een muntdepot van 27 denarii gevonden in lith

6
407 scheijvens Een muntdepot van zevenentwintig denarii gevonden in Lith (gemeente Oss, Noord-Brabant) Godfried Scheijvens Inleiding In december 2006 is op een bekende archeologische vindplaats in de Maaskant ten zuidoosten van Lith een Romeins muntdepot van 27 denarii aangetroffen. Van de denarii dateert de oudste munt uit 90 v. Chr. en de jongste uit ca. 98 na Chr. Naast een aantal Republikeinse munten is dus bijna de gehele e eeuw na Chr. vertegenwoordigd waarbij opvalt dat denarii van Augustus en Gaius (Caligula) ontbreken. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om zilvergeld dat ten tijde van de de- positie al lange tijd in gebruik was en dat na de instroom in de provincie Germania Inferior (Neder-Germanië) van grote(re) hoeveelheden nieuw aangemunt zilver- geld onder Traianus (regeringsperiode 98-7) en Hadrianus (7-38) aan de ‘normale’ geldcirculatie is onttrokken en door de eigenaar is opgepot of anderszins bewaard. De context De vondsten zijn gedaan op een bekende archeologische vindplaats, ten zuidoos- ten van Lith. De vinder schreef in zijn verslag aan het Meldpunt Archeologische Bodemvondsten van de provincie Noord-Brabant het volgende: ‘Het terrein is bekend (i.e. het is een bekende vindplaats, GS). Vanaf de weg is op dit terrein geen verhoging waarneembaar. Het terrein/de terp (sic) is door de landeigenaar grotendeels afgevlakt, waardoor de muntschat waarschijnlijk hoger (i.e. dichter aan de oppervlakte, GS) is komen te liggen en daarna door het ploe- gen is verspreid. De munten lagen binnen een straal van 1 m 2 op een diepte van tien tot ca. dertig cm onder het maaiveld. Enkele munten zaten door corrosie aan elkaar vastgekoekt. Of de munten zich in een potje of in een buideltje hebben bevonden is niet meer na te gaan.’ Behalve het muntdepot zijn door de vinder op dit perceel -onder andere – achttien fragmenten van draadfibulae uit de Romeinse tijd, drie handgevormde spinklosjes uit de ijzertijd t/m Romeinse tijd, vier fragmenten (waaronder twee halve exemplaren) van bronzen armbanden uit de Romeinse tijd, een fragment van met zilver ingelegd bronzen meubelbeslag uit de Romeinse tijd , twee com- Identiteit van de vinders is bekend bij het Meldpunt Archeologische Bodemvondsten van de Provincie Noord-Brabant. Vondsten zijn opgenomen in Archis onder waarnemingsnr. 40084.

Upload: vu-nl

Post on 04-Feb-2023

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

407scheijvens

Een muntdepot van zevenentwintig denarii gevonden in Lith (gemeente Oss, Noord-Brabant)

Godfried Scheijvens

Inleiding

In december 2006 is op een bekende archeologische vindplaats in de Maaskant ten zuidoosten van Lith een Romeins muntdepot van 27 denarii aangetroffen.� Van de denarii dateert de oudste munt uit 90 v. Chr. en de jongste uit ca. 98 na Chr. Naast een aantal Republikeinse munten is dus bijna de gehele �e eeuw na Chr. vertegenwoordigd waarbij opvalt dat denarii van Augustus en Gaius (Caligula) ontbreken. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om zilvergeld dat ten tijde van de de-positie al lange tijd in gebruik was en dat na de instroom in de provincie Germania Inferior (Neder-Germanië) van grote(re) hoeveelheden nieuw aangemunt zilver-geld onder Traianus (regeringsperiode 98-��7) en Hadrianus (��7-�38) aan de ‘normale’ geldcirculatie is onttrokken en door de eigenaar is opgepot of anderszins bewaard.

