romeins aardewerk uit de nederzetting nistelrode-zwarte molen (fase 2)
TRANSCRIPT
RAAP-RAPPORT 2794
Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente BernhezeArcheologisch onderzoek: een opgraving
drs. G. Hensen & drs. M.P.J. Janssens
RAAP, 2016
Colofon
Opdrachtgever: gemeente Bernheze
Titel: Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle Middeleeuwen - gemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
Status: eindversie
Datum: 27 juni 2016
Auteurs: drs. G. Hensen & drs. M.P.J. Janssens
Met bijdragen van: drs. T.A. van den Bergh, G. Berkenbosch, drs. L. van Beurden, ir. M. Domínguez Delmás, drs. E. Drenth, drs. F. van den Dries, drs. X.C.C. van Dijk, dr. H. van Enckevort, drs. R.P. Exaltus, drs. G. Gazenbeek, dr. H. van Haaster drs. J. Hendriks, ir. L.J. Keunen, drs. F. van Oosterhout, R. Reijnen, dr. P. de Rijk & drs. M.L. Schabbink
Projectcode: NISZW
Bestandsnaam: RA2794_NISZW.indd
Projectleider: drs. G. Tichelman
Projectmedewerkers: ir. G.R. Ellenkamp, J.J. Hanssen, B. van Hunsel drs. K. Lemmens,drs. M.A.H. Lipsch, drs. E.J.N. Rondags, M. Teeuwen & M. Verhoeven (Luyten Archeologisch Grondwerk)
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: 419491 t/m 419494
ARCHIS-waarnemingsnummer: nog niet verleend
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 49828
Autorisatie: drs. G. Tichelman
ISSN: 0925-6229
RAAP
Leeuwenveldseweg 5b
1382 LV Weesp
Postbus 5069
1380 GB Weesp
telefoon: 0294-491 500
telefax: 0294-491 519
E-mail: [email protected]
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2016
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voort-
vloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
5
Samenvatting
Dit rapport is het verslag van de tweede fase van de archeologische opgraving Zwarte Molen te
Nistelrode, die in opdracht van de gemeente Bernheze in 2012 en 2014 is uitgevoerd. De eerste
archeologische stappen in het gebied zijn reeds genomen in 1997 in het kader van de aanleg van
de A50. Bij dit onderzoek zijn door RAAP drie vindplaatsen afgebakend die later door Archol zijn
opgegraven (Mortel, Loo en Zwarte Molen, fase 1). De archeologische potentie van het gebied
werd al snel duidelijk toen bij de aanleg van de nieuwbouwwijk ten westen van de A50 onverwacht
talrijke sporen aan het licht kwamen uit de periode IJzertijd tot en met de Volle Middeleeuwen.
Hierdoor was men genoodzaakt tot het uitvoeren van een noodopgraving van circa 3 ha. Onderhavig
plangebied van circa 2,5 ha (Zwarte Molen, fase 2) sluit naadloos aan op deze noodopgraving,
waardoor een aaneensluitend gebied van circa 5,5 ha archeologisch onderzocht is.
Tijdens de opgraving van fase 2 zijn 36 werkputten aangelegd met een totale oppervlakte van circa
24.744 m². Uit de grote hoeveelheid sporen zijn 129 structuren gegenereerd uit de periode IJzertijd tot
en met Volle Middeleeuwen. De omvang van het gebied en de langdurige bewoningsoccupatie maken
het mogelijk om de aangetroffen nederzettingen in een ruime landschappelijke en archeologische
context te plaatsen. Op deze manier zijn dynamische processen binnen gelijktijdige nederzettingen
en tussen de nederzettingen doorheen de tijd vastgesteld. De resultaten hiervan bevestigen enerzijds
het bestaande beeld maar leveren ook enkele nieuwe inzichten op voor de bewoningsgeschiedenis
van Nistelrode. Interessant is onder meer dat het huidige Nistelrode niet rechtstreeks ontstaan is uit de
vol-middeleeuwse nederzetting Zwarte Molen en Kleinwijk. Het bronnenonderzoek heeft namelijk
aangetoond dat in de Late Middeleeuwen een nieuwe nederzetting is opgericht langs de huidige
weg Delst, parallel aan de oude vol-middeleeuwse nederzetting. Waarom net Nistelrode verder
gegroeid is uit zijn laat-middeleeuwse voorganger tot wat het nu is terwijl andere laat-middeleeuwse
gehuchten verdwijnen, daar tasten we voor in het duister. Voor hetzelfde geld hadden we nu niet
over Nistelrode gesproken, maar over Delst of Menzel.
Naast kenniswinst voor de lokale archeologie levert de grootschalige archeologische opgraving Zwarte
Molen ook nieuwe inzichten op voor de archeologie van Zuid-Nederland en van de Maashorst in het
bijzonder. Zo duiden twee onverbrande aardewerkdeposities uit de westelijke middenstaander van
twee huizen uit de Midden IJzertijd er op dat naast een ‘vurig afscheid’ in deze periode ook andere
vormen van verlatingsrituelen hebben bestaan. De achterliggende ideeën – waarom gekozen wordt
voor depositie van verbrande dan wel onverbrande potten – ontgaan ons volledig. Ook de organisatie
van het Romeinse achterland op de Maashorst kan op basis van de huidige onderzoeksresultaten ver-
fi jnd worden. Zo dient door de vondst van twee nieuwe porticushuizen bij fase 2, de status van het por-
ticushuis van fase 1 herbekeken te worden, wat mogelijk ook gevolgen heeft voor het stichtingsverhaal
van de Romeinse nederzetting Zwarte Molen.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
6
De opgravingsresultaten hebben veel stof tot discussie opgeleverd en roepen tegelijk veel nieuwe
vragen op. Onder meer: waar liggen de grafvelden van de bewoners uit de verschillende perioden
en waar liggen de vroeg-middeleeuwse domeinen met de eerste kerken in het gebied? Mogelijk
kan toekomstig onderzoek op aanpalende terreinen, waar nu ook al proefsleuvenonderzoek heeft
plaatsgevonden, hier licht op werpen.
Een belangrijke les die we geleerd hebben bij de totstandkoming van dit rapport is dat de archeolo-
gie als mens-wetenschap eigenlijk een contradictie in terminis is: als wetenschapper willen we ‘de
mens’ objectief beschrijven, typeren, interpreteren. Ons studieobject wordt echter gevormd door
mensen, met een eigen smaak en een eigen expressie en die aan de hand van onder meer materiële
zaken hun individualiteit tot uiting willen brengen en willen beklemtonen. Dit is in het verleden niet
anders dan de dag van vandaag. Het is dus goed om af en toe eens out of the box te denken en
niet alles in bestaande hokjes te willen duwen. Alleen door van ‘veilige’ wetenschappelijke paden
af te wijken en ons blikveld te verruimen, kan de (archeologische) wetenschap vooruit gaan. En dat
is uiteindelijk het doel waar we als archeoloog naar streven: onze eigen geschiedenis veilig stellen
en doorgeven aan toekomstige generaties, zoals ook mooi geïllustreerd wordt op de cover, waar
een archeoloogje in spe inspiratie opdoet in het Openluchtmuseum Eindhoven.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
7
Inhoud
Samenvatting ........................................................................................................................................ 5
Deel 1: De biografie van Nistelrode-Zwarte Molen ............................................................... 11
1 Inleiding .......................................................................................................................................... 13
1.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 13
1.2 Kader ............................................................................................................................................. 13
1.3 Administratieve gegevens ............................................................................................................... 15
1.4 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 17
1.5 Dankwoord ..................................................................................................................................... 19
2 Doel van het onderzoek ............................................................................................................ 21
3 Methoden ........................................................................................................................................ 25
3.1 Veldwerk ........................................................................................................................................ 25
3.2 Uitwerking en rapportage ................................................................................................................ 27
4 Het landschap ............................................................................................................................... 31
4.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 31
4.2 Landschap en reliëf ........................................................................................................................ 31
4.3 Bodem ............................................................................................................................................ 33
5 Zwervende erven de Vroege en Midden IJzertijd ............................................................ 39
5.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 39
5.2 Structuren uit de Vroege IJzertijd .................................................................................................... 39
5.3 Structuren uit de Midden IJzertijd .................................................................................................... 43
5.4 Structuren uit de Vroege of Midden IJzertijd .................................................................................... 46
5.5 Erfindelingen .................................................................................................................................. 48
5.6 Conclusie en verwachting voor het omliggende gebied .................................................................... 53
6 De Romeinse bewoning ............................................................................................................ 55
6.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 55
6.2 De huisstructuren ........................................................................................................................... 57
6.3 De bijgebouwen .............................................................................................................................. 65
6.4 Waterputten en waterkuilen ............................................................................................................. 67
6.5 Greppels ........................................................................................................................................ 70
6.6 Haardkuilen? .................................................................................................................................. 71
6.7 Erfindelingen .................................................................................................................................. 71
6.8 Conclusie en verwachting voor het omliggende gebied .................................................................... 75
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
8
7 De Middeleeuwen ........................................................................................................................ 77
7.1 Inleiding ..................................................................................................................................... 77
7.2 Bewoningssporen uit de Vroege Middeleeuwen ........................................................................... 80
7.3 Vol-middeleeuwse bewoningssporen .......................................................................................... 98
7.4 Overige bewoningssporen ........................................................................................................ 110
7.5 Overige structuren uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd ............................................................. 110
7.6 Erfindelingen ............................................................................................................................ 113
7.7 Conclusie en verwachting voor het omringende gebied ............................................................. 119
8 Nistelrode-Zwarte Molen in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd; een historisch-geografische analyse ......................................................................................... 121
8.1 Het kader ................................................................................................................................. 121
8.2 De bestuurlijke ontwikkeling van Nistelrode .............................................................................. 124
8.3 De nederzettings- en landschapsontwikkeling van Nistelrode .................................................... 125
8.4 Tot besluit ................................................................................................................................ 138
Deel 2: Specialistenbijdragen .................................................................................................... 141
9 Prehistorisch handgevormd aardewerk ........................................................................... 143
9.1 Inleiding en methodiek ............................................................................................................. 143
9.2 Beschrijving, typering en datering ............................................................................................. 146
10 Romeins aardewerk .................................................................................................................. 173
10.1 Inleiding ................................................................................................................................... 173
10.2 Methoden ................................................................................................................................. 173
10.3 Aardewerkcategorieën en bakselgroepen ................................................................................. 178
10.4 Handgevormd aardewerk en kurkurnen ..................................................................................... 180
10.5 Terra sigillata ........................................................................................................................... 181
10.6 Terra nigra ............................................................................................................................... 182
10.7 Geverfd aardewerk ................................................................................................................... 182
10.8 Metaalglanswaar ...................................................................................................................... 183
10.9 Gladwandig aardewerk ............................................................................................................. 183
10.10 Middelgrote en grote amforen ................................................................................................... 185
10.11 Dolia ........................................................................................................................................ 186
10.12 Wrijfschalen ............................................................................................................................. 186
10.13 Ruwwandig gebruiksaardewerk ................................................................................................ 187
10.14 Contextanalyse ........................................................................................................................ 194
10.15 Datering en vergelijking ............................................................................................................ 197
10.16 Conclusie ................................................................................................................................. 200
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
9
11 Middeleeuws aardewerk ......................................................................................................... 203
11.1 Inleiding ................................................................................................................................... 203
11.2 Bakselgroepen ......................................................................................................................... 203
11.3 Merovingisch aardewerk ........................................................................................................... 204
11.4 Kogelpotten ............................................................................................................................. 211
11.5 Zuid-Nederlands handgevormd aardewerk ................................................................................ 213
11.6 Karolingische importen ............................................................................................................. 215
11.7 Pingsdorf, Paffrath en overige bakselgroepen ........................................................................... 219
11.8 Conclusies ............................................................................................................................... 222
12 Grofkeramisch bouwmateriaal ............................................................................................. 225
12.1 Inleiding ................................................................................................................................... 225
12.2 Analyse grofkeramiek ............................................................................................................... 226
12.3 Verspreiding, gebruik en datering van het grofkeramiek ............................................................ 237
13 Metalen objecten en munten ................................................................................................. 241
13.1 Inleiding en methode ................................................................................................................ 241
13.2 Metalen voorwerpen uit de Romeinse periode ........................................................................... 242
13.3 Metalen voorwerpen uit de Middeleeuwen ................................................................................. 247
13.4 Overige metalen voorwerpen .................................................................................................... 248
13.5 Verspreiding ............................................................................................................................. 248
13.6 Conclusies ............................................................................................................................... 251
14 Metaalslakken ............................................................................................................................. 253
14.1 Inleiding ................................................................................................................................... 253
14.2 Methodiek en conservering ....................................................................................................... 253
14.3 Slakbeschrijving ....................................................................................................................... 254
14.4 Slakverspreiding ...................................................................................................................... 267
14.5 Kwaliteit van het ijzer ............................................................................................................... 271
14.6 Conclusie ................................................................................................................................. 274
15 Overig ............................................................................................................................................ 275
15.1 Glas ......................................................................................................................................... 275
15.2 Natuursteen en vuursteen ........................................................................................................ 277
15.3 Dierlijk bot ................................................................................................................................ 284
16 Botanische macroresten en pollen .................................................................................... 285
16.1 Inleiding ................................................................................................................................... 285
16.2 Resultaten en discussie ............................................................................................................ 287
16.3 Conclusies en samenvatting ..................................................................................................... 299
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
10
17 Dendrochronologie en 14C-dateringen .............................................................................. 301
17.1 Dendrochronologie ................................................................................................................... 301
17.2 14C-datering ............................................................................................................................. 301
18 De bewoningsdynamiek van Nistelrode ........................................................................... 303
18.1 Inleiding ................................................................................................................................... 303
18.2 Het Mesolithicum en Neolithicum (9600-2000 voor Chr.) ............................................................ 305
18.3 De Bronstijd (2000-800 voor Chr.) ............................................................................................. 305
18.4 De Vroege en Midden IJzertijd (800 voor Chr. -12 voor Chr.) ..................................................... 305
18.5 De Vroege en Midden Romeinse tijd (12 voor Chr.- 400 na Chr.) ................................................ 315
18.6 De Vroege Middeleeuwen (450-900 na Chr.) ............................................................................. 332
18.7 De Volle Middeleeuwen (900-1250 na Chr.) .............................................................................. 339
18.8 De Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd ....................................................................................... 345
Literatuur ............................................................................................................................................ 349
Gebruikte afkortingen ................................................................................................................... 367
Verklarende woordenlijst ............................................................................................................. 368
Overzicht van figuren, tabellen en losse (kaart-)bijlagen ............................................... 374
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
173
10 Romeins aardewerk
drs. J. Hendriks & dr. H. van Enckevort
10.1 InleidingDe opgraving van het zuidelijke deel van de vindplaats Nistelrode-Zwarte Molen heeft ten opzichte
van het eerder onderzochte noordelijke deel verhoudingsgewijs veel minder op de draaischijf
vervaardigd aardewerk uit de Romeinse tijd opgeleverd. Waar tijdens het onderzoek van het
nederzettingsterrein in 2003-2004 (onderzoeksfase 1) door Archol BV 5.500 scherven aangetroffen
zijn,256 zijn tijdens de campagne van RAAP in 2012 (onderzoeksfase 2) slechts iets meer dan
550 scherven verzameld. Het totale gewicht hiervan betreft ongeveer 14,5 kg, wat neerkomt
bijna 25 gram per scherf. Dit betekent dat het Romeinse aardewerk over het algemeen minder
gefragmenteerd is dan het materiaal uit de IJzertijd en Middeleeuwen dat tijdens onderzoeksfase 2
gevonden is (zie de hoofdstukken 9 en 11).
In dit hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van het aardewerkcomplex. Daarnaast
is getracht tot een vergelijking te komen van de aard en samenstelling van beide complexen.
Omdat er verschillen bestaan tussen de gebruikte onderzoeksmethoden is het niet haalbaar
gebleken beide complexen op een gelijkwaardige wijze in één dataset te integreren en als geheel
te analyseren. Bij de analyse en interpretatie van het aardewerk dat in de Romeinse nederzetting
van Zwarte Molen is aangetroffen, zal de aandacht zodoende vooral uitgaan naar het materiaal
afkomstig van het onderzoek uit 2012.
Het voornaamste uitgangpunt van de aardewerkanalyse is geweest om tot een nadere datering van
de zuidelijke helft van het Romeinse nederzettingsterrein te komen. Vanzelfsprekend heeft hierbij
de vraag gespeeld of er binnen het nieuw onderzochte areaal verschillende bewoningsfasen aan
te wijzen zijn en in welke mate deze aansluiten bij de noordelijke helft van het nederzettingsterrein.
Voor zover mogelijk is geprobeerd met de analyse aan te sluiten op de onderzoeksvragen uit het
PvE,257 hoewel daarin geen specifieke vragen ten aanzien van het aardewerkonderzoek opgenomen
zijn. Zoals hieronder duidelijk wordt, is het moeilijk gebleken verregaande uitspraken te doen over
functieverschillen tussen de afzonderlijke gebouwplattegronden en/of erven onderling. Wel is
geprobeerd de samenstelling van het aardewerkcomplex te duiden binnen de ruimtelijke context van
Romeinse nederzettingen in de wijdere omgeving van Nistelrode en de Maashorst.
10.2 MethodenDoordat het geanalyseerde aardewerkcomplex een tamelijk zuivere datering in de Midden Romeinse
tijd kent, is bij de determinatie en analyse ervan uitgegaan dat vrijwel alle aangetroffen handgevormde
256 Database Harry van Enckevort
257 Kortlang, 2011
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
174
scherven in Romeinse contexten opspit uit de IJzertijd betreffen. Dit materiaal is zodoende alleen
geteld als onderdeel van de spoorcontexten, maar niet nader bestudeerd. Slechts in een enkel
geval is een handgevormde scherf als een lokaal(?) fabricaat uit de Romeinse tijd herkend. Bij
de determinatie van het gedraaide aardewerk is de nadruk gelegd op het materiaal uit de vooraf
gedefinieerde spoorcontexten en gebouwstructuren. Hiervan zijn alle scherven uitgelegd, met
het doel tot een zo laag mogelijke schatting van aantal exemplaren te komen. Scherven uit de
overige spoorcontexten en de afdekkende laag S9001 zijn meestal niet in samenhang met nabij- of
ondergelegen structuren bestudeerd. Door de relatief lage aantallen vaatwerk uit de contexten en
structuren en het uniforme karakter van het materiaal wat betreft datering, is besloten het complex
in zijn geheel te presenteren (zie figuur 10.3 en verder; zie tabel 10.1), als afspiegeling van de
aardewerkconsumptie tijdens (een van) de jongste bewoningsfase(n) van de nederzetting.
Per fragment zijn systematisch de aardewerkcategorie en bakselgroep bepaald. Het toewijzen van
de scherven heeft zich beperkt tot het niveau van brede bakselgroepen, waarbij de herkomstregio
als voornaamste indelingscriterium geldt. Specifieke baksels - met eenzelfde kleisamenstelling,
magering en techniek - zijn slechts in enkele gevallen met nadruk onderscheiden, maar niet in het
typologisch overzicht opgenomen (tabel 10.1).258 Hierbij heeft geen specialistisch bakselonderzoek
plaatsgevonden en is met name het aardewerk uit de geselecteerde spoorcontexten en structuren
macroscopisch bekeken: met een loep, of met een binoculair met een maximale vergroting van
45x. Vervolgens zijn de herleidbare (rand)fragmenten aan een vorm en in veel gevallen ook aan
een type toegeschreven. Hiervoor is gebruikt gemaakt van een select aantal referentiewerken.259
Wanneer vormtypen reeds tijdens onderzoeksfase 1 aangetroffen en beschreven zijn, wordt hier
niet meer uitvoerig op afzonderlijke dateringen ingegaan. In tabel 10.1 zijn de corresponderende
vormtypen opgenomen uit de eerdere aardewerkrapportage.260
Bijzondere aandacht is besteed aan de indeling van het reducerend gebakken ruwwandige
gebruiksaardewerk, waarbij de publicatie van het aardewerk uit onderzoeksfase 1 van de opgraving
Nistelrode-Zwarte Molen als uitgangspunt heeft gediend.261 De bewerking van het aardewerk heeft
indertijd mede de basis gevormd voor het opstellen van een typologisch overzicht van het zogenoemde
Bataafs grijze aardewerk. Dit is later omgedoopt tot Batavian grey ware, analoog aan Low Lands
ware I, het vroegere Waaslandse of kustaardewerk.262 Nieuwe inzichten in de herkomst(en) van deze
gemêleerde groep ruwwandig grijs gebruiksaardewerk en de implicaties daarvan voor de huidige
defi nitie en typologie van de bakselgroep (Batavian) grey ware, zijn in dit hoofdstuk - voor zover
mogelijk - verwerkt. Als aanknopingspunt voor toekomstig onderzoek zijn bakselfoto’s van enkele
fragmenten (Batavian) en North Gaulish grey ware vervaardigd (zie fi guur 10.4).
258 In principe kunnen specifi eke baksels en bredere bakselgroepen prima naast elkaar gepresenteerd worden. Vanwege de beperkte omvang van het onderzochte complex, is hiervan afgezien. Voor een uitwerking van deze methode, zie Brulet, Vilvorder & Rekk, 2001: 112-116.
259 Dragendorff, 1895; Oelmann, 1914; Holwerda (AR), 1923; Holwerda (BW), 1941; Brunsting, 1937; Vanvinckenroye, 1967; Stuart, 1977; Tuffreau-Libre, 1980; Vanvinckenroye, 1991; Blondiau, Clotuche & Loridant (Ner), 2001.
260 Zie Van Enckevort (2007) voor de uitgebreide beschrijvingen de aangetroffen vormtypen en de kenmerken van hun aardewerkcategorie.
261 Van Enckevort (NZ), 2007
262 Collins, Van Enckevort & Hendriks, 2009
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
175
Tabel 10.1. Het Romeinse aardewerk naar vorm en type. In de kolom ‘NZ vt’ staan de corresponderende vormtypen uit onderzoeksfase 1 (Van Enckevort, 2007).
categorie bakselgroep vorm type NZ vt n mae mae_r figuur 11.3
handgevormd lokaal kom Van den Broeke vt 22 - 1 1 1 1
kurkurn kalkinclusies - - 1 1 0
terra sigillata Midden-/Oost-Gallisch - - 4 4 0
bakje Dragendorff 27 vt 3 1 1 0
bord Dragendorff 18/31 vt 1 2 2 1 2
bord Dragendorff 31 (vt 1) 2 1 1
kom Dragendorff 37 vt 6 2 1 0
Oost-Gallisch - - 4 4 0
bakje Dragendorff 40 vt 5 1 1 0
bord Dragendorff 18/31 vt 1 1 1 1
kom Dragendorff 37 vt 6 3 3 0
wrijfschaal - 1 1 0
wrijfschaal Dragendorff 45 vt 9 1 1 0
schaal / kom - 2 2 0
terra nigra TN (zonder deklaag) - - 4 3 0
kom Holwerda BW 52 vt 20 2 1 1
pot - 5 1 0
geverfd Rijnlands (tech. a) - - 2 2 0
beker - 1 1 0
bord Stuart 10 vt 29 2 2 1
Rijnlands (tech. b) - - 27 18 0
beker - 10 7 0
beker Stuart 4 vt 25 1 1 1
beker Oelmann 32 vt 27 2 2 1
Argonnen (tech. c) - - 1 1 0
beker - 8 1 0
metaalglans Argonnen (grijs) beker - 2 2 0
beker Oelmann 33 vt 28 1 1 1
gladwandig oxiderend - - 69 60 0
kruik - 17 7 0
gesmookt Maaslands - - 3 3 0
pot Oelmann 87 (vt 89) 1 1 1 3
pot Oelmann 89 (vt 90) 1 1 1
reducerend - - 2 2 0
reducerend Low Lands ware 1 kom - 1 1 0
North Gaulish grey ware(?) kom type? 2 1 1 4
overig - - 1 1 0
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
176
categorie bakselgroep vorm type NZ vt n mae mae_r figuur 11.3
amfoor Maaslands mg. standamfoor - 27 5 0
Noord-Gallisch mg. standamfoor - 7 7 0
mg. standamfoor Oelmann 68 vt 52 3 2 1
Scheldevallei mg. standamfoor type? - 1 1 1 5
Spaans puntamfoor - 5 5 0
puntamfoor Dressel 20 vt 44 5 4 1 6
Zuid-Gallisch standamfoor - 1 1 0
overig - - 1 1 0
dolium oxiderend glad dolium (draai) - 9 4 0
oxiderend zandig dolium (draai) - 6 5 0
oxiderend potgruis dolium (hand) - 36 27 0
dolium (hand) Stuart 147 vt 68 16 8 7
wrijfschaal Maaslands wrijfschaal Vanvinckenroye 1967.94 (vt 64) 1 1 1 8
Maaslands/Rijnlands wrijfschaal - 9 5 0
wrijfschaal Stuart 149 vt 60 2 2 2
wrijfschaal Brunsting 37 vt 67 1 1 1
Noord-Gallisch wrijfschaal - 16 2 0
wrijfschaal Vanvinckenroye 1991.350 vt 61 2 2 2 7
overig wrijfschaal - 1 1 0
ruwwandig oxiderend Maaslands/Rijnlands
- - 12 10 0
bak - 1 1 0
kan - 1 1 0
pot 2 2 0
pot Oelmann 87 vt 89 1 1 1 9
pot Oelmann 89 vt 90 6 5 5 10-11
oxiderend Rijnlands/Eifel - - 2 2 0
oxiderend Low Lands ware 1 pot Holwerda AR 140-142 var. vt 76 1 1 1 17
oxiderend overig - - 35 33 1
bak Van Enckevort NZ 77 vt 77 1 1 1 12
bak Van Enckevort NZ 82 vt 82 1 1 1 13
kom Stuart 210 vt 91 2 2 2
pot - 3 3 0
pot Oelmann 89 vt 90 3 3 3
gesmookt Maaslands - - 10 7 0
bak - 1 1 0
deksel - 1 1 1
pot Oelmann 87 vt 89 4 1 1
pot Oelmann 89 vt 90 1 1 1 14
Tabel 10.1 (vervolg). Het Romeinse aardewerk naar vorm en type. In de kolom ‘NZ vt’ staan de corresponderende vormtypen uit onderzoeksfase 1 (Van Enckevort, 2007).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
177
categorie bakselgroep vorm type NZ vt n mae mae_r figuur 11.3
reducerend Low Lands ware 1 - - 2 2 0
pot - 2 2 0
pot Holwerda AR 140-142 vt 76 9 5 5 18-19
(Batavian) grey ware - - 8 5 0
kom Stuart 210 (gr.3) vt 104 3 3 3 20-21
pot - 2 2 0
(Batavian) grey ware T2 - - 7 5 0
kom Stuart 210 (gr.3) vt 104 2 2 2 22
pot - 1 1 0
pot Willems T2 (gr. 4) vt 105 4 3 3 23-24
pot Brabant-type var. (gr. 5) (vt 106) 1 1 1 25
pot Van Enckevort VH 34 (gr. 6) vt 108 1 1 1
North Gaulish grey ware - - 4 3 0
kom Oelmann 103 var. - 1 1 1 28
kom Tuffreau-Libre IIa/b (NerJ5) - 1 1 0
kom Stuart 210 var. (NerM2) vt 104 1 1 1
pot Stuart 201 (NerM1) vt 99 3 2 2 26-27
pot Willems T2 (NerM7) vt 105 1 1 1 29
pot Brabant-type var. (gr. 5) (vt 106) 6 1 1 30
reducerend overig - - 47 42 0
bak - 1 1 0
deksel Stuart 219 vt 98 1 1 1 15
kom Stuart 210 var. (vt 91) 1 1 1 16
pot type? - 2 2 2
overig - - 16 16 0
kom Stuart 210 vt 91 1 1 1
indet Romeins - - 8 8 0
Romeins/Merovingsch - - 8 8 0
gruis - - 13 8 0
totaal 585 435 72
Tabel 10.1 (vervolg). Het Romeinse aardewerk naar vorm en type. In de kolom ‘NZ vt’ staan de corresponderende vormtypen uit onderzoeksfase 1 (Van Enckevort, 2007).
