jaarboekje 1938

264

Upload: leque

Post on 11-Jan-2017

266 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

JAARBOEKJE

JAARBOEKJEVOOR

GESCHIEDENIS EN OUDHEIDKUNDE

V A N

LEIDEN EN RIJNLANDTEVENS ORGAAN VAN DEVEREENIGING ,,OUD-LEIDEN”

1938

(DERTIGSTE DEEL)

LEIDEN - P. J. MULDER & ZOON

EEN WOORD VOORAF.

Waar in het einde van 1937 een drietal leden derredactie om verschillende redenen bedankten enzich daaronder voorzitter en secretaresse bevonden,besloot het bestuur van ,,Oud-Leiden” aan onder-geteekende de zorgen voor het Jaarboekje 1938 opte dragen. Gelukkig vond hij velen bereid hemkrachtdadig bij te staan en past hem een woordvan zeer hartelijken dank aan zijne medewerkers,met name mej. F. A. Le Poole en de heeren W. J.J. C. Bijleveld, A. Bicker Caarten, Ir. H. A. van Oerle,Mr. W. van Iterson en Jhr. L. Bosch Ridder vanRosenthal. Door toevallige, zeer bijzondere om-standigheden, is dit boekje omvangrijker gewordendan oorspronkelijk in de bedoeling lag. Voor hetJaarboekje 1939 zal weder een voltallige redactieaanwezig zijn. Verder een woord van hartelijkendank aan alle medewerkers voor hunne bijdragen.Dit woord van dank geldt ook de firma P. J. Mulderen Zoon als uitgeefster, voor de wijze van uitvoering.

Maart 1938.

J. E. KROON.

-

Prof . Dr . L . KNAPPERT.Eerelid van de Vereeniging ,,Oud-Leiden”.

VEREENIGING ,,QUD-LEIDEN”.

VERSLAG OVER HET JAAR 1937.

Wanneer het bestuur over het afgeloopen jaar debalans opmaakt, dan blijkt, dat een opgewekte toonmag worden aangeslagen. 1937 toch is voor deVereeniging een voorspoedig jaar geweest, een jaarwaarin de belangstelling voor het streven der Ver-eeniging groeide, waarin van vele zijden instemmingen steun werden ondervonden en waarin het ledentalsteeg van 304 tot 408. Hoewel ook dit laatste uiter-aard tot voldoening strekt, zij opgemerkt, dat hetd&r slechts mogelijk zal zijn dit aantal in komendejaren te behouden, indien alle leden zich inspannennieuwe leden te werven; het aantal leden, dat dooroverlijden of vertrek van de ledenlijst moet wordenafgevoerd, is n.1. betrekkelijk groot.

Overgaande tot het vermelden van de wederwaar-digheden der Vereeniging, willen wij allereerst dede bestuursveranderingen mededeelen.

Tot ons groot leedwezen trad Prof. Dr. L. Knappertaf als Voorzitter en wel, omdat hij van oordeel was,dat de Voorzittershamer in jongere hand behoort teberusten. Noode heeft het bestuur dit besluit moeteneerbiedigen. De verdiensten van den heer Knappert

8

voor de Vereeniging zijn groot geweest. Vrijwel vande oprichting der Vereeniging af heeft hij onafge-broken een belangrijk aandeel in hare werkzaamhedengehad. Als lid (1904), later als Voorzitter (1913) vande Commissie voor de redactie van het Leidsch Jaar-boekje, voorts als bestuurslid (1905), vervolgens ge-durende meer dan 20 jaren als Voorzitter heeft hijzijn benijdenswaardige krachten en idealen ten diensteder Vereeniging gesteld. Hem zij hiervoor ook opdeze plaats hartelijk dank gezegd. Leden en bestuurhebben den afgetreden Voorzitter niet beter hunerkentelijkheid kunnen betuigen dan door hem hetEereiidmaatschap der Vereeniging ,,Oud-Leiden” aante bieden. Moge het Prof. Knappert gegeven zijnnog vele jaren getuige te zijn van den groei en denbloei van ,,Oud-Leiden”.

In de vacature van Voorzitter werd voorzien doorbenoeming van Prof. Mr. H. A. idema. In de hetvorig jaar door het bedanken van den heer G. F. E.Kiers opengevallen plaats werd voorts voorzien doorbenoeming van den heer A. M. de Blauw, Directeurder Gemeentewerken.

Bevatte het vorig verslag de verheugende mede-deeling, dat de regentenkamer van het Brouckhoven-hof ais bestuurskamer ter beschikking der Vereenigingwas gesteld, na een jaar kan worden getuigd, datdeze kamer in een groote behoefte voorziet. Hetbestuur, alsmede de commissies, vergaderen er ge-regeld, terwijl de bezittingen der Vereeniging -hoofdzakelijk boeken, prenten, foto’s en lantaarnplatener een veilige plaats hebben gekregen.

Cliché N R. Crt.

De herstelde houtzaagmolen te Hazerswoude (Dorp). Zie blz. 13.

Cliché Leidsch Dagblad Foto J, A. L. Bom.

Het poortje Stille Rijn 14- 15 vóór en na het herstel. Zie blz. 9.

9

Het herstel van het poortje aan den Stillen Rijn14-15, waarvan het vorig verslag eveneens uitvoerigmelding maakt, werd voltooid. Wij volstaan met teverklaren, dat de heeren H. J. Jesse en L. A. J. Bom,die zich met de leiding hadden belast en de metselaarT. B. Kapaan, die het werk uitvoerde, alle eer vanhun arbeid hebben: het poortje is een sieraad vande stad geworden.

Bij de excursie naar de Stedelijke Werkinrichtingbleek, dat de kleuren van de familiewapens van eenigeregenten van het Caecilia Gasthuis, voorkomendeboven een deurkozijn op de binnenplaats, niet juistwaren weergegeven. Door de goede zorgen vandendienst der Gemeentewerken zijn thans de juistekleuren aangebracht. Het betreft hier de wapensBuytevest, de Backere, Achthoven, van der Aa, vanLeeuwen en van Kerckem.

Helaas kan dit verslag nog niet vermelden, dathet zoo hoog noodige herstel van den molen ,,deValk” verzekerd is. Niettemin blijft het bestuur indeze vol goeden moed; de indertijd aan het Gemeente-bestuur toegezegde f lOOO.-, als bijdrage in hetherstel van den molen (legaat van wijlen het be-stuurslid Ds. J. A. Prins) blijven daarvoor bestemd.

Ten gevolge van een voordracht, tentoonstellingen excursie, met betrekking tot het Gravensteen,waarvan hierna nog nader melding wordt gemaakt,kwam dit oude gebouw in het middelpunt deropen-bare belangstelling te staan. Zooals bekend is ditgebouw in- en uitwendig in vervallen staat, Leidenonwaardig, en toen nu verschillende ingezetenen tot

1 0

de overtuiging kwamen, dat er daarom iets behoordete worden gedaan, ten einde het Gravensteen voorverder verval te behoeden en, zoo mogelijk, te her-stellen, vond het bestuur hierin aanleiding deze be-langstellenden in een Commissie te vereenigen. DezeCommissie, de Commissie inzake het herstel vanGravensteen, werd door Oud-Leidens Voorzitter op23 September in de v.m. Vierschaar van het Graven-steen in het leven geroepen. De Commissie benoemdeBurgemeester van de Sande Bakhuyzen tot Eere-Voorzitter, Ir. G. L. Driessen tot Voorzitter en Ir.H. A. van Oerle tot Secretaris. Voorts werd uit deleden een Werk-Commissie gevormd, die bereidsmet bekwamen spoed haar taak heeft aangevat. Mogedeze door ,,Oud-Leiden” in het leven geroepen actiespoedig leiden tot het gewenschte doel!

Verheugend is, dat aan het einde van het jaarBurgemeester en Wethouders een voorstel aan denGemeenteraad hebben gedaan tot vaststelling vaneen Monumentenverordening, met bijbehoorende voor-waarden voor gemeentelijken steun tot behoud enherstel van monumenten. Indien deze verordeningwordt vastgesteld zal een groote wensch van hetbestuur in vervulling zijn gegaan. 1)

Behalve aan het behoud van monumenten behoorttevens aandacht te worden geschonken aan dearchitectonische verzorging van wat nieuw gebouwdwordt; in de binnenstad, vooral aan het gedempteLevendaa!, verdween n.i. menig aardig trapgeveltje

1) Vastgesteld in de raadsvergadering van 17 Januari 1938.

11

om veelal plaats te maken voor een winkelpui inconfectiestijl. En dat is dubbel jammer, want dehedendaagsche bouwwijze draagt, wanneer zij nietin bekwame handen is, niet bij tot verfraaiing vanhet stadsgezicht. Indien steeds de nieuwbouw tech-nisch en aesthetisch goed verzorgd zou worden,zouhet stedenschoon veel minder worden aangetast, danthans het geval is.

Wij meenen ook nog op een ander euvel te moetenwijzen, n.1. op dat der ontsierende reclames. Hetbeeft n.1. de aandacht van het bestuur getrokken,dat in den laatsten tijd op eenige plaatsen in de stadreclames zijn aangebracht, die leelijk zijn en boven-dien het betrokken gebouw en de omgeving in hoogemate ontsieren. Deze ontluistering van het stadsbeeldis zoodanig, dat het zeker gerechtvaardigd is hetaanbrengen en hebben van dergelijke reclames aaneen gemeentelijke regeling te onderwerpen. Ondervermelding van eenige der meest ontsierende reclamesheeft het bestuur in de maand Juli aan het Gemeen-tebestuur verzocht wel te willen bevorderen, datwordt vastgesteld een verordening, die het Burge-meester en Wethouders mogelijk maakt al te zeerontsierende reclames in de bebouwde kom derGemeente te weren.

Het 29ste deel van het Leidsch Jaarboekje, doorde Commissie voor de redactie, ais steeds, uitstekendverzorgd, zag omstreeks Paschen het licht. In denloop van het jaar kwam in de samenstelling vandeze Commissie helaas aanmerkelijke wijziging. DeVoorzitter, Prof. Dr. L. Knappert, de Secretaresse,

1 2

Mej. A. J. Versprille en het lid Dr. Mr. J. W. Verburgtzagen zich genoodzaakt hun functie neer te leggen.

Op verzoek van de Novitiaatscommissie der Ver-eeniging voor Vrouwelijke Studenten en van deInlichtingscommissie der R.K. Studenten VereenigingSanctus Augustinus belastte de Excursie-Commissiezich op 29 resp. 24 September met het houden vaneen rondwandeling door de stad voor de novietenresp. candidaat-leden van genoemde vereenigingen.Deze rondwandelingen stelden de besturen en, naarwij hopen, ook de betrokkenen zeer op prijs.

Het bestunr was vertegenwoordigd bij de dank-bare herdenking van de weder ingebruikneming vande gerestaureerde kerk te Koudekerk op 29 September,alsmede op 29 October bij de plechtige herdenking vanhet feit, dat voor 300 jaar de Academische inrichtingvoor klinisch onderwijs te Leiden werd opgericht.

Het aantal vereenigingen met welke ,,Oud-Leiden”haar jaarboeken en geschriften ruilt werd uitgebreidmet twee, n.i. het Koninklijk Oudheidkundig Ge-nootschap, te Amsterdam en den OudheidkundigenKring ,,Die Goude”, te Gouda.

Ook dit jaar werd de Vereeniging verblijd met talvan boeken, prenten en foto’s. Zoo werden vrijwelalle foto’s, die op de fototentoonstelling aanwezigwaren, ten behoeve van het archief der Vereenigingafgestaan. Voorts schonken o.a. Mevrouw D. M. deHaas en Mej. F. A. Le Poole, de heeren A. M. deBlauw, H. van Calcar, W. K. Baron van Dedem,H. Filippo, G. F. E. Kiers, Prof. Dr. L. Knappert,A. Krantz, W. J. Kret en H. H. Verhulst, het

13

Leidsch Dagblad en de Nieuwe Leidsche Couranteen collectie foto’s en (of) prenten, Mej. G. C. vander Woerd 175 sterioscoopplaten naar Leidsche foto’s(omstreeks 1900 vervaardigd door den heer K. F. L.van der Woerd) en het Gemeentebestuur van Leiden,de Leidsche Uitgevers Mij, de fa. Scheltema enHolkema en de heer L. Driessen een of meer boeken,betrekking hebbende op de geschiedenis van Leiden.Het bestuur betuigt den schenksters en schenkersdaarvoor zijn hartelijken dank.

Betreffende de werkzaamheden ten opzichte vande omgeving van Leiden kan het volgende wordenvermeld :

Hazerswoude-Dorp. Het houtzaagmolentje van dendorpstimmerman werd in het begin van het jaar vanzijn wieken ontdaan wegens het gevaar van neder-storten, de eigenaar dacht wegens de kosten nietaan herstel. In verband hiermede heeft het bestuur,ingelicht door den Correspondent, den heer B.Offringa,het plan tot herstel opgevat. Deze poging werd metwelslagen bekroond. Gesteund door bijdragen vande Vereeniging ,,De Hollandsche Molen”, het InstituutStad en Landschap van Zuid-Holland en eenige ledenwerd de eigenaar bereid gevonden het molentje ge-heel te herstellen. Deze (een wipmolen op stelling,een zeldzaam voorkomend model) zaagt thans delatten en balken weer lustig tot tevredenheid vanden timmerman en ter verhooging van de schoonheidvan het dorpsbeeld.

1 4

Noordwijkerhout. Het bestuur zond een dankbe-tuiging aan den gemeenteraad voor zijn kordaatingrijpen met betrekking tot het voorkomen vanverdere vernieling van het fraaie duinlandschap, ge-naamd ,,De Boeckhorst”, door het onmiddellijk vankracht doen worden van de reeds vastgesteldeMonumenten-verordening.

Tot Correspondent werd benoemd de heerJ. A. M. Pijnenburg.

Voorschoten. De provinciale weg naar Veur zalbinnenkort aanmerkelijk worden verbreed, in ver-band waarmede de aan dezen weg staande oudeinrijhekken van ,,Ter Horst” en ,,Rozenburg” nietgehandhaafd kunnen blijven. De Correspondent, deheer R. van den Ende, stelde op verzoek een onder-zoek hiernaar in, waarbij bleek, dat zoowel hetfraaie inrijhek aan de laan naar ,,Ter Horst”, als deoude hekkepalen van ,,Rozenburg” zooveel mogelijkmet het zelfde materiaal zullen worden herbouwd.Wij maken met vreugde hiervan melding.

Warmond. Van verschillende zijden ontving hetbestuur berichten betreffende het door het Gemeente-bestuur ontworpen uitbreidingsplan, hetwelk o.m.een gedeelte van de gronden in den Hofpolder, be-stemt voor den bouw van woningen en den aanlegvan een haventje c.a. Dit is zeer te betreuren. Immers,bedoelde gronden, vormende een overgang van dengeestgrond van ,, ‘t Huys te Warmont” naar het

1 5

merengebied, geven het landschap, waaraan War-mond ook nu nog voor een groot gedeelte zijn be-koring heeft te danken. En deze schoonheid wordtgezamenlijk gevormd door het eeuwen oude geboomtevan ,,‘t Huys te Warmont”, het huis zelf, de weidenmet de watermolens, de Hofleede en de Leede, zoodatbebouwing van een gedeelte van den Hofpolder be-doelde schoonheid vrijwel te niet zal doen gaan.

Nadat op 18 September het geheele bestuur terplaatse een onderzoek had ingesteld werd besloten aanden Gemeenteraad van Warmond te verzoeken het ont-werp-uitbreidingsplan niet vast te stellen. De Gemeen-teraad heeft hierover nog geen beslissing genomen.

De buitenplaats ,,‘t Huys te Warmont” is voor deleden van ,Oud-Leiden” op vertoon van lidmaat-schapskaart voor vrije wandeling open gesteld. Hetbestuur betuigt de familie Krantz hiervoor ook op dezeplaats zijn oprechten dank.

Vermelden wij thans nog de ledenbijeenkomsten.Op 20 Januari hield Jhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn,

te ‘s-Gravenhage, in Societeit ,,Amicitia” een voor-j dracht over ,,beteekenis en doel van de wetenschap

der Genealogie”. Een interessant onderwerp, be-handeld door een boeiend spreker!

Op 16 Februari volgde de algemeene ledenver-gadering, waarin de Secretaris zijn verslag over1936 uitbracht en de Penningmeester het finantiëeleoverzicht over dat jaar gaf, nadat te voren de heerenR. K. Aeneae Venema en Ir. H. A. van Oerle verslagvan de door hen verrichte kascontrole hadden uit-

1 6

gebracht. Na de behandeling van de agenda vertoondeen lichtte de heer A. P. A. Eskens toeeen door hemsamengestelde reeks lichtbeelden van oude prentenen foto’s, als een wandeling door Leiden na 1600.Een en ander trok terecht groote belangstelling.

Hierop volgde een bijeenkomst op 23 Maart. Hetgold de belangrijke voordracht van Jhr. Dr. E. vanNispen tot Sevenaer, Hoofdcommies bij het Rijks-bureau voor de Monumentenzorg, te ‘s-Gravenhage,over de ontwikkeling van den middeleeuwschenkasteelenbouw in Nederland.

De vierde bijeenkomst betrof ons aloude Graven-steen, het gebouw, waarvan de geschiedenis meerdan van eenig ander gebouw met de stad is samenge-weven. Dank zij de door Ir. H. A. van Oerle vandit gebouw gemaakte studie kon het bestuur denleden op 13 April in de tentoonsteilingszaal van hetStedelijk Museum de Lakenhal hierover een belang-rijke voordracht met lichtbeelden bieden gevolgddoor de op 14 en 17 April gehouden excursies inhet Gravensteen onder leiding van den spreker enden heer N. J. Swierstra. Voorts werd van 13 toten met 18 April in genoemde zaal een tentoonstellingvan prenten, kaarten, handschriften en foto’s be-trekking hebbende op het Gravensteen, gehouden.Een en ander mocht zich in een zeergroote belang-stelling verheugen.

Geruchten omtrent een verbouwing van het v.m.St. Caecilia Gasthuis, de tegenwoordige StedelijkeWerkinrichting, deed het bestuur besluiten een tochtnaar de ,,Vrouwencamp” uit te schrijven. Op Woens-

1 7

dag 5 en Zaterdag 8 Mei bezocht een talrijk gezel-schap onder leiding van de heeren N. J. Swierstraen Ir. H. A. van Oerle o.a. genoemd gebouw, hetSt. Elisabeth Gasthuis aan de Oude Vest en hetSionshofje. In éen der z.g. Boerhaavezalen van hetv.m. St. Caecilia Gasthuis hield Dr. Prof. J. A. J. Bargezijn pleitrede tot behoud van deze beroemde zalen,in wezen het eerste Ziekenhuis ter wereld, de plaatswaar de grondslag van het klinisch onderwijs in hetklein aanwezig was en van waaruit dit onderwijszijn opgang over de geheele wereld begon. Tenslotte sprak Prof. Barge de hoop uit, dat deRegeering zich over het gebouw moge ontfermen,opdat het kan worden ingericht tot Medisch Histo-risch Museum.

Op 29 Mei gaf de heer C. J. Blaauw, architectvan het nieuwe stadhuis, in de groote collegezaalvan het Kamerlingh Onnes Laboratorium aan de handvan lichtbeelden een uiteenzetting van den stadhuis-bouw, waarna deze bouw, alsmede den ouden gevel,onder zijn leiding werden bezichtigd.

De eerste najaarstocht, 11 September, gold een be-zoek aan Noordwijk-Binnen, alwaar bezocht werdende 15e eeuwsche Ned. Herv. Kerk - met toelichtinggegeven door den heer J. Banck, zulks in de plaatsvan den heer J. Kloos, die helaas ongesteld was -,de oude, merkwaardige St. Joris Doelen, alwaar dedeken, Mr. W. de Clercq het talrijke gezelschap intwee groepen namens de broederschap aller vriende-lijkst ontving en alwaar gelegenheid was met eenoude voetboog oy den houten vogel te schieten. De

1 8

excursie eindigde met een wandeling door den fraaientuin en het bosch van het huis ,,Offem”, waarnagezamenlijk de thee in het ,,Hof van Holland” werdgebruikt.

Hoewel het aanvankelijk in de bedoeling lag detweede najaarstocht in de stad te houden, was het reedsvermelde uitbreidingsplan der gemeente Warmond deoorzaak, dat het bestuur er de voorkeur aan gafeen tocht naar ‘t Huys te Warmont” uit te schrijven.Begunstigd door het fraaiste herfstweer werd op 9October allereerst de uitstekend onderhouden tuinbezichtigd en het ontwerp-uitbreidingsplan ter plaatsetoegelicht, vervolgens werd het meer dan 120 tellendegezelschap door de familie Krantz op ‘t Huys allerhartelijkst ontvangen. Hier vertelde de heer N. J.Swierstra van de geschiedenis van ,,‘t Huys teWarmont” en sprak de heer A. A. Kok, Secretarisvan den Bond Heemschut, over opgang en onder-gang van de Nederlandsche kasteeIen en buiten-plaatsen.

Op 5 November --- de oprichtingsdag der Vereeni-ging - herdacht deze haar 35-jarig bestaan methet houden van een tentoonstelling van in het vorigjaar en in 1937 gemaakte foto’s van in Leiden enomstreken te vinden historische schoonheid in denvorm van stads- dorpsgezichten, interieurs, molens,bruggen, hofjes enz. Als men het nog niet wist hoerijk Leiden en de omgeving op dit gebied ook nunog is, dan kon men dat op deze tentoonstellingzien. Te bezichtigen waren vele prachtige foto’s,die waren ingezonden voor den fotowedstrijd, welke

19

*Oud-Leiden”, in samenwerking met de LeidscheAmateur Fotografen Vereeniging eind 1936 haduitgeschreven. Dankzij de groote medewerking vanhet bestuur en de bekwaamheid van de ledendezer Vereeniging is de tentoonstelling in alle op-zichten een succes geworden. Nog zij vermeld, datde officieele opening werd verricht door den Burge-meester van Leiden, den heer Mr. A. van de SandeBakhuyzen, met een zeer hartelijk gestemde rede,waarna deze persoonlijk de prijzen aan de winnaarsuitreikte.

Ten slotte valt nog te vermelden de laatste leden-bijeenkomst, welke op 15 December in den Burchtwerd gehouden en waarin Prof. Dr. W. Martin,Directeur van het Mauritshuis, een boeiende voor-dracht hield over het huiselijk leven onzer vooroudersin de 17e eeuw, zooals dit blijkt uit de schilderijenvan dien tijd. Deze zeer gewaardeerde voordrachtwerd opgeluisterd met vele prachtige lichtbeelden.Hieraan vooraf had een ledenbijeenkomst plaats,waarin de heer A. Krantz namens het bestuur en deleden een hartelijk dankwoord sprak tot den afge-treden Voorzitter, waarna deze - zooals reeds werdvermeld - tot Eerelid van de Vereeniging ,,Oud-Leiden” werd benoemd.

Gekomen aan het einde van het verslag doen wijeen dringend beroep op de leden om ook in hetkomende jaar den zoo noodigen steun aan de Vereeni-ging niet te onthouden en zooveel mogelijk krachtigmede te werken aan het bevorderen van het mooiedoel der Vereeniging: In Leiden en omgeving voor

20

het nageslacht in stand te houden al het schoone,dat het voorgeslacht ons naliet.

Mogen allen hieraan naar vermogen medewerken!

Aldus uitgebracht in de op 2 Maart 1938gehoudenledenvergadering.

DE SECRETARIS.

Het Leidsche wapen in hetbegin van de 17e eeuw.

VEREENIGING ,,OUD-LEIDEN"OPGERICHT 5 NOVEMBER 1902.

Eerelid :Prof. Dr. L. KNAPPERT.

Bestuur:

Prof. Mr. H. A. IDEMA (1937), Voorzitter.A. KRANTZ (1928) , Onder-Voorziffer.A. BICKER CAARTEN (1936), Secretaris,

Nieuwsteeg 13.E. W. WICHERS ROLLANDET (1928),

Penningmeester, Breestraat 19, giro 175228.A. M. DE BLAUW (1937).Dr. W. C. BRAAT (1931).Dr. J. E. KROON (1933).Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, aangewezen

door het Gemeentebestuur (1932).Jhr. L. H. N. F. M. BOSCH RIDDER VAN

ROSENTHAL, aangew. door het L.S.C. (1935).Mejuffrouw G. M. VAN OOSTROM MEIJJES, aan-

gewezen door de V.V.S.L. (1938).

Commissie voor de redactie van hetLeidsch Jaarboekje.

(Ingesteld Dec. 1902.)

W. J. J. C. BIJLEVELD (1902).Dr. J. E. KROON (1935).Mr. W. VAN ITERSON (1937).Ir. H. A. VAN OERLE (1937).

22

Mej. F. A. LE POOLE (1937).E. PELINCK (1938).Mr. R. VAN ROIJEN (1938).

Excursie- en Tentoonstellingscommissie.(Ingesteld 23 December 1936.)

A. BICKER CAARTEN, Voorzitter.Jhr. L. H. N. F. M. BOSCH RIDDER VAN

ir. H. A. VAN OERLE.Mejuffrouw F. A. Le POOLE.N. J. SWIERSTRA.

ROSENTHAL.

Commissie inzake het herstel van Gravensteen.(Ingesteld op 23 September 1937.)

Eere-Voorzitter :Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.

Werk-Commissie :Ir. G. L. DRIESSEN, Voorzitter, Ir. H. A. VANOERLE, Secrefaris, A. BICKER CAARTEN, Ir. D.BOOGERD, Jhr. L. H. N. F. M. BOSCH RIDDERVAN ROSENTHAL en Mr. Dr. N. G. GEELKERKEN,leden.

De Commissie bestaat voorts uit devolgende personen:Prof. Dr. J. N. Bakhuizen van den Brink, Prof. Dr.J. A. J. Barge, A. M. de Blauw, Mr. E. J. M. H.Bolsius, Mr. P. E. Briët, Prof. Dr. A. W. Bijvanck,D. ten Cate Brouwer, Mejuffrouw D. Coebergh,

23

N. C. F. van Ginkel, T. S. Goslinga, Ir. F. H. E.Gulje, Bert C. Helbers, (Monumenten-commissie voorde prov. Z.-H.), J. W. Henny, J. Heringa, Prof. Dr.J. Huizinga, Prof. Dr. L. Knappert, Ir. J. A. Kuiper(Instituut van Stad en Landschap van Zuid-Holland).J. H. A. Manders, Prof. Dr. W. Martin, C. Ponsen,Mr. P. A. Pijnacker Hordijk, M. H. de Reede, N. J.Swierstra, M. G. Verweij, Prof. Dr. J. Ph. Vogel,G. P. E. Weijer, E. W. Wichers Rollandet.

Bestuurskamer: Regentenkamer van- het Brouck-hovenhof, Papengracht 16.

Correspondeerende Leden:

W. M. C. REGT te Alphen aan den Rijn (1936).B. OFFRINGA te Hazerswoude-Dorp (1936).Mevr. M. L. H. EERDBEEK-CLAASEN

te Katwijk (1936).E. ROLLEMA te Koudekerk aan den Rijn (1936).J. KLOOS te Noordwijk-Binnen (1936).J. A. M. PIJNENBURG te Noordwijkerhout (1937).J. VOOYS te Rijnsburg (1936).R. VAN DEN ENDE te Voorschoten (1936).P. H. ROMEIJN te Warmond (1936).L. TONDU te Woubrugge (1937).

NAAMLIJSTvan donateurs, leden en begunstigers

op 20 Maart 1938 l).

Donateurs en Donatrices :

Prof. Mr. D. van Blom (1920).,,Clio”, Intercorporaal Dispuut (1934).W. K. Baron van Dedem (1935).Mr. A. C. van Eek, Delden (1936).Leidsch Studenten-Corps (1937).Ver. tot bev. v. h. Vreemdelingenverkeer (1929).X. te L. (1934).

Leden en begunstigers.

Sociëteit Amicitia, 1937.F. J. J. van Assen, 1936.G. van #den Wal1 Bake, 1935.Mr. A. van de Sande

Bakhuyzen, 1912.Mej. H. W. van de Sande

Bakhuyzen, 1937.W. E. Bangert, 1937.Prof. Dr. J. A. J. Barge, 1936.W. F. H. Baron, 1935.

H. van Batenburg, 1935.J. H. Becking, 1937.Jhr. Mr. M. A. Beeláerts van

Blokland, ‘s-Gravenhage,1 9 3 4 .

Jhr. P. R. Beelaerts vanBlokland, 1935.

Mevr. de Wed. Dr. A. Beets-Damste, 1907.

1) De jaartallen achter de namen geven den aanvang van het lid-maatschap aan.

25

J. H. Belgraver, Oegstgeest,1936.

Jhr. Mr. Dr. E. A. van Bere-steyn, ‘s-Gravenhage, 1936.

W. A. Bergers, 1937.Mej. D. H. L. van Beusekom,

‘s-Gravenhage, 1936.A. Bicker Caarten, 1935.W. F. van Biemen, 1938.R. Blaauw, 1937.A. M. ‘de Blauw, 1921.J. J. de Blecourl, 1937.Mej. Mr. M. E. Blok, 1932.H. W. Blöte, Voorburg, 1920.Mr. P. J. A. Boeles,

Amsterdam, 1934.Dr. M. P. Kingmla B’oltjes,

Rotter,dam, 1911.J. A. L. Bom, 1936.Ir. D. Boogend, 1933.J. W. Bosch, 1936.Jhr. L. H. N. F. M. Bosch

Rid’der van Rosenthal, 1934.Ir. A. G. Bosman, 1925.Dr. W. C. Braat, Oegstgeest,

1931.Mevr. F. J. Tfh. Braat-

Linzen, 1938.J. P. A. Brand, 1938.G. F. Brantsma, 1935.

C. M. Briët, 1933.Mr. P. E. Briët, 1909.Mr. P. E. E. Briët, ‘s-Graven-

hage, 1934.W. Briët, 1936,Prof. Dr. J. N. Baklhuizen

van den Brink, 1935.R. F. Brouwer, 1937.Mevrouw N. Brouwer-

Doornvelld, 1937.A. ,de Bruin, 1937.Mej. C. Bruins, Wassenaar,

1936.D. L. Btichli Fest, Oegstgeest

1937.Dr. H. E. Buiskool, 19837.A. W. L. van Haersma, Buma,

1936.Fa. Burgersdijk en

Niermans, 1907.W. F. van der Burgh, 1935.Bern. Buurman, 1934.Mej. A. Bijlevelld, 1937.Th. Th. M. H. Bijleveld, 1937.W. J. J. C. Bijleveld, (m,ede-

‘oprichter der Vereeniging).A. B. Bijnen, 1937.Prof. Dr. A. W. Bijvanck,

1927.H. van Calcar, 1937.

26

Mej. W. J. Cau, 1937.J. A. Charbon, 1937.W. van Rossum du Chattel,

Voorburg, 1916.P. Cleveringa, 1937.H. J. F. Qetgens van Waveren

Pancras, Clifford, 1936.Dames Coebergh, Oegst-

geest, 1927.J. A. F. Coebergh, 1933.A. E. Cohen, 1934.A. Cohen Tervaert, 1937.H. Colenbrander, 1936.P. J. Colla, 1937.B. Corts, 1931.W. C. ,de la Court Jr., 1937.Mej. D. A. H. Couvée, 1937.W. J. J. A. Couwenberg, 1937.H. T. Damsté, Oegstgeest,

1937.W. 0. Baron van Dedem,

1938.P. J. Dee, 1934.J. Dek, 1937.A. J. Dekker, 1936.J. H. Diephuis, 1937.Mej. E. P. Dietz, 1935.Mej. A. van Ditzhuyzen, 1937.W. H. Dollekamp, 1937.

C. P. J. Dommissie, Ka’twijk,1936.

J. A. A. Dool, Lisse, 1920.A. van Dorp, ‘s-Gravenhage,

1933.A. van Dorp, 1937.Dr. G. C, A. van Dorp,

Katwijk, 1927.J. C. van Dorp, 1937.H. C. Dresselhuys, Voorscho-

ten, 1933.Ir. G. L. Driessen, 1907.J. P. J. M. Driessen, 1936.L. Driessen, 1937.Mej. R. Driessen, Oegstgeest,

1937.F. Drucker, 1937.S. J. C. Dunlop, 1934.C. C. Dutilh, 1936.J. Dutilh, 1937.L. Duval, 1937.A. J. M. van Dijk, 1936.B. Dijkstra, 1937.J. C. van Eek, 1937.Mevr. de Wed. M. L. H.

Eer’dbeek-Ciaasen, Katwijk,1920.

H. Elfrink, 1937.R. van den Ende, Voor-

schoten, 1936.

27

P. Erd’man, 1937.A. P. A. Eskens, 1933.R. J. E. Esser, 1937.H. G. van Everdingen Jr.,

1936.J. B. Everwijn, 1936.Prof. Jhr. Mr. Dr. W. J. M.

van Eysinga, 1927.H. Filippo W.F.zn., 1927.H. A. van der Flier,

‘s-Gravenhage, 1935.A. A. W. Fransen van de

Putte, 1937.Mej. H. J. ,de Fremery,

‘s-Gravenhage, 1907.Mevr. H. L. W. Frentzen-

Zaalberg, 1925.J. G. Frielink, 1936.R. Froger, 1935.W. A. Frowein, 1937.Mr. Dr. N. G. Geelkerken,

1937.P. F. C. van Geer, 1936.W. J. Geertsema, 1937.Mr. E. J. Gelderman,

Oegstgeest, 1929.A. de Geus, 1936.Jonkvr. A. M. C. Gevaerts,

1936.J. Geytenbeek, 1937.

P. L. Gillissen, 1936.Prof. Dr. P. H. G. van Gilse,

1937.N. C. F. van Ginkel, 1938.Mej. G. Goekoop, 1938.Mevr. ‘de Wed. Dr. J. W. C.

Goethart-Damsté, 1937.D. de Graaf, 1937.Mevr. F. J. ,de Graaff-

Klijnstra, 1927.J. J. Groen, 1927.J. H. de Groot, Oegstgeest,

1937.Mr. F. D. L. Gunning, 1933.A. A. van Haaften, 1937.Mr. F. K. Reysenbach de

Haan, 1934.G. W. Haas, Allartsoog bij

Blakkeveen, 1933.B. van ‘der Haer, 1937.Mej. M. L. Halbertsma, 1936.C. F. Hanegraaff, Wasse-

naar, 1935.J. A. Hardeman, 1937.Mr. G. C. D. Baron van

Hardenbroek, Zwoller-kerspel, 1925.

Mej. A. B. Harders, 1937.M. J. P. D. Baron Van Ha-

rinxma thoe Sloaten, 1937.

28

D. Hartevelt H.Czn., Velp(G.), 1902.

W. H. den Hartigh, 1936.1. J. Havelaar, Heusden, 1935.Mr. 1. J. Havelaar Jzn., Rot-

terdam, 1935.Bert C. Helbers, Overschie,

1932.J. L. Heldring, 1937.J. W. Henny, Oegstgeest,

1936.Dames Herfst, 1936.P. Herfst, 1936.W. Herfst, 1936.J. Heringa, 1936.F. W. J. Henkensfeldt Jansen

1937.F. Heybroek, 1937.Mej. M. S. C. Heijman, 1935.J. J. van Hille, 1936.Mevr. J. H. Hoefakker-

Milikan, 1937.H. Hoeflake 1936.P. J. van Hoeken, 1931.Prof. Dr. J. van der Hoeve,

1920.Mej. S. van Holk, 1937.Dr. J. H. Holwer,da, Oegst-

geest, 1934.J. R. Hommes, 1936.

Mr. P. A. Pijnacker Hor,dijk,Oegstgeest, 1921.

Mr. W. Hugenholtz, 1937.Prof. Dr. J. Huizinga, 1917.Dr. F. W. T. Hunger, Voor-

schoten, 1937.Mevr. d’e Wed. 1. M. Snouck

Hurgronje, geb. Oort,Wasse’naar, 1908.

Jhr. W. J. Snouck Hurgronje,Amersfoort, 1936.

B. J. Huurman, 1938.Prof. Mr. H. A. Idema, 1934.Mr. P. J. Idenburg, 1936.Mr. W. van lterson, 1937.Mej. W. Jacometti, 1935.Mej. C. W. Jager, 1937.Mevrouw de Wed. Dr.

Murk Jansen, 1937.J. G. A. Janssen, 1937.P. Jasperse, 1934.H. J. Jesse, (melde-oprichter

,der Vereeniging).Jhr. E. W. de Jonge, 1937.M. E. de Jonge, 1936.G. J. Jongejans, 1936.J. de Jongh van Arkel, 1937.H. Jonker, 1936.J. Jonker, 1936.Dr. W. R. Juynboll, 1937.

29

Mej. E. van Kampen, 1937.Prof. Mr. J. van Kan, ‘s-Gra-

venhage, 1937.G. F. E. Kiers, 1927.J. H. C. Kern, 1937.Dr. R. A. Kern, 1934.

Mevr. de Wed. Dr. J. H. Kern-Salomons, i938.

P. F. Kiewiet de Jonge, 1937.C. Kiljan, 1937.Dispuut ,,Klikspaan”, 1937.Prof. Dr. G. C. Kloeke, 1937.J. Kloos, Noordwijk, Mede-J. Kloos, N,oordwijk, (mede-

oprichter lder Vereeniging).S. Klxop,per, 1937.Mej. M. Kobus, 1937.W. A. de Koe, 1936.Mr. N. Kolff, Scheveningen,

1934.B. de Koning, 1936.Koninklijke Bibliotheek,

‘s-Gravenhage, 1936.Mej. C. H. Kool, 1937.F. G. Kool, 1936.Mej. C. Korsse, 1907.A. de Koster, 1908.A. Krantz, 1927.B. F. Knantz, J.B.zn., Oegst-

geest, 1936.

Dr. L. P. Kraatz, Oegstgeest,1923.

C. Krediet, 1937.Jhr. F. G. L. 0. van Kretsch-

mar, 1937.Mevr. R. van Krimpen-den

Boesterd, 1936.H. A. Stenfort Kroese, 1937.H. E. Stenfert Kroese, 1908.Prof. Dr. N. J. Krom, 1935.Dr. J. E. Kroon, 1915.A. J. Kronenberg, 1936.Prof. Dir. W. A. Kuenen, 1937Mr. C. W. Kuyk, 1936.Ir. J. A. van der Laan, 1931.Mr. J. C. van Laer,

Amsterdam, 1933.Lakenhal, Commissie van ‘het

Stedelijk Museum de, 1937.C. L. M. Lambrechtsen, 1937.D. G. Landman, 1937.Mej. N. de Lange, 1935.L. C. Baron van Lawick, 1937.Dr. C. S. Lechner, 1907.D. C. van Leeuwen

Boomkamp, 1936.D. Lefe’ber, 1937.Gemeente-Archief, Leiden,

1936.Is. M. Leman, 1936.

30

Mej. M. C. A. J. van Lennep1936.

J. J. Roeters van Lennep, 1937Mej.Dr. J. H. van Lessen, 1936.Ir. P. C. Lindenbergh, 1937.J. Lindner, Voorschoten, 1934.Mr. J. J. van der Lip,

Kethel, 1923.Mej. C. van Loen, 1937.Jhr. R. C. L. <de Savornin

Lohman, 1937.J. P. S. Lucardie, 1936.R. van Luttervelt, 1936.C. D. A. Baron van Lijnden,

1935.J. Ph. Makkink, 1937.J. H. A. Manders, 1929.Jkvr. E. ,de Marees van Swin-

deren, 1937.G. van ‘der Mark, 1937.P. J. van der Mark, 1937.H.. M. Markusse, 1933.J. K. C. Matthijs, Katwijk 1938F. E. Meerburg, Katwijk,

1938.L. van Mens, 1937.A. Merens, 1937.C. F. van Mervennée, 1936.Prof. Mr. E. M. Meyers, 1936.Mej. T. T. Meyers, 1936.

P. J. Michels, 1937.Jhr. G. L. W. de Miljly, 1937.C. A. P. Minderhoud, 1937.H. J. H. F. Modderman, 1934.Monumentenzorg, Rijksbur.

v. d., ‘s-Gravenhage, 1935.J. P. Mulder, 1907.W. J. Borgerhoff Mulder,

1935.E. Muller, 1937.Prof. Dr. J. W. Muller, 1916.R. Muller, 1937.E. S. A. van Musschenbroek,

Wassenaar, 1936.Mej. M. L. Nederburgh, 1937.M. J. Nederlof, 1937.J. Neisingh, 1933.Prof. Dr. H. M. van Nes,

1913.F. H. Nieuwenhuizen Segaar,

1932.L. E. Nieuwenhuizen Segaar,

Wassenaar, 1937.W. M. E. Noach, 1938.Mej. D. ten Noever Bakker,

1937.Noordwijk, Gemeente, 1923.Mr. G. H. E. Nord Thomson,

1927.F. A. Nunnik, 1936.

3 1

C. J. M. van Oerle, 1937.G. F. van Oerle, 1937.Ir. H. A. van Oerle, 1935.B. Offringa, Hazerswoude,

1934.B. C. J. van Ommeren, 1937.J. W. van Ommering, Koude-

kerk aan den Rijn, 1937.Prof. Dr. J. H. Oort, 1937.Mej. G. M. van Oostrom

Meijes, 1938.Prof. Mr. J. C. van Oven,

1931.Mevr. de Wed. Mr. Dr.

J. C. Overvoorde-geb.Gor’don, Wassenaar.

J. van Wulfften Palthe, 1937.C. Pama, Voorburg, 1936.Jhr. H. F. van Panhuys, 1936.J. H. Pastoors, 1936.E. Pelinck, 1932.L. W. F. H. van Peski, 1937.S. M. S. Philipse, 1935.J. J. Planjer, 1927.6. C. Pluygers, 1936.Hugo van Poelgeest,

Leiderdorp, 1931.Mej. W. J. van de Pol, 1937.Mevr. H. C. van de Poll,

Oegsbgeest, 1937.

