dossier landschap

53
Fivelingo: een historisch-geografisch landschapsonderzoek Naam: Ype Jan Nienhuis Studentnummer: 1798448

Upload: xs4all

Post on 08-Jan-2023

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Fivelingo: een historisch-geografischlandschapsonderzoek

Naam: Ype Jan NienhuisStudentnummer: 1798448

Vak: Dossier LandschapsgeschiedenisDocent: T. SpekStudierichting: Kunstgeschiedenis (Bachelor jaar 3)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Landschapsopbouw3

Inleiding tot het studiegebied3

Bedoeling van het werkstuk3

1.1 Opbouw en kenmerken van het cultuurlandschap in 19055

1.2 Landschappelijke veranderingen tussen 1905 en 19908

1.3 Opbouw en kenmerken van het cultuurlandschap in 1990 11

1.4 Vergelijking opbouw en kenmerken cultuurlandschap in 1832 met 12 opbouw en kenmerken in 1905Hoofdstuk 2 De invloed van de ondergrond

14 2.1 Indeling van het studiegebied in fysisch-geografische landschappen 14 2.2 Geomorfologie en bodemgesteldheid

15 2.3 Samenhang geomorfologie en topografie

16 2.4 Samenhang bodemgesteldheid en topografie

17 Hoofdstuk 3 Toponymie

19 3.1 Waternamen 19 3.2 Plaatsnamen

2

19 3.3 Veldnamen 20 3.4 Samenhangen tussen toponymie en landschap

21Hoofdstuk 4 Landschapsgeschiedenis

23 4.1 Vroege bewoningsgeschiedenis 23 4.2 Hoofdlijnen ontginningsgeschiedenis

25 4.2.1 Vroegste ontginningen 25

4.2.2 De ontsluiting van het medenland26

4.2.3 Ontginning en bewoning van het hoogveen27 4.2.4 Dijken en sluizen

28 4.3 Latere landschapsontwikkelingen

30 4.4 Historische relictenkaart

33Hoofdstuk 5 Actuele landschappelijke vraagstukken

35 5.1 Actuele landschappelijke ontwikkelingen

35 5.2 Case study: aardbevingen in Fivelingo

37

Literatuur en bronnen39

3

Hoofdstuk 1 Landschapsopbouw

Inleiding tot het studiegebied

De landstreek die ik in dit werkstuk heb onderzocht is Fivelingo. Dit gebied strekt zich grofweg uit van de doorgaandeautoweg N46 in het westen tot Delfzijl in het oosten, met als noordgrens de Eemshaven en als zuidgrens Gorecht (de streek rondom de stad Groningen). Het gebied dat ik als studiegebied gebruik bevindt zich in Fivelingo: het gebied tussen Stedum, Winneweer, Ten Boer en Sint Annen. Dit gebied is landelijk gelegen tussen de plaatsen Groningen en Delfzijl en wordt gekenmerkt door wierdedorpen met veel grasland en een aantal voornamelijk kleine watertjes. Verspreid in het gebied liggen boerderijen die uit de veeteelt hun belangrijkste inkomsten halen.Vanwege het landelijke karakter van het gebied, waarin graslanden agrarische bedrijven domineren, wordt deze regio ook wel het‘groene hart van Groningen’ genoemd.

Bedoeling van het werkstuk

Het doel van dit werkstuk is om de historisch-geografische kenmerken van de cultuurlandschappen binnen het studiegebied teonderzoeken door ze te beschrijven en te analyseren. Deze kenmerken variëren van meer historische kenmerken, zoals de landschapsopbouw, de landschapsgeschiedenis en de herkomst van de naamgeving van plaatsen uit het gebied, tot meer (fysisch)geografische kenmerken zoals de geomorfologie en de bodemgesteldheid van het gebied. Verder wordt de historische situatie van het studiegebied uit de 19e en begin 20e eeuw vergeleken met de situatie uit het einde van de 20e eeuw en hetbegin van de 21e eeuw. Ten slotte worden kenmerkende landschappelijke ontwikkelingen uit het heden gekoppeld aan eenactueel landschappelijk vraagstuk.

4

Kaart van het studiegebied met in het noordwesten Stedum, in het noordoosten Winneweer, in het midden Ten Post (aan het water) en in het zuidwesten Ten Boer

5

Bron: www.hisgis.nl (kaart Groningen)

Inleiding tot het hoofdstuk

6

In dit hoofdstuk bespreek ik de opbouw van het cultuurlandschapdoor het in landschapstypen en landschapseenheden in te delen. Eerst worden de opbouw en kenmerken van het studiegebied in 1905 besproken, daarna de landschappelijke ontwikkelingen tussen 1905 en 1990 en ten slotte de landschappelijke opbouw enkenmerken in 1990.

1.1 Opbouw en kenmerken van het cultuurlandschap in 1905

Tabel 1: opbouw en kenmerken van het historische cultuurlandschap in 1905

A: Zeekleilandschap

B: Rivierlandschap

C: Hoogveen-landschap

Grondgebruik Akkerbouw Grasland en akkerbouw

Grasland

Bebouwing Dorpen en boerderijen

Dorpen (lintbebouwing) en fabrieken

Dorpen en boerderijen

Verkaveling Blokverkaveling

Bijna alleen maar blokverkaveling

Strookverkaveling

Infrastructuur Spoor- en asfaltwegen

Rivierlandschap en asfaltwegen

Asfaltwegen

Begroeiing Bomen en gras Bomen, gras enriet

Gras

Bijzondere elementen

Wierde;zichtbaarheid voormalig riviertje in verkaveling grond

Meandering riviertje

Bron: Historische provincieatlas uit 1905, kaart 64 (Loppersum) schaal 1 : 25.000

Zeekleilandschap

7

De ondergrond van het noordelijkst gelegen landschap in het studiegebied, grofweg tussen Stedum, Winneweer en Ten Post, bestaat uit zeeklei. In dit gedeelte van het zeekleilandschap is in de verkaveling nog de meandering van het riviertje de Fivel terug te zien (zie afbeelding onder). Het gebied wordt grotendeels gebruikt voor de akkerbouw door boeren, wier boerderijen her en der in het landschap verspreid liggen. Ten gevolge van de akkerbouw hebben de meeste kavels een blokvormige verkaveling. De dorpen in het landschap liggen op wierden, het Groningse woord voor terpen. Het landschap wordt doorsneden door een spoorweg en asfaltwegen.

Kromme akker die de meandering van de voormalige Fivel in het landschap weergeeft

Foto Y J Nienhuis

Rivierlandschap

Centraal in het studiegebied stroomt het Damsterdiep, die de dorpen Winneweer, Ten

8

Post en Ten Boer met elkaar verbindt. Tussen Winneweer en Ten Post liggen een aantal fabrieken. De dorpen worden gekenmerkt door lintbebouwing langs het Damsterdiep. Het Damsterdiep meandert tot Ten Post, waarna het diep zuidwaarts ineen bijna rechte lijn naar Ten Boer stroomt. Het grondgebruik is zowel grasland als akkerbouw. De kavels die aan het Damsterdiep liggen worden bijna allemaal gebruikt als grasland. Langs het Damsterdiep ligt een doorgaande weg die Ten Boer en Winneweer met elkaar verbindt.

Hoogveenlandschap

In het zuiden van het studiegebied, bij Ten Boer, ligt een hoogveenpolder. Deze polder wordt gebruikt als grasland. Her en der verspreid in de polder liggen boerderijen. Het gebied onderscheidt zich van de twee bovenstaande in zijn verkaveling, omdat er sprake is van strookverkaveling. In de polder ligt een doorgaande autoweg.

