r. willet 2015. \"de verbondenheid tussen de steden van romeins klein-azië - the connectivity...

9
Colofon TMA 54, 2015 27ste jaargang Prijs los nummer €12,- Het Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie is een onafhankelijk tijdschrift dat aandacht besteedt aan actueel archeologisch onderzoek in de mediterrane wereld, in het bijzonder verricht vanuit Nederland en België. Het overnemen van artikelen is toegestaan mits met bronvermelding. Bijdragen van lezers kunnen al dan niet verkort door de redactie worden geplaatst. TMA verschijnt twee keer per jaar. Opgave kan schriftelijk of via onze website. Een abonnement kost €20,-. Studenten betalen €15,- (onder vermelding van studentnummer). Het abonnement loopt van 1 januari tot en met 31 december en wordt automatisch verlengd, tenzij een maand van te voren schriftelijk is opgezegd. Adres: Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie Poststraat 6 9712 ER Groningen Bankgegevens: Stichting ter Ondersteuning Oudheidkundig Onderzoek IBAN: NL14INGB0005859344 BIC: INGBNL2A KvK: 41014777 TMA online: [email protected] – mediterrane-archeologie.nl – rug.academia.edu/ TMATijdschriftvoorMediterraneArcheologie – facebook.com/tijdschrift.voormediterranearcheologie Redactie: Remco Bronkhorst (hoofdredacteur), Tamara Dijkstra, Heleen Duinker, Jord Hilbrants, Judith Jurjens, Rian Lenting, Jorn Seubers, Simon Speksnijder, Tom Trienen, Jan Ferco van der Weg, eo Verlaan, Anne-Jan Wijnstok, Sarah Willemsen, Evelien Witmer Proofreader English papers: Annette Hansen Adviesraad: Prof. Dr. P.A.J. Attema (RUG) Prof. Dr. G.J.M.L. Burgers (VU) Prof. Dr. R.F. Docter (UGent) Prof. Dr. E.M. Moormann (RU) Dr. J. Pelgrom (KNIR) Prof. Dr. J. Poblome (KULeuven) Dr. M.J. Versluys (UL) Dr. G.J.M. van Wijngaarden (UvA) Ontwerp omslag: Heleen Duinker Opmaak binnenwerk: Hannie Steegstra TMA komt tot stand in samenwerking met Barkhuis Publishing, Eelde. ISSN 0922-3312 81999/SOOO Inhoudsopgave Artikelen Eens eigendom van L. Cominius, Victor en Alexander. Verbindingen door het Romeinse leger in kaart gebracht aan de hand van graffiti Marenne Zandstra 1 De verbondenheid tussen de steden van Romeins Klein-Azië Rinse Willet 6 Commercial contacts in the Sahel region during the Punic period: the case of Uzita Andrea Perugini & Karen Ryckbosch 13 Een globaliseringsperspectief op Latijnse kolonisatie Marleen K. Termeer 19 Meer dan de som der delen? Italo-Egeïsche netwerkdynamiek in Achaia en de Argolis tijdens de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd (ca. 1250-1000 voor Christus Kimberley A.M. van den Berg 25 Maanvrouwe aan de Oxus: Baktrisch Ai Khanum als casus voor globalisering in de Oudheid Milinda Hoo 34 Gandhara als cultureel kruispunt: interactie tussen de mediterrane wereld en de Indusvallei Marike van Aerde 41 English summaries 48 Recensies Social Networks and Regional Identity in Bronze Age Italy Wieke de Neef 50 Van Rome naar Romeins Berber van der Meulen 52 Shipsheds of the Ancient Mediterranean Yftinus van Popta 54

Upload: ku

Post on 18-Nov-2023

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Colofon

TMA 54, 201527ste jaargangPrijs los nummer €12,-

Het Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie is een onafhankelijk tijdschrift dat aandacht besteedt aan actueel archeologisch onderzoek in de mediterrane wereld, in het bijzonder verricht vanuit Nederland en België. Het overnemen van artikelen is toegestaan mits met bronvermelding. Bijdragen van lezers kunnen al dan niet verkort door de redactie worden geplaatst.

TMA verschijnt twee keer per jaar. Opgave kan schriftelijk of via onze website. Een abonnement kost €20,-. Studenten betalen €15,- (onder vermelding van studentnummer).Het abonnement loopt van 1 januari tot en met 31 december en wordt automatisch verlengd, tenzij een maand van te voren schriftelijk is opgezegd.

