TALENTONTWIKKELING BINNEN DE KUNSTVAKKEN OP HET VMBO-ONDERWIJS
SCRIPTIE ONDERWIJSTHEORIE : DOMINIQUE LOONTJENS, DOCENT KUNST BEELDENDE VORMGEVING,
VOLTIJD 4, FONTYS HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN, TILBURG STAGESCHOOL: HET HOOGHUIS, SPD: YVONNE VAN RAVENSTEIJN, OD: PETER VERHAGEN, FCD: ESTER HOL
2
INHOUD INLEIDING 3 1. TALENT EN TALENTONTWIKKELING 1.1. Talent 4 1.2 Talentontwikkeling 5 1.3 Talentontwikkeling op school 6 1.4 De leerkracht 6 1.5 De schoolstructuur 7 2. TALENTONTWIKKELING BINNEN KUNSTEDUCATIE 2.1 Kunsteducatie 8 2.2 Buitenschoolse kunsteducatie 9 2.3 De ontwikkeling van het kunstonderwijs op het MBO 10 3. DE ONTWIKKELING EN HET LEERPROCES VAN DE GEMIDDELDE VMBO-‐LEERLING 3.1 Het vmbo onderwijs 12 3.2 De vmbo-‐leerling, didactiek en leren 12 3.3 Leerstijlen van Kolb 13 3.4 De rol van motivatie bij de vmbo leerling 14 3.5 De invloed van sociale contacten op talentontwikkeling 15 3.6 De vmbo leerling en talentontwikkeling 16 4. CREATIVITEIT 4.1 Creativiteit 17 4.2 Creativiteit op school 18 4.3 Dromer 18 CONCLUSIE 19 BIJLAGEN 20 BRONNEN
3
INLEIDING Talenten van mensen zijn een gift, maar tegelijkertijd houden ze een opdracht in. Iedereen heeft op eigen wijze een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van zichzelf en kan daardoor wat betekenen voor de samenleving. Het is daarom van belang dat scholen aandacht besteden aan talentontwikkeling en zo de talenten van een leerling op een bepaald vlak te ontdekken en op een hoger niveau te brengen. Talentontwikkeling biedt leerlingen de mogelijkheid om vaardigheden te ontwikkelen en kennis te laten maken met succeservaringen. Het is voor het onderwijs van belang om aandacht te besteden aan talentontwikkeling. Het bevorderen talentontwikkeling wordt gezien als een investering in toekomst. We hebben toptalenten nodig om op internationaal niveau mee te kunnen doen. Een school voor talentontwikkeling richt zich naast de aandacht voor kerndoelen op de optimale ontwikkeling van talenten en kwaliteiten van leerlingen. Van getalenteerde en minder getalenteerde leerlingen. Het gaat om de diversiteit aan talenten en kwaliteiten, onder meer op het gebied van kunst en cultuur, zorg, communicatie, techniek, ondernemerschap en sport. Een school voor talentontwikkeling rekent af met middelmatigheid als norm. Hier streeft men naar het hoogst haalbare ontwikkelingsniveau door middel van uitdagingen en betekenisvolle contexten. Leerlingen kunnen hier de voldoening ervaren van het werken door het ontwikkelen van de gegeven kwaliteiten en talenten. Zij groeien als mens. Door extra aandacht te besteden aan de talentontwikkeling van een leerling worden de ontplooiingskansen van het individu vergroot. Elke leerling moet op school de passende begeleiding krijgen om zichzelf te kunnen ontwikkelen. Binnen mijn onderzoek richt ik me voornamelijk op de ontwikkeling van de creatieve vaardigheden binnen de kunstvakken. Actief bezig zijn met kunst is tenslotte goed voor iedereen, het geeft uiting aan onze gevoelens, gedachten en ideeën over onszelf. Daarbij verruimt het onze blik en geeft uiting aan onze identiteit. Voor het onderzoek verdiep ik me in de wereld van de creatieve vmbo’er. Hierdoor kan men als docent de creatieve vmbo leerling helpen bij de ontwikkeling van talenten en als docent inspelen op de behoeften.
4
1. TALENT EN TALENTONTWIKKELING 1.1 Talent
‘Talent’ is groot begrip dat zich niet eenvoudig laat vatten in een duidelijke betekenis. Talent wordt gezien als een natuurlijke aanleg voor een bepaalde bezigheid, bijvoorbeeld sport, tekenen of wiskunde. Een getalenteerd persoon is iemand die opvallend betere prestaties levert dan het gemiddelde van de referentiegroep en plezier hieraan beleeft. Deze talenten steken veel tijd in hun ambitie en stellen hoge grenzen aan zichzelf.1
Talent is een verzameling van hoogontwikkelde kennis en vaardigheden op basis van een natuurlijke aanleg van het kind, dit tot bloei kan komen dankzij een stimulerende omgeving en eigen motivatie.
Gagnè (2004) Talent wordt bovendien vaak gerelateerd aan hoogbegaafdheid. Hoewel er geen duidelijke definitie van de term is, meet men het vooral aan het IQ en neemt men aan dat het talent vooral aangeboren is. De grootste voorspeller voor het leveren van prestaties is dan ook intelligentie. Een leerling met hoge intelligentie heeft meer potentie om goed te presteren dan een leerling met een lage intelligentie. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen specifieke intelligenties en algemene intelligenties. Specifieke intelligentie wil zeggen dat een leerling een hoog niveau van kennis en vaardigheden heeft op een bepaald gebied. Algemene intelligentie kenmerkt zich onder andere door de capaciteit om informatie te verwerken en het vermogen tot abstract denken. Waar aangeboren intelligentie op zich niet te beïnvloeden is, is dat wel het geval met de manier waarop leerlingen in een rijke leeromgeving omgaan met wat hen wordt aangeboden, om ze capaciteiten te laten ontwikkelen. Deze vaardigheden worden gezien als talenten, die te beïnvloeden zijn. De belangrijkste denkvaardigheden bij talentontwikkeling zijn: in staat zijn tot hogere-‐orde denken, het hebben van creatieve denkvaardigheden en het hebben van onderzoekende vaardigheden. Leerlingen die goed presteren, verwerken informatie diep, dat wil zeggen dat ze verbanden leggen, in analogieën denken, dat ze voorkennis activeren en dat ze nieuwe informatie integreren met deze voorkennis. Daarnaast zijn ze vaak creatief en flexibel in hun denken. Ze komen met originele oplossingen en wisselen tussen verschillende strategieën. Leerlingen die laag presteren verwerken nieuwe informatie vaak oppervlakkig, bijvoorbeeld door dingen uit hun hoofd te leren. Een laatste belangrijk onderdeel van denkvaardigheden zijn de metacognitieve vaardigheden die een leerling heeft of kan aanleren. Leerlingen met deze vaardigheden zien het belang van leren in, ze weten hoe je effectief kunt leren, ze reflecteren op hun eigen leerproces, talenten en kwaliteiten en zijn in staat deze en zichzelf (bij) te sturen in het leerproces.2 Creatieve denkvaardigheden Leerlingen die beschikken over creatieve denkvaardigheden weten veel uit de lesstof (en dus uit zichzelf) te halen. Deze leerlingen zijn bijvoorbeeld bij wiskunde niet alleen een formule op te lossen, maar begrijpen ook waarom die formule opgelost moet worden en wanneer ze beter een ander oplossingsstrategie kunnen gebruiken. Creatief denken vraagt van leerlingen om flexibel in te spelen op nieuwe omstandigheden en om vindingrijkheid te tonen bij het ontdekken van nieuwe problemen en het oplossen ervan. Creatieve leerlingen hebben niet alleen kennis van afzonderlijke begrippen, maar ook van hoe die begrippen in relatie staan tot elkaar. Door leerlingen creatieve opdrachten te geven die hen stimuleert: om begrippen aan elkaar te relateren, nieuwe kennis te integreren met voorkennis en zelf het proces of domein uit te leggen of te beschrijven. Zullen deze leerlingen dezelfde lesstof of creatieve opdracht dieper verwerken en daardoor beter begrijpen en zichzelf beter ontwikkelen. 1 Inspectie van het Onderwijs, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Latent naar Talent 2 Talent voor morgen, Piere van Eijl, hoger onderwijs reeks, Noordhoff Uitgevers B.V., augustus 2010
5