De context

De vondsten zijn gedaan op een bekende archeologische vindplaats, ten zuidoos-ten van Lith. De vinder schreef in zijn verslag aan het Meldpunt Archeologische Bodemvondsten van de provincie Noord-Brabant het volgende:

‘Het terrein is bekend (i.e. het is een bekende vindplaats, GS). Vanaf de weg is op dit terrein geen verhoging waarneembaar. Het terrein/de terp (sic) is door de landeigenaar grotendeels afgevlakt, waardoor de muntschat waarschijnlijk hoger (i.e. dichter aan de oppervlakte, GS) is komen te liggen en daarna door het ploe-gen is verspreid. De munten lagen binnen een straal van 1 m2 op een diepte van tien tot ca. dertig cm onder het maaiveld. Enkele munten zaten door corrosie aan elkaar vastgekoekt. Of de munten zich in een potje of in een buideltje hebben bevonden is niet meer na te gaan.’

Behalve het muntdepot zijn door de vinder op dit perceel -onder andere – achttien fragmenten van draadfibulae uit de Romeinse tijd, drie handgevormde spinklosjes uit de ijzertijd t/m Romeinse tijd, vier fragmenten (waaronder twee halve exemplaren) van bronzen armbanden uit de Romeinse tijd, een fragment van met zilver ingelegd bronzen meubelbeslag uit de Romeinse tijd , twee com-

� Identiteit van de vinders is bekend bij het Meldpunt Archeologische Bodemvondsten van de Provincie Noord-Brabant. Vondsten zijn opgenomen in Archis onder waarnemingsnr. 4�0084.

408 de archeologische schatkamer maaskant

plete bronzen nagels uit de Romeinse tijd, een denarius van Hadrianus (geen deel van het muntdepot) en een lemen slingerkogel (midden ijzertijd t/m Romeinse tijd) aangetroffen. Ook andere vondsten uit dezelfde periode(n) zijn bekend van deze locatie. Daarnaast is de akker bezaaid met aardewerkscherven, hoofdzakelijk daterend uit de ijzertijd en de Romeinse tijd, met een enkele scherf uit de brons-tijd. Op basis van het bovenstaande valt af te leiden dat we te maken hebben met een nederzettingsterrein waar gedurende meerdere perioden langere of kortere tijd is gewoond. De hoogte van het terrein, de samenstelling van de bodem en de concentratie van vondstmateriaal geven aan dat er sprake is van een hoger gelegen landschappelijk relict (oeverwal of rivierduin) in het rivier- en rivieroeverwalvlak-ten landschap van de Maaskant.

De vondsten

Het muntdepot van Lith bestond ten tijde van de depositie uit minimaal 27 dena-rii. De oudste denarii dateert uit 90 v. Chr., de jongste uit ca. 98 na Chr. De 27 denarii zijn in een drietal categorieën te onderscheiden:2

�. Negen denarii dateren uit de Late Republiek:

2 denarii geslagen onder autoriteit van L. Piso Frugi, datering 90 v.Chr. (numisnrs. �089�50 t/m �089�5�);

� denarius geslagen onder autoriteit van T. Carisius III VIR, datering 46 v.Chr. (numisnr. �089�52);

� denarius geslagen onder autoriteit van C. Julius Caesar, datering 44 v.Chr. (numisnr. �089�53);

� denarius geslagen onder autoriteit van C. Caesar Octavianus en Q. Salvius, datering 40 v.Chr. (numisnr. �089�58);

4 denarii geslagen onder autoriteit van M. Antonius, datering 32-3� v.Chr. (numisnrs. �089�54 t/m �089�57).

2. Zes denarii dateren uit de �e eeuw na Chr., van voor het crisisjaar 69 (het zogenaamde ‘Vierkeizerjaar’ en de Bataafse Opstand):

4 denarii geslagen onder autoriteit van keizer Tiberius, datering �4-37 n.Chr. (numisnrs. �089�39 t/m �089�42);

� denarius geslagen onder autoriteit van keizer Claudius I, datering 4�-54 n.Chr (numisnr. �089�32);

� denarius geslagen onder autoriteit van keizer Nero, datering 54-68 n.Chr. (numisnr. �089�49).