Adres:Tijdschrift voor Mediterrane ArcheologiePoststraat 69712 ER Groningen

Bankgegevens:Stichting ter Ondersteuning Oudheidkundig Onder zoekIBAN: NL14INGB0005859344BIC: INGBNL2A

KvK: 41014777

TMA online:– [email protected]– mediterrane-archeologie.nl– rug.academia.edu/ TMATijdschriftvoorMediterraneArcheologie– facebook.com/tijdschrift.voormediterranearcheologie

Redactie:Remco Bronkhorst (hoofdredacteur), Tamara Dijkstra, Heleen Duinker, Jord Hilbrants, Judith Jurjens, Rian Lenting, Jorn Seubers, Simon Speksnijder, Tom Trienen, Jan Ferco van der Weg, Theo Verlaan, Anne-Jan Wijnstok, Sarah Willemsen, Evelien Witmer

Proofreader English papers: Annette Hansen

Adviesraad:Prof. Dr. P.A.J. Attema (RUG)Prof. Dr. G.J.M.L. Burgers (VU)Prof. Dr. R.F. Docter (UGent)Prof. Dr. E.M. Moormann (RU)Dr. J. Pelgrom (KNIR) Prof. Dr. J. Poblome (KULeuven)Dr. M.J. Versluys (UL)Dr. G.J.M. van Wijngaarden (UvA)

Ontwerp omslag: Heleen Duinker Opmaak binnenwerk: Hannie Steegstra

TMA komt tot stand in samenwerking met Barkhuis Publishing, Eelde.

ISSN 0922-331281999/SOOO

Inhoudsopgave

Artikelen

Eens eigendom van L. Cominius, Victor en Alexander.Verbindingen door het Romeinse leger in kaart gebrachtaan de hand van graffitiMarenne Zandstra 1

De verbondenheid tussen de steden van Romeins Klein-AziëRinse Willet 6

Commercial contacts in the Sahel region during the Punic period: the case of UzitaAndrea Perugini & Karen Ryckbosch 13

Een globaliseringsperspectief op Latijnse kolonisatieMarleen K. Termeer 19

Meer dan de som der delen?Italo-Egeïsche netwerkdynamiek in Achaia en de Argolis tijdens de overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd (ca. 1250-1000 voor ChristusKimberley A.M. van den Berg 25

Maanvrouwe aan de Oxus: Baktrisch Ai Khanum als casus voor globalisering in de OudheidMilinda Hoo 34

Gandhara als cultureel kruispunt: interactie tussen de mediterrane wereld en de IndusvalleiMarike van Aerde 41

English summaries 48

Recensies

Social Networks and Regional Identity in Bronze Age ItalyWieke de Neef 50

Van Rome naar RomeinsBerber van der Meulen 52

Shipsheds of the Ancient MediterraneanYftinus van Popta 54

TMA jaargang 27, nr. 54

Introducties op lopend onderzoek

The Avellino Event: cultural and demographic effects of the great Bronze Age eruption of Mount VesuviusPeter Attema, Martijn van Leusen, Mike Field, Luca Alessandri, Marieke Doorenbosch & Wouter van Gorp 56

Ayios Vasilios: een survey van de paleisnederzettingCorien Wiersma 57

The emergence of Central Italian urbanisation and special activity sites along the Etruscan coast between the Late Bronze and Early Iron AgeMaria Rosaria Cinquegrana 58

From mater and pater familias to social standings. Transformations in gendered identities in Italy between the ninth to sixth century BCIlona Venderbos 59

From Pickaxe to Pixel: een pilotproject voor de toepassing van 3D-leeromgevingen in de opleiding archeologieJorn Seubers 60

Keizers en Decurionen. Verspreiding en acceptatie van keizerlijke macht, ideologie, cultuur en mentaliteit in Romeins Italië (27 voor Christus - 68 na Christus)Tjark Blokzijl 61

Netwerken en stedenIn het boek The rise of the Network Society stelt socioloog Manuel Castells dat steden niet gezien moeten worden als statische plaatsen, maar beschouwd moeten worden als processen, waarbij het bestaan van netwerken tussen deze steden een essentiële factor is. Voortbouwend op dit idee, stelt geograaf Peter J. Taylor dat individuele steden welis-waar over een achterland kunnen beschikken, maar dat het achterland op zichzelf nooit volstaat om een enkele ‘geïso-leerde’ stad te onderhouden.1 Modellen die zich op stede-lijke autarkie baseren, zoals de centrale-plaatsentheorie of de modellen afgeleid van het werk van Johann Heinrich von Thünen, zijn daarom volgens Taylor niet toepasbaar. Taylor focust zich echter op moderne wereldsteden bin-nen een mondiaal netwerk. Deze zijn qua verbondenheid, mede mogelijk gemaakt door moderne communicatie en transportmiddelen, niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Hanzesteden van de Middeleeuwen of de vroegmoderne wereldsteden (zoals Amsterdam), laat staan met de steden uit de Oudheid.2 De schaal van economische integratie en onderlinge afhankelijkheid van steden is ongekend groot in het huidige tijdsgewricht, wat merkbaar is aan de massa’s buitenlandse producten die in ieder huishouden aanwezig zijn. Desalniettemin kunnen we ons wel afvragen in hoever-

re steden in de Oudheid met elkaar verbonden waren bin-nen een netwerk.

