braaf echtgenooten een liefhebbend vader.

En, wat mijne betrekking tot hem betreft, zijhier gezegd, dat na onze eerste kennismaking, inhe t na jaa r van 1867 , toen wi j be iden t ege l i jkschutter werden (hij was vier maanden jonger danik) en elkaar voor het eerst ontmoetten bij deexercitie-lessen van den adjudant-onderofficier Baër,sedert vrienden zijn geworden en gebleven totzijn einde.

I) Volgens het Huishoudelijk Reglement, art. 36, is deSecretaris van het kerkbestuur tevens belast met de bewaringvan het archief. Om dien functionaris te verlichten in zijnarbeid, is verleden jaar een archivaris benoemd.

Page 81: Leidsch Jaarboekje

LXXX

Geboren den rgden Januari 1843, mocht hij zijn7 Isten geboortedag niet beleven. Hij overleed naeen langdurig lijden den zgsten November rgI 3, enwerd den qden December d. a. v. in zijn familiegrafaan de Groenesteeg begraven.

Zijn stoffelijk overschot ruste daar in vrede, zijnbeeld blijft leven in ons hart, zijn geestelijk deelzij Gode bevolen !

Leiden,Oudejaarsavond Igr 3,

S . P . PERDIJK.

Aanteekening ‘). - De BNaamlijst van het Bestuur derRemonstrantsch-Gereformeerde Gemeente te Leiden”, waar-van hierboven sprake is, is een in rood linnen gebondenboek van 62 bladzijden groot folio! gaat van jaar tot jaarvan 1636-1899, met calligraphisch mtgevoerden titel (in rood,zwart en goud) en de volgende opdracht (in r7de-eeuwschletterschrift, rood en zwart): .Ter herinnering aan devijfentwintigjarige dienstvervulling van Adrianus JacobusBinnendijk, als Secretaris van het Bestuur der Remonstrantsch-Gereformeerde Gemeente te Leiden, en ter vervulling vanden wensch zijns vaders: Johannes Binnendijk, wordt dezeNaamlijst aangeboden door Simon Petrus Perdijk. Leiden;XXVIII van Louwmaand MDCCCXCIX.

1) Overgenomen uit het verslag van de feestviering, in de be-richten B Uit de Remonstrantsche Broederschap”, rode jaarg. pag. 175.

Page 82: Leidsch Jaarboekje
Page 83: Leidsch Jaarboekje

Gedenkplaat voor Joan Melchior Kemperonthuld IS November 1913.

Page 84: Leidsch Jaarboekje

Het jaar 1815 en zijne glorie.

REDE UITGESPK~KEN INDE GROOTE GEHOORZAALTELEIDENlg NOVEMBER 1913.

Het was het begeeren, van wie het programmaonzer feestdagen hebben geregeld, dat er zou verhaaldworden van wat vóór honderd jaar onder ons isgeschied. Mij is het een eervol voorrecht die taakte vervullen en aan deze plaats LI te mogen her-inneren aan de voorbijgegane dingen, te mogengewagen van het tegenwoordige en zijne eischen ente vertolken, wat er bij gedenken en vooruitzienomgaat in ons gemoed. Volgt dan eene korte spannetijds mijne woorden met uwe toegenegen aandacht,en binde gehoor en spreker gemeenschappelijkeliefde voor land en volk, historie en toekomst!

Het jaar 1813 en zijne glorie - zietdaar titel eninhoud mijner rede u genoemd! Ik hoop, dat gijer een protest in wilt hooren tegen eene zekerestemming, eene strooming in den lande, die juist indie glorie van 1813 niet meer gelooft. Gij kent zein getale, die bij brallende verheerlijking stil werdenen zich terugtrokken en, bij het jubileeren over wattoen is geschied, glimlachten als lieden, die te goed

Page 85: Leidsch Jaarboekje

2

achter de schermen hadden gezien, vermoeid enverveeld nu van al dat klatergoud, dat voor echtmetaal moest doorgaan. Zóó zijn er onder allerleirang en stand, richting en kleur. Ik mag niet talmenmet te verklaren, dat dit zich-op-een-afstand houden,dat zelfs eenige onwillige wrevel zeer begrijpelijken zelfs voor een deel te rechtvaardigen is. In waarheid,zoo i k v a n ,,glorie” gesproken heb, het was niet,om u in verzoeking te brengen mede u schuldigte maken aan verkrachting der historische waarheid,of ook aan te heffen dien gezwollen feesttoon, dieonnatuurlijk en daarom voor wezenlijke, zuiverevreugde zoo noodlottig is. Wie durft loochenen, dater te dezen opzichte zwaar is gezondigd ? Dat defouten der vaderen verzwegen, de deugden der over-heerschers gekleineerd zijn ? Dat het onbeteekenendeis opgeblazen tot het heldhaftige en het ganschegebeuren opgetild tot eene grootschheid en verheven-heid, waartoe het nooit wezenlijk is opgeklommen?En wie durft ontkennen, dat hier en daar dit valschelijkopgetooid verleden nog bovendien werd misbruikttot eene verheerlijking van het tegenwoordige, diebedachtzame en eerlijke naturen op de voorschrevenwijze tot teruggetrokkenheid, tot koele onthoudingbracht? Zoo is het. Maar ik geloof, dat toch demeerderheid der natie gevaar loopt aan den anderenkant van den goeden weg af te wijken. Het is hetgewone proces. Menschenhaters zijn, naar een bekendwoord, zij, die te halver wege uit de school deslevens wegliepen. Desgelijks, wie met de historischewaarheid ernst maken, wie uit zich zelven of metanderer hulp de gebeurtenissen, in dit geval vanI 8 I 3, zijn gaan zien onder haar ware licht, zijn ont-goocheld geworden en teleurgesteld, zij werden ge-

Page 86: Leidsch Jaarboekje

3

dwongen overgeleverde voorstellingen te laten varen,en zulk eene verarming voert altijd tot verbittering,voor ‘t minst tot ontstemming. Wat zich dan nogvervlecht met onze nationale nuchterheid, traag totgeestdrift, uiterst langzaam zich gevend tot be-wondering en gejuich, lichtelijk zich schamend voorenthousiasme. Zoo komt men dan op het befaamdedoode punt. Maar wie zich aan deze beklemmingontworstelt en nu verder durft gaan, die ervaart,dat ook hier de waarheid vrij maakt, tot zuiverderoordeel brengt over menschen en dingen, en inplaats van de gewaande schoonheid hem eene anderetoont, van de aarde aardsch en, naar de wet dieraardsche huishouding, door veel leelijks bezoedeld,maar toch zeer wezenlijk en vol bekoring. Hij be-speurt, dat wie licht en schaduw tot hare juisteverhoudingen terugbrengt, ongeacht of het vriendof vijand, inboorling of vreemde geldt, het eigeneevenzeer blijft liefhebben, niet waarlijk omdat hetalles beter, maar omdat het nu eenmaal vleeschvan zijn vleesch, bloed van zijn bloed is. Zooals,wie spreekt van de ,,glorie van I 8 13”~ daarmeeniet bedoelt het herstel onzer onafhankelijkheid tewillen gedenken als eene uitstorting van louterschoonheid; maar als eene heilrijke gebeurtenis vanbuitengemeene beteekenis voor land en volk, waarin,naast veel kleins, zich genoeg menschelijke grootheidopenbaarde, om er niet alleen dankbaar, maar ookbewonderend op terug te zien.

Ons past allereerst de erkenning, dat wij vanNapoleon veel goeds hebben ontvangen. Toen hetdecreet van Rambouillet, 8 Juli 1810 in artikel I

had verklaard.. ,,Holland is vereenigd met het keizer-rijk” , stond niets meer aan onze ,,napoleoniseering” in

Page 87: Leidsch Jaarboekje

4

den weg. Het woord is van maarschalk Oudinot,en wij kunnen slechts uitspreken, dat, voorzoover,,napoleonisme” zich laat losmaken van oorlog enzijne ellende, het voor de vaderen ten zegen isgeweest. Want het is eene legende, dat de drie jarenvan onze inlijving bij Frankrijk voor land en volklouter schade en onheil hebben gebracht. Veeleerwas het eene periode van wel uiterst pijnlijke, maargezegende genezing van oude kwalen en van deschepping van nieuwe toestanden, waarbij wij onsnog altijd wèl bevinden. De Keizer zelf was onsniet ongenegen, hij voelde voor ons groot verleden,hij kende onze historie, hij vond ons land belang-wekkend. Van alles wat hier geschiedde was hijverwonderlijk goed op de hoogte, en in den onaf-gebroken stroom van rapporten, die van hier naarParijs gingen en onder zijne oogen kwamen, spiegeltzich het gansche Nederlandsche leven van toen af,leger en vloot, handel en landbouw, kerk en school,zeden en gewoonten, kunst en wetenschap, en nietsis zóó klein, dat het zijne aandacht ontsnappen zou.Maar hij wil, en gelijk hij wil beveelt hij. Hij beveelten moet gehoorzaamd en hij begeert, dat zijn wagenvoorrijde. ,,Doe aan de heeren mijne meening ver-staan”, klinkt het herhaaldelijk van zijne lippen.Zulk een taal en zulk een regiment was men in dittuchtelooze land niet gewoon en zulk een regeerder,van wien wezenlijk gezag uitging, was wel een ganschnieuw verschijnsel voor de vaderen, die altijd on-willig waren geweest zich voor elk, ook het wijst,gezag te bukken. Laat het in één woord gezegdzijn: het is de machtige hand des keizers geweest,die deze kwalijk geünieerde provinciën heeft om-geschapen tot den éénen Staat der Nederlanden.

Page 88: Leidsch Jaarboekje

5

Wonderbare gang der historie! Karel V had welal deze gewesten onder één bestuur gebracht, maartot eene unie had hij de ongelijksoortige bestand-deelen nimmer kunnen bewegen. Pr ins Wil lem I,hoogloffelijker memorie, was verder geschreden enschiep door de Unie van Utrecht de vrije Republiekder Vereenigde Nederlanden. Maar zijn genie zelfswas niet machtig genoeg geweest, om wezenlijk te ver-eenigen provincies, steden, heerlijkheden, grietenijen,waterschappen, die alle zelfstandig wilden zijn, slechtseigen voordeel zochten, zelden het eigen voor hetalgemeen belang vermochten te doen wijken en aldushet droevig schouwspel boden van die enge zelfzucht,die voortdurende onderlinge twisten, waaraan elkland op den duur te gronde gaat. Bovendien nogonze partijschappen. Want het is onvermijdelijk engoed, dat er partijen zijn, verschillend inzicht omtrentde beste wijze van regeering. Maar wee het land,gelijk toen de Republiek, waar elke partij slechtszichzelve niet het gemeene vaderland, slechts eigentriomf niet den bloei der gansche natie zoekt! Danis er die verscheuring, die ontrafeling, die den burger-oorlog niet schuwt, voor ‘s lands onafhankelijkheidduizendmaal meer te vreezen dan ook de machtigstevijand buiten de grenzen. Zoo was ook de Republiek,trots rijkdom en welvaart, ja ook trots den over-vloed van groote mannen en vrouwen op elk gebied,door haar voortgebracht, inééngestort; en haar valwas groot.

Maar nu - wat den landgenoot niet was geluktgebood de vreemdeling. Wij kennen van de school-banken af de namen van Lebrun en d’Alphonse, vanprefecten als De Celles en de Stassart. Zij zijn zekerde wreedaards niet geweest, waarvoor zij gewoonlijk

Page 89: Leidsch Jaarboekje

6

doorgaan. De grijze oud-consul Lebrun was eenwelwillend en gematigd man, hij poogde vaak‘s keizers strengheid te verzachten, en aardig is op-gemerkt, dat het voortdurend meeningsverschiltusschen hem en Napoleon in den grond der zaakeene voortzetting was van den strijd tusschenNapoleon en den koning van Holland. Ook vand’Alphonse kan men met een gerust hart veel goedszeggen, goedhartig, zich geheel aanpassend aan onzezeden en vooral een buitengewoon knap regeerder.Onder hem stonden de prefecten, in wier handende eigenlijke administratie der departementen be-rustte. Zij waren de dragers van de één- en on-deelbaarheid des rijks, en de prefectuur, scheppingdes grooten keizers, was een model van een stipt,regelmatig bestuur, voor hoog en laag gelijk,met dezelfde zorg voor allen, instelling, waardoorNapoleon’s geest van den troon doordrong tot hetkleinste dorp, waardoor voor het eerst die eenheidder gewesten werd bereikt, welke vroeger eeuwenhaar niet hadden kunnen schenken. En dit blijfteene beteekenisvolle waarheid, ook al loochenenwij geen oogenblik, dat daarnaast de jammerlijkzoek geraakte eendracht en de ontaarde vaderlands-liefde zich hebben hersteld onder den harden drukvan ‘s keizers regiment. Al verder - waartoe zouhet verzwijgen dienen - er was in zoo velerleiopzicht in onze vermolmde republiek een Augiasstalte reinigen ; nu het achteraf gebleken is, datde Fransche Heracles ons niet duurzaam heeftkunnen overheerschen, kan het nageslacht voor zijnzuiverin+gsarbeid slechts dankbaar zijn. Natuurlijkzien WIJ, na honderd jaren, deze dingen duidelijkerdan de vaderen. Dat Holland op eervolle wijze met

Page 90: Leidsch Jaarboekje

7

het keizerrijk was vereenigd, dat velen ten onzent,onder de bekoring van zoo machtig eene persoon-lijkheid, des keizers trouwe en aanhankelijke dienarenzijn geweest - men mocht niet verwachten, dat denationaalgezinden daarover juichen zouden ; het waszelfs misschien te veel gevergd, dat zij dankbaaroog zouden gehad hebben voor de welwillendheidvan den gouverneur-generaal en van zoovelen zijnerambtenaren - dienaren in elk geval van denvreemden potentaat. Maar zij moeten toch gezienhebben, wat wij thans nog zooveel scherper op-merken : de zorgvuldigheid, waarmede de belangenvan het ingelijfde land werden behartigd, de regel-maat van het prefectoraal bestuur, de vlugheidvan het administratief beheer, dat van sleur nochtreuzelen wist en wel vaak in botsing kwam metonze ambtenaren, die gewoon waren aan een lang-zame, omslachtige manier van werken.Veel meer nog.De keizerlijke regeering heeft nieuwe industrieëngesteund, landbouw, veefokkerij, bijenteelt bevorderd,voor de ontginning van woeste gronden zich bij-zonder verdienstelijk gemaakt, bebossching krachtigter hand genomen. Zij heeft een ernstig begingemaakt met eene regeling der geldmiddelen eneen rechtvaardiger belastingstelsel ingevoerd ; zijheeft de rechterlijke macht geörganiseerd, wedernaar het Fransche éénheidsbeginsel; zij heeft deinschrijving bij den burgerlijken stand, niet ge-schapen maar, tot wet voor allen gemaakt; zijheeft zich het lot der gevangenen in de tucht- enspinhuizen aangetrokken ; de armenzorg verbeterdin dit land, waarvan de liefdadigheid zeker altijdgroot, maar niet verstandig geweest was. Zoo heeftde geest des grooten keizers, die zijne dienaren

Page 91: Leidsch Jaarboekje

8

doordrong en bezielde, ook hier nieuwe en goededingen voortgebracht.

Helaas, ook booze geesten hebben hun spel methem gespeeld, zijn blik beneveld, en daarvan hebbende vaderen de bittere ellende geproefd. De wanhopigeen waanzinnige handhaving van het continentalestelsel gaf onze toch reeds kwijnende welvaart den ge-nadeslag, dwong tot groote auto-da-fés van Engelschegoederen en koloniale waren, joeg de prijzen omhoog,knotte de visscherij en bracht eene armoede in‘t land, die voerde tot slooping van huizen enbuitenplaatsen in massa. Een andere demon nogjoeg den keizer voort en dwong hem voor denvrede naar het zwaard te grijpen en zijne landendoor altijd nieuwe lichtingen uit te putten; hoegehaat werden conscriptie en loting bij ons volk,dat nooit geleerd had zelf de wapenen te dragen,dat afkeerig was van alle discipline en nu dubbelgebeten op een stelsel, dat soldaat-worden gelijkdeed staan met op verre slagvelden te moetenvechten voor vreemde overheersching.

Want dit was het ten slotte: wat de keizerlijkeregeering goeds of kwaads bracht, zij was eenevreemde, onnationale, zij had de natie geschraptuit de volkrenrij, zij belaagde de taal, die immersgansch het volk is. En het is met een volk alsmet den enkeling: het kan zich alleen waarlijkontwikkelen langs ejgen lijn, naar eigen karakter;het moet zich zelf zqn, niet gebonden en beheerschtdoor machten, die vreemd staan tegenover zijnverleden, zijn aard en wezen, zijne idealen. Vrijheidis een geestelijk goed, dat niet in practische waardenkan worden omgezet. Het is niet te bewijzen, datde hongerige wolf uit den fabel goed deed zijne

Page 92: Leidsch Jaarboekje

9

vrijheid te verkiezen boven het knechtschap van denweldoorvoeden hond. Maar de vaderen hebben tochwel gevoeld, dat zij behalve stoffelijke welvaart,behalve hun koffie en tabak, behalve hun rentennog andere goederen misten, van idiëel belang:hun vlag, die niet meer, als in oude, glorierijkedagen, vrij uitwoei over land en zee; hunne taal,die niet langer werd geduld en niet langer hetvoertuig mocht zijn hunner zielsuitingen; hun vrij-heid van bewegen, door censuur en spionnage alvaster gebonden, toen het wankele, Fransche gezagtot telkens grooter strengheid gedwongen werd.Dit gemis van onzienlijke goederen groeide tot eeneonduldbare kwelling, niet bij allen misschien, tochzeker bij wie niet de minsten der natie waren, enstookte eene verbittering, die eindelijk uitbarstte,toen de slag bij Leipzig den titan tuimelen deed.,,Hoe zijt gij van den hemel gevallen, morgenster,dageraadszoon ! Hoe zijt gij ter aarde geveld,volkenvertrapper! Die u zien, staren u aan enzeggen : is dit nu de man, die de aarde deedsidderen, koninkrijken in beroering bracht?. . .” Aldusliet eenmaal een israëlietisch dichter de schimmen inde onderwereld den gevallen Nebukadnezar smadendtoeroepen. Als onze overgrootvaders dit woord opNapoleon hebben toegepast, hebben zij het goede,dat hij deed, ondankbaar vergeten, maar levendigbeseft, dat hij geweld had gepleegd aan zeer kostelijkebezittingen van een volk, zijne vrijheid, d. i. hetrecht om zich naar eigen karakter te ontwikkelen,naar eigen natuur te groeien.

Onze vrijwording, het herstel onzer onafhankelijk-heid. Ook daaraan heeft zich eene legende gehecht,

Page 93: Leidsch Jaarboekje

10

die van eene algemeene, eendrachtige, alles wagendebeweging, legende, gelijk gij allen haar erkent,gelijk ook ik haar niet loochenen zal. Anstigen entwijfelmoedigen waren er in getale, in stad en dorpo velen, die zich stil hielden en afwachtten en naarnationalen aard gij weet welk dier uit den boomkeken . Aanz ien l i jken a l s van Maanen en Koëllschudden het hoofd over wat Van Hogendorp ende zijnen dorsten bestaan, de houding van Amsterdamwas, uit overmaat van voorzichtigheid, ellendig, ennog den zoen November durfde de Leidsche academiede Oranje-vlag niet uitsteken. Ziethier onze stadgenoemd en mij de gelegenheid geboden u harelotgevallen te herinneren, bij de beschrijving waarvanik o. a. dankbaar gebruik heb gemaakt van hetartikel van Mr. Overvoorde in het ,,Gedenkboek1813” en van da t r e l aas van een oogge tu ige ,misschien een suppoost van het Arme- Wees- enKinderhuis, ook blijkens zijne taal onverdachtLeidenaar, dat dezer dagen door den heer FelixDriessen naar het handschrift is afgedrukt, verhaal,wel uitteraard vol vergissingen, waar het de alge-meene geschiedenis des lands raakt, maar van be-lang, omdat zoo weinige stemmen uit de grootemassa tot ons zijn doorgedrongen en van veelwaarde voor onze kennis, van wat er onder deburge r i j ge l eden i s . En l aa t mi j d i t a ans tondsmogen zeggen : voor weinig steden is November18 I 3 zóó weinig glorieus en eervol als voor Leiden,de regeering angstig en weifelend, de bevolkingslap en lijdelijk: de verklaring en dus, als gij wilt,de verontschuldiging ligt voor een groot deel inde ellende, die hier, door reeds vroeger bestaandearmoede, door de eigenaardigheden van eene fabrieks-

Page 94: Leidsch Jaarboekje

11

en academiestad, ook door de ramp van het kruit-schip in 1807, dubbel drukte.

De opschrijving voor de Nationale garde in April1813 had ook om en in onze stad ernstige op-stootjes veroorzaakt, bekend als Drie-Schoft-Oranje-Boven, omdat gedurende drie schofttijden op 20 en2 I April de Oranjevlag van den toren heeft gewaaid.Leider van den boerenopstand was de Alfenschegraankooper P. van der Lee. Toen hij als gevangeneop het Leidsche raadhuis was gebracht, rukten deboeren naar de stad op, overrompelden de wachtbij de Hoogew. poort en trokken binnen, door deburgers juichend ingehaald, Zij bevrijdden van derLee ; maar toen, gelijk het bij zulke bewegingen zoodikwijls gaat, verloren zij, verloren ook de kalmergezinde burgers, de leiding en kreeg het gepeupelde overhand, dat .,vuijgt van volk” zegt de oog-getuige, dat op het stadhuis de meubelen kort enklein sloeg, oude papieren stukscheurde, zich tooidemet helmen en borstplaten, nog uit den tijd vanhet beleg over, dan naar buiten kwam, een wapen-winkel plunderde, kruit uit het kruithuis haaldeen aldus, schietende en op trommelen slaande, doorde straten ging, bij bakkers, kruideniers en tappersde waren weghaalde en aldus den ganschen nachtde angstige stad in rep en roer bracht. Vreeselijkedingen zijn er niet gebeurd, tenzij gij daartoe zoudtwillen rekenen, dat de gevangenen van Gravensteenwerden bevrijd. En al had dit niet de gevolgenvan de bestorming van de Londensche gevangenisNewgate in een roman van Dickens, o f v a n d eParijsche Bastille, het slechtste soort volk begonnu toch op plundering te zinnen. De Franschetroepen onder den generaal De Lorcet, uit Den Haag

Page 95: Leidsch Jaarboekje

12

inmiddels ontboden, vonden de poorten gesloten,m a a r t o e n d e s l e u t e l s v a n d e Koepoort a a n d edronken opstandelingen waren ontfutseld, door destudenten, die gezegd hadden, dat zij de sleutelsnu al den ganschen morgen gehad hadden en dathet nu hún beurt was, om er eens mede te mogenpronken (volgens andere berichten vond de agentAniba ze op de Ruïne liggen), toen ontsloot mende poort, de Fransche jagers trokken binnen, bijde straatschermutselingen vielen er eenige dooden(de getallen worden verschillend opgegeven) en om6 uur ‘s avonds van den 21en April was de rusthersteld. De spinhuisboeven gingen, zegt de oog-getuige, ,,uit haar eigen” wêer naar de gevangenisterug. Naar het vonnis van een krijgsraad werdenvier muitelingen op Vrijdag 30 April op den Vestwalbij de Hoogewoerdspoort gefusileerd. Zeker ge-denken wij hunner met mededoogen, nog was voorwat zij wilden de tijd niet rijp, de beweging kwamte vroeg, en de gezeten burgerij zoowel als destudenten onthielden zich. Toch was de goedezaak door dezen boerenopstand gebaat: dat deOranjevlag en Oranjeliederen hem vergezelden, wasvoor Van Hogendorp, die gunstiger tijdstip wachtte,eene aanwijzing, onder welk zinnebeeld hij eenmaalde vrijheid heroveren zou.

Middelerwijl drukte de armoede zwaar op de stad.De fabrieken konden uit gebrek aan grondstof nietvoortbrengen, en wat nog werd afgeleverd liep gevaarals verboden waar te worden aangehouden, gelijkin 1910 de douanen aan de Oostelijke grens Leidschemanufacturen hadden tegengehouden, omdat zij die,van geen certificaat voorzien, voor Engelsch haddenaangemerkt. In Januari 18 1 I hadden de fabrikanten

Page 96: Leidsch Jaarboekje

13

Van Oyen, Prins, Stook, De Vriend, Van der Noordaaen Tieleman zich met een rekest tot den keizergewend, waarin zij den bitteren nood der bevolking,door de geheele staking der lakenindustrie, schetsten.Op verandering hoopte de menigte niet meer, zijbegon te gelooven, dat hun lijden altijd duren zou.Wel had zij gehoord van des keizers terugtochtuit Rusland, maar neen, hij was toch blijkbaar nietverslagen, want zz Mei en I I Juni 18 I 3 had zijgezien, hoe aan de armen brood werd uitgereikt,omdat Napoleon in Duitschland twee overwinningenhad behaald. Hoe had zij ook kunnen weten, datde verlossing nabij was ? Aan de groote meerder-heid der burgerij ging zeker ook onopgemerkt deredevoering voorbij, die professor Van der Palm4 October uitsprak bij de opening der lessen. Nietomdat zij, gelijk velen harer naneven, overtuigdwas, dat eene professorale rede noodzakelijk vande uiterste saaiheid zijn moest, maar alleen, omdatzij er niets van kon begrijpen, gemerkt de Latijnschetaal, waarin zij werd uitgesproken. Maar wij willenden moedigen man gedenken, die twee weken vóórdatde slag bij Leipzig Napoleon ten val bracht, ingloeiende taal de liefde tot het vaderland verheerlijkteals bij machte om, ook onder vreemde heerschappij,

t o t g r o o t e d a d e n a a n t e v u r e n e n d i e h e t d o r s tbestaan, terwijl hij het vaderland hoog verhief, vanden keizer met geen woord te reppen.

Van dien slag bij Leipzig, 16-- 18 October, kwamhet bericht 3 November te Leiden en, gelijk overal,bracht het beroering onder de bevolking en vreesbij de regeering, die, onder den weifelenden enzwakken maire ‘Mr. D. M. G. Heldewier, bang wasvoor eene herhaling der April-opstootjes. Hij nam

Page 97: Leidsch Jaarboekje

14

allerlei maatregelen om te onderdrukken, wat nogaltijd heette ,,oproerige beweging”. Het was devrees voor Napoleon, het was de ontzenuwendeinvloed van lange jaren van afhankelijkheid, hetwas gebrek aan doorzicht, aan doortasten, bij zoo-veel overheidspersonen uit die dagen aanwezig -en bij het volk was het onrust, vrijheidszucht, diegeen uitweg vonden, omdat er geen leiding was.De gebeurtenissen elders hebben ook Leiden eindelijkmeegesleept. Den 17den November ten 4 ure wasde Oranjevlag van de Haagsche torens uitgestoken,d e n 18den, een Donderdag, ging ook onze stadover, d. w. z. in plaats van de hoogere en lagereFransche ambtenaren, hier en elders heen-gegaan,trad een voorloopig stadsbestuur op, de keizerlijkewapenborden werden weggenomen, en VrijdagIg November bezweek de burgemeester eindelijkvoor den sterken aandrang der bevolking en lietde vlag op den toren plaatsen, zorg dragende teofficiëeler plaatse aan te teekenen, dat hij zóó hadgedaan ,,tot vermijding van oproer en rustver-storing”. Mocht Napoleon, de geduchte, toch nogterugkeeren - dan kon de regeering zich op dennoodtoestand beroepen. De maire verzocht denrector-magnificus Brugmans nu ook de academiete laten vlaggen, maar deze, franschgezind, sloegdat af. Onze ooggetuige vertelt, dat de Oranjevlagvan het stadhuis bij de opstootjes van April stukwas gescheurd, dat dus nu die van de academieter leen werd gevraagd en van den stadhuistorenuitgestoken. Is dit waar - dan zou dit rectorBrugmans nog niet verontschuldigen. Alsof er geenvlag te krijgen geweest ware. In elk geval - degeliefde kleur wapperde weêr hoog in de lucht en

Page 98: Leidsch Jaarboekje

dat wekte ook hier diezelfde ontroering, diezelfdezich in gejuich, in tranen uitende blijdschap, diehet in het gansche land had veroorzaakt. Helaas -hoe dicht grenst vaak het verhevene aan het be-lachelijke! Den vo lgenden morgen was de v l agweêr ingehaa ld! Was de n ieuwe regeer ing nogbang? Maar nu klonk het gemor der saamgeschooldeschare vóór het Stadhuis zóó dreigend, dat zij tentweeden maie toegaf. Om negen uur wapperde devlag opnieuw van de transen - thans zou zij nietmeer worden ingehaald en blijven waaien over hetvrije land. Het was dien dag druk en vroolijk opde straten en, gelukkig, niemand dacht er aan, omwraak te oefenen op de keezen, de aanhangers van‘s keizers bewind. De een was met den ander vroolijken Zondags werd in de kerken de naam des Heerenaangeroepen en God gedankt, die wederom Leidenhad verlost. Dat er deze maal van weinig verhevenste zingen viel - ja, dat konden de Leidenaars tochook niet helpen. Het was de al te bedachtzameoverheid, het was vooral de lijdelijke, haast tegen-werkende houding van Heldewier, die onze stadzoo traag de groote beweging deed volgen.

En nog eenmaal scheen het, alsof Heldewier’svrees zou gerechtvaardigd worden. De tocht naarWoerden, om die stad aan de Franschen te ont-rukken, had jammerlijke gevolgen. Wel werd zijDinsdag 23 November genomen, maar den volgendendag door Fransche troepen uit Utrecht heroverd,die daarna de ongelukkige stad plunderden en eendertigtal burgers wreedelijk vermoordden. Ook vande Leidsche gardes sneuvelden er velen, de anderenv luch t t en in ve rwar r ing . Te Le iden b rach t he tbericht de menschen tot wanhoop. Reeds zagen zij

Page 99: Leidsch Jaarboekje

16

de Fransche soldaten binnen hunne muren, de stadin vlammen, de burgerij onthalsd. De paniek wasalgemeen, zelfs besloot het stadsbestuur Leiden niette verdedigen en zich liever aan de genade desvijands over te geven. De bevolking verdrong zichvóór het huis van professor Kemper, op de Breêstraattegenover het Raadhuis, om nadere tijding te ver-nemen. Als de familie zou blijken te vluchten, zoudit het zekerste bewijs zijn van den ernst van dentoestand. Kemper-zelf, die zulk een krachtdadigaandeel heeft genomen in het herstel onzer on-afhankelijkheid, was niet in Leiden. Wel zijne vrouw,Christina Kemper-de Vries, levendig, schrander enmoedig. Aan haren man had zij geschreven, datzij op haar post zou blijven, om niet door hettoonen van vrees de goede zaak te schaden. Haardochter stond met de gouvernante aan de deur,om van de vluchtelingen uit Woerden berichten inte winnen, eenige studenten hadden zich reeds vóórhet huis geschaard, om het gezin van hun geliefdenleermeester tegen de Franschen te verdedigen, maartoen de burgerij opdrong en de gansche massa instijgende onrust kwam, trad mevrouw Kemper zelvemet hare anderen kinderen naar buiten en zeidemet hare heldere, duidelijke stem: ,,Als er gevaarwas, zou ik dan zoo gerust met al de mijnen hierblijven ?” Eere zij de nagedachtenis der moedigevrouw, eene Kenau op hare wijze, die stand hield,terwijl de mannen radeloos waren en het geruchtal ging, dat de Franschen vóór de poort lagen !Gij weet, dat het er niet van gekomen is. Er zijntroepen naar Leiden gezonden, Zondag 28 Novembero.a. een 75-tal kozakken, die opde Ruïne kampeerden,maar het stadsbestuur bleef onwillig en wilde de

Page 100: Leidsch Jaarboekje

17

stad eenvoudig ontruimen. Eerst het bericht, datde generaal Molitor in den nacht van 27 op28 November Utrecht had verlaten en de Franschen

0 naar het Zuiden wegtrokken, kon de angst doenbedaren. Nu was de vrijheid wezenlijk gekomen.Als symbool daaraan herinner ik u ten slotte nogaan dien Zosten December, toen de Souvereine vorstmet den Erfprins, Van der Duyn van Maasdamen andere heeren Leiden bezocht, onder prachtigweer, en langzaam voortreed door de dichtopéén-gepakte en juichende menigte, langs de met sparre-groen en oranje blij versierde en van kleurschitterende straten. De Janvossensteeg, van OudeVest tot Haarlemmerstraat, was met slingers endertig kronen behangen, waarin de vetpotjes voorde verlichting des avonds, die prachtig slaagde.Willem 1 en zijn zoon gingen van het Stadhuis tevoet naar de Ruïne, en wandelden vandaar weêrlangs het Rapenburg terug, in hunne personen debelichaming van het nieuw gesloten verbond tusschenhet oude stamhuis en de natie, die den nieuwentijd tegemoet ging.

