ijkingstoets bio-ingenieur 29 juni 2016 resultaten · 2016-07-07 · ijkingstoets bio-ingenieur 29...

15
IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten

Upload: others

Post on 04-Jul-2020

12 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur29 juni 2016

Resultaten

Page 2: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 2/11

Aan de KU Leuven en Universiteit Antwerpen namen in totaal 74 aspirant-studenten deel aan de ijkingstoetsbio-ingenieur. In onderstaande figuur kan je de verdeling zien van de scores van deze toets. De gemiddeldescore is gelijk aan 11/20.

Hieronder vind je de vragen, het juiste antwoord, het percentage dat de vraag juist heeft beantwoord en hetpercentage dat de vraag blanco heeft gelaten.

Vraag 1

Een reservoir bevat x liter water. Men verbruikt 60 % van dat water waarna men 120 liter water toevoegtaan het reservoir. Het reservoir bevat nu 10 % meer water dan oorspronkelijk. Uit welke van de volgendevergelijkingen kan men x berekenen?

(A) 0, 6x+ 120 = 1, 1x

(B) 0, 4x+ 120 = 0, 9x

(C) 0, 4x+ 120 = 1, 1x

(D) 0, 6(x+ 120) = 0, 9x

Oplossing: C

juist beantwoord: 84 %blanco: 0 %

Page 3: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 3/11

Vraag 2

In de citroenzuurcyclus is een van de stappen de omzetting van citraat in cis-aconitaat. Welk type reactieis dit?

COO−

CH2

C OHCOO−

C HH

COO−

citraat

CCOO− CH2

COO−

CHCOO−

cis-aconitaat

+ H2O

(A) Additie

(B) Eliminatie

(C) Substitutie

(D) Polymeervorming

Oplossing: B

juist beantwoord: 74 %blanco: 8 %

Vraag 3

Waaraan is∫ (

2x2 − 1)(x+ 3) dx gelijk?

(A) x4

2 + 2x3 − x2

2 − 3x+ C

(B) 2x4 + 6x3 − x2 − 3x+ C

(C) x5

3 + 2x4 − x3

2 − 3x2 + C

(D) 6x2 + 12x− 1 + C

Oplossing: A

juist beantwoord: 97 %blanco: 1 %

Vraag 4

De uitdrukking 323 2− 1

2 90 313

212 3−1

is gelijk aan

(A) 812

(B) 1

Page 4: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 4/11

(C) 0

(D) 92

Oplossing: D

juist beantwoord: 95 %blanco: 1 %

Vraag 5

De uitdrukking |3− 2x| < 1 is gelijkwaardig met

(A) x < 1

(B) x > 1

(C) 1 < x < 2

(D) 2 < x < 1

Oplossing: C

juist beantwoord: 68 %blanco: 4 %

Vraag 6

Volgens positieve x-zin noemen we “naar rechts” en volgens positieve y-zin noemen we “naar boven”.

1

1

0 x

y

Jan vertrekt op een punt A en gaat 4 meter naar rechts. Vervolgens gaat Jan 6 meter naar boven. Tenslotte gaat Jan onder een hoek van 45 graden met de x-as links naar beneden over een afstand van 2 meter.Hoe ver bevindt Jan zich op het einde van het vertrekpunt A?

(A)√48 meter

(B)√20 meter

(C) 12 meter

(D)√

56− 20√2 meter

Oplossing: D

juist beantwoord: 54 %blanco: 20 %

Page 5: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 5/11

Vraag 7

Coca-cola is erg zuur (pH ≈ 2,5) door de aanwezigheid van fosforzuur (H3PO4). Fosforzuur kan menproduceren door fosforpentoxide (P2O5) te laten reageren met water:

P2O5 + 3H2O −−→ 2H3PO4

Stel dat we 14.2 g P2O5 laten reageren met voldoende water, hoeveel gram fosforzuur zullen we dan vormen?

(A) 9.8 g

(B) 19.6 g

(C) 28.4 g

(D) 196 g

Oplossing: B

juist beantwoord: 49 %blanco: 14 %

Vraag 8

Onderstaande tekening is de grafiek van een functie f .

1

1

0 x

y

Welke van de volgende resultaten kan als enige juist zijn?