Het doel van dit artikel is een kort overzicht te geven van verbindingen tussen de steden van Romeins Klein-Azië. Dit gebied komt vanaf de tweede eeuw voor Christus in meerdere fases onder Romeins bewind, beginnende in 133 voor Christus met de nalatenschap van het koninkrijk van Pergamon door Attalos III aan de Romeinen. Bovendien kenmerkt dit gebied zich door een toenemende urbanisatie en was het één van de meest verstedelijkte gebieden van het Romeinse Rijk. De steden van dit gebied vormen de basis van mijn onderzoek in het kader van het overkoepelende ERC-project An Empire of 2000 Cities (o.l.v. Luuk de Ligt en mededirectie van John Bintliff), waarbinnen de steden van het Romeinse Rijk niet alleen worden gekarteerd mid-dels een database, maar waarin vooral onderzoek wordt ge-daan naar de stedelijke hiërarchie en het stedelijk netwerk.3 In dit artikel wordt de nadruk gelegd op de tweede eeuw na Christus. Om dit urbane netwerk te beschrijven wordt kort ingegaan op de juridische aspecten, ligging en grootte van deze steden. Daarnaast zal tafelwaar, dat op meerdere plekken in dit gebied op grote schaal is geproduceerd en verspreid, worden gebruikt als een archeologische indicator voor contacten tussen deze steden.

De verbondenheid tussen de steden van Romeins Klein-Azië

Rinse Willet

Figuur 1. Steden genoemd in de tekst en de ruwe aandui-ding van de pro-ductiegebieden van oosterse terra sigillata (figuur auteur).

Rinse WilletDe verbondenheid tussen de steden van Romeins Klein-Azië

7

Vooropgesteld moet worden dat de interesse in de antieke steden van Klein-Azië weliswaar tot de 14de eeuw terug te voeren is, maar dat archeologisch onderzoek in de 19de en 20ste eeuw zich in belangrijke mate gefocust heeft op het opgraven van de monumentale centra, waardoor onder-zoek naar huizen, werkplaatsen, stad-land verhoudingen, stedelijk achterland en landschapsarcheologie niet zoveel

aandacht heeft gekregen als in bijvoorbeeld Griekenland en Italië.4 Verder zijn van vele steden weinig archeologische ge-gevens bekend, zoals de stad Midaion in Frygië of zelfs een grote stad als Kyzikos in Mysia aan de Zee van Marmara (zie figuur 1).5 Andere steden zijn (nog) niet gelokaliseerd, zoals Alia in Frygië, of juist overbouwd, zoals Smyrna (Izmir) of Trapezous (Trabzon). Gelukkig groeit het aantal archeologi-

Figuur 2. Kaart met de officiële steden van Klein-Azië aan het eind van de tweede eeuw na Christus (n=422). De provin-cie-indeling na 117 na Christus is gebaseerd op de Digital Atlas of the Roman Empire (figuur auteur).

Figuur 3. Kaart met de grootte van de ste-den ingedeeld naar vijf categorieën (n=133) (figuur auteur).

TMA jaargang 27, nr. 54

8

sche projecten met een interdisciplinaire benadering, maar het merendeel van de steden van Romeins Klein-Azië is nog niet grondig onderzocht. Desalniettemin zijn zelfs met ge-brekkige gegevens interessante patronen in de urbanisatie van Romeins Klein-Azië te onderscheiden.

De steden van Romeins Klein-AziëDe antieke auteurs Philostratus en Josephus spreken bei-den over de 500 steden van Asia, maar moderne onderzoe-kers noemen verschillende aantallen: van 130 door Stephen Mitchell tot 282 door Christian Marek, terwijl in de jaren dertig Thomas Broughton een lijst maakte van ca. 370 ste-den.6 Dit aantal is ten dele afhankelijk van welke bronnen en definities gehanteerd worden. In beginsel focust mijn onder-zoek zich op steden volgens meerdere definities, namelijk de juridische definitie (heeft een nederzetting instituties voor eigen stedelijk bestuur en wordt de nederzetting ook als stad erkend door de Romeinse overheid?), de grootte (door het ontbreken van bevolkingsaantallen wordt voor steden in de Oudheid vaak het stadsareaal gebruikt als indicator van de grootte), en de functionele definitie (dit valt ten dele af te leiden uit de publieke gebouwen). Voor mijn onderzoek heb ik ca. 430 nederzettingen uit de tweede eeuw na Christus volgens de juridische definitie voor heel Klein-Azië als offi-ciële stad kunnen aanstippen op basis van titels (veelal polis), het noemen van de boule (de raad) en de demos (het volk) in inscripties, en de aanwezigheid van muntslag.7 Daarbij valt op dat de distributie van deze steden geconcentreerd is in het westen en zuidwesten, terwijl het oosten en noorden aanmerkelijk minder dichte patronen, en dus minder poten-tiële verbindingen, vormen (zie figuur 2 en tabel 1).

Dit kan ten dele verklaard worden door de landschappelijke diversiteit en verschillen in de voorgeschiedenis van de steden en gebieden. Het westen van Klein-Azië wordt gekenmerkt door de riviervalleien van de Kestros, Hermos en Maeander, waarlangs een dicht net van steden lag. Deze riviervalleien vormen niet alleen banden van vruchtbaar land, maar ook belangrijke doorvoerroutes van de westkust naar het binnen-land. Het zuidwesten, waar een mediterraan klimaat heerst, kent een gefragmenteerder landschap met vele heuvelachtige tot bergachtige gebieden, doorsneden door kleinere valleien doorspekt met waterbronnen. De kustvlakte van Pamphylië, nabij het huidige Antalya, vormt een uitzondering binnen dit gebied. Het binnenland is relatief vlak, met name rondom de antieke steden Ancyra (Ankara) en Ikonion (Konya), met een landklimaat dat wordt gekenmerkt door koude winters en

droge hete zomers. Zowel in de Oudheid als daarna was deze regio minder dichtbevolkt dan het westen.8 Het noorden daarentegen is bergachtig en bosrijk met een kouder en voch-tiger klimaat dan het binnenland, terwijl het zuidoostelijke gebied van Cilicië getekend wordt door het Taurusgebergte, de kustvlakte bij de baai van Iskenderum, en wederom een mediterraan klimaat heeft.