A. Le Poole, 1936.Mej. F. A. Le P,oole, 1929.Mevr. 0. A. Le Poole-geb. v.

Beek, Oegstgeest, 1911.G. J. ter Poorten, ‘s-Gra-

venhage, 1934.H. J. G. Postel, 1936.Prof. Mr. N. W. Posthumus,

Amsterdam, 1907.Mej. A. C. Prins, 1937.Jhr. J. A. de Ranitz, 1934.Jhr. C. C. van Rappard, 1936.E. J. H. Redelmeier, 1937.Mej. A. G. de Reede, 1936.M. H. de Reede, 1936.W. M. C. Regt, Alphen aan

den Rijn, 1907.G. A. Reimeringer, 1938.Reuvens, Openb. Leeszaal en

Blibliotheek, 1936.J. Reynvaan, 1937.Dr. J. Riemens, 1937.Mej. N. van Riessen, 1936.W. P. van Rhijn Jr., 1936.C. L. H. Rochat, ‘s-Graven-

hage, 1936.S. E. Hazelhoff Roelfzema,

1937.Jhr. C. C. Roëll, 1920.H. K. Roessingh, 1936.

32

E. W. Wichers Rollandet,Oegstgeest, 1927.

E . Rollema, Kou,dekerk aa’nden Rijn, 1937.

P. H. Romeyn, Warmond,1925.

Prof. Dr. Ph. S. van Ronkel,1919.

W. Roodeaburg, 1937.E. Roosegaarde Bisschop,

‘s-Gravenhage, 1936.F. G. Rosier, 1936.H. J. van Rossum, 1936.Mr. N. J. Rowaan, 1937.Mr. R. van Royen, 1938.R. H. Rutten, 1937.Mej. Dr. H. J. A. Ruys, 1937.Jhr. J. M. van Rijckevorsel,

1936.Mej. W. A. Rijken, 1937.Dr. A. A. van Rijnbach, 1936.Rijnland, Hoogheemraad-

schap van, 1936.Mej. M. F. Salomons, 1936.W. Samson, Alphen a. d. Rijn,

1925.Mej. H. C. van Santen, 1936.Mr. J. R. Schaafsma,

Eindhoven, 1933.P. J. van der Scheer, 1937.

fl. M. Scheurleer, 1937.H. N. Baron Schimmelpen-

ninck van ‘der Oye, Was-senaar, 1933.

w. A, A. J. Baron C+immel-penninck van der Oye,

Voorschoten, 1918.[. F. G. Schlingemann,

‘s-Gnavenhage, 1935.Mevr. J. Schots, 1933.H. A. Schouten, 1935.A. P. Schram de Jong,

Voorschoten, 1923.Mej. M. Schramm, 1937.Ir. J. Schreuders Jr., 1937.F. N. F. van ‘der Schrieck,

1937.A. Seret, 1937.B. W. N. Servatius, 1936.S. H. Sieper’da, 1937.W. de Sitter, 1936.L. A. AE. Sluyterman, 1937.L. W. Sluyterman van Loo,

1936.H. Baron de Smeth, 1935.F. H. Sobels, Oegstgeest,

1937.Mr. A. J. Sormani, 1935.Mevr. C. J. van Spall-

Ockhorst, 1936.

33

A. P. J. Spit, Scheveningen,1936.

N. Spijker, 1936.H. C. Stam, 1937.J. P. Stam, 1937.H. van Steennis, 1937.B. Stegeman, 1936.E. 0. Stein, 1937.Mr. J. A. van der Stok, 1936.Mevr. J. P. L. Stokhuysen-

de Jong, 1936.Jhr. G. J. Stoop, Alphen aan

den Rijn, 1921.A. C. J. Stork, 1934.A. Stuurman, Oegstgeest,

1936.W. J. P. Suringar,

Bilthoven, 1925.H. van Swaay, 1937.N. J. Swierstra, 1936.Jhr. D. A. W. van Tets, 1936.C. W. Tieleman, 1937.Mevr. M. E. Timmersmans-

van der Goes, Oegst-geest, 1934.

A. P. Tolk, Alphen aan denRijn, 1937.

F. A. des Tombe, 1936.A. M. Touw, Gorssel CG.)

1936.

Dr. J. F. Touw, 1938.Mr. F. J. J. Trapman, 1937.A. D. Vas Nunes, 1936.H. P. Veldhuyzen, 1925.P. A. W. M. Verbeek, 1936.L. Verkoren, 1936.P. Ver Loren van Themaat,

1935.J. Th. V’ermeulen, 1937.Mevr. Dr. P. Vermeulen,

Oegstgeest, 1927.Mej. 1. M. Versluys, 1936.Mej. A. J. Versprille, 1929.Virtus Concordia Fides, 1934.R. Visser, 1937.H. Vles, 1936.Mej. M. van de Vlugt, 1937.Mevr. Mr. W. v. d. Vlugt-

Rauwenhoff, 1907.Prof. Dr. J. Ph. Vogel, 1915.E. Th. M. Baron van Voorst

tot Voorst, 1935.Mr. M. B. Vos, 1937.A. M. ‘de Vries, ‘s-Graven-

hage, 1936.Mej. F. W. J. ‘de Vries, 1936.Prof. Dr. J. ,de Vries, 1931.Mevr. S. C. de Vries-de Vries,

Oegstgeest, 1938.A. A. Vriesendorp, 1936.

34

Vereen. voor VrouwelijkeStudenten, 1936.

Mej. C. Vygh, ‘s-Gravenhage,1937.

H. van de Waai, 1935.J. N. Wassenaar, 1936.G. H. Wegerif, 1936.F. A. Wempe Jr., 1936.Mr. H. 1. J. van Wensen, 1937.Mej. A. M. Weydung, 1920.G. P. E. Weijer, 1936.L. Wichers, 1937.Jhr. P. H. J. Wichers, 1935.R. de Wilde F.Gzn., 1920.J. P. W. Willeumier, 1936.

N. van Wingen, W,armon,d,1937.

P. A. Wisse, 1937.Mr. G. H. Wissenburgh, 1938.N. J. Woensdrecht, 1934.Tj. A. Wouters, 1936.H. P. H. Würtz, 1937.Prof. Dr. N. van Wijk, 1936.W. F. Verhey van Wijk, 1913.Mr. L. J. F. Wysenbeek,

Schiebroek, 1935.J. H. Wijsman, 1936.J. van der Zan’den, 1935.W. Zondervan, 1937.C. J. Zilverschoon, 1937.Mej. J. M. J. Zwarts, 1936.

KORTE KRONIEK

VAN

LEIDEN EN RIJNLAND.

4 Jan.

7 9,

12 ,,

16 n

17 n

19 n

26 n

KORTE KRONIEK.1937.

Juliana-eik door den burgemeester in denLeidschen Hout geplant.

Prof. Dr. J. Huizinga treedt op als getuigebij het huwebjk van Prinses Juliana metPrins Bernhard.

Gouden jubileum van de Nieuwe Ned. Herv.Kerk te Katwijk a. Zee.

Mej. A. E. Grol1 overleden.

Ds. Ph. Peter, predikant te Rijnsburg, op53-jarigen leeftijd overleden.

Benoemd tot notaris in de plaats van denheer A. J. C. van der Heiden, de heerC. J. F. Dolk, notaris te Berlicum.

De heer J. M. Vos, secretaris der Vereeni-ging, afd. Leiden, ,Tot Steun” op 74-jarigen leeftijd overleden.

De heer Aug. L. Reimeringer, oud Wet-houder, te Wassenaar overleden.

2 Febr. Afscheid van Ds. W. Bouwman als predikantvan de Geref. Kerk.

3 Febr. Het huis Rapenburg 61, eertijds bewoonddoor wijlen Prof. Dr. C. Snouck Hurgronje,aangekocht als zetel van het OosterschInstituut door het Universiteitsfonds.

37

6 Febr. De heer W. G. Weijers, inspecteur van

8 n

12 >I

1 5 74

16 n

25 n

27 It

4 Mrt.

8 ,,

politie le klasse, chef der recherche,benoemd tot hoofdinspecteur als opvol-ger van den heer A. P. A. Eskens.

362ste Dies Natalis der Leidsche Universi-teit. Rede van den rector-magnificus Prof.Dr. J. van der Hoeve.

Prof. Dr. S. G. de Vries overleden.Herdenking in de Leidsche Universiteit van

den 300sten geboortedag van den be-roemden natuurkundige Jan Swammer-dam door Dr. A. Schierbeek, te ‘s-Graven-hage.

De oude waterpomp te Zevenhoven maaktplaats voor waterleiding.

Prof. Dr. Albert Verwey te Amsterdam ge-huldigd voor zijn uitgave: Vondel in eendeel.

Prof. Dr. J. Ph. Vogel benoemd tot eerelidvan de Royal Asiatic Society te Londen.

Prof. Dr. J. Huizinga ontvangt het eere-doctoraat in de faculteit der Letterenen Wijsbegeerte van de Universiteit teOxford.

Dr. H. J. M. Boonacker, 50 jaar geleden,tot arts bevorderd.

De heer J. Smit te Alphen herdenkt zijn50-jarigen dienst bij de N.V. voorheenFirma Van Rijn en Kloot, afdaar.

8 Mrt,

9 I)

11 Yl

12 n

I5 Tl

16 n

38

Prof. Dr. Albert Verwey overleden.

De heer L. W. Tappenbeck, stichter en oud-Directeur van het hotel ,,Huis ter Duin”te Noordwijk, overleden te Ukkel, België.

De bestrijding van de rattenplaag te War-mond, inzonderheid op en om de Kaag,onder leiding van den Prov. Waterstaat,op groote schaal begonnen.

Inaugurele rede van Prof. Dr. C. W. Lun-singh Scheurleer als bijzonder hoogleeraarin de Grieksche archaeologie.

De Bankassociatie gaat op in de Incassobank.

Gouden jubileum van den heer C. J. v. d.Maal als meesterknecht bij de Fa. Oost-hoek en Zn. te Alphen.

De beide potvisschen, aangespoeld bij Ter-neuzen en Breskens, geplaatst in hetRijksmuseum van Natuurlijke Historie teLeiden.

Ingebruikneming van de Regentenkamer vanhet Brouckhovenhof tot bestuurskamerder Vereeniging Oud-Leiden.

Door het Leidsche Universiteitsfonds isopgericht een stichting tot bevorderingder universitaire opleiding van candidaat-notarissen en belastingambtenaren.

De heer A. H. J. Lohman tot notaris be-noemd ter standplaats Oude Wetering.

39

22 Mrt. Gouden jubileum van den heer J. P. deGroot als letterzetter bij de fa. N. Samsomte Alphen.

Dr. M. Key geinstalleerd als Lid van denGemeenteraad.

Overlijden van den heer G. F. Hemerik,bekend bloemkweeker, 82 jaar oud.

25 n Oprichting te Leiden van een afdeelingvande Ned. Ver. voor Luchtbescherming.

28 »

31 »

De heer H. J. van der Reep 50 j. in dienstbij de N.V. H. de Graaf en Zonen te Lisse.

90e verjaardag van oud-notaris J. A. vanHamel.

5 April Prof. Dr. W. Brede Kristensen treedt afals hoogleeraar in de geschiedenis vande godsdiensten en de phaenomenlogievan den godsdienst.

6 >i Overlijden van den heer A. W. Frentzen.

8 n Oprichting van de Centrale Werplaats voorjeugdige werkloozen.

12 n Installatie van het comité voor de aanbiedingvan een Carillon voor het nieuwe Stad-huis door de Leidsche burgerij.

13 >I 350-jarig bestaan van den Hortus Botanicus.

15 » Opening van het nieuwe Raadhuis te Nieuw-veen.

16 7, Officieele opening van het Arboretum teBoskoop.

40

17 April Gouden ambts-jubileum van Ds. C. Hart-

18 n

26 f>

1 Mei

wigsen, Hervormd predikant te Leiden.

Blijde inkomst van Pastoor W. P. Warmen-hoven te Voorhout.

Bevestiging en intrede van Ds. G. Ph.Scheers, als predikant der HervormdeGemeente te Alphen.

Installatie van het comite voor de “MeerWerk-Actie”.

De heer N. C. F. van Ginkel benoemd totofficier in de orde van Oranje Nassau.

Gouden jubileum van den heer W. C.van Geen als smid bij den heer F. H.Jiingeling te Bodegraven.

Begrafenis van den heer L. L. Onderwater,te Lisse, overleden 30 April.

Zestig-jarig jubileum van den heer C. Spaar-garen, bij de firma Gebr. Blokhuis te Lisse.

Openstelling van het rijwielpad door deduinen van Rijksdorp naar den Wasse-naarschen Slag.

Begrafenis van den heer A. Pannevisscheepsbouwer te Alphen.

intrede van den heer C. A. van Harte,cand. tot den H.D., als predikant der Ned.Hervormde Gemeente te Zevenhoven.

Plechtige inwijding van het vernieuwdeorgel in het Groene Kerkje te Oegstgeest.

1 0 Mei

12 n

14 »

15 n

19 n

25 n

26 n

29 t4

29 #

4 Juni

4 1

Het François Houttijnhofje aan de Hooi-gracht bestaat 200 jaar.

Overlijden van den heer H. Cornet Sr.

Toegelaten als privaat-docent in de facul-teit der rechtgeleerdheid a. d. Rijksuni-versiteit alhier om onderwijs te gevenin het notariaat, de heer J. C. H. Melis,candidaat-notaris te Breda.

9 conductrices bij de N.Z.H.T.M. aange-nomen.

Overste H. D. Buurman als commandantvan het 4de R.I. geinstalleerd.

Feestelijke ontvangst ‘;an den Burgemeestervan Lisse, S. F. A. C. M. baron vanWijnbergen en zijne echtgenoote geb.Jonkvrouwe J. C. P. Miechiels van Kes-senich bij hun vestiging in die Gemeente.

Gouden doctoraat van Prof. Dr. L. Knappert.

Overdracht te Koudekerk van den kerktoren,tot nog toe gemeenschappelijk bezit, aande kerkvoogdij der Ned. Herv. Kerk.

Te Alphen wordt het Boschpark officieelgeopend.

Dr. Th. W. van Lidth de Jeude overleden.

Te Alphen wordt een begin gemaakt metde afbraak der spoorlijn Alphen-Haarlemmermeer.

42

5 Juni

11 n

12 u

‘4 n

15 n

16 n

17 n

18 n

19 *

Het Oostersch Instituut alhier heeft vanden heer Said Ruete te Londen ten ge-schenke ontvangen zijne bibliotheek, be-trekking hebbende op Zanzibar en Omanals blijvende herinnering aan zijne moeder,dochter van den vorst van Zanzibar enals hulde aan de nagedachtenis van Prof.Dr. C. Snouck Hurgronje.

De verbouwing der Universiteit is opgedra-gen aan L. van der Hoek en Zonen% Aan-nemersbedrijf te Brielle voor f 88000.-.

ingebruikneming van de gerestaureerdeconsistoriekamer der Pieterskerk en vande brandvrije archiefkluis.

Dr. J. J. Andreae, oud-directeur der Gem.H.B.S. alhier, op 88 jarigen leeftijd teHaarlem overleden.

De 122ste Waalsche reunie wordt te Leidengehouden.

De Maatschappij der Nederlandsche Letter-kunde houdt haar jaarvergadering alhier.

Overlijden van den Heer W. de Rooy, Oud-Commies ter Gem. Secretarie.

Het Huis ter Duin te Noordwijk aan Zeebestaat 50 jaar.

De Politie-brandweer wordt officieel indienst gesteld.

Onthulling van een gedenkteeken voorH.M. de Koningin-Moeder, te Wassenaar.

43

20 luni

22 n

26 ,,

27 n

23 8

30 n

1 Juli

3 PI

6 n

7 n

Bevestiging en intrede van Ds. N. Warner,als predikant te Ter Aar.

Installatie van Jhr. Dr. 0. F. A. H. van Nispentot Pannerden tot burgemeester vanHillegom.Ds. H. Thomas, predikant der Geref.Kerk, overleden.

Dr. W. H. Rassers met ingang van 1 Julibevorderd tot directeur van het Rijks-Museum van Volkenkunde.

A. Eradus, oud oberkellner van de Stads-gehoorzaal, overleden.

Overleden te Katwijk aan Zee de heerDirk Parlevliet, reeder en handelaar.

In Sassenheim wordt de 6000ste inwoonstergeboren.

In de Pieterskerk wordt een Gemeente-avond gehouden ten einde meerdere be-kendheid te geven aan den nood der Ned.Herv. Gemeente.

Overlijden van Prof. Dr. P. N. van Kampen,oud-hoogleeraar in de dierkunde.

Te Voorschoten wordt het Wilhelminaparkplechtig geopend.

Eerste steenlegging door den burgemeestervan Zevenhoven van den toren aan deNed. Herv. Kerk.

50-jarig jubileum van Jan van Kan, teNoordwijk, bij de Noord- en Zuid-Holland-sche Reddings Maatschappij.

10 Juli

15 n

17 >t

18 n

1 5 Aug.

18 ti

20 s

21 >,

44

In het gebouw van het Kon. Militair Inva-lidenhuis wordt de N.V. InternationaleHandel Mij ,,Imenexco” gevestigd.

Het buitengoed “Groot Haesebroek”, tete Wassenaar, wordt aangekocht doorden heer D. Wolf, directeur van hetBevrachtingskantoor te Rotterdam.

Prof. Dr. J. A. J. Barge wordt tot eersteKamerlid benoemd.

Overlijden van den Heer T. F. Vlieland,gedurende 55 jaar bestuurslid van deafd.Oegstgeest en omstreken van de Alg.Ver. voor Bloembollen Cultuur.

Het nieuwe orgel in de Ned. Herv. Kerkte Koudekerk in gebruik genomen.

Overlijden van den heer 0. C. van Hemessen,oud-veldwachter te Woubrugge en oud-heidkundige.

Nieuw orgel in de Ned. Herv. Kerk in deKaag ingewijd.

De heer H. W. Riibenkamp, kerkmeesterv. d. Parochie v. d. H. Willebrordus enoud-wethouder te Oegsgeest, overleden.

Mevrouw A. M. Ritschie-Kruimel te Hille-gom viert haar lOOsten verjaardag.

De vernieuwde Rijnbrug te Leiden voorhet verkeer opengesteld.

45

22 Aug. Overlijden van Dr. H. G. A. Obreen, mede-oprichter en eerste secretaris van Oud-Leiden, te Diest, Belg@.

36 >I

31 n

3 Sept.

7 n

11 n

De ruim 200 jaar oude Luizenmarkt-molen(wip-watermolen) bij Voorhout gesloopt.

Bij Kon. Besluit zijn benoemd tot ridderin de Orde van Oranje-Nassau: PastoorTh. M. Beukers, voorzitter van het ge-sticht de Voorzienigheid, alhier; tot offi-cier in de Orde van Oranje Nassau: Mr.Dr. C. E. van Stryen, gemeente-secretarisen A. W. Kamp, inspecteur der directebelastingen ; tot ridder in de Orde vanden Nederlandschen Leeuw: Prof. Mr.A. S. de Blecourt, hoogleeraar aan deRijks-Universiteit.

De nieuwe Haagbrug over het Rijn- enSchiekanaal voor het voetgangersverkeeropengesteld.

Afscheid van den Heer A. Verheul alsBurgemeester van Benthuizen.

Prof. Mr. R. Kranenburg tot eere-doctorvan de Universiteit te Gent benoemd.

Het nieuwe orgel in de Ned. Herv. Kerkte Oude Wetering ingewijd.

De heer P. Stapel, Oud-Commissaris vanPolitie, op 66-jarigen leeftijd te Oegstgeestoverleden.

16 Sept.

17 n

20 n

23 n

27 n

29 n

2 Oct .

3 Tl

9 m

46

De heer J. L. H. van Haselen neemt af-scheid als Directeur der Chr. H.B.S. teAlphen.Installatie van den nieuwen directeur A.J. Scherpbier.

De Statenvertaling in de Pieterskerk her-dacht .

Rectoraats overdracht door Prof. Dr. J. vander Hoeve aan Prof. Dr. J. A. J. Barge.

Op initatief van de Ver. Oud-Leiden wordteen commissie geinstalleerd tot het her-stel van het Gravensteen.

De heer D. Westettdorff, onderwijzer aande Eerste Leidsche Schoolvereeniging envoorganger van de Apostolische Gemeente,alhier, overleden.

Plechtige inwijding van de gerestaureerdeNed. Herv. Kerk te Koudekerk.

Herdenking van Leidens Ontzet; optocht,,Grieksche Mythen en Sagen”.

Afscheid van pastoor G. A. Snit van deOud-Katholieke Gemeente, alhier, in ver-band met zijn benoeming te Amersfoort.

Belangrijke schenking bestaande uit hand-schriften en brieven door de Weduwevan Prof. Dr. S. G. de Vries aan deMaatschappij der Nederlandsche Letter-kunde.

9 Oct.

10 I)

14 n

15 n

20 n

21 1,

28 m

29 ll

31 *

1 Nov.

47

De nieuwe brug over het Aarkanaal aande Gouwsluis te Alphen voor het verkeeropen gesteld.

Intrede van pastoor W. Gal, benoemd bijde Oud-Katholieke Gemeente alhier.

Afscheid van den heer J. Baak Jzn. alsinspecteur bij het L.O.

De heer W. H. v. d. Kaay 50 jaar bediendeop de Societeit Amicitia.

Prof. Dr. L. Knappert treedt af als voor-zitter van Oud-Leiden en als voorzittervan de commissie voor redactie van hetjaarboekje.

Dr. W. J. Lütjeherms, hoofdassistent aanhet Rijksherbarium, benoemd tot hoog-leeraar in de plantkunde te Bloemfontein.

Opening van het strafrechtelijk seminariumdoor Prof. Mr. J. van Bemmelen, gestichtdoor Mr. H. A. E. Modderman.

Herdenking van het 300-jarig klinisch onder-wijs te Leiden in de aula van het Boer-haave kwartier met een rede van denRector magn. Prof. Dr. J. A. J. Barge enbezoek aan het Caeciliagasthuis met deBoerhaave zalen.

Overleden Ds. C. Hartwigsen, emeritus predi-kant van de Ned. Herv. Kerk, oud 73 jaar.

Gouden jubileum van den heer M. de Grauwte Aiphen als typograaf bij de firmaSamsom aldaar.

48

1 Nov. Overleden in het rusthuis aan de HooigrachtMevr. M. van der Hoeven geb. Fraai,oud 79 jaar, die meer dan 50 jaar hetberoep van verloskundige te Leiden uit-oefende.

4 n Opening van de Leidsche overdekte zwem-inrichting aan de Haarlemmerstraat.

Vondelherdenking door opvoering in deSchouwburg van Adam in ballingschap.

Oud-Notaris J. A. van Hamel te ‘s-Graven-hage overleden.

5 SI Bezoek van Minister Romme aan Leidenter bezichtiging van Woningbouw doorjeugdige werkloozen.

10 n

35-jarig bestaan der Vereeniging Oud-Leiden.

Aan Prof. van Wijk den gouden lauwertakals eereteeken der Poolsche Academieverleend.

12 * Eerste steenlegging van door jeugdige werk-loozen te bouwen woningen aan deDozystraat.

19 n Inaugureele rede van Prof. Dr. M. David alsbijzonder hoogleeraar in de Babylonische,Assyrische en Israëlietische rechtsge-schiedenis.

De afbouw van het Stadhuis aanbesteed.Gouden jubileum van den heer Cadée te

Alphen in dienst van de Martha Stichting.

19 Nov.

20 *

22 n

28 n

29 B

30 n

3 Dec.

8 1,

49

Prof. Dr. W. H. Keesom herdenkt in zijncollege den 100en geboortedag van Prof.van der Waals Sr. te Leiden op 23Nov.1837.

De Mnemosyne-dag 1937 in het grootauditorium der Universiteit gehouden.

Benoemd tot directeur van de Lakenhalmet ingang 1 jan. 1938 de heer E. Pelinck,te Amsterdam, nadat aan den heer A. Coertals zoodanig eervol ontslag was verleend.

Bevestiging en intrede van Ds. K. H. Kroonte Noordwijk aan Zee en Leiden.

In den ouderdom van 60 jaar overledende heer W. Wiethoff, Voorzitter van hetcollege van diakenen der Nederd. Herv.Gemeente te Leiden.

Officieele opening van het Rijksmuseum vanVolkenkunde in tegenwoordigheid vanden minister van Onderwijs, Kunsten enWetenschappen.

Inaugureele rede van Prof. Dr. H. Kraemerals hoogleeraar in de algemeene ge-schiedenis en de phaenomenologie vanden godsdienst.

Prof. Dr. K. Martin hield voor 60 jaar zijnintrede als hoogleeraar in de seologieen mineralogie.

50

8 Dec.

9 n

13 n

15 n

21 »

24 I,

26 ,,

29 n

30 ,,

Met ingang van 1 Mrt 1938 benoemd totInspecteur van het Lager Onderwijs, deheer B. v. Julsingha thans te Heerenveen.

Gouden jubileum van de drukkerij Batteljeeen Terpstra aan den Ouden Rijn.

Aan den heer Dr. Mr. J. W. Verburgt metingang van 1 Jan. 1938 eervol ontslagverleend als Gemeente-archivaris.

Overleden te Gorssel Dr. D. A. H. van Eekoud conrector van het Gymnasium.

Overleden te Wassenaar Jhr. Mr. Dr. N.C.de Gijselaar, oud-burgemeester en oud-president-curator der Universiteit.

Overleden Dr. A. Beets oud-hoofdredacteurvan het Woordenboek der Nederl. Taal.

Afscheid Ds. C. de Meijere als EvangelischLutersch predikant te Leiden.

Overleden te Noordwijk a. Zee Jan van Kan,bekend ,,Menschenredder”.

Afscheid van den heer A. Coert als directeurvan de Lakenhal.

IN MEMORIAM

ANNA ELISABET,H GROLL.

1856-1937.

Werd 14 September 1856 te Batavia geboren, waarhaar vader (oud-zeeofficier) ingenieur der Gouver-nemen& Telegrafen was. Deze keerde in 1859 metzijn gezin weer naar het vaderland terug en zookwam ook zijn dochter Anna Grol1 in 1866 in Leiden,toen haar ouders zich daar metterwoon vestigden.

Haar vader was toen 1i.d van ‘den Raad van Beheerder Ned. Irrd. Spoorweg Maatschappij.

Zijn *dochter Anna vonld, zooals toen veel gebrui-kelijk voor meisjes uit ‘haar kring, haar opleiding opde kostschool. Die inrichtingen voor middelbaar enhooger onderwijs, waren in ,dien itijd alleen maarvoor jongens en niet voor (meisjes. Men besc,houwdehet huishouden en het huwelijk de aangewezen, zooniet de uitsluitende ‘bestemming van de jonge vrouwen ook het onderricht op de mIeisjes-kostscholen be-paalde zich hoof,dzakelijk tot ,hetgeen ‘de aanstaandehuisvrouw :het meeste van nwt kon zijn in het leven.

Daardoor was ,het voor Anna Grol1 ook stellig niethet ,meest gezochte onderlwijs, want voor het huis-houden voelde zij, na het verlaten der school, nietheel veel en misschien voor het huwelijk nog minder;aanzoeken daartoe, werden althans siteeds energiekafgewezen.

53

Maar een meisje, ‘dat het pad, zooals de traditiedat nu eenmaal had aangewezen, niet wenschte tevolgen, maakte het zich - in dien tijd vooral - nietgemakkelijk, om een weg d,oor het lmeven te vinden, d,ie4enslotte tot ,bevrediging of ,beter nog tot voldoeninglei,dde, hetgeen ieder mensoh toch altijd van het levenzal blijven verlangen en zeker een zoo energieke enbegaafde natuur als Anna Groll.

Haar vader heeft de geestes gestel,dheid van zijndochter blijkbaar :heel <goed [begrepen; hij voel,deblijkbaar <dat zij ernstig werk verlangde en dat zijook in staat was het te presteeren. Zelf bracht deaar,d van zijn werkkring ;hem ‘geregeld in contact metallerlei aut,oriteiten en financieele instellingen, wattalrijke conferenties no0,di.g maakte. Daarin betrokhij Itoen zijn ‘dochter, om gaandeweg zooveel moge-lijk aan haar over te laten, toen hem bleek, dat zijvoor deze werkzaamjheden volkomen berekend wasen het werk haar voldoening gaf.

Maar met ,den dood van haar valder in 1885 vervieldat werk. Zij zocht toen verstrooiing in reizen; maak-te zelfs een reis naar Ned. Indië; maar tenslotte werdtoch de #drang naar gezetten arbei,d te sterk, wat haardee’d besluiten voor boekhouden en handelsweten-schap te gaan studeeren en zoo legde zij, na dendaa.rvoor gestelden tijd, ,met uitstekend gevolg teAmsterdam de examens af van het Ned. Instituutvoor accountants.

Zij werd penningmeesteresse van het genootschapMathesis, waarvan prof. van Bemmelen toen de voor-zitter wras en welk penningmeesterschap zij 16 jaar

54

lang heeft waargenomen. Dat was ook ,de Itijd jdat zijin aanraking kwam met Dr. Murk Jansen, den laterzoo lbekenden orthopaedist, wiens ad,ministnatie zijverzorgde om zich later ook te belasten smet ‘de ver-taling van zijn wetenschappelijke pulblicaties. Hier-door groeide als van zelf !haar ibelangstelling voorde onthopaedie en voor het werk van Dr. Jansen entenslotte rijpte, als vrucht van <de samenwerking dezerbeide begaafde en ondernemende menschen, het planom iets tot stand te ‘brengen, dat van blijvend nutzou kunnen zijn voor de misvorm’den. Zoo werd in1919 .door hen ‘de vereeniging voor misvormden op-gericht, waarvan Dr. Murk Jansen voorzitter en zijsecretaresse-penningmeesteresse werd. Van haarhand verscheen toen ook een artikel in het tijdschriftvoor Armwezen, maatschappelijke hulp en kinderbe-scherming, getiteld: ,,Gegevens betreffende het aan-tal misvorm’dSen in Nederland”, welk artikel eentreffend beel’d gaf van het .ontstehend aantal ‘mis-vormden in Nederland en waarin verwerkt waren degegevens uit ,niet mintder da,n 44822 kaarten dervolkstelling op 31 Dec. 1920. De stichting van devereeniging voor misvonmden was echter geen eind-doel, doch eersder een ,middel ,om te geraken tot ‘denbouw van een kliniek voor ort#hopaedie, wat ,na hetoverwinnen van groote moeilijkheden en veel tegen-werking, ten slotte ,gelukte. Al,s erkenmng van halaraandeel in het slagen ,draagt de kliniek haar naam.Op 26 Ju’li 1928 l,egde zij ‘den eersten steen en op11 November het jaar daarop, vond de openingplaats.

55

Op 14 September 1936 ter gelegenheid van haar80sten verjaardag werden haar verdiensten ook ‘doorde regeering erkend en overhandigde de burgemees-ter haar het ridderkruis der Oranje-Nassau-orde.

Op 20 Januari 1937 werd zij aan ,de Groenesteegonder ,groote belangstmelling ter aarde #besteld.

Met haar ‘daalde ten grave een vrouw met bijzon-dere gaven, <die door haar werken velen aan zich‘heeft verplicht. Tij’dens het leven van Dr. Murk Jan-sen en ook ‘daarna verzorgde zij jde administratie derkliniek en het huishou,delijke Idee1 en zij deed helt meteen zorg en een stiptheid, die de bewondering af-dwong van allen (die haar van natbij gadesloegen.

De kliniek <draagt haar naam en daar binnen hangt,door kunstenaarshand geschilderd, ‘haar goed gelij-kend portret; beide zullen zij, naar wij hopen, deherinnering aan Anna Grol& nog lang bewaren. Welheel vergankelijk, doch van vorm en kleur treffendernog, prijkt ook haar beeld in ,de hiarten van hen diehaar van nabij hebben gekend.

A. G. BOSMAN.

A. L. REIMERINGER

1860-1937

In ‘het afgeloopen jaar ,heeft de burgerij te betreu-ren *hhet overlij’den van den heer August Leonard Rei-meringer op 26 Januari 1937 te Wassenaar, tot voorweinige jaren nog ingezetene ‘van onze gemeente.

De heer Reiimeringer was te Lei,den geboren op 12November 1860 en nà zijne ,opleiding te hebben ge-noten aan de Htandelsschool te Amsterdam, werd hijin 1880 geplaatst op het kantoor van zijn vader denheer George Anthony Reimeringer, dat te Leiden wasgevestigd onder de firma A. L. Reimeringer & Zonen,Commissionairs in Effecten en Assurantiën, welkewas opgericht op 1 Januari 1838 en steeds van vaderop zoon werd beheerd.

De heer A. L. Reimjermger werd’ in 1891 als lidvan ‘de firm(a opgenomen en ‘dreef de zaken na over-lijden van zijn vader eerst alleen, totdat in Septem-ber 1919 diens zoon als firmant in de zaken der Ven-nootschap werd opgenomen.

Het kantoor der firma werd in 1893 overgebrachtnaar het huis Rapenburg 106, welk parrd in 1903 nogwerd uitgebreid door aankoop van het huis R.a$pen-burg 108.

De zaken werden door de beide heeren Rcimerin-ger (vader en zoon) ge’durende ruim dertien jaren

57

voortgezet, zulks tot gr’oote tevredenheid van de velecliënten, ‘die aan ,het kantoor waren verbonden envan wie de firmanten het volle vertrouwen genoten.In Januari 1932 besloot ,de firma hare zaken te liqui-deeren, welke firma met dien aanvang van dit jaar,juist een eeuw zou hebben bestaan.

De beer A. L. Reimeringer :bracht zijn vijf laatstelevensjaren door te Wassenaar, achtereenvolgens inJo:hanna Hoeve ‘en het Wavopark.

Doch niet slechts aan (de zaken ‘der firma wijddede overledene zijn volle aandacht, ook ,daar waar menzijn hulp of steun vroeg, was hij daartoe altijd bereid.

Duidelijk wordt ,dit aangetoond ‘door een opgaafvan diverse betrekkingen ,door d,en oveiledene be-kleed.

In ‘de jaren 1905 tot 1919 werd .hij geroepen omzitting te nemen in ‘den Raad dezer gemeente, waarhij candi,daat was gesteld door de liberale staats-partij de Vrijheidsbond. In September 1923 keerde hijin den Raa,d terug en werd toen als wethouder ge-kozen, welke functie hij tot 1931 bekleedde, toen hijgeen candi4datuur voor ,het raadslidmaatschap m,eerwenscht,e t,e aanvaar.den.

Als wethouder was hem opgednagen de behande-ling der zaken betreffende ‘den burgerlijken stand,het toezicht op ‘de gestichten en ,diverse an,dere ge-meentelijke instellingen, terwijl bij afwezigheid vanden Burgemeester hij al,s ,diens plaatsvervangeroptrad.

De overledene was voorts lid ,en voorzitter van deVereeniging voor den effectenharrdel alhier; adviseur

58

bij het N.V. Landbouw Crediet; gedurende 40 jaarregent van ‘het Evangehsch Luthersche Wees- enOudemannenhuis, diaken van d,e Luthersche Kerk,Commissaris en gedurende eenige jaren Voorzittervan de Leidsche Spaarbank, van 1880 af penning-meester van ‘het bestuur van de Leidsche Bouwver-eeniging, Voorzitter van de Commissie van Toezichto,p ‘het Mid,delbaar onderwijs, eenige jaren Voorzittervan de Societeit Amicitia, gedurende tal van jarenVoorzitter van ‘de Loge La Vertu, bestuursli’d ‘van deVereeniging Oud-Leiden, ‘en jarenlang penningmees-ter van ‘de Vereeniging tot bestrijding ,der T.B.C.

De overledente werd voor tal van functiën aange-zocht om zijn ,hulp en steun te verleenen, waar toehij zich ten allen tijdte bereild verklaarde, voor degemeente Leiden was hij een verdienstelijk burger,bij een ieder gezien, ‘dat hij in vrede ruste!

L.B. 15 Januari 1938. A. D. V.

Prof. Dr. S. G. DE VRIES

1861-1937

Scato Gocko ‘de Vries werd den lôden Juni 1861te Leiden geboren. Hij ging op de lagere school vanJapikse aan de Aalmarkt, op het oude gymrrasiumaan de Lokhorststraat onder rector Suringar; hijstutdeerde aan de Leildsche Lbriversiteit, waar hij 10October 1885 promoveerde tot doctor in de klassiekeletteren. Hij heeft zijn geheele leven in Leiden ge-woond, hij is te Leiden overleden o,p 8 Februari 1937.Hij werld geboren in ,het huis Rapen’burg no. 70, naastde bi’bliotheek, dat bij ‘de laatste uitbr,eiding vande bilbliotheek is afgebroken; hij is gestorven in hethuis Rapenburg no. 38, waar hij de laatste 15 jaargewoorrd heeft.

Hij heeft, als zijn vader Prof. M. de Vries, geleefdvoor lde Leildsche Universiteit, als strrdent, als con-servator der handschriften, later Directeur der Uni-versiteits-Bi’bliotheek, later tevens als buitengewoonhoogleeraar in de Handschriftenkunde.

Van zijn prille jeugd ken’de hij het leven aan deUniversiteit. In het huis van zijn ou,ders ontmoettehij Fruin, Cob’et, Buys, Schalten, Kuenen en Acquoy;Lorentz, Kamerlingh Onnes, Snouck Hurgronje, wa-ren zijn tijdgenooten. Hoe interessant kon hij overdeze grooten vertellen.

Opgegroeid in een sfeer van verfijnde humlanisti-

60

sche beschaving, begaaf,d met een fijnen, sc,hran.derengeest, heeft ook hij veel ,bijgedragen om ‘de roem vande Universiteit te verhoogen (zie het levensberichtin het Jaarboek van de Maatschappij d,er Nederland-sche Letterkunde 1936-1937 van de hand van zijnvriend ;Dr. D. C. Wesseling).

Maar ‘hij was geen geleerde, die b’uiten het gewoneleven st0n.d. Hij sloot zich niet op in de Bibliothe,ek.Er stak in ‘hem ook een zakenman, met zeer nuchte-ren kijk op ,menschen, welke eigenschap ,hem ook alsbibliothecaris goed tle stade kwam. Maar daarbij on-kreukbaar eerlijk, pijnlijk correct om zelfs den schijnvan het zoeken van eigen voordeel te vermijden.

Echt Leidcch burger, medelevend in alles wat destad aanging, met ,de burgerij in haar zaken en inh#aar genoegens.

Meer dan veertig jaar was hij li,d van de SociëteitAmicitia, hij kende alle notabele Leisdeaaren. Hij wascurator (1897-1919), later President-curator (1914-1919) van het Gymnasium.

Van 1903 tot 1927 was hij Commissaris van deLeidsche Broodfabriek, toen een typisch Leidscheinstelling tusschen 1860 en 1870 door eenige Leid-sche notabelen opgericht ‘om aan [de bevolking goeden goedkoop brood te leveren. Hij was van 1915 tot1933 commissaris van de Koninklijke NederlandscheGrofsmederij; en het is wonderlijk, hoe deze geleerdeom zijn zakelijkheid gewaardeecd werd.

De laatste jaren van zijn leven was hij door eenjichtlijden vrijwel onlafge’broken aan zijn kamer ge-bonden. Een enkele maal kwam hij uit, meestal naar

61

den Hortus, en een zomerSmaand naar Baarn, eenmoeilijke tocht ,per auto, ,maar ,dan niet over de auto-banen via Amsterdam, .maar over Utrecht, zoodat hijgenieten kon van het heerlijke H,ollandsche landschaplangs ‘den Rijn. Hij was een Groningsche Hollander,die de schoonhe,den van zijn eigen land wist te ge-nieten en te waardeeren.

Hoe zwaar moet :het den levendigen man gevallenzijn, jarenlang gebrekkig, verpleegd Ite worden, ookal geschiedde dit met groote liefde en eindeloozeopgewektlhei,d. Hij heeft ook daardoor deze beproe-ving 1i)dzaam weten te dragen. Hoe o,pgewekt wisthij zijn bezoekers te ontvangen, en te vertellen vanzijn afwisselen’d leven, van zij,n studie in D’uitschland,van zijn reizen in Italië, zijn verblijf in Oxfor.d, zijnwerk in de Bitbliottheek, over menschen en toestandenaan ,de Universiteit. Zijn zeldzaam goed geheugenha’d zooveel vastgehouden, en het merkwaardige was,dat hij nooit in herhaling verviel en zichzelf steedsop ‘den achtergrond hiel,d. Hoe genoeglijk kon hijverhalen over zijn jeugd in ‘Leiden, over zijn vader,met wien hij batijn sprak; over zijn rector, over zijnvele goede vrienden, over ou’de Leidsc’he toestanden.Uit alles sprak zijn liefde voor Leiden en haar Uni-versiteit.

En ,door de bezoekers en door zijn vrouw, die hemaltijd opgewekt verzorgde, bleef hij van vele dingenop de hoogte en zoo was zijn leven, ofschoon uiter-lijk beperkt tot zijn kamer, ruim gebleven in uitzicht.

Een uitnemend Leidenaar is op den verjaardagvan z&z Universiteit heengegaan; den 1 lden Januari

62

is hij op Rhijnhof ter ruste gelegd in tegenwoordig-heid van zijn vrouw en kinderen en tallooze goedevrienden; zijn jeugdvrien,d, Prof. Knappert, sprak eenwoord van waardeering en dank, en bad h’et ,,OnzeVader”.