(A)∫ 1−1 f(x)dx = 4

(B)∫ 30 f(x)dx = −1, 5

(C)∫ 51 f(x)dx = 1

(D)∫ 42 f(x)dx = 2

Oplossing: B

juist beantwoord: 77 %blanco: 3 %

Vraag 9

Gegeven is de functie met voorschrift f(x) = 5 sin(x5 − 2

)+ 3. Welke van de volgende uitspraken is juist?

Page 6: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 6/11

(A) −2 ≤ f(x) ≤ 8 voor alle x ∈ R

(B) 2 ≤ f(x) ≤ 4 voor alle x ∈ R

(C) −4 ≤ f(x) ≤ 6 voor alle x ∈ R

(D) −8 ≤ f(x) ≤ 2 voor alle x ∈ R

Oplossing: A

juist beantwoord: 68 %blanco: 30 %

Vraag 10

Gegeven zijn de punten P (2, 1) en Q(5, 0). Welk punt R ligt op de rechte PQ?

(A) R(800,−260)

(B) R(299,−98)

(C) R(1004,−335)

(D) R(−12535, 4280)

Oplossing: B

juist beantwoord: 77 %blanco: 12 %

Vraag 11

Je wil een experiment uitvoeren waarvoor je natriumhydroxide (NaOH) nodig hebt. Je weegt 40 g NaOHaf, doet dit in een erlenmeyer en je voegt water toe tot het 0.50L merkteken. Vervolgens schud je met deerlenmeyer tot al het NaOH is opgelost. 100mL van deze oplossing verdun je tot 0.80L. Wat is de molaireconcentratie van deze finale oplossing?

(A) 0.125mol/L

(B) 0.250mol/L

(C) 0.500mol/L

(D) 1.60mol/L

Oplossing: B

juist beantwoord: 61 %blanco: 15 %

Page 7: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11

Vraag 12

Als je een voorwerp met massa m vanop grote hoogte laat vallen bereikt het na enige tijd zijn limietsnelheid,i.e. de maximale valsnelheid, v. De limietsnelheid voldoet aan volgende vergelijking:

mg = λv2 .

Hierin is g de valversnelling (g = 9, 81m/s2) en λ een evenredigheidsconstante die afhankelijk is van de vormvan het voorwerp.Beschouw een bolvormige afgesloten capsule met massa M met daarin plaats voor een persoon. Een persoonmet massa m1 neemt plaats in de capsule, waarop de capsule door een helikopter naar 5000 m hoogte wordtgebracht en wordt losgelaten. Na enige tijd bereikt de capsule de limietsnelheid v1. Nadien neemt eentweede persoon met onbekende massa m2 plaats in de capsule, waarna die (na op dezelfde hoogte te zijnlosgelaten) limietsnelheid v2 bereikt.Waaraan is m2 gelijk?

(A) m2 =v2v1m1

(B) m2 =v1v2m1

(C) m2 = (M +m1)v21v22

−M

(D) m2 = (M +m1)v22v21

−M

Oplossing: D

juist beantwoord: 74 %blanco: 18 %

Vraag 13

Beschouw de veelterm p(x) = (x2 + 3x+ 2)(x− 3). Welke van onderstaande uitspraken is geldig?

(A) De veelterm p(x) heeft geen negatieve reele nulpunten.

(B) De veelterm p(x) heeft juist 1 negatief reeel nulpunt.

(C) De veelterm p(x) heeft juist 2 negatieve reele nulpunten.

(D) De veelterm p(x) heeft juist 3 negatieve reele nulpunten.

Oplossing: C

juist beantwoord: 78 %blanco: 4 %

Vraag 14

Onderstaande figuur toont een driedimensionaal L-vormig voorwerp met zijn afmetingen getekend in per-spectief. De massadichtheid van het materiaal waaruit het voorwerp is gemaakt is 500kg/m3. Bepaal demassa van dit voorwerp.

Page 8: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 8/11

(A) 13kg (B) 15kg (C) 130kg (D) 150kg

Oplossing: A

juist beantwoord: 77 %blanco: 3 %

Vraag 15

In het labo worden 5 kleine tubes gevonden met een specifieke hoeveelheid stof in gram uitgedrukt. Welketube bevat de meeste atomen?

(A) De tube met 1 g Cu

(B) De tube met 1 g 14C

(C) De tube met 10 g U

(D) De tube met 1 g C

Oplossing: D

juist beantwoord: 61 %blanco: 12 %

Vraag 16

Veronderstel dat m = 0 een vast natuurlijk getal is. Waaraan is limn→+∞

n

−2m− ngelijk?

