hoe belangrijk is de polygraaf? verkennend onderzoek naar...

109
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar de waarde van de aanwending van een polygraaftest doorheen de strafrechtsketen Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00801063) Rombaut Tim Academiejaar 2011-2012 Promotor : Commissarissen : Ponsaers Paul Traest Philip Van Puyenbroeck Laurens

Upload: others

Post on 26-Aug-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

FACULTEIT

RECHTSGELEERDHEID

Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar de waarde

van de aanwending van een polygraaftest doorheen de strafrechtsketen

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen

door (00801063) Rombaut Tim

Academiejaar 2011-2012 Promotor : Commissarissen : Ponsaers Paul Traest Philip Van Puyenbroeck Laurens

Page 2: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

II

Trefwoorden

Polygraaf

Leugendetector

Verhoor

Bewijs

Jury

Page 3: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

III

Verklaring inzake toegankelijkheid van de

masterproef criminologische wetenschappen

Ondergetekende,

Rombaut Tim (00801063)

geeft hierbij aan derden,

zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele copromotor), de commissarissen of leden van de

examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,

[de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past)

om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een

elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar

verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.

Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef

moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad.

Datum: ……………………………………..

Handtekening: ……………………………

Page 4: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

IV

Woord vooraf

Deze masterproef kwam tot stand in het kader van het behalen van het masterdiploma

criminologische wetenschappen. Als aanvang wil ik alle mensen bedanken die daar rechtstreeks en

onrechtstreeks hebben toe bijgedragen. In de eerste plaats mijn promotor Prof. Dr. Paul Ponsaers die

mij uitstekend heeft begeleid bij dit opleidingsonderdeel en steeds in mij geloofde. Daarnaast wil ik

mijn respondenten bedanken voor hun vlotte medewerking en uiterst nuttige inbreng. Hun

praktijkinzichten maken een onontbeerlijk deel uit van deze masterproef. Ten derde wens ik

uitdrukkelijk de polygrafisten van de federale gerechtelijke politie te bedanken alsook het

diensthoofd van de Dienst Gedragswetenschappen. Zij waren steeds bereid mij te helpen en hebben

mij de nodige kansen geboden om deze masterproef tot een goed einde te kunnen brengen. Ten

slotte wil ik mijn vriendin, vrienden en gezinsleden bedanken voor hun interesse in waar ik

gedurende dit academiejaar mee bezig geweest ben.

Page 5: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

V

Lijst met afkortingen

CBCA: Criteria Based Content Analysis

CPS: Computerized Polygraphe System

CQT: Control Question Test

E.V.R.M.: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

GKT: Guilty Knowledge Test

RIT: Relevante/irrelevante vragentechniek

Sv.: Wetboek van Strafvordering

SVA: Statement Validity Assessment

VC: Validity Checklist

Page 6: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

VI

Inhoudstafel

Woord vooraf.............................................................................................................................. IV

Lijst met afkortingen .................................................................................................................... V

Inhoudstafel ................................................................................................................................ VI

Inleiding ....................................................................................................................................... 1

Opzet masterproef ....................................................................................................................... 3

Inleiding ............................................................................................................................................... 3

Projectkader ........................................................................................................................................ 3

Probleemstelling en doelstellingen ..................................................................................................... 4

Theoretisch kader ............................................................................................................................... 5

Onderzoeksvragen ............................................................................................................................ 10

Methodologisch kader ...................................................................................................................... 11

Deel I: Basisprincipes polygrafie ...................................................................................................15

1.1: Inleiding ...................................................................................................................................... 15

1.2: Geschiedenis .............................................................................................................................. 15

1.3: Werking van de polygraaf .......................................................................................................... 18

1.3.1: Uitgangspunten en fysiologische parameters .................................................................... 18

1.3.2: Interviewtechnieken ........................................................................................................... 20

1.3.2.1: De Relevante/Irrelevante Vragentest .......................................................................... 20

1.3.2.2: De Controle Vraag Techniek ........................................................................................ 22

1.3.2.3: De Schuldige Kennis Techniek (GKT) ............................................................................ 26

1.3.3: Tegenmaatregelen en tegen-tegenmaatregelen ............................................................... 28

1.4: Afdeling polygrafie van de federale gerechtelijke politie .......................................................... 30

1.5: De regeling betreffende het gebruik van de polygraaf in strafzaken ........................................ 31

1.6: Besluit......................................................................................................................................... 35

Deel II: Het aanwenden van de polygraaf als onderzoeksinstrument .............................................36

2.1: Inleiding ...................................................................................................................................... 36

2.2: Cijfers ......................................................................................................................................... 36

2.3: De testaanvraag ......................................................................................................................... 38

2.3.1: De verdachte ....................................................................................................................... 38

2.3.2: Actoren uit de strafrechtsbedeling ..................................................................................... 40

2.3.3: Het slachtoffer .................................................................................................................... 44

2.4: Structuur van een Belgische polygraaftest ................................................................................ 45

2.5: De waarde van het resultaat voor het vooronderzoek in strafzaken ........................................ 50

2.5.1: Leugenachtig resultaat ....................................................................................................... 50

2.5.2: Niet-leugenachtig resultaat ................................................................................................ 55

2.5.3: Onbeslist resultaat .............................................................................................................. 56

2.6: Besluit......................................................................................................................................... 57

Page 7: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

VII

Deel III: de waarde van de aanwending van de polygraaf op niveau van de straftoemeting ...........59

3.1: Inleiding ...................................................................................................................................... 59

3.2: De polygraaftest als bewijs in strafzaken ................................................................................... 59

3.2.1: De Verenigde Staten ........................................................................................................... 59

3.2.2: België .................................................................................................................................. 64

3.3: De beslissing door de jury .......................................................................................................... 71

3.3.1: De studie van Koffler ........................................................................................................... 71

3.3.2: De CQT vs. de GKT ............................................................................................................... 72

3.3.3: Het effect van bekrachtigend bewijs .................................................................................. 73

3.3.4: Poging tot falsificatie van eerdere bevindingen ................................................................. 74

3.3.5: De rol van de expert ............................................................................................................ 75

3.4: De beslissing door de vonnisrechter .......................................................................................... 80

3.5: Besluit......................................................................................................................................... 82

Algemeen besluit ........................................................................................................................84

Bibliografie .................................................................................................................................88

Bijlagen ..................................................................................................................................... VIII

Page 8: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

1

Inleiding

In het academiejaar 2010-2011 heb ik stage gelopen bij de afdeling ‘verhoor van minderjarigen’ van

de Dienst gedragswetenschappen van de federale gerechtelijke politie. Het bureau waar ik het

merendeel van mijn stage-uren doorbracht bevindt zich op dezelfde gang als de afdeling polygrafie.

In het begin van mijn stage was polygrafie voor mij iets mythisch, een truc in een trukendoos die

enkel voor speciale gevallen werd opengedaan. Mijn interesse was van bij het begin gewekt en

gedurende mijn stageperiode heb ik herhaaldelijk de kans gekregen om een polygraaftest mee te

volgen. Reeds vóór de aanvang van het huidige academiejaar ontstond de idee om met de

aanhoudende interesse voor polygrafie iets te doen in het kader van de masterproef. Na een eerste

oriëntatie in de literatuur werd al snel duidelijk dat ik iets miste, nl. een duidelijk beeld van hoe de

polygraaf in België gebruikt wordt en wat de waarde ervan is op de verschillende echelons van de

strafrechtsbedeling. Het onderwerp voor mijn masterproef kreeg stilaan vorm. Acht maanden later is

de schriftelijke neerslag van deze kleinschalige studie een feit.

De masterproef vangt aan met een inleidend deel. Dit deel bevat het opzet van de masterproef met

achtereenvolgens het projectkader, de doelstellingen, het theoretisch kader, de onderzoeksvragen

en het methodologisch kader. Dit inleidende deel heeft als doel het onderwerp van de masterproef

te kaderen en de lezer warm te maken voor wat volgt.

Het corpus bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt de lezer geïntroduceerd in de

basisprincipes van de polygrafie. Meer bepaald gaat het om de geschiedenis van de polygrafie, de

werking van de polygraaf en de bestaande interviewtechnieken. Over deze aspecten van de

polygrafie zijn reeds boekenkasten vol geschreven. Desalniettemin is een bespreking van de

basisprincipes onontbeerlijk om de masterproef als een op zichzelf staand geheel te kunnen

beschouwen. De basisprincipes worden evenwel niet tot in de kleinste details uiteengezet omdat dit

ons in het kader van deze masterproef te ver zou leiden. Naast de basisprincipes wordt in dit deel

kort even stilgestaan bij de afdeling polygrafie van de federale gerechtelijke politie. Ten slotte wordt

het regelgevend kader rond het gebruik van de polygraaf uitvoerig behandeld.

In tegenstelling tot het eerste deel is het tweede deel grotendeels gebaseerd op praktijkervaring van

relevante actoren. Het tweede deel situeert zich op het niveau van de opsporing en vervolging. Eerst

en vooral worden enkele cijfergegevens weergegeven. Verder wordt dieper ingegaan op de motieven

om een polygraaftest aan te vragen, op hoe een polygraaftest concreet in zijn werk gaat en op wat

het resultaat van een polygraaftest kan betekenen voor de verdere afhandeling van het gerechtelijk

dossier. Al doende wordt even stilgestaan bij de ‘vrije’ toestemming van de ondervraagde en de

problematiek van valse bekentenissen.

Page 9: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

2

In het derde en tevens laatste deel ligt de klemtoon op de waarde van een polygraaftest op niveau

van de straftoemeting. Er wordt aangevangen met een bespreking van relevante Amerikaanse en

Belgische rechtspraak. Daarbij wordt aangegeven hoe een polygraaftest past of niet past in de

verschillende bewijsstelsels en wordt kort de vergelijking gemaakt met andere bewijsmiddelen.

Verder wordt de beslissing van de jury onder de loep genomen aan de hand van gepubliceerd

wetenschappelijk onderzoek. Er wordt een antwoord geformuleerd op de vraag in welke mate een

volksjury rekening houdt met het resultaat van een polygraaftest en welke rol een expertgetuigenis

hierin kan spelen. Ten slotte wordt ingegaan op de rol die een polygraaftest kan spelen in de

eindbeslissing van de vonnisrechter.

Page 10: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

3

Opzet masterproef

Inleiding

In dit inleidend deel wordt het breder kader van deze masterproef geschetst. Eerst wordt kort het

projectkader beschreven waarna ingegaan wordt op de probleemstelling en de doelstellingen van

deze masterproef. Vervolgens wordt ingegaan op de theoretische achtergrond. Hiervoor baseer ik

mij niet op de grote macrotheorieën maar wel op het boek ‘Overtuigend bewijs. Indammen van

rechterlijke dwalingen’ van Peter van Koppen. Er wordt ingegaan op zijn visie op hoe beslissingen

over de schuld en onschuld van een verdachte op een verantwoorde wijze kunnen worden genomen

en wat de rol van de verschillende bewijsmiddelen hierin is. Daarna worden de onderzoeksvragen

geformuleerd en wordt de methodologische aanpak gedetailleerd uiteengezet.

Projectkader

Het begrip ‘waarheidsvinding’ speelt een belangrijke rol binnen het hele strafrechtsgebeuren.

Waarheidsvinding impliceert dat waarheid moet gevonden worden, m.a.w. dat de waarheid niet voor

iedereen zonder meer toegankelijk is. Mensen hebben tal van redenen om de waarheid verborgen te

houden of te verdraaien. Mensen liegen, allemaal. Liegen kan gedefinieerd worden als het verrichten

van een handeling die bedoeld is om bij een andere persoon een voorstelling van zaken te doen

ontstaan, waarvan de leugenaar aanneemt dat die onjuist is.1 Liegen is een normaal, natuurlijk en

onontbeerlijk onderdeel van het dagelijks leven. Men mag er niet aan denken hoe moeilijk en

confronterend het leven zou zijn indien iedereen elke gedachte waarheidsgetrouw zou uiten of

indien elke onwaarheid tastbaar zou worden.2 In het dagelijks leven is het nu en dan voor elke partij

wenselijk om in bepaalde mate de waarheid te verbergen of anders voor te stellen. Dit ligt anders

binnen de strafrechtspleging. Bij de opsporing en vervolging van misdrijven is het de bedoeling om de

waarheid in kaart te brengen. Dit is allesbehalve een eenvoudige opdracht. Rekening houdende met

wat er voor een verdachte in een opsporings- of gerechtelijk onderzoek zoal op het spel kan staan is

de kans groot dat die verdachte zal proberen de zaken te ontkennen of te verbloemen.

Politiemensen staan dan voor de moeilijke taak om deze misleiding te detecteren. Uit onderzoek

blijkt echter dat mensen slechte leugendetectors zijn.3 Daarom zijn er in de loop van de geschiedenis

1 RASSIN, E., VAN KOPPEN, P. en VRIJ, A., ‘Van Othello tot Pinokkio’, Nederlands Juristenblad, 2002, afl. 40,

2130-2136. 2 ANDREWARTHA, D., ‘Lie Detection in Litigation: Science or Prejudice?’, Psychiatry, Psychology and Law, 2008,

vol. 15, nr. 1, 88-104. 3 Ibid.

Page 11: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

4

tal van technieken ontwikkeld om mensen bij te staan bij het detecteren van misleiding.4 Een van die

technieken is de polygraaf.

Op de website van de federale politie wordt polygrafie gedefinieerd als ‘de detectie van

leugenachtige reacties via de analyse van psychofysiologische reacties van een individu’.5 Deze

definitie is vrij ruim en bevat in principe ook het uitvoeren van polygraaftests met getuigen en

informanten evenals polygraaftests uitgevoerd binnen de private sector. Daarom wordt er in deze

masterproef voor gekozen om het begrip polygrafie verder af te bakenen. In het kader van deze

masterproef wordt polygrafie begrepen als ‘de detectie door de politie van leugenachtige reacties via

de analyse van psychofysiologische reacties van een verdachte in het kader van het vooronderzoek in

strafzaken’. Polygrafie wordt uitgeoefend in het kader van het vooronderzoek in strafzaken en

situeert zich dus op het niveau van de opsporing. Met het oog op de waarheidsvinding ondervragen

polygrafisten van de federale gerechtelijke politie verdachten met behulp van de polygraaf. De

verschillende echelons van de strafrechtsbedeling mogen echter niet als op zichzelf staande eilandjes

beschouwd worden en beïnvloeden elkaar onderling. De uitkomst van een verhoor met de polygraaf

kan bijgevolg in zekere mate mee bepalen wat op de verdere echelons van de strafrechtsbedeling in

het betrokken dossier gebeurt. Het in kaart brengen van deze invloed vormt het globale objectief van

deze masterproef. Wat levert de aanwending van de polygraaf op het einde van de rit op?

Probleemstelling en doelstellingen

Polygrafie is een veelbesproken onderwerp in de literatuur. Reeds tientallen jaren verschijnen in

Amerika wetenschappelijke artikels m.b.t. ‘de leugendetector’. De discussie rond de polygraaf is in de

Belgische literatuur het hevigst gevoerd eind de jaren negentig en begin de jaren tweeduizend. Sinds

de omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

(infra) lijkt de stroom aan publicaties afgenomen. In de literatuur vindt men talloze overzichten van

de geschiedenis van de polygrafie, uiteenzettingen van de verschillende polygraaftechnieken,

besprekingen van onderzoeken naar betrouwbaarheid en validiteit, aanbevelingen voor wetgeving,

etc. Maar waarom men op een bepaald moment beslist om de polygraaf aan te wenden en wat dat

oplevert voor het verdere verloop van het dossier is nauwelijks beschreven of onderzocht. Op dit vlak

zal ik dan ook via deze masterproef trachten een bijdrage te leveren. De doelstelling van deze

masterproef is het in kaart brengen van motieven voor een polygraaftest en de mogelijke impact van

het resultaat, zowel op niveau van de opsporing en vervolging als op niveau van de straftoemeting,

4 GRUBIN, D. en MADSEN, L., ‘Lie detection and the polygraph: A historical review’, Journal of Forensic

Psychiatry & Psychology, 2005, vol. 16, nr. 2, 357-369. 5 FEDERALE POLITIE (2011) ‘directie van technische en wetenschappelijke politie’ [WWW]. Site van de Belgische

federale politie: http://www.polfed-fedpol.be/org/org_dgj_djt_nl.php [01/11/2011]

Page 12: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

5

door visies van een aantal praktijkmensen samen te brengen en door de motivering van

vonnisrechters te bestuderen. Naast een bescheiden bijdrage aan de wetenschap is het ook mijn

objectief om iets van waarde te kunnen afleveren voor de mensen die dag in dag uit rond polygrafie

werken. Dit kleinschalig onderzoek is praktijkgericht en kan interessante informatie opleveren voor

de Dienst Gedragswetenschappen. Tenslotte gaat het impliciet ook om de waarde van hun inbreng in

het vooronderzoek.

In de titel staat dat het gaat om verkennend onderzoek. Dit maakt ook onmiddellijk de relevantie van

het onderwerp duidelijk: er is nog niet veel geweten over dit aspect van de polygrafie. Ten eerste

werd reeds vermeld dat in de literatuur, en zeker in de Belgische, weinig of geen aandacht gaat naar

de waarde van de aanwending van de polygraaf op de verschillende niveaus van de

strafrechtsbedeling. Men focust sterk op de werking van het toestel, de interviewtechnieken die

daarbij gehanteerd worden en de betrouwbaarheid en geldigheid die daaruit voortvloeien. Maar

ondanks de internationaal aanhoudende discussie rond de accuraatheid van de polygraaftest wordt

de test in België dagelijks gebruikt. De eerste test werd een goeie tien jaar geleden afgenomen en

sindsdien is deze manier van ondervragen toegepast in honderden dossiers. Daarnaast hebben de

Belgische polygrafisten zelf geen zicht op de waarde van het resultaat ervan op de verdere echelons.

De criminologische relevantie ligt dan weer in de sterke verwevenheid met het strafrechtelijk

gebeuren. Daarnaast is ook de kritische kijk op een aantal zaken onontbeerlijk voor een

criminologische paper. Daarom worden in wat volgt een aantal gevatte vragen gesteld waarvan de

antwoorden een betekenis kunnen geven aan een aantal concepten of begrippen waarvan de inhoud

soms als te vanzelfsprekend wordt beschouwd.

Theoretisch kader

Ik herneem even de hierboven aangehaalde vraag: wat levert de aanwending van de polygraaf op het

einde van de rit op? Om de rol van de polygraaf binnen de strafrechtsbedeling scherp te kunnen

stellen moet er eerst even uitgezoomd worden. Daarmee wordt bedoeld dat eerst moet gekeken

worden naar de theoretisch-inhoudelijke kant van een aantal meer algemene concepten en

processen. Het is onmogelijk om na te gaan in welke mate de polygraaf kan bijdragen tot de

waarheidsvinding als niet duidelijk is waarnaar de term waarheidsvinding binnen de strafrechtelijke

context verwijst. Het is evenmin mogelijk om het potentiële nut van de polygraaf als bewijsmiddel te

bespreken zonder te weten wat een bewijsmiddel in het algemeen kan betekenen en hoe ermee

omgegaan wordt. Vandaar dat in wat volgt voornamelijk ingegaan wordt op het algemene bewijs- en

beslissingsproces op het niveau van de straftoemeting. Op dit niveau wordt door de vonnisrechter(s)

of de jury beslist over de schuld of onschuld van de verdachte. Doorheen deze uiteenzetting zal

duidelijk worden dat dit allerminst een eenvoudig te nemen beslissing is. Een van de redenen

Page 13: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

6

daarvoor is de mogelijk grote impact van de beslissing. In een ver en helaas ook in een minder ver

verleden hebben tal van gerechtelijke dwalingen plaatsgevonden. Dit zijn gevallen waarin iemand

onterecht is veroordeeld omdat een ander de dader was of waarin een veroordeling is uitgesproken

voor een misdrijf dat niet heeft plaatsgevonden.6 In zijn boek ‘Overtuigend bewijs. Indammen van

rechterlijke dwalingen’ legt rechtspsycholoog Peter van Koppen uit hoe de beslissing over schuld en

onschuld van de verdachte wél verantwoord kan worden genomen.

Of de schuld van de verdachte al dan niet bewezen is noemt van Koppen de bewijsbeslissing. In de

meeste strafzaken is deze beslissing eerder eenvoudig: iemand komt aangifte doen en vertelt hierbij

wie wat gedaan heeft en waarom. De verdachte wordt aangehouden, besluit dat ontkennen in het

licht van het overweldigend bewijs weinig zin heeft en bekent.7 Het spreekt voor zich dat dit niet het

soort van zaken is waarin geopteerd wordt voor een polygraaftest. Volgens van Koppen zijn aan de

bewijsbeslissing twee algemene regels verbonden. De eerste regel is dat de staat moet bewijzen dat

de verdachte het misdrijf pleegde. De tweede regel houdt in dat aan strafrechtelijk bewijs hogere

eisen worden gesteld dan aan bewijs in het dagelijks leven.8 Ook in het dagelijks leven doen mensen

immers aan waarheidsvinding. Mensen nemen voortdurend beslissingen over de vraag of iets waar is

of niet. Als basis voor deze beslissingen nemen wij vaak genoegen met zwak bewijs.9 Zo kopte De

Standaard enige tijd terug ‘Open Vld-kiezers hebben meeste en beste seks’.10 De

onderzoeksresultaten werden als een vermakelijk weetje beschouwd en met veel plezier verder

verspreid onder de mensen. Tot op het moment dat bleek dat het ging om een vals persbericht,

verstuurd in het kader van het Eén-programma ‘Basta’. Deze dagelijkse manier van feiten vaststellen

is niet goed genoeg voor het strafrecht.11 Maar wat is wel goed genoeg? Hoeveel bewijs moet er zijn

opdat iemand mag worden veroordeeld? Wanneer kan men besluiten dat men ‘de waarheid’ heeft

gevonden? En uiteindelijk: welke rol kan de polygraaf hierin spelen?

In zijn verhaal over bewijzen in het strafrecht geeft van Koppen een centrale rol aan het scenario. Het

scenario is een samenhangende reeks van mededelingen waarin een gebeurtenis of toestand word

beschreven.12 Aan de hand van het scenario kan men een antwoord geven op de vraag waarom het

bewijsmiddel de schuld van de verdachte bewijst. Het antwoord op een dergelijke vraag wordt

namelijk altijd geformuleerd in termen van alternatieve scenario’s. Van Koppen geeft het voorbeeld

6 VAN KOPPEN, P., Overtuigend bewijs. Indammen van rechterlijke dwalingen, Amsterdam, Nieuw Amsterdam,

2011, 151. 7 Ibid., 12.

8 Ibid., 27-28.

9 Ibid., 25.

10 X, (09/06/2010) ‘Open Vld-kiezers hebben meeste en beste seks’ [WWW]. De Standaard:

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20100608_125 [01/12/2011] 11

VAN KOPPEN, P., o.c., 27. 12

Ibid., 38.

Page 14: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

7

van een bankoverval: ‘Waarom bewijst de vingerafdruk van Piet op de plastic zak met het geld dat hij

de bankoverval pleegde?’. Het antwoord in termen van een alternatief scenario is dan bijvoorbeeld:

‘Als hij nog nooit in de bank was, hoe komt dan zijn vingerafdruk op de plastic zak in de bank?’ of

‘Piet heeft geen verhaal hoe die plastic zak met zijn vingerafdruk in de bank terecht is gekomen.’.13

Van Koppen stelt dat de scenario’s de centrale kwestie vormen en niet de bewijsmiddelen. Eerst is er

het scenario en dan komen de bewijsmiddelen. Bij de rechterlijke beslissing zou het er moeten om

gaan of men o.b.v. een scenario het gevonden bewijsmiddel zou kunnen verwachten.14 Concreet

houdt dit in dat het Openbaar Ministerie het schuldige scenario presenteert en vervolgens moet

bewijzen dat dat scenario waarschijnlijker is dan elk alternatief scenario. Alternatieve scenario’s

kunnen aangebracht worden door de verdediging maar ook als dat niet gebeurt moet de rechter er

rekening mee houden. Als het schuldige scenario aan de hand van de bewijsmiddelen veel

waarschijnlijker blijkt dan alle andere denkbare scenario’s dan kan de schuld van de verdachte

bewezen worden geacht.15 Bewijsmiddelen dienen dus om een onderscheid te kunnen maken tussen

de verschillende scenario’s.16 Ter verduidelijking herneem ik het voorbeeld van Piet en de

bankoverval. Op basis van het schuldige scenario, nl. dat Piet de bank heeft overvallen, kan men

verwachten dat er op de plastic zak met geld vingerafdrukken van Piet worden gevonden. Op basis

van het onschuldige scenario verwacht men het tegenovergestelde. Stel dat er wel degelijk een

vingerafdruk van Piet op de zak wordt gevonden dan ondersteunt dit bewijsmiddel het schuldige

scenario waardoor het schuldige scenario waarschijnlijker wordt dan het onschuldige scenario.

Eén bewijsmiddel is evenwel dikwijls onvoldoende om de verdachte schuldig te verklaren, zelfs als

het gaat om een vingerafdruk. Vingerafdrukkendeskundigen beweren wel eens dat hun bewijsmiddel

voor de volle honderd procent accuraat is. Volgens van Koppen bestaat dergelijk absoluut bewijs

niet. Volgens hem is er ook bij forensisch technisch bewijs altijd sprake van

waarschijnlijkheidsuitspraken.17 Dit betekent dat er een bepaalde kans bestaat dat een bewijsmiddel

verkeerdelijk het schuldige scenario ondersteunt. Stel bijvoorbeeld dat de polygraaf voor 90%

accuraat is en dat in een bepaalde zaak het resultaat van de test ‘leugenachtig’ is. Dit resultaat

ondersteunt het schuldig scenario, wetende dat er 10% kans is dat de verdachte eigenlijk niet liegt.

Als de verdachte niet liegt ondersteunt de polygraaftest verkeerdelijk het schuldige scenario. Om

rechterlijke dwalingen te voorkomen duidt van Koppen op het belang van het unus testis-principe.

Dit principe is bedoeld om ten minste met een tweede bewijsmiddel uit een andere bron controle uit

13

VAN KOPPEN, P., o.c., 41-42. 14

Ibid., 52. 15

Ibid., 42. 16

Ibid., 50. 17

Ibid., 60.

Page 15: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

8

te oefenen op de conclusies die aan het eerste bewijsmiddel worden verbonden.18 De kracht van een

bewijsconstructie wordt dus niet alleen bepaald door de relatie tussen de bewijsmiddelen en de

werkelijkheid maar ook door de samenhang tussen de bewijsmiddelen onderling. De bewijsmiddelen

maken gezamenlijk een onderscheid tussen de verschillende scenario’s.19

Even recapituleren. De beslissing over de schuld van de verdachte hangt samen met de beslissing of

de schuld van de verdachte bewezen is, de bewijsbeslissing. Om tot die beslissing te komen weegt de

rechter de verschillende mogelijke scenario’s of verhalen onderling af. De stap van het ene naar het

andere verhaal wordt gekenmerkt door de vraag ‘waarom moet ik dit geloven?’. Het betere scenario

is dat scenario dat de bewijsmiddelen het best voorspelt. M.a.w., het betere scenario is dat scenario

dat op basis van de verschillende bewijsmiddelen veel waarschijnlijker blijkt dan elk ander mogelijk

scenario. In dit opzicht bestaat bewijzen dus uit een combinatie van verificatie en falsificatie van de

verschillende scenario’s.

Of het ene scenario veel waarschijnlijker blijkt dan de andere hangt af van een aantal factoren. Ten

eerste van het aantal gevonden bewijsmiddelen die het scenario ondersteunen. Want zoals gezegd is

één bewijsmiddel dikwijls onvoldoende. Ten tweede is ook de diagnostische waarde of de kracht van

de bewijsmiddelen van belang. Dit betreft de vraag hoe goed met een bepaald bewijsmiddel een

onderscheid kan worden gemaakt tussen de juistheid van twee scenario’s. De waarde van een

bewijsmiddel hangt af van de verhouding tussen het aantal keren dat een juiste en het aantal keren

dat een foute voorspelling wordt gedaan.20 Anders uitgedrukt, de diagnostische waarde is de kans op

het gevonden bewijsmiddel gegeven de juistheid van een scenario waarin de verdachte de dader is,

gedeeld door de kans op hetzelfde bewijsmiddel gegeven de juistheid van een scenario waarin de

verdachte de dader niet is.21 Neem nu de polygraaf. Door critici wordt geopperd dat de kans op een

vals-positieve fout (een onschuldige verdachte wordt leugenachtig bevonden) bij het gebruik van de

Controle Vraag Techniek te groot is om het gebruik ervan te rechtvaardigen (infra).22 Toegepast op

de redenering van van Koppen zou dit betekenen dat de diagnostische waarde van een polygraaftest

ter ondersteuning van het schuldige scenario beperkt is omdat de verhouding tussen de kans dat het

resultaat van de test ‘leugenachtig’ is als de verdachte schuldig is en de kans dat het resultaat van de

test ‘leugenachtig’ is als de verdachte onschuldig is klein is. Aangezien de kans op een vals-negatieve

fout (een schuldige verdachte wordt niet-leugenachtig bevonden) kleiner is zou de diagnostische

waarde van een polygraaftest ter ondersteuning van het onschuldige scenario groter zijn omdat de

18

VAN KOPPEN, P., o.c., 274. 19

Ibid., 276. 20

Ibid., 109. 21

Ibid., 221. 22

LYKKEN, D.T., ‘Nothing like the truth’, New Scientist, 2004, nr. 2460, 17.

Page 16: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

9

verhouding tussen de kans dat het resultaat van de test ‘niet-leugenachtig’ is als de verdachte

onschuldig is en de kans dat de het resultaat van de test ‘niet-leugenachtig’ is als de verdachte

schuldig is groter is. Dus volgens deze redenering ondersteunt een polygraaftest met een niet-

leugenachtig resultaat het onschuldige scenario beter dan dat een polygraaftest met een

leugenachtig resultaat het schuldige scenario ondersteunt. Maar ook voor DNA, vingerafdrukken en

zelfs de bekentenis kan men gelijkaardige afwegingen maken aangezien absoluut bewijs volgens van

Koppen onbestaande is. Voor alle bewijsmiddelen geldt dat het aantal fouten nooit nul is.23 Het beste

bewijs is bewijs dat alle denkbare scenario’s falsificeert of elimineert op één scenario na.24

Eerder gaf ik aan dat het uitvoeren van een polygraaftest gebeurt op het niveau van de opsporing en

zo een invloed uitoefent op de verdere echelons van de strafrechtsbedeling, met als uiteindelijke

doel de waarheidsvinding. Maar wat betekent het precies om aan waarheidsvinding te doen in een

strafrechtelijke context? Er werd reeds duidelijk gemaakt dat de waarheidsvinding in het dagelijkse

leven verschilt van de waarheidsvinding binnen het strafrecht. In het dagelijks leven neemt men vaak

genoegen met zwak bewijs, wat onvoldoende is in het kader van de strafrechtsbedeling. Maar hoe

diep moet de rechter graven en naar wat precies? Juristen menen wel eens dat de rechter niet de

gehele waarheid moet onderzoeken maar slechts een beperkte waarheid die wordt gedicteerd door

de tenlastelegging. Van Koppen is het ermee eens dat niet geëist kan worden dat onderzoek wordt

gedaan naar de gehele waarheid. Hij geeft hierbij het voorbeeld van een dokter die niet het hart zal

onderzoeken als de patiënt klaagt over huiduitslag.25 Anderzijds bevat het schuldig scenario meer

dan enkel de tenlastelegging. Bovendien moet de rechter niet alleen het schuldige maar ook het

onschuldige scenario in de afweging opnemen. De rechter kan zich dus niet beperken tot een

onderzoek van de feiten die de schuld van de verdachte steunen.26 Opgemerkt dient ook dat de

politie in het stadium van de opsporing eveneens aan waarheidsvinding tracht te doen. Op dat

moment is de tenlastelegging nog niet geformuleerd. Naar mijn mening kan de waarheidsvinding in

strafrechtelijke context dan ook niet beperkt zijn tot de tenlastelegging. Daarom concludeer ik dat de

juridische waarheidsvinding complexer is dan de dagelijkse waarheidsvinding, beperkter dan de

gehele waarheidsvinding en ruimer dan de waarheidsvinding die wordt gedicteerd door de

tenlastelegging.

23

VAN KOPPEN, P., o.c., 109. 24

Ibid., 110. 25

Ibid., 143. 26

Ibid.

Page 17: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

10

Onderzoeksvragen

Onder deze tussentitel worden de onderzoeksvragen geformuleerd. Om het overzicht te bewaren

worden ze weergegeven volgens niveau van de strafrechtsbedeling. Merk op dat geen van de

onderzoeksvragen betrekking heeft op de wetgeving of de strafuitvoering. De rol van de polygrafie

op het niveau van de wetgeving is gering. Het gebruik van de polygraaf wordt namelijk niet bij wet

geregeld maar door de omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van Procureurs-generaal bij de

Hoven van Beroep ‘betreffende de Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf

in de strafrechtspleging. Toepassing van artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering’. In deel I

van de masterproef wordt deze gecombineerde omzendbrief gedetailleerd besproken. In

tegenstelling tot de regelgeving wordt het niveau van de strafuitvoering niet besproken. Of een

polygraaftest al dan niet invloed heeft op de strafuitvoering werd niet onderzocht omdat de invloed

zo ver in de strafrechtsbedeling, als er al invloed is, naar mijn gevoel nog moeilijk te meten valt.

Bovendien zou het binnen het tijdsbestek van de masterproef niet mogelijk geweest zijn om hiernaar

op zoek te gaan.

Wat is de waarde van de aanwending van de polygraaftest doorheen de strafrechtsketen?

Opsporing en vervolging:

Wat zijn de mogelijke motieven van een procureur des Konings of een onderzoeksrechter om een

aanvraag tot polygraaftest in te dienen?

In welke soort zaken wordt voornamelijk een aanvraag tot polygraaftest ingediend en waarom?

Wat zijn de ervaringen van politionele onderzoekers inzake polygrafie?

Welke invloed heeft het resultaat van een polygraaftest op het verdere verloop van het gerechtelijk –

of opsporingsonderzoek?

• Wat betekent een niet-leugenachtig resultaat voor het verdere verloop van het gerechtelijk –

of opsporingsonderzoek?

• Wat betekent een leugenachtig resultaat voor het verdere verloop van het gerechtelijk –of

opsporingsonderzoek?

• Wat betekent een onbeslist resultaat voor het verdere verloop van het gerechtelijk –of

opsporingsonderzoek?

Straftoemeting:

Welke waarde heeft het resultaat van een polygraaftest in de rechtszaal?

Page 18: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

11

• In welke mate houdt een vonnisrechter rekening met het resultaat van een polygraaftest

gepresenteerd ter ondersteuning van een schuldig scenario?

• In welke mate houdt een vonnisrechter rekening met het resultaat van een polygraaftest

gepresenteerd ter ondersteuning van een onschuldig scenario?

• Wat zijn de ervaringen van polygrafisten als getuigen in assisenzaken?

• In welke mate houdt een volksjury rekening met het resultaat van een polygraaftest en welke

rol kan een getuigenis van een expert hierin spelen?

Methodologisch kader

De methodologische aanpak werd uiteraard bepaald door de onderzoeksvragen. Gezien de variatie in

onderzoeksvragen werden verschillende methodologische componenten gecombineerd. In elk

onderzoek zijn grofweg twee soorten van informatie belangrijk, nl. kennis en data of gegevens.

Respectievelijk spreekt men dan ook van kennisbronnen en databronnen.27 In deze masterproef is de

belangrijkste kennisbron de literatuur. Ten eerste speelt de literatuur een grote rol bij de inleidende

stukken, om het breder kader te schetsen en voldoende achtergrond te geven. Zo is het eerste deel

van de masterproef grotendeels gebaseerd op wetenschappelijke literatuur. Daarnaast zal de

literatuur ook doorheen het verdere onderzoek belangrijk zijn. Zoals te zien is in de bibliografie

bestaat literatuur in verschillende vormen en varianten. In deze masterproef wordt het grootste deel

van de relevante literatuur uitgemaakt door wetenschappelijke artikels in vaktijdschriften, zowel

criminologische als psychologische, zowel Nederlandstalige als anderstalige. Naast wetenschappelijke

artikels in vaktijdschriften zijn in de bibliografie ook een aantal readers of verzamelwerken terug te

vinden. Verschillende bijdragen van verschillende auteurs rond eenzelfde onderwerp vormen

namelijk een rijke bron aan informatie. Tenslotte werden ook monografieën en handboeken

geraadpleegd.

Wat de databronnen betreft gaat het in de eerste plaats om personen. Er kan een onderscheid

gemaakt worden tussen respondenten, informanten en deskundigen. Respondenten zijn personen

die gegevens verschaffen over zichzelf.28 Een voorbeeld uit deze masterproef is een

onderzoeksrechter die vertelt over zijn motieven om een polygraaftest aan te vragen. Een tweede

voorbeeld is een polygrafist die vertelt over zijn ervaringen als getuige in assisenzaken. Informanten

verschaffen geen informatie over zichzelf maar verschaffen data over anderen of over door hem of

27

DECORTE, T., TIEBERGHIEN, J. en PETINTSEVA, O., Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling.

Een handleiding, Gent, Academia Press, 2011, 206. 28

Ibid., 209.