1.2 Talentontwikkeling Als we spreken over talentontwikkeling, hebben we het over alle activiteiten van personen zelf of van anderen die erop gericht zijn een (natuurlijke) begaafdheid van een persoon op een bepaald gebied te ontdekken en op een hoger niveau te brengen. Talentontwikkeling is een belangrijk gegeven dat zorgt voor de ontwikkeling van het individu en voor succeservaringen. Bij de talentontwikkeling van zowel ouderen als leerlingen zijn een aantal factoren heel belangrijk. Uit mijn onderzoek naar verschillende studies en modellen van onder andere: het ‘diffrentiatiemodel van begaafdheid en talent ‘ van Gagne’, het ‘model van meervoudige intelligentie’ van Gardner en het ‘multifactorenmodel’ van Heller, zijn een aantal overkoepelende factoren naar voren gekomen die van belang zijn bij de talentontwikkeling:34 Onderzoekende houding Bij de onderzoekende houding gaat het om het feit of je zelf actief kennis wilt vergaren en daar plezier aan beleeft dat is een belangrijke factor bij talentontwikkeling. Wanneer deze onderzoekende houding gericht is op de eigen ontwikkeling, kunnen talenten gaan groeien. Onder de onderzoekende houding vallen een aantal belangrijke houdingskenmerken: verwondering, nieuwsgierigheid, kritisch denken en bereid zijn tot perspectief wisselingen, die ervoor zorgen dat de kans groter is dat een leerling beter presteert dan een leerling met een meer passieve houding op deze kenmerken. Daarnaast blijken leerlingen die goed presteren vaak onafhankelijk te zijn. Ze stellen hun eigen doelen, kiezen hun weg en maken zichzelf daarmee verantwoordelijk voor hun eigen leren en talentontwikkeling. Bij al deze houdingskenmerken kan een leerling zichzelf ontwikkelen en groeien. Motivatie Na intelligentie en denkvaardigheden, is motivatie de meest voorspellende factor voor presteren en het ontwikkelen van talent. Een leerling die niet gemotiveerd is, zal ook niet zijn best doen om te presteren en zijn of haar talent te ontwikkelen, terwijl een gemotiveerde leerling gericht aan de slag zal gaan. Motivatie kan men opsplitsen in twee onderdelen: extrinsieke en intrinsieke motivatie. Intrinsiek gemotiveerde leerlingen hebben vooral plezier in het leren en het doen. Ze willen zich graag ontwikkelen, nieuwe kennis opdoen en nieuwe vaardigheden onder de knie krijgen. Om een intrinsiek gemotiveerde leerling te laten presteren, moet de leerling geïnteresseerd zijn in het vak. Daarnaast moet hij of zij de relevantie van het vak inzien. Als dat het geval is, zal de leerling enthousiast zijn, hard werken en zal de lat hoog leggen voor zichzelf. Op deze wijze zal de intrinsiek gemotiveerde leerling gericht zijn of haar talenten gaan ontwikkelen. Extrinsiek gemotiveerde leerlingen willen juist graag succesvol zijn. Zij kenmerken zich vooral door de behoefte aan erkenning, behoefte aan complimentjes, anderen willen behagen door het goed te doen en daardoor altijd beter te willen zijn dan de rest. Extrinsiek gemotiveerde leerlingen doen hun best om te presteren wanneer hen een belang in het vooruitzicht is gesteld. Als dat het geval is, zal de leerling hard werken en een groot doorzettingsvermogen laten zien om het doel te behalen. De keerzijde hiervan is dat deze groep leerlingen vaak faalangstig en perfectionistisch zijn. Wat ervoor kan zorgen dat deze leerlingen alleen aan die taken beginnen waarvan ze weten dat die kunnen, waardoor ze zichzelf minder uitdagen om moeilijke uitdagingen aan te pakken. Zelfbeeld Naast talenten, houdingen en motivatie bezit elke leerling bepaalde persoonskenmerken die bepalen hoe een leerling in het leven staat en met leersituaties omgaat. Het persoonskenmerk dat het meest voorspellend is voor het presteren van een leerlingen is het zelfbeeld dat ze hebben. Het zelfbeeld bepaalt hoe een leerling tegen zichzelf aankijkt en over zichzelf denkt. Leerlingen met een positief zelfbeeld hebben veel zelfvertrouwen, geloven dat ze zelfs moeilijke talen tot een goed einde kunnen brengen en leggen de lat hoog. Ook hebben leerlingen met een positief zelfbeeld een positievere kijk op zichzelf over hun eigen talent-‐ontwikkelingsmogelijkheden. Ze gaan ervan uit dat er altijd sprake kan zijn van een groei in tegenstelling tot leerlingen die denken dat talent eenmaal aangeboren is.
3 Talentontwikkeling stimuleert participatie en zelfvertrouwen, Irma Hoorik, JeugdenCo, 47, kennis 04, 2011 4 De instructietheorie van Gagne, website: www.infonu.nl
6
1.3 Talentontwikkeling op school Het is voor het onderwijs relevant om aandacht te besteden aan talentontwikkeling. Het bevorderen van talentontwikkeling wordt gezien als een investering in toekomst en biedt jongeren de mogelijkheid om vaardigheden te ontwikkelen waarmee zij een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. We hebben toptalent nodig om op internationaal niveau mee te kunnen doen. Zeker wat betreft ‘Kunst en Cultuur’ heeft Nederland een naam hoog te houden. Nederlandse ontwerpers, modemakers, dj’s en architecten veroveren de wereld. Beeldende kunst, dans, opera en musicals trekken een groot publiek. Door extra aandacht te besteden aan de talentontwikkeling van een leerling worden de ontplooiingskansen van het individu vergroot Een school voor talentontwikkeling richt zich naast de aandacht voor kerndoelen op de optimale ontwikkeling van talenten en kwaliteiten van leerlingen. Zowel van getalenteerde en minder getalenteerde leerlingen. Het gaat om de diversiteit aan talenten en kwaliteiten, onder meer op het gebied van kunst en cultuur, zorg, communicatie, techniek, ondernemerschap en sport. Een school voor talentontwikkeling rekent af met middelmatigheid als norm en streeft hier naar het hoogst haalbare ontwikkelingsniveau door middel van uitdagingen en betekenisvolle contexten. Leerlingen kunnen hier voldoening ervaren van werken door het ontwikkelen van de gegeven kwaliteiten en talenten. Zij groeien als mens. Een school voor talentontwikkeling is een school waarin het meesterschap van de leerkracht en van de leerling er toe doen. Een school voor talentontwikkeling heeft veel aandacht voor het eindprofiel van de leerling. Leerlingen die de school verlaten hebben het beste gegeven wat ze in zich hadden. Door een goede keuze te maken voor een passend eindprofiel hebben ze zich kunnen ontwikkelen, als rekenaar, schrijver, tekenaar of misschien wel technicus. Ze hebben kwaliteiten ontwikkeld in de loop der jaren met een gerichte focus op het einddoel. Het doel van de school is gericht op een zo hoog mogelijk ontwikkelingsniveau.5 1.4 De leerkracht De leerkracht speelt een belangrijke rol bij de talentontwikkeling van leerlingen. De leerkracht staat direct in contact met de leerlingen. Om een optimale bijdrage te kunnen leveren bij de talentontwikkeling van een leerling, moet de leerkracht zelf meester zijn in zijn eigen vak en het vak van leraar. In een school voor talentontwikkeling betekent dat een grote vaardigheid in het creëren van een leefomgeving die talentontwikkeling bevordert. 6 De leerkracht kan zichzelf bij het bevorderen van talentontwikkeling de volgende vragen stelen:
• Welke structuur heeft de leeromgeving? Biedt de structuur voldoende duidelijkheid? Is er voldoende ruimte voor eigen initiatief?
• Welke activiteiten worden uitgevoerd met welke bedoelingen? • Wie werkt met wie samen? Waar wordt individueel gewerkt? • Welke materialen worden gebruikt? Welke ontmoetingen met mensen vinden er plaats? Welke
buitenschoolse contacten zijn er en hoe kunnen deze worden ingezet om talentontwikkeling te bevorderen?
• Wat is de te verwachten opbrengst van de activiteiten? De leerkracht is meester in het vak en kan de juiste uitleg en instructies geven, evenals gesprekken voeren over leerervaringen en positieve feedback geven. Ze geven leerlingen iets extra’s mee in hun schoolloopbaan en staan in een bepaald opzicht zelfs model voor ze. De leerkracht is ten alle tijde actief bezig met talentontwikkeling. Hij
5 Een school voor talentontwikkeling, scholen met succes, Haarlem 6 Naar een raamwerk voor talentontwikkeling, School aan zet, 2013
7
of zij daagt leerlingen uit om steeds beter te worden in hun eigen kwaliteit. De leerkracht ziet en herkent de kwaliteiten van ieder kind en weet dit met engelengeduld op te wekken en te ontwikkelen. 1.5 De schoolstructuur De schoolstructuur is een belangrijk gegeven bij de talentontwikkeling van leerlingen. Elke school probeert bepaalde doelstellingen en structuren na te streven. Deze doelen kunnen variërend zijn per school. Zo hebben cultuurprofielscholen kunst een cultuur prominent op het curriculum staan en wordt de vrije ruimte gebruikt voor kunst en cultuur. Terwijl andere scholen de theoretische ontwikkelingen hoog in het vaandel hebben staan. Voor het bevorderen van talentontwikkeling zijn een aantal aspecten belangrijk in de schoolstructuur:7
• Meer met minder: niet de hoeveelheid bepaalt de kwaliteit van onderwijs, maar de aandacht voor het unieke.