De kwantificering van het vaatwerk is uitgevoerd voor vijf verschillende eenheden. In de eerste
plaats is het aantal scherven (n) geteld, waarbij scherven met een oude breuk afzonderlijk zijn
geteld en twee of meer scherven met een nieuwe breuk als één fragment gelden. Op eenzelfde
wijze is het aantal randen (n_rand) geteld, dat hier wordt vermeld ter vergelijking van twee andere -
van randfragmenten afgeleide - eenheden. Ten tweede is het minimum aantal exemplaren bepaald
op basis van alle scherven (mae) en op basis van louter randfragmenten (mae_r). Niet-passende
fragmenten zijn als één exemplaar geteld, wanneer het aannemelijk is dat ze op grond van het
baksel en de afwerking tot één pot behoord hebben. Omdat alleen in het geval van de geselecteerde
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
178
Tabel 10.2. Het aardewerk uit de Romeinse tijd per aardewerkcategorie.
categorie n mae n_r mae_r eve_r
handgevormd 1 1 1 1 0,07
kurkurn 1 1 - - -
terra sigillata 24 22 4 3 0,36
terra nigra 11 5 1 1 0,03
geverfd 54 35 3 3 0,18
metaalglans 3 3 1 1 0,15
gladwandig 97 77 3 3 0,34
amfoor 50 26 4 3 1,16
dolium 67 44 9 7 0,38
wrijfschaal 32 14 6 6 0,49
ruwwandig 156 140 22 22 2,23
Low Lands Ware 1 14 10 6 6 0,76
(Batavian) grey ware 29 23 11 10 0,75
North Gaulish grey ware 17 10 8 6 1,01
subtotaal 556 411 79 72 7,91
indet 29 24 - - -
totaal 585 435 79 72 7,91
contexten alle scherven als één geheel bekeken zijn (en niet per vondstnummer), gaat het hierbij
om een schatting van het minimum. Tot slot is van ieder randfragment het percentage bepaald, dat
dit van de complete rand (= 100%) uitmaakte. Door de percentages van alle randen op te tellen
per aardewerkcategorie, vormtype of context en door 100 te delen, wordt het estimated vessel-
equivalent (eve_r) ofwel het geschatte aantal potequivalenten verkregen.263 Op basis van eve’s valt
de breukfactor en de compleetheidsindex van een complex of context te berekenen (zie § 10.14).
10.3 Aardewerkcategorieën en bakselgroepenBij de indeling van het Romeinse aardewerk is gekozen voor grofweg dezelfde aardewerkcategorieën
waarin ook het aardewerk uit onderzoeksfase 1 is ingedeeld:264 handgevormd aardewerk, kurkurnen,
terra sigillata, terra nigra, geverfd, metaalglans- en gladwandig aardewerk, amforen, dolia,
wrijfschalen, ruwwandig gebruiksaardewerk, Low Lands ware en (Batavian) grey ware. Een kleine
afwijking bestaat er op het vlak van de Belgische waar, die hier niet als containercategorie gebruikt is.
Hoewel Low Lands ware en (Batavian) grey ware in feite bakselgroepen vertegenwoordigen binnen het
ruwwandige gebruiksaardewerk, zijn ze hier naast het reguliere vaatwerk uit de ruwwandige categorie
gepresenteerd (tabellen 10.2 en 10.3). Voorts is hieraan de bakselgroep North Gaulish grey ware
toegevoegd. Van 29 fragmenten bestaat het sterke vermoeden dat ze uit de Romeinse tijd dateren
(categorie indet). Omdat ze mogelijk uit de eerste helft van de Vroege Middeleeuwen dateren zijn deze
scherven tijdens de verdere analyse ongemoeid gelaten.
263 Orton, Tyers & Vince, 1993: 171-173
264 Van Enckevort, 2007: 245
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
179
categorie n mae n_r mae_r eve_r
handgevormd 0,2 0,2 1,3 1,4 0,9
kurkurn 0,2 0,2 - - -
terra sigillata 4,3 5,4 5,1 4,2 4,6
terra nigra 2,0 1,2 1,3 1,4 0,4
geverfd 9,7 8,5 3,8 4,2 2,3
metaalglans 0,5 0,7 1,3 1,4 1,9
gladwandig 17,4 18,7 3,8 4,2 4,3
amfoor 9,0 6,3 5,1 4,2 14,7
dolium 12,1 10,7 11,4 9,7 4,8
wrijfschaal 5,8 3,4 7,6 8,3 6,2
ruwwandig 28,1 34,1 27,8 30,6 28,2
Low Lands Ware 1 2,5 2,4 7,6 8,3 9,6
(Batavian) grey ware 5,2 5,6 13,9 13,9 9,5
North Gaulish grey ware 3,1 2,4 10,1 8,3 12,8
totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Wanneer de verdeling van het vaatwerk per aardecategorie vergeleken wordt voor de verschil-
lende kwantificeringseenheden, valt op dat er een grote overeenkomst bestaat tussen de afzon-
derlijke verdelingen op basis van alle scherven, en evenzeer voor die op basis van alleen randfrag-
menten (figuur 10.1). Enkele verschillen verdienen een nadere toelichting:
• Het gladwandig aardewerk is zoals gebruikelijk goed vertegenwoordigd door de vele wand-
fragmenten, waarin met name kruiken breken. Randen van kruiken zijn daarentegen opvallend
genoeg helemaal niet aangetroffen.
• De relatieve compleetheid van twee amfoorrandfragmenten zorgt ervoor dat deze categorie boven-
matig vertegenwoordigd is bij de eenheid eve’s. Ook dit geeft een enigszins vertekend beeld.
• Het ruwwandige gebruiksaardewerk vormt doorgaans de grootste aardewerkcategorie in rurale
nederzettingen. Inclusief de apart beschreven bakselgroepen bedraagt dit aandeel in Nistelrode
bijna 39% op basis van alle fragmenten. Doordat er relatief veel randfragmenten aantroffen zijn,
loopt het aandeel n_r en de daarvan afgeleide eenheden zelfs op tot rond de 60%.
• Hoewel dit op basis van de randfragmenten niet zo lijkt, nemen de bakselgroepen Low Lands ware,
(Batavian) grey ware en North Gaulish grey ware waarschijnlijks slechts 25 tot 30% in van de totale
hoeveelheid (n) gebruiksaardewerk. De randen van zeker de laatste twee groepen lijken oververtegen-
woordigd te zijn, mogelijk omdat de herkenbaarheid van wandfragmenten niet altijd even goed is.
In de onderstaande paragrafen zullen de aardewerkcategorieën, onderscheiden bakselgroepen en de
aanwezige typen besproken worden, met indien relevant de vermelding van de context. Een overzicht
van het aardewerk per geselecteerde context is in de structurencatalogus (bijlage 19) opgenomen.
Tabel 10.3. Procentuele verdeling van de Romeinse aardewerkcategorieën.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
180
10.4 Handgevormd aardewerk en kurkurnenZoals in tabel 10.2 aangegeven is van het handgevormde aardewerk slechts één fragment met redelijke
zekerheid als een lokaal/regionaal inheems-Romeins fabricaat herkend. De overige 29 fragmenten uit
Romeinse sporen zijn op basis van uiterlijke kenmerken aan de IJzertijd toegeschreven. Hoewel de
nederzettingssporen uit de IJzertijd zich concentreren ten zuidwesten van de Romeinse structuren, zijn
er wel degelijk enkele sporen met louter handgevormd aardewerk uit de IJzertijd in het oostelijke deel van
de opgraving aangetroffen (zie fi guur 9.1). Zodoende is het voorstelbaar dat de handgevormde scherven
in de Romeinse sporen hoofdzakelijk opspit uit de voorafgaande bewoningsperiode betreffen. Een extra
reden hiervoor is het feit dat het draaischijfaardewerk uit deze sporen globaal van na 150 na Chr. dateert,
nadat met het lokaal of regionaal vervaardigen van handgevormd aardewerk gestopt was.265
Dit wil overigens niet zeggen dat het enige als lokaal of regionaal geproduceerde herkende randfrag-
ment van een licht gesloten bolle kom uit kuil S3596/KU5 geen opspit betreft (zie fi guur 10.3: 1). De
zwart gepolijste kom Van den Broeke vt 22 heeft een gefacetteerde rand en kan daardoor vrij goed
geplaatst worden in fase M van Oss-Ussen (0/25-75 na Chr.).266 Het sluit hiermee goed aan bij ten
minste een deel van het handgevormde aardewerk, dat tijdens onderzoeksfase 1 op het noordelijke
deel van het nederzettingsterrein is aangetroffen.267 Na het jaar 100 lijkt er in Nistelrode nauwelijks
meer handgevormd aardewerk meer gecirculeerd te hebben.
Het enige fragment van geïmporteerd handgevormd aardewerk is dat van een kurkurn in een baksel
met kalkinclusies als magering. Het behoort mogelijk tot de oudste Romeinse nederzettingsfase
in de gevorderde 1e eeuw, een periode waarin op de draaischijf vervaardigd aardewerk slechts
265 In Oss-Ussen lijkt na fase N (75-150/175 na Chr.) geen handgevormd aardewerk meer vervaardigd te zijn (Van den Broeke, 2012: 35 en 141-142). Hiddink (2009; 151-154) houdt er voor zuidoostelijk Brabant zelfs rekening mee dat de handgevormde aardewerktraditie al tijdens de Flavische periode verdween.
266 Van den Broeke, 2012: 35 (fase M), 55 (vormtype 22) en 90 (randtype C)
267 Van Enckevort, 2007: 334-335, in het bijzonder fi g. 8.19.11-14
Figuur 10.1. Verdeling Romeinse aardewerkcategorieën per kwantificeringseenheid.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
181
mondjesmaat in de nederzetting voor handen moet zijn geweest.268 In dit geval betreft het eveneens
opspit tussen het overwegend jongere aardewerk uit kuil S3058/KU2.
10.5 Terra sigillataDe luxe tafelwaar met zijn opvallende rode of oranje deklaag is met een aandeel van 4-5% nog vrij
redelijk vertegenwoordigd in het zuidelijke deel van de nederzetting. Vroege stukken uit Italië of
Zuid-Gallië zijn niet aangetroffen; naast enkele Midden-Gallische fragmenten is de meeste terra
sigillata afkomstig uit Oost-Gallische pottenbakkerijen. Hierbij lijken de producten uit de Argonnen
(Noord-Frankrijk) de boventoon te voeren. De aanwezige vormen kunnen als doorsnee beschouwd
worden binnen een rurale nederzetting in Noord-Brabant.
Het bakje Dragendorff 27, met het stempel [cinn]AMVS, kan hoogstwaarschijnlijk toegeschreven
worden aan de bakker Cinnamus uit Lezoux, hoewel een andere Midden-Gallisch productiecentrum
ook mogelijk is, en dateert tussen 135-165 na Chr. (fi guur 10.2: 1).269 Het gaat om een eenregelig
stempel met beide letters N en de S retrograad weergegeven. Het dwarsstreepje van de A is vervangen
door een kort verticaal streepje. De Midden- en/of Oost-Gallische borden Dragendorff 18/31 en 31 (zie
fi guur 10.3: 2) dateren waarschijnlijk uit de tweede helft van de 2e eeuw. Dit geldt ook voor de kommen
Dragendorff 37, hoewel de Oost-Gallische stukken, net als het bakje Dragendorff 40 en de wrijfschaal
Dragendorff 45, mogelijk nog iets later dateren, tot in het begin van de 3e eeuw.
268 Van Enckevort, 2007: 338-340
269 Hartley & Dickinson, 2008c: 27 (Leeds Index: Cinnamus ii, Die 6b). Voor een uitgebreidere beschrijving en parallelle stempels, zie Visser, 2013: 30-31, stempel 18. Met dank aan Dirk Visser voor deze determinatie.
Figuur 10.2. De gestempelde en versierde terra sigillata (1: schaal 1:1 en 2-4: schaal 1:2; foto’s: Rob Mols, BAMN).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
182
De drie fragmenten versierde terra sigillata van kommen Dragendorff 37 zijn mede vanwege hun
verweerde uiterlijk slechts ten dele in detail gedetermineerd. Op één fragment, van Midden-/
Oost-Gallische herkomst, is alleen een stukje van de eierlijst nog herkenbaar (figuur 10.2: 2).
Van de versiering op een tweede - Oost-Gallische - fragment is meer bewaard gebleven. Op het
fragment uit gebouw ST21 is een naar links rennende en tamelijk afgeragde leeuw zonder staart
herkenbaar, met een bek vol tanden, omringd door florale motieven (figuur 10.2: 3). Op basis van
het dier en deze bladmotieven kan dit stuk aan de Argonnen toegeschreven worden, waarschijnlijk
Lavoye, daterend uit het midden van de 2e eeuw. 270 Het andere Oost-Gallische fragment is zo
verweerd dat alleen met moeite het silhouet van een naar links kijkend everzwijn te herkennen valt
(figuur 10.2: 4). Het stuk is mogelijk uit Rheinzabern afkomstig.271
10.6 Terra nigraSlechts enkele fragmenten terra nigra zonder deklaag zijn tijdens de opgraving aangetroffen, wat
niet vreemd is voor Brabantse vondstcomplexen die na het begin van de 2e eeuw dateren.272 Meest
voorkomend op het terrein van fase 2 is de kleine kom Holwerda BW 52, waarvan de wand met
behulp van de federendes Blättchen-techniek gedecoreerd is met arcering. In het aardewerkcomplex is
minstens één exemplaar aanwezig, hoewel enkele gearceerde wandfragmenten meerdere exemplaren
doen vermoeden. Het betreft een van de weinige reguliere terra nigra-vormen die nog van na 150
dateren. De variatie in rand- en wandprofi elen als ook de bakselsoorten lijken te wijzen op het bestaan
van een regionale productie in de civitas Batavorum.273
10.7 Geverfd aardewerkHet geverfde aardewerk is binnen de functionele groep van tafelwaar het best vertegenwoordigd,
al gaat het nog steeds om minder dan 10% van alle fragmenten en minder dan 5% van de
randfragmenten (zie fi guur 10.1). Het grootste deel bestaat uit baksels met een witte kern, die
afkomstig zullen zijn uit het Rijnland, vermoedelijk Keulen. Naar Brunsting zijn zowel techniek
a - met een oranjerode deklaag - als techniek b - met een blauwgrijze tot dof zwarte deklaag -
onderscheiden.274 In de techniek a zijn naast het fragment van een beker alleen scherven aanwezig
van twee geverfde borden Stuart 10, een vorm die zeker tot in de 3e eeuw geproduceerd werd.
Daartegenover staan minstens tien bekers in techniek b, waaronder het relatief oudere exemplaar
Stuart 4 en twee exemplaren Oelmann 32 (uit gebouw ST22 en kuil S865/KU1), die nog tot in de eerste
helft van de 3e eeuw gebruikt werden. Van geverfd aardewerk in techniek c - een oranjerode kern met
een grijsbruine tot zwarte deklaag - zijn slechts twee exemplaren aangetroffen. Ze kunnen op basis
van het baksel aan producten uit de Noord-Franse Argonnen toegeschreven worden.275
270 Vergelijk Holwerda, 1923: afb. 82, 19 (beest en blad); Chenet & Gaudron, 1955: fi g. 59, D (mogelijk Tocca). Vergelijk ook Raepsaet & Raepsaet-Charlier, 1988: A1 = Hofman, 1968: 179B (Lavoye). Met dank aan Ryan Niemeijer voor deze determinatie.
271 Voor het everzwijn: zie bijv. Ricken & Fischer, 1963: T67. Met dank aan Mark Driessen voor deze determinatie.
272 Hiddink, 2009: 156-157
273 Vergelijk Van Kerckhove, 2006: 107; Van Enckevort, 2007: 260-261 (vormtype 20)
274 Brunsting, 1937: 70-71
275 Zie ook Tomber & Dore, 1998: 47 en plate 33 (ARG CC)
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
183
10.8 MetaalglanswaarVanwege de duidelijk afwijkende bakselkenmerken zijn de bekers in metaalglanswaar hier
niet onder de geverfde waar geschaard. Het geringe aantal fragmenten, slechts drie uit
onderzoeksfase 2 en tien uit onderzoeksfase 1,276 levert een goede aanwijzing op dat (het
opgegraven deel van) de nederzetting Nistelrode-Zwarte Molen ergens in het begin van de 3e
eeuw ophield te bestaan. Het vormtype geldt immers in Noord-Brabant - maar ook in de rest van
Germania inferior - als een echt gidsfossiel voor bewoning in de 3e eeuw.277 Tijdens de tweede
campagne zijn geen fragmenten in techniek d (Qualitätsware) uit Trier aangetroffen, maar alleen
stukken in een grijs baksel met een glimmend grijs oppervlak (transparante deklaag). De herkomst
hiervan moet eveneens in de Argonnen gezocht worden.278 Van de in dit baksel veel voorkomende
beker Oelmann 33 is ten minste één exemplaar uit gebouw ST22 aanwezig.
10.9 Gladwandig aardewerkOnder de categorie gladwandig aardewerk wordt hier zowel de kruikwaar als de overige
gladwandige waar verstaan, vervaardigd in niet alleen oxiderende, maar ook gesmookte en
reducerende bakmilieus. Zoals reeds eerder opgemerkt neemt het gladwandige aardewerk op
basis van het totale aantal fragmenten een beduidend groter aandeel in binnen het onderzochte
complex (ca. 18%), dan op basis van het aantal randen (ca. 4%). Normaal kan dit gemakkelijk
verklaard worden door het hoge aantal wandscherven van gefragmenteerde (witte, gele of
gesmookte) kruiken in een complex. Het is echter opvallend dat tussen het materiaal uit
onderzoeksfase 2 helemaal geen specifiek herkenbare randfragmenten van een- of tweeorige
kruiken aanwezig zijn. Wel zijn twee potten Oelmann 87 (figuur 10.3: 3) en Oelmann 89 in
een gesmookt Maaslands baksel herkend, die beide afkomstig zijn uit gebouw ST34.279 Deze
gesmookte waar met een witte kern en een bruingrijze tot donkergrijze tint werd voornamelijk in
het Belgische Maasland en te Tienen geproduceerd vanaf de tweede helft van de 2e eeuw; zeker
in de nederzettingen in het zuidoosten van Noord-Brabant is het een bekend verschijnsel.280
Vijf reducerend gebakken fragmenten zijn vanwege hun fijne baksel en gladde afwerking ook tot
het gladwandige aardewerk gerekend. Het gaat niet alleen om een scherf van grijze Low Lands
ware 1 uit de Merovingische (paal)kuil S2942 ter hoogte van de noordwand van het aanzienlijk
ouder gebouw ST34, maar ook om het rand- en wandfragment van een zeer fijn gemagerde kom
met tussen het grijze wandoppervlak en de donkergrijze kern een dunne witte laag (dunner dan 1
mm), afkomstig uit kuil S3596/KU5 (figuren 10.3: 1 en 10.4: 1). Afgaande op dit gelaagde baksel
en de overeenkomsten met baksels uit de regio van Cambrai, lijkt het hier om een fijne variant van
North Gaulish grey ware te gaan (zie § 10.13). De kom, voorzien van drie gepolijste groeven onder
276 In eerste instantie beschreven onder het geverfde aardewerk. Van Enckevort, 2007: 262-263 en 265 (tabel 8.6)
277 Hiddink, 2009: 157-158
278 Zie ook Hendriks, 2012: 173 (fi g. 6.1, D)
279 Hoewel vervaardigd in een fi jn, gladwandig baksel, is het de vraag of deze potten in functioneel opzicht verschillen van dezelfde typen in ruwwan-dige baksels.
280 Hiddink, 2009: 160-161. Zie ook Hiddink, 2010: 23-24 (plaat 7, C-E en 8); Hendriks, 2012: 173-174 (fi g. 6.1, H-I) en 190-192.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
184
Figuur 10.3. Selectie van het aardewerk uit de Romeinse tijd (schaal 1:3; tekeningen: Germ Berkenbosch).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
185
de rand gevolgd door een zone met arcering, doet enigszins denken aan een imitatie van kommen
in terra sigillata of terra nigra. Goede parallellen zijn er uit de stamgebieden van de Atrebaten en
Nerviërs vooralsnog niet bekend.281
10.10 Middelgrote en grote amforenRelatief gezien is de hoeveelheid amfoorfragmenten die tijdens onderzoeksfase 2 is aangetroffen,
met bijna 10% van het gehele complex aan de bescheiden kant. Er zijn immers beduidend
minder exemplaren en typen herkend dan op basis van het materiaal uit onderzoeksfase 1
mogelijk was.282 Opvallend is in dit opzicht het ontbreken van randfragmenten van de middelgrote
standamfoor Haalebos 8052 ofwel Maaslands type 1,283 aangezien dit type amfoor in Noord-
Brabantse nederzettingen na het midden van de 2e eeuw geregeld voorkomt. Van de geribbelde
wandfragmenten van dit karakteristieke amfoortype in het vuilwitte Maaslandse baksel zijn
evenwel bijna 20 scherven verzameld.
281 Het meest lijken deze stukken ‘imitaties’ van de kom Holwerda BW 52, daterend uit het begin van de 3e eeuw, die in westelijk Henegouwen vooral met een naar binnen verdikte rand zijn aangetroffen; zie Clotuche & Willems, 2007: 292 (fi g. 27).
282 Van Enckevort, 2007: 277-278
283 Haalebos, 1990: 175 en fi g. 93.4 (type 8052); Hanut, 2001: 25-26 (type mosan I)
Figuur 10.3 (vervolg). Selectie van het aardewerk uit de Romeinse tijd (schaal 1:3; tekeningen: Germ Berkenbosch).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
186
In kuil S3328/KU3 zijn wel randfragmenten aangetroffen van een middelgrote standamfoor Oelmann
68, in een vermoedelijk Noord-Gallisch baksel. Overigens levert de toewijzing van randen aan de
standamforen Oelmann 68 en Oelmann 69 typologisch nog steeds problemen op, aangezien beide in
de literatuur wel eens met de Maaslandse middelgrote standamfoor gelijkgesteld worden.284 Toekomstig
onderzoek zal moeten uitwijzen in welke mate Oelmanns typen zich hoofdzakelijk tot amforen met
een Rijnlandse herkomst beperken. Het op het oog onderscheiden van de lichte Rijnlandse of Noord-
Gallische baksels blijft echter zeer lastig.
Het randfragment met een oranje baksel en een vuilwitte deklaag kan vermoedelijk aan een
Scheldevallei-amfoor toegeschreven worden (figuur 10.3: 5), hoewel de rand niet tot een van de
gangbare typen geschaard kan worden. De herkomst van dit soort amforen lijkt intussen wel met
zekerheid aangetoond te zijn voor het Noord-Franse Dourges.285
Van de grote transportamforen zijn slechts fragmenten van enkele exemplaren uit Zuid-Spanje en
Zuid-Frankrijk aangetroffen. De enige randfragmenten zijn van de Spaanse olijfolieamfoor Dressel
20 uit de provincie Baetica. Naast een exemplaar uit de eerste helft van de 2e eeuw, is er ook een
relatief jong exemplaar aanwezig, dat door het ontbreken van de insnijding aan de binnenzijde van
de randlip vermoedelijk uit de eerste helft van de 3e eeuw dateert (figuur 10.3: 6).286
10.11 DoliaAls onderdeel van de functionele groep transport- en opslagwaar nemen de dolia een prominente
plaats in binnen het aardewerkcomplex van fase 2 (zie fi guur 10.1). Reden hiervoor is met name de
grote hoeveelheid wandfragmenten van handgevormde dolia in uiteenlopende baksels die met potgruis
gemagerd zijn. Bijna uitsluitend zullen deze behoren tot het grote doliumtype Stuart 147. Van de vaak
kleinere en met zand gemagerde op de draaischijf vervaardigde exemplaren, die in Noord-Brabant
doorgaans later in de 2e en 3e eeuw dateren,287 zijn geen herkenbare randen aangetroffen.
10.12 WrijfschalenBinnen het onderzochte complex zijn van de wrijfschalen (ofwel mortaria) gewoonlijk in
gebruik voor de voedselbereiding, alle voor de Brabantse zandgronden reguliere vormtypen
vertegenwoordigd. Dat er tijdens onderzoeksfase 1 evenwel een grotere variatie aan randtypen
aangetroffen is, kan mogelijk door een verschil in datering verklaard worden.288 Zo valt de
vroegere aanvangsperiode van het noordelijke deel van de nederzetting af te lezen aan de vele
(60) wrijfschalen met een horizontale rand Stuart 149. Tijdens onderzoeksfase 2 zijn van dit
type slechts twee exemplaren aangetroffen. Net als bij de enkele wrijfschaal met verticale rand
Brunsting 37 is het moeilijk op grond van hun lichte, witte tot gele baksel vast te stellen of het om
Maaslandse of Rijnlandse exemplaren gaat. Dit is waarschijnlijk wel het geval voor de vuilwitte
284 Zie o.a. Van Enckevort, 2000: 126-127 (vormtype 66); Van Enckevort, 2007: 281-282 (vormtype 52); Hiddink, 2009: 162; Hiddink, 2010: 182-185.
285 Zie Schmitz, 2014, waarin ook het meest recente typologische overzicht is opgenomen.
286 Martin-Kilcher, 1987: 56 en bijlage 2 (Profi lgruppe G)
287 Hiddink, 2009: 164
288 Van Enckevort, 2007: 284-286
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
187
Maaslandse wrijfschaal met een opstaande rand Vanvinkenroye 1967.94 (figuur 10.3: 8), een
type dat vanaf de late 2e eeuw zeer frequent voorkomt in Zuidoost-Brabant.289 Eveneens goed
herkenbaar zijn de wrijfschalen uit de regio van het Noord-Franse Bavay, vanwege het fijne en
relatief zachte, beige tot roze baksel.290 Twee exemplaren van de wrijfschaal Vanvinckenroye
1991.350 zijn afkomstig uit greppel 3 (S3322 en S3399) en uit waterput WA5 (S2737; figuur 10.3:
7). Ze zijn mogelijk vervaardigd in Pont-sur-Sambre, even ten zuiden van Bavay, en kunnen
eveneens in de (late) 2e en 3e eeuw geplaatst worden.291
10.13 Ruwwandig gebruiksaardewerkZoals gebruikelijk in rurale nederzettingen tijdens de gevorderde Midden Romeinse tijd bestaat
het merendeel van het gedraaide aardewerk uit ruwwandig aardewerk,292 enerzijds hoofdzakelijk
gebruikt als verpakkingsmiddel voor de aanvoer van specifieke etenswaren en anderzijds in
beperkte mate toegepast bij de voedselbereiding. De term ‘ruwwandig’ dekt de lading wanneer
men doelt op de met (grof) zand gemagerde producten uit met name het Rijnland en in mindere
mate het Maasland. Dit geldt echter niet voor de groep van relatief fijn aanvoelende containers en
overige producten, die afkomstig zijn uit de richting van de kuststreek (Low Lands ware), uit de
provincie Gallia Belgica (North Gaulish grey ware) of mogelijk lokaal vervaardigd zijn (Batavian
grey ware). Omdat deze bakselgroepen functioneel gezien eveneens tot de ruwwandige categorie
gerekend kunnen worden, zijn ze hier onder de brede categorie (ruwwandig) gebruiksaardewerk
geschaard. Hiertoe zouden wellicht ook eerder genoemde de gladwandig gesmookte potten
Oelmann 87 en 98 gerekend kunnen worden.
In onderzoeksfase 2 van Nistelrode bestaat - naar gelang men kijkt naar alle fragmenten of alleen
de randfragmenten - 40 tot 60% van het aardewerkcomplex uit gebruiksaardewerk. Meer dan de
helft van alle fragmenten en de helft van de randfragmenten kan aan het ‘reguliere’ ruwwandige
aardewerk toegeschreven worden. Hiervan bestaat een aanzienlijk deel uit oxiderende baksels,
die voornamelijk uit het Maasland en Rijnland afkomstig zullen zijn. Goed vertegenwoordigd zijn
doorgaans potten met een platte omgeslagen rand Oelmann 87 (fi guur 10.3: 9) en potten met een
dekselgeul Oelmann 89 (fi guur 10.3: 10-11). De afgebeelde exemplaren zijn uitgevoerd in het witte
Maaslandse baksel met doorzichtig en roze kwartsinclusies als magering.293 Van andere vormen,
zoals de kommen en de bakken, kon het oxiderende baksel niet nader bepaald worden. Het is echter
opvallend dat van de kommen alleen het type met een naar buiten plat omgeslagen rand Stuart 210
voor handen is; de kom met een naar binnen verdikte rand Oelmann 104 is in fase 2 volledig afwezig,
in tegenstelling tot onderzoeksfase 1.294 Kommen van dit type zijn net als de pot Oelmann 89 standaard
in vondstcomplexen, die vanaf de tweede helft van de 2e eeuw dateren. Wel zijn fragmenten van
een tweetal bakken aanwezig, vervaardigd in bruin tot beige baksels, die ook in onderzoeksfase 1
289 Hiddink, 2009: 162 en tabel 2; Hendriks, 2012: 197-199
290 Willems, 2005: 24 en fi g. 13 (MO_BAVY, variant 2); Hendriks, 2012: 174 (fi g. 6.1, K)
291 Loridant & Ménard, 2002: 432-433; Willems, 2005: 25-26
292 Hiddink, 2009: 161
293 Hendriks, 2012: 174 (fi g. 6.1, P)
294 Van Enckevort, 2007: 306
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
188
aangetroffen zijn: de bak met een groef op de rand Nistelrode vt 77 (fi guur 10.3: 12) en de bak met
een naar binnen verdikte rand Nistelrode vt 82 (fi guur 10.3: 13). Het oxiderende gebruiksaardewerk
geeft zodoende de indruk een relatief magere afspiegeling te zijn van het vormenspectrum dat op het
noordelijk deel van het nederzettingsterrein tijdens onderzoeksfase 1 is verzameld.