Page 19: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

12

haar gekende situaties, voorwerpen en processen.29 Hier gaat het dan bijvoorbeeld om politionele

onderzoekers die vertellen over hoe parketmagistraten omgaan met een niet-leugenachtige

polygraaftest. Een deskundige tenslotte is een persoon die fungeert als leverancier van kennis30, bv.

een polygrafist die uitlegt hoe de polygraaf werkt. Om de onderzoeksvragen te kunnen

beantwoorden werden verschillende respondenten en informanten geïnterviewd. Meer bepaald gaat

het om polygrafisten, politionele onderzoekers, onderzoeksrechters en leden van het parket.

In de tweede plaats vormen documenten een belangrijke databron voor deze masterproef. Ten

eerste gaat het om gerechtelijke dossiers waarin een polygraaftest werd aangevraagd. Deze dossiers

geven een beeld van het soort zaken waarin polygraaftests worden aangevraagd en op de motieven

voor deze aanvragen. Het tweede type van relevante documenten zijn vonnissen van correctionele

rechtbanken. Een deel van deze masterproef handelt over de waarde van een polygraaftest in de

rechtszaal. Om te kunnen achterhalen in welke mate vonnisrechters al dan niet rekening houden met

het resultaat van een polygraaftest ben ik gaan kijken naar de motivering in deze vonnissen.

De analyse van de schriftelijke motivering van rechters is onderdeel van een eerste

onderzoeksstrategie, nl. een bureauonderzoek. Bij een bureauonderzoek wordt gebruik gemaakt van

bestaand materiaal vanuit een ander perspectief dan waarmee het werd geproduceerd. Kenmerkend

is tevens dat de onderzoeker geen rechtstreeks contact heeft met het onderzoeksobject.31 Om een

antwoord te kunnen geven op de vraag in welke mate vonnisrechters rekening houden met het

resultaat van een polygraaftest ben ik op zoek gegaan naar bestaande vonnissen van rechtszaken

waarbij in het aan de rechtszaak voorafgegane opsporings- of gerechtelijke onderzoek een

polygraaftest werd uitgevoerd. Vervolgens heb ik deze vonnissen geanalyseerd met focus op de

daarin beschreven motivering van de uitspraak. Het gaat m.a.w. om bestaande data die geanalyseerd

en geïnterpreteerd werden vanuit een nieuw gezichtspunt. Dit wordt secundair onderzoek

genoemd.32 Zoals gezegd werden de bestaande vonnissen geselecteerd voor analyse op basis van

één kenmerk, nl. de polygraaftest die heeft plaatsgevonden in het vooronderzoek. In praktijk

betekende dit: elk vonnis dat ik te pakken kon krijgen. Aanvankelijk was het de bedoeling om een

relatief groot aantal vonnissen te analyseren. Het vinden van vonnissen van zaken waarin een

polygraaftest heeft plaatsgevonden bleek echter geen sinecure, voornamelijk omdat het merendeel

van dergelijke correctionele rechtszaken zedenzaken betreffen. Ik heb meer dan honderd advocaten

gecontacteerd via email, tevergeefs. Enkele respondenten hebben mij wel kunnen helpen bij het

vinden van vonnissen maar uiteindelijk bleef de analyse toch beperkt tot acht vonnissen. Rekening

29

DECORTE, T., TIEBERGHIEN, J. en PETINTSEVA, O., o.c., 2011, 209. 30

Ibid. 31

DECORTE, T., TIEBERGHIEN, J. en PETINTSEVA, O., o.c., 2011, 193. 32

Ibid., 196.

Page 20: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

13

houdende met de mogelijkheid dat uitgevoerde polygraaftests niet worden vermeld in vonnissen

werd gewag gemaakt van het belang om de vonnissen te selecteren op basis van kennis over het feit

dat in een bepaalde zaak een polygraaftest had plaatsgevonden en niet op basis van de vermelding

van de test in het vonnis. Van de acht verkregen vonnissen zijn er vijf uitgesproken door de

correctionele rechtbank te Gent, twee door de correctionele rechtbank te Brussel en één door de

correctionele rechtbank te Antwerpen. Zes van de acht betreffen zedenzaken.

Naast een bureauonderzoek werd met het oog op het beantwoorden van de onderzoeksvragen ook

een kleinschalig empirisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij werd gekozen voor een kwalitatieve aanpak

en gebruik gemaakt van half-open interviews. Dit zijn interviews waarbij gebruik gemaakt wordt van

een topiclijst: een logisch opgebouwde lijst met vragen of thema’s die aan bod moeten komen

tijdens het gesprek.33 De topiclijsten zijn opgenomen in bijlage. Half-open interviews hebben als

voordeel dat de respondenten niet worden verplicht om hun eigen mening of ervaring te persen in

een voorgestructureerd raamwerk van antwoordcategorieën.34 De keuze voor kwalitatieve

interviews is in het licht van de onderzoeksvragen een logische keuze. Kwalitatieve interviews zijn

namelijk sterk aangewezen bij de analyse van beslissingsprocessen en zijn bijgevolg geschikt voor het

beantwoorden van hoe- en waaromvragen. Daarnaast kan men via kwalitatieve interviews focussen

op ervaringen van de betrokkene.35 Opdat er interviews zouden kunnen worden afgenomen moet

natuurlijk bepaald worden wie geïnterviewd moet worden, m.a.w. welke personen via hun inzichten,

ervaringen, gedachtegangen, etc. een bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek. Zoals gebruikelijk

in kwalitatief onderzoek werd gebruik gemaakt van doelgerichte steekproeven of ‘purposive

sampling’. Dit wil zeggen dat de eenheden werden geselecteerd op basis van vooraf bepaalde criteria

die de relevante aspecten van het onderwerp afdekken, in casu de ervaring met polygrafie in het

kader van de beroepsuitoefening.36 De verschillende respondenten en informanten zijn reeds

vermeld bij de bespreking van de databronnen. In de eerste plaats gaat het om politionele

onderzoekers die geen polygrafist zijn. Concreet gaat het om hoofdinspecteurs en commissarissen

van politie die meegewerkt hebben aan opsporings- of gerechtelijke onderzoeken waarin een

polygraaftest heeft plaatsgevonden. Deze politiemensen werden bevraagd omtrent hun ervaringen

met polygrafie. Ten tweede werden ook twee polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

geïnterviewd. Topics die aan bod kwamen zijn onder meer de mate waarin zij zicht hebben op

redenen waarom een test wordt aangevraagd en hun ervaringen als getuige in assisenzaken. Om de

33

BEYENS, K. en TOURNEL, H., ‘Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het kwalitatieve interview’ in Kwalitatieve

methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T. en ZAITCH, D., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 196-228. 34

BEYENS, K. en DECORTE, T., ‘Kwalitatieve dataverzameling’ in Kwantitatieve en kwalitatieve criminologische

onderzoeksmethodes: een introductie, GOETHALS, J. en PAUWELS, L., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 109-141. 35

BEYENS, K. en TOURNEL, H., l.c., 196-228. 36

MORTELMANS, D., ‘Het kwalitatief onderzoeksdesign’ in Kwalitatieve methoden en technieken in de

criminologie, DECORTE, T. en ZAITCH, D., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 74-117.

Page 21: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

14

motieven voor een aanvraag tot polygraaftest te kunnen achterhalen is het natuurlijk ook nodig om

eens te luisteren naar de opdrachtgever zelf, in veel gevallen de onderzoeksrechter.

Voor de selectie van de respondenten heb ik de medewerking van de afdeling polygrafie van de

Dienst Gedragswetenschappen gekregen. Deze dienst beschikt over een archief met kopieën van alle

op de afdeling polygrafie behandelde gerechtelijke dossiers. Deze dossiers bevatten de namen van

de onderzoekers en de onderzoeksrechter die aan het betreffende dossier gewerkt hebben.

Daarnaast beschikt de Dienst Gedragswetenschappen over een databank die alle aanvragen tot een

polygraaftest bevat, evenals over een lijst met de gerechtelijke arrondissementen die de meeste

aanvragen doen. Toegang tot de Dienst Gedragswetenschappen en de daar beschikbare gegevens

was dus onontbeerlijk. Om deze toegang officieel mogelijk te maken werd een stagecontract

afgesloten. Eens ik de namen en contactgegevens van een aantal potentiële respondenten verzameld

had werden deze telefonisch gecontacteerd op hun werk. Er werd gekozen voor telefonische

contactname omdat dit naar mijn mening en ervaring een hogere en vooral snellere respons oplevert

dan bv. contact via email of via de post. Bovendien is het bepalen van een datum en vastleggen van

een afspraak eenvoudiger via de telefoon. Het is belangrijk dat potentiële respondenten voldoende

informatie hebben om op geïnformeerde wijze te kunnen beslissen om al dan niet aan het onderzoek

te participeren.37 Tijdens het eerste telefonisch contact werd al een basishoeveelheid aan informatie

meegegeven maar om een echte ‘informed consent’ te verkrijgen werd aan de respondenten

voorafgaand aan het interview een schriftelijk document gegeven met meer uitgebreide informatie.

Elke respondent heeft het informed consent document ondertekend (in bijlage). De interviews

werden integraal opgenomen met een dictafoon met als voordeel dat ik gebruik kon maken van de

woorden van de respondent. Bij uitzondering werd om praktische redenen één interview via email

afgenomen. Met het oog op een goede en duidelijke opname werd gepoogd om storende geluiden of

interventies te vermijden. Bijkomend werden nota’s gemaakt van informatie die belangrijk kon zijn

bij het verdere verloop van het interview of voor de interviews die nog moesten volgen. Op basis van

deze notities en de geluidsopname werd de topiclijst aangepast en uitgebreid naar de volgende

interviews toe. De opnames werden volledig getranscribeerd en vervolgens gecodeerd. De lijst met

codes is eveneens opgenomen in bijlage.

37

MAESSCHALCK, J., BEYENS, K. en DECORTE, T., ‘Ethische aspecten van criminologisch onderzoek’ in

Kwantitatieve en kwalitatieve criminologische onderzoeksmethodes: een introductie, GOETHALS, J. en

PAUWELS, L., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 184-195.

Page 22: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

15

Deel I: Basisprincipes polygrafie

1.1: Inleiding

In dit eerste deel wordt het bredere kader rond de polygrafie geschetst. In eerste instantie wordt

kort beschreven hoe de polygraaf en het gebruik ervan in de strafrechtelijke context zijn ontstaan.

Vervolgens wordt dieper ingegaan op hoe de polygraaf werkt. Het gaat zowel om de meetapparatuur

op zich als om de redeneringen die achter het gebruik van de polygraaf als leugendetectie-apparaat

schuilgaan. Daarbij worden ook de drie bekendste interviewtechnieken gedetailleerd uiteengezet. Er

wordt voor gekozen om de waaier aan varianten op deze technieken niet te bespreken omdat de

bijdrage daarvan, tenminste wat deze masterproef betreft, relatief beperkt is. Na de bespreking van

de interviewtechnieken en hun kritieken wordt ingegaan op de Dienst Gedragswetenschappen van

de federale gerechtelijke politie en op het regelgevend kader rond het gebruik van de polygraaf.

1.2: Geschiedenis

De zoektocht naar manieren om leugenaars te ontmaskeren kent een lange geschiedenis: “[…] for as

long as there have been lies, there have been methods of lie detection.”38

Uit onderzoek blijkt dat

mensen slechte leugendetectors zijn.39 Daarom bestaan er verschillende technieken om toch te

kunnen achterhalen of iemand al dan niet liegt. Vroegere samenlevingen maakten gebruik van

creatieve procedures die vaak gebaseerd waren op tortuur of op een vorm van ‘trial by ordeal’

(godsoordeel) waarbij men er vanuit ging dat de onschuldige zou worden beschermd door een

hogere macht.40 De Oude Romeinen bijvoorbeeld gingen ervan uit dat een bleke huid, ontwijkende

antwoorden en herhaalde pogingen om van onderwerp te veranderen aangeven dat iemand liegt.41

In sommige delen van Europa werd een onschuldige verondersteld in staat te zijn om zijn arm langer

in kokend water te houden dan een schuldige. In Scandinavië werd van een van overspel

beschuldigde vrouw verwacht een heet strijkijzer vast te houden: als ze haar handen verbrandde

werd ze schuldig bevonden.42

Maar ook de veronderstelling dat liegen gepaard gaat met fysiologische reacties bestaat al een hele

tijd. In China bijvoorbeeld werden vermeende leugenaars gedwongen om op rijstpoeder te kauwen

en enige tijd later uit te spuwen. Als het uitgespuwde poeder droog was werd de betrokkene schuldig

38

FORD, E.B., ‘Lie detection: Historical, neuropsychiatric and legal dimensions’, International Journal of Law

and Psychiatry, 2006, nr. 29, 159-177. 39

ANDREWARTHA, D., l.c., 88-104. 40

GRUBIN, D. en MADSEN, L., l.c., 357-369. 41

VANNESTE, S., ‘De toepassing van de polygraaf bij verdachten. Waarheid of leugen?’, Panopticon, 2003, nr. 5,

425-437. 42

GRUBIN, D. en MADSEN, L., l.c., 357-369.

Page 23: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

16

bevonden.43 De idee is dat de angst om ontdekt te worden ervoor zorgt dat de spijsvertering wordt

geremd en zo de productie van speeksel wordt vertraagd. Ook in India en tijdens de Spaanse

Inquisitie gebruikte men een gelijkaardige techniek. 44 Dergelijke technieken worden vaak gezien als

voorloper van de meer moderne vormen van leugendetectie omdat ze eveneens gebaseerd zijn op

het vertrouwen van de betrokkene in de procedure, op zijn angst om betrapt te worden op een

leugen en op de fysiologische reacties die door deze angst veroorzaakt kunnen worden.45

De mogelijkheid om de hartslag te meten als middel om misleiding te detecteren werd reeds

gesuggereerd in de Middeleeuwen:

“[…] a nobleman suspected his wife of infidelity and informed one of his advisers of his suspicions. A test of the

wife’s faithfulness was arranged at a dinner where the adviser sat next to the nobleman’s wife and casually

laid his hand upon her wrist while conversing with her. During the conversation he mentioned the name of the

man suspected by the nobleman, whereupon the wife’s pulse immediately quickened, but when he later

mentioned the name of her husband he perceived no similar response. It is reported that a confession was

later elicited.”46

In 1730 kwam Daniel Defoe bij wijze van een experiment tot dezelfde vaststelling.47 Hij zag het meten

van de hartslag als een praktische en meer humane methode om criminelen te identificeren.48 Defoe

pleitte er dan ook voor om bij élk verhoor de polsslag te controleren.49

Sinds de 19e eeuw speelt de wetenschap een belangrijke rol bij de waarheidsvinding, te beginnen bij

het onderzoek van de Italiaanse fysioloog Angelo Mosso. Mosso was een leerling van Lombroso en

deed onderzoek naar de invloed van emoties en angst op het hart en de ademhaling. In het kader

van zijn onderzoek ontwikkelde hij een instrument om de bloeddruk en hartslag te meten, de

zogenaamde ‘plethysmograaf’.50 Maar ook Lombroso zelf heeft een belangrijk aandeel in deze

geschiedenis. Lombroso ging tijdens politieverhoren na of er bij verdachten veranderingen in

doorbloeding optraden die in verband konden worden gebracht met zgn. schuldige kennis (infra). Hij

43

VRIJ, A., ‘Liegen en misleiden tijdens het verhoor: kan de polygraaf een oplossing bieden?’ in Actuele thema’s

uit het strafrecht en de criminologie, VAN DAELE, D. en VAN WELZENIS, I., (eds.), Leuven, Universitaire Pers

Leuven, 2004, 195-206. 44

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 45

LYKKEN, D.T., A tremor in the blood. Uses and abuses of the lie detector, Massachusetss, Perseus Books, 1998,

24. 46

MATTE, J.A., Forensic psychophysiology using the polygraph. Scientific truth verification – Lie detection, New

York, J. A. M. Publications, 1996, 11-12. 47

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 48

MATTE, J.A., o.c., 11. 49

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 50

MATTE, J.A., o.c., 12.

Page 24: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

17

was waarschijnlijk de eerste die leugendetectie op een systematische en wetenschappelijk

verantwoorde wijze toepaste.51

In 1915 ontwikkelde William Marston de ‘systolic blood pressure deception test’.52 Marston

beweerde de specifieke leugenrespons te hebben ontdekt en verklaarde de zoektocht naar manieren

om onderscheid te kunnen maken tussen waarheid en leugen voor gesloten.53 In 1917 publiceerde hij

zijn eerste van vele artikels.54 Met veel enthousiasme bepleitte hij de toepassing van zijn test binnen

de strafrechtsprocedure. In 1923 deed hij een poging om de resultaten van zijn leugendetectortest

als bewijs te laten gelden in de zaak Frye. De rechter stond Marston echter niet toe te getuigen noch

de test over te doen in de rechtszaal. Ook in beroep werden de resultaten van zijn test niet als bewijs

aanvaard omdat de test binnen de wetenschappelijke gemeenschap onvoldoende als geldig

beschouwd werd. Deze beslissing domineerde voor lange periode de houding t.a.v. de

toelaatbaarheid van wetenschappelijk bewijs in de Verenigde Staten (infra).55

De eerste wereldoorlog zorgde in de Verenigde Staten voor een grote sprong voorwaarts op het

gebied van elektronica. Bijgevolg zat ook de ontwikkeling van fysiologische meetapparatuur in de lift.

In 1921 ontwikkelde John Larson, psycholoog en tevens politieagent in California, een draagbaar

toestel dat continu en simultaan de ademhaling en cardiovasculaire veranderingen kon meten.56

Hierbij maakte hij gebruik van de ‘relevante/irrelevante vragentechniek’ (infra).57 Dit toestel werd

met succes gebruikt in criminele zaken.58 Enkele jaren later werd het toestel van Larson verbeterd en

uitgebreid door Keeler. Keeler registreerde de zweetsecretie en zorgde ervoor dat de fysiologische

signalen versterkt, geregistreerd en uitgeschreven werden. Het is naar het uitschrijven van de

fysiologische reacties op papier dat de naam ‘polygraaf’, wat letterlijk ‘veel-schrijver’ betekent,

verwijst.59 Het apparaat van Keeler was het eerste polygraaftoestel dat aangekocht werd door de FBI.

Het vormde het prototype voor de moderne polygraaf en echt grote wijzigingen heeft de traditionele

polygraaf niet meer ondergaan.60 Vandaag wordt echter wel gebruik gemaakt van een

computergestuurde polygraaf. Het Computerized Polygraphe System (CPS) kwam voor het eerst op

51

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 52

Systolisch: met betrekking tot de samentrekking van de hartkamers 53

GRUBIN, D. en MADSEN, L., l.c., 357-369. 54

MASTROBERARDINO, S. en SANTANGELO, V., ‘New perspectives in assessing deception: The evolution of the

truth machine’, European Journal of Cognitive Psychology, 2009, vol. 21, nr. 7, 1085-1099. 55

GRUBIN, D. en MADSEN, L., l.c., 357-369. 56

MATTE, J.A., o.c., 22. 57

GRUBIN, D. en MADSEN, L., l.c., 357-369. 58

MATTE, J.A., o.c., 22. 59

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 60

GRUBIN, D. en MADSEN, L., l.c., 357-369.

Page 25: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

18

de markt in 1991. Het volledige systeem wordt gecombineerd in één laptop. Dankzij deze

informatisering werd de interpretatie van de metingen objectiever.61

In de Verenigde Staten wordt polygrafie al jaren uitgeoefend en worden polygrafische toepassingen

als gemeengoed beschouwd.62 Maar ook in andere landen zoals Duitsland, Canada en Zuid-Afrika

worden polygraafonderzoeken reeds tientallen jaren systematisch uitgevoerd. In België daarentegen

werd pas in 1998 voor de eerste keer forensische polygrafie gebruikt in het kader van een

strafrechtelijk onderzoek.63 Men hoopte met behulp van de polygraaf het vastgelopen dossier naar

de Bende van Nijvel nieuw leven in te blazen. Op dat moment waren nog geen Belgische

politiemensen tot polygrafist opgeleid. Daarom deed men een beroep op een Franstalige Canadese

en een Nederlandstalige Zuid-Afrikaanse polygrafist.64 Eind 2000 heeft de Belgische politie twee

belangrijke successen geboekt door het gebruik van de polygraaf. De eerste zaak betrof een man die

verdacht werd van roofmoord maar steevast bleef ontkennen. Na een leugenachtig testresultaat ging

hij door de knieën en legde hij gedetailleerde bekentenissen af. De tweede zaak draaide rond een

brandweerman die verdacht werd van pyromanie. Ook hij bekende.65 Sindsdien zijn er honderden

aanvragen ingediend voor een polygraaftest (infra).

1.3: Werking van de polygraaf

1.3.1: Uitgangspunten en fysiologische parameters

De polygraaf is een meetinstrument dat op een computerscherm, of op papier voor de oudere

toestellen, een weergave geeft van fysiologische reacties van de persoon die op het toestel is

aangesloten.66 Het uitgangspunt bij metingen aan de hand van de polygraaf is dat de angst voor

ontdekking waarmee liegen gepaard gaat een zekere spanning of ‘arousal’ veroorzaakt.67 Er wordt

m.a.w. van uitgegaan dat leugenaars meer gespannen zullen zijn dan mensen die de waarheid

spreken.68 Die spanning kan gemeten worden. De polygraaf registreert dus fysiologische reacties

waarvan polygrafisten aannemen dat die het gevolg zijn van de spanning waarmee liegen gepaard

gaat. Benadrukt moet worden dat de polygraaf niet rechtstreeks leugens registreert. Men is verplicht

leugens op een indirecte manier te meten want er zijn noch specifieke fysiologische reacties noch

61

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., Leugens en hun detectie, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu,

2007, 295-296. 62

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 63

BOCKSTAELE, M., ‘Wetenschap of Pinocchio: de polygraaf’, Politiejournaal, 2002, nr. 1, 14. 64

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 348. 65

MERCKELBACH, H., ‘Jokken met een rooie kop. De stille opmars van de leugendetector’, Skepter, 2002, nr. 2,

14-17. 66

VRIJ, A., l.c., 195-206. 67

RASSIN, E., VAN KOPPEN, P. en VRIJ, A., l.c., 2130-2136. 68

BOCKSTAELE, M., l.c., 14.

Page 26: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

19

gedragingen of uitspraken die op directe wijze een leugen aantonen. De term ‘leugendetector’ is in

dat opzicht misleidend.69

De polygraaf registreert simultaan elke minuscule verandering in hartslag, bloeddruk, ademhaling,

zweetklieractiviteit en bloedvolume. De eerste twee parameters, hartslag en bloeddruk, worden

gemeten aan de hand van een cardiograaf die rond de arm wordt bevestigd. De diepte en de

snelheid van het ademhalen worden gemeten door een pneumograaf, bestaande uit twee van lucht

voorziene riemen die rond de borst en de buik worden geplaatst. De huidgeleiding of

zweetklieractiviteit wordt dan weer gemeten door een galvanograaf waarbij twee elektroden aan de

vingers van de ondervraagde worden bevestigd. Het bloedvolume tenslotte wordt gemeten door een

plethysmograaf die op de pink wordt aangebracht.70 De techniek voor het meten van het

bloedvolume werd pas de laatste jaren verfijnd en wordt nog maar vier à vijf jaar als parameter in

rekening gebracht. Vanneste wijst op een mogelijk probleem bij het hanteren van dergelijke

fysiologische parameters: deze parameters hebben eigen wetmatigheden, interacties en functies,

waarbij psychologische processen slechts één type zijn die dergelijke lichamelijke veranderingen

kunnen teweegbrengen. Zo is zweetsecretie bijvoorbeeld onderdeel van het regulatiesysteem dat

onze lichaamstemperatuur op peil moet houden.71 Een hogere zweetsecretie wijst volgens Vanneste

dus niet noodzakelijk op het vertellen van een leugen. Al is wel bekend dat de zweetklieren aan de

binnenkant van de hand (en de voetzolen) sterk reageren op psychische stimulatie. Dit in

tegenstelling tot de andere zweetklieren die voornamelijk reageren op veranderingen in lichaam- en

omgevingstemperatuur.72

Naast de opmerking van Vanneste worden ook nog andere problemen gesignaleerd. Zoals gezegd

gaat men er bij een polygraaftest vanuit dat leugenaars meer gespannen zullen zijn dan mensen die

de waarheid spreken. Er zijn verschillende redenen waarom liegen kan geassocieerd worden met

toegenomen levels van spanning, nl. angst om ontdekt te worden, schaamte- en schuldgevoel

wanneer het feit ter sprake komt, angst om iets te verklappen of om ongeloofwaardig over te komen

en tenslotte de toegenomen cognitieve capaciteit die nodig is om een geloofwaardige leugen te

construeren en memoriseren.73 Maar niet élke leugenaar vertoont een met de polygraaf

waarneembare fysiologische reactie.74 In dergelijke gevallen is het zelfs denkbaar dat het voor de

ondervraagde belangrijker wordt om inconsistenties tussen verschillende verklaringen te voorkomen

69

VRIJ, A., l.c., 195-206. 70

MICHAUX, C., RAYNAL, J.P. en LACROIX, J.C., ‘La Polygraphie’, Revue de Droit Pénal et de Criminologie, 2000,

1081-1091. 71

VANNESTE, S., ‘Op zoek naar de nieuwe polygraaf?’, Panopticon, 2005, nr. 4, 74-78. 72

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 291. 73

FIEDLER, K., SCHMID, J. en STAHL, T., ‘What Is the Current Truth About Polygraph Lie Detection?’, Basic and

applied social psychology, 2002, vol. 24, nr. 4, 313-324. 74

RASSIN, E., VAN KOPPEN, P. en VRIJ, A., l.c., 2130-2136.

Page 27: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

20

dan om onenigheid tussen realiteit en verklaring te vermijden.75 Bovendien is het niet uitgesloten dat

ook bij waarheidsgetrouwe personen een zekere spanning waargenomen wordt. Deze spanning heeft

dan niets met liegen te maken maar kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door de oncomfortabele

situatie in de verhoorkamer of de ongerustheid over een onterechte verdenking die het gevolg kan

zijn van een vals-positief testresultaat.76 Ook kan de ondervraagde uit non-verbale signalen

opgemaakt hebben dat het om een cruciale vraag of antwoordalternatief gaat en alleen al daarom

een verhoogde reactie vertonen.77 Vanuit dit gegeven wijzen Vansteenwegen en Eelen er op dat het

belangrijk is dat een situatie gecreëerd wordt waarin men zo zeker mogelijk is dat het liegen of het

schuldig zijn de enige mogelijke oorzaak is van de verhoogde activiteit. Vandaar het belang van de

expertise van de ondervrager, een objectieve en doordachte ondervragingsstrategie en een

zorgvuldige selectie van de vragen.78

1.3.2: Interviewtechnieken

Een één-op-één-relatie tussen de gemeten reacties en leugens bestaat niet.79 Bovendien is er geen

specifieke autonome respons voor liegen. Men moet er zich dus van bewust zijn dat een conclusie op

basis van een polygraaftest altijd een afgeleide conclusie is. De kwaliteit van deze conclusie hangt

meer af van de wijze waarop de ondervragingssituatie wordt opgezet dan van de eigenlijke

registratie en interpretatie van de fysiologische reacties. Een goede interviewtechniek is dus

onontbeerlijk om tot een adequaat oordeel te kunnen komen.80

1.3.2.1: De Relevante/Irrelevante Vragentest

De relevante/irrelevante vragentechniek (RIT) werd door Larson ontwikkeld in 1932 en is een van de

oudste ondervragingstechnieken met gebruik van de polygraaf.81 Bij deze techniek krijgt de

ondervraagde twee types van vragen voorgeschoteld, nl. relevante en irrelevante of neutrale vragen.

Relevante vragen hebben betrekking op het misdrijf, bijvoorbeeld: “Heeft u in de nacht van 27 op 28

april 2007 Annick Van Uytsel ontvoerd?”. Irrelevante vragen daarentegen hebben niets met het

misdrijf te maken, bijvoorbeeld: “Is het vandaag donderdag?”. Men veronderstelt dan ook dat de

betrokkene waarheidsgetrouw antwoordt op de irrelevante vragen.82 Vervolgens worden de

75

FIEDLER, K., SCHMID, J. en STAHL, T., l.c., 313-324. 76

RASSIN, E., VAN KOPPEN, P. en VRIJ, A., l.c., 2130-2136. 77

VANSTEENWEGEN, D. en EELEN, P., ‘De waarheid, niets dan de waarheid? Algemene psychofysiologische

principes en hun relevantie voor een wetenschappelijke benadering van leugendetectie’ in De Polygraaf,

BOCKSTAELE, M., (ed.), Brussel, Politeia, 2000, 33-45. 78

Ibid. 79

RASSIN, E., VAN KOPPEN, P. en VRIJ, A., l.c., 2130-2136. 80

VANSTEENWEGEN, D. en EELEN, P., l.c., 33-45. 81

VRIJ, A., l.c., 195-206. 82

HONTS, C.R. en PERRY, M.V., ‘Polygraph Admissibility. Changes and Challenges’, Law and Human Behavior,

1992, vol. 16, nr. 3, 357-379.

Page 28: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

21

fysiologische reacties op beide type vragen met elkaar vergeleken. Indien de fysiologische reacties

sterker zijn voor de relevante vragen dan voor de irrelevante vragen gaat men ervan uit dat de

ondervraagde liegt.83

De RIT is gebaseerd op twee assumpties. Een eerste assumptie is dat een ondervraagde die liegt op

de relevante vragen meer gespannen zal zijn bij de relevante vragen dan bij de irrelevante vragen en

dat dit verschil in ‘arousal’ zal aangetoond worden door de polygraaf. Lykken wijst er echter op dat

dit niet altijd het geval zal zijn. Het is namelijk mogelijk dat sommige individuen zich geen zorgen

maken over of zich niet bewust zijn van de mogelijke gevolgen van de test. Daarnaast wijst Lykken er

ook op dat een schuldig persoon al gewoon kan zijn aan de verwijzingen naar de feiten doordat hij of

zij al eerdere ondervragingen heeft ondergaan. Bijgevolg valt het volgens Lykken niet uit te sluiten

dat deze individuen geen verhoogde fysiologische reacties vertonen bij het liegen of bij vragen die

verwijzen naar het misdrijf.84 Een tweede aanname houdt in dat een onschuldig persoon die eerlijk

antwoordt op de vragen niet meer reactie zal vertonen op de relevante vragen dan op de irrelevante

vragen.85 Deze aanname, en bijgevolg de techniek in het algemeen, wordt sterk bekritiseerd in de

literatuur. Het is immers niet onlogisch dat de relevante vragen ook voor de onschuldige persoon het

meest bedreigend zijn en zodoende sterkere fysiologische reacties uitlokken.86 Met deze ‘eerlijke

spanning’ wordt geen rekening gehouden.87 De RIT houdt dus een groot risico in op het ten onrechte

beschuldigen van de verdachte. Bepaalde aanwijzingen te snel als een teken van leugenachtigheid

bestempelen wordt ook wel eens de Othello-fout genoemd. De naam ‘Othello’ verwijst naar een

figuur in de gelijknamige roman van Shakespeare. Daarin vraagt Othello aan zijn vrouw of ze hem

bedrogen heeft. Haar angstige indruk overtuigde Othello van haar ontrouw. Othello zag niet dat ze

enkel bang had dat haar man haar niet zou geloven.88

Uit voorgaande paragrafen blijkt dat de relevante/irrelevante vragentest een eerder onbetrouwbare

polygraaftechniek is. Zowel voor- als tegenstanders van het gebruik van de polygraaf zijn het hierover

eens. Desondanks is de techniek niet volledig afgevoerd en wordt hij nog gebruikt door bv. de Noord-

Amerikaanse veiligheidsdiensten.89

83

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 84

LYKKEN, D.T., o.c., 111. 85

Ibid. 86

VERSCHUERE, B., ‘De waarheid over de leugendetector’ in Het analyseren van de geloofwaardigheid van

verhoren, VRIJ, A. en SMETS, L., (eds.), Brussel, Politeia, 2008, 47-68. 87

VRIJ, A., ‘Door de mand. Liegen en het ontmaskeren van leugenaars: leugens en waarheden over de

polygraaf’ in De Polygraaf, BOCKSTAELE, M., (ed.), Brussel, Politeia, 2000, 11-32. 88

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 163. 89

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68.

Page 29: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

22

Bron: VERSCHUERE, B., ‘De waarheid over de leugendetector’, Expertise en Recht, 2008, nr. 2, 48.

1.3.2.2: De Controle Vraag Techniek

De Controle Vraag Techniek (CQT) werd ontwikkeld door Reid met de ambitie tegemoet te komen

aan de kritieken op de relevante/irrelevante vragentechniek.90 Het is deze techniek die gebruikt

wordt in België. Bij de CQT worden door de polygrafist, eventueel met hulp van de politiedienst

belast met het onderzoek, drie types vragen (op)gesteld: irrelevante vragen, relevante vragen en

controlevragen. Ook in CQT worden dus irrelevante vragen gesteld, maar in tegenstelling tot bij de

RIT worden deze irrelevante vragen niet in rekening gebracht bij de beoordeling van de

waarachtigheid van de verklaring.91 De irrelevante vragen worden niet geacht enige spanning teweeg

te brengen en dienen om de ondervraagde op zijn gemak te stellen.92 De relevante vragen zijn vragen

die betrekking hebben op het misdrijf in kwestie. Deze vragen worden verwoord in eenvoudige,

concrete termen die een dubbelzinnige interpretatie uitsluiten.93 De controlevragen daarentegen

refereren niet specifiek naar het bewuste misdrijf maar naar ander ongewenst gedrag94, bv.

soortgelijke misdrijven of activiteiten uit het verleden van de ondervraagde.95 Controlevragen

worden algemeen gesteld, zijn eerder vaag en worden verondersteld zowel bij schuldige als bij

onschuldige verdachten spanning te veroorzaken.96 Deze spanning vormt het ‘baseline level’ op basis

waarvan de vergelijking kan worden gemaakt met de spanning op de relevante vragen.97

De wijze waarop een controlevraag gesteld en ingekleed wordt is essentieel. De inkleding van een

controlevraag gebeurt op een zodanige manier dat de vraag een zekere bezorgdheid opwekt bij de

90

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 91

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68. 92

VRIJ, A., De psychologie van de leugenaar. Liegen en voorgelogen worden op het werk, in de rechtszaal en

thuis, Lisse, Swets & Zeitlinger, 1998, 114. 93

RASKIN, D.C. en HONTS, C.R., ‘The comparison question test’ in Handbook of polygraph testing, KLEINER, M.,

(ed.), London-California, Academic Press, 2002, 1-47. 94

MEIJER, E.H. en VERSCHUERE, B., ‘The polygraph and the Detection of Deception’, Journal of Forensic

Psychology Practice, 2010, vol. 10, nr. 4, 325-338. 95

LYKKEN, D.T., o.c., 116. 96

VRIJ, A., l.c., 195-206. 97

LYKKEN, D.T., l.c., 17.

Page 30: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

23

ondervraagde en die persoon ertoe zal brengen de gedraging waarop de vraag betrekking heeft te

ontkennen.98 M.a.w., de polygrafist zal ervoor zorgen dat de ondervraagde eigenlijk geen andere

keuze heeft dan te liegen. De exacte formulering is afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden

van de verdachte.99 Stel bijvoorbeeld dat een verdachte in een moordonderzoek ondervraagd wordt

met behulp van de polygraaf. Stel ook dat die verdachte vroeger al eens een proces verbaal gekregen

heeft omdat hij in een caféruzie iemand het ziekenhuis heeft ingeslagen en dat de polygrafist hiervan

op de hoogte is. Een controlevraag zou dan kunnen zijn: “Buiten deze zaak100

, heeft u ooit al iemand

letsel toegebracht?”. De polygrafist zal deze vraag inkleden door bv. te vertellen dat hij onmogelijk

kan begrijpen hoe mensen er toe komen fysiek geweld te gebruiken. Een andere optie is dat de

polygrafist suggereert dat het type persoon die anderen letsel toebrengt evengoed een moordenaar

zou kunnen zijn. Door de controlevraag op een dergelijke manier te introduceren kan de

ondervraagde bijna niet anders dan ontkennend te antwoorden, ook al zou hij dezelfde vraag buiten

een polygraafonderzoek wel bevestigend durven te beantwoorden. Toch is het niet uitgesloten dat

de ondervraagde toegeeft ooit al iemand letsel te hebben toegebracht, bv. omdat hij wel vermoedt

dat de polygrafist op de hoogte is van het proces verbaal dat hij heeft gekregen voor die caféruzie. In

dat geval wordt de verwoording van de controlevraag aangepast en zal ze als volgt worden gesteld:

“Buiten deze zaak, en buiten datgene wat u mij net hebt verteld, heeft u ooit al iemand letsel

toegebracht?”. De controlevraag wordt nog steeds verondersteld een leugen of op zijn minst een

bezorgdheid uit te lokken, ongeacht het aantal keer dat deze vraag opnieuw moet worden gesteld als

gevolg van toegevingen door de ondervraagde.101

Dit betekent dat zowel een schuldige als een onschuldige verdachte liegt op de controlevragen.