Naast deze landschappelijke kenmerken moeten de ver-schillen ook gezocht worden in de voorgeschiedenis van de steden in Klein-Azië. Hoewel deze in het binnenland terug te leiden zijn naar de Hittieten, of zelfs nog verder terug, is het fenomeen ‘stad’ in Romeins Klein-Azië een di-recte voortzetting van de steden die al tijdens de IJzertijd opkwamen en tijdens de Hellenistische periode voorname-lijk in het westen en langs de zuidkust lagen. Sommige van deze steden, zoals Miletos, Sardis en Smyrna, kennen een lange voorgeschiedenis en de steden van de voorafgaande Hellenistische periode zouden in belangrijke mate blijven voortbestaan gedurende de Keizertijd. Daarbij komt dat de gebruikte taal Grieks blijft en dat de instituties van deze steden met kleine wijzigingen onveranderd blijven, hoewel Rome uiteraard het laatste woord heeft wat betreft bestuur en belastingen.9 Bovendien komt het westen al in 133 voor Christus onder direct Romeins gezag, wat de provincie Asia wordt, terwijl Galatië en Cappadocië in het binnenland res-pectievelijk vanaf 25 voor en 17 na Christus tot provincie worden gemaakt. Pontus en Bithynië in het noorden wor-den na de Mithridatische oorlogen in 63 voor Christus tot provincie gemaakt, met (her)stichtingen van steden (zoals Pompeiopolis) om deze bestuurlijk in te richten. Lycië in het zuidwesten is weliswaar een Romeins protectoraat vanaf 168 voor Christus, maar het blijft tot 43 na Christus een bond van onafhankelijke steden en zal onder keizer Vespasianus met Pamphylië tot de provincie Lycia et Pamphylia ingericht worden. Cilicië in het zuidoosten is in 63 voor Christus ver-overd en tot provincie gemaakt. Al deze jaartallen laten zien dat de Romeinen in verschillende stadia het gebied verover-den of onder gezag hebben gekregen. Dit heeft uiteindelijk haar weerslag gekend in de stedelijke ontwikkeling en hun onderlinge relaties.

Qua grootte van stadsareaal bevinden de grootste steden zich in het westen, waar ook de dichtheid van steden relatief hoog is (zie tabel 1 en figuur 3).10 Opvallend is echter dat in het zuidwesten (Lycia et Pamphylia) de stedelijke dichtheid het hoogst is, maar dat de steden (bijvoorbeeld Perge met ca. 55 ha, zie figuur 4) aanmerkelijk kleiner zijn dan de grootste

Provincie (ca. 200 na Christus) Gebiedsoppervlakte (in 1.000 km2)

Aantal officiële steden (ca. 200 na Christus)

Dichtheid (aantal steden per 10.000 km2)

Provincies totaal 544 408 7,3Asia 134 201 15,8Lycia et Pamphylia 39 88 25,4Cilicia 38 46 13,2Galatia et Cappadocia 264 54 2,4Bithynia et Pontus 67 19 2,9Overige binnen onderzoeksgebied 4

Tabel 1. Het aantal steden per provincie, zoals ingedeeld aan het eind van de tweede eeuw na Christus (tabel auteur).

Rinse WilletDe verbondenheid tussen de steden van Romeins Klein-Azië

9

steden van het westen (bijvoorbeeld Pergamon met ca. 230 ha). Ook is het verschil tussen de kleinste stad (Metropolis in het westen met ca. 8 ha en Malos in het zuidwesten met ca. 1 ha) en het grootste stadsareaal aanmerkelijk groter. Bovendien is het opvallend dat het binnenland van Klein-Azië, dat een lage stedelijke dichtheid had, twee grote steden huisvestte, namelijk Ancyra (ca. 113 ha) en Tabia (ca. 150 ha).Urbane hiërarchie van de antieke tot de moderne stad krijgt veel aandacht van onderzoekers, die deze vaak proberen te koppelen aan de onderlinge verhoudingen en integratie van steden in een urbaan systeem. De integratie hiervan wordt vaak verbonden met de mate van economische ontwikke-ling, waarbij een ‘goed’ geïntegreerde economie een verhou-dingsgewijs gelijkmatiger opgebouwde hiërarchie kent en bij een minder ontwikkelde economie één stad buitenproporti-oneel groot is.11 De neiging is natuurlijk erg groot om deze principes toe te passen op Klein-Azië, met de relatief minder geïntegreerde centrale regio met twee grote steden en weinig ‘middelgrote steden’, tegenover de betere integratie van het westen en zuidwesten met een aantal grote en veel ‘middel-grote steden’. Echter, deze principes zijn niet onomstotelijk bewezen, noch voor het heden, noch voor het verleden. Hoewel de exacte betekenis van en verklaring voor de urba-ne hiërarchie nog punten van discussie zijn, kan wel gesteld worden dat er grote verschillen zijn in Klein-Azië. Deze ver-schillen ziet men in de dichtheid alsmede de verspreiding van de grote steden, waarbij het hoogste aantal steden in een band in het westen en zuidwesten ligt, in de buurt van de kust en de belangrijke rivieren. Evenzogoed dient de feite-lijke verbondenheid van deze steden onderzocht te worden.