3. Twaalf denarii dateren uit de �e eeuw na Chr., van na het crisisjaar 69:

6 denarii geslagen onder autoriteit van keizer Vespasianus, datering 69-79 n.Chr. (numisnrs. �089�43 t/m �089�48);

3 denarii geslagen onder autoriteit van keizer Titus, datering 79-8� n.Chr. (numisnrs. �089�33 t/m �089�35);

2 Determinaties J. Pelsdonk, Geldmuseum Utrecht, Numis meldingen �089�33 t/m �089�58.

geertjedekort
Notitie
'De oudste denarii' moet zijn 'de oudste denarius'

409scheijvens

2 denarii geslagen onder autoriteit van keizer Domitianus, datering 8�-96 n.Chr. (numisnrs. �089�37 t/m �089�38);

� denarius geslagen onder autoriteit van keizer Nerva, datering 96-98 n.Chr. (numisnr. �089�36).

De oudste munt uit het depot van Lith is een Republikeinse denarius van 90 v. Chr. geslagen onder autoriteit van L. Piso Frugi. De aanwezigheid van een in verhouding grote hoeveelheid republikeins zilvergeld in muntdepots is een veel voorkomend fenomeen, gezien het feit dat dit kwalitatief goede zilvergeld een lange periode van circulatie (in een aantal gevallen zelfs ruim twee eeuwen) heeft gekend (Aarts 2000, 56; Van Heesch �998, 53-55).

De vooralsnog als sluitmunt te beschouwen munt is een denarius geslagen on-der autoriteit van keizer Nerva en dateert uit 96-98 na Chr. Bijna de gehele �e eeuw na Chr. is dus vertegenwoordigd waarbij opvalt dat denarii van Augustus en Caligula (Gaius ) geheel afwezig zijn. Zeker wat betreft Augustus is dat opval-lend gezien de lange regeringsperiode. Voor een aantal keizers uit het zogenaamde Vierkeizerjaar kan een korte regeringsperiode als oorzaak worden aangedragen (tabel �).

Een belangrijk kenmerk van een muntdepot als Lith is dat munten uit verschil-lende perioden op hetzelfde tijdstip in de grond terecht zijn gekomen. De jongste munt (de sluitmunt) geeft daarbij het moment aan waarop de munten ‘begraven’ moet zijn (een zogenaamde terminus post quem datering).

Het depot van Lith is dus in ieder geval niet voor het jaar 96 begraven. Het meest waarschijnlijke is dat de munten in de eerste helft van de 2e eeuw in de grond terecht zijn gekomen, al is een later moment zeker niet uit te sluiten (fig. �; 2).

Een belangrijke vraag ten slotte: is het depot compleet? Het is duidelijk dat de munten ten tijde van de vondst niet meer op hun oorspronkelijke locatie lagen. Wel is het vermoeden dat de munten in de directe omgeving van de oorspronke-lijke context zijn gevonden gezien de beperkte verspreiding van de munten van � m2. Er wordt dan ook van uit gegaan dat het depot (vrijwel) compleet is en dat het een gesloten vondst betreft. Ook hier geldt echter dat het niet uit te sluiten is dat er al eerder munten zijn ‘gevonden’ of dat munten nog zijn achtergebleven in de bodem.3 Dat geldt ook voor een eventuele ‘container’ van de munten bijvoorbeeld een aardewerken pot of beurs.

3 Een archeologisch onderzoek ter plaatse zou dat kunnen uitwijzen. Dat geldt ook voor het vaststel-len van de exacte context van het depot.

Late Republiek 90-31 v. Chr.

Keizer Regeringsperiode Keizer Regeringsperiode

Augustus 27 v. Chr–14 na Chr. Otho 69

Tiberius 14–37 Vitellius 69

Caligula 37–41 Vespasianus 69–79

Claudius I 41–54 Titus 79–81

Nero 54–68 Domitianus 81–96

Galba 68–69 Nerva 96–98

Tabel 1. De munten uit het muntdepot van Lith zijn gesla-gen in verschillende perioden verspreid over ca. 200 jaar.