Daarenboven liegt de schuldige verdachte ook op de relevante vragen. Hoewel de schuldige

verdachte op beide type vragen liegt zal zijn fysiologische respons groter zijn op de relevante vragen

dan op de controlevragen omdat hij die eerste als meer bedreigend zal ervaren.102 De schuldige

verdachte trekt zich niets aan van de controlevragen en maakt zich enkel zorgen over de relevante

vragen.103 Dit is een eerste assumptie. Een tweede assumptie houdt in dat een onschuldige verdachte

een sterkere fysiologische respons zal vertonen bij het beantwoorden van de controlevragen dan bij

het beantwoorden van de relevante vragen. Enerzijds omdat hij enkel liegt bij het beantwoorden van

de controlevragen en anderzijds omdat de polygrafist een grote nadruk legt op die controlevragen.104

98

RASKIN, D.C. en HONTS, C.R., l.c., 1-47. 99

VRIJ, A., o.c., 115. 100

Buiten de zaak waarvoor de betrokkene ondervraagd wordt met de polygraaf 101

IACONO, W.G., ‘Effective Policing: Understanding How Polygraph Tests Work and Are Used’, Criminal Justice

and Behavior, 2008, vol. 35, 1295-1308. 102

LYKKEN, D.T., o.c., 123. 103

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 05/04/2012. 104

VRIJ, A., l.c., 11-32.

Page 31: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

24

Elke ondervraagde zal dus zijn of haar bezorgdheid focussen op de vragen die voor hem of haar de

grootste bedreiging vormen om voor de test te zakken. Dit wordt ook wel eens ‘the inference rule’

genoemd.105 Samengevat betekent dit dat de verdachte leugenachtig wordt bevonden als zijn

fysiologische reactie op de relevante vragen groter is dan op de controlevragen. Omgekeerd wordt

de verdachte niet-leugenachtig bevonden als zijn fysiologische reactie sterker is op de

controlevragen dan op de relevante vragen. Indien de fysiologische reacties op beide type vragen

even sterk zijn is de uitslag van de test onbeslist of, zoals men dat in het vakjargon noemt,

‘inconclusive’.106

Ook de CQT heeft te kampen met heel wat tegenstanders en is onderhevig aan verscheidene

kritieken. Een eerste kritiek is vergelijkbaar met de kritiek op de RIT. Ook hier is er namelijk geen

sluitende garantie dat de schuldige verdachte de meeste spanning zal vertonen op de relevante

vragen.107 Bij de bespreking van de RIT werden reeds twee redenen vermeld, nl. de mogelijkheid dat

sommige individuen zich geen zorgen maken over of zich niet bewust zijn van de mogelijke gevolgen

van de test en de mogelijkheid dat een schuldig persoon al gewoon kan zijn aan de verwijzingen naar

de feiten doordat hij of zij al eerdere ondervragingen heeft ondergaan. Een derde reden heeft

specifiek betrekking op de CQT. Iacono stelt dat een schuldige verdachte ook een sterkere reactie

kan vertonen op de controlevragen dan op de relevante vragen. Hij geeft daarbij het voorbeeld van

een seksueel delinquent:

“For instance, in the case of sex offenders, many of their crimes are undetected, but these crimes are likely to

be covered by a typical control question, for example: “Have you ever committed a sex act you were ashamed

of?” A guilty sex offender who is worried that the polygraph will lead to suspicion in other crimes by virtue of

concern directed at control questions has ample reason to respond disproportionately more strongly to these

questions.”108

Ten tweede kan men ook niet met volledige zekerheid stellen dat onschuldige verdachten sterkere

fysiologische reacties zullen vertonen op de controlevragen dan op de relevante vragen.109

Onschuldige verdachten kunnen de relevante vragen herkennen en beseffen dat het er tijdens die

vragen echt om doet. Dit kan ook bij onschuldige verdachten tot heel wat spanning leiden.110 Neem

bijvoorbeeld een onschuldige verdachte die een enorme schrik heeft om valselijk beschuldigd te

worden. Het waarheidsgetrouw kunnen beantwoorden van de relevante vraag is voor deze

105

MEIJER, E.H. en VAN KOPPEN, P.J., ‘Lie Detectors and the Law: The Use of the Polygraph in Europe’ in

Psychology and law. Bridging the Gap, CANTER, D. en ZUKAUSKIENE, R., (eds.), Hampshire-Burlington, Ashgate,

2008, 31-50. 106

HONTS, C.R. en PERRY, M.V., l.c., 357-379. 107

VRIJ, A., l.c., 195-206. 108

IACONO, W.G., l.c., 1299. 109

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 110

VRIJ, A., l.c., 195-206.

Page 32: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

25

verdachte bijzonder belangrijk. Volgens Iacono is het dan ook mogelijk dat deze onschuldige

verdachte bij het beantwoorden van de relevante vraag dezelfde fysiologische reacties vertoont als

een schuldige verdachte.111

Ten derde wijzen onder meer Vrij en Verschuere op de grote en moeilijke rol van de polygrafist. Het

opstellen van goede controlevragen is niet eenvoudig maar wel cruciaal. Opdat de test zou slagen

moet de polygrafist controlevragen stellen die een sterkere fysiologische reactie oproepen dan de

relevante vragen indien de verdachte schuldig is, maar die een zwakkere fysiologische reactie

oproepen indien de verdachte onschuldig is. Bovendien kan de polygrafist nooit zeker weten of de

vragen die hij gaat stellen het gewenste doel zullen bereiken.112 Daarnaast zou de persoonlijke

overtuiging van de polygrafist over de schuld of onschuld van de verdachte de resultaten kunnen

beïnvloeden.113

Ten vierde wordt de CQT ook bekritiseerd als a-theoretisch. In tegenstelling tot de Schuldige Kennis

Techniek bestaat voor de CQT geen wetenschappelijk onderbouwde theorie.114 Ook ‘the inference

rule’ zou maar weinig ondersteuning vinden in de psychologische theorieën.115 Voorstanders spreken

dit tegen.

De kritieken op de CQT zijn vrij talrijk en zijn uitgebreid beschreven in verschillende publicaties. Hoe

komt het dan dat de CQT wereldwijd toch de meest toegepaste polygraaftechniek is? De redenen

hiervoor zijn eerder praktisch dan theoretisch.116 Zoals reeds vermeld zal de polygrafist op het einde

het resultaat meedelen aan de ondervraagde. Indien de verdachte voor de test gezakt is heeft men

een instrument in handen om de betrokkene te confronteren en bijkomend te ondervragen (infra).117

Dit gegeven gecombineerd met de consensus over de gebrekkige relevante/irrelevante vragentest en

de beperkte toepasbaarheid van de Schuldige Kennis Techniek (infra) kan het veelvuldig gebruik van

de CQT verklaren. Bovendien zijn de successen talrijk en kunnen niet alle testen waarbij gebruik

gemaakt wordt van de CQT over dezelfde kam geschoren worden (infra).

111

IACONO, W.G., l.c., 1295-1308. 112

VRIJ, A., o.c., 117-118. 113

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68. 114

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68. 115

MEIJER, E.H. en VAN KOPPEN, P.J., l.c., 31-50. 116

Ibid., 40. 117

IACONO, W.G., l.c., 1295-1308.

Page 33: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

26

Bron: VERSCHUERE, B., ‘De waarheid over de leugendetector’, Expertise en Recht, 2008, nr. 2, 48.

1.3.2.3: De Schuldige Kennis Techniek (GKT)

De Schuldige Kennis Techniek of Verborgen Informatie Test werd in 1959 ontwikkeld door Lykken.

Het doel van de GKT is niet om leugens de detecteren maar wel de aanwezigheid van zogenaamde

‘guilty knowledge’ of ‘schuldige kennis’.118 Met ‘schuldige kennis’ bedoelt men informatie over het

misdrijf waarover enkel de dader kan beschikken.119 Men wil m.a.w. achterhalen of de ondervraagde

beschikt over informatie rond het misdrijf die hij of zij niet wil prijsgeven.120 In tegenstelling tot de

hierboven besproken technieken is bij de GKT niet onmiddellijk duidelijk wat de relevante vraag is.121

Bij de GKT wordt gebruik gemaakt van een reeks multiple-choice vragen bestaande uit één relevant

alternatief en een aantal neutrale alternatieven. Deze neutrale- of controle-alternatieven worden zo

gekozen dat een onschuldige die ondervraagd wordt niet in staat is om ze te onderscheiden van het

relevante alternatief.122 Bovendien is de kans dat een onschuldige verdachte toevallig meerdere

malen sterkere reacties vertoont bij de relevante alternatieven erg klein.123 De onschuldige verdachte

is bij de GKT dus beter beschermd dan bij de RIT of de CQT.

Als eerste alternatief zal men altijd een onjuist alternatief nemen omdat ondervraagden daar vaak

iets sterker zouden op reageren.124 Een voorbeeld van een meerkeuzevraag uit de GKT zou kunnen

zijn:

118

LYKKEN, D.T., o.c., 38. 119

VERSCHUERE, B. en CROMBEZ, G., ‘Déjà vu! The effect of previewing test items on the validity of the

Concealed Information polygraph Test’, Psychology, Crime & Law, 2008, vol. 14, nr. 4, 287-297. 120

VRIJ, A., o.c., 121. 121

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68. 122

BEN-SHAKHAR, G. en ELAAD, E., ‘The guilty knowledge test (GKT) as an application of psychophysiology:

future prospects and obstacles’ in Handbook of polygraph testing, KLEINER, M., (ed.), London-California,

Academic Press, 2002, 87-102. 123

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68. 124

VRIJ, A., o.c., 121-122.

Page 34: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

27

1. Het moordwapen was een mes (onjuist)

2. Het moordwapen was een vuurwapen (onjuist)

3. Het moordwapen was een baseballknuppel (onjuist)

4. Het moordwapen was een gif (juist)

5. Het moordwapen was een touw (onjuist)

Bij de ideale meerkeuzevraag is geen enkel alternatief intrinsiek meer bedreigend dan een ander. Dit

wil zeggen dat idealiter de correctheid van het relevante alternatief als enige kenmerk het

onderscheid maakt tussen het relevante alternatief en de controle-alternatieven.125 Indien de

ondervraagde sterkere fysiologische reacties vertoont bij het vierde en dus relevante alternatief is

bijgevolg duidelijk dat hij over ‘schuldige kennis’ beschikt. Beschikken over dergelijke kennis wil

uiteraard nog niet zeggen dat de ondervraagde ook daadwerkelijk het misdrijf heeft gepleegd. Wel

kan het een indicatie zijn dat de ondervraagde meer weet over de feiten dan dat hij of zij in eerste

instantie wil toegeven. Maar hoe komt het nu dat iemand die over schuldige kennis beschikt effectief

sterker zal reageren op het relevante alternatief? Volgens Lykken gaat het hier om de

oriëntatiereflex. De oriëntatiereflex is een geheel van fysiologische en gedragsmatige reacties die

uitgelokt worden door nieuwe stimuli of door verandering in stimulatie.126 Een voorbeeld van deze

reflex is altijd opkijken bij het horen van de eigen naam. Bij de GKT zal elk aangeboden alternatief

een oriëntatiereactie uitlokken bij de ondervraagde. Bij ondervraagden die niet over schuldige kennis

beschikken zullen de antwoorden gelijkaardige oriëntatiereacties uitlokken. Bij een ondervraagde die

wel over schuldige kennis beschikt zal het relevante alternatief er uitspringen en een sterkere

oriëntatiereactie uitlokken. De fysiologische reacties die daarmee gepaard gaan worden vervolgens

opgepikt door de polygraaf.127

Ondanks de vermeldde voordelen van de GKT, nl. de bescherming voor een onschuldige verdachte en

de theoretische onderbouwing, wordt de techniek zelden toegepast (m.u.v. Japan).128 De

belangrijkste reden daarvoor is dat het moeilijk is om goede vragen op te stellen. Een degelijke vraag

moet betrekking hebben op een specifiek aspect van het misdrijf, een aspect waarvan de schuldige

op de hoogte is én dat hij zich herinnert tijdens de polygraaftest. Dit laatste kan een probleem zijn

aangezien polygraaftests soms lang na de feiten plaatsvinden.129 Om hieraan tegemoet te komen kan

men kiezen voor alternatieven die betrekking hebben op zaken die onderdeel waren van de planning

van het misdrijf. Deze zaken hebben immers een grotere kans om herinnerd te worden dan

125

BEN-SHAKHAR, G., BAR-HILLEL, M. en KREMNITZER, M., ‘Trial by Polygraph: Reconsidering the Use of the

Guilty Knowledge Technique in Court’, Law and Human Behavior, 2002, vol. 26, nr. 5, 527-541. 126

BEN-SHAKHAR, G. en ELAAD, E., l.c., 87-102. 127

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68. 128

MEIJER, E.H. en VERSCHUERE, B., l.c., 325-338. 129

BEN-SHAKHAR, G. en ELAAD, E., l.c., 87-102.

Page 35: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

28

voorwerpen of omstandigheden waarmee de dader bij de uitvoering van het misdrijf onverwacht of

ongepland mee geconfronteerd werd.130 Helaas kan de polygrafist nooit met zekerheid weten of de

schuldige verdachte het antwoord wel kent.131

Een ander probleem is de mogelijke lekkage van informatie. Om de GKT te kunnen toepassen moet

men vragen kunnen opstellen waarop enkel de schuldige verdachte en degene die de vragen opstelt

het antwoord kennen.132 Men moet m.a.w. ten stelligste vermijden dat een onschuldige verdachte

over schuldige kennis beschikt en/of het relevante alternatief van de controle-alternatieven kan

onderscheiden. Dit betekent o.a. dat het misdrijf niet uitvoerig mag besproken zijn in de media en

dat de onderzoekers geen details mogen vrijgegeven hebben bij eerdere ondervragingen.133 Om na

te gaan of de ondervraagde het relevante alternatief herkent kan men voorafgaand aan de eigenlijke

test de verschillende alternatieven aan de ondervraagde presenteren. Geargumenteerd werd echter

dat het vooraf presenteren van de alternatieven de oriëntatiereflex zou afzwakken en

dientengevolge ook de mogelijkheid om schuldige kennis te detecteren. Verschuere en Crombez

hebben hier onderzoek naar verricht en zijn tot de vaststelling gekomen dat het vooraf presenteren

van de alternatieven een efficiënte detectie niet in de weg staat. Zij raden een dergelijke preview dan

ook aan.134

Bron: VERSCHUERE, B., ‘De waarheid over de leugendetector’, Expertise en Recht, 2008, nr. 2, 50.

1.3.3: Tegenmaatregelen en tegen-tegenmaatregelen

Naast de aandacht voor de opmerkingen van critici aangaande de polygraaf in het algemeen, en voor

de bestaande kritieken die betrekking hebben op de interviewtechnieken in het bijzonder, is er een

aandachtspunt dat nog niet aan bod is gekomen, nl. het gebruik van tegenmaatregelen. Een vaak

130

VERSCHUERE, B. en CROMBEZ, G., l.c., 287-297. 131

VRIJ, A., o.c., 123. 132

VRIJ, A., l.c., 195-206. 133

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 134

VERSCHUERE, B. en CROMBEZ, G., l.c., 287-297.

Page 36: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

29

beschreven kritiek op het gebruik van de polygraaf is dat hij kan bedrogen worden door het hanteren

van tegenmaatregelen of ‘countermeasures’. Tegenmaatregelen zijn pogingen van een verdachte om

zijn of haar lichamelijke reacties tijdens een polygraaftest te beïnvloeden.135 Door het gebruik van

tegenmaatregelen probeert de verdachte het resultaat van de test te manipuleren. Er zijn drie types

van tegenmaatregelen: mentale tegenmaatregelen (bv. hypnotisch geïnduceerd geheugenverlies),

fysieke tegenmaatregelen (bv. op de tong bijten of de tenen tegen de grond drukken) en

farmaceutische tegenmaatregelen (bv. gebruik van alcohol of illegale drugs).136

Dat verdachten tegenmaatregelen gebruiken is niet onaannemelijk gezien de verstrekkende gevolgen

dat het (leugenachtige) resultaat van een polygraaftest kan hebben. Meestal zal het dus gaan om een

schuldige verdachte die tegenmaatregelen toepast met als doel een vals-negatief testresultaat te

verkrijgen. De opmerking dat iemand de polygraaf en de polygrafist kan bedriegen wordt

voornamelijk geformuleerd als het gaat over de CQT. Een eerste mogelijkheid is dat de verdachte de

reacties op de relevante vragen probeert af te zwakken. Deze optie is echter weinig waarschijnlijk

aangezien spanning kunstmatig verlagen veel moeilijker is dan spanning kunstmatig verhogen.137

Meer plausibel is dat de verdachte bij het beantwoorden van de controlevragen probeert de

fysiologische reacties te versterken. Hierdoor probeert men de versterkte fysiologische reacties bij de

relevante vraag verborgen te houden. Ook bij de GKT kunnen tegenmaatregelen worden gebruikt.138

De uitkomst van de GKT kan beïnvloed worden door een vergelijkbare strategie, nl. door de

fysiologische reacties op de controle-alternatieven te versterken.139

Opdat een verdachte tegenmaatregelen zou kunnen hanteren moet hij uiteraard op de hoogte zijn

van het bestaan ervan. Helaas volstaat een beetje opzoekwerk om zich hierover te informeren.

Informatie rond tegenmaatregelen is beschikbaar voor het grote publiek via gratis en commerciële

websites. Een bekend voorbeeld is ‘www.antipolygraph.org’, een website die is opgericht door een

Amerikaan wiens carrière bij de FBI geruïneerd werd door een polygraaftest.140 Bovendien kan men,

net als studenten, talrijke wetenschappelijke publicaties vinden over de polygraaf waarin de

problematiek van de tegenmaatregelen wordt beschreven. Maar heeft dergelijke informatie wel

degelijk een invloed op de accuraatheid van de polygraaf? In 1986 concludeerde Rover na onderzoek

dat het voorzien van de ondervraagde van informatie m.b.t. tegenmaatregelen geen effect heeft op

de accuraatheid van de CQT. Wat wel een negatieve invloed kan hebben is de cumulatie van

135

VRIJ, A., l.c., 11-32. 136

MATTE, J.A., o.c., 537-545. 137

VRIJ, A., l.c., 11-32. 138

BEN-SHAKHAR, G. en ELAAD, E., l.c., 94. 139

BEN-SHAKHAR, G., BAR-HILLEL, M. en KREMNITZER, M., l.c., 527-541. 140

MEIJER, E.H., MERCKELBACH, H. en VERSCHUERE, B., ‘De leugendetector van Jos Buschman’, Nederlands

Tijdschrift tegen de Kwakzalverij, 2009, afl. 3, 13-15.

Page 37: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

30

informatie over en oefeningen op het bedriegen van de polygraaf.141 Meer recent onderzoek door

Honts en Alloway (2007) bevestigt deze bevindingen. Enkel individuele training in het gebruik van

tegenmaatregelen kan de schuldige verdachte helpen een negatief testresultaat te bekomen.142 En

dan nog, fysieke tegenmaatregelen zullen eerder leiden tot een onbeslist resultaat dan tot een niet-

leugenachtig resultaat.143 Bovendien kan het gebruik van tegenmaatregelen zonder training een

averechts effect hebben doordat de kans om als leugenachtig te worden bevonden toeneemt.144

Toch is het aangewezen dat polygrafisten op hun hoede zijn voor het gebruik van tegenmaatregelen

en deze proberen te neutraliseren door ze te ontdekken of instrumenteel te registreren. Om

polygrafisten hierbij een handje te helpen is men tegenmaatregelen-detectoren gaan ontwikkelen.

Concreet gaat het om een toestel dat spieractiviteit registreert en zo tegenmaatregelen kan

detecteren.145 In België zijn bewegingssensoren geplaatst in de zitting en de armsteunen van de stoel

waarin de verdachte plaatsneemt om op die manier na te gaan of de verdachte zich waagt aan

tegenmaatregelen.146 Daarnaast kan men ook gebruik maken van andere zgn. tegen-

tegenmaatregelen. Zo kan men bijvoorbeeld verhinderen dat een ondervraagde met de tenen op de

grond drukt door een stoel te nemen waarbij hij niet met de voeten aan de grond kan.147

1.4: Afdeling polygrafie van de federale gerechtelijke politie

Het verhoor met behulp van de polygraaf wordt beschouwd als een gespecialiseerde opdracht van

gerechtelijke politie, behorend tot de bevoegdheid van de federale politie.148 De polygrafisten zijn

federale politieambtenaren die werkzaam zijn op de afdeling polygrafie van de Dienst

Gedragswetenschappen. De Dienst Gedragswetenschappen van de federale gerechtelijke politie is

opgestart in 2001. De dienst situeert zich onder de Directie van de technische en wetenschappelijke

politie. Deze directie staat in voor het beleid inzake forensische materies die de materiële

aanwijzingen in de onderzoeken die gevoerd worden door de recherchediensten (lokaal en federaal)

behandelen. Zij verleent eveneens steun aan de Laboratoria voor Technische en Wetenschappelijke

141

HONTS, C.R. en ALLOWAY, W.R., ‘Information does not affect the validity of a comparison question test’,

Legal and Criminological Psychology, 2007, vol. 12, 311-320. 142

Ibid. 143

MEULMAN, M. (07/07/2009) ‘Liegt de leugendetector?’ [WWW]. Studiekring voor Kritische Evaluatie van

Pseudowetenschap en het Paranormale: http://skepp.be/artikels/wetenschap/interdisciplinair/liegt-de-

leugendetector [06/03/2012] 144

HONTS, C.R. en ALLOWAY, W.R., l.c., 311-320. 145

VANNESTE, S., l.c., 74-78. 146

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 300. 147

VANNESTE, S., l.c., 74-78. 148

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 3.

Page 38: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

31

Politie, de magistraten en de politiediensten.149 De Dienst Gedragswetenschappen bestaat uit drie

afdelingen die in hun missie noties van psychologie en communicatie centraal stellen. Het gaat om de

afdelingen verhoor van minderjarigen, gedragsanalyse en polygrafie. Deze drie afdelingen dragen bij

tot de optimalisering van de inzameling en/of analyse van informatie over een misdrijf. De dienst

draagt ook bij tot de constante verbetering van de onderzoeksprocessen.150 Binnen de Dienst

Gedragswetenschappen werken vijf polygrafisten, allen opgeleid tot polygrafist op ‘The Royal

Canadian Mountain Police College’. De polygrafisten moeten geregeld op bijscholing in Canada en

geven daar feedback over zaken waarin zij een test hebben afgenomen. Om op de hoogte te blijven

van de recentste onderzoeken m.b.t. de polygraaf nemen de polygrafisten ook deel aan jaarlijkse

bijeenkomsten in de VS met polygrafisten uit de hele wereld.151

1.5: De regeling betreffende het gebruik van de polygraaf in strafzaken

Over het wettelijke kader rond de polygrafie kan men kort zijn: er is er geen. Tot op vandaag wordt

het gebruik van de polygraaf geregeld door de omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van

Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep ‘betreffende de Ministeriële omzendbrief betreffende

het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van artikel 112 ter van het Wetboek

van Strafvordering’. Het objectief is om uiteenlopende praktijken o.b.v. eigen regels en gewoonten

te vermijden.152 Het gebruik van de polygraaf omkaderen via een omzendbrief heeft als voordeel dat

de polygraaftest op een zo optimaal mogelijke, eenvormige en gecontroleerde wijze kan worden

uitgevoerd.153 Bovendien wordt zo een bepaalde zekerheid ingebouwd voor de verdachte.154

Ondanks het feit dat de regeling via omzendbrief in de praktijk zelden voor problemen zorgt zou het

volgens substituut-procureur B. Baeyens correcter en aangenamer werken zijn met een wettelijke

regeling aangezien een COL niet door iedereen gelezen wordt.155 Ook onderzoeksrechter D. Van den

Bossche vindt dat er werk moet gemaakt worden van een parlementair debat en een wettelijk kader,

o.a. omdat de COL niet helemaal Europa-bestendig is.156 Het verhoor met de polygraaf is voor een

149

FEDERALE POLITIE (2011) ‘directie van technische en wetenschappelijke politie’ [WWW]. Site van de

Belgische federale politie: http://www.polfed-fedpol.be/org/org_dgj_djt_nl.php [16/02/2011] 150

DGJ (2011) ‘DJT Gedragswetenschappen (GWSC)’ [INTRANET]. Portal:

http://10.5.5.53:8000/help/h5.php?DJT-SCCOM=&lxyz=N [16/02/2011] 151

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 296. 152

GOOSSENS, F., ‘L’audition de suspects par la police en Belgique et le recours à la narcoanalyse, à l’hypnose

et au polygraphe: un état de la question et quelques réflections inspirées par la Convention européenne de

sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales’, Revue international de criminologie et de

police technique et scientifique, 2007, nr. 4, 437-454. 153

REYNDERS, D. ‘Naar een gestructureerde aanwending van de polygraaf!’ in De Polygraaf, BOCKSTAELE, M.,

(ed.), Brussel, Politeia, 2000, 93-103. 154

VANNESTE, S., l.c., 425-437. 155

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 156

Interview met D. Van den Bossche, Onderzoeksrechter, Gent, 12/03/2012.

Page 39: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

32

deel wettelijk geregeld via artikel 112 ter Sv. maar de omzendbrief bevat hoofdzakelijk

aanbevelingen waaruit geen enkele juridische regel kan worden afgeleid.157

In de omzendbrief wordt het verhoor met behulp van de polygraaf beschreven als een bijzondere

methode van ondervraging.158 Het verhoor wordt afgenomen door een gespecialiseerd

politieambtenaar die wordt gevorderd door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. De

polygrafist die de ondervraging uitvoert wordt niet belast met het onderzoek, de leiding van het

onderzoek blijft bij de oorspronkelijk aangewezen politiedienst.159 De verschillende fasen van het

verhoor (infra) worden audiovisueel geregistreerd en maken het voorwerp uit van een proces-

verbaal dat, met dezelfde woorden als deze gebruikt bij de test, de vragen en antwoorden van de

eigenlijke test vermeldt.160 De audiovisuele registratie maakt een integraal bestanddeel uit van de

polygraaftest en wordt opgelegd met het oog op de bescherming van de rechten van verdediging en

om te voldoen aan de vereisten bepaald door artikel 47bis van het Wetboek van Strafvordering.161

Het verhoor met behulp van de polygraaf moet worden beschouwd als een hulpmiddel om de

waarheid te ontdekken en het onderzoek in een bepaalde richting te sturen. De resultaten van de

test zijn relevant met het oog op de uitwerking van hypotheses in het kader van het onderzoek.162

Men mag echter geen beroep doen op de polygraaf voor louter oriënterend onderzoek.163 De

resultaten zijn enkel een extra hulpmiddel bij het onderzoek en moeten worden gestaafd door

andere gegevens die het onderzoek heeft opgeleverd. Dit impliceert dat de politieambtenaren en de

magistraten nooit alleen de resultaten van een polygraaftest in rekening mogen nemen.164 In

overeenstemming met het advies van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid is het resultaat van

een polygraaftest dus onvoldoende als middel om schuld te bewijzen wanneer dit niet mogelijk zou

zijn zonder het resultaat van de polygraaftest.165 De bewijswaarde van de polygraaftest wordt meer

uitgebreid besproken in deel III.

157

Omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep, 6/05/2003,

2. 158

Omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep, 6/05/2003,

2. 159

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 3. 160

Omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep, 6/05/2003,

3. 161

Omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep, 6/05/2003,

4. 162

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 2. 163

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 5. 164

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 2. 165

REYNDERS, D. l.c., 93-103.

Page 40: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

33

Aan het gebruik van de polygraaf in strafzaken zijn een resem voorwaarden verbonden. Een eerste

belangrijke voorwaarde is dat de ondervraagde persoon vrij en met kennis van zaken toestemming

moet geven. Met ‘vrij’ bedoelt men dat er geen morele druk mag uitgeoefend worden op een

persoon om hem de polygraaftest te doen ondergaan. Opdat de ondervraagde met kennis van zaken

toestemming zou kunnen geven moet de ondervraagde nauwkeurig worden ingelicht over de

werking van de polygraaf en over de geschatte graad van wetenschappelijke betrouwbaarheid. Dit

impliceert dat het verboden is de ondervraagde te doen geloven dat de polygraaf onfeilbaar is.

Bovendien kan de ondervraagde zijn toestemming ten allen tijde intrekken, ook tijdens de test.166

Een weigering tot deelname mag noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks tegen hem worden

gebruikt.167 Het ten laste doen gelden van een weigering zou in strijd zijn met het recht van

verdediging en het vrij beslissingsrecht van de ondervraagde aantasten.168 Toch is de weigering terug

te vinden in het dossier, waardoor het niet helemaal uit te sluiten valt dat een rechter hierdoor

(onbewust) wordt beïnvloed.169

Ten tweede moet de te ondervragen persoon in goede lichamelijke en geestelijke conditie zijn. De

polygrafist moet zich hiervan vergewissen vóór de aanvang van het verhoor. Mocht de persoon

onder invloed van alcohol of drugs zijn wordt de test niet uitgevoerd. Op deze manier kunnen

farmaceutische tegenmaatregelen (gedeeltelijk) geneutraliseerd worden. Daarnaast is ook

fysiologische maturiteit vereist. Over het algemeen zijn de betrokkenen dus meerderjarig, m.u.v.

minderjarigen die ten minste 15 jaar oud zijn en waarbij de ouders of wettelijke vertegenwoordigers,

en de minderjarige zelf, daarmee instemmen.170

Los van de voorwaarden m.b.t. de te ondervragen persoon wordt ook het verhoor op zich aan

voorwaarden onderworpen. Het verhoor moet plaatsvinden in een aangepaste ruimte, geïsoleerd

tegen storend lawaai van buitenaf. Deze ruimte moet bovendien uitgerust zijn met een video-

opnamesysteem.171 Naast het verhoorlokaal is er ook nog een regielokaal en een aparte ruimte waar

de analyse van de resultaten gebeurt. Tijdens het verhoor mogen alleen vragen worden gesteld over

166

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 4. 167

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 5. 168

TRAEST, P., ‘De polygraaf en het bewijsrecht in strafzaken’ in De Polygraaf, BOCKSTAELE, M., (ed.), Brussel,

Politeia, 2000, 67-84. 169

HAEX, R. (16/04/2008) ‘Seksualiteit en strafrecht. Enkele knelpunten in de rechtspraktijk’ [PDF].

Advocatennet:

http://www.advocatennet.be/uploads/advocatennet/pdf/STRAFRECHT_SEKSUALITEIT_RIK%20HAEX.pdf

[14/10/2011] 170

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 7. 171

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 7.

Page 41: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

34

de precieze materiële feiten betreffende het onderzoek waarvoor de medewerking van de polygrafist

is gevraagd. Vragen die erop gericht zijn de persoonlijkheid van de ondervraagde op algemene wijze

te beoordelen worden uitgesloten.172

Verder zijn er nog enkele voorwaarden die betrekking hebben op de aanwending van een

polygraaftest. Een polygraaftest kan niet zomaar voor elke zaak aangevraagd worden en mag niet

gezien worden als een gemakkelijkheidsoplossing. Concreet gaat het om het gekende principe van

proportionaliteit: de polygraaf mag enkel worden aangewend voor de opheldering van misdaden of

ernstige wanbedrijven, waarbij de procureur des Konings en de onderzoekers ten minste moeten

beschikken over een aantal gegevens op grond waarvan zij redelijkerwijs een of meer personen ervan

kunnen verdenken op enigerlei wijze te hebben deelgenomen aan het plegen van de feiten waarop

het onderzoek betrekking heeft, ofwel kunnen veronderstellen dat een persoon over relevante

informatie beschikt in verband met bovengenoemde misdaden of wanbedrijven.173 Men heeft hierbij

niet geopteerd om een lijst met misdrijven op te stellen die voor de polygraaf in aanmerking komen.

Het voordeel van een dergelijke lijst is dat ze het gebruik van de polygraaf kan beperken. Anderzijds

wijst Traest op het risico dat de polygraaf in deze zaken systematisch zal worden toegepast en er een

overmatig belang aan zal gehecht worden.174 Naast proportionaliteit wordt het al even gekende

principe van subsidiariteit geplaatst: de polygraaf mag slechts worden gebruikt indien de redelijke en

adequate aanwending van andere onderzoeksmiddelen onvoldoende gegevens kan verschaffen om

een misdaad of wanbedrijf vast te stellen of om de dader(s) ervan te ontdekken.175 Daarbij

aansluitend moet voldaan zijn aan het ‘criterium van noodzaak’. Dit betekent dat de politiediensten

en magistraten niet louter ter bevestiging een beroep mogen doen op de polygraaf ingeval zij reeds

over voldoende gegevens beschikken om de schuld van de verdachte of de juistheid van zijn

beweringen aan te tonen.176

De voorwaarde dat de ondervraagde persoon vrij en met kennis van zaken zijn toestemming moet

geven brengt met zich mee dat het verhoor met behulp van de polygraaf nooit een dwangmaatregel

kan zijn. Vandaar dat een polygraaftest zowel kan gevorderd worden door de procureur des Konings

in een opsporingsonderzoek als door de onderzoeksrechter in een gerechtelijk onderzoek. Enerzijds

kan de procureur des Konings voorstellen aan een persoon om verhoord te worden aan de hand van

172

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 2. 173

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 5. 174

TRAEST, P., l.c., 67-84. 175

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 5. 176

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 2.

Page 42: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

35

de polygraaf, anderzijds kan hij ook een persoon die om een test verzoekt daartoe machtigen

(infra).177

1.6: Besluit

De interesse in psychofysiologische leugendetectie was in eerste instantie een Amerikaans

fenomeen. Inmiddels lijkt het gebruik van de polygraaf wereldwijd toe te nemen, met inbegrip van

België.178 Doorheen dit tweede deel werden tal van kritieken besproken, zowel op de uitgangspunten

van de polygraaf in het algemeen als op de redeneringen achter en de onderbouwing van de

specifieke interviewtechnieken. Het overzicht van de kritieken heeft als voornaamste doel aan te

tonen dat het gebruik van de polygraaf niet zonder controverse is en al heel wat inkt heeft doen

vloeien. Het is allerminst de bedoeling het gebruik van de polygraaf te veroordelen. Het mag dan nog

wel zo zijn dat het welslagen van een ondervraging met behulp van de polygraaf sterk afhankelijk is

van de polygrafist maar is dat niet bij de meerderheid aan politiële onderzoekstechnieken zo? Is dat

bovendien niet juist de reden waarom we vijf Belgische polygrafisten hebben laten opleiden in

Canada? Gewapend met tal van wetenschappelijke onderzoeken met de meest uiteenlopende

resultaten blijven nationale en internationale voor- en tegenstanders de discussie voeden, al dan niet

op zoek naar het grote gelijk. Ondertussen wordt de polygraaf in vele landen aanvaard als politioneel

hulpmiddel en wordt de techniek dagelijks toegepast in gerechtelijke dossiers.

177

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 6. 178

HONTS, C.R., ‘The psychophysiological detection of deception’ in The detection of deception in forensic

contexts, GRANHAG, P.A. en STRÖMWALL, L.A., (eds.), Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 103-126.

Page 43: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

36

Deel II: Het aanwenden van de polygraaf als onderzoeksinstrument

2.1: Inleiding

Na het in hoofdzaak theoretische eerste deel komen het tweede en derde deel, welke meer

praktijkgeïnspireerd zijn. Dit tweede deel situeert zich op het niveau van de opsporing en de

vervolging. In deel I werd reeds vermeld dat in België gebruik wordt gemaakt van de Controle Vraag

Techniek (CQT). Hoe vaak en in welke zaken wordt weergegeven a.d.h.v. enkele cijfers. Vervolgens

wordt het concrete verloop van een door de Belgische politie uitgevoerde polygraaftest uiteengezet.

Maar voor men aan het uitvoeren van een polygraaftest toekomt moet het initiatief genomen

worden om een polygraaftest aan te vragen en in te plannen. Er wordt uitgebreid ingegaan op de

verschillende mogelijkheden. Tot slot wordt aangegeven wat het resultaat van een polygraaftest kan

betekenen voor het verdere verloop van het onderzoek. Dit deel is grotendeels gebaseerd op

ervaringen van politionele onderzoekers inzake polygrafie.

2.2: Cijfers

In deze paragraaf wordt a.d.h.v. cijfermateriaal179 weergegeven hoeveel polygraaftests er in België

plaatsvinden en in welk soort zaken. Verhoor met de polygraaf is een bijzondere politietechniek die

niet zomaar kan aangewend worden om gelijk welke persoon die verdacht wordt van om het even

welke feiten te testen. Een limitatieve lijst met misdrijven waarvoor het verhoor met de polygraaf

wel in aanmerking komt bestaat evenwel niet. Wel moet voldaan zijn aan de principes van

proportionaliteit en subsidiariteit (supra).

Het aantal polygraaftests dat per jaar wordt uitgevoerd in België gaat sinds de oprichting van de

afdeling polygrafie van de Dienst Gedragswetenschappen in stijgende lijn. Waar er in 2001 ‘slechts’

60 polygraaftests werden aangevraagd oversteeg men vorig jaar de kaap van 500 tests (tabel 1). De

verdeling per gerechtelijk arrondissement, met Gent op kop, werd opgenomen in bijlage. In 98% van

de gevallen is de ondervraagde een verdachte. De overige 2% zijn getuigen (1%) en slachtoffers (1%).

55% van de ondervraagden zijn Nederlandstalig, 40% is Franstalig en de resterende 5% is anderstalig

(Engels, Spaans, etc.). In tabel 2 wordt het aantal tests weergegeven voor de vijf meest frequent

geteste misdrijftypes. Zoals ook aangegeven in de interviews steken de zedenzaken er met kop en

schouders bovenuit. Wat de resultaten betreft worden de meeste ondervraagden (43%) niet-

leugenachtig bevonden. 20% van de ondervraagden wordt leugenachtig bevonden en een even groot

percentage bekent tijdens of na de test (tabel 3). Opmerkelijk is het relatief hoge aantal onderbroken

tests. Dit hoge aantal is een indicatie voor de bezorgdheid van de polygrafisten om betrouwbare en

179

Opgesteld op 02/02/2012 door Dienst Gedragswetenschappen in antwoord op parlementaire vraag.