Wij moeten zorg dragen, toeh., dat wij de Leidschegeschiedenis, u eerlijk en zonder bemanteling verteld,niet te zwaar laten wegen bij ons oordeel over dengang van zaken in het algemeen. Het is niet waar,dat wij zijn vrij geworden, alleen omdat de Franschenhet land verlieten, op dezelfde lijdelijke wijze dus,als waarop een overstroomd land weder droog looptdoor het afvloeien van het water. Van April af totNovember toe is het volk telkens te hoop en tewapen gevlogen, waar dit slechts mogelijk was enheeft ook daardoor, later, de troepen der verbonden

2

Page 101: Leidsch Jaarboekje

m mogendheden overtuigd, dat zij niet in een over-wonnen land binnentrokken, maar in een, dat reedszichzelf bevrijd had. Ziet nu ook op het heldhaftige,dat uw oogen trekt. De figuur van Gijsbert Karelvan Hogendorp staat in onbeneveld licht en hettragische van elk heldenleven ontbreekt ook hierniet, als hij, op den dag van Oranjes intocht inDen Haag, alleen, van allen verlaten, in zijne kamerwacht op wat komen zal. Dat hij nog altijd in devolksherinnering zóó naar voren treedt, is volmaaktverdiend. Zonder hem is de glorie van 18 13 niette denken. En zijne bijzondere beteekenis ligt hierin,dat hij niet alleen sinds jaar en dag plannen be-raamd had om tot bevrijding te geraken, maar dathij ook daarna, toen de Franschen waren heengegaan,heeft gearbeid aan de inrichting van den herborenStaat der Nederlanden. Van hem, uit zijn nobelen,rijken geest gevloeid, is de nieuwe grondwet, waarinzeker nog genoeg aan de oude republiek herinnert,maar toch ook veel is ontleend van het goede inde Fransche instellingen en die nog altijd, verbeterd,uitgebreid, onze grondwet is. Hij, wiens studeerkamerin zijn huis aan den Kneuterdijk in die November-maand 18 I 3 het centrum aller handeling was, hijwas het ook, die bewerkt heeft, dat NederlandOranje terugriep. De prins van Oranje, die in debittere jaren zijner ballingschap zijn land nimmerhad vergeten, meende nu, dat hij aan het hoofdvan vreemde troepen hier zou binnentrekken ; hierwas wel, gedurende de inlijving, de Oranjekleursymbool van alle verzet geweest, maar aan eenherstel der Oranjes dacht men eigenlijk niet. Toenheeft Hogendorp Oranje geroepen en het oude stam-huis aan den nieuwen Staat verbonden. In zijne

Page 102: Leidsch Jaarboekje

eerste, beroemde proclamatie van 17 Novemberluidt het : ,,Oranje Boven ! Holland is vrij ! De bond-genooten trekken op Utrecht. De Engelschen wordengeroepen. De Franschen vluchten aan alle kanten.De zee is open. De koophandel herleeft. Alle partij-schap heeft opgehouden. Al het geledene is vergetenen vergeven. Alle de aanzienlijken komen in deregeering. De regeering roept den Prins uit tot hoogeoverheid! . . ,” In naam van den Prins proclameertVan Limburg Stirum zich tot gouverneur der hof-stad. In naam van den Prins was het dat, gelijkin die andere proclamatie van 22 November gezegdwordt, ,,wij ons nationaal bestuur hernemen”. Enzoo stak hij over naar zijne oude erflanden en deedden josten zijne intocht in Den Haag, door Van der’Palm, ietwat gezwollen naar onzen smaak, maar tochtreffend beschreven : ,, . . . . Hier deed de vreugde,,de oogen schitteren, daar benevelde zij ze met den,,zoeten dauw der natuur ; ginds stond men wezenloos,,,geworteld in den grond, als geloofde men niet wat,,men zag. Dezen gloeide het gelaat, gene verbleekte;,,de een barst los in gejuich, des anderen stem,,smoorde in het snikken der overkropte borst. Den,,ouden was het, als hadden zij een kind uit den,,dood weder gekregen, de mannen een broeder, de,jongelingen een vader. Wat men zag en hoorde,,op de straten, waar eene schaterende menigte geen,,plekje ledig liet, bmolvend zich voortstuwde en hoeven,,noch raderen ontzag voor een glimlach van den,,geliefde ; dit was nooit aldus gezien of gehoord ;,,maar aandoenlijker nog, verheffend en verteederend,,,wat men zag aan de vensters der woningen, waar,,de bloem der beide seksen zich in rijen en traps-,,gewijze voorwaarts drong en duizend doeken

Page 103: Leidsch Jaarboekje

20

,,zwaaiden, met tranen besproeid.” Laat hier watoratorie bijkomen - weest zeker, dat gij hier hoortvertolken wat in veler gemoed is omgegaan: deherwonnen vrijheid bevestigd, nu Oranje zich aanhare zaak verbonden had. Straks treedt hij alsWillem 1 op en aanvaardt het gezag als souvereinevorst: de nieuwe staat, dien wij nog bezitten, wasgeschapen.

Zietdaar 1813 en zijne glorie : de dageraad eenerschoone t o e k o m s t . E n d i t w a s h e t w e r k v a nVan Hogendorp. Van hem en zijne paladijnen. Wantlaat ons waken, dat niet zijne glansende figuur alonze bewonderende aandacht trekt. In deze dagenvan angstig weifelen - toch wel begrijpelijk, bijwie niet konden gelooven, dat de keizer waarlijkmachteloos was en wel vreezen moesten straks denleeuw te zu l l en hooren o n t w a k e n -, b i j a l d i taarzelen staat er om Van Hogendorp een kransvan moedige mannen: Van Limburg S t i rum, deonverschrokken uitvoerder der ontworpen plannen ;Van der Duyn van Maasdam, wiens kloeke taal dezwakken schoorde en wiens naam het eerst stondonder de beroemde proclamatie van zo November,waarbij zij het Algemeen Bestuur opvatten tot dekomst van Zijne Hoogheid en die eindigt met dewoorden : God helpt degenen, die zichzelven helpen ;F . D. Changuion , de eerste secretaris van datAlgemeen Bestuur ; Fannius Scholten - allen bereidvoor de goede zaak het leven te offeren. Hoes c h o o n s t e e k t t e g e n d e n a c h t e r g r o n d v a n h e tweifelend Amsterdam het beeld af van AntonReinhard Falck en hoe onvergetelijk moet ons denaam zijn van professor Joan Melchior Kemper, dievrees noch weifeling kende en datzelfde Amsterdam

Page 104: Leidsch Jaarboekje

2 1

eindelijk tot kleurbekennen bracht, terwijl zijnedappere vrouw te Leiden de ontruste burgerij totvolhouden aanzette. Herdenkt met mij den zee-kapitein Job Seaborn May, die in de hoofdstad hetwerk der bevrijding aanving en brengt uwe huldeaan de nagedachtenis van Hendrik Doeff, den be-velhebber van het kleine eilandje Decima, die trotseene Engelsche oorlogsvloot de Nederlandsche vlagwapperen laat, zoodat zij dáár, in het verre Oosten,op een handbreed gronds is blijven waaien, terwijlzij overal elders was neergehaald. 0, schitterendek leu ren van Nede r l ands v l ag - t o e n z i j d e n+sten November weêr uit den toren van het paleisop den Dam was uitgestoken, ging er een gejuichop uit duizende keelen en Willem de Clercq teekendein zijn dagboek aan, hoe verrukt hij was, toen hijde vlag, die eens boven het schip van De Ruyterwoei, weder voor het eerst op het Amsterdamschekapitool golven zag. De oude patriot Valckenaerbeleed, dat hij, bij dat schouwspel, wel tienmaalop een dag tranen stortte. Zoo had zich vervuldwat eenmaal, in I 8 I 1, Bilderdijk had geprofeteerd :

BHolland leeft weêr !Holland streeft weer!Met zijn afgelegde vlag,Door de boordenVan het NoordenNaar den ongeboren dag.. . .”

en wat de veel gesmade Helmers, in heilig enthoe-siasme, gezongen had :

»Neen, neen der vad’ren roem verspreidt te sterk een luister,En ‘t kroost van zulk een volk zinkt niet geheel in ‘t duister !”

Page 105: Leidsch Jaarboekje

22

In waarheid wij mogen gewagen van de ,,glorievan 1813”. Dwaas zou het zijn te verwachten, datallen toen helden en heldinnen geweest waren; evenzeker is het, dat het aan edel herolsme, aan doorlijden gelouterde toewijding niet ontbroken heeft.Wanneer wij aldus de historie haar volle rechtgeven en de eer, aan wie zij werkelijk toekomt,dan kunnen wij in oprechtheid ons eeuwfeest vierenen danken, dat Gods hand groote dingen onderons heeft gedaan.

Gij begeert, ten slotte, nog te hooren gewagenvan de gevolgen van het groote jaar 1813. Welaan,laat ons ook hier niet schromen de predikifg derhistorie te beluisteren. Onze onafhankelqkheidhersteld - daarom nog niet aanstonds de oudebloei, vooral niet de nationale energie herboren.De komst van Oranje had niet allen twijfel weg-gevaagd, er bleef onzekerheid, terughouding en eerstde Honderd dagen en Waterloo deden wezenlijk denatie ontwaken en klaar beseffen, dat zij de nieuwverworven schat der vrijheid te handhaven had.Straks trad de souvereine vorst als koning Willem 1op over de - als in Karel’s dagen - vereenigdeNederlanden. Dan - vergunt mij, dat ik deeigenlijk-politieke geschiedenis rusten laat - dantreedt eene periode in van het-vóór-alles-rustig-willen-hebben. Na de woedende stormen van hetnapoleontisch tijdvak snakten de volken naar rust,naar vrede ; ook trad, naar vaste wet, de reactieallerwege in. Over ons vaderland breidde zich diestilte uit, die, uit sluimeren geboren, tot verdersluimeren noodt. Toornt niet te spoedig ! Er wasveel geleden: nu waren de krachten uitgeput; het

Page 106: Leidsch Jaarboekje

23

rumoer van oorlogen had de lucht vervuld: nusnakte de vermoeide geest vooral naar geluidloozekalmte. ,,In Noord-Nederland” zegt een tijdgenoot,,,is het zoo doodsch mogelijk, men kan er een bladhooren vallen.” Het was waar. En niet slechts derust der vermoeidheid hield krachtsontplooiing tegen,ook de overtuiging, dat het beste nu was bereikt.Dankbaar voor den vrede, voor de weêr open zee,voor de ten deele weêr terugontvangen koloniën;dankbaar voor de (gematigde) toepassing der liberaleideeën op staat en kerk, waren de vaderen voldaan,levende in de nu beste der werelden, als van oudsopgetogen in die nationale zelfgenoegzaamheid, diewel een harden knak gekregen had en misschienhet eigen land niet meer ,,de lust der Oppermajesteit”roemde, maar er toch nog gaarne van sprak alsvan den zetel van godsdienst en burgerdeugd, vrijheiden volksgeluk. Deze is die ,,geest der eeuw” waar-tegen Da Costa zijne bliksemen slingert, maar metzijn banvloek meteen alle zegeningen van dennieuwen tijd treft.

Lang heeft, te dezer en anderer oorzaak, onderons die matheid haar armbloedig bestaan voort-gesleept, die tot groote werken van kracht enforschheid onbekwaam liet en zich niet het minstopenbaart in den flauwen polsslag van het nationaalbewustzijn, ongeloof in eigen vermogens en onge-voeligheid voor eigen waardij. Het Nederlandschbloed, al of niet van vreemde smetten vrij, stroomdeietwat traag door de aderen. Het midden der eeuwis de tijd van wonderlijke blindheid voor de schoon-heid van het eigene, voor den luister van hetverledene, voor de beloften der toekomst en -wat altijd zeer bedenkelijk is - voor de zuiverheid

Page 107: Leidsch Jaarboekje

24

der taal. Het is daarom de tijd geweest van deonbarmhartige verwoesting van natuurschoonheid,van de beruchte vernieling van wat onze stedenschilderachtigs boden in straat en gracht, poort engevel en de vervanging door die stijlloosheid, waarvanwij de voortbrengselen nu met huivering aanstaren.Het is daarom de tijd geweest, waarin veel schattenvan kunst, monumenten, geschriften door nalatigheidverloren zijn gegaan, thans heet beschreid ; maarwaarin meteen van de toekomst weinig werd ver-wacht, omdat het warme, vurige geloof ontbrak ineigen vermogens en men liever op vreemde marktennering dreef, dan eigen handel en industrie steunen.Tijd, eindelijk, waarin (en dat noemde ik reeds alseen vaag teeken bij uitstek) de beteekenis dereigen, ongerepte taal werd miskend en schromelijkvergeten, dat de verbasterde, in hare zuiverheidbezoedelde, in hare rijkdom beroofde taal de zwaarstebedreiging is voor een volksbestaan. Waar de talenverdwijnen, gaan de natiën te gronde.

Zijn wij bezig het geslacht van 18;o met tedonkere verven te schilderen? De schim vanPotgieter rijst voor mijne oogen op en ik hoorhem vragen, of hij en wie met hem van éénengeest waren niet gestreden hebben tegen Jan Salieen diens bende ? Dat hebben zij, en geprezen zijhunne nagedachtenis ! In hunne dagen minderheid,hebben zij den nieuwen dag helpen aanbreken.Want - zonder valschen trots mag het wordengezegd - het einde der eeuw heeft eerst de glorievan I 813 in hare beteekenis verstaan. Adeldomverplicht, en een onafhankelijk volksbestaan dientniet slechts tot tekst van lofrede en feestcantate,maar eischt van eene natie toewijding, kracht en

Page 108: Leidsch Jaarboekje

25

geloof. Laat ons blijde gewagen van dien nieuwendag. W a t V a n H o g e n d o r p e n z i j n e t a f e l r o n d ehebben gedaan, wij zijn het niet gansch onwaardig.De nationale opleving openbaart zich (en nu zetik het negatieve van daareven in het positieve om)in een krachtig pogen, om te behouden wat wijnog aan oude schoonheid en oogenlust bezitten, ineerbied voor het verleden, dat in al zijne vormenmet toewijding wordt doorvorscht ; zij vertoont zichaan ons dankbaar oog in de kunst, wel nimmerverloochend, wel ook toen gediend, door Israëls,door Bosboom, maar nu in verf en dicht en beelden tooneelspel in wijden kring hare troimfen vierend ;zij ontplooit zich in thans moediger durven, inenergiek pogen van onzen handel en onze industrie,van wier stage uitbreiding en wassenden bloei heteene vreugde is te getuigen en - alles omvattend -deze nationale opleving, verschijnt glorieus in datgeloof in ons zelven, in onzen Nederlandschen stamen zijne toekomst, dat nu wel sterk is. Niet langerroemen wij alleen in die gouden eeuw, die achterons ligt ; wij durven hoopvol uitzien in glanzendverschiet. Zuiverder werd ons gevoel voor heteigene op elk gebied en warmer onze liefde endevoter onze eerbied voor de taal, de taal dervaderen en (moge het zijn !) die onzer kindskinderen,oud en eeuwig jong, forsch en teeder, statig enliefelijk, de taal, die in hare eer gehandhaafd, nogeen droevig verdeeld volk blijft binden, daarin ge-lijkend op dat ,,krachtigste cement, dat harten bindt,als muren breken tot puin in ‘t end.” Dit allesdan is óók de glorie van 1813, stralen aan haarlichtbron ontvloeid.

Voor ijdel roemen bewaren ons ervaring en waar-

Page 109: Leidsch Jaarboekje

26

neming. Nog altijd hebben wij, trots zware be-zoekingen, slecht geleerd het persoonlijk belang,dat van partij of kring, ook onze persoon metgevoeligheid en eerzucht en al te doen wijken voorhet belang der gemeenschap. Vaderlandsliefde ver-toont zich nog duizendmaal als dwaze minachtingvan het vreemde en bekrompen geringschatting vanwat buiten onze grenzen goed is, gepaard aan dieonberedeneerde verheffing van het eigene en ver-goe l i jk ing van e igen fou ten - w a t a l l e s d e z ewezenlijk verheven deugd in discrediet heeft ge-bracht. En niet slechts ontbreekt er nog altijd, in‘t algemeen, aan die gerechtigheid, die een volkverhoogt, maar, terwijl wij de boeien der vreemdeoverheersching hebben afgeschud, dragen wij hetzwaa rde r j uk eener a v e r e c h t s c h e v r i j h e i d , d ecaricatuur der zelfstandigheid, van die weerbarstigetuchteloosheid, die parmantige ongemanierdheid, vandat juist anders doen dan orde, wet en fatsoenvoorschrijven, waarom wij bij den vreemdelingberucht zijn en waarvan hij in zijn reisverhalenhuiverend verhaalt. Dit en zooveel meer te over-wegen zal ons den dienst doen, dien de bekendeslaaf bewees bij den triomftocht der Romeinschekeizers : ons voor hooggevoelendheid bewaren.

Hier, mijne hoorders, zijn wij aan de grenzen vanons gemaakt bestek. Want zullen wij het nog wagenin de toekomst te zien? Alle ijdel pogen ware be-neden uw aandacht. Maar zeker is, dat altijd enoveral een volk voor zijne vrijheden, voor langseigen banen geleide stoffelijke en geestelijke ont-wikkeling, niet allereerst den buitenlandschen vijandte vreezen heeft, maar veeleer die inwendige ver-deeldheid, die hardnekkig het eigene, het gedeeltelijke

Page 110: Leidsch Jaarboekje

27

blijft stellen boven het algemeene, het allen om-vattende. Den sluier der toekomst licht niemandop. Maar altijd zal hij het gerust& mogen opzien naarde vlag, welke onze éénheid afbeeldt, die het eerlijkststreeft naar een eendracht, welke, ieders inzichtenen sympathieën eerbiedigend, met ieder wil samen-werken aan ‘s lands gemeen belang, dat gediendwordt door toenadering, door verlevendiging vanhet besef van saâmgehoorigheid. Wij spreken vande Franschen van 18 IO tot 1813 niet meer als van,,bloedhonden en schelmen”. Mèt dr. Breen zeggenwij, dat hun regiment voor ons geweest is als eeneziekte, die het lichaam zuivert en den geest tot ernststemt. Maar, wie zich voelt genezen, acht de her-stelling grooter zegen dan de krankheid - zoomochten de vaderen jubelen en past het ons diebevrijding dankbaar te herdenken. Daarover mede-lijdend de schouders op te halen, doet slechts devaderlandslooze theoreticus. Zietdaar goede woorden !Ook wij, M. H., zijn ons heden onze liefde wederwelbewust geworden. Wij hebben lief onze vlag,wier schitterende kleuren nog altijd fier wapperenlangs den vloed en uitwaaien boven den grond,waarop wij hebben gewoond van geslacht tot ge-slacht. Wij hebben lief onze volksliederen, onzegeuzenzangen, ons heerlijk Wilhelmus bovenal, diezingen van onze gehechtheid aan deze lage landenaan de zee, waarvoor de vaderen leden. Wij hebbenlief onze taal, de schoone, de rijke, die in haarkracht en teederheid heel het volk is en voor wierzuiverheid wij willen waken en opkomen. Ons harthangt aan onze zeeën en stroomen, onze weidenen bosschen en heidevelden, wier bedreigde schoon-heid wij willen helpen handhaven, ons eigen land,

Page 111: Leidsch Jaarboekje

28

plek, waar onze wieg eens stond, waar eens onsgraf zal zijn. Wij hebben lief onze vrijheden enprivilegiën en dat roemruchte huis, dat, eeuwenlangmet ons volk verbonden, ons in den grootsten zijnerzonen, prins Willem 1, hoogloffelijker memorie, dengrondvester schonk van ons vrij volksbestaan. Vlagen lied en taal en land, wij hebben ze lief met dieliefde, die tot arbeid en toewijding drijft, gelijk wijin onze toekomst gelooven en hopen op de frisschelevensvatbaarheid van den Nederlandschen stam.En van wat groep of richting, van wat conditie ofstaat wij zijn mogen, wij spreken in dit oogenblikte gader onze heiligste wenschen uit in de bede:

DBescherm, o God, bewaak den grond,Waarop onze adem gaat.. . .”

L. KNAPPERT .

BLADVULLING.

Eene oude geschiedenis.,,Het Groot-Auditorium is veranderd. Er zijn

eenige banken geplaatst, om aan vele toehoordersplaats te kunnen verschaffen, met het gelukkiggevolg, dat thans ruim een derde gedeelte van hen,die plaatsen behoorden te vinden, hoe opeengepaktdan ook, kunnen zitten. Sommigen vinden die ver-andering eene, der eerste Hoogeschool onzes landswaardige, verbetering; anderen meenen eene slaafschenavolging van de timmerorde eener armenkerk teontdekken.”

Leid~rche S’tudentenaZmanaR 1829, blz. 76.K .

Page 112: Leidsch Jaarboekje

De schennis van Lucas van Leiden’sLaatste Oordeel.

In alle voorstellingen van het Laatste Oordeelziet men Christus op den regenboog en daarbovenGod den Vader in de gedaante van een gekroondenkeizer ; verder een duif die den Heiligen Geestverbeeldt ; tesamen vormen die drie figuren deHeilige Drievuldigheid.

Het Laatste Oordeel van Lucas van Leiden mistGod den Vader, en heeft in diens plaats den naamJehova in hebreeuwsche letters. Oorspronkelijk is erechter de gebruikelijke afbeelding van God denVader geweest, Indertijd heeft mij de Directeurvan het Leidsch Prentenkabinet J. L. Cornet verteldhoe die verdwenen is.

Het was onder de regeering van Koning Willem 1;Mr. G. A. M. van Rommel was burgemeester endeze burgemeester was Katholiek en helaas watangstig uitgevallen.

Het gebeurde in die dagen dat het triptiek werdtoevertrouwd aan een Leidschen schilder Ringeling,om te worden schoongemaakt en gevernist. Naeenigen tijd kwam deze opgetogen den burgemeestermededeelen dat hij bevonden had, dat onder de

Page 113: Leidsch Jaarboekje

30

gele plek met het woord Jehova de figuur van Godden Vader te voorschijn gekomen was en dat hethem was gelukt haar weer in vollen glans te doenprijken; kennelijk was zij na de Kerkhervormingonder die gele verflaag verborgen geworden.

De burgemeester vond dit niets aardig ; hij vreesdedat men - de groote ,,men” - er maar aanstootaan zou nemen, en zou geloven dat hij, omdat hijKatholiek was, last gegeven had die afgodischebeeltenis weer voor den dag te brengen. Hij wenschtegeen gezanik te hebben, en gaf last de figuur nietalleen weder te overschilderen, maar haar weg teschuren; op die wijze zou men daardoor nooit meergekweld worden.

En aldus is geschied.VICTOR DE STUEKS.

. .II. -.

BLADVULLING.

Jammerlijk ongeval in 1826.,,Op den avond van 12 December was de student

R. de Goeijen van een vriend omstreeks midder-nacht gescheiden en in een dikken mist den wegnaar zijne woning opgegaan; doch nauw kon hijeenige schreden hebben afgelegd, toen de buiten-gewone donkerheid, waartegen daar ter plaatse doorgeen genoegzaam licht voorzien was, hem dra hetspoor deed missen, zoodat hij, juist voor het huis,dat hij verlaten had, in het water nederstortte en,van alle hulp beroofd, ellendig zijn graf vond.”

Leidsche StudentenaZmanak 1827, blz. 63 vlg.

Page 114: Leidsch Jaarboekje

.

Huisnamen te Leiden.

Het lijkt zoo eenvoudig om iemands woning aant e du iden me t s t r aa t en nummer , da t men e rnauwelijks aan denkt, dat die huisnummers eeneuitvinding zijn van betrekkelijk kort geleden. Detegenwoordige doorloopende nummering van elkestraat afzonderlijk werd te Leiden eerst in 187 I

ingevoerd, nadat men in het eind der 18de eeuwbegonnen was met eene wijkverdeeling met wijk-nummering, waarbij in elke wijk de huizen in eenebepaalde volgorde genummerd werden, zoodat nietelke straat, maar elke wijk met No. I begon. Alsgevolg hiervan kon het daarbij voorkomen, dat eenestraat onder twee of meer wijken viel en tweemalenhetzelfde huisnummer bevatte, hetgeen niet tot deduidelijkheid bijdroeg l). De huizen voerden daaromnaast het nummer ook een wijkletter of cijfer.

1) Zoo waren Levendaal NOS. I 17 en I 18 beiden volgensde Óude nummering No. 504, respectievelijk van wijk iën 3en Oude Riin No. 89 en 122 beiden No. 1 6 6 van wijk 7 en 8 .Tevens bracht de nummering per wijk mede, daf men indezelfde straat soms groote sprongen maakte bij denummering,zooals in de Groenesteeg, waar No. 71 I volgde op No. 444en No. 848 op No. 605.

Page 115: Leidsch Jaarboekje

.

32

Oorspronkelijk ontbrak echter elke nummeringen dit maakte het toen noodzakelijk om op anderewijze de huizen aan te duiden. Dit leidde tot hetaanbrengen van gevelsteenen en uithangborden entot het benoemen van het huis naar de voorstellingop bord of steen. Volgens Jörz Frans Muller, diein 1669 te Leiden vertoefde, waren de huizen ,,mitihren schilten unterschieden, wei1 es, wie beij unsvor den wurthshäusern, also hier vor einem iedenhaus der brauch ein schild aus zu hanckgen; sonstenvumöglick wesen, die Iäuth zu erfragen” 1).

De oudste huisnamen zijn ontleend aan de be-stemming of de vroegere bestemming van het huis,zooals de Stove, op het Hoogeland, vermeld in1343 2), waarschijnlijk naar de aldaar gevestigdebadinrichting, waar in de middeleeuwen de bevolkingbijeenkwam, ook om de nieuwtjes van den dag tebespreken. Later werden deze stoven verboden, toenz i j meer en meer on taa rdden . Verde r had mende Crij/zoeve buiten de Noordpoort in 1376, waar-schijnlijk de plek, waar de godsoordeelen werdenuitgevochten, het Lomóarden&is bij de Crepelsteegin 1426, de Spiker (pakhuis) aan het Hoogiandschekerkhof in 1476, de Boemgaevt, vermeld in 1487,

en de Hooge Camer, vermeld in I 505.

Eerst in de tweede helft der x6de eeuw komenmeer huisnamen voor en het aantal neemt zeer toein de r7de en r8de eeuw. De keuze der namen issoms niet zonder belang en ik laat daarom hierachter

I) Reisindrukken, medegedeeld door Mr. J. E. Heeres,Navorscher LII, blz. 215.

2) De getallen achter de namen geven het jaartal aan,waarin ik den naam het eerst vermeld vond.

Page 116: Leidsch Jaarboekje

3 3

een overzicht volgen van eenige huisnamen, die iktoevallig bij het doorlezen van verschillende chartersaanteekende. Dit overzicht is geenszins volledig enik heb er ook geene poging toe gedaan om hetvolledig te maken, doch voor het door ons gesteldedoel kan met dit overzicht worden volstaan, daarhet bijeengebrachte materiaal voldoende is om eenblik te werpen op de verscheidenheid van benamingen,die hier bij de huizen werden aangetroffen.

1. Zeer groot is het aantal namen aan p 1 a a t s-n a m en ontleend. Men vindt hierbij naburige dorpenen steden herdacht, zoo als Catwijck op See aan deBreestraat (1606), Leyderdorp aan de Haarlemmer-straat (toen Maredorp, hoek Hooglandsche kerksteeg1579)~ Nztis Teydingen bij de Hooglandsche kerk,Voorschoten aan de Ketelboetersteeg (165 5), Seven-

huysen aan het Steenschuur (nu Rapenburg) bij hetBagijnhof (1648) en de Haegse Kermis aan de Slik-steeg 0.2. (1738).

Andere namen wijzen op de vestiging vanVlamingen en den wolhandel op Calais, zooals deVlaemscke Winckel (Levendaal hoek Zijdgracht1679), Valenckijn ( B r e e s t r a a t 1666), Nieuwpoort(Ketelboetersteeg r606), Doctor van Doornick (Geere-gracht 1757), ‘t Wapen van Hontsc?zoten (Hooge-woerd 1622, eerst de Lantman), Groenenduel(Papengracht 161 1, vroeger paterhuis van het sinteCatharina-gasthuis), h e t Casteei v a n Camerick(Nonnensteeg 1627), in Ca& (Nieuwe Rijn 1670)en Zana?&ugge (Oude Vest 1659). Doch ook tal vanandere plaatsen werden benoemd, zoowel dichter bij,zooals het Stadhuis van ïlIi&e&rg (Steenschuurx653), Rusten6urgh (Steenstraat N.Z. 1650) ‘t Kindvan Leckerkerck (de bekende reus, Klaresteeg 1672),

3

Page 117: Leidsch Jaarboekje

34

de HoZZandsche Korenmolen, (vroeger Kijk in de pot,1745, afgebroken 1780) en het Hof van Holdan&(Breestraat 1606), - als verder af, als WeseZ(Vliet N.Z.163g), het Sticht van Munster (Pieters kerkgracht1606), het Kasteed van Waert (Korte Koppenhicx-steeg 1675)~ de Staa’t van Mae.stric& (Kijfhoek 1618),Rouanen (Middelweg 1638), 1Zef Sc&?t vare VyancrzjE,&(herberg, Noordeinde 162g), de Kon&& van Eng-elaant(Heerenstraat W.Z. 1646) met de Coninginne vanEngeZand (Gansoord N.Z. r606), en den ConincKvan Sweden (Zonneveldsteeg 16zg), wiens beeltenisaldaar nog op een gevelsteen prijkt. Verder deSpaenscke bogaert (N. Rijn hoek Korenbrugsteeg1689) en het lTa$en van Rome (Oude Singel bijde Pelikaansbrug 1682), de Romein (molen bij hetGalgewater en de Z?+a (molen bij de Witte poort,afgebroken 1730). Een algemeen blijk van reislustgaf de ReiseGde man (Amsterdamsche veer 1672)en de Gouden Bercrl! (Donkersteeg N.W.Z. 1653).