(A) −1

2(B) − 1

2m(C) − 1

2m+ 1(D) −1

Oplossing: D

juist beantwoord: 76 %blanco: 11 %

Page 9: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 9/11

Vraag 17

Op welk cijfer eindigt het getal 22017?

(A) 2 (B) 4 (C) 6 (D) 8

Oplossing: A

juist beantwoord: 55 %blanco: 16 %

Vraag 18

Op een autosnelweg rijden twee vrachtwagens op een bepaald ogenblik (stel t = 0) met eenzelfde snelheidnaast elkaar, met de voorwielen op een lijn. De snelheid van deze vrachtwagens wordt voor de volgende vierminuten voorgesteld in onderstaande figuur.

Het tijdstip t1 is het eerste tijdstip waarbij de vrachtwagens opnieuw naast elkaar rijden met de voorwielenop een lijn. In welk interval ligt het tijdstip t1?

(A) 2 min < t1 ≤ 2,5 min.

(B) 2,5 min < t1 ≤ 3 min.

(C) 3 min < t1 ≤ 3,5 min.

(D) 3,5 min < t1 ≤ 4 min.

Oplossing: C

juist beantwoord: 30 %blanco: 26 %

Page 10: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 10/11

Vraag 19

Beschouw volgend stelsel met x, y, z ∈ R:x+ y + z = 22x+ 3z = 1x+ 2y + 3z = a3x+ 4y + 5z = 4 + 2a

Voor welke waarde van de parameter a heeft dit stelsel precies een oplossing?

(A) a = 2 (B) a = 0 (C) a = −2 (D) a = 7/2

Oplossing: B

juist beantwoord: 38 %blanco: 46 %

Vraag 20

Onderstaande figuur geeft de grafiek van de functie f : R → R weer met een volle lijn en de grafiek van defunctie g : R → R met een streepjeslijn. Welk van onderstaande uitspraken is geldig?

0 x

a

2a

3a

f(x)

g(x)

(A) f(x) = g(x+ 2a)

(B) f(x) = g(x) + 2a

(C) f(x) = 2g(x+ a)

(D) f(x) = 2g(x) + a

Oplossing: D

juist beantwoord: 53 %blanco: 4 %

Vraag 21

We beschouwen vier verschillende deelverzamelingen van de verzameling H = {1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10}:

• Honeven = {1, 3, 5, 7, 9}

• Hpriem = {2, 3, 5, 7}

• H>2 = {3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10}

Page 11: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 11/11

• H<5 = {1, 2, 3, 4}

Bij een spel worden willekeurig twee getallen getrokken uit een en dezelfde van deze vier deelverzamelingen.Elk getal heeft dezelfde waarschijnlijkheid om getrokken te worden uit deze deelverzameling. De trekkinggebeurt met teruglegging, dit wil zeggen dat beide getallen gelijk kunnen zijn. Het resultaat van de trekkingzijn de twee getallen 3 en 5. Uit welke verzameling hebben we met de grootste kans deze twee getallengetrokken?

(A) Honeven (B) Hpriem (C) H>2 (D) H<5

Oplossing: B

juist beantwoord: 97 %blanco: 0 %

Vraag 22

Beschouw de driedimensionale ruimte met een cartesiaans assenstelsel xyz. De verzameling V bevat allepunten (x, y, z) die voldoen aan z2 = x2. De verzameling W bevat alle punten (x, y, z) die voldoen aanx+ z = 2. Welke van onderstaande uitspraken is dan geldig?

(A) De doorsnede van V en W bevat juist een punt.

(B) De doorsnede van V en W is een rechte.

(C) De doorsnede van V en W is een parabool.

(D) De doorsnede van V en W is een vlak.

Oplossing: B

juist beantwoord: 27 %blanco: 22 %

Vraag 23

Een meetkundige rij is een rij getallen waarvan het quotient van twee opeenvolgende elementen een con-stante is. Deze constante wordt het quotient of de reden van de meetkundige rij genoemd. Beschouw een

meetkundige rij waarvan de som van drie opeenvolgende elementen gelijk is aan7

8van het daarop volgend

element. Wat is de reden van deze rij?