Page 44: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

37

valide testresultaten te bekomen. Bij de minste twijfel wordt de test onderbroken.180 De gezonde

terughoudendheid van de polygrafisten gaat nog verder in die zin dat ze überhaupt niet zullen

overgaan tot een polygraaftest als er onvoldoende garanties zijn en dat ze dus bij regelmaat

testaanvragen afwijzen. Die voorzichtigheid wordt sterk geapprecieerd in het werkveld.181

Tabel 1: Totaal aantal polygraaftests per jaar

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

0 60 192 251 277 318 331 356 385 366 446 508

Tabel 2: Aantal polygraaftests per jaar per misdrijf

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

Diefstal met

geweld

0 1 16 13 19 22 17 15 13 23 19 9

Moord 0 12 25 39 30 28 38 42 46 34 45 46

Zedenfeiten 0 7 31 61 94 119 126 183 190 170 213 262

Opzettelijke

slagen en

verwondingen

0 0 5 10 4 11 23 3 12 35 29 30

Opzettelijke

brandstichting

0 1 7 7 12 15 20 16 22 17 29 24

Tabel 3: Testresultaten

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

Niet-

leugenachtig

0 25 80 107 119 111 111 113 136 120 169 192

Leugenachtig 0 22 38 61 24 45 50 60 79 60 81 74

Onbeslist 0 4 25 19 53 51 37 49 33 28 24 31

Onderbroken182 0 9 42 64 74 102 103 80 65 62 59 100

180

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 348. 181

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 182

Op vraag van de ondervraagde of omwille van niet-vervulde basiscondities (bv. omdat de ondervraagde

onder invloed is).

Page 45: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

38

Totaal183 0 60 185 251 270 309 301 302 313 270 333 397

Bekentenis 0 8 18 29 4 7 3 6 10 2 20 14

2.3: De testaanvraag

In een opsporings- of gerechtelijk onderzoek zal het uiteindelijk altijd de procureur respectievelijk de

onderzoeksrechter zijn die de polygraaftest vordert. Maar van wie komt in eerste instantie het

initiatief en waarom?

2.3.1: De verdachte

Een eerste mogelijkheid is dat de verdachte zelf vraagt aan de onderzoekers om een polygraaftest te

mogen afleggen:

“ [...] Ik heb er al bij mij gehad, een van de eerste dingen die ze zeiden al, dat ze antwoordden, “ik heb het niet

gedaan meneer en ik wil direct naar de leugendetector gaan”.”184

“[...] het gebeurt dikwijls dat een verdachte zelf zegt: “ik wil mijn onschuld bewijzen, ik wil een

leugendetectortest”.”185

“[...] Wel ge hebt vaak mensen die zeggen van ja kijk ik heb er absoluut niets mee te maken en ge moogt mij

aan de polygraaf leggen en wat weet ik allemaal, maar of we daar dan echt op ingaan dat is weer een andere

zaak. Dat gebeurt maar vrij weinig. Dus dat het initiatief komt van personen die in verdenking gesteld zijn en

dat ze effectief dan ook aan de polygraaf gaan dat gebeurt niet zo vaak.”186

In dergelijke gevallen laat de verdachte uitschijnen dat hij stevig in zijn schoenen staat en overtuigd is

van zijn onschuld. Het verzoek van de verdachte kan zowel via de onderzoekers als via zijn of haar

advocaat bij de magistraat belanden. In principe kan ook de vonnisrechter kennis nemen van een

dergelijk verzoek. Het blijft weliswaar altijd een verzoek, de verdachte heeft geenszins recht op een

polygraaftest. Net als de procureur des Konings of de onderzoeksrechter is de vonnisrechter niet

verplicht dit verzoek in te willigen.187 Gregorio Cornelis, polygrafist bij de federale gerechtelijke

politie, merkt op dat de inwilliging van een dergelijk verzoek door een vonnisrechter of door de

Kamer van Inbeschuldigingstelling een bepaalde druk legt op de polygrafisten. Enerzijds omdat de

test “gisteren al moest gebeurd zijn” en de polygrafisten hun agenda moeten aanpassen maar

183

Afwijkend van tabel 1 omdat in tabel 3 geen rekening wordt gehouden met no-shows. 184

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012. 185

Interview met J.P. Raes, Commissaris lokale recherche Gent sectie zeden, Gent, 15/02/2012. 186

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 187

TRAEST, P., l.c., 67-84.

Page 46: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

39

anderzijds ook omwille van het gewicht dat aan het resultaat kan meegegeven worden indien de

ondervraagde niet-leugenachtig wordt bevonden.188

Soms is een polygraaftest voor de verdachte een soort van laatste redmiddel, zijn of haar enige en/of

laatste kans om zijn of haar onschuld te kunnen aantonen. Een terugkerend voorbeeld is dat van een

man die tijdens een (v)echtscheidingsprocedure door zijn (toekomstige) ex-vrouw beschuldigd wordt

van seksueel misbruik van hun kinderen. In veel gevallen is het kind te klein om zelf een

geloofwaardige verklaring af te leggen of is het kind sterk gemanipuleerd door de moeder.189

Bijgevolg ontstaat er een woord-tegen-woord-situatie tussen de moeder en de vader. De vader, die

soms al maanden zijn kinderen niet meer heeft mogen zien, ziet een polygraaftest als laatste kans

om zijn onschuld te bewijzen en vraagt zelf aan de onderzoekers om getest te worden. Indien zo

iemand, die in een dergelijk belabberde situatie zit, te horen krijgt dat hij of zij niet-leugenachtig

werd bevonden door de polygraaf is hij of zij opgelucht in een mate die moeilijk te beschrijven valt.

Die mensen zijn zo emotioneel, zo gelukkig dat er eindelijk iemand is die hen gelooft.190 Voor hen

maakt het wel of niet kunnen afleggen van een polygraaftest een wereld van verschil uit. Dit geeft

bovendien ook voldoening voor de polygrafisten. Kunnen aantonen dat iemand effectief onschuldig

is geeft een grotere voldoening dan kunnen aantonen dat iemand schuldig is. Dit wordt ook zo

meegegeven tijdens de opleiding in Canada: “You have to do it for the innocent”.191

Dit betekent niet dat elke verdachte die uit zichzelf aangeeft onderworpen te willen worden aan een

polygraaftest ook effectief onschuldig is en niet-leugenachtig uit de test komt. Soms gebruikt de

verdachte de verklaring bereid te zijn om ondervraagd te worden met de polygraaf als middel om de

onderzoekers te manipuleren, om ze op die manier te proberen overtuigen van zijn of haar

onschuld.192 De verdachte wil zijn standpunt kracht bijzetten zonder dat hij op dat moment effectief

de intentie heeft om aan een polygraaftest deel te nemen.193 Men merkt dan dat deze verdachten

terugkrabbelen op het moment dat het zo ver is en dat ze allerlei uitvluchten verzinnen om toch niet

aan de test deel te nemen. Anderen nemen wel deel aan de test maar dan vanuit de overtuiging dat

ze de test wel zullen verslaan.

188

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 14/11/2011. 189

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 190

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 191

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 192

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012. 193

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012.

Page 47: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

40

2.3.2: Actoren uit de strafrechtsbedeling

Een tweede en tevens meer courante mogelijkheid is dat de onderzoekers of de parketmagistraat of

onderzoeksrechter voorstellen aan de verdachte om een polygraaftest te laten plaatsvinden. Zoals

hierboven vermeld zijn een grote meerderheid van de zaken waarin een polygraaftest wordt

uitgevoerd zedenzaken. Dit is niet toevallig. De polygraaf wordt regelmatig ingeschakeld als het

dossier vast zit, als men strop zit en niet verder geraakt. De polygraaf fungeert dan als laatste

hulpmiddel om toch nog wat beweging in het dossier te krijgen.194 In zedenzaken is het vaak zo dat

materieel bewijs afwezig is en dat er een woord-tegen-woord-situatie ontstaat. Bovendien komt de

aangifte soms enige tijd na de feiten.195 Op basis van het resultaat van de polygraaftest kan men dan

extra kracht geven aan de verklaring van één van de partijen.196 Toch zijn zedenfeiten heel moeilijk te

bevragen met een polygraaftest. Vaak gaat het om een eigen indruk van de feiten, een eigen

interpretatie door de verdachte die kan verschillen van de interpretatie door het slachtoffer. Neem

het voorbeeld van een vrouw die klacht neerlegt wegens verkrachting. Vervolgens wordt de

verdachte ondervraagd en geeft hij toe seks te hebben gehad met het vermeende slachtoffer. Hij

geeft evenwel aan dat de seks met toestemming was en dat hij haar niet heeft verkracht. Het is niet

uitgesloten dat het slachtoffer van mening is dat ze door haar houding duidelijk heeft laten blijken

dat ze geen seks wilde maar dat de verdachte die signalen verkeerd heeft geïnterpreteerd (cf. de

zaak Morgan). Als in dergelijk geval tijdens een polygraaftest aan de verdachte de vraag gesteld

wordt of hij op een bepaald moment gemerkt heeft dat de vrouw eigenlijk geen seks wilde en hij

antwoord ‘nee’ dan liegt hij niet en zal hij ook als niet-leugenachtig uit de polygraaftest komen. Men

zal de vragen dan moeten toespitsen op andere aspecten en bijvoorbeeld vragen naar het geweld

dat al dan niet is gebruikt.197 Hieruit blijkt nogmaals het belang van goed opgestelde vragen.

Het feit dat men een beroep doet op de polygraaf in zaken waarin materieel bewijs onvoldoende

voorhanden is of relatief zwak is creëert de bezorgdheid dat het resultaat van de test te zwaar zal

doorwegen in de beslissing van de vonnisrechter.198 Die bezorgdheid is m.i. niet geheel onterecht.

Want hoe verenigt men de idee van polygraaf als laatste redmiddel indien ander bewijs afwezig is

met het feit dat een vonnisrechter met meer rekening moet houden dan met het resultaat van de

polygraaftest alleen? De polygraaftest kan een eigen leven gaan leiden en om die reden zal

onderzoeksrechter D. Van den Bossche nooit een polygraaftest vorderen als er geen andere

194

Interview met J.P. Raes, Commissaris lokale recherche Gent sectie zeden, Gent, 15/02/2012. 195

Interview met Y. De Rycke, Hoofdinspecteur PZ Hamme/Waasmunster Dienst Interventie, Hamme,

10/03/2012. 196

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 197

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 198

DECAIGNY, T. en DE HERT, P., ‘Leugendetector’, De Juristenkrant, 26/01/2011, 5.

Page 48: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

41

elementen reeds aanwezig zijn.199 Ook substituut-procureur F. Vroman zal eerder geneigd zijn te

seponeren zonder een polygraaftest te laten plaatsvinden indien andere elementen volkomen

afwezig zijn.200 Op die manier tracht men het risico dat te veel gewicht wordt gegeven aan een

polygraaftest te vermijden. Evenzeer kan het verhoor na afloop van de test hier een belangrijke rol in

spelen (infra). Bovendien wordt niet alleen in het geval van gebrek aan materieel bewijs geopteerd

voor een polygraaftest. Een ander mogelijk scenario waarin men een polygraaftest voorstelt is dat

waarin er reeds belastende elementen gevonden zijn maar waarbij de verdachte toch systematisch

blijft ontkennen. Een leugenachtig testresultaat vormt dan een bijkomend belastend element dat de

resterende twijfel kan wegnemen en de balans kan doen overhellen richting vervolging. Omgekeerd

kan een niet-leugenachtig testresultaat voldoende reden zijn om niet te vervolgen (infra).201 Maar

ook als de verdachte reeds heeft bekend trekt men soms richting de polygrafie. Verdachten leggen

bijwijlen bekentenissen af die niet geheel stroken met de werkelijkheid. Als een verdachte

bijvoorbeeld bekent één messteek te hebben toegebracht aan het slachtoffer terwijl uit de autopsie

blijkt dat er meerdere messteken werden toegebracht dan kan men op basis van een polygraaftest

uitmaken of die verdachte liegt dan wel of hij de andere messteken vergeten is.202 Een ander

voorbeeld is een verdachte die bekent een kind te hebben aangerand maar die verkrachting van het

kind ontkent. Tijdens een polygraaftest zal men dan expliciet vragen stellen die verwijzen naar enige

vorm van penetratie.

De verdachte is vrij om al dan niet in te gaan op het voorstel van de onderzoekers om een verhoor

met de polygraaf te ondergaan. Al gaat het naar mijn gevoel om vrijheid met een verraderlijk kantje

aan. Vrijheid betekent in het licht van de COL 3/2003 dat er geen morele druk mag uitgeoefend

worden op de verdachte om hem de polygraaftest te doen ondergaan (supra). Maar vanaf wanneer

is er sprake van morele druk? In een van de interviews werd een voorbeeld gegeven van de wijze

waarop men een voorstel tot polygraaftest deed aan een verdachte:

“[...] En dat we hem de mogelijkheid bieden van “kijk luistert, als gij toch zo overtuigd zijt van uw onschuld

dan zal jij daar geen probleem mee hebben van naar de polygraaf te gaan zeker?”.”203

Is er in dit voorbeeld sprake van morele druk? Ik denk dat iedereen aanvoelt dat de verdachte hier

niet zo snel zal durven te weigeren. En het feit dat het weigeren moet gedurfd worden vormt nu net

het probleem. Hiermee wil ik niet beweren dat politiemensen het voorstel niet op deze manier

zouden mogen formuleren want deze formulering lijkt mij volstrekt logisch in het kader van een

199

Interview met D. Van den Bossche, Onderzoeksrechter, Gent, 12/03/2012. 200

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 201

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 202

Interview met K. Vanhecke, Hoofdinspecteur FGP Brugge unit agressie, Brugge, 08/03/2012. 203

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012.

Page 49: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

42

verdachtenverhoor. Wel wil ik poneren dat de ‘vrije’ keuze om een polygraaftest te aanvaarden of te

weigeren misschien toch niet altijd zo vrij is. Zo lijkt het mij eveneens vanuit het standpunt van de

onderzoekers aannemelijk dat zij aan de verdachte vragen waarom hij de test weigert en daar verder

op ingaan tijdens het verhoor. Sommigen gaan daar nog verder in. Er was bijvoorbeeld een verdachte

die een paar dagen voordat de test zou plaatsvinden afhaakte, waarop de onderzoekers de man

opbelden en hem via de telefoon toch nog trachtten te overtuigen. Dit is echter allesbehalve de

bedoeling en zulke zaken kunnen in het licht van de COL niet door de beugel.204 Anders is het als de

verdachte instemt met de test maar tijdens de test tegenmaatregelen gebruikt om het resultaat te

beïnvloeden. In dergelijk geval kan men de verdachte hierover wel ondervragen:

“[...] Wat ik ook al eens gehad heb trouwens: mensen die er blijkbaar het internet op nageslagen hadden en

allerlei spieren samenkrampten en dergelijke meer ten einde dat te proberen omzeilen. Maar ja het voordeel

daarvan is natuurlijk ook dat dat allemaal onder gecontroleerde situatie gebeurt. En dan heb ik dat ook

allemaal voorgelegd aan een wetsgeneesheer om eens te kijken of het voorgewende, ik weet niet meer wat

het juist was, het voorgewend ademhalingsprobleem of zoiets of dat dat effectief wel reëel was. Maar dan

bleek heel duidelijk dat dat een zuivere sabotering was van de polygraaftest. Dat duidt wel op iets vind ik he

als ge naar de polygraaf gaat en ge wilt hem dan moedwillig saboteren. Ik vind dat dat een heel ander

gegeven is, voor mij persoonlijk dan, dan iemand die gewoon zegt dat hij er niet wil naartoe gaan.”205

Naast morele druk kan er bovendien sprake zijn van sociale druk.206 Hoe verklaart iemand aan zijn of

haar naasten dat hij of zij de kans om zijn of haar onschuld te bewijzen laat liggen zonder dat die

naasten aan zijn of haar onschuld beginnen te twijfelen? Ten slotte valt het ook niet uit te sluiten dat

de vonnisrechter wordt beïnvloed door de weigering die in het dossier wordt opgenomen.207

Op het moment dat de onderzoekers aan de verdachte vragen of hij of zij bereid is deel te nemen

aan een polygraaftest wordt uitleg gegeven over hoe het toestel werkt, wat er in de COL bepaald is

en hoe de dag waarop de test zal plaatsvinden er zal uitzien. Dat laatste is niet onbelangrijk. Een

polygraaftest kan al gauw een volledige dag in beslag nemen: de verplaatsing, de test zelf die

ongeveer drie uren duurt en eventueel nog een verhoor achteraf. Niet-aangehouden verdachten

zullen vaak een dag verlof moeten nemen of opvang moeten voorzien voor hun kinderen. Als

verdachten dit ervoor over hebben om hun onschuld te kunnen bewijzen kan dat al een goed teken

zijn.208 Al is het natuurlijk niet aan de verdachte om zijn onschuld te bewijzen maar aan de

204

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 205

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 206

MICHAUX, C., RAYNAL, J.P. en LACROIX, J.C., l.c., 1081-1091. 207

HAEX, R. (16/04/2008) ‘Seksualiteit en strafrecht. Enkele knelpunten in de rechtspraktijk’ [PDF].

Advocatennet:

http://www.advocatennet.be/uploads/advocatennet/pdf/STRAFRECHT_SEKSUALITEIT_RIK%20HAEX.pdf

[14/10/2011] 208

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012.

Page 50: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

43

onderzoekers en de vervolgende partij om de verdachte zijn schuld te bewijzen. Dit is ook een van de

kritieken op polygrafie die vanuit de advocatuur gegeven wordt.209 Advocaten raden hun cliënten

regelmatig af om op het verzoek van de onderzoekers in te gaan.210 Het valt bijgevolg voor dat een

verdachte in eerste instantie instemt met een polygraaftest maar na raadpleging van zijn advocaat

zijn of haar staart intrekt.211 Aangezien een polygraaftest vaak voorgesteld wordt in zaken waar

ander bewijsmateriaal schaars is lijkt het standpunt van die advocaten begrijpelijk. Maar sommigen

gaan hier wel erg ver in:

“[...] die wenste dan uiteindelijk graag met ons naar de polygraaf te gaan maar die heeft dat altijd een beetje

afgehouden op aanraden van zijn advocaat. Zijn advocaat ging daar zelfs zo ver in van “kijk, ik raad u af van

mee te gaan naar de polygraaf, als ik ooit te weten kom dat ge meegaat naar de polygraaf dan wil ik uw

advocaat niet meer zijn” [...] Dus ondanks dat heeft die mens beslist om dan mee te gaan, alé mee te werken

aan de polygraaf, en achteraf heeft hij wel aan zijn advocaat verteld van “kijk ondanks uw negatief advies heb

ik er wel aan meegewerkt” en die mens was dolgelukkig dat hij daar uiteindelijk aan meegewerkt heeft.”212

Het omgekeerde valt dus ook voor, nl. dat verdachten in eerste instantie de test halsstarrig weigeren

maar uiteindelijk toch toestemmen en vervolgens ook blij zijn dat ze dan toch hebben ingestemd met

de test. Zelfs in die mate dat eens een verdachte vroeg om voor eerdere zaken waarin hij naar eigen

zeggen onterecht was veroordeeld nog een polygraaftest te mogen afleggen.213 Aangezien de

gerechtelijke fase reeds is afgesloten worden dergelijke verzoeken geweigerd.214 Dat een onschuldige

verdachte niet instemt met een polygraaftest omdat hij of zij twijfelt aan de betrouwbaarheid of een

negatief advies heeft gekregen van zijn of haar raadsman valt te begrijpen. Maar waarom stemt een

schuldige verdachte, die weet dat hij liegt, in met een polygraaftest? De eventuele morele en/of

sociale druk buiten beschouwing gelaten zijn quasi alle respondenten het erover eens: omdat de

verdachten ervan overtuigd zijn dat ze het toestel kunnen verslaan.

“[...] er zijn ook schuldige verdachten die zeggen van “ahja ik kom daar met glans uit, ik kom daar met vlag en

wimpel door”. Die denken dat ze perfecte leugenaars zijn die een pokerface kunnen opzetten maar dan toch

door de mand vallen door het toestel.”215

“Gelukkig hebben we veel arrogante daders die toch denken van “ik ga dat kunnen”.”216

209

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 210

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 211

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012. 212

Eigen onderlijning; Interview met E. Leys, Commissaris FGP Gent unit agressie, Gent, 29/02/2012. 213

Interview met L. Schoonbaert, Commissaris FGP Gent unit agressie, Gent, 29/02/2012. 214

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 2. 215

Interview met L. Schoonbaert, Commissaris FGP Gent unit agressie, Gent, 29/02/2012. 216

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012.

Page 51: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

44

“Er zijn er veel die denken dat ze nog altijd slimmer zijn dan die test.”217

2.3.3: Het slachtoffer

De laatste mogelijkheid is dat het slachtoffer een polygraaftest aanvraagt. Het gaat hier niet om

slachtoffers die aan de onderzoekers voorstellen om de verdachte aan een test te onderwerpen

maar wel om slachtoffers die voorstellen om zelf een polygraaftest te mogen ondergaan. Stel dat er

een woord-tegen-woord-situatie is ontstaan en dat de verdachte weigert om aan een polygraaftest

mee te werken, bv. omdat zijn advocaat hem dat heeft afgeraden of omdat hij een en ander heeft

gelezen op internet waardoor dat hij het niet ziet zitten. Het is reeds voorgevallen dat het slachtoffer

daarop voorstelt aan de onderzoekers om zelf een test te mogen ondergaan om zo te kunnen

aantonen dat hij of zij wel degelijk slachtoffer is geworden. De polygrafisten gaan hier echter zelden

op in. Zoals gezegd is bij slechts 1% van alle uitgevoerde tests de ondervraagde een slachtoffer. Daar

zijn twee redenen toe. Ten eerste wil men dubbele victimisatie vermijden. Ten tweede houdt men

dergelijke testen een beetje af omdat er ingeval het slachtoffer getest wordt er een de facto

omkering van bewijslast plaatsgrijpt.218 Ook in de regels van de COL 3/2003 komt naar voor dat het

aangeraden is om slachtoffers zo weinig mogelijk aan een polygraaftest te onderwerpen.219 Die 1%

waarin het wel gebeurt zijn meestal polygraaftests die gevraagd worden door de onderzoekers die

via een ondervraging met de polygraaf willen nagaan in welke mate de door het slachtoffer

afgelegde verklaring waarachtig is.220

Als alternatief voor het testen van de geloofwaardigheid van verklaringen van slachtoffers met de

polygraaf stelt substituut-procureur F. Vroman ‘Criteria Based Content Analysis’ (CBCA) voor.221 CBCA

is het belangrijkste onderdeel van het meer omvattende ‘Statement Validity Assessment’ (SVA). SVA

is een schriftelijke analysetechniek die oorspronkelijk ontwikkeld werd om te bepalen of verklaringen

van kinderen m.b.t. seksueel misbruik waarachtig zijn.222 Met deze analysetechniek zou men in staat

zijn om een onderscheid te maken tussen waarachtige en verzonnen verklaringen, ook bij volwassen

getuigen en slachtoffers en niet alleen in zedenzaken.223 Al zijn de meningen daarrond verdeeld.224

SVA bestaat uit drie onderdelen: het gestructureerd interview, CBCA en de Validity Checklist (VC).

Deze drie onderdelen worden voorafgegaan en gevolgd door een zorgvuldige analyse van de

217

Interview met K. Vanhecke, Hoofdinspecteur FGP Brugge unit agressie, Brugge, 08/03/2012. 218

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 14/03/2012. 219

GOOSSENS, F. en TRAEST, P., ‘Het gebruik van de polygraaf : aanvaard door het Hof van Cassatie, maar

onder voorwaarden’, Vigiles, 2006, nr. 4, 145-150. 220

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 14/03/2012. 221

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 222

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 209. 223

VRIJ, A., ‘Criteria-Based Content Analysis. A Qualitative Review of the First 37 Studies’, Psychology, Public

Policy and Law, 2005, vol. 11, nr. 1, 3-41. 224

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 230.

Page 52: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

45

relevante informatie uit het dossier.225 CBCA verwijst naar de inhoudelijke analyse van de letterlijk

uitgeschreven verklaring. CBCA is gebaseerd op de veronderstelling dat een verklaring over

gebeurtenissen die iemand werkelijk heeft meegemaakt qua kwaliteit en inhoud verschilt van een

verklaring die gebaseerd is op fantasie, fictie of die onder dwang tot stand is gekomen.226 Dit noemt

men de Undeutsch hypothese, genaamd naar de rechtspsycholoog Udo Undeutsch die als eerste een

lijst opstelde met een aantal criteria voor het beoordelen van de geloofwaardigheid van

verklaringen.227 In CBCA worden negentien criteria afzonderlijk gescoord (in bijlage). Hoe meer

criteria er in het verhaal voorkomen, hoe groter de kans dat het verhaal waar is.228 Daarnaast brengt

de VC een aantal andere relevante factoren in kaart, waaronder psychologische en biografische

kenmerken van het slachtoffer, het gedrag van het slachtoffer tijdens het verhoor, de kwaliteit van

de verhoorafname, mogelijke motieven voor het afleggen van een verklaring en de relatie tussen het

slachtoffer en de dader.229 In totaal zijn er elf aandachtspunten. Indien deze punten niet van

toepassing zijn op de verklaring dan kan men aannemen dat de verklaring redelijk betrouwbaar is.230

Uiteindelijk zal de deskundige niet het resultaat van de CBCA alléén maar wel van de meer

uitgebreide SVA aanbieden aan de rechtbank. De deskundige mag evenwel geen conclusies trekken

over de geloofwaardigheid van de door hem geanalyseerde verklaring. Dat oordeel is aan de

rechtbank.231

2.4: Structuur van een Belgische polygraaftest

Onder deze subtitel wordt beschreven hoe een aangevraagde en ingeplande test concreet verloopt.

Zoals gezegd maakt de afdeling polygrafie van de Belgische federale gerechtelijke politie gebruik van

de CQT. De polygraaftest vindt plaats in een afzonderlijk, geïsoleerd verhoorlokaal waarin m.u.v. de

ondervraagde en de polygrafist, eventueel bijgestaan door een tolk, niemand aanwezig is. Inmenging

van buitenaf, zelfs tijdens eventuele onderbrekingen, dient ten stelligste vermeden te worden.232 De

magistraten en onderzoekers kunnen de test meevolgen vanuit het regielokaal, d.i. het lokaal waar

de polygraaftest wordt opgenomen op dvd.233

Tot 1981 was de CQT niet opgedeeld in fasen en werd de verdachte meteen verbonden aan het

apparaat.234 Vandaag bestaat de CQT uit drie fasen, waarbinnen in totaal vijf onderdelen kunnen

225

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 212. 226

Ibid., 215. 227

Ibid., 209. 228

Ibid., 215. 229

Ibid., 210. 230

Ibid., 225. 231

Ibid., 210. 232

Ibid., 302. 233

MICHAUX, C., RAYNAL, J.P. en LACROIX, J.C., l.c., 1081-1091. 234

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 304.

Page 53: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

46

onderscheiden worden. De eerste fase wordt ‘de pre-test’ genoemd en duurt ongeveer 2 à 2,5 uur.235

Om te beginnen stelt de polygrafist zich voor en vraagt hij aan de verdachte om aan te geven

waarom hij daar aanwezig is. Vervolgens deelt de polygrafist aan de verdachte diens rechten mee.

Opmerkelijk is dat de verdachten op het moment van de polygraaftest, die nooit in het begin van het

onderzoek plaatsvindt, zelden op de hoogte zijn van hun rechten. De onderzoekers blijven daar bij

het standaard verhoor eerder vaag over.236 Mogelijk zal hier verandering in komen ingevolge Salduz.

Verder gaat de polygrafist na of de verdachte vrij met de test heeft ingestemd. Dienaangaande wordt

aan de verdachte gevraagd een formulier te ondertekenen. Vervolgens maakt de polygrafist aan de

hand van een vragenlijst een inschatting van zowel de fysieke als psychische conditie van de

verdachte.237 Daaromtrent hebben de American Polygraph Association, de Canadian Association of

Police Polygraphist en de onderrichtingen van de Canadian Police College regels opgesteld m.b.t.

omstandigheden waarin een polygraaftest niet mogelijk is. Dit is het geval bij:

� Zwangere vrouwen.

� Personen die pas gearresteerd zijn. Er is een wachttijd gewenst van 24 tot 48 uur na de

arrestatie.

� Personen die recentelijk werden verhoord. Hier is dezelfde wachttijd gewenst.

� Personen met een duidelijk klinische stoornis: depressie, schizofrenie en andere psychotische

stoornissen; dementie en andere cognitieve stoornissen; dissociatieve stoornissen, ...

� Personen onder invloed van drugs en/of alcoholische dranken.

� Personen met onvoldoende begrip voor de hen gegeven informatie en instructies tijdens de

testafname.

� Personen lijdend aan een hartziekte.

� Personen met verlammingsverschijnselen.

� Personen met een aandoening aan de ademhaling.

� Personen die recentelijk een heelkundige ingreep hebben ondergaan.

� Personen met rugpijn.

� Minderjarigen die jonger zijn dan 15 jaar of ouder zijn dan 15 jaar maar waarbij de

minderjarige zelf, de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers niet met de test

instemmen.238

Daarna wordt aan de verdachte uitgelegd hoe het toestel werkt en worden de relevante vragen die

in een volgende fase zullen gesteld worden besproken met de ondervraagde. Dit is belangrijk omdat

de polygrafist zeker moet zijn dat de ondervraagde de vragen goed begrijpt en dat er geen

235

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 302. 236

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 05/04/2012. 237

Observatie polygraaftest, Etterbeek, 05/04/2012. 238

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 302-303.

Page 54: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

47

verrassingseffect zal optreden bij het horen van de vragen. Bovendien moet de polygrafist zeker

weten dat de verdachte bereid is om de vragen enkel met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden.239 In de

opbouw naar de eigenlijke test wordt aan de verdachte een verhaaltje verteld. Bijvoorbeeld: Een

vader heeft omwille van zijn job weinig tijd maar neemt op een bepaalde dag vrijaf om wat ‘quality

time’ te hebben met zijn zoon. Vader en zoon gaan vissen. Het is een mooie dag en de vangst kan een

succes genoemd worden. Wanneer de avond valt trekken ze huiswaarts, tegen de zin van de zoon.

Plots realiseert de zoon zich dat hij zijn vissen bij het meer is vergeten en hij loopt terug. Onderweg

struikelt hij, stoot zijn hoofd en valt bewusteloos. De vader draagt hem naar de auto en vertrekt

richting ziekenhuis. Plots valt de auto stil, de benzinetank is leeg. De vader loopt naar het

dichtstbijzijnde huis en roept om hulp. Er komt geen reactie, er is niemand thuis. Door het venster ziet

de vader een jerrycan met vijf liter benzine. De vader breekt in en neemt de benzine mee. Later wordt

de vader aangesproken door een politieagent die aan de vader vraagt of hij heeft ingebroken in dat

huis, er zouden nl. geld en juwelen gestolen zijn. De vader besluit te ontkennen omdat hij ervan

uitgaat dat de politieambtenaar zal denken dat hij naast de benzine ook het geld en de juwelen heeft

gestolen. Daarop stelt de politieagent een polygraaftest voor. De vader stemt toe, opnieuw omdat hij

ervan uitgaat dat de politieambtenaar zal denken dat hij de dief is. Vervolgens vraagt de polygrafist

aan de verdachte wat hij denkt dat de uitkomst van de test zal zijn. Inderdaad, leugenachtig. Op deze

manier wordt aan de verdachte duidelijk gemaakt dat de polygraaf een wetenschappelijk instrument

is, een instrument dat louter registreert en niet in staat is om dingen te begrijpen. Zo wordt op basis

van de polygraaftest op zich niet duidelijk dat de vader enkel de benzine heeft gestolen en niet de

juwelen of het geld. Evenmin vertelt de polygraaf waarom die vader de benzine heeft gestolen.240

Het is belangrijk dat de verdachte dit beseft. Ingevolge dit besef gaan sommigen op dat moment over

tot bekentenissen (infra).241 Onderzoeksrechter D. Van den Bossche wijst uitdrukkelijk op het belang

van dergelijke verhaaltjes als middel om de test op te bouwen. Hij geeft daarbij het voorbeeld van

een partner die op een gegeven moment zijn vrouw vermoordt omdat ze hem al jaren het bloed van

onder de nagels pest. De verdachte blijft echter ontkennen. Enkele maanden en enkele verhoren

later bekent de verdachte toch. De kans dat de jury nog gelooft dat de verdachte de controle over

zichzelf is verloren omdat het de zoveelste pesterij betrof is inmiddels sterk afgenomen.242 Hetzelfde

geldt voor de vader die inbrak en de benzine stal: als de vader een hele tijd de inbraak blijft

ontkennen, wie zal dan later nog geloven dat hij enkel de benzine heeft gestolen? De pre-test wordt

afgesloten met het overlopen van de op voorhand opgestelde controlevragen, die eventueel worden

239

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 303. 240

Observatie polygraaftest, Etterbeek, 05/04/2012. 241

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 14/03/2012. 242

Interview met D. Van den Bossche, Onderzoeksrechter, Gent, 12/03/2012.

Page 55: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

48

aangepast zoals uiteengezet in deel I.243 De controlevragen die het vaakst worden gebruikt peilen

naar het vertellen van leugens, het doen van iets illegaal en het hebben van schuld- of

schaamtegevoel over een daad uit het verleden.244

De tweede fase is ‘de in-test’. Deze fase duurt 20 tot 40 minuten en is onderverdeeld in twee

delen.245 Het eerste deel van de in-test omvat een demonstratie- en ijkingstest en wordt ook wel ‘de

stimulation procedure’ genoemd.246 Om het toestel op de verdachte af te stemmen en om de

ondervraagde vertrouwd te maken met de werking van de polygraaf en de vraagstelling wordt

gebruik gemaakt van een kaarttest.247 Hierbij wordt de ondervraagde verzocht een kaart te trekken

uit een stapel kaarten. Op elke kaart staat een nummer. Tot vorig jaar moest de verdachte de kaart

bekijken zonder dat de polygrafist het nummer kon zien en vervolgens de kaart onder zijn of haar

rechterhand verbergen. Daarna achterhaalde de polygrafist m.b.v. de polygraaf welke kaart de

verdachte getrokken had. Deze werkwijze zorgde in de praktijk echter voor problemen. Sommige

verdachten deden de moeite niet om effectief naar de kaart te kijken en vertoonden dus geen

reactie. Daarnaast werd op het Hof van Assisen soms gesuggereerd dat het een truc zou zijn van de

polygrafisten waarbij ze gebruik zouden maken van valse of gemerkte kaarten. Daarom pasten de

polygrafisten de kaarttest aan en deze aangepaste versie wordt binnenkort op hun advies gedoceerd

aan de Canadian Police College. In de vernieuwde versie toont de verdachte wél het nummer, zowel

aan de polygrafist als aan de camera. Vervolgens overloopt de polygrafist de verschillende mogelijke

nummers, bv. “was het nummer 16?”. Hierbij wordt de ondervraagde gevraagd om bij elk nummer

“nee” te antwoorden. Omdat de verdachte de andere nummers niet kent zal zijn reactie het hoogst

zijn op het nummer dat hij heeft getrokken. Deze reactie wordt duidelijk weergegeven op de

grafieken en kan nadien geverifieerd worden.248 Critici opperen dat tijdens deze stimulation

procedure aan de verdachte het idee gegeven wordt dat een polygraaftest voor de volle honderd

procent accuraat is en dus dat de verdachte misleid wordt. Maar het is niet enkel deze

veronderstelde misleiding die een punt van kritiek uitmaakt. De kaarttest is gebaseerd op andere

principes dan de CQT, nl. op die van de GKT (supra). Daarom stelt Vrij dat de accuraatheid van de

kaarttest niets zegt over de accuraatheid van de CQT aangezien een vergelijking tussen de GKT en de

CQT hetzelfde is als een vergelijking tussen appels en peren.249 De Belgische polygrafisten erkennen

deze kritiek maar halen drie redenen aan waarom het toch aangewezen is om de kaarttest toe te

passen. Ten eerste omdat de verdachte vertrouwd geraakt met de wijze waarop de test zal verlopen.

243

Observatie polygraaftest, Etterbeek, 05/04/2012. 244

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 05/04/2012. 245

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 304. 246

VRIJ, A., o.c., 116. 247

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 305. 248

Informeel gesprek met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 14/03/2012. 249

VRIJ, A., l.c., 11-32.

Page 56: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

49

Ten tweede omdat via de kaarttest de norm kan worden bepaald. Mensen met een hartkwaal of

zwakke psychofysiologische reacties kunnen op die manier worden geïdentificeerd. De derde reden

heeft betrekking op de psychologische stimulatie. De kaarttest genereert bij de verdachte het besef

dat de polygraaf effectief werkt. Dit besef zal een schuldige verdachte extra zenuwachtig maken bij

het beantwoorden van de relevante vragen. Omgekeerd zullen onschuldige verdachten juist extra

gerustgesteld zijn.250 M.i. wordt dit derde argument afgezwakt door het gebruik van de nieuwe

kaarttest. Bij de oude kaarttest ontstaat het besef dat de polygraaf effectief werkt op het moment

dat de polygrafist erin slaagt om de kaart die onder de rechterhand van de verdachte ligt correct te

benoemen. Aangezien bij de nieuwe kaarttest zowel de verdachte als de polygrafist weten welke

kaart de verdachte heeft getrokken én de verdachte de grafieken op het moment dat naar het

getrokken nummer gevraagd wordt niet te zien krijgt zal het gewenste effect, naar mijn gevoel,

uitblijven. Anderzijds wordt hiermee de kritiek gecounterd dat men via de kaarttest aan de verdachte

het idee zou geven dat de polygraaftest volledig accuraat is.