P. E. B.

ALBERT VERWEY

Amsterdam 15 Mei 1865 - Noordwijk aan Zee8 Maart .1937

Een rijk en gelukkig leven is met Verwey’s doodafgesloten. Rijk om ‘de schatten van wijsheid en in-zicht, die hij in zijn ,geest vergaarde, rijk Nboverna,l,omdat ,hij idaa’ruit met volle ,handen anderen ‘deelenliet. En ook gelukkig, omdat hij zijn leven kon inrich-ten naar eigen wil en wensch, ver van het jachtendgedraaf .der mo,derne werel’d, a,ll#een met wie hemdierbaar waren, zijn gezin, zijn vrienden, zijn boe-ken. Verwey was zich als kunstenaar zijn ehooge roe-ping ‘in het maatschappelijk leven te zeer bewust,was ook te zeer een geest, :die tot getuigen ‘en hdan-‘delen gedreven werd, ‘dan dat hij zbch in zelf geko-zen kring zou yhebben teruggetrokken. Verzameldehij een groep getrouwen am zich heen, ,het was omsterker te staan in (den strijd, niet ,o#rn lustiger televen in rust. De vergelijking met Stefan Georgedringt zich op, beiden lbezield met denzelfden harts-toohtelijken ,eerbied voor #de kunst, wier dienaar zijwaren, maar jbei,den t’och ook zeer verschil’lend in dehouding, (die zij voor hun werkzaamheid kozen: deDuitsche dichter hooghartig en exclusief, met eenzweem van bizlarrerie en een vleug van mysticisme,de Hollander nuchter en eerlijk, trouwhartig en warm.

Zoolang zij in ons midden werken en leven, schij-

64

nen zij onze gelijken; zij deelen dezelfde vreugdenen smarten, hetzelf,de werk en hetzelfde brood. Maarzijn zij heengegaan, dan blijft er een leegte, een stem,die niet meer klinkt, een gebaar, *dat niet meer wijst.Van medestrijder worden zij nu eerst in den vollenzin des woords een voorbeeld, hoog en onaantast-baar, toch aansporend en vermanend Verwey heeftzijn plaats in zijn tijd snel en doelbewust gevonden;hij is tot het einde van zijn leven rechtuit hefzelf,d,e padgegaan. Een kloeke gestalte in dezen tijd van geeste-lijke ontwrichting was de <dichter, die geen snellesuccessen najoeg, maar een levenstaak wil.de uit-voeren. Daar,mee drukte hij op al zijn werk het stem-pel van het waarachtige, gehoorza,me ‘dienen, vandiepgevoelde verantwoordelijkheid aan zijn roeping.De tien jaren, #dat hij als aoogleeraar te Leiden werk-zaam was, waren vruchtbaar, niet het minst door zijnpersoonlijkhebd van geboren geesltelijken leisder. Eendic’hter en een denker, een wijze en een weter, geenbetere ,kan geroepen worden om onze jeugd voor tebereiden tot een hooge vervulling van de aevenstaak.

Als docent behoorde hij ons alleen, aan Leiden enzijn hoogeschool; als dichter sprak hij tot zijn volk.Het heeft, in den daverenden gang der dagen, maarweinig aandacht voor hem gehad, vonld in hem geenverstrooiing van l’eege oogenblikken, geen luchtigeontspanning na zware dagtaak.En de vele oppervlak-kigen, ,de meesten, zijn langs hem heen gegaan, heb-ben hem niet begrepen en soms bespot. Maar zijnwoorden blijven klinken, niet boeiend door vleiendenmaatval en klank, maar dwingend door diepe ge-

65

dachten en kantigen uitdrukkingsvorm. Indien onsvolk, #dat zijn ,dic,hters maar al te gaa,rne als stoffigemuseulmvoorwespen beschouwt en behandelt, hemniet on,gelezen zal lat’en, als men werkelijk de moeitezal nemen, in zijn wereld <binnen te <gaan, .dan zal hijeen bron van geestelijke kracht voor alle to8ekomjstigegeslachten blijven. Want hij was een ‘der weinigen,die ten volle bewust was van de zware verantwoor-delijkheid, ‘die h& leven ons oplegt, hij ‘heeft steedsgeh!an,deld in overeenstemming ,met onze menschelijketaak, ‘die hij zelf aldus on,der woorden bracht:

Wij zijn ,door de donkere tijdenGezonden, een karavaan,Om een groot juweel te gelei,denNaar een plaats, ,die we niet verstaan.

Hij, althans, heeft tdat juweel, ongeschonden enonverloren, tot het eind van zijn leven behoed enbehou’den. d. V.

A. W. FRENTZEN

1878-1937

Op 6 April 1937 overleed ,in zijn woonhuis alan hetPlantsoen te Leiden, Albert Willem Frentzen.

Hij werd geboren te Leiden op 5 Augustus 1878 enbereikte ‘dus ,den leeftij’d van slechts 59 jaar.

Zijn grootvader, A. W. Sijthoff, was de oprichtervan ,de niet alleen te Lei,den en in Nederland, maaroolk ver over de grenzen bekerrde A. W. Sijthoff’sUitgevers Maatschappij, van welke vennootschap ookzijn vader, C. G. Frentzen, vele jaren Directeur isgeweest.

Het was dus geen worrder dat ‘de jonge A. W.Frentzen zich al vroag tot het uitgeversbedrijf vanzijn vader en zijn grootvader aangetrokken gevoelde,en <dus na zijne schooljaren zich voor zijne toekom-stige levenetaak gintg mvoor,bereiden in het buitenland.Deze opleidin,g *genoot :hij in ,de grootste zaken op ditgebied in ILeipzig, Parijs en Londen, waartdoor hijniet alleen zich grondig kon (bekwamen in ,de ver-schillende talen, welke kennis in een groot uitgevers-bedrijf onmisbaar is, maar tevens lde gelegenheid hadzich ‘op de hoogte te stellen van het uitgeversbedrijfin het buitenliand en ‘de aldaar opgedane kennis enervaring in praktijk kon brengen toen hij na afloopvan zijn ~buitenkandsch~e studiereizen in het bedrijfte Lei’den opgenomen wer,d. Dat hij zijn verblijf in

67

het buitenland tevens gebruikte om belangrijke za-ken-relaties aan cte bknoopen spreekt vanzelf.

Zijn groote ener,gie en ,doorzettingsvermogen kwa-men hem in het Ibedrijf, ,dat zoo ingewikkeld is enwaarbij men met zoo vele en velerlei menschen inaanraking komt, go,ed t.e pas en gedurende ,de velejlaren dat Frentzen aan het hoofd van dit groote be-drijf heeft gestaan, wist hij steeds weer nieuwebronnen aan te boren o,m het be’drijf uit te breiden ende internationale faam van A. W. Sijt,h’off’s U4tgeversMaatschappij te bevestigen.

Zijnle relaties haid hij over <de geheelme wereld envele belangrijke instaellingen #droegen ,haar drukwerkaan hem op. Noemen wij slechts het InternationaleHof van Justitie waarvoor hij de periodieke publi-caties langen tijd verzorgde.

Zijn altijd werkende geest zocht ook een arbeids-veld (buiten het eigenlijke bedrijf en was hij een der-genen die den stoot gaf tot ‘de oprichting van deN’ederlandsche Rot,ogravure Maatschappij, die than’sook eene internationale vermaar’dheid geniet.

Ook de stad zijner ,inwoning had zijn volle be-langstelling en in ‘vele vereenigingen vervulde hijeene bestuursfunctie. Zoo was hij jarenlang Be-stuurslid en Voorzitter van Vreemdelingenverkeerwaartoe ,hij zich door zijne vele international,e rela-ties sterk aangetrokken gevoelde, en was hij mede-oprichter ‘en een der eerste Voorzitters van de Lei’d-sche Robary-Club.

De [boog kan evenwel niet altijd gespannen zijn,mIaar Frentzen gunde zich geen rust, totdat eene

68

ziekte hem noodzaakte een ge’deelte van zijn werkaan anderen over te laten, om zich ten sllotte geheeluijt zaken terug te trekken. Hoeveel ,moeite en strij’dhem dit gekost heeft weten ablleen degenen di’e hemvan nabij gekend hebben.

Thans heeft hij ,dan de rust gevonden die hij zich-zelf in zijn welbesteed, arbei,dzaam I,even, met zijnsteeds actieven geest, niet geguad heeft.

Een groot werker met vele gaven van geest enbant is van ons heengegaan.

Hij luste in vrede.

E. W. W. R.

H. OORNET Sr.

1866-1937.

Met Henri Cornet is heengegaan et.1 oud-ambte-naar, zooals men ,die tegenwoordig weinig meervmdt. Na een diensttijd van 471/ jaar, legde hij we-gens 65-jarigen leeftijd zijn betrekking in Sept. 1931neer. Hij was wat men noemt een a.mbtenaar van denouden stempel, uit,erat beleefd, bereidwillig voor eenieder, iedereen alti)d even opgewekt te woord staan-de. Steeds het eerst aanwezig, en *het laatst naar huisgaande. Geboren te Leiden, aan ‘den Oud’en Rijn op1 Febr. 1866, verloor hij op 7-jarigen leeftij,d reedszijn vader. Waar zijn moeder met een groot gezinachterbleef, kwam hij met een jo’ngeren broer en eenzuster in *het Waalsche Weeshuis, bhans BibhothèqueWallone. Zijn ‘moeder lbetrok ‘met nog 2 of 3 zusjeshet J’an Plesynshof in .de Kloksteeg. In het weeshuisbleef hij gedurende 12 jaar, ‘in welke jar’en hij deschool van den heer van Wijk bezocht, vlakbij hetweeshuis gelegen. Begaafd met een ijzersterk ge-heugen k’on hij werkelijk #de prachtigste verhalen uitdit tijdva’k van zijn I,even dsoen. Op 1%jarigen leef-tijd, 1 Afpril 1884, kwam hij aan ade Universiteitsbi-bliotheek, om die instelhng 471/2 jaar getrouw teblijven. Dit tij’dperk werd alleen 1 Mei 1886-1 Mei1887 onderbr’oken door #militairen dienst, bij ‘het 4eReg. Infanterie. Ook daarvan ‘kon hij op zeer inte-

70

ressante en onder,houdenlde wijze vertellen, evenalsover zijn oom Corn’et, directeur van ‘het Prentenka-Ibinet en diens zust’er, wonende op het Utrechtsch,eVeer.

Toen Cornet o’p de Bibliotheek kwam was zijn salca-ris f 2.- in de week, geleidelijk opgeklo,mlmen konhij in Mei 1892 op f 700 ‘s jaars trouwen (met mej. E.de Vries. Hij kwam toen te wonen aan de Schelpen-kade, destijds nog gemeente Zoeterwoude. Hier werdin 1895 zijn zoon Henri, naar hem genoemd, geboren.Hoezeer Cornet op ,dse Bibliotheek gewaardeerd werdbleek wel zeer duidelijk (bij zij,n 25 en 40-jarig jubi-leum. Bij dit laatste viel hem lals Koninklijke onder-scheiding de gou’den mledaille van ‘de Oranje Nassau-orde ten deel.

Eén ding is wel ,heel jam’mer en wel dat ‘hij nooitzijn herinneringen t’e boek heeft gesteld, want ook inzijn Bi’bliotheekloopbaan waren zijn ,;memoires” zeerde moeite waard. Niet alleen ,door zijn persoon maarook door zijn herinneringen liet ‘hij een stuk historieachter, wat nooit meer aan te vullen is. Toen ik opeen zeker moment begreep dat een catalogus mijnereigen ,boekerij wel wenschelijk zou zijn, kwam Cornetin Mei 1921 mij daarbij helpen. In ‘de eerste 10 jarenin avonduren, meestal 2 keer ‘ s weeks en na zijnpensioneering kwam hij 2 ‘ochten,den per week datwerk voortzetten, ‘bindwerk ‘bijschrijven, maar inhoof’dzaak in de laatste 10 jaren mijn medisch-bio-grafisch materiaal ordenen, sorteeren en op naambrengen. Dit werk trok ham, evenals mij buitenge-woon aan en hij zei zoo va’ak ,,ik wilde dat ik 30

7 1

jaren jonger was om dit werk langer te kunnenvoortzetten.” Met hem verloor ik op 1.2 Mei 1937 eenwaar vriend, van wien ik 11 Mei ten mijnent afscheidnam, om hem 13 Mei we’er t,e zullen zien. Het mochtniet zoo zijn. Op 17 Mei, 2e Pinkstermiddag bnachtenwij hem naar zijn laatste rustplaats aan het GroeneKerkj’e, dat hem zoo geliefd wals.

Jan. 1938. J. E. KROON.

Dr. Th. W. VAN LIDTH DE JEUDE1853-1937

Op 29 Mei 1937 overleed te Leiden Dr. Th. W. vanLidth de Jeu,de. T,heodorus Willem van Lidth deJeude werd op 1 Februari 1853 te Helmond geboren.Hij studeerde te Utrecht en promoveerd’e aldaar op5 Mei 1882 Itot doctor in de Plant- en Dierkun’de, opeen proefschrift, getinteld: ,,De Spijsverteringsorga-nen der Pmhytophage Lamellicornienlarven.” Hij namin 1879 deel .aan de tweede ,,Willem Barents”-ex’pe-ditie naar ,de Noordelijke IJszee en publiceerde in1582 een lijst van de m,ollusken, ,die tijdens deze tochtverzameld waren. Van September tot Nove,miber 1882was hij in het Zoölogisch Station Ite Napels werk-zaam en verrichtte ‘daar onderzoekingen over de zij-lijn der visschen. In October en November 1884 werdhij te Kralingen gedetacheerd voor een on.derzoekover den geslachtsrijpen zallm.

Op 1 Juli 1884 werd Van Lidth ,de Jeu,de aangesteldals conservator bij ‘ s Rijks Museum van NlatuurlijkeHistorie te Leiden, waar hij het beheer kreeg over deafdeelingen Repltielen en Amphibieën; in ,het beginboven,dien over ‘de af’deeling Visschen. Deze functiebleef hij vervullen tot 1 October 1923, toen hem eer-vol ontslag werd verle’en’d; doc,h <ook na ‘dien datum(tot in 1931) werkte hij nog geregeld in het Museum.

De publicaties van Van Lidt’h de Jeu’d’e getuigen

73

van een groote veelzijdigheid op wetenschappelijkgebied. Reeds noe,mden wij zijn proefschrift, dat overde anatomie van keverbarven ‘han’delde en een lijstvan mollusken verzameld in de Noordelijke IJszee.Van zijn hand verscheen voorts een aantal publica-ties over Nederlandsche en West-Indische Visschen,over Reptielen en A’mphibieën van NederlandschOost- en West-Indië, Siam en Zuid-Afrika, alsmedeeen catalogus van de skeletten van Vissc’hen, Amphi-bi,eën en Reptielen in ,de verzamelingen van ‘s RijksMuseum van Natuurlijke Historie. Dat zijn werk ookin het buitenland gewaardeerd wer,d, blijkt uit hetgroote aantal door buitenlanders beschreven dier-soorten, ‘die naar Van Lidth de Jeutde vernoemd zijn.

Ook op maatschlappelijk terrein was Van ,Lidth deJeude werkzaam. Van 1890 tot 1905 was hij lid vanden Leidschen Gemeenteraad. Hij ,is vo.orzitter ge-weest van de Vereenigin,g tot Ondersteuning vanWeduwen en Weezen van verongelukte visschers vanKatwijk en Noordwijk, ‘behoorde tot de oprichters vande Vereeniging voor Facultatieve Lijkverbranding,was lid van de voormalige Commissie voor de Volks-bijeenkomsten, bestuurslid van .de Vrereeniging tot Be-vordering van #d,en Bouw van Werkmanswoningen enbest’uurslid (later eereli’d) van de Vereeniging totBevordering van de Ne,derhandsche Visscherij.

L. D. BRONGERSMA.

Ds. ,H. THlOMAS

1 September 1868 - 22 Juni 1937.

Voor een niet-theoloog is het vaak moeilijk omjuist te be800rdeelen ,de waarde van den ar’beid derDienaren des Woords in onze Kerken. Daarentegenis het meermalen voor een gewoon gemeentelid ge-makkelijker om de positie dezer mannen in het ge-wone leven te bepalen.

Voor figuren zooals wijlen Ds. Thomas was, is datongetwijfeld het geval.

Ds. Wiersinga schilderde ,de figuur Thomlas als eenkind #dat leeft ,uit vaders hand. Zoo afhankelijk, maarook zoo vertrouwend. Ik kan daartegen geen be-zwaar inbrengen, integendeel zoo was Ds. Thomas.Echter met ,dit Ibeding, dat Ds. Thomlas in die positieschool maakte en leiding gaf.

Ds. Tho,mas, .die ,de Geref. Kerk van Leiden bijna24 jaren heeft gediend, was een persoonlijkheid vanzeer aparte allure. Hij was een in ,het Leidsche leveningegroeid man die onmiddellijk opviel. Hij gevoeldedat zelf niet. Was het zich tenm,inste niet zóó bewust,dat anderen ,dit aan ‘hem bemerkten. Maar welzou Ds. Thomas geleden hebben als die bij-zondere pliaats !hem ontvallen was. Maar dat was nuook juist het kenmerkende in zijn optreden, hij konmet heel zijn hart vast’hou’den en daardoor hield hijanderen vast.

Ds. Thomas was een prediker waar men eerst aan

7 3

wennen moest. Voor wie de woorden woog en be-oordeelde had hij geen bekoring. Maar voor wie defrissche pakkende gedachte, uitgesproken als ,de ,minof meer platte ‘schoolpleintaal, het voornaamste was,die genoot van zijn preeken. Men kon over die pree-ken napnaten, zooals in Leiden over Tho,mas preekennagepraat werd. De taal van Ds. Tmhomas was nietgrof of plomp, maar gespierd en apart, niet afstoo-terrd, maar wel gedurfd.

Alleen hij kon zoo preeken, in (den mond van ande-ren zou ,die preektaal misplaatst geweest zijn. Entoch was hij niet een eenling, integendeel de ver,hou-ding tot Collega’s in de eigen kerk en in Classicaalen ander verband, was uitstekend. Hij was nu een-maal zoo en niet anders, zoo hield men van hem. Zoowas hij ten zegen. Wie zal ze tellen de jonge levensvoor wie Ds. Thomlas de man is geweest die ,de toe-gang tot het pad ten leven niet alleen heeft gewezenmaar ook geopend.

Zooals hij was op ‘den k,an’sel, apart, zonder voor-lbeeld zoo was ‘hij ook als zieleherder. Niet iederezieke, of oude van dagen, of dwalen,de broeder ofzuster vond in ‘hem #den man ‘die leidde en terechtbracht. Ook ‘daar moest contact zijn. Hier vooralmoest hij waak zichzelf overwinnen. Schrijver ‘dezesis er getuige van geweest dat hij in een sterfhuis mettranen in lde oogen beleed verkeer’d ge,daan te heb-ben door niet méér de zieke te bezoeken voor dat deEngel ‘des doods kwam. Toen verklaarde hij ookwaarom. Hij, td#e ‘man met ‘den heldenmoed en deonverzettelijkheid als het in een vaart de helling op

76

ging, kon niet de woorden viaden bij een lijden datzijn eigen vaderhart van oogenblik tot oogenblikopen reet.

Hij was gelouterd door het lijden voor zichzelf. Dieloutering zien en afwachten bij een ander, was voorhem te veel. Maar als er conta,ct was, als be ziekezich ontsloot, dan kon hij, idie zelf uit den beker vanhet lijden zoo vaak gedronken ,had, ook waarlijktro,osten en bemoedigen.

In zijn kracht was D,s. Thomas als er iets bijzon-ders was. De feesten van het Kerkelijk jlaar, Kerst-feest, Paschen, H,emelvaart en Pinksteren, het H.Avondmaal, Nationale gedenkdagen, dan was hij devurige die meesleepte wie weifelend stond. Hoe konhij bij treffende gebeurtenissen, 1b.v. in ons Oranje-huis, ons stemm.en tot aanbidding en dank, of totoot,moed ,en berusting.

‘t Geheim van ,dit alles was zijn kinderlijk geloof.Hij schouwde in al zijn forsche, soms wat heroïekaandoen,de uitirrgen la.ls een kind in de toekomst. Alhet aardsche was voor ,hem vergankelijk, des Vadersgunst en beloofde heerlijkheid, dat was zijn uitzicht.De worstelaar was ook ,mijmeraar. Prediken en medi-teeren ging bij hem samen.

Ds. Thomas was de man die hield van pakkendebijvoegelijke naamwoorden. Zoo heeft hij eens ge-zegd : ,,Een Christen wordt een bijster gewoonmensch”. Inderdaald, hij was bijster gewoon, maardan in den zin van zijn eigen sprekende taal en ge-loofsgestalte.

V. H.

0. C. van HEMESSEN

27 Juli 1854 - 18 Juli 1937.

Nog betrekkelij’k onverwacht overl’eed op ‘den 18Juli van het vorige jaar Ite Woubrugge onze oudevriend van Hemessen, bijna 83 jaar oud.

Otto Cornelis van Hemessen, geboren te A.mster-dam uit een gelijknamigen vader en diens tweedeechtgenoote Maria Theodora Post, wier vader con-cierge was van het ,paleis op den Dam. Van Hemes-sen’s eigen vader, schrijnwerker van beroep, scheenhet monopolie te .hebben van alle kleine verande-ringen en het onderhoud van ,het meubilair in datvorstelijk verblij’f. Zóó kwam :het *dat onze vriend daarop zevenjarigen leeftijd Koning Willem 111 ont-moette. De vorst voel.de zich aangetrokken tot denkleinen man, streek hem over den bol, zette hem opeen stoel en sprak hem toe: een flinke militair wor-den, hoor! Tot het einde zijns levens was dit een wanvan Hemessen’s aardigste herinneringen. Hij heeftook ‘s konings raad gevolgd, ging in militairen ,diensten verliet dien i,n 1884 al,s gepasporteerd wachtmee’s-ter bij de cavalerie. Hij werd toen 1 Aug. 1884 be-noemd als gemeente-veldwachter van Woubrugge,wel een van #de ne,derigste vast’e ‘betrekkingen dietoen te verkrijgen waren. M’eer ,huiskn.echt van hethoofd d,er gemeente dan politie dienaar! (VanHemessen, lhaal mij eens voor vijf centen snuif bijVarosseau tme Aiphen!! N.B. op een uur afstand en

78

,middelen van verkeer bestonden er toen nog niet.)Met ‘de grootste trouw heeft hij zijn dienst aldaarvolbraoht, ‘ook in tijden, waarin hij tot ,i,n het diepstvan zijn ziel werd gegriefd ‘en die hij alleen kon <door-leven ,met <de ove’rtuiging ,dat de geheele dorpsge-meensohap ,met hem sympathiseerde en vooraan-sBaande personen zich voor #hem in de bres stelden.In 1920 werd hij gepensioneerd en kon zich toenongestoord aan zijn lievelingsstudiën wijden. In ‘datjaar kreeg hij den titel van ,,ambtenaar” belast metde zaken van het oud-archief der .gemeente Wou-brugge.

In 1889 op verzoek van den burgemeester vanNieuwveen nasporingen (doende in het archief wanWoubrugge, ontmoette ik van Hemessen voor ‘heteerst aldaar. Het staat mij nlog helder voor den geestwelk een net en .bescheiden politieagent zich toen aanmij vertoonde. Correcte houding en nette kleedij vondmen in dien tijd ,niet zoo ‘bij zijn collega’s terug. Hijvertelde mij to.en ook dlat zijn grootva(der baron wasgeweest. Dit nu is bij het nasporen van zijn stam-boom niet gebleken. Wel, ,dat de voorouders tot (dendeftigen stiand hadden behoord. Zijn rechtstreekschevoorvader Otto Diderik van Hemessen was, toen hijin 1669 huwde capitein-luitenant ‘in het regiment vanBaar van Slangen’burg: zijn pas genoem,de grootva-‘der Otto Cornelis was geneesheer te Amsterdam.

Groot was de liefde van onzen vriend voor degeschiedenis en oudheidkunde. En hij wist ‘deze liefdeook aan te kweeken bij zijn mede-intgezetenen, dievóór zijn tij,d, zooals in de geheele Rijnstreek, dlaar-

79

voor dor en onverschillig waren. Thans i’s eike Wou-brugger een oudheidkunjdige in den dop. Alles, watuit den ouden tijd stamde, werd door van Hemessenmet groote liefde bewaarsd en uit deze voorliefde isde oudheidkundige verzameling ontstaan, Idie nu ge-rust ,,dorpsmuseum” mag genoemd worden.

Den 2 Febr. 1898 richtte v. H. de Oranje-vereeni-ging esp, die onder zijn voorlichting bij ‘de inhuldi-gingsfeesten een aardig openluchtspel gaf te zien,voorstellende Prins Maunits bij de verovering vanBr’eda, 1590. Zoozeer trok .deze ieders aandacht, dathet gemeentebestuur hem een fraaie gedenkpenningschonk.

In 1904 legde hij ‘de voorloopige resultaten van zijnhistorisch onderzoek neer in een flink boekwerk van250 bladzijden: ,,Een wandeling door Woubrugge enHoogma’de” (Wageningen, 1904). Was dit een zeerpopulaire (beschrijving: op bijna 80-jarigen leeftijdschonk hij ons een tweede en uitgebreider boekwerk:,, Jacobswoude en W’oubrugge”, ,hoofdzakelijk dekerkelijke historie wan zijn woonplaats betreffende.Ospmerkelijk ,is :het uit dit ítweede boek te zien, hoe-zeer zijn historisch inzicht toen wals verdielpt.

In 1913 ver,heugde hij zijn dorpsgenooten nog meteen bezienswaardigen historischen optocht, waarbijals hoogtepunt de onthulling van het monumenct terherinnering aan ‘het verdwenen ‘dorp St. Jacobs-woude (aan den Heereweg in den Vierambachts-polder) naar voren kwam; hij hield daarna nog eenpaar tentooast,ellingen, waarvan .die in 1919, de Com-rie-tentoonstelling, ver buiten de gemeente de aan-

80

dacht ttrok. In 1925 was (hij feitelijk de ziel van deJa,n de Bakkerherdenking, bij welke gelegenheid eengedenksteen voor dien martelaar hin den buitenmuurder N.H. kerk te Woubrugge werd aangebracht.

Na ,de verschijning van zijn eerste boek werd hijtot lid der vereeniging Oud-Leiden benoemd, In1921 werd aij door de Maatsch. ,der Ned. LetterkundeonSder haar 1,edental opgenomen en werd ook lid vanhet Historisch Genootschap. Den 31 Dec. 1934, op80-jarige ieeftijd, erkende de regeering ‘s mans ver-diensten door hem ,de ridderor’de van Oranj’e Niassautoe te kennen, waarvan hij het teeken met niet wei-nig ingenomenh8eId aan ieder toonde.

Hij was toen al eenigen tijd over zijn goede ‘dagenheen. Een ongelukkige doofhei.d, ,d,ie zeer was ver-ergerd ,door het gebruik van hulpmiddelen, benamhem volledig het gehoor en stel,de he.m als ‘t warebuiten de maatschappij. Hij droeg zijn lot gelaten, ingelukkige gedachtenis aan het werk ,dat hem steedszoo lief was geweest en aan cde velen, die hem steedsvrie&schappelijk mhad:d,en bejegend (vooral Prof.Blok en Dr. Mr. Overvoorde hadden zijn sympathie).Zijn kerk votxd in hem een getrouwe volgeling. Nogsteeds, ,in al zijn ,doofheid, bezocht hij sde samenkom-sten, zich tevreden stelIen,de met en meelevende doorhet domineesbriefje, dat ook hem steeds werd uitge-reikt. Voor zijn gezin was hij een model echtgenoot,een liefhebb,en’d vader en ‘een zorgzaam zwager. Hijstierf in zijn woning ,,Huize ter Aer”, ldie hij in 1910had aangekocht en hem steeds herinnerde aan devoor,gaingers van ‘het reveil te Woubrugge in de 18e

8 1

eeuw, die daar hadden gewoond.Een lang lijden bleef den zbraven man gelukkig ge-

spaard. Na eenige dagen van ongesteldheid overleedhij Zondagmorgen zeer onverwacht onder het gebruikvan zijn ochtendmaaltijd. Bij zijn begrafenis werd zijnlijk gevolgd door een groote schar,e van vereerdersen vrienden, waarvan verscheiadenen den doode aande groeve herdachten. Naast alle hulde aan zijn ver-diensten, was ,echter #de schoone grondtoon in alletoespraken dat hier een vroom en goed man was tengrave gedaald.

W. M. C. REGT.

Dr. HENRI GUILLAUME ARNAUD OBREENgeb. Lei,den 12 Juli 1878, overl. Diest 22 Aug. 1937.

Ten derden ,male moet ik mijnen goeden vriendObreen herdenken en nu wel in het orgaan, waarvanhij medeoprichter was. Niet, diat dit een bezwaar zouzijn; Obreen was iemand, waarover men niet lichtuitgepraat raakt, al zal ik mij hier in hoofdzaak be-perken tot zijne betrekkingen ,met onze stad en tothetgeen hij op geschiedkun,dig gebied over Leiden enomgeving aan het licht bracht.

Obreen werd geboren in eene ,der toenmaals nieu-we huizen aan het Noordeindsplein. Zijn grootvader,,,de oude notaris”, leef.de nog en pas in 1880 volgdezijn vader in dat ambt op, waarna verhuisd werdnaar Rapenburg 65. Aan dat ouderlijk huis met zijnenmooien tuin waren zijne dierbaarste herinneringenversbonden. Evenals zijn vader, was hij een groot lief-hebber van tuinbouw en plantkunde en ‘de beschuttetuin boold hem daarvoor alle gelegenh’eid, ook opdagen, dat het vo’or zijn zwak gestel te koud was,om op straat te komen. Hij bezocht echter de bekendeschool van Japikse vrij geregeld ,en was daar vanden aanvang af bevriend met A. W. Frentzen, dieslechts luttele maanden eerder overleed, dan hij.Daarop volgden een paar jaar H.B. School, doch naden dood des vaders, verhuisde de familie Obreennaar B,aarn, terwille van de gezondheid der weduwe,

F o t o 1 8 9 9

Dr. H. G. A. OBREEN.

Mede-oprichter en eerste Secretaris van de

Vereeniging ,,Oud-Leiden”.

83

die echter reeds in Juni 1894 eveneens overleed. Vandaaruit bezocht Henri Obreen de H.B.S. te Amers-foort, maar de liefde voor de klassieken kreeg bijhem de overhand en zijn peetoom ‘en voogd, H. G. A.de Heus deed (de gemkkige keuze, h’em naar Noort-hey te zenden.

Schrijver dezes kwam er tegelijk aan en van dienSeptemberdag van 1894 dagteekende onze kennis-making en vriendschap, die in dagelijksch samenzijnvan zes jaren lang nimmer verstoord werd. Eerst degelukkige (drie jaren op Noorthey; ,de vrije uren doormij aan sport gewij,d, gebruikte hij tot verdiepingzijner studie, in leerzame gesprekken met de velevoortreffelijke leeraren, toenmaals aan dat instituutverbonden. Zijn levendige geest en gevathei’d maakltehem schier aller vriend. Nooit werd tevergeefs eenberoep op hem gedaan, bij ,de voorbereiding van too-neelopvoerin,gen in ‘den winter; vaak maakte hij daar-vcor couplett’en en zelfs een volledig tooneelstuk.In den voorzomer regelde hij gaarne allerlei wed-strijden, al kon hij zelf daaraan geen deel nemen. Inmin,der dan drie jaar tijds had hij de geheele gym-nas,iale opleiding verworven en een geslaagd staats-examen in Juli 1897 bracht ons als student in Le’iden,waar wij samen nog drie jaar op Breestraat 19 zou-den wonen. De ou.de letteren had hij als studievakgekozen en vooral de colleges van Prof. Hartmanhadden zijne belangstelling. Doch ook het gezel-schapsleven *in het Corps legde veel beslfag op zijntijd, vooral toen hij in de maskerade-commissie be-noemd was. D,eze had hij voornamelijk te danken aan

zijne genealogische en heraldische l,iefhebberij-studie,waarmede wij samen reeds op Noorthey begonnenwaren. Iets geheel nieuws vertoonde dan ook de op-tocht van Juni 1900, toen men de ridders in harn,asniet zag getooid met de klassieke pluimen, maar metde helmteekens, die zij in werkelijkheid gedragenhadden. Intusschen had Obreen zich ook nog gezettot een omvangrijk werk: die geschiedenis van hetHuis van Wassenaar, dlat zeven eeuwen lang zooveelheeft bet,eekend in de geschiedenmis van Leiden enomgeving. E’erst verscheen zijn werk als vervolg-,artikel in een vaktijdschrift, <doch als boek pas in1903 bij de firma Sythoff, toen hij Lei.den reeds ver-laten had. De studie der daarvoor benoodigde bron-nen had :hem steeds m,eer van ‘de klassieken verwij-derd ‘en he,m ‘in verbinding gebracht met Prof. Blok,die hem zeer genegen was, doch hem moest ontradenhier te lande over te gaan naar .de nieuwe lett,erenmet geschiedenis als ho’of,dvak. Hij kreeg d,e raad,#daarvoor nlaar Gent te gaan ,met eene aanbevelingvoor den ‘grooten geschiedkun,dige Prof. Henri Pi-renne.

Inmiddels had Obreen op medisch advies ,den win-ter van 1901 op 1902 doorgebracht in Turkije, deLevant, GCekenland, Tunis, Algerië en Italië; naterugkeer betrok hij de mooie kamers boven in hetpand Breestraat hoek Kort Rapenburg, waar ‘de eer-ste bijeenkomst der redactie van het Leidsch jaar-boekje, nu ruim 35 jlaren geleden plaats had. Hetwas zeker zijn voornemen toen, menige bijdrage overde gesclhiedenis van zijn gelief,d Leiden ,daarvoor op

85

te stellen, doch de bovengenoemde raad van Prof.Blok heeft dit lieven eenen gansch anderen keer ge-geven. Had hij hier kunnen blijven, dan zou hij zichwel gevest,igd hebben in een klein huis in de oudestad met kamers en mooien tuin op het Zuiden, zichgeheel overgevende aan zijn werk en met zijne bloe-men en gevogelte als ontspanning. Zijn leven warekalm en rustig geweest met genoeg midldelen, omzeer behoorlijk te bestaan..

Nu ging hij ver van huis, al bezocht hij Leiden enden Haag nu en dan, maar zijne geldelijke belangenwerden hier verzorgd door menschen, waarop hij enniet zonder reden, meende te mogen en te kunnenbouwen. Helaas moest hij ondervinden, dat ondankJs werelds loon is en dat ,de gelegenhei’d den diefmaakt. Maar dat onheil kwam pas over hem in 1907,kort nadat hij ,op 19 Februari van dat jaar ,,met on-derscheiding” gepromoveerd was (na nog geene 3-jari,ge studie) op eene levensbeschrijving van GraafFloris V. Toen Prof. Pirenne eens hier iter stede eenelezing hield, ,deed ik mij voorst,ellen en voegde lalsverduid8elijkiag bij: ami de votre éleve le Dr. Obreen,waarop het antwoord kwam: oui, mon éleve, maissurtout ,mon ami. En zoo was het.

Dertig jaar lang heeft Obreen zijn levensonder-houd moeten ver,dienen ,met de pen en menigeen vanU, lezers, zal beseffen, wat dat beteekent, hoe karigdit ,beloond wordt& vooral bij een vak, dat niet dealgemeene bel,angstelling heeft. Naar Brussel ver-huisd, was hij gelukkig, als bijverdienste het redac-teurschap van het Sportblad: Chasse et Pêche te ver-

86

werven, al lag de sport wel geenszins in zijne lijn.In 1908 was hij aldaar met eene Belgische gehuwd,die hem al die jaren vol zorg en ‘moeite met onbe-zweken trouw en liefde heeft bijgestaan en verzorgd.

Obreen was in Brussel zeer gezien, zoowel in deNederlandsche kolonie, waar hij bestuurslid was vande club en de Nederl. Ver. v. W’eldMigheid, als onderzijne talrijke Belgische vrienden, vooral in de weten-schappelijke wereld. Zeer terecht noemde Prof. Gans-,hof, de Gentsche hoogleeraar, hem de verbindings-schakel tusschen de ‘historici van Noord en Zuid.Des zomers vertoefde hij meestal in Westerloo envestigde zich ‘daar voor goed in 1929. Daar kon hijrustiger werken. Onnoodig te zeggen, dat hij ter-stond tot medewerking werd aangezocht door de His-toris’che kringen, die Imen op het B’elgische platte-land, zoo menigvuldig aantreft. Niet ver van zijnenieuwe woonplaats liggen de Norbertijner abdijenvan Averbode en Tongerloo, rijk aan kunstschattenen kostelijke boekerijen. Geen wonder, diat Obreenmet velen dezer Witheeren spoedig op goeden voetkwam.

Uit zijnen Brusselschen tijd stamden d’e belang-rijke werken: Bibliographie de l’histoire de Belgique,uitgegeven met Prof. Pirenne en Dr. H. Nowé, enAlbum Historique de la Belgique, uitgegeven metProf. Dr. H. van der Linden. Ontelbaar zijn daar-naast zijne artikelen in wetenschappelijke tijdschrif-ten en biographische woordenboeken hr Noord- enZuid-Nederland.

Toen hij zich in Westerloo vestigde, werd door

vrienden eene zeer uitgebreide verza,meling aantee-keningen op genealogisch gebied en afkomstig uitBrussel, voor hem aangekocht. Bij ,de toenemendebebangstelling op dit gebied in België, vormde dezebron voor inlichtingen, eerre vrij zekere bijverdienste,die geleidelijk toenam. Eene mooie opdracht vanBaron van Zuylen van Nievelt van ‘de Haer, was dedegelijke behandeling van de verschillende takkenvan ,dit vermaard geslacht. Helaas beleefde de op-drachtgever nauwelijks de verschijning van het eerstedeel (1933) van eene groote reeks monographieënen de familie zette de uitgave niet voort.

Hier te llaade bezitten wij het Hollandsch oorko,n-denboek van van Mieris, in de 19e eeuw door Mr.van den Bergh verbeterd en vervolgd, waarop J. deFremery wederom in 1901 een supplement ,deed ver-schijnen.Diat de stof niet uitgeput was, bewees Obreendoor vanaf 1910 telkens nieuw-ontdekte oorkondenaan het licht te brengen, meestal afko,mstig uit par-ticuliere of kerkelijke archieven in België. Dit bezorg-de hem vanwege de Kon. Academie van Wetenschap-pen te Amsterdam, de opdracht een nieuw oorkon-‘denboek samen te stellen, waarvan de eerste afleve-ring kort voor zijn sterven verscheen. Ook was hijbezig ‘met Dr. Enklaar aan een Brabandsch oorkon-denboek en aan de uitgave van de oudst,e middel-eeuwsche zegels in ons land. Als’of dit alles nietgenoeg was, ‘had hij vanaf 1926 als corresp. lid v. h.Kon. N’ed. Gen. voor Genealogie en H’eraldiek in hetMaandblad #de Nederl. Leeuw oorsprong en oudstegeschiedenis van tal van #onze hist,orische geslachten

88

op meesterlijke wijze Ibehandeid; voor Leiden warenvooral van belang de artikelen over .de van Tey-lingen’s, de van Steenvoorde’s en Mr. Gerard vaaLeyden, uit Graaf Floris’ tijd. O’p dit gebied was nogveel op stapel gezet, lmin of meer persklaar. Van-zelf eischte ‘dergelijk werk ,onderzoek ter plaatse enna ‘den oorlog vertoef’de hij geregeld eenigen tijdin zijn vaderland tusschen April en O.ctober; dedagen va,n zijn verblijf ten mijnent, brachten naastal die ‘onderzoekingen, steeds leen bezoek aan eenoud of nieuw stadsdeel, mede. Zijne belangstellingvoor zijne geboortestad en haar Stedelijk Museumbleef groot; hoe verheugd,e het hem o.a. de geluk-kige herstelling van Lucas’ meesterwerk te mogenaanschouwen!

Hoewel de toekomst ‘door de opdnachten in denlaatsten tijd hem wat hoopvoller scheen, zijne ge-zondheid was en bleef wankel. Hij wist, ,dat zijnlichaam niet veel meer kon verdragen na ernstigeziekte (dubbele longontsteking) en eene operatie, diein 1934 ,volgde. Hij leefde zeer voorzichtig en kwamdes winters weinig uit, ,doch ten slotte werd hijneergeveld zeer onverwacht, nauwelijks 1 ‘/z maandna zijn laatste bezoek alhier, toen hij opgewekter enflinker leek, ‘dan wij hem in lang haddsen mogen zien.Een organisch gebrek, dat wederom eene operatiegebood, beteekende voor hem, ‘die zich zelf kende,genoeg. En toen is Obreen twee dagen vóór zijn on-afwendbaar ein,de kwam, op zijn ziekbed en bij vollekennis tot de R.C. Kerk over gegaan

Zoo heeft dan ook op 25 Aug. zijne plechtige

89

uitvaart plaats gevmden in de parochiekerk vanWesterloo, in welks n-&dagscha’d,uw hij te ruste ,isgelegd, terwijl vier van zijne vrienden, Witheeren,den pastoor en onderpastoor bijstonden.

B’I JLEVELD.9 Jan. 1938.

Ds. C. HARTWIGSEN1864-1937.

Op den morgen van Zondag 31 October j.l. ging ereen schok van ontroering door de kerkgan’gers heen,toen bij den ‘aanvang van de godsdienstoefening doorde voorgangers van den kansel in de verschillendekerken der Nederduitsch Hervormde Gemeente dedroeve mededeeling werd gedaan, dat de oud-H’erderen Leeraar, Ds. Hartwigsen, kort te voren het tijde-lijke met #het eeuwige had verwisseld. Dmeze ontstel-teni,s toch was wel te begrijpen, daar de overledenede Leidsch,e Gemeente meer dban veertig jaren metzijn groote gaven en talenten trouw had gediend endit het liefst tot het laatste toe had willen doen, dochzijn gezondheidstoestand liet het niet toe, zoodat hijmet 1 Mei emeritus werd, na op 2.5 April, in eenstampvolle Pieterskerk met een krachtige stem nog,zijn afschseid gepreekt te hebben met den tekst uit 1Petr. 1 : 25, daarbij tevens zijn ambt en herderlijkwerk neerleggende. Tegen dit te moeten nemen zoobelangrijke besluit had hij zeer opgezien.