Kaart van het studiegebied uit 1905

9

Bron: Historische provincieatlas uit 1905, kaart 64 (Loppersum) schaal 1 : 25.000

1.2 Landschappelijke veranderingen tussen 1905 en 1990

10

Tabel 2: landschapsveranderingen in de periode 1905 en 1990

A: Zeekleilandschap

B: Rivierlandschap

C: Hoogveen-landschap

Grondgebruik Meer akkerbouw Meer grasland Meer grasland

Bebouwing Groei dorpen Groei dorpen, verdwijnen fabrieken

Groei dorpen

Verkaveling Grotere kavels Kavels nagenoeg gelijk aan situatie in 1900

Grotere kavels

Infrastructuur Gelijk aan situatie in 1905

Aanleg doorgaande autoweg

Gelijk aan situatie in 1905

Begroeiing Minder gras Meer gras Meer gras

Bijzondere elementen

Benaming zwermboerderijen als Lutjewijtwerd

Bron: Provincieatlas Groningen uit 1987/1990, kaart Stedum, TenBoer, Garrelsweer, Overschild schaal 1 : 25.000

Zeekleilandschap

In dit landschap wordt er ten opzichte van 1905 meer akkerbouw bedreven in het gebied tussen Stedum en Winneweer; het grondgebruik van nagenoeg alle kavels die zich in het voormalige stroomgebied van de Fivel bevinden is in de loop vande twintigste eeuw overgegaan van grasland naar akkerbouw. De

11

kavels in het gebied zijn groter geworden (ten gevolge van de ruilverkaveling). Ook zijn de dorpen in het gebied licht in omvang gegroeid. De infrastructuur is het zeekleilandschap, metde spoorlijn en autowegen, is vrijwel gelijk gebleven.

Rivierlandschap

In de buurt van het riviertje het Damsterdiep (zie afbeelding onder) is het grondgebruik van deels akkerbouw, deels grasland in 1905 overgegaan naar bijna alleen maar grasland. De dorpen die aan het Damsterdiep liggen (Winneweer en Ten Post) zijn in omvang licht gegroeid, de fabrieken die bij deze dorpen liggen zijn verdwenen. De kavels in dit gebied zijn qua grootte nagenoeg gelijk aan de situatie in 1900. Wat betreft de infrastructurele veranderingen valt de aanleg van de Rijksweg op te merken. Deze doorgaande weg verbindt Appingedam (buiten het studiegebied) met Ten Boer en volgt grotendeels de loop vanhet Damsterdiep.

Het Damsterdiep bij Winneweer vanuit het noordoosten gezien

12

Foto Y J Nienhuis

Hoogveenlandschap

In de hoogveenpolder bij Ten Boer is, evenals bij het Damsterdiep, een verschuiving van het grondgebruik van akkerbouw en grasland naar bijna alleen maar grasland op te merken. Ook hier, evenals in het zeekleilandschap, zijn de kavels groter geworden door de ruilverkaveling. De infrastructuur in het gebied, de autoweg en het Damsterdiep, isdezelfde als in 1905.

13

Recente kaart van het studiegebied (1987/1990)

Bron: Provincieatlas Groningen uit 1987/1990, kaart Stedum, Ten

14

Post en Ten Boer, schaal 1 : 25.0001.3 Opbouw en kenmerken van het cultuurlandschap in 1990

Opbouw en kenmerken van het huidige zeekleilandschap

In het huidige zeekleilandschap is het grondgebruik voornamelijk akkerbouw. De dorpen in het gebied zijn tamelijk klein en worden bewoond door meer dan 1000 inwoners. De kavels in het gebied zijn tamelijk groot en blokvormig. Er loopt een spoorlijn door het gebied, die de plaatsen Stedum en Loppersum met elkaar verbindt. Stedum wordt met Winneweer verbonden via een autoweg. Bij de dorpen, rondom de boerderijen en langs de autowegen staan bomen, verder overheerst het gras van de graslanden.

Opbouw en kenmerken van het huidige rivierlandschap

Aan het riviertje het Damsterdiep liggen de plaatsen Winneweer en Ten Post tussen graslandakkers. De grootte van deze dorpen varieert van ca. 500 tot ca. 1000 inwoners. De kavels in het gebied zijn voornamelijk blokvormig en iets kleiner dan in het zeekleilandschap. De infrastructuur bestaat uit het Damsterdiep, de Stadsweg (vroegere doorgaande weg) en de Rijksweg (huidige doorgaande weg).

Opbouw en kenmerken van de huidige hoogveenlandschap

De hoogveenpolder bij Ten Boer bestaat nu grotendeels uit grasland in strokenverkaveling. Het dorp Ten Boer is het grootste dorp in het gebied en ligt zowel aan de Stadsweg als aan de Rijksweg als aan het Damsterdiep.

15

De hoogveenpolder bij Ten Boer gezien vanuit het noordwesten, met op de achtergrond de bomen langs het Eemskanaal

Foto Y J Nienhuis

1.4 Vergelijking opbouw en kenmerken van het cultuurlandschap

16

in 1832 met opbouw en kenmerken in 1905

Tabel 3: vergelijking van de historische minuutplans van het gebied uit 1832 met de situatie in het gebied in 1905

A: Zeekleilandschap

B: Rivierlandschap

C: Hoogveen-landschap

Grondgebruik Meer akkerbouwin 1905

Bijna evenveelakkerbouw in 1905

Meer akkerbouwin 1905

Bebouwing Grotere dorpenin 1905

Even grote dorpen in 1905

Grotere dorpenin 1905

Verkaveling Even grote verkaveling in1905

Even grote verkaveling in1905

Even grote verkaveling in1905

Infrastructuur Bijna evenveelautowegen, spoorlijn in 1905

Evenveel autowegen in 1905

Evenveel autowegen in 1905

Begroeiing Minder gras in1905

Meer gras in 1905

Minder gras in1905

Bijzondere elementen

Boomgaarden bij de dorpen en boerderijen

Boomgaarden bij de dorpen en boerderijen

Boomgaarden bij de dorpen en boerderijen

Bron: www.hisgis.nl (kaart van Groningen)

Zeekleilandschap

In het zeekleilandschap wordt in 1905 meer akkerbouw bedreven. In de bijna driekwart eeuw zijn de dorpen in het gebied enigszins gegroeid. De kavels zijn evenwel bijna even groot gebleven. Aan de infrastructuur is weinig veranderd, behalve de

17

aanleg van een spoorlijn eind negentiende eeuw. Omdat er meer akkerbouw in het gebied is, is de begroeiing minder. Opvallend zijn de boomgaarden die zich bij de dorpen en boerderijen bevinden; in 1905 is een enkele veranderd in bouwland (bijvoorbeeld in het gehucht Lellens) maar de meesten bestaan in 1905 nog.

Rivierlandschap

In de buurt van het riviertje het Damsterdiep wordt in 1905 bijna evenveel akkerbouw bedreven. Ook zijn de dorpen in dit gebied even groot gebleven, evenals de kavels. De autowegen lopen in het gebied hetzelfde als in 1832. Omdat de akkerbouw als grondgebruik iets is afgenomen, is er meer gras land in hetgebied gekomen. De boomgaarden die ook hier bij de dorpen en boerderijen voorkomen, bestaan in 1905 vrijwel allemaal nog.

Hoogveenlandschap

In de hoogveenpolder bij Ten Boer wordt in 1905 meer akkerbouw bedreven. Ten Boer is als dorp gegroeid, maar de kavels in het gebied zijn even groot gebleven. De autowegen in het gebied zijn in aantal en grootte hetzelfde gebleven. Door de toename van akkerbouw in het gebied is er minder grasland in 1905. Ookvallen de boomgaarden bij de boerderijen in de polder en bij Ten Boer op.

