hoofdstuk 2 afbraak en opbouw van het landschap §2.3 water, ijs en wind kern: de invloed van...
TRANSCRIPT
Hoofdstuk 2 Afbraak en opbouw van het landschap
§2.3 Water, ijs en wind
Kern:
De invloed van erosie, massabewegingen en sedimentatie op het aardoppervlak
§2.3 Water, ijs en wind
Afbraak en opbouw door rivieren Stroomgebied
= gebied dat boven- en ondergronds afwatert op een bepaalde rivier
Waterscheiding
= grens tussen twee stroomgebieden
§2.3 Water, ijs en wind
Rivieren gekenmerkt door drie zones:
Bovenloop– erosie overheerst
Middenloop– transport
overheerst Benedenloop
– sedimentatie overheerst
§2.3 Water, ijs en wind
Bij uitmonding vanuit nauwe bergdalen in bredere valleien:
afname stroomsnelheid
afzetting erosiemateriaal in puinwaaier
Stroomsnelheid daalt ook in vlakke benedenloop
sedimentatie van meegevoerd puin
§2.3 Water, ijs en wind
Oorzaak meanderen in sedimentatievlaktes Verschil stroomsnelheid
– buitenbochten slijten uit
– sedimentatie in binnenbochten
§2.3 Water, ijs en wind
Regel: hoe lager de stroomsnelheid, hoe meer sedimentatie van de kleinste deeltjes
afzetting fijnste slibdeeltjes in zee
Bij een deltakust sedimentatie in uiteenwaaierend gebied
§2.3 Water, ijs en wind
Afbraak en opbouw door ijs Gletsjer: ijsmassa ontstaan op
land – beweegt onder invloed van
zwaartekracht– alpiene of dalgletsjers– landijs
Morenemateriaal: verweringspuin meegevoerd op, in en onder het ijs
Kwartair afwisseling van: – Glacialeno gletsjers en landijs groeien– Interglacialeno gletsjers en landijs nemen af
§2.3 Water, ijs en wind
De zee geeft en de zee neemt
Erosie vooral bij klifkusten Opbouw bij
aanslibbingskusten
– zandstranden
– zandplaten
– waddenkusten
§2.3 Water, ijs en wind
Afbraak en opbouw door de wind
Winderosie: uitschurende werking van met puindeeltjes beladen wind
Deflatie: uitblazing door de wind– windsnelheid van belang o Zwaarder materiaal over
aardoppervlak geblazeno Lichtste materiaal op
grotere hoogte vervoerd Duinvorming door
sedimentatie door wind