Ds. Cornelis Hartwigsen werd 9 Jianuari 1864 t,eUtrecht geboren, waar zijn vader onderwijzer was,bezocht het stedelijk gymnasium aldaar, legde teAmsterdam een welgeslaagd admissie-examen af enwerd in 1881 op 17-jarigen leeftijd ingeschreven alstheologisch student aan de Universiteit van zijn ge-

9 1

boo,rtestad. Daar volgde hij o.a. de colleges van .dehoogleeraren Beets, Doedes en Valeton, totdat hijin 1886 te Groningen zijn candidaatsexamen tot ‘denHeiligen Dienst deed, dien hij aanvaardde og 17 April1887 te Nieuwpoort, een stadje aan de Lekmet ongeveer 600 zielen. Na twee jaar vertrok hijnaar ,de grootere gemeente Oud-Beijerland, om ‘die naeen zesjlarig verblijf te verwisselen met Leiden, al-waar hij de opvolger was van Ds. César Segers enop 15 September 1895 zijn intree ‘deed n. a. v. Ef.6 : 11, na des :molrgens in een eveneens volle Pieters-kerk bevestigd te zijn door Ds. G. J. de Hoest, pre-dikant alhier, met de woorden uit 2 Tim. 4 : 2a,,Prmedik het Woord”.

Niet ‘de stad ‘der wetenschap, die hem in het bij-zonder aantrok noch het verkeerscentrum in hethartje van Holland, ‘dat bij zijn echtgenoot,e ,en hemhet verlangen deed ontstaan om naar de Sleutelstadte komen, ‘doch alleen de machtige drang om er tevolbrengen de opdracht van zijn Hemelschen Zender,deed hem ‘dit besluit nemen.

Aangezien Ds. Hartwigsen verder ‘geen anjderestandplaatsen gehad heeft en tot zijn ,dood hier ge-bl’even is, heeft hij zijn gedenkdagen in Leiden ge-vierd en w’el in 1912 zijn zilveren amibtsjubileum, in1920 eveneens doch nu als predikant hier ter stede,in 1827 zijn 40-jarige Evangeliebediening, bijwelke gelegenheid HM. de Koningin hem benoemdetot ri’dder in de Orde van Oranje-Nassau, in 1934was hij 70 jaar, in 1935, 40 jaar predikant hier ‘en in1937 mocht hij zijn gouden jubileum vieren, Bij al

92

deze gelegenheden betoonde de Gemeente haar grootebelangstelling en werden den jubilaais kostbare ge-schenken aangeboden, terwijl *de door hem uitgespro-ken gedachtenispredikaties telkens in een overvollePieterskerk werden gehouden, waarbij in 1927 o.a.werden opgemerkt de oud-burgemeester Jhr. Mr.Dr. N. C. <de Gijselaar en Mr. Dr. J. Schokking metProf. Dr. D. Plooy als vertegenwoordigers van deGemeente-commissie, die ieder (apart door hemwerden toegespr,oken.

Ds. Hartwigsen was algemeen geacht, eenvoudig,vriendelijk en hulpvaardig. Hij was vele jaren de nes-tor van zijn collega’s, had steeds een groot gehoor ende meeste catechisanten. Hij wijdde zich geheel aanzijn ambt, zoodat hij zich op sociaal of politiek ter-rein niet bewoog. Hij was een man van den oudenstempel, wat ook bleek uit zijn kleeding en niet spoe-dig voor het nieuwe was te vinden. Een beminnaarvan (de muziek en een aanhanger van ons Oranje-huis.

Een sleepende kwaal miaakte aan dit nuttig en wel-besteed leven een einde, zoodat hij op 73-jarigenleeftij’d ontsliep. Zijn st,offelijk omhulsel werd op 3November onder groote belangstelling en mooihrerfstweer op cie begraafplaats Rhijnhof ter aardebestceld.

W. P. VAN RHIJN Jr.Leiden, Jan. 1938.

J. A. VAN HAMEL

1847-1937.

Ojp negentigjarigen leeftijd is ons ontvallen JoostAdriaan van Hamel, sinds 1883 notaris te ‘dezer stede,welk ambt hij heeft vervuld tot 1936.

Geboren in Twello, alwaar zijn vader medicuswas, ontving hij het lager onderwijs te Deventer enbekwaamde zich voor het examen van candidaat-notaris.

Eerst werd hij benoemd tot notaris in Neder-landsch Indië, alwaar hij een zeer druk kantoor hiadwaar te nemen.

Wegens overmatige arbeid en gezondheidsredenenmoest hij Indië verlaten en werd hij benoemd totnotaris te Oldemarkt, welk notariaat hij slechts zeerkorten tijd vervulde, daar hij spoedig werd benoemdte Leiden.

Weldra werden hem alhier verschillende betrek-kingen opgedragen.

Hij werd bestuurslid van de Leidsche Spaarbank,welk ambt hij tot zijn dood bleef waarnemen.

In den gemeenteraad wer.d hij tot lid gekozen enbekleedde het Wethoudersschap in ,deze gemeentegedurende tal van jaren.

Gedurende dien tijd heeft hij zich leeren kennenals iemand, die met hart en ziel opkwam voor de be-langen van de gemeente, speciaal voor het onder-wijs heeft hij veel tot stand gebracht.

94

Persoonlijk heb ik hem ,mogen waardeeren in zijneambtsbetrekking van notaris te dezer stede, waar hijdoor zijne secretaris-penniagmeesterschap der Ver-eeniging van Leidsche Notarissen de vraagbaak wasvan zij,ne ambtgenooten, indien het de belangen vanhet Notariaat ibetrof.

Hij werd ‘dan ook ‘door zijne collega’s in het Arron-dissement ‘s-Gravenhage aangewezen als lid van deKamer van Toezicht over <de Notarissen en Candi-rdaat-notarissen welk lidmaatschap t#elken,s werd ver-nieuwd en in welk college hij tot zijn ontslag in1936 op ,de meest eervolle wijze zijne plichten heeftvervul,d.

Van Hamel was, zooals uit vorenstaande betrek-kingen en functies blijkt, eene ,geziene persoonlijk-heid in Leiden. Hij verdiende dit in alle opzichten.Hij was een vriendelijk mensch i,n ,den omgang, eenaanlgenaam causeur en van alles v,nat in de stad om-ging volmaakt op de hoogte, zelfs op zijn hoogenleeftijd bleef hij in alles wat de stad Lei’den betrofbelangstellen.

Het zheeft hem #dan ook veel mo’eite gekost zijnnotariaat en de stad zijner inwoning waaraan *hij zoogehe’cht was, vaarwel te zeggen. Zijne gezondhelidnoopte h,em echter daartoe.

Ook was Van Ha8mlel jarenlang Voorzitter derSociëteit Amlicitia, iln welke functie zijn talent alsspreker hem zeer te stad’e kwam; met zeer veel ge-mak was het hem gegeven de juiste woorden te vin-den om zijne gedachten tot uitdrukking te brengen.

Van Hamel was een man die, mettegenstaanfde

95

zijn vele openbre betrekkingen geheel in zijn gezinopging. Hij zocht zijn geluk in den huiselijken kring.

Leiden zal Notaris Van Hamel niet licht vergeten.Hij ruste in vrede.

H. C.

Dr. D. A. H. VAN ECK.geb. 27 Februari 1865, overleden 15 Dec.ember 1937.

Daniel A’driaan Henri van Eek en zijn broer GideonAlbert 0,swald werden 27 Februari 1865 te Gorcumgeboren, als tweelingzoons van den hypotheekbe-waarder Adriaan van Eek en Oswaldina d’Aumerie.

Na zijn eerste jeugd in Gorcum en daarna in Hoornte hebben ,doorgebracht wer,d Henri op 12-jarigenleeftijd Leidenaar (door ‘de benoeming van zijn vade’rtot hypotheekbewaarder {aldaar. Eigenlijk was hij vanhuis uit Leidenaar, want zijn grootvader Huybertwas stadsarchitedt te Leiden ,geweest, ‘en er in 1773getrouwd met Anna le Franq, een nichtje van denbekenden Dr. Johannes le Franq van Berkhey; zijngrootvader was er geboren en had er gestudeerd enzijn va,der bad te Leiden ,de Latijnsch.e school afge-loopen.

Na ,enkele jaren op de H.B.S. te zijn geweest gingHenri - zijn vrienden noemden hem Iep - naardezelfde Latijnsche school ,over, die zijn vader engrootvader in ‘de klassieken had ingewijd. I’n 1883liet hij zich aan de Leidsche Universiteit als studentin de letteren inschrijven en werd lid van het LeidscheStudentencorps. Op 21 Mei 1892 promoveerde hijcum laude tot doctor in de klassieke letteren op hetproefschrift ,,Quaestiones Scenicae Romanae”.

Dez.e onderschei’ding ,,cum laude” viel van Eek

97

te beurt, ook omdat zijn professoren groote ver-wachtingen van hem koesterden als beoefenaar ,derklassieke letteren. De omstan,digheden ,evenwel heb-ben :hem een andere richting doen inslaan. Reedsin 1886 was hij met ingang van 13 Novem,ber voor)den tijd van 3 maanden ‘benoemd tot leersar in deoude talen aan het gymnasium t’e Lei’den, ‘dat voort-gekomen was uit de Latijnsche school. En bij :aads-besluit van 4 Aug. 1892 werd hij als zoodanig 7 oorvast ‘benoemd in ‘de plaats van ,den heer H. vanGelder, die later hoogleeraar werd te Utrecht. ToenDr. W. H. van der Mey tin 1903 aftrad als rectorvan het Leidsch gymnasium, w’erd *de toenmaligeconrector Dr. L. Punt in zijn plaats benoemd en deheer van Eek tot conrector, wat hij gebleven is tot1 September 1930.

0,~ die manier zijn zijn verdiensten als classicusin de eerste plaats ten goede gekomen a.an zijn veleleerlingen. H,un bracht hij niet alleen ,de vereischtekennis van Grieksch en Latijn bij, maar hij trachttehen te doen doordringen in den geest der ouden.En dat deed hij op zeer bijzondere wijze, omdat dieouden zijn geest en verstand een bijzonder stempelhadd,en opgedrukt.

Wanneer van Eek voor de klas een tekst ver-klaarde, {dan spetterden de vonken van zijn scherp-zinnigheid en geestigheid zoo krachtig rond, ‘dat zijmeer dan eens minder geschikte leerlingen pijn deden.En na de samenvatting volgde een vertaling, zooalsalleen een leerling van Hartman die kon leveren.

Onophoudelijk vergeleek hij het klassieke met het

98

mod’erne, niet nalatende het kleinburgerlijke of alle-daagsche en onrusti.ge van onzen tijd onomwondente stellen tfegenover de rust der antieken. Zijn besteleerlingen vertellen ,dat nog ‘geestdriftig en beseffen,wat zij aan hem te danken hebben.

Op 11 April 1895 huwde van Eek ‘met ElizabethMechteld Braats, ‘d’ochter van Mattheus Pieter Brantsen Johanna Petronella Josepha van Batenburg; uitwelk huwelijk twee kinderen zijn geboren, een doch-ter, Oswaldina Johanna 20 October 1896 en op 11October 1898 ,een zoon, Anton Cornelis. Zoo werdvan Eek hoof’d van een gezin, dat van zijn ,,pietas”geheel doortrokken werd.

V,ele privaatleerlingen hebben muit dat mooie ge-zin aan de Boisotkade 3 indrukken en levensbegin-selen meegenoSmSen, die #hun gemest vervormd hebben.DIaar waren ook w.elk0.m iminder welgestelden,die door van Eek iln all,e stilte geholpen werden.,,Paatje” heette ,hij daar t’e midden van allen, diehem innig vereerden en deze .eerenaam walaaide vande Boisotkade over naar ‘die Dsouzastraat.

Ook voor zijn vrienden en collega’s was van Eekeen vriend in klassieken zia. Wie oprecht en ‘plicht-matig was, maar vooral hij, die een ‘door nadenkengel,outerde, ni,et kleinburgerlijke levensopvatting had,kon ‘op hem rekenen. Wanneer ik Cicero’B verhande-ling over de vrien’dscbalp lees, voel ik telkens weer,dat de ,,Laelius” ook met ,het oog op van Eek ge-schreven kon zijn.

Zijn colle,ga’s misten hem na zijn aischeid, kwamengaarne bij ,h,ern aan de Geversstraat te Oegstgeest

99

en volgden hem in April 1936 met hun gedachtenen lieve herinneringen naar Joppe, Gorssel, waar hij15 December 1937, geheel onverwacht, overleed.

Zij en zijn vrienden, evenmin als zijn leerlin’gen,zullen hem ooit vergeten.

A. L. VAN BEECK,Ofud-leeraar gymnasium.

Jhr. Mr. Dr. N. C. DE GIJSELAAR.1865-1937.

Een woord van hooge waardeering te mogenwijden aan de nagedachtenis en de voortreffelijkehoedanigheden van onzen oud-burgemeester, is welis waar een weemoedig, niettemin een aantrekkelijkvoorrecht. Wie onzer geeft niet gaarne uitvoeriguiting aan zijne gevoelens van warmte genegenheiden hoogachting voor een goeden vriend, voor eentrouwen metgezel op ons levenspad, wanneer ‘dezeons voor ialtoos heeft moeten verlaten? Intusschennoopt het toegemeten korte bestek tot groot’e be-perking.

Vooraf worde in enkele trekken zijn levensloop ge-schetst.

Jhr. Nicolaas Charles de Gijselaar, geboren teGorinchem 21 October 1865, studeerde te Leiden enpromoveerde in 1891 tot doctor in de rechts- enstaatswetenschappen, waarna ,hij deel uitmaakte vande Directie der bankiersfirma De Gijsel’aar en Co.te Gorinchem. Van 1906 tot 1913 was hij lid van deProvinciale Staten van Zuid-Holland en aangeslotenbij de Christelijk Historische Unie; in laatstgenoemdjaar werd hij gekozen tot lid van de Eerste Kamerder Staten-Generaal en bleef dit tot kort voor zijnoverlijden. Nevenbetrekkingen vormtden sinds 1895het lidmaatschap en sinds 1900 het heemraadschap

Foto W. Bleuzé Jr.

Jhr. Mr. Dr. N. C. DE GIJSELAAR

Burgemeester van Leiden (1910-1926).

101

van de gecombine,er,de colleges van ,den Tielerwaard,voorts was hij van 1912 tot 1927 gedelegeerde inhet waterschap van de Linge Uitwatering, voorzittervan het College voor de visscherijen en sinds 1910curator -, sinds 1917 president-curator der LeidscheAcademie.

Op 20 Jarmari 1910 werd hij onder het ministerieHeemskerk, zonder daarnaar te hebben gesolliciteerd,benoemd tot burgemeester van Leiden, welk ambt hijbekleedde tot 1 Januari 1927, op welken dlag hemw’egens gezondheidsredenen en ,,onder dankzeggingvoor de vele en gewichtige ‘diensten” als zoodanigeervol ontslag wer’d verleend. Daarna vestigde hij,zich te Wassenaar in het fraaie landhuis ,,Lugdu-num” en overleed aan de Nassaulaan aldaar op 21December 1937; onlder overweldigend,e bewijzen vandeelneming vond op 24 December d.a.v. de begrafe-nis pllaats ‘op de begraafplaats ,,Rhijnhof” onderOegstgeest.

Leiden kan op vele voortreffelijke burgemeestersroemen, ‘doch wel nimmer stond ie,mand aan hethoofd der gemeente, ,die zoo spoedig de harten derburgerij wist te winnen als Jhr. de Gijselaar. Bijzijn optreden kerrden sommigen hem nog uit zijnstudententijd en herinnerden zich zijn opgewektenaard en vlotte levensopvatting, velen roemden zijnekennis en doorzicht in de behandeling van gewich-tige, vooral finantiëele aangelegenhe,den; nog ande-ren, medeleden van het Provincisal collIege, prezenzijne weldoordachte adviezen en 0n’partijdighei.d inpolitieke zaken. Zij echter, <die hem tevoren nog niet

102

kenden, kwamen alras ‘onder ,den indruk van zijnprettig en zonmg karakter, van zijn ijver en toewij-ding aan alles wat ‘de gemeente betrof, van zijnmedeleven met ‘de bevolking in voorspoed en tegen-slag.

Jhr. de Gijselaar stamde uit een oud en voornaamregentengeslacht, do,ch hijzelf was ook een regent vanden ouden stempel en deed in dit ‘opzicht denken aaneen zijner voorgangers, Mr. F. Was. Beiden waren inde eerste plaats gezagsdragers, die strikte gehoor-zaamheid eischten en van niemiand inmenging ge-doogden in eigen positie en bevoegdheden, doch ove-rigens welk groot verschil tusschen beiden? Wasuiterlijk (.doch geenszins innerlijk) ernstig en hoog-hartig, de Gijselaar luimig en joviaal; Was, nietsdoor de vingers ziende en iederen overtreder vanwet ‘of verordening streng de les lezen’d, de Gij-velaar elken zondaar met een gemoedelijk woordop zijn plicht wijzend en aanstonds bereid in be-loofde beterschap vertrouwen te stellen. Nietteminstelde ook hij hooge eischen aan zijne ondergeschik-den ,en deed zijn invloed krachtig gelden, opdatoveral ,,the right man on the right place” kon wordenbenoemd. Wederzijds heerschte er groot vertrouwen,zelfs vertrouwelijkheid tusschen lburgemeester enambtenaar; ieder, die zijn ‘plicht ‘deed, kon op zijnsteun en voorspraak rekenen.

Vooral als voorzitter #der Rla,adszittingen kwamenzijne uitnemende leiderseigenschappen tot uiting.ZNelf boven de partijen staande en wars van alle poli-tiek gekrakeel, wist hij de discussies in goede btanen

103

te leiden, heftige sprekers door een enkele rake in-terruptie te kalmeeren en snelle afdoening van zakente ,bevorderen. Elk raadslid onderwierp zich gaarneaan zijne leiding.

Jhr. ,de Gijseiaar was niet alleen een goed burge-meester, allereerst was ‘hij een echt.e ‘burgervadervoor de ‘gansche bevolking, wier wel en wee hem naaian het harte lagen. Overtuigen,d is dit geblekentijdens de moeilijke oorlogsjaren, toen de zorgenvoor voeding en kleeding ‘der burgerij zwaarderdrukten dan handhaving van <orde en veilighei’d.Schier ‘dag en nacht was hij toen in touw om voorde zijnen te zorgen en geen rust gunde hij zich al-vorens, vaak na persoonlijk bezoek aan de Haagschebureaux, de verzeker,ing te hebben ontvangen dat hetnoodi’ge in voldoende mate ter beschikking zoudeworden gest,eld. Ongetwijfeld is het aan zijne toe-wijding en invloed te dranken dat onze stad dienboozen tijd beter dan menige andere gemeente heeftkunnen doorstaan. Tot in lengte van dagen zal deop 23 April 1920 onthlulde ,,de Gìjselaarsbank” kun-nen getuigen van de dankbaarheid der Leidsche bur-gerij voor al hetgeen de bur,gemeester gedurende ‘deram’pspoedige oorlogsjaren voor haar deed.

Het is gansch ondoenlijk het vel,e op te noemen wattijdens zijn burgemeesterschap alhier tot standkwam. Bij zijn heengaan werd hem ,door zijn vrien-den een lijvig, geillustreerd ,,Gedenkboek” aange-boden, waarin deskundige schrijvers ieder op eigengebied opsomden wat er gedurende de jaren 1910-1927 alhier werd verricht. Dit fraaie boek door-

104

bladeren’de komt men tot de stellige overtui’ging datonze stad zich in deze jkaren voorspoedig heeft ont-wikkeld en een tijd van grooten bloei heeft gekend,dat het bestuur van den burgemeester vruchtdragenden zegenrijk’is geweest en dat de Leidsche burgerijderhalve alle reden heeft ,dit bestuur met grootewaardeering en erkentelijkheid te herdenken. Eenonvergankelijk monument in de dankbare herinneringvan alle stadgenooten heeft hij zichzelf gesticht doorzijn initiatief voor ‘de tot standkoming van den Leid-schen Hout.

De dankbare waardeering der burgerij heeft zichhcerhaaldelijk geuit. Reeds werd gewezen op de op-richting der ,,de Gijselaarsbank” en de aanbiedingvan .het ,,Gedenkboek”. Op 1 September 1922 bij zijn121/-jarige a,mlbtsvervulling werd hem een luister-rijke serenade aangeboden, waaraan een 60-tal ver-eenigin,gen deelnamen; op 21 October 1925, zijn6Osten verjaardag, ontving hij van vrienden en ver-eerders zijn geschilderd portret.

Naast ,deze gemeenschappelijke b,ewijzen vanhoogachtmg, stonden de persoonlijke blijken van ge-negenheid. De burgemeester was bekend bij hoog enlaag, bij jong en oud, een ied’er was er trotsch ophem te ont,moeten en ,door hem te worden gegroeten hijzelf wijlde gaarne onder de nederigsten zijnerburgers om hunne klachten te vernemen en zoo mso-gelijk te verhelpen.Jhr. ‘de Gijselaar heeft zijn volle vermogens aan destad gegeven, doch (daarbij zijn lichamelijke krachtenvermoedelijk overschat. In November 1920 overviel

105

hem een ernsti,ge ongesteldheid, <die vaak het ergstedeed vreezen en hem een jaar lang aan het ziekbedgek1uister.d hield. Groot was aller vreugde toen hijin December 1921 weer o,p het stadhuis verscheenen aanvankelijk met halve-, weldra met volle krachtde teugels van het bewind ter hand nam om zich metnieuwe energie aan zijne taak te wijden. Helalas hadde ziekte blijverrde sporen achtergelaten en herhaal-den zich de inzinkingen, waart.egen het eertijds zookrachtige gestel van den burgemeester op ‘den duurniet bestand bleek. Tegen het emde van 1926 moesthij den strijd opgeven en noode b,esluiten zijn a’mbtals burgemeester voor goed te ,beëindigen.

Na zijn aftreden en verhuizen naar Wassenaarmochten wij Jhr. de Gijselaar nog herhaaldelijk inons midden zien; zonder zich op den voorgrond teplaatsen toonde hij door zijne tegenwoordigheid blij-vende belangstelling in alles, wat in Leiden plaatsvond.

Thans is hij voor goed van ons heengegaan, dochin dankbare herinnering alan het vele, wat hij voorLeiden deed, zal hij bij ons steeds blijven vooti-leven; Leiden zal den ,,eenen goeden Lei,denaar”nimmer vergeten.

Dr.

Dr. A. BEETS.

Utrecht 28 Juli 1860 - Leiden 24 December 1937.

Adriaan Beets, zoon van den alom gevierden dich-ter-hoogleeraar Nicolaas Beets, studeerde in zijnegeboortestad in ,de Nederlandsche letteren, onder deleidin’g van Brill, Moltzer en Gallée, en promoveerdeer in 1885 op ,een,e uitgave, met inleiding en aan-teekeningen., van ,,De Disticha Catonis in het Middel-nederlandsch”. Na eene tijdelijke waarneming derlessen in het Nederlandsch aan het gymnasium teUtrecht (1882-3) ,en een tweejarig leeraarschap inaardrijkskunde en geschiedenis aan dat te Rotter-dam (1886-8), werd hij in 1888, telgelijk met onder-geteekende, als vast medewerker, welhaast lid derRedactie, verbon,den aan het Woordenboek der Ne-derlandsche Taal, waaraan hij reeds in 1886 ruimeen half jaar zijne hul’p had ‘mogen verleenen. Hetwaren gelukkige jaren, toen wij, $met Kluyver - diereeds sedert 1883, als ,,helper” van ons beider leer-meester Matthitas de Vries, aan het ‘door dezen ge-stichte ,,Taalmuseum” had medegebouwd - en totdtens doo’d in 1892 onder zijn oppertoezicht, gedrieën,in vriendsckappelijken omgang met elkander samen-werkten; toen wij onze tenten mochten opslaan eerstin de Universiteits-Bibliotheek - waar wij aanvan-kelijk, zelfs meer als huisgenooten dan als gasten,nog vrijelijk mochten omdwalen en ,,in grasduinen

107

gaan”! - later, toen het Rijk, ter uitbreiding derBibliotheek, De Vries’ ,daaraan belend, voormaligwoonhuis had aangekocht, ,de vroegere studeerka-mer van onzen ,,hoofd,man” (een ,,gewijde plek”!)in vrij gebruimk hadden.

Het Woordenboek is Beets’ levenswerk geworden:van 1 Sept. 1888 tot 1 Jan. 1933 (lan’ger dan eenigeandere redacteur), se.dert 1911 [als voorzitter ensecretaris der Redactie, heeft hij er, onverpoosd enonverdroten, zijn beste krachten aan ,gewijd; bij zijn40-jarig jubileum, ,in 1928, gewer.d hem in het offi-cierskruis d’er orsde van Oranje-Nasslau een welver-diende erkenning zijner ‘groot,e ver.diensten voor ditnationale werk.

Eene opsomming en waardeering van zijn weten-schappelijken, vooral Taalkundigen en folkloris-,tischen, arbe,id a’an het Woordenboek, aan het Tijd-schrift voor Nederlandsche Taal- en letterkunde -waarvan hij 45 jaar lang ,de trouwe, ijverige redac-teur-secretaris is geweest - en aan andere tijdschrif-ten zal elders een ruimere en betere plaats vindendan hier mogelijk ware, maar vooral zijn wonen enwerken te Leiden ‘dient herdacht. Bijna een halveeeuw lang heeft deze geboren Stichtenaar alhier ge-leefd; aanvankelijk als vrijgezel, sinds 1894 in zeergelukkigen echt vereenigd met mej. H. C. A.Damsté, ,die hem ook in zijn arbeid trouw ter zijdegestaan, in zijne belangstelling vooral in de Zweed-cche en ook Magyaarsche Taal en letteren gedeelden ze met woord en daad ondersteun,d, en hem zijnellaatste levensjaren, verzwaar’d ldoor velerlei, met echt

108

Christelijk gedul,d en onderwerping gedragen, licha-melijk leed en onge.mak, ‘door hare liefdevolle zor-gen aanmerlijk verlicht heeft: een stil, huiselijk ge-luk, ver van het openbare leven.

Daarin heeft Beets zich weini,g bewogen; voorna-melijk nog op kerkelijk gebied. Van 1903 tot 1922 ishij lid geweest van de Gemeente-Colmmissie derNederlandsch-Hervormde Kerk; die ,hij vooral jlaren-lang, van 1900 tot in 1937, met warme liefde enzorg gedien,d heeft als lid, vele jaren lang voorzittervan het college der Regenten van het Heiligegeest-of Armewees- en Kinderhms o’p de HooglandslcheKerkgracht, welks geschiedenis en mrichting hij in1911 uit ,de archieven en ‘de Leidsche geschie’dboekennagegaan en omstandig beschreven heeft in een,ook afzonderlijk beschreven, fraai verlucht, opstelin ,,Het Huis O,ud en Nieuw”. En gelijk hij de volks-taal zijn’er geboontestad en de achttiende-eeuwschegeslachtsnamen zijner tijdelijke woonplaats Rotter-‘dam tin twee opstellen 1) besproken heeft, zoo zijner ook in ,dit Jiaarboekj,e verscheidene opstellen aande geschiedenis oazer hem liefgeworden, stad ofharer omgev,ing gewijd: Aanteekeningen betreffendede Ramp van Leiden (1905), De Brandspuit van hetWeeshuis (1921/2 ), De Ossekop bij Rivé (CameraObscura van Hildebnand, De Huurkoetsier) (1923),Leven en Bedrijf aan boord van ‘een Katwijkschevisschersschuit in 1790 (1927/8), Deencch Familie-bezoek in Leiden in Mei 1836 (1933). De overblijf-

1) Tijdschr. v. Ned. Taal- en Letterk. XLVI (1927) p.210-222. Rotterd. Jaarboekje 1 (1888) p. 273-284.

109

selen van Groot Poelgeest vóór h’onder’d jaar, met 2afbeeldingen (1937), Oosterhof met afbeelding(1937).

Hier, te Leiden, <heeft hij een over ‘t geh,eel rustig,voorspoedig geleerdenleven geleid: geëerd en geliefddoor oudere en jongere, eigene en aangehuwde ver-wanten; evenals zijn, levenslang hooggeëerde vadervan fel oordeel afkeerig, ,,geen partijen” maar alsHildebrands zoon, gansch niet misdeel’d van geesten humor een goed vaderlander (zonder chauvinis-me), ‘een hart’elijk vriend, een trouw echtgenoot: eengoed en een vroom man.

En hier is hij, dankbaar vo’or veel hem geschonkenlevensgeluk, in een zachten ,dood onslapen.

J. W. MULLER.

JAN VAN KAN.2 Juli 1870. - 29 December 1937.

Gedurenjde een halve eeuw was Jan van Kan zeernauw verbonden aan het Red,dingwezen. Van 1887-1902 maakt’e hij ‘deel uit van ‘de bemam1in.g derroeireddingboot van het station Noordwijk aan Zeeder N.Z.H.R.M. Vervolgens was hij van 1902-1924lid- en van 1924 tot zijn dood ‘secretaris-penning-meestter der Commissie van aplaatselijk bestuur d’erN.Z.H.R.M. te Noordwijk aan Zee.

Als 19 jarige smidsknecht verrichtt’e hij zijn eer’steredding toen hij zich t,e paar,d in zee begaf om enke1.evisschers van een omgeslagen bomschuit te redden.Hiervoor kreeg hij de bronzen medaille voor mensch-lievend hulpbetoon van Z.M. Koning Willem 111. Alsroeier in ‘de r’eddingboot nam hij deel aan verschil-lende moeilijke tochten. Voor *de red’ding van 4 manwan den Engelschen schoener ,,Transit” op 18 No-vembmer 1893 kreeg hij van H.M. Koningin V’ictoriaeen zilveren medaille.

Ook toen hij reeds commissielid was, ging hij ver-scheidene malen als roeier met ,de reddingboot mee.

Bijzonder verdienstelijk ‘maakte *hij zich bij destranding van den logger ,,KW 47” op 24 November1919. De reddingboot sloeg bij den eersten tocht naarhet wrak om ten gevolge waarva,n 3 roeiers het levenverloren. Jan van Kan nam h,et bevel over de red-

111

dingboot op zich bij de 2e poging, die met succesbekroond werd. H.M. de Koningin schonk hem daar-voor de gouden medaille voor menschlievend hulp-betoon, terwijl de N.Z.H.R.M. ,hem de gou,den ,draag-medaille toeken’de, die slechts zeer zelden wordtver1een.d. In 1924 bij het IOO-jarig bestaan derNoord- en Zuid-H’ollandsche Reddingmaatschappijwerd hij tot ridsd,er in ‘de Orde van Oranje Nassaubenoemd.

Behalve als roeier ,d,er reddingboot en commissie-lid der N.Z.H.R.M. maakte Jan van Kan zich ook ver-dienstelijk ten opzichte van ,de in 1921 opgerkhteReddingbrigade te Noordwijk aan Zee.

Met hart en ziel leefde hij mee met alles wat oph,et Reddingwezen betrekking had. Steeds was hijbereid zijn beste krachten te geven aan het werk vannaast,enliefdme aan onze kust.

H. TH. DE BOOY,Secretaris N.Z.H.R.M.

Twee deksels van steenen doodkisten.

Bij het graafwerk on’der afgebroken huizen aan deVischmarkt zijn twee groote trapeziumvormige plattesteenen aan het licht gekomen. Dit geeft mij aanlei-ding iets ,over steenen doodkisten te zeggen.

In N.W. Europa komen reeds in de vijfde eeuwn. C’hr. grafzerken voor. Deze zijn niets anders dan‘deksels van ,doodkisten.

In ons land kwamten steenen doodkisten ongeveerin het jaar 1000 na Chr. in gebruik, om de lijkentegen opgraven door honden en wolven te bescher-men, daar toenmaals de kerkjes te klein waren omerin te begraven, behoudens dan eene enkele uit-zondering.

De kisten zijn van rooden Wezer zandsteen, datis een onvergankelijk, (zeer krachtig) materiaal. Totzelfs in Brabant worden kisten van dat materialaluit de Wezerstreek aangetroffen, hoewel de Belgi-xhe har’dsteen- en kalkgroeven ‘daar toch veel dichterbij zijn gelegen.

Men treft wel graven aan, uit tufsteen opgebouwd,maar deze Ibestaan tuit eenige behakte tufsteenen

113

door eenige platen tufsteen afgedekt. Men heeft diein Keulen zelfs naast steenten doodkisten aangetrof-fen.

In ‘de Lakenhal worden ‘ook fragmenten van eentufsteenen graf ‘bewaard ,d,och ten onrechte als dood-kist vermeld.

In ,de N.H. Kerk te No,ordwijk-binnen wordt eendoodkist van rooden Wezerzandsteen bewaard, ‘die isopgegraven naast den toren, maar de deksel was erniet meer bij. De heer J. Kloos schat die kist uit de10e eeuw na Chr.; hij noemt ‘t een ,,doodvat” en zegtin zijn Noordwijksche gesohiedenis: ,jdat ‘hier alvroeg h’et Evangelie gepredikt is leidt ,men .ook afuit het vinden van steenlen doodkisten, walarvan dedeksels met kruisen versierd waren.”

Ook ,werd in of bij de kerk van het v.m. Jacobswoude(bij Woubrugge) in 1744 een steenen kist opge-graven. Blijkens een mededeeling valn den heer 0. C.van Hemessen in zijn werk ,,Jacobswoude en Wou-brulgge” betreft h’et hlier een kist van rooden zand-steen, geheel overeenkomstig <de in 1910 in de Mun-sterkerk te Aken ‘opgegraven sarcophaag van OttoBI. De doodkist van Jacobswoude is sinds eenigejaren bij het raadhuis van Woubrugge ‘opgestel,d.

Niet alleen in musea en kerken, maar zelfs opo!lde [boerderijen treft men die steenen kisten aan,waar zij va,ak als varkenstrog gebruikt worden.

Aan den trapeziumvorm kan men dadelijk zien dathet een deksel van een doodkist is, want oorspron-kelijke grafzerken hebben altijd een rechthoekigenvorm, ‘maar inen heeft die deksels liater dikwijls, van

114

een opschrift voorzien, als grafzerken gebruikt.De heer Dr. W. C. Braat, conservator van het Rijks-

Museum van Oudheden alhier, was zoo vriendelijkmij op zijn artikel over de archaeologie van ,de Wier-ingermeer opmerkzaam te maken, waarin hij schrijft,dat voor eenige j.aren .bij de ,drooglegging va’n het in1334 verzonken dorp Gawijzen,d zes steenen dood-kisten met deksels gevonden zijn. Alle zijn van roodenzandsteen, zij loopen alle naar ‘het voeteinde smallert,oe. Er i’s groote overeenstem,ming in d,e, in vlak reliëfuitgevoerde, versiering van banden of ook kromsta-ven, ge,combineerd met kruisen. Geen van deze kistendraagt een jaartal.

Als bijzonderheid kan vermeld worden dfat vroegerde visschers veel tufsteenen in de Wieringermse.er op-haalden en die in Amsterdam verkochten, ‘om tot trasvermalen te worden.

Tusschen 1860 en 1870 is in de omgeving van Keu-len een kerkhof opgegraven waar vele steenen kistenvoor den dag kwamen: op ‘n enkele gele na waren allevan rooden zandsteen. Op de deksels ‘dezelfde motie-ven als op ,di,e uit den Wieringermeerpolder; ookzijn zij gelijk aan ,die, welke in Groningen enFriesland bewaard worden. Op geen enkele komt eenjaartal, naam of inscriptie voor, zoodat ‘de ouderdomniet met zekerheid is vast te stellen.

Men vindt ook nooit gijgaven in de kisten, waar-naar de ouderdom zou zijn te benaderen.

In het algemeen kan men zeggen, dat toen er ingrootere kerken gelegenheid tot begraven werd ge-geven, het met *de steenen doodkisten gedlaan was.

115

Daar het karakt’er wan de versiering ‘en het mate-riaal van nagenoeg alle gelijk is, kan men besluiten,dat zij uit een zelf,de lan’dstreek afkomstig zijn, d.i.het Wezergebergte.

Het vervoer naar ons land zla wel gegaan zijn: DeWezer af, over zee, naar het Vlie, over het meerFlevo, de Vecht, Oude Rijn, over de binnenwaterennaar hun bestemming.

H’et voor eenige jlaren te Utrecht opgegraven plat-boomde vaartuig, dat een lengte heeft van ongeveer18 ,m., kan wel voor h,et vervoer van doodkisten ge-diend hebben, wanneer het ongeveer in 1300 n. Chr.vervaardigd is.

De twee Leidsche deksels zijn zeer merkwaardig.Het eene, ‘dat tegen den muur op het voorhof vande Lakenhal is opgesteld, is van gelen zandsteen (ge-barsten), met roodachtigen gloed (ge,elbont). Hetis ‘in 1592 vlak gemaakt en van een inscriptie voor-zien om als grafzerk dienst te doen. Als dekselvan ‘een steenen kist had het minstens al 300 jarenachtser den rug.

Van het andere, jals van geen waarde beschouwd,wist men aan de Lakenhal ni,et waar het geblevenwas.

Ik had het geluk een o,pzichter van den sta,dhuis-bouw te ontmoeten, ,die bij de opgraving tegenwoor-dig was geweest en lmij mededeelde, dat die steenvermoedelijk te vinden zou zijn op het :Piet,erskerk-hofplein, waarheen al de natuursteen van het stad-huis vervoerd is. Aldaar heb ik kennis gemaakt metden heer van Dongen, ch,ef-beeldhouwer van de

116

restauratie van den stadhuisgevel. Deze was zeerbereidwillig en herinnerde zich de plalats waar desteen neergelegd was. Hij liet dadelijk alle daar op-,gestapelde steenen verwijderen en zou zorg dragenden steen, dien hij ook als een deksel van een dood-kist beschouwde, voor beschadiging te vrijwaren.Deze steen is van roo.den Wezerzandsteen, doch zon-der eenige versiering; mogelijk is de versiering weg-gehakt en is er, om hem als grafzerk te gebruiken,een ,,h&smerk” in gehakt, wat nog op geen enkelbekende deksel is aangetroffen.

Een ,,Wismerk” wijst op ouden dlatum, toen de ge-wone menschen nog niet konden schrijven en dus ookgeen han’dteekening konden plaatsen onder eenschriftelijke overeenkomst. Zij zetten daaronder zoogoed en zoo kwaad als dat ging een aangenomenteeken als bekrachtiging. De oorspronkelijke versie-ring is mogelijk weggehakt om het &&merk” teplaatsen en den steen als grafzerk te doen dienen.

In Noordwijk heeft lde :heer Kloos mij veleacten met een ,,lG&emerk” laten zien. Ook door zijngoede zerig zijn alle zandsteenen-tegels, waarop ,een*merk voorkomt, en die als grafsteentje gediendhebben, onder het orgel in *den vloer van de Ned.Herv. kerk Ibijeengelegd, als aandenken aan onsvoorgeslacht.

Na al het bovenstaande zal het duidelijk zijn,waarom o,p Rhijnhof gnaf No. 774 gedekt is met eenzerk van rooden Wezerzandsteen.

H. J. JESSE,Leiden, Juli 1937. Architect M.O. 2.

Een militaire Rijschool te Leiden.

Bij het 80-jarig bestaan van de ‘militaire Rijschool,gevierd op 1 Dec. 1937 te Amersfoort, bleek mij uithistorische overzichten die in de ,dagbla.den versche-nen, dat een sderge,lijke school als eerste in ons landte Leiden werd o,pgericht en wel in 1806.

Waarschijnlijk onder Fnanschen invloeld l), vaar-digde Lodewijk Napoleon, in Juni 1806 door keizerNapoleon als koning van Holland aangestel,d, op 18Nov. van dat jaar een ,decreet uit, waarbij bepaaldwerd, *dat te Leyden een Rij- en Veeartsenijschoolzou worden opgericht. Hetzelfde decreet ‘bevatte deverschillende bepalingen daaromtrent, o.a. ,dat vanelk eskadron oavalerie een officier en een onder-officier op de school zouden geplaatst worden om dekundigheden te verwerven, welke een goe,d officier-instructeur ,der cavalerie noo’dig heeft. Bovendien zoudoor elk regiment een officier en een onderofficiervoor de veeartsenijschool geleverd worden. De tijdvan instructie zou 6 maanden duren, dan zouden deinstructeurs naar hunne regimenten terugkeeren endadelijk door anderen vervangen worden. Voor de

118

eerste maal zal de tijd slechts 3 maanden ‘duren enwel van 1 Jan. tot 1 Apr. 1807. Directie en comman-dement over de school zou door kolonel Benard ge-voerd worden, die ten spoedigste een ontwerp vanorganisatie aan den minister van oorlog moest voor-dragen.

Dit was dus ‘de eerste Hollandsche Rijschool, laterook Koninklijke Militaire Rijdschool en Instructie-school, voor de troepen te paard te Leyden genoemd.

Bij Koninklijk Decreet van denzelfden datum werdbepaald dat de lieutenant colonel, Aide de eamp deskonings L. Bénard, wer,d benoem,d tot colonel com-mandant van d,e Rijdschool te Leyden. Hij b,ekleeddedeze betrekking tot 2 Dec. 1847 en werd vervangendoor zijn ambtgenoot W. Lambrechts.

De kolonel Benard werd ter zijde gestaan ‘door een2-tal officieren, J. Stupani en J. N. M,eynhardt, bene-vens een vroegere wachtmeester P. van Os.

Later kwamen er nog een officier Bauer, een iadj.-kwartiermeester J. Kramers en een paardendokter J.Thieleman bij. Bij Decreet van 23 Febr. 1807 werdde uniform vastgesteld voor de officieren die aan deSchool verbonden waren, nl. groene rok, de kraag,opslagen en voering van dezelfde kleur, scharlakenrevers, wit vest en witte lbroek. A’ls gebouw voor ,deSchool werd aangewezen het ,,Staten College”, laande Cellebroersgracht, thans Kaiserstraat.

De Gids van Leisden en omstreken van 1890 ver-meldt daarover ,,tot vóór ongeveer 30 jaar stond inde Kaiserstraat (toen Cellebroersgracht) aan ‘derechterhand van het Ra’penburg komende, een fraai

Cellebroersgracht (thans Kaiserstraat).

Het oude poortje is o.a. de toegang tot de v.m. Militaire Rijschool(thans Universiteits-Manege).