Verbindingen tussen stedenDe verbindingen tussen de steden bestonden zeker op juri-disch niveau, omdat zij ingedeeld waren in gerechtsdistricten of conventūs die de gouverneur van de provincie ieder jaar bezocht om recht te spreken.12 Voor met name de provin-cie Asia zijn de gerechtsdistricten goed gedocumenteerd. Zij

tonen dat de steden hiërarchisch zijn ingedeeld in districts-leden en zittingssteden. Ook op cultureel vlak waren de ste-den met elkaar verbonden, bijvoorbeeld via de keizercultus of de periodiek georganiseerde atletische spelen en festivals.13 Daarnaast zijn de economische verbindingen interessant, omdat deze een grote archeologische weerslag kennen. Aan de ene kant is de economische rol van de steden in Klein-Azië duidelijk die van een marktplaats, wat is aangetoond door de aanwezigheid van de vele agorai (marktpleinen) en macella (overdekte markten) in steden. Deze markten had-den in de eerste plaats een lokale functie voor de mensen uit de dorpen in de omgeving van de stad, wat hun autarkisch karakter benadrukt, maar werden ook door handel over een langere afstand bereikt. Aardewerk vormt hiervoor een be-langrijke archeologische indicator, omdat de oorsprong van productie veelal te achterhalen is, waardoor het mogelijk wordt handelspatronen te reconstrueren. Tevens wordt aar-dewerk in grote aantallen aangetroffen bij archeologisch on-derzoek. Daarnaast lijken ook vergankelijke handelswaren, zoals voedsel, textiel, hout en zelfs slaven, een belangrijke rol in de economie van enkele steden gespeeld te hebben.

Steden en terra sigillataTerra sigillata was één van de vele soorten aardewerk die gemaakt en verhandeld werd. Dankzij de aanleg van gro-te databases, zoals ICRATES, en een uitgebreide onder-zoeksaandacht voor de regionale productie bij de stad Sagalassos (Sagalassos Red Slip Ware of SRSW) gelegen in Pisidië, is het mogelijk om de handelsverbindingen kwantita-tief in beeld te brengen aan de hand van dit type aardewerk.14

Hoewel terra sigillata als een luxeproduct wordt beschouwd en zeker niet de hoofdmoot kan hebben gevormd van han-del in de Oudheid, is het op talrijke sites aangetroffen. Voor Klein-Azië is dit interessant materiaal, omdat van de grote Oost-Romeinse tafelwaargroepen er vier grote productiege-bieden zich in of dichtbij Klein-Azië bevonden – Eastern Sigillata A (ESA), Eastern Sigillata B (ESB), Eastern Sigillata

Figuur 4. Perge was relatief klein in vergelijking met de grote steden in het westen, toch was deze stad rijkelijk toegerust met een theater, sta-dium, nymphaea en een colonnade-straat (foto auteur).

TMA jaargang 27, nr. 54

10

C (ESC) en Eastern Sigillata D (ESD) – en gedurende het begin van de Keizertijd een sterke toename in productie en verspreiding kenden.15 Daarnaast komt er ook terra sigillata uit Italië (ITS) het gebied binnen. Aan de ene kant lijkt de Italische sigillata ten dele gebaseerd te zijn op sigillata uit het oosten, maar aan de andere kant wijst het voorkomen van ‘Italische’ pottenbakkerstempels op ESB ook op de invloed van het westen op het oosten.16 Daarnaast zijn al deze waren

typologisch nauwkeurig dateerbaar, wat ons in staat stelt het verloop van de productie en handel in detail te reconstrueren.

Als we naar de regionale verspreiding kijken, valt op dat er grote verschillen zijn in het aantal gepubliceerde potten, wat volkomen te wijten is aan de regionale verschillen in de mate van onderzoek (tabel 2). Voor het noorden van Klein-Azië zijn geen catalogi gepubliceerd met Romeins tafelwaar, terwijl dit materiaal ongetwijfeld ook hier bekend was. Als

-200

-180

-160

-140

-120

-100 -80

-60

-40

-20 0 20 40 60 80 100

120

140

160

180

200

220

240

260

280

300

ESA

ESB

ESC

ESD

ITS

Figuur 5. De terra sigillata van de stad Anemurion (n=123) vanaf 200 voor tot 300 na Christus zoals opgenomen in de ICRATES database. Om deze diachrone patronen te tekenen, is gebruik gemaakt van een Gaussische datadistributie-methode, gebaseerd op de typologische dateringen. Zie ook Willet 2014 voor de methodologie (figuur auteur).