Het tweede deel van de in-test is de eigenlijke test zelf, het moment waarop de verschillende vragen

aan de ondervraagde gesteld worden. Om toevallige verschillen in fysiologische reacties tussen de

controlevragen en de relevante vragen uit te sluiten wordt de lijst met vragen minstens drie keer

afgenomen.251 Tussen de vragen wordt ongeveer 20 seconden ruimte gelaten waarin de verdachte

terug op zijn emotionele baseline komt.252

De derde fase is ‘de post-test’ fase. Het eerste deel betreft de interpretatie van de

polygraafgegevens. Hierbij wordt gebruik gemaakt van scoringsmethodes zoals de globale methode

en de numerieke methode. Bij de globale methode vormt de polygrafist zich een globale indruk van

de fysiologische reacties van de ondervraagde en combineert hij deze met andere gegevens zoals het

criminele verleden en het non-verbale gedrag van de ondervraagde. Op grond van deze combinatie

van bronnen oordeelt de polygrafist over de leugenachtigheid van de ondervraagde.253 In België

wordt niet de globale methode maar wel de numerieke methode toegepast, oorspronkelijk

ontwikkeld door Cleve Backster.254 Bij de numerieke methode worden telkens de fysiologische

reacties van opeenvolgende relevante- en controlevragen met elkaar vergeleken. Indien er geen

verschil is kent men de score 0 toe. Indien de reactie op de relevante vraag groter is wordt een

negatieve score toegekend. Indien de reactie op de controlevraag sterker is wordt daarentegen een

positieve score toegekend. Hoe groter het verschil, hoe zwaarder de score (-3 tot +3).255 Als de totale

250

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 314. 251

VRIJ, A., o.c., 117. 252

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 305. 253

VRIJ, A., o.c., 117. 254

GRUBIN, D. en MADSEN, L., l.c., 357-369. 255

VERSCHUERE, B., l.c., 47-68.

Page 57: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

50

score duidelijk negatief is (≤ -6) wordt de ondervraagde als leugenachtig beschouwd. Omgekeerd, als

de score duidelijke positief is (≥ 6), wordt de ondervraagde als niet-leugenachtig beschouwd. In het

geval dat de polygrafist niet kan uitmaken of de ondervraagde liegt of niet (score van -5 tot 5) is de

test onbeslist.256 De analyse van de testresultaten moet plaatsvinden in een aparte ruimte waar de

polygrafist zich, eventueel samen met een collega-polygrafist, kan terugtrekken.257 In het tweede

deel ten slotte wordt het resultaat van de polygraaftest medegedeeld aan de aanwezigen in de

regiekamer en vervolgens aan de verdachte zelf. Eventueel volgt dan een aanvullend verhoor (infra).

2.5: De waarde van het resultaat voor het vooronderzoek in strafzaken

Het resultaat van een polygraaftest kan “leugenachtig”, “niet-leugenachtig” of “onbeslist” zijn

(supra). Maar wat betekent dit resultaat nu voor het verdere verloop van het onderzoek?

2.5.1: Leugenachtig resultaat

Een verdachte wordt leugenachtig bevonden als zijn fysiologische respons groter is op de relevante

vragen dan op de controlevragen (supra). Het gaat om 20% van alle personen die getest worden met

de polygraaf (tabel 3). Indien de verdachte leugenachtig uit de test komt wordt overgegaan tot een

aanvullend verhoor waarin de verdachte geconfronteerd wordt met het leugenachtig testresultaat.

Zoals in de COL 3/2003 is bepaald gebeurt de confrontatie altijd door de polygrafist, waarna het

verhoor meestal wordt overgenomen door de onderzoekers. De vertrouwensband die de

onderzoekers in de loop van het onderzoek hebben opgebouwd met de verdachte kan bijdragen tot

succes.258 Toch gebeurt het dat de polygrafisten, in samenspraak met de onderzoekers, het verdere

verhoor doen.259 Ook gemixte verhoren, waarbij de polygrafist samen met een van de onderzoekers

het verhoor afneemt, vallen voor.260 Eerder werd aangegeven dat een polygraaftest voornamelijk

wordt uitgevoerd in zaken die vastzitten en waarbij de verdachte blijft ontkennen. De onderzoekers

hopen dan via de polygrafie een doorbraak te forceren. Het voordeel van het verhoor na de

polygraaftest t.o.v. de eerder uitgevoerde verhoren is dat men het leugenachtig resultaat als

vertrekbasis kan gebruiken. Men zal vragen aan de verdachte om uit te leggen hoe het komt dat hij

of zij op bepaalde vragen als leugenachtig uit de bus komt, zonder dat de verdachte eerst uitgebreid

de tijd krijgt om daarover na te denken.

Substituut-procureur B. Baeyens vindt het echter niet kunnen dat in het aanvullend verhoor de

leugenachtige test als drukkingsmiddel wordt gebruikt. Het recht van de verdachte om te ontkennen

256

VRIJ, A., o.c., 117. 257

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van

artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 7. 258

Interview met J.P. Raes, Commissaris lokale recherche Gent sectie zeden, Gent, 15/02/2012. 259

Interview met L. Schoonbaert, Commissaris FGP Gent unit agressie, Gent, 29/02/2012. 260

Interview met B. Orbie, Commissaris lokale recherche Leuven, Leuven, 01/03/2012.

Page 58: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

51

moet ten allen tijde gerespecteerd blijven.261 Nochtans is het meestal niet de test op zich die de

doorbraak in het dossier uitmaakt maar wel de verklaring die wordt afgelegd tijdens het aanvullend

verhoor. Voor substituut-procureur F. Vroman heeft een leugenachtig testresultaat an sich, zonder

dat er een bekentenis volgt, zelfs geen echte meerwaarde. Bovendien kan een waarheidsgetrouwe

verklaring na de test voorkomen dat teveel gewicht wordt verleend aan het testresultaat, zowel op

niveau van de vervolging als op straftoemetingsniveau. Anderzijds is substituut-procureur F. Vroman

zich wel bewust van het risico op ongeoorloofde druk. Hij wijst evenwel op een praktisch probleem:

het parket heeft niet de tijd om al de op dvd opgenomen verhoren te gaan bekijken.262 Verder is het

aanvullend verhoor ook van belang omdat de relevante vragen die tijdens de test gesteld worden vrij

specifiek zijn en meestal gericht zijn op de feiten met de zwaarste strafbepaling.263 In zedenzaken

bijvoorbeeld zal men zich vaak richten op het verkrijgen van een antwoord op de vraag of de

verdachte het slachtoffer al dan niet gepenetreerd heeft, omdat er pas dan sprake is van

verkrachting. De test op zich geeft weinig andere relevante informatie. De test leert ons bijvoorbeeld

niet hoe de verdachte het slachtoffer heeft benaderd, waarom dat hij juist die persoon als slachtoffer

heeft uitgekozen of waarom hij het slachtoffer precies verkrachtte.

Nadat de verdachten geconfronteerd worden met het leugenachtig testresultaat gaat een deel over

tot bekentenissen. Ook al hebben ze tot dan toe altijd ontkend, voor sommigen is een leugenachtig

testresultaat als een last die van hun schouders valt.264 Een mogelijke verklaring is dat deze

verdachten ontkennen na een leugenachtig testresultaat niet meer als een optie beschouwen en dat

ze eindelijk het gevoel hebben dat ze niet meer hoeven te liegen. Het aanvullend verhoor kan een

kantelmoment zijn waarbij de verdachte de gelegenheid ziet om zijn verhaal naar voren te brengen

daar waar hij tot dan toe altijd hetzelfde verhaal heeft ‘moeten’ doen.265 Voor de onderzoekers is het

altijd aangenaam als de verdachte uiteindelijk tot bekentenissen overgaat.266 Anderzijds zal uiteraard

niet elke leugenachtige verdachte in het aanvullend verhoor een waarheidsgetrouwe verklaring

afleggen. Sommigen blijven halsstarrig ontkennen. Het gaat dan niet enkel om psychopaten maar

ook onder meer om personen die om morele redenen niet kunnen bekennen. Voorbeelden zijn

verdachten die eerder in het onderzoek aan hun kinderen hebben verzekerd dat ze het niet gedaan

hebben of verdachten die zelf nog niet hebben kunnen aanvaarden dat zij tot dergelijke gruweldaden

in staat zijn.267 Anderen geven een draai aan het testresultaat:

261

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 262

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 263

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012. 264

Interview met B. Orbie, Commissaris lokale recherche Leuven, Leuven, 01/03/2012. 265

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 266

Interview met E. Leys, Commissaris FGP Gent unit agressie, Gent, 29/02/2012. 267

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012.

Page 59: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

52

“[...] in sommige gevallen beseffen ze dan van ja ik ga hier maar best stoppen met liegen want ik ben door de

mand gevallen, maar in veel gevallen is het van “die test is niet juist”.”268

“[...] “de vragen zijn verkeerd gesteld door de polygrafist”. Zulke antwoorden krijg je. “de vragen zijn

verkeerd...”, ik zeg “hoe bedoel je?”, “die vraag heb ik verkeerd geïnterpreteerd” [...] Hij was al aan het

draaien, aan het zwemmen gelijk dat wij zeggen.”269

Het verkrijgen van een bekentenis tijdens het aanvullend verhoor kan een delicate aangelegenheid

zijn. Elk politieverhoor draait om waarheidsvinding, ook de ondervraging met behulp van de

polygraaf en het verhoor dat daarop volgt. Op de rechercheschool wordt aan politiemensen geleerd

dat het doel van een verhoor niet is om een bekentenis te verkrijgen.270 Maar in de praktijk streven

veel politiemensen wel naar het loskrijgen van een bekentenis. Dit is enerzijds het gevolg van het feit

dat politiemensen veel bewijswaarde hechten aan een bekentenis en anderzijds van de perceptie van

een bekentenis als de kroon op hun werk.271 Over het algemeen bekennen de meeste verdachten het

misdrijf dat zij hebben gepleegd vrij snel. Zij doen dit omdat het belastend bewijs sterk is.272 Maar

zoals gezegd is overweldigend bewijs doorgaans afwezig in zaken waarin geopteerd wordt voor een

polygraaftest.

Aangaande polygraaftests kunnen er eigenlijk drie momenten onderscheiden worden waarop de

verdachte kan overgaan tot het afleggen van een bekentenis. Twee van deze momenten vinden

reeds plaats voordat de eigenlijke test van start gaat, nl. het moment waarop de polygraaftest

gepland wordt en gedurende de pre-test fase (supra).273 Het komt dus meer dan eens voor dat de

verdachte al overgaat tot bekentenissen voordat de eigenlijke test van start gaat:

“[...] Ik heb daarnet ook al eens een zaak aangehaald van een typ die hier bij ons totaal ontkende en die bij de

dienst polygrafie, bij de introductie, al onmiddellijk overging tot bekentenis. Dus ja, het moet toch zijn dat er

daar een zekere druk bestaat door het feit van naar ginder gaan en dat meemaken hé.”274

Het is ook al gebeurd dat een verdachte in een zaak een andere verdachte in dezelfde zaak onbewust

richting bekentenissen duwt door te vertellen over hoe de test bij hem of haar verlopen is:

“[...] “Daar moet ge niet naartoe gaan om te gaan liegen he, die mannen! En een kaart en dit en dat, ge gaat

door de mand vallen, iemand die daar gaat liegen die vallen door de mand ze.” [...] Die vrouw was gewoon in

268

Interview met K. Vanhecke, Hoofdinspecteur FGP Brugge unit agressie, Brugge, 08/03/2012. 269

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012. 270

VAN KOPPEN, P., o.c., 182. 271

PONSAERS, P., MULKERS, J. en STOOP, R., De Ondervraging. Analyse van een politietechniek, Antwerpen-

Apeldoorn, Maklu, 2001, 19. 272

VAN KOPPEN, P., o.c., 181. 273

MEIJER, E.H. en MERCKELBACH, H., ‘De leugendetector bij zedendelinquenten: niet doen!’, Nederlands

Juristenblad, 2006, afl. 2, 79-83. 274

Interview met J.P. Raes, Commissaris lokale recherche Gent sectie zeden, Gent, 15/02/2012.

Page 60: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

53

haar auto gestapt, naar het politiebureel gereden en gaan zeggen “ik ga de woensdag niet naar Brussel ik zal

het vertellen, ik was het”.”275

Het derde moment is dan het verhoor na de test waarbij de verdachte wordt ondervraagd o.b.v. het

resultaat.276

Het verkrijgen van een bekentenis kan kwestieuzer zijn dan men op het eerste zicht zou denken. De

kans op een valse bekentenis met alle consequenties van dien is reëel. Een bekentenis bestaat uit

twee delen. In het eerste deel geeft de verdachte toe dat hij het misdrijf heeft gepleegd. In het

tweede deel geeft de verdachte blijk van kennis die enkel de dader kan weten. Dit laatste wordt

daderkennis of intieme kennis genoemd. Deze daderkennis laat toe een onderscheid te maken

tussen een waarheidsgetrouwe bekentenis en een valse bekentenis.277 Er bestaan verschillende

soorten valse bekentenissen. Ten eerste zijn er de vrijwillige of spontane valse bekentenissen.

Vrijwillige valse bekentenissen worden niet teweeggebracht door druk vanuit de politie en kunnen

verschillende oorzaken hebben.278 Voorbeelden zijn het bekennen van een geruchtmakend misdrijf

om beroemdheid te verwerven, bekennen om iemand anders te beschermen, bekennen uit

schuldgevoelens extern aan het misdrijf, etc. Ten tweede zijn er de gedwongen valse bekentenissen.

In tegenstelling tot de spontane valse bekentenissen zijn gedwongen valse bekentenissen wel het

gevolg van politiedruk en -trucs.279 Hierbij bekent de verdachte een misdrijf dat hij of zij niet heeft

gepleegd om op die manier te ontkomen aan de druk van verdere ondervraging. De

zwaarwichtigheid van de feiten blijkt hierbij geen rol te spelen, ook bij zeer zware feiten waarbij de

gevolgen van een bekentenis navenant kunnen zijn komen gedwongen valse bekentenissen voor.280

De valse bekentenis kan het gevolg zijn van het zogenaamde ‘bogus pipeline effect’, wat verwijst

naar de intimiderende werking van de polygraaf. Dit houdt in dat verdachten schrik hebben om door

de mand te vallen en daarom alvast bekennen. Volgens Merckelbach zou dit bij onschuldige, labiele

verdachten tot valse bekentenissen kunnen leiden.281 Het feit dat de verdachte weet dat de

bekentenis die hij aflegt vals is onderscheidt deze eerste twee soorten van de derde soort valse

bekentenissen, nl. de ingebeelde valse bekentenissen. Bij deze laatste soort gelooft de verdachte zelf

dat hij de feiten heeft gepleegd hoewel dat in werkelijkheid niet het geval is. Ook ingebeelde valse

bekentenissen zijn het gevolg van het politieverhoor.282 Naarmate het verhoor vordert krijgt de

275

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 276

MEIJER, E.H. en MERCKELBACH, H., l.c., 79-83. 277

VAN KOPPEN, P., o.c., 183. 278

PONSAERS, P., MULKERS, J. en STOOP, R., o.c., 29. 279

Ibid. 280

THOMAS, T.N., ‘Polygraphy and coerced-compliant false confession: ‘Serviceman E’ redevivus’, Science &

Justice, 1995, 35, 133-139. 281

MERCKELBACH, H., l.c., 14-17. 282

PONSAERS, P., MULKERS, J. en STOOP, R., o.c., 29.

Page 61: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

54

ondervraagde een beeld van de verklaring van het misdrijf die wordt aangenomen door de politie. De

verdachte is vervolgens niet meer in staat om realiteit van fictie te onderscheiden en gaat de

beweringen van de verhoorders over zijn of haar schuld gaan geloven.283 De kans op een ingebeelde

valse bekentenis wordt mogelijk groter naarmate de onschuldige verdachte overtuigd is van de

onfeilbaarheid van de polygraaftest die zojuist heeft aangegeven dat hij of zij leugenachtig is.284 In de

Canadese opleiding tot polygrafist wordt aandacht geschonken aan de problematiek van valse

bekentenissen. De polygrafisten worden gewaarschuwd voor bepaalde categorieën van personen die

sneller geneigd zouden zijn om valse bekentenissen af te leggen, waaronder minderjarigen en

mensen met een mentale achterstand. De polygrafisten zijn dus op de hoogte van het bestaan van

valse bekentenissen maar schatten de prevalentie ervan laag in.285

Dat men wel degelijk moet opletten met het streven naar bekentenissen in het aanvullend verhoor

kan geïllustreerd worden aan de hand van een recent vonnis van de correctionele rechtbank te Gent.

De beklaagde stond terecht voor aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging op een

minderjarig meisje. Hij ontkende de feiten en stemde in met een polygraaftest. Bij het afleggen van

de polygraaftest heeft de beklaagde leugenachtige antwoorden gegeven op de relevante vragen.

Nadat de beklaagde met het leugenachtig testresultaat werd geconfronteerd heeft hij

bekentennissen afgelegd die hij nadien ook heeft bevestigd tegenover de onderzoeksrechter. Later

heeft hij zijn bekentenissen echter weer ingetrokken. Hij verklaart ingezien te hebben dat er niks is

gebeurd en dat hij tijdens het verhoor een psychologische drang heeft gevoeld om ‘iets’ te zeggen.

Vreemd is wel dat dat ‘iets’ niet louter een replicatie was van wat het meisje had verklaard maar ook

nuances bevatte die achteraf bleken te kloppen. Toch besloot de rechtbank geen rekening te houden

met de eerder afgelegde bekentenissen en dit om verscheidene redenen. In de eerste plaats omdat,

aldus de rechtbank, de verhoorders aan de beklaagde hebben voorgespiegeld dat de test onfeilbaar

is. Bovendien hebben ze bij hem de indruk gewekt dat de resultaten van een polygraaftest juridisch

als onomstootbaar bewijs worden aangenomen. Daarnaast werd de beklaagde er ettelijke malen op

gewezen dat hij het verhoorlokaal niet zou verlaten zonder een verklaring te hebben afgelegd. Alsook

werden tijdens het verhoor verschillende keren suggestieve en gesloten vragen gesteld waarbij de

beklaagde alle cruciale elementen uit het strafonderzoek werden meegedeeld en voorgelepeld. O.a.

op basis van het audiovisueel verhoor en het verslag van de wetsgeneesheer was de rechtbank er

wel degelijk van overtuigd dat het meisje slachtoffer is geworden van seksueel grensoverschrijdend

gedrag. De feiten konden echter niet met voldoende zekerheid aan de beklaagde worden

283

THOMAS, T.N., l.c., 133-139. 284

Ibid. 285

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012.

Page 62: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

55

toegewezen en de man werd vrijgesproken.286 Deze uitspraak is in overeenstemming met het in de

omzendbrief opgenomen loyauteitsbeginsel. Dit betekent dat het zwijgrecht van de verdachte blijft

gelden en dat de feitenrechter op ongeoorloofde of oneerlijke wijze verkregen bekentenissen moet

weigeren in aanmerking te nemen.287 In deze zaak werd het op dvd geregistreerde verhoor gelukkig

wel bekeken.288

Onderzoekers die er reeds voor de test vrij zeker van zijn dat de verdachte ook de dader is zullen

door een leugenachtig testresultaat gesterkt worden in hun overtuiging. Vanuit dat opzicht kan ik de

drang om de verdachte een waarheidsgetrouwe verklaring te laten afleggen wel begrijpen. Alleen

moet men opletten dat men binnen dat streven, binnen de sfeer van het verdachtenverhoor niet

(onbewust) over de schreef gaat. Hetzelfde geldt voor de polygrafisten. Bovendien kan een

leugenachtige polygraaftest ook zonder dat de verdachte verdere verklaringen aflegt of bekent een

meerwaarde zijn voor het onderzoek. Zoals gezegd is niet voor elke parketmagistraat een

leugenachtig testresultaat zonder bekentenis een gewichtige bijdrage voor de vervolgingsbeslissing

maar dat neemt niet weg dat met het testresultaat de onderzoekers iets in handen hebben waarmee

ze eventueel verder kunnen werken en alsnog andere belastende elementen kunnen vinden:

“[...] De polygraaftest staat niet op zichzelf. Het is een middel om onderzoek te voeren, om het onderzoek te

sturen, richting te geven vanuit de resultaten.”289

“[...] Het is een prachtige indicator om te kijken van wat is er nu eigenlijk aan de hand? Waar ligt in feite de

waarheid? [...] het is een zeer goede indicator om het onderzoek verder te voeren.”290

2.5.2: Niet-leugenachtig resultaat

Een verdachte is niet-leugenachtig als hij of zij een sterkere fysiologische respons vertoont bij het

beantwoorden van de controlevragen dan bij het beantwoorden van de relevante vragen (supra).

43% van alle ondervraagden wordt niet-leugenachtig bevonden (tabel 3). Als een verdachte niet-

leugenachtig uit een polygraaftest komt is het onderzoek niet noodzakelijk ten einde. In zaken waar

meerdere personen verdacht zijn van een feit dat maar door één persoon kan gepleegd zijn kan,

nadat andere onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden, de polygraaf aangewend worden om

deuren te sluiten.291 Indien het testresultaat niet-leugenachtig is zal men de verdachte schrappen en

zich op andere elementen of personen gaan richten.292 Maar dit is niet altijd een optie. In veel

286

Gent 12 december 2011. 287

GOOSSENS, F. en TRAEST, P., l.c., 145-150. 288

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 289

Interview met J.P. Raes, Commissaris lokale recherche Gent sectie zeden, Gent, 15/02/2012. 290

Interview met B. Vanderstraeten, Hoofdinspecteur dienst wijk & onthaal, Deinze, 22/02/2012. 291

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 292

Interview met D. Van den Bossche, Onderzoeksrechter, Gent, 12/03/2012.

Page 63: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

56

(zeden)zaken is er maar één verdachte, die blijft ontkennen. Als het resultaat dan niet-leugenachtig is

zit het onderzoek zo mogelijk nog vaster dan voor de test. Soms wordt het slachtoffer nog

herverhoord maar vaak zal het parket vrij snel seponeren. Substituten F. Vroman en B. Baeyens zijn

daar consequent in: als men beslist om een polygraaftest aan te vragen moet men zich ook

neerleggen bij het resultaat.293 Onderzoeksrechters zien het anders. Het is de taak van de

onderzoeksrechter om zonder tunnelvisie alles op tafel te gooien, à charge en à décharge. Als het

testresultaat leugenachtig is wordt dat beschouwd als één van de elementen, ter aanvulling en/of

ondersteuning van de andere elementen. Als het testresultaat niet-leugenachtig is moet daar volgens

een van de geïnterviewde onderzoeksrechters dezelfde waarde aan gekoppeld worden. Het is niet

omdat het testresultaat niet-leugenachtig is dat alle andere elementen zomaar in de prullenmand

verdwijnen.294

Daar waar de polygrafisten grote voldoening halen uit een niet-leugenachtig testresultaat ligt dat

voor de onderzoekers vaak iets moeilijker. Sommigen hebben een sterke ‘jagersmentaliteit’ en

vertrekken met een tunnelvisie naar de polygrafie: ze zijn ervan overtuigd dat de verdachte de dader

is en dat de test dat ook zo zal uitwijzen. Indien de test het tegendeel aantoont kan dat voor

frustratie zorgen bij sommige onderzoekers, zelfs in die mate dat ze kwaad worden op de

polygrafisten “dat ze dat als resultaat gegeven hebben”. Gelukkig gaat het om een minderheid.295

Vandaar ook het belang dat een polygraaftest wordt uitgevoerd door politiemensen die buiten het

onderzoek staan.

2.5.3: Onbeslist resultaat

Het resultaat van een polygraaftest is onbeslist als de fysiologische reacties van de verdachte even

sterk zijn op de relevante vragen als op de controlevragen (supra). Dit is het geval voor ongeveer 12%

van alle uitgevoerde tests (tabel 3). Een onbeslist resultaat kan verschillende oorzaken hebben. Er

zijn bijvoorbeeld verdachten die zich absoluut niets aantrekken van wat er aan het gebeuren is en

met matige interesse deelnemen aan de test. Een ander voorbeeld zijn verdachten die in hun hoofd

met totaal iets anders bezig zijn, met zaken die voor hen op dat moment belangrijker zijn.

Bijvoorbeeld een verdachte die de dag voor de test een dierbare verloren heeft en nog allerlei zaken

moet regelen. Of bv. iemand die een moord heeft gepleegd die nog niet is uitgekomen maar die

verdacht wordt van zedenfeiten. Op het moment dat die persoon verhoord wordt met de polygraaf

293

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012.

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 294

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 295

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012.

Page 64: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

57

over die zedenfeiten zal hij in zijn hoofd voornamelijk bezig zijn met die niet-uitgekomen moord, “als

ze daar maar niks over vragen” (cf. citaat Iacono blz. 30).296

Maar wat betekent zo een onbeslist resultaat nu voor het onderzoek? Weinig. Een polygraaftest met

onbeslist resultaat zal niet voor een doorbraak zorgen aangezien er weinig veranderd is t.o.v. de

situatie vóór de test. Enerzijds is een onbesliste test niet belastend voor de verdachte maar

anderzijds kan men o.b.v. zulk resultaat de verdachte niet uitsluiten. Een aantal respondenten geven

aan dat men in geval van een onbesliste test een nieuwe polygraaftest voorstelt aan de verdachte.

De vraag is natuurlijk in welke mate de verdachte daarmee zal instemmen. Het afleggen van een

polygraaftest brengt vaak een heel aantal organisatorische regelingen met zich mee. Daarenboven is

het een behoorlijk stresserende ervaring. Indien verdachten bereid zijn de test twee of meerdere

keren te ondergaan om hun onschuld te kunnen bewijzen is de kans vrij groot dat ze effectief

onschuldig zijn. Maar wat als de tweede test een leugenachtig resultaat oplevert? Indien één en

dezelfde persoon opnieuw ondervraagd wordt voor één en dezelfde feiten, waarbij de eerste test

onbeslist is en de tweede test leugenachtig is, zal het moeilijk zijn om de waarde en de accuraatheid

van die leugenachtige test te verdedigen. Bovendien riskeert men op die manier de

geloofwaardigheid van het hele systeem te ondermijnen.

2.6: Besluit

Het aantal in België aangevraagde polygraaftests nam stelselmatig toe sinds 2000, met een

voorlopige piek op 508 tests in 2011. In de meerderheid van de gevallen gaat het om zedenzaken. In

zedenzaken is materieel bewijs vaak niet of onvoldoende voorhanden. De politionele onderzoekers

en de magistraat die de leiding heeft over het onderzoek zullen in dergelijke zaken de polygraaf

aanwenden als middel om beweging te krijgen in het dossier of om over een extra, al dan niet

bezwarend, element te beschikken dat vervolgens richting kan geven aan het onderzoek.

Politiemensen willen soms een beetje te snel naar de techniek grijpen om een doorbraak te kunnen

forceren.297 Binnen de magistratuur is men een stuk voorzichtiger: als er naast de verklaring van het

slachtoffer helemaal geen bezwarende elementen zijn opteert men liever niet voor een

polygraaftest, vnl. uit bezorgdheid dat teveel gewicht zal worden verleend aan het resultaat. In zaken

waarbij het niet gaat om zedenfeiten zijn er meestal wel reeds een aantal bezwarende materiële

bewijselementen aanwezig, doch onvoldoende voor de magistraat om een (eind)beslissing te kunnen

nemen. Zo zal men bijvoorbeeld opteren voor een polygraaftest indien de verdachte blijft ontkennen

of indien hij of zij vermoedelijk slechts gedeeltelijke bekentenissen heeft afgelegd. Daarnaast

verzoekt de verdachte soms zelf om een polygraaftest als middel om zijn onschuld aan te tonen.

296

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 297

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012.

Page 65: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

58

Uitzonderlijk kan het initiatief ook van het slachtoffer komen, maar daar gaat men doorgaans niet op

in.

Buiten de gevallen waarin het testresultaat onbeslist is heeft de polygraaf meestal een significante

meerwaarde voor het onderzoek. Al is er verdeeldheid over de vraag waar de meerwaarde van een

leugenachtige polygraaftest juist ligt. Voor sommigen is het leugenachtig testresultaat op zich

voldoende, tenminste op niveau van de opsporing en vervolging. Voor anderen ligt de meerwaarde

niet in het testresultaat zelf maar wel in het aanvullend verhoor. In dat verhoor streeft men naar de

waarheidsvinding, naar een waarachtig verhaal dat breder reikt dan de antwoorden gegeven op de

concrete vragen die gesteld werden tijdens de polygraaftest zelf. In de praktijk betekent dat vaak dat

men toewerkt naar een bekentenis, wat niet altijd even onproblematisch is en waarmee men

behoorlijk moet opletten. Indien de ondervraagde niet-leugenachtig uit de polygraaftest komt wordt

hij doorgaans geschrapt als verdachte, behoudens in gerechtelijke onderzoeken waar reeds een

aantal bezwarende elementen werden gevonden. In praktijk blijkt het gewicht dat wordt verleend

aan een niet-leugenachtige polygraaftest groter dan het gewicht dat wordt verleend aan een

leugenachtige polygraaftest. Enerzijds kan men dit als een vorm van ongelijke behandeling

beschouwen. Anderzijds valt m.i. het verschil in toegekende waarde te rechtvaardigen o.g.v. van het

vermoeden van onschuld en de kleine(re) kans op vals-negatieve fouten.

Page 66: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

59

Deel III: de waarde van de aanwending van de polygraaf op niveau van de

straftoemeting

3.1: Inleiding

Dit derde deel van de masterproef gaat dieper in op de rol die een polygraaftest kan spelen op het

niveau van de straftoemeting. Houdt een vonnisrechter rekening met het resultaat van een

polygraaftest die werd uitgevoerd tijdens het vooronderzoek? In welke mate wordt de beslissing van

de jury bepaald door het resultaat van een uitgevoerde polygraaftest? En welke rol kan een

expertgetuigenis hierin spelen? Opdat men op niveau van de straftoemeting rekening zou kunnen

houden met een polygraaftest moet het resultaat van die test in de eerste plaats ter ore komen van

de actoren die de beslissing moeten nemen. Dat dit niet zo evident is als het lijkt wordt in eerste

instantie uiteengezet a.d.h.v. relevante Amerikaanse rechtspraak. Vervolgens wordt de vergelijking

gemaakt met de Belgische situatie. Ten derde wordt uitgebreid ingegaan op de beslissing door de

jury. Geëindigd wordt met de bespreking van de resultaten van de vonnisanalyse.

3.2: De polygraaftest als bewijs in strafzaken

3.2.1: De Verenigde Staten

In het dagelijkse leven nemen mensen voortdurend beslissingen over de vraag of iets waar is of niet.

Als basis voor deze beslissingen nemen wij vaak genoegen met zwak bewijs. Zo gaan we bijvoorbeeld

eten in een restaurant omdat iemand ons zegt dat dat een goed restaurant is, of gaan we kiezen voor

een bepaald merk van huishoudelektro omdat de winkelier zegt dat het prijs-kwaliteit het beste is.298

Deze dagelijkse manier van feiten vaststellen is niet goed genoeg voor het strafrecht.299 Aan

strafrechtelijk bewijs worden hogere eisen gesteld dan aan bewijs in het dagelijkse leven.300 In

sommige landen zijn die eisen strenger en/of nauwkeurige bepaald dan in andere landen.

De gang van zaken op het niveau van de straftoemeting ziet er in de Verenigde Staten enigszins

anders uit dan bij ons. In strafzaken is het de jury die beslist over de schuld of onschuld van de

verdachte, waarna de rechter eventueel een straf oplegt. Het oordeel van de jury is, net als bij ons,

gebaseerd op de verschillende bewijsmiddelen. In de VS is het echter aan de rechter om te beslissen

welk bewijs aan de jury mag worden voorgelegd of toegelaten en welk bewijs niet (de zgn.

‘admissability’).301 Dat zorgt ervoor dat er op de zitting regelmatig debat wordt gevoerd over welk

298

VAN KOPPEN, P., o.c., 25. 299

Ibid., 27. 300

Ibid., 28. 301

Ibid., 33.

Page 67: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

60

bewijs gepresenteerd mag worden aan de jury. De polygraaf is herhaaldelijk onderwerp geweest van

dergelijk debat.

Een eerste belangrijke rechtszaak waarin de toelaatbaarheid van resultaten voortkomend uit een

leugendetectortest ter sprake is gekomen was de zaak ‘Frye v. United States’. Frye was een 19 jaar

oude beklaagde die beschuldigd werd van en veroordeeld werd voor diefstal en moord in

Washington. Nochtans had de ‘systolic blood pressure deception test’ van Marston (supra)

voorafgaand aan het proces uitgewezen dat Frye de waarheid sprak wanneer hij enige betrokkenheid

bij de feiten ontkende. De rechter stond Marston echter niet toe te getuigen noch de test over te

doen in de rechtszaal.302 Frye vond dat de resultaten van de voorloper van de moderne polygraaf

verkeerdelijk geweigerd werden en ging in beroep.303 In beroep werd de oorspronkelijke beslissing

bevestigd. De systolic blood pressure deception test zou wetenschappelijk niet stevig genoeg

onderbouwd zijn en was niet gebaseerd op een breed erkend wetenschappelijk principe.304 Maar het

onderliggende probleem was ruimer dan de onduidelijkheid betreffende de geldigheid van Marstons

test. Rechtbanken werden steeds vaker geconfronteerd met vormen van wetenschappelijk bewijs

waarvan rechters en juryleden in de onmogelijkheid waren het bewijs enkel op basis van hun

ervaring en gezond verstand te evalueren. Daarom werd sindsdien nieuw wetenschappelijk bewijs

geëvalueerd op basis van de ‘Frye test’. Samengevat komt deze test erop neer dat voor elk

wetenschappelijk bewijs nagegaan wordt of de wetenschap of methodologie die het bewijs

onderbouwt algemeen aanvaard is in het wetenschappelijk domein waartoe hij behoort.305 Voor de

systolic blood pressure test besloot het Hof dat de techniek onvoldoende aanvaarding verworven

had binnen de fysiologie en de psychologie om als bewijs aanvaard te kunnen worden. De Frye test

domineerde de toelaatbaarheid van wetenschappelijk bewijs in het algemeen, en van de polygraaf in

het bijzonder, voor niet minder dan zeventig jaar volgend op de uitspraak. Opmerkelijk is wel dat

gedurende deze periode, op enkele uitzonderingen na, geen enkele vooruitgang op het domein van

de psychofysiologie inzake polygrafie in rekening werd gebracht door de verschillende

rechtbanken.306

In 1993 gaf de zaak ‘Daubert v. Merell Dow Pharmaceuticals’ nieuwe input aan de discussie omtrent

de toelaatbaarheid van een polygraaftest als bewijsmateriaal. In deze zaak besliste de Supreme Court

dat de Frye-test te restrictief was in het licht van de moderne ‘federal rules of evidence’. Vooral regel

302

SAXE, L. en BEN-SHAKHAR, G., ‘Admissibility of Polygraph Tests. The Application of Scientific Standards Post-

Daubert’, Psychology, Policy, and Law, 1999, vol. 5, nr. 1, 203-223. 303

DANIELS, C.W., ‘Legal aspects of polygraph admissibility in the united states’ in Handbook of polygraph

testing, KLEINER, M., (ed.), London-California, Academic Press, 2002, 327-338. 304

SAXE, L. en BEN-SHAKHAR, G., l.c., 203-223. 305

SIMMONS, R., ‘Conquering the province of the jury: expert testimony and the professionalization of fact-

finding’, University of Cincinnati Law Review, 2006, vol. 74, 1013-1066. 306

DANIELS, C.W., l.c., 327-338.

Page 68: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

61

702 is in dit kader van belang, welke toelaat dat experten getuigen indien de getuigenis gebaseerd is

op wetenschappelijke kennis en een meerwaarde oplevert voor ‘the trier of fact’307 die over de feiten

moet oordelen.308 Opdat rechters zouden kunnen nagaan of dit het geval is en om hen te helpen de

toelaatbaarheid van bewijs te evalueren heeft het Supreme Court een lijst met factoren opgesteld

die in rekening moeten worden gebracht. De eerste factor betreft de vraag of de wetenschap die aan

de basis ligt van het bewijs reeds getest is of getest kan worden. De tweede factor betreft de vraag of

de theorie onderworpen is aan peerreview en gepubliceerd is. Ten derde is er het al dan niet bestaan

van een gekende ‘error rate’ en van standaarden die bepalen hoe de techniek kan worden gebruikt.

Tenslotte is er de vierde factor die doet denken aan de Frye-test en gaat over de vraag of de theorie

en de techniek algemeen aanvaard zijn binnen de wetenschappelijke gemeenschap.309 Nu is de vraag

natuurlijk in welke mate de wetenschap aangaande polygraaftests voldoet aan deze criteria.