119

gebeeldhouwde hardsteenen poort s), die toegang gaftot het vroeger Staten College of Colleegium Theolo-gicum, waar studenten in de theologie onderwijs, kosten inwoning gerroten”.

Als rijbaan werd de thans nog bestaande Universi-teitsmanege gebruikt. Wat een vandalisme om dieprachtige poort zooals die in 1860 nog beston’d, vóór1890 te ,doen vervangen door het monster wat wijallen kennen, met versiersel een paardenkop.

De School had te Leiden slechts een kort bestaan.Want bij decreet van 19 Jan. 1807 werd de organi-satie gewijzigd en de scholen gescheiden. De Vee-artsenijschool werd overgebracht naar Zutphen.

De Rijschool verheugde zich echter niet in een rus-tige toekomst, want in Maart van dat zelfde jaar 1807luidde ,een decreet: ,,D,e artillnerieschool te Amers-foort en de Koni’nklijke Militaire School te Honshol-redijk, zullen in zoodanig der beide gestigte welkemen daartoe het meest geschikt zal oordeelen, ver-eenigd kunnen worden. De Rijschool te Leyden zalóók hienmede vereenigd kunnen wor,den.”

Bij Koninklijk Decreet van 8 Juny 1808, wserd deschool naar ‘s-Gravenshage overgebracht, welke over-plaatsing door kolonel Bénar,d reeds vóór Nov. 1807bepleit was.

J. E. KRO’ON.

1) 1. C. P. W. A. Steenkamp, De Nederlandsche Rijscholen.Breda 1909, p. í1-16.

2) Fotographische reproductie in genoemd werk tegen-over p. 15.

leidsche Antiquiteiten.

Het lijkt mij nuttig een en ander over bovenstaandonderwerp vast te leggen, nu .de belangstelling inoude kunst steeds grooter wordt en de afstand terwereld stee,ds kleiner, zoodat onderzoek, waaraanmen vroeger nooit gedacht zou hebben, thans verrevan onmogelijk ,kan worden beschouwd. T,oen ik inhet Jaarboekje van 1909 over Endegeest schreef,sprak ik met een zeer bekend kunsthistoricus overportretten met kwartierwapens op de lijsten aange-bracht (vgl. blz. 11). Deze kende daarvan in onsland geene voorbeelden en opperde .de mogelijkheid,dat .aI waren de afgebeelde personen Hollanders, deatukken wel elders, in Zuid-Nederband *of Frankrijkzouden gemaakt zijn, vooral in de 16e eeuw. In de17e eeuw kwam die gewoonte steeds m,eer in ge-bruik in ons land. Ruim tien jaar daarna echter, vondik in eene Haagsche notarieel,e acte melding ge-maakt van dergelijke portretten van Willem Jacobsz,in ,den Hoorn ‘C.S., vad’er van J o o s t Willemsz.Dedel, ook genoemd Porsman (naar zijne *moeder),burgemeester en thesaurier alhier, die in het beleg

121

van 1574 stierf. Portretten ‘dus uit .denzelfden tijd enuit Leiden herkomstig, ‘die omstreeks het jaar 1700door vrouwelijke lijn vererfd, in Haagsch bezit waren.Men zou dus besluiten, dat ‘in het midden der 16eeeuw een Lei,dcch portretschilcder bestond, die dezeeigenaardige wijze van lijstversiering bezigde. Helaaskon ik het spoor dezer Dedel-portretten niet verderontdekken. ‘Die van Endegeest zijn tot en met 1877zeker op het huis gebleven, ondanks twee verkoopenaan vreemden in het eind der 18e eeuw. Waarschijn-lijk heeft douair. Gevers, de vruchtgebruikster, zetoen afgestaan aan een der ,erven, Jhr. Alfred Gevers,die in *den Haag in ,de Houtstraat woonde en in 1887overleed. Deze handelde altijd met antiquair’s en hetstaat vrijwel vast, ,dat zekere Hamburger, die ookin Parijs winkel ,hield, ze meenam. Al hadden ze zelfsweinig, of geene kunstwaard,e, de o,uderdom stem-pel,de ze tot curiositeiten.

Ook uit het mid’den ,der 16e eeuw stamt een beker,dien Keizer Karel V deed maken voor zijnen gunste-ling Mr.Adriiaan Dircsz.van Meerburch, ‘die zich ,,vanLeyden” ging noebmen naar zijne overgrootmoeder.Hij was secretaris en pensionaris van Delft, werd 4April 1548 tot Baron des H. R. Rijks verheven enstierf in 1562. Uit ‘de papieren door A. baron Schim-melpenninck van der Oye in 1918 aan onze stad na-gelaten, lblijkt, dat deze beker hier ter stede vervaar-digd, immer in het ‘nageslacht van den begiftigdeverbleef, tot in 1821 de laatste mannelijke afstamme-ling stierf; na ,doode van zijne weduwe in 1844 vielde beker ten deel aan de oudste kleindochter van van

1 2 2

Leyden’s zuster van Rhemen en zuster van baronSch. v. d. 0. voornoemd. Zij huwde met baron vanNagel1 van Ampsen en verkocht het stuk helaas in1874. Haren oudsten zoon, die toen 23 was en pasin 1936 stierf, ontmoette ik herhaaldelijk en ik heb hetgewaagd, hem eens te vragen, of hij zich iets daarvankon herinneren. Het moet volgens hem een gouden,of verguld zilveren kop zijn geweest, versierd met hetwapen van lden Keizer en wan ,den begiftigde inemail en het had hem zeer verdroten, dat zijne moe-der, dat familiestuk van ,de hand deed. Maar voor deIandheeren waren het toen slechte tijden en Mevrouwv. N. had met het oog op een langdurig verblijf inden Haag geld noodig; Koning Willem III vierdetoen zijn zilveren re.geeringsjubileum. Ook mocht ikden naam van den handelaar vernemen, die den vanLeyden-beker kocht; deze zelf was ter ziele, doch ikvond zijnen zoon, een bejaard man, helder van geesten hij had zijnen vader vergezeld bij koop en verkoopin Parijs. Mijne vraag, wie de kooper was, werd be-antwoord ‘met: Rothschild natuurlijk, #mijnheer. Dieverzam’eling is vrijwel ontoegankelijk, doch met hulpvan wijlen Dr. Hofstede de Groot vernam ik het vol-gende: De verzameling R. bevat honderden bekers uitallerlei tijden, van allerlei formaat en herko#mst. Eenvan de zeer weinigen, die er toegang had, was eenEngelschman-Italiaan, of omgekeerd, Seymour deRicci. Ondanks mijne gegevens over de wapens, dieer op moesten stiaan, gelukte het genoemden Heer S.de R. niet, den beker te vinden.

Het is ook geen gemakkelijke taak, voor iemand,

123

‘die kunstkenner op algemeen gebied, geene bijzon-dere belangstelling ,had voor de vraag van eenenwild-vreemde. Ik kreeg den indruk, dat ik met denfranschen slag werd afgepoeierd ,door de mededee-ling, dat z.i. deze beker wel zou verhuisd zijn naareen der medeerven van den ouden R., kooper in 1874.Wie het geluk mocht hebben, tot deze verzamelingendoor te dringen, zij den van Leyden-beker indachtig!

In het begin dezer eeuw vertoef,de ik vaak in Brus-sel ,en bezocht met wijlen mijnen vriend Obreen vrijgeregeld een Ibar in de Ridderstraat. Voor de toon-bank stond eene rij hooge tabouretten, z.g. ooievaars.Doorgaans waren deze bezet door jongelieden metklinkende namen, ,die alleen belang st’elden in paar-den en wedrennen, onder hen, o.a. de twee gravend’Oultremont.

Op zekeren dag, waarschuwde een Belgischevriend ons, ,dat de Heeren d’ 0. genoodzaakt waren,zich van allerlei erfstukken te ontdoen, niet in pu-blieke veiling, ,doch door een tusschenpersoon. Wijlegden beslag op het (archief ‘der heerlijkheidSchagen (de ~d’Oultremonts stamden af van hetechtpaar F. C. van Beyeren-Schagen en J. M. vanWassenaer-Warmond uit eind,e 17e eeuw) en von-den den Rijksarchivaris C. J. Gonnet lbereid, ‘dit tekoopen, zie: Versl. Rijksarch. 1902, uitgeg. 1904. Hetarchief der van Wassenaers van Warmond was in,den jongsten tak overgegaan met het huis, ‘dat wistObreen, die toen bijna zijn boek ‘over ‘dlie familie vol-tooid had. Ook legden wij beslag op een groot aantalaardige brieven van Henriette d’oultremont, aan

124

hare familie geschreven in den tijd, toen zij hofdalmewas van onze eerste Koningin en wel ten ‘bate vanhet Kon. Huisarchief. Vanuit Gent kwam Gbreenieder weekeinde in Brussel, ik slechts zoo nu en dan.Hij smaakte het genoegen, dat mij daardoor niet tendeel viel, ‘ook ,den verguld zilveren kop te zien, waar-over hij in zijn van Wassenaer-boek geschreven had.V,olgens order der verkoopers moest deze ,ecbter naarLonden, om bij Christie verkocht te worden Deze fir-ma liet niets los olmtrent den verwerver in Engelanddoch door Engelsche deskundige 8correspondenten ge-leid, vermoed ik, ‘dat deze beker door den H,ertog vanDevonshire ,gekocht werd. Deze had dezelfde manie,als Rothschild en zijne verzamjelingen, waarin o.a.ookhet Groningsch ‘prachtstuk, de z.g. beker van Nien-oord ‘berust, zijn evenmin toegankelijk zonder meer.Die Wassenaer-beker is gegeven door die van denGerechte van Leiden bij den doop van Albert vanWassenaer, zoon van den beroemden admiraal vanWarmond. Lelden en Gouda waren gevaders en vol-gens het Leildsch Ordonnantie-boek is 2 Sept. 1599f 314 betaalid voolr ,,den zilveren vergulden overdektenCop”. Minder duidelijk is het, hoe ,dit stuk bij ,ded’Oultremonts, afstammelingen van ,den oudsten zoon(Jacob) van ,den admiraal, kwam en niet bij die vanAlb,ert, ,die den beker als fpillegift bekwam. Hetwaarschijnlijkst lijkt mij, dat de admiraal het ge-schenk als eene persoonlijke hulde beschouwde, het-geen het in feite ook was en geene maatregelen nam,dat het terecht kwam bij dengeen voor wien het be-doeld was.

125

Toen ik in 1920 ontdekte, dat het Kasteel op JanSteen% Kippenhof in het Mauritshuis, Oud-Teylingenof (anders Lochorst genaamd, moest zijn, kwam iktot de slotsom, ‘dat het meisje de bovengenoemdeJ. M. v. Wassenaer ,m#oest zijn. Later ging ik twijfe-len, omdat in 1660 haar vader vefimoedelijk al War-lmond zelf betrokken had, te meer, daar mijne onder-zoekingen voor de genealogie van Wassenaer inAdelsboek 1923 uitwezen, dat de kinderlooze tantevan den Heer van Warmon,d tot baren dood in 1663op Lochorst een verweesd nichtje van haar had ge-huisvest, n.1. Jkvr. Bernar.dina Margriet van Raesfelt,‘die in 1674 de tweede vrouw werd van Gerard vanWassenaer van Alkemade, zoon van Alb,ert voor-n,oem’d. Van haar is geen portret bekend. Een jeugdportret van haren man, door Rembrandt op Meeren-burg, Lisse geschilderd, is lis het <begin ,dezer eeuw

in Duitschland verdwenen. In briefwisseling geraaktmet leden ‘der fiamilie d’oultremont, mocht ik ver-nemen, dat er van Johanna Maria van Wassenaereen twe’ede ,portret o’p ouderen leeftijd besttaat; een’evergelijking met de afgebeelde op ,,de Kippenhof”zou dus zeer wenschelijk zijn.In ‘t algemeen voelt menin België niet veel voor familiegeschiedenis en por-tretten van voorouders. Als Heeren daar nog belang-stelling koesteren voor oudheden, dan is arcbaeologie,doorgaans het eenig vak, dat beoefen,d wordt. Mijneverdere onderzoekingen wezen uit, dat alles, wat opde van Beyeren-Schagen’s en van Wassenaers be-trekking heeft aan portretten, in het kasteel Warfuseebij Hoei berust; dat tot voor kort slechts lutiiele weken

126

des jaars bewoond werd. De eigenaar vertoefdemeestal te Parijs. Thans echter is zijn broeder, hoofdder familie geworden en Graaf Hadelin bewoont W.meer.

Dan is ‘er nog in België eene zeer groote ver-zameling voor NederI,a,nd en ook voor onze stad enomgeving van belang en wel in het kasteel Beir-leghem, gem. Munckzwalm. Vroeger tot in de 19eeeuw berustte ,dit all,es in ,het klasteel Baudries tenZ.W. van Brusse’l, ‘dat reeds in 1529 door huwelijkaan het Nederlanidsch, oud-adellijk geslacht vanSpangen-Uyternesse kwam. De laatste afstarnme-linge van den Belgischen tak, Gravin Marie Thérèsevan Spangen, sinds 1926 weduwe van den BelgischenGraaf Louis de Marchant ,d’Ansembourg, erfdeBeirleghem van hare moeder en bewoont het deszomers. Met htaar raakte ik in briefwisseling en zijschreef mij, ‘dat haar huis vol was met Ou.d-Neder-Iandsche gedenkstukken, als meubels, portretten, enz.In de 17e eeuw woorxden leden van haar geslachtalhier; zij zijn tot in de 18e eeuw heeren van Nieuw-koop, Noorden, c.a. geweest; zij hebben op het HoogeHuis te Nieuwkoop, waarvan nu alleen de toren be-staat, hun zetel gehad, alsook op ,,de Toll” onderKoudekerk, doch vertoefden het ‘meest in Brussel enoip Baudries. 1)

Met weinig lmoeite hiad ik toegang kunnen verkrij-gen, edoch sedert ‘den oorlmog staat een verblijf in

1) Sinds 1 Febr. j.l. is Baudries overgegaan op GraafLouis van Lichtervelde. wiens moeder eenige zuster wasvan Gravin de M. d. A.

127

België mij dermate tegen, ,dat ik alleen de paar malen,dat plicht zulks gebood, die grens voor enkele urenoverschreed.

Ten overvloede vermeld ik nog hier mijne artikelenover van Wassenaer en Duvenvoirde en over de oudearchieven der van Wassenaer’s in vroegere deelenvan dit jaarboekjse (1915), alsmede dat over .de Was-senaersche kerkcchat in: Bijdragen v. h. BisdomHaarlem van 1928. Dat alles heeft betrekking op hetslot Beloeil in Henegouw. Men weet nooit, wat ervroeg of laat teruggevonden wordt en daarom is hetniet overbodig, ook deze mogelijke ‘bewaarplaats vanLeidensia uit vervlogene eeuwen te herdenken.

Leiden, 16 Jan. 1938.BIJLEVELD.

De Salvator,

In het Leidsch Jlaarboekj,e van 1909 schrijft ,de HeerJ. B. ‘van Loenen over Campanologie, waarin hijonder meer ,,de Saluator” die in het klokkehuis in deKloksteeg gehangen heeft, beschrijft. Hij vermeldtvan de klok, ,,dat bij de slooping van het klokkehuisin 1745 deze merkwaardige campana spoorloos isverdwenen.”

Dat het klokkehuis in 1745 was afgebroken, blijktuit ,de Blaffaert van 1745, waar wij het volgendelezen:

,,Aan #de on,derkosters van ‘de respective kerkenvoor r/z jaar opluyden der groote klok, als die van,de Pieterskerk niet tegenstaande de groote klok weggenomen is, is aan de Luyders van deselven voorzoo lang zij leeven haar tractement haar toegesegtte ,beho,uden.”

Over het verdere lot, tdat ‘de klok onderging,lezen wij in ,de notulen van Burgemeesteren omtrent

,,Model van Klok welke gehangen heeft in het Kfokhuys bij dePieters Kerk op de agter zijde stond het wapen van Leyden”.

(Afbeelding naar een oude prent, geteekend door G. van der Laan,

en aanwezig in de Pieterskerk.)

Cliché van Pastoor Th. M. Beukers.

Het Klokkehuis waarin de Salvator-Klok heeft gehangen.

129

het versmelten en verkoopen ,der groote klok van dePieterskerk, ,,daar het laatste geluy #meede pleeg op-geluid te worden” het volgenfde, opgeteekend doorden Lei,dschen secretaris van Royen:

,,Op den 2 January 1748 hebtben de H H Pla enBoetselaar, kerkmeesteren deser Steede aan de H HBurgemeesters kennis gegeven van ‘de slegte toestandder kerken binnen deze Stede veroorzaakt door delaatste swaare storm, ‘dat deselve daarop gecalculeerthebbend de extra ordinaire reparatie, die aan derespective kerken noodsakelijk moeten gedaan wor-den te bedragen tussen de 10 en 12000 gl en vermitsdesselfs kas niet voorsien was om soo een importantesomma te konnen betalen, sij derhalven versogten omgeadsisteert te worden uit ‘de Stadskas, verzoekendemet eene om de groote klok, die in ‘t afgebrokenklokhuijs bij de St. Pieterskerk gehangen heeft, tenharen behoeve te mogen hebben en te doen versmeltenom d’aar ,door Iop ‘t spoedigste eenig geld te kunnenkrijgen en ‘t selve tot het repareeren van ‘de nodigstezaken te emploijeeren, ‘t welk door de H H Burge-meesteren op #den 9 Januari 1748 aan die van denGeregte is ge,communiceert geworden en op ‘t Pread-vies van H H Burgemeesteren door die van de Ge-regte goedgevonden de bovengem,elde klok aan dekerkmeesteren ,op haar verzoek te vergunnen. Isverders aan kerkmeesteren ,door H H Burgemeeste-ren versogt een ‘middel aan de hand te geven hoe enop wat voor conventabelste wijse men de resteerendepenningen, <die nog te kort soude schieten, soudekunnen krijgen, alsoo de Stadskas meede van geen

1 3 0

gereede penningen voorsien was en niet in staat omeenige subsidien te geeven.

Actum 9 Januari 1748.”

Zoo is ‘dus het einde geweest van de Salvator, dieruim twee eeuwen *de dooden beluid ‘had.

F. A. LE POOLE.

BLADVULLING.

Een ooggetuige vertelde ons, dat eertijds in dengevel van het #huis op ‘den h,oek van het Rapenburgen de Nonnensteeg (tegenover ,de Academie) eengevelsteen was ingemetseld, waarop een leeuw wasgebeeldhouwd en onderstaand kernachtig gedichtdroeg:

Met sterken klauwen scher#pen tand

sta ik steeds pa,1voor stad en ‘land

beschaduwd door Minerva’s wandenIk wapenbeeld .der Nederlanden.

Wie kent de lotgevallen van ,dezen steen?

De Hortus Botanicus.

Gaarne wil ik pogen hier in klein bestek het heuge-lijk feit te herdenken, ,dat ‘de Leidsche hortus ver-leden jaar 350 jaren heeft bestaan. Daarbij wil iktrachten een inzicht te geven i,n #de ontwikkeling vandezen ouden ,,Kruidhof” en tevens de op 13 April j.l.gehouden herdenking te schetsen.

Deze herdenking heeft plaats gehad, juist voordatde Hortus een algemeene metamorphose zal onder-gaan, welke zal zijn geschied, zoodra de ditjaar in gebruik t.e nemen vleugel aan het Acade-miegebouw, op #de iplaats waar tot voor kort deambtswoning van den hortulanus stond, zal zijn vol-tooi,d, ‘maar vooral, na het spoedig verrijzen van eenmodern complex van kass’en in den Hortus, ter ver-vanging van de slechts zeer on-economisch te exploi-t,eeren, ,door ,den ganschen tuin verspreid staandekassen met sterk verouderde verwarmings-installa-ties, hetgeen een algeheele wijziging van den aanlegvan den Hortus met zich zal meebrengen.

Dan zal men den bezoekers .uit binnen- en buit,en-land kunnen toonen-mede aan de hand van het kort

1 3 2

tevoren in ‘t Engelsch t,e verschijnen gedenkboek overden Hortus, waaraan o.a. ‘de begaafde teekenaar JoSpier als illustrator medewerkt - hoe ,;de ledigeplaetse achter d.e universiteyt”, die ,de stad Leidenin 1587 heeft afgestaan voor een ,,hoff dienende totleeringe van aller de ghene, die in der med,icijnen stru-deeren” gegroeid en van bestemming gewijzigd is, tothet ,,buiten-laboratorium”, als hoedanig Prof. Dr.L. G. M. Baas Becking blijkens de door dezen op 13April j.l. uitgesproken herdenkingsrede den Acade-mietuin ook in de toekomst kan zien als een univer-sitaire instelling van groote beteekenis, na achtereen-volgens met eere een ,medische, een syst,ematische eneen populariseerende periode te hebben geken’d.

Behalve door den bota.nischen tuin van het Vati-caan, die van 1447 voor het onderwijs is gebruikt,is het ontstaan van den Leidschen hortus voorafge-gaan door dat der tuinen te Pisa, Padua, Florence,Bologna en Leipzig. D’e horti te Pisa, Bologna enLeipzig, evenals die van het Vaticaan zijn inmiddelseen of meerdere míalen verplaatst; ,de tuin in Flo-rence is vrijwel tot stadspark gewor,den. De horti tePadua, gesticht in 1545, ten te Leiden zijn dus deoudste botanische tuinen ‘die zich nog op hun oor-s’pronkelijke plaats bevinden, al zijn aan beide in-tusschen stukken gron’d toegevoegd.

Aanvankelijk was het ,,uitleggen der kruiden”, hetexpliqueeren van het, vooral medisch, gebruik derin ‘den hortus aanwezige soorten, de vrijwel eenigetaak van den hoogleeraar. ‘Toenemende eerbied voorde zuivere wetenschap wijzigde later ‘den aard van

133

den botanischen tuin. Juist echter doordat de beplan-ting van het in 1587 voor de inrichting van eenkruidhof lbeschikbaar gestelde terrein e’erst na debenoeming van Clusius is tot stand gekomen, blijktuit ,de wijze waarop ,deze in 1594 is geschied, hoede gewezen lijfarts van Maximiliaan van Oostenrijkzijn tijd ver vooruit en in ‘de eerste plaats plantkun-dige was, waarna in de rij van de tot ‘nu toe negen-tien elkaar opvolgende horti praefecti, Prof. W. R.F. Sluringar (1862-1898) de eerstvolgende bioloogis geweest. Degenen die met Clusius de eerste veer-tien vormen, waren #medici; ,dan volgt Reinwardt, eenpharmaceut, ‘daarna ‘de Vriese, een ‘medicus van op-lei,ding.

Van den aanvang tot i,n deze eeuw stond hetstreven naar uitbreiding van de aanwezige collectieop den voorgrond. Boerhaave (1709-1730) kon mettrots verklaren, dat zijn tuin de meest belangrijketer wereld was. Wanneer men zijn ,dagboeken -die thans ‘een zeer gewaardeerd bezit zijn van hetBotanisch Laboratorium, waarmede de Hortus ééninstelling vormt - nagaat, *dan blijkt >daaruit, datdeze wereldvermaarde geleerde met meer dan hon-derd buitenlanders in geregeld’e correspondentieheeft gesta’an en !dat hij zich geen moeite ontzag,ten einde den Hortus met soorten te blijven verrijken.Mede als gevolg hiervan moest na Boerhaave’s doodhet terrein, voor tde ,d,erde maal reeds, worden ver-groot, waarbij tevens de nog bestaande, fraaieoranjerie is geb,ouwd. In 1815, onder Brugmans(1786-1819), sis een nog groot,er stuk grond aan den

134

Hortus toegevoegd.Mede door ,deze vergrooting nam de interesse van

het niet vakkundige publiek voor den Hortus toe endank zij vooral ,de welversneden pen van ,hortulanusH. Witte (1855-1898) is ‘diens am,btsperiode eenbloeitijdperk der gopularisatie van tuinbouw enplantkunde geworden, waarbij de Hortus een zeerbelangrijke rol heeft vervuld. Toen in 1872 hier voorhet eerst de Victoria regia bloeide, trok dit gebeurenin een seizoen meer dan 20.000 bezoekers!

Thans is de belangstelling van het publiek veel ge-ringer, hetgeen te begrijpen is. Het kan toch op dehedendaagsche bloemententoonstellingen veel groo-tere bloemen en meer kleurenweelde zien, dan eenrespectabele hortus ooit kan (bieden. Ondanks hetvele en goede dat de Stichting ter bevordering vande belangen van den Hortus Botanicus *heeft ge-wrocht, staan we ‘nog ver van een contact zooalspubliek en Hortus ,dat zeventig jaren geleden be-zaten.

Behalve ‘door het raadplegen van in lden loop dereeuwen verschenen catalogi, kaarten, prenten en reis-beschrijvingen over den Hortus, kan men de historievan dezen tuin tot zich laten spreken .door ,de leverrdeen levenlooze getuigen uit alle tijd(perken die ,de Hor-tus heeft doorgemaakt.

Bij het binnentreden aanschouwt men, links vanden ingang den Gouden Regen ‘die in 1600 ,daardoor Clusius is geplant. Thans omgeeft een laag,muurtje dat met lichten grond is opgevuld, zijn stam-

135

voet ‘die een omtrek van 4.90 M. heeft verkregen!Daar tegenover is de Tulpenboom van 1685. van

welke soort P. Hermann (1680-1695) in Virginiëverza,melde zaden ontving van J. B.obart, den hoog-leeraar-directeur van den hortus in Oxford, in welkentuin Hermann bij een bezoek planten aantrof, die hijop Ceylon verzameld had en na verscheping door eenFranschen zeeroover waren ‘buit .gemtaakt.

De Dadelpruim of Diospyros ,diateeren,d van 1740,den tijd van Adriaan van Royen (1730-1754) ishet kleinste gedeelte van een grooten (boom, waarinzich een 45-jarige eschdoorn had ontwikkeld, die toe-vallig ontkiemd was in een rott,e plek in het middenvan de plaats van [inplanting der kroon, en ,die ge-leidelijk ,de twee helften naar weerszijden uit elkaarheeft geperst, waarvan slechts eén in leven is ge-bleven. De ‘holle stam d(aarvan is ‘met een beton-kolom geplombeerd, waarvoor meer ‘dan twee balencement zijn gebruikt.

De eveneens in 1740 gebouwde oranjerie noemdeik reeds. Het lborstbeeld van Carl LinnC houdter de gedachte levendig aan ,den grooten Zweed,die in den winter van 1737-‘38 A. van Royenbehtrlpzaam was, ,de planten in den juist ver-grooten tuin volgens een door den .grondleggerder systematiek ontworpen systeem te rangschik-ken. De Japansche Ginkgo van 1785, thans ‘dehoogst,e boom in den Ho’rtus, ontwikkelt juist nu aanzijn stam de voor oude exemplaren dezer soort zookarakteristieke uitwassen. Van ‘de beplanting vanhet groote terrein dat Brugmans aan den Hortus

136

wist te verbinden, zijn meerdere in 1818 geplanteboomen tot forsche exemplaren uitgegroeid; menaanschouwe den fraaien Vleugelnoot als voorbeelddaarvan. Het ,door den beeldhouwer Wenckebachvervaardigde borstbeeld van Ph. F. B. von Siebold,staande te midden van het groen van ruim dertigboomen en heesters ,die origineele importaties vandezen kundigen natuuronderzoeker en ontdekkings-reiziger in Japan zijn, houdt de geda,chte levendaan het vruchtbaar informeel contact, wsarvan ,deHortus, maar in niet mirrdere mate d’e vaderlandschetuinbouw in zoo ruime mate de vruchten heeft ge-plukt. En aan de ‘cessie van het .mooiste gedeeltedezer uitbrei,ding, ten behoeve van de sterrenkunde,in 1857, waarbij tevens de Witte Singel ‘met wilgen-teen geschoeid is, dankt de Hortus de zware wilgendlie uit enkele rijsjes daarvan (moeten zijn ontsproten.

T’hans nog iets ‘over de herdenking op 13 Aprilvan het vorige jaar.

Des middags heeft de hoogleeraar-directeur vanden Hortus, Prof. Dr. L. G. M. Baas Becking eengloedvolle herdenkingsrede uitgesproken, waaruit ikvoor ‘de samenst,elling van dit artikel een en anderheb overgenomen.

Spreker beëindigde zijn rede, ,die idoor vele auto-riteiten uit departementale en universitaire kringenis bijgewoond, met een historisch {betoog in dicht-vorm. Als proeve laat ik dat over Boerhaave hiervolgen.

137

D#oordiat gij needrig waart en dienaer van <den grondEn dienaer van uw hof en dienaer van de menschen,Doordat ge ‘t heden ook in het verleden vond,Waart ge -toen Carl Linné U op het ziekbed zag,Niet slechts praeceptor van geheel Europa,Maar wegbereider voor een nieuwen dag.

Diaarop was het woord aan ‘den rector-magni-ficus, Prof. Dr. J. wan der Hoeve, die Prof. BaasBecking toewensc’hte, dat deze m.et zijn overbor-relend,e energie die naar allejkanten een uitweg zoekt,zijn onuitputtelijke werkkracht en zijn levendige fan-tasie nog decenniën zal mogen gebruiken ten batevan de Leidsche Botanie en van ,den Leidschen Hor-tus, dus ook van de ons zoo dierbare Leidsche uni-versiteit.

Nog werd het woord gevoerd ,door Prof. Dr. H. J.Lam als directeur van het Rijks Herbarium en alsvriend, en door den decaan van de faculteit voor wis-en natuurkunde, Prof. Dr. W. J. de Haas, waarnaProf. Baas Becking een dankwoord sprak.

Vervolgens had de opening plaats van een ten-toonstelling die betrekking had op ,de geschiedemsvan den Hortus. Deze is in ‘t Academisch HistorischMuseum, met groote medewerking van de conser-vatrice Mevr. 0. C. D. Idenburg-Siegenlbeek vanHeukelom door ondergeteekende ingericht.

Voor <den avond had ,de Leidsche Biologenclub inde oranjerie een H,o#rtus-nachtfeest geo,rganiseer,d.

Met groote vol’doening kan op het welslagen vandeze herdenking worden teruggezien.

H. VEENDORP.

De totstandkoming van den Staten=Bijbelen de bewaring zijner oorspronkelijke

stukken,

Inleiding.

In het vorige jaar is zoowel in Nederland als inBelgië en Zuid-Afrika het (derde eeuwfeest derStaten-Vertaling van .den Bijbel gevierd. Degroote beteekenis van dit ,meesterstuk van deneersten rang is naar waarde voor oogen gesteld.En de vertaling èn de druk èn de bewaring der auto-grapha is te Leiden geschied, waarom dan ook ditonderwerp in het Leidsch laarboekje niet mag ont-breken.

In 1637 verscheen voor ,het eerst een overzettingvan den Bijbel uit de grondtalen Hebreeuwsch enGrieksch in het Nederduitsch *)

‘) Wel waren er reeds vroegere vertalingen, doch dezewaren veelal indirecte vertalingen of om andere redenengebrekkig te noemen.

139

DE VOORBEREIDING VAN DE

STATEN-VERTALING.

De eerste maal wer.d ‘de wensch van een vertalinguit het oorspronkelijke kenbaar gemaakt op de Sy-n,ode te E,mbden in 1571 en vervolgens o’p vele kerke-lijke ‘bijeenkomsten tot aan het jaar 1618, t.oen deAlgemeene Synode van Dordrecht bijeenkwam,waarin zulke stemmen zich met klem lieten gelden.Maar de tijd was hiervoor ,nog niet rijp.

Telkens ‘hadden de plannen schipbreuk geZeden,hetzij ,door den ongunstigen toestand van ‘s Landsfinanciën, hetzij door moeilijkheden <in den boezemder kerk zelve gerezen, totdat in 1594 een liohtpvntzich voordeed. Philips van Marnix, heer van SintAldegonde had zich bereid verklaard de overzettinguit het oorspronkelijke ter hand te nemen. Echteris zijn vertaling gebl’even bij het .eerst,e boek desBijbels; ‘hij overleed in 1598. Wel zouden in 1602Arnoldus Cornelii, (predikant tve Delft en WernerusHelmichius, pred,ikant te Amsterdam, zijn werk voort-zetten, maar eerstgenoemde overleed in 1605, t,oende vtertaling nog slechts weinig gevor,derd was. Hetduurde tot 1618, voordat het plan der bijbelvertalingkrachtig geregeld werd.

Dit <geschiedde op verzoek vsn de Staten-Generaalder Vereenigde Ne,derlanden door ,de Nationale Sy-node te Dordrecht gehouden in de jaren 1618 en1619. Den 19den November 1618 begonnen de be-

140

sprekingen hierover, welke werden voortgezet in velezittingen. 1)

De Dordtsche Synode had wel bepaald, dat hetwerk fder bijbelvertaling zou aanvangen drie magan-den na het eindigen van hare vergaderingen, maarhet zou nog tot ,d.en Ilden April 1624 duren, eerdateen krachtige stoot gegeven werd tot het verwerke-lijken van het grootsche plan. Belemmerend haddende groote, geldelijke uitgaven gewerkt, noodig inden oorlog met S,panje, alsook de heftige, kerkelijkeberoeringen in ‘den strijd tegen de Remonstranten.Verschillende Provinciale Syn,oden hadden steedsaangedrongen op de uitvoering van de bijbelverta-ling, totdat in 1624 ‘ook de Hoog Mogende Heerender Staten-Generaal hun aansporing hiertoe lietengelden. Den 22en Mei 1625 weerd een daa,dwerkelijkbegin van het werk gemaakt. Toen kwamen de ver-talers van ,den Bijbel met twee gemachtigde\\ van-wege de Dordtsche Synode te ‘s-Gravenhage tijeen,maar niet alle zes, .die ben,oemd waren. Petrus Cor-nelii was in 1619 en Herrmalnus Faukelius in 1625overleden. In hun plaats volgden als vertalers vanhet Nieuwe Testament en de Aprociefe boeken An-

1) Drie vertalers van het Oude Testament werden benoemd :Johannes Bogerman, predikant te Leeuwarden, voorzitter derDordtsche Synode: Willem Baudartius, predikant te Zutphen:

Gerson Bucerus. predikant te Veere en drie vertalers vanhet Nieuwe Testament: Hermanus Faukelius, predikant teMiddelburg, Pet rus Cornel i i , predikant te Enkhuizen enJacobus Rolandus, predikant te Amsterdam.

141

tonius Walaeus of de Waele, hoogleeraar in de God-geleerdheid te Leiden en. Festus Hommius of Hom-minga, predikant en regent van het Staten-College- een internaat tot opleiding van Hervormde pre-dikanten - aldlaar. Ook in deze vergadering te‘s-Gravenhage werd op den voorgrond gesteld, dathet niet doenlijk zou zijn voor d,e leden tevens hetgewone dienstwerk te (blijven verrichten; de verreafstan.d tusschen hun woonplaatsen was bovendienook een (belemmering voor regelmatige samenkom-sten tot gemeenschappelijk overleg. Aan deze be-zwaren werd reeds den 18en Juli 1625 door de Sta-ten-Generaal tegemoet gekomen met hun ‘besluit, datde vertalers zouden wonen te Leiden met vergoedingvan huishuur en van andere kosten, terwijl vrijstel-ling van hun dienstwerk met behoud van hun salarisaan de betrokken besturen gevraagd zou worden.Later werd aan ieder vertaler jaarlijks 600 guldentoegelegd boven zijn gewone wedde, welke hij opzijn standplaats genoot, voor huishuur 300 ‘en voorhet ,maken van (afschriften van het vertaalde 200gulden, terwijl tevens ‘de uitgaven voor boeken, vuuren licht terugbetaald wer,den. .Echter zou huishuurniet toegekend worden aan Walaeus en Hommius,als wonerxde te Leiden. Voor het werk, door de over-zetters verricht tusschen den tijd hunner benoemingen den aanvang rder vertaling te Leiden, ontvingenzij 500 gulden.

De uitvoering van het werk.De vertalers van het Oude T’estament ‘hielden den

142

13den November 1626 ,hun eerste bijeenkomst teLei,den en kozen tot hun voorzitter Johannes Boger-man, te wiens huize aan het Pieterskerkhof desamenkomsten ‘plaats hadden. De vertalers van hetNieuwe Testament #kwamen bijeen ten huize van Ja-colbus Rolandus. Ook waren ,de samenkomsten, ge-houden in 1628 ,door de gezamenlijke vertalers be-langrijk, om de regels voor taal en spel!ing vastte stellen, welke zij gemeenschappelijk zouden ,volgenom eenheid in hun werk te verkrijgen. Regelmatigwerd nu door ,de vertalers te Leiden gewerkt. Waseen gedeelte klaar, dan zonden zij dit aan de over-zieners. Hiertoe zouden verscheidene afschriftennoodig geweest zijn, wat t,e veel tijd zou vereischenindien deze gemaakt zouden worden m,et de pen.De vertallers lieten dan ook telkens hun afgedanewerk drukken door de drukkerij van de weduwe vanJan Claess. van Dorp te Lei,den en zonden hun werkgedrukt, aan de overzieners. Zooals wij zagen, ermoesten nieuwe vertalers 08pvolgen, maar niet ,minderis dit voorgekom’en bij de herzieners; hunne openeplaatsen werden vervuld ,door een verkiezing, welkeplaats had door ‘d’e Provinciale Synode, waar jdevacature was voorgevallen.

Dien 7en Augustus 1631 trof den vertalers eengevoelig verlies ,door het overlijden van GersonBucerus. Hij was met zijn overzetting gekomen totin de :profetiën van Ezeohiël. Volgens de gehoudenstemming in de Nationale Synode te Dordrechtmoest nu Ant,onius Thysius, ,hoogleeraar in de God-geleerdheid te ILeiden, opvolgen, ‘maar ,deze onttrok

Vertaling van het begin van Genesis 1 door Joh. Bogerman

met de verbeteringen der overzieners.

143

zich hieraan als zijnde reeds belast met de herzieningvan het Oude Testament. De Staten-Generaallieten nu Bogerman en Baudartius verzoeken, methun beiden het werk voort te zett,en; zij stemden hier-in toe, hoewel zij bij ondervinding wisten hoe zwaarde taak was, lerwijl Bogerman leed aan een pijnlijkekwaal en Baudartius, 66 jaren oud, reeds eerder ge-klaagd had, dat hij zijn geheele leven zoo niet geblokthad, (als hij nu op zijn ouden ‘dag blokken ,moest. Opdezelfde wijze is ‘het den vertalers van h,et NieuweTestament vergaan. Toen Jacobus R’olandus in 1632stierf, wiens opvolger naar aantal van stemmen ookreeds overleden was, (hebben Antonius Walaeus enFestus Hommius het werk voortgezet, dat toen ge-vorderd was tot de Handelingen der Apostelen.

De vertaling van het Ou’de Testament was in 1632ten einde gebracht; den 9en Juli van het volgend jcaarvereenigden zich de acht overzieners met d,e tweevertalers t,e Leiden om met elkander de moeilijkeplaatsen te bespreken, wat veertien maanden vorder-de en waarbij Johannes Bogerman voorzitter was,terwijl Jlacobus Revius, de <dichter-predikant teDeventer, als secretaris o,ptrad. Zulk een gemeen-schappelijke bijeenkomst werd voor het nazien vanhet Nieuwe Testament te Leiden gehouden vanaf 16November 1634 aan het Rapenlburg ten huize van denvoorzitter Antonius Walaeus, terwijl Festus Hommiushet secretariaat vervulde. De Waalsche kerk, welkegeen bijzonder belang had bij een Nederlandsche ver-taling, was op haar verzoek door de Dordtsche Sy-node vrijgesteld een overziener lalf te vaardigen. Het

144

nazien van het Nieuwe Testament was 31 Augustusen van de Apocriefe boeken 10 October 1635 voltooid.In ,dezen tijd ,heerschte de pestziekte in hevige mate inLeiden, maar opmerkelijk is, dat geen der vertalers ofoverzieners in deze epidemlie werd aangetast; vanafden len Juli tot aan het einde van dit jaar 1635eischte deze ziekte 17193 offers. Bij het woeden vandezen ,,geesel der menschheid” was in het midden ldervergaderden twijfel gerezen omtrent de verplichtingvoor hen, die van buiten Leiden kwamen, om in debesmette stad hun werk voort te moeten zett,en. Ech-ter Weven alle op hun post, al gaf Andreas Rivet,hoogleeraar in de Godgeleerdheid, ook den raad depest te ontvlieden.

Ieder ,overziener ontving van Hunne Hoogmogen-den vier gulden daags en vergoeding van reiskosten,terwijl elk voor het nazien der vertaling, hem toe-gezonden thuis vóór de gemeensc,happelijke verga-dering te Leiden, 300 gul,den werden toegelegd. Devoorzitter en de secretaris ontvingen bovendien 150gulden. Aan Johannes Bogermtan werd wegens zijnbijzondere verdiensten nog 500 gulden toegekend. Devertalers van het Oude Testament kregen 11 De-cember 1632 octrooi voor 15 jaren van de Staten-Generaal om hun overzetting in druk te laten uit-geven, welk voorrrecht later ‘o#p dezelfde wijze aan devertalers van het Nieuwe Testament werd verleend.

Het drukken en uitgeven.

Den 8en September 1634 was het Oude Testa$mentvertaald en nagezien. Verschillende regelingen waren

145

nu noodig voor het drukken. De Leidsche Burgemees-ters, wier stad gekozen was als zetel der vertaling,deden het hunne om het recht van drukken aan zichte verkrijgen, opdat Leiden de eer daarvan zou ge-nieten. Zij verzochten ‘daarom aan .de Staten-Gene-raal de overzetters van het Oud,e en Nieuwe Testa-ment, die reeds octrooi van ‘drukken verkregen had-den, te machtigen met lhen hierover te onderhandelen.Reeds waren door de vertalers overeenkomsten metdrukkers gemaakt. De Stat,en-Generaal willigdendit verzoek in op voorwaarde, dat zij bewijzen zoudenontvangen, waaruit lbleek, dat door belangheblbendenafstand was gedaan van vroeger gesloten overeen-komsten.