• Uitdagend: leerkrachten proberen leerlingen uit te dagen door doelen te stellen, maar dit heeft pas zin als de leerlingen gemotiveerd zijn om iets te bereiken. Daarom streeft een school voor talentontwikkeling naar uitdagend onderwijs.
• Inzet van talenten van leerkrachten. De persoonlijke kwaliteiten en talenten van de leerkrachten worden in de school optimaal benut.
• Werkplezier staat voor: betrokkenheid, een eigen manier van werken en een gevoel van eigenwaarde. Plezier levert ook een belangrijke bijdrage aan de motivatie.
• Individuele ontplooiing en sociale vorming dienen hand in hand te gaan. In een school voor talentontwikkeling leveren leerlingen naar vermogen een bijdrage aan en gezamenlijk gesteld doel.
• Er wordt met respect over leerlingen en leerkrachten gesproken. Positieve reacties ten opzichte van elkaar versterken het zelfvertrouwen en de sociaal-‐emotionele ontwikkeling. Wie erkend wordt door anderen, is bereid om anderen te erkennen en met ze samen te werken.
• De beoordeling en de evaluatie van het werk. De wijze waarop leerlingen (en leerkrachten) worden beoordeeld doet recht aan hun ontwikkeling. Zelfevaluatie en reflectie op het eigen ontwikkelingsproces is hierbij erg belangrijk, dit geeft zicht op de kwaliteit van werk en op mogelijkheden tot verbetering.
7 Cultuurprofielschool, Website: www.cultuurplein.nl
8
2. TALENTONTWIKKELING BINNEN KUNSTEDUCATIE 2.1 Kunsteducatie Kunsteducatie gaat over het leren en beoefenen van kunst, maar ook het leren beoordelen ervan. Kunst hoort bij ieders persoonlijke ontwikkeling, want overal om ons heen is kunst. Niet iedereen krijgt van huis uit de kans om met kunst en cultuur vertrouwd te raken. In het voortgezet onderwijs verdiepen en verbreden leerlingen hun kennis over kunst en cultuur. Binnen de kunstvakken staat het verkennen en ontwikkelen van de eigen productieve mogelijkheden centraal. Leerlingen leren te werken met verschillende materialen en technieken en hiermee oplossingen te zoeken. En ze leren oog te ontwikkelen voor de kunstzinnige en culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving en de diverse culturen in de wereld. Daarnaast is het doel van kunsteducatie dat leerlingen de kennis die ze opdoen ook op buitenschoolse situaties toepassen. Door kunsteducatie ervaren leerlingen eigen ideeën en gevoelens vorm te geven. Door beeldende vakken leren leerlingen te denken in oplossingen die voor verschillende situaties van toepassing zouden kunnen zijn.8
‘’Leerlingen kunnen eventuele artistieke en creatieve talenten ontdekken en ontwikkelen wat ertoe kan leiden dat
ze hierna een artistieke of creatieve beroepsopleiding gaan volgen.’’ (cultuurpolitieke prioriteiten van de regering Kok-‐II)
Scholen spelen een belangrijke rol om jongeren te interesseren voor kunst en cultuur en te stimuleren tot actieve kunstbeoefening. Hierdoor wordt een eerste inzicht in mogelijke talenten verkregen. Het is volgens het SKON/Talentontwikkelplaats voor de kunstenproject (2008-‐2011)9 belangrijk dat op het middelbaar onderwijs talenten worden gespot, begeleid en ontwikkeld. Op deze manier kunnen getalenteerde leerlingen doelen stellen en een gerichte keuze maken voor een vervolgopleiding. Om talentvolle leerlingen te begeleiden hebben onderwijsinstellingen inzicht nodig in de plaats die zij hebben in het keuzeproces van leerlingen. Als de docent het proces van een leerling in beeld heeft, wordt duidelijk in welke fase zij een rol kunnen spelen bij het ontdekken, begeleiden en ontwikkelen van talent. Het ontwikkelen van een talent kan men verdelen in drie verschillende fasen. Als de docent de fasen van de leerling in beeld heeft, kan de docent hierop anticiperen en de gewenste begeleiding geven, zodat de leerling in kwestie de juiste keuze kan maken voor zijn of haar vervolgopleiding op het mbo of hbo.
• Kennismaking: vindt vooral plaats op scholen voor (primair en) voortgezet onderwijs, in reguliere lessen en kunstklassen.
• Oriëntatie en voorbereiding: vindt plaats in buitenschoolse talentklassen van centra voor kunsten, profielvakken op het voortgezet onderwijs en vooropleidingen van mbo-‐ en hbo-‐opleidingen.
• Het maken van een keuze voor een beroepsopleiding.
In het onderwijs staan veelal de cognitieve domeinen centraal, zoals verbaal-‐linguïstische en logisch-‐mathematische intelligentie. Maar om creativiteit of een talent voor beeldende vakken succesvol te ontdekken en te ontwikkelen, kunnen een aantal tools ingezet worden. Allereerst is er een podium nodig om talent te ontdekken of als talent ontdekt te worden. Leerlingen kunnen van elkaar leren door naar elkaar te kijken en samen aan de slag te gaan. Scholen kunnen op verschillenden manieren zo’n podium bieden. Denk bijvoorbeeld aan culturele avonden op scholen voor voortgezet onderwijs en jongeren kunstfestivals met optredens en workshops. Voor jonge talentvolle leerlingen is het vaak niet duidelijk hoe zij de weg naar een passende opleiding kunnen vinden. Onderwijsinstellingen kunnen deze groep leerlingen helpen zicht op de mogelijkheden te krijgen
8 School en kunst, Han Bergs, Mijnbestseller B.V., Februari 2014 9 Het SKON/Talentontwikkelplaats voor de kunsten-‐project was een samenwerkingsverband (2008-‐2011) tussen de Arnhemse instellingen: Quadraam (scholengroep voor voortgezet onderwijs), ArtEZ (hogeschool voor de kunsten), Rijn/IJssel College (ROC) en Kunstbedrijf (centrum voor kunst en cultuur). Vanaf 2011 heeft dit driejarig experiment een permanente status gekregen onder de noemer Platform voor Talentontwikkeling.
9
door de informatie over opleidingen te bundelen. De informatie wordt toegankelijker als je een indeling maakt op kunstdiscipline, of de informatie afstemt op de fase in de ontwikkeling van de leerling.10 Op cultuurprofielscholen wordt extra aandacht besteed aan kunst en cultuur, om samen te werken met culturele instellingen en om aparte trajecten voor talentvolle leerlingen op te zetten. Maar ook ‘gewone’ scholen spelen een rol in de culturele talentontwikkeling wanneer ze leerlingen via cultuur educatieve activiteiten helpen hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen. Culturele instellingen zoals theatergroepen, beeldende organisaties en muziekscholen bieden mogelijkheden en vervolgens de kans om buiten schooltijd talent te ontwikkelen.