Deze vraag blijkt allerminst eenvoudig te beantwoorden. Voorstanders van het aanvaarden van de

polygraaf als bewijs stellen dat uit de wetenschappelijke literatuur duidelijk blijkt dat de wetenschap

aangaande polygraaftests zo ver is gevorderd dat het gemakkelijk kan voldoen aan deze Daubert-

criteria. Om te beginnen bestaat er voor hen een wetenschappelijke theorie die aan de hand van

wetenschappelijke methodes werd uitgetest.310 Een voorbeeld daarvan is de CQT waarvan de theorie

voorspelt dat schuldige personen sterkere fysiologische reacties zullen vertonen op de relevante

vragen dan op de controlevragen en dat onschuldige personen sterkere fysiologische reacties zullen

vertonen op de controlevragen dan op de relevante vragen (supra). Verder voeren de voorstanders

aan dat de theorie wetenschappelijk getest werd en dat deze tests geleid hebben tot talrijke

publicaties in wetenschappelijke tijdschriften waarin andere wetenschappers recenseren. Daarnaast

zouden er gekende schattingen van de foutpercentages bestaan evenals normen voor de uitvoering

van de tests. Ten slotte wordt volgens deze voorstanders de polygraaf algemeen aanvaard door het

merendeel van de wetenschappelijke gemeenschap als een geldige wetenschappelijke techniek.311

Tegenstanders beweren, uiteraard, het tegendeel. De theoretische onderbouwing van de CQT zou

zwak zijn (supra), peerreviews en publicaties zouden niet per definitie geldigheid of betrouwbaarheid

betekenen, de gevonden foutpercentages zouden sterk variëren over verschillende studies, er

zouden geen standaarden voor het gebruik van de polygraaf bestaan en de wetenschappelijke

gemeenschap zou verdeeld zijn over de geldigheid en betrouwbaarheid van de CQT.312 Dat er

307

Diegene(n) die over de grond van de zaak moet(en) oordelen (bv. de jury) 308

DANIELS, C.W., l.c., 327-338. 309

GALLAI, D., ‘Polygraph evidence in federal courts: should it be admissible?’, American Criminal Law Review,

1999, vol. 36:87, 87-116. 310

PETERSON, C.F. en HONTS, C.R., Verenigde Staten van Amerika vs. Edward G. Scheffer, resume voor amicus

curiae comite van betrokken sociale wetenschappers ter ondersteuning van de gedaagde, 1997, 2. 311

Ibid. 312

GALLAI, D., l.c., 87-116.

Page 69: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

62

verdeeldheid bestaat rond het gebruik van de polygraaf in het algemeen, en van de CQT in het

bijzonder, is reeds duidelijk gemaakt in deel I. Het lijkt mij niet meer dan logisch dat verdeeldheid

over de betrouwbaarheid en geldigheid van de test zich doortrekt tot verdeeldheid over het al dan

niet aanvaarden van de polygraaftest als bewijs in de rechtszaal. Dat er verdeeldheid bestaat is

eigenlijk ook het enige wat volkomen duidelijk is. Over de mate waarin polygraaftests voldoen aan de

Daubert-criteria bestaat geen eenduidigheid, met als gevolg dat deze Daubert-criteria in de praktijk

weinig verandering teweeg hebben gebracht. In een minderheid van de gevallen werden resultaten

van polygraaftests als bewijs aanvaard. De weigering gebeurde dan minder op grond van de Frye-test

en vaker op grond van een zogenaamde ‘Daubert-analyse’.

Maar het verhaal eindigt niet bij Daubert. In het kader van de toelaatbaarheid van de polygraaf als

bewijs is naast de twee aangehaalde zaken een derde zaak van belang, nl. de zaak ‘United States v.

Scheffer’ uit 1997. In de zaak ‘United States v. Gipson’ (1987), die aan de basis lag van de zaak

Scheffer, concludeerde het Militaire Hof van Beroep dat de polygraaftests op wetenschappelijk

gebied voldoende betrouwbaar waren geworden om ze niet stelselmatig uit de krijgsraden te weren.

Krachtens Gipson beslist de rechtbank geval per geval en verzekert zij dat ondeskundig uitgevoerde

tests niet als bewijs zullen worden aanvaard, terwijl het recht van de gedaagde om wetenschappelijk

geldig bewijsmateriaal ter zijn of haar verdediging voor te leggen wordt beschermd. De president van

de VS reageerde op Gipson door de Militaire Bewijsregel 707 af te kondigen, welke voorzag in een

totaalverbod op het gebruik van polygraaftestresultaten in alle krijgsraadzaken.313 In de zaak Scheffer

stond vervolgens de vraag centraal of deze absolute uitsluiting van resultaten van polygraaftests als

bewijs ‘redelijk’ was. Het Supreme Court besloot dat de uitsluiting wel degelijk redelijk was en geen

inbreuk uitmaakte op het recht van de gedaagde om bewijsmateriaal te presenteren.314 Ook de zaak

Scheffer heeft evenwel niet voor een eenduidige, uniforme behandeling van de resultaten van

polygraaftests als bewijs gezorgd. Meerdere federale hoven en rechtbanken hebben de beslissing in

de zaak Scheffer geïnterpreteerd als toelating tot absolute uitsluiting van de polygraaf als bewijs en

als bevestiging van de idee dat dergelijk bewijs onbetrouwbaar is.315 In 22 staten worden de

resultaten van een polygraaftest dan weer wel als bewijs aanvaard.316

Naast de Frye-test, de Daubert-analyse en de zaak Scheffer zijn er in Amerika nog andere gronden

waarop een polygraaftest als bewijs wordt geweigerd. Ten eerste is er de bezorgdheid dat het

toelaten van een polygraaftest als bewijs de rol van de jury zou opslorpen. De vraag die gesteld

313

PETERSON, C.F. en HONTS, C.R., Verenigde Staten van Amerika vs. Edward G. Scheffer, resume voor amicus

curiae comite van betrokken sociale wetenschappers ter ondersteuning van de gedaagde, 1997, 1-2. 314

SAXE, L. en BEN-SHAKHAR, G., l.c., 203-223. 315

BUSH, J.C., ‘Warping the Rules: Howe Some Courts Misapply Generic Evidentiary Rules to Exclude Polygraph

Evidence’, Vanderbilt Law Review, 2006, vol. 59, nr. 2, 539-569. 316

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 334.

Page 70: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

63

wordt is of juryleden nog wel zelf overwegingen gaan maken en niet zonder meer de resultaten van

de polygraaftest in de plaats zullen stellen omwille van de wetenschappelijke aard van de test en zijn

zogezegde mogelijkheid om leugens te detecteren.317 Aangezien de resultaten van een polygraaftest

slechts een van de elementen zijn die in een proces naar voren kunnen worden gebracht en

aangezien de impact van een polygraaftest als bewijs op het oordeel van de jury beperkt blijkt (infra)

is dit voor mij geen geldig argument. Een andere veel voorkomende weigeringsgrond is de ‘federal

rule 403’ en zijn equivalent op statelijk niveau. Deze regel staat rechters toe om andere regels i.v.m.

de ontvankelijkheid van bewijs te negeren en bewijs uit te sluiten indien het relatief zwak is,

verwarring kan veroorzaken, te veel tijd kost of een van de partijen onnodig bevoordeelt.318 Dit

betekent bijvoorbeeld dat rekening houdend met deze regel geen Daubert-analyse hoeft plaats te

vinden.

In deel I werd besproken dat de GKT mogelijk een goed alternatief vormt voor de CQT omdat deze

eerste interviewtechniek tegemoet komt aan enkele problemen waarmee de CQT te kampen heeft.

Men zou zich dan ook kunnen afvragen of de GKT voldoet aan de Daubert-criteria waar de CQT

volgens zijn tegenstanders tekort schiet. Ben-Shakhar, Bar-Hillel en Kremnitzer hebben deze oefening

gedaan en zijn tot de conclusie gekomen dat de GKT aan alle Daubert-criteria voldoet.319 Voorlopig

betekenen deze bevindingen echter weinig voor de praktijk aangezien de GKT niet of nauwelijks

wordt toegepast en kan toegepast worden (supra).

Tot slot dient opgemerkt dat ook ingeval bewijs ontoelaatbaar verklaard wordt door de rechter het,

indien de juryleden het te horen hebben gekregen (bv. doordat de advocaat het aanbrengt), nog

steeds een invloed kan hebben op de beslissing van de jury. Soms slaan juryleden de instructies van

de rechter in de wind en houden zij toch rekening met ‘inadmissible evidence’. Een mogelijke

verklaring is dat juryleden de rechterlijke instructies zien als een inperking van hun

beoordelingsvrijheid en bijgevolg als tegenreactie toch met het bewijs rekening gaan houden.

Bovendien zouden juryleden weerstand vertonen om bewijs waarvan zij van oordeel zijn dat het

relevante bewijswaarde heeft zomaar te negeren. De mate waarin dit voorvalt hangt samen met de

redenen die de rechter aangeeft waarop hij de weigering tot aanvaarden van het bewijs stoelt.

Bovendien blijkt dat bewijs dat ter discussie staat maar uiteindelijk toch wordt toegelaten mogelijk

317

GALLAI, D., l.c., 87-116. 318

DANIELS, C.W., l.c., 327-338. 319

BEN-SHAKHAR, G., BAR-HILLEL, M. en KREMNITZER, M., l.c., 527-541.

Page 71: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

64

een grotere invloed heeft op de jury omwille van de grote nadruk die de discussie op het bewijs

plaatst.320

3.2.2: België

In tegenstelling tot het wettelijk bewijsstelsel in de Verenigde Staten kennen we in België het vrij

bewijsstelsel. In België beschikt het Openbaar Ministerie over grote vrijheid betreffende de keuze

van de middelen aan de hand waarvan het een strafbaar feit wenst te bewijzen.321 Bovendien wordt

de beoordeling van de waarde van de door de vervolgende instanties aangevoerde bewijsmiddelen

overgelaten aan de soevereine appreciatie van de rechter. Uiteindelijk is het zijn innerlijke

overtuiging die bepaalt of een feit al dan niet bewezen is.322 Over het algemeen mag zijn overtuiging

gesteund zijn op alle elementen die uit de behandeling ter zitting naar voor zijn gekomen, dus ook op

de resultaten van een uitgevoerde polygraaftest.323 Indien een polygraaftest heeft plaatsgevonden in

een dossier dan worden die resultaten altijd door het Openbaar Ministerie naar voren gebracht.324

Deze resultaten kunnen een of meerdere scenario’s ondersteunen, waarbij opnieuw moet gewezen

worden op het belang van goed opgestelde vragen. Maar ook als de resultaten over de hele lijn één

schuldig scenario zouden ondersteunen zijn ze onvoldoende. De resultaten moeten worden gestaafd

door andere gegevens die het onderzoek heeft opgeleverd en het resultaat van een polygraaftest is

op zich onvoldoende als middel om de schuld te bewijzen wanneer dit niet mogelijk zou zijn zonder

het resultaat van de polygraaftest (supra). Bovendien kan de rechter het resultaat van de test

verwerpen o.b.v. technische redenen of omdat hij van oordeel is dat de test niet op een optimale en

regelmatige wijze werd uitgevoerd.325 In tegenstelling tot de resultaten van een polygraaftest kan,

ingevolge het vrij bewijsstelsel, een bekentenis die verkregen wordt na een polygraaftest in principe

wel voldoende zijn. Er is niet zoiets als een ongeschreven regel dat een bekentenis niet voldoende

zou zijn om iemand te veroordelen. Het staat de rechter ook vrij om bepaalde onderdelen van een

bekentenis te geloven en andere niet.326

De rechtspraak en de rechtsleer hebben lange tijd vrij unaniem aangenomen dat verhoormethoden

waarbij gebruik gemaakt wordt van hypnose, narcose of de polygraaf ongeoorloofd zijn. Men was

320

STEBLAY, N., HOSCH, H.M., CULHANE, S.E. en MCWETHY, A., ‘The Impact on Juror Verdicts of Judicial

Instruction to Disregard Inadmissible Evidence: A Meta-Analysis’, Law and Human Behavior, 2006, vol. 30, nr. 4,

469-492. 321

TRAEST, P., l.c., 67-84. 322

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2009,

1235. 323

TRAEST, P., l.c., 67-84. 324

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012.

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 325

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 335. 326

BOCKSTAELE, M., Handboek verhoren 1, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2008, 24.

Page 72: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

65

van mening dat een aantal middelen in de strafprocedure niet aangewend mogen worden tegenover

verdachten, zeker niet wanneer men daarmee beoogt verklaringen te bekomen die hetzij een

bekentenis zouden kunnen bevatten, hetzij het bewijs zouden kunnen inhouden van wat hen

strafrechtelijk ten laste gelegd wordt.327 Deze stellingname is gestoeld op de overweging dat de inzet

van deze methoden de psychologische vrijheid van de betrokkene om al dan niet verklaringen in deze

of gene zin af te leggen zou wegnemen.328 In een arrest van het Hof van Beroep te Bergen midden

2000 (KI) werd voor het eerst een meer positieve houding t.a.v. polygraaftests aangenomen. In ‘het

arrest Saulnier’, genoemd naar de Canadese polygrafist die naar België was overgevlogen om de test

uit te voeren329, wijst het Hof uitdrukkelijk op het principe van het vrij bewijsstelsel: noch de

toegelaten bewijsmiddelen noch hun bewijskracht worden bij wet bepaald en uitsluiting van bewijs

vindt enkel plaats indien het op onrechtmatige wijze werd verkregen. Om te beginnen verzekert het

Hof zich van de getrouwheid van de methode en van het feit dat de betrokkene blijvend heeft

ingestemd onderworpen te worden aan de polygraaftest. Vervolgens stelt het Hof vast dat het

resultaat van de test die aangeeft dat de beklaagde liegt over zijn betrokkenheid bij het misdrijf niet

meer is dan een aanwijzing die de andere belastende elementen aanvult. Het Hof verklaart de

waarde van de polygraaftechniek niet te overschatten en stelt dat het gaat om een hulpmiddel uit

een poel van verschillende bestaande hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een DNA-test, die op zichzelf

niet de waarheid in zich dragen.330

Van onmiskenbaar belang is het arrest van het Hof van Cassatie van 15 februari 2006. Het

cassatieberoep was gericht tegen een arrest, op 27 oktober 2005 gewezen door het Hof van Beroep

te Luik (KI).331 De eiser vond dat de polygraaftest die in het kader van het onderzoek heeft

plaatsgevonden moest worden afgewezen. De eiser voert daartoe vijf elementen aan. Ten eerste

stelt de eiser dat de polygraaftest een deskundigenonderzoek is zodat de speurder die de test heeft

afgenomen de eed zou moeten afleggen. Ten tweede stelt hij dat de partijen noch de gegevens noch

de resultaten van de test hebben kunnen tegenspreken. Ten derde is een polygraaftest volgens de

eiser een pressiemiddel om bekentenissen te verkrijgen. Ten slotte betwist hij zowel de wettigheid

als de betrouwbaarheid van de test.332 Betreffende de polygraaftest vangt het Hof van Cassatie aan

met te zeggen dat de gevolgtrekkingen die uit een polygraaftest gemaakt worden aan de

onaantastbare beoordeling van de rechter worden overgelaten. De rechter beslist om er al dan niet

327

GOOSSENS, F. en TRAEST, P., l.c., 145-150. 328

GOOSSENS, F. en TRAEST, P., ‘Het gebruik van de polygraaf, het E.V.R.M. en het vereiste van een wettelijke

basis’, Rechtskundig Weekblad, 2006-2007, nr. 25, 1039-1048. 329

MICHAUX, C., RAYNAL, J.P. en LACROIX, J.C., l.c., 1081-1091. 330

HvB Bergen 13 juni 2000. 331

Cass. 15 februari 2006, AR P051583F. 332

DE NEVE, E. (15/07/2009) ‘leugendetector’ [WWW]. Advocatenkantoor Elfri De Neve:

http://www.elfri.be/leugendetector [28/02/2012]

Page 73: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

66

gevolg aan te geven naargelang het vertrouwen dat hij in de test stelt. Vervolgens gaat het Hof in op

het eerste element dat werd aangevoerd door de eiser. Vermits de speurder die een verhoor

afneemt met de polygraaf niet de opdracht heeft om de rechter te adviseren is hij geen

gerechtsdeskundige, ook al wordt hem om die test verzocht om reden van zijn bijzondere

bekwaamheid. Een polygrafist is een politieman, geen deskundige, en moet bijgevolg niet de eed van

deskundige afleggen.333 Aangaande het recht op tegenspraak, het tweede element, oordeelde het

Hof reeds in 2003 dat er geen schending was aangezien de verklaring en de resultaten van de test

deel uitmaken van een dossier waarvan alle elementen zijn voorgelegd aan de vrije tegenspraak van

de partijen.334 Ook kan in dit verband gewezen worden op de audiovisuele opname die transparantie

verleent aan de test m.b.t. de omstandigheden waarin de test werd afgenomen, zodat die door de

partijen en de rechter kunnen onderzocht worden.335 Het derde element, het verwijt dat een

polygraaftest een pressiemiddel zou zijn om een bekentenis af te dwingen, wordt gelinkt aan het

recht op stilzwijgen. De vraag is of het registreren van de vrijwel onzichtbare en door de betrokkene

niet te controleren fysiologische reacties, waarvan de betrokkene het recht heeft ze voor zich te

houden, een inbreuk uitmaakt op het zwijgrecht. Het Hof is van mening dat het gebruik van de

polygraaf het recht op stilzwijgen van degene die zich vrijwillig aan een test onderwerpt en die op elk

moment kan beslissen ermee op te houden niet miskent. Bovendien had de betrokkene helemaal in

het begin van het onderzoek spontaan naar de test gevraagd. Daarnaast blijft ook het vermoeden

van onschuld gerespecteerd.336

Wat de wettigheid en betrouwbaarheid betreft kan opnieuw verwezen worden naar het vrije

bewijsstelsel. Traest wijst er evenwel op dat de vrije bewijswaardering door de rechter geen excuus

mag vormen om aan de rechter bewijsmiddelen voor te stellen die niet beantwoorden aan minimale

eisen van technische betrouwbaarheid. Niettemin bestaat in ons Belgisch strafrecht geen minimale

drempel waaraan een bewijsmiddel dient te beantwoorden om te kunnen aangewend worden.337

Reynders stelt het gebrek aan honderd procent wetenschappelijke betrouwbaarheid van de

resultaten van polygraaftests als uitgangspunt om terughoudendheid ten overstaan van de polygraaf

in het strafproces te bepleiten.338 Dat de polygraaf niet voor de volle honderd procent betrouwbaar

is staat buiten kijf. Maar welke politietechniek is dat wel? En genieten de vandaag algemeen

aanvaarde bewijsmiddelen allemaal, in elke omstandigheid, een optimale betrouwbaarheid? Neen.

Hoe groot of hoe klein de betrouwbaarheid en geldigheid van de polygraaf juist is staat evenwel nog

333

Cass. 15 februari 2006, AR P051583F. 334

TRAEST, P., ‘Noot: Doet de polygraaf zijn intrede in het Belgisch strafrecht?’, Vigiles, 2004, 64-67. 335

DE NEVE, E. (15/07/2009) ‘leugendetector’ [WWW]. Advocatenkantoor Elfri De Neve:

http://www.elfri.be/leugendetector [28/02/2012] 336

Cass. 15 februari 2006, AR P051583F. 337

TRAEST, P., l.c., 67-84. 338

REYNDERS, D. l.c., 93-103.

Page 74: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

67

steeds ter discussie. Er zijn tal van reviews uitgevoerd van de wetenschappelijke literatuur rond de

accuraatheid van de CQT, zowel door voorstanders als door tegenstanders. Daarenboven zijn

herhaaldelijk surveys over opinies binnen de wetenschappelijke gemeenschap t.a.v. de geldigheid

van polygraaftests afgenomen. In al deze publicaties zijn nauwelijks punten van overeenstemming te

vinden tussen voor- en tegenstanders. Ze geraken het niet eens over welke onderzoeken nu precies

relevant zijn, op basis van welke criteria de geldigheid van de polygraaf kan geëvalueerd worden of

over hoe de resultaten van bestaande studies moeten worden geïnterpreteerd.339 In de literatuur

variëren de percentages betreffende de geldigheid van de CQT tussen 57% en 98%. Men dient er wel

rekening mee te houden dat in verschillende evaluaties ook resultaten opgenomen zijn van

Amerikaanse privé-polygrafisten die slordig tewerk gaan.340 Opgemerkt dient tevens dat dé CQT niet

bestaat. De CQT is in zichzelf een verzameling van procedures die variëren naargelang de structuur

en de plaatsing van de verschillende soorten vragen alsook naargelang de regels die gehanteerd

worden om de fysiologische data te interpreteren.341 Een adequaat beeld krijgen van de

betrouwbaarheid en de accuraatheid van de CQT is bijgevolg bijzonder moeilijk. Een voor België

interessante studie is er een van Honts uit 1994 waarbij de CQT die wordt aangeleerd op de Canadian

Police College werd onderzocht op zijn geldigheid. Deze studie is specifiek gericht op de techniek die

ook in België wordt gebruikt. Hieruit blijkt dat de CQT die wordt onderwezen op de Canadian Police

College behoorlijk betrouwbaar en geldig is, met cijfers die de 90% overstijgen. Bovendien zou ook

de numerieke scoringsmethode (supra) zeer betrouwbaar zijn.342 Hoogleraar psychologie Harald

Merckelbach liet zich in het verleden meerdere malen kritisch uit over de CQT. Over de Belgische

variant zegt hij echter het volgende:

“[...] ‘De Belgische polygrafen,’ zegt hij, ‘hebben mij hun werkwijze laten zien aan de hand van urenlang

videomateriaal. Wat mij frappeerde was dat hun selectie van kritische en controlevragen zeer zorgvuldig

gebeurt, waardoor controlevragen echte controlevragen worden en de CVT dus aan diagnostische kracht wint.

Om kort te gaan: ik ben geen voorstander van de CVT, maar in handen van de goed getrainde Belgische

mensen temper ik mijn bezwaren.’”343

339

IACONO, W.G., ‘Polygraph Testing’ in Beyond common sense: psychological science in the courtroom,

BORGIDA, E. en FISKE, S.T., (eds.), Oxford, Blackwell Publishing, 2008, 219-235. 340

MEULMAN, M. (07/07/2009) ‘Liegt de leugendetector?’ [WWW]. Studiekring voor Kritische Evaluatie van

Pseudowetenschap en het Paranormale: http://skepp.be/artikels/wetenschap/interdisciplinair/liegt-de-

leugendetector [06/03/2012] 341

IACONO, W.G., l.c., 219-235. 342

HONTS, C.R. (03/1994) ‘Field validity study of the Canadian Police College polygraph technique’ [PDF].

Canadian Police Research Centre: http://publications.gc.ca/collections/collection_2008/ps-sp/PS63-2-1994-

7E.pdf [04/03/2012] 343

MEULMAN, M. (07/07/2009) ‘Liegt de leugendetector?’ [WWW]. Studiekring voor Kritische Evaluatie van

Pseudowetenschap en het Paranormale: http://skepp.be/artikels/wetenschap/interdisciplinair/liegt-de-

leugendetector [06/03/2012]

Page 75: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

68

Een voorbeeld van een alom aanvaard doch niet volkomen betrouwbaar bewijsmiddel is een

getuigenverklaring. Getuigenverklaringen behoren tot de meest voorkomende en meest invloedrijke

bewijsmiddelen in het strafrechtssysteem.344 Getuigen zijn onmisbaar. Het verhaal dat een getuige

brengt kan essentieel zijn om een onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende scenario’s.

Zo kan DNA van de verdachte op de kraag van het slachtoffer terecht gekomen zijn door middel van

geweld maar ook door een simpele omhelzing.345 Zonder het bijhorende verhaal hebben

vingerafdrukken, ballistische gegevens en DNA-bewijs weinig betekenis.346 Getuigenverklaringen

hebben in het verleden dan ook al meermaals hun nut bewezen, zo is o.a. de aanhouding van

Dutroux op het conto van ooggetuigen te schrijven.347 Politiemensen, juryleden en rechters

beschouwen getuigenverklaringen als een krachtige bewijsvorm, zeker als de getuige geen enkele

reden heeft om te liegen over wat hij of zij gezien heeft.348 Maar met de komst van de DNA-

technieken is duidelijk geworden dat het grote vertrouwen dat gesteld wordt in getuigenverklaringen

niet zonder gevaar is.349

In de Verenigde Staten hebben reeds meer dan 200 ‘DNA exoneration cases’ plaatsgehad.350 Dit zijn

zaken waarin iemand werd veroordeeld waarvan achteraf op basis van DNA-onderzoek is

aangetoond dat hij of zij toch onschuldig is.351 In maar liefst 75% van de gevallen bleken foutieve

ooggetuigenverklaringen te hebben bijgedragen in de onterechte veroordeling. Daarnaast speelden

valse bekentenissen (supra) een rol in 25% van de gevallen.352 De betrouwbaarheid van

getuigenverklaringen verwijst naar de consistentie, de accuratesse en de volledigheid van de

verklaring. De stelligheid of zelfzekerheid waarmee personen getuigen is daarentegen geen goede

indicator voor de betrouwbaarheid van de verklaring. Uit onderzoek van Merckelbach e.a. blijkt het

met de consistentie en de accuraatheid van getuigenverklaringen nogal mee te vallen (±90%). De

volledigheid is echter een ander paar mouwen. Getuigenverklaringen zouden voor slechts 50% à 60%

volledig zijn, percentages die nog kunnen afnemen naarmate de tijd tussen het getuige zijn van het

feit en het afleggen van een verklaring oploopt. Voor politiemensen is het frustrerend als getuigen

geen volledige beschrijvingen kunnen geven van relevante details. Daarom dringen ze er bij de

344

MERCKELBACH, H.L.G.J., CANDEL, I., JELICIC, M. en CROMBAG, H.F.M., ‘De goede getuige’, Tijdschrift voor de

Rechterlijke Macht, 2003, nr. 6, 213-219. 345

JELICIC, M. en MERCKELBACH, H.L.G.J., ‘Getuigenverklaringen en de strafrechter’, Expertise en Recht, 2009,

nr. 2, 35-40. 346

VAN KOPPEN, P., o.c., 98. 347

JELICIC, M. en MERCKELBACH, H.L.G.J., l.c., 35-40. 348

WELLS, G.L., MEMON, A. en PENROD, S.D., ‘Eyewitness Evidence. Improving Its Probative Value’,

Psychological science in the public interest, 2006, vol. 7, nr. 2, 45-69. 349

MERCKELBACH, H.L.G.J., CANDEL, I., JELICIC, M. en CROMBAG, H.F.M., l.c., 213. 350

BERGER, M.A., ‘Research on Eyewitness Testimony and False Confessions’, in Beyond common sense:

psychological science in the courtroom, BORGIDA, E. en FISKE, S.T., (eds.), Oxford, Blackwell Publishing, 2008,

315-326. 351

JELICIC, M. en MERCKELBACH, H.L.G.J., l.c., 35-40. 352

BERGER, M.A., l.c., 315-326.

Page 76: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

69

getuige wel eens op aan om meer details te vertellen. Dit aandringen kan echter de betrouwbaarheid

van de verklaring verder ondermijnen doordat het aantal inaccurate details toeneemt.353 En wat dan

met het cognitief interview? Het cognitief interview is een verhoortechniek die ontworpen is om de

hoeveelheid informatie die van een ondervraagde kan verkregen worden te verhogen.354 Men gaat

trachten om het gebeuren dat men wil bevragen te isoleren in het geheugen van de getuige om zo de

getuige te helpen het beeld van wat hij of zij gezien heeft helder voor ogen te krijgen en

gedetailleerd te beschrijven.355 Uit meta-analyse blijkt dat het gebruik van het cognitief interview wel

degelijk leidt tot een toename van het aantal correcte details in verklaringen. Daarnaast blijkt echter

ook het aantal niet-correcte details toe te nemen.356 Ten slotte wens ik nog een laatste techniek die

verband houdt met getuigenverklaringen kort aan te halen, nl. de line-up. De identificatie van de

verdachte door een ooggetuige kan het belangrijkste bewijs van schuld zijn op een proces aangezien

de identificatie rechtstreeks in verband staat met de ultieme vraag of de verdachte het misdrijf wel

of niet heeft gepleegd.357 Dat dit problematisch kan zijn wordt geïllustreerd a.d.h.v. de zaak Diaz. Diaz

werd gearresteerd voor het aanvallen van 25 vrouwen in Florida. Meerdere slachtoffers beschreven

hun aanvaller als iemand met een gewicht van rond de 90 kilogram terwijl Diaz slechts rond de 60

kilogram woog. Ook de door de slachtoffers beschreven lichaamslengte van de aanvaller strookte

niet met de lengte van Diaz. Toch identificeerden 5 van de 14 slachtoffers Diaz als dader in een line-

up waarbij gebruik gemaakt werd van foto’s. Even later kwamen daar via video line-ups nog enkele

identificaties bij. Forensisch bewijs was er niet dus de vervolgende partij baseerde zich op de

identificaties om de verdachte acht misdrijven ten laste te leggen. Diaz werd veroordeeld voor zeven

ervan. In augustus 2005 werd Diaz na 25 jaar gevangenis vrijgesproken o.b.v. een vrijpleitende DNA-

test.358 Globaal gezien kunnen in een line-up twee fouten gemaakt worden: de dader wordt niet

geïdentificeerd of er wordt iemand anders verkeerdelijk als dader geïdentificeerd.359 Op de

verschillende oorzaken, technieken en aanbevelingen omtrent line-ups ga ik hier niet in. Opmerkelijk

is wel dat het waarschuwen van de getuige dat de dader mogelijk niet in de line-up is opgenomen

353

MERCKELBACH, H.L.G.J., CANDEL, I., JELICIC, M. en CROMBAG, H.F.M., l.c., 213-219. 354

MEMON, A., MEISSNER, C.A. en FRASER, J., ‘The Cognitive Interview: A Meta-Analytic Review and Study

Space Analysis of the past 25 Years’, Psychology, Public Policy, and Law, 2010, vol. 16, nr. 4, 340-372. 355

PONSAERS, P., MULKERS, J. en STOOP, R., o.c., 40. 356

MEMON, A., MEISSNER, C.A. en FRASER, J., l.c., 340-372. 357

WELLS, G.L., MEMON, A. en PENROD, S.D., l.c., 45-69. 358

MEMON, A., ‘Eyewitness Research: Theory and Practice’ in Psychology and law. Bridging the Gap, CANTER,

D. en ZUKAUSKIENE, R., (eds.), Hampshire-Burlington, Ashgate, 2008, 51-59. 359

WELLS, G.L., MEMON, A. en PENROD, S.D., l.c., 45-69.

Page 77: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

70

een averechts effect heeft: er gebeuren meer foutieve identificaties en de waarschuwing heeft

nauwelijks invloed op de accurate identificaties indien de dader wel in de line-up is opgenomen.360

Elk bewijsmiddel kent een bepaalde graad van onzekerheid. Noch de polygraaf, noch

getuigenverklaringen, noch DNA-tests zijn voor de volle 100% betrouwbaar. De betrouwbaarheid van

getuigenverklaringen ligt mogelijk zelfs lager dan die van de in België toegepaste CQT. Ook een door

deskundigen uitgevoerde SVA (supra) wordt door de rechter dikwijls als bewijs aanvaard,

niettegenstaande dat deze techniek minder goede diagnostische kwaliteiten bezit dan de

polygraaf.361 M.i. is het niet 100% betrouwbaar zijn dan ook geen reden om de polygrafie zoals die bij

ons bestaat niet te beoefenen. Sterker nog, stellen dat de polygraaf uit het strafrecht moet geweerd

worden omdat hij onbetrouwbaar is is als stellen dat er geen getuigenverklaringen meer mogen

worden afgenomen. Hetzelfde geldt voor de toelaatbaarheid van de resultaten op het niveau van de

straftoemeting. Ook Merckelbach lijkt die mening toegedaan:

“[...] ‘Het lijkt wel of men waterdichte uitkomsten wil hebben, maar daarvan kunnen we bij voorbaat zeggen

dat het onhaalbaar is: ‘In life nothing is sure but death and taxes’. [...] ik vind het een goed idee tegenover

leugendetectie kritisch te zijn, maar we moeten er geen strengere eisen aan stellen dan de eisen die we stellen

aan de patholoog-anatoom, de psychiater, de ballistisch expert, etc. Ik denk dat een goedgetraind polygraaf –

de Belgische mensen bijvoorbeeld – als het om vals-positieven gaat, veel van deze experts met vlag en wimpel

verslaat.’”362

De discussie omtrent de geldigheid en betrouwbaarheid van de polygraaf vormt in de VS een

hinderpaal voor het aanvaarden van de resultaten verkregen door polygraaftests op het niveau van

de straftoemeting (supra). In België blijkt dit in mindere mate een probleem te zijn. De COL 3/2003

en de rechtspraak van het Hof van Cassatie zorgen voor de nodige duidelijkheid. De polygraaf wordt

met grote frequentie aangewend in opsporings- en gerechtelijke onderzoeken en de resultaten

daarvan worden ter beoordeling aan de rechter, of aan de jury, voorgelegd. Maar in welke mate

houden zij daar rekening mee?

360

WELLS, G. en HASEL, L.E., ‘Eyewitness Identification: Issues in Common Knowledge and Generalization’ in

Beyond common sense: psychological science in the courtroom, BORGIDA, E. en FISKE, S.T., (eds.), Oxford,

Blackwell Publishing, 2008, 159-176. 361

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 335. 362

MEULMAN, M. (07/07/2009) ‘Liegt de leugendetector?’ [WWW]. Studiekring voor Kritische Evaluatie van

Pseudowetenschap en het Paranormale: http://skepp.be/artikels/wetenschap/interdisciplinair/liegt-de-

leugendetector [06/03/2012]

Page 78: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

71

3.3: De beslissing door de jury

Samenhangend met de vraag betreffende de ontvankelijkheid van een polygraaftest als bewijs in de

rechtbank is er bezorgdheid over het gewicht dat een jury aan het resultaat van een polygraaftest

kan geven, bv. door groot ontzag voor de technische aard van de procedure. In de zaak ‘U.S. v.

Alexander’ uit 1975 weigerde de rechtbank de polygraaftest als bewijs te aanvaarden omdat dergelijk

bewijs omgeven zou zijn door een sfeer van quasi-onfeilbaarheid en bijgevolg zich de rol van de jury

in het bepalen van de geloofwaardigheid van de betrokkene zou toe-eigenen.363 Ook in de reeds

aangehaalde zaak Scheffer wordt de angst dat de polygraaf de rol van de jury zou overnemen

expliciet gemaakt:

“Jurisdictions, in promulgating rules of evidence, may legitimately be concerned about the risk that juries will

give excessive weight to the opinions of a polygrapher, clothed as they are in scientific expertise and at times

offering, as in respondent’s case, a conclusion about the ultimate issue in the trial. Such jurisdictions may

legitimately determine that the aura of infallibility attending polygraph evidence can lead jurors to abandon

their duty to assess credibility and guilt.”364

Deze stelling wordt echter niet ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Hoewel enkele

vroegere studies aangeven dat een polygraaftest als bewijs wel degelijk een invloed kan hebben op

de besluitvorming door de jury blijkt uit meer recente studies dat jury’s geen buitensporig

vertrouwen hebben in de polygraaf en dat ze eerder sceptisch staan tegenover zijn bewijswaarde. Uit

onderzoek van Cavoukian en Heselgrave bleek bovendien dat een waarschuwing door de rechter die

inhoudt dat de polygraaf niet onfeilbaar is de kans op beïnvloeding nog verkleint.365 In wat volgt

worden verschillende onderzoeken m.b.t. de invloed van een polygraaftest op de beslissing van de

jury van naderbij bekeken.

3.3.1: De studie van Koffler

Een in de relevante wetenschappelijke literatuur vaak besproken voorbeeld is de studie van Koffler

uit 1957. Uit deze studie bleek dat een polygraaftest een grote invloed zou hebben op het oordeel

van de jury. In het onderzoek werd aan de participanten gevraagd om een oordeel te vellen over

schuld of onschuld op basis van een aantal hypothetische zaken. In tweede instantie werd aan de

deelnemers gevraagd om aan te nemen dat een polygraafexpert in de voorliggende zaak had getuigd

dat de ondervraagde leugenachtig was en om in het licht van deze getuigenis hun beslissing te

363

MYERS, B. en ARBUTHNOT, J., ‘Polygraph Testimony and Juror Judgments: A Comparison of the Guilty

Knowledge Test and the Control Question Test’, Journal of Applied Social Psychology, 1997, vol. 27, nr. 16,

1421-1437. 364

MYERS, B., ROSOL, A. en BOELTER, E., ‘Polygraph Evidence and Juror Judgments: The Effects of

Corroborating Evidence’, Journal of Applied Social Psychology, 2003, vol. 33, nr. 5, 950. 365

MYERS, B., ROSOL, A. en BOELTER, E., l.c., 948-962.