Hoofdstuk 2 De invloed van de ondergrond

Inleiding tot het hoofdstuk

In dit hoofdstuk bespreek ik de invloed van de ondergrond in

18

het studiegebied. Daartoe wordt het studiegebied ingedeeld in fysisch-geografische landschappen. Daarna beschrijf ik de geomorfologie en de bodemgesteldheid van het gebied. Vervolgenswordt de samenhang tussen de geomorfologie en de topografie en als laatste de samenhang tussen de bodemgesteldheid en de topografie besproken.

2.1 Indeling van het studiegebied in fysisch-geografische landschappen

Geomorfologische kaart van het studiegebied

Bron: digitale geomorfologische kaart van Nederland (clickable map), omgeving Stedum, Winneweer, Ten Post, Ten Boer, schaal

19

1 : 50.000Korte beschrijving van de landschapstypen

Voormalig rivierlandschap: Het voormalig rivierlandschap wordt gekenmerkt door een sterk meanderende geul die vanuit het noorden in de omgeving van Stedum via Ten Post naar het zuiden richting het Eemskanaal stroomt.Mariene landschap:Het mariene landschap wordt gekenmerkt door een vlakte van afzettingen die veroorzaakt wordt door de getijwerking van de rivier. Ten zuiden van de rivier bevindt zich een kwelderwal.Overig landschap:Het overblijvende landschap wordt gevormd door terpen; opgehoogde kwelderwallen waarop de bevolking woont. Rondom dezeterpen zijn dorpen ontstaan, zodat de huizen niet bedreigd worden door hoog water. Verspreid in het landschap bevinden zich vlakten die ontstaan zijn door afgraving of egalisatie door de inwoners van het gebied.(Voor een overzichtskaartje zie de afbeelding boven)

Tabel 4: landschaptypen en landschapskenmerken op basis van de geomorfologische kaart

Landschapstype: A: Voormalig rivierlandschap

B: Mariene landschap

C: Overig

Landschapseenheden(sublandschappen)

Geul van meanderend afwateringsstelsel (2R11)

Kwelderwal(3K31)

Terp of hoogwatervluchtplaats(T)

Vlakte van getijafzettingen(2M35)

Vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie(2M48)

20

Bron: digitale geomorfologische kaart van Nederland (clickable map), omgeving Stedum, Winneweer, Ten Post, Ten Boer, schaal 1 : 50.000

2.2 Geomorfologie en bodemgesteldheid

Beschrijving geomorfologie

Het voormalig rivierlandschap bestaat uit een geul van meanderend afwateringsstelsel, dat ten oosten van Stedum naar het zuidoosten, voorbij Ten Post, naar het Eemskanaal stroomt.Het mariene landschap bestaat uit een kwelderwal die ten zuidenvan de geul van meanderend afwateringsstelsel ligt. Tussen de meanderende geul en de kwelderwal ligt een vlakte van getijafzettingen. De rest van het gebied wordt gekenmerkt door terp of hoogwatervluchtplaatsen in of bij de dorpen en de vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie bij de meanderende geul of verspreid door het landschap.

Beschrijving bodemgesteldheid

Het voormalige rivierlandschap bestaat uit een geul van kalkarme poldervaaggronden van klei, met een gemiddelde hoogstegrondwaterstand van 40 cm beneden het maaiveld. Het mariene landschap bestaat uit kalkarme poldervaaggronden van lichte en zware zavel. Ook komen er knippige poldervaaggronden van klei voor.Het overige gebied ten zuiden van de twee bovengenoemde landschappen bestaat uit kalkarme en kalkrijke nesvaaggronden van klei. Verder bestaat het uit knippolder vaaggronden van zware klei en van zavel en lichte klei en uit zeer ondiepe keileem en potklei.

2.3 Samenhang geomorfologie en topografie

21

Samenhang geomorfologie met de topografie in 1905

De geul van het voormalige rivierlandschap is in de verkavelingtussen Stedum en Winneweer nog zichtbaar. Langs de zuidkant vande geul, op de grens met de kwelderwal, loopt de autoweg tussenStedum en Ten Boer. In het mariene landschap met de kwelderwal en een vlakte van getijafzettingen wordt akkerbouw bedreven. Ook bevinden zich inbeide sublandschappen meerdere boerderijen.In het overige landschap zijn op sommige terpen huizen gebouwd,waardoor ze midden in de dorpen liggen. Op andere terpen liggenboerderijen; een enkele ligt zonder bebouwing als grasland in het landschap. Op enkele afgegraven of geëgaliseerde vlakten bevinden zich boerderijen, maar de meesten bestaan uit akkers of grasland.

Samenhang geomorfologie met de topografie in het heden

Het voormalige rivierlandschap met de geul van meanderend afwateringsstelsel tussen Stedum en Winneweer is ook nu nog in de verkaveling van de akkers zichtbaar. Op de kwelderwal tussen Stedum en Winneweer liggen nog meer akkers dan in 1905; de verkaveling van de akkers is groter dan in 1905. In de vlakte van getijafzettingen tussen de meanderende geul wordt meer akkerbouw bedreven dan in 1905.Het overige landschap met de terpen bevindt zich nog steeds inde dorpen, al zijn de dorpen groter geworden en liggen ze niet alleen meer op de terpen. De afgegraven of geëgaliseerde vlakten liggen nu voornamelijk op grasland, aangezien het grasland in de hoogveenpolder bij Ten Boer is toegenomen ten koste van de akkers.

2.4 Samenhang bodemgesteldheid en topografie

Samenhang bodemgesteldheid met de topografie in 1905

22

In het voormalige rivierlandschap is de geul van kalkarme poldervaaggronden van klei terug te zien in de verkaveling tussen Stedum en Winneweer. Het mariene landschap met de kalkarme poldervaaggronden van zowel de lichte als de zware zavel wordt voornamelijk voor de akkerbouw gebruikt. De knippige poldervaaggronden van klei worden voor de akkerbouw en als grasland gebruik.In het overige gebied bevinden zich op de kalkrijke nesvaaggronden van klei boerderijen. Veel andere boerderijen ensommige dorpen (Stedum en Winneweer) in dit gebied liggen op wierden van zeer ondiepe keileem en potklei.

Samenhang bodemgesteldheid met de topografie in het heden

In het voormalige rivierlandschap is de geul van kalkarme poldervaaggronden terug te zien in de verkaveling van de akkerstussen Stedum en Winneweer.In het mariene landschap worden de kalkarme poldervaaggronden van zowel de lichte als zware zavel voor de akkerbouw gebruikt.Op de grens van de kalkarme poldervaaggronden van zware zavel en de knippige poldervaaggronden van zware zavel, op terpen van zeer ondiepe keileem en poltklei, liggen een aantal boerderijen (ten zuiden van Stedum richting Ten Post).In het overige landschap worden de knippige poldervaaggronden van klei en de knippoldervaaggronden van zavel en lichte klei als grasland gebruikt.