De Burgemeesters van Leiden sloten den 8en De-cember 1634 een overeenkomst met Machteld Ael-brechtsdochter, weduwe van Hillebrant Jacobszoonvan Wouw, om den Bijbel te ,drukken, uit te gevenen te verkoo,pen, tenminste indien ,de vertalers hunoctrooi aan hen wilden overdoen. Aan Machtelt voor-noemd en de ~erfgenamen van haar overleden manwas reeds den Ilen December 1632 het recht vandrukken, uitgeven en verkoopen voor 15 jaren toe-gestaan door de Staten-Generaal der VereenigdeNederlanden. Maar nu zouden de voorwaarden voorde uitoefening van dit recht nog vastgesteld moetenworden met de Burgemeesters van Leiden, hetwelkden 12en Februari 1635 geschiedde. De vertalers vanhet Oude Testament Bogerman en Baudartiusstonden den IOen Februari 1635 hun octrooi af aanhet Leidsche stadsbestuur. Krachtens deze overeen-

146

komst zouden de overzetters alle origineele stukkenvan de nageziene vertaling van het Oude Testamentten overstaan van Burgemeesters van Leiden of van‘hun gecommitteerden sluiten in een kast of kist,staande onder toezicht der vertalers, met twee ver-schillend’e sloten, waarvan één sleutel zal ,berusten bijhen en de andere bij de Burgemeesters. Ten overstaanvan Burgemeesters zullen zij telkens een gedeeltevan genoemde stukken ter perse geven en zorg dra-gen, dat geen enkel stuk in vreemdme handen komeof verwaarloosd worde. De vertalers zullen de derdeen ZOO noodig ook .de vierde drukproef nazien ende ,drukkers met hun raad bijstaan. Ook zullen zij,indien hun ,,yets menschelix ofte eenige nootsaecke-licke verhinderinge” overkwam, zorgen voor één oftwe’e bekwame plaatsvervangers, buiten kosten van,de stad Leiden; overigens zal in deze kosten voor-zien worden, zooals het den Staten-Generaal zalgoeddunken. De overzetters behielden aan zich deaanbieding van dit werk aan de Staten-Generaal, denRaad van State, Staten, Stadhouders en Raden dierProvinciën, waar zij thuishooren en waar zij gedu-rende de vertaling verblijf hielden, (alsook de aan-bieding aan d’e stedelijke regeeringen van Zutphen,Leiden en Leeuwarden. De Burgemeesters zullen elkder vertalers voor het afstaan van het octrooi enhet leveren van de stukken, welke gedrukt moetenworden, vereeren uit de beurs der stad Leiden met1500 gulden, te betalen aan hen of hun erfgenamen.Ook bedongen de overzetters voor zich of hun erf-genamen een gratis exemplaar van dezen Bijbel in

147

folio ,,van het beste papier, schoon gebonden endevergult opte sneede” en daarboven, voordat het werkwerd uitgegeven, zooveel ‘exemplaren, als zij noo,digzouden hebben voor d’e genoemde aanbiedingen,welke hun geleverd zouden m’oeten worden tegen denprijs, welke voor boekverkoopers gerekend wordt.

Twee dagen na deze overeenkomst werd een ver-drag gemaakt met de weduwe en erfgenamen vanHillebrant Jacobszoon van Wouw, drukkers van deHoogmogende Heeren Staten-Generaal der Vere’e-nigde Nederlanden, welk verdrag uitgebreider is dandat van den Sen December 1634. Hieruit stippen wijhet volgende aan: d’e Burgemeesters van Leiden, diehet octrooi voor het drukken, uitgeven en verkoopenvan de nieuwe vertaling van het Oude Testamentverkregen hadden van ,de overzetters, ,dragen ,dit overaan de genoemde weduwe ‘en erfgenamfe voor 3000gulden, te betalen aan ,de stad Leiden. Zij bepalen,dat het ,drukken te Leiden zal geschieden doorPaulus Aertszoon van Ravesteijn, die daarom metzijn huisgezin zal moeten overkomen uit Amst’erdamnatar Leiden; dat de drukker, letterzetter en gezellenhun bij eed,e zullen zweren om geen vertalingen,drukproeven of afgedrukte bladen te verwaarloozennoch in vreemde handen te laten komen en :dat aande Burgemeesters twee ‘exemplaren van den Bijbelzullen geschonken w,orden.

Op gelijke wijze werden in 1636 overeenkomstenges180ten betreffende het Nieuwe Testament en deApocriefe boeken. Echter zou voor het overdragenvan het octrooi en van de vertaling van dit deel

148

des Bijbels de som van 2500 gulden betaald moetenworden ten behoeve van ,de stad Leiden, terwijl devertalers aan zich het recht behouden om dit werkaan te bieden aan den Staten-Generaal, de Statenvan Holland en West-Friesland en den Prins vanOranje, welke reeks dus verschilt met die, welke deaanbieding van het Oude Testament ‘betrof. Het be-drag van 2500 gulden werd ,door de stad voldaanaan de vertalers; aan Antonius Walaeus en FestusHommius, elk 1200 gulden.

Het drukken ondervond vertraging tot in 1635,veroorzaakt door de schaarschte en duurte vangoed papier en door den strengen, langdurigen win-ter, die den meester-drukker Paulus Aertszoon vanRavesteijn noodzaakte zijn overkomst van Amster-dam naar Leiden met gezin en drukkersgereedschapuit te stellen, totdat het open water was geworden.Na den druk van het Oude Testament volgde dievan het Nieuwe en van de Apocriefe boeken. DeStaten-Generaal stelden den verkoopprijs van denBijbel vast en den 10en Juni 1637 machtigden zijBarent Langenes de exemplaren voor echt te teeke-nen met zijn handteekening, waarbij tevens het wa-pen van #de Staten-Generaal werd afgebeeld. Den29en van de volgende maand hebben zij, na het ad-vies van den Raad van State gehoord te hebben, denieuwe vertaling goedgekeurd en bekrachtigd,” teneynde dat deselve in de kercken enrde pu’blijckeschoolen der Vereenichde Nederlanden ende andereRijcken ende Landtschappen, onder hun gehoorsaem-heyt resorterende, moge worden aenghenomen ende

Titelblad van den eersten druk van den Statenbijbel

met profiel van de stad Leiden.

149

ghebruyckt ende dat dienvolgens alle kerckelickevergaderingen, kerckendienaren, professoren ende‘doctoren in de H. Theologie, regenten van collegienende voorts .allen ende een yeghelicken, die diteenighsints aengaen mach, in ‘t exerceren van der-selver diensten ende bedieningen haer daernae mo-gen reguleren, omme alsoo ‘de eenigheyt, welstantende dienst ,der ghemelte Nederlantsche Gerefor-meerde (Hervormde) kercken ende scholen meeren,de meer vorderen”.

De 17e September 1637 is in de geschiedenis derStatenvertaling een belangrijke datum. Toen werd,het eerste exemplaar in groot formaat, verguld opsnee en gebonden in paars fluweel door AntoniusWalaeus, Festus Hommius, die ook namens WillemBaudartius optrad en Andreas Rivet, hoogleeraar inde theologie te Leiden, die Johannes Bogerman verte-genwoordigde, aangeboden aan ,de Staten-Generaal,,,voor hunnen christlijken iever en vaderlijke zorge,in het uitvoeren voor dit voor d’e kerken van Neder-land noodig werk b’etoond”. Ter wille van dien ijveren zorg is (het dan ook, dat op het titelblad vanden Bijbel vermeld wordt, ,dat ‘hij overgezet is ,,doorlast der Hoogh-Mog: Heeren S t a t e n Generaelvande Vereenighde Nederlanden”, zoodat hij steedswordt aangeduid als: Staten-Vertaling of Staten-bijbel. Dit prachtexemplaar is ettelijke jaren laterdoor de Hoog Mogende Heeren naar Leiden gezon-#den om bewaard te worden bij de oorspronkelijkestukken der vertaling, waarbij het in 1656 vermeldwordt; het berust thans in het gebouw der Synode te

150

‘s-Gravenhage. Het titelblad is versierd ‘met het pro-fiel van de stad Leiden, ‘binnen wier muren het ge-heele werk ten einde is gebracht.

Johannes Bogerman had reeds geruimen tijd vantevoren aan Andreas Rivet verzocht (hem bij deoverhandiging van den Bijbel aan de Staten-Gene-rata1 te vertegenwoordigen, ‘omdat hij wegens zijngezondheidstoestand niet aanwezig kon zijn. Inmid-dels overleed hij zes dagen voor dezen ,belangrijken,dag, den llen September 1637 in den ouderdom van61 jaar, te Franeker, waar hij zijn ambt als hoog-leeraar in de godgeleerdheid den 7en December1636 ,had aanvaard. Te Leiden had hij 10 jaar ge-arbeid aan de vertaling van het Oude Testament.

Aan de vertal,ers Bogerman, Baudartius, Walaeusen Hommius werd door de Staten-Generaal1 na devoltooiing van het werk een vereering geschonkenvan 150 gulden; ,aan ‘de erfgenamen van Bucerus,die in 1631 als ‘overzetter was overleden, van 100gulden. Ook de drukkersgezellen hadden een buiten-kansje; Paulus Aertszoon van Ravesteijn, dedrukker, ontving voor hen uit de stedelijke kas eensom van 20 gulden, omdat het drukken onder hettoezicht van de Leidsche Burgemeesters was ge-schie’d.

Het veeleischend werk der Bijbelvertaling h,ebbende Remonstranten ‘met groote belangstelhng gade-geslagen. Zij benoemden vier bekwame mannen omde vertaling nauwkeurig na te zien en het einde vanhet onderzoek was, dat deze overzetting geheel hungoedkeuring wegdroeg en ook door hen in gebruik

151

werd genomen. Het ~duurde echter nog eenige jaren,eer dat de nieuwe vertaling algemeen was ingevoerd.Langzamerhand kreeg zij in de verschillende pro-vincies burgerrecht, het laatst echter in de stad Am-sterdam. Wellicht heeft daartoe de omstandigheidbijgedragen, ,dat nog duizenden bijbels in voorraadwaren van vroegere uitgaven, gedrukt aldaar. In1641 was de Staten-Bijbel algemeen in gebruik inons vaderland.

De bewaring der oorspronkelijke stukken.

Volgens besluit der Staten-Generaal der Vereenig-de Nederlanden in 1639 werd ‘de uiterste zorg be-s t e e d aan de bewaring der oorspronkelijkestukken der Bijbel-Vertaling, welke volgens hun be-stel moesten berusten ten Stadhuize te Leiden. Omde drie jaar vaardigden zij twee ‘hunner leden afnaar deze stad om in hun naam deze stukken, ge-naamd autographa of authentieke instrumenten vande nieuwe overzetting ,des Ouden- en Nieuwen Tes-taments, na te zien, waarbij een aantal predikanten,gekozen door d,e Provinciale Synoden, aanwezigwaren. Onder autographa hebben wij eigenlijk teverstaan eigenhandig geschreven stukken, maar datwaren deze stukken niet -Immers de overzetters lietenhun vertaald werk drukken in zooveel exemplarenals er noodig waren om aan de overzieners te zen-den. In de gemeensohappelijke vergadering van ver-talers en overzieners te Leiden werd zuik eengedrukte vertaling nagezien en verbeterd en bestemd

152

voor (den druk. Deze stukken nu werden te Leiden he-waard.

De vraag, waar de oorspronkelijke geschreven ver-talingen der overzetters gebleven zijn, ligt aanstondsvoor de hand. Wat het werk van Gerson Buceruslbetreft, vertaler van het Oude Testament, dit is aanWillem Baudartius ter hand gesteld na den dood vanBucerus in 1631 en berust thans in het Oud Syno-daal Archief te ‘s-Gravenhage. De geschriften vanJacobus Rolandus, vertaler van het Nieuwe Testa-ment en van de Apocriefe boeken, overleden in 1632,zijn nog in handen wan één zijner afstammelingen,gelijk die van Bogerman en van Hommius ,ook onderhun erfgenamen zijn gebl,even. Van het oorspronkelijkwerk der andere vertalers is, voor zoover mij be-kend, het spoor verloren gegaan.

Behalve aan de ,oorspronkelijke stukken ‘derStaten-Vertaling te Leiden werden reeds eerder vol-gens het beslu’it der Staten-Generaal van 5 Juli 1625,dezelfde zorgen beste’ed aan de officieele bescheidenvan ‘de Nationale Synode in de jaren 1618 en 16196e Dordrecht gehouden. Deze laatsten werdenbewaard in een kist, voorzien van acht verschillendesloten, staande, eerst in de Trèveskamer in het Bin-nenhof, later in de Kloosterkerk te ‘s-Gravenhage.Vanaf 1641 werden zoowel de stukken te ‘s-Graven-hage als t,e Leiden nagezien, regelmatig om de driejaren. Eerst werd het oaderzoek ingesteld naar deSynodale papieren te ‘s-Gravenhiage en als dit ge-schied was, vertrokken de twee afgevaardigden derStaten-Generaal en een twintigtal predikanten, aan-

153

gewezen door ‘ute Provinciale Synoden, denvolgenden dag in twee ,,Staten-jachten” naarLeiden, waar zij zich #begaven naar het logementDen tiurg; de afgevajardigden van den Lande ,,voor-uyt gaand.e” en de ,predikanten ,,in goede ordre vol-gen,de”. Het stedelijk bestuur van Lei’den ontving vantevoren een schrijven van ‘den Raadpensionarisnamens de Staten-Generaal, vermeldende de namenvan hun ‘beide afgevaardigden en den datum, waarophet bezoek zou plaats hebben, ,,ten eijnde t’hiaerderaenco’mste alles gereet mach werden gevonden.”Aangekomen zijnde aan den Bmurg, worden zij ver-welkomd door eén der vier Burgemeesters of zijngemachtigde, vergezeld door den Pensionaris ofSecretaris der stad en plec,htig geleid naar hetstadhuis, alwaar .de afgevaardigden der Staten-Generaal ontvangen worden in d’e Burgemeesterska-mer, terwijl de predika’nten samenko’men in deVroedschapskamer. De aanwezige Burgemeestersontvangen de afgevaardigden der Staten-Gen’eraalbij de deur van hun kamer en presenteeren aan deneersten afgevaardigde den armstoel van ,den voor-zittenden Burgemeester, waarna de ander,e afgevaar-digde verzocht wordt plaats te nemen in ,den leun-stoel aan de rechterzijde van zijn collega. Na ,dezeverwelkoming begeven de heeren zich naar deVroedschapskamer, waar de predikanten reeds aan-wezig zijn en de kist staat, waarin de stukken betref-fende de bijlbelvertaling bewaard worden, welke doorden secretaris der stad en den eersten regent van hetStatencollege, ieder ‘met een verschillenden sleutel

154

geopend wordt, waarna de stukken nagezien worden.Voor en na Ide bezichtiging geschiedt er een gebed endankzegging. Alle afgevaardigden met ,,deselve hee-ren, die baar o)pgehaald hadden” \begeven zich daar-na weder natar het logement Den Burg en n’emen deelaan een maaitijd, waaraan wel eenige der Burge-meesters mede aanzaten, aangeboden vanwege deStaten-Generaal, waarbij zij door de stad Leidsenvereerd werden met acht groote stadskannen wijn.Hierna werd de terugreis naar ‘s-Gravenhage aan-vaard met dezelfde jachten als op de heenreis. Al-daar teruggekomen, begeven de afgevaardigdenzich naar ‘de Kloosterkerk, vanwaar zij vertr,okkenwaren; hun secretaris teekent in de notulen van hunvergadering aan, ,,dat de bezigtigde stukken zuiveren van de worm, motte en muizen ongeschonden be-vonden zijn geworden”, waarna de Heeren naar hunwoonplaats terugkeeren.

Voor de eerste maal werden de oorspronkelijkestukken der bijbelv’ertaling nagezien ,den loden Juni1641. Toen de afgevaardigden van de Staten-Generaal en van de Kerk in de Vroedschapskarnerbijeen waren, ‘werden eerst de beide sloten geopendvan de kist, waarin de stukken van het Oude Tes’ta-ment geborgen waren. 1)

0,~ dezelfde manier werd nu de tweede kist ge-

l) Het is van belang den inhoud vaa deze kist te leerenkennen.

Zij bevatte vijf bundels met losse bladen, vormende het

geheele Oude Testament ,,zijnde d’originele instrumenien,

waernaer d’eerste druck is gedaen”, zooals Mr. Aeibrecht vao

155

opend, bevattende ‘de origineele stukken van de ver-taling des Nieuwen Testaments in vier ~bundels,welke toen alphabetisch werden geteekend met deletters A, B, C en D. 1)

Tot 1647 zijn de twee genoemde kisten in gebruikgebleven voor de bewaring der officieele stukken,in welk jaar, lbij ‘de visitatie van ,den 28en Juni, allebescheiden geborgen zijn in één nieuwe kist, waar-van het deksel bestond uit één plank, welke kist ookgesloten werd met twee verschillende sleutels, waar-van eén berustte bij de Leidscshe Burgemeesters ende andere bij een Regent van het Statencollege.

Mr. Gerard van Hoogeveen, secretaris van Leiden,vermeldt asngaande de visitat’ie van 15 Juni 1656,

Hoogeveen, secretaris van Leiden heeft aangeteekend. Ookwas daarin aanwezig een copie van het gansche Oude Tes-tament, gedrukt naar de origineele vertaling en verbeterdmet de hand van Johannes Bogerman met rooden inkt en

door Wdlem Baudartius‘met zwarten inkt, in twee bundels,tezamen gebonden met een touw en bovendien een bundel.bevattende de registers van het Oude en Nieuwe Testamentbeschreven met de hand der overzieners, houdende als op-schrift : .,Register tot beyde de Testamenten”.

1) A bevatte het gansche Nieuwe Testament: deze bundel

had tot opschrift: Copie van het Nieuwe Testament.B hield in een copie van het Nieuwe Testament, gedrukt

naar de origineele vertaling en verbeterd met de hand vanAntonius Walaeus en van Festus Hommius.

C behelsde alle Apocriefe boeken en D een copie vanalle Apocriefe boeken, alsook van den korten inhoud van

alle hoofdstukken van ieder dezer boeken, verbeterd doorWalaeus en Hommins.

156

dat de inhoud ‘der kist ,toen vermeerderd is. Op lastvan de Gecommitteer,den der Staten-Generaal zijnhieraan toegevoegd de authentieke copieën van deaangeteekende drukfouten, aangetroffen in hetOude en Nieuwe Testamlent en haar verbetering, op-gesteld in het College van de Gecommitteerden vande correspondeerende Synode in .den jare 1655,ondertmeekend door Henricus Ubbenius, predikant teLeiden en Hermanus Langebus, predikant te Amster-dam, voorzitter en secretaris van genoemd college,alsmed’e een gedrukt exemplaar hiervan, uitgegevente Amsterdam in 1655 en gewaarmerkt door ge-noemde ‘handteekeningen. Deze stukken waren ver-pakt in blauw papier. Reeds eerder was ,de kostelijkeverzameling vergroot met het exemplaar van deneersten druk ‘des Bijbels, dat aan de Staten-Gene-raal was aan’geboden in 1637 en door Hunne Hoog-mogen,de Heeren later weer naar Leiden gezondenwas ter ibewaring.

Van veel beteekenis is het officieel’e Ibezoek teLeiden geweest, dat jplaats heeft gehad den 29enJuni 1662. De afgevaardigden van de Landsregee-ring brachten aan td#e Staten-Generaal verslag uitover dteze visitatie en wezen erop, dat de authentiekestukken ‘der nieuwe bijbelvertaling voor een grootdeel bestonden uit losse papieren, bijeengepakt inverscheidene bundels, welke lichtelijk overhoop kon-den geraken. Zij gaven Hun Hoogmogenden inoverweging of het niet dienstig zou zijn alle los-liggende stukken, welke in de kist bewaard werden,hoe eerder hoe liever in de juiste orde min te binden,

157

waarop (besloten werd, dat dit zou geschieden.Omrn hiervoor te zorgen werden Petrus Cabeljauw,

predikant t’e Leiden, Regent van het Statencollegeen Jacobus Stermont, ‘predikant te ‘s-Graven’hage,den 3en Juli 1662 door ‘de Staten-Generaal aange-wezen, terwijl deze ook besloten, ‘dat een #nieuwe,geschikte kist op ‘s Lands kosten moest wordenaangekocht ter #bewaring der stukken. Zulk een kistis dan ook volgens ‘den last van Hunnen Hoogmo-genden gemaakt van droog eikenhout, sluitende metdezelfde sloten als aan de oude kist geweest waren.Zij wordt t’hans nog bewaard in het gebouw derSynode t,e ‘s-Graverrhage .

Dit bindwerk is met de grootste zorg verricht, zoo-dat in de nieuwe kist alle oorspronkelijke stukken,in elf deelen gebonden, geborgen werden; de inhoudhiervan ,is reeds vermeld bij het nazien der stukken,toen dit voor de eerste maal geschied,de in 1641.Als XIIe ,deel kwam het ,exemplaar van den Bijbel,dat aan de Staten-Generaal was aangebo’den, ter-wijl het dertiende deel de handelingen bevat vanvertalers en overzieners van het Oude Testament.De aanwinst, waarmede de stukken :in 1656 venneer-derd zijn, is bijgevoegd bij andere deelen. Den 18enMei 1663 is het verrichte werk opgenomen ,door tweeafgevaardigden der Staten-Generaal, in tegenwoor-digheid der Burgemeesters van Leiden en heef.t hethun volle tevredenheid weggedragen.

Bij het pl,echtige bezoek werd door de afgevaar-digden ,der Staten-Generaal nauwkeurig gelet op ,d,euitvoering van het ceremonieel. Dit bleek in 1662,

158

toen zij meenden, dat zij zoowel bij ,het begin als bijhet einde van de ontvangst niet naar behooren, maartegen ‘de waardigheid van ‘den Staat waren bejegend,welke aanmerkingen ‘ook den 5den Augustus 1677in hun vergadering werden gemaakt. Toen werd van-wege de Burgemeesters vafn Le,iden aan ‘de verga-dering der Staten-Generaal medegedeeld, ,dat zulkeen klacht geen reden van bestaan had en dat zij,nagespeurd ,hebbende alle vorige bezoeken, gezienhadden, dat er twee verschillende manieren vanontvangst in gebruik geweest zijn; ‘de eene, waarbijde Hoogmogende Gedeputeerden afzonderlijk be-groet werden in ‘hun logemem en be andere, waarbijzij, ‘met de predikanten tezamen gekomen in een ,derkerken van Leiden, daar verwelkomd werden om henvervolgens te geleiden naar het Stadhuis. De Bur-gemeesters van Leiden lieten nu aan hun keus over,op welke van deze twee manieren valn ontvangst zij,,wilden sijn onthaeld”. Hunne HoogmogendeHeeren kozen de eerste manier en schreven nauw-keurig voor hoe ,de ,ontvangst in het vervoslg moestplaats hebben. De afgevaardigden ,der Staten-Ge-neraal, te Leiden aangekomen zijnde in ‘hun loge-ment Den Burg, hun aankomst bekend gemaakt heb-bende door hun kamerbewaarder aan de Burgemees-ters der stad, zullen aldaar moeten begroet wordendoor één der Burgemeesters met den Pensionarisof Secretaris d’er stad of 8oor eén van de beidelaa#tstgenoemden en aldus geleid wordaen naar hetStad,huis. Daar gekomen zijnde zal één der Burge-meesters hen buiten de Burgemeesterskamer ont-

159

vangen, hun ,de r’echterhand geven en voorts hen ge-leiden in de genoemde kamer. Den eersten afgevaar-digde zal dan gepresenteerd worden de ar’mstoel vanden voorzittenden Burgemeester en .d#e andere Heerzal geplaatst worden laan de rechterzijde van zijncollega. Daarna gaan de beid,e afgevaardigden ende Burgemeesters gezamenlijk naar de Vroedschaps-kamer, waar de predeikanten reeds aanwezig zijn;aldaar heeft het onderzoek der stukken plaats; (alsdit #geëindigd is, zullen ,de Hoogmogende Heerenweder naar bun logement teruggeleid word.en op de-zelfde wijze als zij afgehaald waren.

Bij de visitatie in den jare 1692 was de plaatsingin de Burgemeesterskamer niet in de juiste volg-orde geschmied; waarop aarrmerking gemaakt zijnjde,deze fout hersteld is bij h,et plaatsnemen in de Vroed-schapskamer, zoodat de Gedeputeerden der Staten-Generaal ,,hun voorrang #hebben genommen.”

Nauwkeurig werd de regeling van 1667 gevolgd,totdat er ,den 28en Mei 1725 weer een aanleidingwas voor d,e Hoogmogenden een klacht naar Leidente zenden aan het adres van Hceren Burgemeesters.Ontevredenheid was er over ‘de manier’van ontvangstsedert ‘den jare 1716. Vanaf dit jaar was het drie-maal gebeurd, dat de Burgemeesters van Leiden aande Gedeputeerden der Staten-Generaal ,,niet hebbenlaten volgen die distinctie, die altijd tevooren aende Heeren Onse Gedeputeerden in gelijcke gelegent-heijd is gegeven geweest, volgens het oud gebruyckende volgens hetgeen’e bij wege van overeenkomstein het jaar 1667 is gereguleert”. De tekort’koming be-

st,ond ,hierin, dat de afgevaardigden der Staten-Generaal ,,komende in Burgem~eesterskamer, aldaerniet gevonden (hebben gehad den armstoel van denPraesident van Burgemeest,eren voor de eerste vande twee Heeren Onse Gedeputeerden, gelijck alsvoorheenen altijd in gebruyck is geweest, maar datbeijde waren aengewesen op leunstoelen”. Inderdaadwas de armstoel niet aanwezig en wel omdat hetvoorgekomen was, dat de beide gedeputeerden, alsin gelijken rang zijnde, aanspraak Inlaakten op ge-lijke stoelen. Aangezien in de Burgemeesterskamermaar één armstoel tot nog toe geweest is, had mendezen weggenomen ,om zulk een verschil te voor-komen. Maar voor het vervolg zou aan den eerstenafgevaardigde de armstoel van den presideerendenburgemeester worden aangeboden en aan den twee-den heer een leunstoel aan den rechterkant. Behalveeen schrijven vanwege de Staten-Generaal was hier-over ook nog e’en brief van den Raadpensionaris VanHoorrrbeek (bij de Leidsche regeering ingekomen.

In 1731 namen de Staten-Generaal het op voorde afgevaardigde predikanten, die - zooals aanP. Marcus, Pensionaris d’er stad Leiden, den 22enMei van genoemd jaar gemeld werd - erover ge-kl’aagd hadden, ,,dat sij met wat kleynagtinge sijngebandelt geweest, alsoo sij in de kamer, daer devisitatie geschiet, genoodsaeckt zijn geweest teblijven staen, sonder dat voor iemand van haer eenstoele is geset geweest”.

Den Burgemeesters van Leiden werd daarom ver-zocht, ,,dat ,de Praedicanten wat op een beter voet

161

getracteert mogen werden ende aen deselve eenigestoelen aen de tafel gegeven om daerop te sitten,gelijck in voorige tijden is geschiet.”

De Burgemeesters van Leiden hebben den volgen-‘den dag laten antwoordsen, dat de klachten onge-grond waren, want ,,dat *de praedicanten nooijteenige stoelen aen de tafel hebben gehad”, maar datin het vervolg voor den voorzitter en den secretarisvan het college der predikanten voor ieder een stoelaan de tafel zal worden gezet.

Tot in het jaar 1800 verbleven de oorspronkelijkestukken der bijbelvertaling te Leiden. Den 30enAugustus van dat jaar is door het Vertegenwoordi-gend Lichaam des Bataafschen Volks toegestaan,dat deze zouden worden afgegeven aan het Her-vormd Kerkgenootschap. De Leidsche regeering heeftdit besluit den 12en September 1800 uitvoerbaar ge-steld en d,en 1Oen October ibesloten ook de kist,waarin d,e stukken Ibewaard werden, erbij te voegen.De overdracht is 15 October 1800 te Leiden geschied.

Sedert dien berusten de stukken t,e ‘s-Gravenhage,gelijk zij thans bewaard worden in het Oud Syno-daal Archief. 1)

Februari 1938.J. W. VERBURGT.

1) De door mij gebruikte bronnen worden vermeld op hetvolgend blad.

162

GESCHREVEN BRONNEN, AANWEZIG TENGEMEENTE-ARCHIEVE, TE LEIDEN.

Groot Privilegie-Boeck E, fol. 145 verso - 148 verso en154-158.

Burgemeesters Dagboek E, fol. 203 verso, 195 en 200.F. fol. 5 verso, 9 verso, 22 verso, 29, 49.

Burgemeesteren ende Gerechtsdachbouck van publycqesaecken ,voorl. nummer 684, fol. 51.

Notulen van de Municipaliteit van Leiden, 1799-1800, H.Secrete Missiven, deel 1623-1661, fol. 23, 127 verso,

139, 139 verso en 142.Tresoriersrekening van Leiden, 3de stuk ,,uutgeeff 1638”,

fol. 1148 verso en 1149.Overeenkomst tusschen de Burgemeesters van Leiden en

de weduwe en erfgenamen van Hillebrant Jacobszoonvan Wouw betreffende het drukken en uitgeven vande nieuwe overzetting van het Oude Testament. 1635.Archief der Secretarie na 1574, voorl. nr. 8422a.

Overeenkomst tusschen de Burgemeesters van Leiden ende vertalers betreffende het drukken en uitgeven vanhet Nieuwe Testament en de Apocriefe boeken, 21 Juni1636. Archief der Secretarie na 1574, voorl. nr. 8422b.

Overeenkomst tusschen de Burgemeesters van Leiden ende weduwe en erfgenamen van Hillebrant Jacobszoonvan Wouw betreffende het drukken en uitgeven vanhet Nieuwe Testament en de Apocriefe boeken, 26 Juni1636. Archief der Secretarie na 1574, voorl. nr. 8422~.

Stukken betreffende de visitatiën der autographa of offi-cieele vertaling van het Oude en Nieuwe Testament,1641-1725. Archief der Secretarie na 1574, Kerkelijkestukken, voorl. nr. 96.

Verbaal van de gecommitteerden der Staten-Generaal be-treffende het inbinden der autographa, 1663. Archief derSecretarie na 1574, voorl. nr. 2194.

163

GEDRUKTE BRONNEN.

Groot Placaat-Boeck, dl. 1, bl. 187-192. DI. 111 bl. 436.Historie van de Nederlandsche Overzettinge des Bijbels

door Nicolaes Hinlopen. Te Leiden bij Joannes Le Mair.1777.

Boek-Zaal der Nederduitsche Bijbels door Isaac le Long.2de uitgave, 1764.

Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit,dl. 2, bl. 190.

Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat der Ver-eenigde Nederlanden, XIde deel, 1739, bl. 42-46.

Jodocus Heringa: Bijzonderheden betreffende de vervaar-diging van de gewone Nederlandsche Bijbelvertaling.In: Archief voor kerk. geschied. inz. van Nederland, ver-zameld door N. C. Kist en H. J. Rooyaards, dl. V. bl.59 verv.

Catalogus van het Oud Synodaal Archief, bewerkt doorH. Q. Janssen, Predikant te St. Anna ter Muiden.‘s-Gravenhage, 1878.

Professor Frans van Schooten Jr. enMargrieta Wijnants maken hun testament.

Den 22en Juli des jaars 1649 ‘s avonds halfzes ver-voegden zich ten kantore van notaris Claes Ver-ruyt de E. Frans van Schooten, pr’ofessor in de ma-thesis te Leiden en Margrieta Wijnants zijn#e dienstenmaagd beiden kloek en ,gezond van lichaam, hunmemorie en verstand ten volle machtig en gebrui-kende, naar de notaris kon oordeelen. Zij begonnenmet te verklaren, #dat in der menschen leven op dezeaarde niets zoo zeker is als de dood, maar ookniets onzekerder #d,an ‘de tijd en ‘ure van ,díien en datzij daarom over hunne tijdelijke goederen wilden be-schikken. Voorts verklaarden zij, naar de wet eischte,,dat zij dit zouden ‘doen urc vrijen wil, zonder mis-leiding van iemanld; ,dat zij hunne onsterfelijke zielenin de ‘handen lbevalen van onzen goedertieren Godonzen Vader en hunne doode lichamen der laardemet eene ordelijke begrafenis. Daarna zeiden zij teherroepen, dood en te niet te ‘doen [alle beschikkin-gen, vroeger gen80men, of ze nooit waren geweest.

1 6 5

Aldus minder met hunne eigen woor’den ‘dan ,met degeijkte notariëele formules het volgende ingeleid heb-bende vermaakte, eerst de professor, aan zijne broe-ders en zust,ers al zijne linnen en wollen kleederen.Maar (buiten het testament hield hij al zijne boeken,gedrukt en geschreven, kaarten, instrumenten, waar-mede het moest gaan gelijk hij daarover orrder ‘dehand zou beslissen, maar dat van kr,acht zou zijnalsof het van woorde tot woorde ware gestel,d. AanMargrieta Wijnants vermaakte ‘hij al het huisralad enwat Itot ‘de huishouding gebruikt werd, mits het naharen dood kwam voor de gerechte helft aan zijnenaaste vrienden en erfgenamen. Erfgenamen vanhetgeen hij wijders zou nalaten zouden zijne broedersen zusters zijn, maar in het vruchtgebruik ‘der ,erfenisstelde hij gen. Margrieta haar leven lang, doch naharen dood ‘moesten zijne erfgenamen 1000 guldenvan 40 grooten uitkeeren aan hare naaste vrienden.

Hierna verklaart zij, de t’estatrice, zelve aanSwaentgen Sybrantsdr. haar nicht, of bij dlier vóór-overlijden aan Annetgen, Maartgen ‘en Grietgen, dekinderen van ‘haren broeder Henrick Wyaants, haarkist mot linnen en wollen kleederen, ten haren lijvebehoorende, te vermaken, mitsgaders aan haar zus-ters en broeders wat haar van gen. Henrick toekomtuit ‘de erfenis harer ouders. Tot den eenigen erfge-naam van hetgeen zij wijders zal ‘nalaten (benoemtzij gen. ‘professor van Schooten, haren meester, rbe-houdens dlat na zijn dood het halve huisraad aanhare naaste vrienden moet komen. Vervolgens tee-kenden beiden, hij a1.s Frans van Schooten, Neder-

166

duitsch professor matheseos, zij als Greychen (Griet-gen) Wynandts. De getuigen waren Dirck van Guts-hoorn en Cornelis van Persijn.

(Uit de Acts van notaris Claes Verruyt ‘op datumfol. 137).

Dit was het voorspel. Drie jaren later volgde hunhuwelijk, 19 Juli 1652. Den 10en Juli van dat jaarverschenen, nu voor notaris Raven, Franchois vanSchooten, professor in de universiteit alhier (bij dentrouw heet hij jongeman, wonende in de Heeresteeg)als toekomende bruidegom en de eerbare MargarietaWynants (jongedochter van Meppen, wonende alsboven, heet het weder bij den trouw) IaIs toekomen-de bruid. Zij gaven te kennen, ,dat zij tot hun beiderwelvaren van ziel en zaligheid te rade waren .gegaanmet elkander te vergaderen in den H. echten staat,maar dat zij vóór Iban#de van dien en alvorens hunhuwelijk voltrokken te hebben, of met elkander ingemeenschap van bedde getreden te zijn eikanderhunne goederen wilden vermaken. Alleen SwaantienSybrantsdr. der bruid oudste zusters do’chter (reedsboven genoemd) krijgt al h,et lijnwaad ten lijve vande Ibruid behoort hebbende. Hij teekent thans alsboven, maar met de bijvoeging professor in de uni-versiteit tot Lepden, zij als Margrijchen Wijnans.

(Uit Acts van notaris Raven 10 Juli 1652 no. 324).

En nlu het naspel. De groote geleerde ,,wiens dooren door modern onderwijs zijne leerlingen onmiddel-lijk op voerde tot de volle hoogte, waartoe de weten-

1 6 7

sch(ap dier dagen gestegen was.. . zoodalt zij de weg-bereiders van.. . . Newton ,en Leibniz werden” (C.de Waar,d in N. Ned. Biogr. W. VII, 1112) overleed29 Mei 1660. Zijne weduwe maakte reeds 28 Juni op-nieuw een testament, weder voor ,notaris Raven,waarbij zij aan gen. Swaantje Sybrantsdr. al harewollen en linnen kleederen legateent, doch nu ver-meerderd met de ringen ‘en juweelen te htaren lijve,mitsgaders al het ongemunte goud en zilver en hetlijnwaad. Voorts een groote eiken kast staande inhaar voorhuis met al hetgeen daarin is. Verder hetconterfeitsel van haren zaligen man en ook van htaar.De kinderen van Dlirkje Schagen, wier zalige vaderrector tot No,ortwijk is geweest, krijgen een huisjemet erve in het ambacht van Leiderdorp. Sommigeanderen sommen van f 100 en f 50. Swaantje heetalgemeen erfgenfaam voor .de helft, voor de anderehelft is dat Pieter Fransz. van Schooten, broedervan haren zal. man.

(Acts notaris Raven, 28 Juni 1660, no. 476).

Den 6en October 1660 herhaalde zij deze beschik-king, terwijl in de protocollen van notaris vanLeeuwen tot 1667 toe nog ‘dergelijke bepalingen voor-komen. In het bovengenoemde testament van 28 Juni1660 heet Swaantje Sybrants ,de huisvrouw van ds.Hendrik Ottensz. Flebos, predikant te Kootwijk. Nustond daar sinds 1644 0. U. Schilbusch tot zijn doodin 1684, terwijl in Garderen, in 1617 van Kootwijkgescheiden, in 1662 R. Altius staat; *dezen ds. Fleboskan ik niet vinden (Van Alphen, N. Kerk Handb.

168

jaarg. 1903 bijlage IJ, blz. 138 en 128). Omdak vanSchooten remonstrant was zocht ik bij de remon-strantsche proponenten (Joh. Tideman, Biogr. naam-lijst enz. 1847, blz. 361-378) maar ook tevergeefs.Even onfortuinlijk was ik met Dirkje Schagens vader,die rector te Noortwijk heet geweest rt,e zijn. J. Kloos,Noordwijk in den loop der eeuwen, 1928, geeft blz.178-183 de rectoren der Latijnsche School onder wiegeen Schagen. Maar rector Jac. Verhagen, 1635-44was getrouwd met eene Dirkje Abrahamsdr. OazeDirkje kan hunne dochter geweest en leuter met eenenSchagen getrouwd zijn. Verhagen had nog een zoonAbraham en een dochter Grietgen. Pieter Fransz. vanSchooten was niet de broeder maar een stiefbroedervan onzen professor, de zoon immers van Frans (1)en ,diens tweede vrouw, Maria Goolen, terwijl onzeFrans (2) ‘de zoon was ,der eerste vrouw JannetjeHermansdr. van Hoogervorst. Het door Margrietagenoemde ,,conterfijtsel” is amisschien dat in ‘de Se-naatskamer, copie van Van der Mij naar A. Beelde-maeker, 1654. De sterfdatum: begin 1661, ook nogbij Siegenbeek 11 126, kan thans verbeterd worden in29 Mei 1660.

Over prof. Frans van Schooten (2) leze men dengen. C. de Waard in het gen. N. Ned. Biogr. W. VII1108-1114, die ook over andere leden van dit ge-slachit ons voortreffelijk inlicht. Onze Frans Foansz.een geleerde van naam en groote beteekenis was devriend en medewerker van Descartes, de leermeestero.a. van Chr. Huygens en Jan de Witt. Zijn vaderwas docent aan de ingenieursschool, in 1600 door

1 6 9

prins Maurits opgericht en aan onze universiteit ver-bonden. Simon Stevin had het leerplan opgestelden er les gegeven. De zoon volgde den vader 1646op, al gaf zijn remonstranttsch-zijn (zoo waarlijk toennog) moeilijkheden ,,twellck” (schreef hij 4 Febr. vandat jaar aan Const. Huygens), ,,doch in geenderleymaenieren met die professie te doen en heeft, alsotwee mael drie ses maeckt bij d’ een so wel als bijd’ander.” Voorts blijkt uit dezen brief (Worp, Brief-wisseling van Const. Huygens IV 278 vlg.) dat d’edocenten aan deze school geen leden van den Senaatwaren, wat volgens hem het er te minder op aan deedkomen of zij van de gereformeerde religie waren.Evenals reeds Stevin gaf ‘ook van Schooten zijnelessen in het Nederlandsch ten bate zijner eenvoudigetoehoorders, uit wie hij vormen moest ,,kloucke inge-nieurs tot den dienst #der landen ende ervaerne ree-ckenmeesters, landtmeeters en wijnroeyers tot ,dienstder gemeente”. Dus teekent hij zich ook ,,neder-duitsch professor mattheseos”. Hij beroemt zichterecht op den bloei en de rijke vruchten van zijnonderwijs, dat ook vele andere studenten volgden.In ‘dezen brief herinnert hij ook aan de beschul-diging dat hij ,,geen Latijn en s’oude verstaen”.Dwaze beschuldiging. Ncatuurlijk was hij het Latijnmachtig, in welke taal hij immers ook zijne werkenschreef. Ook heeft hij als gewoon ‘hoogleeraar ge-mdiend. In 1647 verhoogen Curatoren zijne wedde vanf 400 met f 100; in 1653 besluiit de Senaat ‘dat zijnnaam op den series der openbare lessen zal voor-komen; 7 Aug. 1666 heet het bij Curatoren: ,,Fran-

1 7 0

cois van Schooten ,die in sijn leven is geweest pro-fessor van de Nederduitsche Mathematycque” (Mol-huysen, Bronnen 111, 8. 71. 139, 165). Op de lijst omzijn portret in de Senaatskamer staat ,,math. prac-tiaae profess. in lingua vernacula”. In de toelichtingbij zijn portret in de Senaatskamer, tweede druk,1932, blz. 119 heet hij dan ook gewoon hoogleeraarbij ‘de philosophische faculteit.