1cm

410 de archeologische schatkamer maaskant

Muntdepots of -schatten uit de Romeinse tijd

Muntdepots of schatten uit de Romeinse tijd worden binnen de grenzen van het Romeinse Rijk, maar ook daarbuiten, regelmatig aangetroffen (zie bv. Aarts 2005; Meurkens 2007). Kort gezegd kan een muntschat worden gedefinieerd als twee of meer bij elkaar gevonden munten.4 Het bewust verbergen van dergelijke schatvondsten – en dat betreft niet alleen munten -is de belangrijkste verklaring voor dergelijke vondsten. Een belangrijk deel van deze schatten is bijvoorbeeld verborgen uit ‘angst’ in perioden van oorlogen of politieke onrust, zoals tijdens de Germaanse invallen in het Romeinse Rijk in de tweede helft van de 3e eeuw. Het bewust verbergen kan daarnaast ook een rituele achtergrond hebben (Fontijn & Jansen 2007). Ten slotte bestaat altijd de kans dat munten zijn verloren. De mogelijkheden zijn dus:

Bewaar- of spaarschat: als gevolg van oorlog en politieke onrust, maar ook devaluatie van geld vindt oppotting plaats. Hierbij is vaak sprake van munten bijeen gespaard over een lange(re) periode. Niet meer opgehaald door oor-spronkelijke eigenaar(s);

Rituele depositie;

Beursschat: verlies van munt(en), mogelijk in een beursje.

4 Definitie NUMIS, de nationale database waarin zowel losse munten als muntschatten zijn opgenomen.

�.

2.

3.

Figuur 1. De 27 denarii uit het muntdepot van Lith.

411scheijvens

Geld werd in de oudheid regelmatig in de grond bewaard. Wanneer door oorlog of politieke onrust meer (munt)schatten dan wat als ‘normaal’ wordt be-schouwd worden verborgen spreken we van een ‘schatvondsthorizont’. Vaak is voor dergelijke schatvondsthorizonten een historische verklaring te geven. Dat betekent overigens niet dat dit voor alle individuele schatten uit een bepaalde periode en/of regio van toepassing is, rituele deposities of het verlies van geld zal ook in deze periode voorkomen.

Interpretatie muntdepot van Lith

Waarom zijn de munten van het muntdepot van Lith in de grond terecht geko-men? Gezien het feit dat de munten kort bij elkaar zijn aangetroffen kunnen we uitsluiten dat het hier om losse vondsten gaat die toevallig bij elkaar zijn gevon-den. Er is duidelijk sprake van een (verstoorde) schatvondst waarbij de munten op één moment aan de geldcirculatie zijn onttrokken en in de grond terecht zijn gekomen. Daarbij is het mogelijk dat zij oorspronkelijk in een buidel of een aar-dewerken pot hebben gezeten, die in de loop van de tijd verloren is gegaan. Op basis van de huidige kennis is het zeer waarschijnlijk dat het hier gaat om een muntdepot of -schat van zilvergeld dat ten tijde van de depositie al lang in gebruik was en dat na de instroom in de provincie Germania Inferior (Neder-Germanië) van grotere hoeveelheden nieuw aangemunt zilvergeld onder Traianus (98-��7) en Hadrianus (��7-�38) aan de ‘normale’ omloop is onttrokken en door de eigenaar is opgepot of anderszins bewaard.

De archeologische context van een nederzetting is daarvoor het belangrijkste argument, naast het feit dat de meest waarschijnlijke datering van depositie in een politiek rustige periode ligt. Bewaar-of spaarschatten worden meestal begraven in een nederzetting, vaak in het huis van de eigenaar zelf (Aarts 2007).5 Door voor ons onbekende omstandigheden is de eigenaar niet meer in de gelegenheid geweest om de munten weer op te graven.