Tabel 5: samenhang tussen de geomorfologie, de bodem, het cultuurlandschap in 1900 en het cultuurlandschap in het heden

Geomorfologie Bodem Cultuurlandschap 1900

Cultuurlandschap heden

A: Voormalig rivierland-

Geul van meanderend afwateringsste

Geul van kalkarme poldervaag- gronden

Meandering geul in verkavelde akkers/gras

Meandering geul in verkavelde akkers

23

schap lsel van klei -land zichtbaar

zichtbaar

B: Mariene landschap

Kwelderwal Kalkarme poldervaag- gronden van zware zavel

Kleine blokvormigeakkers; open veld

Grote blokvormigeakkers; open veld

Vlakte van getijafzettingen

Kalkarme poldervaag-gronden van lichteen zware zavel

Blokverkavelde akkerbouw met verspreide boerderijen; autoweg

Blokverkavelde akkerbouw met verspreide boerderijen; doorgaande autoweg

C: Overig Terp of hoogwater-vluchtplaats

Zeer ondiepe keileem enpotklei

Boerderij of dorp

Boerderij of dorp

Vlakte ontstaan door afgraving of egalisatie

Kalkrijke nesvaaggronden van klei

Fabriek of boerderij

Boerderij of grasland

Bronnen: digitale geomorfologische kaart van Nederland (clickable map); www.bodemdata.nl, kaartblad 07OOST; Historische provincieatlas uit 1905, kaart 64 (Loppersum) schaal 1 : 25.000; Provincieatlas Groningen uit 1987/1990, kaart Stedum, Ten Boer, Garrelsweer, Overschild schaal 1 : 25.000

24

Hoofdstuk 3 Toponymie

Inleiding tot het hoofdstuk

In dit hoofdstuk bespreek ik de belangrijkste water-, plaats- en veldnamen en hun etymologische verklaring alsmede de samenhang tussen een aantal kenmerkende toponiemen en het landschap.

3.1 Waternamen

Tabel 6: beschrijving van de belangrijkste natuurlijke waternamen en hun etymologische verklaring

Plaatsnaam: Etymologische verklaring:

Damsterdiep -diep: zowel natuurlijk als gegraven water; in het geval van het Damsterdiep

25

een kunstmatig (dus gegraven) water. volledige betekenis naam: gegraven water van Appingedam. (‘Dam’).

Eemskanaal Eem: kleine rivier; volledige betekenis naam: kleine rivier en kanaal.

Stedumermaar: -maar: kleine natuurlijke waterloop; volledige betekenis naam: kleine natuurlijke waterloop van Stedum.

Westerwijtwerdermaar

-maar: kleine natuurlijke waterloop; volledige betekenis naam: kleine natuurlijke waterloop van Westerwijtwerd.

Bron: Schönfeld, M., Nederlandse waternamen, Brussel, 1955

3.2 Plaatsnamen

Tabel 7:beschrijving van de plaatsnamen en hun etymologische verklaring

Plaatsnaam: Etymologische verklaring:

Stedum Stede: plaats; -um: bij; volledige betekenis naam: bij de plaats.

Winneweer Winne: landbouwer/veldarbeider; -weer: akker (kleine wierde); volledige betekenisnaam: akker van de landbouwer.

Garrelsweer Garrels > Gerlef (persoonsnaam); -weer: akker (kleine wierde); volledige betekenisnaam: akker van Gerlef.

Wirdum Volledige betekenis naam: nederzetting op de wierde.

Wirdumerdraai Wir: wierde; -um: bij; draai: beweegbare brug; volledige betekenis naam: beweegbare

26

brug bij de wierde.

Eekwerderdraai Eek: eik; werd: wierde (met de eikenboom);draai: beweegbare brug; volledige betekenis naam: wierde met de eikenboom bij de beweegbare brug.

Sint Annen Sint: heilige; Annen: vrouwelijk genitief enkelvoud van Anna; volledige betekenis naam: van de heilige Anna.

Lellens Volledige betekenis naam: bij de lieden van de persoon Lalle.

Kroddeburen Volledige (letterlijke) betekenis naam: ‘onkruidbuurt’.

Ten Post Ten: bij; post: loopplank over een sloot; volledige betekenis naam: bij de loopplankover de sloot.

Wittewierum Witte: witte pijen van de premonstratenserorde; wierum: bij de bewoonde hoogte; volledige betekenis naam: witte pijen bij de bewoonde hoogte.

Ten Boer Ten: bij; boer > buer: woning, klein huis,boerenhoeve; volledige betekenis naam: bijde boerenhoeve.

Woltersum Bij de woonplaats van de persoon Walter.

Bron: Vries, W. de, Groninger plaatsnamen, Groningen, 1946

3.3 VeldnamenTabel 8: beschrijving van de belangrijkste/meest voorkomende veldnaamtypen en hun etymologische verklaring

Plaatsnaam: Etymologische verklaring:

Crangeweer krang > kring: gebogen reeks

27

wierden; -weer: akker; volledige betekenis naam: gebogen reeks wierden bij de akker.

Barnheem -hem: woonplaats; barn > berga: heuvel; volledige betekenis naam: woonplaats op de heuvel.

Boltjerpolder Bolt > bout: voor- of achterschenkel van een dierlijk lichaam; volledige betekenis naam: Polder van hetvoor- of achterschenkel van een dierlijk lichaam.

Garrelsweerster-Kloostermolenpolder

Garrelsweerster: van de akker van Gerlef; Kloostermolenpolder: de molen van het klooster in de polder;volledige betekenis naam: de molen van het klooster in de polder van de akker van Gerlef.

Hoeksmeer volledige betekenis naam: een (nu drooggelegd) meer van de persoon Hoek.

Garreweerster-Wirdumerpolder Garre > geer: puntig stuk land; -weer: akker; Wirdumerpolder: polder bij de nederzetting op de wierde; volledige betekenis naam: de polder bij de nederzetting op de wierde van de akker bij hetpuntig stuk land.

28

Hemert -hem: hoek aangeslibd land; -ert > -uurt: wierde, bewoonde hoogte; volledige betekenis naam: wierde bij een hoek aangeslibd land.

Merum mere > meer; -heem: woonplaats; volledige betekenis naam: (nederzetting)bij het meer.

Enzelens volledige betekenis naam: behorend bij de persoon Ansgisl.

Ekenstein -stein: burcht, kasteel; -eken: van de familie Eeck; volledige betekenis naam: kasteel van de familie Eeck.

Bron: Engbers, Herman, Veldnamen en ons verleden, Enschede, 1995

3.4 Samenhang tussen toponiemen en landschap

Een paar dorpen in het studiegebied dragen het invoegsel ‘wir’ of ‘wier’ in hun naam verwerkt, bijvoorbeeld Wirdum en Wittewierum. Dit invoegsel is een afkorting van de ‘wierde’ (het Groningse woord voor ‘terp’) waar de dorpen op liggen.Bijna alle watertjes in het studiegebied dragen het achtervoegsel ‘maar’ in hun naam. Dit achtervoegsel geeft aan dat het watertjes een natuurlijk oorsprong en klein van grootteen stroomgebied is. Voorbeelden van dergelijke kleine watertjeszijn het Stedumermaar en het Westerwijtwerdermaar. Een paarkleine dorpen die aan het Damsterdiep liggen dragen hetachtervoegsel ‘draai’ in hun naam, bijvoorbeeld Wirdumerdraai enEekwerderdraai. Dit achtervoegsel geeft aan dat deze dorpen vlakbij een brug (‘draai’) liggen.

29

Enkele dorpen en veldnamen dragen het achtervoegsel ‘weer’ in hun naam. Dit achtervoegsel verwijst naar de akker (‘weer’) diebij de dorpen ligt (bijvoorbeeld in Winneweer en Garrelsweer) ofnaar de akker die het gebied ligt (bijvoorbeeld in het Crangeweer).

30

Hoofdstuk 4 Landschapsgeschiedenis

Inleiding tot het hoofdstuk

Dit hoofdstuk beschrijft de vroege bewoningsgeschiedenis uit depre- en protohistorie (tot de Romeinse tijd) en de hoofdlijnen van de ontginningsgeschiedenis van het studiegebied. Vervolgensworden de latere landschapsontwikkelingen in het cultuurlandschap, inclusief de moderne tijd, besproken. Ten slotte worden de historische relicten in het gebied getoond, aan de h and van een tabel met de relicten en een ingekleurd kaartfragment van 3 x 3 kilometer rondom Ten Boer met de relicten, ingedeeld naar functie en met symbolen voor de vlak-,lijn- en puntelementen.