Ruwwandig gesmookt aardewerk is in betrekkelijk kleinere aantallen tijdens onderzoeksfase 2
aangetroffen. Net als bij het gladwandige aardewerk betreft het een bakselgroep die vanaf de
tweede helft van de 2e eeuw populair wordt in de Belgische productiecentra te Tienen, Tongeren
en elders in het Maasland.295 In het aardewerkcomplex gaat het - evenals waarschijnlijk in
onderzoeksfase 1 - om producten die grotendeels uit het Maaslands (en/of Tienen) afkomstig zijn,
gelet op de witte baksels met kwartszand.296 De enige vormen die waargenomen zijn, betreffen
een pot Oelmann 87 en een pot Oelmann 89 (figuur 10.3: 14). De typische gesmookte baksels uit
Tienen (met een zalmroze kern) en uit Tongeren (met een oranjebruine kern) zijn evenwel niet in
het aardewerkcomplex van onderzoeksfase 2 aangetroffen.297
Het reducerend gebakken ruwwandige aardewerk dat niet aan een specifieke bakselgroep toe
te wijzen valt, bestaat uit een beduidend groter aantal exemplaren, waaronder slechts enkele
randen die tot een vormtype herleid zijn. Over de herkomst valt weinig met zekerheid te zeggen.
Zo lijkt het fragment van een deksel Stuart 219 op basis van het vlokkige, donkergrijze baksel met
potgruismagering aan te sluiten bij het hieronder besproken Noord-Franse aardewerk (figuur 10.3:
15). En de tamelijke hard gebakken en relatief gladde kom in een zeer fijn, donkergrijs baksel heeft
veel weg van een kom Stuart 210, maar sluit niet bepaald aan bij de reguliere vormtypen (figuur
10.3: 16). Dit geldt ook voor twee grote potten met een omgeslagen rand.
Van enkele fragmenten is het zeer lastig het bakmilieu te bepalen, omdat deze secundair verbrand
zijn. Onder deze groep is onder andere een kom Stuart 210 in een vlokkig baksel geschaard. Het
is goed mogelijk dat deze kom feitelijk tot een van de hieronder apart beschreven ruwwandige
bakselgroepen behoort.
Low Lands ware 1Deze bakselgroep maakt op basis van de randfragmenten minder dan 10% uit van het totale
gebruiksaardewerk uit onderzoeksfase 2 (zie figuur 10.1). In vergelijking met het aandeel in
onderzoeksfase 1, maar ook dat in andere Noord-Brabantse nederzettingen vanaf de gevorderde
2e eeuw, betreft het een relatief kleine hoeveelheid.298 De benaming Low Lands ware 1 is
sinds enkele jaren ingeburgerd voor het blauwgrijze en roodbruine, fijn zandige vaatwerk dat
klaarblijkelijk uit de omgeving van Bergen op Zoom afkomstig is.299 In Nistelrode is het aardewerk
zowel in een reducerend als oxiderend gebakken variant aanwezig, en wel hoofdzakelijk in de
vorm van de bekende pot Holwerda AR 140-142. Het enige oxiderende stuk uit onderzoeksfase
2 is in waterput WA6 aangetroffen en betreft een kleinere variant van dit vormtype in een zeer
295 Hanut, 2010: 338-341
296 Willems, 2005: 72-73; zie ook Hendriks, 2012: 175 (fi g. 6.1, Q-R)
297 Deze producten lijken zich in de nederzettingen in zuidoostelijk Brabant te concentreren; vgl. Hendriks, 2012: 200-203
298 Van Enckevort, 2007: 298-299; Hiddink, 2009: 164
299 De Clercq & Degryze, 2008. Zie ook Van Enckevort, 2004: 316-318; Willems, 2005: 85-87 (RWR-SCHE)
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
189
licht, vuilwit baksel, als ware het uitgeloogd in de bodem (figuur 10.3: 17). In het reducerende
baksel zijn minstens vijf exemplaren van de pot Holwerda AR 140-142 uitgevoerd, voorzien van de
zware overhangende rand (figuur 10.3: 18-19). Meerdere scherven hiervan zijn aangetroffen in de
grote (paal)kuil S2958 binnen gebouw ST15/ST34 en in de nabijgelegen Merovingische waterput
WA7. Het feit dat in de oostelijke helft van Noord-Brabant meestal alleen dit vormtype (eventueel
vergezeld van kommen Holwerda AR 133-136) in de rurale nederzettingen vertegenwoordigd is,
onderstreept het vermoeden dat de verspreiding van de soort potten specifiek verbonden was met
de export van een specifiek gerecht of etenswaar.
(Batavian) grey wareNaast de Low Lands ware 1 is recentelijk geprobeerd ook een andere - in Noord-Brabant en
het oostelijke rivierengebied veel voorkomende - bakselgroep nader te definiëren. Het ‘grijs’ of
‘grijs Bataafs’ aardewerk wordt eveneens bij het nederzettingsonderzoek in Zuid-Nederland vaak
apart van het ruwwandige aardewerk beschreven.300 Tot deze groep werd vooralsnog een relatief
heterogene verzameling reducerende baksels gerekend, die matig hard tot hard gebakken zijn
en meestal een lichtgrijs tot donkergrijs, schuurpapierachtig oppervlak hebben. Aangezien het
vormenspectrum afweek van het reguliere ‘Rijnlandse’ ruwwandige aardewerkspectrum en de
verspreiding ervan zich aanvankelijk beperkte tot globaal de civitas Batavorum, is gekozen voor
de toevoeging van het etnische label Batavian. Voortschrijdend inzicht en het nog altijd ontbreken
van aanwijzingen voor productieplaatsen in deze regio, heeft ertoe geleid dat de blik naar buiten is
gericht, op zoek naar de mogelijke herkomst van (een deel van) deze bakselgroep. Met name de
verdere ontsluiting van de reducerende producties in Noord-Frankrijk maakt het mogelijk een deel
van de (Batavian) grey ware juist buiten deze groep te plaatsen.
Hoewel er tijdens onderzoeksfase 1 geen nadere bakselbeschrijvingen zijn gemaakt die
het mogelijk maken dezelfde bakselgroepen tussen het materiaal van onderzoeksfase 2 te
onderscheiden, is nu wel gekozen voor een dergelijke aanpak. Tot de (Batavian) grey ware worden
globaal twee baksels gerekend, waarvan vooralsnog geen duidelijke parallellen bekend zijn in
Noord-Frankrijk. Dit wil niet zeggen dat de afgebeelde baksels en opgesomde vormtypen ook
daadwerkelijk een ‘Bataafse’ herkomst hebben. Daarnaast zijn vormtypen, die in principe tot de
in 2009 gedefinieerde vormgroepen van de (Batavian) grey ware kunnen behoren, maar op grond
van het baksel uit Noord-Frankrijk lijken te komen, onder de North Gaulish grey ware geschaard.301
Toekomstig petrografisch en chemisch bakselonderzoek zal moeten uitwijzen in welke mate er
daadwerkelijk ruwwandig reducerend gebruiksaardewerk in de civitas Batavorum is vervaardigd
gedurende de 2e en vroege 3e eeuw.302
Minder dan de helft van de (Batavian) grey ware bestaat uit de zogenoemde vlokkenbaksels
met een oppervlak dat minder egaal en dus grover aanvoelt, doordat inclusies deels door het
vaak donkergrijze wandoppervlak steken. De breuk kent een grijs tot donkergrijze kern met
300 Zie o.a. Van Enckevort, 2007: 323-328; Collins, Van Enckevort & Hendriks, 2009: 173-174; Hiddink, 2009: 161-162
301 Collins, Van Enckevort & Hendriks, 2009: 175-181.
302 Ter vergelijking met fase 1 en andere complexen blijft de bakselgroep hier dus grotendeels gehandhaafd, hetzij met het etnische label ‘Bataafs/Batavian’ tussen haakjes.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
190
een typische witte laag direct onder het oppervlak. De grove inclusies bestaan niet alleen uit
subafgeronde kwarts, maar ook uit potgruispartikels (figuur 10.4: 2). Voor zover een vergelijking
met referentiemateriaal mogelijk was, is het baksel met de typische inclusies en gelaagdheid
onder andere bekend uit Oss-Ussen (een kom Stuart 210) en Beek-Ubbergen (pot Willems T2).303
Tijdens onderzoeksfase 2 zijn hoofdzakelijk kommen Stuart 210 in dit baksel aangetroffen (zie
figuur 10.3: 20-21). Hoezeer de vorm van de omgeslagen rand van dit 2e eeuwse vormtype kan
variëren, wordt duidelijk aan de hand van de veelvormigheid van de afgebeelde randfragmenten uit
onderzoeksfase 1.304
Het merendeel van de grijze fragmenten is uitgevoerd in (varianten van) het goed gedefinieerde
Willems T2-baksel, afgeleid van het pottype met een iets afhangend, omgeslagen rand dat Willem
Willems voor het eerst afzonderlijk beschreef in zijn proefschrift.305 Het baksel is lichtgrijs en goed
gesorteerd met een fijne, afgeronde of subhoekige kwartsmagering en kleine zwarte of bruinrode
(rots)inclusies (figuur 10.4: 3.).306 Het komt in vrijwel alle vondstcomplexen met (Batavian) grey
ware voor en neemt binnen de bakselgroep een belangrijke plaats in, aangezien er duidelijk
meerdere vormtypen in vervaardigd zijn. De hoofdmoot in dit baksel vormen te Nistelrode de
kommen Stuart 210 (zie figuur 10.3: 22) en potten Willems T2 (zie figuur 10.3: 23-24), waarvan
het laatste vormtype in beide fasen het best vertegenwoordigd is.307 Eén randfragment van
een pot Willems T2 is vervaardigd in een variant van het T2-baksel, met weliswaar hetzelfde
wandoppervlak en min of meer dezelfde mageringspartikels, maar tussen de grijze kern en het
wandoppervlak (wederom) een witte laag (ca. 2 mm; figuur 10.4: 4). Ook dit baksel is al elders
waargenomen, in een context in de Romeinse stad Ulpia Noviomagus.308
Een ander vormtype aangetroffen in het T2-baksel betreft een variant op potten van het Brabant-
type, met een blokvormige, omgeslagen rand (zie figuur 10.3: 25). Ze dateren net als de potten
Willems T2 uit de tweede helft van de 2e eeuw, maar lijken ook nog in de 3e eeuw voor te
komen.309 Het jongst dateren de grote potten met een omgeslagen en naar beneden geknikte
rand Van Enckevort VH 34. Door de relatief late datering in de 3e eeuw kunnen ze wellicht gezien
worden als licht uitgevoerd imitaties van de Low Lands ware 1-pot Holwerda AR 142.310 Hiervan is
in onderzoeksfase 2 eveneens slechts één randfragment aanwezig. Wat de verspreiding van de
(Batavian) grey ware binnen het tijdens onderzoeksfase 2 onderzochte areaal betreft, valt op dat
de meeste fragmenten afkomstig zijn uit sporen of werkputten ter hoogte van gebouw ST37 en in
mindere mate uit waterput WA5, ten westen van gebouw ST15/ST34.
303 Oss-Ussen: Collins, Van Enckevort & Hendriks ,2009: 174-175 en fi g. 3.2; Beek-Ubbergen: Zee, 2009: 27-28 en fi g. 16.10.
304 Van Enckevort, 2007: 321 (fi g. 8.14) en 324-325
305 Willems, 1981: 164.
306 Een systematische beschrijving van de baksels heeft er buiten het Willems T2-baksel door De Clercq & Degryze (2008: 454) niet plaatsgevonden. Zie voor de voornaamste beschrijvingen en bakselfoto’s: Van Kerckhove, 2006: 109 en plaat 11, E-H; Reigersman-van Lidth de Jeude & Vander-hoeven, 2010: 113-114; Hendriks, 2012: 176 (fi g. 6.1, Y-BB) en 212-215.
307 Van Enckevort, 2007: 323 (tabel 8.17) en 326
308 Opgravingsgegevens BAMN: Rl1.7.161
309 Collins, Van Enckevort & Hendriks, 2009: 180-181; Hendriks, 2012: 215
310 Van Enckevort, 2000: 107 en fi g. 46 (vormtype 34)
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
191
Figuur 10.4. Selectie van reducerend gebakken baksels (oppervlak: schaal 2:1 / door-snede en breuk: schaal 4:1; foto’s: Rob Mols, BAMN).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
192
North Gaulish grey wareDe groeiende aandacht in eigen land voor de homogene groep grijze baksels binnen het
ruwwandige gebruiksaardewerk is in feite gepaard gegaan met de verdere uitwerking en
beschrijving van het aardewerkspectrum - inclusief het materiaal uit de vele pottenbakkerscentra
- in het noordwestelijke deel van Frankrijk. Dit heeft ertoe geleid dat er in de afgelopen jaren
meer bekend is geworden over de baksels en vormtypen uit de regio Nord-Pas-de-Calais.311 Ook
de uitwisseling van materiaal uit het Noord-Brabant en het oostelijk rivierengebied enerzijds en
Noordwest-Frankrijk anderzijds heeft bijgedragen aan het besef dat er een aanzienlijk groter
aandeel reducerend gebruiksaardewerk uit Noord-Gallië richting het Bataafse gebied geëxporteerd
moet zijn.312 Dit aardewerk is hier geschaard onder de bakselgroep North Gaulish grey (of reduced)
ware, wat in principe een brede groep aan reducerende baksels betreft uit verschillende Noord-
Gallische civitates.
Het meest duidelijke voorbeeld van Noord-Gallisch gereduceerd aardewerk in Noord-Brabantse
contexten betreft de bol caréné avec col tronconique Tuffreau-Libre IIa/b, versierd met bandes
lissées parallèles.313 Deze kom behoort als het type NerJ5 tot het standaardrepertoire in de civitates
van de Atrebaten, Nerviërs en Ambianen en blijkt daar gedurende meerdere eeuwen te zijn
geproduceerd.314 In onze streken zijn al meerdere exemplaren hiervan aangetroffen, onder andere
te Deurne, Oerle-Zuid en nu ook minstens één exemplaar te Nistelrode.315 Uit de verschillende
bakselbeschrijvingen - zowel als terra nigra-varianten als fijn ruwwandig aardewerk - blijkt dat het
telkens om kommen uit andere productiecentra gaat. Deze verscheidenheid aan bakselvarianten
is in principe evenzeer van toepassing op de fragmenten uit Nistelrode die aan deze bakselgroep
toegeschreven zijn. Ook in dit geval zal petrografisch en chemisch onderzoek de uitkomst moeten
bieden om de precieze herkomst van het Noord-Gallische materiaal te achterhalen.
Een pot die aanvankelijk op grond van de gelijkenis met Rijnlandse varianten tot de - juist vroege
vormen van - Batavian grey ware werd gerekend,316 maar op grond van het baksel en de vorm toch
North Gaulish grey ware lijkt te zijn, is het vormtype Stuart 201. Tijdens beide onderzoeksfasen
zijn randfragmenten aangetroffen van de pot Stuart 201(a/c) met een omgeslagen rand en een
scherpe knik op de overgang van de hals naar de schouder (zie figuur 10.3: 26-27). De afgebeelde
exemplaren stammen uit de context van gebouw ST37: uit een kuil en uit de naastgelegen waterput
WA7. Ze worden gekenmerkt door een licht ruw wandoppervlak en een fijne kwartsmagering, waarbij
soms iets grovere inclusies door de wand steken. In zowel de regio van Bavay-Famars als die van
Cambrai komt deze pot als het type NerM1 zeer algemeen voor tijdens de 2e en 3e eeuw.317 Dit is
een opvallend jongere datering dan voor de Rijnlandse potten gebruikelijk is.
311 Zie o.a. Blondiau, Clotuche & Loridant, 2001; Clotuche & Willems, 2007; Clotuche e.a., 2010; Lepot & Espel, 2010
312 Bijzonder verhelderend was in dit kader de lezing van Sonja Willems, Stéphane Dubois en Cyrille Chaidron (The distribution of Northern French pottery to Britain and the North: a distinct choice of forms and categories) en de pottery workshop een dag later tijdens de Study Group for Roman Pottery Conference in Amsterdam op 24-25 juni 2011.
313 Tuffreau-Libre 1980: 53 en fi g. 11.4 (type IIa), 11.6 (type IIb)
314 Blondiau, Clotuche & Loridant, 2001: 48 en 60-61
315 Zie o.a. Hiddink, 2008: 146-147; Hiddink, 2009: 156-157; Hendriks, 2012: 216
316 Van Enckevort, 2007: 321 (fi g. 8.14: 99.1-3) en 323 (vormtype 99); Collins, Van Enckevort & Hendriks, 2009: 176-177 (group 2).
317 Clotuche & Willems, 2007: 281-291; Clotuche e.a., 2010: 173-175
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
193
Eveneens thuishorend in het Noord-Gallische aardewerkspectrum zijn de kommen Stuart 210, waarbij
de randen van het type NerM² een iets andere vormvariatie kennen dan de Rijnlandse en ‘Bataafse’
uitvoeringen.318 De verspreiding van het vormtype lijkt zich te beperken tot het Nervische stamgebied
met een concentratie in de regio Bavay-Famars. Net als de pot NerM1 kent deze kom vrij brede
datering in de 2e en 3e eeuw. Het fragment uit Nistelrode - met een donkergrijs oppervlak en een fi jne
kwartsmagering met grovere inclusies die door de wand steken - heeft een horizontale rand die vrij ver
naar binnen steekt, net als bij Nervische exemplaren het geval is.
Naast baksels met grovere inclusies, zijn ook meerdere exemplaren met een goed gesorteerde,
fijne tot zeer fijne kwartsmagering tijdens onderzoeksfase 2 aangetroffen. Eén daarvan is een
kom met een dekselgeul zoals de kom Oelmann 103 (zie figuur 10.3: 28), voorzien van een
donkergrijs, licht ruw en dichtgesmeerd oppervlak met een lichtgrijsbruine breuk (figuur 10.4: 5).
Van dit vormtype is vooralsnog geen parallel bekend binnen het Noord-Gallische spectrum. Dit
in tegenstelling tot de kom Willems T2, die bij nader inzien ook tijdens de eerste helft van de 3e
eeuw in noordwest-Frankrijk geproduceerd lijkt te zijn, gelet op de overeenkomsten met potten
NerM2 en vooral NerM7.319 De afhangende rand met een lichte geul en de richel bovenaan de
schouder vertonen opvallende gelijkenissen met het ‘Bataafse’ type. Een (licht)grijze pot Willems
T2 is in Nistelrode bovendien uitgevoerd in een baksel met een donkergrijze kern waarin zich
een fijne, wit tot lichtgrijze kwartsmagering bevindt met weinig potgruis(?)inclusies en grotere
witte argilietbrokken (zie figuur 10.3: 29). Opvallend is de lichtgrijze laag (ca. 1 mm) tussen het
oppervlak en de kern (figuur 10.4: 6). Het baksel is overeenkomstig met dat van fragmenten die
voorheen als Batavian grey ware herkend zijn, zoals een kom Stuart 210 uit Zoelen-Scharenburg,
een pot Van Enckevort VH 34 uit Beuningen en een kom met blokvormige rand uit Oss-Ussen.320
Het valt echter toe te wijzen aan een specifiek baksel uit Cambrai.321
Een grote en lichtelijk ruw aanvoelende pot met massieve overhangende rand en een donkergrijs
oppervlak, waarvan de vorm nog het meest aansluit bij potten van het Brabant-type (zie figuur
10.3: 30),322 is vanwege het grijsbruine baksel met een zeer fijne kwartsmagering eveneens tot
de Noord-Gallische bakselgroep gerekend. Het opvallend grote randfragment (eve = 0,21) is
eveneens afkomstig uit de context van gebouw ST37.
318 Blondiau, Clotuche & Loridant, 2001: 53-54 en 59-61; Clotuche e.a., 2010: 173-174
319 Blondiau, Clotuche & Loridant, 2001: 56 (type M² uit Bavay) en 57 (type M7 uit Famars)
320 Zoelen-Scharenburg en Beuningen: waarnemingen van de auteur; Oss-Ussen: Collins, Van Enckevort & Hendriks, 2009: 174-175 en fi g. 3.3.
321 Clotuche & Willems, 2007: 281-282 en fi g. 9: CR-SEPT-CAM-prod1. Met dank aan Sonja Willems voor de eerste fysieke herkenning van dit baksel als zijnde Noord-Gallisch.
322 Voor overeenkomstige potten Zie Van Enckevort, 2007: 325 (fi g. 8.15) en 326 (vormtype 106); Collins, Van Enckevort & Hendriks, 2009: 180-181 (group 5).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
194
10.14 ContextanalyseWanneer we het aardewerk uit de Romeinse tijd bekijken in relatie tot de structuur- en
spoorcontexten waarin het zich bevond, kan een aantal zaken vastgesteld worden. Zo is 67% (n =
396) van het Romeinse materiaal afkomstig uit sporen. Van het aardewerk dat buiten de sporen is
aangetroffen (n = 189), bevond 70% zich in de laag S9001 (esdek). Ruimtelijk gezien valt op dat
de sporen met Romeinse aardewerk zich hoofdzakelijk concentreren ter plaatse van de Romeinse
gebouwplattegronden en overige structuren (figuur 10.5).
De grootste concentratie van materiaal bevond zich ter hoogte van de gebouwen ST15/ST34 en
ST37, in het noordoostelijke deel van het tijdens fase 2 onderzochte areaal. Hoezeer dit aansluit
bij de spreiding van het aardewerk dat tijdens onderzoeksfase 1 is aangetroffen, valt helaas niet
vast te stellen, aangezien het aansluitende deel van de nederzetting aan de oostelijke zijde van
onderzoeksfase 2 niet opgegraven is.323 Het is wel duidelijk dat de dichtheid aan Romeins aardewerk
in sporen ten zuiden van beide gebouwen (ST15/34 en ST37) en ter hoogte van de gebouwen ST21
en ST22 een stuk lager is. Dit zou een reden kunnen zijn voor een latere datering van de eerder
genoemde gebouwplattegronden, als men uitgaat van het verschijnsel dat de hoe-veelheid aardewerk
binnen nederzettingen in Noord-Brabant vanaf het midden van de 2e eeuw structureel groter is.324 Uit
de datering van het porticusgebouw ST22 blijkt dit echter in Nistelrode niet vanzelfsprekend te zijn
(tabel 10.4). De onevenredige concentratie van Romeins aardewerk uit alle nederzettingsfasen in het
uiterste oosten van het opgegraven areaal van onderzoeksfase 1, is eveneens een aanwijzing dat de
spreiding van materiaal in Nistelrode vooralsnog weinig daterende waarde lijkt te hebben.325
Er zijn eigenlijk geen grote verschillen aan te geven in de samenstelling van de afzonderlijke
aardewerkcomplexen uit zowel de gebouwen als de overige structuren (figuur 10.6).
In feite zijn de contexten niet rijk genoeg aan fragmenten om een goede functionele en daterende
analyse van de samenstelling mogelijk te maken. Ook als we naar de fragmentatiegraad kijken
van het aardewerk uit structuren met op de draaischijf vervaardigd materiaal, valt op dat hier
geen duidelijk afwijkende contexten tussen zitten (tabel 10.4). Alleen de mate van breuk van
het aardewerk uit kuil S3058 (KU2) en vooral bijgebouw ST26 opvallend hoog. Het lijkt dan ook
geen toevalligheid te zijn dat deze contexten naast elkaar gelegen zijn. Wat echter de reden
is voor deze hoge mate van fragmentatie, is niet duidelijk. Los hiervan kan opgemerkt worden
dat de compleetheid van het vaatwerk) uit de geselecteerde contexten - berekend op basis van
randfragmenten - over het algemeen laag is; alleen het aardewerk uit waterput WA5 kent een
geschatte compleetheid van bijna 20%.
323 Van Encekvort, 2007: 341 (fi g. 8.21)
324 Zie Hiddink, 2009: 149
325 Vgl. Van Enckevort, 2007: 341-344
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
195
412350
412400
412450
412500
168000
412300
168000
167850
167850
167900
167900
167950
167950
412500
412300
412350
412400
412450
167800
167650
167650
167700
167700
167750
167750
167800
25 50
1:1500
0
m
ML1/niszw_vondstverspreiding_ml
Figuur 10.5. Verspreiding van het Romeinse aardewerk, Nistelrode-Zwarte Molen fase 2.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
196
Figuur 10.6. Selectie van het Romeinse aardewerk uit de spoorcontexten (schaal 1:4; tekeningen: Germ Berkenbosch).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
197
10.15 Datering en vergelijkingBij aanvang van het aardewerkonderzoek was al vastgesteld dat het ging om een zeer homogeen
vondstcomplex, waarbinnen het niet goed mogelijk zou zijn een nauwkeurige fasering in het
materiaal of in de datering van de structuren aan te geven. Dit wordt ook duidelijk uit de datering
van de afzonderlijke contexten (tabel 10.4). Het gros van het Romeinse aardewerk dateert globaal
uit de tweede helft van de 2e eeuw en sluit daarmee in principe aan bij nederzettingsfase 5, zoals
die naar aanleiding van onderzoeksfase 1 voor het noordelijke terrein gedefinieerd is.326 Ondanks
de grote overlap tussen de aanwezige vormtypen die in beide onderzoeksfasen zijn aangetroffen
(zie tabel 10.1), is het opvallend dat nederzettingsfase 5 slechts in het ‘midden van de 2e eeuw’
326 Jansen, 2007: 140-147
structuurtype nr. n mae mae_r eve_r datering breuk compleetheid
gebouw ST1 3 2 0 - VId-VIIIa - -
ST15 2 2 0 - II - -
ST20 1 1 0 - IJZ - -
ST21 2 2 1 0,10 II 20 0,10
ST22 22 20 6 0,91 IId-IIIa 24 0,15
ST34 33 29 4 0,55 IIB-IIIa 60 0,14
ST37 66 47 6 0,90 IIB 73 0,15
ST48? 5 5 1 0,06 II? 83 0,06
bijgebouw ST14 10 10 2 0,15 II 67 0,08
ST19 2 2 0 - II? - -
ST26 38 27 1 0,03 IIB 1.267 0,03
ST45 2 2 1 0,05 II 40 0,05
waterput WA5 4 4 1 0,19 IIB 21 0,19
WA6 7 7 1 0,07 IIB 100 0,07
WA7 8 8 2 0,24 IIB-IIIa 33 0,12
WA13 17 7 1 0,13 VId-VIIIa 131 0,13
kuil KU2 63 33 1 0,09 IIB 700 0,09
KU3 15 12 1 0,11 II 136 0,11
KU5 45 24 4 0,34 IIB 132 0,09
KU6 7 7 0 - II - -
haardkuil HAKU1 2 2 1 0,06 IIB 33 0,06
waterkuil WAK1 10 9 3 0,40 II 25 0,13
WAK2 5 3 0 - IIB - -
palenrij P3 7 5 0 - II - -
greppel GREP3 11 11 2 0,10 II? 110 0,05
Tabel 10.4. Overzicht van de structuren en contexten met Romeins aardewerk. De aantallen, mate van breuk en compleetheid zijn berekend over alle fragmenten, niet alleen het Romeinse aardewerk.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
198
wordt gedateerd. Op basis van het vormenspectrum is er voldoende reden aan te nemen dat deze
nederzettingsfase grotendeels gelijktijdig is met de gebouwen die tijdens onderzoeksfase 2 zijn
aangetroffen. Alleen uit de context van gebouw ST22, ST34 en waterput WA7 is een spaarzame
hoeveelheid metaalglanswaar afkomstig, waardoor een voortzetting van de bewoning tijdens
het begin van nederzettingsfase 6 - globaal de eerste helft van de 3e eeuw - aannemelijk is.327
Ondanks het feit dat sommige contexten van het zuidelijke nederzettingsterrein niet nader dan
‘2e-eeuws’ gedateerd kunnen worden, is het waarschijnlijk dat hier vrijwel aansluitend tussen 150
en 225 gewoond is.
Zoals gezegd zijn er weinig aanwijzingen voor een onderlinge fasering van de gebouwstructuren,
omdat het aardewerkspectrum in grote mate homogeen is. Het voorkomen van metaalglansaardewerk
in contexten is zodoende geen reden deze per defi nitie later te dateren dan de andere contexten.