11. Betrekkelijk gering is het aantal namen ont-leend aan de geschiedenis of die zelf van ge-schiedkundig belang zijn. Hiertoe behooren :

‘t BeZeg van Leya’en (Vischmarkt N.Z. 1612) en hetBeZeg van Groeningen (Lange Korenbrugsteeg 0.2.I 598), de Prigce vZagge (Hoogl. Kerkgracht r6g2),het Hof van Sessen of Princessen van Nassau (Papen-gracht, nu Museum, 1631 , genoemd naar het verblijfder princessen van Nassau aldaar), het Wapen vanNassouwe (herberg I 596), tey Luckt (Donkersteeg1735), het Huys va?Z Leyden (Breestraat 1599) enDen Burc/z (Hooglandsche kerkgracht 1606). Ookde Vim HeemsKinderen werden herdacht (bakkerij1614) en in het algemeen het Konings hoofd (Pieterskerkgracht 1670) en de Keyser (Langegracht 1686).

Page 118: Leidsch Jaarboekje

35

Aan de rederijkerskamer der Fonteinisten herinnerthet Leidsc/ze fonteyn (Baatstraat 1766).

111. Zeer groot is het aantal namen van d i e r en,waarbij vooral de kleuren een eigenaardigen rolspelen. Wij vinden: Doubb arent (brouwerij OudeRijn 1679) en de Arend (brouwerij aan het Steen-schuur), Boc (Nieuwe Rijn bij Torenbrug 1606), BonteboR (Marendorp 1671) en BZaeuwe bocb (Oude Singelbij de Koolstraat 1653), VeyguZden duyf(Breestraat1653), Eenlzoorn (herberg 1596) met Witte of Witte

gekroonde eenhoorn (Breestraat over de Franschekerk 1659), de brouwerij de Witte Eenkoom aanden Stillen Rijn, VergzkZden eenkoorn (Breestraat bijde Plaatsteeg 1676) en de Roode eenkoorn (brouwerijaan de Hoogewoerd), de Hasewint (brouwerij OudeVest 1644) en Blaeuwe kaeswint (herberg 1614), Ge-Zeersde kaen (Breestraat 1651), de Haan (brouwerij)en BZaauwe Zzen (Maredorp N.Z. 1606), het Wert (bijde oude Rijnsburger poort r606), het HartsZzoofd(brouwerij aan den Rijn bij de Maarsmanssteeg 158 1)en het Witte Inert (Breestraat 1683), de Hondt (vol-molen buiten de Koepoort 1759), ‘t Ka@ (koren-molen Vest, hoek Zijdgracht 1734, later de Oranje-boom), Koe (molen bij de Koepoort 1692, afgebrokenin 1725) en Roode koe (Breestraat bij de DiefsteegI 578), Crocodil (Voldersgracht 1692) en Cameliorz(weverij Bolwerkstraat 1774, later zeemtouwerij),‘t Lam (molen en brouwerij Vliet W.Z. bij de Zijl-p o o r t ) e n h e t Blaeztwe Zam (Nonnens t eeg 1611),afgebroken 1796, en bij de Zandstraat, afgebroken1850 - en een geheele serie leeuwen, zooals deZwarte Zeeztw (Bierkaai 1662), de Vechtende leeuw(herberg 1599)~ de Witte Zeeuw (brouwerij aan deLange Koppenhicxsteeg), de Twee witte Zeeuwen

Page 119: Leidsch Jaarboekje

36

(brouwerij), de Roode Zeeuw (brouwerij), de GoudenZeeuw (brouwerij aan het Steenschuur) en de Tweeklahmzende leeuwen (brouwerij Oude Vest 1663).Vervolgens de Drie moZZeen (in een poort aan deMaarsmanssteeg 1606), de Bonte os (Oude Looier-straat 1681) en de Os (brouwerij Stille Rijn), deOtter (Marendorp en Breestraat, beiden 1606), deOZipkant (brouwerij Oude Vest 17 12), de Pauw(brouwerij Oude Vest 1678), de Papagaai (molenaan de Marepoort, of Papegaai bolwerk, afgebroken1730), het Paert (in het bon Rapenburg 1597) enhet Root pert ofte gekroonde saedeZ (Noordeinde1637), de PeZlzcaen (Maredorp 1612 en molen bijhet Galgewater), de Getapte raven (Zijdgracht I 5g5),

het Blaeuwe sckaep (Rapenburg 1612), de Driesnoecken (Nieuwevestgracht 1707)~ de Stier (molenbij de Oude Heerengracht 1783) en de Bul (run-molen bij de Morschpoort), de 2;áZc,& (bon Rapenburg1583 en molen bij de Rijnsburger poort 1786) ende Drie valcken (Hoogl. Kerkgracht 1606), hetVergulden vercken (1583) en Drie swarte verckens(Langegracht 1653), de Vergulden vZieg (Haar-Iemmerstraat 1655), de Swan Hooigracht 0.2. 1607)en in het algemeen ‘t WiZt (Rijn 1606). Ook dephantastische dieren ontbraken niet, zooals deDraeck (boekwinkel van J. Orlers 1596) en deMeermin (Lokhorststraat W.Z. 1595 en brouwerijMare). Hierbij sluiten aan de verschillende hoorns,zooals de Horen (Marendorp 148 r), de Blauwe hoorn(Oude Singel 1747), de Gouden kooyn (herberg I 596),en verder het VerguZden gebit (Beestenmarkt I 586),het t Veergulde zadel (bij de Witte poort 1608) ende Roskam of Witte roskam (brouwerij aan denRijn Z.Z. 1629).

Page 120: Leidsch Jaarboekje

37

IV. Niet minder groot is hiernaast het aantal namen,da t on t l eend i s a an he t dage l i j k sch l even , enwel in de eerste plaats aan het huisraad en wathiermede in verband is te brengen. Hiertoe behooren :het Ascátonnetje (Oranjegracht 16g4), de Braetpan(Voldersgracht 1638), het yopenvat (Breestraat enRijn Z.Z., beiden 1606), de Vergulden can (Breestraat1606), d e P o t ( M a r e n d o r p Z . Z . 1 6 0 6 ) m e t d eOmgekeerde of Verkeerde pot (Mandemakerssteeg1574), de Drie koperen potten (Zonneveldsteeg 1676en de molen de Kzj;z in de pat vóór 1745). Tot dewerk tu igen behooren d e GZaezLwe bijd ( S t . Jacobs-gracht 1638), de SZeuteZ (brouwerij) en Dubbede sdeuted(0. Singel), de Hamer (aan het Galgewater) met deGekroonde hamer (brouwerij, Rijn W.Z. 1666) en deVZieger ( S t e e n s t r a a t e i n d ISde e e u w ) . A a n d e n

maaltijd herinneren de Drie hammen (Haarlem-merstraat hoek Paradijssteeg 1625), de Drie rogge-brooden (bakkerij Oude Rijn bij de Hoogl. Kerkgracht1630) en de Vzjy garstebrooden (Vrouwesteeg bij dekerk 1659). Als groente volgen de Drie artjesocken(Oude Rijn 1643) en als nagerecht de Drie a’myfkens(Kort Rapenbur,0 1653 en Korte Langegracht Z.Z.I 680). Aan de nachtrust herinneren de Roede a’eecken(Oude Vest Z.Z. 1663) de Orangie deecken (Hooge-woerd 1684) en de Hopsack (Uiterstegracht 1591).Ten slotte zijn tot deze afdeeling te brengen de KZock(herberg bij de Marepoort 1695 en de brouwerij aanden Ouden Singel), de BZauwe kZok (ververij OudeSingel 1750), de Metakn klok (Hoogewoerd Z.Z. bijde Koenensteeg 166r), de Croon (branderij OudeVest 1644) met de Drie tronen (Breestraat hoekWolsteeg I 57g), de Vergulden traZy (Korte Koren-brugsteeg 1598 en Hooigracht bij de Groenesteeg

Page 121: Leidsch Jaarboekje

38

1441), de Rosijnkw2f (Uiterstegracht 1720 en OudeRijn), het Keldertje (aan de Borstelbrug), het Pot-,%uys (Maarsmanssteeg 1606) en de Put (molen aanden Rijn, later de Korenbloem, afgebroken 1817).Ten slotte, om niet alleen binnenshuis te blijven,de VerguZden wagen (Kruisstraat 1660).

Doch ook de men SC h zelf, werd niet vergeten.Wij vinden de yufir (moutmolen aan de Morsch-poort, later de Eendragt, 1685) waarnaast de Heer,(molen bij de Heerenpoort I 606) met de Vechter (molenBlauwe Bolwerk 1676) en de KrancKe PauZ(herbergKorte Raamsteeg 165g).Verder als lichaamsdeelen : deGeele kand (Koepoortsgracht 1699) en de Roodehand(brouwerij N. Rijn 1656), het Hart(Vischmarkt 1541,Vrouwesteeg W.Z. 1606 en brouwerij Haarlem-merstraat) met het Wztte hart (Breestraat bij deBoterstraet 165 I), het Wegend hart (Noordeinde1616) en de Vier karteen (brouwerij Oude Volmolen-gracht). Als kleedingstukken komen voor de Guldenkoet (Maredorp bij de Kuipersteeg 1631) en deGuZden Zaers (boekwinkel J. Orlers 15g7), waarbijook gevoegd kan worden de Posthoorn (brouwerijaan de Haven r6go en Maredorp bij de BouwenLouwensteeg 1626). De krijgshaftige uitrusting wasvertegenwoordigd door de HeZZelebaert (NieuwsteegN.Z. 1629) en de HeZnz of Gulden heZm naast hetStadhuis, afgebroken in 1604. Sport en vermaakleverden de Caetsbaen (Coepoortsgracht I 597) enhet Schaeck (Breestraat bij de Diefsteeg 1578).

Ook verschillende bedrijven gaven namen voor dehuizen. Aan de draperie, de hoofdnering van Leidenzijn, behalve CaZis, enz. ontleend: de Vier baratten(Zonneveldsteeg 162g), de uriefusteynkettens (Uiter-stegracht 1637), de Vergulde sael$eers (Hoogewoerd

Page 122: Leidsch Jaarboekje

39

1659) en de Oude Calander (Hooglandsche Achter-gracht 16693, de Lakenhal (Looierstraat 0.2. hoekKerks teeg 1762), ‘t Oudt wit garenhuys (N. Rijnbij het Gangetje 175 1) en het ZousZz~ys (Volders-gracht 1606) l). Aan andere beroepen herinneren : deZoz&&? (Oude Singel 1680), de TrasmoZen (Hooge-woerd 1614), de I;érgz&en maden (Rijn bij Koren-brug 1606) de Groene nzolen (N. Houtmarkt 1685),het Brouwershuys (Zand Isos), ‘t Gulden comptoer(bij de Waag 1635), ‘t Lombardenhuys (Krepelsteeg1426) en de Oude Lonzbaert (Haarlemmerstraat,2de huis van de Paradijssteeg, 15 IS), het Modew-kuysgen (Levendaal Z.Z. 161 1) en het Sc~eer~~ysgen(bij de Sint Jansbrug). Aan de schipperij, waarnaarin andere steden zooveel huizen benoemd werden,herinneren slechts het .SchZp (brouwerij Nieuwe Rijnx662), h e t Schppershis (Weddes teeg 1746), he tRdaeuwe ancker (Noordeinde N.Z. hoek Molenwerf-steeg 1661), het Anker (brouwerij) en de Twee ankers(Breestraat 1653). De beteekenis van Leiden lagook niet op het water, maar naast de industriedankte het zijn welvaart aan de voordeelen, diehet trok van het omliggende platteland, waarvanhet de natuurlijke hoofdstad vormde. Veel namenvinden wij dan ook, die aan den landbouw herinneren,waaronder een geheele veestapel van ossen, kalveren,koeien en schapen, die wij reeds bij de diernamenvermeldden. Verder de Akkermaz (PaardesteegW.Z. hoek Bostelbrug 1636) en de Lantman (Hooge-w o e r d Z . Z . 1622), d e Boenzgaert ( 1 4 8 7 ) e n d eSpaense boomgaert (Rijn hoek Koornbrugsteeg 168g),de vroeg op (molen bij de Marepoort; afgebroken

1) Ook de Roode en Orangiedeeckens zijn hierbij te brengen.

Page 123: Leidsch Jaarboekje

40

1730), de Gekroonde spade (brouwerij N. Rijn 1662)en de IAoymagen (Marendorp Z.Z. 15g6), de Kaas-korf, later Borstelkuip (molen bij de Cellebroers-gracht, afgebroken 1778), de Zaatzak (Nieuwe Rijnhoek Korenbrugsteeg 1772), het VZas (Steenschuur1606) en de VZas Kas (Korte Coppenhicxsteeg 1656),de Korenbloem (korenmolen 1787, aan den Rijn,afgebroken 1817), de Drie koornaeren (NieuweRijn over de Vischmarkt 1661) en het KZaverbZad(brouwerij N. Rijn). De boomen en planten wordenvertegenwoordigd door de LeZie (brouwerij en molenbij de Witte Poort), de Witte ZeZie (Hoefstraat 1633en brouwerij aan den N. Rijn en herberg 155 1),

de korenmolen de Oranjeboom (Plantsoen bij deGeeregracht 1787) en de Drie oran+ appebn (Hoogl.Kerkgracht 162g), Violet (herberg 1574) en de al-gemeen geliefde bloem de Roose (Maredorp I 5 58),de Roede YOOS (Vischmarkt 1646), de brouwerij deRoos (aan het Steenschuur) en de VerguZden YOOS

(Breestraat tegenover het gasthuis 1591). Vermeldenwij hierbij ten slotte nog: ‘t Mirenest of Nasaret(1606) en Rupenest (Hoogl. Kerkgracht 0.2. 1606).

Doch het vernuft bij het bedenken van huisnamenbleef niet steeds beperkt tot het dagelijksche leven.Ook godsdienst en kerk traden hierbij naar voren.Uit het Oude Testament ontleende men Farao’sdroom (Uiterste gracht 0.2. 1672), de Herder Laban(Baatstraat vóór 1766), Monarc iVinus (Oude Singel1630), het Paradgs (1629) en de AYC (1606, laterde Spinder, aan het Blauwe bolwerk afgebroken1658). Een Engel vond men als molen, aan deKolfmakerstraat (1756) en een VergrxZden Engelaan de Breestraat (1 595). Ook de Getrouwe heraèr

ontbrak niet (Breestraat 1659) en evenmin de BijbeZ

Page 124: Leidsch Jaarboekje

41

(1 606) en de Duytsche bijljel (1 598). Aan den kerk-dienst herinnerden het GztZa’e?z orgel (Diefsteeg 1610)en ket Patertioster (Zegersteeg 1606).

Den Hemel vonden wij niet vermeld, doch wel deVergulde son (drukkerij van C. Heeneman 1738),de Hndve nzaan (brouwerij Maredorp 0.2. en OudeRijn 1670)~ de Witte ster (Nieuwe Rijn 1661) ende GeRroonde ster (brouwerij aan de Haven W.Z.).Hierbij sluiten aan de Regenboog (1619) en deGekroonde regenboog (1622).

Geluk en ramspoed ontbraken evenmin als in hetmenschelijk leven. Hieraan herinneren Cost verloren(Achtergracht 1606) en ‘t Misverstant (Vrouwe-steeg W.Z. 1652) en om wat opgewekter te eindigen,de Eendra& (molen), de Hoop (brouwerij OudeVest, later Posthoorn, 1606) en driemalen ‘t Fortuyn(molen Vestwal 1788, later het Lam, afgebroken 1850en brouwerijen Mare rgsg en Haarlemmerstraat 1780).

Men ziet, de huisnamen vormen een heel woorden-boek van allerlei aard, waarbij ook een bont gewoelvan kleuren voor de oogen warrelt. Overwegend ishierbij het verguld in Ig namen, waarop volgenblauw met g, wit met 8 en rood met 7. Van deoverige kleuren zijn zwart (z), oranje (2), geel (I),groen (1), bont (2), elk slechts in enkele namenvertegenwoordigd. De voorliefde voor verguld is zeerbegrijpelijk, het naderde het goud, het symbool vanrijkdom. Het treft ons echter, dat het goud zelfhiernaast slechts driemaal en het zilver in het geheelniet genoemd wordt. Wit is een overal veel gekozenkleur, doch merkwaardig is de groote voorliefdevoor blauw, waarbij zelfs het veel geliefde rood opden achtergrond treedt. Zoude hier een invloed vande draperie met het blauwe Leidsche laken een rol

Page 125: Leidsch Jaarboekje

42

spelen ? Doch ook het roode Leidsche laken was oor-spronkelijk niet minder gezocht.

Waar aan den naam ook een cijfer is toegevoegdstaat natuurlijk de drie vooraan, omdat een drievoudzich het best leent voor plaatsing in het veld vaneen gevelsteen of een uithangbord. Naast 23 maaldrie vond ik driemaal twee en vier en eens vijfgekozen.

Ook de keuze zelf van de huisnamen laat noggelegenheid te over tot verschillende opmerkingen,doch ik moet die thans verder onbesproken laten,evenals de gevelsteenen en uithangteekens, die aan-leiding gaven tot allerlei luimige opschriften.

De huisnamen alleen reeds vormen een wereld inhet klein, waarbij zelfs de WereZd (brouwerij) nietontbrak. J. C. O V E R V O O R D E .

BLADVULLING.

John Adams over prof. J. Luzac.,,Hij is een van die onbedorven harten en uit-

gelezen geesten, die ik in deze wereld ‘t meestbemin. Mijne vrouw, mijne dochter en twee zoonskennen hem en vereeren hem. Hij is een goeddeel van het zout der aarde en, ware het niet omde weinige Lot’s als hij, ik denk dat het ganscheSodom spoedig verbranden zou. Nooit vergeet ikde avonden, met hem doorgebracht.”

. Brieven van Adams bij Helen Fairchild,Fr. Adr. V. d. Kern@, pag. 68.

K .

Page 126: Leidsch Jaarboekje

Het grafveld van Rijnsburg.

Den 27en Mei 1653 was een doofstomme werkmanaan het graven op het kerkhof te Doornik. Plotselingzag men hem onder lu?d geschreeuw zijn werk inden steek laten en wegrennen, als verbijsterd doorden glans van het goud, dat hem uit zijn kuil tegen-blonk. In hoeverre de man genezen is geblevenmeldt de historie niet, maar wat hij daar vond isnog tot in onzen tijd het uitgangspunt van allestudie eener bepaalde stijlperiode. Wapenen metgouden gevest, gouden sieraden, armbanden, gespenen ringen lagen daar naast tal van andere voorwerpenin den grond en alles vertoonde een eigenaardigenkunststijl, een hoogontwikkelde filigrainkunst, eenrijk gebruik van gekleurd glas in het metaal ingelegd,en daarbij een rijkdom van ornament die sterk aanhet byzantijnsche Oosten denken doet. Onder diemassa gouden sieraden was één stuk, dat aan degeheele vondst haar bizondere historische waardegaf. Het was een gouden zegelring waarop metduidelijke letters de naam van den tweeden Mero-vingenkoning Childeric te lezen stond, van wien hetbekend was dat hij hier in Doornik in 481 n. Chr.begraven is. Hier was dus het graf gevonden van

Page 127: Leidsch Jaarboekje

44

den vader van Clovis, dien onze schoolboekjes onsallen reeds als ,,eersten Christenkoning der Franken”leerden kennen. Tot de laatste helft der vijfde eeuwdus, den merkwaardigen tijd, toen het Christendomzich ook in de noordelijke landen meer en meerbaan ging breken, behoorde deze belangrijkste vondst,die later in een Parijsch museum terecht gekomen,daar gestolen is, maar die ons nu toch in staat stelteen geheele reeks van analoge verschijnselen, overeen groot gedeelte van Europa gevonden, althansbij benadering te dateeren. En zoo blijkt het’ danmeer en meer dat zich onder invloed van de hoogerebeschaving in Z.O. Europa bij verschillende Ger-maansche volken van Europa een kunsthandwerkontwikkelde dat, hoezeer ook in details verschillend,toch overal die karakteristieke kenmerken vertoontvan die Merovingische periode, welke de opvolgsteren gedeeltelijk ook de erfgenaam van den tijd derRomeinsche overheersching is geweest. En in diestreken, yvaar bij zulke overwinnaars der Romeinenal van geen zelfstandige ontwikkeling van eendergelijk kunsthandwerk sprake is geweest, heeftzich toch vaak die ontwikkeling doen gevoelen inhet van elders geïmporteerde.

Zóó sterk als bij dien Doornikschen arbeider zalde emotie van onzen Rijnsburgschen vriend wel nietgeweest zijn, maar dat het gouden voorwerp, hetwelkhij uit zijn akker voor den dag zag komen, en datop onze foto (No. 1) is afgebeeld iets zeer bizonderswas, had hij toch spoedig begrepen. Het is eenvierkante omraming van verguld brons, waaraan eeneveneens verguld bronzen gesp is bevestigd, gelijkdie aan den buikriem gedragen werd. Rinnen dieomraming is een plaatje van massief goud bevestigd,

Page 128: Leidsch Jaarboekje

4 5

met het fijnste filigrainwerk versierd: een breedereband van twee evenwijdige reliëflijntjes, die eenreeks van uitgewerkte kransjes omsluit en eenslangetje van kleine reliëfbolletjes door twee lijntjesomsloten zijn op grillige wijze tot een regelmatigornament dooreengestrengeld. Ook de verguldbronzen omraming is uitgewerkt als bestond ze uitgevlochten draad en op den gesp zelf is eengouden plaatje aangebracht, waarop binnen eenrand van in goud gevatte roode en blauwe glas-steentjes een dergelijk slangetje als op de groote plaateen grillige figuur vormt. Aan de andere zijde vande omraming zijn de vergulde nagels zichtbaar,waarmede de riem aan den gesp bevestigd is geweest.Het geheel is een prachtig voorbeeld van hetschitterend Merovingisch kunsthandwerk, waarvanwij boven spraken.

Deze vondst, die dus op zich zelf ons reeds eendateering biedt in de vijfde of waarschijnlijker nogin de zesde eeuw, is gedaan in het zeer belangrijkegrafveld, dat dezen zomer gedeeltelijk door hetRijksmuseum van Oudheden te Leiden, gedeeltelijkdoor de eigenaars zelf werd uitgegraven, en waar-van de inhoud geheel het eigendom van genoemdMuseum is geworden.

Dit grafveld, gelegen ten Westen van de gas-fabriek te Rijnsburg, bevatte een aantal lijkgraven,waarvan de skeletten zeer sterk vergaan waren endaarnaast een nog veel grooter aantal brandgraven.

Gelijk dat gewoonte was had men den begravendooden vaak sieraden of wapenen medegegeven.De ijzeren wapenen waren echter zoodanig verteerddat ze tot vormlooze roestklompen geworden waren.De sieraden zijn beter bewaard. Het mooiste zagen

Page 129: Leidsch Jaarboekje

46

we reeds; daarnaast zijn vooral eenige broches tenoemen, waarvan een, op onze foto No. 3 afge-beeld, bestaande uit in lood gevatte roode enblauwe glassteentjes, weer een typisch voorbeeldvan Merovingisch kunsthandwerk is. Een stuk vandergelijk soort werk is onder No. z afgebeeld.Het is een gedeelte van een gesp van brons metblauwe, roode en witte glassteentjes ingelegd.

Van zeer groote beteekenis schijnt ons het kleineblokje brons, dat onder No. 4 afgebeeld is. Wezeiden reeds hoe deze voorwerpen en de beschavingdie zij vertegenwoordigen uit den tijd stammentoen het Christendom ook in deze streken begondoor te dringen. Op ons bronzen blokje nu zienwe niets anders dan een met flauwe lijntjes ingegra-veerd kruisje. We hebben hier zeer waarschijnlijk hetoudste Christelijke symbool uit onze streken, gelijkhet te zamen met den boven beschreven gouden gespbij denzelfden ongetwijfeld aanzienlijken doode wasneergelegd, een der eersten van zijn volk die waar-schijnlijk den nieuwen godsdienst had aangenomen.

Want aan diezelfde tijdsomstandigheden is onge-twijfeld ook het feit toe te schrijven dat we hierde heidensche lijkverbranding naast de christe-lijke begraving aantreffen. Die brandgraven be-

” staan slechts in een met verbrande beenderenen asch gevuld urntje in een gat in den grondingegraven. Bij die verbrande beenderen zijn daneen enkele maal voorwerpjes gevoegd. Zoo vindenwe meermalen een fragment van een ander stukaardewerk in zulk een brandurn, en verder niet zeldenstukken van met lijnversiering georneerde beenenkammen van een model, dat eigenlijk niet vanonzen tegenwoordigen vorm verschilt. Zoowel bij

Page 130: Leidsch Jaarboekje

Afb. I. Sieraden uit het Grafveld te Rijnsburg.

Page 131: Leidsch Jaarboekje
Page 132: Leidsch Jaarboekje

4 7

de lijken als in de brandurnen vinden we zoo nuen dan ook kralen, gelijk die, waarvan een snoerop onze foto is afgebeeld. We merken er de grooteverscheidenheid bij op: de groote blauwe geribdekraal zooals feitelijk reeds de Romeinen ze naardeze streken hebben gebracht, de kleine effen roode,blauwe, gele of witte kraaltjes, typisch Merovingisch,evenals de grootere kralen van dezelfde kleuren metwitte of gekleurde stippen, oogjes, zigzags enz. versierd.

Men ziet dus dat reeds al deze versierselen geentwijfel overlaten of ons grafveld te Rijnsburg ishier omstreeks de zesde eeuw na Christus aangelegddoor zulke zoogenaamde Germaansche stammen.Wanneer ons dit niet op deze wijze bekend wasgeworden, dan zou ons het aardewerk der urnenalleen reeds hetzelfde hebben kunnen verhalen. Zulkaardewerk is feitelijk voor tijdsbepaling, en nietalleen dáárvoor, een nog veel beter hulpmiddeldan versierselen en dergelijken ; immers zulke goudenen kostbare, bovendien zeer gemakkelijk transpor-tabele voorwerpen kunnen in de eerste plaats veelgemakkelijker uit verre streken zijn ingevoerd, enzullen bovendien zeker veel langer zijn bewaarddan het door zijn breekbaarheid betrekkelijk aanzijn plaats gebonden en tot spoedigen onderganggedoemde aardewerk. Dit telkens weer te vernieuwensteeds in groote hoeveelheid gebruikte materiaal isdus van zelf veel meer aan wisseling onderhevig,ieder volk maakt het zichzelf natuurlijk, het draagtdus behalve het karakter van zijn tijd ook dat vanzijn afkomst.

Het kannetje nu en het bolle urntje met om-gebogen randje op foto z No. I en 5 afgebeeld,zijn vertegenwoordigers uit ons grafveld van aarde-

Page 133: Leidsch Jaarboekje

48

werkvormen, die de Franken direct van de Romeinenhebben overgenomen ; evenals de spitsbuikige urntjesmet ingedrukte versiering op de bovenhelft No. 2,3 en 4 zijn ze karakteristiek voor de grafveldender Franken zoowel in België en Frankrijk alsaan den Duitschen Rijn of in ons vaderland, uitde vijfde eeuw en volgende.

Tot zoover is dan ook ons grafveld volstrekt geenongewoon verschijnsel in ons land gebleken. Vooralook aan onze Hollandsche duinstreek komen zebetrekkelijk veelvuldig voor. Zulk een Frankischgrafveld werd o. a. gelijk men zich mogelijk herin-neren zal voor eenige jaten ook te Katwijk ont-graven ; een groot verschil met het onze bestaatechter hierin dat de lijkgraven in verhouding totde brandgraven daar reeds veel talrijker waren. Hetwas echter vrijwel een zuiver type van een Frankischgrafveld, dat daar werd gevonden.

Des te interessanter is het contrast, dat we thanstusschen dit grafveld, zoo vlak er bij gelegen, enhet onze hebben op te merken. Immers naast desieraden en andere kleine voorwerpen, die slechtsaanwijzingen bieden omtrent den tijd, naast de bovenbeschreven typisch Frankische urnvormen uit dezeperiode, zien we hier in Rijnsburg in vrij grootesterkte een geheel ander verschijnsel optreden. Optaalkundige gronden heeft men reeds lang hetvermoeden geuit, dat de Angelsaksen op weg uithet Saksische Land naar hun nieuwe woonplaatsenin Engeland ergens aan de monden van den Rijneen tijd lang naast andere Germanenstammen ge-vestigd moeten zijn geweest. In zijn LeidscheDissertatie heeft indertijd ook Dr. Krom ditonderwerp behandeld en naast andere ook archaeo-

Page 134: Leidsch Jaarboekje

J- d 7 8--

Afb. 2. Frankische en Saksische urnen uit het grafveld van Rijnsburg.

Page 135: Leidsch Jaarboekje
Page 136: Leidsch Jaarboekje

49

logische bewijzen voor deze stelling gezocht. Hetwas echter zeer weinig waarmede hij zich in ditopzicht moest tevreden stellen, zoodat men zelfstwijfelen mocht of men wel het recht had daaropeenige hypothese te bouwen. Had hij echter zijnboekje thans moeten schrijven dan zou hij ersterker tegenover hebben gestaan.

Want ziet daar in het grafveld van Rijnsburg,naast al dat Frankische, een urnvorm optreden die,wel uit denzelfden tijd, absoluut niets met dieFrankische beschaving te maken heeft, Deze vorm,gelijk hij door de op foto 2 als No. 6-8 afgebeeldeurnen wordt gerepresenteerd, is vrij slank-ovaal, vanveel grover maaksel met eigenaardige bulten of metingedrukte lijnen en punten versierd; hij is op hetoog onmiddellijk van de boven beschreven soorten teonderscheiden. En zooals hij in betrekkelijk grootengetale in ons grafveld voorkomt heeft hij in Europaeen volkomen ander verspreidingsgebied als onzeFrankische kultuur. We vinden hem zoowel in deSaksische gebieden van Duitschland als in de Angel-saksische grafvelden van Engeland als den typischenvertegenwoordiger dier Saksische beschaving.

Zoo heeft dus dit grafveld, dat daar bijna onderden rook van onze stad is opgegraven, een grootebeteekenis. Het heeft ons niet alleen een aantal zeerinteressante en mooie voorwerpen bewaard, maarhet vertoont ons tevens broederlijk in onze strekenvereend die beide Germaansche stammen, die eenzoo belangrijke rol spelen in de vroege geschiedenisvan onze noordelijke landen, bij den aanvang vanhet Christendom.

Leiden Dec. 1913. Dr. J. H. HOLWERDA.

4

Page 137: Leidsch Jaarboekje

Grootvorstelijk bezoek in Leiden inMaart 1814.

In het laatst van Februari 1814 was den toen-maligen Erfprins (later koning Willem 11), die inDecember 18 13 over Londen uit Spanje hier telande was teruggekeerd, door zijn vader, denSouvereinen Vorst opgedragen, eene inspectie-reiste maken langs de in het oosten des lands doorde Franschen nog bezet gehouden vestingen, teneinde de ter insluiting daarvan getroffen maatregelenna te gaan, en tevens in de buitenprovinciën bijde werkzaamheden tot het oprichten der militie-bataljons zooveel mogelijk tot spoed aan te zetten.

Den 25sren Februari sloot hij te Arnhem zijnbericht aan zijn vader met: ,,Je vais aujourd’huiau Loo, demain 26 voir le blocus de Deventer dece coté-ci et coucher à Zwolle ; 27 voir le blocusde l’autre coté de la ville de Deventer, qui doitêtre en très mauvais état et coucher à Zwolle;28 coucher à Twickel chez Sophie; xer Mars devantCoevorden ; plus loin je n’ai point eucore tïxé monvoyage.”