Voor alternatieve verklaringen zijn geen aanwijzingen gevonden. Het ritueel deponeren van geld vindt plaats op specifieke plaatsen als een heiligdom6 of bij-zondere elementen in het (natuurlijke) landschap als bijvoorbeeld natte laagten of beekdalen (Aarts 2005). Een depositie op een (verlaten) nederzettingsterrein ligt niet voor de hand. Dat geldt ook voor de verklaring van een beursschat. De samenstelling van de muntschat en de vele nederzettingsvondsten lijken dit uit te sluiten.

Naschrift

De muntschat uit Lith is in 2007 door de vinder ter taxatie opgestuurd naar een veilinghuis waar men hem (naar we stellig aannemen per vergissing) – in plaats van hem te taxeren – tot grote ontsteltenis van de vinder op een muntenveiling heeft geveild. Daarmee is – helaas – een voor de Maaskant zeer bijzondere munt-vondst voor de vinder, het publiek en de wetenschap verloren gegaan.

5 Dergelijke vondsten zijn van meer opgravingen uit de directe omgeving bekend: o.a. Tiel-Passewaaij (Heeren 2009); Nistelrode-Zwarte Molen (Meurkens 2008); Uden-Noord (Goossens en Meurkens 20�3).

6 Een voorbeeld is het vroeg-Romeinse heiligdom Oss-Brabantstraat waar ca. �0 Romeinse munten zijn gevonden (De Leeuwe 20��).

Figuur 2. Drie denarii met duidelijke keizerafbeeldingen uit het muntdepot van Lith.

412 de archeologische schatkamer maaskant

Bibliografie

Aarts, J. 2000. Coins or Money? Exploring the monetization and functions of Roman coinage in Belgic Gaul and Lower Germany 50 BC-AD 450.

Aarts, J. 2005. Coins, money and exchange in the Roman world. A cultural-economic perspective, Archaeological dialogue: Dutch perspectives on current issues in archaeology, �2(�), �-27.

Aarts, J. 2007. Romeins geld: ritueel en de markt in een Bataafse gemeenschap, in: Roymans, J., Derks, T. en Heeren, S. (red.), Een Bataafse gemeenschap in de wereld van het Romeinse rijk. Opgravingen te Tiel-Passewaaij, Utrecht, ��5-�30.

Fontijn D.R. en Jansen R. 2007. De bronsschat van Nistelrode (N.-Br.) verstopt voor Germaanse plunderaars? Archeologie, historische bronnen en de interpretatie van een 3e eeuws bronsdepot, in: Tien jaar Archol. Van Contract tot Wetenschap. Leiden: Archol BV, 237-254.

Heeren, S. 2009. Romanisering van rurale gemeenschappen in de civitas Batavorum, Nederlandse Archeologische Rapporten 36, Utrecht, �39-�4�.

Heesch, J. van, �998. De muntcirculatie tijdens de Romeinse tijd in het noordwesten van Gallia Belgica. De civitates van de Nerviërs en de Menapiërs (ca. 50 v. C.-450 n. C.), Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis Monografie van Nationale Archeologie, Brussel, 53, 73, 94-95.

Leeuwe, R. de 20��. Een cultusplaats in Oss. Opgraving van een ijzertijdnederzetting en cultusplaats aan de Brabantstraat. Archol Rapport �23, Leiden.

Meurkens, L. 2007. Metaal- en muntvondsten uit de Romeinse tijd, middeleeuwen en nieuwe tijd, in: Jansen, R. (red.), Bewoningsdynamiek op de Maashorst. De bewonings-geschiedenis van Nistelrode van laat-neolithicum tot en met volle middeleeuwen, Archol rapport 48, Leiden.

Goossens, T.A. & L. Meurkens (red.) 20�3. Nederzettingen uit de vroege ijzertijd en Romeinse tijd in Uden-Noord (gemeente Uden). Een opgraving op de nieuwbouwlo-catie van streekziekenhuis Bernhoven (Archol-rapport �88), Leiden.