Dit geldt ook voor de aan- of afwezigheid van andere bakselgroepen, zoals de Low Lands ware 1
of North Gaulish grey ware. Fragmenten van deze baksels komen verspreid voor in alle structuren
en spoorcontexten, zonder dat er sprake is van een concentratie in een bepaald deel van het
nederzettingsterrein, dat daardoor tot een eerdere of latere bewoningsfase zou behoren.
Wanneer op basis van het aantal exemplaren de samenstelling van het aardewerkcomplex uit
onderzoeksfase 2 vergeleken wordt met dat uit onderzoeksfase 1, valt op dat de reguliere vormtypen
uit de gevorderde 2e eeuw in beide complexen vertegenwoordigd zijn (zie tabel 10.1).328 Helaas is
het niet mogelijk dit op het niveau van de bakselgroepen te vergelijken. Wanneer we echter naar de
verdeling van de aardewerkcategorieën kijken (fi guur 10.7), worden wel enige verschillen duidelijk, die
hoogstwaarschijnlijk door het verschil in datering veroorzaakt zijn. Zo valt de aanwezigheid van het
handgevormd aardewerk en de Belgische waar hoofdzakelijk te verklaren, doordat op het noordelijke
terrein ook tijdens de nederzettingsfasen in de late 1e eeuw en vroege 2e eeuw gewoond werd.
Het grotere aandeel Bataafs grijs aardewerk in onderzoekfase 1 dient daarnaast wellicht opnieuw
bekeken te worden, met de nieuw verworven kennis op het gebied van mogelijk Bataafse en Noord-
327 Jansen, 2007: 147
328 Vgl. Hiddink, 2009: 152-153 (tabel 2)
Figuur 10.7. Vergelijking van het Romeinse aardewerk uit de onderzoeksfasen 1 en 2 van Nistelrode-Zwarte Molen.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
199
Gallische baksels in gedachten. Zonder een onderscheid in bakselgroepen te maken, bestaat het
gebruiksaardewerk overigens in beide fasen uit iets meer dan 40% van het gehele complex.
Naast de bovenstaande vergelijking van het aardewerk uit de beide onderzoeksfasen kan ook
gekeken worden naar de functionele onderverdeling van het vaatwerk op basis van het mae_r.
(tabel 10.5).329 Deze onderverdeling gaat uit van vier functionele groepen:
1. Tafelwaar (terra sigillata, Belgische waar, geverfd- en metaalglansaardewerk) aangevuld met
gladwandige kruiken en drinkkommen.
2. Gebruiksaardewerk (enkele gladwandige vormen, alle ruwwandige bakselgroepen en zowel inheems
als geïmporteerd handgevormd aardewerk), hoofdzakelijk bedoeld voor de aanvoer van voedsel en
in mindere voor de voedselbereiding. Secundair gebruik van dit vaatwerk is aannemelijk.
3. Grote containers (amforen en dolia), bestemd voor de opslag en aanvoer van voedsel en
drank, over zowel lange als korte afstanden.
4. Specifi ek aardewerk, bestemd voor de voedselbereiding (wrijfschalen) of het koken van vloeistoffen
(ruwwandige kannen), alsmede gladwandig-gesmookte Tongerse bekers en een enkel kelkbakje.
329 Van Enckevort, 2007: 347-348. Tabel 8.23 van onderzoeksfase 1 is aangepast met de gegevens van alleen de nederzetting Zwarte Molen.
functiegroep vorm fase 1 fase 2 % fase 1+2
tafelaardewerk 116 9 16,7
beker 43 3
drinkkom 28 1
bord 27 4
bakje 3 1
fles 1 -
kruik 14
gebruiksaardewerk 407 47 60,8
pot/kom 347 42
bak 41 2
deksel 19 2
onbekend - 1
grote containers 66 10 10,2
amfoor 27 3
dolium 39 7
specifiek aardewerk 86 6 12,3
wrijfschaal 73 6
kan 5
Tongerse beker 7 -
kelkbakje 1 -
totaal 675 72 100,0
Tabel 10.5. De functionele onderverdeling van het Romeinse aardewerk uit de onder-zoeksfasen 1 en 2 van Nistelrode-Zwarte Molen, op basis van mae_r (n totaal = 747) alsmede de relatieve verdeling van de functiegroepen voor het totale aardewerk-complex (fasen 1+2). De aanwezigheid van een vorm zonder randfragmenten is met een aangegeven.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
200
Het aantal exemplaren uit onderzoeksfase 2 is echter dermate aan de lage kant, dat hierover
weinig zinnige uitspraken gedaan kunnen worden met betrekking tot het karakter tot dit deel
van de nederzetting, behalve dan dat de verhoudingen in grote mate overeenkomen met dit van
onderzoeksfase 1. De verdeling van de functionele groepen voor het gehele nederzettingscomplex
levert in ieder geval geen opvallende samenstelling op. Speciale deposities of aardewerkvormen
- zoals gezichtsurnen - met bijzondere functies zijn binnen het complex nauwelijks aanwezig;
slechts één kelkbakje is aangetroffen. Een aandeel van meer dan 60% gebruiksaardewerk lijkt
daarnaast doorsnee te zijn voor rurale nederzettingen in (het oosten van) Noord-Brabant.330 Een
goede vergelijking van de verhouding tussen het aandeel tafelwaar en de transport- en opslagwaar
(resp. iets meer en minder dan 15%) zal bovendien vooral afhankelijk zijn van de datering van een
complex; betreft het korte bewoningsfasen waarmee vergeleken wordt, of is de hele Vroege en Midden
Romeinse tijd in een complex vertegenwoordigd. Dit blijkt bijvoorbeeld al uit de aanwezigheid van
onder andere handgevormd aardewerk en terra nigra in bewoningsfasen tot circa 100 (of iets later in
het geval van regionale terra nigra-producten) en de afwezigheid ervan daarna.
10.16 ConclusieDe analyse van het aardewerk uit onderzoeksfase 2 levert een goede aanvulling op het gehele
aardewerkspectrum van Nistelrode-Zwarte Molen en tevens een verdieping van met name
het materiaal uit de jongere nederzettingsfase 5 en de overgang naar fase 6, ergens tussen
150 en uiterlijk 225 na Chr. Voor een scherpe afzonderlijke datering hebben de verschillende
structuren en overige spoorcontexten helaas niet voldoende aardewerk opgeleverd. Voor
analyses met betrekking tot de aanwezige functiegroepen, zoals hierboven uitgevoerd is, de
consumptie en herkomst van het aardewerk als ook een regionale vergelijking levert het gehele
aardewerkcomplex dan ook een beter uitgangspunt.
Een belangrijke kanttekening hierbij is dat in nederzettingen waar verdiepte stalgedeelten ofwel
potstallen in de gebouwplattegronden aanwezig zijn, een veel grotere hoeveelheid aardewerk te
beschikking staat om een zogenoemd faciès céramique ofwel aardewerkspectrum te bepalen.331
Nistelrode-Zwarte Molen lijkt in dit opzicht juist ten noorden gelegen te zijn van de zone waar
potstallen voorkomen. In Oss-Ussen, Nistelrode en Uden-Noord ontbreken deze (vooralsnog),
terwijl ze in Veghel wel aanwezig zijn.332
Van de herkomst van het aardewerk in Nistelrode-Zwarte Molen is zonder grondig bakselonderzoek
geen definitief beeld te verkrijgen. Op basis van de analyse van het materiaal uit onderzoeksfase 2
vallen wel enkele voorlopige conclusies te formuleren over de aardewerkconsumptie na het midden
van de 2e eeuw, alsmede de verspreiding van bijvoorbeeld Noord-Gallische, Maaslandse en West-
Brabantse producten in de oostelijke helft van Noord-Brabant.
330 Zie o.a. Hendriks, 2012: 230 (fi g. 6.25)
331 Voor de toepassing van deze term, zie Brulet & Lepot. 2007
332 Een goede vergelijking van verschillende nederzettingen is helaas onmogelijk, aangezien het aardewerk hieruit op verschillende momenten door verschillende specialisten geanalyseerd is, en daarnaast op uiteenlopende wijzen gepresenteerd wordt. Zodoende zullen sommige overeenkom-sten en verschillen - die op basis van voortschrijdend bakselonderzoek vast te stellen zullen zijn - nooit duidelijk worden zonder een heranalyse van het materiaal.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
201
Uit een oppervlakkige vergelijking met het aardewerk uit de meer recentelijk opgegraven
nederzettingen van Uden-Noord en Veghel-De Scheifelaar komt naar voren dat in Veghel een
duidelijkere component (gesmookt) gladwandig en ruwwandig aardewerk uit Tienen en Tongeren
aanwezig is.333 Dit aandeel is echter lang niet zo groot als in zuidelijkere gelegen nederzettingen
in de regio van Eindhoven,334 maar beduidend groter dan bijvoorbeeld in Nistelrode en Uden-
Noord.335 In de laatste nederzetting is juist - net als in Nistelrode-Zwarte Molen - de component
(Batavian) grey ware opvallend goed vertegenwoordigd.336 Hoewel er naast pompejaans-rode
borden, wrijfschalen en Scheldevallei-amforen expliciet geen vaatwerk uit Noord-Gallië in
Veghel en Uden-Noord gevonden lijkt te zijn, mag op grond van Nistelrode onderzoeksfase 2 een
duidelijke component North Gaulish grey ware verwacht worden onder de (Batavian) grey ware.
De verschillen in het aandeel Low Lands ware 1 tussen deze nederzettingen zijn vooral vanuit
chronologisch oogpunt te verklaren. Het zwaartepunt van de verspreiding hiervan buiten West-
Nederland valt vanaf het laatste kwart van de 2e eeuw te plaatsen.337
Inzicht in de herkomst van het aardewerk kan ons een gedetailleerder beeld verschaffen
van het consumptiepatroon binnen een nederzetting en de uitwisselingsnetwerken, waar de
bewoners toegang tot hadden. Veel aandacht is hier tot nu toe bij het onderzoek naar Romeinse
nederzettingen op de Zuid-Nederlandse zandgronden nooit aan besteed en, wanneer dit het
geval was, beperkte dit zich tot de nederzetting in kwestie.338 Recent onderzoek door Julie van
Kerckhove naar het aardewerk uit het nederzettingscomplex Hoogeloon-Kerkakkers laat echter
zien wat de mogelijkheden zijn van een analyse naar de herkomst van aardewerk uit deze en drie
nabijgelegen nederzettingen in de Kempen, in relatie tot de uitwisselingsnetwerken waarbinnen
de sites fungeerden.339 Wanneer we de herkomst van het aardewerk uit Nistelrode-Zwarte Molen
voor de jongste nederzettingsfasen op dezelfde wijze indelen, blijkt vooral de articulatie tussen
de inter- en intra-provinciale netwerken van belang te zijn (tabel 10.6). Het voert te ver om in dit
kader eenzelfde vergelijking met nabijgelegen nederzettingen uit te voeren. Wel kan opgemerkt
worden dat er een behoorlijk aandeel van het vaatwerk uit onze nederzetting van buiten de
provincie Germania inferior afkomstig was en dat dit zodoende een ander beeld oplevert dan voor
de geanalyseerde nederzettingen uit de Kempen - gelegen in de civitas Tungrorum, die doorgaans
tot de provincie Gallia Belgica geschaard wordt - waar de bulk aan aardewerk uit het Maasland en
Noord-Gallië afkomstig is en derhalve tot de interregionale handel tussen civitates gerekend kan
worden.340 Het is de vraag hoezeer dit verschil met de situatie van Nistelrode in de praktijk tot uiting
kwam, aangezien Hoogeloon slechts 45 km zuidelijker gelegen is.
333 Geerts, 2012
334 Zie Hendriks, 2012: 231-232
335 De Winter, 2013
336 De Winter, 2013: 88. Zie vooral ook de vullingen van enkele waterputten: Meurkens & Hos, 2013: 283-302
337 Hiddink, 2009: 164. Het lage aandeel in Uden-Noord pas zodoende goed bij de datering van de nederzetting: tot circa 200.
338 Zie bijv. Van Enckevort, 2000; Hendriks, 2012
339 Van Kerckhove, 2014
340 Van Kerckhove, 2014: 252-267
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
202
interprovinciaaluitwisselingsnetwerk(imperium-wijde handel)
provinciaal uitwisselingsnetwerk
interregionale handel(tussen civitates)
regionale handel(binnen de civitas)
lokale handel(tussen nederzettingen)
Maasland (Haspengouw) Rijnland (o.a. Keulen) rivierengebied (o.a. Nijmegen) Maaskant (Oss e.o.)
Maasland (Condroz) westelijk Noord-Brabant Maasvallei (o.a. Cuijk) Heikant (Uden e.o.)
Noord-Gallië
Oost-Gallië
Midden-Gallië
Zuid-Spanje
Moezelgebied
Boven-Rijngebied
Uit de aardewerkanalyses blijkt met name dat er nog veel te winnen valt op het gebied van
bakselonderzoek en daarmee de studie naar de samenstelling van aardewerkcomplexen en de
herkomst van de verschillende bakselgroepen. Hiermee kan namelijk inzicht verworven worden
in de (handels)contacten die er bestonden tussen de bewoners van een rurale nederzetting als
die van Nistelrode-Zwarte Molen en de verschillende Rijnlandse, Maaslandse en Noord-Gallische
productiecentra.
Studies met betrekking tot het aardewerkspectrum in regio’s binnen Tungrische, Nervische en
Atrebaatse civitates geven de meerwaarde aan van dergelijk gespecialiseerd aardewerkonderzoek.341
Aan het samenstellen van soortgelijke faciès céramiques is immers behoefte voor de verschillende
regio’s binnen de Bataafse en de aangrenzende civitates in het westen en oosten. Uiteindelijk kan zo
hopelijk ook de ware herkomst van de verschillende baksels binnen de (Batavian) grey ware nader
vastgesteld worden.
341 Lepot & Espel, 2010; Lepot, 2012; Van Kerckhove, 2014
Tabel 10.6. De herkomst van het aardewerk uit de nederzetting Nistelrode-Zwarte Molen vanaf het midden van de 2e eeuw (nederzettingsfasen 5 en 6).
RAAP-RAPPORT 2794 Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle Middeleeuwen
Gemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
[1 ]
Errata
Literatuur Romeins aardewerk, zie hoofdstuk 10.
Blondiau, L., R. Clotuche & F. Loridant , 2001. Mise en évidence de répertoires de céramiques
communes sombres dans la partie méridionale de la cité des Nerviens: l’apport des
fouilles récentes. Société Française d’Étude de la Céramique Antique en Gaule.
Actes du Congrès de Lille-Bavay. 24-27 mai 2001. Marseille: 41-64.
Brulet, R. & A. Lepot , 2007: Faciès et chronologie. Société Française d’Étude de la Céramique
Antique en Gaule. Actes du Congrès de Langres. 17-20 mai 2007. Marseille: 61-69.
Brulet, R., F. Vilvorder & S. Rekk , 2001. Méthodologie. In: R. Brulet, J.-P. Dewert & F.
Vilvorder (red.); Liberchies IV. Vicus gallo-romain. Travail de rivière. Fouilles du
Musée de Nivelles (1986/87 et 1991/97). Publications d’Histoire de l’Art et d’Archéo
logie de l’Université Catholique de Louvain 101. Louvain-la-Neuve: 110-125.
Brunsting, H. , 1937. Het grafveld onder Hees bij Nijmegen. Een bijdrage tot de kennis van Ulpia
Noviomagus. Archeologisch-Historische Bijdragen 4. Amsterdam.
Clercq, W. de & P. Degryse , 2008. The mineralogy and petrography of Low Lands Ware 1
(Roman lower Rhine-Meuse-Scheldt basin; the Netherlands, Belgium, Germany).
Journal of Archaeological Science 35: 448-458.
Clotuche, R., C. Chaidron, A. Comont, S. Dubois & S . Willems , 2010. Les productions
septentrionales (Nord-Pas-de-Calais et Picardie): détermination des faciès cultureles
et analyse des diffusions. Société Française d’Étude de la Céramique Antique en
Gaule. Actes du Congrès de Chelles. 13-16 mai 2010. Marseille: 171-187.
Clotuche, R. & S. Willems , 2007. Morphologie et technotypologie des productions rencontrées
en Hainaut occidental et contexte rural. Société Française d’Étude de la Céramique
Antique en Gaule. Actes du Congrès de Langres. 17-20 mai 2007. Marseille: 275-
294.
Collins, A., H. van Enckevort & J. Hendriks , 2009. A grey area between the Batavians and the
Romans. Wheel-thrown domestic pottery in the civitas Batavorum. In: H. van
Enckevort (red.), Roman material culture. Studies in honour of Jan Thijssen. Zwolle:
171-200.
Dragendorff, H. , 1895. Terra Sigillata. Bonner Jahrbücher 96-97: 18-155.
Enckevort, H. van , 2000. Catalogus van de vondsten uit de Romeinse tijd van Venray-
Hoogriebroek. In: H. Stoepker (red.), Venray-Hoogriebroek en Venray-Loobeek.
Nederzettingen uit de prehistorie, Romeinse tijd en late Middeleeuwen. Rapportage
Archeologische Monumentenzorg 46. Amersfoort: 89-166.
Enckevort, H. van , 2004. Het gedraaide aardewerk uit de Romeinse tijd. In: C.W. Koot & R.
Berkvens (red.), Bredase akkers eeuwenoud: 4000 jaar bewoningsgeschiedenis op
RAAP-RAPPORT 2794 Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle Middeleeuwen
Gemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
[2 ]
de rand van zand en klei. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 102.
Amersfoort: 281-357.
Enckevort, H. van , 2007. Scherven van Romeins vaatwerk uit Nistelrode. In: R. Janssen (red.);
Bewoningsdynamiek op de Maashorst. De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode
van laat-neolithicum tot volle middeleeuwen. Archol rapport 48. Leiden: 245-378.
Geerts, R.C.A. , 2012. Het aardewerk uit de Romeinse tijd. In: B. Van der Veken & E. Blom
(red.), Veghel De Scheifelaar II. Wonen tussen de vennen. ADC Rapport 3350.
Amersfoort: 119-150.
Haalebos, J.K. , 1990. Het grafveld van Nijmegen-Hatert. Een begraafplaats uit de eerste drie
eeuwen na Chr. op het platteland bij Noviomagus Batavorum. Beschrijving van de
verzamelingen in het Provinciaal Museum G.M. Kam te Nijmegen 11. Nijmegen.
Hanut, F. , 2001. Amphores et cruches-amphores régionales de Gaule Belgique et de Germanie
inférieure. In M. Tuffreau-Libre & A. Jacques (red.); La céramique en Gaule et en
Bretagne romaines: commerce, contacts et romanisation. Actes de la table ronde
d’Arras (23 au 25 octobre 1998) organisée par le Centre de Céramologie gallo-
romaine et le Studuy Group for Roman Pottery. Nord-Ouest Archéologie 12. Berck-
sur-Mer: 19-38.
Hanut, F. , 2010. Le faciès céramique de la cité des Tongres: les principaux constituants d’un
répertoire. Société Française d’Étude de la Céramique Antique en Gaule. Actes du
Congrès des Chelles. 13-16 mai 2010. Marseille: 331-346.
Hartley, B.R. & B.M. Dickinson , 2008. Names on terra sigillata. An index of makers’ stamps &
signatures on Gallo-Roman terra sigillata (Samian ware), Volume 3, (Certianus to
Exsbano). Bulletin of the Institute of Classical Studies, Supplement 102-03. Londen.
Hendriks, J. , 2012. Aardewerk. In: M. Hissel (red.); Een inheems-Romeinse nederzetting in
Oerle-Zuid (gemeente Veldhoven). Definitief archeologisch onderzoek in plangebied
‘Zilverackers’, gemeente Veldhoven, deelgebied Oerle-Zuid. Diachron publicatie 50.
Amsterdam: 170-237.
Hiddink, H.A. , 2009. Pottery of the late 2nd and the 3rd century A.D. in the cover-sand area of
the Southeastern Netherlands. An evaluation of problems and possibilities. In: H. van
Enckevort (red.); Roman material culture. Studies in honour of Jan Thijssen. Zwolle:
149-170.
Holwerda, J.H. , 1923. Arentsburg. Een Romeinsch militair vlootstation bij Voorburg. Leiden.
Holwerda, J.H., 1941. De Belgische waar in Nijmegen. Beschrijving van de verzameling in het
Rijksmuseum G.M. Kam te Nijmegen [2]. Z.pl.
Jansen, R. , 2007. Bewoningssporen uit de Romeinse tijd. In: R. Janssen (red.);
Bewoningsdynamiek op de Maashorst. De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode
van laat-neolithicum tot volle middeleeuwen. Archol rapport 48. Leiden: 95-166.
Kerckhove, J. Van , 2006. Het gedraaide aardewerk. In: S. Heeren (ed.); Opgravingen bij Tiel-
Passewaaij I. De nederzetting aan de Passewaaijse Hogeweg. Zuidnederlandse
Archeologische Rapporten 29. Amsterdam: 104-138.
RAAP-RAPPORT 2794 Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle Middeleeuwen
Gemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
[3 ]
Kerckhove, J. Van , 2014. Major trends in the pottery consumption in the Hoogeloon villa
settlement and some contemporary rural settlements in the northern part of the
civitas Tungrorum. In: N. Roymans, T. Derks en H.A. Hiddink (red.), The Roman villa
of Hoogeloon and the archaeology of the periphery. Amsterdam Archaeological
Studies 22. Amsterdam: 245-269.
Lepot, A. , 2012. Les expressions plurielles des céramiques culinaires dans le nord de la Gaule:
approche technologique. In: C. Batigne Vallet, Les céramiques communes dans leur
contexte régional. Faciés de consommation et mode d’approvisionnement. Travaux
de la Maison de l’Orient et de la Méditerranée 60. Lyon: 295-318.
Lepot, A. & G. Espel , 2010. Analyses techno-typologique et spatiale des céramiques communes
culinaires en Gaule septentrionale. Société Française d’Étude de la Céramique
Antique en Gaule. Actes du Congrès des Chelles. 13-16 mai 2010. Marseille: 225-
240.
Loridant, F. & R. Ménard , 2002. Les motiers dits de “de Bavay”. Une des productions de Pont-
sur-Sambre (Nord). Société Française d’Étude de la Céramique Antique en Gaule.
Actes du Congrès de Bayeux. 9-12 mai 2002. Marseille: 431-435.
Martin-Kilcher, S. , 1987. Die römische Amphoren aus Augst und Kaiseraugst. Ein Beitrag zur
römischen Handels- und Kulturgeschichte. 1: Die südspanischen Ölamphoren
(Gruppe 1). Forschungen in Augst 7/1. Augst.
Meurkens, L & T. Hos , 2013: Huizen, In: T.A. Goossens & L. Meurkens (red.), Nederzettingen
uit de vroege ijzertijd en Romeinse tijd in Uden-Noord (gemeente Uden). Een
opgraving op de nieuwbouwlocatie van streekziekenhuis Bernhoven. Archol-rapport
188. Leiden: 197-302
Oelmann, F. , 1914. Die Keramik des Kastells Niederbieber. Materialien zur römisch-
germanischen Keramik 1. Frankfurt am Main.
Orton, C., P. Tyers & A. Vince , 1993. Pottery in archaeology. Cambridge manuals in
archaeology. Cambridge.
Reigersman-van Lith de Jeude, W.F. & T. Vanderhoeve n , 2010. Aardewerk. In H.A.P.
Veldman & E. Blom (red.), Onder de zoden van Zaltbommel. Een rurale nederzetting
en een grafveld uit de Romeinse tijd in het plangebied De Wildeman. ADC Rapport
1800/ADC Monografie 8. Amersfoort, 101-147.
Ricken, H. & Ch. Fischer , 1963. Die Bilderschüsseln der römischen Töpfer von Rheinzabern.
Textband mit Typenbildern zu Katalog VI der Ausgrabungen von Wilhelm Ludowici in
Rheinzabern 1901-1914. Materialien zur römisch-germanischen Keramik 7. Bonn.
Schmitz, S.D., 2014. Scheldt-Valley Amphoren aus der Colonia Ulpia Traiana. In: B. Liesen
(Hrsg.), Keramikproduktion in Niedergermanien. Produktion – Handel – Gebrauch.
Beiträge zur Tagung der Rei Cretariae Romanae Fautores. 21.-26. September 2014,
LVR-Römermuseum im Archäologischen Park Xanten. Xantener Berichte 27.
Darmstadt: 317-363.
RAAP-RAPPORT 2794 Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle Middeleeuwen
Gemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
[4 ]
Stuart, P. , 19772 [1963]. Gewoon aardewerk uit de Romeinse legerplaats en de bijbehorende
grafvelden te Nijmegen. Beschrijving van de verzamelingen in het Rijksmuseum G.M.
Kam te Nijmegen 6. Nijmegen.
Tomber, R. & J. Dore , 1998. The National Roman Fabric Reference Collection. A Handbook.
MoLAS Monograph 2. Londen.
Tuffreau-Libre, M. , 1980. La céramique commune gallo-romaine dans le Nord de la France
(Nord, Pas-de-Calais). Lille.
Vanvinckenroye, W. , 1967. Gallo-Romeins aardewerk van Tongeren. Publicaties van het
Provinciaal Gallo-Romeins Museum Tongeren 7. Tongeren.
Vanvinckenroye, W. , 1991. Gallo-Romeins aardewerk van Tongeren. Publicaties van het
Provinciaal Gallo-Romeins Museum Tongeren 44. Hasselt.
Visser, D. , 2013. De gestempelde terra sigillata. In: E.N.A. Heirbaut (red.), De zuidwestelijke
hoek van Ulpia-Noviomagus in kaart gebracht. Deel 2. Beschrijving van de vondsten
van de Rijnstraat en Lekstraat in Nijmegen-West 2008-2010. Archeologische
Berichten Nijmegen – Rapport 42. Nijmegen: 5-115.
Willems, S. , 2005. Roman pottery in the Tongeren reference collection: mortaria and coarse
wares. VIOE-Rapporten 01. Brussel.
Willems, W.J.H. , 1981. Romans and Batavians. A regional study in the Dutch Eastern River
Area I. Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 31: 7-
218.
Winter, N. de , 2013. Aardewerk en keramische objecten. In: T.A. Goossens & L. Meurkens
(red.), Nederzettingen uit de vroege ijzertijd en Romeinse tijd in Uden-Noord
(gemeente Uden). Een opgraving op de nieuwbouwlocatie van streekziekenhuis
Bernhoven. Archol-rapport 188. Leiden: 83-92.
Zee, K. , 2009. Archeologisch onderzoek aan de Waterstraat in Beek – gem. Ubbergen.
Archeologische Berichten Ubbergen – Rapport 3. Nijmegen.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
349
Literatuur
Allason-Jones, L. & R. Miket, 1984. The Catalogue of small finds from South Shields Roman Fort.
Newcastle upon Tyne.
Appels, A. & S. Laycock, 2007. Roman buckles & military fittings. Witham.
Arnoldussen, S. (red.), 2003. Middeleeuwse bewoning te Bakel-Achter de Molen (Brabant). Archol
Rapport 16. Archol BV, Leiden.
Arnoldussen, S. & E.M. Theunissen, 2014. Huisplattegronden uit de late prehistorie in het
rivierengebied. In: A.G. Lange, E.M. Theunissen, J.H.C. Deeben, J. van Doesburg, J.
Bouwmeester & T. de Groot (red.); Huisplattegronden in Nederland. Archeologische sporen van
het huis (pag. 115-143). Amersfoort.
Arts, N., A. Huijbers, K. Leenders, J. Schotten, H. Stoepker, F. Theuws & A. Verhoeven, 2007.
De middeleeuwen en vroegmoderne tijd in Zuid-Nederland. Nationale OnderzoeksAgenda
Archeologie, hoofdstuk 22, versie 1.0 (www.noaa.nl).
Asseldonk, M.M.P. van, 2002. De Meierij van ’s-Hertogenbosch. De evolutie van plaatselijk
bestuur, bestuurlijke indeling en dorpsgrenzen, circa 1200-1832. Proefschrift KUB, Tilburg.
Bakels, C.C., & W. Dijkman, 2000. Maastricht in the First Millennium AD. The Archaeobotanical
Evidence. Maastricht.
Bakels, C.C., 2000. Pollen Diagrams and Prehistoric Fields: the Case of Bronze Age Haarlem, the
Netherlands. Review of Palaeobotany and Palynology 109: 205-218.
Bakels, C.C., 2013. Foxtail Millet (Setaria italica [L.] P. Beauv.) in Western Central Europe. Offa
69/70: 139-145.
Bakker, R., 2003. The Emergence of Agriculture on the Drenthe Plateau - A Palaeobotanical Study
supported by High-Resolution 14C Dating. Archäologische Berichte 16. Bonn.