Op het huis Twickel woonde Mevrouw vanWassenaar, Sophie van Heeckeren, die in Engeland

Page 138: Leidsch Jaarboekje

en te Berlijn hofdame bij ‘s prinsen grootmoeder,de weduwe van Willem V, was geweest l). Ver-moedelijk meende de prins tijdens zijn snelle reistoch even de gelegenheid te kunnen waarnemen,om een oudere vriendin, die hem in zijn prille jeugdgoed gekend, misschien vertroeteld had, te bezoeken,en zal hij er wel met open armen ontvangen zijn.Ook van daar zond hij bericht aan zijn vader overzijne bevinding vóór Deventer en in Zwolle (1 Maart)met aan het slot de mededeeling : ,,On dit qu’il ya des chevaux de commandé à A l m e l o p o u r l aGrande Duchesse 2) Catherine, qui doit y passerdemain, pour se rendre probablement à la Haye.”

‘s Prinsen opdracht zal hem verhinderd hebben,zijne opwachting te gaan maken b i j de koenereizigster, die in dien guren wintertijd, vergezeldvan haar zoon (nauwlijks 1~1~ jaar oud) en met eenaanzienlijk gevolg 3) het land, waarin zijn stamhuiskort te voren met jubel was teruggeroepen, meteen bezoek kwam vereeren; althans m zijn volgendbericht van den sen Maart uit Heemse (ten Z.W.van Hardenberg), op weg naar Coevorden, wordtvan dit bezoek niet meer gerept.

Zij was anders de eer eener kennismaking welwaard, de toen nog geen 26-jarige grootvorstinKatharina Paulowna, zuster van Czaar Alexander 1,sinds December I 812 weduwe van prins Georg vanOldenburg, jongeren zoon van den kort te vorenin zijn gebied herstelden hertog Peter FriedrichLudwig. Aan een lief, innemend uiterlijk paarde

1) Ue Bas, Prins Frederik en zijn tijd 111, blz. 350.2) Hier te vertalen door: grootvorstin.3) ‘s-Gravenhaagsche Courant, Vrijdag 1 8 Maart 1814.

Page 139: Leidsch Jaarboekje

52

zij een helder verstand en een scherpzinnigen geest.Reeds op zeer jeugdigen leeftijd had zij aan hetRussische hof zich invloed weten te verzekeren opde besluiten en handelingen van haren in karakter-sterkte niet uitblinkenden broeder Alexander, enzelfs hare moeder Maria Feodorowna, weduwe vanPaul 1, die na den gewelddadigen dood van haargemaal slechts noode het gezag aan haar zoon hadovergelaten, moest zich menigmaal naar den wilvan ha re doch te r s ch ikken . Ee rzuch t was haa rniet vreemd, en ze wilde gaarne in alles gekendwezen. ,,Ik heb nooit eene vrouw aangetroffen, diein zoodanige mate behoefte gevoelde om zich teroeren, te handelen, uit te blinken en anderen inhaar schaduw te stellen” - zegt prinses de Liévenvan haar in een onuitgegeven fragment van haarMémoires 1). Keizerin Elisabeth, de gemalin vanAlexander, teekent hare schoonzuster, ten tijdedat er sprake is van een huwelijk van deze metkeizer Napoleon, in een brief aan hare moeders)als volgt: ,,Quant à elle, elle s’arrangerait fortbien (in dit huwelijk), je crois; il ne lui faut qu’unmari et la liberté, quoique je doute qu’elle l’aite n t i è r e avec celui-ci. Je n ’a i jamais VU u n e p l u ssinguliere jeune personne ; elle est en mauvais cheminparce qu’elle prit pour modele d’opinions, de con-duite, de manières même son cher frère Constantin.Elle a un ton qui ne conviendrait pas à une femmede quarante ans et bien moins à une jeune fille de

1) Wetenschappelijke Bladen, Juli 1913.2) Amalia Frederieke van Hessen-Darmstadt (1754-1812)~

gemalin van den in Dec. 1801 als erfprins overleden CarlLudwig van Baden.

Page 140: Leidsch Jaarboekje

5 3

dix-neuf, par-dessus tout la prétention de mener samère par le nez et en effet elle y réussit quelquefois.Je ne comprends pas que 1’Impératrice l) qui, avecses autres filles et belles-ííhes, était d’une exigence,d’une sévérité outrées, se laisse traiter par telle-ciavec une impertinente qui souvent me révolte, ettrouve en elle que c’est de l’originalité” 2).

De brief, waarin dit minder vleiend, misschienwat te scherp oordeel werd neergeschreven, is ge-dateert van 29 Augustus 1807, d. i. ruim anderhalvemaand na het sluiten van den vrede van Tilsit(7 Juli I 807), waaruit misschien mag worden afgeleid,dat reeds op de twee-keizers-bijeenkomst op hetvlot in de Niemen (25 Juni 1807) besprekingen overeen mogelijk zoodanig huwelijk, na eene echtscheidingvan Napoleon met Joséphine, hebben plaats gehad.Bekend is, dat keizer Alexander zijne toestemmingdaartoe wel had willen geven, de grootvorstin zelveer niet afkeerig van scheen te zijn, doch de keizerin-moeder zich krachtig er tegen verzette. Napoleonschijnt kort daarna tijdelijk van zijn voornemente hebben afgezien, de geruchten omtrent dit huwelijkverstomden, en de keizerin-weduwe zocht, om tevoorkomen dat in het vervolg nogmaals zoodanigaanzoek kon worden gedaan, voor hare dochter eennieuwen huwelijks-candidaat. Den Sen April 1808kwam de jongste zoon van den regeerenden hertogvan Oldenburg, prins Peter Friedrich Georg teSt. Petersburg ; in December van dat jaar verteldeKatharina zelve, dien prins te zullen huwen, om

1) Bedoeld wordt de keizerin-moeder Maria Feodorowna(prinses Dorothea Augusta Sophia van Wurtemberg).

2) Revue des deux mondes, 15 mars Iglo.

Page 141: Leidsch Jaarboekje

5 4

geen echtgenoot te krijgen, die onder Franscheninvloed stond; den 3en Augustus 1809 werd hunhuwelijk voltrokken. Het gezin vestigde zich in Rus-land, waar het zich vooreerst buiten de politiek hield,doch een kring om zich verzamelde van hen, diegenoegen vonden in het beoefenen en het beschermenvan kunsten en wetenschappen. Het moet een ge-lukkig huwelijk geweest zijn, waarin prins Georgmet grooten tact de goede eigenschappen van zijnegemalin wist te ontwikkelen en met groote kalmtehaar somwijlen onrustigen geest wist te leiden.Tijdens den aanval van Napoleon op het Russischerijk in I 8 12 steunden beiden met keizerin Elisabethden Czaar in zijn ,voornemen, om den oorlog tothet uiterste voort te zetten, tegenover de vredes-partij, aan welker hoofd de keizerin-moeder stond,en waartoe grootvorst Constantijn, verscheideneministers en vele invloedrijke personen in het rijkbehoorden.

Die oorlog maakte intusschen ook een eindeaan hunne gelukkige echtverbintenis. Was die den26en Augustus 1812 gezegend door de geboortevan een zoon, prins Constantijn Frederik Peter,den qen December d. a. v. overleed prins Georgaan de gevolgen van een hospitaalkoorts, opgedaanbij het bezoek van de gekwetsten, die voor hetbehoud van hun vaderland gestreden hadden. Groot-vorstin Katharina was weduwe geworden.

Czaar Alexander had toen Petersburg reeds ver-laten, en zich naar het leger begeven, met hetwelkhij in het begin van Januari I 8 I 3 de Pruisische grensoverschreed, om eerst in het einde van 1815 inRusland terug te keeren met zijne gemalin, die hijin December 18 I 3 naar Carlsruhe had ontboden in

Page 142: Leidsch Jaarboekje

55

haar geboorteland. Wanneer grootvorstin KatharinaRusland verlaten heeft, is mij niet bekend l) en doethier ook weinig ter zake. Zij is in 1814 en 18 15bij de voornaamste gebeurtenissen tegenwoordiggeweest, heeft Parijs, Londen en Weenen bezocht,en, naar verhaald wordt, zelfs meermalen aan deraadslagen der vorsten en staatslieden deelgenomen.

Hierboven hebben wij haar den zen Maart 1814in Almelo zien aankomen. Wat haar bepaaldelijknaar ons land dreef, is niet te zeggen. Misschienwas zij slechts op doortocht naar Engeland ; maarin elk geval is zij er niet doorgetrokken, zondereen degelijk kijkje te nemen. Den gen Maart heeftzij in Zeist, den 6en in Utrecht alle merkwaardig-heden in oogenschouw genomen, den Ten was zijin Amsterdam, waar zij (met uitstapjes naar Zaan-*dam en Broek in Waterland) tot den I Ien bleef.Na bez ich t ig ing van Haar lem kwam z i j in denavond van den 12en omstreeks g uur te Leidenaan, en nam alhier haar intrek in het logement,,De gouden leeuw”. Den volgenden dag bezochtzij de bezienswaardige gebouwen en inrichtingenvan de stad en ,,verleende voorts des namiddags ten3 ure audiëntie aan den Heer Commissaris van ditdistrict (Mr. J. van der Sleijden), aan de Provisio-neele Regeering met eene commissie uit den Raad,vergezeld van den Stadssecretaris, aan de Recht-bank van Eersten aanleg, aan de Hoogleeraren van

1) Den qsten December (1813) fuhr S. M. (Alexander 1) ausFreiburg nach Schaff hausen, urn die Grossfürstin CatharinaPaulowna zu besuchen (Michailofsky-Danilefsky, Denkwürdig-keiten aus dem Kriege von 1813 ; Breslau und Leipzig 1837,s. 281).

Page 143: Leidsch Jaarboekje

56

‘s Lands Universiteit, aan de Vrederechters der 3cantons, en aan de officieren van de Schutterij envan het garnisoen.

,,Des avonds ontving H. Keiz. Hoogheid eenigeaanzienlijke dames uit deze stad, welke verlangdhadden tot Hoogstdezelve toegelaten te worden.

,,Een ieder was voldaan over de innemendevriendelijkheid, waarmede deze hooggeachte vorstinde personen, welke tot haar gehoor toegelaten zijn,ontving, en bewonderde de kennis, waarmede Hoogst-dezelve over alle zaaken en wetenschappen wist tespreken.

,,Dezen ochtend is Hoogstdezelve van hier naar‘s-Gravenhage vertrokken” 1).

Zoo vermeldt een bericht uit Leiden van 14 MaartT 8 14 in de Leydsche courant van Woensdag 16 Maartd.a.v., terwijl in de vorige courant van 14 Maart bijhet bericht van haar aankomst ook gemeld werd,dat den I3en ,,Z. K. Hoogheid de Erfprins van .Oranje deze stad met zijne tegenwoordigheid heeftvereerd.”

Van Hare Majesteit de Koningin goedgunstigtoestemming ontvangen hebbende op mijn verzoek,om in Harer Majesteit’s huisarchief onderzoek tedoen naar bescheiden, die betrekking hebben op deomwenteling van 1813/14, kwam mij aldaar eeneeigenhandige aanteekening van den toenmaligenErfprins over de gebeurtenissen in het begin van

1) Den zgsten Maart - den dag van de afkondiging vande grondwet - meldde de kapitein ter zee Dibbetz uitHellevoetsluis, dat den dag te voren H. K. H. de groot-vorstin-douairiere van Oldenburg naar boord van het Engelschfregat de Jason was vertrokken.

Page 144: Leidsch Jaarboekje

5 7

1814 onder de oogen, waarin behalve een en anderover zijne inspectie-reis, die den gen Maart wasafgeloopen, over dit bezoek het navolgende voor-komt, dat, vooral met het oog op hetgeen latergebeurde, der vermelding wel waard is: ,,La grandeduchesse Catherine, veuve du prince George d’olden-bourg vint en Hollande eet hiver. Je fus à Leidepour la complimenter de la part de mon Père etla trouvai à 1’Académie entourée de Professeurs.Ce premier début me déplut. Elle se rendit bientôtaprès chez elle où je fus lui faire ma tour avecmon cousin le dut de Nassau, alors encore princehéréditaire. Je la trouvai aimable mais trop femmesavante.”

Weinig zal de Prins, die toen nog verloofd wasmet prinses Charlotte van Engeland, gedacht hebben,dat hij dit neerschreef ten aanzien van zijne aan-staande schoonzuster, en de aanstaande schoonmoedervan zijn oudsten zoon.

Er is beweerd, ,,que, pendant son séjour enAngleterre aux mois de mai et juin 1814, elle(d. i. de grootvorstin) contribua beaucoup à fairerompre le mariage projeté entre la princesse deGalles avec le prince d’orange, qui a épousé depuisla soeur cadette de la grande-duchesse CatherinePaulowna” 1). Er is evenzeer beweerd, doch ooktegengesproken, ,,dat de hertogin-weduwe vanOldenburg den Nederlandschen vorst voor zichzelve begeerde” s).

1) Galerie historique des contemporains (Bruxelles x818),111, p. 227.

z) Uit de gedenkschriften van een voornaam Nederlandschbeambte (Tiel 1882), bl. 275.

Page 145: Leidsch Jaarboekje

58

Hoe dit zij, als bekend, werd de verloving vanden Nederlandschen kroonprins met de Engelscheprinses verbroken, en den 2 Isten Februari 18 16 teSt. Petersburg zijn huwelijk voltrokken met dejongere zuster van Katharina Paulowna, groot-vorstin Anna Paulowna, naar wier hand ookNapoleon 1 in 1810 had gedongen. Dat dit aanzoekniet spoedig genoeg naar ‘s Keizers zin werd aan-genomen, was de eerste aanleiding tot de verkoelingtusschen de Fransche en Russische hoven. Tweejaren daarna had de Fransche inval in Rusland plaats.

Wel zeer toevallig mag het genoemd worden,dat eene maand vroeger dan hare jongere zusterook Katharina Paulowna, de eerste grootvorstin,naar wier hand Napoleon 1 had gedongen, medete St. Petersburg hertrouwde met een kroonprins,den lateren koning van Wurtemberg, uit welkhuwelijk den r7en Juni I 8 18 geboren werd prinsesSophie Frederika Mathilde l), die den ISen Juni1839 in het huwelijk trad met den oudsten zoonvan den toen nog kroonprins zijnde Willem (11),prins van Oranje - den lateren koning Willem 111.

G. J. W. KOOLEMANS BE I J N E N.

1) Lady William Russell, echtgenoote van den Britschenambassadeur te Berlijn, vroeger gezant te Stuttgart, legtvan haar een zeer vleiend getuigenis af, in een briefdd. 25 Sept. 1839 aan Mevrouw Falck, waarin o.a.: ,Elleressemble & sa mere.” (Dr. H. T. Colenbrander, Gedenk-schriften van A. R. Falck, bladz. 772 en 773).

Page 146: Leidsch Jaarboekje

Landing van den hertog van Brunswijk.

A”. 1813. No. 33.

‘S GRAVENHAAGSCHE COURANT.

Dingsdag den 21 December.

(Gedrukt in ‘~Gravenhage bij G. Vosmaer en P. F. Gosse,Stads-Drukkers, en wordt uitgegeven bij B. Scheurleer Jr.in de Venestraat.)

‘s Gravenhage, den zo December (1 8 I 3).

Van Noordwyk word ons berigt, dat men in denvroegen morgen van den 14 dezer twee Engelscheoorlog schepen voor gemelde dorp in zee ten ankerzag leggen, sein doende met de vlag, waar op zigden heer Mr. Kruytl), lid van het gemeente bestuur,niettegenstaande de zee vry hoog ging, met vierbekwamen zeelieden in een sloep van strand naargemelde schepen heeft begeven, alwaar hy gelukkigaankomende, weldra geïnformeerd wierdt, dat zijne

.1) Maarten Kruyt (niet Mr.), reeder en scheepsbouwmeester

te Noordwijk aan Zee, was in de Fransche periode adjunct-maire en werd tijdens de omwenteling door den nieuwenambachtsheer den xgen November 1813 benoemd tot lidder xprovisioneele regeering der beide Noordwijken, Lange-veld en Offem.”

Page 147: Leidsch Jaarboekje

6 0

Doorluchtige Hoogheid, den Hertog van BrunswykOels, zich met een zeer aanzienlyk gevolg aan boordbevond, en alhier wilde aanlanden; gem. heer Kruytkeerde op dit berigt weder naar de wal, om orderte stellen tot het ontvangen en verwellekomen vangemelde zyne Hoogheid; weldra kondigde het ge-bulder van het kanon der schepen aan, dat Hoogst-dezelve zich van boord begaf, komende met degroote sloep voor het oorlogschip naar strand, al-waar Zyne Hertoglyke Doorluchtigheid omstreekself uren behouden aan land, en door het plaatselykbestuur naar de levendigste toejuichingen van eenmenigte van aanschouwers van alle kanten samengevloeid, wierd ontvangen, intrek nemende ten huizevan voormelde heer Kruyt, van waar Zyn Hoogheiddes namiddags omstreeks van drie uren, met eigerytuig, welk intusschen mede was aangebragt, be-nevens Hoogstdeszelfs gevolg naar ‘s Gravenhageis vertrokken, in de harten van allen, welke de eergehad hebben Zyne Doorluchtigheid te naderen, dehoogste tevredenheid achterlatende, van de minzamewyze, waar op het Hoogstdezelve heeft behaagdhun te ontvangen.

Blijkens bovenstaand bericht was het Zondag14 December 1913 honderd jaren geleden dat delanding had plaats gehad, welke landing tijdenshet eeuwfeest van het herstel van Neêrlands onaf-hankelijkheid, den 28en Augustus 1913 te Noordwijkgevierd, op treffende wijze is weergegeven.

Friedrich Wilhelm herzog von BraunschweigLüneburg Oels werd geboren g Oct. 1771. Hijdiende aanvankelijk in het Brunswijksche, daarnain het Pruisische leger en streed in 1806 onder

Page 148: Leidsch Jaarboekje

6 1

Blucher tegen Napoleon. In November van genoemdjaar werd hij hertog van Brunswijk, dat echter in1807 werd ingelijfd bij het koninkrijk Westphalen.Daarna streed hij in r8og met Oostenrijk tegenNapoleon en trok met zijne zwarte huzaren dwarsdoor Duitschland naar de Weser, vanwaar hij naarEngeland overstak. N a p o l e o n n o e m d e h e m ,,unvaillant guerrier.”

Evenals vorst Willem van Oranje Nassau verwantmet het Engelsche vorstenhuis, vertoefde hij -sinds Maart 1813 - als balling in Londen toenin October de groote volkerenslag plaats had. Naden slag bij Leipzig gaf hij den Brunswijkers bevelom een korps troepen bijeen te brengen, waarnahij zou komen om zijn hertogdom in bezit te nemenen de troepen te bevelen. Uit dien hoofde vertrokhij uit Londen, landde den rqen Dec. te Noordwijkaan Zee, bezocht daarop te ‘s Hage zijn bloed-verwant, den souvereinen vorst, die reeds den3oen Nov. te Scheveningen was geland, en kwamden 22en Dec. 18 13 in zijne hoofdstad Brunswijk aan.

In April 1815 trok hij reeds met 7000 Bruns-wijkers naar België om Napoleon te wederstaan.Hij streed bij Quatre Bras met grooten moed. Dochtoen hij met zijn Brunswijkers den straatweg aldaarbezet hield werd hij door de Fransche reserve, aan-gevoerd door Napoleon’s jongsten broeder Jeroen,teruggeworpen en helaas! met een kogel in het hartgetroffen, waarop onmiddelijk - 16 Juni 1815 -

op ruim qg-jarigen leeftijd zijn dood volgde.

N o o r d w i j k - B i n n e n .Medio Dec. 1913.

J . KLOOS.

Page 149: Leidsch Jaarboekje

Het Dagboekvan een Leidenaar uit den jare 1747.

(Vemdg).OVER DE INTREEDE VAN SIJN HOOGHEYDT BINNEN DEESE

STADT LIJDEN, OP DEN 2gEN JUNY DESES LOPENDEJAAR ANNO 1747.

Den 29 Juny synde op een donderdag, des s’nagtsofte smorgens in het kriekje van den dag begonnenal de burgers en inwoonders voor den dag te koomen,en haar gereet makende om dese nooyt vergeeteintreede dag van syn doorlugtige Hoogheyt waarmeede dese Stadt is vereert geweest, om dat met allevreugt en vergenoeging by te woonen. Die het dankonde doen, of die de kleederen hadt kleede sigop het beste aan. Des s’morgens omtrent 5 uurengingen de constapels na haar geschut toe, metde lontstokken onder haar armen, en het losse lontwas aan de stokken vast. Ten halv 6 uure kwaamende gewaapende Burgeren voor oogschyn, veele fraayuytgedost en opgeschikt, met nieuwe strikken opde hoeden, orange strikken aan de deegens sommige,anderen weder het hayr gekrult en gefriseert, schoonlinde goet aan, de beste kleeden hadden veele aan-getrokken, de snaphaanen en degens waaren medete vooren schoon gemaakt. Alle de gesaamentlijkeburgers dan met de nieuwe burgers die er veele

Page 150: Leidsch Jaarboekje

6 3

syn aangenoomen, kwaamen er meest altezamenmagnifiek en ordentlijk voor den dag, en syn ophaar tijt na de huysen van haar vaandrigs ofkwartiermeesters gegaan, alwaar by sommige nogwel een glasie ofte roomertje brandewyn wiertgeschonken op de Prins syn gesontheyt. Elkekwartiermeester of vaandrig syn volk by malkanderhebbende trokken sy na de huysen der capitynenvan de burgers, en den capitynen dan voor uytgaande trokken yder met syn volk na den doelentoe en maakten daar ter 6 uure te syn. Dit gingdan op order, het eene Compagnie kwam wel watlaater als het ander, de vaandeldraagers voerdehaar vaandel en elke compagnie hadt een vaandelen 2 tamboeren. Sy dan in den doelen gekoomendevn, Wierden de burgers op order geschikt en narang van de capityns die het eerste, zde en soovoort uyt moeste trekken. De outste captyn synvolk stont aan de Pikeur stal en de jongste captynsyn volk stont aan die syde van de doele steeg,aan weerskanten stonden 4 compagnien burgersgeschaart, om soo na rang en order ydere com-pagnie uyt de doelen te marcheeren. De drilmeesterHeydelenberg stelde de burgers in orde met decapityns, en al het geweer dat wiert gevisenteert,namentlijk de snaphaanen, de burgers moesten alhaar laat stokke in de loope van haar snaphaanensteeken, om te voele of er geen kruyt of schooteo p waaren. Sy moesten ook den haan van deroers overhaalen, en men bevont dat onder denKaptyn Huybregt junior burgers waaren waar vaner 2 snaphaanen waaren die gelaaden synde, enhebben deselve gelost, soo dat nog 2 schooten inde doelen syn gedaan eer de burgers uyttrokken.

Page 151: Leidsch Jaarboekje

Terwyl dan de snaphaanen weder op de grontleyde en de burgers om stroo gingen, soo gingener nog verscheyde in cognito een pijpje rooken,en dronken onder malkander nog een montje voltoe en toste haar water nog eerst rys of am daarvan niet overvallen te worden of ongemak te hebbe.De klok omtrent 7 uuren begonnen de 16 tamboerenvan de burgers een generaale roffel te slaan, waarop yder sig in syn geweer begav, en de vaandrigsen de luytenants vaandrigs met de kwartiermeestersen de 2 tamboeren yder onder syn kaptyn hoorendebegaaven haar in die order soo als sy moestengereguleert gaan. De mars wiert dan aangenoomenen de outste kapityn, genaant Menheer van derMark trok het eerste uyt met syn volk, met hetswieren van de vaandel en onder het slaan dertamboers op de trommel. Yder vaandeldrager hadaan weersyde van hem gaan een vaandrig luytenanten de trommelslagers hadden degens aan van hetstadhuys, synde Spaanse degens en met breederoode draagbanden met geele kanten haddense omhet lyf of om de schouder alwaar de trommels aanhingen. De andere kapityns elk op syn beurt ende outheydt der capityns nadat sy lang in deburgery hadden geweest volgde soo malkander allesgereguleert, en trokken gesaamentlijk den doelenuyt. De mars uyt de doelen is geweest die de outstekaptyn voorging, de doele steeg in, het steenschuurlangs, tot op de breedstraat aan de Hoogewoertsbrug,en soo vervolgens de geheele breedstraat langs totaan de witte poort toe, alle onder het swieren dervaandelen en het slaan der trommelen. Nog eensde outste kapityn die voor uyt ging was Men heervan der Mark, en de jongste kaptyn die de burgery

Page 152: Leidsch Jaarboekje

65

heeft geslooten was een Men Heer kaptyn de Mey.De kleeding die de Heeren kaptyns aan haddendat waare blauwe lakense Rokken met blauweknoope, kamisoole die waare van superbe stoffemet allerly bloemen en alierly coleuren, met silvereof goude lyste of kanten beset. Sommige van dieHeeren hadden ook silvere greelen om de hoedeen de sierpen waaren doe oranje colour. Om kortte doen de saak de capityns kwaamen als graavenvoor den dag, en de vaandeldraagers en de vaandrigsluytenants, kwartiermeesters eet. hebben meede mag-nifiek voor den dag gecompareert met haar nieuweblauwe rokken met pinsbekse knoope. Vaandeldragerswaaren meest van onder gekleet in het swart, metkabretledere handschoene aan, want alle maal vryerswaaren. Ook hadden sy meede de oranje sierpenom haar schouders, waarvan de kwasten lingswaarneer hongen. Op deze manier waaren meede devaandrigs luytenants, maar de kwartiermeesters diemeede haar officiers kleederen aan hadde, die droegenhaar sierpen meede oranje coleur geverwt om haarmiddel, dat de enden van vooren neer hongen. Deburgers als vooren voorseyt kwaamen meede curieusen extra fraay uytgedost voor oogschyn, als methaar oranje strikken op haar hoeden, haar snap-haanen en degens waaren schoon. Sommige haddenaan haar degens oranje linten, haare patroontassewaaren meeste by somige opgeschikt. Daar waarener onder die hadden witte syden koussen aan. Omkort te gaan, in het geheel de burgery van leydenhoefde haar niet te schaamen of voor andere plaatsenonder te doen. De gesaamentlijke burgers dan synalsoo gemarseheert tot op die plaatsen daar sy staanmoesten en syn door den drilmeesters, die doe een

5

Page 153: Leidsch Jaarboekje

66

hellebaart voerde gecommandeert en regts en linksvan malkaar gescheyden en een weynig voort ge-marcheert die nog na het stadhuys en hebben haaraan weersyde net geschaart en vlak voor de kegelsgestaan, van de Witte Poort tot voorby het Stadhuys.De burgers syn omtrent 2000 man geweest enhebben soo na Syn Hoogheydt gewagt. Maar deWagt of korte Garde heeft hem ook vertoont, methet nederleggen en presenteeren der snaphaanen,en hebben ook haar vaandel geswiert, en 2 trommel-slagers by haar gehadt. En dat volk heeft gestaanvoor de Wagt, tussen de burgers om haar te ver-toonen aan Syn Hoogheydt. Dese Lydse soldaatenwaaren meede helder en schoon, en het ‘haayrtjegepoejert, en allemaal even ordentlyk kwaamen syvoor den dag. Nu nog eens van de burgers doesy gesamentlyk in order nevens malkander stonden,besetten sy die heele Breedstraat, dat er niemantkonde door of overloopen. Wie het maar was, symogten niemant laaten doorpasseren maar moestenin gereguleerde order en manier blyve staan. DeVaandeldragers om soo lang de vaandels niet tedraage ofte te houwen, leydense dwars over detrommels heen, en wandelden ondertussen al heenen weer. De luytenants vaandrigs deeden het selve,spreekende somtijds met haar captyns ofte ook welmet andere Heeren, maar de kwartiermeesters encorporaal die bleven staan naast de geschaarde of oporder staande burgers, elk hielt sig onder syn ygencompagnie. Maar nog eijts, daar syn 16 kwartier-meesters, de ouste uyt de burgery, naar de WittePoert gesonde, om naast de koets van Syn Hoog-heydt te gaan, en hem te lyde na het Stadhuys,als Sijn dool. Hoogh. binnen deese Stadt kwam. Dese

Page 154: Leidsch Jaarboekje

67

quartiermeesters stonden dan ook meede in netteorder, en wagte alsoo na Syn Hoogheydt om hemmet alle liefde en eerbiedt te ontfangen, en intehaalen.

HET VERDER VERHAAL.