Figuur 6. Uitzicht vanaf het theater van Sagalassos in zuidwestelijke richting (foto auteur, september 2015).

ESA ESB ESC ESD ITS Gallische sigillata

SRSW Totaal

Asia 298 (10,83 %) 1041 (37,84 %) 1233 (44,82 %) 1 (0.04 %) 177 (6,43 %) 0 1 (0,04 %) 2751Galatia et Cappadocia

101 (89,38 %) 8 (7,07 %) 0 1 (0.88 %) 0 0 3 (2,65 %) 113

Lycia et Pam-phylia

18 (29,03 %) 7 (11,29 %) 6 (9,67%) 4 (6.45 %) 5 (8,06 %) 0 22 (35,48 %) 62

Cilicia 666 (81,61 %) 18 (2,21 %) 10 (1,22 %) 52 (6.37 %) 64 (7,84 %) 4 (0,49 %) 2 (0,25 %) 816

Tabel 2. Het aantal gepubliceerde potten per waar per provincie, zoals opgenomen in de ICRATES database. Voor de provincie Asia zijn de gegevens afkomstig van 18 sites: voor Galatia et Cappadocia - 4 sites, Lycia et Pamphylia - 3 sites, Cilicia - 7 sites. De latere waren en kleine waargroepen zijn buiten beschou-wing gelaten (tabel auteur).

Rinse WilletDe verbondenheid tussen de steden van Romeins Klein-Azië

11

de procentuele verspreiding van de verschillende waren be-keken wordt, valt op dat de waren een grotere verspreiding hebben in de directe omgeving van het productiegebied (ESB en ESC in het westen, ESA in het oosten, ESD in het zuiden en SRSW in het zuidwesten). Echter valt ook op dat in Asia, Cilicia en Lycia et Pamphylia in meerdere of mindere mate ook terra sigillata uit Italië en Gallië aanwezig was, naast andere soorten sigillata. De afstand ten opzichte van het productiegebied lijkt dus belangrijk, maar is zeker niet de enige bepalende factor. Ook is het opvallend dat met een diachroon beeld er bijvoorbeeld bij de stad Anemurion, een kleine stad van ca. 25 ha aan de kust van Cilicië, meerde-re golven van import hebben plaatsgevonden (zie figuur 5). Hier lijkt een lokale grote producent van ESA aanvankelijk te domineren, maar deze positie wordt overgenomen door Cyprus (ESD). Zelfs producten uit het westen (ESB) wor-den aan het einde van de eerste eeuw na Christus gedurende een korte tijd belangrijk in de stad.

Naast de grote producenten van tafelwaar, hebben er ook vele kleine en regionale producenten een rol gespeeld, zoals Sagalassos (zie figuur 6), een stad van ca. 37 ha, waar een groot pottenbakkerskwartier is ontdekt.17 Dit kwartier be-stond uit een gebied van 6 ha aan de oostzijde van de stad, waar meerdere aardewerkateliers zijn opgegraven met 17 pot-tenbakkersovens en waar geofysische onderzoeksmethodes een totaal van 89 ovens aanduidden. De grote hoeveelheden misbaksels en werktuigen die zijn aangetroffen in dit gebied tonen een gespecialiseerde productie van SRSW aan die veel te groot lijkt te zijn voor lokale noden. Het begin van groot-schalige productie, vanaf ca. 25 voor Christus, lijkt overeen te komen met de stichting van veteranenkoloniën in Pisidië.18 Buiten Pisidië is SRSW echter slechts sporadisch aangetrof-fen, zoals in de kustplaats Perge. Hierbij is het waarschijnlijk dat de ligging van Pisidië, een verstedelijkt gebied op een ruime afstand van de kust, ca. 90 km hemelsbreed tussen Sagalassos en Attaleia (Antalya), het mogelijk maakte dat een grootschalige productie van tafelwaar in het bergachtige ge-bied kon bestaan. Door gebrekkige economische integratie over de langere afstand, bestaat de kans dat er mogelijkheden ontstonden voor lokale en regionale productie.

ConclusieDe steden van Klein-Azië lijken op het eerste gezicht een vrij statisch stedelijk patroon te vertonen dat ten dele door struc-turele factoren verklaard kan worden. Echter, de verbindin-gen zijn bij nadere studie eerder dynamisch en complex en laten vrij grote veranderingen zien onder de Pax Romana. Daarbij kan wel vastgesteld worden dat structurele factoren, zoals de morfologie en vruchtbaarheid van het landschap of de aanwezigheid van transportmogelijkheden, een belang-rijke rol speelden, maar dat daarmee niet de diversiteit in bijvoorbeeld tafelwaar kan worden verklaard. Daarbij moet ook in overweging genomen worden dat er uiteraard veel andere (vergankelijke) producten geproduceerd en verhan-deld werden. Bovendien manifesteert de verbondenheid tus-sen steden zich niet enkel in de verspreiding van goederen, maar ook in juridische en culturele netwerken en groepen.