Bartels, C., 2000. Zur Geschichte des Steinkohlenbergbaus. Voordracht tijdens de 2e Greifswalder
Energiekonferenz 18-19 juli 2000.
Bazelmans, J. & F. Theuws, 1990. Tussen zes gehuchten: de laat-Romeinse en middeleeuwse
bewoning van Geldrop-’t zand. Amsterdam.
Besuijen, G., 2008. Rodanum: a study of the Roman settlement at Aardenburg and its metal finds.
Leiden.
Beug, H.-J., 2004. Leitfaden der Pollenbestimmung für Mitteleuropa und angrenzende Gebiete.
München.
Beurden, L. van, 2013. Opgraving Zwarte Molen fase 2 te Nistelrode, gem. Bernheze. Resultaten
inventarisatie botanie. BIAX Consult, Zaandam.
Bijsterveld, A.J. van, in voorbreiding. De Notger à Henri de Leez. La formation du patrimoine
liégeois en Taxandrie, fin du xe-moitié du xiie siècle.
Boelicke, U., 2002. Die Fibeln aus dem Areal der Colonia Ulpia Traiana. Xantener Berichte 10. Xanten.
Boer, E. de & H. Hiddink (red.), 2012. Opgravingen in Waterdael III te Someren. Deel 2.
Bewoningssporen uit de latere prehistorie, de Vroege en Volle Middeleeuwen. Zuid-Nederlandse
Archeologische Rapporten (ZAR) 50. ACVU, Amsterdam.
Böhme, A., 1972. Die Fibeln der Kastelle Saalburg und Zugmantel. Saalburg Jahrbuch 29: 5-112.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
350
Bont, C. de, 1993. ‘...Al het merkwaardige in bonte afwisseling...’: een historische geografi e van Midden-
en Oost-Brabant. Bijdragen tot de studie van het Brabantse heem 36. Brabants Heem, Waalre.
Borremans, R. & R. Warginaire, 1966. La céramique d’Andenne: recherches de 1956-1966. Rotterdam.
Bosch, P.W., 1992. De herkomstgebieden van de Maasgesteenten. Grondboor & Hamer 46(3): 57-64.
Brant, R. de, 2009. Waterputconstructies in de Belgische Civitas Menapiorum. Onuitgegeven
masterthesis, Universiteit Gent.
Brodribb, G., 1979. A survey of tile from the Roman bath house at Beauport Park, Battle, E. Sussex.
Britannia X: 139-156.
Broeke, P.W. van den, 1986. Zeezout: een schakel tussen West- en Zuid-Nederland in de IJzertijd
en de Romeinse tijd. In: M.C. van Trierum & H.E. Henkes (red.); Rotterdam Papers V: 91-114.
Broeke, P.W. van den, 2002. Een vurig afscheid? Aanwijzingen voor verlatingsrituelen in
ijzertijdnederzettingen. In: H. Fokkens & R. Jansen (red.); 2000 Jaar bewoningsdynamiek.
Brons- en ijzertijdbewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied (pag. 45-61). Leiden.
Broeke, P.W. van den, 2012. Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd en de Romeinse tijd van
Oss-Ussen. Studies naar typochronologie, technologie en herkomst. Leiden.
Brüggler M., 2011. Spätantike Glasherstellung am Niederrhein - Eine Glashütte am Burgus von
Goch-Asperden. In: O. Heinrich-Tamaska, N. Krohn & S. Ristow (red.); Studien zu Spätantike
und Mittelalter, Band 3: 163-189. Hamburg.
Bruijn, A., 1959. Die mittelalterliche Töpferindustrie in Brunssum. Berichten van de Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodemonderzoek 9: 139-188.
Bruijn, A., 1960/1961. Die mittelalterliche keramische Industrie in Schinveld. Berichten van de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 10/11: 462-507.
Bruijn, A.,1962/1963. Die mittelalterliche keramische Industrie in Südlimburg. Berichten van de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 12/13: 356-459.
Bruijn, A., 1964. Nieuwe vondsten van middeleeuws aardewerk in Zuid-Limburg. Berichten van de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 14: 133-149.
Bruijn, A., 1965/1966. Een middeleeuwse pottenbakkersoven te Nieuwenhagen, Limburg. Berichten
van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 15/16: 169-183.
Bruijn, A., 1966. De middeleeuwse pottenbakkerijen in Zuid-Limburg. Mededelingenblad Vrienden
van de Nederlandse Ceramiek 44.
Cappers, R.T.J., 2008. Akkers in muren. De reconstructie van vroege akkerbouw in het Nabije
Oosten. Leiden.
Casparie, W.A. & W. Groenman-van Waateringe, 1980. Palynological Analysis of Dutch Barrrows.
Palaeohistoria 22: 7-65.
Chenet, G. & G. Gaudron, 1955. La céramique sigillée d’Argonne des IIe et IIIe siècles. Supplément
à Gallia 6. Paris.
Cleere, H.F., 1995. Ironworks as World Heritage. In: G. Magnusson (red.); The importance of
ironmaking; technological innovation and social change 1: 291-298. Stockholm.
Cleland, J., 1981. Roasting, blooming or smithing? Current Archaeology 77: 165-167.
Clément, B., 2011. Antéfixes à tête humaine tardo-républicaines en Gaule du Centre-Est. Gallia
68(2): 83-108.
Crew, P., 1991. The experimental production of prehistoric bar iron. Historical Metallurgy 25: 1, 21-35.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
351
Crew, P. & C.J. Salter, 1991. Comparative data from iron smelting and smithing experiments.
Materialy Archeologiczne 26: 15-22.
Daele, B., van, 2006. Het Romeinse leger. Leuven.
Deeben, J.H.C. (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde
generatie. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155. Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed, Amersfoort (info: www.cultureelerfgoed.nl).
Dijkman, W., 1995. Een urnenveld in Maastricht-Withuisveld. Archeologie in Limburg 66: 49-55.
Dijkman, W. & R. Hulst, 2000. Het urnenveld van Maastricht-Vroendael. Archeologie in Limburg
84: 19-26.
Dijkstra, M., 2007. Het vroeg-middeleeuws aardewerk. In: R. Jansen (red.); Bewoningsdynamiek
op de Maashorst. De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode van Laat Neolithicum tot volle
middeleeuwen. Archol Rapport 48. Archol BV, Leiden.
Dijkstra, M.F.P., 2008. Aardewerk uit de Vroege-Middeleeuwen. In: H.M. van der Velde (red.);
Cananefaten en Friezen aan de monding van de Rijn. Tien jaar archeologisch onderzoek op de
Zanderij-Westerbaan te Katwijk (1996-2006). ADC Monografie 5/ADC rapport 1456: 269-293.
ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Dijkstra, M.P.F., 2009. Het aardewerk. In: M. Nokkert, A.C. Aarts & H.L. Wynia (red.); Vroeg-
middeleeuwse bewoning langs de A2. Een nederzetting uit de zevende en achtste eeuw in
Leidsche Rijn. Basisrapportage Archeologie 26: 169-204. Utrecht.
Diot, M.F., 1992. Études palynologiques de blés sauvages et domestiques issus de cultures
expérimentales. In: Anderson, P.C. (red.) Préhistoire de l›agriculture: nouvelles approches
expérimentales et ethnographiques. Monographie du CRA No 6: 107-111. CNRS, Périgueux.
Doesburg, J. van, 2014. Middeleeuwse huisplattegronden in West- en Midden-Nederland. In:
A.G. Lange, E.M. Theunissen, J.H.C. Deeben, J. van Doesburg, J. Bouwmeester & T. de Groot
(red.); Huisplattegronden in Nederland. Archeologische sporen van het huis (pag. 341-367).
Amersfoort.
Doorewaard, T., 2010. Karren en wagens. Constructie en gebruik van voertuigen in Gallia en de
Romeinse Rijn- en Donauprovincies. Academisch proefschrift, Amsterdam.
Drenth, E., 2012. Prehistorisch handgevormd aardewerk. In: R.C.A. Geerts & H.A.P. Veldman
(red.); Romeinse bewoning tussen IJzertijdgraven. Een archeologische opgraving te Groesbeek
- Hüsenhoff. ADC rapport 2687: 56-69. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Drenth, E., 2013. Prehistorisch handgevormd aardewerk. In: J. de Winter (red.); Helden, plangebied
Keup. Bewoning op een dekzandkop: een nederzetting uit de midden-ijzertijd. BAAC rapport
A-10.0319: 59-85. BAAC bv, ‘s-Hertogenbosch.
Drenth, E., in voorbereiding a. Prehistorisch handgevormd aardewerk. In: N. Bouma (red.);
Archeologisch onderzoek te Helmond-Hazenwinkel (werktitel). ADC Rapport xxxx. ADC
ArcheoProjecten, Amersfoort.
Drenth, E., in voorbereiding b. Prehistorisch handgevormd aardewerk. In: T. de Jong (red.);
Archeologisch onderzoek te Helmond-Hazenwinkel (werktitel). Archeoservice, Eindhoven.
Drenth, E., in voorbereiding c. De materiële cultuur (aardewerk, natuursteen en vuursteen). In: A.
Tol (red.); Archeologisch onderzoek te Tilburg-Tradepark (werktitel). Archol Rapport xxxx. Archol
BV, Leiden.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
352
Drenth, E., H. Heijmans & D. Keijers, 2007. Van Mesolithicum tot en met IJzertijd. Sporen uit de
prehistorie te Ittervoort - industrieterrein Santfort, fase 3, gem. Leudal (Li.). In: H. Heijmans,
E. Drenth, D. Keijers & J. Schreurs (red.); Archeologisch Onderzoek te Ittervoort. Oude
bedrijvigheid op het industrieterrein Santfort ontsloten (pag. 99-237). Ittervoort.
Dries, F.M.A. van den, 2007. Breekbaar Verleden. Romeins Glas in de Lage Landen. Utrecht-Venlo.
Dries, F.M.A. van den, 2008. Romeins en merovingisch glas. In: R. Jansen (red.);
Bewoningsdynamiek op de Maashorst (delen 1 en 2). De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode
van Laat Neolithicum tot volle middeleeuwen. Archol Rapport 48 (deel 2): 507-511. Archol BV,
Leiden.
Dries, F.M.A. van den, 2011. Romeins glas in Noord-Brabant. Westerheem 60(1): 4-15.
Dufrasnes, J., 1998. Petit matériel métallique d’époque Gallo-romaine découvert dans les déblai du
canal à Pommerœul. Amphora 81: 3-48.
Es, W. A. Van & W. J. H Verwers, 1980. Excavations at Dorestad 1. The harbour: Hoogsstraat I.
Nederlandse Oudheden 9 / Kromme Rijn Projekt I. Amersfoort.
Es, W.A. van & W.J.H. Verwers, 2009. Excavations at Dorestad 3. Hoogstraat 0, II-IV. Nederlandse
oudheden 16. Amersfoort.
Enckevort, H. van, T. de Groot, H.A. Hiddink & W. Vos, 2005. De Romeinse tijd in het Zuid-
Nederlands dekzandgebied, rivierengebied en lössgebied. Nationale OnderzoeksAgenda
Archeologie, hoofdstuk 18, versie 1.0 (www.noaa.nl).
Enckevort, H. van, 2012. Gebundelde sporen: enkele kanttekeningen bij aardewerk en
nederzettingen uit Romeins Nederland. Proefschrift Universiteit Leiden, Leiden.
Enckevort, H. van & J. Hendriks, 2014. Gebouwplattegronden uit de Romeinse tijd in Zuidoost-
Nederland. In: A.G. Lange, E.M. Theunissen, J.H.C. Deeben, J. van Doesburg, J. Bouwmeester
& T. de Groot (red.); Huisplattegronden in Nederland. Archeologische sporen van het huis (pag.
235-271). Amersfoort.
Fehr, H., 2003. Römervilla. Führer durch die Ausgrabungen und Austellung am Silberberg Bad
Neuenahr-Ahrweiler. Archäologie an Mittelrhein und Mosel, Band 7. Koblenz.
Gaitzsch, W., 1980. Eiserne römische Werkzeuge. Studien zur römischen Werkzeugkunde in Italien
und den nördlichen Provinzen des Imperium Romanum. Oxford.
Gazenbeek, A.E., 2009. Bouwkeramiek en natuursteen. In: M. Bink, P.F.J. Franzen e.a. (red.);
Forum Hadriani Voorburg. Definitief Archeologisch onderzoek. BAAC rapport A-05.0125: 215-
261. BAAC bv, Deventer/’s-Hertogenbosch.
Gazenbeek, A.E., 2010. Bouwkeramiek. In: J. de Winter (red); Archeologisch onderzoek op
het plangebied Schrames te Helden. Bewoningssporen van het neolithicum tot de late
middeleeuwen. BAAC rapport A-07.0204: 197-217. BAAC bv, ‘s-Hertogenbosch.
Gazenbeek, A.E. (met een bijdrage van L. van Diepen), 2012a. Grofkeramisch bouwmateriaal.
In: T.A. Goossens (red.); Van akker tot Hooghwerf. Onderzoek naar de bewoning in de ijzertijd,
inheems-Romeinse tijd, middeleeuwen en nieuwe tijd op de haakwal van Naaldwijk (plangebied
Hoogeland, gemeente Westland) (pag. 321-354). Leiden.
Gazenbeek, A.E., 2012b. Bouwkeramiek en natuursteen. In: A.C. Aarts (red.); Scherven, schepen,
schoeiingen. LR 62: Archeologisch onderzoek in een fossiele rivierbedding bij het castellum van
de Meern. Basisrapportage Archeologie 43. Utrecht.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
353
Gazenbeek, A.E., 2012c. Natuursteen en keramisch bouwmateriaal. In: G. Tichelman (red.);
Germanen aan een Maasgeul in Holtum-Noord. Proefsleuven en opgraving in Holtum-Noord
II, deelgebied Geko fase 2, Gemeente Sittard-Geleen. RAAP-rapport 2417: 137-149. RAAP
Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Gazenbeek, A.E., 2013a. Keramisch bouwmateriaal. In: T.A. Goossens & L. Meurkens (red.);
Nederzettingen uit de vroege ijzertijd en Romeinse tijd in Uden-Noord (gemeente Uden). Een
opgraving op de nieuwbouwlocatie van streekziekenhuis Bernhoven. Archol Rapport 188:
99-115. Archol BV, Leiden.
Gazenbeek, A.E., 2013b. Keramisch bouwmateriaal. In: G. Hensen (red.); Resten van landelijke
nederzettingen uit de Midden IJzertijd tot en met de Romeinse tijd in Eckelrade. Gemeente
Eijsden-Margraten. Archeologisch onderzoek: een opgraving. RAAP-rapport 2713: 82-94. RAAP
Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Gazenbeek, A.E., 2014a. Bouwkeramiek en natuursteen. In: M.J. Driessen & E. Besselsen (red.);
Voorburg-Arentsburg: Een Romeinse havenstad tussen Rijn en Maas. Themata 5. Amsterdam.
Gazenbeek, A.E., 2014b. Het grofkeramiek en natuursteen. In: G. Tichelman (red.); Een non-
villa nederzetting uit de Romeinse tijd op het lössplateau bij Heerlen, gemeente Heerlen;
archeologisch onderzoek: opgravingen op bedrijventerrein Trilandis. RAAP-rapport 2732, Deel
2: 237-268. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Gazenbeek, A.E., in voorbereiding a. Bouwkeramiek en natuursteen. In: C.R. Brandenburg & J.
De Bruin (red.); Met de voeten in het water. Archeologisch onderzoek aan de oostzijde van
castellum Matilo te Leiden. Erfgoed Leiden en omstreken. Leiden.
Gazenbeek, A.E., in voorbereiding b. Grofkeramiek en natuursteen. In: E.N.A. Heirbaut
(red.); De zuidwestelijke hoek van Ulpia Noviomagus in kaart gebracht. Resultaten van de
opgravingscampagnes 2008-2010 aan de Rijnstraat en Lekstraat in Nijmegen-West (werktitel).
Nijmegen.
Gazenbeek, A.E., in voorbereiding d. Grofkeramiek en natuursteen. In: L. Dielemans (red.); Wacht
aan het water. VLEN3-00: archeologisch onderzoek naar sporen en vondstconcentraties uit de
Romeinse tijd in Vleuterweide, gemeente Utrecht. Basisrapportage archeologie 52. Utrecht.
Gazenbeek, A.E., in voorbereiding e. Bouwkeramiek en natuursteen. In: L.M.B. van der Feijst
(red.); Vechten tegen het wassende water in de Romeinse tijd. Een archeologische opgraving
in plangebied Hoogeland-Oost, ’t Zand Heultje te Naaldwijk. ADC Rapport 3186. ADC
ArcheoProjecten, Amersfoort.
Gazenbeek, A.E., in voorbereiding g. Bouwkeramiek en natuursteen. In: L. van de Feijst
(red.); Begeleiding werkzaamheden monument Leiden Matilo. ADC Rapport xxxx. ADC
ArcheoProjecten, Amersfoort.
Gazenbeek, A.E., V. Bellavia, S. Braguier, C. Pillard-Jude & J. Wiethold, 2013. La cuisine d’une
maison de maître du Haut-Empire à Grand (Vosges). Gallia 70(1): 97- 112.
Geel, B. van, 1976. A Palaeoecological Study of Holocene Peat Bog Sections, based on the
Analysis of Pollen, Spores and Macro- and Microscopic Remains of Fungi, Algae, Cormophytes
and Animals. Thesis, Amsterdam.
Geel, B. van, 1998. A Study of Non-Pollen Objects in Pollen Slides. Utrecht (ongepubliceerd).
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
354
Genabeek, R. van, 2002. Het aardewerk. In: E.A.G. Ball & R. Jansen (red.); Van mesolithicum tot
late middeleeuwen, archeologisch onderzoek rond een fossiele beekloop te Herpen-Wilgendaal.
Archol Rapport 11. Archol BV, Leiden.
Gerrets, D.A. & J. de Koning, in voorbereiding. The pottery and stratigraphy of Wijnaldum. In: J.C.
Besteman, J.M. Bos, D.A, Gerrets, H.A. Heidinga & J. de Koning (red.); The excavations at
Wijnaldum. Reports on Frisia in Roman and Medieval Times II.
Gerritsen, F., P. Jongste & L. Theunissen, 2005. De late prehistorie in Noord-, Oost- en Zuid-
Nederland en het rivierengebied. Nationale OnderzoeksAgenda Archeologie, hoofdstuk 17,
versie 1.0 (www.noaa.nl).
Goddijn, M.A., 2012. Sporen uit de ijzertijd en middeleeuwen op het Merenveld. Een
archeologische opgraving in Nederweert. Archol Rapport 186. Archol BV, Leiden.
Goossens, T.A. & L. Meurkens (red.), 2013. Nederzettingen uit de vroege ijzertijd en Romeinse tijd
in Uden-Noord (gemeente Uden). Een opgraving op de nieuwbouwlocatie van streekziekenhuis
Bernhoven. Archol Rapport 188. Archol BV, Leiden.
Groenewoudt, B.J. & M. Van Nie, 1995. Assessing the scale and organisation of Germanic iron
production in Heeten, the Netherlands. Journal of European Archaeology 3(2): 187-215.
Groenewoudt, B., H. van Haaster, R. van Beek & O. Brinkkemper, 2008. Towards a Reverse
Image. Botanical Research into the Landscape History of the Eastern Netherlands (1100 BC -
AD 1500). Landscape History 29: 17-33.
Groenman-van Waateringe, W., 1986. Grazing Possibilities in the Neolithic of the Netherlands
based on Palynological Data. In: K.-E. Behre (red.); Anthropogenic Indicators in Pollen
Diagrams (pag. 187-202), Rotterdam etc.
Groot, M., 2008. Animals in ritual and economy in a Roman frontier community. Excavations in Tiel-
Passewaaij. Amsterdam Archaeological Series 12. Amsterdam.
Groot, T. de, 2001. Brandend zand. Een inheems-Romeinse nederzetting te Brandevoort (gemeente
Helmond). Doctoraalscriptie Vrije Universiteit Amsterdam, Amsterdam.
Gross, U., 1992. Zur rauhwandigen Drehscheibenware der Völkerwanderungszeit und des frühen
Mittelalters. Fundberichte aus Baden-Württemberg 17: 423-440.
Gross, U., 1996. Die Töpferware der Franken. Herleitung - Formen - Produktion. In: A. Wieczorek,
P. Périn, K. von Welck & W. Menghin (red.); Die Franken. Wegbereiter Europas. Vor 1500
Jahren. König Chlodwig und seine Erben (pag. 581-593). Mainz.
Haalebos, J.K., 1986. Fibulae uit Maurik. Oudheidkundige Mededelingenvan het Rijksmuseum van
Oudheden te Leiden, supplement 65. Leiden.
Haaster, H. van, & L.I. Kooistra, 2011. Archeobotanisch onderzoek op de vindplaats Tradepark 58
in Tilburg. BIAXiaal 527. BIAX Consult, Zaandam.
Haaster, H. van, 1997. De introductie van cultuurgewassen in de Nederlanden tijdens de
Middeleeuwen. In: A.C. Zeven (red.); De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders
van het Neolithicum tot 1500 AD (pag. 53-104). Wageningen.
Haaster, H. van, 2005a. Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond een Frankische
nederzetting in Alphen-Chaam (5e-6e eeuw). BIAXiaal 231. BIAX Consult, Zaandam.
Haaster, H. van, 2005b. De onderkant van de Huzarenwei. Resultaten van het archeobotanisch
onderzoek op de Huzarenwei te Goirle. BIAXiaal 214. BIAX Consult, Zaandam.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
355
Haaster, H. van, 2008. Palynologisch onderzoek in het tracé van de Hanzelijn (Oude Land).
BIAXiaal 316. BIAX Consult, Zaandam.
Haaster, H. van, 2010. Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse
nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.). BIAXiaal 408. BIAX Consult, Zaandam.
Habermehl, D., 2011. Exploring villa development in the northern provinces of the Roman empire.
In: N. Roymans & T. Derks (red.); Villa landscapes in the Roman North. Economy, culture and
lifestyles. Amsterdam Archaeological Studies 17: 61-82. Amsterdam.
Hall, V.A., 1988. The Role of Harvesting Techniques in the Dispersal of Pollen Grains of Cerealia.
Pollen et Spores 30(1): 265-270.
Harding, A., 2013. Salt in Prehistoric Europe. Leiden.
Harnecker, J., 1997. Katalog der Eisenfunde von Haltern aus den Grabungen der Jahre 1949-1994. Mainz.
Heege, A., 1992. Rheinische Keramik des frühen und hohen Mittelalters aus dem Rheinland. Stand
der Forschung unter Berücksichtigung der Funde von Hambach 500. Dissertatie, Göttingen.
Heeren, S., 2006. Opgravingen bij Tiel-Passewaaij 1: de nederzetting aan de Passewaaijse
Hogeweg. Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten (ZAR) 29. ACVU-HBS, Amsterdam.
Heeren, S., 2009. Romanisering van rurale gemeenschappen in de civitas Batavorum. De casus
Tiel-Passewaaij. Nederlandse Archeologische Rapporten (NAR) 36. Amersfoort-Amsterdam.
Heeren, S. & T. Hazenberg (red.), 2010. Voorname dames, stoere soldaten en eenvoudige lieden:
begravingen en nederzettingssporen uit het Neolithicum, de laat-Romeinse tijd en Middeleeuwen
te Wijchen-Centrum. Hazenberg archeologische serie 1. Hazenberg Archeologie, Leiden.
Hendriks, J., 2012. Aardewerk uit de Merovingische tijd. In: C. Harmsen, J. Hendriks & J.A.
den Braven (red.); Archeologisch onderzoek in de Lentse Schoolstraat in Nijmegen-Lent.
Nederzettingssporen uit de vroege en volle middeleeuwen. Archeologische Berichten Nijmegen,
Rapport 33: 31-38. Nijmegen.
Hensen, G., 1999. De bronzen, Romeinse fibulae uit het Provinciaal Gallo-Romeins Museum te
Tongeren (2 delen). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Leuven.
Hensen, G., 2010. Plangebied Diepestraat te Arensgenhout, gemeente Nuth: IJzertijd bewoning en
begraving, een Romeinse villa en een middeleeuws erf: archeologisch onderzoek: proefsleu-
venonderzoek en opgraving. RAAP-rapport 2102. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Hensen, G., 2013. Resten van landelijke nederzettingen uit de Midden IJzertijd tot en met de
Romeinse tijd in Eckelrade, gemeente Eijsden-Margraten: een archeologische opgraving.
RAAP-rapport 2713. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Hensen, G., 2014. Metaal. In: G. Tichelman (red.); Een non-villa nederzetting uit de Romeinse tijd
op het lössplateau bij Heerlen, gemeente Heerlen; archeologisch onderzoek: opgravingen op
bedrijventerrein Trilandis. RAAP-rapport 2732. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Hessing, W.A.M., met een bijdrage van M.L.P. Hoogland, 1989. Wijk bij Duurstede ‘De Horden’:
Besiedlung und Bestattungen aus der fruhen Eisenzeit. Berichten van de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek 39: 297-344.
Hicks, S., 2006. When no Pollen does not mean no Trees. Vegetation History and Archaeobotany
15: 253-261.
Hiddink, H.A., 2005a. Archeologisch onderzoek aan de Beekseweg te Lieshout (Gemeente Laarbeek,
Noord-Brabant). Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten (ZAR) 18. ACVU, Amsterdam.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
356
Hiddink, H.A., 2005b. Opgravingen op het Rosveld bij Nederweert 1: landschap en bewoning in
IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten (ZAR)
22. ACVU, Amsterdam.
Hiddink, H.A., 2010a. Opgravingen op Kampershoek Noord bij Weert: grafvelden en nederzettingen
uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Volle Middeleeuwen, alsmede een middeleeuws of
jonger kuilencomplex. Zuid-Nederlandse Archeologische rapporten (ZAR) 39. ACVU-HBS,
Amsterdam.
Hiddink, H.A., 2010b. Romeins aardewerk van de Zuid-Nederlandse zandgronden. Materiaal en
methoden 2. ACVU-HBS, Amsterdam.
Hiddink, H.A., 2014. Huisplattegronden uit de late prehistorie in Zuid-Nederland. In: Lange, A.G.,
E.M. Theunissen, J.H.C. Deeben, J. van Doesburg, J. Bouwmeester & T. de Groot (red.);
Huisplattegronden in Nederland. Archeologische sporen van het huis (pag. 169-207), Amersfoort.
Hiddink, H. e.a., 2008. Archeologisch onderzoek op de Groot Bottelsche Akker bij Deurne:
bewoning uit de Steentijd, IJzertijd, Romeinse tijd, Vroege en Volle Middeleeuwen. Zuid-
Nederlandse Archeologische Rapporten (ZAR) 33. ACVU-HBS, Amsterdam.
Hissel, M., 2007a. Onderzoeksresultaten definitief archeologisch onderzoek: grafveld uit de Vroege-
IJzertijd. In: Hissel, M., M. Parlevliet & J. Vespay (red.); Begraven, bewonen, beakkeren.
Archeologisch onderzoek bij de uitbreiding van de woonwijk Genoenhuis, gemeente Geldrop-
Mierlo (Noord-Brabant). AAC-publicatie 29: 70-119. Amsterdam.
Hissel, M., 2007b. Catalogus urnenveldgraven, in Hissel, M., M. Parlevliet & J. Vespay, 2007: Begraven,
bewonen, beakkeren. Archeologisch onderzoek bij de uitbreiding van de woonwijk Genoenhuis,
gemeente Geldrop-Mierlo (Noord-Brabant). AAC-publicatie 29: 174-239. Amsterdam.
Hissel, M. & A. Tol, 1998. Het aardewerk uit het urnenveld te Weert-Raak. In: N. Roymans, A. Tol &
H. Hiddink (red.); Opgravingen in Kampershoek en de Molenakkers te Weert. Zuid-Nederlandse
Archeologische Rapporten 5: 75-93. Amsterdam.
Hofmann, B., 1968. Catalogue des poinços pour moules à vases sigillés des décorateurs argon-
nais. Ogam 20: 273-306.
Holwerda, J.H., zonder jaar [1915?]. Das Gräberfeld von “De Hamert” bei Venlo. Leiden.
Hoof, L.G.L. van, 2007. Bewoning uit de late prehistorie in Nistelrode: Laat Neolithicum tot ijzertijd. In:
R. Jansen (red.); Bewoningsdynamiek op de Maashorst. De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode
van Laat Neolithicum tot volle middeleeuwen. Archol Rapport 48: 65-94. Archol BV, Leiden.
Hoof, L. van, Q. Bourgeois & R. Jansen, 2007. Archeologie op de Maashorst. In: R. Jansen (red.);
Bewoningsdynamiek op de Maashorst. De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode van Laat
Neolithicum tot volle middeleeuwen. Archol Rapport 48. Archol BV, Leiden.