Nog iets noodsakelyk, dat is, terwijl de burgersnog niet in de wapenen kwaamen aan de Wittepoortofte op de breedstraat soo gingen s’morgens heelvroeg honderden van mensen uyt dese stadt, nabuyten, de Witte Poort uyt, om Syn Hoogheydtte gemoet te gaan, en alsoo hem te wagten. Daarsyn ook nog verscheyden weeskinderen uyt deStadt, halv weegen den Haag gegaan, en hebbenaldaar Syn doorl. Hoogh. opgewagt, als hij na deseStadt kwam ryden. En dese weeskinderen vanLyden, waar van een het woort gedaan heeft ennam de vryheydt, om Syn Hoogheyds koest tedoen stil staan en een dierbaare seeging gebruykof gewenst hebbende, soo vereerde desen weesburgereen fraay gedigt aan Syn Hoogh. en gav het metsyn regterhandt aan den Prins, en met syn eeneknie lyde hy op de aarde, en syn hoet hadt hijonder syn arm, en de Prins hartelyk bedankthebbende, is voor gereeden. Dese gedigten syngedrukt en te bekoomen geweest bij Adrianus Bonte,boekverkooper in de Kloksteeg, voor een cievieleprys. Daar syn ook nog na den Haag getrokken2 Heeren uyt deese Stadt, als eene Men heer vandam junior, secretaris der Schutterijere deser Steede,den andere Heer die was eene Men heere van Buurenjongste Schepen deser Stede. Dese Heeren syndaags te vooren na den Haag gereede om SynHoogheydt af te haalen. In de tuynen op de

Page 155: Leidsch Jaarboekje

68

Voorschooter weg, waaren meest allemaal metmensen beset en stonden open de tuynhuysen. Veelescheepen syn er ook s’morgens vroeg binnen ge-koomen, als ook Rytuygen. Verscheyde van descheepen of schuyten die binnen kwaamen, salveerdenhaar ofte gingen leggen in het Galgewater agterde Boom, na die kant van de Voorschooter weg,om de vuurwerken te konnen sien, als sy afge-stooken wierde. Veele tentschuyte, waaren der ookverhuurt om s’nagts te gebruyken. En de rytuygendie moesten stallen daar sy best konde doen, wantkragdadig veel rytuyg binnen kwam. En een grootetoeloop van alderly mensen, dat niet te verwonderenwas, want het was een groote heyligen dag, waardoor de Roomse kerk s’morgens ten halv vieraanging, om dat de Roomse burgeren in de wapenenmoesten syn. De Vleeshouwers hadde daags te voorenuyt laaten klinken, dat al de geen die vlees vannooden mogt hebben dat sij daags te vooren moestekoome want op deesen groote dag de vleeshal salgeslooten syn, gelijk ook geschiet is. De Burgers,ook sommige luyden van aansien, die begonnenhunne huysen op te schikken van buyten metfraaje eer poortjes van booven tot onder tegen dedeurkaseynen met allerly kleur van starrens enbloemen gesneen, en met klaater gout verciert, enmet gedrukte of geschreve versjes daar in geplaats.Sommige huysen hadden ook kroontjes uytsteeken,versierde boogjes booven de boovendeur sag menook veel, maar de sinnebeelden die by de luydenvan aansien van binnen en van buyten voor deglaasen stonden waaren ectra fraay. Elk syn sinen verandering, maar evenseer toepasselijk op denieuwe verandering die men sag. Soo dat de eer

Page 156: Leidsch Jaarboekje

poortjes die aan de huysen stonden, en de vercierdekroonen, boogen, lantaarnen, sinnebeelden, etc., sooiraay alles gemaakt en geset is geworden, eens soomanifiek als in den beginne. Want haast niemantvan wat rang of staat hij was vertoonde iets in,of aan syn huys. Ja selvs de arme lieden haddenbooven haar poortjes daar huysjes in staan kroontjesof boogjes gemaakt boven den ingang. Die luydespaarde doe geen gelt, maar moesten over al inmeede doen. Nog eens, dat het nooyt is te vergeteal die onkoste die de burgeren, in- en opgeseetenenvan dese stadt hebben gedaan, dog alles uyt krag-daadige betooning van vreugt en liefde tot SynHoogheydt, want die dag niet is uyte drukke hoesiermant dat de huysen doe waaren opgepronkt.Ja veele van de onderste verdieping van onderentot booven toe waaren er sommige verciert, metgeslingerde palm, kabels met klatergout en oranjelinten en strikjes verciert. Nog andere huysen haddenook platten schilderwerken op papier of gaas geset,tegen de muuren van vooren de huysen staan metallerly afsetsels en figuuren, onmogelijk alles tenoteeren. Als alleen dat Ryke luyden soo wel alsgeringe vreugde aan haar huysen hebben getoont.En al de dorpen hebben op de toorn van de kerkenoranje vaandels geswiert, die hier om dese stadtgeleegen syn. En daar is nog een nieuw oranjevaandel uyt de toorn van de Witte Poort gestokena de Voorschooter weg. Aan het gasthuys is meedeeen tiater gemaakt, aan de Pagegraft ook om voorgelt op te konnen staan, en om Syn Hoogheydtwel te konnen siene. Elk een versag sig van eengoede plaats op de breedstraat, bij kennisse ofvrinden. Yder daar hy best konde te regte kome,

Page 157: Leidsch Jaarboekje

70

ging daar hij sien konde. Geen een huys was erleeg, maar van onder tot booven toe voorsien metmensen. Maar die wat laat kwam, die kon on-

moogelijk agter de burgers door, want duysendemensen daar agter stonden, soodat een yder maaktevroeg er by te syn. Daar wiert bij sommige Heeren,Mevrouwen, Jufvrouwen en Burgers nog al menigkopje koffy gedronken, en verschyde montjes voloranje brandewijn ofte stukjes confyte koek ge-consumeert, als ook onder het rooken van eenpypje voor tydt verdryv. En men wagte al uyt enter na, of Syn hoogheydt mogt koomen, dewylkwaamen de Heeren van de Regeering booven ophet Stadhuys, altemaal met de regt mantels aan,op een cierlyke wyse, en yder ging na syn rang.Ook kwaamen op het stadhuys al de HeerenProffessooren, meede met haar mantels aan, ookalle de Predikanten als de Gereformeerde, en ookde Franse, als ook de Lutherse, Armiaanse, Men-nonisten leeraren om syn hoogheydt te complimen-teren. Dese Heeren wandelde meest over de Persmet elkander somtijds eens spreekenden. De HeerenStudenten vergaarde meede aan het Academie,gelyk de Lydse Courant s’maandags voor desenden 26 hadt geschreven over dese geschaarde ordervan de Heeren Studenten. De Heeren Studentenvergaarde dan allen aan het Academie tussen deNolle brug en de houtstraat brug. Aan de Nonne-steeg stonden een gedeelte Lydse soldaaten, alsook aan de voornoemde hout straatbrug of doelesteeg. Deselve waaren versogt door den RectorMagnificus om daar te mooge op haar tyt tecompareeren en wagt te houden, van niemant doorte laaten, als die aan het Academie hoorde. Sy

Page 158: Leidsch Jaarboekje

71

hebben dan wel haar order geobserveert en hebbennaast malkander in postuur gestaan, soo veelmanschap als het van de Nonne brug tot de Nonnesteeg uytstrekte. Elke post was even eens, de Lydsesoldaaten hadden ook elke commande en trommelby haar en wierden gecommandeert van haar officiers.Men sag dan niemant anders door laaten als dieaan het Academie hoorde, het syde musikante ofde Heeren Studenten, dewelke alle seer magnifiekte voorschijn kwaamen, met oranje linten op dehoede, kostelyke kleeren aan. En veele waaren degeveste aan de degens met oranje strikken, enandere verciersele opgepronkt. Alles seer siermantwas het om te sien van de Heeren Studenten, Sylieten ook haar schiet of vuurwerk toneel klaarmaaken met de vuurwerke daar in te steeken.Maar nog eens de Heeren Studenten waaren insooveel persoonen bestaande, dat sy niet alle naastmalkander in twee ryen staan konde, maar daarplaatsten haar veel by malkaar voor de deur vanhet academie en ook veel aan de doele steeg brug.En de Heeren stonden dan alsaamen naast malkaaren wagte alsoo na Syn Hoogheydt om hem metalle vrindelykheyt en hoogagting op het academievan Lyden te ontfangen, om daar door de HeerTiberius Hemsterhuys Rector Magnificus alhier eenplegtige oratie over Syn Hoogheydt uyt te spreeken.Nu nog eens van de op order staande Heeren enburgers, die terwijl sy op haar Parade stonden,nog al by verscheyde goede mensen op de breed-straat, daar sy voor de huysen stonden, en welwetende dat sy niet uyt haar geledere mogtengaan, haar versorgende sommige met een montjevol brandewyn of jenever, of stukjes koek, yder

Page 159: Leidsch Jaarboekje

72

na syn believen. Daar waaren ook huysen daar deburgers kannen met bier wierden gegeven, anderelieden gaven weer verscheyde boterhammen, ookwiert aan haar gegeven by enige lieden van aansienstukken runt en kalvsvlees gebraaden en wiert vande knegts of myden haar gebragt, op schotels ofop borden, met tarw broot daar by. Sy kreegenook veel bouteljes met wyn. Elk die het kondedoen, gaaven dan wat aan de burgers, ja selvsmensen die uyt de vengsters laagen wierpen altemetsnog wel warme bestelletjes voor de burgers, enandere eet waaren, onmogelijk alles te noteeren.Sy wierden dan voor sommige huysen ryklyk be-sorgt, maar niet overal. Daar waaren wel plaatsendaar niet met al was voor de burgers, maar meestde fatsoendelyke luyden toonde haar cordaat. Ende tamboers van dc burgers haalde boterhamenuyt het gemene lantshuys. Daar waaren ook nogburgers die wel eens haar snaphaanen aan malkaarovergaaven, en gingen in stilte by haar kennissewat staan eeten, die niet te veel by haar hadden,of eens drinken, of haar gevoeg doen. Om kort tegaan de burgers gedroegen haar selve seer ordentlyk,en wenste wel hondert maal dat Syn Hoogheydtkwam, want het begon al laat aan de middag teworden, waar door het veele staan begon te ver-velen, want s’morgens al van halv 6 uuren in deWapenen hadde geweest. Maar nog iets, de breed-straat was veel te klyn, voor soo veel duysendenmensen. Daarom nog verscheyde op de toorn vanhet stadhuys gingen bij de klokkenist of by detrompetters, maar die tyt was er een trompetteren een walthoornblaaser. Op de toorn van hetGasthuys waaren ook mensen, op alles om wel te

Page 160: Leidsch Jaarboekje

7 3

konnen aanschouwen. Stallagien sag men ook veelen veel stoelen om opte staan, waaren voor sommigehuysen meede. Planken en ladders waaren uyt-gestooken alwaar men ook op staan konde. Ja alleswat in de stadt was, mensen was dien dag op debeen, van wat staat of rang, niemant bleev in synhuys als sieke of elendige mensen. Daar blevenook honderden van huysen in de stadt geslooten,want die dag geen coopmanschap gedaan wiert,als bij de bakkers die s’morgens ten 5 uuren albroot weg bragten, maar by den dag kon menniet veel koopen van eetwaaren, alles was meestop of verkogt, voornaamentlyk broot. Dog de klokhalv 12 uuren geworden synde begonnen voor deeerste maal de 18 stukken canon van byde deborstweeringe te lossen, doe was Syn Hoogheydtop de Voorschooterweg omtrent het Pishoekje, doebegonnen al de klokken in dese stadt te luyden,de stadhuys klokken begonnen te speelen, detrompetter en walthoornist begonnen te blaasen,het vorige vers van Wilhelmus al van Nassouwe.Maar doe voor de eerste maal het canon loste wasof de heele stadt opsprong van vreugde. En al deburgers stelden haar in nette order, de kaptynsstonden voor het front van ieder syn yge compagnie,en vertoonde haar selve als overste van de burgerij,ider syn compagnie. De Vaandeldraagers greepende vaandels in de hant, welke alle vaandels waarendaar het Prince waapen op stont, 6 witte sydevaandels, en 2 groene syde vaandels hadden deburgers by haar. De Luytenants vaandrigs steldenhaar ook in rang en order als ook de kwartiermeesters en corporaals, de tamboers sloegen alle 6de trommel. Maar de klok 12 uuren synde wiert

Page 161: Leidsch Jaarboekje

7 4

het geschut voor de ade maal gelost, meede alsvoore onder het luyden en speelen der klokken,en het blaasen der toornwagters. Doe arriveerdenSyn Hoogheydt alhier in dese stad Lyden, metsyn statie, het welk was, eerst de koets waar inSyn Hoogheydt op de hoogerhandt in sat, naasthem sat graaf Mourits van Nassouw. De kleederendie Syn Hoogheydt was een ligt blauw kleet fraaygemonteert, en een root syde camisool met diamantsteene lysten bewerkt, en een paar witte sydekoussen hadt Syn Hoogheydt aan, met diamantesteene waaren syn kousebanden beset, verbeeldesyn ridderlykheyt van de kousebant. De koes vanSyn Hoogheydt was bespannen 6 eengale grijs-haare paarentjes. En de koes waaren aan weer-kanten de deure het wapen van Syn Hoogheydten de waapens van Syn Hoogheydt Gemalin op-geschildert. Agter op de koets stonden 2 heydukken,welke waaren gekleet met roode laakense wam-baisjes aan, met goude lysjes benaayt en broekendesgelijks. Sy hadden mutsen op op de manier alseen suykerbrootshoet, maar swart en aan weersydestak een swarte vedere pluym uyt, ectra groot enhoog waaren dese mutse. Sy hadden ook houwersop syde. Dese 2 Heydukken bragt Syn Hoogh.meede. Het waare doe kragdadige groote kaarels.Soo als dan Syn alder doorlugtigste Hoogheydtontfangen hem de 16 outste kwartiermeesters vande Burgerye, en gingen aan elke syde van de koets8 man van deselve. Maar voor de koets gingeneenigte manschap ruytery met de bloote pallassenin de handen, als ook agter de koets gingen meedevan die manschap ruytery, dewelke van den Haagmet Syn Hoogheydt gekoome waare, soo dat Syn

Page 162: Leidsch Jaarboekje

7 5

Hoogheydt wiert verselt doe hy binnen kwam vanvoor syn koets de voornoemde ruytery en vanagtere desgelyke, en aan de syde de hoofd mannender schuttery. Onbeschryvlyk was de vreugt doemen Syn Hoogh. sag. De Burgers presenteerdenhaar geweer, de kapityns boogen haar, elk draaydede hoet boove het hooft onder het roepen vanOranje booven, Vivat Oranje, lang leev de Prinsvan Oranje. Agter de koets van Syn Hoogh. hetwelk de eerste was, kwam nog een Prince koets,alwaar 2 Raadsheeren in saaten met 4 paardenbespannen, agter de 2de Prince, kwam nog eenkoets van Syn Hoogh. alwaar 2 of 3 FrancePredicanten in saaten uyt den Haag meede gekoome.En doe volgde de koes van Burgemeester Asendelft.Aldaar sat in den jongste Secretaris van dese Stadtgenaamt Menheer van dam junior, en den anderwas eene Menheer Scheepen van Buure? dewelkedaagstevoore na den haag vertrokken om SynHoogh. af te haalen. En soo reede de koetse voortna het stadhuys. En omtrent het stadhuys gekoomesynde, vertoonde de Lydse soldaaten haar selvemet het presenteeren van haar snaphaanen, gelykals alle de burgers deeden. De Regering of deHeeren van het Stadhuys kwaamen dan Syn Hoog-h e y d t t e gemoete, waar op Syn Hoogh. uyt dekoets treeden, als ook die Heere die in de agteraan koomende koetsen saaten, en volgde Syn Hoogh.De Heere van Lijden ontfingen Syn Hoogh. seervrindelyk en minsaam, en geleyde Syn Hoogh. detrappe van het Raadhuys op met alle eer en statie,en bragten Syn Hoogh. eerst op Burgemeesterenkaamer, alwaar de Heere na Syn Hoogh. welstantvroegen. Dese eerste complimente afgeleyt hebbende

Page 163: Leidsch Jaarboekje

76

soo deed Syn Hoogh. den Eed voor haar Ed.agbaare, en de Ed. agbaare betuygde tegen SynHoogh. dat sy haar selve getrouw en onderdaanigonder Syn Hoogh. gebied soude gedraagen. Hiervan daan ging Syn Hoogh. na Scheepenen Meesterenkaamer, alwaar meede de complimente teegen SynHoogh. wierden afgelegt. Uyt de tweede kaamergetreeden synde, soo ging Syn Hoogh. na de HeerenVroedschappen haar kaamer, dewelke alìe geregu-leert in de ronte nevens malkaar stonden, en hebbeook haar complimente afgeleyt. Maar nog iets, datis, soo als Syn Hoogh. op het Stadhuys kwam eneer de complimenten waaren afgeleijt, soo wiertvoor de 3de maal de salvoo uyt het canon gelost,op de voorgaande wyse onder het luyden van allede klokken en speelen van het uurwerk en hetblaasen der toornwagters. Maar soo als in hetvoorige vermelt, doe de Regering haar schuldigepligt hadden volbragt, en Syn Hoogh. de kaamersvan de Regering met Syn Presentie vereert hebbende,soo traaden de Heeren als Curatoren, als Proffes-sooren, ook meede de Predikante van allerly gesinte,na Syn Hoogh. toe, meede terwijl Syn Hoogh.booven op het Raadhuys was, en hebben alsooSyn Hoogh. gevilisiteert en dierbaare segeningentoegewenst, welke Syn Hoogh. met groote agtingen eerbied aannam. Soo lang als Syn Hoogh. ophet voornoemde Stadhuys was wiert continueel vande klokkenist gespeelt Wilhelmus al van Nassouwe,en soo voort; de toornwagters blaasde de selvdewys ; dit speelen en blaasen geschiede beurt ombeurt. Maar nog eens, doe de Heeren Curatorenvan het Lydse Academi, ook de Proffessooren ende Predikanten van alle gesinten haar reverentie

Page 164: Leidsch Jaarboekje

7 7

aan Syn Hoogh. gedaan hadden, soo traaden deeseHeere van het Stadhuys af, en gingen al te saame,de breedstraat op, door de geschaarde burgersheenen. De Curatoren gingen voor uyt, agter deselve de Proffessoren, doe kwaamen de HeerenPredikanten, en gingen na het Academi, om aldaar deoratie over Syn Doorlugtige Hoogheydt by te woonen.

Eer dat nu Syn Hoogheydt met de RegerendeHeeren van het Stadhuys kwaamen, soo Wierdengecommandeert de burgers om 2 compagnien tedoen marscheeren het Rapenburg langs tot op dedoele steeg brugge toe. En moesten in 2 ryennaast malkaar in order staan om opening te houdenals Syn Hoogh. naar het Academie kwam, hetwelk alsoo geschiede. Maar de burgers die nogop de Breedstraat waaren, moesten blijven staanvan het Stadhuys af tot aan de Noord ende brugtoe, opdat Syn Hoogheydt den geheelen weg doorde geschaarde burgers soude gaan. De klok halv2 uuren geworden synde, soo treede Syn Hoogh.met de Regering van Lyden van het Stadhuys of nabeneeden. Syn Hoogh. ging vooruyt tussen 2 heerenin; den eene was graaf Mouris van Nassouw, denander heer syn naam onbekent. Agter Syn Hoogh.de statie dewelke met Syn Hoogh. van den Haagwaare meede gekoome, daar agter gingen doe deHeere van Lyden al te saamen door de geregu-leerde burgers, en traaden soo na het Academie.Syn Hoogh. was seer vrindelyk en minsaam tegenydereen, veele rysen sig buygende voor de pre-senteerende burgers en inwoonders. Syn SeerHooggeagte Hoogh. dan de doele Steeg brug overgekoomen synde, alwaar de Heeren Studentengeschaart stonden, soo bleev Syn Hoogh. stil staan,

Page 165: Leidsch Jaarboekje

78

en 5 gedeputeerde van de Leydse Universityt, vanyder Faculteyt de outste Heeren, als de Heerensyn geweest haar namen, als de eerste was MenheerHop, ade Caan, 3de van Rojen, 4de Reeps, 5 vanButtinge. Dese naame de vryheydt om dat sy deoudste waaren van yder Faculteyt en sy aan hethooít stonden, dat is aan de doele steeg, om SynHoogh. te complimenteeren, en te filisiteeren metíraaje toegepaste redenen en dierbaare segeningen.Het woordt is gevoert tegen Syn Hoogh. door devoornoemde Heer van Buttinge. Syn Hoogh. seervrindelyk bedankt hebbende is voor getreeden met destatie agter hem door de andere geschaarde HeerenStudente dewelke alle seer beleeft tegen Syn Hoogh.groete, en Syn Hoogh. wederom tegen de HeerenStudenten en arriveerde alsoo in het Academieonder een íraay musik van allerly musikanten. SynHoogh. wiert op de hoogerhant geset en bekleeddede plaats daar, die Syn Hoogh. voorsadens haddenbekleedt. Daar wiert dan een magnifique oratieuytgesprooken over Syn Hoogh. door den weledelen en seer geleerden Heer Tiberius HemsterhuysProffessor en Rector Magnificus ter Lydse Academie.

Deese Heer heeft het geluk gehadt om SynHoogh. in syn jonge jaaren de geschiedenisse ende Nederlantse Historien te onderwysen. De oratieomtrent ten halv 4 uuren s’namiddags gedaan syndewiert er wederom ter eere van Syn Hoogh. eeníraay musik onder het uytgaan van het Academieaan Syn Hoogh. met de statie vereert. Terwylwaaren de burgers aan de oversyde van het Academieweder in order om Syn Hoogh. als hij uyt hetvoornoemde Academie kwam na den Stadsdoelenhene te geleyde. Het welk ook geschiede. Syn

Page 166: Leidsch Jaarboekje

7 9

Hoogh. kwam omtrent ten 4 uure in den doelen,om het middagmaal te houden. Met een rukte inden doelen een compagnie Burgers van captynvan der Mark, en dan de 16 kwartiermeesters dieSyn Hoogh. hadden ingehaalt. Dese burgers wierdenalsoo in den doelen versogt om haar vertoonenals wagters voor het huys ten doelen terwijl SynHoogh. spysde. En met een om niemant binnenden doelen te laaten koomen, als die er aan hoorde.De 16 kwartiermeesters hielden haar post voor dedeur van het huys en de anderen burgers lijdehaar snaphaanen neder op het sant in den doelenen wandelden al heen en weder onder het rookenvan een pypje. De hekken bleeven alle byde ge-slooten, dat niemant uyt kon als de burgers. Terwijlging Syn Hoogh. aan het eeten, en dat aan eentafel van 36 Heeren, en Syn Hoogh. was desevenenderstigste die aan de tafel saaten. DeseHeeren waare Syn Hoogh. met Syn yge statie,de Curatooren, Proffessoren, de Regeerende Heerenvan Lyden, de Predikanten van de GereformeerdeReligie, uytmaakende het voornoemde getal. De 2

heydukken waaren ook by Syn Hoogh. op dekaptyns kaamer, om haar Heer Prins optepassen.Terwijl nu Syn Hoogh. spysde marscheerden dieandere burgers van de breedstraat, sommige hetRapenburg, andere de breedstraat en bragten haarkaptyns yder syn yge compagnie na huys. Maardie in den doele waare moesten blyven soo langhet haar gecommandeert wiert af te trekken. Devreugt was niet uyt te spreeken over de eer dieSyn Hoogh. deese stadt aandeedt op die dag.Want al wat men hoorde roepen of sag, het wasallemaal Oranje booven of Vivat oranje. Maar om

Page 167: Leidsch Jaarboekje

80

niet van het stuk af te raaken, maar te blyven byde maaltydt welke Syn Hoogh. het huys in dendoelen vereerde met Syn tegenwoordige presentie.Het middagmaal omtrent een uur geduurt hebbende,soo wierden de constapels van by de borstweeringebelast om ten 5 uuren de stukken canon te doenlossen, want dan de gesontheydt van Syn Hoogheydtsoude werde gedronken. Dit is dan ten 5 uurens’namiddags geschiet, dat Syn Doorl. Hoogh. ge-sontheydt wiert gedronken onder het losse van eenGeneraale Salvo uit het canon. Ten 6 uure wiertde gesontheydt gedronken van Syn Hoogh. Gemaalin,Anna Kroon Princes van Grootbrittanien, en ten7 uuren de gesontheydt van de Jonge Princes, HaarHoogheedens dogter, baenaamt Carolina. Meede totdriemaal toe een salvoo gedaan uyt de voorgaandestukken, als eerst voor S y n Hoogh. de ade maalSyn Hoogh. Gemalin en de 3de reys voor deJonge Princes, alles ter eere van Haar Hoogheedens.Dien geheelen tyt was er omtrent den doelen veelminder in te koome, want duysenden mensen daaromtrent waare. De kwartiermeesters hadden metde wagthoudende burgers versogt, om Syn Hoogh.eens te sien spysigen, het welk haar vergunt, mitsgeen reede aan Syn Hoogh. toetebrengen, maarwel de tafel romtom te mogen gaan, en dat eenmens of 3 gelyk. Het huys was vol van allerlymensen, dat de burgers niets konde voor haar geltkonde bekoomen. Dog al evenwel door het langstaan van de Burgers wiert haar gepresenteert ofgegeven aan elke manschap een paar boterhammeen met haar 2 of drien een boutelje wyn, hetwelkzij consumeerden onder het houden van de maaltydt.Versogt den Rector Magnificus, die de oratie over

Page 168: Leidsch Jaarboekje
Page 169: Leidsch Jaarboekje
Page 170: Leidsch Jaarboekje

8 1

Syn Hoogh. hadt uytgesprooken, door versoek vande Heeren Studenten, of Syn Hoogh. de vuurwerk-tent, die sy ter eere van Syn Hoogh. haddenklaar laaten maaken, of sy die eer mogte genietenom Syn Hoogh. prensentie daar by te woone.Het welk Syn Hoogh. Syn stem toegav. Daaropwiert aanstonts een courier na den Haag gesondenmet versoek uyt order van Syn Hoogh. aan SynHoogh. gemalin, de Princes van Oranje, om tenspoedigste na Lyden te koomen, met een vrindelykversoek. Daar op is de courier weder binnen deeseStadt gearriveert, met tyding van vreugt, als datMevrouw Syn Hoogh. gemalin, de Princes, soospoedig soude koomen als doenlyk was. Doe wasalhier wederom een nieuwe vrolikheydt over deeer die haar Doorlugtige Hooghedens deese StadtLyden aandede. De constapels wierde doe meedegewaarschouwt, om als haar kooninglijke Hoogh.arriveerde na de stadt, een salvoo te doen en binnende stadt weder, en op de buyte plaats voor de3de maal. Terwyl Syn Hoogh. dan soo vrindelijkversogt wiert, om dit vuurwerk, dat aan het galge-waater stondt te sien afsteken en by te woonen,soo wiert door vrindelijk versoek van Syn Hoogh.aan de Heer Musquettier versogt, die syn buyteplaats hadt legge op de hoogemorse weg, evenbuyte de Mors Poort, en van agteren uytkoomendeaan ‘t Galgewater, of Syn Hoogh. met Syn Gemalinde eer mogt genieten, om op de voornoemde buyteplaats van den Heer Musquettier te mooge een sigplaats hebben, om het bekende vuurwerk van deHeeren Studenten te mooge sien afsteeken. Waarop de Heer Musquettier antwoorde dat het hemtot groot eer soude verstrekken indien Syn Hoogh.

6

Page 171: Leidsch Jaarboekje

82

met syn gemalin bliefde te koomen, en hem metveel agting soude verwagten, want het volkoomentot Syn Hoogh. dienst was. De maaltydt geyndigtsynde, vertoonde Syn Hoogh. hem somtyds voorde glaasen van binnen, dat hem de burgers konnensien, de welk haar exercitie voor Syn Hoogh. deeden,waar over Syn Hoogh. seer wel volstaan was, overde generaale burgers die in de wapene geweesthebbe. De klok omtrent 9 uuren des avonts ge-.worden synde, soo voeren veele schuytjes in hetgalgewaater, om te konnen sien, als ook veelscheepen. En duysende mensen begonnen haar teplaatsen op de Langehoute brug en op de borstel-brug, en al de kaamers van de huysen op hetGalgewaater ware meest verhuurt, en van onderetot boove toe van mensen voorsien. De Witte Poortna het luyden der poort klok bleev den gehelenagt open dat er honderden van mensen na buytenkonde gaan sonder poortgelt te geeven. Omtrentten halv IO uure wiert het vuurwerk toneel ge-illumineert, en wagte alsoo na Syn Hoogh. Deklok omtrent halv I I uuren geworden synde, sookreegen de burgers de commande om af te trekken,en wierde bedankt voor haar gedaane dienst inden doele. Doe wiert Syn Hoogh. koes in deStads stal ingespannen, alwaar het rytuyg van SynHoogh. gestalt hadt die dag, en is alsoo na devoornoemde buytenplaats gereeden, alwaar SynHoogh. op een kosbaar clasion onthaalt wiert, enonder een geselschap van aansienlijke lieden, enwiert soo vrindelijk ontfange. En omtrent halv 12

uuren geworden synde, soo naderden Syn Hoogh.gemalin, Mevrouw de Princes met haar statie enhof stoet na deese stadt. Doe geschiede de eerste

Page 172: Leidsch Jaarboekje

83

salvoo uyt het canon, en onder het zde salvootradt Haar Koninglyke Hoogheydt in de stadt.Haar statie was een koes 4 a 5 met haar staat-Daames, en onder gelyde van eenige ruyters, enverscheyde hartloopers liepen voor uyt, dan teseggen voor de Princes haar koes met brandendeflamboutjes. Dese harlopers waaren alle in het witgekleet en liepen voor uyt, en op de syde derkoesen. En de ruytery salveerden de koetsen, soodatdese aansienlyke statie het Noortende kwam inryden, het kort Rapenburg langs, Paardesteeg door,de Galgstraat in, en soo na de voornoemde buyte-plaats, alwaar haar Koninglijke Hoogheydt seervrindelyk en minsaam wiert verwellekomt, en heefthaar by Syn Hoogh. gevoegt. En daar wierdenveel hoofdse complimenten afgelegt, en haar stoet,dewelk meede gekoome was naame de vryheydt,om de Princes te volgen, en by haar presentie tesyn. Dewyl dat dese Hoogheedens dan op de buyteplaats waaren soo wiert de 3de solvoo gedaan.Daar op wierde de vuurwerken uyt de tent af-gestooken, bestaande in weergaloose vuurpylen,waaterkaarsen, lugballen, donderbosse, stinkpotte,muyse, eet. Ten 12 uuren is het afsteeken dervuurwerken begonnen, en ten I uur des nagtsgeyndigt. Op Vliet en andere plaaten wiert er ookkragtig geschoten. Maar onder het schieten vande tent, vertoonde ,Syn Hoogh. sig buyten staandeaan het Galgewater, om te konne sien. Terwylwas de statie van Haar Hoogheedens by malkanderen spysde, die maaltydt of clasion die de voornoemdeHeer hadt doen beryden. Alles ging er toe inordentlyke modesti en gereguleertheydt, En hetbehaagde Syn Hoogh. wonderlyk wel de vuurwerken

Page 173: Leidsch Jaarboekje

84

die er wierden afgestooken. De klok omtrent I uursynde des nagts was het afsteken van de vuurwerkengeyndigt. Doe hebben haar Hoogheedens met haarstatie nog een weynig vertoeft in het geselschapdat daar tegenwoordig was, en na een vrindelijkafscheydt gedronken hebbende aan haare Hoog-heedens en statie, soo hebben haare Hoogheedensde Heer Musquettier vrindelyk bedankt voor al devrindelyke beleeftheeden en onthaalingen, die dienHeer heeft blieven te gebruyken. En na uytgelydegedaan hebbende, soo traade haar Hoogheedens enstatie weder in de koetsen die op de weg voorde buyteplaats stonden te wagten. En na eengelukkige reys aan haar Hoogheedens gewensthebbende soo syn Haar Hoogheedens omtrent 2

uuren des nags weder de Witte Poort uyt na denH a a g gereeden, met de hartloopers voor uyt ende ruytery naast de koetsen, en syn soo uyt deseStadt Leyden gepasseert onder een drievoudigsalvoo uyt het canon. Van die tyt heeft de HeerMusquettier op syn bu yteplaats laaten setten Oranje-lust, nog heeden te sien. Die dag is er geen ongelukgeschiet, als aan een vrouw, die onder het eerstegeluyde van de klok van het Gasthuys een schyvop het hooft heeft gekreegen en binnen 4 weekenis gestorven.

Eynde van den 29 Juny dag des Jaars 1747.

( W o r d t vt?rvoZgd).

Copie van een handschrift, toebehoorende Mejuf-frouw G. B. C. van Rhijn te Leiden, en doorH.Ed. welwillend ten gebruike afgestaan aanS . J. L e Poolc L.Gz.

Page 174: Leidsch Jaarboekje

Het Gereformeerd Minne- of ArmeOude Mannen- en Vrouwenhuis binnen Leiden.

In onze stad zijn twee Minnehuizen die Gerefor-meerd heeten: het Gereformeerd Minnehuis derNederduitsch Hervormde Gemeente, in de Kaarse-makersstraat en het op de Heerengracht gevestigdGereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- enVrouwenhuis. Beide zijn bestemd voor behoeftigeNederduitsch Hervormden - dat in de Kaarse-makersstraat tot het opnemen van zoodanige per-sonen, die door ouderdom, ziekte of gebrek oogen-blikkelijke hulp en verpleging behoeven - dat opde Heerengracht tot het opnemen van bepaaldelijkoude mannen en vrouwen. Elk dezer Godshuizenwordt beheerd door een Collegie van Regentendoor den Gemeente Raad aangesteld. Zij behoorent o t d e ,,gemengde” armeninstellingen volgens deArmenwet, doch zijn overigens van geheel ver-schillende oorsprong en aard.

Het gesticht der Nederduitsch Hervormde Ge-meente heeft een kerkelijken aard. Zijn geschiedenisis in ‘t kort deze. De drie Huiszittenhuizen, dievóór de Hervorming in de drie parochies werdengevonden, waarin Leiden was verdeeld, zijn door

Page 175: Leidsch Jaarboekje

8 6

de Stedelijke Regeering aangehouden en in 1577tot één lichaam versmolten, staande onder Meestersvan den Huisarmen over de gansche Stad, doch in1582 zijn ze vereenigd met Diaconen der Gerefor-meerde gemeente en door de Regeering geregle-menteerd, in overleg met den Kerkeraad dierGemeente. Huiszittenmeesteren en Diaconen kregenin beheer alle goederen van het Huiszittenhuis.Twee gasthuizen werden voor vrouwen, één voormannen bestemd. Reikten de gewonen inkomstenniet toe, dan werd van wege de stad subsidie ge-geven. In 1777, 1810, 1828 - jaar der oprichtingvan het Minnehuis in de Kaarsemakersstraat - en1841 op nieuw gereglementeerd, is in 1852, na eenprocedure, tusschen de kerkelijke en burgelijkegemeente een regeling tot stand gekomen, waarbijlaatstgenoemde niet langer aanspraak op medebeheermaakte en zich tot toezicht bepaalde.