L. K.

Gravensteen‘door

N. J. SWIERSTRA 1)

Het eerste ‘ontstaan van Leiden ligt in het duister.Nadat er in de jbekende goederenlijst van het Stiftvan St. Maarten te Utrec’ht uit de 9de eeuw drie ge-huchtjes ‘of buurtschappen worden genoemd onderden naam Leythen, is het eerste punt van houvastde stichting van den Burcht. Dit moet volgens deonderzoekingen van Dr. J. H. Holwerda (LeidschJaarboekje 1923-24) zijn geschied omstreeks het jaar1000, dus ,door Graaf Aernoud $ 993 of Dirk 111t 1039. Te midden van het moerasland der omgevingvormde de Burcht een sterk steunpunt voor het Gra-felijk gezag. Daar lde graven van Holland op hunkrijgstochten her- en derwaarts trokken, en in ver-schillende plaatsen behalve Leiden, ook te Dordrecht,Vlaardingen, Delft en Haarlem hun tijdelijke verblijf-pla:atsen hadden, werd de Burcht aan de hoede van

1) Schrijver heeft voor dit opstel de door Ir. Hugo vanOerle gedane onderzoekingen benut.

1 7 2

een Castelein, later Burggraaf genoemd, toever-trouwd.

Het ligt voor ‘de hand, #dat vele lieden uit de trou-wens zeer schaarsch lbewoon8de omgeving, zich inde onzekere tijden van de 1 lde eeuw in de nabijheidvan den Burcht vestigden. Zoo is het aan te nemen,dat een kleine reeds bestaande woonkern aan denRijndijk (Breestraat), reeds door de Romeinen aan-gelegd, zich in dien tijd ietwat uitbreidde.

Ten Zuiden daarvan was een zandig terrein, waar-langs de Donkere Gracht, voortzetting van de Vliet,stroomde. Dit zandig terrein was geen geesteiland,daar het volgens het pollenanalytisch onderzoek vanProf. Dr. Baas Becking nog op vrij groote diepteoverblijfselen van riviervegetatie oplevert. Het waswaarschijnlijk een nes, een zcandrug, door de wer-king van het rivierwater gevormd, toen de streek noggeheel onbewoond was.

Olp dit terrein schijnen de graven reeds zeer vroegeen curtis, een versterkte hoeve, te hebben gebouwd,natuurlijk omgeven door een gracht en palisadeering.

Wij hebben geen enkel bewijs, dat #de Graven vanHolland reeds in de 1 Ide eeuw hier hun hoofdresi-dentie ha,dden. Doch er is veel voor te zeggen, albetwist Haarlem ons die eer. In de eerste plafats lag,de Leidsche curtis, onder de hoede van ,den Burcht,vrijwel midden in het toenmalige graafschap. In detweede plaats is het bekend, dat ‘de grafelijke kan-selarij tot 1266 hier was gevestigd.

Belangrijk is de Leidsche curtis met de omliggendegrafelijke domeingronden zeer zeker voor het op-

173

komende gravenhuis geweest. Op grafelijk domeinen mede op de reeds genoemde nes of zandplaatwerd, waarschijnlijk op initiatief van den prachtlie-venden Florus 11 in 1121 *de Pieterskerk gesticht, eenRomaansch kerkje, dat natuurlijk in bouworde nogweinig gemeen had smet de groot’e kerk, welke wijnu kennen. In ieder geval bezat de graaf het pa-tronaatsrecht over ,de kerk. Leiden werd hiermee ver-heven tot een afzonderlijke parochie.

Kort na den aanvang ‘der 13e eeuw kwam er op-nieuw wat teekening in !den groei van Leiden.

De feiten zijn heel in ‘t kort de volgende.0,~ 7 November 1203 overleed Dirk VII, nalatende

een ,dochter Ada. Daar Hollarrd beschouw,d werd alseen zwaardleen, scheen zij van de successie uitge-sloten. Dit was evenwel niet naar den zin van ‘s gra-ven weduwe, de heerschzuchtige Alei,d van Kleef, dievóór haar gemaal begraven was, Ada te Dordrechtin ‘t huwelijk deed treden ‘met Lodewijk van Loon,die onmiddellijk aanspraken ‘op het graafschap deedgelden. Dit wekt’e den weerzin van de edelen als Wou-ter van Egmond, Willem van Teylingen, Philips vanWassenaer, en anderen, die zioh onmiddellijk om‘s graven broe’der Willem schaarden. Zij vormdeneen leger van Kennemers en bestormden en namenden Leidschen Burcht, waar gravin Ada haar toe-vlucht had gezocht. Ada werd gevangen genomenen naar Texel gevoerd. Lo.dewijk van Loon vluchttenaar Utrecht om hulp te zoeken bij machtige bond-genooten.

Overtuigd, .dat hij terug zou komen groeven de

174

Kennemers inderhaast de ,,nie gracht”, tIhans het Ka-penburg, een zeer voorloopig verdedigingsmi,ddel, dathalvemaanvormig het voornaamste deel van hetgrrafelijk domein omsloot. Dat de ,,nie gracht” nietafdoende was, ‘bleek weldra toen d.e Loonschen ver-sterkt terugkwamen, van puin en versch gemaaid ko-ren een dam in ‘de gracht wierpen, en de Kennemersterugdrongen nlaar ,den Bu’rcht. Doordat ‘de houtenvoetbrug op de plaats van de Vischsbrug instortte,kwamen vele Kennemers om het leven en konden deoverigen den Loonsche Ibenden geen weerstand bie-den. De Burcht werd hernomen, waarna ,de hoofd-macht zich in de richting van Voorschoten begaf.Daar had intusschen Willem met de edelen ,een aan-zienlijke krijgsmacht bijeen weten te brengen. BijSchakenbosch werd het Loonsche leger verslagenen sbinnen enkele weken was Willem 1 meester vanhet graafschap.

In 1205 werd hij in verschillende plaatsen inge-hul,digd als Graaf van Holland; t’e Dordrecht voorZuid-Holland, te Vlaardingen voor Maasland, teHaarlem voor Kennemerland en te Leiden voor Rijn-land.

Het ligt voor de hand, dat, al staat het nergens be-schreven, Leiden toen reeds spoedig tot stad is ver-heven, dat de ,;nie gracht” verbree’d en verdiept werdtot het latere Rapenburg en Steenschuur, voorzienwerd van wallen en andere verdedigingswerken. Hetzal ‘ook in de .eerste helft der 13de eeuw zijn geweest,dat het Gravenhof in steen werd herbouwd, zooalsmet tallooze hoofdhoeven over geheel Holland nog

Oudste afbeelding van het Gravensteen.

(Kort vóór 1600).

Uit het caertboeck van Van Dulmenhorst. (Gemeente Archief.)

175

voor het einde dier eeuw het geval was. De overleve-ring zegt, <dat Willem 11 hier in 1227 en Floris V in1254 werd geboren, beiden gedoopt in .de Pieters-kerk.

Dat dit Gravenhof voor de bewoners van veel be-lang moet zijn geweest en alt’hans een tijdlang hoofd-residentie was, wordt dunkt mij bewezen door denbouw van het Steen, Gravensteer, dat zeer zekerdagteekent uit den eersten tijd van het baksteenge-bruik in Hollan,d. Het was ,de particuliere gevange-nis van den gna’af, Ibestemd voor ‘de tuchtiging zijnervijanden, of om gijzelaars uit het volk der Friezen ofStichtenaren in ‘t ,,prisioen” te houden tot het losgeldwas voldaan.

Doch weldra was ‘het Steen ,ook de gevangenisvoor misdadigers uit het geheele Rijnland, voor zoover de Hooge en Vrije Heerlijkheden uit deze gouwrriet zelf het halsrecht bezaten.

Wij brengen in herinnering, dat reeds Floris IR,1157-1190, zekere regelingen had getroffen omtrentde waterkeeringen. Doch Willem 11 stelde in 1255 deeerste heemraden aan voor het beheer van bruggen,sluizen en andere wat,erwerken, terwijl in 1285 doorFloris V aan de heemraden een Baljuw w.erd toege-voegd.

Een centrale gevangenis voor dit groote gebied,dat zich uitstrekte van het IJ tot de landscheidingIbij Leidschendam en van de Noordzee tot Zwammer-dam, was wel noodig.

Er zij nog aan herinnerd, dlat het Steen niet destedelijke gevangenis voor Leiden was. Leiden had

1 7 6

sinds 1230 zijn ,eigen rechtstoel, bestaande uit 8 sche-penen of gezworenen met een schout, m,ede eenbewijs, dat Lei,den toen reeds een stad was. Dezevergaderden waarschijnlijk in een der gebouwen vanhet Gravenhof, waar althans voor 1350 ,,der Stedehuis” was gevestigd. De voltrekking van stedelijkevonnissen vond plaats op den bekenden BlauwenSteen op de Breestraat tegenover de Maarsman-steeg.

We komen nu nog even terug op de situatie vanGravensteen, zaoals die in de 13de en 14de eeuw ge-weest moet zijn. Het was een toren in den trant vaneen Middeleeuwschen donjon. De grond er omheenwas sterk opgehoogd, zoodat de torenvoet met murenvan 1.60 m. afgezien van de fundamenten onder deaarde kwam te liggen. Hierin bevond zich de ge-welfde gevangeniskelder, alleen toegankelijk door eenluik in het gewelf. Boven den kelder waren nog tweeof meer verdiepingen. Boeven die berecht moestenworden, kon men door middel van een ladder uit den,,carcer” naar boven laten komen en naar ,de Vier-schaar op het Gravenhof voeren.

Vóór den gevangentoren, aan de Noordzijde, be-vond zich een vrij hoog gelegen plein, waarop destraffen werden voltrokken. In den volksmond heettedit ,,Scoonverdriet” of ,,het Groene Zoodje”.

Het geheele terrein was evenals het Gravenhof on?-

gracht. Ze vormden twee eilanden, die door een brugmet elkaar in verbinding stonden. Van het ,,Gro-!ltZoodje” leid,de een brug over ‘de gracht naar denweg, die naar den Gravinneweg of Diefsteghe voerde.

177

Dezelfde brug gaf ook toegang tot ‘s Graven Crythof.Dit Crythof, tusschen Rapenburg en Donkere

Gracht gelegen, was eèn omheinde ruimte, waar inden ouden tijd onopgeloste geschillen door een twee-kamp werden (beslist, een ouden vorm van Godsoor-deel, die zich te Lei,den blijkbaar tot in het beginder 15de eeuw heeft gehandhaafd.

Reeds kort na het midden der 13de eeuw begonLeiden als residentie voor de Hollandsche Graven zilnbel.ang te verliezen.

Bij ,de gestadige toename en de consolidatie hun-ner macht, bij den toenemenden luister hunner hof-houding, schenen de graven steeds ‘meer te gevoelenvoor een vasten residentiezetel, waarbij de hoofd-steden der gouwen op ,den achtergrond geraakten. Entoen Willem 11 sinds 1247 Roomsch Koning vanDuitschland was, besloot hij tot het bouwen van eenvorstelijk lustslot in het bosch ,,Die Haghe” dat meercomfort bood, ‘dan de versohilletrde plaatselijkeHoven.

Zoo zien wij, dat in 1266 de grafelijke kanselarijvan Leiden naar Den Haag wordt verplaatst. Gelei-delijk zien we verder, hoe verschillende ,domeingron-den door den graaf ter bebouwing worden gegeven,zooals b.v. in 1294 kort voor ,de eerste stadsvergroo-ting door Floris V geschied,de met domeingrotrden inde rmbijheid van den Burcht op ,het ,,Hoghe landt”.De aloude band verslapte eenigszins.

Toch kwamen de graven nog wel een enkele maalhier. In 1329 gaf Willem 111 van Henegouwen ,,onsehuys en onse boomgaert” - aan ‘de laatste herin-

178

nert de Boomgaardsteeg - aan zijn rentmeesterGherit Heynenzoon ,,tot onser behoef” om alles ingoeden staat te houden, zoodat de graaf er elk wil-lekeurig oogenbhk gebruik van kon maken.

Na Gherits dood in 1360 gingen huis en boom-gaard op dezelf,de voorwaarden over aan Gerrit vanEgmond, die altijd 20 bedden voor den graaf en zijngevolg in gereedheid moest houden. Van dit rechtwerd o.a. gebruik gemaakt door hertog Albrecht toenhij met Paschen en in Augustus van 1396 te Leidenlogeerde. Sinds 1367 was het beheer overgedragenaan ‘de Kanunniken van ‘de Grafelijke Kapel in ,,DieHaghe”, onder beding dat de Vierschaar van Rijn-land er gevestigd zou blijven.

Dat men evenwel aan de strenge afschei,ding vanhet Hof niet meer vasthield wordt wel bewezen doorde omstandigheid, dat reeds in 1358 een deel derNoordelijke slotgracht was gedempt in verband metden bouw der ,,Gr#ote Scole”, de latere LatijnscheSchool, en in 1400 de Zuidelijke gracht voor de uit-breiding van het Pieterskerkhof.

Het Steen had in Idien tijd een eigen beheerrder,eveneens door den Gralaf aangesteld. Zoo neemt VanMieris in extenso eten besluit op van Willem V uit1353, waarbij deze den edelman Diederik Heermanals zoodanig aanstelt. En later in 1421, dus kortnadat Leiden zich aan Jan van Beieren had moetenovergeven, stelt deze ,,op voorspraak van onsen nevevan Egmond” tot beheerder aan Dsirk van Warmond,waarschijnlijk ter vervanging van een Hoekschenedelman, want, de Regeerirrg van Leiden wordt zeer

1 7 9

sterk op ‘t hart gedrukt dezen Dirc van Warmondgetrouwelijk te handhaven.

Niettemin schijnt er aan het onderhoud van Gra-vensteen wel zeer weinig ten koste te zijn gelegd.Leiden had er weinig belang bij, en Filips van Bour-gondië had wel wat anders te doen dan zich in deeerste <helft ,der 15e eeuw ernstig te bekommeren overzijn Leidsch bezit. Het gebouw verkeerde dan ook in‘t ,midden der eeuw in zeer vervallen staat.

In 1463 beginnen er o’nderhan,delingen tusschen,de stad en Filips ‘den Goed,e, ,die aanvankelijk nieterg vlotten, omdat de sta,d tegen de kosten opzag.Evenwel op 12 November van dat jaar kwam men toteen overeenkomst, welke ,door Van Mieris in extensowordt medegedeeld. De stad zou het Steen herstellenen in eigendom verkrijgen, onder voorwaarde, dat deBalluw van Rijnland er zijn boosdoeners zou be-waren en berechten ‘en ‘dat het tevens stedelijke ge-vangenis zou zijn. Uitdrukkelijk wordt de conditiegemaakt, dat de misdadigers, wier lot in handien lagvan den Schout van Leiden, voortaan niet meer opden Blauwen Steen, doch op tiet voorplein van Gra-vensteen zouden wor8den gestraft.

Bij de restauratie van het Steen begon men dengeheelen toren met uitzondering van den ,,carcer” of,,diefputte” af te breken. De kelder werd gedeeltelijkontgraven, waarschijnlijk tot ‘de vloerhoogte van detegenwoordige galerij. Boven het geheel werd eengebouw van twee verdiepingen met zo1d’erver.diepin.gopgericht in Gothischen stijl. Kleine vensters bevon-den zich aan de zijde van het Pieterskerkhof. Een

180

zeskante traptoren verrees, om toegang te geven totde verdiepingen. Een bizonderheid is, dat de spiltrapin dezen toren geen stootborden bezit.

Aan de Noordzijde van het gebouw werd een openhouten gal.erij van vijf arcaden gebouwd, onder welke,die van den Gerechte zich overtuigen konden vande voltrekking van het vonnis.

In dezen vorm heeft het St’een bijna een eeuwdienst ged’aan. En hoe!

Het waren vooral in #de eerste helft der 16de eeuwrumoerige tijden. De woelingen d’er Anabaptisten enandere kettersche gezin’dten, baarden aan het Stads-bestuur veel zorg. Allerlei geestdrijvers, soms ookminder schuldigen werden voor hun ,,correctie” eentijdlang in Gravensteen opgesloten tusschen ‘de ge-wone boeven en misdadigers. Gegevens kan mendaaromtrent vinden bij Blok 11 en 111 en verder in,,De Geschiedenis van de Opkomst der Hervorming”van Prof. Dr. L. Knappert. Medegedeeld wordt, datvooral na 1530 soms een 40-tal gevangenen tegelijkin Gnavesteen waren opgesloten, en dit getal grenst,de beperkte ruimte in aanmerking genomen, aan hetongeloofelijke.

Deze toestand was dan ,ook onhoudbaar. Aange-zien de stad in het midden der 16de eeuw niet bijsterwelvarend was, moest Rijnland f 1000 bijdragen inde kosten, waarvan ‘elk dorp zijn omslag moestbetalen. Dit ‘besluit dateert 14 Juli 1556. Gravensteenwerd toen aan de Westzijde met een vleugel vergroot.D,eze bestond uit vier ruime en hooge cellen, gegroe-peerd lom ‘de keuken, waaron’der zich ,de provisie-

1 8 1

kel,der bevond. De cell,en waren voorzien vanprivaten, uitkomend o~p het water jder overwulfdeDonkere Gracht en hooggeplaatste lichtopeningenvan dubbele ijzeren roosters voorzien.

Zoo was men dus voorloopig weer gered.

11.

Toen Lei,den na de innetming van den Brie1 Oran-j’egezind was geworden, was het met de ketterjagerijvoorloopig gedaan. In ,die dagen lezen wij slechts vande afschuwelijke martelingen, welke de nobele pries-ter Cornelius Musius in den ,befaiamden gevangenis-kelder moest ondergaan, alvorens hij door het opge-hitst,e grauw werd vermoord op den Blauwen Steen.Ketterjagerijen herhaalden zich in anderen vorm in ,dedagen van het B,estand en nog lang daarna, waarom-trent Blok 111 allerlei bizonderhe,den mededeelt.

Na het Beleg in 1574 brak aanvankelijk voor Lei-den een toestand van betrekkelijke rust aan en na1590 zelfs een toestand van welvaart, waarvan devernieuwing van het Stadhuis, Latijnsche School,Staten-College, Weeshuis en meer andere openbaregebouwen getuigenis afl’eggen.

Intusschen begonnen er ook inzake het strafrechthumaner denkbeelden te heerschen. De gedachte, datjeugdige misdadigers door z,e te wennen aan regel-‘matigen arbeid, misschien voor de maatschappij alsnuttige leden behouden zouden kunnen blijven, begonmeer en meer veld te winnen. Practische toepassingvan d’eze idee werd het eerst verwezenlijkt te Am-

182

sterdam, waar in 1595 het Tucht- of Wasphuis aanden Heiligenweg werd geopend. On’der streng toe-zicht moest hier door misdadigers in den dop hout,afkomstig uit Indië of Brazilië worden geraspt voorde verfbereiding. Evenzoo verrees er in 1597 eenSpinhuis voor verkeerde elementen onder ‘de vrouwen.

Dit trok in ‘t bizonder de aandacht van den ener-gieken stadssecretaris van Leiden, Jan van Hout, diezich in alle opzichten voor ,de Sleutelstad onschatlbareverdiensten heeft verworven.

In 1597 en 1598 reisde hij vergezeld van ledender regeering tot driemaal toe naar Amsterdam teneinde zich geheel op de hoogte te stellen van de in-richting en werking der kmsterdamsche instellingen.Uitvoerige rapporten werden naar aanleiding hiervanopgesteld, alle nog aanwezig in het Leidsch Gemeen-tearchief en nog in 1927 gepubliceerd in ,de ,,Bij-dragen en Mededeelingen van het Historisch Ge-nootschap”.

Jan van Hout wilde ‘haast met ‘de zaak maken,want ondanks de toenemende welwaart der stad,heerschte er onder zeker ,deel ‘der bevolking een ont-zettende armoede, kweekplaats voor de misdaad.Prof. Blok deelt zelfs mede, dat naar een algemeengevoelen van dien tijd, Leiden zooveel bedelaars teldeals ‘t geheele overige Holland.

Reeds op 27 Januari 1598, drie maanden na hetlaatste bezoek aan Amsterdam, kwamen de rappor-t’en ter tafel van de Vroedschap, door den Pensiona-ris der stad, Mr. Nicolai van Zeyst ingeleid. Na denoodige lbesprekingen werden de eerste burgemeester

183

Mr. Symon Fransz. van de Merwen en een oud-Vroedschapslid Pieter Joriszn. van Corteveld uitge-noodigd zoo spoedig mogelijk verslag uit te brengenomtrent de practische uitvoerbaarheid.

En weer drie ‘maanden later mop 12 Maart 1598werd het definitief hbouwbesluit geno,men.

De opzet van Jan van Hout was grootsteedsch;de uitvoering beantwoordde bij lange oa niet aandiens ideaal. Wel begon men een zeer belangrijk ter-ïein tusschen Raspenburg, Houtstraat en Gravensteenaan te koopen. Het zich daar sinds 1400 bevindendePieter Symons Begynhof werd ontruimld. Een kwa-keltje werd over de Donkere Gracht gelegd tegen-over de Zuider galerij va,n het Steen xom de verbindingmet ‘t nieuw te bouwen Tuchthuis tot stand te bren-gen. tir werd een huisje aangekocht om te vertimme-ren tot Regentenkamer. Het geheele terrein werd om-heind en aan de uitgangen van ,dubbele schuttingenvoorzien, terwijl ,de gracht goed werd gepalisadeerdom ontvluohting ,onmogelijk te maken. Ondanks ditalles verrees ,er onmiddellijk grenz’end aan en in ver-binding met ‘t ,oude Steen slechts een smalle aanbouwvan drie verdiepingen waarin 18 ,,oalmerkens” werdengetimmerd. De ,,Ridd,ercamere” die haar licht van deZuildzijde ha,d moeten missen, werd gerestaureerden ontving het Ibuitengewoon fraaie venster met hetuitzicht op het Noorden, waarbij behialve de antiekeconstructie ook ,opvalt het samenstel van twee kleineontlastingboogjes, ‘overspannen door een grooterenen waarop men het jaartal 1604 vindt. In 1605 werdde loggia, nog altijd van vijf arcalden in steen her-

1 8 4

bouwd.Ook bij ,de inrichting der inventaris bleef men in

verbinding met Amsterdam, dat het benoodigde mca-teriaal leverde, waaronder ook ,,joffers” voor geesel-palen en boeien verzwaard met kettingen van 20tot 50 pond.

Intusschen voldeed het tuchthuis geenszins aan deverwachtingen: het was te bekrompen en na enkelejaren kwam het leeg te staan. Daarom werd ‘in 1611de Stadsmeestermetselaar Hendrik Cornelis vanBilderbeek, ‘die een zeer bekwaam man was, met JanOtten van Seyst, de Stadstimmerman, nogmaals naarAmsterdam gezonden olm ‘daar de inrichtin.g nog eensover het geheele terrein, bebouwd en on,bebouwd, opte meten ‘en in kaart te brengen. Doch na deze nieuwevoorbereiding ges,chiedd,e er heelemiaal niets.

De cipier, Dirk Gerritszn. van Claveren, die geenbron van inkomsten meer bezat, wendde zich nu totdie van den Gerechte en kreeg verlof, om in het le,egeTuchthuis een gijseling te mogen inrichten, die blijk-baar wel bevolkt werd. Onwillige en trage belasting-schuldigen zijn er altijd geweest.

Hoe het Gravensteen-complex er na de laatsteverbouwing van 1605, of althans na nog enkele on-beteekenende veranderingen in 1623 uitzag, leert onseen aardige gravure uit dat jaar.

Het stelt voor de onthoofding van een drietallieden, ‘die beschuldigd waren een aanslagt.egen ,het leven van Prins Maurits te hebben ge-smeed. De voltrekking van het vonnis wordt vanonder de galerij gecontroleerd door die van den Ge-

Gravensteen omstreeks 1623.

1 8 5

rechte, terwijl het op sensatie Ibeluste publiek uit deverte van alle kanten toekijkt.

Intuscchen begon er in de eerste helft der 17deeeuw in Leiden door ‘den Ibloei der draperie een on-gewone welvaart te heerschen, waarvan de stichtingvan een aantal nieuwe openbare en particuliere ge-bouwen getsuigenis aflegt. (Lakenhal, Marekerk, St.Jorisdoelen, enz).

Ook de stichting van een aan behoorlijke eischenvoldoend tuchthuis werd weer ,onder oogen gezien.Op de oorspronkelijk daarvoor bestemde plaats w.asdit ‘onmogelijk aangezien de terreinen reeds langweer aan particulieren waren verkocht. Het nieuweterrein werd gevonden onmieddellijk belendenld aand’e Oostzijde, waardoor .de gracht ter plaatse moestworden overwulfd.

Het gebouw is <opgetrokken om een langyerpigbinnenpleintje. Van buiten ziet m’en niets dan iblindemuren, verlevendigd door blindnissen beurtelingsrond en vierkant afgedekt, waarsdoor .de verdiepin-gen worden aangegeven. Het rust op een stelsel vangewelfde kelders, <die als strafcellen dienst moestendoen en waarvan de privaten loosden op de over-bouwde gracht. Door lichtkokers uitkomen’de op <debinnenplaats ‘drong nog wat spaarzaam daglichtnaar binnen. On,der de binnenplaats bevond zich deprovisiekelder. Ter eene zijde van de binnenplaatsbevond zich het Rasphuis voor de #mannen, aan deoverzijde het Spinhuis voor de vrouwen. Hier wer-den ook de stevig verzekerde lichtramen aange-bracht. Het tuchthuis schijnt goed bevolkt te zijn ge-

186

weest. Men moest alt’hans de vensters aan den buiten-kant van schermen voorzien omdat de seksen elkaarover en weer scheldwoorden en ,,vuylicheden” toe-wierpen, waaruit hevig gekijf ontstond. T’oen zeelkaar niet meer konden zien, scheen het beter legaan.

Het binnenplaatsje was niet alleen bestemd om teJuchten”, doch ook om onwillige tuchtelingen af testnaffen. Men ziet althans tegen den eindmuur deplaats afgeteekend, waar de geesel,paal heeft ge-staan, benevens de ijzeren ringen waaraan de handenvan het slac$toffer werden gekluisterd.

Tegelijkertijd moest, toen het Tuchthuis werd ge-bouwd, de galerij worden verlengd ten einde een af-gesloten verbinding te krijgen tusschen den oudenWestelijken en den nieuwen Oostelijken vleugel vanhet complex. Daartoe werden aan de vijf nog ‘driearcaden toegevoegd, die er, getuige de doorloopendestootvoeg achter een der muurankers, koud tegenaan gemetseld werden. Dit nieuwe stuk draagt danook het jaartal 1654.

Het is duidelijk, dat d’e nieuwbouw van 1654 is vanMr. Arent van ‘s Gravesande, die destijds nog ,,Fa-bryck” der stad was.

De bouw van het tuchthuis maakte noodzakelijk,dat ook aan #de Zuildzijde, aan het Pieterskerkhof,een gevel werd geb,ouwd met daar achter liggendevertrekken, die daar de oude kern van Gravensteenaan het gezicht onttrok.

Het is niet zeker, naar wiens ontwerp dit is ge-schied.

Gravensteen aan de zijde Pieterskerkhof naar een afbeelding in het Gemeente-Archief.

Gravensteen aan de zijde Gerecht.

Teekening uit 1763 van A. Delfos uit de Beschrijving van van Mieris

1 8 7

Mr. Arent van ‘s Gravesa,nde deed volgens destadsrekeningen op 17 Nov. 1654 nog betalingen.Doch in ‘n volgende rekening worden deze gedaandoor een ondergeschikt ambtenaar, Pieter de Haas.Dan lezen we in een Resolutie van 3 December 1654in het ,,Burgemeest,eren Gerechtsdagboek’de oorzaakvan zijn schorsing. ‘ s Gravesandse had zijn dienst-bode beschuldigd van diefstal, waarop deze door denBaljuw van Rijnland, op wien sinds 1583 ook hetSchoutambt van Leiden was overgedragen, was inge-rekend en in Gravensteen werd vastgehouden. Demaagd beweerde evenwel dat zij door galante avon-turen met haar meester geenszins maagd meer was.Hierdoor ontstond een hevig gepraat in ,de Sleutel-stad. Gevolg was, dat ‘s Gravesarrde OQ 13 Januari1655 werd ontsbagen. Reeds op 29 Januari 1655 deedConstantijn Huygens moeite Pieter Post in zijn plaatsbenoemd te krijgen. Dit geschiedde wel, doch niet on-middellijk.

Nu is het zeer goed mogelijk, dat de Zuidgevelvan Gravensteen is gebouwd naar een ontwerp van‘s Gravesande doch dan is het plan gewijzigd uit-gevoerd.

Er is een teekening oip ‘het Gemeent,earchief, waar-op <de middenpartij in zandsteen ,is gedacht en ookde raamverdeeling eenigszins anders is gedfac’ht danwe die thans kennen. Op de teekening geeft diegevel ook een ibeteren indruk dan in de pra’ctische uit-voering. Ten ov,ervloede is hij ,ook nog verknoeid.Hij had ,oorspronkelijk twee ~monumentale rijk be-werkte deuren, waarvan de eene is uitgebroken en

188

dicht gemetseld, zooals thans nog heel duidelijk isvast te stellen, terwijl de andere vervangen is dooreen leelijk en nuchter ‘exemplaar. Wat ook schaadt is,dat Bater in verschillende blindnissen foeileelijke ven-sters zijn ingebroken. Doch beschouwt men den tim-uaan, die als frontespice het Leidsche wapenvoert, op den top bekroond is met een zeer mooi beeldder Gerechtigheid en op de einden met zware ver-sierde vazen; kijkt men verder naar <de zware schoor-steenen met de zonnewijzers, dan is men overtuigd,dat een kundige restauratie in staat zou zijn het min-der mooie weer te doen verdwijnen, zoodat er tenslotte weer een monumentaal geheel te voorschijn zoukomen.

Thans komen we tot het slot van ons overzicht.Reeds Bang had men het als een bezwaar aange-

voeld, dat de Schepenkamer in het Stadhuis en destrafplaats van Gravensteen te ver van elkaar lagenverwijderd. Men oordeelde het voor ‘het aanzien derstad nuttig en oorbaar aan dien toestand een eindete maken en de Schepenlkamer nsar Gravensteen teverplaatsen.

Een op 5 Maart 1671 genomen besluit werd reedsop 12 Maart ‘d.a.v. bekrachtigd. Dat definitieve be-sluit luidt als volgt:

,,Die van den Gerechte der Stad Leyden gezienhebbende zeekere teykeninge van een Vierschaar enSchepenkamer, te maken aan ‘t gevangenhuis, terplalatse ‘daar de jegenwoordige huysinge van .den Ci-pier staat, hebben naa voorgaande deliberatie, goed-gevonden en verstaan, dat dien conform aldaar een

189

Vierschaar en Schepenekamer m,ett’en eerste gemaakt,de galerije met yzer ‘beset en het werk van dienzonder uitstel bbestedet zal werden, en ,dat vervolgensook telckens, wanneer executie van Justitie zal ge-schieden, een hout schavot, ‘en annex de voornoemdeVierschaar regt tegenover ,de Papestraat opgeregten gemaakt zal worden, ten einde eenen iegelijk, desb,egeerig zijnde, te bequamer tde voorsz. executiezoude kunnen aanschouwen, zullende de muur omhet jegenswoordige Schavot loopende, weggebrokenen de plaatse aldaar #met de gemeene straat gelyckgelmaakt en mede *bestraat werden.”

Volgt men dit extract op den voet, dan blijkt datde ,,Fabryck, - ,dat was in ‘dien tijd niemand andersdan Mr. Willem van .der Helm, - reeds teekeningenhad gemaakt, ‘die m(en trouwens op ons Archief vindt.

In de tweede iplaats merken we op, dat de Cipiers-woning die vroeger iets meer nlaar achteren storrd, af-gebroken werd, en dat de Papengracht, die reedsin 1653 was gedempt, ter plaatse groote ruimte lietenvoor een nieuw gebouw. De Donkere Gracht wasreeds vroeger overkluis’d.

De loggia, in 1654 tot baar nog bestaan’de lengtegebracht, zou voorzien worden van ijzersmee,dwerk.Volgens de stadsrekeningen werd dit werk verriohtin ietwat Gotischen trant door Jonas van de Poeldie daarvoor op 29 Juni 1671 <ontving de so.m van606 gulden.

Het ,,Groene Zoodj,e” werd afgegraven en de ring-muur afgebroken. Het nog bestaaade gedeelte van

190

de gracht werd met aarde gedempt. Blijkbaar moester heel wat grond worden verzet, want op 18 Mei1671 kreeg Huyg Leendertzn. Leeuwerkeve1.d hier-voor uitbetaald f 125.

We dienen ons even te herinneren, dat door hetvergraven dezer aarde de muur onder de galerij aanden eenen kant haar steun mist, wat wel mede eender oorzaken zal zijn, wsaraoor hij is gaan ,,Nbuiken”.

De nieuwe Vierschaar best’ond voor zoover betreftde grondverdi,eping uit natuursteen. Op de lijst daarboven verrijzen tegen baksteen de vlakke pilastersvan ,den bovenbouw, bekroond met composietkapi-teel.

In de stadsrekeningen vond ik: ,,Op 16 Nov. 1671betaalt aan Pieter Mijner een somma van 490 guldenvoor het ,hakken en maken van Elf en een half capi-teel san de Vierschaar.”

Uit <een en ander bemerkt men, #dat er ‘met spoedwerd gewerkt. Verschillende betalingen werden er nuverder in den 100,~ van 1672 gedaan. Eén wil ik nognoemen. Voor het prac’htige beeldwerk in den tim-paan, voorstellend de Gerechtigheid met zwaard enweegschaal en de Waarhei’d met een spiegel werd op10 December 1672 betaald aan Pieter Xavery desom van 550 gulden. En verder wordt beide jareneen lange lijst van bedragen uitgekeerd aan Mr.Willem van der Helm.

Aan de Westzijde van de Vierschaar vindt men noghet Dienderspoortje. Betreedt men <dit dan krijgt meneven den indruk van een hofje: een straatje, eengrasveldje, een gewitte muur met 17de eeuwsche

191

deuren en vensters vormende drie woningen.Een en ander wer.d reeds in 1648 gebouwd en was

bestemd voor vier ,,dienaars met den swaarde”, die‘den cipier zoo noodig onmiddellijk behulpzaammoesten zijn.

Voor de Vierschaar [bevindt zich een bestraat,eenigszins verhoogd en door een Isag ijzeren hekomringd ‘platvorm, waarop Schavot of Galg kon wor-den opgericht.

De laatste maal is dit geschied in 1853 toen zekereJanus van ,der Blom, die een boerenmeisje on,derHoogmade op be,estachige wijze had vermoord, zijnwandaad met den strop moest boeten.

Na dien tijd heeft Gravensteen weldra zijnbeteekenis als strafinstituut verloren. Een nieuw wet-boek van strafrecht Nben’evens afschaffing van dendoodstraf eischten gevangennissen volgens modernerbegrippen gebouwd.

Het gebouwencomplex heeft sinds het mi,dden der19de eeuw tot allerlei doeleinden ge.diend. Een tijdlang was het Militair magazijn; tijdens de m’obili-satiejaren werd het weer tijdelijk dienstbaar gemaakttot Imilitaire provoost en thans is het boekenmagazijnvan het Antiquariaat Burgersdijk en Niermlans.

Het is duidelijk, dat het onderhoud gedurende delaatste tientallen van jaren zich beperkt he’eft tothet allertmeest noodzakelijke.

D’och het is niet minder duidelijk, dat Gravensteenniet langer aan betrekkelijke verwaarloozing en ver-val mag worden prijsgegeven.

Het is voor de geschiedenis van Leiden een walar-

devol monument. De oudste historie onzer stadspeelde zich af in de onmiddellijke omgeving. Webehoeven er slechts aan te herinneren, dat in het Gra-venhof in ,oude tijden het Bestuur en de Vierschaarvan Rijnland waren gevestigd en dat zich er ook,,der Stede Huys” bevond; dat de Pieterskerk eenshet eenige en later altijd het centrale heiligdom vande stede was en dat de Patroon van visschers enlandlieden zijn sIeutels aan het stadswapen heeft ge-geven; dat hier reeds voor 1300 de ,,grote scole” wasen dat alle hoogtepunten van het stedelijk leven indeze omgeving tot uiting kwamen. Het oog der ver-beelding ziet hier stoeten van ridders en edelvrouwenin kleurige Middeleeuwsche kleedij voorbijtrekkenevenals de plechtige statie der Processies.

Het ziet ‘ook minder bekorende tafreelen van op-gebrachte misdadigers, op een afstand gevolgd doortierende benden. En wat zich binnen ‘de muren vanbet Steen en op het voorplein afspeelde was nogminder verheffend. De geschiedenis bewijst, dat erwel eens gruwelijk onrecht werd gepleegd.

D,och vergeten we nooit, ,dat imen in de meeste ge-vallen naar de begrippen en inzichten van den tijd hetR,echt diende.

En dlan leest men uit ,de ges,chiedenis van de op-eenvolgende kelders en vertrekken, uit de samen-stelling van het geheele historische complex tochook of iets van het langzamerhand menschelijker enmilder worden der rechtsbegrippen en het tucht-systeem.

Men zal Ibezwaarlijk in ons land in een ander ,der-

193

gelijk gebouw deze geschiedenis in steen zoo over-tuigend zien geformuleerd.

En tenslotte leert ‘men zoowel uit het innerlijksamenstel als het uiterlijk aspect ook nog iets om-trent de bouwkundige stijlopvatting in verschillendetijden.

Bij grondige restauratie zal dat alles zonder twijfelveel beter tot zijn recht komen, wint h*et picturaleaanzien van het geheel en wor,dt Gravensteen voorlandgenoot en vreemdeling een nieuw aantrekkings-punt in het ‘oude Leiden.

HOE EERTIJDS TE LEIDEN HET VERLEENENVAN GEESTELIJKEN BIJSTAND BIJ

TERECHTSTELLINGEN WASGEREGELD.

I’n de ,,WETTEN en ORDINANTIEN, volgenswelke de Predikanten van d’e Neder-duytsche Ge-meinte te Leiden, hunnen Predikdienst, benevens hetwaarnemen van Doop, en Avondmlaal, Cathechizatienen andere publieke Diensten, volgens elks beurt, ge-schikt hebben”, van het jaar 1755, ko,mt #o.a. het vol-gende artikel voor:

LXII. De Twee jongst-ingekomene Broederen zijngehouden tot het bezoeken en adsisteren der Misda-digen, die door de Justitie op het Schavot worden terdood gebragt; de Oudste doet jhet Gebed binnens-kamers, de Jongste .op het Schavot.

Ingevalle iemand ‘door ziekte, ‘of afwezendheid,(z,oo dat binnen den bepaalden tijd niet konde be-schreven worden) Nbuyten staat was om zijn postin dezen waar te nemten; zal ‘de gene, ,die (hem ,in dendienst even voorgaat, deze plaats vervullen, mits ,datde Jongste ,der Broederen altijd op het Schavotadsisteere: terwijl hy, door wiens toedoen dus een,derde bezwaart word, aan dien derden moet betalenDrie Ducatonnen.

F. A. LE POOLE.

Het plaatwerkaan de Spaarndamsche sluizen.

Als een algemeene regel van waterschapsrecht magworden (aanvaard, ‘dat de besturen der lichamen,welke ‘belast wlaren met waterkeering in zooverreschouw hielden op ‘het onderhoud van bruggen, slui-zen, duikers e.d. als deze voorwerpen niet ten lastevan de geheele gemeenschap kwamen. 1) Oudtijdsvielen eveneens ,dijken onder dit toezicht. Immers bijhet ‘onder8houd hiervan past men toe het systeem vanverhoefslaging. De term hoefslag houdt twee ele-menten in. De benaming hoeve kom,t hier voor inden zin van vlaktemaat. De grondgedachte hierbij isdan, dat het is een Scomplex grond, noodig voor deuitoefening van een rrormaal lboererrbedrijf. 2) Deoppervlakte ‘der hoeve varieersde. Zoo besloeg zij inHolland 3) en in het oosten van het gewest Utrecht als

1) A. A. Beekman, Het Dijk- en Waterschapsrecht inNederland, Dl. 11, p. 1480.

2) W. van Iterson, De historische ontwikkeling van derechten op de grond in de provincie Utrecht, Dl. 1. p. 734/743.

3) Is. A. Nijhoff, Geld. gedenkw., DI. 1, p. 66, noot 3.

196

regel 16 morgen. Het woord slaan In zijn middel-eeuwsche beteekenis wil zeggen verdeelen. Hoefslagbeteekent dus in dit verband, dat het onderhoud vanden dijk werd verdeeld ,of omgeslagen ,over een be-paald santal hoeven, welke door dien dijk direct ofindirect werden beschermd. Zoo konden ook wegenen watergangen in hoefslagen worden verdeeld. Naverloop van tijd heeft men bij dijken dit stelsel vanonderhoud verlaten omdat het bezwaren en risico’smet zich mede bracht. Er stonden te groote belangenop het spel; de waterschapsbesturen trokken de zorgen het on,derhoud der dijken geheel aan zich.

Hoe stond het nu met de sluizen, waarvan hetonderhoud niet uitsluitend ten laste van het water-schiap kwam? Het principe was, dat sluizen gewoon-lijk werden aangelegd door de rechtstreeks belang-hebbenden. Op hen rustte ‘dan ook de verplichtingtot onderhoud ervan. Deze methode van onderhoudwerd dikwijls in practijk gebracht bij verschillendesluizen, welke dienden tot uitwatering van een ge-meenschappelijken waterboezem. Zoo moest de z.g.Woerdersluis, in ,den Spaarndam gemaakt ten be-hoeve van het land van W’oerden, door het water-schap van dien naam wor.den onderhoutden krachtenseen overeenkomst op 4 Aug. 1363 getroffen. 1)

Op welke wijze werden nu oorspronkelijk de onder-houdskosten der Spaarndamsche uitwateringssluizenomgeslagen over de belanghebbenden? Een antwoordop deze vraag geeft een aanteekening van het jaar

1) F. van Mieris, Gr. Charterb., Dl. 111, p. 155/156.