Page 79: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

72

heroverwegen. In de derde stap werd opnieuw aan de deelnemers gevraagd om hun beslissing te

heroverwegen. Dit keer werd aangegeven dat de polygraaf in staat zou zijn om 99.5% van de

ondervraagden die liegen ook effectief als leugenachtig te identificeren. In de eerste conditie,

namelijk zonder getuigenis van de polygraafexpert en zonder dat aangegeven werd dat de polygraaf

99.5% accuraat zou zijn, werd de beschuldigde door elke participant onschuldig bevonden. Na voor

de tweede maal hun beslissing heroverwogen te hebben was 85% van de deelnemers van gedacht

veranderd. Op basis hiervan besloot Koffler dat een polygraaftest wel degelijk een grote invloed

heeft op de beslissing van de jury.366 Op dit onderzoek is echter heel wat kritiek gekomen,

voornamelijk op methodologisch vlak. Een eerste kritiek houdt in dat de participanten geen echte

getuigenis van een polygraafexpert te horen hebben gekregen. Daarnaast vestigt men, door

participanten te vragen om hun beslissing te heroverwegen op basis van informatie rond de

polygraaftest, extra aandacht op de polygraaftest waardoor participanten hem als erg belangrijk

gaan achten. Bovendien verklaarde men in het onderzoek de polygraaf een stuk accurater dan hij in

werkelijkheid is (of zou zijn).367

3.3.2: De CQT vs. de GKT

In recenter onderzoek werden de resultaten van Kofflers studie herhaaldelijk gefalsificeerd. Spanos,

Myers, Dubreuil en Pawlak verrichtten onderzoek naar het effect van het presenteren van resultaten

van een polygraaftest als bewijs en van getuigenissen van ooggetuigen op de overtuigingen van

juryleden. Zij concludeerden dat het presenteren van resultaten van een polygraaftest als bewijs, in

tegenstelling tot getuigenissen van ooggetuigen, geen invloed heeft op juryleden, noch op hun

individuele overtuigingen, noch op het uiteindelijke verdict.368 De vraag is natuurlijk in welke mate

deze bevindingen gelden voor de verschillende soorten polygraaftests. In hun onderzoek naar de

invloed van een polygraaftest op de beslissing van de jury hebben Myers en Arbuthnot als eerste een

onderscheid gemaakt voor verschillende types van polygraaftests, meer bepaald de CQT en de GKT.

Op deze manier wilden ze achterhalen of juryleden sceptisch staan tegenover polygraaftests in het

algemeen of enkel t.o.v. bepaalde types. Zoals besproken in deel I biedt de GKT een betere

bescherming voor onschuldige verdachten dan de CQT omdat het risico kleiner is op een vals-positief

testresultaat. Myers en Arbuthnot hypothetiseren daarom dat de invloed op het oordeel van

juryleden die weigerachtig staan tegenover het in rekening brengen van het resultaat van een

polygraaftest omdat ze vrezen iemand onschuldig te veroordelen groter zal zijn bij de GKT dan bij de

366

KOFFLER, J.H., ‘The lie detector: a critical appraisal of the technique as a potential undermining factor in the

judicial process’, New York Law Forum, 1957, vol. 3, 123-158. 367

MYERS, B. en ARBUTHNOT, J., l.c., 1421-1437. 368

SPANOS, N.P., MYERS, B., DUBREUIL, S.C. en PAWLAK, A.E., ‘The effects of polygraph evidence and

eyewitness testimony on the beliefs and decisions of mock jurors’, Imagination, Cognition and Personality,

1992-1993, vol. 12, nr. 2, 103-113.

Page 80: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

73

CQT. In het onderzoek werden dertig schijnjury’s (zgn. ‘mock jurors’) samengesteld uit een groep van

216 psychologiestudenten. Vervolgens werden aan elk van de drie condities 10 jury’s toegekend. In

de eerste conditie werd geen polygraaftest als bewijs aangeleverd, in de tweede conditie werd een

CQT-test als bewijs aangeleverd en in de derde conditie werd een GKT-test als bewijs aangeleverd.

Vervolgens werd een gesimuleerd moord- en verkrachtingsproces getoond op video en moesten de

jury’s een verdict uitspreken. Het resultaat was dat noch jury’s in het algemeen noch individuele

juryleden significant beïnvloed werden door de polygraaftest. Bovendien werd er geen verschil

gevonden tussen de jury’s die het resultaat van een CQT gepresenteerd kregen en jury’s die het

resultaat van een GKT gepresenteerd kregen. Volgens Myers en Arbuthnot betekent dit dat jury’s

vooroordelen hebben t.o.v. polygraaftests in het algemeen ongeacht het onderscheid tussen de

gehanteerde interviewtechnieken. Het wantrouwen in de polygraaf als bewijselement zou dan niet

gebaseerd zijn op de gekende problemen die inherent zijn aan de CQT maar op wantrouwen t.a.v.

leugendetectie in het algemeen. Een andere bevinding was dat vrouwen de polygraaftest als meer

invloedrijk achtten dan mannen. Myers en Arbuthnot zien in hun bevindingen een mogelijke

bevestiging van de hypothese dat juryleden zich al vroeg in het proces een opinie vormen over de

schuld of onschuld van de beklaagde en vervolgens bij het nemen van de beslissing zich voornamelijk

baseren op bewijsmateriaal dat overeenstemt met hun initiële overtuigingen (cf. confirmation bias).

Dit zou verklaren waarom in een verkrachtingszaak vrouwen meer beïnvloed werden door de

leugenachtige polygraaftest dan mannen.369

Verder geven Myers en Arbuthnot twee plausibele verklaringen waarom jury’s geen acht slaan op

een polygraaftest die werd uitgevoerd met de GKT. Een eerste mogelijke verklaring is dat het voor

juryleden weinig uitmaakt of de GKT al dan niet minder vals-positieve testresultaten genereert dan

de CQT. Een tweede mogelijke verklaring is dat de juryleden moeite hebben met het begrijpen van

de mathematische regels die de lagere kans op vals-positieve resultaten aantonen. Daarom is het

niet uitgesloten dat juryleden gewoon niet beseffen dat de GKT een betere bescherming biedt voor

een onschuldige verdachte. Daarnaast is het ook denkbaar dat juryleden weigeren zich te baseren op

bewijs dat ze niet volledig begrijpen.370

3.3.3: Het effect van bekrachtigend bewijs

De mate waarin het besluit van de jury beïnvloed wordt door het resultaat van een polygraaftest te

presenteren als bewijsmateriaal werd verder onderzocht door Myers, Rosol en Boelter in 2003. De

hypothese die in het onderzoek van Myers, Rosol en Boelter centraal staat is dat de mogelijkheid

bestaat dat jury’s niet echt overtuigd zijn door een polygraaftest in scenario’s waar ook andere, meer

369

MYERS, B. en ARBUTHNOT, J., l.c., 1421-1437. 370

Ibid.

Page 81: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

74

overtuigende vormen van bewijs voorhanden zijn, maar dat de polygraaf wel een belangrijke invloed

kan hebben in situaties waar ander bewijs afwezig is en het proces afhangt van twee tegensprekende

verklaringen. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de bevindingen uit eerder onderzoek die

indiceerden dat juryleden nauwelijks beïnvloed worden door de presentatie van een polygraaftest als

bewijsmateriaal waarschijnlijk toch niet het gevolg zijn van de presentatie van ander bewijsmateriaal.

Met andere woorden, de invloed van een polygraaftest als bewijsmateriaal op de besluitvorming van

juryleden is zeer gering ongeacht de aanwezigheid van andere vormen van bewijs. Bovendien gaven

de juryleden van de schijnjury’s zelf aan dat de polygraaftest weinig invloed heeft gehad op hun

beslissing.371

Net als elk ander onderzoek heeft ook dit onderzoek zijn beperkingen. Myers, Rosol en Boelter halen

zelf enkele beperkingen van hun onderzoek aan en een daarvan is dat enkel polygraaftests met een

leugenachtig resultaat als bewijs werden gebruikt. Ze geven zelf aan dat jury’s mogelijk meer gewicht

geven aan testen met een niet-leugenachtig resultaat aangezien het meer waarschijnlijk is dat een

onschuldig iemand faalt voor de test (vals-positief) dan dat een schuldige slaagt voor de test (vals-

negatief).372 Anderzijds moet herinnerd worden aan het zojuist besproken onderzoek van Myers en

Arbuthnot dat uitwees dat juryleden geen onderscheid maken tussen de CQT en de GKT, ondanks het

feit dat de GKT minder vals-positieve resultaten oplevert.

3.3.4: Poging tot falsificatie van eerdere bevindingen

Zoals gezegd staat de overtuiging dat het resultaat van een polygraaftest de jury te veel zou

beïnvloeden in sterk contrast met de bevindingen van een aantal empirische studies, waarvan er

reeds drie belangrijke werden besproken. Maar in welke mate zijn deze bevindingen representatief?

Het is niet ondenkbaar dat de bevindingen vertekend zijn als gevolg van methodologische

tekortkomingen van de opgezette onderzoeken. Met dit in het achterhoofd ondernamen Myers,

Latter en Abdollahi-Arena een poging om de eerdere bevindingen te falsificeren. De onderzoekers

vertrokken vanuit twee plausibele redenen waarom de voorgaande studies mogelijk niet in staat

waren om een effect te vinden van een polygraaftest als bewijs op de beslissing van de jury. Een

eerste reden is reeds aan bod gekomen en houdt in dat de voorgaande studies telkenmale gebruik

maakten van polygraaftests met een leugenachtig resultaat. Myers, Latter en Abdollahi-Arena geven

opnieuw aan dat rekening houdend met het feit dat de kans op een vals-positieve fout kleiner is dan

de kans op een vals-negatieve fout, en gekoppeld aan het vermoeden van onschuld, juryleden

mogelijk meer rekening houden met een test die de beklaagde vrijspreekt dan met een test die de

beklaagde beschuldigt. De tweede reden houdt in dat de steekproeven die werden gehanteerd

371

MYERS, B., ROSOL, A. en BOELTER, E., l.c., 948-962. 372

Ibid.

Page 82: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

75

mogelijk een slechte representatie zijn van echte juryleden. Meestal gaat het om

universiteitsstudenten welke in het kader van hun opleiding gestimuleerd worden om een kritische

denkwijze te ontwikkelen. Oudere en eventueel lager opgeleide deelnemers staan mogelijk minder

sceptisch tegenover polygrafie. Daarom stellen Myers, Latter en Abdollahi-Arena als hypothese dat

het effect van een polygraaftest als bewijs op het verdict van de jury in interactie staat met zowel de

leeftijd als het opleidingsniveau van de juryleden. Om aan deze beperkingen tegemoet te komen

rekruteerden Myers, Latter en Abdollahi-Arena in hun onderzoek de deelnemers op luchthavens en

treinstations, met een mix qua leeftijd en opleidingsniveau tot gevolg. Daarnaast bouwden ze een

conditie in waar een polygraaftest met een niet-leugenachtig resultaat als bewijs werd

aangevoerd.373

Ondanks het feit dat aan de participanten werd medegedeeld dat een polygraaftest voor 85%

accuraat is schatten de participanten de accuraatheid lager in, nl. 62% voor niet-leugenachtige tests

en 68% voor leugenachtige tests. Bovendien rapporteerden de deelnemers de polygraaftest als

minder betrouwbaar dan andere vormen van bewijs zoals een DNA-test, vingerafdrukken of een

handschriftenanalyse. Ten tweede werd er geen significant effect gevonden van leeftijd of

opleidingsniveau op de mate waarin het resultaat van de polygraaftest de beslissing van de juryleden

beïnvloedde. Daarnaast werd ook geen significant verschil gevonden tussen de deelnemers die een

niet-leugenachtige polygraaftest gepresenteerd kregen en deelnemers die een leugenachtige

polygraaftest gepresenteerd kregen.374 De hier gepresenteerde resultaten zijn bijzonder waardevol.

Myers, Latter en Abdollahi-Arena kwamen tegemoet aan enkele methodologische vraagpunten in

eerdere onderzoeken en vonden toch sterk gelijklopende resultaten: opnieuw blijkt de invloed van

een polygraaftest als bewijselement op de besluitvorming door de jury zeer beperkt.

3.3.5: De rol van de expert

Wanneer jury’s oordelen over de feiten wegen zij de verschillende scenario’s tegenover elkaar af en

gaan ze op basis van het gepresenteerde bewijs na welk scenario het meest waarschijnlijk is. De

gevolgtrekkingen die daarmee gepaard gaan kunnen gebaseerd zijn op logisch redeneren,

persoonlijke ervaringen, instinct of een combinatie van alle drie. Een getuigenis door een expert op

een bepaald domein kan de waarde die gehecht wordt aan het gepresenteerde bewijs beïnvloeden

en kan bijgevolg de afwegingen en gevolgtrekkingen door de jury indirect en in meerdere of mindere

mate mee sturen.

373

MYERS, B., LATTER, R. en ABDOLLAHI-ARENA, M.K., ‘The Court of Public Opinion: Lay Perceptions of

Polygraph Testing’, Law and Human Behavior, 2006, 30, 509-523. 374

Ibid.

Page 83: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

76

In Amerika is het zo dat de expert die aantreedt als getuige in de eerste plaats gebruik moet gemaakt

hebben van wetenschap of methodologie die als betrouwbaar wordt beschouwd in het licht van de

eerder genoemde Daubert-criteria. Maar zelfs indien de polygrafist geacht wordt daaraan te voldoen

wordt hij toch vaker geweigerd als getuige dan andere experten. De reden daarvoor is dat de

polygrafist een inbreuk zou plegen op wat als exclusief terrein van de jury wordt beschouwd doordat

hij als getuige advies geeft over de ultieme kwestie, over datgene waarover de jury moet oordelen,

nl. de geloofwaardigheid van de beklaagde.375 Dit exclusief terrein wordt benoemd als ‘province of

the jury’: het gebied dat is voorbehouden aan het oordeel van de jury en waarover getuigen en

deskundigen hun mond moeten houden.376 Daarnaast worden andere bezorgdheden geuit over

expertgetuigenissen rond polygrafie. Ten eerste is er de overtuiging dat een dergelijke getuigenis een

te grote invloed zou hebben op de jury waardoor ze niet langer zelf de nodige en soms zware

afwegingen maken.377 Ten tweede is men bezorgd dat bij het toelaten van polygrafisten als experten

het proces zal vervallen in een soort strijd tussen experten die elk hun eigen standpunt t.a.v.

polygrafie verdedigen. Hierdoor zouden juryleden verward worden eerder dan dat de getuigenissen

duidelijkheid scheppen voor de juryleden.378 Desondanks worden polygrafisten in Amerika de laatste

jaren meer en meer als getuigen aanvaard. Rechtbanken erkennen steeds vaker dat een polygrafist

nuttige informatie kan aanbrengen voor de jury die dan met meer kennis van zaken en meer accuraat

conclusies kan vormen.379 Ook aan de Belgische polygrafisten wordt wel eens gevraagd om te gaan

getuigen in assisenzaken en, bij uitzondering, in correctionele zaken. In de beginjaren dat de

polygraaf bij ons werd gebruikt in het vooronderzoek in strafzaken werden de techniek en de

resultaten door de advocaten van de verdediging stelselmatig afgebroken in de rechtszaal. Daarom

vroeg het Openbaar Ministerie aan de polygrafisten om te gaan getuigen, als een soort van

tegengewicht.380 Dergelijke getuigenis heeft betrekking op hoe de ondervragingstechniek werkt, hoe

men tot het gegeven resultaat is gekomen en hoe het resultaat dient geïnterpreteerd te worden.

Hierbij wordt ook beklemtoond dat veel van de in de media verspreide berichtgeving omtrent

polygrafie onjuistheden bevat.381 Voor de wetenschappelijke onderbouwing baseren de polygrafisten

zich op publicaties van de ‘National Research Council’ en de ‘National Academy of Sciences’ (VS).382

Maar hoe reageren de advocaten op deze getuigenissen? Is het risico op discussie omtrent polygrafie

in de rechtszaal reëel? En welke invloed heeft de getuigenis echt op de jury?

375

SIMMONS, R., l.c., 1013-1066. 376

VAN KOPPEN, P., o.c., 229. 377

SIMMONS, R., l.c., 1013-1066. 378

ROSOL, A. en MYERS, B., ‘Expert Testimony on the Polygraph Test: Issues Surrounding Admissibility and

Examination of Jurors’ Critical Evaluation of Evidence’ in Advances in Psychology Research, volume 64,

Columbus, A.M., (ed.), New York, Nova Science Publishers, 2010, 99-118. 379

SIMMONS, R., l.c., 1013-1066. 380

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 381

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 382

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012.

Page 84: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

77

Aanvankelijk boorden de advocaten de polygrafie de grond in op de rechtbank. Ook wanneer een

polygrafist ging getuigen in de rechtszaal kwam er vernietigende kritiek van de strafpleiters. Sedert

het arrest van het Hof van Cassatie van 15 februari 2006 zijn de advocaten van tactiek veranderd. In

het arrest oordeelt het Hof dat het gebruik van de polygraaf het recht op stilzwijgen van degene die

er zich vrijwillig aan onderwerpt en die op elk moment kan beslissen ermee op te houden niet

miskent. Ook schendt deze bijzondere ondervragingsmethode het vermoeden van onschuld niet

(supra).383 Eigenlijk komt het erop neer dat een goed uitgevoerde polygraaftest juridisch moeilijk kan

aangevochten worden.384 Maar wat is een goed uitgevoerde polygraaftest? Datgene wat door

advocaten in twijfel wordt getrokken is niet langer de techniek of de interviewtechnieken maar wel

of de test mocht uitgevoerd worden en vervolgens of hij goed is uitgevoerd. Zo kan een advocaat bv.

aanbrengen dat de testresultaten ongeldig zijn omdat zijn cliënt op het moment van de test bepaalde

medicatie gebruikte of recent drugs had gebruikt. Uiteraard wordt daar voor het begin van de test

naar gevraagd maar zeker is de polygrafist nooit.385 Daarom kan het interessant zijn om vóór dat de

test gevorderd wordt een wetsdokter aan te stellen die nagaat of er tegenindicaties zijn voor een

polygraaftest.386 Verder blijkt uit de praktijk dat het afbreken van de resultaten van een polygraaftest

vaak een onderdeel is van de rol als advocaat eerder dan een persoonlijke overtuiging:

“[...] Logischerwijs zijn ze eens voor en eens tegen. Een goede advocaat denkt enkel maar aan het belang van

zijn cliënt.”387

Een advocaat die in de ene zaak de polygraaf afkraakt tot en met kan de dag erop in een andere zaak

de polygrafie staan ophemelen, afhankelijk van hoe het hem uitkomt.388 De polygrafisten zijn zich

ervan bewust dat de advocaat in de meeste gevallen louter een rol speelt, naar best vermogen zijn

job doet, en hebben er weinig of geen problemen mee.389 Al zijn er natuurlijk ook advocaten die wel

persistent gekant zijn tegen de polygrafie.390 Er zijn altijd ‘believers’ en ‘non-believers’.391 Discussies

in de rechtbank tussen advocaten en polygrafisten komen evenwel maar zelden meer voor.392

Naast polygrafisten komen in de rechtszaal ook soms andere experten getuigen omtrent polygrafie,

nl. academici. Zoals eerder vermeld bestaat in de Verenigde Staten de bezorgdheid dat hierdoor

discussie zou ontstaan tussen beide types experten die de jury in verwarring zou brengen. Voor

383

Cass. 15 februari 2006, AR P051583F. 384

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., o.c., 336. 385

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 386

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 387

Interview met F. Vroman, Toegevoegd substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 19/03/2012. 388

Interview met J.P. Raes, Commissaris lokale recherche Gent sectie zeden, Gent, 15/02/2012. 389

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 390

Interview met B. Baeyens, Substituut-procureur des Konings Parket Gent, Gent, 06/03/2012. 391

Anoniem interview, Onderzoeksrechter, Gent, 21/03/2012. 392

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012.

Page 85: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

78

België lijkt dit alvast niet op te gaan. Discussies in de rechtszaal tussen polygrafisten en

tegenexperten komen bij ons niet voor. Elke partij zegt zijn ding. Het kan gebeuren dat er eens een

repliek is door een van de partijen maar verder dan dat gaat het niet.393 De polygrafisten geven zelf

ook aan dat dit te vermijden is. Het kan niet de bedoeling zijn een polemiek te starten in de

rechtszaal, al zouden sommige advocaten dat misschien maar al te graag hebben.394 Over het

algemeen hebben de polygrafisten er ook geen probleem mee dat academici of advocaten

standpunten innemen tegen de polygrafie. Op voorwaarde dat men spreekt met kennis van zaken en

dat blijkt niet altijd het geval te zijn.395 Ook beklagen de polygrafisten zich over het feit dat de

kritieken regelmatig te algemeen zijn. De polygrafie krijgt vaak als geheel een negatief label terwijl er

in de waaier van interviewtechnieken, die veel breder is dan de drie technieken die besproken zijn in

deel I, een grote variatie is in betrouwbaarheid en geldigheid.396 Bovendien verschillen de CQT-testen

onderling (supra). Een laatste bron van ontstemming die ik hier wens aan te halen is de gebrekkige

kennis van magistraten over polygrafie. Men kan van magistraten uiteraard niet verwachten dat zij

tot in detail kennis hebben van alle bestaande politietechnieken en bewijsmiddelen. Het is dan ook

niet de gebrekkige kennis op zich die bij polygrafisten voor frustratie zorgt maar wel het feit dat

sommige magistraten de polygrafie openlijk veroordelen zonder degelijke basiskennis.397 Zo was er

bv. een magistraat van het parket van Gent die in zijn eerste assisenzaak de polygrafie vervloekte en

bestempelde als ‘heksentoverij’. Dergelijke uitspraken worden via de media verspreid en stellen de

polygrafie ongegrond in een slecht daglicht.398

De volgende vraag die gesteld dient te worden is hoe de jury omgaat met getuigenissen van

polygrafisten en tegenexperten. In welke mate worden juryleden hierdoor beïnvloed? Zijn juryleden

in staat om expertgetuigenissen kritisch te evalueren? En wat denken de polygrafisten hier zelf over?

Twee verschillende jury’s kunnen de belangrijkheid van polygraaftests verschillend inschatten als

gevolg van twee verschillende getuigenissen die in verschillende mate de ernst van de mogelijke

fouten benadrukken. Bovendien kunnen getuigenissen door experts verschillen in het succes om aan

te tonen dat de onderliggende principes van de polygrafie geldig of ongeldig zijn. Zo zullen

voorstanders van de CQT onder meer verklaren dat onschuldige verdachten een zwakkere

fysiologische reactie zullen vertonen op de relevante vragen dan op de controlevragen omdat ze niet

liegen op de relevante vragen maar wel liegen op, of op zijn minst onzeker zijn over, de

controlevragen. Tegenstanders van de CQT, niet zelden voorstanders van GKT, zullen dit bekritiseren

393

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 394

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 395

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 396

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 397

Informeel gesprek met O. Buelens, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 398

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012.

Page 86: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

79

door bv. aan te geven dat ook onschuldige verdachten sterkere fysiologische reacties kunnen

vertonen op de relevante vragen omdat de mogelijke consequenties van het antwoord en de meting

van de bijhorende reacties groot zijn (supra).399

Uit onderzoek van Devenport en Cutler blijkt dat de invloed van de getuigenis van een expert m.b.t.

ooggetuigen op zich weinig invloed heeft op de jury, maar dat de getuigenis van een tegenexpert wel

de geloofwaardigheid van de initiële expert aantast.400 Maar geldt dit ook voor getuigenissen m.b.t.

polygrafie? In 1995 bestudeerde Leippe het bestaande relevante onderzoek rond

expertgetuigenissen en jury’s en concludeerde dat juryleden over het algemeen vrij sceptisch staan

tegenover getuigenissen door experten. Volgens Rosol en Myers suggereert dit dat jury’s complexe

getuigenissen op een eerder oppervlakkig niveau verwerken en dat ze daardoor de complexe

elementen in de getuigenis verloren laten gaan. Dit zou geen goede zaak zijn wanneer het gaat over

een getuigenis die betrekking heeft op de polygraaf. Daarnaast zouden juryleden het moeilijk hebben

om informatie die betrekking heeft op waarschijnlijkheden of kansen, zoals het geval is bij de

polygraaf, te begrijpen.401

Recentelijk deden Rosol en Myers onderzoek naar de invloed van een getuigenis van een

polygraafexpert op de perceptie van de jury over polygraaftests. In dat onderzoek werden 206

universiteitsstudenten willekeurig toegewezen aan een van de vijf condities. In de eerste conditie

werd geen polygraaftest als bewijs aangevoerd. In de tweede conditie werd wel een polygraaftest als

bewijs aangevoerd en kwam eveneens een polygrafist getuigen. Hierbij lichtte hij de gehanteerde

CQT procedure toe. In de derde conditie kwam naast de polygrafist ook een expert getuigen als

voorstander van de polygrafie. De vierde conditie bestond uit het tegenovergestelde, nl. de

polygrafist en een expert als tegenstander van de polygrafie. In de laatste conditie getuigden zowel

de polygrafist als de beide experten.402 De resultaten insinueren opnieuw een beperkte waarde voor

het aanwenden van de polygraaf op niveau van de straftoemeting in zaken die uiteindelijk voor het

Hof van Assisen komen. Ten eerste heeft een getuigenis door een polygrafist welke inhoudt dat de

beklaagde de waarheid vertelt als hij zegt dat hij onschuldig is geen significante impact op het verdict

door de jury. Ten tweede verhoogt ook de getuigenis van een expert die voorstander is van de

polygrafie de bereidwilligheid van de jury om de beklaagde vrij te spreken niet. Juryleden blijken niet

overtuigd te worden door een getuigenis die de geldigheid van de polygraaftest ondersteund.403 De

399

ROSOL, A. en MYERS, B., l.c., 99-118. 400

DEVENPORT, J.L. en CUTLER, B.L., ‘Impact of Defense-Only and Opposing Eyewitness Experts on Juror

Judgments’, Law and Human Behavior, 2004, vol. 28, nr. 5, 569-576. 401

ROSOL, A. en MYERS, B., l.c., 99-118. 402

Ibid. 403

ROSOL, A. en MYERS, B., l.c., 99-118.

Page 87: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

80

ervaringen van de Belgische polygrafisten gaan ook in die richting.404 Bovendien beklemtonen zij dat

het niet aan hen is om de jury te overtuigen. Die taak is weggelegd voor de openbare aanklager en de

advocaten. De polygrafisten vertellen objectief hoe het in elkaar zit en zijn er van overtuigd dat de

jury in staat is om al de aangebrachte elementen nuchter te evalueren.405

Tegenover de eerder beperkte invloed van getuigenissen door voorstanders van de polygraaftest

staat dat de argumenten die naar voor geschoven worden door tegenstanders meer invloed blijken

te hebben op de jury.406 De grotere impact van getuigenissen van tegenexperten kan mogelijk voor

een stuk toegeschreven worden aan de persoon die getuigt en niet louter aan wat die persoon komt

te vertellen. Academische tegenstanders van de polygrafie zijn vaak bekleed met titels als ‘dokter’,

‘professor’, ‘hoogleraar’ of ‘rechtsgeleerde’. Dat schept vertrouwen bij de juryleden in wat de

tegenexperten vertellen. Bovendien spelen de advocaten daar op in.407 Ook uit ander onderzoek

bleek dat het weinige vertrouwen dat juryleden stellen in de polygraaf mogelijk nog verder daalt

indien een expert op gedetailleerde wijze de problemen die geassocieerd worden met de polygraaf

komt toelichten.408 In het onderzoek van Rosol en Myers was het zelfs zo dat door de getuigenis van

de tegenstander het wantrouwen t.o.v. de polygraaf dermate hoog werd dat er meer verdicten

waren die de beklaagde schuldig bevonden dan in de controleconditie waar geen polygraaftest als

bewijs werd aangeleverd. Dit geeft stof tot nadenken voor advocaten die een niet-leugenachtige

polygraaftest als bewijs willen aanbrengen.409

3.4: De beslissing door de vonnisrechter

In tegenstelling tot Assisenzaken wordt in correctionele zaken de eindbeslissing genomen door de

vonnisrechter. De beoordeling van de waarde van de aangevoerde bewijsmiddelen wordt

overgelaten aan diens soevereine appreciatie. De polygraaftest is een uitzonderlijk geval in die zin

dat het testresultaat altijd moet beschouwd worden als ondersteunend bewijs en op zichzelf

onvoldoende is om de schuld van de beklaagde bewezen te achtten (supra). De vonnisrechter zal

kennis nemen van de verschillende elementen in het dossier die de verschillende alternatieve

scenario’s ondersteunen. Als een van die elementen een polygraaftest is zal de vonnisrechter kennis

nemen van het testresultaat, dat een onschuldig of schuldig scenario met een bepaalde

waarschijnlijkheid ondersteunt. Maar houdt een vonnisrechter vervolgens ook rekening met dat

testresultaat voor de beantwoording van de schuldvraag? En zo ja, in welke mate?

404

Interview met G. Cornelis, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 405

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 406

ROSOL, A. en MYERS, B., l.c., 99-118. 407

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012. 408

MYERS, B., LATTER, R. en ABDOLLAHI-ARENA, M.K., l.c., 509-523. 409

ROSOL, A. en MYERS, B., l.c., 99-118.

Page 88: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

81

Om te trachten een antwoord te vinden op deze vragen werden ze in de eerste plaats voorgelegd

aan mijn respondenten. De meeste respondenten afkomstig uit het politiewezen gaven aan dat de

feedback vanuit justitie beperkt is en konden en durfden bijgevolg geen uitspraken doen over de

mate waarin een polygraaftest doorweegt op de beslissing van de vonnisrechter. Uit de interviews

met magistraten zijn wel een aantal zaken naar voren gekomen. Ten eerste waren allen van mening

dat een vonnisrechter nooit iemand zal veroordelen op basis van de resultaten van een polygraaftest

alleen. Dat dit weinig waarschijnlijk is volgt bovendien uit het gegeven dat een dossier dat enkel

opgebouwd is rond een belastende verklaring van het slachtoffer en een leugenachtige polygraaftest

zelden of nooit voor de rechtbank zal komen (supra). Ten tweede gaven de magistraten aan dat het

resultaat van de polygraaftest zo goed als altijd vermeld wordt in het vonnis. Na de vragen aan mijn

respondenten te hebben voorgelegd werden enkele vonnissen van correctionele rechtbanken

geanalyseerd. Daarbij werd gekeken of het resultaat van een polygraaftest werd vermeld, waar dat

resultaat werd vermeld en hoe uitgebreid op die polygraaftest werd ingegaan. Hierbij moeten

vooreerst een aantal opmerkingen worden gemaakt. Ten eerste zal de mate waarin een

vonnisrechter rekening houdt met het resultaat van een polygraaftest sterk afhangen van de andere

elementen aanwezig in het desbetreffende dossier. Ten tweede is, zoals aangegeven in het

methodologisch kader, het aantal geanalyseerde vonnissen beperkt. Ten derde is men nooit zeker

wat er écht in het hoofd van de vonnisrechter omging. Daaruit volgt dat bovenstaande vragen niet

eenduidig te beantwoorden zijn en dat datgene dat hier wordt beschreven allerminst kan

veralgemeend worden tot dé wijze waarop vonnisrechters omgaan met het resultaat van een

polygraaftest.

Een eerste vaststelling na analyse is dat alle verkregen vonnissen zaken betroffen waarin de tijdens

het vooronderzoek uitgevoerde polygraaftest een leugenachtig resultaat heeft opgeleverd. Dit ligt in

lijn van de eerdere vaststelling dat voornamelijk zaken waarin het testresultaat leugenachtig is voor

de rechtbank komen. De tweede vaststelling strookt met datgene wat de magistraten aangaven en

houdt in dat in zeven van de acht vonnissen de leugenachtige polygraaftest werd vermeld. Slechts in

één geval werd geen melding gemaakt van de polygraaftest, mogelijk omdat de beklaagde na de test

had bekend.410 De vonnissen waarin de test wel wordt vermeld geven blijk van voorzichtigheid door

vonnisrechters bij het in aanmerking nemen van een leugenachtige testresultaat. Meestal wordt het

testresultaat kort even aangehaald bij de bespreking van de feiten, zonder meer. Bovendien zijn er

vermeldingen terug te vinden welke inhouden dat de resultaten van de polygraaftest met enige

omzichtigheid moeten worden benaderd of dat het leugenachtig testresultaat slechts één belastend

element is dat overigens niet doorslaggevend is. Opmerkelijk is dat ondanks de leugenachtige

410

Brussel 2 november 2004.

Page 89: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

82

polygraaftest de beklaagde in drie van de acht zaken werd vrijgesproken. Hoewel weinig

representatief geeft dit aan dat het resultaat van een polygraaftest zeker niet buitengewoon zwaar

doorweegt op de beslissing van vonnisrechters. De reden waarom met de leugenachtige

polygraaftest geen rekening werd gehouden verschilde telkens. In het eerste geval had de beklaagde

leugenachtige antwoorden gegeven op vragen die gericht waren op feiten die ook ontkend werden

door het slachtoffer.411 In de tweede zaak was de Gentse rechtbank van oordeel dat tijdens het

verhoor dat volgde op de test ongeoorloofde druk werd uitgeoefend, waarbij onder meer aan de

verdachte de idee werd gegeven dat de test onfeilbaar is (supra).412 Dit is overigens de enige zaak

waarbij zeer uitgebreid werd ingegaan op de polygraaf als onderzoeksinstrument en op het concrete

verloop van de test. Het derde vonnis betreft een zaak waarin twee polygraaftests werden

uitgevoerd en waarbij de eerste test onbeslist was. Op basis van andere elementen in het dossier

twijfelde de rechtbank over de schuld van de beklaagde. Die twijfel speelde in het voordeel van de

beklaagde en werd klaarblijkelijk niet weggenomen door de leugenachtige polygraaftest.413 Dat

gerezen twijfel niet weggenomen wordt enkel en alleen op basis van een leugenachtige polygraaftest

is m.i. positief te noemen en in overeenstemming met wat de COL 3/2003 bepaalt. Opgemerkt dient

dat de waarde van het testresultaat op dit vlak verschilt met de waarde verleend op de eerdere

echelons van de strafrechtsbedeling. Op niveau van de opsporing wordt soms een beroep gedaan op

de polygraaf om deuren te sluiten, m.a.w. om resterende twijfel weg te nemen. Ook op parketniveau

wordt bij twijfel de beslissing om al dan niet te vervolgen soms afhankelijk gesteld van het resultaat

van de polygraaftest (supra).

3.5: Besluit

Zowel in de Verenigde Staten als in België bestaat er verdeeldheid over de geldigheid en de

betrouwbaarheid van de polygraaf. In de Verenigde Staten wordt die verdeeldheid sterk

weerspiegeld in de discussie omtrent de vraag of de resultaten van een polygraaftest al dan niet

aanvaard moeten worden als bewijs in strafzaken. Noch de Frye-test, noch de Daubert-analyse, noch

de zaak Scheffer hebben een uniforme praktijk kunnen creëren. In tegenstelling tot het wettelijk

bewijsstelsel in de Verenigde Staten hebben we in België een vrij bewijsstelsel. Dit betekent dat de

bewijswaarde van de resultaten van een polygraaftest vrij beoordeeld wordt door de strafrechter. Dit

impliceert dat de resultaten van een polygraaftest niet expliciet moeten aanvaard worden als bewijs

maar eerder dat er geen redenen aanwezig mogen zijn om de resultaten als bewijs te moeten

weigeren. Bovendien is er in België wel rechtspraak voorhanden die voor afdoende duidelijkheid

heeft gezorgd, nl. het arrest van het Hof van Cassatie van 15 februari 2006.

411

Gent 6 mei 2009. 412

Gent 12 december 2011. 413

Gent 25 juni 2008.

Page 90: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

83

Het Hof van Cassatie oordeelde dat bij een goed uitgevoerde polygraaftest het zwijgrecht en het

vermoeden van onschuld gerespecteerd blijven en dat de door eiser aangevoerde

onbetrouwbaarheid en ontbrekende legaliteit geen reële drempel vormen voor aanvaarding van de

resultaten als (steun)bewijs. Het arrest betekent dat een goed uitgevoerde polygraaftest juridisch

nog moeilijk kan aangevochten worden, wat een wijziging in de tactiek van advocaten heeft

veroorzaakt. Toch stellen Goossens en Traest dat het ontbreken van een wettelijke regeling er vroeg

of laat toe kan leiden dat de visie van het Hof aan revisie onderhevig zal zijn. Zoals onderzoeksrechter

D. Van den Bossche aanhaalde is de bestaande regeling via omzendbrief niet helemaal Europa-

bestendig. Doordat met de polygraaf tekenen vastgesteld worden die met het blote oog niet steeds

waar te nemen zijn en er gepoogd wordt om de oprechtheid van de verdachte na te gaan is er

mogelijk sprake van een inmenging op het recht op privéleven. Daarom moet bij het gebruik van de

polygraaf voldaan zijn aan de vereisten van art. 8.2 E.V.R.M. en art. 22 G.W.. Eén van die vereisten is

een formele wet.414

Verder blijkt, in tegenstelling tot eerder wetenschappelijk onderzoek en de verwachtingen van een

aantal respondenten, dat juryleden weinig beïnvloed worden door de presentatie van de resultaten

van een polygraaftest als bewijs in een Assisenzaak. Ook een getuigenis door een polygrafist of

academicus blijkt maar weinig invloed te hebben. Al zouden argumenten van tegenstanders wel

meer impact hebben dan de argumenten die naar voor gebracht worden door voorstanders van de

polygrafie. Opgemerkt dient wel dat de keuze van juryleden om meer geloof te hechten aan de

getuigenis van de ene persoon dan aan de getuigenis van een andere persoon van meer afhankelijk is

dan enkel van datgene wat de getuige in kwestie vertelt. De mate waarin iemand als geloofwaardig

wordt beschouwd wordt eveneens beïnvloed door eigenschappen die niks met hun eigenlijke

geloofwaardigheid te maken hebben, zoals bijvoorbeeld de titel die de getuige bekleedt of zijn of

haar fysieke karakteristieken.415 Ook vonnisrechters lijken de resultaten van polygraaftests niet

bijzonder zwaar te laten doorwegen in hun beslissing. De polygraaftest wordt doorgaans wel vermeld

in het vonnis maar er wordt enkel uitgebreid op ingegaan als er aanwijzingen zijn dat er met de

uitgevoerde test iets niet in orde is.