Een onderdeel der zorg van Huiszittenmeesteren,het Arm Kinderhuis, in 1703 uit de opbrengsteener loterij gesticht aan den Middenweg, en be-stemd voor de ,,slechte” weezen (vondelingen,bastaarden enz.), is in 1724 aan een afzonderlijkcollegie van Regenten toevertrouwd en in 1773met het Heyligegeest weeshuis vereenigd, waarheendie weezen in 1776 overgingen. De militie kwamnu voorloopig in het Armkinderhuis.

Een ander onderdeel der zorg van Huiszitten-meesteren, de Arm Bakkerij, is in 1753 van hareschouderen genomen en aan Commissarissen toe-vertrouwd, aanvankelijk uit H. 2. M. gekozen, in175 5 echter aan anderen opgedragen, die de in-stelling tot hoogen bloei brachten, zoodat goedkoopaan de armeninrichtingen kon geleverd worden, en

Page 176: Leidsch Jaarboekje

87

toch een aanzienlijke overwinst gekweekt werd.In 1869 opgeheven is aan sommige dezer uit degemeentekas toegelegd eene som, (jaarlijks nietmeer kunnende beloopen voor het GereformeerdA. 0. M. V. huis, dan f 190.25) tot goedmaking vanhet nadeelig verschil in kosten der broodbedeelingin ‘t vervolg.

Geheel anders in oorsprong en aard is het Ge-r e f o r m e e r d Minne- o f A r m e O u d e M a n n e n - e nVrouwenhuis binnen Leiden. Het is door bijzonderepersonen opgericht, aanvankelijk ook met wel-willende medewerking en steun der Regeering, enis weliswaar gesteld onder superintendentie van hetstedelijk bestuur, doch uitdrukkelijk onttrokken aanalle zeggenschap van welken aard ook van Huis-zittenmeesteren en Diaconen. Hiertoe was alle reden.Hun Minnekinderen, zooals de verpleegden heetten,hadden het slecht in de tweede helft der achttiendeeeuw. Tijdgenooten getuigen dat ze huisden alsbeesten in een stal. Dronkenschap kwam veel voor,het meest zelfs bij vrouwen. Ook andere ondeugdentierden welig. Ordentelijke armen schaamden energerden zich tusschen zoo’n bende te moeten leven.De oudjes leden het meest onder dien toestand.

Gelukkig voor hen, ontbrak ,,the milk of humankindness” niet in het hart van hunne stadgenooten.Bij aanzienlijken en meer eenvoudigen, zoo bij deburger i j a l s b i j de Regeeringspersonen was eenalgemeen gevoel van deernis en reeds eenigen tijdwas men te rade om aan de ouden van dagen eenbeter lot te bereiden in een der leegstaande gast-of armhuizen. Wie wilde aan het benoodigd kapitaalhelpen ? Johan van der Marck Aegidiuszoon, Hoofd-officier dezer stad, opende de rij. Zijn testament

Page 177: Leidsch Jaarboekje

van 26 Mei 1772, bekrachtigd door zijn overlijden9 December d. a.v., bevat een legaat van f 2000,uittekeeren ,,bijaldien binnen de tien eerstvolgende,,jaren na zijn overlijden zal zijn geresolveert en,,ook metterdaed werkstellig gemaekt, omme het,,Elisabethsgasthuis, of een ander convenabel Gebouw,,binnen deese Stad te employeeren tot een Ge-,,reformeerd Oude Mannen en Vrouwenhuis, in,,plaetse der hier zijnde Minnehuizen.”

Royaal kwam vervolgens voor den dag de op6 Mei 1773 overleden Mr. Nicolaas van de Veldeoud-Raad en Burgemeester dezer Stad 1). Van zijntestament 30 Maart 1773 verleden voor JohannesKlinkenberg openbaar Notaris bij den Hove vanHolland, geadmitteerd binnen de Stad Leyden,luidt de aanhef: ,,Vermits sedert lange tijd ter,,ontlasting van den Armen in overleg is geweest,,het stigten van een zoogenaamd Minnehuis voor,,den Armen binnen deeze Stad, ‘t welk altijd en,,tot nogtoe is agtergebleven om den onzekeren,,uitslag van de winst, die het zoude behooren te,,geeven, als zulks zonder eenig fonds moest onder-,,nomen worden, zo verklaarde de heer comparant,,daarom van dat fonds een begin te maaken, en,,onder de superintendentie van de Ed. Groot,,Agtbare Heeren Burgemeesteren deezer stad in,,der tijd, aan het te stigtene Minnehuis binnen,,deeze stad te legateeren de somma van veertig,,Duizend Guldens onder de navolgende conditien :

1) Zijn levensbeschrijving geeft Mr. van Alphen in hetBNoodig naabericht tot het aanhangsel der Beschrijving vanLeyden”, d. 111, bl. I, 2. Zie ook d. 11, bl. 686, aant. 2 derBBeschrijving van Leyden”, door F. van Mieris.

Page 178: Leidsch Jaarboekje

89

,,Eerst dat het te stichtene Minnehuis zal moeten,,worden geadministreerd door bijzondere en Perpe-,,tueele Regenten zonder dat de Regenten van het,,Huiszittenhuis daar omtrend ooit eenig toezicht,,,Bewind of administratie zullen moogen hebben.”

Dit testament bepaalt verder dat het kapitaal terweeskamer zal worden geadministreerd en van eenvierde gedeelte de interest zal worden gekapitaliseerdtot hoogstens f IOOO per jaar, waarna de rest vandien interest evenals reeds dadelijk die van drievierde gedeelten van het kapitaal, jaarlijks aanRegenten van het Minnehuis zal worden uitgekeerd.Dit gebeurt na opheffing der weeskamers door hetDepartement van Binnenlandsche Zaken.

Deze twee testamenten, waarbij alle opvolgendetestateurs en donateurs zich aansloten, zijn ookdoor de Regeering der Stad steeds als de eigenlijkestichtingsbrieven beschouwd. Zij gaven den naamaan de stichting en regelden haar doel, bestuuren toezicht, vooral deed dit het testament vanMr. Nicolaas van de Velde.

Meerdere legaten volgden en men kan uit deopvolgende testamenten opmaken dat de keuze zichop het Arm , Kinderhuis aan den Middenweg hadgevestigd, doch de Vroedschap maakte zoo weinighaast dat in een uiterste wil van 1779 het ,,noghoopeloos” wordt geacht of er binnen zes jaar ietstot stand zal komen : zoo niet, dan zou het toe-gedachte legaat niet aan ,,het generale minnenhuis”doch aan het weeshuis worden uitgekeerd. Ookdreigde de fatale termijn door Johan van der Marckgesteld, te verstrijken.

Burgemeesteren wijzen de Groote Vroedschap opden slechten indruk die dit zal maken en waardoor

Page 179: Leidsch Jaarboekje

90

welgezinden afgeschrikt zullen worden, ,,en voor,,altoos is dan zulk een nuttige niet alleen, maar,,onbeerbaare zaak weg ; en het symbolum voor,,een Leyds burger werd gecymenteerd oud en,,arm daar het kon werden oudt en besorgt.”Op 5 November 1782 wordt besloten: ,,dat in,,afwachting van een nader plan tot inrichting, een,,Minne- off Oude Man- en Vrouwenhuis, waartoe,,bereits eenige legaaten zijn besproken, van nu af,,aan zal werden opgerecht.”

,,Dat tot dat op te richtene huis zal werden,,geemploijeert de effecten [afkomstig van het ge-,,wezen Elisabeth gasthuis] onder den Secretaris,,Cunaeus berustende [later gebleken te beloopen,,f 35 I Ig], en dat wijders daertoe mede zal worden,,gecedeert en geemployeert het Arm kinderhuis,,,dat tot inrichting van hetzelve Lf 14668 bleek,,noodig], Eenmaal eene extra ordinaris collecte bij,,Heeren Burgemeesteren nader te bepaalen zal,,werden gedaan, dat tot het onderhoudt van de,,inrichting maandelijks [later toegestaan : wekelijks],,een bossie aan al de huysen der Ingesetenen,,binnen dese Stad zal werden gepresenteert. En,,dat verdert al ‘t gunt tot de introductie en het,,Bestier van dat Minne-. off Oude Man- en Vrouwen-,,huis, evenals andere Godshuysen, zal worden aan-,,bevolen aen Die van den Gerechte dezer Stad,,,teneinde daeromtrent die ordes te stellen, welke,,zy noodig zullen oordeelen.”

De extraordinaris collecte, op bevel van Burge-meesteren van de kansels der Nederduitsch Her-vormde kerken afgekondigd en welwillend aanbevolenin de Walsche, Engelsche, Luthersche, Mennonisteen Remonstrantsche kerken, bragt 26 Mei 1783 op

Page 180: Leidsch Jaarboekje

91

f 9141 (tegen f 15 142 in 1766 na den grooten brand).Intusschen hadden Die van den Gerechte op

18 Januari 1783 tot Regenten benoemd vijf Heerenwaaraan een secretaris werd toegevoegd, in 1786voor korten tijd zelfs een tweede, totdat in 1803de post van secretaris met dien van Regent vereenigdwerd. Regenten stelden 27 Augustus 1784 de eersteWetten voor hun vergaderingen op.

Na overleg met Huiszittenmeesteren en Regentenbepalen Burgemeesteren 18 September 1783 dataanvankelijk van December tot Juli van het volgendjaar 74 verpleegden uit het Huiszittenhuis doorRegenten naar hunne keuze zullen worden over-genomen (hetgeen zij zullen bezweren met onpar-tijdigheid te zullen doen) en vervolgens elk jaar 2meer, totdat het getal 100 zal bereikt zijn, zulkstegen betaling door H. Z. M. van f 53 per ver-pleegde, doch slechts tot dat getal. Die boven de100 zouden geheel door Regenten onderhoudenw o r d e n u i t i n t u s s c h e n d o o r h e n o p t e l e g g e nsommen. Om dit mogelijk te maken wordt hetMinnehuis nog begunstigd met een duit per guldenvan de goederen die door den boelhuismeesterpubliek verkocht worden en met het genot eenerbelasting op de kermiskramen als toen te Haarlembestond, welke voordeelen met de wekelijkschecollecte geschat werden respectief f 500, f 400 enf 3500 per jaar. De kapitalen voorloopig in handender weeskamer rendeerden aanvankelijk zuiverf 2841. Later is nog goedgekeurd de uitkeeringdoor commissarissen der Armbakkerij van f 25000uit gekweekte winst, terwijl de roerende goederenafkomstig van het opgeheven Cecilia-gasthuis aanhet Minnehuis en het Weeshuis ter onderlinge

Page 181: Leidsch Jaarboekje

92

verdeeling zijn afgestaan ‘). Het benoodigde broodmogt van de Armbakkerij worden betrokken opgelqke gunstige conditiën als het Huiszittenhuisgenoot.

Wegens verschil over het meest geschikte echt-paar voor binnenvader en moeder wordt dit voorde eerste maal zonder prejudicie voor het vervolgdoor Die van den Gerechte aangesteld en wordt dein het ongelijk gestelde meerderheid der Regentenop hun verzoek ontslagen en door anderen ver-vangen. Een instructie voor den binnenvader enmoeder wordt vastgesteld, evenzoo de schaffinglijst.Een zakgeld van 4 stuivers per week wordt aande verpleegden toegedacht, die zich daarvoor theeen koffie kunnen verschaffen, alsmede tabak. Voorhuiselijke diensten die ze mochten praesteeren wordttien stuivers bepaald. Bossiers die met de bossenvan het voormalig pesthuis zullen rondgaan wordengehuurd. Later deden dit verpleegden. Dezewekelijksche collecte, later een maandelijksche,eindelijk slechts één jaarlijksche, wordt sedert 1914niet meer gehouden.

Na veel besognes aangaande de vervaardigingvan uniforme kleedingstukken voor elke sekse ende huishoudelijke inrichting, welke een der Regentenden wensch deed uitten naar aanstelling van Regen-tessen, kwamen 29 December 1783 de eersteMinnekinderen binnen. Grondige reiniging bleeknoodig. Begin Mei 1784 was het getal 74 compleet,voor drie vierde vrouwen, en had I I Mei de

I) Hieruit stamt waarschijnlijk de fraaije antieke archiefkast,door Regenten later afgestaan aan het Stedelijk Museum enin het voorhuis der Lakenhal opgesteld.

Page 182: Leidsch Jaarboekje
Page 183: Leidsch Jaarboekje

Schoorsteenstuk der Regentenkamer van het Xlinnehuis aan denMiddenweg, geschilderd in 1784 door Montee.

Page 184: Leidsch Jaarboekje

9 3

plechtige inwijding plaats door den oudsten Predi-kant, den eenentachtigjarigen Gualtherus Zoutmaat,door de tegenwoordigheid van Die van den Gerechteopgeluisterd en door een maaltijd voor Regentenmet hunne echtgenooten en een voor de verpleegdengevolgd. Zijn toespraak is in druk verschenen.

Bij die gelegenheid vereerden Regenten van hetGereformeerd weeshuis een bokaal met daarin geëtsteafbeelding van het Minnehuis, waarboven de inscriptie :

D e wehtand GroeijtWaar eendracht bloeijt.

De presideerende Regent Paschier Soetbroodschonk in 1784 ter gelegenheid zijner zilverenbruiloft een schoorsteenstuk geschilderd door Montee,voorstellende een deftig gekleede vrouw geld uit-deelende aan een in de toenmalige kleeding vanhet gesticht gestoken ouden man en vrouw, zijndehier rondom aangebragt 25 schilden, een met hetLeidsche wapen, de andere bestemd voor de wapensder Regenten en Secretarissen, het geheel omgevendoor een vergulde lijst. Ook het monogram vanhet gesticht : een 0 waarin over elkander geworpende hoofdletters A. M. V. H., is op het doek aan-gebracht.

De wapens en helmteekens van 5 Regenten zijner op geschilderd, blijkens de namen op banderolleser onder gesteld : die van P. Soetbrood, F. Veltman(Jan. ‘1783), A. Fortman, Dr. J. Thiens van deWijnpersse, J. F. Knoote (Dec. 1783), en die vanK. de Pecker, Mr. P. F. Clignett, Dr. A. I.vanDoeveren,P. Benezet, secretarissen respectief benoemd in 1783,

1786, 1788, I 790, de beide laatsten vervolgens ookRegenten.

Page 185: Leidsch Jaarboekje

94

De vijf eerstgenoemde regenten, h u n e e r s t esecretaris en de eerste binnenvader Stefanus vanWijngaerden (gehuwd met Cornelia Hamilton) zijnafgebeeld op een teekening in gekleurd krijt doorJelgerhuys, in 1785 door dit collegie aan het Huister plaatsing permanent in de Regentenkamer ge-schonken. Er hoort een berijmde en gedrukte be-schrijving in lijst bij, luidende:

.‘t Craion van Jelgerhuys heeft, fiks en juist naer ‘t leven,.Het eerste vijftal van Regenten hier gemaeld;

BAen SOETBROOD, Praesident, in ‘t midden plaets gegeeven,Daer VELTMAN aen zijn zijde als Vice Praeses praelt,

.Het beeld ter slinkerhand is FORTMAN, die zijn gaeven.Met VAN DE W IJNPERSSE en met KNOOTE hier besteedt:

.Deez’ vijf bestueren ‘t Huis tot nut van OUDE BRAEVEN,.En PECKER, met zijn pen, is tot hun hulp gereed !

*Dit zestal dat gij hier, Aenschouwer, ziet gezeten,»Is door den Eendragtsband en Vriendschap saem geboeid ;

.En, die de scheuring van dien band zich wou vermeeten,.Die zij gewaerschouwd dat hij vruchtloos zich vermoeit.”

De betimmering stijl Lodewijk XIV dezer Re-gentenkamer is met toestemming van het tegen-woordig stedelijk bestuur overgebragt in het NieuweInvalidenhuis, Hooge Rijndijk. Het oorspronkelijkschoorsteenstuk der Regentessenkamer door Louisde Monni, waarschijnlijk in 1739 geschilderd en inopgemeld ,,Noodig naabericht”, d. 111, blz. 61 be-schreven en voorstellende de Barmhartigheid aanarme kinderen betoond, is uit het Armkinderhuis,toen het in 1776 door de weezen verlaten werd,door Regenten van het Heyligegeest weeshuis mee-genomen met achterlating van het oorspronkelijk,waarschijnlijk in 1703 vervaardigd, schoorsteenstukder Regentenkamer van het Armkinderhuis in grauwen wit door A. E. van Dijk. Dit is in 18 15 bij

Page 186: Leidsch Jaarboekje

95

de finale ontruiming van het Armkinderhuis doorRegenten van het Minnehuis onder hunne hoedegehouden en hangt in de tegenwoordige Regenten-kamer van het Huis op de Heerengracht, in deng a n g w a a r v a n z i c h b e v i n d t d e b o v e n v e r m e l d eschilderij van Montee, een tafereel met de namenvan alle successieve Regenten, twee dito van alleerfstellingen, legaten en schenkingen, (zooals dit in1733 door de Groote Vroedschap bevolen is tedoen in alle Gods- en Gasthuizen), benevens eenfraaije staande klok en barometer, legaat van deneersten binnenvader.

In 1786 kwam het tot een conflict met H. 2. M.die zich van de woeste elementen onder hunne be-deelden poogden te ontdoen, door alleen deze alsvaste minnekinderen op te nemen en op die wijzede Regenten van het Minnehuis wilden dwingendeze ongewenschte personen successief over te nemen.De Groote Vroedschap - aan Regenten steeds wel-gez ind - machtigde deze 25 Mei 1786 alleen deNOS . 1-50 uit de vaste minnekinderen te com-pleteeren bij eventueele vacaturen en de verdereNOS. te kiezen uit de losse minnekinderen, dat warendie door H. 2. M. buitenshuis met brood en geldbedeeld werden. Voor de eerste zou f 53, voor delaatste f 30 ‘s jaars door H. 2. M. betaald worden.

H. 2. M. h i e lden i n 1795 o p t e b e t a l e n . Welkwam het verschuldigde over dat jaar en een ge-deelte van een ander jaar later nog in, doch hunneschuld bedroeg in x810 meer dan f 38000, tot af-betaling waarvan men z i ch b i j no ta r i ee l e ak teverbond. Eerst in 1843 is de laatste termijn aan-gezuiverd. Sedert I 8x0 zijn de overeenkomsten van1783 en 1786 buiten werking gesteld en stonden

Page 187: Leidsch Jaarboekje

9 6

Regenten van het Minnehuis alleen op den grond-slag van het testament van Mr. N. van de Velde,en waren zij wat hun inkomsten betrof uitsluitendaangewezen op de interessen van hun kapitaal enop de vrijgevigheid der burgerij en testateurs.Subsidie van de stad hebben Regenten nooit gevraagdnoch aangenomen, in 1797 zelfs formeel geweigerd.

Het genot der rantsoenpenningen en marktgeldenwerd hun met 1800 ontnomen. De collecten daaldenin opbrengst, waardoor het voordeel der vele legaten,- waaronder in 1810 weder een van f 40.000 inobligatien van den Burgemeester Mr. Nicolaas vanLeeuwen - werd geneutraliseerd. De tierceeringder staatspapieren in I 812 en wat daaraan vooraf-ging gaf een gevoelige deuk aan de inkomsten.

Dit waren niet de eenige rampen. In 1795 moesthet gesticht ontruimd worden tot inkwartiering vanFransche soldaten, in 1806 nogmaals. De buskruit-ramp maakte het noodig het verblijf te deelen metde stadsdrukkerij. De Fransche Maire maakte in1812 plan om het terrein tot tabula rasa te makenvoor een op te richten Lyceum. Het gevoeligstekwam aan het bevel in 1815 om het gesticht teontruimen ten behoeve van de gekwetsten en ver-minkten bij Waterloo, kort daarna voor goed, tendienste van een Militair Invalidenhuis.

Vele stadsgebouwen en gestichten, meestal enten slotte het Catharinagasthuis, moesten dienentot tijdelijk verblijf der oudjes, wier aantal in 1794nog 88, in 1796 op ten hoogste 70 werd bepaalddoch dikwijls nog ver daar beneden moest blijven(in 1834 : 45). Regenten besloten nu zich een eigengebouw te verschaffen en kochten in 18 17 en I 8 I 8voor te samen f 5500 eenige aaneen gelegen panden

Page 188: Leidsch Jaarboekje

9 7

op de Heerengracht aan. De noodige verbouwingen nieuwe inrichting had plaats, deels uit een somvan f 4500 door de Stad als schadeloosstelling voorde herhaalde en kostbare gedwongen verhuizingenbewilligd.

Op I Juni 18 18 voerde een overdekte schuit deoudjes naar het tehuis, dat na vele jaren omdoleneindelijk voor hen gevonden was, en had de plechtigeinwijding plaats door den godsdienstonderwijzervan Dissel.

Sedert 1784 waren catechiseermeesters door Re-genten aangesteld om een Zondagnamiddag-oefeningin het Huis te leiden. Regenten zagen vreemd optoen de commissie voor het godsdienstonderwijs derN. H. gemeente zich in 1884 aanmatigde de toenfungeerende godsdienstonderwijzers te ontslaan enandere aan te stellen. Dat Regenten zich dit nietlieten welgevallen laat zich denken ; zij handhaafdende bestaanden. Dit incident is echter mede aanleidinggeweest, dat later geene meer zijn benoemd en debewoners van het Huis zijn toevertrouwd aan degewone zorg der Voorgangers in hunne wijk; ditwas vroeger de Hooglandsche kerk, nu de Ooster-kerk. Een eikenhouten kist op de Regentenkamer,gevuld met meerendeels stichtelijke boekwerken,geeft gepaste lectuur voor de oudelieden, wie alleopvolgende Regenten hebben pogen te behoedenvoor twist en drijverij in welke richting ook.

Kwam zooals in den aanhef is gezegd aanvankelijk,zoowel onder de vrouwelijke als de mannelijke ver-pleegden, dronkenschap en andere ongeregeldhedenvoor, zoodat ,, blok” , ,,kolhuis”, eenzame afzondering,verbod van uitgaan voor vele maanden, een enkelemaal zelfs opsluiting in het Stadsgerecht en dikwijls

7

Page 189: Leidsch Jaarboekje

98

ontslag uit het Huis moest worden toegepast, ditis langzamerhand verbeterd. De middeneeuwschestrafmiddelen zijn naar de Lakenhal gebragt. Verbodvan in de stad gaan voor enkele dagen, berispingen bedreiging met ontslag uit het Huis zijn meestalvoldoende om de orde te handhaven. De enkelen,wien het te moeielijk valt zich aan de niet zeerknellende huisregelen te onderwerpen, gaan meestalvrijwillig heen. Ontslag behoefde zelden te wordenverordend. Het dienstbaar personeel, bestaande uitvier meiden en een huisknecht, gaf bij tijden aanbinnenvader en moeder meer last dan alle oudjeste zamen. Het huishoudelijk reglement is laatstvastgesteld I April 1896.

Werd het Minnehuis in 1784 gratis bediend doorstadsgeneesheeren, dit is thans anders. Een genees-en een heelkundige worden door ‘t gesticht be-zoldigd en van de hulp der wijkverpleegsters somsgebruik gemaakt. Ernstige lichamelijke en ziels-ziekten worden in de daarvoor bestemde Rijks-of Stadsinrichtingen behandeld.

De verpleegden bereiken meestal een hoogenouderdom. Verscheiden gehuwde paren onder henvierden zilveren of gouden bruiloften in het Huis,bij welke gelegenheid naar oud gebruik op hetStadhuis een geschenk van f 3 wordt uitgereikt aande jubilarissen.

Het Huis op de Heerengracht kon in 1864 naeen legaat van f 40.000 van den oud-RegentPieter van Hemeren van een bovenzaal voorzienen voor een grooter aantal verpleegden ingerichtworden, doch bleef zijn oorspronkelijke gebrekenbehouden, te wijten aan het aaneenlappen der in1817 en 1818 en ook nog in 1852 van diversen ge-

Page 190: Leidsch Jaarboekje
Page 191: Leidsch Jaarboekje

Friesen in den voorgevel van het Minnehuis op de Heerengracht,in 1886 vervaardigd door E. van den Kossche.

Page 192: Leidsch Jaarboekje

9 9

kochte panden. Een teekening van den eersten staatis nog aanwezig.

De betimmering en stoffeering der in een dierpanden aangetroffen kamer stijl Lodewijk XIV ineikenhout en roode fluweelen wandbekleeding metwit marmeren schoorsteenmantel en bijpassenden wit-gelakte deels vergulde meubelen, voor Regenten-kamer gebruikt, is naar de Lakenhal overgebragt,toen in 1886 alles tegen den grond ging om ver-vangen te worden door het tegenwoordig doelmatigen hygienisch inger icht gesticht, gebouwd onderarchitectuur van den Keer W. C. Mulder. De kosten,de nieuwe inrichting inbegrepen, waren f 61.875.

Opmerkelijk zijn twee in relief in zandsteen uit-gehouwen symbolische voorstellingen, als friesenin den voorgevel aangebracht. Zij zijn vervaardigddoor E. van den Bossche te Amsterdam, voor f I 700,

en stellen het volgende voor :

Fries Zinks in den gevel en No. 2 op de af6eeZding.De weZdadig?zeid gezeteld te midden, den ouden

van dagen rust en vrede aanbiedende.Als symbool daarvan vind men links van haar

Je yust”, voorgesteld door Hercules van zijne werkenuitrustende en rechts ,,de vrede”, voorgesteld dooreene vrouw met olijftak in de eene en overvloeds-hoorn in de andere hand. Rechts en links komenvrouwen en mannen de aangeboden gaven gretigin ontvangst nemen.

Fries rechts in den gevel en No. r op de afbeedding.De nzensckdievendheid te midden, zich verheffende

van haren zetel, om de hulde en erkentenis derouden in ontvangst te nemen.

Page 193: Leidsch Jaarboekje

100

Links is eene vrouw die haren mantel en rechtseen man die hare hand kust.

D e ,,oprec,G&eid>‘, voorgesteld door eene jeugdigevrouw met vlammend hart in de hand, voert demannen en de ,,dankbaarheia?‘, eveneens eene jongevrouw met zwaan, de vrouwen aan, om dank tezeggen voor genoten weldaden.

De toenmalige voorzittende Regent Ds.van Ketwich,die drie jaar tevoren op 23 Dec. het 100 jaren inwerking zijn der stichting had herdacht door een indruk verschenen en lezenswaardige toespraak, wijddeop 20 Sept. 1887 het nieuwe gebouw feestelijk inmet een welsprekende rede, in manuscript aanwezig.

Was het gesloopt gesticht gebaseerd op hetkamertjesstelsel, elke kamer voor 2 personen, diein bedsteden overnachtten, in het tegenwoordighuis is het zaalsysteem gehuldigd, met centraleverwarming. Alles is ruim, licht en frisch. Er isplaats voor 67 personen (5 dienstbaren en 62 ver-pleegden, van beiderlei geslacht, waaronder 7 ge-huwde paren kunnen zijn). Twee ziekenkamers gevengelegenheid tot verpleging van 7 mannen en 8vrouwen, waarover een ziekenmoeder opzicht houdt.De binnenvader en moeder hebben het genot vaneen zijvleugel, die, evenals de voorgevel, op eenvriendelijk pleintje uitziet, door een ijzeren hekvan de straat gescheiden. De Regentenkamer opde eerste verdieping is, vergeleken met de in 1815en I 886 verlatene, eenvoudig doch is opgeluisterd dooreen koperen pendule en kandelabers, geschenk vanonzen waarden mede-regent, den Heer M. J. Eigeman,ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig penning-meesterschap over dit gesticht in 1913, terwijl eene

Page 194: Leidsch Jaarboekje

1 0 1

vijfentachtigjarige verpleegde stijlvolle inktkokersuit het atelier Onder den Sint Maarten te Haarlemvereerde, om hare dankbaarheid te betuigen.

Dank komt vooral toe aan de 130 testateurs endonateurs die van 1772 tot heden ons gestichtzoo ruim bedachten, Toch zijn de inkomsten, nugeheel uit rente van kapitaal bestaande en doorconversie van grootboekrenten voor eenige jaren alwederom gedrukt, niet hooger dan die bij den aan-vang, I 784- I 794, uit velerlei bronnen toevloeiden.Elk verpleegde kostte toen p. m. f IOO, nu f 200

per jaar.De Reglementen voor dit gesticht zijn herhaald

herzien o.a. in 1807, 1822, 1834, 1840, 1855, 1857,1862, 1864, 1865 en 187 I. De leeftijd voor opnamevereischt is aanvankelijk en ook later dikwijls on-bepaald gelaten, of soms gesteld op 60, soms op 65,laatstelijk op 70 jaar. De ondervinding leert dat ditcijfer te hoog is; vooral de gehuwde armen wordener vaak door belet zich aan te melden voor opnamezoodra de nood nijpt, omdat een der echtgenootennog geen zeventig jaren telt. Terugkeer tot hetstellen van den ZJQ~ en zestig +igen leeftijd alsminimum schijnt dringend noodig.

Ook een tweede vereischte in de Reglementengesteld : het bedeeld zijn door Diakenen der Neder-duitsch Hervormde Gemeente, eischt amendeering.D i t b e h o o r t t e l u i d e n ,,óedeeZd o f bea?eeZbaar.”Feitelijk wordt het Reglement zoo opgevat zooweldoor Regenten als door Heeren Diakenen. Een sedert1806 door hen aan de sollicitanten naar een plaatsin ons Huis afgegeven getuigschrift, dat zij doorde N.H. Diaconie bedeeld worden, was langzamerhandeen schijnvertooning geworden, somtijds met de

Page 195: Leidsch Jaarboekje

1 0 2

waarheid in strijd, en is sedert vele jaren geheelachterwege gebleven. Regenten overtuigen zich nusteeds zelfstandig, dat de sollicitanten lid zijn van deN. H. kerk en kerkelijke bedeeling zouden moetenontvangen, werden zij niet opgenomen in ons Huis.Er kan geen bezwaar zijn om deze gedragslijn tesanctioneeren in het Reglement. Verscheidene moreeleargumenten pleiten ervoor. Het werd, tijdens de stiptehandhaving van den eisch van bea’eedd zijn, door defijngevoeligen onder de sollicitanten (ook de be-hoeftigen zijn dikwijls zeer fijngevoelig) als eenernstige grief geuit, dat zij, die tot hun laatstekrachten om loon werkten, nooit om ondersteuningvroegen, gedwongen werden zij het ook één keereen paar brooden, een mandje turf, te gaan vragenbij de N. H. Diaconie. Diakenen toonden dit in tezien. Zij gaven soms een getuigschrift van bedeeldzijn, waar feitelijk de bedeeling om die reden wasachterwege gelaten. Doch nu kwam de oprechtheidin het gedrang. Door een eenvoudige pennestreek,hierboven aangegeven, zouden kunnen worden ver-zoend amicus Plato, amicus Cicero et amica Veritas !

De nieuwe Armenwet en de op ‘t moment nogfragmentarische wetgeving op de Invaliditeits- enOuderdomsrenten, schijnen een nieuw tijdperk teopenen op het gebied der Armverzorging in ‘t al-gemeen, der verpleging in Godshuizen in ‘t bizonder.Wat dit voor ons Minnehuis zal beteeken, moet denaaste toekomst leeren.

F . GORDON.

Page 196: Leidsch Jaarboekje

Brieven van Rudolph en Willebrord Snellius.