4.1 Vroege bewoningsgeschiedenis

Het studiegebied ligt in de landstreek Fivelingo, in het noordoosten van de provincie Groningen, grofweg tussen Ten Boerin het zuidwesten en Delfzijl in het noordoosten. De streek is vernoemd naar het voormalige riviertje de Fivel, dat door het gebied stroomde.Vermoedelijk hebben er in de Midden-Steentijd (8000-5300 v. Chr.) al mensen in deze omgeving gebivakkeerd. Rondtrekkende jagers vonden op de uitgestrekte vlakten hun bestaan, totdat destijgende zeespiegel omstreeks 6000 v. Chr. het gebied onder water zette.1

Door de zeespiegelstijging bleef voor de menselijke bewoning slechts weinig ruimte. Toch zijn er aanwijzingen dat kleine groepjes mensen zich handhaafden langs de kust en rond de rivieroevers, waar vruchtbare weidegronden en rijke jachtveldente vinden waren. Zij waren vermoedelijk ook de eersten, die hunoude leefwijze combineerden met akkerbouw en veeteelt.2

De eerste landbouwers die zich omstreeks 3400 v. Chr. in Noord-

1 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 17

31

Nederland vestigden, waren aangewezen op zandige hoogten zoals bij Adorp, Winsum (beide gelegen in Hunsingo, de streek ten westen van Fivelingo) en Delfzijl-Heveskesklooster. Op deze hoogten zijn sporen gevonden van de Trechterbeekcultuur.3 Deze cultuur draagt haar naam vanwege het rijk versierde aardewerk dat in de grafkamers uit deze periode is gevonden. Het leven van deze landbouwpioniers draaide om strakke discipline, hechtesociale banden en een rijke groepscultuur. Het meest opvallendekenmerk uit de Trechterbekercultuur is de hunebed. Hunebedden fungeerden als stenen grafkamers, die vermoedelijk ter ere van voorouders werden gebouwd.4 In de loop der eeuwen werd het landschap natter en schraler: deeerste heidevelden deden hun intrede, de veenmoerassen drongen zich op aan het gebied. Het vee werd belangrijker, het wapentuig verfijnder en de verwantschapsnetwerken reikten werden landinwaarts. Traditionele familiegraven maakten plaats voor individuele grafheuvels die het succes van de afzonderlijkdorpsleiders weerspiegelden. Dankzij de introductie van het paard konden krijgers makkelijk grotere afstanden afleggen. De sobere standvoetbeker- of enkelgrafcultuur (vanaf 2900 v. Chr.)werd op haar beurt afgelost door de klokbekercultuur (vanaf 2450 v. Chr.).5 In 2200 v. Chr. verdronk het hele woongebied door zeespiegelstijging echter opnieuw in de veenmoerassen en werd vervolgens overdekt met een kleilaag.6

De mensen uit de Bronstijd (2000 tot 800 v. Chr.) leerden gaandeweg met het stijgende waterpeil om te gaan. De mensen

2 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo enhet water’, Bedum, 2008, 18

3 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 17

4 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo enhet water’, Bedum, 2008, 19-20

5 Knottnerus, O., ‘Natte voeten, vette klei. Oostelijk Fivelingo en het water.’, Bedum 2008, 20

6 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 17

32

bouwden hun boerderijen op verhoogde erven en omringden hun akkers met sloten. Het rundvee werd ’s winters op stal gezet, waardoor het beter kon overleven. Maar omstreeks 800 v. Chr. trokken de laatste bewoners weg..7

Op de kwelderwal die van Usquert richting het zuidoosten naar Lellens loopt heeft vanaf ongeveer 600 v. Chr. daar de eerste bewoning plaatsgevonden, omdat de kwelders in het gebied grotendeels droog kwamen te liggen.8 Omdat het gebied bij hoge vloeden nog regelmatig onder water stond, hebben de bewoners verhoogde woonplaatsen opgeworpen, die nu als wierden nog steeds in het landschap herkenbaar zijn (zie afbeelding onder).9 Van echte wierden was in die beginperiode nog geen sprake. Vanaf ongeveer 500 v. Chr. is pas sprake van woonplaatsen op kunstmatige hoogten.10 De oudste wierden hebbeneen ronde vorm en een radiair patroon van boerderijen en huizenrondom het centrum van de wierde. Jongere wierden kenmerken zich meer door een rechthoekig stratenpatroon.11

Reconstructietekening van de wierdenederzetting van Heveskesklooster (nabij Delfzijl) uit de eerste eeuw n. Chr. (tekening Bob Brobbel)

7 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo enhet water’, Bedum, 2008, 23

8 P. B. Kooi, ‘Leven langs de Fivel, van Helwerd tot Zwart Lap’,in: ‘Terpen enwierden in het Fries-Groningse kustgebied’, Groningen, 1988, 94

9 Vree, L. G. de, Parels in de Eemsmond: een wandeling door het wierdenlandschap van de Fivelboezem, Oldenzijl, 2000, 4

10 Vervloet, J. A. J., ‘Inleiding tot de historische geografie van de Nederlandse cultuurlandschappen’, Wageningen, 1984, 58

11 Meijering, J. en Schroor, M., ‘Het Groninger landschap’, Utrecht, 1989, 6533

Bron: O. Knottnerus., ‘Archeologie in Groningen deel 3’, 2008, 41

4.2 Hoofdlijnen ontginningsgeschiedenis

4.2.1 Vroegste ontginningen

Al in de tijd van Karel de Grote werden nieuwe nederzettingen gesticht en verlaten wierden opnieuw in gebruik genomen. Op de zuidelijke rand van de kwelderrug ontstond een rij wierdedorpenmet name als Garreweer, Amsweer Lalleweer (alias Gerxweer) en Dallingeweer. Meestal ging het om satellietdorpen van oudere nederzettingen dichter bij de kust. 12

Het proces van ontginning ging als volgt: eerst werd het laagland ontgonnen, daarna waagde men zich dieper landinwaarts.De zone direct achter de kwelderwallen – van de Fivel tot voorbij de Punt van Reide – was vooral geschikt als hooiland. De taaie knikklei leende zich nauwelijks voor iets anders.13

Vanaf de tiende eeuw namen de kustbewoners de ontginning van het achterland ter hand. Op de rand van het hoogveen bij Ten Boer en Slochteren ontstond een hele serie nieuwe nederzettingen, zoals Emmerwolde (Lutjewolde), Stuurwolde en Hemerwolde (genoemd naar de oude dorpen Westeremden, Stedum en de Hemert). Door de ontginning van het veen kwam echter steeds 12 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo en het water’, Bedum, 2008, 41

13 ibidem34

meer water vrij, dat ieder voorjaar over de landerijen stroomde.14 Ingeklemd tussen de vruchtbare kwelders en de hoogveenmoerassen had dit gebied van meet af aan met wateroverlast te kampen.15 Om een beter afwatering te verkrijgen werden lange tochtsloten gegraven, waardoor het veenwater sneller naar zee kon stromen. Dat was echter niet genoeg. Vermoedelijk nog vóór het jaar 1000 werd daarom de Delfof Deel aangelegd – het latere Damsterdiep. Dit was een gegraven waterloop die de bovenstroom van de Fivel met een getijdenriviertje bij Delfzijl verbond. Een tweede kanaal langsde Delleweg bij Stedum maakte verbinding met het Winsumerdiep. De werking van eb en vloed zorgde ervoor dat beide kanalen op den duur een kronkelend verloop kregen. Andere kanalen sloten daarop aan, zoals het Lustige Maar en de Oude Wijmers.16