2.2Buitenschoolse kunsteducatie Voor de ontwikkeling van talenten hebben leerlingen niet alleen ouders en leerkrachten nodig, maar vele anderen uit de creatieve samenleving. Een school voor talentontwikkeling is zich hiervan bewust en haalt kunstinstellingen en gastdocenten in huis of gaat zelf met de leerlingen op bezoek bij deze. De populariteit van buitenschoolse kunsteducatie groeit de laatste jaren zichtbaar hard. Steeds meer scholen voor voortgezet onderwijs gaan samenwerken met verschillende buitenschoolse kunstinstellingen, waardoor kunsteducatie verder gaat dan het klaslokaal. Het doel van deze steeds meer voorkomende samenwerking is het wederzijds beïnvloeden en inspireren van beide partijen, maar daarnaast ook het bijdragen aan de talentontwikkeling van leerlingen. Door een samenwerkingsproject tussen een school en kunstinstelling weten leerlingen dat zij actief hebben bijgedragen aan een artistiek proces en het artistieke product dat daaruit voortgekomen is. Hierdoor voelen zij zich emotioneel verbonden met het proces, met het product en met degenen met wie zij hebben samengewerkt. De samenwerking tussen deze verschillende partijen is een inspirerende wisselwerking tussen vmbo leerlingen, docenten en kunstenaars in een klaslokaal, museum of andere kunstinstelling. Deze vernieuwende werkvormen stimuleren de wisselwerking en bieden een kader waarbinnen leerlingen hun eigen inbreng kunnen hebben. De opgenomen kennis en ervaring nemen de leerlingen mee terug naar school en zorgen voor een bredere kijk op kunst. Een school voor talentontwikkeling zal zich vanuit haar eigen onderwijsbedoelingen gaan ontwikkelen tot een brede school. In de buitenschoolse kunsteducatie zijn talrijke personen en instellingen actief. Denk aan jongerencentra, buurt –en clubhuizen, volksuniversiteiten, docenten die privéles geven, amateurkunstverenigingen en kunstenaarsorganisaties met educatieve activiteiten. Tegenwoordig is bijna elke gemeente voorzien van een centrum voor de kunsten. Zo’n instelling biedt kwalitatief hoogwaardige, specialistische cursussen aan, verzorgd
10 Betere doorstroom naar kunstonderwijs, www.cultuurplein.nl 11 Schoolgids, Vorm en Ambacht, www.hethooghuis.nl
Vorm & Ambacht Het Hooghuis, Locatie West (cultuurprofielschool) De afdeling vorm en ambacht is voor de basis en kaderberoepsgerichte leerweg, maar ook voor leerlingen van de gemengde leerweg. De afdeling is gericht op leerlingen die zich graag bezighouden met vormgeving op verschillende gebieden. Bij de opleiding Vorm en Ambacht wordt veel tijd besteed aan creatief tekenen, ruimtelijk ontwerpen en grafisch vormgeven, maar ook de verschillende materialen, technieken en manieren van vormgeven komen aan bod. De leerlingen werken zowel tweedimensionaal als driedimensionaal aan verschillende thema’s gedurende 6 weken. Na afloop sluiten de leerlingen het blok af met een expositie of presentatie. In de loop van twee jaar Vorm en Ambacht ontdekken leerlingen waar hun talenten liggen en wat ze leuk vinden. Doordat de leerlingen breed georiënteerd zijn kunnen ze een goede keuze maken voor een MBO vervolgopleiding.11
10
door gekwalificeerde docenten. Een instelling beschikt over een basisaanbod ter introductie op de verschillende kunstdisciplines, toegankelijk voor een breed publiek. Museum Jan Cunen Museum Jan Cunen is een voorbeeld van een kunstinstelling die zich verdiept in de kunsteducatie van basisschoolscholieren en middelbare scholieren. In Oss kennen het gemeentelijk Museum Jan Cunen en het Hooghuis Lyceum (vmbo-‐onderwijs) een langdurige structurele en vruchtbare samenwerking. Sinds 1998 is het museum richting de school gegroeid en de school richting museum. In samenwerking met de beeldende docenten van het Hooghuis lyceum organiseert museum Jan Cunen bijzondere projecten. Deze projecten zorgen ervoor dat leerlingen de kans krijgen ook buiten de school creatief bezig te zijn. De vmbo leerlingen van het Hooghuis zijn enthousiast over deze projecten.12 De tweedeklassen van het Hooghuis hebben een aantal weken mogen werken aan een samenwerkingsproject van Het Hooghuis en museum Jan Cunen. De leerlingen brachten een bezoek aan de tentoonstelling Metamorfose van Maartje Corstanje. Naar aanleiding van dit bezoek gingen de leerlingen op het Hooghuis aan het werk met het thema. Als afsluiting mochten de leerlingen hun deel bijdragen aan het maken van meubels onder leiding van Maartje Corstanje zelf. Op dit moment zijn de meubels te bezichtigen op verschillende locaties in gemeente Oss. ‘’Ik vond het een heel leuk project. Het was grappig om samen te werken met een echte kunstenaar. Ik heb Maartje Corstanje zelfs een paar vragen mogen stellen. Door dit project heb ik veel nieuwe ideeën
gekregen, ik wil dit thuis ook gaan proberen met mijn zusje’’ Nima 2A1, leerling van Het Hooghuis
Met deze projecten willen zowel Het Hooghuis als Jan Cunen bijdragen aan de creatieve ontwikkeling van de leerlingen en zorgen dat leerlingen deel uit maken van een creatief proces. Het uiteindelijk doel van de samenwerking is om leerlingen intrinsiek te motiveren voor de beeldende vakken en kunst in het algemeen.13
2.3 De ontwikkeling van het kunstvakonderwijs op het MBO Tegenwoordig kunnen in veel sectoren vmbo leerlingen doorstromen van vmbo via mbo naar hbo, waarbij men spreekt van beroepskolom onderwijs. Hiermee wordt bedoeld dat er opleidingen en opleidingsniveaus zijn die leerlingen competenties en kwalificaties leveren voor verschillende functies op de arbeidsmarkt. Eigenlijk gaat
12 Educatie voortgezet onderwijs, website, www.museumjancunen.nl 13 Bron: Karin Schipper
11
het dus om een onderwijskolom naast de beroepskolom: twee liften naast elkaar waarin je op bepaalde plekken ook van de ene naar de andere lift kunt overstappen. Als je op de bovenste etage bent (hbo) kun je ook nog onder bepaalde condities overstappen naar het wo. Tien jaar geleden bestond een dergelijke beroepsonderwijskolom niet in de culturele sector. Voor getalenteerde vmbo leerlingen was er geen opleidingsinstituut op mbo-‐niveau. Het mbo kunstvakonderwijs nam als sector geen positie in zoals andere sectoren in het mbo. Het mbo onderwijs kende wel een aantal kwalificaties met een creatief en/of kunstzinnig karakter, maar deze kwalificaties waren versnipperd en niet breed genoeg om een goede doorstroom naar het hbo te garanderen. In het jaar 1999 kwam hier verandering in en is de culturele arbeidsmarkt in aanzien gestegen. Een aantal vertegenwoordigers uit de culturele sector, het kunstonderwijs, een aantal artiesten en producenten namen het initiatief tot de ontwikkeling van kunstvakopleidingen op het mbo-‐niveau (Culture Clinics). De nieuwe opleidingen zouden studenten moeten aantrekken die geïnteresseerd zijn in de praktische uitvoering van hun kunstdiscipline(s) en minder op het ontwikkelen van artistieke concepten. De oorzaak van deze verandering heeft te maken met de groei van de cultuurindustrie: een mix van kunst, cultuur, amusement, recreatie en nieuw media. De vraag naar meer aansluitend kunstvakonderwijs is een andere oorzaak voor deze positieve verandering. De afgelopen tien jaar is er een grote ontwikkeling zichtbaar binnen het kunstvakonderwijs. Artistiek of creatief getalenteerde vmbo-‐leerlingen krijgen de kans hun talent verder te ontwikkelen op de door hun gekozen creatieve opleiding en de kans om door te stromen naar het hbo onderwijs. Tot tien jaar geleden waren er voor artistiek of creatief afgestudeerde vmbo-‐leerlingen nauwelijks opleidingen in die richting. Ook de doorstroom van zo’n opleiding naar het hbo kunstvakonderwijs was vroeger eerder uitzondering dan regel. Door de ontwikkelingen binnen het kunstvakonderwijs zijn er veel meer kansen voor artistiek of creatief getalenteerde vmbo-‐leerlingen. Tegenwoordig krijgen leerlingen met een mbo diploma meer de mogelijkheid door te stromen naar het hbo kunstvakonderwijs.14
14 Ruimte aan de verscheidenheid: kunst en kunstonderwijs in lokaal en mondiaal perspectief, januari 1999
12
3. DE ONTWIKKELING EN HET LEERPROCES VAN DE GEMIDDELDE VMBO-LEERLING 3.1 Het VMBO onderwijs Rond de 60% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs zit op het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, meestal afgekort tot VMBO. Dit zijn jonge mensen met verschillende achtergronden, capaciteiten, culturen en leerstijlen. Leerlingen in het VMBO hebben de mogelijkheid om voor een leerweg passend bij hun capaciteiten en een sector passend bij hun interesse te kiezen. Het VMBO heeft zich ten doel gesteld om via praktijkgericht onderwijs, hoofd en handen te verbinden. Het VMBO is een van de vijf vormen van het voortgezet onderwijs in Nederland. Het VMBO biedt haar leerlingen vier leerwegen in het voortgezet onderwijs aan die toe leiden naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De leerwegen binnen het VMBO verschillen vooral in de mate waarin de praktijk een plaats heeft in het onderwijs. In de door inspectie van onderwijs bezochte basis-‐ en kaderopleidingen van het vmbo ligt de nadruk vooral op het ontdekken en ontwikkelen van praktisch talent. Leerlingen krijgen de mogelijkheid om te ontdekken voor welke praktische vaardigheden zij de meeste aanleg hebben. Van meest praktisch naar meest theoretisch gerangschikt zijn de volgende leerwegen te onderscheiden: Basisberoepsgerichte leerweg (BB), kaderberoepsgerichte leerweg (KB), gemengde leerweg (GL), theoretische leerweg (TL). 3.2 De vmbo-‐leerling, didactiek en leren Hiteq, centrum voor innovatie en onderdeel van Kenteq, heeft onderzoek gedaan naar vmbo leerlingen. Hiteq heeft daartoe een enquête gehouden onder 1420 leerlingen in het 2e, 3e en 4e leerjaar van het vmbo, afkomstig uit alle leerwegen. Ook zijn docenten en ouders van leerlingen geïnterviewd. Uit deze enquête is gebleken dat vmbo leerlingen een andere manier van leren en informatie verwerken hebben dan andere niveaus/leerwegen. Op allerlei essentiële onderdelen laten de vmbo leerlingen op dit vlak andere gewoontes, capaciteiten en behoeften zien. Opvallend aan dit onderzoek is de kritische houding ten aanzien van de media. Internet is onmisbaar voor de leerling van nu. Het is in de eerste plaats een gemeenschap waarin ze communiceren met vele anderen. Ze creëren spelen, leren, communiceren, werken en bouwen ‘communities’ op een hele andere manier dan hun ouders. Internet is voor hen een krachtig middel voor onderzoek, analyse en zelfexpressie. Daarnaast is internet hun toegang tot kennis. Zoekmachines hebben de voorkeur boven de traditionele bibliotheek. Het verkrijgen van beelden, geluid, hyperlink en kleur is voor vmbo leerlingen belangrijk. Ze onthouden meer van het visuele dan van het tekstuele. Het is voor vmbo leerlingen belangrijk dat ze duidelijke instructies krijgen, zij onderzoeken niet zelf zonder eerst een instructie te krijgen. Bij de regulatie-‐ en motivationele activiteiten hebben zij veel ondersteuning nodig. Uit zichzelf zijn zij niet geneigd om deze activiteiten te verrichten. De docent speelt een belangrijke rol en moet de leerling door de verschillende stappen van het leerproces begeleiden. In tegenstelling tot andere niveaus/leerwegen hebben vmbo leerlingen het nodig dat externen of externe factoren hen helpen met het aanbrengen van structuur in hun leerproces en hen helpen met het duiden en plaatsen van informatie. Vmbo leerlingen verlangen van docenten vooral dat zij aardig zijn en over goede didactische eigenschappen beschikkelen. Coaching vaardigheden, waarbij de docent zelfstandig lerende leerling begeleidt wanneer dat nodig is en met rust laat wanneer dat gewenst is, zijn minder belangrijk dan dat de docent over veel vakkennis beschikt.15 Leerlingen op het vmbo zijn over het algemeen zeer praktisch en toepassingsgericht ingesteld. Ze houden niet van lezen, maar leren het liefst door te doen. Beroepsgerichte vakken krijgen meestal de voorkeur.