In het vorig Jaarboekje l) heb ik bij de ver-melding van den beroemden wis- en natuurkundigeW. Snellius op het voetspoor van Siegenbeek(,,Geschiedenis der Leidsche Hoogeschool”) eenevergissing begaan in het jaar zijner geboorte.Snellius werd niet in 1591 geboren, doch in I 580.

De eerste die deze vergissing begaat, is, naar hetschijnt, J. F. Foppens in zijne ,,Bibliotheca Belgica”(Brussel 1739). Vandaar is zij overgaan in allerleiwerken over geschiedenis der natuurkunde. In-tusschen heeft o.a. de Heer J. J. Teding van Berkhoutin de ,,Algemeene konst- en letterbode” voor 1847 2,

er op gewezen dat dit jaartal niet juist kan zijn,daar Snellius’ tijdgenoot Joh. Meursius in zijne ver-zameling van biographieën ,,Athenae batavae” zegt,dat hij in 1600 nauwelijks r9 jaar oud was. Hieruitwerd afgeleid dat Snellius waarschijnlijk in I 581.~~~

1) ;ILeidsche hoogleeraren in de natuurkunde in de I6de,x7de en ISde eeuw.” In dit stukje zijn de namen onder deportretten van Jacchaeus en Snellius bij vergissing metelkander verwisseld.

2) Evenzoo Prof. P. van Geer in XHet Geboortejaar vanW. Snellius”, Album der Natuur 1884.

Page 197: Leidsch Jaarboekje

104

is geboren ; de nieuwste ,,Geschichte der Physik”van E. Gerland 1) geeft nu ook dit jaartal. Daarechter Snellius’ collega Jacchaeus in de lofrede diehij onmiddellijk na Snellius’ dood op hem gehoudenheeft 2) duidelijk zegt (p. 21) ,,natus est anno 1580”,is eerst hiermede de zaak uitgemaakt.

Dat de oratie van Jacchaeus aan de meeste s, derbestudeerders van Snellius’ levensloop (hun aantalis trouwens gering) is ontsnapt, is vermoedelijkh i e r aan t e w i j t en da t z i j n i e t i n de Le idscheUniversiteitsbibliotheek aanwezig is, waar men tochin de eerste plaats een dergelijk stuk zou meenente moeten zoeken, doch uitsluitend in de UtrechtscheUn. bibliotheek.

De Heer J. D. van der Plaats te Utrecht, dieindertijd over de geschiedenis van Snellius’ graad-metingen heeft geschreven 4, maakte mij, behalve

I) >jGeschichte der Physik von den ältesten Zeiten bis zumAusgange des achtzehnten Jahrhunderts” von Dr. E. Gerland.München und Berlin, ‘913.

z) Gilberti Jacchaei Oratio in obitum clarissimi et doc-tissimi viri Willebrordi Snellii, Math. Prof. in Ac. Lugd.habita statim ab exsequiis in Auditorio theologico. 4 Nov.AO 162.6. Lugd. Bat. ex Typ. Joh. Maire, A* 1626.

3) Niet aan D. Bierens de Haan in zijne BBibliographieNéerlandaise Historique-Scientifique des Ouvrages importantsdont les auteurs sont nés aux 16e 17e et 18e siecles, sur lessciences math. et phys. etc .” Rome 1883. Dat B. d. H.inderdaad uit de Oratie van Jacchaeus heeft geput blijktook hieruit dat hij vermeldt (wat alleen bij J. te vinden is)dat W. Snellius in de 18 jaren dat hij gehuwd is geweest(1608-1626) 18 kinderen heeft gehad. Slechts drie daarvanhebben hem overleefd.

4) J. D. v. d. Plaats .Overzicht van de Graadmetingenin Nederland” (Ti jdschrift voor Kadaster en Landmeet-kunde V, I, 1889).

Page 198: Leidsch Jaarboekje

105

op genoemde oratie, attent op het bestaan vanI I onuitgegeven brieven van W. Snellius in de-zelfde bibliotheek, en van één brief van zijn vaderRudolph.

Daar eenige gedeelten dezer brieven voor degeschiedenis der wetenschap niet zonder belangzijn, mogen zij hier eene plaats vinden.

Zij zijn alle gericht aan den Heer Aemilius vanRosendael l), Raadsheer van den Provincialen Raadvan Holland en Westfriesland, wonende op deKneuterdijk in den Haag, wiens echtgenoote Aleidade Lange eene tante was van Willebrord’s vrouwMaria de Lange.

De brief van R. Snellius is van het jaar 1608en begint aldus:

Consultissimo viro D.Aemilio Rosendalio Jurisutriusque doctori &&s-ZELY.

Mitto tandem consultiss.vir opticam, cò8us P. Ramiet Friderici Risneri vigilijs(ita enim testamenturn aRamo factum nobis prodit)inchoatam, utinam etiamabsolutam et perfectam ;ultimam enim manum illaPhidiae Minerva desiderat,sed tamen quale quale est,ejus modi est, ut omnesomnium Opticorum La-

Erentfesten Wijsen seerVoorsinigen en DiscretenHeermijn heer Aem. v. Rosendael,etc. meester in de beiderechten, met de beste wenschenvoor Uw welzijn.

Ik zend U eindelijk deOptica, door P. Ramus enF. Risner (zooals wij uit hettestament van Ramus zien)in hunne gemeenschappelijkestudie-uren begonnen. Haddenzij het werk ook maar tezamen kunnen voleindigen 1Immers aan die Minerva vanPhidias ontbreekt de laatste

I) De BGeneaIogie van het Geslacht van Rosendael” isbehandeld door E. B. F. F. Wittert van Hoogland in deGenealogische en Heraldische Bladen Ien Jaargang 1906.

Page 199: Leidsch Jaarboekje

106

bores post se longissime hand. Zoo als het is, is hetrelinquat, opus cum theore- geschrift niettemin van dienmatum conformatione turn aard, dat het alle werken vanMethodi claritate planeDaedalum qua nisi illustrati

alle Optici zeer ver achterzich laat. Zoowel door den

ad philosophandum acce- vorm der stellingen als doordimus, h t@ oxdtp +$cr- de helderheid der methode@,WEV. Hanc ante canicu- is het een alleszins voor-lam exorsi ad xcctorr~~r+deduximus.

treffelijk werk. Zoo wij zondergoede methode beginnen tephilosopheeren, tasten wijimmers in het duister.

Ik ben dit boek voor heteinde van den zomer begonnente lezen en ben tot de katoptrica gekomen.

R. Snellius was een groot vereerder van denfranschen humanist en mathematicus Pierre de laRamée (Petrus Ramus) (15 I 5-1572), die in I 569een reis naar Duitschland maakte en daarbij aanverschillende universiteiten voordrachten hield, o. a.te Heidelberg. Daar het bekend is dat R. Snellius,vóórdat hij aan de Leidsche Universiteit tot hoog-leeraar werd benoemd, langen tijd te Heidelbergen te Marburg heeft vertoefd, en dat hij, te Marburgvertoevende, met de logica en andere geschriftenvan Ramus kennis maakte en daardoor ten zeerstewerd geboeid, is het niet onwaarschijnlijk dat hijin een der genoemde Duitsche steden Ramus heefthooren sp reken . Z i jn ve ree r ing van a l wa t vanRamus afkomstig is, blijkt ook uit het vervolgvan den hier afgedrukten brief: hij zendt den oomvan zijn zoon tegelijkertijd een grammaire toe vanMartin, den vroegeren leerling van Ramus, welkehij ten zeerste prijst.

Page 200: Leidsch Jaarboekje

Het bedoelde exemplaar der Optica van Ramusen Risner l), hetwelk R. Snellius blijkbaar van denHeer van Rosendael terug moest krijgen, daar hijhet nog niet uitgelezen had, is waarschijnlijk doorzijn zoon van hem geërfd en bevindt zich thansin de Leidsche Universiteitsbibliotheek. Althans hetexemplaar dat thans in die bibliotheek aanwezigis, is van vele kantteekeningen en ingeplakte bladenvoorzien, die men met zekerheid aan W. Snelliusmag toeschrijven 2). Dit blijkt zoowel uit de jaar-tallen als uit de door den schrijver der kantteeke-ningen genoemde personen ; ook door vergelijkingvan het handschrift met dat der brieven in Utrechten met dat der eigenhandige kantteekeningen doorW. Snellius toegevoegd aan een exemplaar vanzijn ,,Eratosthenes batavus” dat zich in de bibliotheekte Brussel bevindt 3).

1) Opticae libri quatuor ex voto P. Rami novissimo perF. Risnerum ejusdem in Mathematicis adjutorem olim con-scripti, Nunc demum auspiciis Illustr. et Potentiss. Principisac Domini, Dn. Mauritii Hassiae Landgravii, etc. e situ ettenebris in usum et lucem publicam producti. Cum Gratiaet Privilegio. Cassellis. Excudente Wilh. Wesselio. A” MDCVI.

Graaf Maurits was evenals R. Snellius (die met hem bevriendwas) een vereerder van Ramus. Dit blijkt duidelijk uit hetfeit, dat hij bepaalde dat het onderwijs aan de door hemgestichte school voor jonge edellieden zou gegeven wordenvolgens de methode van Ramus (Hartwig, .Die Hofschulezu Cassel unter Landgraf M.” Hersfeld, 1865).

2) Uitvoeriger in mijn artikel »Pierre de la Ramée etWillebrord Snel van Royen” in het tijdschrift DJanus” vanDec. 1913. Wij hebben hier te doen met een vóór studie voorhet verloren gegane handschrift van Snellius over Optica(zie het artikel in het vorig Jaarboekje p. 172).

3) Een fac-simile van een ingeplakt blad uit dit exemplaarvan den BEratosthenes batavus” werd mij getoond door denHeer v. d. Plaats.

Page 201: Leidsch Jaarboekje

1 0 8

De brieven van W. Snel& aan zijn oom loopendeels over familiezaken, deels over boeken die hijzijn oom bezorgde, deels over munten die hij vanhem te leen ontving ten behoeve van zijn werkover het Muntwezen bij verschillende volken. Nietonaardig is een brief zonder datum, waarschijnlijkkort na den dood van R. Snellius (16 I 3)..geschreven,waarin Willebrord zijn oom verzoekt zijnen invloedbij de Curatoren der Leidsche Universiteit tenzijnen gunste te gebruiken.

Summa petitionis haec Kortom, mijn verzoek isest, ut in Professorurn dat ik onder de gewone hoog-ordinariorum numerum leeraren worde opgenomen enallegerer et stipendio do- college geve voor hetzelfdeteam eodem quo parens tractement dat mijn vader za-meus p.m. olim docuit.. . liger nagedachtenisse kreeg.. .Haec erant quae per literas Ik meende dat ik dit beterpotius quam coram expli- schriftelijk dan mondeling zoucare me posse putavi, cum kunnen uitleggen daar eenlitera non erubescat . . . brief niet bloost. . .

De beide voor ons belangrijkste brieven, beidevan het jaar 1610, loopen ten deele over optischeinstrumenten. De verrekijker was weinige jarengeleden uitgevonden, e n z o o w e l d e n e e f a l s d eoom bezat er een.

Eerste brief.T~protcìtq xa2 tpcnohjtq

xaya2~In diffinienda [sic] con-

spiciliorum Gbacrtáoec nullusindustriae est lotus, ocu-lorum indicium et judiciumconsulendum et ex a8zo@p

Hooggeerde oom en vriend !Bij het regelen van de

lengte van den verrekijkerkan men geen bepaalde regelsin acht nemen; men moetzich eenvoudig richten naarwat men met de oogen waar-

Page 202: Leidsch Jaarboekje

t@ dLo~+s ratio et in-tervalli modulus cons’tituen-dus. Sed nescio quomodozadtd mnov&var vide-amur. Subdubitare enimmihi videris utrum claritasZUS GtavyelaS in tuis eademsit quae in nostris: et egoin eodem isto meo quopraesente te usus fueram,quodque tantopere utrisquearridebat, nescio quid desi-dero. Dicerem non idemesse dlorrteou, nisi liquidomihi constaret numquamant meas manus exisse,ant in alienas devenisse.Credo consuetudinem ip-sam mihi imponere : nequeenim tantâ amplitudine,aut potius (ut secundumdoctores loquar) tantâ vici-n i t a t e r e s objectas visuimeo ingerere videtur, quan-ta, cum pr imis diebusoculis admoveram.

neemt; door zelf er doór tekijken moet men de lengtevan het instrument en denafstand der glazen vinden.Maar, het is vreemd, ons beidenschijnt ongeveer hetzelfdeoverkomen te zijn. Immers,het komt mij voor dat Gijeenigszins betwijfelt of dehelderheid der beelden in UWkijker evengroot is als in denmijnen; en ik.zeZf vind thansdat er aan m+. kijker, dienik in Uw aanwezigheid ge-bruikt heb en die ons beidenzoo goed beviel, ik weet nietwat ontbreekt. Ik zou geneigdzijn te zeggen, dat het niethetzelfde instrument is, indienik niet zeker wist dat hetnooit uit mijne handen in dievan anderen gekomen is. Ikdenk dat deze verkeerdemeening juist uit grooter ver-trouwdheid met het instrumentvoortkomt. De kijker schijntthans minder groote beeldente geven, of liever (om volgensde geleerden te spreken) devoorwerpen minder dichtbijte brengen dan toen ik er inde eerste dagen door keek.

Hieruit blijkt dat Snellius in 1610 reeds eenigestudie van optica had gemaakt, doch evenmin alsiemand anders in zijn tijd de werking van denkijker behoorlijk kon verklaren.

Page 203: Leidsch Jaarboekje

1 1 0

Tweede brief.Quemadmodum postu-

laras, vir consultissime, itadedi operam ut perficeren-tur ab Hyalotriba conspi-cilia duo, ad instar meorum ;unum diminutivum (novoenim hoc, ad istum usum,verbo in re nova uti liceat),alterum C&+L+J quibusres objectae multo quidemampliores sese visui nostroingerunt, utinam tanto cla-riores : unum enim illudad i l l am optices lucemmaximo esset emolumento.Attamen istae [sic] cumomnino sint ad formammeorum expolitae, qui [sic]turn tibi satis politi vide-bantur, aliud quam meapraestare non possunt. Quain re si voluntatem tuamsecutus hoc unâ assecutussum ut placeant, solidegaudeo. Caeterum quantadebeat esse horum distantiaid duobus tubis mutuo sibiinsertis explorandum, ipsisinter se magis minusve ad-ductis, aut deductis, pro utres ipsa postulare videbitur.Oculorum enim judicia hocfacilius quam multis ver-borum ambagibus diffinie-tur [sic].

Zooals . Gij gevraagd had,hooggeeerde Heer, heb ikgedaan ; ik heb door denGlasslijper twee kijkerglazenlaten maken, gelijk aan demijne. Het eCne is een ver-kleinglas (indien ik voor eennieuwe zaak een nieuw woordmag gebruiken), het andereeen vergrootglas. Met behulpvan deze beide kunnen wijde voorwerpen in veel grooteromvangzien.Warende beeldenmaar tegelijkertijd helderder 1Dat zou nog een groote ver-beteringzijn bijdieschitterendeoptische werktuigen 1 - Maarnatuurlijk kunnen die glazen,welke juist zoó geslepenzijnalsde mijne die U toen goed ge-slepen voorkwamen, niet meerpraesteeren dan de mijne. In-dien ik, door volgens Uwverlangen te handelen, tevensbereikt heb dat de kijker Ubehaagt, verheug ik mij daar-over ten zeerste. Hoe grootde afstand der glazen moetzijn, moet men onderzoekenmet behulp van de twee inelkander passende buizen, doorze meer in- of uit elkanderte schuiven, zooals dat noodigblijkt. Immers die afstand kanveel beter bepaald wordendoor zich te richten naar watmen ziet, dan door veel om-haal van woorden.

Page 204: Leidsch Jaarboekje

111

De Heer C. de Waard Jr. in zijn leerzaam werk,,De uitvinding der Verrekijkers, eene bijdrage totde beschavingsgeschiedenis” (‘s-Gravenhage 1906)z e g t ( p . 2 9 4 ) : , , T o e n d e i n r i c h t i n g v a n d e nHollandschen kijker bekend was geworden, geluktehet weldra door den afstand tusschen de beidelenzen te vergrooten en de oculairbuis uit te trekkendat instrument zoodanig in te richten, dat het ge-bruikt kon worden voor de beschouwing van zeerkleine dichtbij zijnde voorwerpen” (z.g. telescoop-microscoop). ,,Aldus schijnt Galilei het reeds in1610 te hebben aangewend voor de waarnemingvan bijzonderheden van diertjes van zeer geringeafmeting, etc.” Wij zien thans dat in hetzelfdejaar ook in Nederland de tot het verrichten vandergelijke waarnemingen noodige toestel - eenHollandsche kijker met willekeurig verschuifbarelenzen - bij de instrumentmakers te verkrijgen was.

In de Kantteekeningen op de Optica van Risnerspreekt Snellius bijna niet over lenzen, maar opzijn colleges moet hij over kijkers gesproken hebben.Mocht deze of gene het verloren gegane handschriftvan Snellius nog terugvinden !

J. A. VOLLGRAFF..- .m. m

BLADVULLING.

Pest te Leiden in 1635.. . . la miserable Leiden, ou il ne restera tantost,

gui des morts pour enterrer les morts . . .”C. Huygens aan J. L. Guez de Balsac, Brieven,

uitg. Worp, 11, 124.K.

Page 205: Leidsch Jaarboekje

Een merkwaardige munt- en prijstheorievan de Leidsche Vroedschap uit de XVP eeuw.

Het is bekend, dat in de zestiende eeuw ten-gevolge van meerdere productie van edel metaal,allerwege in Europa een stijging der prijzen intrad,die vooral tegen het eind dier eeuw zeer grooteafmetingen aannam en dan met recht een prijs-revolutie genoemd worden mag l). De verklaringechter van deze verschijnselen, die de tijdgenooten,gelijk van zelf spreekt, groote zorgen baarde, tefeller treffend naar mate men meer in het duisterrondtastte omtrent de juiste oorzaken, bleef echterlang uit. Wel heeft reeds in 1576 Jean Baudin inzijn Six livres de la République den invloed vande geldvermeerdering gevoeld, wel heeft bij onsGraswinckel, met de la Court een onzer bekendstestaathuishoudkundigen der zeventiende eeuw, deware oorzaak duidelijk gemaakt, toen hij in zijnAenmerckmghen over ‘t stuck van kooren ende .greynen ( 165 1) schreef: ,,de veranderinghe is in dewaren niet gekomen, maar in ‘t gelt, zynde uyt

1) G. Wiebe, Zur Geschichte der Preisrevolution des XVIenJahrhunderts.

Page 206: Leidsch Jaarboekje

113

West-Indien soo groote quantiteyt gouts ende silversgekomen, datter viermael in de werelt meerder is,dan te vooren; soo moste nootsaeckelick volghenafslach in ‘t gelt, rysinghe in de waaren” ‘), maargemeen goed werden deze inzichten geenszins. Deopenbare meening was voor de uiteenzettingen dereconomisten nog niet toegankelijk en bleef de stijgingder prijzen aan de manipulaties van opkoopers enmonopolisten toeschrijven 2).

Het kan ons dus niet verwonderen, als wij in deeerste helft der zestiende eeuw hieromtrent dezonderlingste denkbeelden ontmoeten. Een daarvan,dat wij in de Leidsche vroedschapsboeken hebbengevonden, is zoo merkwaardig, dat wij het hier inzijn oorspronkelijken vorm willen mededeelen. Deplaats luidt als volgt 3) :

,,Is voert geopent angaende tstuck van de specien,als dat die zeer overvloedich overgecomen zijn,meren zijn niet ofgeslagen ofte betercoop, twelckcomt doer den fockers ende andere grote buersen.”

Twee economische ketterijen in zoo’n kort bestek,beter kon de lage trap van ontwikkeling, waaropde economische inzichten in die dagen stonden, nietworden gedemonstreerd. Van de vermeerdering vanden geldvoorraad verwachtte men een gevolg, juistomgekeerd aan hetgeen er in werkelijkheid uitvoortvloeit ; inzicht in de verschillende werking vanvermeerdering van de hoeveelheid ten aanzien van

1) Aangehaald bij Van Rees, Geschiedenis der Staat-huishoudkunde in Nederland 1, p. 341.

2) Laspeyres, Geschichte der volkswirtschaftlichen Anschau-ungen der Nlederlander zur Zeit der Republik, p. 287 vlg.

3) Vroedschapsresoluties 1524; f. 58 vo. (Gemeente-Archiefvan Leiden).

8

Page 207: Leidsch Jaarboekje

geld en goederen had men toen nog niet en menzocht de oorzaak der prijsstijging niet in de ver-anderingen in de waarde van het geld, maar in demanoeuvres der monopolisten, die in den volksmond,hier en elders, fockers werden genoemd, welk woordhoogstwaarschijnlijk een verbastering is van dennaam van het bekende, zestiende-eeuwsche handels-huis der Fugger.

W. S . UNGER .

BLADVULLING.

Een zoo groote stad als Leiden kon uit denaard der zaak niet gevoed worden van uit zijnonmiddellijke nabijheid en daarom is het wellichtvan belang te weten, dat zelfs uit Schotland deeieren kwamen.

Burgemeester- en gerec&.sdagboek van Publiekezaken 1663 pag. 332.

Schotscke eyeren. Aan de Burgms. van tyt tottyt clacht gekomen synde over de bedurventheytvan d’eyeren geseyt werdende uyt Schotland her-waerts over gebracht te werden, hebben Burgemrn.de Substituyt Schout belast ordre te stellen, datdeselve op eene separate plaetse des Saterdachsstaen en niet toe te laeten dat met deselve werdeomgeloopen.

Actum den VI Juni XVI vier en sestigh.

D.

Page 208: Leidsch Jaarboekje
Page 209: Leidsch Jaarboekje
Page 210: Leidsch Jaarboekje

Het Invalidenhuis aan den Middenweg.

Een Leidenaar, die zijne wandeling nog een stapjeverder uitstrekt dan den Stationsweg en de Haar-lemmerstraat heeft ongetwijfeld in den loop vandit jaar op den Hoogen Rijndijk een nieuw gebouwin ouden stijl zien verrijzen, dat in gouden lettersden naam ,,Militair Invalidenhuis” draagt en nietweinig tot verfraaïing van dat stadsgedeelte strekt.Hoe na mij dat Nieuwe Huis ook aan het hartligt, daarover te spreken is thans niet aan de orde,wel een paar woorden gewijd aan het Oude, datin September Igr 3 door de Invaliden werd verlatenen thans zijn ,,nadere bestemming” afwacht. Watdie wezen zal, ligt nog in de schoot van de toe-komst verborgen, maar de waarschijnlijkheid isgroot dat het Gebouw, zelf invalide, geen langenlevensduur meer zal hebben. Reden te meer om deherinnering daaraan in woord en beeld te bewaren.

Niet altijd heeft het Oude Invalidenhuis de be-stemming gehad, die het de laatste vijf en negentigjaar vervulde. Over den bouw en de aanleiding daartoegeeft van Mieris uitsluitsel in deze bewoordingen:

,,Het Armen Kinder of HouwhuisIn de Koppenhieksteeg.

Jooals de Liefdaadigheid zorg draagt voor de

Page 211: Leidsch Jaarboekje

1 1 6

,,ouderlooze Weezen, op gelijke wijze ontfermt zij,,zich over de kinderen, door hunne Ouders ver-,,laaten of te vondeling gelegd, hebbende dezelven,,van ti jd in haaren schoot met medelijden ont-,,fangen, en door bekwaame middelen voor hun,,bederf behoed, totdat de Bezorgers der Huisarmen,,,na rijpe overweeging, eindelijk, tot betere opvoeding,,dier ongelukkige schepselen, raadzaam vonden een,,afgezonderd huis tot dat einde te doen bouwen,,,daartoe een erf koopende in het bon Kerkvierendeel,,,op het welke de meesters of bestierders van het,,Huiszittenhuis, uit de voordeelen die zij genooten,,van eene daartoe verzogte Loterije, in ‘t jaar 1703,,een ruim gebouw begonnen te timmeren.”

Die Koppenhieksteeg zag er toen anders uit dannu ; Hagen ‘s mooie kaart ,,Lugdunum BatavorumAn” 1670” vertoont daar nog eene nauwe, door-loopende steeg met kleine huisjes en de groote voor-gevel moet in dat smalle straatje wel vreemd gedaanhebben. Het heeft intusschen nog tot de rgde eeuwgeduurd voor die geve1, door het wegbreken vande huisjes aan de overzijde tot zijn recht kwamen het mooie, lommerrijke voorplein ontstond, datden bewoners een zitje met uitzicht op den OudenRijn verschafte.

Het Huis, dat in 1728 voor het eerst en nogin volgende tijden aanmerkelijk is vergroot, werdaanvankelijk uit de Armenkas door de Meestersen Regenten van het Huiszittenhuis, zijnde zesHuiszittenmeesteren en zes Diakonen bestuurd,zoodat het ook deelde in de ,,rechten, voorrechten,,,vrijheden en voordeelen, welken aan het Huis-,,zittenhuis, zoo door ‘s Lands Souveraine Staaten

Page 212: Leidsch Jaarboekje

117

,,als door de loffelijke Magistraat deezer Stad, van,,tijd tot tijd waren geschonken.” Op den duurbleek echter de uitgebreide taak, die dezen Huis-zittenmeesteren uit anderen hoofde was opgelegdeene belemmering te zijn voor de behoorlijke be-hartiging der belangen van het Armen-kinderenhuisen men besloot dan ook het Beheer der inrichtingover te dragen op bijzondere Meesteren en Regentendoor den Magistraat te benoemen op denzelfden voetals dit voor de andere Godshuizen geschiedde.

In Januari 1724 kwam deze verandering tot stand.Een bewijs van vaderlijke zorg voor dit Armen-

huis gaven de Ed. Groot Achtb. Heeren Die vanden Gerechte door daaraan op 2 1 Juni 1731 bij,,Apostille op het Request van de Regenten van,,het Armkinderhuis, om te zijn geauthoriseert tot,,het aanplakken van alle Biljetten ten voordeele,,van hetselve Huys, met seclusie van alle andere”het recht van aanplakken tegen één stuiver perstuk toe te kennen van alle aankondigingen, voorzooverre deze niet betroffen plakkaten en dergelijke.De bestemming van het gebouw werd eene andere,toen in verband met den financieelen toestand vande Gemeente en van de Godshuizen den z8en Februari1774 besloten werd het Armen-kinderenhuis alszoodanig op te heffen en in te lijven bij het Heilige-Geest of Arme Weeshuis. Met de kinderen werdentevens overgebracht een tweetal schilderstukken,die als schoorsteenstukken in de Regentenkamer ende Vergaderkamer der Regentessen hadden dienstgedaan en wel een Schilderij van H. van der Meyvoorstellende de in 1739 dienstdoende Meesteren,en een van Louis de Monni ,,vertoonende de,,daadelijke oefening der Barmhartigheid.”

Page 213: Leidsch Jaarboekje

118

Daartoe door legaten van aanzienlijke burgers instaat gesteld kon het vrijgekomen gebouw door deVroedschap thans worden bestemd tot Oude-Mannenen Vrouwenhuis, waartoe den 28sren September 1773

werd besloten.In de rumoerige jaren van het begin der negen-

tiende eeuw had het bovendien nog eene bestemming,geheel strookende met den krijgszuchtigen geestvan dien tijd, n.1. die van kazerne.

Kort te voren moet eene verbouwing van be-teekenis hebben plaats gehad, daar het fronton inden voorgevel het jaartal MDCCCXV draagt. Toenevenwel bij Besluit van 2. M. den SouvereinenVorst van 20 Juni 1816 No. 66, Leiden werd aan-gewezen als de plaats, waar het Invalidenhuis zouworden ingericht, werden de toen in het Armen-kinder of Houwhuis gelegerde soldaten met be-kwamen spoed -- zoo luidt het Raadsbesluit -naar de Groenhazengracht verplaatst, en zoo washet mogelijk dat op 15 April 1817 het huis zijnedeuren opende. voor den Oud soldaat, als stichtingvan het Fonds ter aanmoediging en ondersteuningvan den gewapenden dienst in de Nederlanden.

Uit een bouwkundig oogpunt bezien heeft hetgebouw al zeer weinig bekoorlijks en behoeft eenmogelijke afbraak niet te worden betreurd. Reedsin v. Mieris (1784) wordt het voorgesteld met on-regelmatigen platten grond en ook nu geeft het tezien een samenstel van lokalen van allerlei vorm,gegroepeerd om een tweetal binnenplaatsen, waarvanéén scheef vierkant, de ander pijpela-achtig. Alles watnaar versiering zweemt is zorgvuldig vermeden ; zelfsheeft men schijn voor wezen genomen en de ,,arcaden”

Page 214: Leidsch Jaarboekje

119

die op de plaat van de binnenplaats te zien zijn,uit geverfde planken samengesteld. Om onderhouds-kosten te sparen zijn verder in den loop der tijdenenkele ramen geheel, andere gedeeltelijk dichtge-metseld en uit tal van vertrekken is dan ook alleenmet behulp van een ladder uitzicht naar buiten teverkrijgen, een voorzorgsmaatregel die voor menschenvan den gemiddelden leeftijd der Invaliden even on-noodig als gevaarlijk is.

Bij den bouw is waarschijnlijk op een eeuwenlangbestaan gerekend en als gevolg daarvan is de samen-stelling van de onderdeelen overmatig zwaar ge-nomen ; nu valt het als ‘t ware in elkaar van soliditeit,de reusachtige zolders, groot genoeg om het geheelegarnizoen van Leiden te herbergen, beginnen opbedenkelijke wijze te zwiepen en ook op de grootebinnenplaats zijn niet onbelangrijke verzakkingenwaar te nemen.

Wat het gebouw nog aan fraais of merkwaardigsbood is àaaruit gered en naar het nieuwe huisovergebracht : de aardige pomp van de binnenplaats,de prachtige betimmering en marmeren schoorsteen-mantel uit de Raaáskamer en twee gedenksteenendie, in Hollandsch of Latijn toIken waren van degevoelens der dankbare burgerij bij de Stichting2Een derde gedenksteen, in I 818 geplaatst ensprekende van ,,La Patrie reconnaissante” is ver-moedelijk in de tijden der veeten die nu vergetenzijn, verwijderd en spoorloos verdwenen.

Ook de beide kanonnen van 1787 die eertijdsvoor de hoofdpoort stonden, hebben een pIaatsgevonden voor het Nieuwe huis.

Leiden, September 1913. H. W. FISCHER.

Page 215: Leidsch Jaarboekje

.

-__ , - . , , _. .

Noertich’s stederecht.

Noordwijk is een oude plaats, die in het jaar1398 in bezit geweest is van stadsrechten. Vóórde vermelding dezer rechten moet worden gewezenop eenige oude namen uit Noordwijks gebied, welkeafgeleid of oorspronkelijk nog in gebruik zijn.

De oudst bekende naam dezer plaats wordt inden ,,Catalogus Bonorum Ecclesiae Ultrajectinae”(omstreeks 866) Nor&go gespeld l), aan welkennaam de ,,Gooweg” zijn naam heeft ontleend. Dezeweg liep, zooals hij op den huidigen dag nog aan-wezig is, van hier naar den ,,hout van Northgo”,waar het later ontstane dorp den naam bekwamvan ,,Noortigerhout”.

Twee andere aan elkaar verwante namen uitden vroegsten tijd zijn Rynsouver 9 en de Cley,

1) Zie Frans van Mieris BGroot Charterboek”, Leiden1753, Dl. 1, bl. 18, waar in de vertaling bl. zo dezelfdespelling behouden blijft. Door een zandsteenen plaat, inrgrr aan het landhuis van den heer Drs. C. H. Hermanideste Noordwijk aan Zee gevestigd, blijft deze oudste naamvan Noordwijk in herinnering.