4.2.2 De ontsluiting van het medenland

Het medenland (de hooilanden) werd strooksgewijs in cultuur gebracht, waarbij ieder dorp zijn aandeel veilig stelde. Lanen en watergangen dienden als begrenzing. Iedere strook werd voorzien van dwarssloten en vervolgens onder de gerechtigden verdeeld. Daardoor ontstond de typerende medenverkaveling met zijn laddervormige structuur. Bij iedere ontginningsfase schoofde grens van het cultuurland verder zuidwaarts. De meden vormden de overgangszone tussen kweldervlakte en het achterliggende hoogveen. Lange kleilanen liepen vanuit de wierdedorpen landinwaarts (zie afbeelding onder). Meanderende kreekruggen, veenrestanten en binnenmeertjes werden stapsgewijsin het regelmatige blok-strook-patroon opgenomen. Niet alleen de aangrenzende nederzettingen maakten gebruik van dit 14 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 43

15 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo en het water’, Bedum, 2008, 41

16 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 43

35

medenland, ook dorpen dichter bij de kust, zoals Loppersum, Zeerijp, Eenum, Leermens en Marsum hadden hun aandeel in de achterliggende schrale graslanden.17

Uiterlijk van oostelijk Fivelingo omstreeks het jaar 1100

Bron: O. Knottnerus, ‘Archeologie in Groningen deel 3’, 2008, 42

4.2.3 Ontginning en bewoning van het hoogveen

17 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo en het water’, Bedum, 2008, 41-42

36

Na de ontsluiting van de meden werd het hoogveengebied ontgonnen. Veenriviertjes zorgden voor een goede ontwatering, waardoor de veenbodem daalde en er aantrekkelijke weidegronden beschikbaar kwamen. De eerste bewoners vestigden zich op de hoogste plekken in het veenlandschap. De eigenlijke hoogveenontginning, die volgde op de oudste nederzettingskernen, was een grootschalig gebeuren. De ontginning vond plaats in lange sproken omdat men recht van opstrek had.18 Bestaande zwetsloten werden steeds verder doorgetrokken, waardoor de nederzetting stapsgewijs opschoof inde richting van het onaangetaste hoogveen.19

Al snel koos men voor een andere opzet, waarbij vaste vertrekpunten als uitgangspunt voor de rationele verkaveling dienden. Vanuit de Fivelboezem liepen rechte lijnen landinwaarts, die de naburige dorpswierden als vertrekpunt namen. Het huidige Schildmaar vormde de grens van de randveenontginningen. Daarachter begon een systematische aanpakdie zich oriënteerde op de kerkgebouwen aan de horizon (aan de noordkant van de ontginningen; zie afbeelding boven). De tijd waarin het gebied werd ontgonnen varieert van de tiende tot de dertiende eeuw.20

Om het zeewater te keren bouwden de aanwonenden nieuwe dijkjes langs het kanaal, voorzien van eenvoudige sluizen. De bovenloopvan de Fivel kreeg een nieuwe uitwateringssluis bij Winneweer, de Muda (‘monding, geul’), die uitkwam in het Damsterdiep. In een volgende fase werd er mogelijk een sluis gebouwd in de marktplaats Appingedam, waar al eerder de Groote Heekt en de Groeve waren afgedamd. Ten slotte werd rond 1300 werd ook de 18 Knol, E., ‘Het verleden van kwelders, wierden en dijken: werk voor natuurwetenschappers’, in: Borger, Guus J., Breuker P. en Jong, H. de (red.), ‘Van Groningen tot Zeeland. Geschiedenis van het cultuurhistorisch onderzoek naar het cultuurlandschap’, Hilversum, 2010, 20

19 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo en het water’, Bedum, 2008, 43, 45

20 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo en het water’, Bedum, 2008, 46-47

37

monding van de Delf afgesloten. Drie nieuwe sluizen of zijlen bij Delfzijl hielden het zeewater voortaan tegen. Tegelijkertijd bouwde men in het achterland nieuwe veendijken, zoals de Wolddijk bij Bedum en de Grauwedijk (‘dijk langs de Groeve’) te Overschild die moesten voorkomen dat de lager gelegen streken hinder ondervonden van het water dat uit het ontgonnen veengebied wegstroomde. De Stadsweg fungeerde als eenzijdelingse waterkering (‘zijdwende’).21

Bovengenoemde maatregelen hadden grote gevolgen voor de benedenloop van de Fivel, die min of meer opdroogde. Al in de twaalfde eeuw werd de rivier bij Westeremden afgedamd, zodat deomliggende dorpen hun water voortaan in het Damsterdiep moestenlozen. De zeeboezem begon te verlanden, waardoor het open watersnel in omvang afnam. De terugtrekkende zee liet een vruchtbarezavelbodem achter, die uitstekend geschikt was voor de akkerbouw.22

4.2.4.Dijken en sluizen

Op den duur begonnen de mensen ook in de kuststreek dijken te bouwen, zodat de akkers en weilanden beter tegen het hoge water beschermd konden worden. Om een effectieve verdedigingswal tegen de zee te creëren, moesten ze nauwer gaansamenwerken.Naar algemeen wordt aangenomen, stammen de oudste dijken uit deelfde eeuw. Dit betrof plaatselijke dijken, nauwelijks een halve meter hoog, die wei- en hooiland tegen zomervloeden moesten beschermen. Sporen van zulke plaatselijke dijken zijn te vinden bij Zandeweer, Westeremden en Leermens.23 Door ervaring rijk geworden, begonnen de dorpsbewoners deze 21 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 43, 44

22 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 44

23 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 45

38

dijken te verhogen en aan elkaar te verbinden. Pas in de loop van de twaalfde eeuw ontstond een doorgaande zeedijk vanaf de schoorwal bij Uithuizen naar Westeremden. Aan de oostkant van de Fivelboezem liepen de eerste doorgaande dijken waarschijnlijk van Loppersum via Eenum naar Leermens, Godlinze en Spijk. Omstreeks 1200 volgden daarna nieuwe inpolderingen bij Uithuizermeeden, Garsthuizen, Zeerijp en ’t Zandt. Het laatstgenoemde dorp ontstond direct achter een dijk die de huidige dorpskern ter hoogte van de Oosterstraat doorsnijdt. Nieuwe kanalen als Maarvliet en Steenklipstocht (Oudemaar) zorgden voor een betere afwatering van het achterland. Oudere afwateringsgeulen die naar het noorden stroomden, raakten daarentegen verstopt.24

De dijken volgden over het algemeen het tracé van hoger gelegenkwelderruggen en oeverwallen. Voor iedere dijk lag meestal een tien tot vijftien meter brede strook moerasland, de zogenaamde hainings, waaruit men aarde en graszoden voor het dijkherstel haalde.25

Door alle dijkbouwactiviteiten werd de Fivelboezem verengd tot een nauwe trechter, waarin de hoogste kwelders vrijwel permanent droog kwamen te liggen (zie afbeelding onder). Toch dateren de meeste boerenerven echter pas uit de veertiende eeuw, toen men het aandurfde in het vrije veld te gaan wonen. Vanwege het risico van overstromingen werden nieuwe boerderijennog eeuwenlang op een verhoging gebouwd. De kloosters speelden vooral een belangrijke rol bij het voltooien van de bedijking.26

24 ibidem

25 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 46

26 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 46, 48

39

Oude dijken in de Fivelboezem (tekening Otto S. Knottnerus)