15 M.J. Groeneveld, De digitale wereld, een nieuwe kijk op leren?, Hiteq, Hilversum 2007
13
Ze leren het liefste aan de hand van didactische werkvormen waarbij een concrete manier van verwerken van de leerstof (toepassen, voorbeelden bedenken, oefenen) centraal staat. 16 Het is van belang in het onderwijs om vmbo leerlingen te inspireren en te activeren. De doelstelling wordt dat leerlingen niet alleen vakkennis opdoen, maar ook kennismaken met situaties op de werkplek. Uit onderzoek van Vrieze, van Kuijk en van Kessel (2001) onder docenten komt naar voren dat leerlingen door werkplekkenstructuur (WPS) het zelfstandig leren beter aankunnen en dat de aandachtsboog van leerlingen wordt vergroot. Door de WPS leren scholieren efficiënter dan vroeger en komt het gedrag van de leerling ten goede, waardoor de leerling het onderwijs aantrekkelijker ervaart dan het traditionele werkwijze. Bovendien komen leerlingen door de WPS in aanraking met latere werksituaties. Binnen deze situaties worden de leerlingen als gelijken gezien en kunnen een gewaardeerde bijdrage leveren. Doordat leerlingen op deze praktische wijze zichzelf kunnen ontwikkelen is de motivatie groot en versoepelt het de overgang naar de arbeidsmarkt. Leerkenmerken van de vmbo leerling: -‐ Heeft een voorkeur voor niet-‐tekstueel lineair leren. -‐ Heeft behoefte aan structuur en (stapsgewijze) instructie. -‐ Wil een aardige, toegankelijke docent met goede didactische vaardigheden en vakkennis. -‐ Werkt graag samen, omdat het gezellig is, maar niet omdat meer leerrendement oplevert. -‐ Geeft de voorkeur aan beeld boven tekst. En heeft moeite met: -‐ Lezen. -‐ Het omgaan met grote hoeveelheden informatie. -‐ Het duiden van lesstof en met het in een context plaatsen van lesstof. -‐ Het beoordelen van toepasbaarheid en de relevantie van lesstof. -‐ Het combineren van taken.17 3.3 Leerstijlen van Kolb Binnen het voortgezet onderwijs zijn verschillende leermethoden en werkwijzen te herkennen. Zo heeft elke middelbare school eigen idealen die worden nagestreefd, zoals: de persoonlijke groei van leerlingen, praktijkgericht, theoretisch gericht, het creëren van een veilige leeromgeving, het denken in oplossing enz. Elke school biedt hierin een eigen programma waarbinnen deze doelen gerealiseerd dienen te worden. Binnen deze verschillende programma’s moeten scholen ook rekening houden met de differentiatie en verschillende leerstijlen van leerlingen. Door als docent je te verdiepen in de verschillende leerstijlen van leerlingen kun je beter anticiperen op de differentiatie van leerlingen.18 Leerlingen verschillen nogal in de wijze waarop ze leren en zich ontwikkelen. De psycholoog Kolb heeft onderzoek gedaan naar verschillende manieren van leren van mensen. Volgens Kolb kan men het leerproces in vier verschillende fasen onderscheiden: dingen in praktijk brengen, het verzamelen van informatie, het toetsen van informatie en reflecteren. Deze vier fasen volgen logisch op elkaar: als je iets meemaakt (ervaring) is het belangrijk daarna je ervaringen te overdenken (reflectie) en te benoemen (begripsvorming). Je kan dan een aanpak bedenken waarmee je overeenkomstige gebeurtenis tegemoet kan treden (experimenteren). Het leerproces met de vier verschillende fases kan men zien als een cyclisch, die altijd in dezelfde volgorde worden doorlopen, maar niet altijd met hetzelfde beginpunt. Mensen hebben echter voorkeuren voor bepaalde
16 D.G. Hamstra, J. van den Ende, De vmbo-‐leerling. Onderwijs pedagogische-‐ en ontwikkelingspsychologie theorieën, CPs, onderwijsontwikkeling en advies 17 Vmbo’ers behoren niet tot de ‘Generatie Einstein’, www.leermiddelenvo.nl 18 Cirkelen rond Kolb, Jeroen Hendriksen, Nellissen, 2005
14
fasen uit die cyclus. Ze beginnen bij voorkeur aan een bepaalde fase of besteden er de meeste tijd aan. We kunnen vier typen leerstijlen herkennen. Leerstijl Kernbegrippen Leert het beste van…… Doener Wat is er nieuw? Ik ben voor alles in. > Directe ervaring, dingen doen
> Nieuwe ervaringen, het oplossen van problemen > In het diepe gegooid worden met een uitdagende taak
Denker Hoe is dat aan elkaar gerelateerd? > Gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen (congressen, colleges, boeken) > Als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben > Situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden > De kans krijgen vragen te stellen, logica achterhalen > Theoretische concepten, modellen en systemen
Dromer Ik wel hier graag even over nadenken. > Activiteiten waar ze de tijd krijgen/gestimuleerd worden (achteraf) na te denken over acties > Als de mogelijkheid wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen. > Beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur
Beslisser Hoe kan ik dit toepassen in de praktijk?
> Een duidelijk verband is tussen leren en werken > Ze zich kunnen richten op praktische zaken > Ze technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden > Ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert.