(A) 1 (B)3

2(C) 2 (D) 4

Oplossing: C

juist beantwoord: 49 %blanco: 35 %

Page 12: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 12/11

Vraag 24

Kaat wil een pakket omhoog hijsen. Ze hangt hiervoor het pakket aan een touw dat rond een balk hangt.De balk hangt op 5 meter hoogte boven de grond en kan niet bewegen. In de beginsituatie ligt het pakketop de grond. Kaat houdt het touw strak gespannen vast op 1 meter boven de grond, en staat 3 meter rechtsvan het pakket. Daarna loopt ze naar rechts. Ze laat het touw niet los en blijft het touw op 1 meter hoogtehouden. Het touw glijdt over de balk en het pakket schuift naar boven. Als Kaat 1 meter opgeschovenis naar rechts, welke van onderstaande waarden is dan de beste benadering voor de afstand waarover hetpakket naar boven geschoven is?

De dikte van de balk mag verwaarloosd worden t.o.v. de andere gegeven afmetingen. De figuur hieronder iseen principetekening van de beginsituatie, de afmetingen zijn niet in de juiste verhoudingen getekend.

(A) 0,5 meter (B) 0,65 meter (C) 0,8 meter (D) 0,95 meter

Oplossing: B

juist beantwoord: 38 %blanco: 22 %

Vraag 25

Een kinderzwembad heeft een vlakke, horizontale bodem met een oppervlakte van van 4,2 m2. Alle wandenvan het zwembad staan verticaal. Op tijdstip t = 0 is het zwembad leeg. Het zwembad wordt gevuld metwater met een debiet Q dat tijdsafhankelijk is. De afhankelijkheid tussen het debiet Q (gegeven in literper minuut) en de tijd t (gegeven in minuten) is gegeven in onderstaande grafiek. Op welk tijdstip is hetzwembad gevuld tot een hoogte van 20 cm?

t [min]

Q(t) [l/min]

0 2 10 20 300

30

Page 13: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 13/11

(A) t = 27 min (B) t = 28 min (C) t = 29 min (D) t = 30 min

Oplossing: C

juist beantwoord: 54 %blanco: 14 %

Vraag 26

Gegeven I1 =∫ 0−a(| − x| − x) dx en I2 =

∫ a0 (| − x| − x) dx, waarbij a > 0.

Welke van volgende uitspraken is geldig?

(A) I1 > I2

(B) I1 < I2

(C) I1 = I2 > 0

(D) I1 = I2 < 0

Oplossing: A

juist beantwoord: 35 %blanco: 20 %

Vraag 27

Beschouw de functie f met als voorschrift

f : R → R :

{x 7→ f(x) = −x2 + a als x ≤ 2x 7→ f(x) = x− 1 als x > 2

,

met a zo dat de functie f continu is in 2. Hoeveel nulpunten heeft de functie f?

(A) 0 (B) 1 (C) 2 (D) 3

Oplossing: B

juist beantwoord: 34 %blanco: 19 %

Vraag 28

Dit zijn de titratiecurven van vier verschillende titraties. Welke curve stelt de titratie van 25 cm3 NaOHmet HCl voor? Beide oplossingen hebben een concentratie van 0.1mol/L.

Page 14: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 14/11

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(A)

Volume (cm3)

pH

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(B)

Volume (cm3)

pH

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(C)

Volume (cm3)

pH

0 10 20 30 40 500

2

4

6

8

10

12

14

(D)

Volume (cm3)

pH

Oplossing: A

juist beantwoord: 68 %blanco: 11 %

Vraag 29

De figuur toont een vlak met cartesiaans assenstelsel xy met daarin een driehoek ABC. Verder is een lineairetransformatie T gegeven met als voorschrift

T (x, y) =

[uv

]=

[1 1−1 1

] [xy

](1)

Na toepassing van de transformatie T op alle punten van de driehoek ABC vinden we een nieuwe driehoekDEF . Bepaal de oppervlakte van deze driehoek DEF .

Page 15: IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 Resultaten · 2016-07-07 · IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 7/11 Vraag 12 Als je een voorwerp met massa m vanop grote

IJkingstoets Bio-ingenieur 29 juni 2016 - reeks 1 - p. 15/11

A(0, 0)B(1, 0)

C(0, 2)

x

y

(A) 1 (B) 2 (C) 3 (D) 4

Oplossing: B

juist beantwoord: 30 %blanco: 41 %

Vraag 30

De vergelijking 2 cos2 α + 3 cosα + 1 = 0 heeft twee verschillende oplossingen α1 en α2 die behoren tot hetinterval [0, π]. Bepaal sin(α1 + α2).

(A) −1 (B) −√3/2 (C)

√3/2 (D) 1

Oplossing: B

juist beantwoord: 53 %blanco: 26 %