Hoof, L.G.L. van & R. Jansen, 2002. Archeologisch onderzoek A50 te Uden: bewoning uit de
IJzertijd en de vroege, volle en late middeleeuwen. Archol Rapport 12. Archol BV, Leiden.
Huijbers, A.M.J.H., 2007. Metaforiseringen in beweging. Boeren en hun gebouwde omgeving
in de Volle Middeleeuwen in het Maas-Demer-Scheldegebied. Proefschrift Universiteit van
Amsterdam, Amsterdam.
Huijbers, A., 2014. Huisplattegronden van agrarische nederzettingen uit de volle middeleeuwen
in het Maas-Demer-Scheldegebied. In: A.G. Lange, E.M. Theunissen, J.H.C. Deeben,
J. van Doesburg, J. Bouwmeester & T. de Groot (red.); Huisplattegronden in Nederland.
Archeologische sporen van het huis (pag. 368-419). Amersfoort.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
357
Huijbers, T., 1993. Middeleeuws aardewerk uit Beek en Donk. Deel 1: indeling, kwantificering en
beschrijving. Niet gepubliceerde materiaalscriptie Middeleeuwse Archeologie van het Instituut
voor Pre- en Protohistorie A.E. van Giffen (UvA), Amsterdam.
Ilisch, P., 1997/1998. Die Münzprägung im Herzogtum Niederlothringen. Jaarboek voor Munt- en
Penningkunde 84-85: 1-272.
Isings Cl., 1957. Roman Glass from Dated Finds. Archaeologica Trajectina II. Groningen-Djakarta.
Jansen, R. (red.), 2007. Bewoningsdynamiek op de Maashorst (deel 1 en 2). De
bewoningsgeschiedenis van Nistelrode van Laat Neolithicum tot Volle Middeleeuwen. Archol
Rapport 48. Archol BV, Leiden.
Jansen, R. & L.G.L. van Hoof, 2003. Archeologisch onderzoek Oss-De Geer: bewoningssporen uit
de bronstijd en de Romeinse tijd. Archol Rapport 19. Archol BV, Leiden.
Jansen, R. & J. van Kampen, 2014. Een Merovingisch grafveld in Deursen? In: R. Jansen (red.);
De archeologische schatkamer Maaskant. Bewoning van het Noordoost-Brabantse Rivieren-
gebied tussen 3000 v. en 1500 n. Chr. (pag. 285-298). Leiden.
Jansen, R. & K. van der Laan (red.), 2011. Landschaps- en bewoningsgeschiedenis van de
Maashorst. Verleden van een bewogen landschap. Utrecht.
Jansen, R. & G. Smits, 2014. Vondsten uit het Laat Neolithicum en vroege en Midden Bronstijd
in de Maaskant. De vindplaatsen Oss-Kennedybaan en -Frankenbeemdweg en Lith-
Hertogswetering. In: R. Jansen (red.); De archeologische schatkamer Maaskant. Bewoning van
het Noordoost-Brabantse Rivierengebied tussen 3000 v. en 1500 n. Chr. (pag. 87-100). Leiden.
Janssens, M., 2010. Plangebied Groot Heiligenberg, cluster C te Cuijk, gemeente Cuijk:
archeologisch onderzoek: proefsleuvenonderzoek en opgraving. RAAP-rapport 2149. RAAP
Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Janssens, M., 2012. Plangebied Zwarte Molen fase 2b te Nistelrode, gemeente Bernheze;
archeologisch vooronderzoek: een waarderend proefsleuvenonderzoek. RAAP-rapport 2515.
RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Janssens, M., G. Hensen & G. Tichelman, 2012. Evaluatie- en selectierapport. Opgraving Zwarte
Molen fase 2 te Nistelrode, gemeente Bernheze, provincie Noord-Brabant (versie 2 23-07-
2012). RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Janssens, M. & G. Tichelman, 2011. Plan van Aanpak. Opgraving en proefsleuvenonderzoek Nistelrode
Zwarte Molen fase 2 (eindversie 15-12-2011). RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Janssens, M., M. Verhoeven & G. Tichelman, 2012. Evaluatierapport Proefsleuvenonderzoek
plangebied Zwarte Molen fase 2 te Nistelrode, gemeente Bernheze, provincie Noord-Brabant
(versie 2 10-02-2012). RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Johansson, T., 1994. Sid själv. Forntida teknik 94: 1, 5-16.
Joosten, I., 2004. Technology of early historical iron production in the Netherlands. Geoarchaeo-
logical and bioarchaeological studies 2. Amsterdam.
Keller, C., 2004. Badorf, Walberberg und Hunneschans zur zeitlichen Gliederung Karolingerzeitlicher
Keramik vom Koln-Bonner Vorgebirge. Archäologisches Korrespondentsblatt 34: 125-137.
Kerckhove, J. van (met medewerking van M. Chtcheglov), 2010. Het prehistorische aardewerk.
In: A. Hakvoort & L. van der Meij (red.); Urnen onder de ploeg. Een opgraving van een
cultuurlandschap in de microregio ‘Floriade’ (gemeente Venlo). ADC Rapport 1204: 41-48. ADC
ArcheoProjecten, Amersfoort.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
358
Keunen, L.J., manuscript. Eeuwig grensland. Een historische geografie van Salland en de
Achterhoek.
Kluge, B., 2007. Numismatik des Mittelalters, Band I: Handbuch und Thesaurus Nummorum Medii
Aevi. Wenen.
Knippenberg, S., 2007. Bewoningssporen uit de volle middeleeuwen. In: R. Jansen (red.);
Bewoningsdynamiek op de Maashorst (deel 1 en 2). De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode
van Laat Neolithicum tot Volle Middeleeuwen. Archol Rapport 48. Archol BV, Leiden.
Knippenberg, S. & R. Jansen, 2007. Bewoningssporen uit de vroege middeleeuwen.. In: R. Jansen
(red.); Bewoningsdynamiek op de Maashorst (deel 1 en 2). De bewoningsgeschiedenis van
Nistelrode van Laat Neolithicum tot Volle Middeleeuwen. Archol Rapport 48. Archol BV, Leiden.
Koch, U., 1977. Das Reihengräberfeld bei Schretzheim. Germanische Denkmäler der
Völkerwanderungszeit, serie A, Bd 13. Berlin.
Koch, U., 1984. Die Metallfunde der frühgeschichtlichen Perioden aus den Plangrabungen 1967-
1981. Der Runde Berg bei Urach V. Schriften / Heidelberger Akademie der Wissenschaften,
Kommission für Alamannische Altertumskunde Bd. 10. Heidelberg.
Kok, M., 2002. Wonen in Oss-Ussen in de IJzertijd. In: H. Fokkens & R. Jansen (red.); 2000 Jaar
bewoningsdynamiek. Brons- en IJzertijdbewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied (pag. 109-
121). Leiden.
Koning, J., de e.a., 2009a. Horst a/d Maas (L) - Meterik, Meterikse Veld: definitieve opgraving te
Horst a/d Maas - Meterik. BILANRAPPORT 2009/100. BILAN, Tilburg.
Koning, J. de, 2009b. Een vroeg-middeleeuwse nederzetting op het Meterikse veld (630 tot ca.
1000 na Chr.). Definitieve opgraving te Horst a/d Maas (L), Meterik. Zaandijk.
Koning, J. de, 2012. Het aardewerk. In: J. Dijkstra (red.); Het domein van de boer en de
ambachtsman. Een opgraving op het terrein van de voormalige fruitveiling te Wijk bij Duurstede:
een deel van Dorestad en de villa Wijk archeologisch onderzoek. ADC Monografie 12/ADC
Rapport 3100: 117-235. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Koning, J. de, 2014. Onder het stuifzand. Overstoven vroeg-middeleeuwse nederzettingen bij
Bloemendaal (5e-9e eeuw). De opgravingscampagnes Groot Olmen 2005, 2006 en 2007.
Zaandijk.
Kooistra, L.I., 1996. Borderland Farming. Possibilities and Limitations of Farming in the Roman
Period and Early Middle Ages between the Rhine and Meuse. Thesis, Assen.
Koot, C.W. & R. Berkvens (red.), 2004. Bredase akkers eeuwenoud: 4000 jaar bewoningsgeschie-
denis op de rand van zand en klei. Rapportage Archeologische Monumentenzorg (RAM) 102 /
ErfgoedStudies Breda 1. Gemeente Breda/ROB, Breda/Amersfoort.
Körber-Grohne, U., 1987. Nutzpflanzen in Deutschland. Kulturgeschichte und Biologie, Stuttgart.
Kort, J.W. de, 2002. Schapen op de heide. Een vegetatiereconstructie van de omgeving van
het vorstengraf van Oss in de Vroege IJzertijd. In: H. Fokkens.& R. Jansen (red.); 2000 Jaar
bewoningsdynamiek. Brons- en IJzertijdbewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied (pag. 341-
353). Leiden.
Kortlang, F., 1999. The Iron Age urnfield and settlement of Someren-‘Waterdael’. In: F. Theuws & N.
Roymans (red.); Land and Ancestors. Cultural Dynamics in the Urnfield Period and the Middle
Ages in the Southern Netherlands. Amsterdam Archaeological Studies 4: 133-197. Amsterdam.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
359
Kortlang, F.P., 2011. Programma van Eisen. Bernheze, Nistelrode Zwarte Molen fase 2,
Proefsleuven en Opgraving (inclusief aanvullingen in de Nota van Inlichtingen, dd. 20-10-2011).
ArchAeO B.V., Eindhoven.
Kroes, J., 1991. Onvolledige opstrek op de Nederlandse zandgronden. Netherlands Geographical
Studies 122. Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap/Geografisch Instituut
Rijksuniversiteit Utrecht, Amsterdam/Utrecht.
Laarhoven, J. van, 1975. Het schetsenboek van Hendrik Verhees. Boekhandel en uitgeverij Merlijn,
Den Bosch.
Lammers, M., 1994. Dakpannen op de Horden. In: W.A. van Es & W.A.M.Hessing (red.); Romeinen,
Friezen en Franken in het hart van Nederland: van Traiectum tot Dorestad (50 voor Chr. - 900 n.
Chr.). Utrecht.
Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2001/2002. De 14C-chronologie van de Nederlandse pre- en
protohistorie, IV: bronstijd en vroege ijzertijd. Palaeohistoria 43/44: 117-262.
Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2005/2006. De 14C-chronologie van de Nederlandse pre- en
protohistorie, V: midden- en late ijzertijd. Palaeohistoria 47/48: 241-427.
Lascaris, M., 2011. Opgravingen in Eersel-Kerkebogten. Landschap en bewoning in de Bronstijd,
IJzertijd, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Zuid-Nederlandse Archeologische
Rapporten (ZAR) 44. ACVU-HBS, Amsterdam.
Lauwerier, R.C.G.M., B.J. Groenewoudt, O. Brinkkemper & F.J. Laarman, 1999. Between
Ritual and Economics: Animals and Plants in a Fourth-Century Native Settlement at Heeten,
the Netherlands. Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 43:
155-198.
Leeuwe, R. de, 2008. Nieuwe huizen in Hulsel. Een laat-Merovingische nederzetting met een nieuw
huistype op een nieuwbouwlocatie. Archol Rapport 112. Archol BV, Leiden.
Leeuwe, R. de, 2014. Sporen uit de klokbekercultuur en ovens uit de ijzertijd in het centrum van
Macharen. ‘Archeologie-vriendelijk’ bouwen op een prehistorische vindplaats. In: R. Jansen
(red.); De archeologische schatkamer Maaskant. Bewoning van het Noordoost-Brabantse
Rivierengebied tussen 3000 v. en 1500 n. Chr. (pag. 127-136). Leiden.
Leeuwe, R. de, R. Jansen & M. Goddijn, 2011. Inventariserend Veldonderzoek Nistelrode-Zwarte
Molen Fase 2a. Archol Rapport 10. Archol BV, Leiden.
Leije, P. van der, 2013. Middeleeuwse bewoning aan de Hildebrandstraat te Heesch. Een
proefsleuvenonderzoek en opgraving in de gemeente Bernheze. Archol Rapport 191. Archol BV,
Leiden.
Lindemans, P., 1952. Geschiedenis van de landbouw in België (twee delen). Antwerpen.
Louwe Kooijmans, L.P., 1980: De midden-neolithische vondstgroep van Het Vormer bij Wijchen
en het cultuurpatroon rond de zuidelijke Noordzee circa 3000 voor Chr. Oudheidkundige
Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden LXI: 113-208.
Luijten, H., 1990. Plantenresten uit Geldrop. In: J. Bazelmans & F. Theuws (red.); Tussen
zes gehuchten. De laat-Romeinse en middeleeuwse bewoning van Geldrop (pag. 58-64).
Amsterdam.
Lung, W., 1955/1956. Die Ausgrabung nachkarolingischer Töpferöfen in Paffrath, Gemeinde
Bergisch Gladbach, Rheinisch-Bergischer Kreis. Bonner Jahrbucher 155/156: 355-371.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
360
Manning, W.H., 1986. Catalogue of the Romano-British iron tools, fittings and weapons in the
British Museum. British Museum, Londen.
Mattingly, H. & E.A. Sydenham, 1930. The Roman Imperial Coinage, Vol. III, Antoninus Pius to
Comodus, AD 138-192. London.
Melkert, M.J.A., 2013. Natuursteen. In: R.W. de Groot (red.); Een kijkje in het Rijksmonument
Merm-Wolfhoeksestraat te Elst; aardgastransportleidingtracé Angerlo-Beuningen (A-663),
catalogusnummer 10; gemeente Overbetuwe; archeologisch onderzoek: opgraving. RAAP-
rapport 2347. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Meurkens, L., 2007. Metaal- en muntvondsten uit de Romeinse tijd, middeleeuwen en
nieuwe tijd. In: R. Jansen (red.); Bewoningsdynamiek op de Maashorst (deel 1 en 2). De
bewoningsgeschiedenis van Nistelrode van Laat Neolithicum tot Volle Middeleeuwen. Archol
Rapport 48. Archol BV, Leiden.
Mildner, F.C. & E.P. Wetzels (red.), 2005. Een urnenveld uit de late Bronstijd en vroege IJzertijd
en resten van een pottenbakkersoven uit de IJzertijd te Maastricht-Oosderveld. Archeologie in
Limburg 100: 2-14.
Moore, P.D., J.A. Webb & M.E. Collinson, 1991. Pollen Analysis. Oxford.
Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van
onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.
Nicolay, J., 2007. Armed Batavians: use and significance of weaponry and horse gear from non-
military contexts in the Rhine Delta (50 bc to ad 450). Amsterdam archaeological studies (AAS)
2. Amsterdam University press, Amsterdam.
Nijboer, A.J. & C. Tulp, 1997. De vloer van een smidse te Wijnaldum (Fr.). Paleo-Aktueel 8: 111-114.
Obata, M. & T. Mizuta, 1994. Vesicular structure in a lava flow. In: R. Takaki (red.); Research of
pattern formation (pag. 259-263). Tokyo.
Oldenstein, J., 1977. Zur Ausrüsting römischer Auxiliareinheiten. Bericht der Römisch-
Germanischen Kommission 57: 51-284. Mainz am Rhein.
Ostkamp, S., 1998. Van nederzettingslocatie tot akkercomplex. Plattelandsnederzettingen uit
de Volle Middeleeuwen bij Geldrop ’t Zand. Ongepubliceerde doctoraalscriptie Europese
Archeologie, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.
Ostkamp, S., 2002. Het middeleeuwse aardewerk. In: E. Lohof (red.); St. Oedenrode, A50. ADC
Rapport 139: 27-30. Archeologisch Diensten Centrum, Bunschoten.
Ostkamp, S., 2012. Het Middeleeuws aardewerk uit de opgraving Someren-Waterdael III. In: E. de
Boer & H. Hiddink (red.); Opgravingen in Waterdael III te Someren. Deel 2. Bewoningssporen
uit de latere prehistorie, de Vroege en Volle Middeleeuwen. Zuid-Nederlandse Archeologische
Rapporten (ZAR) 50. ACVU, Amsterdam.
Ostkamp, S., 2013. Aardewerk. In: E. Vreenegoor & J. van Doesburg (red.); Een middeleeuwse
hoeve in Swalmen-Nieuwenhof Archeologie in de A73-Zuid. Rapportage Archeologische
Monumentenzorg 204. Amersfoort.
Oude Rengerink, J.A.M., 1997. Rijksweg A50 Eindhoven-Oss: aanvullende archeologische
inventarisatie (AAI: Fase A, B en C). RAAP-rapport 283. Stichting RAAP, Amsterdam.
Oudhof, J.W.M., 2001. Vijf Archeologische Quickscans te Bernheze; Locaties De Hoef II, Retsel,
Heilaren-Noord, Zwarte Molen, Bergakkers II. Bunschoten.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
361
Parkhouse, J., 1976. The Dorestad Quernstones. Berichten ROB 26: 1981-8.
Patel, N.K., 2004. House construction and destruction patterns of the Early Copper Age on the
Great Hungarian Plain. Dissertatie Ohio State University, Ohio.
Pleiner, R., 1996. Vom Rennofen zum Hochofen; die Entwicklung der Eisenverhüttung, 9.-14.
Jahrhundert. In: U. Lindgren (red.); Europäische Technik im Mittelalter 800 bis 1200; Tradition
und Innovation (pag. 249-256). Berlijn.
Pott, R., 1988. Extensive anthropogene Vegetationsveränderungen und deren pollenanalytischer
Nachweis. Flora 180: 153-160.
Pulles, I. & N. Roymans, 1994. Mantelspelden en armringen als offerobject. In: N. Roymans & T.
Derks (red.); De tempel van Empel. Een Hercules-heiligdom in het woongebied van de Bataven.
’s-Hertogenbosch.
Punt, W., & G.C.S. Clarke (red.), 1980. The Northwest European Pollen Flora II. Amsterdam.
Punt, W., & G.C.S. Clarke (red.), 1981. The Northwest European Pollen Flora III. Amsterdam.
Punt, W., & G.C.S. Clarke (red.), 1984. The Northwest European Pollen Flora IV. Amsterdam.
Punt, W., & S. Blackmore (red.), 1991. The Northwest European Pollen Flora VI. Amsterdam.
Punt, W. (red.), 1976. The Northwest European Pollen Flora I. Amsterdam.
Punt, W., S. Blackmore & G.C.S. Clarke (red.), 1988. The Northwest European Pollen Flora V.
Amsterdam.
Punt, W., S. Blackmore & P.P. Hoen (red.), 1995. The Northwest European Pollen Flora VII.
Amsterdam.
Punt, W., S. Blackmore & P.P. Hoen (red.), 2003. The Northwest European Pollen Flora VIII.
Amsterdam.
Purmer, D. & H.J. van der Wiel, 1996. Handboek van het Nederlands kopergeld 1523-1797.
Vriezenveen.
Raepsaet-Charlier M.-Th., & G. Raepsaet-Charlier, 1988. Aspects de l’organisation du commerce
de la céramique sigillée dans le Nord de la Gaule aux IIe et IIIe siècles de notre ère II: Négoçi-
ants et transporteurs. La géographie des activités commerciales. Münstersche Beiträge zur
Antiken Handelsgeschichte 7.2: 45-69.
Redknap, M., 1999. Die römischen und mittelalterlichen Töpfereien in Mayen, Kreis Koblenz. In:
H.-H. Wegner (red.); Berichte zur Archäologie an Mittelrhein und Mosel 6. Trierer Zeitschrift,
Beiheft 24: 11-401. Trier.
Renswoude, J., van & G.L. Boreel, 2014. Huisplattegronden uit de Late-IJzertijd en de Romeinse
tijd in het Midden-Nederlandse rivierengebied. In: A.G. Lange, E.M. Theunissen, J.H.C. Deeben,
J. van Doesburg, J. Bouwmeester & T. de Groot (red.); Huisplattegronden in Nederland.
Archeologische sporen van het huis (pag. 274-295). Amersfoort.
Riha, E., 1979. Die römischen Fibeln aus Augst und Kaiseraugst. Forschungen in Augst 3. Augst.
Riha, E., 2001. Kästchen, Truhen, Tische-Möbelteile aus Augusta Raurica. Forschungen in Augst 31. Augst.
Rijk, P.T.A. de, 1994. Das Schmieden von Luppe und Eisen. Eine Schlackenbeschreibung.
Historisk-Arkæologisk Forsøgscenter Lejre Research Report 46: 30-34. Lejre.
Rijk, P.T.A. de, 2005. Slak. In: N.M. Prangsma & H. Vanneste (red.); Middeleeuwse bewoning in
Huurne, gemeente Wierden. Definitief archeologisch onderzoek in het tracé van de A35 bij
Wierden. ADC Rapport 473: 47-49. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
362
Rijk, P.T.A. de, 2006. Het slakmateriaal. In: M.F.P. Dijkstra, J. de Koning & S. Lange (red.); Limmen
- De Krocht, de opgraving van een middeleeuwse plattelandsnederzetting in Kennemerland.
AAC-publicatie 41: 117-121. AAC, Amsterdam.
Rijk, P.T.A. de, 2007. De scoriis, Eisenverhüttung und Eisenverarbeitung im nordwestlichen
Elbe-Weser-Raum. Probleme der Küstenforschung im südlichen Nordseegebiet 31: 95-242.
Oldenburg.
Rijk, P.T.A. de, 2008a. Het geheim van de smid: de interpretatie van het slakmateriaal. In: J.A.W.
Nicolay (red.); Opgravingen bij Midlaren. 5000 jaar wonen tussen Hondsrug en Hunzedal.
Groningen Archaeological Studies 7(2): 401-416. Groningen.
Rijk, P.T.A. de, 2008b. Slakmateriaal. In: E. Blom & W.K. Vos (red.); Woerden - Hoochwoert. De
opgravingen 2002-2004 in het Romeinse castellum Laurium, de vicus en van het schip de
‘Woerden 7’. ADC Rapport 910: 263-267. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Rijk, P.T.A. de, 2009. Metaalslakken en metaalverwerking in de Romeinse tijd en Middeleeuwen/
Nieuwe tijd. In: H.M. van der Velde, S. Ostkamp, H.A.P. Veldman & S. Wyns (red.); Venlo aan
de Maas: van vicus tot stad. Sporen van een Romeinse nederzetting en stadsontwikkeling uit
de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd in het plangebied Maasboulevard. ADC Monografie 7 / ADC
Rapport 1000: 209-214. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Rijk, P.T.A. de, 2010. Metaalslak. In: M.F.P. Dijkstra & C.R. Brandenburgh (red.); Leiden -
Aalmarktschool, archeologisch en bouwhistorisch onderzoek naar 800 jaar bewoning langs
de Oude Rijn, ter plaatse van het voormalige St.-Catharinagasthuis. Bodemonderzoek en
Bouwhistorie in Leiden 1: 130-135. Leiden.
Rijk, P.T.A. de, 2012a. Slakmateriaal. In: J. Dijkstra (red.); Het domein van de boer en de
ambachtsman. Een opgraving op het terrein van de voormalige fruitveiling te Wijk bij Duurstede:
een deel van Dorestad en de villa Wijk archeologisch onderzocht. ADC Monografie 12: 421-432.
ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Rijk, P.T.A. de, 2012b. Metaalslakken. In: B. van der Veken & A. Müller (red.); Oerle-Zuid,
Veldhoven. Een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend en waarderend
vuursteenonderzoek en proefsleuven. ADC Rapport 2488: 112-113. ADC ArcheoProjecten,
Amersfoort.
Rijk, P.T.A. de, in voorbereiding. Het slakmateriaal van de Herderweg / Ooiweg te Apeldoorn.
RAAP-rapport xxxx. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Rijk, P.T.A. de, S. Leever, T. Verschoor & H.M. van der Velde, 2007. Archeometallurgisch
onderzoek. In: H.M. van der Velde (red.); Germanen, Franken en Saksen in Salland.
Archeologisch en landschappelijk onderzoek naar de geschiedenis van het landschap en
nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen in centraal Salland. ADC
Monografie 1: 267-300. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Roessingh, W. & E. Blom (red.), 2012. Graven op De Contreie. Bewoningsgeschiedenis van de
Houtse Akkers te Oosterhout, van de Bronstijd tot en met de Slag om het Markkanaal. ADC
Monografie 14. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Roymans, N. (red.), 1996. From the sword to the plough: three studies on the earliest romanisation
of Northern Gaul. Amsterdam Archaeological Studies (AAS) 1. Amsterdam.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
363
Roymans, N. (met een bijdrage van M. Hoogland), 1999. The Early Iron Age urnfield of Beegden.
In: F. Theuws & N. Roymans (red.); Land and Ancenstors. Cultural dynamics in the Urnfield
period and the Middle Ages in the Southern Netherlands. Amsterdam Archaeological Studies 4:
63-86. Amsterdam
Roymans, N. & T. Derks, 2011. Studying Roman villa landscapes in the 21st century. A Multi-
dimensional approach. In: N. Roymans & T. Derks (red.); Villa landscapes in the Roman North.
Economy, culture and lifestyles. Amsterdam Archaeological Studies 17: 1-44. Amsterdam.
Roymans, N., T. Derks & S. Heeren (red.), 2007. Een Bataafse gemeenschap in de wereld van het
Romeinse rijk. Opgravingen te Tiel-Passewaaij. Uitgeverij Matrijs/ACVU, Utrecht.
Rye, O.S., 1988 (2e druk). Pottery Technology. Principles and Reconstruction. Manuals on
Archeology 4. Washington.
Sanden, W.A.B. van der, 1990. Een nederzetting uit de Romeinse tijd te Oss (Zaltbommelseweg).
Brabants Heem 42: 95-102.
Schabbink, M., 1996. …et rustica turba laborat. Een middeleeuwse nederzetting te Someren.
Ongepubliceerde doctoraalscriptie Instituut voor Pre- en Protohistorie, Universiteit van
Amsterdam, Amsterdam.
Schabbink, M. & A. Tol (met een bijdrage van J. Smeets), 2000. Opgravingen op de
Musschenberg te Roermond. In: A. Tol, N. Roymans, H. Hiddink & F. Kortlang (red.); Twee
urnenvelden in Limburg. Een verslag van de opgravingen te Roermond en Sittard, 1997-1998.
Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten 6: 3-82. Amsterdam.
Schinkel, K., 1994. Zwervende erven. Bewoningssporen in Oss-Ussen uit de Bronstijd, IJzertijd en
Romeinse tijd. Opgravingen 1976-1986. Proefschrift Rijksuniversiteit, Leiden.
Schinkel, K., 1998. Unsettled settlement: occupation remainsfrom the Bronze Age and Iron Age at
Oss-Ussen. The 1976-1986 excavations. Analecta Praehistorica Leidensia 30: 5-305. Leiden.
Schinkel, K., 2005. Buurtschappen in beweging. Nederzettingen in Zuid- en Midden-Nederland. In:
L.P. Louwe Kooijmans, P.W. van den Broeke, H. Fokkens & A. van Gijn (red.); Nederland in de
Prehistorie. Amsterdam.
Schleiermacher, M., 1996. “Wagenbronzen und Pferdegeschirr im Römisch-Germanischen
Museum Köln”. Kölner Jahrbuch für Vor- und Frühgeschichte 29: 205-295.
Scholte-Lubberink, H.B.G., 2015. Handgevormd aardewerk. In: E. Rondags (red.);
IJzertijdbewoning langs de Limbrichterbeek in Sittard. Aardgastransportleidingtracé Hommelhof-
Schinnen, catalogusnummers 28 (Sittard-Allee) en 29 (Sittard-Hasseltsebaan), gemeente
Sittard-Geleen; archeologisch onderzoek: een opgraving. RAAP-rapport 2374. RAAP
Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Schuster, J. & P.T.A. de Rijk, 2002. Zur Organisation der Metallverarbeitung auf der Feddersen
Wierde. Probleme der Küstenforschung im südlichen Nordseegebiet 27: 39-52. Oldenburg.
Siegmund, F., 1999. Merowingerzeit am Niederrhein: die frühmittelalterlichen Funde aus dem
regierungsbezirk Düsseldorf und dem Kreis Heinsberg. Rheinische Ausgrabungen 34.
Landschaftsverbandes Rheinland, Frankfurt.
Sim, D., 1998. Beyond the bloom. Bloom refining and iron artifact production in the Roman world.
BAR International Series 725. Oxford.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
364
Slofstra, J., 1991. Een nederzetting uit de Vroege IJzertijd op de Heesmortel bij Riethoven. In: H.
Fokkens & N. Roymans (red.); Nederzettingen uit de Bronstijd en de Vroege IJzertijd in de Lage
Landen .Nederlandse Archeologische Rapporten 13: 141-151. Amersfoort.
Smits, E. (met een bijdrage van M. Hoogland), 2007. Onderzoek van crematieresten. In: R.