Psycholoog Kolb kwam tot de conclusie dat mensen geneigd zijn vooral die leerfase te ontwikkelen waar ze toch al ‘sterk’ in zijn. Mensen zouden extra aandacht moeten besteden aan manieren van leren waarin ze minder goed zijn, om op deze manier ook optimaal talenten te ontwikkelen. De leercyclus kan dan meer in evenwicht doorlopen worden. In groepsverband zorgt de diversiteit van verschillende leerstijlen voor een completere leercyclus. 3.4 De rol van motivatie bij de vmbo leerling ‘’Motiveren is niet het proberen leerlingen te overtuigen dat ze iets kunnen. Maar wel: leerlingen voor keuzes stellen een of andere uitdaging aan te pakken, de strategieën aanreiken hoe ze iets kunnen
aanpakken en helpen vaststellen dat ze zelf een stap verder zijn gekomen’’ Poulie en de Vries, 2004
Motivatie is een van de belangrijkste factoren bij talentontwikkeling, zoals aangegeven staat in hoofdstuk 1. Een leerling die niet gemotiveerd is, zal ook niet zijn best doen om te presteren en zijn of haar talent te ontwikkelen, terwijl een gemotiveerde leerling gericht aan de slag zal gaan. Daarom is het van belang dat een docent beschikt over didactische vaardigheden om leerlingen intrinsiek te motiveren, zodat leerlingen vanuit zichzelf zich willen ontwikkelen. De gemiddelde vmbo leerling is niet altijd even gemotiveerd voor school en dit kan de oorzaak zijn van verschillende factoren, zoals: problemen thuis, andere bezigheden die leuker of belangrijker zijn, zorgen over de toekomst, het milieu, vrienden en vriendinnen of angst om af te gaan in aanwezigheid van anderen. Daarnaast zijn er ook andere factoren die wel direct aan leren verbonden zijn, maar het leren moeilijk maken, zoals: te moeilijke of te gemakkelijke leerstof, steeds weer onvoldoende presteren, faalangst, rumoerige medeleerlingen,
15
saaie docenten en leersituaties. Hier tegenover staat dat wat de leerling leert niet alleen afhankelijk is van zijn capaciteiten, maar ook afhangt van de mate waarin hij of zij zijn capaciteiten inzet. Steeds weer dezelfde didactische werkvorm en/ of te eenvoudige taken op school stimuleren de nieuwsgierigheid ofwel de intrinsieke motivatie van de leerling niet. In zulke situaties ziet men vaak dat leerlingen hun nieuwsgierigheid niet op school bevredigen en dan bestaat de mogelijkheid dat ze die bevrediging buiten school gaan zoeken. Activiteiten worden wel als intrinsiek motiverend gezien als zij een uitdaging voor de leerling inhouden, waarbij de leerling zijn/haar competentie efficiënt en effectvol kan gebruiken. Uit onderzoek van de Dienst Stedelijk Onderwijs van gemeente Rotterdam (2005) blijkt dat een aantal pedagogische-‐ en didactische factoren aangewezen kunnen worden die een centrale rol spelen bij de motivatie van vmbo-‐leerlingen om hun opleiding af te maken en vervolgens door te stromen naar een vervolgopleiding. Allereerst is het van belang dat de leerling zich op z’n gemak voelt bij de school en zich kan identificeren met de school. Uit het onderzoek is gebleken dat afwisselende werkvormen een positieve invloed kunnen hebben op de motivatie van leerlingen, zoals: samenwerken, zelfstandig werken, frontaal lesgeven. Vooral samenwerking tussen leerlingen is niet alleen gunstig voor de leermotivatie, maar heeft ook een positief effect op het beeld wat zij van de opleiding hebben, aangezien de leerlingen in meer betekenisvolle contexten werken. Bij individuele opdrachten moeten leerlingen zelfstandig werken aan projecten die vakoverstijgend en vraag gestuurd zijn en daarnaast aansluiting vinden bij de leefomgeving en belevingswereld van de leerlingen. Wanneer leerlingen zich meer verbonden voelen met de opdracht/lessenreeks zal de motivatie van de leerlingen toenemen. Binnen beeldende vakken is het vooral van belang dat leerlingen zich niet beperkt voelen in de mogelijkheden. Leerlingen raken tenslotte intrinsiek gemotiveerd voor taken en situaties waarbij ze het gevoel hebben zelf controle te hebben over hun gedrag en de resultaten daarvan. Wanneer iemand anders de controle over zijn gedrag wil uitoefenen, is hiervoor weinig intrinsieke motivatie. Een gekaderde opdracht met weinig vrijheid vormt vaak een probleem voor de intrinsieke motivatie. Het is van belang om binnen de mogelijkheden van het vak of de school leerlingen de vrijheid te geven zich te ontwikkelen en te experimenteren. Op deze wijze draagt men bij aan de talentontwikkeling. Motiverende krachten voor vmbo leerlingen zijn: -‐ Meer eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid hebben. -‐ Erbij horen, een gevoel van samenhorigheid hebben, sociaal contact. -‐ Gevarieerde en afwisselende opdrachten. -‐ Erkenning en waardering van presentaties door teamgenoten. -‐ Ruimte bieden om te kunnen ontwikkelen en leren van elkaar. 3.5 De invloed van sociale contacten op talentontwikkeling Het sociale leven is voor iedereen belangrijk, maar zeker voor de doelgroep van middelbare scholieren. Een van de belangrijkste plekken waar jongeren vriendschappen vormen is de school zegt de onderwijsraad in 200519.Vriendschappen dragen bij aan het gevoel van eigenwaarde, het gevoel er te mogen zijn en ertoe te doen. Vrienden en vriendinnen zoeken elkaar meestal op, uit basis van plezier, gedeelde interesses, uiterlijke kenmerken en onderling contact. Leerlingen worden vaak beïnvloed door de groep waarvan ze graag lid willen worden. De leerlingen vergelijken zich met leden van deze groepen en proberen zichzelf te identificeren met hen. Daardoor kunnen deze groepen veel invloed uitoefenen.20 Ook bij de ontwikkeling van talent kunnen groepen een groot aandeel vormen, zowel in positieve als negatieve zin. Het is voor een leerlingen belangrijk om steun en goedkeuring te krijgen bij de ontwikkeling van een talent. Wanneer een (invloedrijke) groep negatief staat tegenover de ontwikkeling van een specifiek talent kan dit een nadelig effect hebben voor de intrinsieke motivatie van een leerling om dit talent te ontwikkelen.
19 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, VMBO het beter werk, OCW 2005 20 Website Nederlandse Vereniging van schooldecanen (2005), http://www.nvs.nl
16
Talentontwikkeling is niet iets wat alleen op school plaats vindt. Het gezin en met name de ouders spelen ook een belangrijke rol bij de talentontwikkeling van een leerling. Zij zijn bij uitstek in de gelegenheid de opbloeiende talenten van hun kinderen te herkennen en stimuleren. Ouders zijn nodig om te inspireren en routes te wijzen. De behandeling die een kind van de ouders krijgt zal het ook hebben naar de maatschappij toe. Het kan kinderen ook in verwarring brengen. De behandeling die ze van hun ouders krijgen past niet bij wie ze zijn. Ze voelen telkens een tweestrijd in zichzelf en het kind kan gaan wisselen van stemming, omdat het niet precies weet wat het moet doen. Hij of zij wil loyaal blijven aan de ouders maar ook aan zichzelf, daarom kunnen ouders van grote invloed zijn bij talentontwikkeling. Wanneer een kind veel positieve steun van zijn ouders ontvangt zal dit een goede bijdragen leveren aan de motivatie van een kind. Een leerling wordt vanuit huis gevormd in zijn/haar sociale gedrag. Een leerling die zich gekend en serieus genomen voelt door zijn ouders en zijn docenten zal minder behoefte hebben en kansen zien om ongewenst gedrag te vertonen of met problemen te blijven rondlopen. De school moet met de kennis van de thuissituatie wel goed weten om te gaan. De school kan te maken krijgen met een leerling die van huis uit zeer verschillende manieren van omgang gewend is. Het is daarom van belang dat de school op pedagogisch vlak deze leerlingen tegemoet kan komen en op de juiste wijze kan bijdragen aan talentontwikkeling.21 3.6 De vmbo leerling en talentontwikkeling Als beeldend docent vind ik het van belang dat al mijn leerlingen actief meedoen tijdens de les. Je hoopt dat elke leerling zijn of haar creatieve talenten wil ontwikkelen en ontplooien. Uit mijn praktisch onderzoek is gebleken dat niet elke vmbo leerling (leerjaar 2) dit even belangrijk vindt en deze doelstelling deelt. De creatieve vakken worden door vmbo leerlingen vaak gezien als een uurtje ontspanning. De boeken blijven dicht en er mag gepraat worden tijdens de les, ook over onderwerpen die niet aan het vak gerelateerd zijn. Het liefst wordt er gewerkt in groepsverband, omdat het gezellig is, maar daarnaast ook omdat ideeën gedeeld kunnen worden. Zoals uit het onderzoek van psycholoog Kolb is gebleken, blijkt dat de resultaten van het werken in groepsverband beter en effectiever zijn. De docent speelt voor leerlingen een belangrijke rol. De docent zorgt voor structuur en helpt leerlingen met hun beeldend werk tijdens de les. Leerlingen vinden het fijn wanneer hun werk gewaardeerd wordt. Het krijgen van complimenten is een belangrijke motivator om goed te werken. Van de docent wordt verwacht dat het lokaal netjes is en de gegeven opdracht duidelijk is. De creatieve vmbo leerling is thuis ook creatief bezig en wordt vaak door de ouders gestimuleerd. Ze vinden het fijn extra aandacht en tips te krijgen om het werk te verbeteren. Ze komen met eigen ideeën en willen niet teveel beperkt worden door een te gekaderde opdracht, waarin ze hun creativiteit niet kwijt kunnen. De creatieve leerling hecht veel waarde aan uitstapjes naar musea en andere kunstinstellingen en ziet dit als een meerwaarde voor het vak.