Daarnaast zullen ook private contacten tussen de verschil-lende regio’s van Klein-Azië en daarbuiten hebben bestaan, en zeker de contacten van de elite zullen hun impact hebben gehad op de investeringen en staat van de steden.19 Echter moet men zich wel afvragen hoe groot het aandeel van bij-voorbeeld tafelwaar in de economie van deze steden was. De meeste steden van Klein-Azië zullen in de eerste plaats een autarkisch karakter gehad hebben waarbij de voedselvoor-ziening uit het directe achterland kwam. Daarbij bepalen de structurele factoren van landschap en klimaat wel de gren-zen van de mogelijke variatie in onder andere stadsgrootte, monumentaliteit en verbindingen. De aanwezigheid van bijvoorbeeld betere landbouwgronden en een betere water-voorziening laten in theorie meer voedselproductie toe, wat op haar beurt weer een invloed kan hebben op bevolkings-grootte, heffen van hoeveelheid belasting, en welvaart. Ook de aanwezigheid van (water)wegen of natuurlijke obstakels zoals bergketens beïnvloedden connectiviteit. Echter, deze factoren zijn niet strikt deterministisch en lijken de wissel-werking van meer en minder goede connecties, de politieke en sociaal-economische veranderingen en de structurele fac-toren van het landschap, het patroon van de steden en haar complexiteit te veroorzaken.

DankwoordDit artikel is geschreven in het kader van het ERC-project An Empire of 2000 Cities en bouwt ten dele voort op on-derzoek dat mogelijk is gemaakt door de Onderzoeksraad KU Leuven, het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen, en het Belspo Federaal Wetenschapsbeleid.Mijn dank voor het nalezen en bekritiseren aan Paul Kloeg, Pieter Houten en John Bintliff.

LiteratuurBes, P. & Poblome, J. 2008, “(Not) See the wood for the trees?

19,700+ sherds of sigillata and what we can do with them”, Rei Cretariae Romanae Fautorum Acta, vol. 40, pp. 505-514.

Broughton, T.R.S. 1938, “Roman Asia Minor” in An economic survey of Ancient Rome. Volume IV. Africa, Syria, Greece, Asia Minor, (red.) T. Frank, pp. 499-919.

Dalla Rosa, A. 2012, “Praktische Lösungen für praktische Probleme: Die Gruppierung von Conventus in de Provinz Asia un die Bewegungen des Prokonsuls C. Iulius Severes (Procos. 152/53)”, Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik, vol. 183, pp. 259-276.

De Ligt, L., Houten, P. & Willet, R. 2014, “An empire of 2000 cities: urban networks and economic integration in the Roman empire”, Tijdschrift Mediterrane Archeologie, vol. 52, p. 64.

De Vries, J. 1984, European urbanization, 1500-1800, Methuen & Co, Londen.

Faroqhi, S. 1984, Towns and townsmen of Ottoman Anatolia. Trade, crafts and food production in an urban setting, 1520-1650, Cambridge University Press, Cambridge.

Malfitana, D., Poblome, J. & Lund, J. 2005, “Eastern Sigillata A in Italy. A socio-economic evaluation”, Bulletin Antieke Beschaving, vol. 80, pp. 199-212.

TMA jaargang 27, nr. 54

12

Marek, C. 2010, Geschichte Kleinasiens in der Antike, Verlag C.H. Beck, München.

Mitchell, S. 1993, Anatolia: land, men, and gods in Asia Minor. The Celts in Anatolia and the impact of Roman rule, Clarendon Press, Oxford.

Poblome, J. 1999, Sagalassos Red Slip Ware. Typology and chron-ology, studies in Eastern Mediterranean archaeology, Brepols, Turnhout.

Poblome, J. & Zelle, M. 2002, “The table ware boom: a socio-eco-nomic perspective from western Asia Minor” in Patris Und Imperium: Kulturelle Und Politische Identität in Den Städten Der Römischen Provinzen Kleinasiens in Der Frühen Kaiserzeit, (red.) C. Von Berns, H. von Hesberg, L. Vandeput & M. Waelkens, pp. 275-287.

Taylor, P.J. 2004, World city network. A global urban analysis, Routledge, Londen.

Van Nijf, O.M. & Williamson, C.G. 2014, “Netwerken, pan-helleense festivals en de globalisering van de Hellenistische wereld”, Groniek, Historisch Tijdschrift, vol. 200, pp. 253-265.

Willet, R. 2014, “Experiments with diachronic data distribu-tion methods applied to Eastern Sigillata A in the Eastern Mediterranean”, HEROM. Journal on Hellenistic and Roman Material Culture, vol. 3, pp. 39-69.

Willet, R. & Poblome, J. 2015, “The scale of Sagalassos Red Slip Ware production - Reconstructions of local need and produc-tion output of Roman Imperial tableware”, Adalya, vol. 18, pp. 133-157.

Woolf, G. 1997. “The Roman urbanization of the East” in The Early Roman empire in the East, (red.) S.E. Alcock, pp. 1-14.

AuteursomschrijvingRinse Willet ([email protected]) is momenteel post-doctoraal onderzoeker in Oude Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, met als onderzoeksproject de steden van Romeins Klein-Azië in het kader van het ERC-project An Empire of 2000 Cities. Daarvoor heeft hij eind 2012 een doctoraat afgerond aan de KU Leuven, met als onderwerp Red Slipped Complexity. The socio-cultural context of the con-cept and use of tableware in the Roman East (second century BC - seventh century AD) en was hij betrokken bij veldwerk als aardewerkonderzoeker en opgraver binnen het Sagalassos Archaeological Research Project en het Boeotia Survey Project.