In een charter van 2 Mei 1064 is de xh” verplaatst: Northgo.z) In 1659 luidde de term: Heerlicheyt van Noortwyck,

Noordwyck op Zee, Langevelt ende Rynsouver.

Page 216: Leidsch Jaarboekje

121

ontstaan doordat de Middelste Rijn vóór de ver-stopping in de gde eeuw tusschen Noordwijk enKatwijk in de Noordzee uitmondde. Northgo of,,noordstreek” laat zich derhalve verklaren als deZandstreek ten noorden van den Rijn.

Overoud is mede de Bruntsgeest of Bronsgeest,ten noordoosten van het dorp gelegen, vermoedelijkafteleiden van bronst of brunst (brandplaats) op dengeest (hooge zandgrond) uit de godsdienstgebruikender heidensche Northgoërs. In 1907 zijn aldaar bijafzanding een groot aantal steenen kogels en stukkenaardewerk gevonden. Bronsgeest behoorde tot deheerlijkheid Offem.

Door den omtrek van Northgo (later tot Noirtichen Noertich verbasterd) liepen twee wateren, diescLien geheeten, waarvan de noordelijkste den naamvan ,,de Schie” heeft behouden. Toen deze wate-ringen door het ambacht werden onderhouden,verkregen zij de namen Dingsdaegsche en Woens-daegscke watering, omdat zij op den eersten Dinsdagen Woensdag van eene bepaalde maand geschouwdwerden.

Nortgo bestond voortijds hoofdzakelijk uit,,mansen ” 1) of bouwhoeven, waarvan er 7, plus. 2(in hoffenne en bruntsgeest), in de gde eeuw aande St. Maartenskerk te Utrecht behoorden. Binnengenoemde wateringen werd de parochie-kerk ge-sticht, een begijnenhof gebouwd, een passantenhuisgeplaatst en een marktveld aangelegd, terwijl deomgeving als heerlijkheid tot de ,,Grafelicheyt vanHollant” kwam te behooren.

1) Een manse, mansus of mansa was ruim 15’/~ hectarenland met huizing, schuren, bosschen, wateren en het rechtvan molen, wegen en visscherijen.

Page 217: Leidsch Jaarboekje

122

Toen heer Guy van Castillon, grave van Bloys,in 1397 overleed en daardoor de ambachtsheerlijk-heid Noertich wederom aan de grafelijkheid vanHolland teruggekomen was, bekroop sommige in-gezetenen den lust om ,,poorter” te worden en ver-zochten zij aan hertog Albrecht van Beieren, graafvan Holland en Zeeland, om het ,,stederecht” voorNoertich. Graaf Albrecht, die den ,,goide ludenbinnen dat ambacht wonende” zeer genegen was,omdat zij hem, ,,gehult ende ontfangen hebben alsgoide luden horen here sculdich syn te doen” en, ,omdat sy te bereder wesen sullen tot alretyt(hem) te dienen” schonk hun eenen gezegeldenbrief van ,,stederec& vrihede, privilegiën endehantvesten” o p d e n Ien A p r i l 1397 ,,naden l o p evan onzen Hove.” (1 398) l). De voorrechten indezen brief s) worden als volgt omschreven:

IO. ,,Dat hoir vrihede gaen ende wesen sal vanden Brc>nsgeesterweck totter duynen toe, also wideals beide die watergangë, die geheten sijn dieschien, begrepen hebben ende tien gaerden s) aen

1) De hofstijl der Hollandsche graven liet het jaar eerstmet Paschen aanvangen. Al wat aan Paschen 1398 voor-afging, werd voor 1397 gerekend.

2) Dezen brief vindt men afgeschreven in het register:Bloys XV, r396--1403, Cas E. fol . XXII van de leen- enregisterkamer der Graaflijkheid van Holland, berustende inhet algemeen rijksarchief te ‘s-Gravenhage.

3) Of roeden; in het Engelsch heeft men nog ayard”. Ineen charter van graaf Albrecht van 31 Aug. 1403, betreffendeeen uitbreiding van Leydens rechtsgebied, heet het: .Datonser voorseyder stede vryheyt voortaen gaen ende streckensal van den uytkant vande vesten byde Reynsburger poort-huys den Ryndyck langes te lopen voortan LXXII gaerdenof roeden verre.” (v. Mieris 111, bl. 783).

Page 218: Leidsch Jaarboekje

123

beiden ziden darenbuten, also wide als tusschenDirc symons backers soens huys ende Dirc Hinricxhuys begrepen is.”

2O. ,,Geven wij onser s tede van Noert ich endegoiden luden binnen der vryhede geseten, die nusyn of namaels wesen sullen, datmen alle rechtende dingtalen” (pleitredenen), die voorheen binnenNoertich gehouden werden, als : ,,onsen hogen recht”door onzen baljuw en welgeboren mannen, en het,,daghelicschen recht” door schout, azing en buren,voortaan berechten zal als volgt: ,,onsen hogenrecht” door onzen baljuw in tegenwoordigheid vanden schout van Noertich ,,die die dingtaal mittenbaillu besitten sal ende alle vonnisse vragen”, ende schepenen van Noertich ,,die wy dairtoe settensullen”, en ,,alle dagelicsche gerecht dat men plegensal bynnen onder stede van Noertich, dat sal onsescout van Noertich berechten bi vonnisse van onsenschepenen”, terwijl de schout van alle boeten enz.verantwoording zal doen voor den baljuw.

3”. Zullen alle lieden en onderzaten,. woonachtigbuiten ,,der v r y h e d e ende b i n n e n d e n ambachtvan Noertich” ook behooren tot ,,die scepenbanckebinnen onser stede van Noertich ende sulke sakenende dingtale als sy hebben sullen, sal men be-driven ende berechten bi onsen scout van Noertichende bi vonnisse van onsen scepenen voirs.“, gelijkvoorheen door azing en buren geschiedde.

4”. Zal onze baljuw van Noertich ,,van onsenwege setten alle jare upten jaersdach” 7 schepenen,die met den baljuw en den schout ,,alle rechtplegen ende vonnissen wisen sullen in alre manierenals voirscreven is”. In ‘t eerste jaar zullen schepenenb e s t a a n u i t 4 ,,huysluden” e n 3 ,,wailgeboren

Page 219: Leidsch Jaarboekje

124

mannen” en in het volgende jaar uit 4 welgeborenmannen en 3 huislieden (landbouwers), zoo vanjaar tot jaar voortgaande ten eeuwigen dage. Mochteen schepen ,,aflivich, wtlandich of bruekich” ‘)worden, dan moet diens plaats dadelijk aangevuldworden.

5” Zullen schout en schepenen van Noertich en8 van ,,der ghemeenten”, daar toe door schout enschepenen benoemd, op den jaardag twee ,,raetsluden”kiezen, een welgeboren man en een huisman (boer)binnen der stede van Noert ich wonende, die degoederen onzer s tede ,,opbueren, berichten endebewaren suhen” tot profijt der stede, en daarvanverantwoording doen aan den schout, schepenen en8 der gemeente. De 7 schepenen en 2 raadsliedenzullen beëedigd worden door den schout van Noertich.

6”. Ingeval de schepenen bij hun dingtaal totwijzing van een vonnis ,,niet vroet en waren ofeendrachtich”, moet het vonnis 14 dagen ui ts te lhebben, om in dien tijd twee of meer schepenen vanLeyden advies te vragen en wat de Leydscheschepenen adviseeren, zul len de schepenen vanNoertich den eerstkomenden Dinsdag ,,mogen wisenvoir recht.”

7”. Zullen schout en schepenen van Noertichkeuren of verorderingen mogen maken en uitvoerenen daarop boeten stellen tot profijt der stede ender heerlijkheid, welke keuren echter een jaar lang,,ende niet langer” mogen duren, terwijl de schepenengeen keuren zullen maken buiten den schout.

8”. Zullen ,,alle onse poirters van Noertich” tollenvrijmogen varen voorbij de tollen van ons graafschap

I) D.i. stervend, uitlandig of overtredend.

Page 220: Leidsch Jaarboekje

125

van Holland en Zeeland, te lande en te water. Zij,die later poorter zullen worden moeten eerst eenjaar en een dag binnen de vrijheid van Noertichgewoond hebben, vóór zij den tolvrijdom mogengenieten. Elke poorter die tolvrij wil varen. moetvoorzien zijn van een jaarlijks te vernieuwen openbrief, gezegeld met het ,,stedesegel van Noertich”.

9”. Machtigen wij ,,onse stede van Noertich endeonsen goiden luden binnen der voirs. vriheit geseten”om te doen maken en te gebruiken één of tweezegels, om de stedezaken daarmede te bezegelen;voorts machtigen wij hun om banier en wimpelente bezitten, waaronder de poorters zich zullen scharen,wanneer zij geroepen worden ons te dienen, gelijkde andere steden van Holland en Zeeland.

10’. Wanneer wij of onze grafelijke opvolgers,,heervaertdienst of bede” begeeren zullen of genietenvan onze stede van Noertich of van de lieden buitende vrijheid, doch binnen het ambacht van Noertichgezeten, zullen zij ons dienen en bede 1) schenkennaar hun vermogen, gelijk de andere steden.

1 IO. Alzoo ,,die Vrijheit v a n onser s t e d e v a nNoertich voirtan gesceiden sal wesen van den am-bochte van Noertich” zal den ambachtsbewoners,,vorder gratie” gedaan worden, dat zij, evenalsvoorheen ,,in gemenen recht” komen met de poortersvan Noertich, onder wier schepenbank zij voortaanblijven behooren, doch alleen voor dagelijkscheovertredingen ; zaken tot ,,onser hoger vierscair”behoorende, zullen door den baljuw en welgeborenmannen berecht worden. Evenzoo zullen zij heervaarten bede met de poorters betalen, terwijl zij ook van

1) Vrijwillige opbrengst of schatting aan den graaf.

Page 221: Leidsch Jaarboekje

12u

hare goederen, die buiten het ambacht van Noertichgelegen zijn, ,, scot ende schoude” (belasting) zullengeven.

19. Alle lieden, binnen de vrijheid van Noertichwonende, zoo welgeboren als huislieden, ,,die neringedoen willen, hetzij mit lantelinge, tappen, zevaertof anders enigherhande neringe,” zullen heervaartdoen, schot en schoude betalen, doch zoo zij zichonwillig mochten betoonen in de verantwoordingvoor ,,sijnre wailgeborenhede”, wanneer zich in destede Noert ich onraad ver toont , kunnen schout ,schepenen en gerecht van Noert ich hun neringverbieden en hun tolvrijdom en andere stedelijkevoorrechten ontnemen.

13”. Schenken wij den poorters en de ambachts-bewoners, voor zoo wijd en breed als het ambachtvan Noertich strekkende is, het recht om hunbeesten die uit de weide duin- of zeewaarts zijngeloopen en door den duinmeyer zijn geschut, telossen tegen een groot 1) voor elk beest, zoo menig-maal zij geschut worden.

14". Wanneer er binnen de stede en het ambachteenig geschil of gevecht mocht voorkomen, zijnbaljuw, schout, schepenen, raadslieden en bodengerechtigd vrede te maken tusschen de twisters ;wordt die vrede geweigerd, ten tweedenmale ver-beurt de twister tweemaal IO pond en ten derdenmalezijn lijf en goed. Mocht iemand, hetzij baljuw, schout,schepen, raadsman of bode, ,,misdoen aen live ofaen goide”, dan zullen Wij (de graaf) deze zaakzelf berechten met onze heerlijkheid, buiten en

1) Of een halve stuiver (= 21/% cent).

Page 222: Leidsch Jaarboekje

zonder kennis en vonnis van onze mannen en schepenenvan Noirtich.

15”. Consenteeren en willen Wij dat deze hand-vesten en die van onze voorvaderen alsmede dieonze opvolgers der stede van Noertich zullen geven,,bewairt sullen wesen ende beslaen in toecomendentiden van tween huysluden binnen onser vrihedevan Noertich geseten”.

Gelijktijdig met den brief van het stederecht(1 April 1397 [1398]) schonk graaf Albrecht vanBeyeren den ,,poirteren van Noertich, die nu tertytwonen binnen der vryhede van onser stede vanNoertich ende in toecomende tiden dair wonensullen” een privilegie, waarbij zij - behalve denvrijdom van tollen in het graafschap van Hollanden Zeeland, zie boven punt 8 - ook tollenvrijmogen varen met hun schepen en goederen, telande en te water ,,voirbi onse tollen tot huesdenl),gheliken andere onsen steden van Hollant” 2).

Het verleende stederecht aan het dorp of hetgedeelte der ambachtsheerlijkheid, rondom de kerken tusschen de twee wateringen gelegen, bevielechter ,,den ghemenen luden uten dorpe ende ambachtvan Noertich” niet. Het stederecht was n.1. aan-gevraagd door ,,enigerhande luden wt onsen ambachtvan Noertich die daertoe niet gemachticht en wareneendrachtelic van onsen ghemene dorpe ende am-bocht”, waarom het recht niet was verkregen ,,bighemene overdracht onser lude wailgeboren endehuyslude eendrachtelic”. De daartoe bevoegde

1) Heusden.z) Ook deze brief staat ingeschreven: register Bloys XV,

fol. XXI.

Page 223: Leidsch Jaarboekje

128

Juden” brachten met goede bescheiden graafAlbrecht deze handeling onder het oog, leverdenhem kort en goed de bezegelde brieven en handvestenwederom over en verzochten hem ,,oetmoedeliken”om de Noertigers weder te zetten in zulk eenrecht als zij genoten hadden in den tijd van heerGuy grave van Bloys.

De graaf, in overleg tredende met zijnen ,,rade”,nam de handvesten van het ,,poirtrecht van Noertich”terug en stelde hen in het genot van ,,alle vrihedenende dienst die in deselven hantves ten begrepenis”1). De conditiën en vrijheden, uit de vorigeprivilegiën getrokken, gaf hij over in eenen bezegeldenbrief van 12 Maart 1398 , ,naden lope van onsenHave” (1399) ; ze komen op het volgende neer :

IO. Die van Noertich en Noortigher ambachtzullen den graaf dienen in den oorlog, wanneer zijdaartoe worden geroepen, met 6 riemen; voor debede zuilen zij geven 8 riemen s), gelijk de anderenin Rijnland, en ,,van den jaerscot” zullen zij alstot heden het gewone bedrag betalen.

2O Vrijdom van tollen te lande en te water inHolland en Zeeland, als art. 8 van het stadsrecht-privilegie.

3”. Recht tot lossing der ,,hoeftbeesten” door deduunwaerders” geschut, als art. 13 van het stads-rechtprivilegie.

1

I) Aan den kant van den stederechtsbrief in het register~Bloys XV” staat aangeteekend: .Dit privilegie is te nyetegedaen ende daer is een ander gegeven, hierna foliis LVI,LVII.”

z) Eigenlijk roeiers om op de riemvaartuigen te dienen.De riem in geld gebracht kwam per stuk op 20 tot 80ponden van 40 grooten. Zie Mr. S. v. Leeuwen, Costumen,bl. 70.

Page 224: Leidsch Jaarboekje

129

4”. Recht tot borgstelling voor ambtelijke over-treders ; als proeve van stijl de volgende tekst:Jtem hebben wij gegeven ende gheven onsen ludenbinnen den voerñ. dorpe ende ambacht geseten,waer dat sake dat yement binnen den voerscrevenambacht geseten wailgeboren of huysman misdedeof bruecte jegens ons (n.i. den graaf) ende onsennacomelingen in eniger manieren hoe dat dat waer,die en soude onse baliu, scout of rechter nietvangen, stocken l) of houden also verre als diebruekige syn lyf ende syn goet verborgen 2) machte,dat is te weten waer die bruekige besaect 3) wordevan saken die hi mit sinen lyve ende mit sinengoede 4) sculdich waer te beteren “) so soude menverborgen mit also goeden luden ende riken als hiselve waer, mair waer die bruekige besaect vanpenning boeten so mocht men verborgen mit alsoriken luden als hi selve waer him tot onsen gerechtte brengen ende rechte te plegen ende te voldoenwes him mit recht ende mit vonnisse over gewyst 6)worde, ten waer dat die sake alsulc waer dat wisemit onser heerlicheit sculdich waren te berechten.Dit sal gedueren tot ewigen dagen” 7).

13 Maart I 398 (1399) of één dag na de be-zegeling dezer nieuwe handvest schonk de graaf

1) boeien.2) borgstellen.3) beschuldigd of veroordeeld.4) goederen.5) vergoeden of boeten.6) geoordeeld.7) Deze en de twee volgende origineele brieven zijn nog

aanwezig in het charterkistje van het archief der burgerlijkegemeente.

9

Page 225: Leidsch Jaarboekje

130

den ,,goede lude wailgeboren ende huyslude, die nuter tyt wonen binnen onsen ambacht van noertichende in toecomende tiden dair wonen sullen” eenvernieuwd privilegie van tolvrijdom voorbij de tollente Heusden, welken vrijdom ook de steden vanHolland bezaten.

Beide laatste brieven van graaf Albrecht warenvergezeld van eenen confirmatiebrief van diens zoonWillem van Beyeren, dato , ,Donredages na Sintegregorys dach 1398” (13 Maart 1399) waarin hijconfirmeert of bekrachtigt ,,al zulke punten vanprivilegien ende hantvesten als onse lieve Here endevader hertoge ai lbracht van beyeren Grave vanhenegouwen ende van Hollant onsen goeden ludenvan noirtich gegeven ende bezegelt heeft, geliker-wijs dien brief die sy van onsen lieven Here endevader voirsz. dair of hebben dair onse tgegenwoirdigebrief duersteken is, inhout ende begrijpt.”

Zoo is Noordwijk dorp en ambachtsheerlijkheidgebleven. Nog ruim anderhalve eeuw lang werdaldaar ,,die Justitie geadministreert bij een asingende buyeren” tot op verzoek van den ambachtsheer,de gemeene buren en ingezetenen van Noortwyckdoor keizer Karel V, bij zijn octrooibrief van3 1 Maart 15 54 , ,voor Paesschen”, (1555) aanNoortwyck het recht vergund werd aldaar ,,rechtte mogen doen ende de Justitie te administrerenmet scout ende scepenen, daertoe nut ende bequaemebevonden zijnde, de welcke scepenen zullen genomenende gestelt w o r d e n bijden a m b a c h t s h e e r e v a nnoortwijck indertijt wesende” 1). De vierschaar dezer

1) Deze origineele octrooibrief bevindt zich in het archiefder heerlijkheid Noortwyck ten huize Offem.

Page 226: Leidsch Jaarboekje

1 3 1

schepenen heeft stand gehouden tot in het beginder Igde eeuw, toen door de inlijving van ons land,bij het Fransche keizerrijk het rechtswezen eengeheel nieuwen vorm heeft aangenomen.

Noordwijk-binnen, J . KLOOS.26 December 1913.

. ..a------ .

BLADVULLING.

De eerste suikerrafineerderij in Holland.Na de troebelen, die zoovele nijveren uit de

Zuidelijke Nederlanden verdreven, trachtten degebroeders Pieter en Jasper de Morimont hunnete Antwerpen gevestigde suikerrafineerderij eerstnaar Engeland over te brengen en daarna wenddenzij zich tot de Leidsche regeering om vrijdomvan wijn- en bieraccijns en van waakdienstenen inkwartiering. Den 16en Mei I 5 77 besloot deregeering om aan de toen omstreeks 60 jaar oudegebroeders, die zich ,,generen met de neringe vanalderley suycker te rafineeren” het poorterschap derstad aan te bieden en hun vri jdom te verleenenvan waakdienst en inkwartiering, doch om hetverleende van vrijdom van wijn- en bieraccijnsvoorloopig aan te houden ,,ter tijt ende wijlen toe,men zal hebben gezien wat neringe de toondersbinnen dezer stede zullen maecken.”

Het stadsbestuur schijnt minder vertrouwen gehadte hebben in deze nieuwe industr ie, dan de ge-broeders de Morimont, die met hun fabriek geheelHolland van suiker hoopten te voorzien.

J . C . 0 .

Page 227: Leidsch Jaarboekje

SO-Jarig huwelijk van een LeidschenBurgemeester.

De heer Ed. IJdo, boekdrukker alhier, deeldemij onlangs mede een penning te bezitten van defamilie Hubrecht, op welken hij geen prijs steldeen welken hij reeds meermalen voornemens wasgeweest aan ,,de Lakenhal” te geven, doch nu aanmij schonk. Gaarne aanvaardde ik het mij onbe-kende en in de penningkundige werken niet be-schreven stuk, echter onder voorbehoud het aanhet stedelijk museum af te mogen staan, zoo bleek,dat het op een leidsche familie betrekking had.Dit bleek uit de op- en omschriften niet. Reedsop blz. I 12 van het Leid& jaarboekje voor 1912

wees ik op de eigenaardigheid, dat bij de over-groote meerderheid der familiepenningen, de plaatsvan overlijden, de woonplaats der echtelieden enz.niet is vermeld, zoodat behalve van zéér bekendepersoonlijkheden het voor den penningkundigezoo goed als onmogelijk is de penningen thuis tebrengen. Dirks Repertorium no. 2392 vermeldt : 1693(1 ees : 1793). Gouden bruiloft van J. Hubrecht enA. L. van Lanschot en verwijst naar Navorscher VIIblz. 165, waar ik slechts hetzelfde regeltje vond

Page 228: Leidsch Jaarboekje

133

in een (vervolg) lijst van bekende nederlandschehuwelijkspenningen. Een bijlbundel op den penningwijst op het burgemeesterschap, een staf metMinerva-beeld deed vermoeden, dat de bruidegomtot eene universiteit - een sluis, dat hij met eenwater - of hoogheemraadschap in betrekking stond.

Bij Leiden het onderzoek beginnend bleek alras,dat Mr. Jan Hubrecht aldaar 13 maal het burge-meesterschap heeft bekleed, waar burgemeesterenvan 1575-- 1795 van rechtswege kuratoren warender hoogeschool l) en dat hij in 1789 hoogheemraadwerd van Rijnland (zie de lijst van hoogheemradenop het gemeenelandshuis van Rijnland); het on-beschreven stuk kon dus aan Leiden worden toe-geschreven en werd dan ook aan het stedelijkmuseum afgestaan.

De voorzijde van den fraaien zilveren 2, penningmet een middellijn van 54 m.M., toont ons hetgouden bruiloftspaar, den man in toga met allon-gepruik, elkander de hand reikend over een brandendaltaar, waarop in slangenrond het getal L is aan-gebracht ; boven deze voorstelling den naam Jehovahin hebreeuwsche karakters, omgeven door een kransjevan wolkjes en een breeden stralenkrans. Hèmdanken de echtelieden voor al wat zij goeds ont-vingen ; het omschrift, waarop de bruidegom met delinkerhand wijst, zegt het ons: HY WAS DE BRONVAN AL ONS HEYL. De afsnede draagt den naamvan den medailleur: 1. c. HOLTZHEY F . en dendatum: DEN 28 MEY - MDCCXCIII.

I) Quator Consules quo tann i s creati curatorum collegae juresuo. Ahhm Studiasor~m Academiae Lugduno Batavae (1875).

2) Een gouden exemplaar en de stempels berusten in hetfamilie-archief der Hubrecht’s.

Page 229: Leidsch Jaarboekje

134

De keerzijde heeft als omschrift de namen:MK.JANHUBRECHT EN AGATHALYDIAVANLANSCHOT.Op gekruiste bijlbundel en staf met Minervabeeld,palm- en olijftakken rusten de saamgestrikte wapens,Hubrecht : ingoud een keper, ruitsgewijzegeschakeerdvan rood en zilver, vergezeld van drie groene blader-looze eikels, met de stelen omlaag, (2, I) de onderstedoorstoken met twee pijltjes ; van Lanschot : in zwartdrie verlaagde gouden drielingsbalken, vergezeld vaneen halven gouden leeuw, voortkomende uit denbovensten balk: onder de wapens een vliegend lint methet opschrift: INDENECHTVEREENIGD 28~~1 I 743.

Het benedenste deel van de keerzijde toont onsop den achtergrond een duinlandschap, waarin eenjager op de hazen- of konijnenjacht, (doelende op hetMeesterknaapschap van Holland en Westfriesland),op den voorgrond een dijk met sluis en brug.

Het geslacht Hubrecht is afkomstig uit Vlaanderen,waar zij reeds in de 13de eeuw als magistraats-personen in Brugge voorkomen. De hollandsche takwas sedert I 5 Februari 1590 te Leiden gevestigd,waar Jan Hubrecht, geboren te Eecloo in Oost-Vlaanderen, op dien datum poorter werd 1). Zijnzoon Pieter (I 570- 1647) was dekendrapenier teLeiden, zijn kleinzoon Jan (16o6-- r 669) laken-fabrikant en koopman aldaar ; diens zoon Dr. JohanHubrecht, mede alhier woonachtig (I 65 5 - I 706)was de grootvader van onzen Mr. Jan. Zijn vaderMr. Josias Hubrecht, geb. 15 Mei 1685, die in 1724kapitein van de burgerij, in 173 I veertig-raad, in

1) Nederlands Familie Archief, bewerkt door J. H SchefferGenealogie van het geslacht Hubrecht, Rotterdam 1879iVedeYla&s PatriciaaZ re jaargang rgro.

Page 230: Leidsch Jaarboekje

1737 schepen van Leiden en in 1740 gekommitteerdeter Staten Generaal werd, huwde te Leiden in2en echt I Augustus 17 I 3 met Maria van Lanschot,uit welk huwelijk te Leiden 7 Augustus 1718 alseenig kind Jan Hubrecht werd geboren. Den 15enMaart 1730 1) als student aan de Hoogeschool in zijnvaderstad ingeschreven, promoveerde hij I Augustus1738 tot meester in de rechten op proefschrift :De acquirendo ?-e?%m dominio. 10 O k t o b e r 1743

werd hij kapitein van de burgerij onder het Oranje-vaandel, 18 Oktober 1748 veertig-raad in de vroed-schap, 25 Juli 1754 schepen van Leiden, I Mei 1757

gekommitteerde ter Staten Generaal, 14 November1764 burgemeester en 4 September 1765 schoutte Leiden, 12 September 1765 Meesterknaap vanHolland en Westfriesland, IO November van hetzelfdejaar hoofdofficier der stad Leiden, I Mei 1772hoogheemraad van het Groot Waterschap vanWoerden, I Mei 1774 gekommitteerde, raad, 26September 1789 hoogheemraad van Rijnland; in1793 het jaar van onzen penning was hij voorzittendburgemeester.

Hij overleed te Leiden 5 April 1794 en werdbegraven in de St. Pieterskerk.

Zijne echtgenoote, achterkleindochter van zijngrootvader van moeders zijde, werd geboren teLeiden 17 November 1723 en overleed aldaar13 November 1807. Haar vader was Mr. Johan vanLanschot, kapitein der schutterij, raad, schepen,hoofdofficier en burgemeester van Leiden, meester-knaap van Holland en Westfriesland; haar moederFrançoise Margaretha Meerman. Behalve een drietal

1) Volgens het Album S~udiosorum in 1731 (zelfde datum).

Page 231: Leidsch Jaarboekje

136

jonggestorven kinderen werden uit hun huwelijkgeboren Mr. Josias Johan Hubrecht (20 April r746),later Sekretaris van Leiden en Johanna FrançoiseAgatha Hubrecht, (7 April 1753), die 15 September1782 huwde met Anthony Gustaaf van Boetzelaer,luitenant-kolonel der kavallerie ten dienste dezerlanden, die later ook burgemeester van Leiden werd.Op deze twee bij de gouden bruiloft nog in levenzijnde kinderen duiden de twee vruchten, die deolijftak, op de Kz. van den penning draagt.

Frans van Mieris droeg zijne Besc/zrijving derStad Leiden in 1772 op ,,aan de Wel Edele GrootAchtbare Heeren de Heeren die van den Gerechte”,o.a. aan mr. Jan Hubrecht, schepen, wiens familie-wapen ook voorkomt op de omlijsting dier opdracht.

W. K. F. ZWIERZINA .

. . . . .

BLADVULLING.

President John Adams te Leiden.

,,Dat B o r e e l a a n L i j n d e n hadde gesegt, d a tAdams te Leyden sijnde geweest, aldaer aen ver-scheyde fabriquanten en cooplieden hadde gesegt,dat hij hun verzekeren konden, dat zij gene lakenencarsayen etc. genoeg souden konnen maken enleveren omme nae America te worden gesonden . . . .”

Geden&sckr. van G. 7. van Hardenbroek 111, 469op 9 April 1782.

K ..~

Page 232: Leidsch Jaarboekje

INHOUD.Blz.

Een woord vooraf . . . . . , . . . . V

Vereeniging >Oud-Leiden” : Verslag over hetjaar 1913. . . . . . . . . . . . . VII- x

Statuten, bestuur en ledenlijst. . . . . . . x1-XVIII

Korte kroniek van Leiden en Rijnland . . . . XIX- XLI

Inlichtingen omtrent enkele openbare inrichtingenen besturen . , . . . . . . . . . . x1.11--XLVIII

Voor het publiek toegankelijke verzamelingen . XLIX

IN MEMORIAM :P. F. Rollandet, door Mr. J. H. Goudsmit . . LIII- LV

Ds. J. J. van Walsem, door J. Kloos . . . . LVI-LW11

Dr. G. M. Kruimel, door Dr. J, G. van der Sluys L I X - L X

A. W. Sijthoff, door Dr. P. J. Blok . . . . LXI-LX111

Mr. P. A. Tichelaar, door Mr. H. van Goudoever LXIV-LXVIII

Dr. J. S. Speyer, door Dr. J. Huizinga . . . LXIX-LXX

Dr. F. A. Jentink, door Dr. R. Horst . . . . LXXI-LXXIII

A. J. Binnendijk, door S. P. Perdijk . . . . LXXIV-LXXX

Het jaar 1813 en zijne glorie, door Dr. L. Knappert(met portret) . . . . . . . . . . . 1 - 2 8

De schennis van Lucas van Leiden’s Laatste Oor-deel, door Jhr. Mr. Victor de Stuers . . . 29-?o

Page 233: Leidsch Jaarboekje

138Blz.

Huisnamen te Leiden, door Mr. Dr. J. C. Overvoorde 3I- 42Het grafveld van Rijnsburg, door Dr. J. H. Holwerda

(met twee afbeeZdingen) . . . . . . . . . 41-- 49Grootvorstelijk bezoek in Leiden in Maart 1814,

door Z. Exc. G. J. W. Koolemans Beijnen . . so- 58Landing van den hertog van Brunswijk, door J. Kloos 59- 61Het dagboek van een Leidenaar uit den jare 1747,

uitgegeven door S. J. Le Poole L.Gzn. (met ééneafbeelizing) . . . . . . . . . . , , . 62.- 8 4

Het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen-en Vrouwenhuis binnen Leiden, door F. Gordon(met twee afbeeZdingen) . . . . . . . . . 85-102

Brieven van Rudolph en Willebrord Snellius, doorDr. J. A. Vollgraff . . . . . . . . . . 103 - I I I

Een merkwaardige munt- en prijstheorie van deLeidsche vroedschap uit de XVIde eeuw, doorW. S. Unger . . . . . . . . , . . . 112-114

Het Invalidenhuis aan den Middenweg, door H. W.Fischer (met ééne afbeelding) . . . . . . . I I s-- I I 9

Noertich’s stederecht, door J. Kloos . . . . , 120 - 13 1

Vijftigjarig huwelijk van een Leidschen burgemeester,door W. K. F. Zwierzina . . . . . . . . 132-136

Bladvullingen . . . . blz. 28, 30, 42, 111, 114, 131, 136