414

GOOSSENS, F. en TRAEST, P., l.c., 1039-1048. 415

SPELLMAN, B.A. en TENNEY, E.R., ‘Credible testimony in and out of court’, Psychonomic Bulletin & Review,

2010, vol. 17, nr. 2, 168-173.

Page 91: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

84

Algemeen besluit

Polygrafie kan omschreven worden als ‘de detectie door de politie van leugenachtige reacties via de

analyse van psychofysiologische reacties van een verdachte in het kader van het vooronderzoek in

strafzaken’. Het verhoor met de polygraaf wordt beschouwd als een bijzondere methode van

ondervraging. Het is een hulpmiddel in het opsporings- of gerechtelijk onderzoek, een techniek die

wordt aangewend met het oog op de juridische waarheidsvinding. De waarheid ligt vervat in een van

de talrijke scenario’s die bij aanvang van het vooronderzoek vorm krijgen. Gaandeweg worden op

basis van de gevonden elementen scenario’s geschrapt en aangepast en worden nieuwe, alternatieve

scenario’s geformuleerd. Ergens in dit proces, alleszins nadat het aantal mogelijke scenario’s

geslonken is, kan men ervoor opteren een polygraaftest te laten uitvoeren. In de meeste gevallen

komt het initiatief van de onderzoekers of van de magistraat die de leiding heeft over het onderzoek.

Vaak gaat men opteren voor een polygraaftest in een onderzoek dat vast zit, een onderzoek waarbij

men er niet in slaagt voldoende te differentiëren tussen de verschillende scenario’s. Dit is

voornamelijk het geval bij zedenzaken. Een andere mogelijkheid is dat er reeds bezwarende

elementen werden gevonden maar dat de verdachte blijft ontkennen of slechts gedeeltelijke

bekentenissen aflegt. Men hoopt dan op basis van het resultaat van de polygraaftest in staat te zijn

bepaalde scenario’s te verlaten en, bij voorkeur, één ander scenario te kunnen onderbouwen. In de

gerechtelijke arrondissementen die geregeld beroep doen op de polygraaf als bijzondere

verhoortechniek blijkt de polygraaf een significante meerwaarde te kunnen bieden voor het

onderzoek. Al is er in het geval van een leugenachtige test verdeeldheid omtrent het antwoord op de

vraag of die meerwaarde voortvloeit uit het resultaat an sich of uit wat in het aanvullend verhoor

met dat resultaat gedaan wordt. Indien in een opsporingsonderzoek het testresultaat niet-

leugenachtig is zal men veelal het scenario waarin de ondervraagde ook de dader is schrappen. Dit

impliceert dat veel waarde wordt toegekend aan een niet-leugenachtige polygraaftest, vaak meer

dan aan een leugenachtige polygraaftest. Naast initiatiefname door actoren uit de

strafrechtsbedeling valt het ook voor dat de verdachte zelf om een polygraaftest verzoekt in een

poging om het onschuldige scenario te ondersteunen. Uitzonderlijk wordt het initiatief genomen

door het slachtoffer, maar daar gaat men doorgaans niet op in.

Hoe goed het resultaat van een polygraaftest het overeenkomstige scenario ondersteunt is

onderwerp van discussie. Veel hangt af van de gehanteerde interviewtechniek en de persoon die

deze techniek toepast. In deel I werden de drie bekendste interviewtechnieken besproken, waarvan

de CQT in het kader van deze masterproef de belangrijkste is. Dé CQT bestaat evenwel niet. De CQT

is in zichzelf een verzameling van procedures die variëren naargelang de structuur en de plaatsing

van de verschillende soorten vragen alsook naargelang de regels die gehanteerd worden om de

Page 92: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

85

fysiologische data te interpreteren. Dit brengt met zich mee dat de betrouwbaarheid en de

geldigheid van een polygraaftest bijzonder moeilijk te bepalen zijn. Bij de start van deze masterproef

had ik mijzelf voorgenomen de discussie omtrent de betrouwbaarheid en geldigheid van een

polygraaftest zoveel mogelijk links te laten liggen en ongeacht de betrouwbaarheid en geldigheid te

focussen op hoe de polygraaf vandaag wordt gebruikt in België. Naarmate de literatuurstudie en de

interviews vorderden bleek steeds meer het belang om hier toch even bij stil te staan. Tot een

uitgebreide bespreking van laboratoriumstudies, veldstudies en meta-analyses ben ik bewust niet

gekomen. De geïnteresseerden verwijs ik door naar de extensieve literatuur daarrond.

De vraag is alleen welke literatuur de geïnteresseerde moet lezen. Het is nl. perfect mogelijk om

enerzijds een masterproef volledig contra polygrafie te schrijven en anderzijds een masterproef

volledig pro polygrafie. Beiden kunnen onderbouwd worden a.d.h.v. bestaande wetenschappelijke

literatuur en studies. Tijdens het schrijven van deze masterproef heb ik mezelf regelmatig de vraag

gesteld wat te geloven. Enerzijds kreeg ik veel input van de polygrafisten die, uiteraard, uitdrukkelijk

voorstander zijn. Anderzijds las ik teksten van advocaten en academici die alles wat met polygrafie te

maken heeft liefst zo snel mogelijk in de vergeetput kieperen. Veel van mijn respondenten vroegen

naar mijn persoonlijke mening. Na acht maanden gewerkt te hebben rond deze materie ben ik tot de

conclusie gekomen dat datgene wat ik geloof genuanceerd is, een soort van middenweg die, naar

mijn gevoel, in de (Amerikaanse) literatuur vaak onbewandeld blijft. De meeste auteurs hebben de

neiging om uitgesproken voor of tegenstander te zijn. Een polarisatie die naar mijn mening ontstaan

is, en nog steeds versterkt wordt, juist door de grote hoeveelheid publicaties. Door telkens artikels

op te nemen en auteurs te citeren die aan dezelfde kant staan blijven beide kampen bestaan. M.i. is

het essentieel om de beperkingen van de gehanteerde variant van de CQT te erkennen en om ze

vervolgens mee op te nemen in de debatten omtrent wat de techniek binnen een bepaald

rechtssysteem kan betekenen, eventueel in relatie tot andere onderzoekstechnieken. Eindeloos

opnieuw de beperkingen oplijsten om vervolgens omwille van die beperkingen het debat te weigeren

draagt weinig tot niets bij en leidt tot diverse en potentieel onaanvaardbare praktijken, iets wat in

België gelukkig niet het geval is.

De onenigheid omtrent de betrouwbaarheid en geldigheid van de polygraaftest is het duidelijkst

afgetekend in Amerikaanse literatuur en rechtspraak. Het gevolg daarvan is een uiteenlopende

praktijk in de verschillende staten wat betreft de aanwending van de polygraaf in strafzaken en de

‘admissibility‘ van de resultaten in de rechtbank. Hoewel men niet in elk gerechtelijk arrondissement

even frequent een beroep doet op polygrafie is er in België een stuk meer duidelijkheid en

uniformiteit, met dank aan de COL 3/2003 en de rechtspraak van het Hof van Cassatie. De procedure

staat op punt en wordt gekenmerkt door openheid: het verhoor met de polygraaf wordt erkend als

Page 93: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

86

onderzoekstechniek en is onderworpen aan reglementering, alles wordt audiovisueel geregistreerd,

er wordt een PV opgesteld, de grafieken worden neergelegd, enz. Dit in contrast met o.a. Groot-

Brittannië, Spanje en Frankrijk waar men polygrafisten laat opleiden maar officieel geen gebruik

maakt van de techniek.416 Openheid is een absoluut pluspunt voor alle partijen. Ik raad de

geïnteresseerde academici, advocaten en magistraten dan ook aan om van die openheid gebruik te

maken, los te komen van de literatuur en in het kader van de beroepsuitoefening de kans te grijpen

een blik te werpen op de concrete praktijk en een polygraaftest mee te volgen. Niet om zich door de

polygrafisten te laten overtuigen het kamp van de voorstanders te vervoegen maar wel om zichzelf in

staat te stellen een onderbouwd en weloverwogen standpunt in te nemen en om zo mythes en

ongegronde vooroordelen omtrent polygrafie de strafrechtspleging en vervolgens de publieke opinie

uit te helpen.

De vonnisrechter of Assisenjury die moet oordelen in een concreet dossier zal altijd kennis nemen

van het resultaat van de uitgevoerde polygraaftest. Enige gezonde behoedzaamheid blijkt bij beiden

aanwezig. In tegenstelling tot wat in Amerikaanse rechtspraak verondersteld wordt blijkt een

volksjury geen overmatig belang te hechten aan het resultaat van een polygraaftest. Ook een

getuigenis door de polygrafist die de test heeft uitgevoerd leidt niet tot een duidelijke overschatting

van de waarde van het resultaat van een polygraaftest in hoofde van de juryleden. Uit analyse van

enkele correctionele vonnissen en uit interviews met magistraten blijkt dat naast juryleden ook

vonnisrechters omzichtig omgaan met het (leugenachtig) resultaat van een polygraaftest. Dat

resultaat wordt doorgaans wel vermeld in het vonnis maar daar blijft het meestal bij, zeker indien de

test en het daarop volgende verhoor zonder problemen zijn verlopen. Verder blijkt een leugenachtig

testresultaat onvoldoende om bestaande twijfel over de schuld van de verdachte weg te nemen, ook

als er een resem andere belastende elementen aanwezig zijn. Geconcludeerd kan vervolgens dat wat

België betreft de waarde van de polygraaf zich hoofzakelijk situeert op het niveau van de opsporing

en vervolging. Eens op het niveau van de straftoemeting blijkt de polygraaftest nog nauwelijks door

te wegen. M.a.w., de COL 3/2003 lijkt geslaagd in zijn opzet: het creëren van een uniforme praktijk

waarbij het verhoor met de polygraaf vnl. beschouwd wordt als hulpmiddel in het politioneel

onderzoek.

Dit betekent evenwel niet dat we er zijn. Ten eerste zou men op zoek moeten gaan naar een manier

om de ervaringskennis die magistraten, polygrafisten en andere politieambtenaren hebben rond

polygrafie te systematiseren. Daarbij aansluitend zou men moeten trachten een manier te vinden om

de Belgische variant van de CQT te evalueren, met de klemtoon op het onderscheid met andere,

betere en/of slechtere varianten. Op basis daarvan kan dan onderzoek gevoerd worden naar hoe

416

Interview met J.M. Trouillard, polygrafist federale gerechtelijke politie, Etterbeek, 16/02/2012.

Page 94: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

87

deze variant ten gunste aan te passen, zonder op de nadelen van de GKT te botsen. Het uitwerken

van de overeenkomstige onderzoeksontwerpen zal echter geen koud kunstje zijn. Ten tweede zijn er

argumenten te vinden voor een wettelijke regeling ter vervanging van de huidige regeling via

omzendbrief, waaronder een hogere transparantie en Europa-bestendigheid. Bovendien neemt het

belang van een wettelijke regeling en van verder wetenschappelijk onderzoek toe naarmate het

belang van de polygrafie in België toeneemt. De kwantitatieve toepassing van het verhoor met de

polygraaf gaat sinds de oprichting van de afdeling polygrafie in stijgende lijn, met meer dan 500

aangevraagde tests in 2011. Indien de meerwaarde voor het onderzoek steeds opnieuw bevestigd

wordt kan voorspeld worden dat het aantal polygraaftests zal blijven toenemen. Daarbij komt dat in

de wandelgangen ge(m)opperd wordt dat ingevolge Salduz de waarde van het klassieke verhoor

dreigt af te nemen, met als gevolg dat andere onderzoekstechnieken, waaronder het verhoor met de

polygraaf, mogelijk belangrijker worden.

Page 95: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

88

Bibliografie

Wetenschappelijke literatuur

Actuele thema’s uit het strafrecht en de criminologie, VAN DAELE, D. en VAN WELZENIS, I., (eds.),

Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2004, 209 p.

Advances in Psychology Research, volume 64, Columbus, A.M., (ed.), New York, Nova Science

Publishers, 2010, 270 p.

ANDREWARTHA, D., ‘Lie Detection in Litigation: Science or Prejudice?’, Psychiatry, Psychology and

Law, 2008, vol. 15, nr. 1, 88-104.

BEN-SHAKHAR, G., BAR-HILLEL, M. en KREMNITZER, M., ‘Trial by Polygraph: Reconsidering the Use of

the Guilty Knowledge Technique in Court’, Law and Human Behavior, 2002, vol. 26, nr. 5, 527-541.

Beyond common sense: psychological science in the courtroom, BORGIDA, E. en FISKE, S.T., (eds.),

Oxford, Blackwell Publishing, 2008, 404 p.

BOCKSTAELE, M., ‘Wetenschap of Pinocchio: de polygraaf’, Politiejournaal, 2002, nr. 1, 14.

BOCKSTAELE, M., Handboek verhoren 1, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2008, 438 p.

BOCKSTAELE, M., RAEYMAEKERS, S. en ENHUS, E., Leugens en hun detectie, Antwerpen-Apeldoorn,

Maklu, 2007, 428 p.

BREHM, S.S., KASSIN, S., FEIN, S., MERVIELDE, I. en VAN HIEL A., Sociale psychologie, Gent, Academia

Press, 2006, 687 p.

BUSH, J.C., ‘Warping the Rules: Howe Some Courts Misapply Generic Evidentiary Rules to Exclude

Polygraph Evidence’, Vanderbilt Law Review, 2006, vol. 59, nr. 2, 539-569.

De Polygraaf, BOCKSTAELE, M., (ed.), Brussel, Politeia, 2000, 112 p.

DECAIGNY, T. en DE HERT, P., ‘Leugendetector’, De Juristenkrant, 26/01/2011, 5.

DECORTE, T., TIEBERGHIEN, J. en PETINTSEVA, O., Methoden van onderzoek: ontwerp en

dataverzameling. Een handleiding, Gent, Academia Press, 2011, 265 p.

DEVENPORT, J.L. en CUTLER, B.L., ‘Impact of Defense-Only and Opposing Eyewitness Experts on Juror

Judgments’, Law and Human Behavior, 2004, vol. 28, nr. 5, 569-576.

Page 96: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

89

Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek, BILLIET, J. en

WAEGE, H., (eds.), Antwerpen, De Boeck, 2006, 390 p.

FIEDLER, K., SCHMID, J. en STAHL, T., ‘What Is the Current Truth About Polygraph Lie Detection?’,

Basic and applied social psychology, 2002, vol. 24, nr. 4, 313-324.

FORD, E.B., ‘Lie detection: Historical, neuropsychiatric and legal dimensions’, International Journal of

Law and Psychiatry, 2006, nr. 29, 159-177.

GALLAI, D., ‘Polygraph evidence in federal courts: should it be admissible?’, American Criminal Law

Review, 1999, vol. 36:87, 87-116.

GOOSSENS, F. en TRAEST, P., ‘Het gebruik van de polygraaf : aanvaard door het Hof van Cassatie,

maar onder voorwaarden’, Vigiles, 2006, nr. 4, 145-150.

GOOSSENS, F. en TRAEST, P., ‘Het gebruik van de polygraaf, het E.V.R.M. en het vereiste van een

wettelijke basis’, Rechtskundig Weekblad, 2006-2007, nr. 25, 1039-1048.

GOOSSENS, F., ‘L’audition de suspects par la police en Belgique et le recours à la narcoanalyse, à

l’hypnose et au polygraphe: un état de la question et quelques réflections inspirées par la Convention

européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales’, Revue

international de criminologie et de police technique et scientifique, 2007, nr. 4, 437-454.

GRUBIN, D. en MADSEN, L., ‘Lie detection and the polygraph: A historical review’, Journal of Forensic

Psychiatry & Psychology, 2005, vol. 16, nr. 2, 357-369.

Handbook of polygraph testing, KLEINER, M., (ed.), London-California, Academic Press, 2002, 355 p.

Het analyseren van de geloofwaardigheid van verhoren, VRIJ, A. en SMETS, L., (eds.), Brussel, Politeia,

2008, 212 p.

HONTS, C.R. (03/1994) ‘Field validity study of the Canadian Police College polygraph technique’

[PDF]. Canadian Police Research Centre: http://publications.gc.ca/collections/collection_2008/ps-

sp/PS63-2-1994-7E.pdf [04/03/2012]

HONTS, C.R. en ALLOWAY, W.R., ‘Information does not affect the validity of a comparison question

test’, Legal and Criminological Psychology, 2007, vol. 12, 311-320.

HONTS, C.R. en PERRY, M.V., ‘Polygraph Admissibility. Changes and Challenges’, Law and Human

Behavior, 1992, vol. 16, nr. 3, 357-379.

Page 97: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

90

IACONO, W.G., ‘Effective Policing: Understanding How Polygraph Tests Work and Are Used’, Criminal

Justice and Behavior, 2008, vol. 35, 1295-1308.

JELICIC, M. en MERCKELBACH, H.L.G.J., ‘Getuigenverklaringen en de strafrechter’, Expertise en Recht,

2009, nr. 2, 35-40.

KOFFLER, J.H., ‘The lie detector: a critical appraisal of the technique as a potential undermining factor

in the judicial process’, New York Law Forum, 1957, vol. 3, 123-158.

Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, DECORTE, T. en ZAITCH, D., (eds.), Leuven,

Acco, 2009, 544 p.

Kwantitatieve en kwalitatieve criminologische onderzoeksmethodes: een introductie, GOETHALS, J. en

PAUWELS, L., (eds.), Leuven, Acco, 2009, 201 p.

LYKKEN, D.T. en IACONO, W.G., ‘The Validity of the Lie Detector: Two Surveys of Scientific Opinion’,

Journal of Applied Social Psychology, 1997, vol. 82, nr. 3, 426-433.

LYKKEN, D.T., ‘Nothing like the truth’, New Scientist, 2004, nr. 2460, 17.

LYKKEN, D.T., A tremor in the blood. Uses and abuses of the lie detector, Massachusetts, Perseus

Books, 1998, 333 p.

MASTROBERARDINO, S. en SANTANGELO, V., ‘New perspectives in assessing deception: The

evolution of the truth machine’, European Journal of Cognitive Psychology, 2009, vol. 21, nr. 7, 1085-

1099.

MATTE, J.A., Forensic psychophysiology using the polygraph. Scientific truth verification – Lie

detection, New York, J. A. M. Publications, 1996, 773 p.

MEIJER, E.H. en MERCKELBACH, H., ‘De leugendetector bij zedendelinquenten: niet doen!’,

Nederlands Juristenblad, 2006, afl. 2, 79-83.

MEIJER, E.H. en VERSCHUERE, B., ‘The polygraph and the Detection of Deception’, Journal of Forensic

Psychology Practice, 2010, vol. 10, nr. 4, 325-338.

MEIJER, E.H., MERCKELBACH, H. en VERSCHUERE, B., ‘De leugendetector van Jos Buschman’,

Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij, 2009, afl. 3, 13-15.

MEMON, A., MEISSNER, C.A. en FRASER, J., ‘The Cognitive Interview: A Meta-Analytic Review and

Study Space Analysis of the past 25 Years’, Psychology, Public Policy, and Law, 2010, vol. 16, nr. 4,

340-372.

Page 98: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

91

MERCKELBACH, H., ‘Jokken met een rooie kop. De stille opmars van de leugendetector’, Skepter,

2002, nr. 2, 14-17.

MERCKELBACH, H.L.G.J., CANDEL, I., JELICIC, M. en CROMBAG, H.F.M., ‘De goede getuige’, Tijdschrift

voor de Rechterlijke Macht, 2003, nr. 6, 213-219.

MICHAUX, C., RAYNAL, J.P. en LACROIX, J.C., ‘La Polygraphie’, Revue de Droit Pénal et de

Criminologie, 2000, 1081-1091.

MYERS, B. en ARBUTHNOT, J., ‘Polygraph Testimony and Juror Judgments: A Comparison of the Guilty

Knowledge Test and the Control Question Test’, Journal of Applied Social Psychology, 1997, vol. 27,

nr. 16, 1421-1437.

MYERS, B., LATTER, R. en ABDOLLAHI-ARENA, M.K., ‘The Court of Public Opinion: Lay Perceptions of

Polygraph Testing’, Law and Human Behavior, 2006, 30, 509-523.

MYERS, B., ROSOL, A. en BOELTER, E., ‘Polygraph Evidence and Juror Judgments: The Effects of

Corroborating Evidence’, Journal of Applied Social Psychology, 2003, vol. 33, nr. 5, 948-962.

PONSAERS, P., MULKERS, J. en STOOP, R., De Ondervraging. Analyse van een politietechniek,

Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2001, 151 p.

Psychology and law. Bridging the Gap, CANTER, D. en ZUKAUSKIENE, R., (eds.), Hampshire-

Burlington, Ashgate, 2008, 262 p.

RASSIN, E., VAN KOPPEN, P. en VRIJ, A., ‘Van Othello tot Pinokkio’, Nederlands Juristenblad, 2002, afl.

40, 2130-2136.

SAXE, L. en BEN-SHAKHAR, G., ‘Admissibility of Polygraph Tests. The Application of Scientific

Standards Post-Daubert’, Psychology, Policy, and Law, 1999, vol. 5, nr. 1, 203-223.

SIMMONS, R., ‘Conquering the province of the jury: expert testimony and the professionalization of

fact-finding’, University of Cincinnati Law Review, 2006, vol. 74, 1013-1066.

SPANOS, N.P., MYERS, B., DUBREUIL, S.C. en PAWLAK, A.E., ‘The effects of polygraph evidence and

eyewitness testimony on the beliefs and decisions of mock jurors’, Imagination, Cognition and

Personality, 1992-1993, vol. 12, nr. 2, 103-113.

SPELLMAN, B.A. en TENNEY, E.R., ‘Credible testimony in and out of court’, Psychonomic Bulletin &

Review, 2010, vol. 17, nr. 2, 168-173.

Page 99: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

92

STEBLAY, N., HOSCH, H.M., CULHANE, S.E. en MCWETHY, A., ‘The Impact on Juror Verdicts of Judicial

Instruction to Disregard Inadmissible Evidence: A Meta-Analysis’, Law and Human Behavior, 2006,

vol. 30, nr. 4, 469-492.

The detection of deception in forensic contexts, GRANHAG, P.A. en STRÖMWALL, L.A., (eds.),

Cambridge, Cambridge University Press, 2004, 348 p.

THOMAS, T.N., ‘Polygraphy and coerced-compliant false confession: ‘Serviceman E’ redevivus’,

Science & Justice, 1995, 35, 133-139.

TRAEST, P., ‘Noot: Doet de polygraaf zijn intrede in het Belgisch strafrecht?’, Vigiles, 2004, 64-67.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu,

2009, 1286 p.

VAN KOPPEN, P., Overtuigend bewijs. Indammen van rechterlijke dwalingen, Amsterdam, Nieuw

Amsterdam, 2011, 320 p.

VANNESTE, S., ‘De toepassing van de polygraaf bij verdachten. Waarheid of leugen?’, Panopticon,

2003, nr. 5, 425-437.

VANNESTE, S., ‘Op zoek naar de nieuwe polygraaf?’, Panopticon, 2005, nr. 4, 74-78.

VERSCHUERE, B. en CROMBEZ, G., ‘Déjà vu! The effect of previewing test items on the validity of the

Concealed Information polygraph Test’, Psychology, Crime & Law, 2008, vol. 14, nr. 4, 287-297.

VERSCHUERE, B., ‘De waarheid over de leugendetector’, Expertise en Recht, 2008, nr. 2, 47-55.

VRIJ, A., ‘Criteria-Based Content Analysis. A Qualitative Review of the First 37 Studies’, Psychology,

Public Policy and Law, 2005, vol. 11, nr. 1, 3-41.

VRIJ, A., De psychologie van de leugenaar. Liegen en voorgelogen worden op het werk, in de

rechtszaal en thuis, Lisse, Swets & Zeitlinger, 1998, 176 p.

WELLS, G.L., MEMON, A. en PENROD, S.D., ‘Eyewitness Evidence. Improving Its Probative Value’,

Psychological science in the public interest, 2006, vol. 7, nr. 2, 45-69.

WHITE, R.D., ‘Ask Me No Questions, Tell Me No Lies: Examining the Uses and Misuses of The

Polygraph’, Public Personnel Management, 2001, vol. 30, nr. 4, 483-493.

Grijze literatuur

Page 100: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

93

DE NEVE, E. (15/07/2009) ‘leugendetector’ [WWW]. Advocatenkantoor Elfri De Neve:

http://www.elfri.be/leugendetector [28/02/2012]

DGJ (2011) ‘DJT Gedragswetenschappen (GWSC)’ [INTRANET]. Portal:

http://10.5.5.53:8000/help/h5.php?DJT-SCCOM=&lxyz=N [17/02/2011]

FEDERALE POLITIE (2011) ‘directie van technische en wetenschappelijke politie’ [WWW]. Site van de

Belgische federale politie: http://www.polfed-fedpol.be/org/org_dgj_djt_nl.php [01/11/2011]

HAEX, R. (16/04/2008) ‘Seksualiteit en strafrecht. Enkele knelpunten in de rechtspraktijk’ [PDF].

Advocatennet:

http://www.advocatennet.be/uploads/advocatennet/pdf/STRAFRECHT_SEKSUALITEIT_RIK%20HAEX.

pdf [14/10/2011]

MEULMAN, M. (07/07/2009) ‘Liegt de leugendetector?’ [WWW]. Studiekring voor Kritische Evaluatie

van Pseudowetenschap en het Paranormale:

http://skepp.be/artikels/wetenschap/interdisciplinair/liegt-de-leugendetector [06/03/2012]

Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging.

Toepassing van artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, 13/02/2003, 12 p.

Omzendbrief nr. COL 3/2003 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep,

6/05/2003, 5 p.

PETERSON, C.F. en HONTS, C.R., Verenigde Staten van Amerika vs. Edward G. Scheffer, resume voor

amicus curiae comite van betrokken sociale wetenschappers ter ondersteuning van de gedaagde,

1997, 21 p.

Rechtspraak

HvB Bergen 13 juni 2000.

Brussel 2 november 2004.

Brussel 7 maart 2005.

Cass. 15 februari 2006, AR P051583F.

Antwerpen 30 mei 2008.

Gent 25 juni 2008.

Gent 6 mei 2009.

Gent 7 december 2009.

Gent 12 december 2011.

Page 101: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

VIII

Bijlagen

B.1: Respondenten

In totaal werden 13 respondenten geïnterviewd, waarvan één verzocht om anoniem te blijven. 2/3

van de respondenten zijn politiemensen, 1/3 zijn mensen uit de magistratuur. In chronologische

volgorde:

1) Commissaris J.P. Raes: Commissaris Raes is hoofd van de sectie zeden van de lokale recherche te

Gent. Deze sectie doet vrij frequent een beroep op de polygrafie. Commissaris Raes heeft dan ook

veel ervaring inzake de betekenis van een polygraaftest voor een dossier.

2) Polygrafist G. Cornelis: Mr. G. Cornelis is polygrafist bij de Dienst Gedragswetenschappen van de

federale gerechtelijke politie te Etterbeek. Hij was een van de twee eerste Belgische polygrafisten en

heeft bijgevolg enorm veel ervaring. Van alle polygrafisten is hij ook degene die al het vaakst is gaan

getuigen in Assisenzaken.

3) Polygrafist J.M. Trouillard: Net als Mr. G. Cornelis is Mr. J.M. Trouillard een van de vijf Belgische

polygrafisten.

4) Hoofdinspecteur B. Vanderstraeten: B. Vanderstraeten is hoofdinspecteur bij de politiezone

Dienze-Zulte. Vroeger werkte hij bij de recherche, vnl. in zedenzaken. Heden ten dage is hij afgedeeld

op de dienst wijk/onthaal. Hij heeft 10 à 15 polygraaftests persoonlijk bijgewoond in het kader van

dossiers waaraan hij werkte.

5) Commissaris L. Schoonbaert: L. Schoonbaert is commissaris bij de unit agressie van de FGP Gent.

Hij heeft onder andere meegewerkt aan het onderzoek naar de Bende van Nijvel en de zaak Dutroux.

In totaal heeft hij naar schatting ongeveer 25 polygraaftests meegemaakt, waaronder ook de test

door de Canadese polygrafist die werd uitgevoerd vóór dat de Belgische afdeling polygrafie werd

opgericht.

6) Commissaris E. Leys: Commissaris E. Leys werkt net als zijn collega L. Schoonbaert bij de unit

agressie van de FGP Gent. Hij is naar eigen zeggen iets jonger dan zijn collega en heeft dan ook

kwantitatief gezien wat minder ervaring met polygrafie. Een aantal van de tests die hij heeft

meegemaakt was in dossiers waarin hij samenwerkte met mr. Schoonbaert.

7) Commissaris B. Orbie: Commissaris B. Orbie is licentiaat in de criminologie en diensthoofd van de

lokale recherche te Leuven. De lokale recherche van Leuven trekt op jaarbasis ongeveer 20 à 30 keer

richting de polygrafie.

Page 102: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

IX

8) Substituut-procureur des Konings B. Baeyens: Mvr. B. Baeyens is reeds veertien jaar substituut-

procureur des Konings op het parket van Gent. Mvr. B. Baeyens is referentiemagistraat zeden en

tevens lid van de Assisenpoel.

9) Hoofdinspecteur K. Vanhecke: Mvr. K. Vanhecke is graduaat scheikunde en startte haar carrière in

het labo van de gerechtelijke politie. Sinds 2000 is ze hoofdinspecteur bij de unit agressie van de FGP

Brugge.

10) Onderzoeksrechter D. Van den Bossche: Ex-advocaat D. Van den Bossche is reeds dertien jaar

magistraat, waarvan tien jaar als een van de vijf onderzoeksrechters te Gent.

11) Hoofdinspecteur Y. De Rycke: Y. De Rycke is hoofdinspecteur bij de dienst interventie in de

politiezone Hamme/Waasmunster en verantwoordelijke van de wijkdienst te Hamme. Mr. Y. De

Rycke heeft ervaring met polygrafie in het kader van zedendossiers waar vaak minderjarigen bij

betrokken zijn.

12) Toegevoegd substituut-procureur des Konings F. Vroman: Mr. F. Vroman is toegevoegd

substituut-procureur des Konings op het parket van Gent. Daarvoor was hij adviseur op het kabinet

van de Minister van Justitie. Hij werk vnl. in de materie jeugd en zeden.

13) Anoniem onderzoeksrechter

Page 103: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

X

B.2: Topiclijsten

Interviews hoofdinspecteurs en commissarissen

� Voorstellen: functie, ervaring met polygrafie (kwantitatief)

� Van wie komt het initiatief om een polygraaftest te laten uitvoeren?

� Waarom vragen die actoren/personen in kwestie om een polygraaftest te laten uitvoeren?

� Wat kan een leugenachtig resultaat betekenen voor het verdere verloop van het onderzoek?

� Wat kan een niet-leugenachtig resultaat betekenen voor het verdere verloop van het

onderzoek?

� Wat kan een onbeslist resultaat betekenen voor het verdere verloop van het onderzoek?

� Persoonlijke mening t.o.v. en ervaringen met polygrafie als politietechniek (kwalitatief)

� Waarde van een polygraaftest op niveau van de straftoemeting

Interviews polygrafisten

� Vorig functie, waarom en hoelang polygrafist, waar en hoelang opgeleid, wat is er zo tof aan

polygrafist zijn,...?

� Hoe vaak bent u al gaan getuigen in Assisenzaken?

� Waarom wordt aan u gevraagd te gaan getuigen in Assisenzaken? Steeds zelfde soort zaken?

� Hoe ervaart u dat als expert?

� Waarover getuigt u dan precies?

� Wat zijn veel voorkomende reacties op uw getuigenis?

� Komt het in de rechtszaal soms tot discussie? (+ strafpleiters)

� Hoe waardevol denkt u dat uw getuigenis is voor de juryleden?

� Heeft u een zicht op de mate waarin een polygraaftest doorweegt op het niveau van de

straftoemeting?

� Verschillen de reacties op uw getuigenis naargelang de jaren?

� Heeft u de indruk dat polygrafie samen met het feit dat het steeds meer gebruikt wordt ook

steeds meer aanvaard wordt?

� Zijn er bepaalde zaken/voorbeelden waarbij iets uitzonderlijk is voorgevallen?

Interviews parket

� Voorstellen: functie en studies

� Ervaring inzake polygrafie: welk type zaken? Hoeveel?

� Persoonlijke mening t.a.v. polygrafie en t.a.v. de manier waarop het geregeld is (COL 2003)

� Stelt u soms zelf voor om een polygraaftest te laten uitvoeren?

� Als voorstel van verdachte/onderzoekers uitkomt, gaat u daar dan altijd op in?

� Meningen binnen de magistratuur/parket Gent

� In welke mate kan een polygraaftest doorwegen op uw beslissing?

Bv.: Leugenachtig maar geen andere elementen (bv. vechtscheiding): voldoende om te

vervolgen?

� Niet-leugenachtig: verdachte geschrapt?

� Niet-leugenachtig en geen andere daders: automatisch sepot?

� Brengt het OM soms zelf de testresultaten aan in de rechtbank?

� Houding van de advocaten

Page 104: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

XI

� Waarde van een polygraaftest op niveau van de straftoemeting

Interviews onderzoeksrechters

� Voorstellen: functie en opleiding

� Ervaring inzake polygrafie

� Persoonlijke mening over polygrafie en over de wijze waarop het geregeld is (COL 2003)

� Meningen onder onderzoeksrechters

� Van wie komt het initiatief om een polygraaftest te laten plaatsvinden? Waarom?

� Als voorstel van verdachte/onderzoekers uitkomt, gaat u daar dan altijd op in?

� Zorgt een leugenachtig testresultaat meestal voor een doorbraak of is het slechts een van

elementen? + dwangmaatregelen?

� Wat gebeurt er als het testresultaat niet-leugenachtig/onbeslist is?

� Waarde van een polygraaftest op niveau van de straftoemeting

� Houding van advocaten?

� Bewijswaarde t.o.v. andere technieken?

Page 105: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

XII

B.3: Informed consent

Informed consent

Naam: Tim Rombaut

Onderwijsinstelling: Universiteit Gent - faculteit rechtsgeleerdheid417

Opleidingsjaar: Master criminologische wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. Paul Ponsaers

Titel masterproef: ‘Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar de waarde van de

aanwending van een polygraaftest doorheen de strafrechtsketen’

Interview:

• Binnen het kader van de masterproef

• Duur: ± 30 min.

• Plaats: gekozen door respondent

• Opname met dictafoon met als doel de verwerking van de gegevens mogelijk te maken. De

audiobestanden worden niet overgemaakt aan derden en worden na afloop van de

masterproef verwijderd

• Eventueel aangehaalde voorbeelden uit concrete dossiers worden gecensureerd

• Behoudens gevallen waarbij de respondent uitdrukkelijk om anonimiteit verzoekt worden

respondenten met achternaam en functie in de masterproef vermeld

• De in het interview verkregen (ruwe) gegevens worden op zich niet verspreid. Wel worden ze

verwerkt in de masterproef die gelezen wordt door de hierboven vermelde promotor en

door twee commissarissen van de Universiteit Gent. De masterproef wordt in de facultaire

bibliotheek geplaatst.

417

+ stagecontract met de afdeling polygrafie van de Dienst Gedragswetenschappen van de federale

gerechtelijke politie (incl. geheimhoudingsplicht).

Page 106: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

XIII

Ik, .......................................................... (naam), heb kennis genomen van het document getiteld

‘informed consent’ en stem vervolgens in met de deelname aan een interview in het kader van de

masterproef ‘Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar de waarde van de

aanwending van een polygraaftest doorheen de strafrechtsketen’ van Tim Rombaut.

Datum:

Handtekening

Page 107: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

XIV

B.4: Codes

(1) Functie respondent

(2) Ervaring met polygrafie (kwantitatief)

(3) Actoren die een polygraaftest aanvragen

(4) Motieven voor het aanvragen van een polygraaftest

(5) Soort zaken waarin vnl. een polygraaftest wordt aangevraagd

(6) Invloed van het resultaat van een polygraaftest op het verdere verloop van het onderzoek:

� (6.1) invloed van een leugenachtig resultaat

� (6.2) invloed van een niet-leugenachtig resultaat

� (6.3) invloed van een onbeslist resultaat

� (6.4) het parket/de onderzoeksrechter

(7) persoonlijke standpunten van de respondent t.a.v. de techniek

(8) Waarde van de aanwending van de polygraaf op niveau van de straftoemeting:

� (8.1) invloed van het resultaat op de volksjury

� (8.2) de mate waarin de rechter rekening houdt met het resultaat van een polygraaftest

� (8.3) ervaringen van polygrafisten als getuigen in Assisenzaken

(9.1) houding van advocaten

(9.2) Houding van de betrokkenen/verdachten

(10) Verhoor na de test

� (10.1) bekentenis

(11) Wetenschap(pers) aangaande polygrafie

(12) waarde van (ander) bewijsmateriaal

(13) polygrafie in het buitenland

(14) COL vs. wet

Page 108: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

XV

B.5: Cijfers per parket

Page 109: Hoe belangrijk is de polygraaf? Verkennend onderzoek naar ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/771/RUG01-001891771_2012_000… · polygrafisten van de federale gerechtelijke politie

XVI

B.6: CBCA-criteria

Bron: VRIJ, A., ‘Criteria-Based Content Analysis. A Qualitative Review of the First 37 Studies’, Psychology, Public Policy and Law, 2005, vol.

11, nr. 1, 3-41.