Eindnoten1 Taylor 2004: p. 8; hij gaat nog verder door te stellen dat de geïsoleerde

stad een mythe is die door archeologen bedacht is om de ‘eerste’ of ‘moe-der’stad van een regio te vinden.

2 Taylor 2004: pp. 23-24; Taylor baseert zich hier op het werk van John Friedmann, Saskia Sassen en Jean Gottmann.

3 Voor een uitgebreidere introductie, zie het introductieartikel van het on-derzoeksproject in De Ligt et al. 2014, p. 64.

4 Wetgeving uit 2012-13 belemmert bovendien het onderzoek door het verzamelen van vondsten tijdens intensieve surveys te verbieden – Survey Workshop Ankara (maart 2015).

5 Midaion is bekend door de munten die de stad geslagen heeft in de Romeinse periode, maar verdere archeologische kennis van de site is be-perkt tot een grove schatting van de grootte van de nederzettingsheuvel, gebaseerd op een 19de-eeuwse beschrijving van Karl Humann en Otto Puchstein. Kyzikos is uitgebreider bezocht in de vroege 20ste eeuw, maar modern archeologisch onderzoek is daar (nog) niet uitgevoerd.

6 Josephus, Bellum Judaicum II.366; Philostratus, Vitae sophistarum 548; Mitchell 1993: p. 243; Marek 2010: p. 515 (wat aan Plinius, Naturalis Historia, V 150 is ontleend); Broughton 1938: p. 697f, 734f.

7 Bronnen hiervoor zijn in de eerste plaats eerdere overzichtswerken over Romeins Klein-Azië, maar ook de Tabula Imperii Byzantini reeks en de Roman Provincial Coinage reeks.

8 Faroqhi 1984: pp. 13-15; de Ottomaanse periode laat een vergelijkbaar dunbevolkt gebied zien.

9 Cassius Dio, Historia Romana, LIV 7.2; 23.7 laat een mooi voorbeeld voor de stad Kyzikos zien: de stad verliest onder Augustus haar privileges van een ‘vrije stad’ (civitas libera) nadat een inwoner met Romeins burger-recht gegeseld is in de stad.

10 Binnen het project wordt Antiochië aan de Orontes tot het onderzoeksge-bied van de Levant gerekend. De groottes zijn gebaseerd op gepubliceerde getallen (bij voorkeur door degenen direct betrokken bij het archeolo-gisch onderzoek van de site) of op eigen metingen middels kaartmateriaal en GIS met satellietbeelden. Ook dient vermeld te worden dat het opge-bouwde gebied van een nederzetting niet altijd makkelijk vast te stellen is, zeker zonder modern archeologisch onderzoek, en dat in veel gevallen een schatting gemaakt moet worden op basis van de verspreiding van ruïnes, oppervlaktevondsten en de necropolen. Voor wat grovere vergelijkingen lijkt de methode wel een goede indicatie te bieden.

11 De Vries 1984: pp. 85-120; Woolf 1997: pp. 1-14.

12 Dalla Rosa 2012; Dio Chrystosom, Orationes, 34.15-17 laat zien dat deze rechtszittingen ook een economische boost voor de steden betekende.

13 Van Nijf & Williamson 2014.

14 ICRATES = Inventory of Crafts and Trade in the Roman East, een pro-ject waarbij een database van gepubliceerde terra sigillata in het Romeins oosten is aangelegd, met meer dan 30.000 stuks tafelwaar, waarin het merendeel van de publicaties tot 2012 zijn opgenomen. Bes & Poblome 2008.

15 Poblome & Zelle 2002; de volgende soorten terra sigillata worden er in en nabij Klein-Azië tijdens de Laat Hellenistische periode en Romeins Keizertijd geproduceerd: Eastern Sigillata A (ESA) – kustgebied tussen Latakia in Syrië en Tarsus in Turkije, geproduceerd ca. tweede helft twee-de eeuw voor Christus tot eind tweede eeuw na Christus; Eastern Sigillata B (ESB) – de Maeander-vallei, geproduceerd vanaf het begin van de Keizertijd tot de tweede helft tweede eeuw na Christus; Eastern Sigillata C (ESC) – Pergamon, Ketios-vallei en Çandarlı, geproduceerd vanaf de tweede eeuw voor Christus tot in ieder geval eind derde eeuw na Christus; Eastern Sigillata D (ESD) – zuidwest Klein-Azië en Cyprus, geprodu-ceerd eind tweede eeuw voor Christus tot eind tweede eeuw na Christus.

16 Malfitana et al. 2005: p. 202.

17 Poblome 1999: pp. 24-26.

18 Willet & Poblome 2015: pp. 134-135.

19 Mitchell 1993: pp. 151-153; aan de hand van epigrafisch materiaal re-construeert Mitchell verscheidene landgoederen in centraal Galatië die eigendom waren van Italische Romeinen in Pamphylië.