Jansen (red.); Bewoningsdynamiek op de Maashorst (deel 1 en 2). De bewoningsgeschiedenis
van Nistelrode van Laat Neolithicum tot Volle Middeleeuwen. Archol Rapport 48. Archol BV,
Leiden.
Speckmann, A., 2010. Ländlicher Hausbau in Westfalen vom 6./7. Jahrhundert bis zum 12./13.
Jahrhundert. Bodenaltertümer Westfalens 49. Von Zabern, Mainz.
Spelde, F. van, 2012. Merovingische tonpotten in West-Nederland. Een vroeg-middeleeuws
gebruiksvoorwerp in context. Bachelorscriptie Universiteit Leiden, Leiden.
Spitzlberger, G., 1968. Die römischen Ziegelstempel im nördlichen Teil der Provinz Raetien.
Saalburg Jahrbuch XXV.
Stamm, O., 1962. Spätrömische und frühmittelalterliche Keramik der Altstadt Frankfurt am Main.
Schriften des Frankfurter Museums für Vor- in Frühgeschichte 1. Frankfurt am Main.
Stilke, H., 1996. Een middeleeuws pottenbakkerscentrum in Meckenheim, Bonn. In: H. Clevis
(red.); Assembled articles 2. Symposium on Medieval and PostMedieval ceramics, Antwerpen
(pag. 81-86). Nijmegen.
Stoepker, H. e.a., 2000. Venray-Hoogriebroek en Venray-Loobeek: nederzettingen uit de
prehistorie, Romeinse tijd en late Middeleeuwen. Rapportage Archeologische Monumentenzorg
(RAM) 46. ROB, Amersfoort.
Taayke, E., 1996. Die einheimische Keramik der nördlichen Niederlande 600 voor Chr. bis
300 n. Chr. Proefschrift Universiteit van Groningen [Berichten van de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek 1996: 9-102], Groningen.
Tamis, W.L.M., R. van der Meijden, J. Runhaar, R.M. Bekker, W.A. Ozinga, B. Odé & I. Hoste, 2004. Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003. Gorteria 30(4/5): 101-195.
Theuws, F., 1992. Het veldwerkboek voor de zandhaas: handleidingen voor het archeologisch
onderzoek in zuid-Nederland. Huisplattegronden uit de Volle Middeleeuwen in het Maas-Demer-
Scheldegebied. Een handleiding voor hun beschrijving en grafische weergave. Amsterdam.
Theuws, F., 2011. De nederzettingsontwikkeling in de Middeleeuwen: een model en enige
thema’s voor toekomstig onderzoek. In: F. Theuws, M. van der Heiden & J. Verspay (red.); De
archeologie van de Brabantse akkers. Universiteit van Amsterdam/Diachron, Amsterdam.
Theuws, F., 2014. Vroeg-middeleeuwse huisplattegronden uit Zuid-Nederland en hun weergave. In:
A.G. Lange, E.M. Theunissen, J.H.C. Deeben, J. van Doesburg, J. Bouwmeester & T. de Groot
(red.); Huisplattegronden in Nederland. Archeologische sporen van het huis (pag. 313-339).
Amersfoort.
Theuws, F., A. Verhoeven & H. H. van Regteren Altena, 1988. Medieval settlement at Dommelen.
Parts I and II. Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 38:
231-430.
Tichelman, G., 2010. IJzertijd bewoning en begraving op het löss-plateau bij Beek: opgraving
Maastricht-Aachen Airport (MAA), gemeente Beek. RAAP-rapport 2054. RAAP Archeologisch
Adviesbureau, Weesp.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
365
Tichelman, G. & M. Janssens, 2012. Wonen langs de Romeinse weg in Coriovallum,
Valkenburgerweg 25A, gemeente Heerlen: een opgraving in de vicus van Heerlen. RAAP-
rapport 2210. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Tichelman, G., 2014. Een non-villa nederzetting uit de Romeinse tijd op het lössplateau bij Heerlen,
gemeente Heerlen; archeologisch onderzoek: opgravingen op bedrijventerrein Trilandis RAAP-
rapport 2732. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp.
Tol, A., 2000. Opgravingen in het Hoogveld te Sittard. Campagne 1998. In: A. Tol, N. Roymans, H.
Hiddink & F. Kortlang (red.); Twee urnenvelden in Limburg. Een verslag van de opgravingen
te Roermond en Sittard, 1997-1998. Zuid-Nederlandse Archeologische Rapporten 6: 93-160.
Amsterdam
Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar de
betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-
rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.
Tulp, C., 2003. Tjitsma, Wijnaldum: an early medieval production site in the Netherlands. In: T.
Pestell & K. Ulmschneider (red.); Markets in early medieval Europe. Trading and ‘productive’
sites, 650-850 (pag. 221-233) . Macclesfield.
Tylecote, R.F., 1981. The medieval smith and his methods. In: D.W.Crossley (red.); Medieval
industry. Council for British Archaeology Research Report 40: 42-50. Londen.
Tylecote, R.F., 1987. The early history of metallurgy in Europe. Londen-New York.
Ufkes, A. (red.), 2010. ‘De Hof’. Eem bezit van klooster Echternach. Een archeologische opgraving
van sporen uit de IJzertijd en de Volle Middeleeuwen op het plangebied ‘Neerakker’ te Bakel,
gemeente Gemert-Bakel (N-Br). ARC-Publicaties 204. Groningen.
Unverzagt, W., 1916. Die Keramik des Kastells Alzei. Materialien zur römisch-germanischen
Keramik 2. Frankfurt am Main.
Vangheluwe, D. & Th. Spek, 2008. De laat-middeleeuwse transitie van landbouw en landschap in
de Noord-Brabantse Kempen. Historisch-geografisch tijdschrift 26(1): 1-23. Utrecht.
Veken, B. van der & E. Blom, 2012. Veghel De Scheifelaar II. Wonen tussen de vennen. ADC
Rapport 3350. ADC ArcheoProjecten, Amersfoort.
Veen, M. van der, 2007. Formation Processes of Desiccated and Carbonized Plant Remains - the
Identification of Routine Practice. Journal of Archaeological Science 34: 968-990.
Venne, A. van de & R. van Genabeek, 2007. Aardewerk uit de Volle Middeleeuwen. In: R. Jansen
(red); Bewoningsdynamiek op de Maashorst. De bewoningsgeschiedenis van Nistelrode van
Laat Neolithicum tot volle middeleeuwen. Archol Rapport 48. Archol BV, Leiden.
Verhaeghe, F., 1995. Het vroeg-Middeleeuwse geglazuurde aardewerk uit Oost-Souburg. In: R. van
Heeringen e.a. (red.); Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland (pag. 155-169). Goes/
Amersfoort.
Verhelst, E. M.P., 1999. De fibulae van Passewaaij-Oude Tielseweg. Onuitgegeven
materiaalscriptie I.P.P., Amsterdam.
Verhoeven, A., 1998. Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (8ste-13de eeuw). Amsterdam.
Verhoeven, A., 1993. Vroeg-middeleeuws aardewerk in de Kempen. Brabants Heem 45: 62-80.
Verwers, G.J., 1972. Das Kamps Veld in Haps in Neolithkum, Bronzezeit und Eisenzeit. Analacta
Praehistorica Leidensia V. Leiden.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
366
Verwers, W.J.H., 1988/1989. Archeologische Kroniek van Noord-Brabant 1988-1989. ROB-overdruk
375. ROB, Amersfoort.
Verwers, W.J.H., 1990. Archeologische Kroniek van Noord-Brabant 1990. Brabants Heem 43: 105-152.
Verwers, W.J.H., 1998-1999. North Brabant in Roman and Early Medieval Times, V. Habitation
History. Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 43: 199-359.
Vos, W.K., 2009. Bataafs platteland: het Romeinse nederzettingslandschap in het Nederlandse
Kromme-Rijngebied. Nederlandse Archeologische Rapporten (NAR) 35. Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
Wagner, A. & J. Ypey, 2011. Das Gräberfeld auf dem Donderberg bei Rhenen. Katalog. Leiden.
Wahl, J., 1982. Leichenbranduntersuchen. Ein Überblick über die Bearbeitungs- und
Aussagemögichkeiten von Brandgräbern. Präehistorische Zeitschrift 57: 1-180. Berlijn.
Wamers, E., 1994. Die Frühmittelalterlichen Lesefunde aus der Löhrstrasse (Baustelle Hilton II) in Mainz.
Mainzer Archaologische schriften, band 1. Amt Mainz. Archaologische Denkmalpfl ege, Mainz.
Warry, P., 2006a. A dated typology for Roman roof-tiles (tegulae). Journal of Roman Archaeology
19: 247-265.
Warry, P., 2006b. Tegulae. Manufacture, typology and use in Roman Britain. BAR British Series
417. Oxford.
Wesselingh, D., 2000, Native neighbours: local settlement system and social structure in the
Roman period at Oss (the Netherlands). Analaeta Praehistorica Leidensia 32. Leiden.
Wetzels, E., 1996. Een inheems-Romeinse boerderij bij Niederkrüchten (D). Archeologie in Limburg
70: 57-61.
Young, T., 2003. Grey glassy, vesicular slags. Bristol and Gloucestershire Archaeological Report 2:
52-53.
Zeist, W. van, 1976. Two Early Rye Finds from the Netherlands. Acta Botanica Neerlandica 25:1, 71-79.
Zeist, W. van, 1983. Plant Remains from Iron Age Noordbarge, Province of Drenthe, The
Netherlands. Palaeohistoria 23: 169-193.
Zeist, W. van, & R.M. Palfenier-Vegter, 1994. Roman Iron Age Plant Husbandry at Peelo, the
Netherlands. Palaeohistoria 33/34: 287-297.
Zeven, A.C. & P.M. Zhukovsky, 1975. Dictionary of Cultivated Plants and their Centres of Diversity.
Wageningen.
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
367
Gebruikte afkortingen
AAC Amsterdams Archeologisch Centrum
ACVU Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit, Amsterdam
AMZ Archeologische MonumentenZorg
ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem
BP Before Present (voor heden = voor 1950); zie verklarende woordenlijst
eve estimated vessel-equivalent (aantal potequivalenten)
GPS Global Positioning System
KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
mae minimum aantal exemplaren
-Mv beneden maaiveld
NAP Normaal Amsterdams Peil
NOaA Nationale Onderzoeksagenda Archeologie
O oxiderend
OAT Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels
PvA Plan van Aanpak
PvE Programma van Eisen
R reducerend
SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
RAAP-RAPPORT 2794Dolen door de Zwarte Molen: onbegrensde nederzettingen uit de IJzertijd tot en met de Volle MiddeleeuwenGemeente Bernheze; archeologisch onderzoek: een opgraving
Bijlage 7: Romeins aardewerk
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
150 1 6 214 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
117 1 7 283 AW_ROM gladwandig reducerend fijn zand, zeer dun zwart bruin zwart 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM bekertje, met knikje
113 1 7 286 AW_ROM gladwandig oxiderend wit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
276 1 21 716 AW_ROM ruwwandig oxiderend pot Oelmann 87 1 0 0 0 0 1 1 1 19,00 17 nee ROMM
272 1 21 727 AW_HGV handgevormd lokaal hgv 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
272 2 21 727 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch kom Dragendorff 37 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM eierlijst
274 1 21 755 AW_HGV handgevormd lokaal hgv 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
274 2 21 755 AW_ROM ruwwandig gesmookt gesmookt 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
281 1 21 763 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
261 1 21 763 AW_VME rijnland/eifel pingsdorf-type zandig 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
270 1 21 773 AW_ROM indet indet rom/vme donkergrijs roodoranje 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM VME
262 1 21 793 AW_VME blauwgrijs paffrath-type red 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM pafrath
271 1 21 811 AW_ROM indet gruis 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
277 1 21 822 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
287 1 22 830 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
265 1 22 830 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
264 1 21 841 AW_ROM amfoor spaans puntamfoor Dressel 20 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
293 1 22 842 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
423 1 7 1299 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
424 1 8 1311 AW_ROM geverfd brun-tech b arcering 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
424 2 8 1311 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
426 2 8 1322 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM arcering
426 1 8 1322 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM VME vme?
428 1 8 1324 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
438 1 8 1355 AW_ROM dolium oxiderend zandig zandig wit dolium (draai) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
431 1 26 1530 AW_ROM ruwwandig reducerend zeer fijn, zwart grijs zwart kom var Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 19,00 11 nee ROMM
538 1 29 1822 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
478 1 29 1823 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
570 2 28 1892 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
570 1 28 1892 AW_ROM indet indet rom/vme zandig 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
519 1 28 1894 AW_ROM wrijfschaal overig wrijfschaal 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
528 1 29 1969 AW_ROM gladwandig oxiderend zacht 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM laagsgewijs baksel
495 1 29 1980 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
495 2 29 1980 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) Stuart 147 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 5 nee ROMM
567 1 29 1993 AW_HGV handgevormd lokaal hgv 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
541 1 29 2047 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
563 1 29 2073 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
589 1 10 2135 AW_VME kogelpot reducerend 0 3 0 0 0 3 2 0 0,00 nee ROMM
802 1 12 2644 AW_VME gladwandig merov reducerend knikwandpot? 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 sec.
verbrand nee ROMM
911 2 13 2709 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) Stuart 147 1 0 0 0 0 1 1 1 26,00 4 nee ROMM
546 1 13 2709 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) Stuart 147 1 0 0 0 0 1 1 1 28,00 5 nee ROMM
911 1 13 2709 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
841 1 15 3000 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
837 1 15 3008 AW_ROM ruwwandig reducerend hard, fijnzandig donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
836 1 15 3026 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
695 1 15 3033 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
698 1 15 3054 AW_ROM amfoor scheldevallei witte deklaag middelgrote standamfoor scheldevallei type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 7,00 56 nee ROMM
697 3 15 3055 AW_ROM amfoor spaans puntamfoor Dressel 20 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
697 4 15 3055 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
697 2 15 3055 AW_ROM ruwwandig reducerend hard, fijnzandig donkergrijs kom var. Oelmann 103 1 0 0 0 0 1 1 1 20,00 10 nee ROMM frans, zwart opp
697 1 15 3055 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands 0 5 0 0 0 5 1 0 0,00 nee ROMM zeepaardewerk
697 5 15 3055 AW_VME ruwwandig merov oxiderend hard 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
769 1 32 3097 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1007 1 9 3224 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware
zandig, vlokachtig donkergrijs grijsbruin grijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
980 1 9 3229 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
998 3 9 3273 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
998 2 9 3273 AW_VME ruwwandig merov reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
940 1 9 3292 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands, rood zand 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
941 1 9 3293 AW_HGV handgevormd lokaal hgv 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
984 1 9 3301 AW_VME ruwwandig merov reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1022 1 9 3321 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1021 3 9 3323 AW_ROM ruwwandig gesmookt maaslands vuilwit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1021 2 9 3323 AW_ROM ruwwandig reducerend fijn zandig lichtgrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1021 1 9 3323 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 0 3 0 0 0 3 1 0 0,00 nee ROMM
1018 1 9 3324 AW_ROM geverfd brun-tech c 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM bestrooid, hard gebakken
1016 1 9 3327 AW_VME rijnland/eifel oxiderend zandig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1019 1 11 3330 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
1015 1 9 3336 AW_ROM ruwwandig reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1044 3 9 3419 AW_ROM amfoor noord-gallisch stand middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1044 2 9 3419 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1044 1 9 3419 AW_ROM ruwwandig reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
957 2 9 3462 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
957 1 9 3462 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM zwart oppervlak, groeven
993 1 9 3463 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
988 1 30 3516 AW_ROM ruwwandig oxiderend kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 20,00 5 nee ROMM
1003 1 30 3521 AW_ROM ruwwandig oxiderend rijnlands/eifel rood zand geel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1052 1 23 3579 AW_ROM amfoor spaans puntamfoor Dressel 20 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1057 1 23 3581 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch bord Dragendorff 18/31 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1054 1 23 3587 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 4 15 9001 AW_ROM amfoor noord-gallisch stand middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
972 1 9 9001 AW_ROM amfoor spaans puntamfoor Martin-Kilcher E Dressel 20 1 0 0 0 0 1 0 0 9,00 29 nee ROMM
968 1 9 9001 AW_ROM amfoor spaans puntamfoor Dressel 20 1 0 0 0 0 1 1 1 9,00 20 nee ROMM
470 8 29 9001 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
647 2 15 9001 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
920 1 16 9001 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM stafband, rij vingertoppen
922 8 16 9001 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
632 2 15 9001 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) Stuart 147 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 4 nee ROMM
633 6 15 9001 AW_ROM geverfd brun-tech a bord Brunsting 17 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
922 6 16 9001 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
920 4 16 9001 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
470 4 29 9001 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 9 0 0 0 9 1 0 0,00 nee ROMM arcering
31 2 22 9001 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
633 3 15 9001 AW_ROM geverfd brun-tech b beker Stuart 4 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 3 nee ROMM
631 6 15 9001 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
633 4 15 9001 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
470 7 29 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 4 1 0 0 5 5 0 0,00 nee ROMM
470 1 29 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM rood
633 2 15 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
918 4 16 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 1 15 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 6 0 0 0 6 6 0 0,00 nee ROMM
918 1 16 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend dolium (draai) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
922 5 16 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 3 0 0 0 3 3 0 0,00 nee ROMM
922 4 16 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM 3l-oor
962 1 9 9001 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
919 1 16 9001 AW_ROM indet indet rom/vme 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 13 15 9001 AW_ROM indet indet rom/vme 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
14 1 8 9001 AW_ROM indet indet rom/vme beige lichtgeel roze 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
647 1 15 9001 AW_ROM ruwwandig gesmookt gesmookt pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 9,00 27 nee ROMM
918 2 16 9001 AW_ROM ruwwandig overig 0 4 0 0 0 4 4 0 0,00 nee ROMM
961 1 9 9001 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM zwart oppervlak
923 1 16 9001 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 11 15 9001 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
920 3 16 9001 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
977 1 9 9001 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
16 1 8 9001 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
13 1 7 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 18,00 9 nee ROMM
959 1 30 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 3 nee ROMM niet tekenen/meetbaar
922 2 16 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
647 3 15 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
968 3 9 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend bak var. Stuart 217 1 0 0 0 0 1 1 1 25,00 7 nee ROMM
632 3 15 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 4 nee ROMM gefragmenteerd?
20 1 8 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend zandig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
919 2 16 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 5 15 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 1 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
631 7 15 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend fijn, hard pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 13,00 11 nee ROMM brandsporen rand
919 4 16 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 5 nee ROMM
922 7 16 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend rijnlands bladerdeeg geel wrijfschaal 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM groot
971 1 9 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend vlokkenbaksel donkergrijs grijs donkergrijs pot J25 type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 25,00 7 nee ROMM zwart oppervlak, noord-frans??
920 2 16 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
970 1 9 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend kwartszand, slecht sort donkergrijs deksel Stuart 219 1 0 0 0 0 1 1 1 18,00 13 nee ROMM
631 12 15 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend 0 5 1 0 0 6 5 0 0,00 nee ROMM
922 3 16 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 10 15 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 lichtgrijs donkergrijs lichtgrijs pot Willems T2 1 0 0 0 0 1 1 1 27,00 6 nee ROMM
633 1 15 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware vlokkig kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 28,00 3 nee ROMM
919 3 16 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 pot Holwerda 142-
type 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 4 nee ROMM
959 2 30 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 grijs lichtgrijs grijs kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 24,00 11 nee ROMM
19 1 8 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 pot Willems T2 2 0 0 0 0 2 1 1 25,00 16 nee ROMM
633 8 15 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 pot var. Brabant-type 1 0 0 0 0 1 1 1 25,00 7 nee ROMM
632 1 15 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware hard, iets vlokkig beige donkergrijs beige kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 24,00 8 nee ROMM
918 3 16 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware pot Willems T2 1 0 0 0 0 1 1 1 24,50 15 nee ROMM
31 1 22 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 pot Holwerda AR
140-142 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 14 nee ROMM
973 1 9 9001 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 pot Holwerda AR
140-142 1 0 0 0 0 1 1 1 28,00 6 nee ROMM
968 2 9 9001 AW_ROM terra nigra overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 3 15 9001 AW_ROM terra nigra TN (zonder deklaag) arcering kom Holwerda BW
52 1 1 0 0 0 2 1 1 0,00 3 nee ROMM niet teken/meetbaar, arcering
971 2 9 9001 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch kom Dragendorff 37 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM versierd
920 5 16 9001 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch wrijfschaal Dragendorff 45 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
983 1 9 9001 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch bakje ?? Dragendorff 40 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 ja ROMM stempel
458 1 27 9001 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 9 15 9001 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands wrijfschaal Stuart 149 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 3 sec.
verbrand nee ROMM
633 7 15 9001 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands maaslands wrijfschaal Vanvinckenroye
1967.94 1 0 0 0 0 1 1 1 31,00 13 nee ROMM
30 1 22 9001 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands wrijfschaal Brunsting 37 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 5 nee ROMM rand verbrand
470 5 29 9001 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands wrijfschaal Stuart 149 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 3 nee ROMM niet teken/meetbaar
12 2 7 9001 AW_VME blauwgrijs elmpt-type elmpt-achtig 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
32 1 22 9001 AW_VME gladwandig merov oxiderend zandig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
470 2 29 9001 AW_VME gladwandig reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
merov
470 3 29 9001 AW_VME gladwandig merov reducerend red knikwandpot type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 6 nee ROMM oid
29 1 21 9001 AW_VME gladwandig merov reducerend knikwandpot 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
20 2 8 9001 AW_VME rijnland/eifel badorf-type zandig lichtgeel roze lichtgeel pot Dorestad W II 1 0 0 0 0 1 1 1 17,00 8 nee ROMM
470 6 29 9001 AW_VME rijnland/eifel badorf-type zandig 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
633 9 15 9001 AW_VME rijnland/eifel oxiderend zandig 0 3 0 0 0 3 3 0 0,00 nee ROMM
18 1 8 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
922 1 16 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
631 2 15 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend rosarot?? 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
536 1 13 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 3 nee ROMM
30 2 22 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
28 1 21 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend roodoranje oranje
ton -of lampionvormige pot
0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
25 1 20 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
12 1 7 9001 AW_VME ruwwandig merov oxiderend eifel Reknap ## type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 12,00 18 nee ROMM
11 1 7 9001 AW_VME ruwwandig merov reducerend hard 0 0 0 1 0 1 1 0 0,00 nee ROMM bandvorming oor
631 8 15 9001 AW_VME ruwwandig merov reducerend zandig 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
633 5 15 9001 AW_VME ruwwandig merov reducerend type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 0,00 7 nee ROMM
536 2 13 9001 AW_VME rijnland/eifel overig zandig, oxiderend vuilwit beker? type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 9,00 13 sec.
verbrand nee VMEB VMEC
11 2 7 9001 AW_VME rijnland/eifel mayen-type W-12 grijsbruin donkerrood grijsbruin bolpot Dorestad W III 1 0 0 0 0 1 1 1 14,00 8 nee VMEC VMEC
299 1 17 9900 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM 1x 4 rijen vingertoppen
416 1 29 9999 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM 3-ledig oor
1050 1 23 3609 SP17 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
275 1 21 807 SP8 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis beige donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ verweerd opp.
275 2 21 807 SP8 AW_VME ruwwandig merov reducerend zand, hard donkergrijs donkerbruin donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEB VMEB
1064 1 14 2919 ST1 AW_ROM ruwwandig reducerend 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
693 1 14 2948 ST1 AW_VME ruwwandig merov reducerend fijn zand,
draairingen grijs pot 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee VMEB VMEB
1070 1 14 2955 ST1 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
294 1 22 861 ST14 AW_ROM geverfd brun-tech a 2e generatie bord Brunsting 17 1 0 0 0 0 1 1 1 24,00 5 nee ROMMC ROMMD
1090 1 22 862 ST14 AW_ROM ruwwandig gesmookt zeer fijn donkerbruin geel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
296 7 22 865 ST14 AW_ROM amfoor noord-gallisch roze lichtgrijs roze middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
296 3 22 865 ST14 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
296 1 22 865 ST14 AW_ROM gladwandig gesmookt 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
296 6 22 865 ST14 AW_ROM ruwwandig oxiderend zand lichtroze grijs lichtroze 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
296 4 22 865 ST14 AW_ROM ruwwandig reducerend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
296 2 22 865 ST14 AW_ROM geverfd brun-tech b beker Oelmann 32 1 0 0 0 0 1 1 1 10,00 10 nee ROMM ROMM
296 5 22 865 ST14 AW_ROM ruwwandig gesmookt 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM ROMM
1073 2 14 2901 ST15 AW_HGV handgevormd indet hgv 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
1073 1 14 2901 ST15 AW_ROM gladwandig oxiderend fijn lichtroze 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
996 1 9 3441 ST19 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware fijnzandig lichtgrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1058 1 23 3554 ST19 AW_ROM ruwwandig reducerend vlokkenbaksel donkergrijs grijs donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
493 1 27 1709 ST20 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
517 1 28 1771 ST21 AW_VME ruwwandig merov reducerend zand donkergrijs grijs donkergrijs pot type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 14,00 10 nee ROMM zeer typische rand
515 1 28 1914 ST21 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch kom Dragendorff 37 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM ROMM verweerde decoratie, met leeuw
535 1 29 1808 ST22 AW_HGV handgevormd lokaal hgv verbrand 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee IJZ
561 1 29 1981 ST22 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis grijsbruin 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
568 1 29 1983 ST22 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis lichtbruin 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
496 1 29 1983 ST22 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 pot Holwerda AR
140-142 1 0 0 0 0 1 1 1 27,00 34 nee ROMM
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
565 1 29 2045 ST22 AW_ROM dolium oxiderend potgruis bruin grijs bruin dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
553 1 29 2046 ST22 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis lichtrood grijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
576 2 29 2053 ST22 AW_ROM dolium oxiderend potgruis bruin grijs dolium (hand) Stuart 147 1 1 0 0 0 2 1 1 30,00 9 nee ROMM met ribbel
576 3 29 2053 ST22 AW_ROM geverfd brun-tech b beker Oelmann 32 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMMC ROMMD
576 1 29 2053 ST22 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands geel pot Oelmann 89 1 1 0 0 0 2 1 1 8,20 20 nee ROMMC ROMMD
577 1 29 2062 ST22 AW_ROM ruwwandig reducerend zwarte deklaag bi-bui donkergrijs grijs kom Holwerda BW
55 1 0 0 0 0 1 1 1 22,00 8 nee ROMM
555 1 29 2063 ST22 AW_ROM geverfd brun-tech b zandbestrooing beker 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
530 1 29 2063 ST22 AW_ROM geverfd brun-tech b beker 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
540 2 29 2068 ST22 AW_ROM dolium oxiderend glad zand dolium (draai) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
575 2 29 2068 ST22 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
575 1 29 2068 ST22 AW_ROM indet indet romeins 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
540 1 29 2068 ST22 AW_ROM ruwwandig oxiderend rood zand 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
575 3 29 2068 ST22 AW_ROM metaalglans grijs beker Oelmann 33 1 0 0 0 0 1 1 1 8,00 15 nee ROMMD ROMMD
566 1 29 2072 ST22 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 12 16 3368 ST26 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
1045 10 16 3368 ST26 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1037 3 16 3368 ST26 AW_ROM dolium oxiderend potgruis beige grijs dolium (hand) Stuart 147 1 1 0 0 0 2 1 0 0,00 3 nee ROMM
1045 3 16 3368 ST26 AW_ROM geverfd brun-tech b o.a. arcering beker 0 5 0 0 0 5 2 0 0,00 nee ROMM
1037 1 16 3368 ST26 AW_ROM geverfd brun-tech b kleibestrooing 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 11 16 3368 ST26 AW_ROM gladwandig oxiderend witgeel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 13 16 3368 ST26 AW_ROM indet gruis fijn, wrijfschaal? beige 0 3 0 0 0 3 2 0 0,00 nee ROMM
1045 14 16 3368 ST26 AW_ROM indet indet romeins gespleten, amfoor spaans 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 1 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig gesmookt zeer fijn ruw grijs vuilwit pot Stuart 201b 1 3 0 0 0 4 1 1 0,00 nee ROMM
1045 8 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig gesmookt maaslands rood zand grijsolijfbruin lichtroze 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
1032 3 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands vuilwit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 6 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands zandig lichtgrijs vuilwit 0 3 0 0 0 3 2 0 0,00 nee ROMM
965 1 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands vele zand witgeel lichtoranje witgeel bak 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 7 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands bladerdeeg grijs geel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 9 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig reducerend hard, scherp zand grijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 15 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig reducerend dun donkergrijs donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1045 5 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig reducerend hard, fijn zandig lichtgrijs 0 3 1 0 0 4 3 0 0,00 nee ROMM
1045 4 16 3368 ST26 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 pot 0 1 1 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
1045 2 16 3368 ST26 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch versierd? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1037 2 16 3368 ST26 AW_ROM wrijfschaal noord-frans noord-frans wrijfschaal 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
964 1 16 3369 ST26 AW_ROM gladwandig oxiderend witgeel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
935 1 14 2865 ST34 AW_ROM indet indet romeins dolium? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM ROM
1069 1 14 2867 ST34 AW_ROM gladwandig oxiderend dik 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1069 2 14 2867 ST34 AW_ROM indet gruis gespleten 0 2 0 0 0 2 0 0 0,00 nee ROMM
926 1 14 2875 ST34 AW_ROM gladwandig gesmookt maaslands? vuilwit pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 15,00 9 nee ROMMC ROMMD
976 1 14 2880 ST34 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands witgeel pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 11,00 23 nee ROMM
1068 1 14 2883 ST34 AW_ROM dolium oxiderend glad lichtroze dolium (draai) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM ROM
928 1 14 2895 ST34 AW_ROM gladwandig gesmookt lichte ribbel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM ROMM
692 1 14 2916 ST34 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch met rasp wrijfschaal 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
936 3 14 2926 ST34 AW_ROM amfoor spaans ? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
936 9 14 2926 ST34 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
936 4 14 2926 ST34 AW_ROM gladwandig reducerend fijn 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
936 11 14 2926 ST34 AW_ROM indet indet romeins ruw? beige 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM rand of bodemdeel??