21 D.G. Hamstra, J. van den Ende, De vmbo-‐leerling. Onderwijs pedagogische en ontwikkelingspsychologische theorieën , CPS, onderwijsontwikkeling en advies
17
4. CREATIVITEIT 4.1 Creativiteit Creativiteit is een waardevolle vaardigheid waar iedereen in bepaalde mate over beschikt, maar sommige mensen lijken geboren te zijn met tal van creatieve eigenschappen die veel verder ontwikkelt zijn dan bij anderen. Creativiteit is een vaardigheid die moeilijk te vatten is binnen enkele woorden. Vaak wordt creativiteit gerelateerd aan talent, maar het heeft niets mee te maken met het IQ of hoogbegaafdheid. Het is een eigenschap die iedereen in bepaalde mate in zich heeft, de ene meer dan de ander. Creativiteit kan op verschillende vlakken van pas komen en kan zorgen voor waardering en originele ideeën. Creativiteit kan ervoor zorgen dat je dingen op een andere wijze ziet die andere mensen niet zien. Creatieve mensen introduceren vaak een andere kijk op de zaak, waardoor problemen soms op een vrij simpele manier kunnen worden opgelost. Ze kunnen een ingewikkelde situatie vaak in een oogopslag overzien. Ze associëren razendsnel en komen vaak tot originele oplossingen, waar ze direct een voorstelling bij hebben en zich de uitwerking al voor zich zien.22 Deze creatieve eigenschappen zijn enerzijds meestal aangeboren, maar kunnen anderzijds ook ontwikkeld worden wanneer men hier energie in stopt. In veel gevallen zijn veel van deze eigenschappen tegenstellingen. Veel mensen beschikken over een van deze eigenschappen, terwijl creatieve mensen vaak over beiden eigenschappen beschikken. Zo zijn creatieve mensen vaak introvert maar tegelijk ‘ook’ extravert. Vaak delen we mensen in volgens het principe introvert versus extravert en de groep die zich daartussen bevindt. Een creatieveling doorbreekt dit patroon en is op het juiste moment introvert of extravert. Daarnaast is de creatieveling een echte beelddenker. Beelddenken23 is het denken in (ruimtelijke) beelden, oplossingen, handelingen en belevenissen. Ze richten zich niet op de woorden van een tekst maar op de persoonlijke belevenis van de inhoud. Ze ervaren verhalen en gebeurtenissen gelijk in beelden die ze vormen. Het ‘ruimtelijk’ denken is een sterke kant van de beelddenker, ze beschikken over een goed ruimtelijk inzicht wat hen van pas komt in het creatieve vak. Andere kenmerkende eigenschappen waarover de creatieveling beschikt zijn:
• Het tonen van moed, lef en durven te experimenteren met materiaal, kleur en ideeën. • Het blijven spelen met nieuwe en oude ideeën. Ze vinden het belangrijk om nieuwe mensen te
ontmoeten, gespreken te voeren en ideeën uit te wisselen. Maar het overdenken en beschrijven van ideeën doen ze alleen. Ze kunnen goed alleen zijn en werken.
• Het zowel extravert als introvert zijn en het gebruik van deze eigenschappen op het juiste moment. • Ze doen het niet alleen voor geld of roem, hun passie is de drijfveer. Ze zijn tegelijk bescheiden en trots
op hun prestaties. • Het op zoek zijn naar oplossingen. • Het aannemen van uitdagingen aan en het breken met verwachtingen en regels. • Het leggen verbindingen. • Het tijd steken in hun creativiteit en het vergeten van de tijd tijdens hun creatieve bezig zijn. • Het zijn beelddenkers.
4.2 Creativiteit op school Tijdens de beeldende lessen komen leerlingen in aanraking met hun eigen creativiteit en krijgen de kans deze te ontwikkelen. Het is van belang dat leerlingen hun creativiteit leren erkennen wanneer deze zich manifesteert. Hierdoor worden nieuwsgierigheid, complexiteit en belangstelling gestimuleerd, waardoor talent zich kan
22 Creativiteit, over flow, schepping en ontdekking door M. Csikszentmihaly. Boom, Amsterdam 1998 23 Beeldenken, website: www.beeldenbrein..nl
18
ontplooien. Natuurlijk moet een leerling doelbewust willen werken aan zijn of haar creatieve eigenschappen om deze te vergroten. Het ontwikkelen van een creatief talent vraagt doorzettingsvermogen, maar hangt ook samen met een diepere laag van persoonlijke eigenschappen. De creatieve leerling wordt door de beeldende docenten op ‘Het Hooghuis’ gezien als een gemotiveerde leerling die met plezier naar de lessen beeldende vorming gaat. De creatieve leerling zit vol tegenstellingen. Hij of zij kan extreem geconcentreerd aan het werk zijn (introvert) of juist heel druk en aanwezig zijn (extravert). In veel gevallen is deze creatieve geest anders dan zijn of haar medeleerlingen, dromerig, fantasierijk en soms alternatief. De creatieve leerling voelt zich betrokken bij de opdracht en durft emotie te tonen over het werk en de inhoud. Hij of zij denkt na over nieuwe ideeën, inzichten en werkt, wanneer mogelijk, graag buiten de gekaderde opdracht. De leerling is origineel en wil niet iets bestaands nadoen of namaken, maar zelf experimenteren en ideeën bedenken. Ze hebben vaak niet veel inspanning nodig om goede resultaten te komen en beschikken over een goed kleur –en vormgevoel. De beeldende docent speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van een creatief talent. De beeldende docenten van ‘Het Hooghuis’ vinden het essentieel dat leerlingen de ruimte krijgen zich te ontwikkelen en om te experimenteren met nieuwe ideeën. De creatieve leerling moet zich bewust worden van het talent, zodat hij of zij de kans krijgt zich te ontplooien. Tijdens de lessen beeldende vorming wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden voor creatievelingen binnen het VMBO en MBO onderwijs, zodat deze groep leerlingen in de bovenbouw een gerichte keuze kan maken. De in hoofdstuk 2 genoemde ontwikkelingen binnen het kunstonderwijs kunnen als waardevol worden beschouwd voor de talentontwikkeling van de creatieve leerling. De grenzen tussen binnen-‐ en buitenschoolse kunsteducatie zijn aan het vervagen. Scholen gaan steeds meer samenwerken met verschillende kunstinstellingen, kunstenaars en musea. Door deze ontwikkeling krijgen leerlingen de kans ervaringen uit te wisselen met gespecialiseerde uit het creatieve vakgebied waardoor er een bredere kijk op kunst ontstaat. Leerlingen die extra verdieping willen krijgen worden aangeraden om op eigen initiatief extra lessen te volgen. 4.3 Dromer Psycholoog Kolb (hoofdstuk 2) heeft onderzoek gedaan naar de verschillende leerstijlen van mensen. Hij heeft deze onderscheiden in vier ver verschillende stijlen. De creatieveling kan zichzelf vaak terug herkennen in de leerstijl ‘Dromer’. De dromer heeft een grote verbeeldingskracht en fantasie en de ruimte nodig voor het creëren van ideeën. Concrete situaties kan de dromer vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Hij kan snel verbanden leggen en kijkt hoe andere problemen aanpakken. Hierdoor ziet hij vaak meerdere oplossingen, maar twijfelt over een beslissing. Daardoor neemt hij beslissingen vaak niet gelijk, maar heeft de ruimte en tijd nodig om deze te kunnen maken.