40

Bron: O. Knottnerus, ‘Archeologie in Groningen deel 2’, 2009 (2005), 42

4.3 Latere landschapsontwikkelingen

Kerken van baksteen

Rond de Fivelboezem verrezen vanaf het einde van de twaalfde eeuw een hele serie bakstenen dorpskerken. Dit waren bescheidenzaalkerkjes in een Romaanse stijl met kleine vensters, ronde bogen en een halfronde koorsluiting (absis). In de loop van de dertiende eeuw werden de kerkgebouwen steeds groter en mooier in een romano-gotische stijl: een overgangsstijl, die zich kenmerkt door uitbundige versieringen, spitse en hoge vensters,kraalprofielen en siervlechtwerk rond diepe nissen. De bestaande kerkgebouwen werden in de vijftiende en vroege zestiende eeuw verder uitgebreid of vernieuwd, de ramen vergroot en het bonte schilderwerk aangepast aan de smaak van de tijd.27

Bloeiende landbouw

De opbloei van de landbouw in de negentiende eeuw had grote gevolgen voor het landschap. De velden werden beter ontwaterd en geëgaliseerd, greppels werden vervangen voor draineerbuizen,sloten en kanalen uitgediept. Rond 1800 stond het achterland van de Fivelboezem ’s winters nog grotendeels onder water. De sloten waren tot de rand gevuld, de weinige bewoners waren voorhet vervoer aangewezen op kleine schuitjes. Verbetering kwam ereerst door het dieper uitgraven van het Damsterdiep, het aanleggen van hogere kadedijken en de bouw van grote poldermolens. Toen het waterpeil eenmaal was gezakt, breidde deakkerbouw zich snel uit. De verslempte bodem, die hier uit knikklei en ijzerhoudende overgangsgronden bestond, werd vruchtbaar gemaakt met behulp van kalkrijke woelklei die uit de

27 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 61-63

41

ondergrond werd opgediept. Kleine boerderijen werden samengevoegd en overgebleven boeren haalden hun achterstand ten opzichte van hun collega’s uit de kuststreek in. Maar ook op de vruchtbare zavelgronden werden steeds meer granen, peulvruchten, koolzaad en rode klaver verbouwd. Tegen het eindevan de negentiende bestond nog slechts een tiende deel uit grasland.28

De traditionele boerderijen hadden al in de achttiende eeuw plaats gemaakt voor de typerende kop-hals-rompboerderijen. De vrijstaande graanschuren werden vervangen door ruimere Friese schuren. In de negentiende eeuw heeft men deze schuren nogmaalsvergroot om de groeiende oogsten te kunnen bergen. Vaak werd debestaande schuur verdubbeld. Het boerenerf werd omgevormd tot een Engelse slingertuin met sierlijke bloemperken.Het werk op de grote boerderijen gebeurde voornamelijk door de langarbeiders. In de loop van de negentiende eeuw verdubbelde de plattelandsbevolking.29

Moderne tijden

Vanaf het einde van de negentiende eeuw begon het leven in de dorpen te veranderen. De wegen werden verhard, de spoorlijn Groningen-Delfzijl aangelegd en er werd een begin gemaakt met de landbouwmechanisatie.30 De belangrijkste veranderingen kwamen pas na de Tweede Wereldoorlog. In hoog tempo werden de grotere dorpen uitgebreid, eerst met sociale woningbouw, daarna met koopwoningen, winkelcentra, zorgcomplexen en bedrijventerreinen. Deze ontwikkelingen gingen ten kosten van

28 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 89

29 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 90-91

30 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 93

42

de lokale middenstand met hun dorpswinkels.31

De landbouwmechanisatie ging ten koste van de landarbeiders. Ook maakten de traditionele landbouwgewassen maakten plaats voor een monocultuur van pootaardappelen, tarwe en suikerbieten. Verder veranderde de bevolkingsopbouw op het platteland doordat meer stedelingen zich op het platteland vestigden. Rond 1980 waren alle veranderingen voltooid.Ingrijpend waren de gevolgen van de Ruilverkavelingen Stedum-Loppersum in de jaren tachtig en negentig van de afgelopen eeuw. Het eeuwenoude cultuurlandschap ging daarbij rigoureus opde schop. Het gebruik van moderne landbouwwerktuigen, die steeds dieper in de grond sneden, ging eveneens ten koste van honderden landschapselementen, maar ook van de archeologische waarden in het gebied.32

Nieuwe problemen dienen zich inmiddels aan. Ten gevolge van gaswinning wordt een bodemdaling van twintig tot veertig centimeter verwacht.33 Kleine aardschokken in het gebied, variërend van 1 tot 4 op de schaal van Richter, zijn eveneens het gevolg van de gaswinning. De verwachte zeespiegelstijging ten gevolge van de opwarming van de aarde en de toename van de regenval zullen in de nabije toekomst verder maatregelen vergen.34

31 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 93

32 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 93-94

33 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo en het water’, Bedum, 2008, 89

34 ibidem43

4.4 Historische relictenkaart

Tabel 9: de historische landschapsrelicten, gerangschikt naar functie.

Functie / relict Vlak- / lijn- / puntelement

Globale ouderdom

A. Landbouw A1 Open akkercomplex (bruin)A2 Hooilandgebied (donkergroen)

VlakelementVlakelement

MiddeleeuwenMiddeleeuwen

B. Wonen B1 Huizen (rood)B2 Boerderijen (rood) (heerden/hoven)

PuntelementPunt/Vlakelement

20 eeuw19e/20e eeuw

C. Bestuur en politiek

D. Religie D1 Kerk (paars)D2 Kerktoren (paars)

PuntelementPuntelement

Hoge/Volle MiddeleeuwenHoge/Volle Middeleeuwen

E. Economie

F. Defensie

G. Infrastructuur G1 Doorgaande Lijnelement 20e eeuw

44

autoweg (N-weg) (geel)G2 Binnenwegen (geel)G3 Kanaal (donkerblauw)G4 Diepen (donkerblauw)

LijnelementLijnelementLijnelement

19e/20e eeuw19e eeuw18e eeuw

H. Recreatie en toerisme H1 Zwembad (oranje)H2 IJsbaan (oranje)

PuntelementVlakelement

20e eeuw20e eeuw

I. Natuurbeheer I1 Natuurbos (lichtgroen)I2 Aangeplant bos (lichtgroen)I3 Vijver (lichtblauw)

VlakelementVlakelementVlakelement

20e eeuw 20e/21e eeuw19e eeuw

Kaartfragment van 3x3 km met historische relicten

45

Gebruikte symbolen in de kaart: vierkantje (vlakelement), driehoekje (lijnelement), cirkeltje (puntelement)

Hoofdstuk 5 Actuele landschappelijke vraagstukken

Inleiding tot het hoofdstuk46

Dit hoofdstuk beschrijft de actuele landschappelijke ontwikkelingen in het studiegebied door een kort overzicht te geven van de belangrijkste landschappelijke ontwikkelingen in het huidige landschap. Daarna wordt als case-study een actueel ruimtelijk vraagstuk, namelijk de door gaswinning veroorzaakte aardbevingen in het gebied, besproken.

5.1 Actuele landschappelijke ontwikkelingen

Kort overzicht van de belangrijkste landschappelijke ontwikkelingen in het huidige landschap en de discussies en knelpunten die daaruit voorkomen.