936 5 14 2926 ST34 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
936 8 14 2926 ST34 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
936 10 14 2926 ST34 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands rood zand vuilwit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM ROM
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
936 1 14 2926 ST34 AW_ROM gladwandig gesmookt maaslands? wit pot Stuart 146 1 0 0 0 0 1 1 1 14,00 14 nee ROMM ROMM
936 2 14 2926 ST34 AW_ROM ruwwandig gesmookt maaslands bladerdeeg lichtbruin vuilwit lichtbruin deksel type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 24,00 9 nee ROMM ROMM met ribbels
936 7 14 2926 ST34 AW_ROM ruwwandig reducerend north gaulish grey ware zeer fijn lichtgrijs oranje lichtgrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM ROMM
951 1 14 2956 ST34 AW_ROM gladwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1067 2 14 2956 ST34 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1067 3 14 2956 ST34 AW_ROM indet gruis gespleten 0 2 0 0 0 2 0 0 0,00 nee ROM ROM
951 2 14 2956 ST34 AW_ROM indet indet rom/vme ruwwandig? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM VME
1067 1 14 2956 ST34 AW_ROM metaalglans grijs verweerd beker 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMMD ROMMD
1072 1 14 2959 ST34 AW_ROM indet indet romeins ruwwandig? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM ROM
1071 1 14 2967 ST34 AW_ROM amfoor spaans puntamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM Dressel 20?
927 1 14 3045 ST34 AW_VME blauwgrijs paffrath-type bladerdeeg blauwgrijs lichtgrijs kogelpot 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee VMED LMEA
835 1 15 3032 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend fijn 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
830 2 15 3034 ST37 AW_HGV handgevormd lokaal hgv licht besmeten 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ ROM
830 1 15 3034 ST37 AW_ROM gladwandig oxiderend hard, fijn ruw beige 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
834 1 15 3037 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware vlokkenbaksel donkergrijs grijs donkergrijs kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 26,00 9 nee ROMM
826 2 15 3039 ST37 AW_ROM geverfd brun-tech a kleibestrooiing, 2e generatie? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
826 3 15 3039 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware
willems T2, fijnzandig lichtgrijs 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
826 1 15 3039 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware
vlokkig baksel, hard donkergrijs lichtgrijs donkergrijs pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM groot
bodemfragment 828 1 15 3042 ST37 AW_ROM dolium oxiderend potgruis beige donkergrijs beige dolium (hand) Stuart 147 1 6 0 0 0 7 1 1 38,00 nee ROMM
1026 2 9 3226 ST37 AW_ROM gladwandig gesmookt arcering 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1026 1 9 3226 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands zand vuilwit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1030 2 9 3226 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands rood zand witgeel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1030 1 9 3226 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 lichtgrijs pot Willems T2 1 0 0 0 0 1 1 1 27,00 5 nee ROMM zeer rechte rand
981 2 9 3227 ST37 AW_ROM ruwwandig gesmookt maaslands fijn zand lichtbruin grijs lichtbruin bak 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
981 1 9 3227 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend vlokkenbaksel donkergrijs beige donkergrijs pot Stuart 201 2 0 0 0 0 2 1 1 9,00 39 nee ROMM
1001 1 9 3288 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands heel hard lichtrood lichtgeel pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
989 1 9 3289 ST37 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis rosarot grijs rosarot pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
1014 1 9 3339 ST37 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ ROM
1014 3 9 3339 ST37 AW_ROM gladwandig oxiderend zacht, groeven lichtroze 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1014 4 9 3339 ST37 AW_ROM gladwandig oxiderend hard, fijn lichtroze lichtgeel lichtgeel 0 4 0 0 0 4 2 0 0,00 nee ROMM
1014 2 9 3339 ST37 AW_ROM gladwandig oxiderend maaslands
gesmookt maaslands? bruin vuilwit lichtgrijs kruik 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
1014 7 9 3339 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend fijn, BGW? grijs lichtgrijs 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
1014 6 9 3339 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend dun zwart 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1014 5 9 3339 ST37 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands lichte rasp lichtgeel wrijfschaal 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1006 1 9 3340 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend zeer fijn rood 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1035 1 16 3342 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend vlokkig baksel grijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1039 1 16 3351 ST37 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1039 2 16 3351 ST37 AW_ROM dolium oxiderend zandig ribbel dolium (draai) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1039 3 16 3351 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1039 5 16 3351 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend hard, fijn lichtgrijs lichtgrijs lichtgrijs 0 3 0 0 0 3 3 0 0,00 nee ROMM BGW??
1039 4 16 3351 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware
vlokkenbaksel, fijn, hard donkergrijs grijs donkergrijs 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM althans, net als de
Stuart 210s
1023 2 16 3351 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware hard, zeer fijn grijs lichtgrijs grijs pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM wrschlk geen BGW
1023 1 16 3351 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands rood zand vuilwit wit pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 16,00 16 nee ROMMC ROMMD
963 1 16 3354 ST37 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
963 2 16 3354 ST37 AW_ROM gladwandig oxiderend hard, fijnzandig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1020 1 9 3412 ST37 AW_HGV handgevormd lokaal hgv neutraal bruin 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ ROM
955 1 9 3412 ST37 AW_ROM gladwandig oxiderend fijnzandig beige 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
955 3 9 3412 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend zeer hard, grote vlokken donkergrijs donkergrijs donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM of dolium, geglad
aan de binnenzijde
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
955 2 9 3412 ST37 AW_ROM wrijfschaal oxiderend maaslands/rijnlands met rasp 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 sec.
verbrand nee ROMM
956 3 9 3414 ST37 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
997 1 9 3414 ST37 AW_ROM indet gruis ruwwandig? wit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
956 2 9 3414 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands zand grijsolijfbruin pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM ROM
956 1 9 3414 ST37 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware vlokkenbaksel donkergrijs grijs donkergrijs pot Brabant-type 2 4 0 0 0 6 1 1 32,00 21 sec.
verbrand nee ROMM ROMM typische rand
1000 1 9 3434 ST37 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands glimmer oranjebruin 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROM VME
1053 1 23 3586 ST45 AW_ROM ruwwandig overig vlokkenbaksel kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 24,00 5 sec. verbrand nee ROMM
1056 1 23 3601 ST45 AW_ROM ruwwandig reducerend vlokkenbaksel zwart donkergrijs zwart 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
999 1 9 3257 ST48 AW_ROM ruwwandig overig zeer fijn 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1034 1 9 3259 ST48 AW_ROM amfoor noord-gallisch zeer fijn beige grijs beige middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1033 1 9 3259 ST48 AW_ROM ruwwandig reducerend veel zand, LLW? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1024 1 9 3259 ST48 AW_VME ruwwandig merov oxiderend subafgerond
zand beige geelgrijs geel kom type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 22,00 6 sec. verbrand nee ROM VME merovingisch?
1038 1 9 3308 ST48 AW_ROM ruwwandig oxiderend zand 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1078 2 14 2934 WA13 AW_HGV handgevormd lokaal hgv verbrand 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
1088 4 14 2934 WA13 AW_ROM dolium oxiderend potgruis met kwarts beige dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1088 5 14 2934 WA13 AW_ROM terra nigra overig gepoljst, vlokkenbaksel!! zwart grijs donkergrijs pot 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM typisch!!!
1088 1 14 2934 WA13 AW_VME ruwwandig merov reducerend vlokkenbaksel als
BGW? grijs lichtgrijs ton -of lampionvormige pot
type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 16,50 13 nee ROMM
1078 1 14 2934 WA13 AW_VME ruwwandig merov oxiderend zand, misbrand? beige oranjebruin oranjebruin
ton -of lampionvormige pot
0 6 4 0 0 10 1 0 0,00 sec. verbrand nee VMEB VMEB
1088 2 14 2934 WA13 AW_VME ruwwandig merov reducerend fijne glimmer grijs grijs
ton -of lampionvormige pot
0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEB VMEB van de mast gedraaid?
1088 3 14 2934 WA13 AW_VME ruwwandig merov reducerend glimmer donkerbruin
ton -of lampionvormige pot
0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee VMEB VMEB
500 1 6 1247 WA5 AW_ROM wrijfschaal noord-frans bavay zalmroze wrijfschaal Vanvinckenroye 1991.350-351 1 0 0 0 0 1 1 1 22,00 19 nee ROMM zeer verweerd
912 1 13 2737 WA5 AW_ROM ruwwandig oxiderend pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
912 2 13 2737 WA5 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 lichtgrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
912 3 13 2737 WA5 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
558 1 28 1893 WA6 AW_HGV handgevormd lokaal hgv frut 0 3 0 0 0 3 3 0 0,00 nee IJZ
558 4 28 1893 WA6 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 1 1 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
558 2 28 1893 WA6 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware
fijn zandig, ontkleurd vuilwit pot var. Brabant-type 1 0 0 0 0 1 1 1 22,00 7 nee ROMM verbrand?
558 3 28 1893 WA6 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
873 5 15 3028 WA7 AW_ROM amfoor noord-gallisch fijn lichtoranje middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
873 2 15 3028 WA7 AW_ROM amfoor spaans 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
873 4 15 3028 WA7 AW_ROM dolium oxiderend zandig dolium (draai) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
873 3 15 3028 WA7 AW_ROM gladwandig witbakkend kruik 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
827 2 15 3028 WA7 AW_ROM ruwwandig oxiderend hard, laat? geelgrijs lichtoranje oranje pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
827 1 15 3028 WA7 AW_ROM ruwwandig reducerend NGGW of BGW donkergrijs lichtgrijs donkergrijs pot Stuart 201a 1 0 0 0 0 1 1 1 13,00 9 nee ROMM
873 1 15 3028 WA7 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 pot Holwerda AR
140-142 1 0 0 0 0 1 1 1 32,00 15 nee ROMM
873 6 15 3028 WA7 AW_ROM ruwwandig reducerend north gaulish grey ware
met bandes lisees grijs lichtgrijs kom 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM Tuffreau-Libre Iia/b
494 7 8 1308 WAK1 AW_ROM amfoor noord-gallisch hard middelgrote standamfoor 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
494 5 8 1308 WAK1 AW_ROM dolium oxiderend potgruis roze donkergrijs roze dolium (hand) Stuart 147 1 0 0 0 0 1 1 1 32,00 8 nee ROMM
494 6 8 1308 WAK1 AW_ROM dolium oxiderend potgruis beige donkergrijs beige dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
494 4 8 1308 WAK1 AW_ROM geverfd brun-tech b deuken beker 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
427 1 8 1308 WAK1 AW_ROM ruwwandig oxiderend witte kwarts pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
494 3 8 1308 WAK1 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch bord Dragendorff 31 2 0 0 0 0 2 1 1 26,00 19 nee ROMM
494 2 8 1308 WAK1 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch Argonnen? bord Dragendorff 18/31 1 0 0 0 0 1 1 1 16,00 13 nee ROMMC ROMMD
494 1 8 1308 WAK1 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch Argonnen? kom Dragendorff 40 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMMD ROMMD
425 1 8 1310 WAK2 AW_ROM ruwwandig oxiderend zand+glimmer grijsbruin grijs bruin 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM beroet, aanslag
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
384 1 8 1310 WAK2 AW_ROM ruwwandig oxiderend zand+glimmer grijsbruin grijs lichtbruin 0 1 0 0 0 1 0 0 0,00 nee ROMM hoort bij V425
425 3 8 1310 WAK2 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands tienen? wit zalmroze wit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
425 2 8 1310 WAK2 AW_ROM ruwwandig reducerend north gaulish grey ware zeer fijn lichtgrijs donkergrijs lichtgrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
430 2 8 1350 KU6 AW_ROM geverfd brun-tech b hard 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
430 3 8 1350 KU6 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
430 4 8 1350 KU6 AW_ROM ruwwandig oxiderend rijnlands/eifel zand 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
430 5 8 1350 KU6 AW_ROM ruwwandig reducerend zeer fijn 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
430 6 8 1350 KU6 AW_ROM ruwwandig reducerend fijn, vlokkenachtig donkergrijs donkergrijs bak 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
430 1 8 1350 KU6 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
950 1 14 2899 AW_VME ruwwandig merov reducerend zeer fijn donkergrijs grijs donkergrijs pot 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEB VMEC
1047 2 14 2917 AW_ROM amfoor maaslands ribbels wit middelgrote standamfoor 0 3 0 0 0 3 0 0 0,00 nee ROMM hoort bij V929
929 1 14 2917 AW_ROM amfoor maaslands ribbels wit middelgrote standamfoor 0 13 0 0 0 13 1 0 0,00 nee ROMM
929 2 14 2917 AW_ROM amfoor maaslands ribbel vuilwit middelgrote standamfoor 0 5 0 0 0 5 1 0 0,00 nee ROMM
1047 1 14 2917 AW_ROM gladwandig oxiderend beige kruik 0 5 0 0 0 5 1 0 0,00 nee ROMM
1079 1 14 2938 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM ROMM
1084 2 14 2942 AW_ROM amfoor maaslands vuilwit middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1086 1 14 2942 AW_ROM amfoor maaslands wit middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 0 0 0,00 nee ROMM
hoort zeer waarschijnlijk bij de andere exemplaren
1082 1 14 2942 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch zeer verweerd kom Dragendorff 37 0 1 0 0 0 1 0 0 0,00 nee ROMM
hoort bij V978, zeer slecht zichtbare eierlijst en cirkelmotief
1074 2 14 2942 AW_ROM indet indet rom/vme 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM VME
978 5 14 2942 AW_ROM gladwandig reducerend lowlands ware 1 geglad kom 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMMC ROMMD dikke wand, HBW
55c 1085 1 14 2942 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch verweerd schaal / kom 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMMC ROMMD hoort bij D37?
1084 1 14 2942 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch verweerd schaal / kom 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMMC ROMMD
978 4 14 2942 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch verweerd kom Dragendorff 37 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMMC ROMMD zeer waarschijnlijk, ook in V1082
978 3 14 2942 AW_VME ruwwandig merov oxiderend beroet binnen
ton -of lampionvormige pot
0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1075 2 14 2942 AW_VME blauwgrijs elmpt-type elmpt? kogelpot 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee LMEA LMEA
1085 3 14 2942 AW_VME rijnland/eifel badorf-type vroeg badorf? lichtgeel pot 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEB VMEC vroeg-Karolingisch?
1084 3 14 2942 AW_VME rijnland/eifel badorf-type vroeg badorf? pot 0 1 0 0 0 1 0 0 0,00 nee VMEB VMEC hoort bij V1085
978 1 14 2942 AW_VME ruwwandig merov oxiderend glimmer, beroet donkerbruin lichtbruin
ton -of lampionvormige pot
0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEB VMEB bodem diam 8 cm, met mica/veldspaat
978 2 14 2942 AW_VME ruwwandig merov oxiderend glimmer, beroet grijsbruin lichtbruin
ton -of lampionvormige pot
0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee VMEB VMEB
1081 2 14 2942 AW_VME ruwwandig merov oxiderend eifel med. Fijn geel lichtgrijs geel pot 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEB VMEC
1074 1 14 2942 AW_VME ruwwandig merov oxiderend regionaal zand, rood lichtroze zwart
ton -of lampionvormige pot
0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee VMEB VMEB
1075 1 14 2942 AW_VME ruwwandig merov reducerend glimmers oranjebruin donkergrijs donkergrijs
ton -of lampionvormige pot
Redknap 4 6 31 1 0 0 38 1 1 10,50 100 nee VMEB VMEB
1081 1 14 2942 AW_VME ruwwandig merov reducerend eifel veel glimmer donkerbruin bruin
ton -of lampionvormige pot
0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEB VMEB
1085 2 14 2942 AW_VME ruwwandig merov oxiderend eifel glimmer, beroet donkerbruin
ton -of lampionvormige pot
0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee VMEC VMED
974 3 14 2958 AW_HGV handgevormd indet hgv 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
974 8 14 2958 AW_ROM amfoor maaslands witgeel middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
hoort waarschijnlijk bij de andere exemplaren
1076 2 14 2958 AW_ROM amfoor maaslands middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 0 0 0,00 nee ROMM
hoort waarschijnlijk bij de andere exemplare
974 2 14 2958 AW_ROM amfoor spaans zeer verweerd 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
974 7 14 2958 AW_ROM dolium oxiderend glad met ribbels vuilwit dolium (draai) 1 5 0 0 0 6 1 0 0,00 sec. nee ROMM deels erg verweerd,
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
verbrand horen waarschijnlijk bij elkaar
974 5 14 2958 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
974 6 14 2958 AW_ROM gladwandig oxiderend kruik 0 2 0 1 0 3 2 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1077 2 14 2958 AW_ROM gladwandig oxiderend kruik 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
974 4 14 2958 AW_ROM ruwwandig overig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1076 1 14 2958 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 pot Holwerda AR
140-142 0 0 1 0 0 1 0 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM hoort bij V1077
1077 1 14 2958 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 licht grijs pot Holwerda AR
140-142 1 0 0 0 0 1 1 1 30,00 nee ROMMC ROMMD
974 1 14 2958 AW_ROM ruwwandig reducerend lowlands ware 1 deels verbrand pot Holwerda AR
140-142 0 3 0 0 0 3 0 0 0,00 sec. verbrand nee ROMMC ROMMD hoort bij V1077
694 1 15 3017 AW_ROM ruwwandig gesmookt fijn zand, ronde kwarts vuilwit 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM ook in V838
842 1 15 3019 AW_ROM gladwandig oxiderend vuilwit wit vuilwit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
842 2 15 3019 AW_ROM ruwwandig oxiderend zand+rode incl. 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
838 1 15 3021 AW_ROM ruwwandig gesmookt fijn zand, ronde kwarts lichtgrijs vuilwit witgeel 0 1 0 0 0 1 0 0 0,00 nee ROMM
838 3 15 3021 AW_ROM ruwwandig oxiderend witgeel donkergrijs witgeel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
838 2 15 3021 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware lichtgrijs 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
832 17 15 3058 AW_HGV handgevormd lokaal hgv 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
832 24 15 3058 AW_ROM amfoor maaslands roze geel middelgrote standamfoor 0 2 0 0 0 2 1 0,00 nee ROMM
832 9 15 3058 AW_ROM amfoor zuid-gallisch fijn, poederig lichtoranje middelgrote standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM of toch behorend bij
de wrijfschaal 832 12 15 3058 AW_ROM dolium oxiderend potgruis met band bruin grijs bruin dolium (hand) 0 9 0 0 0 9 1 0 0,00 nee ROMM
832 13 15 3058 AW_ROM dolium oxiderend potgruis dolium (hand) 0 3 0 0 0 3 3 0 0,00 nee ROMM
832 21 15 3058 AW_ROM dolium oxiderend zandig zalmroze grijs zalmroze dolium (draai) 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
832 4 15 3058 AW_ROM gladwandig oxiderend zeepwaar? beige 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
832 20 15 3058 AW_ROM gladwandig oxiderend hard, fijn zandig lichtroze lichtgeel 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
832 5 15 3058 AW_ROM gladwandig oxiderend zeer fijn lichtoranje oranje 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
832 8 15 3058 AW_ROM gladwandig oxiderend vuilwit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
832 7 15 3058 AW_ROM gladwandig oxiderend lichtgeel 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
832 2 15 3058 AW_ROM indet indet romeins zeer zacht, wrijfschaal bavay?
lichtbeige 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
832 19 15 3058 AW_ROM ruwwandig oxiderend 0 3 0 0 0 3 3 0 0,00 nee ROMM
832 10 15 3058 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands licht gesmookt lichtgrijs lichtroze kan 0 0 0 1 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
832 18 15 3058 AW_ROM ruwwandig reducerend hard, fijn zandig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
832 16 15 3058 AW_ROM ruwwandig reducerend hard, fijn zandig grijs 0 5 0 0 0 5 4 0 0,00 nee ROMM
832 15 15 3058 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware
hard, fijnzandig, vlokkig donkergrijs lichtgrijs donkergrijs 0 3 0 0 0 3 1 0 0,00 nee ROMM
832 14 15 3058 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware willems T2 lichtgrijs pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
832 22 15 3058 AW_ROM terra nigra TN (zonder deklaag) arcering grijs 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
832 1 15 3058 AW_ROM wrijfschaal noord-frans noord-frans beige wrijfschaal 0 14 1 0 0 15 1 0 0,00 nee ROMM zeer zacht
832 23 15 3058 AW_ROM kurkurn kurkurn - kalkinclusies
import, fijn poreus 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM ROM
832 3 15 3058 AW_ROM geverfd brun-tech b zandbestrooiing 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM ROMM
832 6 15 3058 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM ROMM
832 11 15 3058 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands/rijnlands beroet donkergrijs vuilwit pot Oelmann 89 1 0 0 0 0 1 1 1 13,00 9 nee ROMMC ROMMD
1065 1 14 3179 AW_ROM amfoor overig fijn gebroken kwarts beige middelgrote
standamfoor 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1065 2 14 3179 AW_ROM indet indet romeins middelgrote amfoor? vuilwit 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1010 4 16 3322 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
1010 3 16 3322 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ
967 1 9 3322 AW_ROM indet gruis ruwwandig? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1010 2 16 3322 AW_ROM indet gruis handgevormd? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1028 1 9 3322 AW_ROM ruwwandig oxiderend fijn zandig oranje 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
1010 6 16 3322 AW_ROM ruwwandig oxiderend maaslands tienen? zeer fijn witgeel lichtroze witgeel 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1010 5 16 3322 AW_ROM ruwwandig reducerend fijn zandig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
vondstnr. volgnr. put spoor struc-tuur
materiaal code categorie bakselgroep baksel/herkomst kleur
buiten kleur breuk kleur binnen vorm extra type rand wand bodem oor tuit N MAE MAE_rand rand
Ø rand %
(on)ver-brand
stem-pel
periode begin
periode eind opmerkingen
1010 1 16 3322 AW_ROM terra sigillata oost-gallisch 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
967 2 9 3322 AW_ROM terra sigillata mid/oost-gallisch verweerd bord Dragendorff 18/31 1 0 0 0 0 1 1 1 27,00 4 nee ROMM ROMM
1041 3 9 3328 AW_HGV handgevormd indet hgv licht 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
1041 1 9 3328 AW_ROM amfoor noord-gallisch fijn zandig bruin grijs bruin middelgrote standamfoor Oelmann 68 1 0 0 1 0 2 1 1 14,00 11 nee ROMM
1041 7 9 3328 AW_ROM amfoor noord-gallisch glimmers oranje middelgrote standamfoor Oelmann 68 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 2 9 3328 AW_ROM dolium oxiderend potgruis beige donkergrijs beige dolium (hand) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 11 9 3328 AW_ROM dolium oxiderend zandig dolium (draai) 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 4 9 3328 AW_ROM geverfd brun-tech b arcering beker 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 8 9 3328 AW_ROM gladwandig oxiderend vuilwit 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
1041 12 9 3328 AW_ROM ruwwandig oxiderend fijnzandig donkerrood 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 10 9 3328 AW_ROM ruwwandig oxiderend lichtoranje 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 9 9 3328 AW_ROM ruwwandig reducerend fijnzandig 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 6 9 3328 AW_ROM ruwwandig reducerend zand donkergrijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1041 5 9 3328 AW_ROM ruwwandig reducerend north gaulish grey ware zeer fijn lichtgrijs grijs lichtgrijs 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM geen BGW??
1012 1 16 3399 AW_ROM wrijfschaal noord-frans noord-frans wrijfschaal VV 351 Vanvinckenroye 1991.350-351 1 0 0 0 0 1 1 1 28,00 6 nee ROMM
994 1 9 3461 AW_ROM indet indet romeins wrijfschaal? 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROM ROM
995 1 9 3461 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware fijnzandig pot type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 26,00 6 nee ROM ROM
1049 4 23 3596 AW_HGV handgevormd lokaal hgv verbrand 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee IJZ
1049 3 23 3596 AW_HGV handgevormd lokaal hgv potgruis bruin zwart pot 0 0 1 0 0 1 1 0 0,00 nee IJZ ROM
1049 2 23 3596 AW_HGV handgevormd romv hgv gepolijst, zand zwart pot type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 14,20 7 nee ROMV ROMM type PvdB??
1062 1 23 3596 AW_ROM amfoor spaans 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1049 10 23 3596 AW_ROM geverfd brun-tech a 2e generatie, zandbestrooiing lichtoranje beker 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1061 2 23 3596 AW_ROM geverfd brun-tech a kleibestrooiing 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1061 3 23 3596 AW_ROM geverfd brun-tech b 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
1049 11 23 3596 AW_ROM geverfd brun-tech b zandbestrooiing beker 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1049 14 23 3596 AW_ROM gladwandig oxiderend witgeel 0 4 0 0 0 4 1 0 0,00 nee ROMM
1049 13 23 3596 AW_ROM gladwandig oxiderend witgeel kruik 0 4 1 0 0 5 1 0 0,00 nee ROMM
1049 7 23 3596 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1025 4 23 3596 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 sec. verbrand nee ROMM
1025 3 23 3596 AW_ROM gladwandig oxiderend 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1049 8 23 3596 AW_ROM indet gruis ruwwandig 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM
1049 5 23 3596 AW_ROM ruwwandig oxiderend vlokkenbaksel bruin kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 14,00 10 nee ROMM fijn randjes
1025 2 23 3596 AW_ROM ruwwandig reducerend NG? zand + potgruis donkergrijs grijsbruin donkergrijs 0 2 0 0 0 2 1 0 0,00 nee ROMM
typisch product, vroeg of verdwaald VME?
1049 6 23 3596 AW_ROM ruwwandig reducerend vlokkenbaksels donkergrijs grijs 0 2 0 0 0 2 2 0 0,00 nee ROMM voormalige BGW-baksels
1061 1 23 3596 AW_ROM ruwwandig reducerend batavian grey ware
Willems T2 + vlokken grijs lichtgrijs grijs kom Stuart 210 1 0 0 0 0 1 1 1 31,00 6 nee ROMM type?? soort van
Stuart 210
1049 12 23 3596 AW_ROM terra nigra TN (zonder deklaag)
arcering, zeer verweerd donkergrijs grijs pot 0 5 0 0 0 5 1 0 0,00 nee ROMM
1061 4 23 3596 AW_ROM terra nigra TN (zonder deklaag) zeer verweerd grijs 0 1 0 0 0 1 1 0 0,00 nee ROMM
1025 1 23 3596 AW_ROM ruwwandig reducerend north gaulish grey ware
arcering + gepolijst grijs donkergrijs grijsolijfbruin kom type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 16,00 11 nee ROMM ROMM type?? Ook in
V1049
1049 1 23 3596 AW_ROM ruwwandig reducerend north gaulish grey ware zeer fijn lichtgrijs donkergrijs lichtgrijs kom 0 0 1 0 0 1 0 0 0,00 nee ROMM ROMM hoort bij 1025.1
1049 9 23 3596 AW_ROM geverfd brun-tech c kleibestrooiing beker 0 8 0 0 0 8 1 0 0,00 nee ROMMC ROMMC Argonne? Stuart 2?
920 6 16 9001 AW_ROM ruwwandig oxiderend bak vt 77 type ?? 1 0 0 0 0 1 1 1 21,00 5 nee ROMMD ROMMD buitenzijde brandsporen