19
CONCLUSIE Hoe kan men talentontwikkeling in een kunstvak bevorderen op het VMBO-‐onderwijs? Iedereen beschikt over waardevolle eigenschappen die ontwikkelt kunnen worden, maar talent wordt gezien als een natuurlijke aanleg voor een bepaalde bezigheid, bijvoorbeeld sport, tekenen of wiskunde. Iemand die opvallend betere prestaties levert dan het gemiddelde van de referentiegroep en plezier beleeft in de desbetreffende bezigheid, wordt beschouwd als een talent. Een talent of waardevolle eigenschap kan men ook ontwikkelen wanneer men dit wilt. Binnen het onderwijs wordt tegenwoordig veel aandacht besteed talentontwikkeling. Talentontwikkeling gaat over alle activiteiten van leerlingen zelf of van anderen (docenten, ouders) die erop gericht zijn de natuurlijke begaafdheid van een leerling op een bepaald gebied te ontdekken en op een hoger niveau te brengen. Talentontwikkeling is een waardevol gegeven dat zorgt voor de ontwikkeling van het individu en voor het in aanraking komen met succeservaringen. Het is mooi om te zien dat tegenwoordig steeds meer scholen bewust bezig zijn met de talentontwikkeling van leerlingen. Scholen voor talentontwikkeling willen leerlingen voldoening van het werken laten ervaren met de gegeven kwaliteiten en talenten, waardoor zij groeien als mens. Om als school voor talentontwikkeling van leerlingen succesvol te zijn, moet men beginnen bij de basis eigenschappen van talentontwikkeling. Allereerst is de onderzoekende houding van een leerling belangrijk. Leerlingen moeten zelf actief kennis willen vergaren om bij te dragen aan de eigen ontwikkeling. Wanneer deze onderzoekende houding gericht is op de eigen ontwikkeling, kunnen talenten gaan groeien. Een tweede aspect dat heel belangrijk is bij het ontwikkelen van een talent is het zelfbeeld. Voor talentontwikkeling is het belangrijk dat een leerling een positief zelfbeeld heeft. Leerlingen met een positief zelfbeeld hebben veel zelfvertrouwen, geloven dat ze zelfs moeilijke talenten tot een goed einde kunnen brengen en leggen de lat hoog. Ook hebben leerlingen met een positief zelfbeeld een positievere kijk op zichzelf over hun eigen talent-‐ontwikkelingsmogelijkheden. De laatste en de meest invloedrijke factor voor het succesvol zijn in talentontwikkeling is intrinsieke motivatie. Het ontwikkelen van een talent begint met motivatie. Een leerling moet zichzelf ‘willen’ ontwikkelen, om beter te worden. Een leerling die niet gemotiveerd is, zal ook niet zijn best doen om te presteren en zijn of haar talent te ontwikkelen, terwijl een gemotiveerde leerling gericht aan de slag zal gaan. Met name in het vmbo onderwijs is intrinsieke motivatie heel belangrijk. De gemiddelde vmbo leerling is niet altijd even gemotiveerd voor school. Dit kan de oorzaak zijn van verschillende factoren. Het kan gaan om persoonlijke factoren, maar daarnaast zijn er ook andere factoren die wel aan de lesstof en/of de didactische vaardigheden van een docent verbonden zijn. In zulke situaties ziet men vaak dat leerlingen hun nieuwsgierigheid niet op school bevredigen en dan bestaat de mogelijkheid dat ze die bevrediging buiten school gaan zoeken. Activiteiten worden wel als intrinsiek motiverend gezien wanneer zij een uitdaging voor de leerling inhouden, waarbij de leerling zijn/haar competentie efficiënt en effectvol kan gebruiken. Leerlingen zijn op zoek naar waardering voor prestaties en naar meer eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Binnen de beeldende vakken vinden leerlingen het vooral belangrijk om de vrijheid te krijgen en eigen ideeën uit te werken. Leerlingen komen tijdens beeldende lessen in aanraking met hun eigen creativiteit en moeten de kans krijgen deze te erkennen en te ontwikkelen wanneer deze zich manifesteert. Als school en docent is het dus belangrijk deze leerlingen te blijven uitdagen en nieuwe grenzen te stellen. De vruchtbare samenwerking tussen verschillende middelbare scholen, kunstinstellingen en kunstenaars is hier een voorbeeld van. Door een samenwerkingsproject tussen een school en kunstinstelling weten leerlingen dat zij actief hebben bijgedragen aan een artistiek proces en het artistieke product dat daaruit voortgekomen is. Hierdoor voelen zij zich emotioneel verbonden met het proces, met het product en met degenen met wie zij hebben samengewerkt. De samenwerking tussen deze verschillende partijen is een inspirerende wisselwerking tussen vmbo leerlingen, docenten en kunstenaars in een klaslokaal, museum of andere kunstinstelling.
20
BIJLAGEN ENQUETE DOCENTEN (6 docenten Beeldende Vorming van ‘Het Hooghuis, locatie Zuid)
1. Wat zijn persoonlijke kenmerken van een leerling met een creatief talent? Introvert en extravert, dromerig, aandacht voor detail, kwetsbaar, fantasierijk, betrokken, beschikt over motorische vaardigheden.
2. Wanneer heeft in u ogen een leerling talent voor de beeldende vakken? De leerling is origineel, komt met eigen ideeën, mooie resultaten
3. op welke wijze besteedt ‘Het Hooghuis’ (extra) aandacht aan leerlingen met een creatief talent? -‐ Richting Vorm en Ambacht -‐ Talententijd (TAT) -‐ Richting Bouw en interieur
4. Op welke wijze draagt u als docent bij, aan de talentontwikkeling van een leerling met een creatief talent? -‐ Talent te laten ontdekken -‐ Mogelijkheid bieden te experimenteren -‐ Eigen keuze voor een vrije opdracht -‐ Zorgen voor een extra uitdaging -‐ Informatie voor een geschikte afdeling keuze
5. Wat is u mening over buitenschoolse kunsteducatie -‐ Moeilijk in te plannen -‐ Waardevol -‐ Via CKV wordt hier aandacht aan besteed
6. Hoe vind u de ontwikkelingen binnen het VMBO en MBO kunstonderwijs?
-‐ De bezuinigen zijn voelbaar -‐ Meer doorstroom mogelijkheden -‐ Meer samenwerking met kunstinstellingen
7. De grenzen tussen binnen –en buitenschoolse kunsteducatie zijn aan het vervagen, wat heeft
dit voor invloed op het vak kunst en de leerlingen. -‐ Leerlingen krijgen een bredere kijk op het vak kunst -‐ Krijgen les van meer dan 1 vakdocent. -‐ Leerlingen vinden het interessant om deel uit te maken van een ontwikkeling -‐ Samenwerking met musea is fantastisch
8. In hoeverre zijn de thuissituatie en/of achtergrond van een leerling van invloed bij het maken
van een creatieve MBO studiekeuze? -‐ Ouder hebben veel invloed in de studiekeuze -‐ Leerlingen moeten uiteindelijk zelf de keuze maken -‐ Wat leerlingen vanuit huis meekrijgen is heel bepalend.
21
De enquête resultaten van 58 VMBO leerlingen (leerjaar 2)
1. Ik heb een creatief talent voor kunstvakken Ja 19% Een beetje 48 % Nee 33%
2. Ik ga met plezier naar mijn lessen beeldende vorming Ja 33% Soms 58% Nee 9%
3. Ik ben tevreden over het werk dat ik maak bij de lessen beeldende vorming
Ja 41% Soms 50% Nee 9%
4. Ik werk graag samen aan een creatieve opdracht
Ja 65% Soms 18% Nee 17%
5. Tijdens de lessen beeldende vorming ben ik
Goed aan het werk 3% Rustig en geconcentreerd aan het werk 21% Meestal goed aan het werk 46% Snel afgeleid 28% Werk ik niet goed 2%
6. Mijn docent geeft goede tips hoe ik mijn werk kan verbeteren
Ja 42% Soms 45% Nee 13%
7. Ik krijg vaak complimenten van vrienden, ouders, leraren over mijn beeldende werk
Ja 19% Soms 48 % Nee 53%
22
8. Ik wil later iets met kunst gaan doen
Ja 3% Misschien 5% Nee 92%
9. Ik volg naast school creatieve lessen (tekenen, kunstinstelling, handvaardigheid) Ja 6% In het verleden 0% Nee 94%
10. Thuis teken of schilder ik Ja 9% Een beetje 24% Nee 67%
11. Mijn ouders vinden beeldende vorming een belangrijk vak Ja 9% Een beetje 41% Nee 50%
12. Ik heb liever praktijklessen dan theorielessen
Ja 74% Soms 17% Nee 9%
13. Ik vind het leuk als we met beeldende vorming naar een museum of workshop gaan Ja 27% Een beetje 45% Nee 28%
23
BRONNEN BOEKEN: Creativiteit, over flow, schepping en ontdekking door M. Csikszentmihaly. Boom, Amsterdam 1998 Piere van Eijl, Talent voor morgen hoger onderwijs reeks, Noordhoff Uitgevers B.V., augustus 2010 D.G. Hamstra, J. van den Ende, De vmbo-‐leerling. Onderwijs pedagogische en ontwikkelingspsychologische theorieën , CPS, onderwijsontwikkeling en advies Irma Hoorik, Talentontwikkeling stimuleert participatie en zelfvertrouwen, JeugdenCo, 47, kennis 04, 2011 Schoolgids Het Hooghuis, Vorm en Ambacht, 2010-‐2011 Inspectie van het Onderwijs, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Latent naar Talent Ruimte aan de verscheidenheid: kunst en kunstonderwijs in lokaal en mondiaal perspectief, januari 1999 Y. byttebier, Creativiteit Hoe Zo?, Lannoo, November 2002 School en kunst, Han Bergs, Mijnbestseller B.V., Februari 2014 Jeroen Hendriksen, Cirkelen rond Kolb, , Nellissen, 2005 Rineke van Daalen, Het VMBO als stigma, Atlas Contact, april 2010 Naar een raamwerk voor talentontwikkeling, School aan zet, M.J. Groeneveld, De digitale wereld, een nieuwe kijk op leren?, Hiteq, Hilversum 20072013 WEBSITES: De instructietheorie van Gagne, website: www.infonu.nl Educatie voortgezet onderwijs, website, www.museumjancunen.nl Cultuurprofielschool, Website: www.cultuurplein.nl Website Nederlandse Vereniging van schooldecanen (2005), http://www.nvs.nl Betere doorstroom naar kunstonderwijs, www.cultuurplein.nl Creativiteit, Van muziek in het brein, www.sg.uu.nl Beeldenken, website: www.beeldenbrein..nl Vmbo’ers behoren niet tot de ‘Generatie Einstein’, www.leermiddelenvo.nl
24