Staat van het landschap anno 2013

De rivier de Fivel, die door de streek Fivelingo stroomde en naamgever van deze streek is, is in het heden teruggebracht tot een meanderend slotenpatroon in een agrarisch landschap. Toch vormt de voormalige rivier de scheidslijn tussen de dorpenMiddelstum en Loppersum. De vele romanogotische kerken en restanten van de talrijke steenhuizen in het gebied weerspiegelen de rijkdom van het nieuw gewonnen land. Talrijk zijn eveneens de wierden in het gebied. De vruchtbare klei diende niet alleen als landbouwgrond, maar ook als grondstof voor het maken van baksteen.35

Huidige ontwikkelingen in het gebied

Het aantal steenfabrieken, producent van de kenmerkende rode Groninger baksteen, is na de Tweede Wereldoorlog sterk teruggelopen, van ruim dertig in 1950 tot een achttal in 1975. In 2002 sloot Steenfabriek Hijlkema uit Delfzijl haar poorten, waardoor Steenindustrie Strating uit Oude-Pekela de enige nog

35 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 7

47

in bedrijf zijnde steenfabriek in de provincie Groningen is. Derestanten van de steenfabrieken liggen als monumenten van industriële archeologie in het hedendaagse landschap.36

In Fivelingo zijn in de afgelopen eeuw veel archeologische opgravingen geweest. De belangrijkste recente opgraving is die tussen 1982 en 1989 op het industrieterrein in Delfzijl. Hier bevond zich de verlaten wierde van Heveskesklooster, die, ondanks protest van (cultuur)historici en omwonenden, moest wijken voor een geplande fabrieksuitbreiding. Onder de ruïnes van het klooster vonden de onderzoekers twee huispodia uit de eerste eeuw, die meerder malen werden opgehoogd tot er een kleine wierde ontstond die tot in de vijfde eeuw werd bewoond. Omstreeks 800 n. Chr. werd deze wierde weer in gebruik genomen en verder uitgebreid, zodat er een aantrekkelijke locatie ontstond, waarop zich in de dertiende eeuw de Johannietercommanderij Oosterwierum vestigde. Bij de aanleg van het industrieterrein is archeologisch onderzoek gedaan naar de fundamenten van het voormalig kloosterOosterwierum dat iets ten zuiden van Heveskes was gelegen. Daarbij stuitte men tot grote verrassing op het meest noordelijk gevonden hunebed van Nederland. Tegenwoordig herinneren alleen de middeleeuwse kerk, een schuur en twee boerderijen aan het voormalige dorp.37

Het gerestaureerde kerkje van Heveskes herinnert als enige nog aan het verdwenen dorpje temidden van grootschalige industrieën

36 Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van een verdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005), 87

37 Wikipedia, ‘Heveskes’.48

Bron: O. Knottnerus, ‘Archeologie in Groningen deel 2’, 2009 (2005), 89

5.2 Case study: aardbevingen in Fivelingo

Problematiek

De afgelopen decennia (vanaf 1986)38 wordt het gebied tussen grofweg Middelstum in het westen van Fivelingo en het oostelijker gelegen Loppersum regelmatig geteisterd door aardbevingen. Tot nu toe zijn er zo’n 50 aardbevingen geweest. De bevingen worden veroorzaakt door de gaswinning in het gebied. De sterkte van de bevingen varieert van 1 tot 4 op de schaal van Richter, zo heeft de NAM, die verantwoordelijk is voor de gaswinning, verklaard.

38 Wikipedia, ‘Bodemdaling’49

Effecten op het landschap

In diverse dorpen die in het bevingsgebied liggen hebben huizengeleden onder de aardschokken; bewoners maken melding van verticale scheuren in de buitenmuren van hun huis. Ook openbaregebouwen, zoals scholen, zijn getroffen door de bevingen. Als gevolg hiervan is de kans aanwezig dat gebouwen gaan verzakken.

Betrokken partijen en hun standpunten

De bewoners van de getroffen dorpen hebben inmiddels schadeclaims ingediend om de schade aan hun huizen te vergoeden. De Stadspartij, die zitting heeft in de gemeenteraadvan de stad Groningen, pleit voor een schadefonds om de claims af te handelen.39 Minister Kamp, die op 4 februari aanwezig wasop een inspraakavond over de aardbevingen in Loppersum, heeft de geleden schade erkend. De NAM, met haar gaswinning veroorzaker van de bevingen, heeft 100 miljoen toegezegd om de schade te vergoeden.40 Veel getroffenen hebben aangegeven dat dit te weinig is. Hierop heeft commissaris van de koningin in Groningen, Max van den Berg, aangegeven dat de vergoeding verhoogd moet worden naar 1 miljard euro.41

Eigen mening

Het is goed dat zowel de NAM als de regering (in de persoon vanminister Kamp van Economische Zaken) zowel de oorzaak als de gevolgen van de aardbevingen hebben erkend. Dit is de eerste belangrijke stap die gezet is in het tegemoetkomen aan de wensen van de getroffen inwoners van het gaswinningsgebied.De tweede stap ligt in het compenseren van de schade aan de eigenaars van de beschadigde gebouwen. Naar mijn mening hebben

39 Oogtv, ‘Stadspartij wil schadefonds voor aardschokken’ (5 februari 2013)

40 NOS, ‘Eemsregio eist schadefonds bevingen’ (6 februari 2013)

41 Oogtv, ‘Stadspartij wil schadefonds voor aardschokken’ (5 februari 2013)50

de mensen die schade hebben geleden ten gevolge van de aardbevingen het volste recht om een schadevergoeding te krijgen. In samenwerking met de NAM zal de omvang van de schadevoor elk individueel geval vastgesteld moeten worden, zodat iedere betrokkene de juiste vergoeding krijgt. Een derde stap in deze kwestie betreft de preventie van toekomstige schade in het gaswinningsgebied. Het is een goede zaak dat de NAM (in samenwerking met andere betrokken partijen)bewoners en eigenaren helpt om de kwetsbaarheid van gebouwen tekunnen inschatten en daartoe intensief contact zal onderhouden met de betrokken bewoners. Het bieden van specialistische kennis en in redelijkheid bijdragen van eventuele noodzakelijkepreventieve reparaties tot een bedrag van 100 miljoen euro, is met het oog op de mogelijke schade aan gebouwen in de toekomst een belangrijke stap om de gevolgen van aardbevingen in het gebied te beperken. Het versneld uitvoeren van de installatie van meetapparatuur en studie naar aardbevingen verbetert het inzicht in de aard van de aardbevingen en biedt de kans om te bezien of de winning van aardgas op een andere manier mogelijk is, om zowel het aantal als de sterkte van de aardbevingen te verminderen.42

42 NAM, ‘Maatregelen NAM na nieuwe inzichten aardbevingen Groningen-gasveld’(25 januari 2013)

51

Literatuur

E. Knol, ‘Het verleden van kwelders, wierden en dijken: werk voor natuurwetenschappers’, in: Borger, Guus J., Breuker P. en Jong, H. de (red.), ‘Van Groningen tot Zeeland. Geschiedenis van het cultuurhistorisch onderzoek naar het cultuurlandschap’, Hilversum, 2010,, 11-28

P. B. Kooi, ‘Leven langs de Fivel, van Helwerd tot Zwart Lap’,in: ‘Terpen en wierden in het Fries-Groningse kustgebied’, Groningen, 1988, 88-116

Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 2: Fivelboezem de erfenis van eenverdwenen rivier’, Bedum, 2009 (Bedum, 2005)

Knotterus, O., ‘Archeologie in Groningen deel 3: Natte voeten, vette klein. Oostelijk Fivelingo en het water’, Bedum, 2008

Meijering, J. en Schroor, M., ‘Het Groninger landschap’, Utrecht, 1989

Vervloet, J. A. J., ‘Inleiding tot de historische geografie van de Nederlandsecultuurlandschappen’, Wageningen, 1984, 58

Vree, L. G. de, Parels in de Eemsmond: een wandeling door het wierdenlandschap van de Fivelboezem, Oldenzijl, 2000

Bronnen52

http://nl.wikipedia.org/wiki/Bodemdaling

http://nos.nl/artikel/470734-eemsregio-eist-schadefonds-bevingen.html

http://www.nam.nl/nl/news/news-about- nam/2013_01_25_maatregelen_aardbevingen.html

http://www.namplatform.nl/2012/12/14/schadeafhandeling-verbeterd/

http://www.oogtv.nl/2013/02/stadspartij-wil-schadefonds-voor-aardschokken/

53