197

1483, voorkomende in een blaffaard van het Hoog-heemraadschap Rijnltan’d. 1) Deze notitie begintmet een opgave van ,,alle die dorpen, die in alle diesluysen gehoefslaecht sijn, die in Sparerrdam leggenende waer elc ‘dorp metten lote gevallen is.” Hiernavolgt een verhoefslaging van de negen uitwatering-sluizen bij Spaarndam over de verschillende ambach-ten en het Grootwaterschap Woerden. De hoefslag-lijst dezer sluizen noemt de verschillende sluizen ende namen der ambachten cmet opgave hunner groot-ten), welke moesten bijdragen in de gemeene lastender uitwatering te Spaarnldlam. 2)

Daarachter vermeldt de aanteekening van 1483nog het z.g. plaatwerk der sluizen. Hieronder ver-st,ond men de ,beschoeiing van pIlaten of planken. Hetonderhoud van (dit plaatwerk aan de verschillendesluizen werd z’oo over ‘de ‘dorpen verdeeld, dat elkhiervan een zekere lengte, uitgedrukt in roeden, voe-ten en <duimen, voor zijn rekening moest nemen. Alsbijlage laat ik hier volgen een afschrift van ,dit ge-deelte der notitie. Deze mid,deleeuwsche wijze vanomslag van ,het plaatwerk ten behoeve ‘der negensluizen. werd n.f. nog (niet gepubliceerd.

Dat dit plaatwerk van veel belang was, moge blij-ken uit een, ,reltaas van de St. Pieterschouw van1454,s) waaruit lhet volgende wordt geciteerd:

1) S. J. Fockema Andreae. De oude archieven van hetHoogheemraadschap van Rijnland, 1255-1857, No. 16.

2) Een overzicht hiervan is te vinden bij S. J. FockemaAndreae, Het Hoogheemraadschap van Rijnland, p. 49 e.v.

3) Fockema Andreae, a.w.. p. 69170.

198

,,Upten selven dach soe gaven die heemrade ‘den am-bochts,bewairres te kennen,... (dat sij meyninghe heb-ben, <dat plaetwerck ,hooger te kueren ende dat mendat al gelijc uit éénen handt maken ssal ende elc am-bocht sijn werck an malcander te ‘brengen;. . .” M.a.w.de ambachten konden niet volstaan met ieder het huntoegewezen gedeelte d,er beschoeiing te on’derhouden,doch zij waren verplicht er met onderling overleggezamenlijk voor te zorgen, dat de beschoeiingen inhun geheel laan de gestel’de eischen voldeden. In depractijk schijnt de uitvoering van deze keur achter-wege te zijn gebleven.

Na de groote doorbraken en overstroomingen vanhet begin der 16e eeuw is ook ‘de ,dijk te Spaarndamgeheel lbij Rijnltand in onderhoud gekomen. Dje hoef-slagplicht is nimm,er met zooveel woord,en afge-schaft, doch ldoor dezen gang van zalken is zij vanzelfkomen te vervallen.

W. VAN ITERSON.

BIJLAGE.

Dit is die lencte van den dam tot Sparendam beghin-@ende an die grote sluse suytwaert tot den eynde van dendam tot die cromme toe.

Eerst an die grote sluyse heeft Warmonde 1 roede,It. die van Alfen VIII roeden 11 duym,It. die van der Aer 1 roede, 1 voet, 1111 duym,It. Leymuyen 1 roede, 111 voet,It. Aer 1 roede, 1% voet, 111 duym,It. Segwaert 1 roede, 1% voet, 111 duym,It. Noortich 11 roeden, 111% voet, 11 duym,It. Alfen XX voet,

199

It. Haerlem 111~ roede, 11 voet,lt. Suytwijc 111 voet, X duym.Dit voorsz. plaetwerc comt an die sluyse van Woerden

die en is niet gerekent ende is lanc altesamen XX roeden,Vl voet.

It. van die sluyse van Woerden hebben dese nagescre-ven hoer plaetwerc:

lt. Leyderdorp 1 roede, V voet, VIII duym,It. Oestgeest 1 roede, X1 voet,lt. Koudekerc 1 roede, I voet,It. Leymuyen endeReynsterwouwe VII voet, 11 duym.Dit voorsz. plaetwerc comt an die sluse van Alfen ende

is lanc VW roeden, 1 voet, X duym.It. van die sluyse van Alfen hebben dese nagescreven

hoir plaetwerc:It. Voerscoten ende

Wassenaer 111 roeden, BI1 voet, VI duym,It. Valkenburch X voet,It. Alfen 111 roeden, 111 voet,It. Warmonde 1% roede, 1% voet,It. Benthusen 1 roede,lt. Sassenem XV voet.Dit voersz. plaetwerc comt an die eerste sluseput ende

houd W roede, W voet.Item dat oversz. plaetwerc is lanc X1 roeden IIII voet.In van die voersz. sluysput hebben dese nagescreven

hoor plaetwerc :Item Riedwijc ende

Nuwerkerc I roede, 1% voet, 111 duym,Item Haserdsouwe 1 roede, 11% voet,Item Eslikerwouwe 1 roede, V voet,Item Haserdsouwe 1% roede, 1 voet.Dit voorsz. plaetwerc comt an die anderde sluysput

ende hout I roede 1111% voet.Item dat voorsz. plaetwerc is lanc V roeden, 1111 voet,

111 duym.

200

Item van die anderde sluysput hebben dese nagescrevenhaer plaetwerck:

Item die Stoot Xg voet,Item Segwaert ende

Soetermeer 1X voet, 1X duym,Item Riedwijc ende

Nuwerkerc 1 roede, 1111% voet,Item Soetermeer 1 roede, X1 voet.Dit voorsz. plaetwerc comt an die sluyse van Aelsmeer

ende is lanc 1111 roede, X1 voet, 1X duym.Item van die sluyse van Aelsmeer hebben dese nage-

streven hoer plaetwerc:Item Soeterwouwe 1 roede, I voet, 1X duym,Item Vriesencoop 1 roede, V voet, 111 duym,Soeterwouwe 1 roede, 1% voet.Dit voorsz. plaetwerc comt an die sluyse van Alcma

ende is lanc 111 roeden, VIII voet, VI duym.Item van die sluyse van Alcma hebben dese nagescre-

ven hoor plaetwerc.Item Soeterwouwe VIII voet,Item Voorhout 1 roede, V voet,Item Lis 1 roede, V voet, 1X duym,Item Suytwijc X11 M voet,Item Leyderdorp VII voet, 1111 duym,Item Hillegom XX voet,Item Middelburch 1 roede, X1 voet,Item Soeterwouwe 1 roede, 111~ voet.Dit voorsz. plaetwerc comt an die sluyse van Woerden

ende is lanc 1X roeden, 111 voet, VII duym.Item van die sluyse van Woerden hebben dese nage-

streven haar plaetwerc:Item Outshorn XVI voet, 11 duym,Item Eslikerwoue 1% roede.Dit voorsz. plaetwerc comt an die sluyse van Riedwijc

ende Nuwerkerc ende is lanc 11 roeden, X voet, 11 duym.Item van die sluyse van Riedwijck hebben dese nage-

streven hoor plaetwerck:

201

Item Hoochma VIM voet,Item Alcma 111 roeden, 111% voet,Dit voorsz. plaetwerc comt an die sluyse van Haer ende

is lanc 111 roeden, X1 voet.Item van die sluyse van Haerlem hebben dese nage-

streven hoer plaetwerc:Item Arleveen 111% roede, 1 voet, 11 duym,Item Aelsmeer 1 roede, V voet,Item Randenburch VI voet,Item Poelien, Groesfoort,

Suydelwijc 11 roeden, 1X voet.Die voorsz. plaetwerc comt an die sluyse van Noortich

ende is lanc VIII roeden, 111 voet, 11 duym.Item van die sluyse van Noortich heeft Aelsmeer plaet-

were:Item Aelsmeer VI roeden, 111 voet, 111 duym.

IETS UIT HET LEVEN VAN ANNA DE MERODE,

HUISVROUW VAN JUSTINUS VAN NASSAU.

De hier afgebeelde zerk Ibevindt zich in *de Hoog-landsche Kerk op ‘t hooge koor. Deze dekt het grafvan Justinus van Nassau (een zoon van Willem Iuit zijn weduwnaarstijd) en van zij’ne huisvrouwAnna ‘de Merode.

Deze was vroeger gehuwd geweest met den En-gelschen kolonel Thomas Morgan, gouverneur vanBergen op Zoom. De wijze, waarop dat huwelijk totstand was gek’o’men, was zeer avontuurlijk; Anna wasnamelijk ,door Morgan gesc’haakt tegelijk met harezuster, best,emd voor den Engelschen officierKn~ollis.

Dat hare moeder alles behalve hierover gestichtwas, blijkt uit een r,emontrantie door haar, ,,VrouweMarguerite, geboerne tot Cuylenborch en,de Pallant,vrijbaender vrouwe tho Merode, Petershem etc.” bijde Slaten-Generaal ingediend (Zie Resolutien Staten-Generalal 14 Januari 1589), den Staten .biddende,daerop favordelijck te willen inderhaest resolveren,gelijck .d’importantie ende consequentie van de sakevereysschen.” Een gelijck request was ingediend bijden Raad van State; ‘deze adviseerde ,,dat mten soude

Grafsteen van Justinus van Nassau en Anna de Merodein de Hooglandsche Kerk.

scryven an ,den Colonne1 Morgan ende hem bevelende dochteren van de verscreven vrouwe supplianteterstonts te restitueren oft emmers te sequestreren.”Ten slotte werd aan eenige gecom.miteerden, waaron-der Mr. Josse de Menin, raadpensionaris van Dor-drecht opgedragen den collonel Morgan te berichten,dat ,,het verscreven attemptaet was tegen de rechtenende loffelyke costumen van den lande; item van ‘de,pericelen, streckend,e tot disreputatie ende disgratievan de Engelsche nacie, ten eynde die verscrevenMorgan ,de verscreven dochteren an heure moederrestituere ende wedersende: in gevalle wan refus,dat die verscreven here Willugh8by (de opvolger vanLeicest,er) hen tselve com;miand,ere als lieutenant vanhet secours van Hare Ma&” (Koningin Elisabeth).

Willughby stuurde het bevel door zonder meer, we-gens het geringe gezag, dat hij over Morgan had,daar deze volhield (onder ,d’e authoriteit van de Statente staan.

Den 23sten Januari werd besloten, dat van wegenden Raad wan State zou worden geschreven aan,den Kerkeraad van Bergen op Zoom ,,dat deselveStaten ten Ihoochsten verwondert zijn, ,dat zy date-lijck voirts procederen tot het geven ‘ende pu-bliceren der #gebodmen van houwelijck ,mettedochteren van die verscreven Vrouwe van Merode,nuettegenstaande dat hemlieden gebleken is, dfat deouders van deselve dochteren noch beyde *in l,evenzijn ende ,dat ,desen voertsganck geschiet tegenharen danck ende wille, gelijck deselve vrouwe moe-dere uyt’druckelijck verclaert heeft.”

204

Alle protesten hebben evenwel niet gebaat enAnna de Merode is in ‘t huwelijk getreden met Tho-mas Morgan.

Toen deze was gestorven werd door zijne weduwetot tweemaal toe een request ingediend bij denStaten-Generaal (Resolutien 15 en 21 Mei 1597)om haar een geldelijke tegemoetkoming te geven,maar [beide verzoeken waren zonder resultaat.

Anna de Merode is ni,et lang weduwe gebleven;reeds aan het einde wan 1597 is zij in het huwelijkgetreden .met Justinus van Nassau, admiraal vanZeelan,d.

Olp *den eersten D)ecember van ‘dat jaar compareertJustinus in de vergadering van de Staten, ,,verthoont,dat hij christelijck, met consent van Zijn Extie., me-vrouwe de Princesse ende anderen van den huysevan Nassau voirgenomen he’eft een alliantie an tegan mette dochter van den heere van Merode, we-duwe van den collonel Morgan saliger, ,daertoe dendach van de feesten ende solempnizatie des *houwe-lijcx beraempt is te geschieden in Godes naem vanmorgen in veerthien dagen naesmommende, versui-ckende oversulcx, dat d’#heeren Staten soude gelie-ven hem die eere te ,don van deselve zijn feeste metHaer E. Presentie te coh,oneseren en de vereeren. Isresolveert ende verantwoirdt, dat md’heeren Statenzeer geerne verstan ‘heb$en d’e voirgen,oemde alliantieende dairover hem wenschen mette selve allen ge-Iuck ende voorspoet; ,dat Haer E. volgende zijn he-geren eenige uuyten heuren sullen deputeren, die

205

ter verscreven feesten ten verscreven dagen van HairE. wegen sullen compareren.”

Na een ruim 33 jarige echtvereeniging is Justinusop 26 Juni 1631 te Leiden ,overleden; Anna de Merodeoverleefde hem nog twee jaar en ‘overleed 8 October1633 in den ouderdom van 71 jaar.

F. A. LE POOLE.

EEN NOODKREET OM HET DREIGENDVERLOREN GAAN VAN EEN OUD

LEIDXH BEZIT.

De hiernaast staande foto geeft den toestand weervan een oud Leidsch geveltjle, dat zich tegenwoordigbevindt ,op de binnenplaats van het Hoogeschoolge-bouw te Delft.

Over ,de geschiedenis van ‘dezen gevel kan ik kortzijn. Het is een gevel, volgens den Heer Swlerstra ge-bouwd fs 1540 in ‘de stijl François Premier. 1) Vol-gens het jaartal 1683 is bet door Cornelis Sprongh,de Stichter van het Heilige Geesthofje alhier, her-bouwd en later bestemd tot Hofj,e: ,,Wille enclebegere dat .mijn huis op ,de Bred,estraat binnen zdestadt Leyden, ,dalar d’e H. Geest ‘boven (in de Gevelstaat, naast mijn groote huis, waar ick self woon,na ‘mijn overlijden altoos sal worden bewoont bijseven oude Vrouwspersonen sijnde weduwen oftevrijsters ende ,oud boven de vijftich jaeren.”

Op geen enkel’e teekening blijkt deze H. Geest voorte komen. Toen ik onlangs eens in Delft was en uit

1) Leidsch Dagblad, 9-16 Mei 1931 en 24-31 December 1932.

De gevel van het woonhuis van Cornelis Sprongh, aan de

Breestraat, zooals deze thans is opgesteld op een binnenplaatsvan de Technische Hoogeschool te Delft.

207

oude relatie dit geboujwtje ging bekijken, zag ik, datin het beeldhouwwerk onder de rond’e zandsteenenlijst nog ,duidelijk de ,H. Geest, in de gedaante vaneen duif, voorkomt. Niet alleen als H. Geesthofj,e van1714-1851, ,maar look als woonhuis van d’en be-roemden +dru,kker Plantijn, in de jaren, adat <hij inLeiden Ao. 1582-1585 woonde, doet het ons vr,oe-gere geslachten gedenken. Een *uitvoerige geschie-denis is in dit jaarboekje gegeven ‘door den HeerJesce (1934), zoodat wij #hierop niet ‘die,p behoevenin te ‘gaan. Jesse verhaalt ,ons hoe toen de Studen-tensociëteit gebouwd werd, professor Gugel h’et ge-veltje voor Nederland wist te bewaren en het deedopbouwen op ‘de binnenplaats van de Hoogeschoolter leering van zijn studenten, terwijl de HeerBeelaarts van Blokland ,in zijn werk ‘over ‘de studen-tensociëteit weet mede te deelen, dat dit geschiedde,nasdat een bod van een Belg was afgeslagen. Ikweet niet wie ,dit geweest sis, #maar ‘dat dit geveltjetot in België belangstelling trekt, bleek smij onlangs,toen ik bezoek kreeg van een na-neef van den grootenPlantijn, drager van den naam Moretus Plantin, die‘hier te Leiden nog linlichtingen kwam verzam,elenover zijn bloedverwant. Prof. GugeI deed ‘deze daadvan piëteit voor zijn studenten en terecht. Maarsedert dien beeft de Staat der Nederlainden zooveelbijgebouwen doen neerzetten op deze binnenplaats,dat er geen licht en lucht meer tot dit geveltje kantoetreden en alles in een ernstige staat van vervalen verwaarloozing verkeert. Het staat ‘daar opge-steld tfegen een tuinmuur, die aan het verzakken is,

208

zoodlat deze oude gevel vrijwel in het midden isdoorgebroken en geknakt. Dank zij eenige betonnensteunen ‘blijft de muur voorloopig nog staan en degevel, ,die ver voorover gezakt is, vindt nog watsteun in een aantal balken, die tegen een houtengebouw rusten, gelijk duidelijk te zien is op de re-productie. Als ,men ,dan nog in oogenschquw neemt,dat er een aantal struiken en eenige putdeksels voorhet geveltje staan en de grond ‘bezaaid is met af-val, dan kan men zich voorstellen, hoe weinig inte-resse men voor ‘dit geveltjle heeft.

H’et Bestuur wan de Hoogeschool stelt lblijkbaarniet veel prijs op ,het behoud van dit gebouw en devraag is .gewettigd of niet de mogelijkheid zou be-staan, *om dit ‘oude geveltje weer naar Leiden overte brengen. Dit brengt wel wat kosten mede, maardit is geen overwegend bezwaar, daar bij restaura-tie Rijk en Provinci,e en misschien ook wel de Ge-meente Leiden een subsidie zullen geven. De grootstemoeilijkheid is ‘het vinden van een geschikte plaatsen een bestemming voor een dergelijk gebouw.

Dagelijks blijkt hoeveel moois in de 19e eeuwvernietigd is, ‘door een al te groote zin voor realiteiten nog veel moet worden opgeofferd aan de eischenvan het moderne leven en verkeer.

Dlaartegenover heeft onze generatie (de plicht demonumenten van vroegere geslachten zooveel moge-lijk te bewaren. Dit is een eisch van piëteit tenopzi’chte van vroegere generaties, die helaas, al teveel over het hoofd wordt gezien.

Het zou een ‘mooie taak zijn voor ,,Oud Leiden”

209

om haar sc8houders hieronder te zetten en een ge-bouw op te zoeken waarvoor deze gevel kan ge-plaatst worden, waarmede misschien tegelijk ook devraag van de ‘bestemming zou zijn opgelost.

Moge dit kunnen gescthieden voor dat het oudegeveltje onherstelbaar zal zijn.

Mr. A. J. SORMANI,Rentn eester van het H. Geesthofje.

Leiden, Februari 1338.

Een friesch meesterwerk in leiden.

Een feit is .het, dat een van de schoonste en ge-heel gave grafzerken uit de 16e eeuw, die wij thansnog bezitten, in ‘onze stad laanwezig en toch zeer wei-nig algemeen bekend is.

Ik bedoel den grafsteen der van Adrichems in hetGroot Auditorium ter Academie. Zij, ‘die ‘daar moetenzijn, kolmen er gemeenlij’k voor eene plechtigheid, tdieverder verwijl in die ruimte niet toelaat; de steenstaat niet opvallend, half verborgen als die is doorde gaanderij en ook voor bezoekers van het Aca-demiegebouw biedt het Auditorium weinig belang-rijks; het wordt vaak overgeslagen en van datfraaie kunstwerk wordt amlper notitie genomen. Er iseens in een geillustreerd weekbllad eene slechte af-beelding geplaatst, maar verder zal men te vergeefsdaarnaar zoeken in Archief en Bibtliotheek en goedeprentbriefk’aarten bestaan er evenmin van.

Zeer bekend is het werk van Mr. Kneppelhout van

De van Adrichem-grafsteen in het Groot Auditoriumder Universiteit.

211

Sterkenburg (1864) over d’e gedenkteekenen in deSt. Pieterskerk. De samensteller had het plan ‘ookdie van de St. Pancraskerk uit t,e geven en de teeke-ningen waren daartoe reeds gemaakt door denHeer P. J. Mulder alhier, ,doch tot eene uitgave kwamhet nimmer. Die belangstelling daarvoor bleek tegering en bovendien ‘was het vertrek uit Leidenvan Mr. Kneppelhout in 1869, ‘daaraan even-min bevorderlijk. De ‘heer Mulder ‘deed een goedwerk door het afstaan van zijne portefeuillemet teekeningen aan het Gemeentearchief. Of hetplan bestond, achter dit deel, ‘of (afzonderlijk een enander over vers’preide monumenten in Leiden opte nemen, weet ik niet, ‘doch notaris Mr. H. L. A.Gbreen gaf den Heer Mulder opdracht ook densteen in de academie af te teekenen en te lithogra-pheeren. Mr. Obreen was een groot liefhebber ,dert’eekenkunst en steunde met milde hand genootxhap-pen en jongelieden met aanleg ,op dit gebied. Emenmooien afdruk van ‘de litho mocht ik van diens zoon,mijnen diep betreurden vriend Dr. H. G. A. Obreen,in 1936 ten geschenke ontvangen. Zoodra de repro-ductie bij dit artikel gereed is ,en wij eenen zorg-zamen archivaris voor onze stad verworven hebben,gaat deze afdruk naar ons archief, waar tot nu toeeene afbeelding ,ontbrak. De reproductie is een puntvan belang bij dit artikel en zal, nfaar ik hoop, velenaansporen, den steen zelf eens nauwlettend te gaanbezichtigen, want die is het alleszins waard.

Voor het volgende ,heb ik een ,en ander ontleendaan de studie van Dr. H. P. A. D. R. Ligtenberg,

212

later hoogleeraar te Utre’cht, in de Vrije Fries, jg. 23.Men vergelijke ook: W. Eehhoff’s Friesche oudhe-den.

Onze st’een mis ,door d,en maker geteekend VincentLucas 1559. Het is zeer opvallend, in dien tijd eengroot werkstuk, ,in renaissance-stijl a’a,n te treffen,daar toen hier in Leiden men. omgeving en nog langdaarna de late Gothiek regel was. Zie b.v. de uitdezelfde ruimte afko’mstige grafzer’ken in ,de Wes-telijke peristyle voor de Lakenhal, ‘daarheen over-gebracht Ibij de laatste herstelling van het grootauditorium.

De renaissance is uit Italië herkomstig en uitteziceh reeds vroeg in Friesland, aanvankelijk niet inarchitectuur, doch in kleinere voorwerpen op grafischgebied, zooals prentjes en in sieraden. Sinds 1537komt echter een nog verder onbekende meestersteenhouwer voor, <die met B. G. teekent; zijn werkvindt ‘men hoofdzakelijk in Franeker, e.o. tot 1565.Het is meer dan waarschijnlijk, dat Vincent Lucaszijn leerling was. Overeenkomst in hunne werkwijzeis opvallend, alleen V. L. toont n,og rijker ornamen-tiek.

Tot voor kort was van hem gedagteekend werkbekend van 1550 tot 1565; in den j.l. zomer werdnamelijk door Mr. Heerma van Voss, Friesland%archivaris, bij herstel van ‘de kerk ‘te Berlicrrm eenzerk uit 1547 door hem ontdekt en beschreven inavondblad van d,e N. Rott. Ct. van 4 Aug. 1937.Deze zerk moet groote ‘overeenkomst toonen metwerk van ,d,en weester B. G. uit hetzelfde jaar. Van

213

Vincent weten wij verder slechts, dat hij in 1556poorter van Franeker werd. Als zijn werk op#houdt(1565) is sinds 4 jaren een ander steenhouwer inFriesland bezig, die nog slechts bekend is door zijnmerk P. D. en tot 1599 voorkomt. Verwantschap metV. L. is onmiskenbaar.

Daarna volgt ,dan #de familie Claessens {als artis-ten ,op dit gebied. Ik ben overtuigd, dat wij hier te,doen hebben met één atelier, waartin door genoem-de meesters acht,ereenvolgens gewerkt wer,d, waarprachtige stukken werden vervalardigd, alleen uitscheppingslust ,en tbuiten bestelling ook. Mogelijkekoopers konden hunne ‘keuze doen uit de aanwe-zige voorraden. D,e wapens ben inschrift,en werdendan op bestelling aangebracht en vertoonden ookinderdlaad de hand van eenen anderen bewerker.Reeds Dr. Ligtenberg wees op het verschil van 40jaar tusschen jaartal van vervaardiging en oudsteinsc’hrift; bij den V. L. steen, ‘die dezen zomer weerte voorschijn kwam, ,is dit n,og sterker; 1547 ver-vaardigd, 1619 eerste inschrift van eene begravene.Oipmerkelijk zijn nog de groote afmetingen, die V. L.aan zijnen arbei#d gaf: doorgaans 3 bij 2% M. Waaronze Le&che steen 3.40 M. <hoog bij 2.25 breed is,haalt die van Ballum ,op ‘t Ameland 3.80 bij 2.30. 1)

Het is te hopen, dat ‘men op )den duur ‘meer zalvinden over dit merkwaardig lbedrijf en de knappekunstenaars, die #daarin ‘uitmuntten. In Friesland isop dit gebied nog weinig gedatan en kan men nog

1) Welwillende mededeeling van Prof. Mr. D. van Blom.

214

veel ontdekken. Mr. J. Belonje te Alkmaar, die op ,ditgebied zijne sporen verdiend heeft, is thans bezig methet beschrijven der Friesche monumenten.

Men zal nu ongetwijfeld van mij nauwkeurige ge-gevens verwachten, o’mtrent Jan van Adrichem, diem.i. de bestelling aan Vincent Lucas adeed en zijneverwanten, ,doch dit is *mis. Ik weet van deze familiebedroevend weinig en alle pogingen daarover ietsmeer te vinden, waren te vergeefs. Noch gedrukt,noch in h.s. mocht het mij gelukken, eene genealogieaan te treffen, ‘die eene leiddraad kon zijn bij verderonderzoek. Ik ben overtuigd, dalt zij behooren toteen geslacht, dat voert: slang ,met ‘pijlstaart en dathier onder patronymen in het midden der 15e eeuwvoorkomt en door huwelijk ,met scene van Adrichemdezen voornameren naam aannam. De van A’s stam-men uit Bredero,de ,en hun stamslot stond aan deBeverwijk. De hoofdtak stierf 1528 in mannelijke lijnuit. Dat (de voorouders van Jan van Adrichem, ,denbesteller, hier lang gevestigd waren, wijzen de speci-fiek Leidsche wapens ,dier ,dagen: Paets van Sonne-velt, v. Poelgeest en v. Dorp, terstond uit. En tochkon ik, zelfs lmet die gegevens gesterkt, geenen uit-weg vinden in ,dezen doolhof. Het is zeer ‘moeilijkzoeken in ‘den tijd van 1470-1570; onze bronnenontbreken, groote hiaten zijn ,er in de series, .m.i. zijnhet beleg van 1480 en het ‘instorten van denSt. Pieterskerktoren in 1512, <daaraan niet vreemd.

Van 1494-1504 was hier 40-raad Adr/aen Florisz.van Adriohem. Hij noemt zich wel zoo, doch zegeltalleen met lpijlstaartsl~ang. Zijn zoon Floris, op den

215

steen vermeld, bekleedt die zelfde waardigheicd totzijnen dood, van 1524 af; een paar malen was hijook sahepen alhier. Wie Juffr. Maria, zijne vrouw,was, durf ik niet te zeggen. De volgende begraveneis <de Iicentlaat, deken van St. Pancras, Mr. Joannes.Hoe hij ‘den besteller bestond, weet ik niet, al ben ikgeneigd hem eenen broeder te achten; twee Jan’sin eén gezin, was verre van ongebruikelijk in diedagen. Jan van Adrichem heeft dan vermoedelijk opverlangen van zijne Friesche vrouw haren landgenootVincent Lucas het grafgesteente doen maken, vierjaar na haren tdood. Hij is van 1551 tot zijnendood 40-raad geweest en na dien vind ik niets meeromtrent ,deze familie vermeld. Wel, dat hij 21 April1563 huwel. voorwaarden had gemaakt met MariaAdriaens, wetd. Huych Willemsz.

Ik vrees, dat er met het aanbrengen der kwartierenop deze zerk erg ge,haspeld is. In Friesche genealo-gische bronnen heet het, dat Magdalena van Hot-tinga trouw’de met Jan van Arckel (sic), ‘dat haarvader was Jaric$h v. H., 1527 grietman van Hennaar-deradeel, ge’huwd met de 1545 overledene EelckGalesdr. van Heslinga en dat ‘haar grootvader was:Here Hottinga, hoveling te Wommels t 1502, gehuwdmet Tjets Harings van Harinxmla t,ho Heegh. Maar‘dat rijmt weer niet met ‘de wapens alp den steen enFriesland’s archivaris schreef ‘mij, dat het hem ookeen raadsel is. In dat land was adoptie van kinderendoor verwanten zeer in zwang en zoodoende krijgtmen ‘de kromste afwijkingen in wapens en namen,die de Friesche genealogie en heraldiek zoo uiterst

216

moeielijk maken. Nu de steen voor het eerst goedgereproduceerd worfdt, .is er wellicht kans op eeneoplossing van het Leidsche, zoowel als van hetFriesche vraagstuk.

BI JLEVELD.

Leiden, 23 Jan. 1938.

De Loudon-grafsteen in de Universiteitsbibliotheek(v.m. Engelsche Kerk).

Een nog verborgener grafsteen.

Dat kan in waarheid gezegd worden van hetmonument hierbij afgebeeld, doch wa,n veel kleinerformaat; het haalt nauwelijks een meter in hoogteen ‘bevindt zich in het #boekenmagazijn der Univer-siteitsbibliotheek, n.1. in ,het oudste gedeelte, vroegerkapel van het bagijnhof en reeds op ‘het einde ,der17e eeuw afgestaan aan de Engelsche gereformeerdege,meente, die er tot in het begin der 19e kerkte. Menbeweert, dat #die steen eertijds stond in de koor-sluiting en lat,er is overgebracht naar de huidigeplaats temidden van de talrijke rijen van boeken. Hetgeheel is uitgevoerd in wit Italiaansch marmer enheeft, zooals de photo ook duidelijk aantoont, na 2%eeuw betrekkelijk zeer weinig geleden. Minder dui-d,elijk zijn daarop aan de lbovenzijde de naam vand’en meester: Jan Blom,mendaal en het jaartal 1685.Jhr. Dr. E. van Nispen tot Sevenaer, onzen ledenniet onbekend, deelde ,mij med,e, dat van diens handbekend zijn: de carryatiden in de Trèves-zaal inDen Haag, een grafmlonument te Kethel en het be-kentde meest.erstuk in St. Laurens te Rotterdam ter

218

eere van den vlootvoogd Joban van Brakel. vonWürabach vermeldt nog twee bustes van denKoning-Stfafdhouder, in Den Haag aanwezig en zegt,dat hij in ,het midden ‘der 17e eeuw geboren is in ‘denHaag of Breda en vermeld wordt van 1675-1700.Een man #dus, die er ‘in zijnen tij,d zijn mocht en ni’etminder voor den onzen, krachtens zijnen schoonenarbeid. Ondanks alle moeite, vermocht ik noch in denHaag, noch in Breda, noch in Princenhage ‘iets meeromtrent dezen kunstenaar te ontdekken. Er blijft dusop dit gebied nog wel wat te doen en na te vor-schen,, ofschoon <men helaas niet moet vergeten, #datsteeds meer rijks- en gemeente-archieven door ,hoogelegesheffingen zulk onderzoek vrijwel onmogelijkmIaken.

Voor wien werd dit gedenkt,ee’ken opgericht? Aan-vankelijk dacht ik aan een hier j’ong ‘overledenSchotsch student, zooals er zoovelen in ‘dien tijd onzeacademie bezochten, waar ook volgens hen ,,het warewoord” verkondigd werd. Maar dit is nu eens niethet geval. Van bevriende zijde (de heer J. H. Loudonte Wye ‘in Kent) mocht ik vernemen, dat JohnCam,pb,ell, le Earl (graaf) of Loudon (1598-1663),betrokken was in een royalistisch oproer ‘der Schot-ten tegen Cromwell in 1651 en het land moest rui-men. Hij was in 1620 gehuwd met Miafrgaret, dochtervan George CaNmpbell, die in 1622 van haren groot-vader Hugh, len Baron Loudon, den titel erfde. Haarman werd 12 Mei 1633 verheven tot Earl of Loudon,Baron Farrinzean $and Mauohline. Na ‘de restauratiekeerde hij terug en stierf 15 Maart 1663 in Schot-

219

lands hoofdstad. Hun oudste zoon echter, James,wien de steen geldt, wa’s tegenstander van Karel 11en ‘bleef buitenslands; zoo mis zijn versc’heiden alhierte verklaren.

Vergeefs echter zoekt men alhier naar verderebijzon’derheden ‘over ‘dezen 2en Earl of Loud,on enook zijne vr’ouw Lady Margaret Montgomery, doch-ter van den 7en ,earl of Eglinton, vindt *men niet ver-meld in ‘onze st’edelijke rarchieven. Wellicht zijn zijreizende en trekken,de geweest en is hij bij toevalhier overleden. Wel merkwaar,dig mag men noemen,dat ook zijne begrafenis niet wordt vermeld in dedoodboeken, miaar idaarin komen alleen voor de op-gaven ibetreffende St. Pieter, St. Pancras en O.L.Vr.kerk, die aan de Walen was afgestaan. Hugh Camp-bel1 is zijnen vader opgevolgd als 3e Earl, maardiens kleinzoon bracht met eene eenige doohter dentitel in een ander geslacht en zoo lis ‘het tot hedendoorgegaan, steeds in’ vcouwelijke lijn, volgens En-gelsch gebruik.

De Nederlandsche familie Loudon voert hetwapen, op onzen steen afgebeeld.

BI JLEVELD.

Leiden, 13 Febr. 1938.

De Leidsche Monumenten.‘) l

Begin 1937 werd het perceel Heerengracht 16 ver-sbouwd. Dit perceel heeft een trapgevel uit .de 2dehelft ,der 17e eeuw. In het perceel ,is thans eengarage ondergebracht, waartoe een nieuwe ingangis ge#maakt. Het ree’ds verminkte ,beganegrondge-deelte van den voorgevel is verbeterd en aesthetischmeer in overeenstemming gebracht !met het monu-mentale bovengedeelte van den gevel. Zie foto’s.

Het is zeer verheugend, ‘dat ‘de eigenaar van hetpand de verbouwing op deze wijze tot stand heeftgebracht.

De perceelen Levendaal 173 en 175, met ten deeleverminkte gevels uit ‘de 2e helft der 17e eeuw, zijngesloopt wegens bouwvalligheimd.

De oude iapotheek aan het Kort Rapenburg 12werd voorts afgebroken (zie foto). Het pand werdvervangen door een winkelhuis.

Ir. J. WESTRA.

1) Zesde vervolg (Zie Jaarboekjes 1929-1930, 1932,1934,1935 en 1936).

Perceel Heerengracht 16 vóór en na verbouwing.

Foto W. K. Baron van Deden,.

Apotheek Kort Rapenburg 12 gesloopt October 1937.

Lijst van werken, betrekking hebbende opLeiden en omgeving, verschenen in 1937,ten gemeente-Archieve aanwezig. Jaarver-slagen, catalogi- dag* en weekbladen,periodieken, ‘programma‘s e n couranten-artikelen zijn niet opgenomen.

B ar g e (P r o f. Dr. J. A. J.); De Stichting van hetAcademisch Klinisch Onderwijs te Leiden voor 300jaren. Herdenkinlgsrede gehouden in :de bijeen-komst van <den Academischen Senaat der Rijks-universiteit te Leiden op 29 October 1937 .doorden ,Rector-Magnificus. Leiden, 1937.

Gedenk~nummer; Uitgegeven ter gelegenhei’d vanhet 50-jarig bestaan der Johannes-Stichting, Juli1937. 36e Jaargang Nto. 5 wan ,,De Barmhartig-heid” Maandblad van d’e J’ohannes-Sti’chting teNieuwveen (Z.H.) en te Huis ter Heide.

B ij í e v e 1 d (W. J. J. C.) ; Van der Meer. Overdrukuit: ,,De Nederlandsche Leeuw” 1937.

B ij 1 e v e 1 ,d (W. J. J. C.); Henri Gbreen. Overdrukuit: ,,De Nederlandsche Leeuw” 1937.

B ij 1 Xe v e 1 d (W. J. J. C.) ; Vermeulen-van der Laen.Overdruk uit: ,,De Nederlandsche Leeuw” 1937.

222

B u r g h (W. F. v a n ‘d e r); Inventaris van deArchieven van den polder genaamd De Hazers-woudsche Droogmakerij, met den voormaligenButlerpolder over de jaren 1655-1900. z.j. (1937).

H e e 1 O.F.M. (fr. D a 1 ‘rn. v a n) ; Het Tertiarissen-klooster St. Cecilia te Vlaardingen. Overdruk uit:Haarlemsche Bijdragen. Bouwstoffen voor deGeschiedenis van het Bis’dom Haarl,em. Dl. 54,blz. 303-317. Haarlem, 1936.

Hoeven (Dr. J. van d’er); Een en ander over,de examens bij de Chirurgijnsgilden en over het,,Vroedkundig examen”. Overdruk uit: Nederl.Tijdschrift voor Geneeskunde, jaarg. 81, No. 27(3142-3147). Zat’erdag 3 Juli 1937.

H o n #d Ne r s (Dr. H. J.); U,it de historie van de‘dorpskerk te Wassenaar. ‘s-Gravenhage,’ z.j.(1937).

H ö w ,e 1 Se r (H. A.) ; Uit ‘de geschiedenis van hetHaagsche Dichtgenootschap ,,Kunstliefde SpaartGeen Vlijt” 1772-1818. Overdruk uit: Tijdschriftvoor Ned. Taal- en Letterktmde, Dl. LVI, afl. 2-3.Leiden, 1937.

K e r n k a m fa (Dr. J. H.); Een onuitgegeven briefvan Jolhan de Witt over de Noord-Oostelijkedoorvaart naar China. Overdruk uit: Tijdschriftvoor Geschiedenis 1937, afl. 2.

Kroniek ‘der Stad Leiden. ‘s-Gravenhage, 1937.

223

N a p j u s (Dr. J. W.) ; Onderzoek in Engeland enFrankrijk naar een opvolger van Johannes Anto-nides van der Linden als Medisch Hoogleeraar teLeiden. Overdruk uit: Nederl. Tijdschrift voorGeneeskunde, jaarg. 81, No. 23 (2640-3643).Zaterdiag 5 Juni 1937.

R e g t (W. M. C.); Gedenkboek ter gelegenheid vanhet 350-jarig bestaan der Ned. Herv. Gemeente teZwammerdam. Alphen aan den Rijn, 1937.

W i e n me c kle (Mr. C. A.) ; Hella Mone. Belegen Ontzet van Leiden. Drama in vijf bedrijven.Leiden, 1937.

INHOUD.

Blz .Een woord vooraf . . . . . . . . . . . 5Vereeniging ,,Oud-Leiden”, Verslag over het

jaar 1937 met 3 afbeeldingen . . . . . . 7Bestuur, commissies en ledenlijst . . . . . 21Korte Kroniek van Leiden en Rijnland . . 35

IN MEMORIAM :

Anna Elisabeth Grol& door Ir. A. G. BosmanA. L. Reimeringer, door A. D. Vijgh . . . .Prof. Dr. S. G. de Vries, door Mr. P. E. BriëtAlbert Verwey, door Prof. Dr. J. de Vries . .A. W. Frentzen, door E. W. Wichers RollandetH. Cornet Sr., door Dr. J. E. Kroon . . . .Dr. Th. W. van Lidth de Jeude, door Dr. L. D.

Brongersma. . . . . . . . . . . . .Ds. H. Thomas, door H. . . . . . . .0. C. van Hemessen, door door W. M.C. RegtDr. H. G. A. Obreen, met afbeelding, door

W. J. J. C. Bijleveld . . . . . . . . .Ds. C. Hartwigsen, door W. P. van Rhijn Jr. .J. A. van Hamel, door Mr. H. M. A. CoeberghDr. D. A. H. van Eek, door A. L. van Beeck .

525659636669

727477

82909396

226

Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, met afbeelding,door Ir. G. L. Driessen . . . . . . . .

Dr. A. Beets, door Prof. Dr. J. W. Muller . .Jan van Kan, door H. Th. de Booy . . . .

Bh.

1 0 0106110

Twee deksels van steenen doodkisten, met af-beelding, door H. J. Jesse . . . . . . .

Een militaire Rijschool te Leiden, met afbeelding,door Dr. J. E. Kroon . . . . . . . . .

Leidsche Antiquiteiten, door W. J. J. C. BijleveldDe Salvator, met 2 afbeeldingen, door mej. F.

A. Le Poole . . . . . . . . . .Steen hoek Rapenburg-Nonnensteeg tegenover

de Academie (bladvulling) . . . . . . .De Hortus Botanicus, door H. Veendorp. . .De totstandkoming van den Staten-Bijbel en de

bewaring zijner oorspronkelijke stukken, met3 afbeeldingen, door Dr. Mr. J. W. Verburgt

Professor Frans van Schooten Jr. en MargrietaWynants maken hun testament, door Prof.Dr. L. Knappert . . . . . . . . . .

Graversteen, met 5 afbeeldingen, door N. J.Sw’erstra . . . . . . . . . . . .

Hoe eertijds te Leiden het verleenen van geeste-lijke bijstand bij terechtstellingen was ge-regEld, door mej. F. A. Le Poole. . . . .

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen,door Mr. W. van Iterson. . . . . . . .

112

117120

128

130131

138

164

1 7 1

194

195

227

Blz.Iets uit het leven van Anna de Merode, huis-

vrouw van Justinus van Nassau, met afbeel-ding, door mej. F. A. Le Poole . . . . . 202

Een noodkreet om het dreigend verloren gaanvan een oud Leidsch bezit, met afbeelding,door Mr. A. J. Sormani . . . . . . . . 206

Een friesch meesterwerk in Leiden, met afbeel-ding, door W. J. J. C. Bijleveld . . . . . 210

Een nog verborgener grafsteen, met afbeelding,door W. J. J. C. Bijleveld . . . . . . . 217

De Leidsche monumenten, met 3 afbeeldingen,door Ir. J. Westra . . . . . . . . . . 220

Lijst van werken, betrekking hebbende opLeiden en omgeving (1937) . . . , . . . 221